KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Recreatie
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 7 Wonen
Artikel 8 Leiding - Gas
Artikel 9 Waarde - Archeologie - 4
Artikel 10 Waterstaat - Beschermingszone
Artikel 11 Waterstaat - Waterstaatswerk
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Artikel 13 Algemene Bouwregels
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 16 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
Artikel 18 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Beleidskader
2.2 Ruimtelijk-functionele Structuur
2.3 Gebiedsvisie
Hoofdstuk 3 Onderzoek
3.1 Stiltegebied
3.2 Bedrijven En Milieuzonering
3.3 Geluid
3.4 Luchtkwaliteit
3.5 Externe Veiligheid
3.6 Water
3.7 Bodem
3.8 Ecologie
3.9 Cultuurhistorische Aspecten
3.10 Parkeren En Verkeer
3.11 Mer-beoordeling
3.12 Duurzaamheidsladder
Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving
4.1 Planvorm
4.2 Bestemmingsregeling
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Wegencategorisering En Vaarwegen
Bijlage 1 Geluidsonderzoek Bestaande Bebouwing
Bijlage 2 Geluidsonderzoek Mogelijkheden Bestemmingsplan
Bijlage 3 Externe Veiligheid
Bijlage 4 Bodemonderzoek Sectie I 707
Bijlage 5 Flora En Faunaonderzoek
Bijlage 6 Nota Van Beantwoording Inspraakreacties
Bijlage 7 Nota Van Beantwoording Zienswijze
Bijlage 8 Staat Van Wijzigingen

Van Wijklaan 2 De Lier

Bestemmingsplan - Gemeente Westland

Vastgesteld op 01-06-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Van Wijklaan 2 De Lier met identificatienummer NL.IMRO.1783.GWVWIJKLN2pbp-VA01 van de gemeente Westland.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan-huis-gebonden-onderneming

Een onderneming welke gevestigd is of kan zijn in een woning en die toebehoort aan een natuurlijk persoon, welke in de betreffende woning woont en die geen personeel in dienst heeft, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de onderneming de ruimtelijke uitstraling van de woonfunctie niet aantast.

1.6 aan- of uitbouw

een aan het hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.7 achtererf

De gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.8 achtergevel

De achtergevel van de woning zoals deze in het verleden is opgeleverd, zonder uitbreidingen die eventueel hebben plaatsgevonden.

1.9 antenne-installatie

Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in één of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10 archeologische waarde

Een aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit de oude tijden.

1.11 bebouwing

Één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 bed & breakfast

Een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woning, niet zijnde vrijstaand bijgebouw, en wordt gerund door de eigenaar/gebruiker van de betreffende woning. Onder een bed en breakfast voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur

1.13 bedrijf

Een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, installeren of inzamelen en verhandelen van goederen.

1.14 bedrijfsgebouw

Een gebouw ten dienste van de bedrijfsvoering zoals ingevolge de bestemming toegestaan, hieronder niet begrepen een bedrijfswoning.

1.15 bedrijfsmatig aanbieden van recreatievoorzieningen

Voorzieningen die worden aangeboden door het recreatiebedrijf, gericht op dienstverlening aan de recreant die recreëert op het recreatieterrein van dat bedrijf, zoals bouwwerken voor ontspanning en vermaak of voor het beheer van het recreatieterrein (stroomvoorziening, verlichting, bewegwijzering e.d.).

1.16 bedrijfsvloeroppervlak

De totale vloeroppervlakte van alle bouwlagen van een bedrijf met inbegrip van alle daartoe behorende ruimten, waaronder ontvangsthal, dienstruimten en magazijnen. Niet inbegrepen zijn inpandige dienstwoningen en gebouwde parkeervoorzieningen voor personenauto`s. Wat betreft inpandige parkeerruimte valt een overdekte stallingsruimte voor een busje of een vrachtwagen wel hieronder.

1.17 bedrijfswoning

een woning bij een bedrijf, die bestemd is voor bewoning door (het huishouden van) de ondernemer of door bij dat bedrijf werkzaam personeel.

1.18 bestaande bedrijfswoning

Bedrijfswoningen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of vergund zijn om tot stand te zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.19 bestelauto

Motorvoertuig, bestemd voor het vervoer van goederen, waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg.

1.20 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.21 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 bijgebouw

een (vrijstaand of aan het hoofdgebouw aangebouwd) gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden is en ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en geen rechtstreekse toegang tot het hoofdgebouw heeft.

1.23 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.24 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.25 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen die op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggen. Het dient hierbij te gaan om horizontale bouwlagen.

1.26 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.27 bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.28 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.29 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.30 boveninsteek

De snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang.

1.31 consumentenvuurwerk

Vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.32 cultuurhistorische waarde

Het cultuurpatroon van een gebied, dat kenmerkend is voor het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van de gronden gemaakt heeft, zoals ondermeer tot uitdrukking komend in de kavelindeling, de waterhuishouding, het bodemreliëf, de graften, de wallen en de beplanting en bebouwing, archeologische waarden zijn hierdoor mede begrepen.

1.33 dagrecreatie

Het recreëren op een recreatieterrein al dan niet met behulp van kampeermiddelen, zonder dat overnachting in die kampeermiddelen of anderszins op het recreatieterrein is toegestaan.

1.34 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.35 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.36 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.

1.37 driewielig motorvoertuig

Driewielig motorrijtuig als bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen

1.38 erf

al dan niet bebouwde gronden die bij het hoofdgebouw horen.

1.39 erfscheiding

De scheiding tussen twee onroerende zaken die niet aan dezelfde eigenaar behoren, niet door dezelfde gebruikers worden benut, dan wel louter kadastraal gescheiden zijn.

1.40 erker

Een ondergeschikte uitbouw op de begane grond van het hoofdgebouw, gelegen aan een verblijfsruimte (woonkamer of keuken) en strekt ter vergroting van het woongenot. Een erker is gelegen aan en zorgt voor een verbijzondering van de voor en/of zijgevel, zonder de architectuur van het hoofdgebouw wezenlijk aan te tasten.

1.41 Feestzaal

Zaalruimte(n) die onderdeel zijn van een recreatieve bestemming en naast de recreatieve functies tevens gebruikt mogen worden voor zalenverhuur ten behoeve van bijeenkomsten, bruiloften, feesten en partijen met beperkte mogelijkheden voor (live) muziek.

1.42 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.43 glastuinbouwbedrijf

een volwaardig en doelmatig bedrijf gericht op het voortbrengen van producten en het leveren van diensten door middel van het duurzaam en intensief telen en verzorgen van gewassen, geheel of hoofdzakelijk met behulp van kassen en de daarbij behorende bouwwerken en installaties.

1.44 glastuinbouwdeskundige

Het adviserend overleg bestaande uit vertegenwoordigers van de gemeente Westland, het Hoogheemraadschap van Delfland en LTO Glaskracht.

1.45 groenvoorzieningen

Groenscherm(en) van opgaande beplanting, berm-beplantingen en andere beplantingen voor openbaar of particulier gebruik welke beplanting in planologisch opzicht een ruimtelijk structurerend effect hebben.

1.46 hart van de weg

het midden van de rijbaan of, bij gescheiden rijbanen, het midden van de middenberm.

1.47 hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken exclusief de aan- en uitbouwen of bijgebouwen.

1.48 hoofdwatergang

Primair water als bedoeld in de ‘Leggerkaart Wateren’ van het Hoogheemraadschap van Delfland.

1.49 horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.50 kamerbewoning

Het bewonen van onzelfstandige woonruimte, zoals in de vorm van één of meerdere kamers en/of het bewonen van zelfstandige woonruimte door meer dan één gemeenschappelijk huishouden.

1.51 kampeerboerderij

Een boerderij of een deel daarvan dat blijvend is bestemd voor recreatief nachtverblijf door groepen, waarbij wordt overnacht in slaapzalen en/of slaapkamers en waarbij de gasten mede huishoudelijke werkzaamheden kunnen verrichten.

1.52 kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtsreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.53 kas

Een bouwwerk (nagenoeg) geheel van glas of ander licht doorlatend materiaal (minimaal 20% licht doorlatend) met een bouwhoogte van 1,00 meter of meer ten behoeve de bedrijfsmatige verzorging of teelt van gewassen, hieronder niet begrepen een bedrijfsgebouw.

1.54 koeltoren

Een gesloten ruimte of bouwwerk bestaande uit een waterbak met daarboven een lamellenblok, gemonteerd in een omkasting en voorzien van een ventilator bedoeld om water terug te koelen met de buitenlucht.

1.55 laad- en losruimte

Dat gedeelte van het bedrijf waar het laden en lossen van producten plaats vindt (bijvoorbeeld in de vorm van een dockshelter), hieronder niet begrepen een laad- en loskuil.

1.56 maatschappelijke en culturele voorzieningen

Educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, onderwijs- en religieuze voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van kinderopvang, bejaardentehuizen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.

1.57 manege

Een onderneming die is gericht op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, al dan niet in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.

1.58 motorfiets

Motorvoertuig op twee wielen, al dan niet met zijspan- of aanhangwagen;

1.59 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zend-masten.

1.60 ondergeschikte detailhandel

Detailhandel behorende bij de bestemming, waarbij de openings- en sluitingstijden van het detailhandelsgedeelte hetzelfde zijn als de hoofdfunctie (of begint later en/of eindigt eerder dan de hoofdfunctie). Het detailhandelsgedeelte is (ruimtelijk) ondergeschikt aan de hoofdfunctie en het gegenereerde financiële resultaat uit de detailhandel maakt niet meer dan 10% van het totale bedrijfsresultaat uit.

1.61 ondergeschikte horeca

Horeca behorende bij de bestemming, waarbij de openings- en sluitingstijden van het horecagedeelte hetzelfde zijn als de hoofdfunctie (of begint later en/of eindigt eerder dan de hoofdfunctie). Het horecabedrijf staat uitsluitend open voor degenen die primair komen voor de hoofdfunctie.

1.62 ondergronds bouwwerk

Een voor mensen toegankelijke ruimte onder maaiveldniveau, met uitzondering van kruipruimten.

1.63 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand.

1.64 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, waarbij plaatselijke, niet bij verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw ervan buiten beschouwing blijven. Het bouwwerk wordt gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt maaiveld het hoogst is.

1.65 personenauto

Personenauto als bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen

1.66 primaire bedrijfsgebouw

Een bedrijfsgebouw die wat betreft functie, omvang en uitstraling als belangrijkste bedrijfsgebouw wordt aangemerkt.

1.67 recreatie

Activiteiten gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding.

1.68 recreatiebedrijf

Een onderneming die uitsluitend gericht is op dagrecreatie en/of verblijfsrecreatie, met de daarbij behorende recreatievoorzieningen.

1.69 recreatieterrein

De gronden behorende bij het recreatiebedrijf waarop recreatieverblijven of kampeermiddelen kunnen worden geplaatst.

1.70 recreatiewoning

Een gebouw dat blijkens zijn aard en inrichting kennelijk is bestemd om te worden gebruikt als verblijfsruimte ten behoeve van verblijfsrecreatie en dat niet als hoofdverblijf dient voor welke gebruiker dan ook van dat gebouw.

1.71 risicovolle inrichtingen

Inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.72 seksinrichting:

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval begrepen een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop of sekstheater, een sekswinkel, een seksautomatenhal en een seksclub of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.

1.73 staat van bedrijfsactiviteiten

De staat van bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.74 straatmeubilair

Bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts) voorzieningen, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, informatieborden, zitbanken, bloembakken, telefooncellen, abri's, kunstwerken, bushaltes, speeltoestellen, fietsenrekken en draagconstructies voor reclame; kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorzieningen en brandkranen; afvalinzamelsystemen en hiermee gelijk te stellen bouwwerken.

1.75 trekkershut

Een gebouw dat blijkens zijn aard en inrichting kennelijk is bestemd om te worden gebruikt als tijdelijke verblijfsruimte voor rondtrekkende toeristen die voornamelijk de fiets als vervoermiddel hebben.

1.76 voldoende parkeergelegenheid

Parkeergelegenheid voor personenauto's, bestelauto's, motorfietsen en driewielige motorvoertuigen, waarvan het aantal parkeerplaatsen en de omvang daarvan voldoet aan de beleidsregel 'Parkeernormering gemeente Westland', zoals die geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan en – indien deze beleidsregel gedurende de planperiode wordt gewijzigd – aan die wijziging.

1.77 voorerf

De gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn voor de, met een gevellijn op de planverbeelding aangegeven, voorgevel van dat hoofdgebouw of voor een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.78 voorgevel

De naar de weg gekeerde zijde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of waar deze op de planverbeelding is aangegeven met een gevellijn.

1.79 voorgevelrooilijn

De lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de naar het openbare gebied gekeerde gevel(s) van de hoofdbebouwing of daar waar deze op de planverbeelding is aangegeven met een gevellijn.

1.80 vuurwerkverkooppunt

Een locatie waar consumentenvuurwerk opslagen en verkocht wordt op de daarvoor aangewezen tijden.

1.81 waterbassin

Een waterreservoir voor de opvang en berging van water, gevormd door een aarden wal.

1.82 waterberging

Een berging voor het bergen en opslaan van water.

1.83 watergang

Een secundaire watergang als bedoeld in de ‘Legger Wateren ’ van het Hoogheemraadschap van Delfland.

1.84 watersilo

Een bouwwerk voor de opvang en bewaring van water.

1.85 watertank

Een gesloten ruimte of bouwwerk voor de berging van water ten behoeve van de energievoorziening van het glastuinbouwbedrijf.

1.86 windturbine

Een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van de windkracht als aandrijfbron van bewegende delen met een maximaal energie opwekkend vermogen van 15 MW.

1.87 wkk-installatie

Een installatie voor warmtekrachtkoppeling die het mogelijk maakt de bij de opgewekte elektriciteit vrijkomende warmte te benutten.

1.88 woning

Een complex van ruimten (zoals het hoofdgebouw, aan-, uitbouw, aangebouwd bijgebouw en vrijstaand bijgebouw) dat blijkens de indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.

1.89 woonwagen

Een voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

De loodrechte afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

Gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouwd of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de bouwhoogte van een antenne-installatie

  1. a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.4 de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 de dakvoet

Het laagste punt van een schuin dak.

2.6 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 de daknok

Het hoogste punt van een schuin dak.

2.8 de goothoogte van een bouwwerk

Gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.9 de hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.10 de inhoud van een bouwwerk

gemeten tussen de bovenzijde van de begane grondvloer of de bovenzijde van de vloer van een ondergronds bouwwerk, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van een dak en een dakkapel.

2.11 het hart van de weg

Het midden van de rijbaan of, bij gescheiden rijbanen, het midden van de middenberm.

2.12 de lengte van een aanlegsteiger

De afstand gemeten tussen de boveninsteek van het water en het deel van de aanlegsteiger dat daar het verst vanaf gelegen is.

2.13 de oppervlakte van een bouwwerk

gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen, water, speelvoorzieningen en voetpaden die leiden naar die speelvoorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van verkeer - fietspad (sv-fie)"; een fietspad.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van lichtmasten, bedraagt ten hoogste 4m;
  3. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3m.

Artikel 4 Recreatie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Recreatie (R)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het bedrijfsmatig aanbieden van recreatieve voorzieningen door een recreatiebedrijf;
  2. b. bijbehorende erven, terreinen en voorzieningen, zoals ontsluitingswegen ten behoeve van de bereikbaarheid van de percelen, groen en laad-, los- en parkeervoorzieningen;
  3. c. (hoofd-)watergangen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. het wonen in een bij het recreatiebedrijf behorende bestaande (bedrijfs-)woning;

alsmede voor:

  1. e. ter plaatse van de aanduiding "feestzaal (fz)", tevens voor zaalverhuur ten behoeve van bijeenkomsten, bruiloften en partijen met beperkte mogelijkheden voor (live) muziek tot een maximum van 500 bezoekers.
  2. f. ter plaatse van de aanduiding "kampeerboerderij (kp)", tevens voor het overnachten (recreatief) van groepsaccomodaties.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. gebouwen;
  2. b. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zonder bebouwing (sba-zbb)' is geen bebouwing toegestaan.

en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het bepaalde in 4.2.2. onder f voor de afstand van de bedrijfswoning plus aan- en uitbouw tot maximaal 12,50 meter van een wkk-installatie of (natte) koeltoren, mits uit onderzoek voldoende is gebleken dat door te nemen maatregelen deze afstand tot aan het hoofdgebouw, aan- of uitbouw niet tot milieu hygiënische bezwaren leidt.
  2. b. het bepaalde in 4.2.2. onder f voor de afstand van de bedrijfswonig plus aan- en uitbouw dichterbij een wkk-installatie of (natte) koeltoren, mits:
    1. 1. de aan te houden afstand ertoe zou leiden dat herbouw of vergroting van een woning onmogelijk zou zijn;
    2. 2. de bestaande afstand - zoals aanwezig ten tijde van de tervisielegging van het bestemmingsplan - niet wordt verkleind;
    3. 3. dit niet op stedenbouwkundige bezwaren stuit.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, reclame-uitingen en water.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting, ten hoogste 3 m bedraagt.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals voet- en fietspaden, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, reclame-uitingen en water.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met dien verstande dat de bouwhoogte, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeerslichting, ten hoogste 3m bedraagt.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen in een woning;
  2. b. bijbehorende erven, terreinen en voorzieningen, zoals ontsluitingswegen ten behoeve van de bereikbaarheid van de woning en groen;
  3. c. (hoofd-)watergangen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. ontsluitingswegen ten behoeve van de bereikbaarheid van glastuinbouwbedrijven en voet- en fietspaden.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 8 Leiding - Gas

8.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding met een daarbij behorende belemmeringenstrook.
  2. b. In geval van strijdigheid, gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de betreffende gronden van toepassing zijn. Voor zover deze dubbelbestemming samenvalt met andere dubbelbestemmingen is de voorrangsregeling in artikel Voorrangsregeling van toepassing.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) (lid 19.2 onder b) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Waarde - Archeologie - 4

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn -behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag -met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Waterstaat - Beschermingszone

10.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Waterstaat - Beschermingszone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterkering.
  2. b. de bestemming 'Waterstaat - Beschermingszone' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen. Voor zover deze dubbelbestemming samenvalt met andere dubbelbestemmingen is de voorrangsregeling in artikel Voorrangsregeling van toepassing.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 10.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 10.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en er geen belemmeringen kunnen ontstaan voor het onderhoud, de veiligheid of de mogelijkheden voor versterking van de waterkering. Alvorens te beslissen, wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.

Artikel 11 Waterstaat - Waterstaatswerk

11.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Waterstaat - Waterstaatswerk' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterkering.
  2. b. de bestemming 'Waterstaat - Waterstaatswerk' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen. Voor zover deze dubbelbestemming samenvalt met andere dubbelbestemmingen is de voorrangsregeling in artikel Voorrangsregeling van toepassing.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 11.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en er geen belemmeringen kunnen ontstaan voor het onderhoud, de veiligheid of de mogelijkheden voor versterking van de waterkering. Alvorens te beslissen, wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene Bouwregels

13.1 Algemene regels voor afstanden

13.2 Afwijken van de algemene regels voor afstanden

13.3 Algemene regels voor ondergronds bouwen

13.4 Afwijken van de algemene regels voor ondergronds bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.3.2 onder a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 6,6 meter onder peil onder de voorwaarde dat:

  1. a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  2. b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

13.5 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de ontwikkeling van de glastuinbouw;
  3. c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  4. d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  5. e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  6. f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. ter waarborging van de waterhuishouding.

13.6 Percentages op de planverbeelding

13.7 Hoogte-aanduidingen op de planverbeelding

13.8 Overschrijding van hoogte-aanduidingen op de planverbeelding

13.9 Algemene hoogtematen

Als maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn, gelden de volgende maten, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald:

erfafscheidingen
tussen de openbare weg en 2 meter achter de voorgevelrooilijn 1,00 m
erfafscheidingen elders 2,00 m
overkappingen 3,00 m
straatmeubilair 3,00 m
lichtmasten 20,00 m
antennes ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes 5,00 m
overige bouwwerken 2,00 m
vlaggenmasten 6,00 m

13.10 Overschrijding bouwgrenzen

De op de planverbeelding aangegeven bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden en funderingen;
  2. b. bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt.
  3. c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt;
  4. d. rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt
  5. e. putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water rioolstoffen; hijsinrichtingen, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt.
  6. f. bestaande dakopbouwen, bestaande luifels en bestaande uitbouwen aan de voorzijde.

13.11 Dakkapellen

Voor het bouwen van dakkapellen gelden de volgende regels:

  1. a. Maatvoering achterzijde:
    1. 1. de dakkapel ligt aan alle zijden tenminste 0,5 m vrij in het dakvlak;
    2. 2. de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m;
    3. 3. de dakkapel mag niet meer dan 1 meter uit de onderkant van het dakvlak staan.
  2. b. Maatvoering voorzijde:
    1. 1. de dakkapel is niet breder dan 50% van de breedte van het dakvlak;
    2. 2. de dakkapel ligt aan alle zijden tenminste 0,5 m vrij in het dakvlak;
    3. 3. de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,5 m;
    4. 4. de dakkapel mag niet meer dan 1 meter uit de onderkant van het dakvlak staan.

13.12 Bestaande bouwwerken

Een bestaand bouwwerk dat met een vergunning is gerealiseerd, mag worden terug gebouwd.

Artikel 14 Algemene Gebruiksregels

14.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 2.1 lid 1 onder c. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  2. b. het gebruik van niet-bebouwde grond en/of water als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden; het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  3. c. het gebruik van niet-bebouwde grond als opslag, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  4. d. het gebruik van bouwwerken of het laten gebruiken van bouwwerken als seksinrichting.

14.2 Geen strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

  1. a. het gebruik van niet-bebouwde grond voor evenementen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland;
  2. b. het gebruik van niet-bebouwde grond voor standplaatsen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland.'

Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels

15.1 Algemene afwijkingsmogelijkheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking kan worden verleend - afwijking van de regels in het plan te verlenen voor:

  1. a. afwijkingen van voorgeschreven maten, waaronder percentages, met ten hoogste 10%. Het moet hierbij primair gaan om het oplossen van knelpunten waar het bestemmingsplan niet in voorziet en waartegen in planologisch opzicht geen bezwaar bestaat en niet om de bouwmogelijkheden bij voorbaat al te vergroten;
  2. b. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een goothoogte van ten hoogste 3 m ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes mits de inhoud van deze gebouwtjes niet groter is dan 60 m³ zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten;
  3. c. het bouwen van een tweedelijns dakkapel aan de achterzijde boven een bestaande dakkapel;
  4. d. het bouwen van straatmeubilair of andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers en keermuren met een bouwhoogte van ten hoogste 6 meter;
  5. e. geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en de vorm van bestemmingsgrenzen indien bij de definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken, met dien verstande dat de veranderingen ten hoogste 2 m mogen bedragen;
  6. f. afwijkingen van het bestemmingsplan, ten einde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling of situering blijkt, dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk zou zijn en de afwijking van zo ondergeschikte aard blijft, dat de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast;
  7. g. overschrijding van bouwgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch of ruimtelijke kwaliteit i.p.v. esthetisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen.
  8. h. het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden.

15.2 Afwijking niet verlenen

Afwijking wordt in ieder geval niet verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 16 Overige Regels

16.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren

  1. a. Bij nieuwe ontwikkelingen (oprichting van een bouwwerk, verandering van functie of uitbreiding van bestaand gebruik) is het gebruik van gronden en bouwwerken op grond van de regels in hoofdstuk 2 slechts toegestaan als op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoals bedoeld in hoofdstuk 1 van deze regels.
  2. b. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid a indien;
    1. 1. het voldoen aan die bepaling door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    2. 2. er een bijzonder gemeentelijk belang mee is gemoeid; of
    3. 3. op andere wijze dan op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits voldaan wordt aan de voorwaarden zoals gesteld in de beleidsregel 'Parkeernormering gemeente Westland' en – indien deze beleidsregel gedurende de planperiode worden gewijzigd – aan die wijziging; of
    4. 4. door de aanvrager van een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat de van toepassing zijnde parkeernorm(en) of aanwezigheidspercentages niet overeenkomen met de feitelijke situatie en kan worden volstaan met het realiseren van minder parkeergelegenheid.
  3. c. Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning zoals genoemd bij lid b voorschriften verbinden ten aanzien van:
    1. 1. de aard, plaats en inrichting van de parkeergelegenheid;
    2. 2. de aanwezigheid en aanduiding van parkeergelegenheid ten behoeve van invaliden.

16.2 Voorrangsregeling

Indien en voor zover de in het plan aangegeven bestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen zijn, voor zover de voor de dubbelbestemmingen geldende regels ten aanzien van bebouwing of gebruik niet met elkaar verenigbaar zijn, de regels van toepassing die gelden voor de dubbelbestemming met de hoogste prioriteit volgens de volgorde die is aangegeven in onderstaand schema:

Bestemming artikelnummer volgorde van toepassing
Leiding - Gas Leiding - Gas 1
Waterstaat - Beschermingszone Waterstaat -Beschermingszone 2
Waterstaat - Waterstaatswerk Waterstaat -Waterstaatswerk 3
Waarde - Archeologie 4 Waarde -Archeologie - 4 4

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 17.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 17.1.1 met
  3. 3. maximaal 10%;
  4. 4. Lid 17.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 17.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 17.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. 4. Lid 17.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Van Wijklaan 2 De Lier'

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Door de eigenaren van het bedrijf 'De Tuinderij' is een verzoek ingediend om de bestemming van het bestaande bedrijf te actualiseren aan de huidige bedrijfsvoering (1) kadastraal bekend gemeente De Lier sectie G nummers 1019, 1022, 1042, 1043 en om de bestemming te wijzigen van het perceel kadastraal bekend gemeente De Lier sectie G nummer 707 (2). Dit perceel is later aangekocht door 'De Tuinderij' en in gebruik genomen als parkeerterrein voor het bedrijf 'De Tuinderij'.

Door de eigenaar van het naastgelegen terrein (3) kadastraal bekend gemeente De Lier sectie G, nummer 706 is eveneens een verzoek om bestemmingswijziging ingediend voor het wijzigen van de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' in de bestemming 'Wonen' voor het verplaatsen van woningen.

Beide verzoeken kunnen conflicteren cq leiden tot tegenstelde belangen, zoals het optimaal rendement uit de onderneming met daarbij behorende (overlastgevende) activiteiten en openingstijden versus het (optimale) woongenot. Daarbij vindt de ontsluiting van het perceel Van Wijklaan 2E plaats over het beoogde uitbreidingsperceel van De Tuinderij. Voor de ontsluiting van Van Wijklaan 2E is in principe geen alternatief voor gemotoriseerd verkeer.

Vanwege bovenstaande worden beide verzoeken opgenomen in hetzelfde bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.GWVWIJKLN2pbp-VA01_0001.png"

Uitsnede Gis

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied is in het duurzame glastuinbouwgebied aan de grens met Midden Delfland op de percelen kadastraal bekend gemeente De Lier sectie G nummers 706, 707, 1019, 1022, 1042 en 1043 en worden omringd door het fietspad (Hodenpijlsepad), een primaire watergang 'De Zijde' en de Van Wijklaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.GWVWIJKLN2pbp-VA01_0002.png"

Uitsnede Gis

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Binnen het plangebied waren, voor het van kracht worden van dit bestemmingsplan, de volgende planregimes van kracht:

  • 'Glastuinbouwgebied Westland' vastgesteld in de raadsvergadering van 18 december 2012
  • 'Paraplubestemmingsplan Parkeernormen' vastgesteld 20 februari 2018;

Conform het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Westland' hebben de gronden uit het plangebied de bestemmingen 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', 'Agrarisch - Glastuinbouw', 'Wonen', 'Groen', 'Waarde - Archeologie', 'Leiding - Gas' en 'Waterstaat - Waterkering'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.GWVWIJKLN2pbp-VA01_0003.png"Uitsnede planverbeelding

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan "Van Wijklaan 2 De Lier" bestaat uit een toelichting, planregels en een planverbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd. In Hoofdstuk 2 komt de gebiedsvisie aan de orde. Hierin wordt de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur van het plangebied beschreven met aandacht voor cultuurhistorisch waardevolle elementen, overige ruimtelijke kwaliteiten, aanwezige knelpunten en te verwachte ontwikkelingen. Dit tezamen leidt tot een beschrijving van de gemeentelijke visie op het gewenste behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied. In Hoofdstuk 3 wordt onderzoek op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en cultuurhistorie en water behandeld. In Hoofdstuk 4 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen. Tot slot wordt in Hoofdstuk 5 ingegaan op het de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Beleidskader

De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door gemeentelijke, regionale, provinciale en landelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid samengevat. Het hier samengevatte beleidskader is niet uitputtend. In de toelichting wordt op een aantal plaatsen verwezen naar specifiek beleid of beleidsnotities die niet in deze paragraaf worden behandeld. Tot slot wordt in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven van de visie op het plangebied. Deze visie is gericht op het behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit.

2.1.1 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Westland 2025-Perspectief 2040

Na een periode van ongekende groei heeft de economische conjunctuur een ongewild moment van bezinning gebracht. Ambities en de realiteit van alledag sluiten niet meer op elkaar aan. Met dit besef stelt de gemeente haar structuurvisie op, in de wetenschap dat de rol van de overheid de komende jaren zal veranderen. De visie geeft een ruimtelijk toekomstperspectief, ons streven voor de langere termijn, zonder daarbij de realiteit uit het oog te verliezen. In het perspectief 2040, dat in dialoog met de samenleving tot stand is gekomen, staan de ambities voor de toekomst van Westland. Hierin staan ook de kernwaarden die we als meetlat gebruiken bij toekomstige afwegingen of ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt of niet. We zetten zo eerst de stip op de horizon om aan te geven waar we naartoe willen. Op basis daarvan gaan we aan de slag met ruimtelijke ontwikkelingen die ons dichter bij het geschetste perspectief brengen. Met deze visie op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) faciliteert Westland de gewenste ontwikkelingen en stelt het tegelijkertijd het ruimtelijk kader tot 2025, met het besef dat de uitwerking aan vele partijen is. Westland wil ontwikkelingen mogelijk maken en niet opleggen onder het adagium ‘alleen ga je sneller, samen kom je verder'. Deze visie gaat uit van participatie planologie, wat betekent dat de gemeente nadrukkelijk andere partijen uitnodigt en haar partners zoekt bij het verwezenlijken van een gedeelde ambitie. De visie is het beleidsbepalend document voor ruimtelijke ontwikkeling in Westland, waarmee duidelijkheid wordt verschaft aan ontwikkelende partijen en over de functionele invulling van gebieden. De structuurvisie biedt een juridische basis voor bovenplanse verevening en vormt de basis voor bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen in anterieure overeenkomsten met marktpartijen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.GWVWIJKLN2pbp-VA01_0004.jpg"

Toerisme en recreatie

De gemeente moet voor toeristen en recreanten aantrekkelijk zijn om te bezoeken. De recreatieve mogelijkheden van het glastuinbouw cluster moeten verder worden benut om bezoekers te inspireren. Veel mensen van buiten Westland weten niet wat er omgaat in de glastuinbouw en zijn geïnteresseerd om bedrijven te bezoeken als dagje uit. In combinatie met het strand of een bezoekje aan één van de kernen, ontstaat hierdoor een aanbod dat uniek is voor Nederland.

De schaal van de recreatievoor zieningen moet wel passen bij de aard van de gemeente Westland. Westland is geen gemeente die zich richt op massatoerisme, maar richt zich op de beleving van Westland bij bezoekers. De Westlanders moeten in hun eigen gemeente kunnen recreëren. Het gaat hierbij dan om kleinschalige recreatie zoals wandelen, fietsen, varen, sporten, strandbezoek of culturele activiteiten. Daarnaast richt Westland zich in beperkte mate op recreanten van buiten de gemeente. Hierbij zijn twee soorten recreatie te onderscheiden, de generieke recreatie, gerelateerd aan de groenblauwe hoofdstructuur, en de glastuinbouwgerelateerde recreatie. De Greenport en het recreatiecluster hebben op die manier een wederkerige relatie.

Grootschalige verblijfsrecreatie is en wordt geclusterd rondom Vlugtenburg. Alleen hier zijn in de toekomst ontwikkelmogelijkheden. Kleinschalige initiatieven die het recreatief potentieel van Westland verbeteren, bijvoorbeeld een B&B of minicamping zijn mogelijk in aansluiting op groene verbindingen, waterlijnen en dorpscentra. Daarnaast is er een vorm van recreatie gericht op het glastuinbouwcluster, de agrorecreatie. Deze vorm is erop gericht om de Westlandse Greenport beter bekend te maken en om Westland beter op de kaart te zetten. Dit moet een duidelijk positieve invloed hebben op het merk ‘Westland’ en kan nog een kwaliteitsimpuls krijgen door arrangementen met het glastuinbouwcluster te ontwikkelen. Nieuwe initiatieven op het gebied van agrorecreatie zijn erop gericht om de Greenport Westland te versterken en zijn niet belemmerend voor de toekomstige ontwikkeling van de glastuinbouwfunctie.

Uitplaatsen woningen buitengebied

Bij de modernisering van glastuinbouwgebieden staan woningen veelal in de weg. Het buitengebied staat primair in het teken van het glastuinbouwcluster, dus er is gekozen voor de verplaatsing of verwijdering van woningen die de glastuinbouw frustreren.

Mobiliteitsvisie Duurzaam Bereikbaar Westland

Op 10 december 2019 is de Mobiliteitsvisie Duurzaam Bereikbaar Westland vastgesteld door de gemeenteraad. Het gemeentelijk mobiliteitsbeleid was tot de vaststelling van deze Mobiliteitsvisie gebaseerd op het Westlands Verkeer- en Vervoerplan 2005-2015 (WVVP) en de Structuurvisie Westland 2025. Veel van de in het WVVP opgenomen doelstellingen en uitvoeringsprogramma's zijn gerealiseerd, dan wel waren aan herziening toe. Na vaststelling van de Mobiliteitsvisie is het WVVP komen te vervallen. De structuurvisie 2025 niet.

Er komt steeds meer verkeer in Westland. Om ervoor te zorgen dat we nu en in de toekomst nog vlot tussen dorpen en van dorp naar steden kunnen reizen, maken we plannen en nemen we maatregelen. De volgende mobiliteitsdoelen zijn opgenomen in de Mobiliteitsvisie 2040:

  • Logistieke bereikbaarheid;
  • De auto minder dominant;
  • Volwaardige alternatieven voor de auto;
  • Westland verkeersveilig;
  • Duurzaam Bereikbaar Westland.

Beleidsregel Parkeernormering gemeente Westland 2018

In de vergadering van burgemeester en wethouders van 16 januari 2018 is de 'Beleidsregel Parkeernormering gemeente Westland 2018' vastgesteld. Hiermee vervalt de verwijzing naar het WVVP. In het beleid is de parkeernormering van de gemeente Westland geactualiseerd en in overeenstemming gebracht met de meest recente kerncijfers van het CROW (landelijke richtlijnen).

Beleidsvisie "Beleef Westland"

De Beleidsvisie Beleef Westland (nota toerisme en recreatie) is op 27 november 2012 vastgesteld door de gemeenteraad. De gemeente herkent een drietal zogeheten pijlers die Westland bijzonder maken: de kust en de duinen, de groene en blauwe netwerken, en de streekcultuur en de glastuinbouw. Elk van deze pijlers is het bezoeken waard maar juist het samenspel ervan is de kracht van de gemeente Westland. Op het gebied van toerisme en recreatie heeft de gemeente Westland een aantal doelen:

  • Versterken aantrekkelijkheid voor de dag- en verblijfsgasten;
  • Versterken van het aantrekkelijk leefklimaat voor Westlanders wat betreft het recreëren;
  • Versterken van het glastuinbouwcluster door de verbinding te maken met toerisme en recreatie;
  • Een visie bieden op gewenste ontwikkelingen en imago op het gebied van toerisme en recreatie;
  • Heldere positionering en verwachtingen van de gemeente en andere actoren.

Beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland

In de beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland wordt beschreven hoe om moet worden gegaan met diepte werkzaamheden op locaties die mogelijk conventionele explosieven bevatten. De basis voor het gemeentelijk beleid voor het opsporen van explosieven is de explosieven risicokaart. Deze kaart geeft een eerste indicatie van het mogelijke gevaar van diepte werkzaamheden op bepaalde locaties in het Westland. In het projectgebied zijn geen mogelijke vindplaatsen van conventionele explosieven aanwezig.

Handhaven op maat

Op 17 november 2015 hebben burgemeester en wethouders van Westland de beleidsnota 'Handhavingsbeleid, integrale handhaving Wabo taken' vastgesteld. Hierin zijn de doelen en richting voor milieuhandhaving en bouw- en woningtoezicht beschreven. De naleving van wet- en regelgeving is daarbij een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeente, burgers en bedrijven. De wet- en regelgeving zijn bedoeld om kwaliteit, veiligheid en leefbaarheid binnen de leefomgeving te beschermen en bevorderen en dat is in ieders belang. Dit draagt bij aan een prettige woon-, werk- en leefomgeving voor de burgers en ondernemers van de Gemeente Westland. De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is een bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee vooral om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, zodat handhavend optreden hiertegen eenduidig mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming. Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid er van in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft het team bouw- en woningtoezicht van de afdeling Ruimte, Omgeving en Veiligheid hierin een centrale taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van de prioriteitsstelling, een handhavingstraject ingezet.

Beleid en beleidsregels voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk in Westland

In deze Nota wordt aangegeven dat het wenselijk is een goede ruimtelijke spreiding van de verkooppunten van consumentenvuurwerk te bewerkstelligen. Doel bij een ruimtelijke benadering is het bereiken van een gelijkmatige spreiding van (kleine) bedrijven voor verkoop en opslag van consumentenvuurwerk over Westland, om op deze wijze straathandel en vuurwerktoerisme zoveel mogelijk te voorkomen. Daarbij moet er binnen elk verzorgingsgebied sprake zijn van voldoende (vuurwerk)aanbod om de lokale markt te voorzien en zodoende illegale handel in principe overbodig te maken en te voorkomen.

Het uitgangspunt voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk van de gemeente Westland is:

Ruimte bieden aan ondernemers voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk met inachtneming van veiligheid en milieuregelgeving onder voorwaarde van een goede ruimtelijke spreiding.

Met daarbij de volgende randvoorwaarden:

  • in de gemeente Westland wordt alleen consumentenvuurwerk opgeslagen. Opslag en verkoop van professioneel vuurwerk is niet toegestaan;
  • iedere vestiging van opslag en verkoop van consumentenvuurwerk zal worden getoetst aan voldoende ruimtelijke spreiding in de gemeente Westland;
  • in de gemeente Westland worden maximaal 18 vestigingen voor opslag- en verkooppunten van consumentenvuurwerk toegestaan;
  • opslag tot en met 1.000 kg is beperkt toegestaan in de dorpskernen;
  • nieuwe vestiging in dorpskernen is niet toegestaan;
  • de vestiging van bedrijven met een opslag tot en met 10.000 kg heeft de voorkeur in gebieden waar een bedrijfsbestemming geldt of in tuincentra;
  • opslag boven de 10.000 kg consumentenvuurwerk is uitgesloten;
  • bestaande bedrijven in strijd met deze uitgangspunten mogen de activiteiten voortzetten.

In de planregels van het voorliggende bestemmingsplan is opgenomen dat opslag en verkoop van consumentenvuurwerk niet is toegestaan.

2.1.2 Regionaal beleid

Metropoolregio Den Haag-Rotterdam

In de metropoolregio Rotterdam Den Haag werken 23 gemeenten samen aan het verbeteren van de bereikbaarheid en het vernieuwen van de economie. Daarmee versterken ze onder meer de (internationale) concurrentiepositie van de regio. Met elkaar vormen deze 23 gemeenten het bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH).

Voor het overleg tussen de 23 gemeenten en het nemen van besluiten kent de MRDH de volgende besturen en commissies: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de bestuurscommissie Vervoersautoriteit (Va), de bestuurscommissie Economisch Vestigingsklimaat (EV) en de voorzitter. Met 23 gemeenten, 2,3 miljoen mensen, 1,2 miljoen banen met werk voor 13,5% van de Nederlanders en een bijdrage van 15% aan het BNP is de metropoolregio een regio die er toe doet. Voor een grootstedelijke regio waar het goed wonen, werken en recreëren is, heeft de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) zichzelf twee belangrijke ambities gesteld: het vernieuwen van economie en het verbeteren van de bereikbaarheid. Het Rijk gaf de Metropoolregio Rotterdam Den Haag de status van vervoerregio. En daarmee ook wettelijke taken rond verkeer en vervoer. Aan het begin van elke nieuwe bestuursperiode (elke vier jaar) stelt het bestuur een regionale strategische agenda vast, van waaruit de regionale vraagstukken worden opgepakt. De huidige strategische agenda loopt tot en met 2022.

2.1.3 Provinciaal beleid

Omgevingsbeleid (1 april 2019)

Algemeen

Het omgevingsbeleid Zuid-Holland is op 1 april 2019 in werking getreden. In het Omgevingsbeleid is al het bestaande provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving samengevoegd in een Omgevingsvisie en een Omgevingsverordening. Omdat onderdelen uit het Programma ruimte naar het visiedeel zijn omgezet, is het resterende deel hiervan nu onderdeel van het Omgevingsbeleid. Het gehele Omgevingsbeleid is alleen redactioneel gewijzigd, de beleidsinhoud is niet veranderd.

Het beleid is eenvoudiger, transparanter en toegankelijker gemaakt voor initiatiefnemers in Zuid-Holland. Al het sectorale beleid is samengevoegd in een digitaal systeem, dubbele teksten zijn er uit gehaald en samenhang is inzichtelijker gemaakt. Hiermee is een einde gekomen aan sectorale visies en nota's. Het beleid kan nu modulair worden aangepast en daarmee kan het Omgevingsbeleid doorontwikkeld worden richting inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Met het samenbrengen van verschillende beleidsplannen voor de fysieke leefomgeving tot 1 integraal Omgevingsbeleid sorteert de provincie voor op de Omgevingswet. De Omgevingswet verplicht provincies om 1 Omgevingsvisie en een Omgevingsverordening te maken.

De Omgevingsvisie bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Een introductie op het Omgevingsbeleid, waarin opgenomen de ruimtelijke hoofdstructuur;
  • De ontwikkelrichting die is opgenomen in het deel Ambities en sturing;
  • Een beschrijving van de omgevingskwaliteit van Zuid-Holland, waaronder de provinciale inzet voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  • Samenhangende beleidskeuzes, integraal toegankelijk via de digitale raadpleegomgeving.

Met het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Hieraan wordt richting gegeven door het maken van samenhangende beleidskeuzes, die volgen uit onze provinciale opgaven. Deze beleidskeuzes werken door naar uitvoeringsprogramma's en naar regels in de verordening. Het geheel aan bestaande beleidskeuzes, inclusief de doorwerking naar programma's en verordening, vormt het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving.

Ruimtelijke hoofdstructuur

De ruimtelijke hoofdstructuur toont de essentie en de samenhang van verschillende ruimtelijke beleidskeuzes uit de Omgevingsvisie. Het integrale kaartbeeld van de ruimtelijke hoofdstructuur is opgebouwd uit de volgende kaartbeelden:

  • het dagelijks stedelijk systeem, dat bestaat uit de stedelijke agglomeratie en de daarmee via h.o.v. verbonden regiokernen;
  • de hoogstedelijke zone tussen leiden en dordrecht;
  • het logistiek-industriële systeem van mainport, greenports langs vaarwegen en zware infrastructuur;
  • de samenhang van grote landschappelijke eenheden met de stedelijke agglomeratie;
  • de groene ruimte en de groenblauwe structuur;
  • het bodem- en watersysteem;
  • energie

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.GWVWIJKLN2pbp-VA01_0005.png"

Ruimtelijke hoofdstructuur van de ondergrond

De drukte in de ondergrond neemt toe als gevolg van nieuwe mogelijkheden om de ondergrondse ruimte te benutten en de toenemende druk op de bovengrondse ruimte. Dat vraagt om een actieve ordening van ondergrondse functies, afgestemd met bovengrondse ontwikkelingen, in een driedimensionale planvorming (3D-ordening).

De ruimtelijke hoofdstructuur van de ondergrond toont indicatief en informatief de huidige ruimtelijke situatie van de ondergrond en strategische doelstellingen voor de ondergrond. De kaart verbeeldt de grotere ondergrondse infrastructuur van bovenlokaal belang én de gebieden met een specifieke betekenis vanuit een ondergronds belang. Onder de grote ondergrondse infrastructuur van bovenlokaal belang zijn meegenomen de (buis)leidingen, warmtenetwerken, tunnels in het openbaar vervoer en wegennetwerk. Gebieden met een specifiek ondergronds belang hebben betrekking op de bescherming/reservering voor de drinkwatervoorziening, de ambitie voor bodemenergie, de stimulering van ondergrondse waterberging, aardkundige waarden en hoge archeologische waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.GWVWIJKLN2pbp-VA01_0006.png"

Programma Ruimte

Een nieuwe versie van het Programma ruimte is gelijktijdig met de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld en in werking getreden. De nieuwe Programma ruimte heeft een iets andere opzet gekregen dan voorheen. Er is gekozen om het algemene beleid zoveel mogelijk bij elkaar te zetten in de Omgevingsvisie. Een deel van het beleid uit het oude Programma ruimte is daarom overgezet naar de Omgevingsvisie. Het resterende deel van het Programma ruimte bevat vooral locatie specifieke en programmatische gegevens. Het gaat om een nadere invulling en uitwerking van een aantal ruimtelijk relevante onderdelen van de Omgevingsvisie. De 3 ha kaart en de tabellen met locaties groter dan 3 ha buiten bestaand stads- en dorpsgebied is terug te vinden in het nieuwe Programma ruimte.

Ambitie

Zuid-Holland is een strategisch gelegen, vruchtbare delta, grotendeels onder zeeniveau, met een dalende bodem en mede daardoor met een uniek gevarieerd kust-, veen- en rivierenlandschap. In dit gebied hebben inwoners het landschap gevormd en bewoonbaar gemaakt door inpoldering. Ook hebben onze inwoners het gebied verbonden met de rest van de wereld. In de loop der eeuwen heeft zich in Zuid-Holland een meerkernig stedelijk netwerk ontwikkeld. Een centrum van handel, cultuur en wetenschap, met als kenmerk en kracht de diversiteit aan mensen, landschap en economie. Een dynamische delta die altijd dreigingen heeft weten om te zetten in kansen.

Zuid-Holland is kwetsbaar voor veranderingen, zoals globalisering, klimaatverandering, demografische trends en nieuwe technologie. In ons laaggelegen deltagebied heeft de klimaatverandering grote ruimtelijke, economische en sociale gevolgen. Zuid-Holland is als open economie gevoelig voor de gevolgen van globalisering. De segregatie neemt toe. Onze energie-intensieve economie heeft, zoals ook benoemd in het klimaatakkoord van Parijs, alleen toekomst als wordt overgegaan tot verduurzaming. Daarnaast zorgt de trek naar de stad voor een toenemende druk op onze schaarse ruimte. Tegelijkertijd herbergt deze regio een groot reservoir van talent, creativiteit en ondernemerskracht.

De Provincie ziet zes richtinggevende ambities in de fysieke leefomgeving. Deze nevengeschikte ambities staan niet op zichzelf. Ze zijn geworteld in de historie, ligging en economische structuur van Zuid-Holland en gekoppeld aan de strategische uitdagingen waar deze regio voor staat. Onze ambities zijn de kaders waarbinnen wij ruimte geven.

  • Naar een klimaatbestendige delta;
  • Naar een nieuwe economie: the next level;
  • Naar een levendige meerkernige metropool;
  • Energievernieuwing;
  • Best bereikbare provincie;
  • Gezonde en aantrekkelijke leefomgeving

2.1.4 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte & AMvB ruimtelijke ordening

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Doelen

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.GWVWIJKLN2pbp-VA01_0007.jpg"

Figuur - Uitsnede kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur

Nationale belangen

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in de AMvB ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het projectgebied zijn geen nationale belangen in het geding.

2.1.5 Conclusie

De ontwikkeling is in overeenstemming met de beleidskaders van de verschillende overheden.

2.2 Ruimtelijk-functionele Structuur

2.2.1 Ruimtelijke aspecten

Het plangebied is gelegen op de percelen kadastraal bekend gemeente De Lier sectie G nummers 706, 707, 1019, 1022, 1042, 1043 en heeft een oppervlakte van circa 29.000m2. De percelen zijn gelegen in aan de rand van het duurzame glastuinbouwgebied tegen de grens van Midden-Delfland. De percelen worden gescheiden van het glastuinbouwgebied en Midden - Delfland door een doorgaande fietsroute (Hodenpijlsepad), een watergang en de Van Wijklaan. Aan de Noordzijde van het plangebied ligt eveneens een groene zoom.

De percelen zijn zodoende omsloten door blauw en groen. Dit zal ook tot uitdrukking worden gebracht op de planverbeelding.

De Tuinderij

Het huidige bedrijf 'De Tuinderij' met bedrijfswoning is gevestigd op de gronden kadastraal bekend gemeente De Lier, nummers 1019 en 1022.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.GWVWIJKLN2pbp-VA01_0008.png"

Uitsnede Gis

Burgerwoning

Op de gronden kadastraal bekend gemeente De Lier, nummers 1042 en 1043 is het conform het vigerende bestemmingsplan mogelijk om een burgerwoning op te richten. De burgerwoning is ingetekend op de planverbeelding vanwege de uitplaatsing van de (gesloopte) woning Wateringseweg 47 te Poeldijk ten behoeve van een glastuinbouwreconstructie. Omdat de gronden gebruikt worden door het bedrijf 'De Tuinderij' is de realisatie van de burgerwoning op deze plek niet wenselijk. Het woonrecht 'Wateringseweg 47 te Poeldijk kan daardoor gebruikt worden voor een woonkavel elders in het glastuinbouwgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.GWVWIJKLN2pbp-VA01_0009.png"

Uitsnede Gis

Parkeerterrein, gebouw en groen

De gronden kadastraal bekend gemeente De Lier, nummer 707 zijn in gebruik genomen als parkeerterrein. Op de gronden staat een bestaand gebouw van circa 160m2. Het gebouw is ooit gebouwd als schuur behorende bij een glastuinbouwbedrijf.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.GWVWIJKLN2pbp-VA01_0010.png"

Uitsnede Gis

Warenhuis/kas

Op de gronden kadastraal bekend gemeente De Lier, nummer 706 stond een warenhuis/kas. Deze oude opstallen zijn inmiddels gesloopt door de eigenaar van de gronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.GWVWIJKLN2pbp-VA01_0011.png"

Uitsnede Gis

Groen/water

Alle bovengenoemde kadastrale percelen worden omringd door groen en water die gelijk zorgen voor een buffer tussen de omringende glastuinbouwbedrijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.GWVWIJKLN2pbp-VA01_0012.png"

Uitsnede Gis

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.GWVWIJKLN2pbp-VA01_0013.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1783.GWVWIJKLN2pbp-VA01_0014.png"

Uitzicht van Wijklaan richting 'De Tuinderij' Uitzicht van Hodenpijlsepad naar parkeerplaats

Waterkering

Op de leggerkaart van het Hoogheemraadschap van Delfland staat waar de waterkeringen liggen en hoe breed de beschermingszones zijn. Werkzaamheden in de zones die de veiligheid in gevaar kunnen brengen of het beheer van de waterkering bemoeilijken zijn niet toegestaan. Volgens de leggerkaarten is er geen zeewering en is er aan de west en zuid zijde van het plangebied een waterkering.

Het gaat om een regionale waterkering met onderstaande leggerprofielen. De waterkering is opgenomen in het nu vigerende bestemmingsplan en zal worden overgenomen in dit bestemmingsplan met dezelfde beschermingszone.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.GWVWIJKLN2pbp-VA01_0015.png"

Uitsnede Leggerkaart

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.GWVWIJKLN2pbp-VA01_0016.png"

Leggerprofiel

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.GWVWIJKLN2pbp-VA01_0017.png"

Leggerprofiel

Cultuurhistorische waardevolle bebouwing

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen cultuurhistorische waardevolle bebouwing die vanuit de Erfgoedwet wordt beschermd, de rijks- en gemeentelijke monumenten, en cultuurhistorische bebouwing en objecten die beeldbepalend, waardevol en gebiedseigen zijn. De laatstgenoemde objecten staan in het rapport inventarisatie historisch waardevolle objecten gemeente Westland maar zijn nog niet aangewezen als gemeentelijk monument.

In het plangebied zijn geen rijks- en gemeentelijke monumenten aanwezig.

2.2.2 Geschiedenis 'De Tuinderij'

De Tuinderij is in 2004 begonnen als Solex Tours Westland op de locatie Vreeburghlaan 4 te De Lier. In 2010 is het bedrijf verplaatst in verband met een uitbreiding van de kern De Lier met de nieuwe wijk "Molensloot". Gelet op de toeristische functie die Solex Tours in en voor Westland vervult is gezocht naar een alternatieve locatie. Deze is gevonden aan de Van Wijklaan 2 te De Lier.

Solextours is een recreatief bedrijf dat sedert vele jaren in het buitengebied van Westland is gevestigd. Solex Tours verzorgt toertochten voor groepen op een Solex en daarbij ook per boot. De toertochten doen de gemeente Westland, Midden-Delfland en deelgemeente Hoek van Holland aan. De toertochten, in combinatie met het Solexmuseum, zijn een toeristische trekpleister voor Westland.

Destijds is ruimtelijk het volgende overwogen:

Het plangebied is beoordeeld als niet geschikt voor duurzame glastuinbouw/niet rendabel voor een duurzaam glastuinbouwbedrijf. Ook bij eventuele reconstructie van het glastuinbouwcomplex ten noord-oosten van het plangebied, is het toevoegen van dit perceel niet logisch. Het perceel is daarom aangemerkt als perceel waar bijvoorbeeld andere (verwante) functies naar verplaatst kunnen worden. Gelet op het feit dat het plangebied wel gelegen is in het buitengebied van Westland zullen de voorwaarden voor het plangebied aansluiten bij de "Visie Ruimtelijke Kwaliteit" behorende bij het bestemmingsplan "Parapluherziening bestemmingsplannen buitengebied Westland".

Recreatieve functies zijn in Westland moeilijk te faciliteren. Het Westlands grondgebied is hoofdzakelijk in vier functionele categorieën te verdelen, namelijk kernen, bedrijventerreinen, glastuinbouwgebied en kust. Het vestigen van recreatieve functies heeft de voorkeur in het kustgebied en het glastuinbouwgebied dat tevens het buitengebied van Westland is (zie ook Nota Toerisme).

Uitgangspunt is wel dat dit niet botst met het glastuinbouwcluster. Eén van de conclusies in "Bedrijventerreinenvisie Westland" is dat publieksgerichte functies niet toegestaan en ongewenst zijn. Persoonsvervoer wordt zoveel mogelijk beperkt op bedrijventerreinen, zodat bedrijven, voornamelijk gericht op de Westlandse glastuinbouw, hier optimaal kunnen functioneren. Het is dan ook niet gewenst om Solexen op een bedrijventerrein te laten rijden, met alle ongemakken voor de gevestigde bedrijven en gevaren voor de burgers van dien. Ook bij woonfuncties is de vestiging van een recreatief ongewenst. Dit zal de nodige overlast genereren en draagt niet bij aan de recreatieve functie van het bedrijf. Ook zal dit veelal financieel onhaalbaar zijn voor het bedrijf. Het buitengebied is daarom als enige gebied geschikt, onder voorwaarden.

Het plangebied sluit daarnaast aan op een recreatieve "as". Het vestigen van een recreatief bedrijf, welke tevens gebruik maakt van deze as, betekent een versterking van deze as. In 2006 is door een andere partij een principeverzoek voor een educatief centrum op deze locatie ingediend. De aanvrager heeft hierover mondeling een positief ambtelijk advies ontvangen. Uit berichtgeving in het Algemeen Dagblad van donderdag 31 augustus 2006 blijkt dat LTO Glaskracht Westland een initiatief (Om de verbinding tussen stad en platteland te versterken bevinden zich aan de rand van Midden-Delfland poorten van waaruit bezoekers het landschap kunnen beleven. Daar ontmoeten informatievoorziening, recreatieve en economische activiteiten elkaar. De poorten functioneren als transferium met parkeervoorzieningen vanwaar bezoekers het gebied in kunnen per fiets, boot of te voet. Bij het Westland zal juist de intensieve agrarische productie benadrukt worden: Crystal Palace) voor een educatief centrum een "Prima idee" vindt. "Het is een permanente 'Kom in de Kas'."

Met de verplaatsing van Solextours is de naam verandert in 'De Tuinderij'. In de loop der jaren is het bedrijf naast de tourritten flink uitgebreid qua binnen en buiten activiteiten zoals:

  • plankgas door de kas;
  • touwdouwen,
  • je kan de pot op (wc potten race),
  • levend tafelvoetbal,
  • sumoworstelen;
  • zweefbalspel
  • roofvogelshow;
  • rondritten Westlandbus;
  • toerriten Volkswagen kevers;
  • zalenverhuur voor feesten en partijen.

Vanwege de uitbreiding is het naastgelegen parkeerterrein aangelegd.

2.3 Gebiedsvisie

2.3.1 De Tuinderij

Op de locatie Van Wijklaan 2 te De Lier is het recreatiebedrijf De Tuinderij gevestigd. De Tuinderij voorziet in het pand en op het terrein bij het pand in recreatieve activiteiten en ondergeschikte horeca activiteiten. De aard van het recreatiebedrijf is erop gericht om grote groepen bezoekers te ontvangen op de betreffende locatie en deze bezoekers met recreatieve activiteiten te vermaken.

Volgens het vigerende bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Westland' is er bij 'De Tuinderij' ondergeschikte horeca toegestaan. Onder ondergeschikte horeca wordt het volgende verstaan:

1.59 ondergeschikte horeca

horeca behorende bij de bestemming waarbij de openings- en sluitingstijden van het horecagedeelte hetzelfde zijn als de hoofdfunctie (of begint later en/of eindigt eerder dan de hoofdfunctie).Het horecabedrijf staat uitsluitend open voor degenen die primair komen voor de hoofdfunctie.

Alle gasten zijn verplicht om activiteiten te boeken om daarnaast ook te mogen eten en drinken bij de Tuinderij. Dus ook bij feesten en partijen worden activiteiten gedaan waarbij gedronken en gegeten kan worden. Echter is in het verleden de discussie geweest in hoeverre er nog sprake is van ondergeschikte horeca. Om de discussie te voorkomen wordt deze ruimtelijke procedure doorlopen.

Gelet op de locatie, het aantal parkeerplaatsen, de feesten en partijen er al jaren worden gegeven zonder enige vorm van overlast voor de omgeving en het feit dat een dergelijke functie niet gewenst is in één van de kernen van de gemeente Westland is de bestemming 'Recreatie' naast ondergeschikte horeca verruimd met het geven van feesten en partijen tot 01.00 uur met beperkte mogelijkheden voor (live) muziek waarbij er in totaal niet meer dan 500 bezoekers en 25 personeelsleden in het gehele pand aanwezig mogen zijn.

Passantenhoreca

Gelet op de ligging van het bedrijf langs een hoofdwatergang en recreatief fietspad is eveneens passantenhoreca toegestaan. Passantenhoreca ziet op een restaurant, lunchroom of tearoom die geschikt zijn voor passerende fietsers, boten en/of wandelaars.

2.3.2 Uitbreiding De Tuinderij

De kavel waarop De Tuinderij uitbreiding wenst ligt de ontwikkeling van de glastuinbouw nu en/of in de toekomst niet in de weg. Bij de verplaatsing van dit bedrijf naar deze locatie werd in deze afweging de mogelijkheid opengehouden om de bedrijven die ten noorden liggen uit te kunnen laten breiden over het fietspad alsmede het perceel te gebruiken voor bijvoorbeeld wateropslag. Door de ligging van het fietspad met omliggend groen, ligging van het dijklichaam van het Hoogheemraadschap en de praktijk van de afgelopen jaren is nieuwvestiging van productieareaal niet langer reëel op deze gronden.

Dit wordt onderschreven door de glastuinbouwdeskundige. Voor het aangrenzende perceel, Van Wijklaan 2E (onderdeel van dit bestemmingsplan) is een verzoek ingediend voor het wijzigen van de bestemming in de bestemming 'Wonen' voor uit te plaatsen woningen. Voor deze aangrenzende kavel is de glastuinbouwdeskundige tot de conclusie gekomen dat alhier nieuwvestiging van productieareaal niet langer reëel is en het perceel anderszins ten dienste van de glastuinbouw zou kunnen komen te staan.

Groepsaccomodatie

Op de kavel van de uitbreiding staat een bestaande schuur van circa 160m². Deze schuur wil de Tuinderij graag behouden voor het realiseren van een groepsaccomodatie en passantenhoreca. De 160m² aan bebouwing wordt ingetekend met een bouwvlak en gekoppeld aan het bebouwingspercentage van het bedrijf. Hierdoor worden er geen extra bebouwingsmogelijkheden toegestaan op gronden van de uitbreiding. De schuur krijgt in het bestemmingsplan de functieaanduiding 'kampeerboerderij'.

Camperstandplaatsen

De beleidsvisie 'Beleef Westland' (nota toerisme & recreatie) staat kleinschalige verblijfsrecreatie toe, daar waar het kan (dus als het past binnen geldende regelgeving/bestemmingsplan etc). Uitbreiding van de verblijfsmogelijkheden in Westland is gewenst. In dit geval gaat de uitbreiding gelet op bovenstaande niet ten koste van de duurzame glastuinbouwgebieden.

Het gebied naast De Tuinderij ligt langs een fietsnetroute en in de buurt van recreatiegebied 't Kraaiennest, wat volop in ontwikkeling is. Het toestaan van camperstandplaatsen betekent een versterking van recreatie (clustering van (nieuwe) functies en bestaande verblijfsmogelijkheden.

2.3.3 Uitplaatsen woningen

Voor het aangrenzende perceel, Van Wijklaan 2E (onderdeel van dit bestemmingsplan) is een verzoek ingediend voor het wijzigen van de bestemming in de bestemming 'Wonen' voor uit te plaatsen woningen voor het perceel kadastraal bekend sectie I nummer 706 met een oppervlakte van circa 8.000m2. Volgens het vigerende bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Westland' moeten uit te plaatsen woningen aan de voorwaarden van artikel 3.7.3:

  • de sloop van de (voormalige bedrijfs-)woning nodig is vanwege de (toekomstige) schaalvergroting en/of herstructurering van de glastuinbouw;
  • de beoogde woonkavel zodanig geprojecteerd is dat hierdoor de glastuinbouw nu en in de toekomst niet wordt belemmerd, dit ter beoordeling van de glastuinbouwdeskundige;
  • de (voormalige bedrijfs-)woning wordt gesloopt, binnen 2 maanden na gereedmelding van de nieuwe woning;
  • na de bestemmingswijziging geen grotere kavel bij de perceelseigenaar in eigendom zal zijn dan maximaal 1.000 m², waarbij leidend is een logische en efficiënte verkaveling van het glasareaal, dit ter beoordeling van de glastuinbouwdeskundige;
  • de achter te laten kavel aantoonbaar te koop is aangeboden voor een agrarische prijs ten behoeve van herstructurering of schaalvergroting van de glastuinbouw aan de eigenaren van de aangrenzende percelen of een recht van koop aan deze(n) is verstrekt in geval (nog) niet direct tot aankoop wordt overgegaan;
  • alle bestaande bouwwerken, op de achter te laten kavel, zijn gesloopt;
  • de herstructurering en/of schaalvergroting waar de woning onderdeel van uitmaakt de instemming heeft van de glastuinbouwdeskundige en de waterbeheerder;
  • de te wijzigen kavel op een ruimtelijk logische en efficiënte wijze verkaveld is;
  • dit niet op ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische, stedenbouwkundige, waterstaatkundige, milieu hygiënische en/of akoestische bezwaren stuit; voor de gronden van de bestaande burgerwoning die terugvallen aan de glastuinbouw, de bestemming "Wonen" gelijktijdig wordt gewijzigd naar "Agrarisch - Glastuinbouw", middels toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als genoemd in Artikel 36 van dit plan;
  • indien het nieuwe woonvlak is gelegen binnen de dubbelbestemming "Leiding - ...", is schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder vereist;
  • indien het nieuwe woonvlak is gelegen binnen 25 meter van de bestemming "Bedrijf" met de functieaanduidingen "(sb-gos)" of "(sb-mr)", is schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder vereist.

Voor deze aangrenzende kavel is de glastuinbouwdeskundige tot de conclusie gekomen dat alhier nieuwvestiging van productieareaal niet langer reëel is en het perceel anderszins ten dienste van de glastuinbouw zou kunnen komen te staan. Dit is ook medegedeeld aan de aanvrager in de brief van 28-09-2017 (zie bijlage). In casu gaat het - vanwege een groene invulling van het perceel - om 4 kavels met een oppervlakte van 1.000m2 met daaromheen groen welke op een ruimtelijk logische en efficiënte wijze zijn verkaveld.

Voor de kavels zijn er nog geen woonrechten, waardoor er nog niet voldaan is aan een aantal voorwaarden uit artikel 3.7.3 van de planregels.

Voorwaardelijk verplichting

Voor wat betreft de voorwaarden uit artikel 3.7.3. waar voor de kavels nog niet aan voldaan is, is op de planverbeelding een functieaanduiding "(sw-vwv)" opgenomen met daaraan verbonden een voorwaardelijke verplichting die opgenomen is in de planregels. Het gaat om de volgende voorwaarden:

  • de sloop van de (voormalige bedrijfs-)woning nodig is vanwege de (toekomstige) schaalvergroting en/of herstructurering van de glastuinbouw;
  • de (voormalige bedrijfs-)woning wordt gesloopt, binnen 2 maanden na gereedmelding van de nieuwe woning;
  • de achter te laten kavel aantoonbaar te koop is aangeboden voor een agrarische prijs ten behoeve van herstructurering of schaalvergroting van de glastuinbouw aan de eigenaren van de aangrenzende percelen of een recht van koop aan deze(n) is verstrekt in geval (nog) niet direct tot aankoop wordt overgegaan;
  • alle bestaande bouwwerken, op de achter te laten kavel, zijn gesloopt;
  • de herstructurering en/of schaalvergroting waar de woning onderdeel van uitmaakt de instemming heeft van de glastuinbouwdeskundige en de waterbeheerder;

Op deze manier is het pas mogelijk om te bouwen op deze kavels als alsnog voldaan wordt aan deze voorwaarden bij de uiteindelijke aanvraag omgevingsvergunning.

Voor deze voorwaardelijke verplichting is gekozen omdat er in het glastuinbouwgebied van Westland enkele locaties van particulieren zijn, waar sprake is van de mogelijkheid voor de uitplaatsing van meerdere woningen. In de huidige situatie moet voor iedere woning die naar deze locaties wordt uitgeplaatst een aparte procedure doorlopen worden. Voor elk perceel apart moeten onderzoeken gedaan worden, een anterieureovereenkomst worden gesloten, adviezen worden aangevraagd, overleg gevoerd worden met bijvoorbeeld het Hoogheemraadschap enz... De vraag is of dit efficiënt is en bijdraagt aan het beoogde doel, namelijk de (snelle) uitplaatsing van een in de weg liggende woning.

In casu is een brief verzonden waarin is 'toegezegd' medewerking te verlenen aan de uitplaatsing van meerdere (meer dan 3) aan elkaars perceel grenzende woningen. De situaties zijn daarmee beperkt en uniek en niet van toepassing op solitaire uitplaatslocaties.

In het rapport Hordijk is duidelijk gesteld dat eerst een woning gesloopt dient te worden alvorens een bestemming wordt gewijzigd. Deze lijn volgend lijkt er geen ruimte voor andere instrumenten dan het 'opstapelen' van verzoeken om deze gezamenlijk in procedure te brengen. Dit lijkt de dynamiek niet ten goede gekomen.

Uit recente jurisprudentie is echter gebleken dat de wetgever het mogelijk maakt om een zogenaamde 'voorwaardelijke verplichting' op te nemen in een bestemmingsplan. In de bekende gevallen gaat het om de uitvoering van de 'ruimte-voor-ruimte' regeling, waarbij agrarische opstallen dienen te worden gesloopt ten behoeve van het verkrijgen van een woonbestemming. Om de sloop van de opstallen 'af te dwingen' kan het bestemmingsplan er daarom in voorzien dat de bestemming 'Wonen' slechts mag worden gebruikt als de opstallen zijn gesloopt.

Het is hierdoor mogelijk om, in de genoemde gevallen, de kavels reeds de bestemming 'Wonen' toe te kennen, waarbij deze niet eerder gebruikt mogen worden dan wanneer daarvoor een agrarische bedrijfswoning (in de weg liggend uiteraard) of andere burgerwoning is gesloopt. Ten gevolge hiervan kan een uit te plaatsen woning na uiterlijk 8 weken worden gebouwd in plaats van ca. 26 weken.

Hoofdstuk 3 Onderzoek

3.1 Stiltegebied

3.1.1 Wettelijk kader

Een stiltegebied is een milieubeschermingsgebied waarin de geluiden van flora en fauna overheersen. Het woord ‘stilte’ betekent hierbij niet dat er geen geluid in het gebied waarneembaar is, maar staat voor de afwezigheid van storende, voor de omgeving vreemde geluiden. Stiltegebieden zijn van belang voor de rustzoekende recreant en de flora en fauna in de natuur. Activiteiten die de geluidsbelasting negatief beïnvloeden, zijn niet meer mogelijk in het gebied dat als stiltegebied is aangewezen. Gebiedseigen geluiden, zoals die van de landbouw, zijn hiervan uitgesloten.

Onder 'stil' worden geluiden verstaan die tussen de 35 en 40 decibel liggen. Ook kan worden gesteld dat een gebied 'stil' is als de lange perioden met natuurlijke geluiden overheersen tot de perioden met niet-natuurlijke geluiden.

Stiltegebieden zijn geregeld in de Provinciale Milieuverordening Zuid-Holland (PMV). De PMV is gebaseerd op de Wet milieubeheer en de Wet bodembescherming en bevat regels over:

  • afvalwater
  • bodemsanering
  • het gebruik van stortplaatsen
  • milieubeschermingsgebieden voor stilte en grondwater
  • het ontgassen van binnenschepen
  • inspraak bij een milieubeleidsplan, milieuprogramma en milieuverordening

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.GWVWIJKLN2pbp-VA01_0018.png"Stiltegebied 'Midden-Delfland' in de omgeving van de locatie

3.1.2 Onderzoek

Het plangebied is gelegen op circa 90 meter van het stiltegebied 'Midden-Delfland'. Er vinden geen incidentele geluidsverstoringen plaats. De PMV heeft betreffende structurele geluidverstoring echter alleen betrekking op de gebieden die daarin gedefinieerd zijn. Buiten die gebieden gelden de regels uit de PMV niet. De Tuinderij dient aan de regels van het Activiteitenbesluit milieubeheer te voldoen. Deze regels bevatten geen normen voor het geluid in stiltegebieden.

3.2 Bedrijven En Milieuzonering

3.2.1 Wettelijk kader

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat overheden bij het vaststellen van bestemmingsplannen moeten aantonen dat sprake is van een goede ruimtelijke onderbouwing (Wro artikel 3.1 lid 1). Onderdeel hiervan is het zorgen voor een goede milieuzonering: de overheid dient erop toe te zien dat er voldoende afstand in acht wordt genomen tussen enerzijds functies die hinder of gevaar veroorzaken en anderzijds functies die daar last van hebben. Die afstand moet ook weer niet onnodig groot zijn, omwille van een efficiënt ruimtegebruik.

De VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' uit 2009 wordt onder andere bij bestemmingsplanprocedures als handreiking gebruikt voor het toetsen van ruimtelijke ontwikkelingen. In deze publicatie worden per bedrijfstype minimale richtafstanden aangegeven voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid die bij voorkeur dienen te worden aangehouden tot hindergevoelige functies (gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht, of een gedeelte daarvan) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Als aan de richtafstanden wordt voldaan, is op die punten sprake van een goede ruimtelijke ordening. De richtafstanden zijn enerzijds gekoppeld aan de milieucategorie van de te beoordelen inrichting en anderzijds de karakterisering van de omgeving waarin de inrichting is gelegen.

3.2.2 Onderzoek

De Tuinderij is een bedrijf waar recreatieve activiteiten worden gedaan en waar zalen gehuurd kunnen worden voor o.a. bijeenkomsten, bruiloften, feesten en partijen met de mogelijkheid voor passantenhoreca. Deze specifieke activiteiten staan niet in deze hoedanigheid benoemd in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. Volgens de VNG-publicatie dient voor de diverse activiteiten die individueel in aanmerking komen een grootste afstand (veelal door geluid) aangehouden te worden tot gevoelige objecten van minimaal 30 meter. Voor de veldsportactiviteiten is dit een minimale afstand van 50 meter. Zie figuur 3.2.2.1 voor de richtafstandenlijst.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.GWVWIJKLN2pbp-VA01_0019.png"

Richtafstanden volgens de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' uit 2009

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.GWVWIJKLN2pbp-VA01_0020.png"

Situatie De Tuinderij, met afstanden tot woningen van derden

De afstand tot gevoelige objecten, in dit geval woningen van derden, tot aan het gebouw van de Tuinderij bedraagt respectievelijk 48,3 en 88,7 meter. Dit valt buiten de vereiste minimale afstand van 30 meter. De afstand van het recreatieveld tot bestaande gevoelige objecten, in dit geval bestaande woningen van derden, bedraagt 31,4 meter. De nieuw te realiseren woningen komen op een afstand van minimaal 16 meter van het recreatieveld te staan. Dit voldoet niet aan de vereiste minimale afstand.

Omdat de combinatie van activiteiten van de Tuinderij niet specifiek vermeld staan in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' en het aspect geluid hierin maatgevend is, heeft AAB geluidsrapportages gemaakt. In hoofdstuk 3.3 'Geluid' zijn de rapportages toegelicht. De gehele rapportages zijn als afzonderlijk bijlagen bij de toelichting opgenomen. Op basis van de resultaten en berekeningen in de rapportages kan worden geconcludeerd dat het bedrijf De Tuinderij voor alle woningen voldoet aan de eisen die gesteld zijn in het Activiteitenbesluit.

3.2.3 Conclusie

Het project is op het gebied van milieuzonering uitvoerbaar.

3.3 Geluid

3.3.1 Wettelijk kader

Wet geluidhinder

Met de Wet geluidhinder wordt, vanuit een goed milieubeheer, een aantal specifieke geluidsgevoelige bestemmingen beschermd zoals woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen. De geluidszonering die door deze wet wordt voorgeschreven, ligt rondom bedrijventerreinen, langs wegen voor wegverkeer, langs spoor-, tram- en metrowegen en rondom of langs andere geluidsoverlast veroorzakende objecten. Aan de geluidsbelasting op de (gevels van de) geluidsgevoelige objecten worden grenzen gesteld terwille van het woon- en leefklimaat.

3.3.2 Onderzoek

Woningen

De woningen zijn niet gelegen aan een doorgaande weg. De woningen worden ontsloten via een 30 km/uur weg. Een geluidsgevoelige bestemming die gerealiseerd wordt langs een 30 km-weg of in een woonerf wordt niet beoordeeld in het kader van de Wgh. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet een aanvaardbaar akoestische kwaliteit worden bereikt. In casu ontsluiten er maximaal 4 woningen via deze weg. Door het geringe aantal vervoersbewegingen is dan ook nader onderzoek niet aan de orde.

De Tuinderij

De nieuw te realiseren woningen zijn naast De Tuinderij gelegen, welke moet voldoen aan het Activiteitenbesluit. Omdat de combinatie van activiteiten van de Tuinderij niet specifiek vermeld staan in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' en het aspect geluid hierin maatgevend is, zijn er geluidsrapportages gemaakt. In de rapportages is ook de indirecte hinder in kaart gebracht waarbij het rijden op de openbare weg tot circa 100 en 150 meter vanaf de inrichtingsgrens is meegenomen.

Bij de berekening is gekeken naar de bedrijfsbebouwing, het recreatieveld, het terras en parkeerterrein. In de rapportage '168201-200214-KR-rapport-geluid-WM-melding-compl.pdf' is de Tuinderij met de bestaande bebouwing, nieuwe parkeerplaatsen, nieuw recreatieveld en nieuwe woningen in kaart gebracht. De rapportage gaat er vanuit dat de bestaande bebouwing van de Tuinderij blijft staan en dat de zalen worden gebruikt voor bijeenkomsten, bruiloften, feesten en partijen. Deze situatie zal de komende jaren behouden blijven. Het bestemmingsplan maakt het echter mogelijk de bebouwing binnen het bouwvlak aan te passen. Niet dat er meer bebouwd kan worden, maar de positie van de bebouwing kan veranderen. Om inzichtelijk te maken of De Tuinderij met deze mogelijkheden nog steeds aan het Activiteitenbesluit en goede ruimtelijke ordening voldoet is een aparte rapportage gemaakt: '168201-200213-KR-rapport geluid bestemmingsplan-compl'. In deze rapportage is uitgegaan van een variant die verder gaat dan een 'worstcasescenario' waarin het complete bouwvlak is ingevuld met bebouwing. Deze situatie zal zich nooit voordoen omdat binnen het bouwvlak 77% bebouwd mag worden. Door deze benadering is de Tuinderij in de toekomst echter vrij om op elke positie binnen het bouwvlak bebouwing te realiseren. De parkeerplaatsen in het bouwvlak zijn verplaatst naar het terrein naast het recreatieveld.

Uit de geluidsonderzoeken kan worden geconcludeerd dat De Tuinderij voldoet aan de eisen die gesteld zijn in het Activiteitenbesluit. De overgebleven geluidruimte voor het bedrijf is echter beperkt, wat inhoudt dat bij toekomstige uitbreiding van activiteiten of voertuigbewegingen geluidmaatregelen noodzakelijk zullen zijn. Beide geluidsonderzoeken zijn als afzonderlijk bijlagen bij de toelichting opgenomen.

3.3.3 Conclusie

Op basis van de rapportages en overlegde modellering is er door de Omgevingsdienst Haaglanden een aanvullende modellering en nadere berekeningen uitgevoerd. Uit nadere modellering blijkt dat rekening houdend met een correctie van 10 dB voor muziekgeluid in de kleine zalen ten hoogste 85 dB(A) popmuziek mogelijk is in de nachtperiode (toetswaarde 30 dB(A)). Voor de grote zaal is dit ten hoogste 80 dB(A) popmuziek dan wel 78 dB(A) dancemuziek. In geval dat in de grote zaal en kleine zalen tegelijk muziek ten gehore wordt gebracht is in de betreffende ruimten 3 dB minder toegestaan.Hierbij wordt er van uitgegaan dat ramen en deuren in de betreffende buitengevels en daken van de betreffende ruimten bij het ten gehore brengen van muziek ten allen tijde zijn gesloten.

Op grond van het overleg ter plaatse en de uitkomsten van de nadere modellering is de bestemming 'zalenverhuur met feesten en partijen met beperkte mogelijkheden voor (live)muziek' mogelijk.

Het bedrijf zal ten alle tijde moeten voldoen aan de eisen die gesteld zijn in het Activiteitenbesluit.

3.4 Luchtkwaliteit

3.4.1 Wettelijk kader

Wet luchtkwaliteit

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 (Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer). De Wlk bevat grenswaarden voor
zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxide, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Stof Toetsing van Grenswaarde Geldig
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 60 ìg/m³ 2010 t/m 2014
jaargemiddelde concentratie 40 ìg/m³ vanaf 2015
fijn stof (PM10)1) jaargemiddelde concentratie 48 ìg/m³
jaargemiddelde concentratie 40 ìg/m³ vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 75 ìg/m³
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 ìg/m³ vanaf 11 juni 2011

1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In dit Besluit is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 1% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10;
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.

3.4.2 Onderzoek

De luchtkwaliteit van de planlocatie is opgenomen in de Atlas Leefomgeving, (www.atlasleefomgeving.nl). De gegevens uit deze atlas zijn afkomstig van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Gekeken is naar de stikstof- en fijnstofdioxideconcentraties op regionaal niveau, zie onderstaande figuren.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.GWVWIJKLN2pbp-VA01_0021.png"

Stikstof gehaltes (bron: www.atlasleefomgeving.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.GWVWIJKLN2pbp-VA01_0022.png"

Fijnstof gehaltes (bron: www.atlasleefomgeving.nl

Ten aanzien van stikstofdioxide (NO2) blijkt dat de berekende jaargemiddelde concentraties NO2 20-25 ìg/m3 bedraagt. De concentraties liggen onder de per 2015 van kracht zijnde grenswaarde voor de jaargemiddelde NO2 van 40 ìg/m3.

Ten aanzien van fijnstof (PM10) blijkt dat de berekende jaargemiddelde concentraties PM10 18-19 en 17-18 ìg/m3 bedraagt. Deze concentratie ligt onder de per 2015 van kracht zijnde grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie PM10 van 40 ìg/m3.

Uit de gegevens blijkt dat er ter plaatse van het plangebied geen overschrijding van de normen plaatsvindt.

Nieuwe Situatie

Voor de 4 nieuwe woningen geldt dat er per woning 2,5 parkeerplaats gerealiseerd moet worden. In totaal zijn dit 10 nieuwe parkeerplaatsen.

Voor De Tuinderij geldt dat er 138 nieuwe parkeerplaatsen worden aangelegd ter plaatse van parking 1. Naast De Tuinderij zijn 52 parkeerplaatsen reeds aanwezig op parking 2. De bezoekers van De Tuinderij zullen verdeeld over de dag komen en gaan. Een deel zal arriveren in de dagperiode, diverse activiteiten doen en ook in de dagperiode vertrekken. Een tweede groep zal deels aan het einde van de dagperiode arriveren en deels in de avondperiode. Vertrek zal dan in bijna alle gevallen in het begin van de nachtperiode aan de orde zijn, rond sluitingstijd. Op basis van de bezoekerscapaciteit van De Tuinderij, een inschatting van de bezettingsgraad van de voertuigen en de verdeling van deze voertuigen over beide parkeerplaatsen, zijn onderstaande aantallen aangehouden. Deze aantallen zijn inclusief personeel en de auto's van de rondritten vanuit De Tuinderij. Daarnaast is het rijden van de Solexen meegenomen en is een aantal vrachtwagenbewegingen meegenomen voor de bevoorrading.

parking 1 parking 2 solex vrachtwagens
dag 135 70 50 2
avond 65 30 8 1
nacht 50 30 0 0

Een deel van deze vervoersbewegingen valt onder de bestaande situatie. Echter voor de helderheid is de complete inrichting van De Tuinderij met haar vervoersbewegingen berekend in verband met de luchtkwaliteitseisen. Het aantal motorvoertuigbewegingen per etmaal is gebaseerd op het 'weekdaggemiddelde'. Etmaalintensiteiten van een werkdag moeten worden omgerekend naar een weekdag. Er wordt voor het gemak een weekdagfactor van 1 toegepast. De totale toename van 380 auto's en 58 solexen voor de Tuinderij en 10 auto's voor de woningen genereert 896 extra voertuigbewegingen. De toename van het weekdaggemiddelde bedraagt 896. Het aandeel vrachtverkeer bedraagt 0,45%.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.GWVWIJKLN2pbp-VA01_0023.png"

Worst-case berekening voor de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van het plan op de luchtkwaliteit

De hoeveelheid extra stikstof en fijnstof zitten ruim onder het maximum van 1,2 µg/m³. De ontwikkeling kan dus ook worden bestempeld als NIBM. Toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit kan achterwege blijven.

3.4.3 Conclusie

Het project is op het gebied van luchtkwaliteit uitvoerbaar.

3.5 Externe Veiligheid

3.5.1 Wettelijk kader

Voor dit bestemmingsplan is toetsing aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen, het Besluit externe veiligheid buisleidingen en het Besluit externe veiligheid transportroutes van belang.

Op grond van de regels voor externe veiligheid moeten afstanden in acht worden genomen tussen risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten. In de regelgeving wordt uitgegaan van een risicobenadering - en niet het volledig uitsluiten van het risico - waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is een rekenkundig begrip. Het risico kan op een afbeelding zichtbaar worden gemaakt door een (iso)risicocontour die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt. Het groepsrisico is een maat om de kans weer te geven dat een incident met dodelijke slachtoffers plaatsvindt. Het drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting, als bedoeld in de Wet milieubeheer, of bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet onderzocht - en verantwoord - worden omdat ook buiten de genoemde risicocontour van het plaatsgebonden risico nog letale effecten kunnen optreden in

het invloedgebied van de risicovolle activiteit en groepen personen slachtoffer kunnen worden van een calamiteit.

3.5.2 Onderzoek

Risicovolle inrichtingen

Uit de risicokaart van de provincie Zuid-Holland blijkt dat het plangebied niet is gesitueerd in de omgeving van een Bevi-bedrijf, zie onderstaande.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.GWVWIJKLN2pbp-VA01_0024.png"

Uitsnede risicokaart externe veiligheid (bron: risicokaart.nl)

Buisleidingen

Eerst is bekeken of de nieuwe woningen een kwetsbare objecten zijn. Kwetsbare objecten zijn onder meer woningen, ziekenhuizen, zorginstellingen, onderwijsinstellingen, omvangrijke kantoorgebouwen, recreatieterreinen en andere gebouwen waar grote aantallen personen een groot deel van de dag aanwezig zijn. Via een wijziging in het Bevi (Besluit van 9-9- 2008, Stb. 2008, nr. 380) worden ook woonschepen en woonwagens tot kwetsbare objecten gerekend. Beperkt kwetsbare objecten zijn onder meer verspreid liggende woningen, kleinere kantoren, hotels en restaurants, sporthallen, overige bedrijfsgebouwen. Op basis van het Bevi wordt onder verspreid liggende woningen verstaan: een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare. Ook lintbebouwing, voor zover deze loodrecht of nagenoeg loodrecht is gelegen op de contouren van het PR van een buisleiding, wordt aangeduid als een beperkt kwetsbaar object.

De 6 woningen zijn kwetsbare objecten als benoemd in de wetgeving op het gebied van externe veiligheid. In de omgeving van de ontwikkellocatie is sprake van een hogedruk aardgasbuisleiding. Aangezien de beoogde ontwikkellocatie zich binnen het invloedsgebied van deze buisleiding bevindt moet er conform het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) inzicht worden gegeven in de externe veiligheidsrisico's. Daarom is er door Peutz op 7 maart 2019 een 'Kwantitatieve risicoanalyse (QRA) hogedruk aardgasbuisleiding' gemaakt. De rapportage is als aparte bijlage toegevoegd aan deze toelichting. Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

  • Voor de beschouwde risicobronnen geldt dat er voor de beoogde ontwikkeling wordt voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar.
  • Uit de QRA voor de hogedruk aardgasbuisleiding volgt dat de oriëntatiewaarde zowel in de huidige als in de toekomstige situatie niet wordt overschreden. Ook neemt het groepsrisico ten gevolge van de beoogde ontwikkeling niet toe.

Doordat door de beoogde ontwikkeling geen verhoogd risico optreedt, is conform artikel 12, derde lid onder b verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk. Derhalve vormt het aspect externe veiligheid in de nabijheid van buisleidingen geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Het plangebied ligt buiten de 200 m-zone vanaf rijkswegen en spoorwegen in het kader van de basisnetroute voor gevaarlijke stoffen. Hierdoor is er geen verantwoording van het groepsrisico nodig vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen.

3.5.3 Conclusie

Het project is op het gebied van externe veiligheid uitvoerbaar.

3.6 Water

3.6.1 Wettelijk kader

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met het doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Provinciale Structuurvisie;
  • Verordening Ruimte.


Nationaal beleid
Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.

Nationaal Waterplan

Op 10 december 2015 hebben de minister van Infrastructuur en Milieu en de staatssecretaris van Economische Zaken het Nationaal Waterplan 2016-2021 vastgesteld. In het Nationaal Waterplan 2016-2021 staan de volgende ambities centraal:

  • Nederland blijft de veiligste delta in de wereld;
  • Nederlandse wateren zijn schoon en gezond en er is genoeg zoetwater;
  • Nederland is klimaatbestendig en waterrobuust ingericht;
  • Nederland is en blijft een gidsland voor watermanagement;
  • Nederlanders leven waterbewust.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie sluit aan op de uitgangspunten van het Nationaal Waterplan en vult deze op onderdelen aan. Uitgangspunten zijn het verbeteren van de waterkwaliteit, het voorkomen van wateroverlast, ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.

Provinciaal beleid

Het provinciaal waterbeleid voor de periode 2016-2021 bestaat uit: de Visie Ruimte en Mobiliteit, Voortgangsnota Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) 2016 - 2021 en onderdelen van het Provinciaal Waterplan 2010 - 2015.

In de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) zijn de ruimtelijke componenten opgenomen van het waterbeleid. Hoofdstuk 4 geeft de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid:

  • de ambitie om een duurzaam, concurrerende en leefbare Europese topregio te zijn. De Provincie bevordert de transitie naar een water -en energie efficiënte samenleving. Daar spelen het verbeteren van toekomstwaarde, de gebruikswaarde en de belevingswaarde een belangrijke rol;
  • aan het watersysteem worden grote uitdaging gesteld door verzilting, klimaatverandering, inklinking, veranderd ruimtegebruik en de daarbij passende veranderingen van het watersysteem;
  • het beter benutten van de kansen en natuurlijke kwaliteiten van de bodem en de ondergrond is tevens een speerpunt van het provinciaal waterbeleid;
  • tenslotte door een verandering naar een duurzame voorziening in de energiebehoefte kan worden ingezet op een energie-efficiënte samenleving.

De doelen, maatregelen en afspraken voor de kwaliteit van het water van grond- en oppervlakte water zijn opgenomen het Stroomgebied beheerplan Rijn-West 201-2015 (SGB-1). Voor opvolgende periode 2016-2021 is het SGB-2 op 22 december 2014 gereedgekomen. De invulling van de verantwoordelijkheid in dit SGB-2 is vastgelegd in de KRW 2016-2021.

Het Waterplan Zuid-Holland 2015 was van kracht tot 22 december 2015. Op grond van artikel 48 Waterwet moet het plan om de zes jaar door de Provinciale Staten worden herzien. Het is niet noodzakelijk om een nieuw plan vast te stellen. Voldaan kan worden met het nemen van een planherzieningsbesluit. Dit besluit is genomen op 29 juni 2016 en bekend gemaakt op 8 juli 2016.

De onderdelen 'Waarborgen waterveiligheid (hoofdstuk 4)' en 'Realiseren mooi en schoon water (hoofdstuk 5)' en 'operationeel grondwaterbeleid (bijlage 7)' van het Waterplan 2015 blijven van kracht.

De Visie op Zuid-Holland bestaat uit de Visie Ruimte en Mobiliteit, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda. Hierin beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen (Visie Ruimte en Mobiliteit), stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (Verordening) en geeft zij aan wat nodig is om dit te realiseren (Uitvoeringsagenda). In de Verordening Ruimte zijn bijvoorbeeld regels opgenomen met betrekking tot regionale keringen in bestemmingsplannen. Daarnaast is de Waterverordening Zuid-Holland van belang. Daarin zijn onder meer veiligheidsnormeringen voor regionale keringen en waterkwantiteitsnormen opgenomen. De waterkwantiteitsnormen geven aan, waar de regionale wateren met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit op ingericht moeten zijn. Deze normen definiëren de gemiddelde overstromingskans vanuit het oppervlaktewater per jaar van daarbij aan te wijzen gebieden. Het beschermingsniveau verschilt per vorm van landgebruik en is gerelateerd aan de economische waarde van landgebruik en de te verwachten schade bij overstromingen. De waterkwaliteitsnormen zijn gerelateerd aan het landgebruik en daarmee bepalend voor de mogelijkheden, die het bestemmingsplan biedt.

De provincie heeft samen met de gemeente Den Haag en Westland een Visie Vaartenland opgesteld, een visie op hoe de vaartenstructuur in Westland en Den Haag recreatief/toeristisch en economisch elkaar kan versterken. Het project Westlandse Waterlijnen heeft de provincie in samenwerking met heel veel stakeholders uit het gebied ten westen van het Rijn-Schiekanaal opgesteld (Westland, Den Haag, Delft, Midden-Delfland, Schiedam, Vlaardingen en Maassluis). Dit heeft een wensenlijst met een soort top 5 opgeleverd, met betrekking tot versterking van de vaarrecreatie en economische spin-off, waar burgers, verenigingen en ondernemers hun zinnen op hebben gezet. Verder is in de Visie Ruimte en Mobiliteit aangegeven dat de juridische borging en versterking van het vaarnetwerk overgedragen is aan de gemeenten die hierop hun lokale beleid en bestemmingsplannen moeten aanpassen.

Waterschapsbeleid
Het Hoogheemraadschap Delfland heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2016-2021 'Strategie richting een toekomstbestendig en samenwerkingsgericht waterschap'. In dit Waterbeheerplan 5 (WBP 5) heeft het Hoogheemraadschap van Delfland (Delfland) zijn strategie voor de uitvoering van de kerntaken voor de komende jaren beschreven. Het is de leidraad voor het handelen van Delfland in de planperiode 2016-2021. Het WBP 5 is tevens een uitnodiging aan private, particuliere en publieke partijen om binnen de uitge¬zette koers met initiatieven te komen. Bij de uitvoering van het WBP 5 staan de kernta¬ken vanzelfsprekend voorop:

  • de waterveiligheid;
  • het waterbeheer;
  • de waterkwaliteit;
  • het zuiveren van afvalwater.

Delfland zal hierbij nadrukkelijk kijken naar een doelmatige uitvoering daarvan waarbij ambities, kosten en het tempo op een evenwichtig manier zijn afgewogen. Delfland voert zijn kerntaken uit ten behoeve van het behouden en verbeteren van de leef¬omgeving voor inwoners, medeoverheden, bedrijven en de natuurwaarden in het beheerge¬bied. Het is een uitdaging om bij de uitvoering van die taken aan te sluiten bij de beleving en de behoeften van de maatschappij. Waterbewustzijn vormt de onmisbare schakel voor draagvlak. Delfland wil dat mensen zich in de komende planperiode bewust worden van het water om hen heen, van de gevolgen van klimaatverandering en van hun eigen gedrag. Het vergroten van waterbewustzijn is daarom verweven in alle programma's en handelingen van Delfland in de komende planperiode.

De werkzaamheden en projecten die de komende zes jaar geïnitieerd worden zijn terug te brengen tot de volgende vier speerpunten van het waterschap:

  1. 1. In stand houden: Investeringen in de infrastructuur worden op een adequate manier in stand gehouden. De waterkeringen, het watersysteem, de ecologische structuren en het afvalwatersysteem worden met beheer verder geoptimaliseerd. Delfland werkt bij het bestendigen van het beheer van de infrastructuur toe naar de levenscyclusbenadering;
  2. 2. Investeren: Veranderende wetgeving en veranderingen in de omgeving vragen om aanpassing en verdere verbetering van ons watersysteem, de waterkeringen en het afval¬watersysteem. Dit betekent de kans op natte voeten verkleinen door bij het zoeken naar oplossingen om water langer vast te houden, de waterkeringen op orde te houden met oog voor de multifunctionaliteit, de waterkwaliteit te verbeteren en toe te spitsen op de potenties van het gebied en de waterzuiveringen om te bouwen tot zoetwaterfabrieken. Bij elk project, proces en activiteit worden de innovatieve mogelijkheden en de meest duurzame wijze van uitvoering meegenomen in de afwegingen;
  3. 3. Samenwerken: Het waterschap kan en doet het niet alleen, sterker nog, waterbeheer is ook een taak van andere overheden zoals gemeenten en van burgers en bedrijven. De samenwerking in het waterbeheer is pluriform van karakter. Het waterschap speelt hierop in door goed omgevingsmanagement en door op basis van transparantie en vertrouwen de samenwerking te zoeken en structureel te onderhouden. Delfland wil het waterbewustzijn bevorderen door samenwerking met belanghebbenden en delen van verantwoordelijkheden;
  4. 4. Flexibel en duidelijk: Partners komen een flexibel waterschap tegen die rol en houding afstemt op basis van vraagstukken die voorliggen. Duidelijke kaders worden neergezet, zoals financieel gezond en bijdragen aan toekomstbestendig waterbeheer, maar dogma's zijn er niet. Dit betekent dat er in de werk- en beleidsprocessen van de ambtelijke organi¬satie en bij bestuurlijke besluitvorming binnen de wettelijke mogelijkheden voldoende ruimte moet zijn om maatwerk te leveren. Innovatie fungeert daarbij als aanjager om te blijven vernieuwen, mee te bewegen met veranderingen en te voorkomen dat het waterschap statisch wordt.

In 2007 (herzien in oktober 2018) is een Handreiking Watertoets, ruimte voor water in ruimtelijke plannen opgesteld. Het Hoogheemraadschap van Delfland stelt voorwaarden aan de inhoud van de watertoets (waterparagraaf) als verplicht onderdeel van de onderbouwing van ruimtelijke plannen. De watertoets berust op twee uitgangspunten:

  • Standstill-beginsel - negatieve effecten van ruimtelijke ontwikkelingen op het watersysteem worden voorkomen; Het is belangrijk om water al bij de locatiekeuze en het ontwerp van ruimtelijke ontwikkelingen als ordenend principe te gebruiken. Dat voorkomt het ontstaan van knelpunten achteraf, zoals (grond)wateroverlast of slechte waterkwaliteit;
  • Verbetering - in ruimtelijke ontwikkelingen worden de kansen die zich voordoen om bestaande knelpunten in het watersysteem te helpen oplossen, benut. Het gaat daarbij ook om de relatie tussen de verschillende waterthema's (droogte en wateroverlast, afvalwater, waterkwaliteit en ecologie, waterkeringen). Waterknelpunten en/of problemen met waterkeringen worden niet afgewenteld op de omgeving of verschoven naar de toekomst

De toelichting van bestemmingsplannen dient een beschrijving te bevatten van de volledige watersituatie binnen het plangebied, alsmede de te verwachten ontwikkelingen. Deze beschrijving dient in te gaan op de volgende aspecten:

  • Beleidskader omtrent water;
  • Veiligheid en waterkeringen;
  • Waterkwantiteit;
  • Grondwater en voorkomen van (zoet) water te kort;
  • Onderhoud en bagger;
  • Watersysteemkwaliteit en ecologie;
  • Afvalwater en riolering;
  • Klimaatadaptie.

Gemeentelijk beleid

Het Waterplan Westland , met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2027 en de daarbij horende uitvoeringsplan 2015 tot 2018 beschreven. De thema's: ”Toekomstig ruimtelijk beleid, Duurzaamheid, Schoon water, waterkeringen, Droge voeten, Afvalwaterketen Beheer en onderhoud, Zoetwatervoorzieningen en grondwater, Recreatie“, worden hierin uitgewerkt. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart gebracht. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Westland 2011-2015 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Met het eerste Verbreed GRP Westland 2011-2015 wordt niet alleen uitvoering gegeven aan de wettelijke eisen, maar wordt ook de onderlinge samenhang tussen de drie zorgplichten en reeds in gang gezette ontwikkelingen zoals het project Riolering Glastuinbouw Westland (RGW) weergegeven. Het Verbreed GRP is een logisch vervolg op de wijzigingen in wetgeving/beleid en een noodzakelijke verdere optimalisatie van het beleid dat de afgelopen 5 jaar is gevolgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.GWVWIJKLN2pbp-VA01_0025.jpg"

3.6.2 Onderzoek

Veiligheid en waterkeringen

Ruimtelijke plannen kunnen van invloed zijn op het (veilig) functioneren en het beheer en onderhoud van waterkeringen. Om die reden is het van belang, dat initiatiefnemers van ruimtelijke plannen rekening houden met de effecten van die plannen op de aanwezige waterkeringen.

In de legger van het Hoogheemraadschap van Delfland zijn de ligging en de minimale afmetingen van de waterkeringen vastgelegd. Rondom de keringen is een keurzone vastgesteld. Deze bestaat uit het waterstaatswerk (de daadwerkelijke kering) en een beschermingszone. Binnen het waterstaatswerk en de beschermingszone zijn op basis van de Keur Delfland beperkingen gesteld aan activiteiten die het waterkerend vermogen van de kering nu en in de toekomst kunnen aantasten.

Aan de zuidzijde is het water de Zijde gelegen. Dit is een regionale waterkering van het Hoogheemraadschap van Delfland. Bij de waterkering dient rekening te worden gehouden met een zone waarin niet gebouwd mag worden, het zogenaamde waterstaatswerk. Volgens de legger van het Hoogheemraadschap is het waterstaatwerk circa 12 meter breed gemeten vanaf de waterlijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.GWVWIJKLN2pbp-VA01_0026.png"

Figuur: Legger regionale waterkeringen, in het bruin het waterstaatwerk aangegeven (bron: Hoogheemraadschap van Delfland).

De waterkering is opgenomen in het nu vigerende bestemmingsplan en zal worden overgenomen in dit bestemmingsplan met dezelfde beschermingszone. In de planregels is aangegeven dat er - indien er gebouwd gaat worden - geen belemmeringen mogen ontstaan voor het onderhoud, de veiligheid of de mogelijkheden voor versterking van de waterkering. Dit is ter beoordeling van het Hoogheemraadschap van Delfland. Naast een omgevingsvergunning is er eveneens een watervergunning benodigd.

Waterkwantiteit

De verharding neemt door de bestemmingsplanwijziging af. Voor de verschillende percelen is in kaart gebracht wat de bestaande en nieuwe verharding is, zie onderstaande tabel. De Tuinderij is ondergebracht in een bestaande kas die in 2010 is verbouwd. Daarbij is een deel van de kas gesloopt en een parkeerterrein nieuw gerealiseerd. Het parkeerterrein is opgebouwd uit 200mm repak en 20mm vuursteen. Op het perceel waar het andere parkeerterrein en recreatieveld worden gerealiseerd stond tot 1997 een kas met bedrijfsruimte. Alleen de bedrijfsruimte is blijven staan. Het nieuw aangelegde parkeerterrein is opgebouwd uit 200mm repak en 20mm vuursteen.

Het perceel waar de nieuwe woningen worden gerealiseerd was tot eind 2018 bebouwd met een glastuinbouwbedrijf. De kas met bedrijfsruimte is inmiddels gesloopt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.GWVWIJKLN2pbp-VA01_0027.png"

Figuur: Afbeeldingen plangebied jaartal 1997, 2010 en 2018 (bron: Kadaster, Topotijdreis.nl).

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.GWVWIJKLN2pbp-VA01_0028.png"

Voor het totale project geldt dat de bebouwing en verharding die mogelijk wordt gemaakt door het nieuwe bestemmingsplan wordt gereduceerd ten opzichte van het huidige bestemmingsplan, waardoor er geen verslechtering van de waterkwantiteit plaatsvindt. Zelfs als de kas van 7.500 m² die tot 1997 aanwezig was, van het totaal wordt afgetrokken vindt nog steeds reductie plaats.

Voorkomen van wateroverlast

Volgens de provinciale verordening is het beschermingsniveau tegen wateroverlast voor wonen eens in de 100 jaar, voor bedrijfsterreinen eens in de 50 jaar en voor agrarisch, eens in de 10 jaar. Bij kleinschalige bestemmingswijzigingen wordt het watersysteem echter niet aangepast. Daarom wordt nadrukkelijk geadviseerd om, zover mogelijk, de praktijksituatie hierop aan te passen. Dit kan bijvoorbeeld door het maaiveld ter plekke van de woning voldoende op te hogen. Meer informatie hierover is te vinden in de Handreiking watertoets voor gemeenten, de meest actuele versie van deze handreiking is te vinden op de website www.hhdelfland.nl/overheid/ruimtelijke-plannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.GWVWIJKLN2pbp-VA01_0029.png"

Watersysteemkwaliteit en ecologie

In het kader van de herstructurering wordt er gestreefd naar het zoveel mogelijk benutten van kansen en voor het verbeteren van de watersysteemkwaliteit en de ecologie. Ten aanzien van de KRW maatregelen moet er rekening worden gehouden met de afspraken uit de Bestuursovereenkomst KRW Delfland en de afspraken die op dit moment gemaakt worden voor het Stroomgebiedbeheersplan 2015-2021. Het boezemsysteem van Delfland maakt onderdeel uit van de KRW waterlichamen. Delfland en gemeenten zijn in de KRW Delfland overeengekomen om de toestand van de waterlichamen te verbeteren. Onderdeel van deze overeenkomst is dat daar waar langs waterlichamen ruimtelijke mogelijkheden zijn om invulling te geven aan de KRW-opgave, deze worden benut, en dat bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt onderzocht of een deel van de ruimtelijke KRW-opgave hieraan kan worden gekoppeld. In het

Waterplan Westland is aangegeven dat als er ruimte is, er een natuurvriendelijke oever moet worden aangelegd. En als er geen ruimte is maar wel dynamiek, kansen worden benut. Daarnaast mogen ruimtelijke ontwikkelingen niet leiden tot een verslechtering van de ecologische en chemische toestand van deze waterlichamen. Omzetten van glastuinbouw naar wonen is meestal sprake van minder uitstoot van nutriënten, waardoor de waterkwaliteit mogelijk verbeterd.

In het plangebied liggen geen (natte) ecologische verbindingszones. De aanwezigheid van de bestaande bebouwing en de nieuwe woningen hebben geen noemenswaardige invloed op de kwaliteit van het oppervlaktewater.

Onderhoud

Delfland is verantwoordelijk voor het onderhoud van het primaire watersysteem en de waterkeringen. Het plangebied ligt in de polder met daarbij een kleine secundaire poldersloot. De beleidsregel 'Dempen en graven' gaat bij deze watergangen uit van rijdend onderhoud aan één zijde van de watergang. De onderhoudsstrook aan die zijde moet minimaal 4,0 m breed en 3,5 m hoog zijn. De zuidzijde van het plangebied grenst aan primair boezemwater. Deze wordt varend onderhouden, waardoor de onderhoudsstrook 1,0 m breed en 2,0 m hoog is. Met deze onderhoudsstroken moet rekening worden gehouden worden. Deze onderhoudsstroken kunnen niet bebouwd worden.

Bodem en grondwater

In dit project wordt vooralsnog niet ondergronds gebouwd. Er zullen dan ook geen gevolgen voor de grondwaterstroming optreden. Nu de woningen vlakbij het boezemwater liggen, moet het vloerpeil idealiter 1,2m boven het boezempeil van NAP -0,43 m worden aangelegd. Geadviseerd wordt om minimaal 1,0 m aan te houden.

Afvalwater en riolering

Het afvalwater van de Tuinderij en de nieuwe woningen wordt geloosd via de aanwezige riolering. Het hemelwater wordt geloosd op het oppervlaktewater.

Voor de afvoer van het hemelwater zijn creatieve en efficiënte maatregelen mogelijk, zoals het ophogen van gronden, een hoger bouwpeil van woningen, open verharding ter plekke van parkeerplaatsen of water vasthouden op particulier terrein, bijvoorbeeld door middel van de aanleg van wadi's, (slimme)regenton, groene daken, het afkoppelen van hemelwaterafvoer, en dergelijke.

3.6.3 Conclusie

De waterkering is opgenomen in het nu vigerende bestemmingsplan en zal worden overgenomen in dit bestemmingsplan met dezelfde beschermingszone. Er gelden vanuit het aspect water geen belemmeringen voor het voorliggende bestemmingsplan

3.7 Bodem

3.7.1 Wettelijk kader

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijke leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (hierna: Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen. Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging en de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft.

Wet bodembescherming

De Wbb regelt zaken rond bodembescherming en bodemsanering. Vertrekpunt van de Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie. De wettelijke doelstelling is functiegericht saneren. De wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  1. a. Het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  2. b. Het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  3. c. Het wegnemen van actuele risico's.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. Het is niet nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

3.7.2 Situatie plangebied

Het plangebied is momenteel in gebruik als woning, parkeerterrein en glastuinbouw. Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn glastuinbouwbedrijven gevestigd. Ter plaatse van de Van Wijklaan 2 zijn twee bovengrondse opslagtanks aanwezig. Het plangebied is niet gelegen in een milieubeschermingsgebied voor grondwater.

Het plangebied bevindt zich binnen bodemfunctie klasse Overig (kassengebied). De bodem van het plangebied is op basis van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Westland schoon (klasse AW2000). Binnen het plangebied zijn diverse onderzoeken uitgevoerd, maar het plangebied is niet volledige onderzocht.

Ter plaatse van een deel van het plangebied (perceel I 707) is in 2015 bodemonderzoek (Ingenieursbureau Mol, met kenmerk A0435, versie 2 van 19 juni 2015) uitgevoerd. Dit onderzoek is op 2 mei 2019 als voldoende beoordeeld, onder kenmerk ODH-2019-00054827. Er is echter onvoldoende inzicht in de bodemkwaliteit ter plaatse van dit deelgebied. Doordat de locatie verdacht is op asbest, is er asbestonderzoek noodzakelijk.

Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden. Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn, zullen de bodemonderzoeken geactualiseerd moeten worden.

3.8 Ecologie

3.8.1 Wettelijk kader

Natuurnetwerk Nederland

Op basis van het nieuwe rijksbeleid zoals opgenomen in het Natuurnetwerk Nederland (NNN), heeft de provincie Zuid-Holland in december 2013 de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) herijkt. De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones.


Bij de herijkte EHS is de prioriteit komen te liggen bij het bereiken van de doelen van de Natura-2000-gebieden en de Europese Kaderrichtlijn Water. Voor wat betreft het beleidsveld Natuur richt de provincie zich niet alleen op de kwantitatieve prestaties (output: hoeveel hectare verworven en ingericht, hoeveel beheerplannen Natura 2000 vastgesteld) maar vooral ook op de effecten (outcome: de natuurkwaliteit, hoe ontwikkelt de Zuid-Hollandse biodiversiteit zich). Het voorgaande is breder dan de reikwijdte van het NNN omdat er door de provincie van uitgegaan wordt dat de bijdrage aan de biodiversiteit ook buiten de begrenzing van het NNN plaatsvindt, bijvoorbeeld het leveren van een bijdrage aan de biodiversiteit door recreatiegebieden en het agrarisch gebied.


Wet natuurbescherming
Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking. De Wnb is het nieuwe wettelijke stelsel voor natuurbescherming en vervangt drie tot dan bestaande wetten, namelijk de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Het beschermingsregime gaat uit van het "nee, tenzij-principe". Dit betekent dat de genoemde verbodsbepalingen in de Wnb voor bescherming van gebieden, soorten en houtopstanden altijd gelden. Het afwijken hiervan is alleen onder voorwaarden toegestaan. Gedeputeerde Staten (GS) van de provincie Zuid-Holland is het bevoegd gezag voor het verlenen van toestemming door middel van een vergunning, ontheffing of vrijstelling.


In de Wnb zijn bepalingen opgenomen voor de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten. Het gaat onder meer om soorten die in Nederland, maar ook in Europa in hun voortbestaan bedreigd worden. De Wnb kent drie beschermingsregimes:

  • Vogels: het gaat hier om alle inheemse vogels in hun natuurlijk verspreidingsgebied. Ze zijn
    beschermd via de vogelrichtlijn;
  • Dieren en planten: het gaat hier om alle inheemse dieren en planten. Ze zijn beschermd via de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn;
  • Nationale soorten: het gaat hier om de soorten, die niet onder de reikwijdte van de Vogel- of Habitatrichtlijn vallen. Deze soorten zijn wel nationaal beschermd.


Per beschermingsregime is bepaald welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing, vergunning of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag. De bepalingen zijn samengevat in onderstaande tabel. De bepalingen voorzien in een bescherming van verblijfplaatsen, evenals de bescherming tegen verstorende invloeden. Gedeputeerde Staten van provincie Zuid-Holland kan een ontheffing verlenen van de verboden als genoemd in de artikelen 3.1, 3.5 en 3.10. van de Wnb.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.GWVWIJKLN2pbp-VA01_0030.png"

Vrijstellingen
In de Wnb is een aantal algemene soorten amfibieën en zoogdieren beschermd onder de categorie "Nationale soorten", zoals gewone pad, bruine kikker en konijn. Provincie Zuid-Holland heeft bevoegdheid om bij verordening deze soorten "vrij te stellen" van de ontheffing/vergunningsplicht (Provincie Zuid-Holland, 2016). Dit betekent dat geen ontheffing nodig is voor werken gericht op ruimtelijke inrichting en ontwikkeling en beheer en onderhoud. Vrijgestelde soorten zijn niet meegenomen in deze toetsing.

Zorgplicht
De zorgplicht (artikel 1.11. Wnb) houdt in dat handelingen, die nadelige gevolgen kunnen hebben voor in het wild levende dieren en planten:

  1. 1. Achterwege gelaten worden, of
  2. 2. Noodzakelijke maatregelen treft om die gevolgen te voorkomen, of
  3. 3. Deze zoveel mogelijk beperkt of ongedaan maakt


Het betreft alle in het wild levende dieren en planten. De zorgplicht dient onder meer als vangnet voor de bescherming van soorten waarvoor op grond van de Wnb geen specifiek verbod geldt. De zorgplicht is daarnaast van toepassing op beschermde gebieden.

3.8.2 Onderzoek

Op 5 februari 2019 is er een ecologisch onderzoek gedaan in het plangebied. Op 7 februari 2019 is de rapportage opgesteld. Het gehele rapport is als afzonderlijk bijlage bij de toelichting opgenomen.

In het plangebied of de directe omgeving hiervan komen beschermde diersoorten van de Wet natuurbescherming voor. De planlocatie heeft geen essentiële betekenis voor beschermde soorten. Het is niet aannemelijk dat het aanwezige kunstmatige ooievaarsnest in gebruik is genomen door een ooievaar. De planlocatie is mogelijk geschikt leefgebied voor algemene zoogdieren, foeragerende vleermuizen, amfibieën, insecten en broedvogels. De planlocatie maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied of het Natuurnetwerk Nederland. Gelet op de aard van de werkzaamheden, de afstand tot de gebieden en de beoogde situatie is van externe werking op omliggende Natura 2000-gebieden geen sprake. Op de planlocatie zijn geen houtopstanden aanwezig waarvoor bij kap een melding- of vergunningplicht geldt in het kader van de Wet natuurbescherming.

De werkzaamheden leiden niet tot aantasting van beschermde natuurwaarden en/of beschermde gebieden. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de (mogelijke) aanwezigheid van foeragerende vleermuizen en algemene broedvogels. Voor deze soorten dienen eventueel maatregelen te worden getroffen om effecten te voorkomen. De aanwezigheid van beschermde soorten (Wet-Nb, andere soorten, art. 3.10) en hun leefgebied vormen geen bezwaar voor de beoogde ontwikkelingen (vrijstellingsbesluit).

3.8.3 Conclusie

Het project is op het gebied van Flora en Fauna uitvoerbaar. Wel wordt geadviseerd de nieuw op te richten woningen natuurinclusief te bouwen. De woningen liggen in de buurt van een weidevogel gebied.

3.9 Cultuurhistorische Aspecten

3.9.1 Wettelijk kader

Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de gewijzigde Monumentenwet 1988, stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte en het Structuurschema Groene Ruimte 2.

De provincie Zuid-Holland hanteert het uitgangspunt dat op terreinen die voorkomen op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland en in gebieden die op de kaart archeologische waarden van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS-kaart) ten minste een redelijke tot grote kans op archeologische sporen hebben, archeologisch vooronderzoek in het kader van de planvoorbereiding dient plaats te vinden. Voor zover er onzekerheid bestaat over de precieze aanwezigheid van archeologische waarden, dient in het bestemmingsplan voor het bouwrijp maken een omgevingsvergunningplicht te worden gehanteerd. Het verlenen van een omgevingsvergunning wordt daarbij afhankelijk gesteld van de uitkomsten van nader archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.

Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

3.9.2 Onderzoek

Op basis van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van de provincie Zuid-Holland zijn in het plangebied (aangegeven met een rode pijl in figuur 3.9.2.1) historische waarden aanwezig. Er is een redelijk tot hoge trefkans op archeologische sporen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.GWVWIJKLN2pbp-VA01_0031.png"

Figuur: Uitsnede cultuurhistorische kaart Provincie Zuid-Holland (bron: provincie Zuid-Holland).

Volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente Westland ligt het plangebied in verwachtingszone III. Hier geldt dat er archeologisch onderzoek gedaan moet worden indien er bouwwerken worden gebouwd die een oppervlakte van meer dan 500 m² hebben en een diepte van meer dan 50 cm beneden maaiveld. In geval van bodem verstorende werkzaamheden moet archeologisch onderzoek uitwijzen of er archeologische waarden worden verstoord.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.GWVWIJKLN2pbp-VA01_0032.png"

Figuur: Uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Westland (bron: gemeente Westland)

In het bestemmingsplan wordt ter plaatse van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' aangegeven. Hier geldt dat er archeologisch onderzoek gedaan moet worden indien er bouwwerken worden gebouwd die een oppervlakte van meer dan 500 m² hebben en een diepte van meer dan 50 cm beneden maaiveld. Indien een omgevingsvergunning in een later stadium is benodigd, zal er een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

3.9.3 Conclusie

Het aspect archeologie is in het bestemmingsplan verankerd door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Het initiatief is op het gebied van cultuurhistorie uitvoerbaar.

3.10 Parkeren En Verkeer

3.10.1 Wettelijk kader

In de planregels van het bestemmingsplan is een 'voorwaardelijke verplichting Parkeren' opgenomen. Op basis van die regel is het gebruik van gronden en bouwwerken, zoals dat in het desbetreffende bestemmingsplan is toegestaan, alleen toegestaan als wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

De behoefte aan parkeervoorzieningen komt voort uit het gebruik van gronden en opstallen. Het is daarmee een 'gebruiksregeling' en niet een bouwbepaling. De voorwaardelijke verplichting houdt dus in dat niet alleen getoetst wordt op het moment dat een omgevingsvergunning wordt verleend, maar dat daarna ook voorzien moet worden in de juiste instandhouding van de parkeergelegenheid.

Voor de vraag wat onder 'voldoende parkeergelegenheid' wordt verstaan, wordt in het bestemmingsplan verwezen naar de beleidsregel 'Parkeernormering gemeente Westland'. Op die manier kunnen de parkeernormen zo nodig tussentijds geactualiseerd worden, zonder dat alle bestemmingsplannen aangepast hoeven te worden. In de bestemmingsplanregeling is hier rekening mee gehouden door een zogenoemde 'dynamische verwijzing' op te nemen. Er wordt verwezen naar de beleidsregel 'Parkeernormering gemeente Westland' of – indien deze beleidsregel gedurende de planperiode wordt gewijzigd – aan die wijziging.

Er zijn echter situaties mogelijk waarbij de praktijk afwijkt van de vastgestelde parkeernormen en aanwezigheidspercentages. Ook kan het voorkomen dat het niet mogelijk is de volledige parkeerbehoefte op eigen terrein te realiseren. In dat geval kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de eis om voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te realiseren. Indien kan worden aangetoond dat de van toepassing zijnde norm(en) en/of aanwezigheidspercentage(s) te hoog of te laag zijn, kan van de normen worden afgeweken.

3.10.2 Onderzoek

Ontsluiting

De woningen en De Tuinderij, worden ontsloten door een inrit aan de Van Wijklaan. Binnen het plangebied is een ontsluitingsweg aangelegd naar de 4 nieuwe woningen. Het plangebied is bereikbaar via het Westland en het Midden-Delfland over de doodlopende Van Wijklaan die:

  • aansluit op de Dorppolderweg, welke via de Laan van Koop en Zijtwende aansluit op de rotonde van de Burgemeester Van Doornlaan ten oosten van de woonkern van De Lier (Westland) of
  • aansluit op de Dorppolderweg, welke via de Rijksstraatweg (N468) lopend langs Schipluiden aansluit op de A4 of langs de andere zijde van de Rijksstraatweg (N468) via Maasland naar de A20.

Daarnaast is er langs het perceel een doorgaande fietsroute (Hodenpijlsepad) gelegen richting De Lier / Den Hoorn en Schipluiden.

Nieuwe woningen

Per woning moeten er 2,5 parkeerplaatsen gerealiseerd worden. Van die 2,5 parkeerplaatsen moet minimaal 0,5 parkeerplaats per woning openbaar toegankelijk zijn. Dit betreffen parkeerplaatsen die door hun openbare karakter gebruikt kunnen worden door bezoekers. Voor 4 woningen moeten er dus 2 openbare parkeerplaatsen gerealiseerd worden.

De Tuinderij

De Tuinderij is een recreatieve locatie, waar unieke activiteiten worden aangeboden. Het perceel is gelegen in het buitengebied van de kern De Lier. Voor het bepalen van het aantal parkeerplaatsen kan gekeken worden naar de 'Parkeernormering gemeente Westland'. Echter zijn de normen die hierin genoemd worden niet representatief voor de situatie van De Tuinderij. Daarom is gekeken naar de ervaringsgetallen die zijn opgedaan de afgelopen jaren. Er zijn diverse zalen ingericht waarin de groepen worden ontvangen en er eventueel gelegenheid is tot een hapje en een drankje. Vanuit de zalen verplaatsen de groepen zich naar diverse ruimten in De Tuinderij of buiten om te recreëren. Maatgevend voor het maximaal aantal bezoekers zijn de zalen waarin de groepen worden ontvangen. Daarom is er gekeken naar het aantal zalen en de maximale capaciteit. Het betreft de onderstaande ruimten:

  • 'De Tuinderij': 470 m², 265 personen
  • 'Venlokas': 191 m², 80 personen
  • 'De Eenruiter': 74,5 m², 45 personen
  • 'Platglas: 62 m², 45 personen
  • 'Tussenruimte Platglas – De Eenruiter: 25 m², 5 personen
  • 'Breedkapper': 62 m², 45 personen
  • 'Kassie': 25 m², 10 personen
  • 'Kleine huiskamer': 9 m², 5 personen

Totaal kunnen er maximaal circa 500 bezoekers aanwezig zijn in de diverse zalen. Hierbij zijn dus niet de recreatieruimten meegenomen, omdat degene die gebruik maken van de zalen ook gebruik kunnen maken van de recreatieruimten. Er wordt vanuit gegaan dat de zalen 100% bezet kunnen zijn. Gemiddeld zal één auto bezet zijn met 3 personen. Dat betekent: 500 gedeeld door 3 personen = maximaal 167 auto's oftewel parkeerplaatsen.

In de Tuinderij werken er maximaal 25 personeelsleden tegelijkertijd. Niet elk personeelslid komt met de auto. Daarom wordt uitgegaan van 23 parkeerplaatsen voor het personeel.

Voor de gehele De Tuinderij dienen er 190 parkeerplaatsen aanwezig te zijn. Direct bij de ingang van De Tuinderij zijn 52 parkeerplaatsen en een fietsenstalling aanwezig. Op het perceel ten westen van De Tuinderij worden 138 parkeerplaatsen gerealiseerd. Door voldoende parkeerplaatsen in de directe omgeving van De Tuinderij te maken is een verkeersveilige situatie te waarborgen.

Naast de parkeerplaatsen voor auto's is tevens een fietsenstalling gerealiseerd geschikt voor minimaal 20 fietsen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.GWVWIJKLN2pbp-VA01_0033.png"Figuur: Situatie plangebied

3.10.3 Conclusie

Het project is op het gebied van parkeren en verkeer uitvoerbaar.

3.11 Mer-beoordeling

3.11.1 Wet- en regelgeving

Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.) in werking getreden. Een belangrijke wijziging die daarin is aangebracht, is dat voor de vraag of een m.e.r.-beoordelingsprocedure moet worden doorlopen, toetsing aan de drempelwaarden in de D-lijst niet toereikend is. Indien een activiteit een omvang heeft die onder de grenswaarden ligt, dient op grond van de selectiecriteria in de Europese richtlijn milieu-effectbeoordeling te worden vastgesteld of belangrijke nadelige gevolgen van de activiteit voor het milieu kunnen worden uitgesloten. Pas als dat het geval is, is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig.

Uit deze toets kunnen twee conclusies volgen: belangrijke nadelige milieueffecten zijn uitgesloten of belangrijke nadelige milieueffecten zijn niet uitgesloten. In het eerste geval is de activiteit niet m.e.r.(-beoordelings) -plichtig in het andere geval dient een M.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd en de bijbehorende procedure te worden gevolgd. De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de Europese richtlijn milieu-effectbeoordeling (kenmerk en plaats van het project, kenmerk van potentieel effect).

3.11.2 Onderzoek

Gelet op de kenmerken van deze ontwikkelingen, de plaats en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen significante negatieve milieugevolgen optreden. Voor het project is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.

3.11.3 Conclusie

Er gelden vanuit het aspect Mer-beoordeling geen belemmeringen voor het voorliggende bestemmingsplan.

3.12 Duurzaamheidsladder

Nationaal belang 13, zoals geformuleerd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de Ladder duurzame verstedelijking worden onderbouwd. De Ladder voor duurzame verstedelijking (Ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik. Het bevoegd gezag moet voldoen aan een motiveringsvereiste als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt.

Doorwerking plangebied

De onderhavige ontwikkeling betreft voornamelijk de realisatie van 4 woningen en omzetting van de bestemming en toevoeging van functieaanduidingen. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van die ontwikkeling, in relatie tot de omgeving. De woningen worden in het buitengebied gerealiseerd. Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is (bron: Kenniscentrum InfoMil). Gelet op het aantal woningen dat het plan mogelijk maakt en het plan niet voorziet in een woningbouwlocatie of andere stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i Bro is artikel 3.1.6, tweede lid, Bro niet van toepassing. De ontwikkeling is als relatief kleinschalig aan te merken; geen van de onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is van directe invloed op de ontwikkeling.

Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving

4.1 Planvorm

4.1.1 Wettelijk voorgeschreven standaardisering

De planregels en de planverbeelding van dit bestemmingsplan zijn overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen als gepubliceerd door het ministerie van VROM (SVBP 2008) en als wettelijk voorgeschreven in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 (Staatscourant 2008, nr. 377, van 30 oktober 2008).

Daarnaast zijn in de planregels de standaardregels opgenomen als geboden in artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening. In een apart artikel zijn de bijzondere gebruiksverboden opgenomen voor alle bestemmingen, welke verboden aansluiten op het wettelijk verbod als neergelegd in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening.

Voor uitleg van die planregels wordt verwezen naar de toelichting op het Besluit ruimtelijke ordening en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008, in samenhang met de jurisprudentie over die uitleg.

Voorts is de "Werkafspraak terminologie Wabo in Standaard voor Vergelijkbare bestemmingsplannen" van september 2010 verwerkt. Die werkafspraak in het kader van de ministeriële regeling is gemaakt met het oog op de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010.

4.1.2 Aanvulling en geoorloofde afwijking van de SVBP 2012

De planregels en planverbeelding van dit bestemmingsplan zijn toegesneden op de specifieke behoefte aan planregulering voor het gegeven plangebied. In de hierna volgende paragrafen is de aan het bestemmingsplan eigen plansystematiek toegelicht voor zover die een aanvulling of een geoorloofde afwijking vormt van de SVBP 2012.

4.1.3 Systematiek van de planregels

Opbouw planregels

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregel.

Inleidende regels

Begrippen

Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

Bestemmingsregels

De bestemmingsregels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:

  • doeleindenomschrijving (gebruiksregels);
  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • afwijkingsregels.

Gebruiksregels

De doeleindenbeschrijving van de bestemming of de dubbelbestemming, waarvan opname in de planregels is geboden in artikel 3.1.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, is in de planregels voor elke bestemming in eerste instantie vervat in het onderdeel "Bestemmingsomschrijving". Van het onderdeel "Specifieke gebruiksregels" wordt in de planregels vooral gebruik gemaakt om regels te geven voor de onder de bestemming of dubbelbestemming vallende functieaanduidingen en bouwaanduidingen en andere aanduidingen.

Afwijkingsregels

In het onderdeel "Afwijken van de gebruiksregels" wordt alleen die afwijkingsbevoegdheid opgenomen die uitsluitend ziet op het gebruik. Zodra sprake is van het afwijken van de bouwregels - ook al vormt dat bouwen een (klein) onderdeel van het gebruik in ruime zin - wordt de bevoegdheid daartoe geplaatst in het onderdeel "Afwijken van de bouwregels".

Aanleggen of slopen

De aanlegregels of sloopregels zijn uitvoerig met het oog op een zorgvuldige verlening van de omgevingsvergunning daartoe, voor zover regels daarvoor niet reeds zijn voorzien in de Wet ruimtelijke ordening of het Besluit ruimtelijke ordening. De aanlegregels of sloopregels kennen de volgende onderverdeling:

  • het aanlegverbod of sloopverbod zelf;
  • de voorwaarden waaronder een omgevingsvergunning mag worden verleend en het inwinnen van deskundigenadvies;
  • de specifieke aanlegverboden of sloopverboden met de daarop gegeven uitzonderingen.

Algemene gebruiksregels

In het artikel "" zijn naast een verwijzing naar het algemene gebruiksverbod van artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, specifieke gebruiksverboden ter invulling van het algemene gebruiksverbod opgenomen. Daarin is onderscheid gemaakt tussen het verbod op het gebruik van gronden en het verbod op het gebruik van bouwwerken.

Overgangs- en slotregels

In het artikel zijn de volgende onderdelen opgenomen:

  • het onderdeel "Vervangen bestemmingsplannen" waarin een overzicht van de bestemmingsplannen en andere planregimes is opgenomen die met dit bestemmingsplan zijn vervangen;
  • en het onderdeel "Citeertitel".

4.1.4 Systematiek van de planverbeelding

Wettelijke vereisten

De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Hierbij vormt de inhoud van de digitale versie de beslissende versie. De digitalisering brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

De planverbeelding is digitaal vorm gegeven overeenkomstig de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. De digitale planverbeelding en de andere onderdelen van de dataset hebben het volgende planidentificatie-nummer gekregen:

NL.IMRO.1783.GWVWIJKLN2pbp-VA01

De dataset bestaat uit:

  • het GML-bestand van de planverbeelding;
  • het XML-geleideformulier;
  • de onderliggende bestanden zoals ondergrond en overige topografische informatie;
  • de PDF- en HTML-bestanden voor respectievelijk de verbeelding van plantoelichting en planregels.

Leeswijzer verbeelding

Wegwijzer via internet

Met de digitalisering van ruimtelijke plannen is het lezen en interpreteren van de verbeelding (voorheen plankaart) een nieuwe aangelegenheid. Via de website www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen bestemmingsplannen (ook in voorbereiding zijnde plannen voor zover deze ter inzage zijn gelegd) worden ingezien. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.

Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksonder 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen. Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie getoond. Indien meer informatie is gewenst, kan worden doorgeklikt naar de toelichting en/of de regels van het plan.

Analoge verbeelding

Alhoewel de digitale verbeelding het uitgangspunt vormt, blijft het mogelijk het bestemmingsplan analoog in te zien. Het lezen van de analoge verbeelding is verschillend van de digitale verbeelding. Op de analoge verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes.

Bestemmingsvlak en bouwvlak

Vrijwel elke bestemming bestaat doorgaans uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. Soms komt het voor dat het bestemmingsvlak en het bouwvlak met elkaar samenvallen. Op de plankaart is dan uitsluitend een bouwvlak te zien (het bestemmingsvlak ligt hieronder).

Aanduidingen

Op de digitale plankaart is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen. Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeelden van functieaanduidingen zijn 'feestzaal, 'geluidwal' en kampeerboerderij'.

Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. Voorbeelden van bouwaanduidingen zijn 'gestapeld' en 'onderdoorgang'.

Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen.

4.2 Bestemmingsregeling

De bestaande functies in het plangebied die overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan in dit plan zijn bestemd, zijn de volgende (in alfabetische volgorde van bestemming).

4.2.1 Bestemming

Groen

Het betreft bestaande en nieuwe groenvoorzieningen die in dit bestemmingsplan bestemd zijn als Groen (G). Naast beplanting, zijn hier onder andere oeververbindingen en water mogelijk.

Recreatie

Het betreft een recreatieve voorziening welke bedrijfsmatig recreatieve voorzieningen mogen aanbieden. Binnen deze bestemming zijn de volgende functieaanduidingen opgenomen:

  1. a. feestzaal(fz) voor zalenverhuur ten behoeve van bijeenkomsten, bruiloften, feesten en partijen met beperkte mogelijkheden voor (live) muziek. zaalverhuur ten behoeve van bijeenkomsten, bruiloften en partijen tot een maximum van 500 personen.
  2. b. kampeerboerderij (kp) voor het overnachten van groepsaccomodaties.

Bebouwingspercentage

Volgens het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Westland' was er een bebouwingspercentage van 60% mogelijk. Op een bestemmingsvlak van 11.487m² is dat een oppervlakte aan gebouwen van 6.892m². In totaal staan er twee gebouwen:

Gebouw oppervlakte totaal
huidige pand 6.856m² 6.856m²
oude schuur 160m² 160m²
7.016m²

De 124m² aan extra gebouwen ten opzichte van de 6.892m² wordt gecompenseerd. Hierdoor is er een totaal aan gebouwen van 7.016m² mogelijk in de nieuwe situatie. Het bebouwingsvlak in het bestemmingsplan heeft een oppervlakte van 9185m² (9.025m² + 160m²). Uitgaande van de 7.016m² is het een bebouwingspercentage van 77%.

De overkappingen met een oppervlakte van 233m² zijn niet meegerekend.

Verkeer

Het betreft bestaande wegen die in dit bestemmingsplan bestemd zijn als Verkeer (V). Voor de bestemmingsregeling van deze bestemming is zoveel mogelijk aangesloten bij de voorheen geldende bestemmingsbepalingen.

Verkeer - Verblijfsgebied

Het gebied op eigen terrein heeft een verblijfs- en verplaatsingsfunctie. Deze gronden zijn bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied. Binnen deze bestemming is ontsluiting toegestaan met daarbij behorende voorzieningen zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen, speeltoestellen en reclame-uitingen.

Wonen

Wonen

Het betreft uit te plaatsen woningen waarbij de gronden reeds de bestemming 'Wonen' hebben gekregen. Vanwege het feit dat er voor de kavels op dit moment geen woonrecht is, is op de planverbeelding een functieaanduiding "(sw-vwv)" opgenomen met daaraan verbonden een voorwaardelijke verplichting die opgenomen is in de planregels. Op deze manier is het pas mogelijk om te bouwen op deze kavels als alsnog voldaan wordt aan onderstaande voorwaarden bij de uiteindelijke aanvraag omgevingsvergunning:

  • de sloop van de (voormalige bedrijfs-)woning nodig is vanwege de (toekomstige) schaalvergroting en/of herstructurering van de glastuinbouw;
  • de (voormalige bedrijfs-)woning wordt gesloopt, binnen 2 maanden na gereedmelding van de nieuwe woning;
  • de achter te laten kavel aantoonbaar te koop is aangeboden voor een agrarische prijs ten behoeve van herstructurering of schaalvergroting van de glastuinbouw aan de eigenaren van de aangrenzende percelen of een recht van koop aan deze(n) is verstrekt in geval (nog) niet direct tot aankoop wordt overgegaan;
  • alle bestaande bouwwerken, op de achter te laten kavel, zijn gesloopt; de herstructurering en/of schaalvergroting waar de woning onderdeel van uitmaakt de instemmingGl heeft van de glastuinbouwdeskundige en de waterbeheerder;

Het is hierdoor mogelijk om, in de genoemde gevallen, de kavels reeds de bestemming 'Wonen' toe te kennen, waarbij deze niet eerder gebruikt mogen worden dan wanneer daarvoor een agrarische bedrijfswoning (in de weg liggend uiteraard) of andere burgerwoning is gesloopt.

4.2.2 Dubbelbestemming

Leiding - Gas

Ter bescherming van de in het plangebied aanwezige planologisch relevante gasleidingen is de bestemming 'Leiding-Gas' opgenomen. Het betreft hier een dubbelbestemming. Bouwen is slechts mogelijk op basis van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning, waarbij getoetst wordt aan het belang van de leiding. Voor het uitvoeren van een aantal werkzaamheden en werken, geen gebouwen zijnde, is een omgevingsvergunningsplicht opgenomen. De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar voor zover het leidingbelang niet onevenredig wordt geschaad. De leidingbeheerder brengt hierover voorafgaand advies uit aan burgemeester en wethouders.

Waarde Archeologie

Conform de zonering van het gemeentelijk archeologiebeleid zijn in het plangebied diverse dubbelbestemmingen opgenomen ter bescherming van archelogische (verwachtings)waarden. Bouw- en grondwerkzaamheden zijn uitsluitend toegestaan wanneer (verkennend) archeologisch onderzoek is uitgevoerd waaruit blijkt dat er geen archeologische waarden worden geschaad.

Er is een beperkt aantal uitzonderingen op deze regeling, onder andere voor werkzaamheden die niet dieper reiken dan of niet groter zijn dan een bepaalde maat. Deze maat is per beleidszone anders, al naar gelang de verwachtingswaarde. Werkzaamheden die kunnen worden aangemerkt als regulier beheer en onderhoud zijn in ieder geval van deze verplichting gevrijwaard..

Waterstaat - Waterstaatswerk

Deze dubbelbestemming is toegekend aan de waterkering (kernzone) in het plangebied. Deze gronden hebben een waterkerende functie. Er is sprake van samenvallende bestemmingen, waarbij de met Waterstaat - Waterstaatswerk samenvallende bestemmingen ondergeschikt zijn. Dit uitgangspunt is vertaald in de betreffende bouwregels. Voor het uitvoeren van werkzaamheden binnen de bestemming Waterstaat - Waterstaatswerk is ontheffing vereist van het waterschap.

Waterstaat - Beschermingszone

Deze dubbelbestemming is toegekend aan de beschermingszones van de waterkering in het plangebied. Deze gronden zijn van invloed op de waterkering. Er is sprake van samenvallende bestemmingen, waarbij de met Waterstaat - Beschermingszone samenvallende bestemmingen ondergeschikt zijn. Dit uitgangspunt is vertaald in de betreffende bouwregels. Binnen de bestemming Waterstaat-Beschermingszone is de Keur van het Hoogheemraadschap Delfland van toepassing.
Voor het uitvoeren van werkzaamheden binnen de bestemming Waterstaat - Beschermingszone is ontheffing vereist van het waterschap.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. De Grondexploitatiewet is een onderdeel van de Wro. In de Grondexploitatiewet is een regeling opgenomen ten aanzien van onder andere het kostenverhaal, de binnenplanse verevening en de te stellen locatie-eisen bij particuliere grondexploitatie.

Voor het bestemmingsplan is geen exploitatieplan, als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening opgesteld, omdat de kosten voor het realiseren van het plan, die verhaald dienen te worden, op een andere wijze is voorzien.

Uitplaatsen woningen

Voor het uitplaatsen van woningen op eigen terrein zijn er geen kosten verschuldigd behoudens de kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan. Deze kosten zijn opgenomen in de leges. Wel is een planschadeovereenkomst ondertekend.

Uitbreiding Tuinderij

Op de gronden voor de uitbreiding is het niet mogelijk om een gebouw te bouwen. Er is dus geen sprake van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro, waardoor er geen verplichting is voor het vaststellen van een exploitatieplan. Door de aanvrager is een overeenkomst gesloten met een andere partij over de te verwerven compensatierechten voor de uitbreiding. Eventuele vergoeding van planschade, als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening, is in een planschade overeenkomst opgenomen.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

5.2.1 Overleg

Voor het voorontwerp van dit bestemmingsplan heeft bestuurlijk overleg plaatsgehad als geboden in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierbij hebben de volgende instanties gereageerd:

  • Omgevingsdienst Haaglanden
  • Provincie Zuid-Holland
  • Hoogheemraadschap van Delfland
  • Gasunie
  • Veiligheidsregio Haaglanden
  • Tennet
  • Gemeente Midden-Delfland

De uitkomsten van het overleg, als bedoeld in artikel 3.1.6, eerste lid, onder c., van het Besluit ruimtelijke ordening, zijn opgenomen in de bijlage van deze toelichting.

5.2.2 Zienswijzen

Van 11 decmber 2020 tot en met 21-01-2021 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter visie gelegen voor het indienen van zienswijzen, als bedoeld in artikel 3.8, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening in verbintenis met Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Gedurende de periode van tervisielegging is er één zienswijze ingediend. De ontvangen zienswijze is beoordeeld. Voor een beantwoording van de zienswijze wordt verwezen naar een bijlage van deze toelichting.

Bijlage 1 Wegencategorisering En Vaarwegen

Bijlage 1 Wegencategorisering en vaarwegen

Bijlage 1 Geluidsonderzoek Bestaande Bebouwing

Bijlage 1 Geluidsonderzoek bestaande bebouwing

Bijlage 2 Geluidsonderzoek Mogelijkheden Bestemmingsplan

Bijlage 2 Geluidsonderzoek mogelijkheden bestemmingsplan

Bijlage 3 Externe Veiligheid

Bijlage 3 Externe veiligheid

Bijlage 4 Bodemonderzoek Sectie I 707

Bijlage 4 Bodemonderzoek sectie I 707

Bijlage 5 Flora En Faunaonderzoek

Bijlage 5 Flora en Faunaonderzoek

Bijlage 6 Nota Van Beantwoording Inspraakreacties

Bijlage 6 Nota van beantwoording inspraakreacties

Bijlage 7 Nota Van Beantwoording Zienswijze

Bijlage 7 Nota van beantwoording zienswijze

Bijlage 8 Staat Van Wijzigingen

Bijlage 8 Staat van wijzigingen