Lange Broekweg / N222
Bestemmingsplan - Gemeente Westland
Vastgesteld op 17-02-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 aan-huis-gebonden onderneming
een onderneming welke gevestigd is of kan zijn in een woning en die toebehoort aan een natuurlijk persoon, welke in de betreffende woning woont en die geen personeel in dienst heeft, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de onderneming de ruimtelijke uitstraling van de woonfunctie niet aantast.
1.2 aanbouw
een aparte ruimte die via het hoofdgebouw toegankelijk is en ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 agrarisch aanverwant bedrijf
een niet-industrieel bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het leveren van diensten (waaronder het sorteren, bewerken en verpakken) en/of het leveren/verhandelen van producten van/aan agrarische bedrijven zo nodig met behulp van werktuigen en apparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van werktuigen of apparatuur (bedrijven zoals agrarische hulp-, loon-, neven en toeleveringsbedrijven).
1.6 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in één of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.7 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.8 bedrijf
een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, installeren of inzamelen en verhandelen van goederen.
1.9 bedrijfsgebouw
een gebouw ten dienste van de bedrijfsvoering zoals ingevolge de bestemming toegestaan, hieronder niet begrepen een bedrijfswoning en een kas.
1.10 bedrijfswoning
een woning bij een bedrijf, die bestemd is voor bewoning door (het huishouden van) de ondernemer of door bij dat bedrijf werkzaam personeel.
1.11 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van alle bouwlagen van een bedrijf met inbegrip van alle daartoe behorende ruimten, waaronder ontvangsthal, dienstruimten en magazijnen. Niet inbegrepen zijn inpandige dienstwoningen en gebouwde parkeervoorzieningen voor personenauto's. Wat betreft inpandige parkeerruimte valt een overdekte stallingruimte voor een busje of een vrachtwagen wel hieronder.
1.12 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, dakopbouwen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, dakopbouwen en bouwwerken, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.13 bestaande bouwwerken
bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of vergund zijn om tot stand te zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.14 bestaande bedrijfswoning
een bedrijfswoning die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan als zodanig aanwezig was.
1.15 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.16 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.
1.17 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.18 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.19 bijbehorend bouwwerk
de uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.20 bijgebouw
een (vrijstaand of aan een hoofdgebouw aangebouwd) gebouw dat in functioneel en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en geen rechtstreekse toegang tot het hoofdgebouw heeft.
1.21 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.22 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.23 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen die op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggen. Het dient hierbij te gaan om horizontale bouwlagen.
1.24 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.25 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.26 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.27 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.28 boveninsteek
de snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang.
1.29 dakkapel
een constructie, welke ondergeschikt is aan het dakvlak, ter vergroting van een gebouw, die vrij ligt in het hellend dakvlak.
1.30 erf
al dan niet bebouwde gronden die bij het hoofdgebouw horen.
1.31 erker
een ondergeschikte uitbouw op de begane grond van het hoofdgebouw, gelegen aan een verblijfsruimte (woonkamer of keuken) en strekt ter vergroting van het woongenot. Een erker is gelegen aan en zorgt voor een verbijzondering van de voor en/of zijgevel, zonder de architectuur van het hoofdgebouw wezenlijk aan te tasten.
1.32 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.33 glastuinbouwdeskundige
het adviserend overleg bestaande uit vertegenwoordigers van de gemeente Westland, het Hoogheemraadschap van Delfland en LTO-Glaskracht.
1.34 groenvoorzieningen
groenscherm(en) van opgaande beplanting, berm-beplantingen en andere beplantingen voor openbaar of particulier gebruik welke beplanting in planologisch opzicht een ruimtelijk structurerend effect hebben.
1.35 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken exclusief de aan- en uitbouwen of bijgebouwen.
1.36 kap
een constructie van uitsluitend een of meer hellende dakvlakken met een helling van meer dan 20 en minder dan 65 graden.
1.37 kas
een bouwwerk (nagenoeg) geheel van glas of ander licht doorlatend materiaal (minimaal 20% licht doorlatend) met een bouwhoogte van 1 m of meer ten behoeve de bedrijfsmatige verzorging of teelt van gewassen, hieronder niet begrepen een bedrijfsgebouw.
1.38 koeltoren
een gesloten ruimte of bouwwerk bestaande uit een waterbak met daarboven een lamellenblok, gemonteerd in een omkasting en voorzien van een ventilator bedoeld om water terug te koelen met de buitenlucht.
1.39 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.40 onzelfstandig kantoor
een kantoor welke ter plaatse rechtstreeks verbonden is aan en ten dienste staat van een bedrijf.
1.41 oorspronkelijke achtergevel
de achtergevel van het oorspronkelijk vergunde hoofdgebouw.
1.42 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen voor langzaam verkeer.
1.43 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand, welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.44 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, waarbij plaatselijke, niet bij verder verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw ervan buiten beschouwing blijven; het bouwwerk wordt gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt maaiveld het hoogst is.
1.45 plan
het bestemmingsplan Lange Broekweg / N222 met identificatienummer NL.IMRO.1783.INFRALBWenN222pbp-VA01 van de gemeente Westland.
1.46 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval begrepen een prostitutiebedrijf, erotische massagesalon, seksbioscoop, sekstheater, sekswinkel, seksautomatenhal, seksclub of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.47 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.48 straatmeubilair
bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts)voorzieningen, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, informatieborden, zitbanken, bloembakken, telefooncellen, abri's, kunstwerken, bushaltes, speeltoestellen, fietsenrekken en draagconstructies voor reclame; kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m³ en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorzieningen en brandkranen; afvalinzamelsystemen en hiermee gelijk te stellen bouwwerken.
1.49 uitbouw
uitbreiding van een ruimte in het hoofdgebouw tot buiten het bestaande oorspronkelijke hoofdgebouw (bijvoorbeeld erker) en welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.50 voorerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn voor de, met een gevellijn op de planverbeelding aangegeven, voorgevel van dat hoofdgebouw of voor een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.51 voorgevel
de naar de weg gekeerde zijde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel en/of waar deze op de planverbeelding met een figuur is aangegeven.
1.52 wkk-installatie
een installatie voor warmtekrachtkoppeling die het mogelijk maakt de bij de opgewekte elektriciteit vrijkomende warmte te benutten.
1.53 woning
een complex van ruimten, dat blijkens de indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de loodrechte afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.5 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 buitenwerkse maat
maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.
2.9 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.10 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
2.11 bruto vloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van een ruimte, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Agrarisch Aanverwant Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Agrarisch Aanverwant Bedrijf' (B-AAB) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf': een bedrijfsactiviteit met SBI code 016.1 uit ten hoogste categorie 3.1. van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- b. bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van de agrarische sector uit maximaal categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- c. bijbehorende erven, terreinen en voorzieningen, zoals ontsluitingswegen ten behoeve van de bereikbaarheid van de bedrijfspercelen, groen en laad- en losvoorzieningen;
- d. (hoofd-)watergangen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieninge;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - geen bedrijfsactiviteiten toegestaan': uitsluitend groen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
- a. bedrijfsgebouwen;
- b. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- c. een bestaande bedrijfswoning (uitsluitend de herbouw en het vergroten) met de daarbij behorende bouwwerken;
en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het bestemmingsplan te wijzigen van de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch Aanverwant Bedrijf' in de bestemming 'Wonen' met als doel een bedrijfswoning van bestemming te doen wijzigen naar een burgerwoning, waarbij vast dient te staan dat:
- a. de bedrijfsvoering ter plaatse is beëindigd, waarbij alle bedrijfsgebouwen en overige gronden zijn verkocht ten behoeve van een schaalvergroting en/of herstructurering van een glastuinbouwbedrijf;
- b. hierdoor de glastuinbouw nu en in de toekomst niet wordt belemmerd, dit ter beoordeling van de glastuinbouwdeskundige;
- c. na de bestemmingswijziging geen grotere kavel resteert dan maximaal 1.000 m², waarbij leidend is een logische en efficiënte verkaveling van het glasareaal, dit ter beoordeling van de glastuinbouwdeskundige;
- d. de van bestemming te wijzigen kavel op een ruimtelijk logische en efficiënte wijze verkaveld is;
- e. voldaan wordt aan de regels voor een woning als genoemd in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat de regels met betrekking tot bijgebouwen niet van toepassing zijn op de bestaande bebouwing, mits alle bestaande bijgebouwen bij de te wijzigen kavel zijn teruggebracht tot 100 m² of tot een inhoudsmaat van 300 m3;
- f. sprake is van een milieu hygiënische verantwoorde situatie;
- g. advies is ingewonnen bij de waterbeheerder en de glastuinbouwdeskundige.
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' (T) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- b. bijbehorende voorzieningen, zoals ontsluitingswegen ten behoeve van de bereikbaarheid van de woning.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 1 m.
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' (V) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en paden;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. kruisingen en bruggen ter overbrugging van water;
- e. (hoofd-)watergangen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. groenvoorzieningen, waaronder bermen, taluds en beplanting;
- g. straatmeubilair;
- h. voorzieningen van algemeen nut;
- i. kunstwerken;
- j. bouwwerken, geen gebouw zijnde die voor de wegenstructuur en de geleiding van het wegverkeer nodig zijn, zoals bruggen, dammen, verkeersborden en duikers.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting, ten hoogste 3 m bedraagt.
Artikel 6 Water
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' (WA) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (hoofd-)watergangen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;
- b. het behoud en herstel van natuurwaarden;
- c. groenvoorzieningen;
- d. taluds;
- e. infiltratievoorzieningen;
- f. kruisingen en bruggen ten behoeve van wegen en paden;
- g. keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, aanlegsteigers en vlonders;
- h. natuurvriendelijk ingerichte oevers.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 7 Wonen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' (W) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen;
- b. bijbehorende erven, terreinen en voorzieningen, zoals ontsluitingswegen ten behoeve van de bereikbaarheid van de woning en groen;
- c. (hoofd-)watergangen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
- a. hoofdgebouwen met de bijbehorende bouwwerken;
- b. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:
7.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Artikel 8 Leiding - Gas
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' (L - G) aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een gasleiding en de bijbehorende belemmeringenstrook.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
- a. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
met dien verstande dat:
- b. indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Leiding - Gas';
en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 9 Leiding - Hoogspanningsverbinding
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' (L - HV) )aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding van ten hoogste 380 kV en bij de hoogspanningsverbinding behorende beschermingszone.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
- a. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
met dien verstande dat:
- b. indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming Leiding -Hoogspanningsverbinding;
en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Waarde - Archeologie
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' (WR-A) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
- indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming "Waarde - Archeologie;
en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 11 Waterstaat - Waterkering
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' (WS - WK) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de inrichting en het onderhoud van waterstaatkundige werken, in het bijzonder een primaire waterkering.
11.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de waterstaatkundige werken als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Waterstaat - Waterkering'
en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 12 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 13 Algemene Bouwregels
13.1 Algemene regels voor (bedrijfs-)woningen
13.2 Afwijken van de algemene regels voor (bedrijfs-)woningen
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1.1 van de planregels voor:
- a. de goothoogte van het vrijstaand hoofdgebouw tot maximaal 10 meter, mits:
- 1. dit geen onevenredige hinder, gevaar en/of schade veroorzaakt in relatie tot de aangrenzende percelen;
- 2. dit niet op stedenbouwkundige bezwaren stuit.
- b. de afstand van het hoofdgebouw plus aan- en uitbouw dichterbij de bestemming "Agrarisch - Glastuinbouw" mits:
- 1. de aan te houden afstand ertoe zou leiden dat herbouw of vergroting van een woning onmogelijk zou zijn;
- 2. de bestaande afstand - zoals aanwezig ten tijde van de tervisielegging van het bestemmingsplan - niet wordt verkleind;
- 3. dit niet op stedenbouwkundige bezwaren stuit;
- 4. dit geen onevenredige hinder, gevaar en/of schade veroorzaakt in relatie tot de aangrenzende percelen.
- c. de afstand van het hoofdgebouw plus aan- en uitbouw dichterbij de bestemming "Agrarisch - Glastuinbouw", mits op die gronden direct aansluitend een watergang, -berging of andere natuurlijke perceelscheiding is gelegen, waarvan voldoende vaststaat dat het om een blijvende situatie gaat, dit ter beoordeling van de glastuinbouwdeskundige.
- d. de afstand van het hoofdgebouw tot minimaal 3 meter van de bestemming "Agrarisch - Glastuinbouw", bezien vanaf de zijkant van het hoofdgebouw, mits op die gronden een bedrijfswoning is gesitueerd of anderszins verzekerd is dat in de toekomst geen kas of ander bedrijfsonderdeel binnen een afstand van 12,50 meter van het te herbouwen hoofdgebouw, aan- of uitbouw wordt gebouwd, dit ter beoordeling van de glastuinbouwdeskundige.
- e. de afstand van een aan- of uitbouw tot minimaal 1 meter van de bestemming "Agrarisch - Glastuinbouw", bezien vanaf de zijkant van het hoofdgebouw, mits op die gronden een bedrijfswoning is gesitueerd of anderszins verzekerd is dat in de toekomst geen kas of ander bedrijfsonderdeel binnen een afstand van 12,50 meter van het te herbouwen hoofdgebouw, aan- of uitbouw wordt gebouwd, dit ter beoordeling van de glastuinbouwdeskundige.
- f. de afstand van het hoofdgebouw plus aan- en uitbouw tot maximaal 12,50 meter van een wkk-installatie of (natte) koeltoren, mits uit onderzoek voldoende is gebleken dat door te nemen maatregelen deze afstand tot aan het hoofdgebouw, aan- of uitbouw niet tot milieu hygiënische bezwaren leidt.
- g. de afstand van het hoofdgebouw plus aan- en uitbouw dichterbij een wkk-installatie of (natte) koeltoren, mits:
- 1. de aan te houden afstand ertoe zou leiden dat herbouw of vergroting van een woning onmogelijk zou zijn;
- 2. de bestaande afstand - zoals aanwezig ten tijde van de tervisielegging van het bestemmingsplan - niet wordt verkleind;
- 3. dit niet op stedenbouwkundige bezwaren stuit;
- 4. de woning zodanig gesitueerd is dat hierdoor de glastuinbouw nu en in de toekomst niet wordt belemmerd, dit ter beoordeling van de glastuinbouwdeskundige.
- h. de afstand van een vrijstaand bijgebouw groter dan 15 meter van het hoofdgebouw, mits hierdoor de glastuinbouw nu en in de toekomst niet wordt belemmerd, dit ter beoordeling van de glastuinbouwdeskundige.
13.3 Algemene regels voor afstanden
13.4 Afwijken van de algemene regels voor afstanden
13.5 Algemene regels voor ondergronds bouwen
13.6 Afwijken van de algemene regels voor ondergronds bouwen
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.5.2 onder a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 6,6 m onder peil onder de voorwaarde dat:
- a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
- b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
13.7 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de ontwikkeling van de glastuinbouw;
- c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- g. ter waarborging van de waterhuishouding.
13.8 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwregels niet meer dan 1 m bedraagt.
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
14.1 Verbod op gebruik van gronden
14.2 Verbod op gebruik van bouwwerken
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
15.1 Afwijkingsbevoegdheid voor afmetingen en maten
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan voor afwijkingen van voorgeschreven afmetingen en maten, waaronder percentages, met maximaal 10 %.
15.2 Afwijkingsbevoegdheid voor kleine bouwwerken
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan voor:
- a. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een goothoogte van het hoogste 3 m ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes, mits de inhoud van deze gebouwtjes niet groter is dan 60 m3, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten;
- b. geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en de vorm van bestemmingsvlakken indien bij de definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken, met dien verstande dat de veranderingen maximaal 2 m mogen bedragen;
- c. afwijkingen van het bestemmingsplan ten einde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling of situering blijkt, dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk zou zijn en de afwijking van zo ondergeschikte aard blijft, dat de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast;
- d. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bestemmingen of van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, met dien verstande dat de overschrijdingen niet meer mogen bedragen dan 3 m;
- e. het afwijken van deze planregels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken, riool overstort kelders, boven- en ondergrondse containerruimten, en informatie- en reclameborden.
- f. Van de regels mag slechts worden afgeweken, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, zoals bepaald in dit bestemmingsplan, van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels
16.1 Wijzigen 'Leiding - Gas'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen in de opgenomen bestemming met de 'dubbelbestemming 'Leiding - Gas' met als doel het aanleggen en/of verleggen van een gasleiding, mits:
- a. de leiding deel uit zal maken van een permanente infrastructuur;
- b. de inpassing en uitvoering van de leiding met bijbehorende zone(s) de instemming hebben van de glastuinbouwdeskundige;
- c. wat betreft de inpassing en uitvoering leiding met bijbehorende zone(s) advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder(s), stedenbouwkundige en de groendeskundige;
- d. voldaan wordt aan alle, aan deze wijziging gelieerde, van toepassing zijnde overige wet- en regelgeving.
Artikel 17 Algemene Procedureregels
Bij toepassing van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen zijn de navolgende procedureregels van toepassing:
- a. het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter inzage;
- b. burgemeester en wethouders maken de onder a. bedoelde terinzagelegging tevoren, in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze, bekend;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
- d. gedurende de onder a. genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zienswijzen indienen tegen het ontwerpbesluit.
Artikel 18 Overige Regels
18.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
19.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
19.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 20 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Lange Broekweg / N222'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De aansluiting N222/Verlengde Veilingroute/Lange Broekweg is in 2011 opgenomen binnen het Wegen Project Westland (WPW) als een Design en Construct component. De benodigde RO procedure (bestemmingsplan, incl. beroep Raad van State) is hiervoor reeds in 2010 afgerond. Echter, het aanbiedingsontwerp bestond uit een rotonde met 3 rijstroken, een zogeheten rotorrotonde. Vanuit verkeersveiligheid en -doorstroming is besloten om te kiezen voor een gelijkvloerse kruising met verkeerslichten.
Vanuit o.a. Flora Holland is verzocht om dit ontwerp aan te passen met betere voorsorteervakken en de weg te verdubbelen naar 2x2 rijstroken (o.b.v. Trajectstudie N222a Veilingroute). Als gevolg hiervan is het nodig om aanvullende grondverwerving te doen in verband met de benodigde ruimte ten behoeve van het wegontwerp en de benodigde aanpassing aan de waterhuishouding. Op deze manier kan een toekomst vast eindbeeld gerealiseerd worden en kan de waterhuishouding optimaal gerealiseerd worden. Door de verbrede verkeersbestemming en het verplaatsen van de bedrijfswoning Lange Broekweg 74 als burgerwoning moet een vernieuwde RO-procedure doorlopen worden voor de kruising.
1.2 Plangebied
Het plangebied ligt ten oosten van de kern Naaldwijk en ten zuiden van de kern Honselersdijk. Ten noorden en oosten van het plangebied liggen de bestaande veilingterreinen van Flora Holland. Ten noordwesten van het plangebied ligt het toekomstige veilingterrein Trade Parc Westland 'Mars'. Het recreatiegebied De Wollebrand ligt ten noorden van het plangebied. In figuur 1.1 is de globale ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1 Globale ligging plangebied
In het voorliggende plan is voor de helderheid gekozen om alleen die gronden op te nemen waar het geoptimaliseerde wegontwerp strijdig is met het planologisch regime. Als gevolg hiervan bestaat het plan uit een aantal 'losse' plangebieden, die aansluiten op de bestaande verkeersbestemmingen uit het geldende bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Westland'.
Het perceel Lange Broekweg 74 is in verband met bestemmingswijziging van glastuinbouw naar wonen ook opgenomen in voorliggend bestemmingsplan. Dit geldt zowel voor de huidige locatie, waar de woning 'wegbestemd' wordt als voor de nieuwe woning. Tot slot is ook het bedrijfsperceel Lange Broekweg 72 opgenomen in het bestemmingsplan.
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan vervangt ter plaatse van het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Westland'. Dit bestemmingsplan is op 19 december 2012 vastgesteld door de gemeenteraad.
1.4 Leeswijzer
Het bestemmingsplan Lange Broekweg / N222 bestaat uit een toelichting, de regels en een verbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt de bestaande en beoogde situatie beschreven alsmede de uitgangspunten voor de bestemmingslegging. In hoofdstuk 3 wordt aangetoond dat de beoogde ontwikkeling voldoet aan de beleidskaders van het rijk, de provincie, regio en gemeente.
In hoofdstuk 4 wordt onderzoek op het gebied van milieu, water, ecologie, archeologie en cultuurhistorie behandeld. In hoofdstuk 5 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond.
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de bestaande situatie. Vervolgens wordt ingegaan op de beoogde ontwikkeling. Tot slot worden de uitgangspunten voor het bestemmingsplan geformuleerd.
2.2 Bestaande Situatie
2.2.1 N222/Verlengde Veilingroute
De provinciale weg 222 (N222) vormt een verbinding tussen de N466 (Middel Broekweg) ten oosten van Naaldwijk en de N211 (Ring Den Haag) nabij Wateringen. Het is een van de belangrijkste ontsluitingswegen van Westland en vormt een belangrijke route van de Bloemenveiling naar de A4. Op de onderstaande figuur is de ligging van de N222 in het huidige provinciale wegennet afgebeeld.
Figuur 2.1 Ligging van de N222 in het huidige provinciale wegennet (bron: provincie Zuid-Holland)
De weg is uitgevoerd als gebiedsontsluitingsweg met 2x1 doorgaande rijstrook en met een maximumsnelheid van 80 km/h. De rijbanen worden fysiek van elkaar gescheiden door een middenberm (zie figuur 2.2). Ter plaatse van kruisingen met belangrijke gebiedsontsluitingswegen zijn rotondes aangelegd.
De weg is in 1998 geopend, tezamen met de N211 tussen Wateringen en de aansluiting Den Haag-Zuid en de A4 tussen dezelfde aansluiting en Knooppunt Ypenburg. De weg vormt daarmee een belangrijke ontsluitingsweg voor het veilingcomplex Flora Holland. De straatnaam verwijst naar deze functie, over de gehele lengte draagt de weg de naam Veilingroute.
Figuur 2.2 De huidige N222 in westelijke richting ter hoogte van de Wollebrand (bron: Google Maps)
De N222 verwerkt een aanzienlijke hoeveelheid (vracht-)verkeer. Het dwarsprofiel van 2x1 doorgaande rijstroken is niet altijd toereikend en ook de relatief kleine rotondes worden door het vrachtverkeer vaak als hinderlijk ervaren.
Het voorliggende plangebied betreft het gedeelte met de toekomstige aansluiting met de Verlengde Veilingroute en Lange Broekweg. De Verlengde Veilingroute maakt onderdeel uit van het 3-in-1-project.
Het oorspronkelijk plan ging uit van een aansluiting met de Veilingroute door middel van een rotonde. Deze rotonde zou in bij de bocht in de Veilingroute te liggen, ten oosten van de Lange Broekweg. Tot op heden is deze aansluiting nog niet gerealiseerd.
2.2.2 Lange Broekweg 74
Het perceel Lange Broekweg 74 bestaat in de huidige situatie uit een bedrijfsperceel. Aan de zijde van de Lange Broekweg ligt de bedrijfswoning die bestaat uit één bouwlaag met kap. Daarnaast bevindt zich een bedrijfsloods met een oppervlakte van circa 400 m2 en een kas van circa 5.600 m2 op het perceel. In het vigerende bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Westland' is aan het perceel de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' toegekend. Op figuur 2.3 is de huidige situatie weergegeven.
Figuur 2.3 Lange Broekweg 74
2.2.3 Lange Broekweg 72
Op het perceel Lange Broekweg 72 is een agrarisch loonbedrijf aanwezig. Ten westen van de bedrijfsloods is een bedrijfswoning aanwezig.
2.3 Beoogde Situatie
2.3.1 N222/Verlengde Veilingroute
Voorgeschiedenis
In 2010 is het bestemmingsplan 'Verlengde veilingroute en zuidelijke randweg Naaldwijk' vastgesteld. Dit plan maakte onderdeel uit van het 3- in- 1 project dat een integrale aanpak van de wegen in Westland behelst. Op de onderstaande figuur is een uitsnede van de provinciale projectenkaart ter plaatse van het plangebied weergegeven, waarbij het plangebied als deelproject 3 is aangeduid.
Figuur 2.3 Uitsnede projectkaart wegenproject Westland (bron: provincie Zuid-Holland)
In het bestemmingsplan 'Verlengde veilingroute en zuidelijke randweg Naaldwijk' waren grenzen gesteld aan de ontwikkeling door middel van een passende verkeersbestemming. Deze verkeersbestemming was gebaseerd op het feit dat de Verlengde Veilingroute door middel van een rotonde zou worden aangesloten op de N222. Er bestond echter wel bepaalde ontwerpvrijheid voor de aansluiting N222/Verlengde Veilingroute/Lange Broekweg. Het resultaat van de aanbesteding was een oplossingsrichting in de vorm van een rotorrotonde met meerdere rijstroken. Door de wegbeheerders werd dit ontwerp uit het oogpunt van verkeersveiligheid en doorstroming als onwenselijk beschouwd.
Om die reden is besloten om te kiezen voor een gelijkvloerse kruising met verkeerslichten. Na presentatie van dit ontwerp is vanuit o.a. Flora Holland verzocht om dit ontwerp aan te passen met betere voorsorteervakken en de weg te verdubbelen naar 2x2 rijstroken (o.b.v. Trajectstudie N222a Veilingroute). De provincie heeft toegezegd dit mee te nemen in het ontwerp, waardoor een bestemmingsplanwijziging noodzakelijk is geworden.
Voor het plangebied is het onderstaande wegontwerp opgesteld (zie figuur 2.4).
Figuur 2.4 Ontwerptracé aansluiting N222 / Verlengde Veilingroute / Lange Broekweg geprojecteerd op luchtfoto
Integrale aanpak N222 en fasering
De provincie Zuid-Holland heeft besloten om de projecten aansluiting 'N222/Verlengde Veilingroute/Lange Broekweg' en 'Veilingroute N222a' integraal aan te pakken. Het project bestaat enerzijds uit de aanpassing van de aansluiting N222/Verlengde Veilingroute en anderzijds uit de verdubbeling van de Veilingroute N222a vanaf de aansluiting N222/Verlengde Veilingroute/Lange Broekweg tot aan Flora Holland. Voor een deel van het traject, namelijk van de rotonde Jupiter naar de aansluiting met de Flora Holland, is in het vigerende bestemmingsplan 'Bloemenveiling' een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Om die reden worden deze gronden buiten de grenzen van voorliggend bestemmingsplan gehouden.
Gasleiding
Door het plangebied lopen twee aardgastransportleidingen (W-509-01 en W-514-01 ). Door de realisatie van de infrastructuur zullen deze verplaatst worden. Het exacte tracé staat nog niet vast. Daarom zijn in het bestemmingsplan de bestaande tracés opgenomen. Tevens is een wijzigingsbevoegdhied opgenomen. Als het definitieve tracé bekend is, zal dit planologisch worden geborgd in een wijzigingsplan.
2.3.2 Lange Broekweg 74
Doelstelling grondverwerving
Voor de realisatie van het ontwerptracé is aanvullende grondverwerving door de provincie Zuid-Holland noodzakelijk. Op deze gronden is de woning Lange Broekweg 74 met bijbehorende tuin aanwezig. Deze woning zal gesloopt worden en verplaatst. De aankoop van deze gronden dient 2 doelen:
- 1. de robuustheid van het wegontwerp.
- 2. realisatie van de (gewenste) waterhuishouding.
Het eventueel aankopen van gronden door de provincie aan de andere zijde van de Verlengde Veilingroute dan wel het geheel verschuiven van de kruising bieden geen oplossingen voor het gewenste wegontwerp en de waterhuishouding. Dit is door middel van een variantenstudie nader bekeken.
De gronden die noodzakelijk zijn ten behoeve van het beoogde robuustheid van het wegontwerp hebben in het bestemmingsplan de bestemming 'Verkeer'. De gronden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de gewenste waterhuishouding hebben in dit bestemmingsplan een primaire bestemming 'Water'. De overige gronden op het perceel Lange Broekweg 74 behouden hun geldende bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw'.
Beoogde verplaatsing
De woning Lange Broekweg 74 zal herbouwd moeten worden. Er is besloten de woning in westelijke richting te verplaatsen op de grens van de percelen Lange Broekweg 72 en 74. Op het perceel Lange Broekweg 72 is in de huidige situatie een loonbedrijf gevestigd dat in eigendom is van dezelfde familie. De nieuwe woning wordt de tweede woning bij het bedrijf en krijgt derhalve een zogenoemde 'burgerwoonbestemming'. Op deze wijze is er minnelijke verwerving bereikt en in sprake van een haalbaar plan.
De nieuwe woonkavel is dusdanig vormgegeven dat minimale sloop van de bestaande kas plaatsvindt. Daarnaast wordt een gedeelte van de bedrijfsbestemming van het loonbedrijf omgezet in een een woonbestemming. Op de betreffende bedrijfsgronden is geen bebouwing aanwezig en vinden ook geen bedrijfsactiviteiten plaats. Door de verplaatsing van de woning kan gesteld worden dat de bedrijfsvoering verder wordt geoptimaliseerd.
Bovenstaande is op figuur 2.5 weergegeven.
Figuur 2.5 Te verwijderen kassen en vervallen bedrijfsbestemming
Om medewerking aan deze nieuwe situatie te verlenen is afwijking van het provinciaal beleid noodzakelijk. In paragraaf 3.3 Provinciaal beleid wordt onderbouwd waarom in deze specifieke situatie kan worden afgeweken van dit beleid.
Randvoorwaarden verplaatsing
De toekomstige woning zal worden gerealiseerd op een kavel van minder dan 1.000 m2. Voor de verplaatsing is een aantal randvoorwaarden geformuleerd. Een aantal randvoorwaarden is gesteld op basis van de gemeentelijke beleidsvisie 'Visie Ruimtelijke Kwaliteit Glastuinbouwgebied Westland' (zie paragraaf 3.5 Gemeentelijk beleid).
De volgende randvoorwaarden zijn van toepassing:
- 1. De Verlengde Veilingroute betreft een categorie 1 weg, waardoor vanaf ‘hart’ van de weg 22,5 meter afstand aangehouden dient te worden ten opzichte van de woning;
- 2. De Veilingroute betreft eveneens een categorie 1 weg, waardoor een afstand van 22,5 meter is voorgeschreven;
- 3. De Lange Broekweg zelf is gecategoriseerd als 3, waardoor een afstand van 12,5 meter is voorgeschreven;
- 4. De afstand tot kassen dient 12,5 meter te bedragen; Hiermee wordt tevens voldaan aan de richtafstand voor kassen tot woningen in een gemengd gebied.
- 5. Er dient rekening te worden gehouden met de bedrijfsactiviteiten van het naastgelegen bedrijf aan de Lange Broekweg 72 uit milieucategorie 3.1. Aangetoond moet worden dat ter plaatse van de nieuwe woning sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat het aanwezige bedrijf niet in zijn bedrijfsuitvoering wordt belemmerd.
In het voorliggende bestemmingsplan zijn de opgenomen afstandsmaten onder punt 1 t/m 4 verwerkt. Daarnaast is de woning passend binnen de stedenbouwkundige structuur van de Lange Broekweg. De woning komt in dezelfde rooilijn met de woning Lange Broekweg 72 te liggen.
Omdat de kas gedeeltelijk wordt afgebroken worden nieuwe kasgevels geplaatst. Deze worden dusdanig gebouwd dat de beeldkwaliteit ter plaatse wordt versterkt.
Daarnaast blijkt uit akoestisch onderzoek dat ter plaatse van de nieuwe woning sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat het aanwezige bedrijf niet in zijn bedrijfsuitvoering wordt belemmerd (zie paragraaf 4.4 Bedrijven en milieuhinder). Hierdoor wordt ook aan punt 5 voldaan.
2.3.3 Lange Broekweg 72
Gelet op het feit dat de nieuwe woonkavel wordt gerealiseerd op een gedeelte van het perceel Lange Broekweg 72 wordt de bedrijfsbestemming ter plaatse gewijzigd in een woonbestemming. Voor het grootste gedeelte van het perceel Lange Broekweg 72 wordt verder de feitelijke situatie opnieuw vastgelegd.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de voor het plangebied ruimtelijk relevante beleidskaders samengevat. Het gaat hierbij om beleidsdocumenten op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau.
3.2 Rijksbeleid
Op rijksniveau zijn op ruimtelijk gebied de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de meest relevante beleidsdocumenten.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.
Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:
- 1. de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
- 2. de bereikbaarheid verbeteren;
- 3. zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
Voor het plangebied is met name de tweede doelstelling relevant. Het Rijk wil samen met de decentrale overheden werken aan een robuust en samenhangend mobiliteitssysteem. Dit is noodzakelijk om een goede bereikbaarheid te kunnen garanderen. De decentrale overheden zijn verantwoordelijk voor een robuust en samenhangend mobiliteitssysteem waarin langzaam en recreatief verkeer een volwaardige plaats hebben. Over het verbeteren van de samenhang tussen de ruimtelijke ontwikkeling en infrastructuur maken de decentrale overheden en het Rijk via het MIRT en de gebiedsagenda's afspraken.
Geconcludeerd wordt dat de beoogde ontwikkeling in overeenstemming is met de bovengenoemde rijksdoelstelling.
Ladder voor duurzame verstedelijking (SVIR/Bro)
De ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken, de treden van deze ladder doorlopen moeten worden. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De beoogde aanpassing van infrastructuur en de verplaatsing van de woning behoort niet tot de categorie 'stedelijke ontwikkeling'. Derhalve kan toetsing aan de ladder achterwege blijven.
3.3 Provinciaal Beleid
Visie ruimte en mobiliteit (2014)
De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.
Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:
- Ruimte bieden aan ontwikkelingen.
- Aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit.
- Allianties aangaan met maatschappelijke partners.
- Minder toetsen op regels en meer sturen op doelen.
Bij de VRM horen: de Visie ruimte en mobiliteit, de Verordening ruimte, het Programma ruimte en het Programma mobiliteit.
4 rode draden
In de VRM zijn 4 thema's te onderscheiden:
- 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is;
- 2. vergroten van de agglomeratiekracht;
- 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit,
- 4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.
Ten aanzien van dit bestemmingsplan zijn de meest relevante onderwerpen hieronder samengevat. Het betreft de onderwerpen mobiliteit, greenports en glastuinbouwgebieden.
Completering en betere benutting mobiliteitsnetwerk
De provincie wil het eigen netwerk op orde krijgen, opwaarderen en goed beheren en onderhouden. Daarbij ligt het primaat voor het verbeteren van personenvervoer in de dichtbevolkte gebieden bij de auto, het hoogwaardig openbaar vervoer (HOV) en de fiets.
Het mobiliteitsnetwerk wordt compleet gemaakt en beter benut. Dat vindt plaats door:
- het op orde brengen en opwaarderen van het netwerk;
- betere benutting infrastructuurnetwerk door afstemmen aanbod op vraag naar mobiliteit;
- verbeteren van de balans tussen mobiliteit en de kwaliteit van de omgeving, zodat mobiliteit veilig is, de omgeving leefbaar is en bijgedragen wordt aan energietransitie en ruimtelijke kwaliteit.
Greenports
Zuid-Holland kent onder de noemer greenports een aantal (glas)tuinbouwconcentratiegebieden die zich kenmerken door hun clusterwerking en de primaire productie en teelt van tuinbouwgewassen. De greenports vormen samen met het haven-industrieel complex het fundament van de Zuid-Hollandse economie. Evenals het havencomplex bevinden de greenports zich in een transitie. De provincie wil de greenports in Zuid-Holland waar mogelijk versterken en de transitie versnellen. Hierbij wordt het proces van verdergaande schaalvergroting, innovatie, verduurzaming en vervlechting van het logistieke netwerk van de greenports met de Rotterdamse haven steeds belangrijker.
Glastuinbouwgebieden
Concentratiegebieden voor glastuinbouw kunnen qua belevingswaarde worden beschouwd als bedrijventerrein. Ontwikkelingen in de glastuinbouw dienen bij voorkeur bij te dragen aan een grootschalig, geconcentreerd, modern uiterlijk en functioneren. Gericht op zoveel mogelijk meervoudig ruimtegebruik en collectieve voorzieningen, met aandacht voor aansluiting op bestaande landschappelijke structuren. Een dooradering van het gebied met water en recreatieve routes is gewenst.
Richtpunten:
- Nieuwe glastuinbouwgebieden worden zoveel mogelijk binnen of in aansluiting op bestaande glastuinbouwgebieden geconcentreerd.
- Nieuwe ontwikkelingen in de glastuinbouw sluiten aan bij bestaande landschappelijk structuren en dragen waar mogelijk bij aan versterking van de groenblauwe structuur.
- Ontwikkelingen aan de rand van een glastuinbouwgebied dragen bij aan het realiseren van een rand met passende overgangskwaliteit (front, contact of overlap).
Gelet op de ambities uit de structuurvisie op het gebied van bereikbaarheid wordt geconcludeerd dat de aanpassing van het wegontwerp in overeenstemming is met de beleidsdoelstellingen uit de Visie ruimte en mobiliteit. Ten aanzien van ontwikkelingen in de greenports en glastuinbouwgebieden wordt verwezen naar de toetsing aan de verordening ruimte 2014.
Verordening ruimte 2014 (2014)
De Verordening ruimte 2014 vormt het juridisch instrumentarium van de provincie. De provincie kan dit instrument inzetten als er sprake is van provinciaal belang. De provincie beschouwt in ieder geval van provinciaal belang de in de visie opgenomen doelen en de uitwerking daarvan in het programma ruimte en mobiliteit. In de verordening staan de regels die de provincie stelt aan ruimtelijke ontwikkelingen.
In verband met de verplaatsing van de woning Lange Broekweg 74 zijn de regels in het kader van glastuinbouwgebieden relevant.
Het perceel Lange Broekweg 74 is op kaart 3 'Teeltgebieden' van de Verordening ruimte 2014 gelegen in het 'Glastuinbouwgebied Westland-Oostland', zie figuur 3.1.
Figuur 3.1 Uitsnede kaart 3 Verordening Ruimte 2014
In artikel 2.1.5 Glastuinbouwgebied zijn hieronder de relevante passages voor het plangebied weergegeven.
Lid 1 Glastuinbouwgebied voor teelt onder glas
Een bestemmingsplan voor gronden binnen het glastuinbouwgebied, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op Kaart 3 Teeltgebieden, laat alleen glastuinbouwbedrijven toe, alsmede de daarbij behorende voorzieningen.
Lid 3 Afwijkingsmogelijkheid voor zwaarwegend algemeen belang
Het bestemmingsplan, bedoeld in het eerste lid, kan bij uitzondering een andere ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maken indien sprake is van een zwaarwegend algemeen belang en er geen reële andere mogelijkheid is.
Toetsing aan artikel 2.1.5
Geconcludeerd wordt dat de verplaatsing van de woning Lange Broekweg 74 niet voldoet aan lid 1 van bovengenoemd artikel. Door middel van lid 3 kan worden afgeweken van deze bepaling. Hieronder wordt toegelicht dat er in dit geval sprake is van een zwaarwegend algemeen belang en dat er geen reële andere mogelijkheid is.
Vanuit verkeersveiligheid en -doorstroming is besloten om voor de aansluiting N222/Verlengde Veilingroute/Lange Broekweg te kiezen voor een gelijkvloerse kruising met verkeerslichten. Vanuit o.a. Flora Holland is verzocht om dit ontwerp aan te passen met betere voorsorteervakken en de weg te verdubbelen naar 2x2 rijstroken (o.b.v. Trajectstudie N222a Veilingroute). Als gevolg hiervan is het noodzakelijk om aanvullende grondverwerving te doen in verband met de benodigde ruimte ten behoeve van het wegontwerp en de benodigde aanpassing aan de waterhuishouding.
De woning Lange Broekweg 74 zal herbouwd moeten worden en worden omgezet naar een burgerwoning. Zoals aangeven in hoofdstuk 2 is er op minnelijke wijze verwerving bereikt door de woning in westelijke richting te verplaatsen. De nieuwe woonkavel is dusdanig vormgegeven dat minimale sloop van de bestaande kas plaatsvindt. Daarnaast wordt een gedeelte van de bedrijfsbestemming van het loonbedrijf omgezet in een een woonbestemming. Dit is aanvaardbaar omdat op de betreffende gronden geen bebouwing aanwezig is, en ook geen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden. Door de verplaatsing van de woning kan gesteld worden dat de bedrijfsvoering verder wordt geoptimaliseerd.
Indien geen verwerving mogelijk zou zijn, kan geen toekomstvast en duurzaam verkeersknooppunt N222/Verlengde Veilingroute/Lange Broekweg gerealiseerd worden. Qua wegontwerp zullen dan concessies gedaan moeten worden zoals kortere voorsorteervakken, een smaller wegprofiel en de toepassing van meer constructiewerken. De verkeerscapaciteit van het kruispunt gaat hierdoor omlaag en kan op termijn zelfs leiden tot onvoldoende doorstroming. Daarnaast zal de waterhuishouding zeer kritisch worden qua doorstroming. Verder wordt de inpassing voor verkeersgeluid eveneens zeer kritisch en is er geen ruimte meer om hiervoor compenserende maatregelen uit te voeren.
Het eventueel aankopen van gronden door de provincie aan de andere zijde van de Verlengde Veilingroute dan wel het geheel verschuiven van de kruising, bieden geen oplossingen voor het gewenste wegontwerp en de waterhuishouding. Dit is door middel van een variantenstudie nader bekeken.
Inmiddels ook is besloten dat het traject vanaf het verkeersknooppunt tot aan Flora Holland verruimd wordt van 2x1 naar 2x2 rijstroken (o.b.v. Trajectstudie N222a Veilingroute). Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om de gewenste aanpassingen van Flora Holland in het ontwerp van de kruising mee te nemen en is tevens sprake van een integrale aanpak.
Gelet op het bovenstaande kan gesproken worden dat sprake is van een zwaarwegend belang zonder reële andere mogelijkheden. Daarmee is voldoende reden om hier af te wijken van de provinciale verordening.
Programma mobiliteit (2014)
In het programma mobiliteit staan de ambities en de provinciale belangen. Het programma mobiliteit kent een grotere dynamiek dan de visie. Het kan hierdoor bijvoorbeeld in samenhang met een nieuw collegeprogramma elke vier jaar worden geactualiseerd. Daarbij wordt verbinding gelegd met de verschillende uitvoeringsprogramma’s, beleidsuitwerkingen en verordeningen zoals deze al bestaan voor mobiliteit.
Beleid, dat al in uitvoering is genomen, wordt in het zicht van de haven niet gestopt. Het door PS vastgestelde Meerjarenprogramma Provinciale Infrastructuur (MPI) 2014 t/m 2017, met een doorkijk naar 2028, wordt in dit programma als startpunt gebruikt voor de uitvoering. Het project N222 / Verlengde Veilingroute is dan ook als bestaand beleid aangemerkt en ook als zodanig in het programma mobiliteit opgenomen.
3.4 Regionaal Beleid
Regionaal structuurplan Haaglanden 2020 (2008)
Het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden heeft in april 2008 het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP2020) vastgesteld. Het RSP2020 is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen, etc.
Regionaal moeten betrouwbaarheid en snelheid van het openbaar vervoer, de fiets en het autoverkeer beter. Investeringen in beter regionaal openbaar vervoer (Netwerk RandstadRail), snellere en comfortabeler fietsverbindingen en -voorzieningen en een betrouwbaarder wegennet zijn noodzakelijk. Dit gaat niet alleen om investeringen in infrastructuur, maar ook om het beter verknopen van vervoer met ketenmobiliteit en P&R en maatregelen zoals de kilometerprijs, communicatie en vervoermanagement. Een duurzame mobiliteit vereist een samenhangend pakket aan maatregelen, tot en met investeringen in en stimuleren van schonere voertuigen.
Geconcludeerd wordt dat het plan in overeenstemming is met de doelstellingen uit het RSP2020.
3.5 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Westland 2025-Perspectief 2040 (2013)
Na een periode van ongekende groei heeft de economische conjunctuur een ongewild moment van bezinning gebracht. Ambities en de realiteit van alledag sluiten niet meer op elkaar aan. Met dit besef heeft de gemeente haar structuurvisie opgesteld, in de wetenschap dat de rol van de overheid de komende jaren zal veranderen. De visie geeft een ruimtelijk toekomstperspectief, het streven van de gemeente voor de langere termijn, zonder daarbij de realiteit uit het oog te verliezen. In het perspectief 2040, dat in dialoog met de samenleving tot stand is gekomen, staan de ambities voor de toekomst van Westland. Hierin staan ook de kernwaarden die de gemeente als meetlat gebruikt bij toekomstige afwegingen of ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt of niet. De gemeente zet zo eerst de stip op de horizon om aan te geven waar ze naartoe wil. Op basis daarvan gaat de gemeente aan de slag met ruimtelijke ontwikkelingen die ze dichter bij het geschetste perspectief brengen. Met deze visie op basis van de Wro faciliteert Westland de gewenste ontwikkelingen en stelt het tegelijkertijd het ruimtelijk kader tot 2025, met het besef dat de uitwerking aan vele partijen is. Westland wil ontwikkelingen mogelijk maken en niet opleggen onder het adagium 'alleen ga je sneller, samen kom je verder'. Voor het bestemmingsplan zijn de volgende thema's relevant: bereikbaarheid en economie (glastuinbouwcluster).
Toetsing ontwikkeling aan het thema bereikbaarheid
Wat betreft het thema bereikbaarheid geeft de structuurvisie het volgende aan. Om op langere termijn bereikbaarheid en doorstroming te waarborgen is een verdere capaciteitsvergroting met name nodig in het noordoostelijke deel van Westland. De Veilingroute zal intensiever gebruikt gaan worden als de A4 tussen Delft en Schiedam is voltooid. Hierdoor zal er meer verkeer vanaf de A4 Westland binnenkomen. Daarom is een capaciteitsuitbreiding op met name de Veilingroute noodzakelijk. Daarnaast leidt ook een Tweede Westelijke Oeververbinding tot de noodzaak van capaciteitsverruiming op de Veilingroute.
In de structuurvisie wordt aangegeven dat de verbetering wordt bereikt door de kruisingen en rotondes op dit traject te verbeteren en de Veilingroute 2x2 te maken. Op die manier wordt de nieuwe Greenport-as werkelijkheid.
Geconcludeerd wordt dat aanpak van de weg in overeenstemming is met de doelstellingen voor bereikbaarheid uit de structuurvisie.
Toetsing ontwikkeling aan het thema economie (glastuinbouwcluster)
De kracht van Westland zit in de onderlinge verwevenheid en afhankelijkheid van functies binnen het glastuinbouwcluster. Behoud en versterking van het hele glastuinbouwcluster staat voorop, waarbij er geen onderdelen uit het Westlandse glastuinbouwcluster mogen verdwijnen. De toegevoegde waarde van het glastuinbouwcluster moet blijven groeien om de concurrentie voor te blijven. Dat vraagt om flexibiliteit bij ruimtelijke ontwikkelingen. Bereikbaarheid is voor de glastuinbouw de belangrijkste belemmerende factor, dit kan en moet in Westland een impuls krijgen.
Om welvarend te blijven zal Westland zich steeds meer richten op kennisontwikkeling en innovatie, handel en logistiek en duurzame glastuinbouw. Dat doet de gemeente aan de hand van de volgende speerpunten:
- Groei van het hele glastuinbouwcluster faciliteren: producerende, toeleverende, verwerkende en distribuerende bedrijven;
- Moderniseren van het teeltareaal: faciliteren van modernisering door randvoorwaarden te scheppen op het gebied van ontsluiting en ruimtelijke ordening;
- Verduurzaming cluster: water en energie;
- Aandacht besteden aan de ruimtelijke kwaliteit en veiligheid in het gebied: goede verhouding tussen verdiencapaciteit en kwaliteit en belevingswaarde van omgeving;
- Passende lokale economie;
- Verbeteren bereikbaarheid.
De toekomstige woning wordt gerealiseerd op een kavel van minder dan 1.000 m2. Hierdoor is het noodzakelijk om de bestaande kas gedeeltelijk te slopen. Daarnaast wordt een gedeelte van een bedrijfsperceel in gebruik genomen voor het wonen. Op de kaart economie van de structuurvisie is deze kas gelegen in het gebied 'glastuinbouw kleinschalig', zie figuur 3.2.
Figuur 3.2 Uitsnede structuurvisiekaart (rode cirkel is globale ligging plangebied)
De locatie Lange Broekweg 74 is gelegen in het buitengebied van de gemeente Westland. De structuurvisie geeft voor wat betreft woningen in het buitengebied het volgende aan.
De uitplaatsing van woningen op gemeentebrede schaal wordt aangepakt. Uitgangspunt is dat er geen nieuwe woningen bijkomen in het glastuinbouwgebied en indien mogelijk het aantal woningen wordt teruggedrongen.
Het benutten van gebieden die ten behoeve van wonen staan, zoals aan de rand van dorpen of in potentiële ontwikkelgebieden hebben ruimtelijke gezien de voorkeur om het teeltareaal zo goed mogelijk te kunnen inrichten. Dit is echter financieel lastig haalbaar, waardoor ook gekeken wordt naar het uitplaatsen naar bestaande linten en het uitplaatsen naar randen van ontwikkelgebieden. Deze volgorde geeft ook de wenselijkheid weer. Westland zal hiervoor een voorkeursreeks en uitwerkingskader onderzoeken en opstellen.
Voor wat betreft deze doelstellingen voor woningen in het buitengebied wordt geconcludeerd dat er fysiek gezien geen nieuwe woning wordt toegestaan. De bestaande woning wordt gesloopt en verplaatst. Daarnaast wordt deze woning qua functie omgezet van een agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning. De verplaatsing van de woning is noodzakelijk om de bereikbaarheid van Westland te verbeteren. De woning wordt in het bestaande lint van de Lange Broekweg gerealiseerd in de nabije omgeving van het ontwikkelgebied 'Trade Parc Westland ' en niet in het grootschalige glastuinbouwgebied. De woning is gelegen in een gebied dat is aangewezen als gebied met 'kleinschalige glastuinbouw.' Voor dit gebied, gelegen tussen Flora Holland en Westerlee, zet de gemeente juist in op een 'Greenport Westland Internationaal Kenniscentrum' in het hart van de Greenport.
De nieuwe woonkavel is dusdanig vormgegeven dat minimale sloop van de bestaande kas plaatsvindt. Daarnaast wordt een gedeelte van de bedrijfsbestemming van het loonbedrijf omgezet in een een woonbestemming. Op de betreffende gronden is geen bebouwing aanwezig en vinden ook geen bedrijfsactiviteiten plaats. Door de verplaatsing van de woning kan gesteld worden dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de toekomstige bedrijfsvoering.
Gelet op het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de beleidsuitgangspunten voor economie de ontwikkeling niet in de weg staan.
Visie Ruimtelijke Kwaliteit Glastuinbouwgebied Westland (2009)
Deze visie biedt handvatten voor bestemmingsplannen, de beleidsnota's en de gebiedsvisies voor herstructureringsgebieden. De visie levert het beeld en verhaal over de ambitie voor de ruimtelijke kwaliteit voor het duurzaam glastuinbouwgebied in de gemeente Westland.
De visie bestaat uit een beeldanalyse van de huidige situatie, waaruit een ambitie wordt geformuleerd. Uit de beeldanalyse kan worden geconcludeerd dat er weinig aandacht is besteed aan ruimtelijke kwaliteit, representatie, imago en leefbaarheid. Daarbij zijn veel glastuinbouwbedrijven uit hun jasje gegroeid. Westland heeft een buitengebied met grote contrasten in schaal, functie en dynamiek. Het glastuinbouwgebied krijgt door de schaalvergroting van de bedrijven met een gesloten en technische uitstraling steeds meer een licht-industrieel karakter, hetgeen een andere benaderingswijze van ruimtelijke kwaliteit vraagt. Op een tweetal vlakken kan nog veel verbeterd, namelijk de openbare ruimte en de inrichting van de kavels.
Vanuit de beeldanalyse wordt in de visie een ambitie geschetst voor de toekomst van het duurzame glastuinbouwgebied. Deze ambitie richt zich op een betere beeldkwaliteit, functionaliteit en leefbaarheid van de ruimte. In de visie wordt een betere beeldkwaliteit gevonden in het herinrichten van het straatprofiel voor wegen met categorie I, II en III en een betere inrichting van de glastuinbouwkavels. In de visie zijn de volgende profielen opgenomen ten opzichte van het hart van de weg:
Categorie I:
- afstand tot woningen, bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken: 22,50 meter;
- afstand tot kassen: 17,50 meter;
- afstand tot laad- en losruimte: 35,00 meter.
Categorie II:
- afstand tot woningen, bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken: 17,50 meter;
- afstand tot kassen: 12,50 meter;
- afstand tot laad- en losruimte: 30,00 meter.
Categorie III:
- afstand tot woningen, bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken: 12,50 meter;
- afstand tot kassen: 9,00 meter;
- afstand tot laad- en losruimte: 25,00 meter.
Verder zijn, middels afstandsbepalingen, de profielen opgenomen voor niet gecategoriseerde wegen en voor (hoofd)watergangen in de gemeente Westland.
Bij de positionering van de nieuwe woning Lange Broekweg 74 dient rekening te worden gehouden met bovenstaande randvoorwaarden. In paragraaf 2.3.2 is hier reeds op ingegaan. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Visie Ruimtelijke Kwaliteit Glastuinbouwgebied Westland.
Beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland (2006)
In de beleidsnotitie conventionele explosieven in Westland wordt beschreven hoe om moet worden gegaan met dieptewerkzaamheden op locaties die mogelijk conventionele explosieven bevatten. De basis voor het gemeentelijk beleid voor het opsporen van explosieven is de explosieven risicokaart. Deze kaart geeft een eerste indicatie van het mogelijke gevaar van dieptewerkzaamheden op bepaalde locaties in Westland. In het plangebied zijn geen locaties aanwezig van mogelijke vindplaatsen van conventionele explosieven.
3.6 Conclusie
Het beleid op nationaal niveau, de SVIR en het Barro, richten zich op een dermate groot schaalniveau dat dit geen belemmering vormt voor deze ontwikkeling. Meer in het algemeen voldoet het plan aan de doelstelling van het rijk om de bereikbaarheid te verbeteren.
Het plan is niet in overeenstemming met artikel 2.1.5 van de Verordening ruimte 2014. Gelet op het zwaarwegende algemene belang wordt daarom gebruik gemaakt van de afwijkingsmogelijkheid voor het toevoegen van een burgerwoning in het glastuinbouwgebied.
Op regionaal schaalniveau is de ontwikkeling in overeenstemming met de geldende beleidsvisie.
In de gemeentelijke structuurvisie wordt de wegverdubbeling specifiek genoemd als een gewenste en te verwezenlijken ontwikkeling. Met het opnemen van een woonbestemming zal echter op beperkte schaal duurzaam glas verdwijnen. Gelet op het feit dat dit tot een minimum is beperkt en sprake is van een zwaarwegend belang op het gebied van bereikbaarheid is afwijking ten aanzien van het beleid voor duurzaam glas nodig.
Hoofdstuk 4 Sectorale Onderzoeken
4.1 Inleiding
Om te toetsen of aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening wordt voldaan is in dit hoofdstuk een aantal onderzoeken beschreven. Doel is aan te tonen dat de beoogde ontwikkeling geen nadelige gevolgen heeft op onder andere de volgende milieuaspecten: archeologie bodemkwaliteit, ecologie, externe veiligheid, kabels en leidingen, luchtkwaliteit, verkeer, water en wegverkeerslawaai. Per aspect wordt onderzocht of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
4.2 M.e.r.-beoordeling
Toetsingskader
Op grond van hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit
m.e.r.) is het noodzakelijk om ten behoeve van een bestemmingsplan dat kaderstellend is voor projecten met grote milieugevolgen, een plan-m.e.r. op te stellen. Onderdeel D van de bijlage Besluit m.e.r. geeft de omvang van dergelijke projecten. Hierbij geldt sinds de aanpassing van het Besluit m.e.r. per 1 april 2011 de omvang als richtwaarde en niet als absolute drempelwaarde. Daarom is altijd een toets noodzakelijk om na te gaan of sprake is van een project met grote milieugevolgen. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria van Bijlage III, van de EU-richtlijn m.e.r. De hoofdcriteria waaraan moet worden getoetst zijn: kenmerken van de projecten, plaats van de projecten en kenmerken van het potentiële effect. Het mag duidelijk zijn dat wanneer een project ruim beneden de omvang uit de bijlage van het Besluit m.e.r. blijft, deze beoordeling beknopt kan zijn.
Onderzoek en conclusie
Voor het 3- in- 1 project is in het verleden reeds een m.e.r. opgesteld. De beoogde ontwikkeling betreft een dusdanig geringe ontwikkeling dat er geen omvangrijke negatieve
milieueffecten te verwachten zijn. Het opstellen van een plan-m.e.r. is dan ook niet noodzakelijk.
4.3 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3.1 Regelgeving en beleid
Rijksbeleid
De Wet op de archeologische monumentenzorg (een wijzigingswet van de Monumentenwet 1988) is het eindresultaat van de implementatie van het Europese Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed in de Nederlandse Wetgeving. De wet bevat 3 belangrijke uitgangspunten:
- het streven naar behoud in situ van archeologische waarden;
- het tijdig betrekken van de archeologische waarden in de ruimtelijke ordening door het opnemen van harde juridische eisen in bestemmingsplannen;
- de verstoorder betaalt voor het onderzoek en de documentatie van archeologische waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Gemeentelijk beleid
Op 26 juni 2012 heeft de gemeente Westland haar archeologische beleidskaart vastgesteld. Op deze kaart is weergegeven waar in de gemeente (en in welke mate) kans is op het aantreffen van archeologische resten, uitgedrukt in een verwachtingszone. Aan deze verwachtingszones zijn ondergrenzen gekoppeld, die aangeven wanneer archeologisch onderzoek vanwege een voorgenomen ontwikkeling nodig is. De beleidskaart geeft een globaal inzicht in de te verwachten archeologie, in het bestemmingsplan wordt het beeld aangescherpt.
Het archeologiebeleid legt vast hoe de gemeente Westland met haar bodemarchief omgaat1. De gemeente Westland stelt met dit beleidsplan:
- 1. ondergrenzen vast (uitgedrukt in oppervlakte en diepte) die duidelijk aangeven of een initiatiefnemer dan wel vergunningaanvrager verplicht is archeologisch vooronderzoek te laten verrichten;
- 2. de in dit beleidsplan opgestelde normen vast teneinde deze normen op te nemen in alle bestemmingsplannen;
- 3. de beleidskaart vast.
Zones met archeologische waarden of verwachtingen
Op de gemeentelijke beleidskaart zijn vijf soorten zones met archeologische waarden en archeologische verwachtingen aangegeven. Voor alle zones gelden van elkaar verschillende vrijstellingsgrenzen.
Tabel 4.1. Overzicht van de vrijstellingsgrenzen t.a.v. archeologisch onderzoek
Functie- aanduiding | Beleidszone | Vrijstellingsgrens |
swr-1 | Verwachtingszone IV | Geen voorschriften |
swr-2 | Verwachtingszone III | Plangebied > 500 m2 & bodemingreep > 50 cm –mv |
swr-3 | Verwachtingszone II | Plangebied > 250 m2 & bodemingreep > 50 cm –mv |
swr-4 | Verwachtingszone I | Plangebied > 100 m2 & bodemingreep > 50 cm –mv |
swr-5 | Bekende archeologische vindplaats of zeer hoge verwachting | Plangebied > 0 m2 & bodemingreep > 30 cm –mv |
Rijksmonument | Monumentenvergunning via de RCE |
- 1. Kerkhof 2012
4.3.2 Onderzoek archeologie
Ter plaatse van het plangebied geldt volgens de gemeentelijke archeologische verwachtingenkaart de Verwachtingszone III: dit betekent dat bij bodemingrepen tot 500 m2 en een diepte van 50 cm -mv geen archeologisch onderzoek is vereist. Op figuur 4.1 is een uitsnede van de verwachtingskaart afgebeeld.
Figuur 4.1 Uitsnede Archeologische beleidskaart gemeente Westland (rode cirkel is globale ligging plangebied)
Ter bescherming van deze waarden wordt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie', die ook in het vigerende plan van toepassing is, in dit bestemmingsplan overgenomen.
4.3.3 Onderzoek cultuurhistorie
In het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig.
4.3.4 Conclusie
Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de vaststelling van het plan.
4.4 Bedrijven En Milieuhinder
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de realisatie van woningen nabij bedrijven of visa versa:
- een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd ter plaatse van de woningen;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de eventueel in de omgeving aanwezige bedrijven/inrichtingen.
Om in dit bestemmingsplan de belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat en de bedrijfsvoering goed mee te nemen wordt voor dit plan gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden die gehanteerd worden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Naarmate de milieubelasting van de activiteiten groter is, wordt uitgegaan van een grotere richtafstand. In geval van een omgevingstype 'gemengd gebied' mag worden uitgegaan van een kleinere richtafstand. De richtafstanden vormen een eerste indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende activiteiten worden gesitueerd. Bouwen binnen de richtafstanden is eveneens aanvaardbaar, indien uit onderzoek blijkt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening waarbij milieuhinder voorkomen wordt.
Onderzoek
Het bestemmingsplan voorziet in de verplaatsing van de woning Lange Broekweg 74. De nieuwe woning wordt gesitueerd naast het bedrijfsperceel Lange Broekweg 72. Ter plaatse is een loon- en grondverzetbedrijf aanwezig uit milieucategorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Voor bedrijven uit milieucategorie 3.1 geldt op basis van de VNG publicatie een richtafstand van 50 m ten opzichte van een rustige woonwijk en 30 m tot een gemengd gebied. Ter plaatse van de nieuwe woonkavel kan worden gesproken van een gemengd gebied, gelet op de ligging nabij de Veilingroute (N222) en (agrarische) bedrijvigheid. De woning wordt echter op minder dan 30 m afstand van het bedrijf aan de Lange Broekweg 72 gerealiseerd zodat niet aan de richtafstand wordt voldaan.
Om te bezien of kan worden afgeweken van de richtafstand is een akoestisch onderzoek uitgevoerd ter plaatse van de nieuwe woonkavel. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 1. Uit het onderzoek blijkt het volgende.
De verplaatsing van de woning aan de Lange Broekweg 74 is wat betreft de langtijdgemiddelde
beoordelingsniveaus en de maximale geluidsniveaus wat betreft de vaste installaties geen probleem.
De langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus van de voertuigbewegingen in de dagperiode
hoeven niet te worden getoetst aan het Activiteitenbesluit. Voor de volledigheid zijn deze wel
opgenomen in het akoestisch rapport. De waarden voldoen aan de gestelde eisen. Dit geeft blijk van een goede ruimtelijke ordening.
Door de verplaatsing van de woning zal de geluidsimmissie wat betreft industrielawaai hoger uitkomen. Echter door herstructurering van de Veilingroute en het afsluiten van de Lange Broekweg voor overig verkeer, zal de immissie van verkeerstromen afnemen.
De verplaatsing van de woning is daarom in het kader van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuhinder vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Ter plaatse van de woning Lange Broekweg 74 is sprake van aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
4.5 Bodem
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Onderzoek
N222 / Verlengde Veilingroute
In het kader van het in 2010 vastgestelde bestemmingsplan 'Verlengde veilingroute en zuidelijke randweg Naaldwijk' is de bodemkwaliteit van de beoogde infrastructuur ter plaatse van het plangebied onderzocht. Hieruit bleek dat de milieuhygiënische bodemkwaliteit (incl. waterbodem) geen belemmeringen oplevert voor de uitvoering van het plan. Dit zal daarom voor het aangepaste plan dan ook niet anders zijn.
Lange Broekweg 74
Ten behoeve van de nieuwbouw van de woning Lange Broekweg 74 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 5. Hieruit blijkt dat de hypothese onverdacht voor de onderzoekslocatie formeel dient te worden verworpen. Echter, de gemeten waarden zijn dermate gering dat aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze stoffen in de bodem op het perceel niet noodzakelijk is.
4.6 Ecologie
Toetsingskader
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
Natuurbeschermingswet
De Natuurbeschermingswet (1998) regelt de bescherming van gebieden die in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn beschermd moeten worden. Alleen binnen die gebieden is de wet van toepassing.
Flora- en faunawet
De Flora- en faunawet (Ffw) regelt de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen die voorzien in een bescherming van vogel-, planten- en diersoorten en hun leefomgeving. De planten en dieren kunnen op
drie manieren beschermd worden: de soort beschermen, de leefomgeving beschermen en schadelijke handelingen verbieden.
De Ffw beschermt in beginsel alle flora en fauna. De in de Ffw opgenomen dier- en plantensoorten zijn
(middels de AMvB, Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten behorende bij de Ffw) onderverdeeld in drie categorieën. Voor de soorten uit tabel 1 is geen ontheffing nodig bij ruimtelijke ingrepen of bestendig beheer. Wel blijft voor deze soorten de zorgplicht uit de Ffw van kracht. Voor de
soorten uit tabel 2 kan een vrijstelling tot ontheffingsaanvraag gelden als de initiatiefnemer van ruimtelijke ontwikkelingen en beheer over een goedgekeurde gedragscode beschikt. Dit geldt ook voor de soorten uit tabel 3, als er sprake is van bestendig beheer en onderhoud. Voor andere ontwikkelingen bij soorten uit tabel 3 blijft een ontheffingsaanvraag verplicht.
Onderzoek en conclusie
Gebiedsbescherming
In de omgeving van het plangebied liggen geen beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura2000-gebied 'Solleveld & Kapittelduinen' ligt op ruim 4 km van het plangebied. Op circa 600 meter afstand ten zuidwesten van het plangebied is Ecologische Hoofdstructuur gelegen. De ontwikkeling bestaat uit het stroomlijnen van de huidige verkeersstromen en de verplaatsing van één woning. Ten gevolge van de ontwikkeling zullen er geen extra motorvoertuigen gegenereert worden. Wel zal de huidige verkeerstroom beter doorstromen, en daardoor minder uitstoot produceren, de congestie wordt verkleint. Negatieve effecten op beschermde natuurgebieden zijn uitgesloten.
Soortenbescherming
In het kader van het in 2010 vastgestelde bestemmingsplan 'Verlengde veilingroute en zuidelijke randweg Naaldijk' is reeds ecologisch veldonderzoek verricht naar het voorkomen van beschermde soorten ter plaatse van de beoogde infrastructuur2. Hieruit bleek het volgende:
- Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Flora- en faunawet waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt.
- De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten.
- Er zijn geen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig binnen het plangebied. Het plangebied is wel geschikt als foerageergebied, maar het betreft hier geen primair foerageergebied. Het nieuw te realiseren groengebied ten noorden van de Verlengde Veilingroute zal in grote mate bijdragen aan het foerageergebied van de vleermuizen.
- Voor werkzaamheden die leiden tot verstoring van de watergangen dient in het kader van de Flora- en faunawet ontheffing te worden aangevraagd voor de kleine modderkruiper. Voor ontheffingverlening worden door het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie eisen gesteld aan mitigerende en compenserende maatregelen. De nieuwe bermsloten en de nieuwe waterpartij zullen een nieuw en groter leefgebied vormen voor kleine modderkruiper. Voorafgaand aan de werkzaamheden dienen ook maatregelen genomen te worden die aantasting van de soort voorkomen, zoals vangen en verplaatsen. De gunstige staat van instandhouding van de kleine modderkruiper zal gezien deze maatregelen niet in gevaar komen en de benodigde ontheffing voor beide soorten zal daarom naar verwachting worden verleend.
Het voorliggende plan betreft enerzijds slechts een technische wijziging van het wegontwerp. Gelet op het feit dat het slechts om beperkte aanpassingen gaat, wordt geconcludeerd dat de flora- en faunawet de beoogde aanpassing van het wegontwerp niet in de weg staat.
Anderzijds betreft het plan de sloop en herbouw van de woning Lange Broekweg 74 Hiervoor is een quicksan flora- en faunawet uitgevoerd (zie Bijlage 3). Uit dit onderzoek blijkt dat het voorkomen van matig en zwaar beschermde soorten is uitgesloten. De bebouwing bezit geen gaten waarin vleermuizen of vogels zich zouden kunnen ophouden. Voor overige soort(groep)en is het gebied verder volledig ongeschikt. Wel vliegen er vleermuizen in lage dichtheid. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen. Effecten op vleermuizen worden derhalve uitgesloten. In verband met het voorkomen van algemene broedvogels is het van belang om te starten met werken buiten het broedseizoen of te werken op een manier dat vogels niet tot broeden komen. Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op beschermde soorten uitgesloten; de realisatie en uitvoering van het plan is niet in strijd met het gestelde binnen de Flora- en faunawet.
- 2. 1. Royal Haskoning - Ecoscan Verlengde Veilingroute en Zuidelijke Randweg Naaldwijk, 11 september 2006. 2. Royal Haskoning - Notitie veldbezoek Verlengde Veilingroute en Zuidelijke Randweg Naaldwijk, 3 april 2007 3 Gemeente Westland - Inventarisatie aanwezigheid rode lijst soorten, 24 mei 2007. 4.Adviesbureau Mertens, Matig en zwaar beschermde vissen, amfibieen en vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen in het invloedsgebied van de Verlengde Veilingroute te Naaldwijk, juni 2010.
4.7 Externe Veiligheid
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
- bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicorelevante inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire RVGS per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden uit het Basisnet Weg en het Basisnet Water opgenomen in de circulaire. In het BTEV worden tevens plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Vooruitlopend op de vaststelling van het BTEV wordt, aan de hand van de Basisnetten, al geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
Risicovolle inrichtingen
Ten noorden van van het plangebied is de inrichting FloraHolland aanwezig. Dit betreft een BEVI-inrichting. Ten gevolge van deze inrichting geldt dat zowel de plaatsgebonden PR10-6 risicocontour, als het invloedsgebied voor het groepsrisico niet reiken tot het plangebied. Daarnaast is ten zuiden van het plangebied het bedrijf Jarini Automatic B.V aanwezig. Hier vindt opslag van gevaarlijke stoffen plaats. Ten gevolge van deze inrichting geldt eveneens dat zowel de plaatsgebonden PR10-6 risicocontour, als het invloedsgebied voor het groepsrisico niet reiken tot het plangebied.
Transport gevaarlijke stoffen
De ontwikkeling voorziet in de verbreding en reconstructie van de veilingroute N222. Dit betreft het traject N211 Wippolderlaan - N213. Over dit traject worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Ten gevolge van de verbreding en reconstructie van de N222 worden de verkeersstromen gestroomlijnd. Van een toename van het aantal voertuigbewegingen is geen sprake.
In opdracht van Bureau Externe Veiligheid Haaglanden is in 2007 een onderzoek uitgevoerd naar de externe veiligheidsrisico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg. Uit het onderzoek blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour 0 m is. In de situatie die in 2007 is doorgerekend, is tevens sprake van een laag groepsrisico.
De beoogde ontwikkeling geeft hoe dan ook geen noemenswaardige ruimtelijke gevolgen voor het aspect externe veiligheid (andere PR-contour, toename groepsrisico).
Buisleidingen
Door het plangebied lopen twee aardgastransportleidingen (W-509-01 en W-514-01 ). Door de realisatie van de infrastructuur zullen deze verplaatst worden. Het exacte tracé staat nog niet vast. Daarom zijn in het bestemmingsplan de bestaande tracés opgenomen. Tevens is een wijzigingsbevoegdhied opgenomen. Als het definitieve tracé bekend is, zal dit planologisch worden geborgd in een wijzigingsplan.
Figuur 4.2 Ligging aardgastransportleidingen (bron: www.risicokaart.nl)
Het voorliggende plan voorziet naast de aanpassing van de infrastructuur tevens in sloop en herbouw van een woning. De woning zal in de nieuwe situatie verder van de gasleidingen komen te liggen. Daarnaast neemt de personendichtheid niet toe. Een verantwoording van het groepsrisico kan derhalve achterwege blijven.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
4.8 Luchtkwaliteit
Beleid en Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.3 weergegeven.
Tabel 4.3 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig |
stikstofdioxide (NO2) 1) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10) 2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
- 1. De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m³ overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
- 2. Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan), uitoefenen indien:
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
- de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
- bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
- het voorgenomen besluit is genoemd in of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).
NIBM
In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m2 bvo bij één ontsluitingsweg.
Onderzoek
In het kader van de planvorming voor de Verlengde veilingroute en zuidelijke randweg Naaldwijk is een onderzoek luchtkwaliteit uitgevoerd. Geconcludeerd werd dat het plan uit het oogpunt van luchtkwaliteit voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. De ontwikkeling zal niet leiden tot extra verkeer. De ontwikkeling draagt zodoende niet in betekende mate bij aan de luchtkwaliteit ter plaatse.
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse.
4.9 Planologisch Relevante Kabels En Leidingen
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
- gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
- defensiebrandstoffen;
- warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.
Onderzoek en conclusie
In het plangebied bevinden zich een tweetal aardgasleidingen (beide met een diameter van 12' en een druk van 40 bar) en een bovengrondse hoogspanningsverbinding. In paragraaf 4.7 Externe veiligheid is reeds ingegaan op de aanwezige gasleidingen en de bijbehorende dubbelbestemming 'Leiding - Gas'.
De hoogspanningsverbinding en de zakelijk rechtstrook zijn opgenomen op de verbeelding door middel van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'. Binnen deze zakelijk rechtstrook wordt in het bestemmingsplan geen nieuwe bebouwing mogelijk gemaakt.
Voor het bouwen binnen de genoemde dubbelbestemmingen is een bouwrestrictie in de regels opgenomen. Voor werken en werkzaamheden, geen gebouwen zijnde, is een vergunningstelsel voor werken en werkzaamheden in de regels opgenomen. Het belang van de kabels en leidingen wordt hiermee veiliggesteld. Geconcludeerd wordt dat het aspect kabels en leidingen geen beperkingen oplevert voor de beoogde ontwikkeling.
4.10 Water
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
- Kaderrichtlijn Water (KRW).
Nationaal:
- Nationaal Waterplan (NW);
- Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
- Waterwet.
Provinciaal:
- Provinciaal Waterplan;
- Visie Ruimte en Mobiliteit;
- Verordening Ruimte 2014.
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft het Hoogheemraadschap van Delfland de strategische keuzes, de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. De complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen dwingen tot het stellen van prioriteiten. Het Hoogheemraadschap gaat het beheer en onderhoud van het watersysteem optimaliseren en zal daarbij flink investeren in waterkwaliteit, waterkeringen en het voorkomen van wateroverlast en watertekort. Voor de zuiveringstechnische infrastructuur ligt de nadruk op beheren, onderhouden en optimaliseren.
Ten slotte is in 2012 de nieuwe Handreiking Watertoets vastgesteld. De nieuwe handreiking biedt gemeenten, adviesbureaus en projectontwikkelaars handvatten voor de invulling van proces en inhoud van de watertoets voor ruimtelijke plannen op gemeentelijk niveau. De handreiking bestaat uit een procesdeel en een inhoudelijk deel. In het procesdeel wordt ingegaan op het watertoetsproces voor ruimtelijke planvorming. Het inhoudelijk deel bevat de vertaling van het actuele beleid van Delfland in ruimtelijke zin.
Gemeentelijk beleid
Het waterplan Westland 2009-2015, met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin worden onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2030 en de daarbij horende doelstellingen tot 2015 beschreven. Centraal hierin staan de thema's 'Droge voeten, levend water en zichtbaar water'. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart weergegeven. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies.
In het Gemeentelijk Rioleringsplan 2006-2010 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Binnen dit plan is er sprake van drie verschillende zorgplichten: afvalwater, hemelwater en grondwater. Het VGRP is dé plaats om het gemeentelijke beleid ten aanzien van deze zorgtaken te verankeren.
Onderzoek en conclusie
In het kader van de tracéontwikkeling van de Verlengde Veilingroute en de Zuidelijke Randweg Naaldwijk (VVR-ZRN) is de waterhuishouding onderzocht en gerapporteerd in een notitie (Watertoets Verlengde Veilingroute en de Zuidelijke Randweg Naaldwijk (VVR-ZRN), Royal Haskoning, d.d. 1 februari 2007). In het kader van het waterhuishoudingsonderzoek is meerdere malen overleg geweest met Hoogheemraadschap van Delfland. Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft per brief van 13 maart 2007 aangegeven in te stemmen met de uitkomsten van overleg en onderzoek.
Huidige situatie
Bodem en grondwater
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit lichte klei met homogeen profiel. Er is sprake van grondwatertrap VI. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand varieert van 0,4 tot 0,8 meter onder maaiveld en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand meer dan 1,2 meter onder maaiveld ligt.
Waterkwantiteit
Het plangebied is gelegen in de Vlietpolder. In deze polder liggen verschillende peilgebieden. De peilen variëren hier van NAP -0,57 m tot NAP -1,37 m. Binnen de Vlietpolder is momenteel nog een wateropgave aanwezig. Er geldt een waterbergingsnorm van 325 m3/ha. Voor de Vlietpolder zijn er in het waterplan maatregelen opgenomen waaronder de aanleg van waterberging Hoogeland en de aanleg van waterberging Verlengde Veilingroute. Ten gevolge van de ontwikkeling kan de waterberging langs de Verlengde Veilingroute gerealiseerd worden. Ter plaatse van de oude woning wordt water gerealiseerd, waarmee het bergingstekort opgelost zal zijn. Binnen het plangebied zullen er geen aanvullende maatregelen nodig zijn.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Een nieuwe woning wordt voorzien, daar de oude woning plaats maakt voor een extra rechtsaf op het kruispunt van de N222 met de Verlengde Veilingroute. Daarnaast wordt extra oppervlaktewater gecreëerd ter plaatse van de huidige woning.
Veiligheid en waterkeringen
In de nabij omgeving van de nieuwe ontwikkeling is geen regionale of primaire waterkering aanwezig. Wel ligt een klein gedeelte van de verkeersbestemming ter plaatse van de Hoge Noordweg in een waterkering. Deze is als zodanig op de verbeelding aangegeven.
Toekomstige situatie
Algemeen
De huidige woning Lange Broekweg 74 wordt geamoveerd in verband met de aanpassing van het verkeersknooppunt N222/Verlengde Veilingroute/Lange Broekweg en om de realisatie van extra oppervlaktewater vanwege het waterbergingstekort in de Vlietpolder op te lossen. Ter compensatie wordt ten westen de locatie een nieuwe woning gerealiseerd. Hier is in de huidige situatie een kas aanwezig een een bedrijfsperceel. De nieuwe woning zorgt niet voor meer oppervlakteverharding ten opzichte van de huidige situatie. Watercompenserende maatregelen zijn niet noodzakelijk omdat met de sloop van de woning nieuw oppervlakewater gerealiseerd wordt om het bergingstekort op te lossen, en de nieuwe woning niet voorziet in meer oppervlakteverharding dan in de huidige situatie het geval is.
Conform de nieuwe Handreiking watertoets voor gemeenten van het Hoogheemraadschap Delfland (2012) geldt als richtlijn voor het watersysteem het 'standstill beginsel '. Dit betekent dat de ontwikkeling niet tot een verslechtering van de waterhuishoudkundige situatie mag leiden. De ontwikkeling heeft geen negatieve effecten op de waterhuishoudkundige situatie.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling is niet gelegen binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering. Dit vormt dan ook geen belemmering.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
- 1. hemelwater vasthouden voor benutting,
- 2. (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
- 3. afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
- 4. afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
4.11 Wegverkeerslawaai
In het kader van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) dient bij een fysieke wijziging aan een weg akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. In het kader van onderhavig plan zijn de volgende situaties akoestisch relevant:
Reconstructie tracé verkeersknooppunt - Jupiter:
* Verkeersknooppunt Verlengde Veilingroute / N222 / Lange Broekweg
* Wegvak N222 tussen verkeersknooppunt en Jupiter
Gezien deze fysieke wijzigingen is reconstructieonderzoek noodzakelijk voor de geluidsgevoelige functies (woningen) die binnen de wettelijke geluidszone van de betreffende reconstructie liggen. Tevens is sprake van realisatie van een nieuwe woning aan de Lange Broekweg 74. In het kader van de Wgh dient de geluidsbelasting aan de gevels van deze nieuwe woning berekend te worden.
Onderzoek en conclusie
Het akoestisch onderzoek is opgenomen in Bijlage 2. Uit dit onderzoek wordt geconcludeerd dat ten gevolge van de fysieke wijziging aan de N222 geen reconstructiesituaties optreden.
Voor de nieuwe woning aan de Lange Broekweg 74 geldt dat ten gevolge van het verkeer op de Lange Broekweg en Verlengde Veilingroute sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Ten gevolge van het verkeer op de N222 wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden maar de maximale ontheffingswaarde niet. Hierbij dient wel de bestaande wal opgehoogd / hersteld te worden met aarde tot aan het geluidsscherm.
Aangezien reeds maatregelen zijn vastgesteld en verdere maatregelen niet mogelijk, gewenst en/of doelmatig zijn, dient een besluit tot vaststelling van hogere waarden te worden voorbereid. Een overzicht van de hogere waarden staat in tabel 4.4.
Tabel 4.4 Ontheffingswaarden
Adres | Ontheffingswaarde | Geluidsbron |
Lange Broekweg 74 (nieuwe woning) | 51 dB | N222 |
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
Planvorm
Het plangebied van dit bestemmingsplan is enerzijds bestemd voor de te optimaliseren en reconstrueren infrastructuur en de daarbij behorende en naastgelegen bermen, bermsloten en waterpartijen. Om de beoogde ontwikkeling, zoals reeds beschreven in hoofdstuk 2, mogelijk te maken is gekozen voor een verkeersbestemming die zoveel mogelijk beperkt is tot de gronden die voor de weg benodigd zijn en in strijd zijn met het vigerende bestemmingsplan.
Anderzijds wordt met dit plan de verplaatsing mogelijk gemaakt van de woning Lange Broekweg 74. Het naastgelegen bedrijf op het perceel Lange Broekweg 72 is ook opgenomen in dit bestemmingsplan.
Planregels
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de planregels. De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
- 1. inleidende regels;
- 2. bestemmingsregels;
- 3. algemene regels;
- 4. overgangs- en slotregels.
5.2 Inleidende Regels
Begrippen (Artikel 1)
De begrippen die in het bestemmingsplan gebruikt worden zijn in dit artikel gedefinieerd. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Wijze van meten (Artikel 2)
Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
5.3 Bestemmingsregels
Het hoofdstuk Bestemmingsregels bevat de regels die specifiek gelden voor de bestemmingen in dit plan. Hieronder volgt per bestemming een korte toelichting.
Bedrijf - Agrarisch Aanverwant Bedrijf (Artikel 3)
De bestemming 'Bedrijf - Agrarisch Aanverwant Bedrijf' is toegekend aan het bestaande agrarisch loonbedrijf op het perceel Lange Broekweg 72.
Tuin (Artikel 4)
De tuinbestemming is gelegd op de bij de woning Lange Broekweg 74 behorende gronden waarop in principe geen bebouwing is toegestaan. Dit betreffen de gronden gelegen aan de voorzijde van de woning en gedeeltelijk aan de zijkant daarvan.
Verkeer (Artikel 5)
De gronden die noodzakelijk zijn in verband met de optimalisatie van het verkeerskooppunt zijn bestemd voor Verkeer. Binnen deze bestemmingen zijn de daarbij passende vormen van gebruik en gebouwen en bouwwerken toegestaan.
Water (Artikel 6)
De te vergraven hoofdwatergang ten noorden van de Verlengde Veilingroute is bestemd als Water.
Wonen (Artikel 7)
De nieuw te realiseren woning Lange Broekweg 74 heeft de bestemming Wonen. Het hoofdgebouw van de woning mag uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak gerealiseerd worden. De maximum goot- en bouwhoogte is op de verbeelding aangeduid met een maatvoeringsaanduiding.
Buiten het hoofdgebouw mogen op het perceel zowel binnen als buiten het bouwvlak bijbehorende bouwwerken worden opgericht. Dit betreft bijgebouwen, uit- of aanbouwen en overkappingen. Deze bouwwerken mogen, met uitzondering van erkers, alleen op het achtererfgebied worden gerealiseerd. Dit betreft het 'erf aan de achterkant en de niet naar de openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 2 m van de voorkant van het hoofdgebouw.
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erfafscheidingen, is een aparte maximale maatvoering opgenomen.
Leiding - Gas en Leiding - Hoogspanningsverbinding (Artikel 8 en Artikel 9)
In het plangebied is een gasleiding en bovengrondse hoogspanningverbinding aanwezig. Deze hebben een passende dubbelbestemming 'Leiding' gekregen. Binnen deze dubbelbestemming gelden beperkingen ten aanzien van bouwen en werken. Voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsvergunning dient de leidingbeheerder om advies te worden gevraagd. Om de mogelijke verplaatsing van de gasleiding te faciliteren is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het verleggen van het tracé.
Waarde - Archeologie (Artikel 10)
Omdat in het plangebied een kans aanwezig is dat er archeologische sporen in de grond aanwezig zijn, heeft het plangebied in zijn geheel de dubbelbestemming Waarde - Archeologie gekregen. Aan deze dubbelbestemming is een omgevingsvergunning voor bouwwerken, werken en werkzaamheden verbonden. Archeologisch onderzoek is in verband met een omgevingsvergunning slechts noodzakelijk indien de bouwwerken, werken of werkzaamheden zowel de maximale oppervlakte alsmede de maximale diepte (van de toegekende waarde) overschrijden. In het plangebied is archeologisch onderzoek benodigd indien de bouwwerken, werken of werkzaamheden zowel een oppervlakte hebben van meer dan 500 m² en een diepte beneden maaiveld hebben van meer dan 50 cm.
Waterstaat - Waterkering (Artikel 11)
De in het plangebied aanwezige gronden die zijn aangewezen voor waterstaatkundige doeleinden worden beschermd via de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsvergunning wint het college advies in bij de waterbeheerder. Daarnaast moet er ontheffing op basis van de Keur aangevraagd worden bij de waterbeheerder.
5.4 Algemene Regels
In de algemene regels zijn aanvullende regels opgenomen met betrekking tot bouwen. Daarnaast bevat dit hoofdstuk de antidubbeltelregel, algemene afwijkingsregels, gebruiksregels, wijzigingsregels, procedurergels en overige regels.
5.5 Overgangsrecht En Slotregels
In artikel 3.2.1 Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt de citeerwijze van de regels van het plan voorgeschreven.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
De aanleg van de Verlengde Veilingroute is een initiatief van de provincie Zuid-Holland, de stadsregio Haaglanden en de stadsregio Rotterdam. Bestuurlijk is overeengekomen dat de kosten van het totale project evenredig worden verdeeld over de initiatiefnemers. Om tot de realisatie van het project te komen zijn op de begrotingen dan ook financiële middelen gereserveerd. Flora Holland financiert het project eveneens mee, waardoor de uitvoering van de Veilingroute naar 2x2 rijbanen mogelijk is.
In artikel 6.2.1 Bro zijn criteria opgenomen met betrekking tot de verplichting van het opstellen van een exploitatieplan. Voor het project is het niet noodzakelijk een exploitatieplan op te stellen. Enerzijds omdat het gaat om infrastructurele werken en anderzijds omdat de verplaatsing van de woning via een privaatrechtelijke overeenkomst wordt afgedekt.
Op grond van het bovenstaande wordt het plan als economisch uitvoerbaar beoordeeld.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
In het kader van de wettelijke procedure heeft het ontwerpbestemmingsplan van 17 oktober t/m 27 november 2014 ter inzage gelegen. Binnen deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend.
6.3 Vooroverleg
Voor het opstellen van dit bestemmingsplan heeft in het kader van de projectgroep afstemming plaatsgevonden met de provincie Zuid-Holland en het Hoogheemraadschap van Delfland. De opmerkingen zijn verwerkt in dit bestemmingsplan.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Wegencategorisering En Vaarwegen
Bijlage 2 Wegencategorisering en vaarwegen
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai
Bijlage 1 Akoestisch onderzoek industrielawaai
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 2 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 3 Quick Scan Flora En Faunawet
Bijlage 3 Quick scan flora en faunawet
Bijlage 4 Besluit Hogere Grenswaarde Geluid
Bijlage 4 Besluit hogere grenswaarde geluid