KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Wijze Van Meten
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Horeca
Artikel 6 Maatschappelijk
Artikel 7 Natuur - Ecologische Verbindingszone
Artikel 8 Natuur - Natuur
Artikel 9 Recreatie
Artikel 10 Tuin
Artikel 11 Verkeer
Artikel 12 Water
Artikel 13 Wonen
Artikel 14 Leiding - Gas
Artikel 15 Leiding - Water
Artikel 16 Waarde - Archeologie - 1
Artikel 17 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 18 Waarde - Archeologie - 3
Artikel 19 Waarde - Archeologie - 4
Artikel 20 Waterstaat - Waterstaatswerk
Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels
Artikel 21 Anti-dubbeltelregel
Artikel 22 Algemene Bouwregels
Artikel 23 Algemene Gebruiksregels
Artikel 24 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 25 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 26 Overgangsrecht
Artikel 27 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Beleidskader
2.2 Ruimtelijk-functionele Structuur
2.3 Gebiedsvisie
Hoofdstuk 3 Onderzoek
3.1 Bedrijven En Milieuzonering
3.2 Geluid
3.3 Luchtkwaliteit
3.4 Externe Veiligheid
3.5 Water
3.6 Bodem
3.7 Ecologie
3.8 Cultuurhistorische Aspecten
3.9 Vormvrije M.e.r.
Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving
4.1 Planvorm
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Rapportage Toetsing Dienstenrichtlijn
Bijlage 2 Eco-effectscan Bestemmingsplan Kust Westland
Bijlage 3 Voortoets En Nee, Tenzij Toets Bestemmingsplan Kust
Bijlage 4 Stikstofrapport Bestemmingsplan Kust Westland
Bijlage 5 Inspraak En Overleg
Bijlage 6 Nota Van Beantwoording Zienswijzen
Bijlage 7 Nota Van Beantwoording Wettelijk Overleg

Kust Westland

Bestemmingsplan - Gemeente Westland

Vastgesteld op 19-10-2022 - geheel in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Kust Westland met identificatienummer NL.IMRO.1783.KUSTabp- VA01van de gemeente Westland.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan-huis-gebonden-onderneming

Een onderneming welke gevestigd is of kan zijn in een woning en die toebehoort aan een natuurlijk persoon, welke in de betreffende woning woont en die geen personeel in dienst heeft, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de onderneming de ruimtelijke uitstraling van de woonfunctie niet aantast.

1.4 aanbouw

Een aparte ruimte die via het hoofdgebouw toegankelijk is en ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 achtererf

De gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.8 antenne-installatie

Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in één of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.9 archeologisch deskundige

De archeologisch deskundige van gemeente Westland of een daarvoor door burgemeester en wethouders in de plaats gestelde deskundige.

1.10 archeologische waarde

Een aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit de oude tijden.

1.11 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 bebouwingsgebied

Achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijke hoofdgebouw.

1.13 bedrijf

Een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, installeren of inzamelen en verhandelen van goederen.

1.14 bedrijfsgebouw van recreatiebedrijf

Een gebouw dat blijkens zijn aard en inrichting kennelijk is bestemd om te worden gebruikt als bedrijfsruimte voor een recreatiebedrijf.

1.15 bedrijfsgebouw

Een gebouw ten dienste van de bedrijfsvoering zoals ingevolge de bestemming toegestaan, hieronder niet begrepen een dienstwoning.

1.16 bedrijfswoning

Een woning bij een bedrijf, die bestemd is voor bewoning door (het huishouden van) de ondernemer of door bij dat bedrijf werkzaam personeel, waarvan de huisvesting ter plaatse, gelet op de bedrijfsvoering, noodzakelijk is.

1.17 bedrijfswoning - bestaande

Een bedrijfswoning die op het moment van tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan als zodanig aanwezig was.

1.18 bedrijfsmatig aanbieden van recreatievoorzieningen

Voorzieningen die worden aangeboden door het recreatiebedrijf, gericht op dienstverlening aan de recreant die recreëert op het recreatieterrein van dat bedrijf, zoals bouwwerken voor ontspanning en vermaak of voor het beheer van het recreatieterrein (stroomvoorziening, verlichting, bewegwijzering e.d.).

1.19 bedrijfsvloeroppervlak

Het totale vloeroppervlak van bedrijven, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.20 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.21 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 bevi-inrichting

Een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.23 bevoegd gezag

Het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.24 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.25 bijgebouw

Een (vrijstaand of aan een hoofdgebouw aangebouwd) gebouw dat in functioneel en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en geen rechtstreekse toegang tot het hoofdgebouw heeft.

1.26 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.27 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.28 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen die op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggen. Het dient hierbij te gaan om horizontale bouwlagen.

1.29 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.30 bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.31 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.32 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct of indirect en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.33 bouwwijze

De wijze waarop het op een bouwperceel gelegen hoofdgebouw al dan niet is verbonden met het hoofdgebouw op een aansluitend bouwperceel; dit kan zijn: vrijstaand, twee-aaneen, gestapeld of aaneen gebouwd.

1.34 boveninsteek

De snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang.

1.35 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk en/of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van gronden en gebouwen, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het slotenpatroon of de architectuur; onder cultuurhistorische waarden worden mede verstaan: de stedenbouwkundige waarden of waarden van de gebouwde (of: bebouwde) omgeving en de historische landschapswaarden, aardkundige waarden of historisch-geografische waarden.

1.36 dagrecreatie

Het recreëren op een recreatieterrein al dan niet met behulp van kampeermiddelen, zonder dat overnachting in die kampeermiddelen of anderszins op het recreatieterrein is toegestaan.

1.37 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.38 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.

1.39 dienstwoning

Een woning in, of nabij een gebouw, of op een terrein, te bewonen door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of het terrein in overeenstemming met de bestemming.

1.40 duinvoet

De overgang van het duinbeloop naar het strand, in dit geval de benedenrand van de duin, zoals dat door de beheerder van de waterkering wordt aangegeven door middel van een afrastering.

1.41 duurzaam gemeenschappelijke huishouding

Een vaste groep van personen tussen wie een band bestaat die het enkel gezamenlijk bewonen van bepaalde woonruimte te boven gaat en die de bedoeling heeft om bestendig voor onbepaalde tijd een huishouden te vormen. Er dient ook sprake te zijn van een samenlevingswens tussen de personen die niet overwegend wordt bepaald door de beslissing om de betrokken woonruimte te delen. Er is sprake van een economisch-consumptieve eenheid en bloedverwantschap, huwelijksbinding of een daaraan in intensiteit en continuïteit gelijk te stellen mate van binding tussen de bewoners.

1.42 erf

Al dan niet bebouwde gronden, of een gedeelte daarvan, die direct gelegen zijn bij een hoofdgebouw en die in feitelijk opzicht zijn ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en, voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, die deze inrichting niet verbieden.

1.43 erfscheiding

De scheiding tussen twee onroerende zaken die niet aan dezelfde eigenaar behoren, niet door dezelfde gebruikers worden benut, dan wel louter kadastraal gescheiden zijn.

1.44 erker

Een ondergeschikte uitbouw op de begane grond van het hoofdgebouw, gelegen aan een verblijfsruimte (woonkamer of keuken) en strekt ter vergroting van het woongenot. Een erker is gelegen aan en zorgt voor een verbijzondering van de voor en/of zijgevel, zonder de architectuur van het hoofdgebouw wezenlijk aan te tasten.

1.45 functieaanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.46 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.47 geluidshinderlijke inrichtingen

Bedrijven in de zin van artikel 41, lid 3 van de Wet geluidhinder en artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer.

1.48 groenvoorzieningen

Groenschermen van opgaande beplanting, bermbeplantingen en andere beplantingen voor openbaar of particulier gebruik, welke beplanting in planologisch opzicht een ruimte structurerend effect hebben.

1.49 hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken exclusief de aan- en uitbouwen of bijgebouwen.

1.50 horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van een zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van een nachtverblijf, uitsluitend in de vorm van een hotel.

1.51 hotel

Een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van kortstondig nachtverblijf, waarbij passende voorzieningen als roomservice, dagelijkse schoonmaak en beddenopmaak en de verstrekking van consumpties en maaltijden in een restaurant (ook voor niet overnachtenden) aanwezig zijn, waarbij er geen keukens op de kamers aanwezig zijn en de mogelijkheid bestaat bij een receptie per dag een kamer te kunnen reserveren en betalen. Onder een hotel voorziening wordt niet verstaan permanente kamerverhuur, een appartementenhotel en/of overnachting (altijd meerdere nachten), noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid, uitgezonderd kortstondig zakelijk verblijf.

1.52 huishouden

Een alleenstaande of twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding
(willen) voeren.

1.53 jaarrond strandpaviljoen

Een niet voor bewoning bestemd gebouw dat jaarrond op het strand mag zijn geplaatst ten behoeve van het verstrekken van etenswaren en dranken voor gebruik ter plaatse en zaal-exploitatie in de vorm van een horeca-inrichting tot en met categorie 2 van de bij dit bestemmingsplan behorende 'Staat van horeca-activiteiten', zonder de mogelijkheid tot het verstrekken van nachtverblijf.

1.54 kamerbewoning

Onzelfstandige woonvorm waarbij een pand door meerdere personen die geen duurzame gemeenschappelijke huishouden vormen wordt bewoond, en waarbij sprake is van woonruimtes waarbij afzonderlijke huishoudens afhankelijk zijn van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

1.55 kamerwoning

Een wooneenheid die geen eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

1.56 kampeermiddel

Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan die uitsluitend dient voor het recreatief gebruik door de recreant en die niet gebruikt mag worden als recreatiewoning in de zin van artikel 4 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.

1.57 kampeerterrein

Gronden die uitsluitend mogen worden gebruikt voor de plaatsing van kampeermiddelen en recreatieverblijven.

1.58 kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtsreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.59 kortstondig zakelijk verblijf

Verblijf ten behoeve van zakelijk contact en/of overleg met anderen die in dezelfde of aanverwante branches werkzaam zijn, niet zijnde intensieve fysieke arbeid, voor niet langer dan 14 dagen.

1.60 maatschappelijke en culturele voorzieningen

Educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, onderwijs- en religieuze voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van kinderopvang, bejaardentehuizen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.

1.61 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.62 ondergeschikte horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit bij een hoofdfunctie, niet zijnde horeca, waarbij de ondergeschikte horeca-activiteiten passen bij de hoofdfunctie qua uitstraling, dienen ter ondersteuning van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie en derhalve slechts geboden kan worden aan gebruikers van de hoofdfunctie.

1.63 ondergrondse conventionele explosieven

Explosieven in de grond afkomstig vanuit de Tweede Wereldoorlog, als bedoeld in de Circulaire Vliegtuigberging van de Minister van Defensie inzake, onder meer, de opsporing en ruiming van die explosieven (Staatscourant 2016, 54987).

1.64 oorspronkelijke achtergevel

De achtergevel van het oorspronkelijk vergunde hoofdgebouw, dus exclusief de aan- en uitbouwen of bijgebouwen.

1.65 openbaar toegankelijk gebied

Een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.66 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.67 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand, welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.68 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld (in geval van het strand, is het maaiveld het strand), waarbij plaatselijke, niet bij verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw ervan buiten beschouwing blijven. Het bouwwerk wordt gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt maaiveld het hoogst is.

1.69 plan

Het bestemmingsplan "Kust" van de gemeente Westland waarvoor deze planregels en de daarbij behorende planverbeelding met legenda, het juridische normenkader vormen.

1.70 recreatiebedrijf

Een onderneming die uitsluitend gericht is op verblijfsrecreatie, met de daarbij behorende recreatievoorzieningen, zoals in de vorm van een camping of bungalowpark.

1.71 recreatieterrein

De gronden behorende bij het recreatiebedrijf waarop recreatieverblijven of kampeermiddelen kunnen worden geplaatst.

1.72 recreatieverblijf

Een gebouw dat blijkens zijn aard en inrichting kennelijk is bestemd om te worden gebruikt als verblijfsruimte ten behoeve van verblijfsrecreatie en dat niet als hoofdverblijf dient voor welke gebruiker dan ook van dat gebouw.

1.73 risicovolle inrichtingen

Inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.74 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval begrepen een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop of sekstheater, een sekswinkel, een seksautomatenhal en een seksclub of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.

1.75 slopen

Het slopen als bedoeld in artikel 3.3, aanhef en onder b., van de Wet ruimtelijke ordening.

1.76 staat van horeca-activiteiten

De staat van horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.77 stacaravan

Een kampeermiddel in de vorm van een caravan die voor meerdere toeristische seizoenen op het recreatieterrein is geplaatst als verblijfsruimte ten behoeve van verblijfsrecreatie en dat niet als hoofdverblijf dient voor welke gebruiker dan ook van dat recreatiemiddel.

1.78 straatmeubilair

Bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts-) voorzieningen, zoals:

  • verkeersgeleiders, verkeersborden, informatieborden, zitbanken, bloembakken, telefooncellen, abri's, kunstwerken, bushaltes, speeltoestellen, fietsenrekken en draagconstructies voor reclame;
  • kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorzieningen en brandkranen;
  • afvalinzamelsystemen en hiermee gelijk te stellen bouwwerken.

1.79 strand

De zandstrook tussen de duinvoet en de hoogwaterlijn van de zee.

1.80 strandhuisje

Een klein gebouw dat uitsluitend op het strand wordt geplaatst ten behoeve van strandrecreatie in de vorm van opberghokje of kleedhokje, en dat gedurende het toeristisch seizoen op het strand mag zijn geplaatst binnen een door een op de planverbeelding aangeduide zone van het strand en dat wordt aangemerkt als seizoensgebonden bouwwerk in de zin van artikel 2.24, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 5.1 van het Besluit omgevingsrecht.

1.81 strandpaviljoen

Een niet voor bewoning bestemd gebouw dat gedurende het toeristisch seizoen op het strand mag zijn geplaatst ten behoeve van het verstrekken van etenswaren en dranken voor gebruik ter plaatse en zaalexploitatie in de vorm van een horeca-inrichting tot en met categorie 2 van de bij dit bestemmingsplan behorende 'Staat van horeca-activiteiten' (zonder het verstrekken van nachtverblijf) en ondergeschikt daaraan het aanbieden en/of mogelijk maken van strand- en watersportactviteiten.

1.82 strandrecreatie/watersportbedrijf

Een niet voor bewoning bestemd gebouw dat gedurende het toeristisch seizoen op het strand mag zijn geplaatst ten behoeve van strand- en watersportactiviteiten en ondergeschikt daaraan horeca-activiteiten ten behoeve van deelnemers aan activiteiten. Onderdeel hiervan maken uit: leslokaal, kleed- en opslagruimten, terras en ontmoetingsruimte. Bedrijfsmatige exploitatie als horeca-inrichting is niet toegestaan. Ondergeschikt is strand/watersportgerelateerde detailhandel toegestaan.

1.83 terras

Onbebouwd, onoverdekt, aansluitend terrein aangrenzend aan een (permanent) strandpaviljoen of strandrecreatie/watersportbedrijf dat gedurende het toeristisch seizoen op het strand mag zijn geplaatst dat voorzien is van terrasvlonders of enige vorm van verharding, al dan niet afgeschermd met terrasschermen en bedoeld om gasten plaats te laten nemen en/of te laten consumeren.

1.84 toeristisch seizoen

Het seizoen voor het bedrijfsmatig voorzien van horeca- en recreatiemogelijkheden op het strand dat jaarlijks terugkeert en duurt van 1 maart tot en met 31 oktober.

1.85 uitbouw

Uitbreiding van een tot het hoofdgebouw behorende ruimte tot buiten het bestaande oorspronkelijke hoofdgebouw (bijvoorbeeld een erker) en welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.86 veranda

Een overkapping aan de voorzijde van een woning met maximaal 2 wanden.

1.87 verblijfsrecreatie

Bepaalde vorm van recreatief gebruik, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen, dan wel in bouwwerken, die bestemd zijn voor het houden van recreatief nachtverblijf, niet zijnde een hotel, pension of woning, ten behoeve van personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.88 voorerf

De gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn voor de, met een gevellijn op de planverbeelding aangegeven, voorgevel van dat hoofdgebouw of voor een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.89 voorgevel

De naar het openbare gebied gekeerde gevel(s) van de hoofdbebouwing, of waar deze op de planverbeelding is aangegeven met een gevellijn.

1.90 voorgevelrooilijn

De naar de weg gekeerde zijde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of waar deze op de planverbeelding is aangegeven met een gevellijn.

1.91 watersportvereniging

Een niet voor bewoning bestemd gebouw dat gedurende het toeristisch seizoen op het strand mag zijn geplaatst ten behoeve van de opslag van materialen, kleedruimten, douches en uitkijkplek ten behoeve van leden de watersportvereniging. Bedrijfsmatige activiteiten en activiteiten voor derden zijn niet toegestaan.

1.92 werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden

Werk of werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.3, aanhef en onder a., van de Wet ruimtelijke ordening.

1.93 winteropslag

Opslag van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, jaarlijks van 1 november tot en met 30 april.

1.94 wonen

Het gehuisvest zijn in een woning.

1.95 woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bestemd voor de huisvesting van één huishouden.

1.96 zeewering

De primaire waterkering als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterwet voor zover gelegen op het kustfundament als bedoeld in artikel 2.3.1 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

1.97 zijerf

De gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel van dat hoofdgebouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 afstand

de loodrechte afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.


2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouwd of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.


2.3 de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.


2.4 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.


2.5 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.


2.6 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.


2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd of uitgevoerd:

  1. a. bedrijfsgebouwen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bw': een bedrijfswoning met bijgebouwen;
  3. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. d. werken, geen bouwwerk zijnde, zoals verkeerskunstwerken;

indien:

  1. e. voldaan wordt aan de parkeernorm van 2,8 parkeerplaatsen per 100 m2 .

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. in een bedrijfswoning is uitsluitend het wonen bij het bedrijf toegestaan;
  2. b. geluidshinderlijke inrichtingen zijn niet toegestaan;
  3. c. risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan;
  4. d. onzelfstandige kantoren zijn toegestaan met een bedrijfsvloeroppervlak dat minder bedraagt dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak en minder is dan 3000 m2;
  5. e. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
  6. f. detailhandel is niet toegestaan;
  7. g. het is verboden de gronden buiten het bouwvlak te gebruiken voor de opslag van goederen
  8. h. binnen de toevoeging 'cw' is het gebruik uitsluitend toegestaan met inachtneming van de bescherming van de cultuurhistorische waarde van het gebouw, in de zin als voor monumenten geregeld in of krachtens de Erfgoedwet.

3.4 Afwijken van de regels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om af te wijken van het bepaalde in dit artikel voor de waterstaatkundige versterking van de zeewering en/of de waterveiligheid indien en voorzover de regels van de dubbelbestemming Waterstaat -Waterstaatkundige functie, gegeven in artikel 20 van deze regels, voor dat doel niet toereikend mochten blijken.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen, waaronder groenvoorzieningen, beschoeiing, houtgewas en water;
  2. b. speelvoorzieningen voor kinderen;
  3. c. fietspaden, voetpaden en ruiterpaden door de groenvoorzieningen;
  4. d. bouwwerken die geen gebouwen zijn en die voor het gebruik van de groenvoorzieningen nodig zijn, zoals bruggen, dammen, duikers en straatmeubilair;
  5. e. waterlopen en waterplassen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m., voor straatverlichting 5 m.

4.3 Afwijken van de regels

Artikel 5 Horeca

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, parkeervoorzieningen, wegen, voet- en fietspaden en water.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.3 Afwijken van de regels

5.3.1 Afwijken voor versterken zeewering

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van dit artikel voor de waterstaatkundige versterking van de zeewering en/of de waterveiligheid indien en voorzover de regels van de dubbelbestemming Waterstaat -Waterstaatkundige functie, gegeven in artikel 20 van deze regels, voor dat doel niet toereikend mochten blijken.

5.3.2 Afwijking van de Staat van Horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 5.1:

  1. a. om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 5.1, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën zoals in lid 5.1 genoemd;
  2. b. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de horecacategorieën, zoals in lid 5.1 genoemd.

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een maatschappelijke functie;
  2. b. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - reddingsbrigade' (sm - rb): uitsluitend een reddingsbrigade;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en water.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.3 Afwijken regels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om af te wijken van het bepaalde in dit artikel voor de waterstaatkundige versterking van de zeewering en/of de waterveiligheid indien en voorzover de regels van de dubbelbestemming Waterstaat -Waterstaatkundige functie, gegeven in artikel 20 van deze regels, voor dat doel niet toereikend mochten blijken.

Artikel 7 Natuur - Ecologische Verbindingszone

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.1.1 Algemeen

De voor 'Natuur - Ecologische verbindingszone' aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud, herstel en versterking van de actuele en potentiële landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden met inbegrip van de zich daarin bevindende flora en fauna, de natuurbescherming en de waterhuishouding.

7.1.2 Recreatieve doeleinden

De voor 'Natuur - Ecologische verbindingszone' aangewezen gronden zijn eveneens bestemd voor:

  • het recreëren op het strand en in de zee zonder dat er recreatieterreinen mogelijk zijn en zonder dat kampeermiddelen of recreatieverblijven kunnen worden geplaatst;
  • ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - strandpaviljoen' (sn - spj), één strandpaviljoen, uitsluitend gedurende het toeristische seizoen, inclusief bijbehorend terras;
  • ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - jaarrond strandpaviljoen' (sn -jspj), één jaarrond strandpaviljoen, inclusief bijbehorend terras en ter plaatse van de functieaanduiding (sn - jspjgt) een gastank ten behoeve van het jaarrond strandpaviljoen;
  • ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - verhuur strandbedjes' (sn - vst), één gebouw, uitsluitend gedurende het toeristische seizoen, ten behoeve van de verhuur van strandbedjes;
  • ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - strandrecreatie/watersportbedrijf' (sn - wsp), uitsluitend gedurende het toeristische seizoen, één strandrecreatie/watersportbedrijf, inclusief bijbehorend terras;
  • ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - watersportvereniging' (sn - wsv), uitsluitend gedurende het toeristische seizoen, één watersportvereniging;
  • ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - reddingsbrigade' (sn-rb), uitsluitend gedurende het toeristische seizoen, een reddingsbrigade;
  • ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - strandhuisjes' (sn-sh), uitsluitend gedurende het toeristische seizoen, voor maximaal het aantal dat op de planverbeelding is aangegeven;
  • ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - jaarrond fundering' (sba - jf), een jaarrond fundering zoals aanwezig ten tijde van de tervisielegging van dit bestemmingsplan ten behoeve van een gebouw dat uitsluitend gedurende het toeristisch seizoen is toegestaan, het op de planverbeelding opgenomen cijfer correspondeert met de bouwregels die specifiek voor die fundering opgenomen zijn, een mogelijke fundering laat onverlet dat voor het bouwwerk op de fundering gemeten wordt vanaf het peil (zijnde het strand);
  • (openbare) toiletgebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve recreatieve functie van het strand en uitkijktorens voor de strandwacht (uitsluitend op het strand), allen uitsluitend gedurende het toeristische seizoen;
  • waterkering, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming,

met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, verhardingen, waaronde stelconplaten, ten behoeve van de toegankelijkheid van de paviljoens en overige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.2.1 Algemeen

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. voor de bouwwerken op de gronden met de functieaanduiding (sn - spj) en de functieaanduiding (sn - jspj) gelden de volgende bepalingen:
  • het maximale bruto-vloeroppervlak van een strandpaviljoen bedraagt 450 m2, exclusief terras en inclusief bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken die geen gebouwen zijn;
  • het maximale bruto-vloeroppervlak van een terras bij een strandpaviljoen bedraagt 300 m2;
  • een strandpaviljoen wordt op het strand gebouwd (geen fundering toegestaan), tenzij de functieaanduiding (sba - jf) is opgenomen;
  • een strandpaviljoen mag niet bestaan uit twee bouwlagen;
  • een strandpaviljoen staat op tenminste 10 meter afstand van andere strandbebouwing;
  • een strandpaviljoen wordt met de langste zijde evenwijdig aan de duinvoet gebouwd;
  • een strandpaviljoen met de functieaanduiding (sn - spj) wordt op minimaal en maximaal 2 meter van de duinvoet gebouwd, een strandpaviljoen met de functieaanduiding (sn - jspj) wordt op 8 meter van de duinvoet gebouwd.
  1. b. voor de bouwwerken op de gronden met de functieaanduiding (sn - jspjgt) gelden de volgende bepalingen:
  • uitsluitend toegestaan is een gastank met een maximale afmeting van 6 m2 en een maximale hoogte van 1,50 m;
  • rondom de gastank is een transparant hekwerk toegestaan met een maximale hoogte van 2 m.

c. voor de bouwwerken op de gronden met de functieaanduiding (sn - vst) gelden de volgende

bepalingen:

  • het maximale bruto-vloeroppervlak van een gebouw ten behoeve van de verhuur van strandbedjes mag maximaal 15 m2 zijn;
  • een gebouw ten behoeve van de verhuur van strandbedjes wordt op 2 meter van de duinvoet gebouwd;

d. voor de bouwwerken op de gronden met de functieaanduiding (sn - wsp) gelden de volgende

bepalingen:

  • het maximale bruto-vloeroppervlak van een strandrecreatie/watersportbedrijf bedraagt 250 m2, exclusief terras en inclusief bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken die geen gebouwen zijn;
  • het maximale bruto-vloeroppervlak van een terras bij een strandrecreatie/watersportbedrijf bedraagt 100 m2;
  • een uitgiftepunt van drank en/of etenswaren is niet toegestaan;
  • een strandrecreatie/watersportbedrijf wordt op het strand gebouwd (geen fundering toegestaan);
  • een strandrecreatie/watersportbedrijf mag niet bestaan uit twee bouwlagen;
  • een strandrecreatie/watersportbedrijf staat op tenminste 10 meter afstand van andere strandbebouwing;
  • een strandrecreatie/watersportbedrijf wordt met de langste zijde evenwijdig aan de duinvoet gebouwd;
  • een strandrecreatie/watersportbedrijf wordt op minimaal en maximaal 2 meter van de duinvoet gebouwd.

e. voor de bouwwerken met de functieaanduiding (sn - wsv) gelden de volgende bepalingen:

  • het maximale bruto-vloeroppervlak (inclusief uitkijkruimte) van een watersportvereniging mag niet meer bedragen dan op de planverbeelding is opgenomen;
  • een watersportvereniging mag niet bestaan uit twee bouwlagen, tenzij op de planverbeelding is opgenomen dat dit wel mag, waarbij tevens wordt aangegeven voor hoeveel vierkante meter dat is toegestaan;
  • een watersportvereniging staat op tenminste 10 meter afstand van andere strandbebouwing;
  • een watersportvereniging wordt met de langste zijde evenwijdig aan de duinvoet gebouwd;
  • een watersportvereniging wordt op 2 meter van de duinvoet gebouwd.

f. voor de bouwwerken met de functieaanduiding (sn-rb) gelden de volgende bepalingen:

  • het maximale bruto-vloeroppervlak (inclusief uitkijkruimte) van een reddingsbrigade mag niet meer bedragen dan op de planverbeelding is opgenomen;
  • een reddingsbrigade mag niet bestaan uit twee bouwlagen, tenzij op de planverbeelding is opgenomen dat dit wel mag, waarbij tevens wordt aangegeven voor hoeveel vierkante meter dat is toegestaan;
  • een reddingsbrigade staat op tenminste 10 meter afstand van andere strandbebouwing;
  • een reddingsbrigade wordt op 2 meter van de duinvoet gebouwd.

g. voor de bouwwerken met de functieaanduiding (sn-sh) gelden de volgende bepalingen:

  • het maximale bruto-vloeroppervlak van een strandhuisje bedraagt 6 m2, en wel in de verhouding lengte/breedte van 3:2;
  • een strandhuisje moet zodanig zijn geplaatst dat de voorzijde van het strandhuisje is gericht naar de zee en het strandhuisje in één lijn staat met de overige strandhuisjes ter plaatse;
  • een strandhuisje wordt op tenminste 8 meter van de duinvoet gebouwd.

h. voor toiletgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • het maximale bruto-vloeroppervlak van een toiletgebouw bedraagt 15 m2;
  • een toiletgebouw staat op tenminste 10 meter afstand van een strandpaviljoen of een strandrecreatie/watersportbedrijf of een watersportvereniging;
  • een toiletgebouw wordt op 2 meter van de duinvoet gebouwd.

i. voor de fundering met functieaanduiding (sba - jf-1) gelden de volgende bepalingen:

  • de fundering bestaat uit maximaal 36 betonnen palen met een doorsnede van maximaal 0,5 meter;
  • de funderingspalen staan minimaal 3 meter uit elkaar;
  • de funderingspalen hebben een maximale hoogte van 1 meter.

7.2.2 Bouwhoogten

De maximale bouwhoogte van gebouwen en andere bouwwerken bedraagt:

  • strandpaviljoen met de functieaanduiding (sn - spj): 5,5 meter;
  • strandpaviljoen met de functieaanduiding (sn - jspj): 8 meter;
  • gebouw verhuur van strandbedjes met functieaanduiding (sn - vst): 3 meter;
  • strandrecreatie/watersportbedrijf met de functieaanduiding (sn - wsp): 5,5 meter;
  • watersportvereniging met de functieaanduiding (sn - wsv): 5,5 meter;
  • reddingsbrigade met de functieaanduiding (sn - rb): 6 meter;
  • strandhuisje met de functieaanduiding (sn-sh): 3 meter;
  • toiletgebouw: 3 meter;
  • bouwwerken scheepvaartgeleiding: 5 meter;
  • bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.

7.3 Gebruiksregels

7.3.1 Ondergeschikte recreatie bij strandhorecapaviljoens

Voor het gebruik van een strandpaviljoen met de functieaanduiding 'sn - spj' ten behoeve van het ondergeschikt aan kunnen bieden en/of mogelijk maken van strand- en/of watersportactiviteiten geldt de volgende regel:

  • het maximale bruto vloeroppervlak van het strandpaviljoen dat wordt gebruikt voor opslag van materialen en kleedruimten e.d. ten behoeve van de ondergeschikte strand- en watersportactiviteiten bedraagt 75 m2.

7.3.2 Ondergeschikte horeca bij recreatie/watersportbedrijf

Voor het gebruik van een strandrecreatie/watersportbedrijf met de functieaanduiding 'sn - wsp' gelden de volgende regels:

  • de horeca-activiteit is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit;
  • de openingstijden van de horeca-activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit, waarbij de totale inrichting uiterlijk geopend mag zijn tot 22.30 uur;
  • de ondersteunende horeca is uitsluitend toegankelijk voor gasten van het strandrecreatie/watersportbedrijf met een geregistreerd deelnemerschap, waartoe een register wordt bijgehouden;
  • de toegang tot de horeca-activiteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit, er is geen aparte ingang.

7.4 Specifieke gebruiksregels

7.4.1 Kamperen

Onder strijdig gebruik van gronden wordt in elk geval verstaan het gebruik voor het vrij kamperen.

7.4.2 Strandrecreatie/watersportbedrijf

Onder strijdig gebruik van een strandrecreatie/watersportbedrijf met de functieaanduiding 'sn - wsp' wordt verstaan:

  • verkoop van dranken en/of etenswaren aan niet-deelnemers van strand/watersportactiviteiten;
  • het (laten) organiseren en/of houden van feesten en partijen.

7.5 Voorwaardelijke verplichting ondergeschikte horeca bij recreatie/watersportbedrijf

Het gebruik van een strandrecreatie/watersportbedrijf is slechts toegestaan als het bedrijf als zodanig van buitenaf herkenbaar is door middel van aangebrachte naamsvermelding en/of reclame. Het gebruik van een strandrecreatie/watersportbedrijf is eveneens slechts toegestaan voor zover bij de entree(s) van het bedrijf een duidelijke mededeling/bord is gerealiseerd waarop bezoekers duidelijk wordt dat alleen deelnemers aan de activiteiten gebruik kunnen maken van de horecafaciliteiten.

7.6 Voorwaardelijke verplichting gebruik strandbebouwing

Het gebruik van bebouwing op het strand is slechts toegestaan onder de voorwaarde dat geen vuurwerk wordt afgestoken of het afsteken van vuurwerk mogelijk wordt gemaakt. Lichtuitstraling dient te allen tijde tot een minimum te worden beperkt, terwijl bij het aanbrengen van nieuwe verlichting - na inwerkingtreding van het bestemmingsplan- lichthinder voor vleermuizen moet worden beperkt door amberkleurige UV-vrije LED armaturen te gebruiken.

7.7 Afwijken regels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om af te wijken van het bepaalde in dit artikel voor de waterstaatkundige versterking van de zeewering en/of de waterveiligheid indien en voorzover de regels van de dubbelbestemming Waterstaat -Waterstaatkundige functie, gegeven in artikel 20 van deze regels, voor dat doel niet toereikend mochten blijken.

7.8 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Natuur - Natuur

8.1 Bestemmingsomschrijving

Algemeen

De voor 'Natuur - Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud, herstel en versterking van de actuele en potentiële landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden met inbegrip van de zich daarin bevindende flora en fauna; de natuurbescherming en de waterhuishouding.

Recreatieve doeleinden

De voor 'Natuur - Natuur' aangewezen gronden zijn eveneens bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de functieaanduiding 'opslag' (op) een opslagterrein;
  2. b. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - fietspad' (sn-fpd) een openbaar duinfietspad;
  3. c. ter plaatse van de functiaanduiding 'specifieke vorm van natuur - wandelpad' (sn-wpd) een wandelpad;
  4. d. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - ruiterpad' (sn-rpd) een ruiterpad;
  5. e. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - parkeerplaats' (sn-p) een parkeerplaats met de daarbij behorende voorzieningen;
  6. f. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - watersportvereniging' (sn-wsv) een permanente watersportvereniging;
  7. g. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - opslag strandbebouwing' (sn - osb) een winteropslag voor strandbebouwing;
  8. h. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - camperparkeerplaats' (sn - cp) een twaalftal parkeerplaatsen voor campers, te gebruiken voor een maximaal verblijf van 24 uur.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken binnen de functieaanduiding (sn-wsv) bedraagt ten hoogste 5,5 m;
  3. c. de bouwhoogte van bouwwerken binnen de functieaanduiding (sn-sb) bedraagt ten hoogste 4 m;
  4. d. de bouwhoogte van bouwwerken voor scheepvaartbegeleiding bedraagt ten hoogste 5 m;
  5. e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1 m.

8.3 Afwijken bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2 onder c, indien het natuurbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

8.4 Afwijken regels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om af te wijken van het bepaalde in dit artikel voor de waterstaatkundige versterking van de zeewering en/of de waterveiligheid indien en voorzover de regels van de dubbelbestemming Waterstaat -Waterstaatkundige functie, gegeven in artikel 20 van deze regels, voor dat doel niet toereikend mochten blijken.

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Recreatie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het bedrijfsmatig aanbieden van recreatievoorzieningen door een recreatiebedrijf met de daarbij behorende voorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1' (sr-1) uitsluitend voor recreatieverblijven zonder bedrijfswoning;
  3. c. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 2' (sr-2) uitsluitend voor stacaravans en andere kampeermiddelen en één bedrijfswoning;
  4. d. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 3' (sr-3) uitsluitend voor recreatieverblijven, stacaravans en andere kampeermiddelen en één bedrijfswoning met bijgebouwen en andere bouwwerken die het gebruik van de bedrijfswoning ondersteunen of verbeteren;
  5. e. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 4' (sr-4) uitsluitend voor recreatieverblijven en twee bedrijfswoningen ofwel mogen twee recreatieverblijven worden gebruikt als bedrijfswoning;
  6. f. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 6' (sr-6) uitsluitend dagrecreatie voor leden van een watersportvereniging met daarbij één verenigingsgebouw van de watersportvereniging;
  7. g. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 7' (sr-7) uitsluitend voor één gebouw ten behoeve van dagrecreatie;
  8. h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, (ontsluitings-)wegen, voet- en fietspaden en water.

9.2 Bouwregels

9.2.1 Algemeen

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

a. op de gronden met de functieaanduiding (sr-1):

  • de recreatieverblijven moeten minimaal 3 m van de perceelsgrens en in een onderlinge afstand van minimaal 5 m worden geplaatst;
  • de bruto-oppervlakte van een recreatieverblijf mag maximaal 45 m2 bedragen;
  • de totale bruto-oppervlakte van alle bedrijfsgebouwen tezamen mag maximaal 500 m2 bedragen.

b. op de gronden met de functieaanduiding (sr-2):

  • de stacaravans moeten minimaal 3 m van de perceelsgrens en in een onderlinge afstand van minimaal 5 meter worden geplaatst;
  • de bruto-oppervlakte van een stacaravan mag maximaal 45 m2 bedragen;
  • de bruto-oppervlakte van een berging bij een stacaravan mag maximaal 6 m2 bedragen;
  • de totale bruto-oppervlakte van alle bedrijfsgebouwen tezamen mag maximaal 600 m2 bedragen;
  • de bruto-inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 750 m3 bedragen.


c. op de gronden met de functieaanduiding (sr-3):

  • de recreatieverblijven en stacaravans moeten minimaal 3 m van de perceelsgrens en in een onderlinge afstand van minimaal 5 m worden geplaatst; de onderlinge afstand voor recreatieverblijven geldt niet indien twee of meer recreatieverblijven aan elkaar zijn gebouwd;
  • de bruto-oppervlakte van een recreatieverblijf mag maximaal 100 m2 bedragen; indien twee of meer recreatieverblijven aan elkaar zijn gebouwd, dan geldt voor dit gecombineerde bouwwerk een maximale bruto-oppervlakte van 200 m2;
  • de bruto-oppervlakte van een stacaravan mag maximaal 45 m2 bedragen;
  • de totale bruto-oppervlakte van alle bedrijfsgebouwen tezamen mag maximaal 1.350 m2 bedragen; het bedrijfsgebouw dat dienst doet als kantine mag binnen genoemd totaal een bruto-oppervlakte van maximaal 250 m2 hebben;
  • de bruto-inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 750 m3 bedragen.


d. op de gronden met de functieaanduiding (sr-4):

  • de recreatieverblijven mogen uitsluitend vrijstaand of geschakeld tot twee-onder-één-kap worden gebouwd;
  • de recreatieverblijven moeten minimaal 3 m van de perceelsgrens en in een onderlinge afstand van minimaal 5 m worden geplaatst;
  • de totale bruto-oppervlakte van alle bedrijfsmatig aangeboden recreatie-voorzieningen tezamen, inclusief bedrijfswoningen, mag maximaal 1.200 m2 bedragen;
  • de bruto-inhoud van een recreatieverblijf mag maximaal 350 m3 bedragen;
  • de bruto-inhoud van een bedrijfswoning mag maximaal 350 m3 bedragen.

e. op de gronden met de functieaanduiding (sr-6):

  • het verenigingsgebouw mag uitsluitend op het bouwvlak, als aangegeven op de planverbeelding, worden geplaatst;


f. op de gronden met de functieaanduiding (sr-7):

  • de bruto-oppervlakte van het gebouw mag maximaal 200 m2 bedragen.

9.2.2 Bouwhoogten

Tenzij de maximale goot- of bouwhoogte van de gebouwen en andere bouwwerken met de aanduiding "maximale goot/bouwhoogte (m)" is aangegeven, bedragen deze:

Gebouwen ter plaatse van functieaanduidingen 'sr-1', 'sr-2', 'sr-3':

  • recreatieverblijf: goothoogte 3 m;
  • stacaravan: bouwhoogte: 3 m;
  • bedrijfsgebouw: goothoogte: 4 m;
  • bedrijfswoning: goothoogte: 6 m; bouwhoogte: 10 m;
  • bijgebouw bedrijfsgebouw of bedrijfswoning: goothoogte: 3 m.

Gebouwen ter plaatse van functieaanduiding 'sr-4':

  • recreatieverblijf en bedrijfswoning: goothoogte: 3,10 m, waarbij voor 50% van het gezamenlijk aantal recreatieverblijven/bedrijfswoningen geldt dat aan één zijde van het recreatieverblijf/de bedrijfswoning de goothoogte maximaal 4,60 m mag bedragen en waarbij voor 15% van het gezamenlijk aantal recreatieverblijven/bedrijfswoningen geldt dat de maximale goothoogte voor ten hoogste 20% van het bruto-vloeroppervlak van het recreatieverblijf/de bedrijfswoning maximaal 7,70 m mag bedragen;

Gebouwen ter plaatse van functieaanduiding 'sr-6': goothoogte 7,50 m.

Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.

9.3 Afwijken bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 9.2 om een kleinere afstand tussen de recreatieverblijven of stacaravans toe te staan, en wel onder de voorwaarde dat deze geringere afstand niet leidt tot strijd met voorschriften van de brandweer of de beeldkwaliteit van het recreatieterrein die burgemeester en wethouders voor ogen staat.

9.4 Afwijken regels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om af te wijken van het bepaalde in dit artikel voor de waterstaatkundige versterking van de zeewering en/of de waterveiligheid indien en voorzover de regels van de dubbelbestemming Waterstaat -Waterstaatkundige functie, gegeven in artikel 20 van deze regels, voor dat doel niet toereikend mochten blijken.

9.5 Specifieke gebruiksregel

Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend gebruik ten behoeve van permanente bewoning van een recreatie- of kampeerverblijf.

Artikel 10 Tuin

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 11 Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals bushaltes, geluidswerende voorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, reclame-uitingen en water.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met dien verstande dat de bouwhoogte, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting, ten hoogste 3 m bedraagt.

11.3 Afwijken regels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om af te wijken van het bepaalde in dit artikel voor de waterstaatkundige versterking van de zeewering en/of de waterveiligheid indien en voorzover de regels van de dubbelbestemming Waterstaat -Waterstaatkundige functie, gegeven in artikel 20 van deze regels, voor dat doel niet toereikend mochten blijken.

Artikel 12 Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterlopen ten behoeve van de waterhuishouding, waterberging, sierwater en het verkeer te water;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, bruggen, duikers, damwanden, kademuren, aanlegsteigers en waterstaatkundige voorzieningen.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1 m.

Artikel 13 Wonen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven en water.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

13.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

Artikel 14 Leiding - Gas

14.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding met een daarbij behorende belemmeringenstrook.
  2. b. de bestemming Leiding - Gas is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 14.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Leiding - Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse leiding voor het hoofdtransport van water met een daarbij behorende belemmeringenstrook.
  2. b. de bestemming Leiding - Water is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 15.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Waarde - Archeologie - 1

16.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden van de gronden;
  2. b. de bestemming Waarde - Archeologie - 1 is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 16.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels- uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 0 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 17 Waarde - Archeologie - 2

17.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden van de gronden;
  2. b. de bestemming Waarde - Archeologie - 2 is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen.

17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 17.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 18 Waarde - Archeologie - 3

18.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden van de gronden;
  2. b. de bestemming Waarde - Archeologie - 3 is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen.

18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 18.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag -met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels- uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 19 Waarde - Archeologie - 4

19.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Waarde - Archeologie-4" aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden van de gronden;
  2. b. de bestemming 'Waarde - Archeologie-4" is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen.

19.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 19.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag -met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 20 Waterstaat - Waterstaatswerk

20.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Waterstaat - Waterstaatswerk' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterkering, in het bijzonder een primaire waterkering.
  2. b. de bestemming 'Waterstaat - Waterstaatswerk' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen.

20.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 20.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 20.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen, wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering en bij Rijkswaterstaat.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels

Artikel 21 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 22 Algemene Bouwregels

22.1 Overschrijding van hoogte-aanduidingen op de planverbeelding

22.2 Overschrijding bouwgrenzen

De op de planverbeelding aangegeven bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden en funderingen;
  2. b. bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt.
  3. c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt;
  4. d. rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt
  5. e. putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water rioolstoffen; hijsinrichtingen, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt.
  6. f. bestaande dakopbouwen, bestaande luifels en bestaande uitbouwen aan de voorzijde.

22.3 Ondergrondse bouwwerken

  1. a. De regels van dit plan zijn van overeenkomstige toepassing op ondergrondse bouwwerken.
  2. b. In aanvulling op het bepaalde onder a. mogen ondergrondse ruimten slechts worden gerealiseerd voor zover deze zijn gelegen tussen de buitenwerkse gevels van het bovengronds gelegen hoofdgebouw en met een maximale verticale diepte van 3 meter onder het peil.

22.4 Dakkapellen

Voor het bouwen van dakkapellen gelden de volgende regels:

  1. a. Maatvoering achterzijde:
    1. 1. de dakkapel ligt aan alle zijden tenminste 0,5 m vrij in het dakvlak;
    2. 2. de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m;
    3. 3. de dakkapel mag niet meer dan 1 meter uit de onderkant van het dakvlak staan.
  2. b. Maatvoering voorzijde:
    1. 1. de dakkapel is niet breder dan 50% van de breedte van het dakvlak;
    2. 2. de dakkapel ligt aan alle zijden tenminste 0,5 m vrij in het dakvlak;
    3. 3. de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,5 m;
    4. 4. de dakkapel mag niet meer dan 1 meter uit de onderkant van het dakvlak staan.

Artikel 23 Algemene Gebruiksregels

23.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 2.1 lid 1 onder c. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  2. b. het gebruik van niet-bebouwde grond en/of water als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden; het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  3. c. het gebruik van niet-bebouwde grond als opslag, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  4. d. het gebruik van bouwwerken of het laten gebruiken van bouwwerken als seksinrichting;
  5. e. het gebruik van bouwwerken of het laten gebruiken van bouwwerken en gronden voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk.

23.2 Geen strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

  1. a. het gebruik van niet-bebouwde grond voor evenementen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland;
  2. b. het gebruik van niet-bebouwde grond voor standplaatsen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland.

Artikel 24 Algemene Aanduidingsregels

24.1 Gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrielawaai'

24.1.1 Doel gebiedsaanduiding

Ter plaatse van de aanduiding “geluidzone – industrie” zijn de gronden primair bestemd voor bescherming van de mens tegen schadelijke geluidhinder, als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder, afkomstig van een industriegebied.


24.1.2 Bouwregels voor bescherming tegen geluidhinder

Op of in deze gronden mogen volgens de gebiedsaanduiding uitsluitend worden gebouwd overige bouwwerken die voor het tegengaan of beperken van de geluidhinder nodig zijn met een maximale bouwhoogte van 3 m.


24.1.3 Bouwregels volgens onderliggende bestemming

Op of in de gronden mogen gebouwen of andere bouwwerken worden gebouwd volgens de gebruiksregels van de onderliggende bestemming of bestemmingen die op die gronden rust of rusten, mits deze de geluidhinder bouwtechnisch niet versterken en mits deze voldoende tegen de geluidhinder volgens de normen van de Wet geluidhinder zijn beschermd.

24.2 Gebiedsaanduiding 'milieuzone - waterwingebied'

24.2.1 Doel gebiedsaanduiding

Ter plaatse van de aanduiding “milieuzone – waterwingebied” mogen uitsluitend worden gebouwd overige bouwwerken die voor de waterwinning en de bescherming van de gronden met het oog op waterwinning nodig zijn.


24.2.2 Bouwregels

Voor de bouwwerken geldt een maximale bouwhoogte van 4 m.


24.2.3 Afwijken van bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 21.2.2 voor de waterstaatkundige versterking van de zeewering indien en voor zover de regels van de dubbelbestemming “Waterstaat – Waterkering” voor dat doel niet toereikend mochten blijken.


24.2.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het ontginnen, het bodemverlagen, het afgraven, het ophogen en/of het egaliseren;
  2. b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  3. c. het verwijderen of verstoren van de natuurlijke vegetatie en het scheuren of frezen van natuurlijke graslandvegetaties;
  4. d. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen;
  5. e. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  6. f. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen;
  7. g. het verrichten van exploratieboringen en andere onderzoekingen naar bodemschatten;
  8. h. het bebossen of aanbrengen van kruidachtige of houtachtige gewassen op gronden die ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan niet met een dergelijke vegetatie waren begroeid;
  9. i. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen en kaden;
  10. j. het bestrooien of bespuiten van gronden met chemische bestrijdingsmiddelen.


Voor het overige zijn leden 20.4.2 en 20.4.3 van artikel 20 van overeenkomstige toepassing.

24.3 Gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - munitie'

24.3.1 Doel gebiedsaanduiding

Ter plaatse van de aanduiding “veiligheidszone – munitie” zijn de gronden primair bestemd voor de bescherming van mens en dier tegen ontploffingsgevaar of brandgevaar vanwege de waarschijnlijke aanwezigheid van ondergrondse conventionele explosieven afkomstig van de Tweede Wereldoorlog.


24.3.2 Bouwregels voor bescherming tegen gevaar

Op of in deze gronden mogen volgens de gebiedsaanduiding uitsluitend worden gebouwd overige bouwwerken die voor het tegengaan van het gevaar, als bedoeld onder 21.3.1, nodig zijn, die een maximale bouwhoogte van 3 m hebben.


24.3.3 Specifieke gebruiksregels

Op of in de gronden mogen geen gebouwen of andere bouwwerken worden gebouwd volgens de gebruiksregels van de onderliggende bestemming of bestemmingen die op die gronden rust of rusten, die als beperkt kwetsbare objecten of kwetsbare objecten moeten worden beschouwd in de zin van artikel 1, onder a. en l., van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.


24.3.4 Afwijken van gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 21.3.3 voor het oprichten van genoemde bouwwerken volgens de gebruiksregels van de onderliggende bestemming of bestemmingen, mits aangetoond wordt dat deze objecten voldoen aan de normen van plaatsgebonden risico en groepsrisico op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

24.4 Gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - duin'

24.4.1 Doel gebiedsaanduiding

Ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone – duin” zijn de gronden primair bestemd voor de inrichting en het onderhoud van waterstaatkundige werken en specifiek voor de waterstaatkundige versterking van de zeewering.


24.4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd overige bouwwerken die:

  • voor het behoud en het onderhoud van de waterkering nodig zijn;
  • voor de waterstaatkundige versterking van de zeewering nodig zijn;
  • een maximale bouwhoogte van 3 m hebben;


24.4.3 Specifieke gebruiksregels

Op of in de gronden mogen geen gebouwen of andere bouwwerken worden gebouwd volgens de gebruiksregels van de onderliggende bestemming of bestemmingen die op die gronden rust of rusten.


24.4.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in onderdeel 21.4.3 door het toestaan van het bouwen volgens de onderliggende bestemming of bestemmingen binnen de beschermingszone als gegeven met deze dubbelbestemming, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Delfland.


24.4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden


Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het ontginnen, het bodem verlagen, het afgraven, het ophogen en/of het egaliseren;
  2. b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  3. c. het verwijderen of verstoren van de natuurlijke vegetatie en het scheuren of frezen van natuurlijke graslandvegetaties;
  4. d. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen;
  5. e. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  6. f. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen;
  7. g. het verrichten van exploratieboringen en andere onderzoekingen naar bodemschatten, alsmede het slaan van waterputten of -bronnen ten behoeve van de drinkwaterwinning;
  8. h. het bebossen of aanbrengen van kruidachtige of houtachtige gewassen op gronden die ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan niet met een dergelijke vegetatie waren begroeid;
  9. i. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen en kaden;
  10. j. het bestrooien of bespuiten van gronden met chemische bestrijdingsmiddelen.


Voor het overige zijn leden 20.4.2 en 20.4.3 van artikel 20 van overeenkomstige toepassing.

24.5 Gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop'

24.5.1 Doel gebiedsaanduiding

Ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone – molenbiotoop” zijn de gronden primair bestemd voor de instandhouding van de belangen van de bestaande molen als werktuig en beeldbepalend element.


24.5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd volgens de gebruiksregels van de onderliggende bestemming of bestemmingen die op die gronden rusten, mits de hoogte van die bouwwerken, met uitzondering van erfscheidingen, niet meer bedraagt dan 1/30 van de afstand tussen bouwwerk en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek.


24.5.3 Afwijken van bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 21.5.2 voor het oprichten van bouwwerken met een grotere hoogte dan bedoeld in 21.5.2, en wel in die situaties waarin geen belangrijke zichtlijnen aanwezig zijn en/of vrije windvang reeds beperkt is, mits het zicht en/of vrije windvang niet verder worden beperkt en onder de volgende voorwaarden:

  1. a. alvorens vergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders ambtelijk schriftelijk advies in bij het bureau Cultuur van de provincie Zuid-Holland;
  2. b. indien omtrent de vergunning negatief advies is uitgebracht, wordt de vergunning niet anders verleend dan nadat gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland schriftelijk hebben verklaard dat zij tegen het verlenen van de vergunning geen bezwaar hebben.


24.5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de gronden te beplanten met hoog opgaande beplanting die hoger is dan 1/30 van de afstand tussen de beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek, en onder de volgende voorwaarden:

  1. a. alvorens vergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders ambtelijk schriftelijk advies in bij het bureau Cultuur van de provincie Zuid-Holland;
  2. b. de werken of werkzaamheden die onder het verbod vallen, zijn slechts toelaatbaar voor zover het belang dat met de gebiedsaanduiding wordt gediend, hierdoor niet onevenredig wordt benadeeld.

Artikel 25 Algemene Afwijkingsregels

25.1 Algemene afwijkingsmogelijkheden

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woon- en werksituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en er op grond van de regels in hoofdstuk 2 niet eerder kon worden afgeweken, bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan, voor:

  1. a. afwijkingen van voorgeschreven maten, waaronder percentages, met ten hoogste 10%. Het moet hierbij primair gaan om het oplossen van knelpunten waar het bestemmingsplan niet in voorziet en waartegen in planologisch opzicht geen bezwaar bestaat en niet om de bouwmogelijkheden bij voorbaat al te vergroten;
  2. b. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een goothoogte van ten hoogste 3 m ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes mits de inhoud van deze gebouwtjes niet groter is dan 60 m³ zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten;
  3. c. het bouwen van een tweedelijns dakkapel aan de achterzijde boven een bestaande dakkapel;
  4. d. het bouwen van straatmeubilair of andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers en keermuren met een bouwhoogte van ten hoogste 6 meter;
  5. e. geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en de vorm van bestemmingsgrenzen indien bij de definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken, met dien verstande dat de veranderingen ten hoogste 2 m mogen bedragen;
  6. f. afwijkingen van het bestemmingsplan, ten einde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling of situering blijkt, dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk zou zijn en de afwijking van zo ondergeschikte aard blijft, dat de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast;
  7. g. overschrijding van bouwgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch of ruimtelijke kwaliteit i.p.v. esthetisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen.
  8. h. het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden.

25.2 Afwijking niet verlenen

Afwijking wordt in ieder geval niet verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 26 Overgangsrecht

26.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 26.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 26.1.1 met
  3. 3. maximaal 10%;
  4. 4. Lid 26.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

26.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 26.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 26.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. 4. Lid 26.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 27 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Kust Westland'

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het bestemmingsplan Kust zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Westland op 29 september 2010 maakte het mogelijk dat er een negental seizoensgebonden strandpaviljoens gebouwd en geëxploiteerd kunnen worden op het strand van Westland. Deze strandpaviljoens hadden allemaal een horeca bestemming overeenkomstig de bij het bestemmingsplan gevoegde Staat van Horeca-activiteiten tot categorie 2. Het zijn dus horecabedrijven.

In 2012 is er op het strand van Molenslag te Monster met omgevingsvergunning een (strand)recreatiebedrijf (een kitesurfschool) mogelijk gemaakt. Vanaf dat moment waren er dus 'horeca' strandpaviljoens en een (strand)recreatiebedrijf zonder horeca. Dit systeem van strikte scheiding tussen 'horeca' en 'recreatie' is niet langer wenselijk, reden waarom met een nieuw bestemmingsplan Kust ondersteunende (of ondergeschikte) functiemenging mogelijk wordt gemaakt. In het vervolg van dit bestemmingsplan wordt gesproken van strand/horecapaviljoens en recreatiepaviljoen.

Dit bestemmingsplan is verder een consoliderend plan van het gehele overige plangebied, waarmee ook voor het gehele gebied in een digitale bestemmingsplankaart wordt voorzien. Het bestemmingsplan Kust is in 2014 al herzien door het bestemmingsplan Kust, 1e partiële herziening, dat ook in dit bestemmingsplan wordt opgenomen.

In 2012 een omgevingsvergunning verleend om van één van de strandpaviljoens op het strand Molenslag te Monster een permanent strandpaviljoen te maken. Deze ontwikkeling wordt met dit bestemmingsplan vastgelegd. Er vindt nog een plangrens wijziging plaats nabij de Slaperdijk (Monster) als gevolg van de voorziene woningbouw ter plaatse van het gebied "Watergat Monster" en tenslotte worden een tweetal bestemmingen op strandslag Vlugtenburg in overeenstemming gebracht met de werkelijke situatie.

Met de actualisering van een bestemmingsplan wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande methodiek en regelgeving van de vorige bestemmingsplannen.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied beslaat het Westlandse strand en het achterliggende duin- en recreatiegebied. Het gebied omvat dus de kustreep van de gemeente Westland en wordt begrensd door:

  • in het (noord)westen: de gemeentegrens die evenwijdig aan de kust door de Noordzee loopt;
  • in het (noord)oosten: de grens met de gemeente Den Haag door natuur- en waterwingebied Solleveld;
  • in het zuidoosten, van noord naar zuid: de Haagweg, het fietspad Schelpenpad, de Slaperdijk en de Verheelde Slaperdijk, de Noordlandsedijk, 't Louwtje, de waterloop parallel aan de Noordlandselaan, de Nieuwlandsedijk en de waterloop langs het recreatieterrein "Jagtveld";
  • in het zuidwesten: de grens met de gemeente Rotterdam, deelgemeente Hoek van Holland.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.KUSTabp-VA01_0001.png"

figuur 1: de Westlandse kuststrook

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Binnen het plangebied waren, voor het van kracht worden van dit bestemmingsplan, de volgende planregimes van kracht:

  • Bestemmingsplan Kust, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Westland op 29 september 2010;
  • Bestemmingsplan Kust, 1e partiële herziening, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Westland op 16 december 2014.

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan "Kust Westland" bestaat uit een toelichting, planregels en een planverbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd. In Hoofdstuk 2 komt de gebiedsvisie aan de orde. In Hoofdstuk 3 wordt onderzoek op het gebied van milieu en ecologie behandeld. In Hoofdstuk 4 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen. Tot slot wordt in Hoofdstuk 5 ingegaan op de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Beleidskader

De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door gemeentelijke, regionale, provinciale en landelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid samengevat. Het hier samengevatte beleidskader is niet uitputtend. In de toelichting wordt op een aantal plaatsen verwezen naar specifiek beleid of beleidsnotities die niet in deze paragraaf worden behandeld. Tot slot wordt in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven van de visie op het plangebied. Deze visie is gericht op het behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit.

2.1.1 Gemeentelijk beleid

Omgevingsvisie 2.0: Visie op Westland

Op 8 december 2020 heeft de gemeenteraad de Omgevingsvisie 2.0: Visie op Westland vastgesteld. De Omgevingsvisie gaat onder andere in op de samenhang tussen ruimte, water, milieu, natuur, landschap, verkeer en vervoer, infrastructuur en cultureel erfgoed. De Omgevingsvisie is breder dan alleen de fysieke leefomgeving; ook onderwerpen als gezondheid, veiligheid en duurzaamheid moeten onderdeel uitmaken van de visie. De Omgevingsvisie geeft weer waar we met Westland naartoe willen en bindt de gemeente aan haar eigen voornemens en ambities.


De Omgevingsvisie werkt door in het (later nog op te stellen) omgevingsprogramma, waarin beleidsvoornemens en maatregelen staan die dienen om de doelen in de leefomgeving te bereiken. De Omgevingsvisie geeft ook richting aan het ontwikkelen van het omgevingsplan. Hierin worden de algemene regels en vergunningsplichten vastgelegd die bindend zijn voor burgers en bedrijven (bestemmingsplannen en verordeningen worden hiermee vervangen).


De belangrijkste opgave is het verhogen van de leefkwaliteit in Westland, waarbij het sociaal-maatschappelijke en economische belang van het tuinbouwcluster niet uit het oog wordt verloren. De oorspronkelijke structuren in het landschap moeten behouden blijven, net als de gemeenschapszin in de dorpen. Westland wil een groenere, gezonde en aantrekkelijke gemeente zijn. Met een people - planet - profit benadering, vindt vergroening plaats langs de belangrijke groene verbindingen en in de wijken, terwijl initiatiefnemers en ontwikkelaars worden gevraagd groeninclusief te ontwerpen en in te richten. Een klimaatbestendig beleid wordt doorgevoerd in ruimtelijke inrichting, nieuwbouw en verkeersmaatregelen. Bodemwarmte moet worden benut en er wordt aangesloten op warmtenetten in de regio. Betere bereikbaarheid en een toonaangevende rol op het gebied van kennis, innovatie en duurzaamheid in de Greenport blijven een belangrijke rol spelen.


De autonome groei van inwoners wordt geaccommodeerd door het invullen van de zachte plannen voor woningbouw in combinatie met inbreiding door bv. hoger te bouwen. De kwaliteit van de omgeving wordt verbeterd met een groen/blauwe inrichting (groene daken, beleefbaar groen en waterberging) om hittestress en wateroverlast tegen te gaan. Voor 2040 wordt één vierkante meter groen per huishouden extra gerealiseerd, voor nieuwbouwprojecten geldt een norm van 50 m2 verblijfsgroen per woning. Bij projectontwikkeling worden zoveel mogelijk de minimale eisen uit het Convenant Klimaatadaptief Bouwen gehanteerd en is het uitgangspunt dat niet langer gebruik wordt gemaakt van fossiele brandstoffen.

Langs de kust is een strand dat uitblinkt in rust en ruimte met een goede balans tussen natuur en recreatie. Daarnaast wil Westland sluitende recreatieve netwerken creëren voor verschillende gebruiksgroepen d.m.v. robuuste groen-blauwe aders. In het Natuurnetwerk Nederland (het strand) is het niet toegestaan ruimtelijke ingrepen te verrichten die de wezenlijke kenmerken van het netwerk aantasten. In het Solleveld en Kapittelduinen-gebied moet de stikstofdepositie teruggedrongen worden, zodat de natuur zich kan herstellen. Er wordt ingezet op een hoogwaardige OV verbinding tussen Den Haag en de Hoekse Lijn richting Delft.

Natuurgebieden (Natura 2000 en het Natuur Netwerk Nederland) moeten robuust, veerkrachtig, aaneengesloten en beleefbaar worden gemaakt. Voor 2030 zijn ontbrekende zones en schakels in ecologische verbindingen ingevuld, zodat de biodiversiteit bevorderd wordt. De waterkwaliteit moet worden verbeterd en er komt meer ruimte voor het vasthouden van water. Dit vraagt ook inspanningen van de glastuinbouw om meer circulair te worden, minder grondwater te onttrekken en water te bergen.


De toekomstkaart van Westland:

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.KUSTabp-VA01_0002.png"

figuur 2: toekomstkaart Westland

Mobiliteitsvisie Duurzaam Bereikbaar Westland

Op 10 december 2019 is de Mobiliteitsvisie Duurzaam Bereikbaar Westland vastgesteld door de gemeenteraad. Het gemeentelijk mobiliteitsbeleid was tot de vaststelling van deze Mobiliteitsvisie gebaseerd op het Westlands Verkeer- en Vervoerplan 2005-2015 (WVVP) en de Structuurvisie Westland 2025. Veel van de in het WVVP opgenomen doelstellingen en uitvoeringsprogramma's zijn gerealiseerd, dan wel waren aan herziening toe. Na vaststelling van de Mobiliteitsvisie is het WVVP komen te vervallen.

Er komt steeds meer verkeer in Westland. Om ervoor te zorgen dat we nu en in de toekomst nog vlot tussen dorpen en van dorp naar steden kunnen reizen, maken we plannen en nemen we maatregelen. De volgende mobiliteitsdoelen zijn opgenomen in de Mobiliteitsvisie 2040:

  • Logistieke bereikbaarheid;
  • De auto minder dominant;
  • Volwaardige alternatieven voor de auto;
  • Westland verkeersveilig;
  • Duurzaam Bereikbaar Westland.

Nota Toerisme: Beleef Westland 2012

In deze door de gemeenteraad op 27 november 2012 vastgestelde visie wordt voor 2030 uitgegaan van een strand dat uitblinkt in rust en ruimte. Er is een gevarieerd aanbod aan horeca en er worden strand- en watersportactiviteiten aangeboden. Bij een aantal strandopgangen zijn mogelijk strandpaviljoens jaarrond geopend. Uitgangspunt van beleid is een goede balans tussen natuur en recreatie. De camping bij Molenslag wordt teruggegeven aan de natuur, er wordt ingezet op fiets- en wandelpaden en voor de zonering wordt verwezen naar de APV. Er zijn negen strand/horecapaviljoens -ontstaan op basis van de vraag vanuit de markt en de mogelijkheden die er zijn op het strand, o.a. in relatie tot de rust op het strand- en die situatie wordt in het bestemmingsplan Kust geconsolideerd. Grootschalige evenementen worden niet toegestaan.

In zijn raadsbesluit van 8 juli 2020 heeft de gemeenteraad van Westland nog eens herhaald dat het aantal strand/horecapaviljoens negen moet blijven: dit aantal is passend bij het huidige en toekomstige bezoekersaantal, het aantal is passend bij het karakter van een Natura 2000 gebied, het aantal leidt niet tot gewijzigde concurrentieverhoudingen en met dit aantal is er goede verdeling van het aantal paviljoens over de verschillende Westlandse strandopgangen.

Bij collegebesluit van 7 december 2021 is de nota Toerisme: Beleef Westland van een uitvoeringsagenda voorzien. Het gaat hierbij (o.a.) om het versterken van de Westlandse identiteit en trots, onderzoeken waar kan worden uitgebreid wat betreft verblijfsrecreatie, het (laten) ontwikkelen van arrangementen en promotie, bezien of het mogelijk is meer jaarrond strandpaviljoens te krijgen (waarbij de balans tussen economie en ecologie steeds voorop staat) en het aantrekkelijker maken van de strandopgangen en verbeteren van de parkeerfaciliteiten.

Beleidsregel Parkeernormering gemeente Westland 2018

In de vergadering van burgemeester en wethouders van 16 januari 2018 is de 'Beleidsregel Parkeernormering gemeente Westland 2018' vastgesteld. Hiermee vervalt de verwijzing naar het WVVP. In het beleid is de parkeernormering van de gemeente Westland geactualiseerd en in overeenstemming gebracht met de meest recente kerncijfers van het CROW (landelijke richtlijnen).

Beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland

In de beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland wordt beschreven hoe om moet worden gegaan met diepte werkzaamheden op locaties die mogelijk conventionele explosieven bevatten. De basis voor het gemeentelijk beleid voor het opsporen van explosieven is de explosieven risicokaart. Deze kaart geeft een eerste indicatie van het mogelijke gevaar van diepte werkzaamheden op bepaalde locaties in het Westland. In het projectgebied zijn mogelijke vindplaatsen van conventionele explosieven aanwezig waarmee rekening gehouden is op de plankaart en in de voorschriften.

Handhaven op maat

Op 17 november 2015 hebben burgemeester en wethouders van Westland de beleidsnota 'Handhavingsbeleid, integrale handhaving Wabo taken' vastgesteld. Hierin zijn de doelen en richting voor milieuhandhaving en bouw- en woningtoezicht beschreven. De naleving van wet- en regelgeving is daarbij een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeente, burgers en bedrijven. De wet- en regelgeving zijn bedoeld om kwaliteit, veiligheid en leefbaarheid binnen de leefomgeving te beschermen en bevorderen en dat is in ieders belang. Dit draagt bij aan een prettige woon-, werk- en leefomgeving voor de burgers en ondernemers van de Gemeente Westland. De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is een bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee vooral om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, zodat handhavend optreden hiertegen eenduidig mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming. Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid er van in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft het team bouw- en woningtoezicht van de afdeling Ruimte, Omgeving en Veiligheid hierin een centrale taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van de prioriteitsstelling, een handhavingstraject ingezet.

In het plangebied bevinden zich bij strandopgang Vlugtenburg campings, een vakantiepark (waaronder een kampeervereniging met huisjes) en een bungalowpark (met bungalows in particuliere eigendom). Het betreft hier verblijfsrecreatie, zodat permanente bewoning niet is toegestaan. In het overgangsrecht van het bestemmingsplan Kust uit 2010 is reeds opgenomen dat geen overgangsrecht van toepassing is op gebruik dat reeds strijdig was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. Ditzelfde overgangsrecht komt ook in dit bestemmingsplan te gelden, zodat handhavend optreden tegen strijdig gebruik (permanente bewoning) mogelijk blijft.

2.1.2 Regionaal beleid

Metropoolregio Den Haag-Rotterdam

In de metropoolregio Rotterdam Den Haag werken 23 gemeenten samen aan het verbeteren van de bereikbaarheid en het vernieuwen van de economie. Daarmee versterken ze onder meer de (internationale) concurrentiepositie van de regio. Met elkaar vormen deze 23 gemeenten het bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH).

Voor het overleg tussen de 23 gemeenten en het nemen van besluiten kent de MRDH de volgende besturen en commissies: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de bestuurscommissie Vervoersautoriteit (Va), de bestuurscommissie Economisch Vestigingsklimaat (EV) en de voorzitter. Met 23 gemeenten, 2,3 miljoen mensen, 1,2 miljoen banen met werk voor 13,5% van de Nederlanders en een bijdrage van 15% aan het BNP is de metropoolregio een regio die er toe doet. Voor een grootstedelijke regio waar het goed wonen, werken en recreëren is, heeft de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) zichzelf twee belangrijke ambities gesteld: het vernieuwen van economie en het verbeteren van de bereikbaarheid. Het Rijk gaf de Metropoolregio Rotterdam Den Haag de status van vervoerregio. En daarmee ook wettelijke taken rond verkeer en vervoer. Aan het begin van elke nieuwe bestuursperiode (elke vier jaar) stelt het bestuur een regionale strategische agenda vast, van waaruit de regionale vraagstukken worden opgepakt. De huidige strategische agenda loopt tot en met 2022.

2.1.3 Provinciaal beleid

Het omgevingsbeleid Zuid-Holland is op 1 april 2019 in werking getreden. In het Omgevingsbeleid is al het bestaande provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving samengevoegd in een Omgevingsvisie en een Omgevingsverordening. Omdat onderdelen uit het Programma ruimte naar het visiedeel zijn omgezet, is het resterende deel hiervan nu onderdeel van het Omgevingsbeleid.

Met het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Hieraan wordt richting gegeven door het maken van samenhangende beleidskeuzes, die volgen uit provinciale opgaven en belangen. Deze beleidskeuzes werken door naar uitvoeringsprogramma's en naar regels in de provinciale verordening. Het geheel aan bestaande beleidskeuzes, inclusief de doorwerking naar programma's en verordening, vormt het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving.

Introductie op het omgevingsbeleid: de ruimtelijke hoofdstructuur

Zuid-Holland wil slim en schoon zijn. Klimaatverandering heeft in het laaggelegen deltagebied grote ruimtelijke, economische en sociale gevolgen. Als open economie is Zuid-Holland gevoelig voor gevolgen van globalisering. De segregatie neemt toe. De energie-intensieve economie heeft, zoals ook benoemd in het klimaatakkoord van Parijs, alleen toekomst als wordt overgegaan tot verduurzaming. De provincie ziet zes richtinggevende ambities in de fysieke leefomgeving: naar een klimaatbestendige delta, naar een nieuwe economie (the next level), naar een levendige meerkernige metropool, energievernieuwing, best bereikbare provincie en gezonde en aantrekkelijke leefomgeving.

Belangrijk om de ambities waar te kunnen maken zijn innovatieve oplossingen voor waterberging en het voorkomen van hittestress, de overstap van een fossiele naar een circulaire economie, het uitbreiden van warmtenetten, een forse woningopgave en de verduurzaming van woningen, vitale kernen, het aanpakken van verkeersknelpunten, het versterken van openbaar vervoer en gebruik van de fiets en de kwaliteit van de leefomgeving versterken door natuur, water, recreatie, cultureel erfgoed en economie in samenhang te bezien.

De ruimtelijke hoofdstructuur toont de essentie en de samenhang van verschillende ruimtelijke beleidskeuzes uit de Omgevingsvisie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.KUSTabp-VA01_0003.png"

figuur 3: de provinciale ruimtelijke hoofdstructuur Westland

Gemeente Westland laat zich kenmerken door de glastuinbouw (Greenport Westland) omringd door kust, natuur en stedelijk groen met daarbinnen woonkernen en logistieke overslagpunten. Naaldwijk is als regiokern aangewezen. Wateringen behoort tot de stedelijke agglomeratie. Nabij de vestiging van Flora Holland is een kenniscentrum aangegeven.

Wat betreft mobiliteit is een (boven) regionale HOV-net busroute voorzien van Den Haag, via Naaldwijk naar Maassluis, alwaar op het HOV-net kan worden aangesloten richting Rotterdam. De greenport wordt benoemd als volwassen cluster dat tot de wereldtop behoort. Deze positie moet behouden blijven en waar mogelijk versterkt worden. Er wordt gestreefd naar synergie van mainport Rotterdam en de greenports. De groene ruimte heeft intrinsieke waarde en het kustlandschap vormt mede de grondslag voor de identiteit van de bebouwde en groene ruimte. De provincie zet in op de groenblauwe structuur om groene kwaliteiten binnen en buiten stedelijk gebied te versterken en de samenhang tussen parken, recreatiegebieden, natuurgebieden en agrarisch landschap te vergroten.

Omgevingsverordening

Regels aangaande bestemmingsplannen bv. met betrekking tot ruimtelijke kwaliteit, de ladder voor duurzame verstedelijking en voor ruimtelijke ontwikkelingen als stedelijke ontwikkelingen, kantoren, bedrijven, detailhandel, glastuinbouwgebied, infrastructuur, veiligheid, natuur en cultureel erfgoed zijn opgenomen in de Omgevingsverordening. De regels zijn van overeenkomstige toepassing op ruimtelijke initiatieven waarvoor een zogenaamde 'grote buitenplanse afwijking' wordt doorlopen. Op grond van de regels die zijn gesteld voor natuur, is voor Westland het volgende gebied aangewezen als ecologische verbindingen binnen het Natuurnetwerk Nederland:

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.KUSTabp-VA01_0004.png"

figuur 4: uitsnede provinciale kaart NNN

Een bestemmingsplan voor gronden binnen het Natuurnetwerk Nederland wijst geen bestemmingen aan die de instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden significant beperken, of leiden tot een significante vermindering van de oppervlakte, kwaliteit of samenhang van die gebieden (art. 6.9e provinciale omgevingsverordening). In paragraaf 3.7.1 wordt verder op het Natuurnetwerk Nederland ingegaan.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Volgens de Omgevingsverordening van de Provincie Zuid-Holland bevat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een nieuwe stedelijke ontwikkeling met wonen, bedrijven, zelfstandige kantoren, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen een verantwoording van de locatiekeuze. Hiervoor is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk geïntroduceerd. Als in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen stedelijk gebied kan worden voorzien en de locatie is groter dan 3 hectare, dan moet er tevens gebruik worden gemaakt van de locaties die zijn opgenomen in het Programma Ruimte van de provincie.

De definitie voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling is: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Dit hangt af van de aard en omvang van de ontwikkeling i.r.t. de omgeving. De stedelijke ontwikkeling is "nieuw" als er sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Dit betreft de vergelijking van de functiewijziging en de wijzigingen van het planologisch ruimtebeslag van de nieuwe stedelijke ontwikkeling ten opzichte van het geldende planologisch regime. Als het nieuwe plan geen functiewijziging en geen extra ruimtebeslag geeft, is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

De definitie voor bestaand stedelijk gebied is: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing voor wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, en ook de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

Als er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling dan moet er worden aangetoond dat deze plaatsvindt binnen bestaand stedelijk gebied en wordt voorzien in een actuele (regionale) behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd, om te voldoen aan de ladder.

De ontwikkelingen voortvloeiend uit dit bestemmingsplan vinden niet plaats binnen bestaand stedelijk gebied en zijn bovendien zo kleinschalig van aard dat er geen sprake is van een gevolg voor de actuele regionale behoefte.

2.1.4 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte & AMvB ruimtelijke ordening

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Doelen

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.KUSTabp-VA01_0005.jpg"

figuur 5: uitsnede kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Deze AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit.

Voor dit bestemmingsplan zijn er twee onderwerpen waarmee rekening moet worden gehouden. Dit zijn het kustfundament en Natuurnetwerk Nederland. Het plangebied valt binnen het kustfundament. Dat is van belang als drager voor functies in het kustgebied, waaronder de bescherming voor overstromingen vanuit zee. Om een duurzaam kustfundament te behouden dient voldoende ruimte voor de versterking van de zeewering aanwezig te zijn met behoud van natuurlijke waarden. Er mogen geen activiteiten mogelijk gemaakt worden die een belemmering vormen voor het uitzicht op de vrije horizon vanaf de gemiddelde hoogwaterlijn, dat gebeurt ook niet in dit bestemmingsplan. Gronden waarop een primaire waterkering ligt of die functie hebben, dienen in het bestemmingsplan de bestemming 'waterstaat-waterkering' te krijgen. De gronden die deel uitmaken van de beschermingszone krijgen conform het Barro de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone-duin', indien de primaire waterkering een duin is.

Een deel van het plangebied is onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland. Dit is een netwerk van aan te leggen en bestaande natuurgebieden in Nederland. De artikelen in het Barro t.a.v. het Natuurnetwerk Nederland regelen met name de manier waarop de provincies in hun verordeningen regelingen moeten opnemen die erop toezien dat geen bestemmingsplannen worden vastgesteld, die activiteiten mogelijk maken die per saldo leiden tot een significante aantasting van wezenlijke kenmerken of waarden of tot een significante vermindering in oppervlakte t.o.v. het bestemmingsplan dat gold ten tijde van de inwerkingtreding van die provinciale verordening. In paragraaf 3.7.1 wordt verder op het Natuurnetwerk Nederland ingegaan. Voor het projectgebied zijn geen nationale belangen in het geding.

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Met de komst van de Omgevingswet die vanaf 2023 in werking zal treden, is het van belang dat de ruimtelijke opgave in lijn is met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). De eerste NOVI is vastgesteld in 2021. De NOVI bestaat uit één Rijksvisie op de leefomgeving. Het uitgangspunt van dit beleidsdocument is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in een samenhangend geheel. De NOVI schetst een duurzaam toekomstperspectief voor de leefomgeving in Nederland in 2050. Om dit te realiseren is collectieve verantwoordelijkheid van alle overheden van belang.

Het Rijk benoemt in de NOVI 21 nationale belangen voor het omgevingsbeleid en vermeldt hierbij de opgaven en de rol van het Rijk bij het realiseren van deze opgaven. Deze opgaven worden samengebracht in vier prioriteiten. Deze prioriteiten vormen complexe, omvangrijke en dringende opgaven die voortkomen uit of samenhangen met grote transities. Deze prioriteiten zijn:

  • Naar een duurzame en concurrerende economie;
  • Naar een klimaatbestendige en klimaatneutrale samenleving;
  • Naar een toekomstbestendige en bereikbare woon- en werkomgeving;
  • Naar een waardevolle leefomgeving.

Deze vier opgaven kunnen alleen in samenhang verder worden gebracht wanneer aandacht is voor thema's die hier dwars doorheen lopen, zoals omgevingskwaliteit, gezondheid, cultuurhistorie, klimaatadaptatie, water, bodem, (nationale) veiligheid en milieukwaliteit.

Een gezonde leefomgeving die zo min mogelijk negatieve invloed heeft op de gezondheid is volgens het Rijk van belang. De omgeving dient uitnodigend te zijn voor gezond gedrag en dient een plek te zijn waar inwoners zich prettig voelen.

De omvang van de vraag is afhankelijk van de het tempo van economische groei, maar ook van de specifieke bedrijfstaksamenstelling per regio, omdat de ramingen voor verschillende bedrijfstakken uiteenlopen. Het Rijk stelt dat een zorgvuldige raming van ruimtebehoefte- en aanbod van groot belang is. Om voldoende ruimte voor economische activiteit te faciliteren en deze optimaal te benutten, stellen overheden regionale programma's en transitieagenda's op.

Kustpact (2017)

In 2017 hebben de minister van infrastructuur en milieu, kustgemeenten, kustprovincies, kustwaterschappen en verschillende belangenorganisaties het Kustpact gesloten. Ook Westland is partner bij dit pact. Partijen hebben met dit pact onderschreven dat nieuwe recreatieve ontwikkelingen met een ruimtebeslag in de kustzone moeten bijdragen aan het behoud en -indien mogelijk- de versterking van de kwaliteit van de kustzone. Nieuwe ontwikkelingen mogen niet leiden tot aantasting van de kernkwaliteiten en collectieve waarden van de kustzone. Kernkwaliteiten zijn: vrij zicht en grootschaligheid, natuurlijkheid en dynamiek, robuuste waterstaat, contrast tussen compacte bebouwingskernen en uitgestrekte onbebouwde gebieden, contrasten met het achterland, kusterfgoed in het duingebied en het achterland, kustplaatsen en achterland, gebruikskwaliteiten en culturele en mentale betekenis van de kust.

2.1.5 Conclusie

De ontwikkeling om bij strand/horecapaviljoens ondersteunende recreatie activiteiten toe te staan en bij een recreatiepaviljoen ondersteunende horeca-activiteiten, is in overeenstemming met de beleidskaders van de verschillende overheden. Recreatieve activiteiten waren al toegestaan (voor evenementenbureaus), zodat het nu ook toestaan zulke activiteiten te organiseren vanuit de al aanwezige strandpaviljoens geen wezenlijke verandering van de bestaande situatie betekent, terwijl de ondersteunende horeca bij het aanwezige recreatiepaviljoen een zodanig evenwichtige uitbreiding is dat er geen sprake is van een aantasting van de kernkwaliteiten van het kustgebied of een significante vermindering van de kwaliteit van het gebied.

2.2 Ruimtelijk-functionele Structuur

2.2.1 Ontstaansgeschiedenis

De wordings- en vormingsgeschiedenis van het strand langs de Nederlandse kust omvat een periode van ruwweg twaalf duizend jaar. Aan het begin van het Holoceen (10.000 jaar voor Chr.) stond de zeespiegel 35 meter lager dan nu en lag de Noordzee nog voor een groot deel droog (figuur 6: Holoceen). Engeland maakte toen deel uit van het vasteland van noordwest Europa. Rond 7000 v. Chr. bereikte de zee de huidige Nederlandse kustlijn. In de daaropvolgende periode overstroomden de laaggelegen dal systemen. Rond 2750 v. Chr. was de stijging van de zeespiegel sterk afgenomen, tot ca. 25cm per eeuw. De zeespiegel stond toen op een niveau van ca. - 3.5m NAP. Voor de kust ontstond een gesloten strandwallensysteem dat zich in de daaropvolgende periode zeewaarts uitbreidde. In 1500 v. Chr. had de kustuitbouw in West-Nederland zich doorgezet. De zeespiegel lag op ~2m NAP. De zeegat systemen in de West-Nederlandse kust lagen juist daar waar rivieren in zee uitmondden. In het achtergelegen kustgebied vormde zich veen. Rond 100 n. Chr. lag het zeeniveau op ~1m NAP en vanaf die tijd (tot aan het begin van de 20 eeuw) bedroeg de zeespiegelstijging gemiddeld ~5cm per eeuw. Door menselijk toedoen was in 800 n. Chr. heel Zuidwest-Nederland overstroomd en veranderd in één groot getijdengebied. Een grote door de mens veroorzaakte omslag in het kustlandschap vond pas na 1100 n. Chr. plaats. Vanaf die tijd werden de kweldergebieden en de riviervlakte grootschalig bedijkt, werden veengebieden ontgonnen en ontstond het Nederlandse polderlandschap.
In 1850 n. Chr. was door inpolderingen in Zeeland, de Kop van Noord-Holland en Noord-Nederland het getijdenareaal verder afgenomen. Vanaf die tijd ook is de verstedelijking in gebieden achter de kustlijn in hoog tempo voortgegaan.
afbeelding "i_NL.IMRO.1783.KUSTabp-VA01_0006.png"

figuur 6: Noord-West Europa rond 8000 vC.

2.2.2 Cultureel erfgoed

Van de 14e eeuw tot begin 20ste eeuw heeft in de Polanenduinen de boerderij Solvelt gestaan. De oude akkers en bijbehorende houtwallen zijn nu nog goed herkenbaar. Het dorp Ter Heijde was begin 15e eeuw een welvarend dorp met een bloeiende visserij. Tot 1830 had men eigen visserschepen. Daarna verdween langzamerhand de visserij en vonden de dorpelingen merendeel hun bestaan in de landbouw. In de 18e en 19e brak de zee enkele keren door de verzwakte duinenrij heen, reden om achter de duinen bij Monster verschillende dijken aan te leggen, waaronder de Slaperdijk. Het dorp Ter Heijde is als gevolg van kustafslag driemaal landinwaarts verplaatst. Daarna werd het in de Tweede Wereldoorlog nogmaals verwoest, waarna het is herbouwd. De sloop werd ingegeven door de bouw van de Atlantikwall, alleen de kerk bleef staan. De Atlantikwall was een kustverdedigingslinie voor de Duiters, bestaande uit een groot aantal bunkers. Een deel van die bunkers ligt in de duinen van het plangebied. De wisselwerking tussen rivieren en zee leidde tot voortdurende wateroverlast in het Westland. De mogelijkheden tot ontginning werden erdoor beperkt. Daarom zijn langs de kreken landinwaarts al vroeg dijken aangelegd (o.a. langs de Gantel). In 1872 werd de Nieuwe Waterweg officieel in gebruik genomen. Deze verbeterde de toegang van Rotterdam tot de zee en de afwatering van het grondgebied van Westland.

2.2.3 Gebiedsbeschrijving

De strook langs de zeereep is, van noord naar zuid gezien, verschillend van karakter. Ten noorden van Ter Heijde ligt een breed gebied van oude duinen, genaamd Solleveld. Een deel van dat gebied wordt door Dunea gebruikt als waterinfiltratie- en waterwingebied. Het gebied heeft een hoge natuurwaarde vanwege de ontkalkte, natte duinen. Het wordt beheerd als natuurgebied en heeft de status van habitatrichtlijngebied.

Aan de strandzijde is ten noorden van Ter Heijde de zogenaamde 'zandmotor' aangelegd, een innovatieve zandsuppletie. Het is een schiereiland volgens het principe 'Bouwen met de natuur'. Wind en stroming verspreiden het zand langs de kust richting de duinen met als doel de kust op de lange termijn te versterken en een dynamisch natuur- en recreatiegebied te creëren. Ook hebben diverse planten, vogels en andere dieren zich inmiddels in dit kustlandschap genesteld en heeft het gebied grote recreatieve waarde voor natuurliefhebbers en sporters. De ontwikkeling wordt goed gemonitord en regelmatig geëvalueerd. De zandmotor is in de planverbeelding van dit bestemmingsplan opgenomen.

Ten zuiden van Solleveld, ter hoogte van het dorp Ter Heijde, versmalt het plangebied zich tot enkel de zeereep en het strand met duinen, het maakt onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland.

Het duingebied ten zuiden van Ter Heijde zijn de Kapittelduinen. Samen met de Van Dixhoorndriehoek is het onderdeel van het beschermd natuurmonument Kapittelduinen, een 500 ha. groot gebied dat deels buiten het plangebied is gelegen. Op één plaats krijgt het natuurgebied een grotere breedte door het natte natuurgebied De Banken. Helemaal in het zuiden van het plangebied is een gedeelte van de polder Nieuwland en Noordland gelegen. In dit gebied bevindt zich een sterke concentratie van verblijfsrecreatie, bestaande uit campings en vakantiehuisjes- en bungalowparken. Tevens is daar horeca gevestigd.

Het plangebied maakt onderdeel uit van het opgerichte samenwerkingsverband om te komen tot het Nationaal Park Hollandse Duinen:

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.KUSTabp-VA01_0007.png"

figuur 7: kaart Nationaal park Hollandse Duinen

De duinen zijn de zeewering, waarbij de achter de primaire waterkering gelgen Slaperdijk fungeert als reservedijk en daarmee een tweede verdedigingslinie ter bescherming van het achterland vormt. In de duinen is beperkte bebouwing aanwezig vanwege recreatieve, sportieve of horecadoeleinden. Tevens zijn er fiets- en wandelpaden in het duingebied en is er bedrijfsbebouwing aanwezig vanwege de waterwinning in Solleveld.

Op het strand bevinden zich gedurende het jaarlijkse toeristische seizoen (1 maart tot 1 november) 9 strandpaviljoens, waaronder één permanent (jaarrond) strandpaviljoen. De strandpaviljoens zijn als volgt over de diverse stranden en strandopgangen verdeeld: Vlugtenburg: 2, Beukel: 2, Ter Heijde, Strandweg: 2, Ter Heijde, Karel Doormantrap: 1, Molenslag: 2. Op strand Molenslag is nog een seizoensgebonden strand/watersportrecreatiebedrijf toegestaan.

Verder zijn er een drietal (seizoensgebonden) watersportverenigingen gevestigd op de stranden Beukel, Ter Heijde, Strandweg en Ter Heijde, Karel Doormantrap. Hulpposten van de reddingsbrigade zijn aanwezig op de stranden Beukel en Ter Heijde, Karel Doormantrap.

In het plangebied zijn tenslotte nog een aantal burger- en bedrijfswoningen aanwezig en als zodanig bestemd.

2.2.4 Molenbiotoop

Op grond van de provinciale omgevingsverordening moet binnen een bestemmingsplan rekening gehouden worden met molenbiotopen (art. 6.25). Ooit zijn molens gebouwd in een ideale omgeving, nu komen er in de molenbiotoop steeds meer obstakels. Hoge gebouwen en bomen in de omgeving van een molen hebben een nadelig effect op de windtoevoer. Bomen geven meestal meer problemen dan hoge gebouwen. Bomen houden de wind soms even vast, om die vervolgens weer los te laten. Het gevolg is dat de wind sterk in kracht kan wisselen. Deze wisselvallige wind is zeer nadelig, omdat de molen gelijkmatige wind nodig heeft om goed te kunnen draaien. Ook is het mogelijk dat door de wisselvallige windvlagen, de wieken en daarmee ook het mechanisme van de molen extra slijtage ondervinden.
Om voldoende wind op de wieken te kunnen vangen, moet de omgeving van de molen (de molenbiotoop) vrij zijn van obstakels. Dit molenbiotoop wordt beschermd met het zogenoemde windrecht. Dit windrecht bestond al in de 15e eeuw. Het windrecht verzekerde de molenaar van vrije windvang omdat bebouwing en beplanting binnen de molenbiotoop zonder zijn toestemming niet was toegestaan.
De molenbiotoop is een cirkel van 400 meter getrokken rond het midden van de molen. In de eerste 100 meter rond de molen mag er geen beplanting of bebouwing staan die hoger komt dan de onderkant van de verticaal staande wiek. Tussen de 100 en de 400 meter loopt de belemmerende hoogte geleidelijk op (zie afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.KUSTabp-VA01_0008.png"

figuur 8: molenbiotoop molen "De Vier Winden"

In Monster staat molen "De Vier Winden" aan de Haagweg. Ter bescherming van de molenbiotoop zijn in het bestemmingsplan regels gesteld die de hoogte van bebouwing en beplanting beperken.

2.2.5 Stiltegebied

Een stiltegebied is een milieubeschermingsgebied waarin de geluiden van flora en fauna overheersen. Het woord ‘stilte’ betekent hierbij niet dat er geen geluid in het gebied waarneembaar is, maar staat voor de afwezigheid van storende, voor de omgeving vreemde geluiden. Stiltegebieden zijn van belang voor de rustzoekende recreant en de flora en fauna in de natuur. Activiteiten die de geluidsbelasting negatief beïnvloeden, zijn niet meer mogelijk in het gebied dat als stiltegebied is aangewezen. Gebiedseigen geluiden, zoals die van de landbouw, zijn hiervan uitgesloten.

Onder 'stil' worden geluiden verstaan die tussen de 35 en 40 decibel liggen. Ook kan worden gesteld dat een gebied 'stil' is als de lange perioden met natuurlijke geluiden overheersen tot de perioden met niet-natuurlijke geluiden.

Stiltegebieden zijn geregeld in de Provinciale Milieuverordening Zuid-Holland (PMV). De PMV is gebaseerd op de Wet milieubeheer en de Wet bodembescherming en bevat regels over:

  • afvalwater;
  • bodemsanering;
  • het gebruik van stortplaatsen;
  • milieubeschermingsgebieden voor stilte en grondwater;
  • het ontgassen van binnenschepen;
  • inspraak bij een milieubeleidsplan, milieuprogramma en milieuverordening;

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.KUSTabp-VA01_0009.png"

figuur 9: stiltegebied Monster in de omgeving van het plangebied

Het plangebied bestaat deels uit het stiltegebied. Op grond van de provinciale Omgevingsverordening is een ieder verplicht handelen of nalaten dat tot een significante verstoring zou kunnen leiden, achterwege te laten.

2.2.6 Verkeer / parkeren

De strandopgangen zijn goed bereikbaar voor gemotoriseerd verkeer. Er zijn acht strandopgangen (van noord naar zuid): Watertoren (Monster), Schelpenpad (Monster), Molenslag (Monster), Karel Doormantrap (Ter Heijde), Strandweg (Ter Heijde), Arendsduin ('s-Gravenzande), Beukel ('s-Gravenzande) en Vlugtenburg ('s-Gravenzande).

Langs het strand bevinden zich drie grote betaalde parkeerterreinen, bij de strandopgangen Molenslag, Beukel en Vlugtenburg. Deze parkeerterreinen beschikken elk over ongeveer duizend parkeerplaatsen en beogen het parkeren van strandgasten buiten de daarvoor bestemde voorzieningen tegen te gaan. In de periode van 1 april tot en met 30 september is het betaald parkeren bij Vlugtenburg, Beukel en Molenslag (niet na 19.00 uur). De gronden zijn in eigendom van het Hoogheemraadschap van Delfland. In het dorp Ter Heijde zijn ook voldoende parkeerplaatsen voor strandgasten aanwezig, maar geldt in het toeristisch seizoen ook dat bewoners gebruik kunnen maken van de speciale vergunningplekken als zij die verleend hebben gekregen. De bereikbaarheid met het OV is niet goed te noemen. Met de bus kunnen de dorpskernen van Monster en het begin van de Strandweg en nabij Vlugtenburg in 's-Gravenzande worden bereikt. Voor het overige hebben de aan- en omliggende wegen voldoende capaciteit om al het verkeer goed af te wikkelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.KUSTabp-VA01_0010.png"

figuur 10: hoofdontsluitingen met parkeerplaatsen Vlugtenburg, Beukel en Molenslag

Bij de strandopgangen zijn verschillende vormen van fietsparkeren. Bij de rustige strandopgangen zijn houten fietsenstallingen waarvan kosteloos gebruik kan worden gemaakt, bij de betaalde parkeerplaatsen is meer dan voldoende gelegenheid voor (betaald) fietsparkeren. Bevoorrading van de strandpaviljoens vindt plaats vanaf de diverse strandopgangen.

2.3 Gebiedsvisie

2.3.1 Algemeen

Het kustgebied van Westland laat zich vooral kenmerken door een ononderbroken zandstrand van ca. 8 kilometer lengte met een achttal strandopgangen. Daarachter ligt een uitgestrekt duingebied dat varieert in breedte met een tweetal Natura 2000 gebieden: Solleveld (ten noorden van Ter Heijde) en Kapittelduinen (ten zuiden van Ter Heijde). De stranden en duingebieden liggen nabij Monster en 's-Gravenzande, waarbij de aanliggende infrastructuur met name wordt bepaald door de Noordlandseweg, Strandweg, Monsterseweg, het dorp Ter Heijde en de wegen daarnaartoe en de Haagweg.

Westlanders zijn een belangrijke doelgroep omdat de kuststrook aansluit bij het woonklimaat van de Westlander. Vanuit economisch oogpunt zijn ook verblijfstoeristen belangrijk, waarbij met name de campings en huisjesparken nabij Vlugtenburg belangrijk zijn. De natuur is waardevol en bijzonder en daarom deels gesloten voor publiek. De kust is niet ingericht op grote bezoekersstromen, het is een ander strand dan Hoek van Holland, Kijkduin of Scheveningen, Westland wil zich kenmerken als 'familiestrand.'

2.3.2 Ondersteunende recreatie bij horeca / ondersteunende horeca bij recreatie

Aangezien de enige beleidsontwikkeling t.o.v. de vorige bestemmingsplannen bestaat uit een wijziging van het beleid t.a.v. horeca en recreatie op het strand, wordt hier wat uitvoeriger bij stilgestaan. Het vorige bestemmingsplan Kust maakte geen recreatieve activiteiten mogelijk vanuit een strand/horecapaviljoen. Niettemin vindt dit bij een aantal paviljoen wel al plaats. Dat gaat goed samen met de overige strandrecreanten. Op drukke stranddagen (bij mooi weer) wordt voldoende afstand tot de reguliere strandbezoekers aangehouden, het strand van Westland is overal zodanig ruim dat dit geen problemen of onveilige situaties oplevert. Bij minder mooi weer en een rustiger strand is er ook dichterbij de paviljoens al voldoende ruimte voor activiteiten. Er is behoefte aan strand- en watersportactiviteiten en gemeente Westland wil dit vanuit de gedachte een aantrekkelijke kustgemeente te zijn faciliteren.

Voor strand/horecapaviljoens is het in beginsel niet mogelijk om kleedruimte, douches e.d. in gebruik te nemen of materialen ten behoeve van strand- en watersportactiteiten op te slaan. In het huidige bestemmingsplan Kust zijn ze aangemerkt als "horecabedrijf in de vorm van een strandpaviljoen" waarin "horeca-activiteiten worden uitgeoefend als genoemd in categorie 2 of lager" van de Staat van horeca-activiteiten." Het is strand/horecapaviljoens wel toegestaan in samenwerking met een extern evenementenbureau strand- en of watersportactiviteiten aan te bieden / te laten houden op het strand of in zee, want de bestemming van het strand en de zee maakt mogelijk "het recreëren". Door nu de strand/horecapaviljoens ook toe te staan attributen en materialen op te slaan e.d. worden veel onnodige transportbewegingen (aan- en afvoer van de materialen) voorkomen.

In ieder geval tot groepen van 100 personen is een activiteit toegestaan zonder dat een vergunning o.g.v. de APV noodzakelijk is (klein evenement). O.g.v. de nadere regels Noordzeestrand Westland (2015) is het toegestaan om op bepaalde plekken van het strand te blokarten (onder professionele begeleiding), surfen, kitesurfen of te kanoën.

De toename van publiek als gevolg van het ruimtelijk mogelijk maken van recreatieve activiteiten vanuit de strandpaviljoens is verwaarloosbaar wanneer in acht wordt genomen dat de paviljoens al activiteiten konden aanbieden in samenwerking met een evenementenbureau. Om het ondersteunende karakter van de recreatie aan de horeca zeker te stellen is in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen dat ten hoogste 75 m2 van de totaal toegestane bebouwing (van 450 m2) gebruikt wordt t..b.v. de recreatieve activiteiten. Dit zal ervoor zorgen dat de gezelschappen niet te groot kunnen zijn. Voor het permanente strand/horecapaviljoen wordt het niet mogelijk gemaakt om ruimten in gebruik te nemen ten behoeve van recreatieve activiteiten.

Aan de andere kant wordt ook toegestaan om een recreatiepaviljoen ondersteunende (of ondergeschikte) horeca activiteiten te laten uitoefenen, uitsluitend voor de eigen recreatieve gasten (deelnemers aan activiteiten). Waar in het huidige bestemmingsplan Kust sprake is van een 'waterscheiding' tussen horeca en recreatie, wordt nu gekozen voor een systeem van 'functiemenging.' Dit systeem wordt in meerdere kustgemeenten gehanteerd.

Het gaat dus om 'ondersteunende' horeca bij recreatie. Deze 'ondergeschiktheid' is een ruimtelijk relevant feit. Om de ondergeschiktheid van de horeca activiteiten bij een recreatiepaviljoen vast te leggen is daarom een aantal ruimtelijk relevante regels opgesteld, waaronder een beperking van de openingstijden, het alleen aan kunnen bieden van consumpties en arrangementen aan deelnemers van activiteiten en duidelijke (reclame)uitingen.

Waar voor de strand/horecapaviljoens verdere uitbreiding dan de reeds toegestane 450 m2 bebouwing en 300 m2 terras ongewenst is, geldt voor het recreatiepaviljoen dat uitbreiding wenselijk en noodzakelijk is, gelet op de verruimde functie. Waar het huidige paviljoen en terras op grond van de omgevingsvergunning in totaal 150 m2 mogen beslaan, wordt het met dit bestemmingsplan mogelijk te verruimen tot een bebouwing van 250 m2 met een terras van 100 m2. Hiermee wordt recht gedaan aan de verruimde mogelijkheden en kunnen zowel de recreatieve als de ondersteunende horeca activiteiten voldoende uitgeoefend worden.

Gelijkschakeling met de overige paviljoens is niet opportuun, omdat dat ten koste gaat van de 'rust en ruimte' en daarmee de kernkwaliteiten en collectieve waarden van de kustzone worden aangetast. Het recreatiepaviljoen zou dan meer publiek trekken dan alleen de recreatieve gasten en zou net als de overige paviljoens ook feesten en partijen voor derden (tot in de nacht) kunnen organiseren. Om te voorkomen dat het recreatiepaviljoen zou kunnen uitgroeien tot een strand/horecapaviljoen is ook een sluitingstijd van 22.30 uur bepaald. Hiermee is verzekerd dat de horeca ondergeschikt blijft aan de activiteiten, terwijl die meer dan voldoende plaats kunnen hebben. De noodzakelijke rust is hiermee gewaarborgd en de impact op de omgeving (en de natuur) aanvaardbaar. Daarbij zou een groter recreatiepaviljoen dan nu mogelijk gemaakt leiden tot een toename van de stikstofuitstoot, wat een negatief effect heeft op de aanwezige natuurwaarden. In de Omgevingsvisie 2.0: Visie op Westland is opgenomen dat de stikstofdepositie bij Solleveld moet verminderen.

2.3.3 Aantal strandpaviljoens

Op grond van het bestemmingsplan Kust zijn maximaal negen strand/horecapaviljoens toegestaan. Sinds de vaststelling van dat bestemmingsplan in 2010, hebben zich twee veranderingen voorgedaan op het strand: er is een omgevingsvergunning verleend om van één van de strandpaviljoens in Monster (Molenslag) een jaarrond strandpaviljoen te maken en er is een omgevingsvergunning verleend voor een recreatiepaviljoen (kitesurfschool) (zonder horeca) op het strand Molenslag. Deze ontwikkelingen worden met dit bestemmingsplan geconsolideerd, waarbij voor het recreatiepaviljoen geldt dat de bouw- en gebruiksmogelijkheden worden uitgebreid (zie hierboven).

Het aantal strand/horecapaviljoens blijft negen (waarvan één jaarrond). Bij deze paviljoens is een permanent horecapaviljoen in de duinen bij Vlugtenburg niet inbegrepen. In zijn besluit van 8 juli 2020 heeft de gemeenteraad dit maximale aantal van negen nogmaals bevestigd.

Het Westlandse strand kenmerkt zich als 'familiestrand', het is geen strand als Hoek van Holland, Kijkduin of Scheveningen. In de beleidsnota 'Beleef Westland' (2012) is opgenomen dat er weidse, rustieke ruimte is voor de strandbezoeker en dat de natuur waardevol en bijzonder is. De kust is niet ingericht op grote bezoekersstromen en strandbezoek vindt voornamelijk plaats door bewoners uit de nabije omgeving. Massatoerisme wordt uitdrukkelijk uitgesloten. Geluidsoverlast en visuele hinder (losse bebouwing) moeten zoveel mogelijk worden beperkt. In de beleidsnota 'Beleef Westland' wordt gesteld dat het aantal van negen strandpaviljoens is ontstaan op basis van vraag uit de markt en de mogelijkheden die er zijn op het strand, ook in relatie tot de rust op het strand. Dit aantal wordt geconsolideerd door het bestemmingsplan Kust.

Meer strand/horecapaviljoens zouden meer bezoekersaantrekkende werking betekenen, wat ten koste gaat van de rust en ruimte op het strand. Meer geluidsoverlast, meer stikstofuitstoot, meer lichthinder (zowel overdag als in de avonduren) zijn ongewenst. Het aantal strand/horecapaviljoens is nu goed verdeeld over de strandopgangen in Westland en geeft zo een goede spreiding met voldoende aanbod: 2 (Vlugtenburg, 's-Gravenzande), 2 (Beukel, 's-Gravenzande), 2 (Strandweg, Ter Heijde), 1 (Karel Doormantrap, Ter Heijde), 2 (Molenslag, Monster). Eventuele overcapaciteit zou ook kunnen leiden tot lagere omzetten per paviljoen en daarmee tot kwaliteitsverlies.

Relatie Dienstenrichtlijn

Het aantal strand/horecapaviljoens en het recreatiepaviljoen zijn ook onderwerp van onderzoek geweest in het kader van de Dienstenrichtlijn. Uit een onderzoek van Rho adviseurs (bijlage 1) is gebleken dat het gemeentelijk beleid en dit bestemmingsplan in deze voldoet aan de jurisprudentie op dit punt. Eveneens is aandacht besteed aan het "Didam-arrest" aangaande schaarse rechten. Het recreatiepaviljoen huurt namelijk de gronden van gemeente Westland. Op het moment dat in plaats van een recreatiepaviljoen een strand/horecapaviljoen zou worden toegestaan, moeten de gronden openbaar op de markt gezet worden als verhuurmogelijkheid voor een tiende strand/horecapaviljoen. Dit vindt gemeente Westland onwenselijk.

Hoofdstuk 3 Onderzoek

3.1 Bedrijven En Milieuzonering

3.1.1 Wettelijk kader

Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de aanwezige functies en wonen noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken.

3.1.2 Onderzoek

De strand/horecapaviljoens, het horecabedrijf en het recreatiepaviljoen zijn o.g.v. de bij het bestemmingsplan horende 'Staat van horeca-activiteiten' aan te merken als een categorie 2 bedrijf (middelzware horeca). Dit houdt in dat een afstand van tenminste 30 meter moet worden aangehouden t.o.v. een 'rustige woonwijk.' Het meest dichtbij woningen gelegen strandpaviljoen is het paviljoenten noorden van de strandopgang Karel Doormantrap, dat hemelsbreed op ruim 170 meter van de aanwezige woningen is gelegen. Voor de strand/horecapaviljoens langs de strandopgang Strandweg in Ter Heijde is de afstand ruim 200 meter en voor de overige strand/horecapaviljoens en het recreatiepaviljoen is het nog veel verder. Gelet ook op de tussenliggende hoge duinen, gaat het om zulke grote afstanden tot woonbebouwing dat er geen sprake is van een negatieve invloed. Dat is ook gebleken uit de akoestische onderzoeken die voor veel van de strand/horecapaviljoens bij het verlenen van omgevingsvergunning zijn verricht.

Voor de overige bedrijven in het plangebied (het waterwinbedrijf in Solleveld, de horeca- en recreatiebedrijven nabij Vlugtenburg) vinden geen wijzigingen plaats.

3.1.3 Conclusie

In de nabijheid van de strand/horecapaviljoens, het horecabedrijf en het recreatiepaviljoen zijn geen conflicterende functies aanwezig en is milieuzonering derhalve niet van toepassing.

3.2 Geluid

3.2.1 Verkeerslawaai

Met de Wet geluidhinder wordt een aantal specifieke geluidgevoelige bestemmingen beschermd zoals woningen, onderwijsgebouwen en ziekenhuizen. Aan de geluidsbelasting op de gevels van de geluidsgevoelige objecten worden grenzen gesteld vanwege het woon- en leefklimaat. In of in de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen verkeerswegen en geluidgevoelige objecten die akoestisch onderzoek op grond van de Wet geluidhinder noodzakelijk maken. Het bestemmingsplan maakt ook geen nieuwe geluidgevoelige objecten mogelijk.

3.2.2 Industrielawaai

De geluidszone rondom de (zware) industrie op de Maasvlakte en in de Europoort (gemeente Rotterdam) reikt tot en met het zuidelijke deel van het plangebied. De contour van de geluidszone is op de bestemmingsplankaart aangeduid met de gebiedsaanduiding 'Milieuzone - industrie'. Voor de gronden binnen die gebiedsaanduiding zijn enkele gebruiksregels gesteld. Er komen geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen te liggen, zodat een nader onderzoek op dit punt niet noodzakelijk is.

3.2.3 Paviljoens op het strand

Activiteitenbesluit (BARIM)

De op het strand gevestigde bedrijven vallen onder het Activiteitenbesluit waarin geluidnormeringen zijn opgenomen. Het hierbij om maximaal toelaatbare geluidniveaus, veroorzaakt door de inrichting, op de gevels van woningen van derden. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de normen gedurende de dag-, avond- en nachtperiode.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.KUSTabp-VA01_0011.png"

Bij het bepalen van de gemiddelde geluidniveaus mag het stemgeluid van bezoekers op het open terrein van een inrichting voor sport- en recreatieactivititeiten buiten beschouwing worden gelaten. Daarnaast hoeft bij het bepalen van het maximale geluidniveau het komen en gaan van bezoekers niet meegerekend te worden en tevens mag het verrichten van sportactiviteiten buiten beschouwing gelaten worden.

3.2.4 Onderzoek

De met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte wijzigingen wat betreft ondersteunende recreatie-activiteiten bij de strand/horecapaviljoens en ondersteunende horeca bij een recreatiepaviljoen betekenen geen zodanige wijzigingen voor de geluidsituatie op omliggende woningen -mede gelet op de grote afstanden tussen de paviljoens en woningen- dat niet (langer) aan de geluidsnormen voldaan kan worden. Omdat het aanbieden van recreatieve activiteiten op het strand en in zee al mogelijk was en bovendien de vraag kan worden gesteld of personen ook al niet naar het strand zouden gaan als de activiteiten eventueel niet mogelijk zouden zijn geweest, is er ook geen sprake van extra indirecte hinder.

3.2.5 Conclusie

De bestemmingsplanwijziging heeft geen nadelige gevolgen wat betreft de geluidsituatie.

3.3 Luchtkwaliteit

3.3.1 Wettelijk kader

Wet luchtkwaliteit

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 (Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer). De Wlk bevat grenswaarden voor
zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxide, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Stof Toetsing van Grenswaarde Geldig
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 60 ìg/m³ 2010 t/m 2014
jaargemiddelde concentratie 40 ìg/m³ vanaf 2015
fijn stof (PM10)1) jaargemiddelde concentratie 48 ìg/m³
jaargemiddelde concentratie 40 ìg/m³ vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 75 ìg/m³
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 ìg/m³ vanaf 11 juni 2011

1) Bij de beoordeling blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007)


Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In dit Besluit is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10;
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.

3.3.2 Onderzoek

De functiewijzigingen zoals mogelijk gemaakt met deze bestemmingsplanherziening in relatie tot hetgeen reeds toegestaan was, plus de voorziene uitbreiding van het strandrecreatiepaviljoen dragen niet in betekenende mate bij in relatie tot de luchtkwaliteit.

3.3.3 Conclusie

De Wet luchtkwaliteit staat aan de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.

3.4 Externe Veiligheid

3.4.1 Wettelijk kader

Externe veiligheid is een begrip in het milieurecht en gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer over de weg, water en spoor en door buisleidingen van gevaarlijke stoffen. Als gevaarlijke stoffen kunnen worden genoemd vuurwerk, lpg en munitie. Het beleid en de wetgeving zijn erop gericht om maatregelen te treffen om de risico's van deze risicovolle activiteiten te reguleren.


Voor dit bestemmingsplan is toetsing aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen, het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de daarop gestoelde regelingen vereist. Op grond van de regels voor externe veiligheid moeten afstanden in acht worden genomen tussen risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten. In de betreffende regelgeving wordt uitgegaan van een risicobenadering - en niet het volledig uitsluiten van het risico - waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is een rekenkundig begrip. Het risico kan op een afbeelding zichtbaar worden gemaakt door een (iso)risicocontour die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt. Het groepsrisico is een maat om de kans weer te geven dat een incident met dodelijke slachtoffers plaatsvindt. Het drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting, als bedoeld in de Wet milieubeheer, of bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet onderzocht - en verantwoord - worden omdat ook buiten de genoemde risicocontour van het plaatsgebonden risico nog letale effecten kunnen optreden in het invloedgebied van de risicovolle activiteit en groepen personen slachtoffer kunnen worden van een calamiteit.

3.4.2 Onderzoek

In het plangebied waar ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt of binnen daartoe relevante zones t.o.v. het plangebied zijn geen gevaarlijke inrichtingen of buisleidingen aanwezig die een risico vormen. Er is ook geen sprake van ligging in een zone van een route waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Tenslotte is er geen sprake van vermeende aanwezigheid van explosieven die eventueel een gevaar zouden kunnen vormen. Vanuit externe veiligheid zijn er geen belemmeringen.

3.4.3 Aanwezige risicovolle locaties en leidingen

Onder de noordwestelijke berm van de Haagweg (buiten het plangebied) ter hoogte van waterwingebied Solleveld bevindt zich één hoofdtransportverbinding voor aardgas met een werkdruk van 80 bar en een diameter van 324 mm. Deze leiding heeft een belemmeringstrook van 5 meter en is opgenomen op de planverbeelding met een dubbelbestemming 'Leiding - gas'. In de regels is bepaald dat binnen de belemmeringstrook geen (beperkt) kwetsbare objecten zijn toegestaan. Het invloedsgebied is 180 meter aan weerszijden van de buisleiding. Aangezien sprake is van een conserverend bestemmingsplan en een zeer geringe populatiedichtheid, waarbij er geen veranderingen optreden in bebouwing of bezoekers, is er geen wijziging van het groepsrisico.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.KUSTabp-VA01_0012.png"

figuur 11: aardgastransportleiding Haagweg (bron: Risicokaart Geoweb)

In het plangebied zijn een achttal locaties voor propaantanks aanwezig:

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.KUSTabp-VA01_0013.png"

figuur 12: locatie propaantanks kust Westland (bron: Risicokaart Geoweb)

Voor de propaantanks geldt een risicocontour van 15 meter. Binnen deze risicocontour mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten worden gebouwd, tenzij wordt aangetoond dat deze objecten voldoen aan de normen van plaatsgebonden risico en groepsrisico. Omdat dit bestemmingsplan consoliderend is wat betreft de in of nabij de risicocontour gelegen bebouwingsmogelijkheden en er geen nieuwe kwetsbare objecten kunnen worden gebouwd, vormt dit geen probleem voor dit bestemmingsplan.

Net buiten het plangebied bevindt zich een route gevaarlijke stoffen. Het transport van gevaarlijke stoffen vindt plaats over de verkeersweg N211 (Noordlandseweg, 's-Gravenzandseweg). Het bestemmingsplan is consoliderend wat betreft de bebouwing langs deze weg, zodat geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden. Daarbij ligt het plangebied buiten de 200 meter zone waarvoor een verantwoording van het groepsrisico zou gelden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.KUSTabp-VA01_0014.png"

figuur 13: route gevaarlijke stoffen (N211) (bron: Risicokaart Geoweb)

3.4.4 Ondergrondse explosieven

In de gemeente Westland, waaronder in het plangebied, zijn op verschillende plaatsen munitie en explosieven gevonden. Er is een gemeentelijke kaart opgesteld met mogelijk verdachte locaties en vindplaatsen van explosieven. Ter plaatse van de eventuele vindplaatsen wordt in het bestemmingsplan de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - munitie' opgenomen. Binnen deze gebiedsaanduiding is het niet toegestaan werkzaamheden uit te voeren of werken aan te leggen, tenzij uit nader onderzoek blijkt dat dit verantwoord is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.KUSTabp-VA01_0015.png"

figuur 14: uitsnede explosievenkaart Westland

3.4.5 Conclusie

Er zijn geen aspecten van externe veiligheid die een belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan vormen.

3.5 Water

3.5.1 Wettelijk kader

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met het doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.
  • Nationaal waterplan

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Visie Ruimte en Mobiliteit;
  • Verordening Ruimte en de waterverordening Zuid-Holland.


Nationaal beleid
Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.

Nationaal Waterplan

Op 10 december 2015 hebben de minister van Infrastructuur en Milieu en de staatssecretaris van Economische Zaken het Nationaal Waterplan 2016-2021 vastgesteld. In het Nationaal Waterplan 2016-2021 staan de volgende ambities centraal:

  • Nederland blijft de veiligste delta in de wereld;
  • Nederlandse wateren zijn schoon en gezond en er is genoeg zoetwater;
  • Nederland is klimaatbestendig en waterrobuust ingericht;
  • Nederland is en blijft een gidsland voor watermanagement;
  • Nederlanders leven waterbewust.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie sluit aan op de uitgangspunten van het Nationaal Waterplan en vult deze op onderdelen aan. Uitgangspunten zijn het verbeteren van de waterkwaliteit, het voorkomen van wateroverlast, ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.

Provinciaal beleid

Het provinciaal waterbeleid voor de periode 2016-2021 bestaat uit: de Visie Ruimte en Mobiliteit, Voortgangsnota Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) 2016 - 2021 en onderdelen van het Provinciaal Waterplan 2010 - 2015.

In de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) zijn de ruimtelijke componenten opgenomen van het waterbeleid. Hoofdstuk 4 geeft de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid:

  • de ambitie om een duurzaam, concurrerende en leefbare Europese topregio te zijn. De Provincie bevordert de transitie naar een water -en energie efficiënte samenleving. Daar spelen het verbeteren van toekomstwaarde, de gebruikswaarde en de belevingswaarde een belangrijke rol;
  • aan het watersysteem worden grote uitdaging gesteld door verzilting, klimaatverandering, inklinking, veranderd ruimtegebruik en de daarbij passende veranderingen van het watersysteem;
  • het beter benutten van de kansen en natuurlijke kwaliteiten van de bodem en de ondergrond is tevens een speerpunt van het provinciaal waterbeleid;
  • tenslotte door een verandering naar een duurzame voorziening in de energiebehoefte kan worden ingezet op een energie-efficiënte samenleving.

De doelen, maatregelen en afspraken voor de kwaliteit van het water van grond- en oppervlakte water zijn opgenomen het Stroomgebied beheerplan Rijn-West 201-2015 (SGB-1). Voor opvolgende periode 2016-2021 is het SGB-2 op 22 december 2014 gereedgekomen. De invulling van de verantwoordelijkheid in dit SGB-2 is vastgelegd in de KRW 2016-2021.

De Visie op Zuid-Holland bestaat uit de Visie Ruimte en Mobiliteit, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda. Hierin beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen (Visie Ruimte en Mobiliteit), stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (Verordening) en geeft zij aan wat nodig is om dit te realiseren (Uitvoeringsagenda). In de Verordening Ruimte zijn bijvoorbeeld regels opgenomen met betrekking tot regionale keringen in bestemmingsplannen. Daarnaast is de Waterverordening Zuid-Holland van belang. Daarin zijn onder meer veiligheidsnormeringen voor regionale keringen en waterkwantiteitsnormen opgenomen.

Waterschapsbeleid
Het Hoogheemraadschap Delfland heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2016-2021 'Strategie richting een toekomstbestendig en samenwerkingsgericht waterschap'. In dit Waterbeheerplan 5 (WBP 5) heeft het Hoogheemraadschap van Delfland (Delfland) zijn strategie voor de uitvoering van de kerntaken voor de komende jaren beschreven. Het is de leidraad voor het handelen van Delfland in de planperiode 2016-2021. Het WBP 5 is tevens een uitnodiging aan private, particuliere en publieke partijen om binnen de uitgezette koers met initiatieven te komen. Bij de uitvoering van het WBP 5 staan de kerntaken vanzelfsprekend voorop:

  • de waterveiligheid;
  • het waterbeheer;
  • de waterkwaliteit;
  • het zuiveren van afvalwater.


Delfland zal hierbij nadrukkelijk kijken naar een doelmatige uitvoering daarvan waarbij ambities, kosten en het tempo op een evenwichtig manier zijn afgewogen. Delfland voert zijn kerntaken uit ten behoeve van het behouden en verbeteren van de leefomgeving voor inwoners, medeoverheden, bedrijven en de natuurwaarden in het beheergebied. Het is een uitdaging om bij de uitvoering van die taken aan te sluiten bij de beleving en de behoeften van de maatschappij. Waterbewustzijn vormt de onmisbare schakel voor draagvlak. Delfland wil dat mensen zich in de komende planperiode bewust worden van het water om hen heen, van de gevolgen van klimaatverandering en van hun eigen gedrag. Het vergroten van waterbewustzijn is daarom verweven in alle programma's en handelingen van Delfland in de komende planperiode.

De toelichting van bestemmingsplannen dient een beschrijving te bevatten van de volledige watersituatie binnen het plangebied, alsmede de te verwachten ontwikkelingen. Deze beschrijving dient in te gaan op de volgende aspecten:

  • Beleidskader omtrent water;
  • Veiligheid en waterkeringen;
  • Waterkwantiteit;
  • Grondwater en voorkomen van (zoet) water te kort;
  • Onderhoud en bagger;
  • Watersysteemkwaliteit en ecologie;
  • Afvalwater en riolering;
  • Klimaatadaptie.

Gemeentelijk beleid

Het Waterplan Westland , met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2027 en de daarbij horende uitvoeringsplan 2015 tot 2018 beschreven. De thema's: ”Toekomstig ruimtelijk beleid, Duurzaamheid, Schoon water, waterkeringen, Droge voeten, Afvalwaterketen Beheer en onderhoud, Zoetwatervoorzieningen en grondwater, Recreatie“, worden hierin uitgewerkt. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart gebracht. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Westland 2011-2015 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Met het eerste Verbreed GRP Westland 2011-2015 wordt niet alleen uitvoering gegeven aan de wettelijke eisen, maar wordt ook de onderlinge samenhang tussen de drie zorgplichten en reeds in gang gezette ontwikkelingen zoals het project Riolering Glastuinbouw Westland (RGW) weergegeven. Het Verbreed GRP is een logisch vervolg op de wijzigingen in wetgeving/beleid en een noodzakelijke verdere optimalisatie van het beleid dat de afgelopen 5 jaar is gevolgd.

3.5.2 Onderzoek

Veiligheid en waterkeringen

Waar het gaat om ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt bij strandpaviljoens, kan worden gesteld dat het betreft strand/horecapaviljoens en een strandrecreatiepaviljoen waarvoor door het Hoogheemraadschap van Delfland o.g.v. de Keur, het Waterbeheerplan Delfland 2016-2021 en de Beleidsregel Medegebruik Zeewering van juni 2014 'watervergunningen' zijn verleend. Voor deze vergunningen is ook advies aangevraagd bij Rijkswaterstaat.

In het plangebied van het bestemmingsplan zijn verschillende waterkeringen aanwezig. De duinstrook vormt de primaire waterkering die het achterland beschermt tegen de zee. Deze duinstrook bestaat uit min of meer aansluitende zandheuvels die hun waterkerend vermogen ontlenen aan de geometrie en de hoeveelheid zand binnen het dwarsprofiel. De primaire waterkering in het plangebied hebben een hoogte van 10 tot 15 meter boven NAP.

Landinwaarts ligt op afwisselende afstanden de zogeheten Slaperdijk, die is aangelegd als extra versterking van de zeewering. Deze slaperdijk heeft een hoogte van 5 meter boven NAP. Het duingebied is aangewezen als zwakke schakel, waardoor diverse malen zeewaarts een verbreding van de Basiskustlijn (BKL) heeft plaatsgevonden. Op deze primaire waterkeringen is het Delflands Algemeen Waterkeringenbeleid (2010) van toepassing. In de Keur heeft Delfland regels opgenomen met betrekking tot primaire waterkeringen, evenals in de legger. De keurzone van de zeewering is opgenomen in de legger, terwijl in dit bestemmingsplan deze zone is voorzien van de dubbelbestemming "Waterstaat - waterkering" met als doel de zeewering te beschermen. De duinen hebben nog de aanduiding "vrijwaringszone - duin" gekregen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.KUSTabp-VA01_0016.png"

figuur 14: uitsnede leggerkaart Delfland (rood = primaire waterkering)

Waterkwantiteit

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, hetgeen wil zeggen dat de huidige, bestaande situatie wordt bestemd met een enkele ontwikkeling die niet relevant is voor de waterkwantiteit. In het bestemmingsplan is het aanwezige oppervlaktewater als water bestemd.

Waterkwaliteit en ecologie

Het bestemmingsplan heeft geen negatieve invloed op de waterkwaliteit van het oppervlaktewater.

Afvalwater en riolering

De bestaande bebouwing is aangesloten op het gemeentelijke rioleringsstelsel ter plaatse. Afvalwater wordt afgevoerd naar de dichtsbijzijnde afvalwaterzuivering. Voor zover bekend zijn er geen problemen bekend omtrent de capaciteit van riolering of zuivering.

Beheer en onderhoud

Het onderhoud van de hoofdwatergangen wordt verzorgd door het Hoogheemraadschap van Delfland.

3.5.3 Conclusie

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de algemene waterbelangen.

3.6 Bodem

3.6.1 Wettelijk kader

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen. Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft.

Wet bodembescherming

De Wet bodembescherming (Wbb) regelt zaken rond bodembescherming en bodemsanering. Vertrekpunt van de Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie. De wettelijke doelstelling is functiegericht saneren. De wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  1. a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  2. b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  3. c. het wegnemen van actuele risico's.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. Het is niet nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

3.6.2 Onderzoek

De met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen hebben geen gevolgen voor het strand en/of het duingebied en daar aanwezige zandbodem.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.KUSTabp-VA01_0017.png"

figuur 14: uitsnede provinciale bodemkaart 2019 (geel = kalkhoudende zandgronden)

3.6.3 Waterwingebied

Een groot gedeelte van het Natura 2000 gebied Solleveld is in gebruik door Dunea als waterwingebied. De bedrijfsactiviteiten richten zich op de productie en winning van water. Daar het water wordt gewonnen na de filterende werking van het duinzand, bevinden zich in het duingebied diverse infiltratiebekkens. De duinpassage zorgt ervoor dat ongewenste bacteriën en virussen op natuurlijke wijze onschadelijk worden gemaakt. Het water verblijft gemiddeld twee maanden in de duinen waarna het wordt opgepompt. De watertoren die aanwezig is zorgt ervoor dat er continu druk blijft staan op het waterleidingnet.

3.6.4 Conclusie

Het bestemmingsplan heeft geen gevolgen wat betreft de bodem.

3.7 Ecologie

3.7.1 Wettelijk kader

Natuurnetwerk Nederland

Op basis van het nieuwe rijksbeleid zoals opgenomen in het Natuurnetwerk Nederland (NNN), heeft de provincie Zuid-Holland in 2017 de herziene Nota ecologische verbindingen in de provincie Zuid-Holland vastgesteld. De ecologische verbindingen zijn een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones.


De prioriteit is komen te liggen bij het bereiken van de doelen van de Natura-2000-gebieden en de Europese Kaderrichtlijn Water. Voor wat betreft het beleidsveld Natuur richt de provincie zich niet alleen op de kwantitatieve prestaties (output: hoeveel hectare verworven en ingericht, hoeveel beheerplannen Natura 2000 vastgesteld) maar vooral ook op de effecten (outcome: de natuurkwaliteit, hoe ontwikkelt de Zuid-Hollandse biodiversiteit zich). Het voorgaande is breder dan de reikwijdte van het NNN omdat er door de provincie van uitgegaan wordt dat de bijdrage aan de biodiversiteit ook buiten de begrenzing van het NNN plaatsvindt, bijvoorbeeld het leveren van een bijdrage aan de biodiversiteit door recreatiegebieden en het agrarisch gebied.

Een bestemmingsplan voor gronden binnen het Natuurnetwerk Nederland wijst geen bestemmingen aan die de instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden significant beperken, of leiden tot een significante vermindering van de oppervlakte, kwaliteit of samenhang van die gebieden (art. 6.9e provinciale omgevingsverordening).


Wet natuurbescherming
Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking. De Wnb is het nieuwe wettelijke stelsel voor natuurbescherming en vervangt drie tot dan bestaande wetten, namelijk de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Het beschermingsregime gaat uit van het "nee, tenzij-principe". Dit betekent dat de genoemde verbodsbepalingen in de Wnb voor bescherming van gebieden, soorten en houtopstanden altijd gelden. Het afwijken hiervan is alleen onder voorwaarden toegestaan. Gedeputeerde Staten (GS) van de provincie Zuid-Holland is het bevoegd gezag voor het verlenen van toestemming door middel van een vergunning, ontheffing of vrijstelling.


In de Wnb zijn bepalingen opgenomen voor de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten. Het gaat onder meer om soorten die in Nederland, maar ook in Europa in hun voortbestaan bedreigd worden. De Wnb kent drie beschermingsregimes:

  • Vogels: het gaat hier om alle inheemse vogels in hun natuurlijk verspreidingsgebied. Ze zijn
    beschermd via de vogelrichtlijn;
  • Dieren en planten: het gaat hier om alle inheemse dieren en planten. Ze zijn beschermd via de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn;
  • Nationale soorten: het gaat hier om de soorten, die niet onder de reikwijdte van de Vogel- of Habitatrichtlijn vallen. Deze soorten zijn wel nationaal beschermd.


Per beschermingsregime is bepaald welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing, vergunning of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag. De bepalingen zijn samengevat in onderstaande tabel. De bepalingen voorzien in een bescherming van verblijfplaatsen, evenals de bescherming tegen verstorende invloeden. Gedeputeerde Staten van provincie Zuid-Holland kan een ontheffing verlenen van de verboden als genoemd in de artikelen 3.1, 3.5 en 3.10. van de Wnb.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.KUSTabp-VA01_0018.png"

Vrijstellingen
In de Wnb is een aantal algemene soorten amfibieën en zoogdieren beschermd onder de categorie "Nationale soorten", zoals gewone pad, bruine kikker en konijn. Provincie Zuid-Holland heeft bevoegdheid om bij verordening deze soorten "vrij te stellen" van de ontheffing/vergunningsplicht (Provincie Zuid-Holland, 2016). Dit betekent dat geen ontheffing nodig is voor werken gericht op ruimtelijke inrichting en ontwikkeling en beheer en onderhoud. Vrijgestelde soorten zijn niet meegenomen in deze toetsing.

Zorgplicht
De zorgplicht (artikel 1.11. Wnb) houdt in dat handelingen, die nadelige gevolgen kunnen hebben voor in het wild levende dieren en planten:

  1. 1. achterwege gelaten worden, of
  2. 2. noodzakelijke maatregelen treft om die gevolgen te voorkomen, of
  3. 3. deze zoveel mogelijk beperkt of ongedaan maakt


Het betreft alle in het wild levende dieren en planten. De zorgplicht dient onder meer als vangnet voor de bescherming van soorten waarvoor op grond van de Wnb geen specifiek verbod geldt. De zorgplicht is daarnaast van toepassing op beschermde gebieden.

3.7.2 Onderzoek

Uit een eco-effect scan door Aqua Terra Nova (bijlage 2) blijkt dat wat betreft de soortbescherming geen negatieve gevolgen te verwachten zijn als gevolg van dit bestemmingsplan Kust. Dit geldt voor vaatplanten, vogels, zoogdieren, reptielen, vissen, amfibieën en vleermuizen. Bij het plaatsen van nieuwe verlichting moet rekening gehouden worden metovervliegende vleermuizen en de paviljoenhouders moeten zich onthouden van het afsteken van vuurwerk aan het einde van een evenement. Dit is als voorwaardelijke verplichting bij het gebruik van strandbebouwing opgenomen.

Wat betreft de gebiedsbescherming is een Voortoets verricht naar eventuele negatieve effecten op (de instandhoudingsdoelstellingen van) het aangelegen Natura 2000-gebied als gevolg van de (beperkte) uitbreiding van het recreatiepaviljoen (bijlage 3). Hieruit blijkt dat negatieve effecten uitgesloten zijn. Voor dezelfde uitbreiding is ook een zogenaamde "Nee, tenzij toets" uitgevoerd vanwege de ligging in het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Ook uit dit onderzoek blijkt dat geen significante aantasting van het NNN plaats zal vinden. De wezenlijke kenmerken en waarden worden niet aangetast (bijlage 3).

Omdat nabij de huidige strand/horecapaviljoens al strand- en watersportactiviteiten zijn toegestaan, eventueel georganiseerd door een extern evenementenbureau in samenwerking met dat strand/horecapaviljoen, zijn er geen extra verkeersstromen te verwachten als gevolg van de nieuwe regeling die ook opslag van materialen en kleedruimten e.d. bij de strand/horecapaviljoens mogelijk maken. Het is daarnaast moeilijk een inschatting te maken of deelnemers aan een strandactiviteit bij het ontbreken van die mogelijkheid niet zelf naar het strand zouden gaan om (al dan niet actief) van strand of zee te genieten.

Wat betreft de mogelijkheid voor het recreatiepaviljoen om voortaan ook ondergeschikte horeca-activiteiten te ontplooien (dus alleen voor de deelnemers aan activiteiten) geldt dat deze gepaard gaat met een beperkte fysieke uitbreiding van het bouwwerk (in ieder geval in vergelijking met de vergunde situatie). Hiertoe is een stikstofberekening uitgevoerd, waaruit blijkt dat er mede als gevolg van een afname van vervoersbewegingen elders op het strand (als gevolg van het niet langer noodzakelijk zijn van het aan- en afvoeren van materialen bij de strand/horecapaviljoens) geen toename van de stikstofuitstoot als gevolg van dit bestemmingsplan optreedt (bijlage 4).

3.7.3 Conclusie

Dit bestemmingsplan Kust Westland heeft geen negatieve gevolgen wat betreft de ecologische en natuurwaarden.

3.8 Cultuurhistorische Aspecten

3.8.1 Wettelijk kader

In 1992 ondertekende Nederland mede het zogenaamde Verdrag van Valletta (Malta). Dit verdrag heeft als doel de bescherming van het archeologisch erfgoed van Europa te bevorderen. In Nederland heeft dit geleid tot een herziening van de Monumentenwet 1988 alsmede een aanvulling op of wijziging van bepaalde artikelen in enkele andere wetten. Sinds 2016 is deze wet vervangen door de Erfgoedwet. Door middel van het overgangsrecht blijven enkele bepalingen uit de Monumentenwet 1988 van kracht tot de invoering van de Omgevingswet.

De belangrijkste artikelen uit het Verdrag van Malta die in de Nederlandse wetgeving zijn overgenomen zijn dat het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk ter plekke (in situ) dient te worden behouden (artikel 4), dat het archeologisch erfgoed deel uitmaakt van de belangenafweging in het kader van ruimtelijke ordening (artikel 5) en het 'veroorzakersprincipe' (artikel 6). Het veroorzakersprincipe betekent dat de verstoorder verantwoordelijk is voor het vroegtijdig (laten) uitvoeren van noodzakelijk archeologisch (voor)onderzoek en de financiering daarvan.

Op basis van de huidige wetgeving zijn de gemeentes in Nederland verantwoordelijk voor het behoud van het archeologisch bodemarchief. Conform de Erfgoedwet beschermt de gemeente Westland het archeologisch erfgoed middels het bestemmingsplan. Omdat ruimtelijke ingrepen gevolgen kunnen hebben voor dit bodemarchief, moeten gemeentes bij de besluitvorming archeologie als volwaardige factor meenemen in de belangenafweging. Om dit op een verantwoorde en transparante wijze te kunnen doen is gemeentelijk archeologiebeleid wenselijk. De gemeente Westland beschikt sinds 2012 over een vastgestelde archeologische beleidskaart, die wordt gebruikt als basis voor het bestemmingsplan.

Bekende en verwachte archeologisch waardevolle gebieden krijgen in het bestemmingsplan een archeologische (mede)bestemming met daarbij horende vrijstellingsgrenzen. Binnen deze zones dienen bodemverstorende ingrepen zoveel mogelijk te worden beperkt. Bodemverstorende werkzaamheden die de aan de bestemmingszones gekoppelde vrijstellingsgrenzen overschrijden, worden gebonden aan het vergunningenstelsel. Zodoende kan het belang van het archeologisch erfgoed worden meegewogen bij het al dan niet verlenen van een omgevingsvergunning. Dit kan ertoe leiden dat er eisen worden gesteld aan de uitvoering van de werkzaamheden, of dat de voorgenomen ingreep alleen na archeologisch onderzoek wordt toegestaan. Bodemverstorende werkzaamheden die deze grenzen niet overschrijden worden op voorhand vrijgesteld van de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek.

3.8.2 Archeologische waarden

3.8.2.1 Bestaande situatie

Vanuit de landelijke wetgeving geldt in principe een vrijstelling voor ingrepen tot een oppervlakte van 100 m2. Het is echter mogelijk om hier naar boven en naar beneden vanaf te wijken, mits dit goed onderbouwd is. De gemeente Westland maakt van deze mogelijkheid tot afwijken gebruik. Daartoe heeft zij in 2012 een archeologische beleidskaart vastgesteld voor het gemeentelijk grondgebied. Voor het onderhavig bestemmingsplan is gekeken in hoeverre het beeld van de gemeentelijke beleidskaart nog actueel is. Vanwege nieuwe inzichten zijn er aanvullende archeologische medebestemmingen opgenomen in het bestemmingsplan.


3.8.2.2 Landschappelijk kader

Vanaf ca. 4000 jaar voor Chr. ontstonden er in het bestemmingsplangebied strandwallen met daarop lage duinen op de plaats van de kustbarrières. Deze worden de Oude Duinen genoemd. De lagune erachter slibde verder dicht. Door de aanwas van zand werden de strandwallen in westelijke richting uitgebouwd. Tussen de strandwallen raakten de lager gelegen strandvlaktes bedekt met veen. De uitbouw van de kust strekt rond het jaar 0 waarschijnlijk tot 1 km voor de huidige kust van Ter Heijde.


Waarschijnlijk werd de maximale westelijke uitbreiding van de strandwallen in 250 v. Chr. bereikt. Toen zal er een kustbarrière aanwezig zijn geweest van wel 6 tot 10 km breed. In een groot deel van het plangebied, en met name de noordelijke helft, zijn op grote schaal strandwallen, lage duinen en strandvlakten gevormd. Meer naar het zuiden was dit ook het geval. Wel is het mogelijk dat die strandwallen en lage duinen, maar ook de kwelders, door de tijd heen (deels) geërodeerd zijn, door overstromingen vanuit de Maasmonding. Sindsdien heeft kustafslag er voor gezorgd dat de gehele kustlijn tot de huidige ligging is teruggedrongen. Vanaf de elfde eeuw vond opnieuw duinvorming plaats: de Jonge Duinen.


De strandwallen met daarop de Oude Duinen vormden een uitstekende plek om op te wonen. De meest landinwaarts gelegen strandwal is het oudste. Op die strandwal kon vanaf het Late Neolithicum bewoning aanwezig zijn. Resten van bewoning zijn ook daadwerkelijk aangetroffen op de rand van het plangebied bij het Monsterse Geestje en bij Madestein op Haags grondgebied. Later werd er ook gedurende de Brons- en IJzertijd, de Romeinse tijd en de Vroege Middeleeuwen intensief op de strandwallen gewoond.


Het Jonge Duinzand is niet overal binnen het bestemmingsplangebied afgezet. Dit is met name bekend voor het noordelijke deel van het bestemmingsplangebied, waar de verstuivingen van de Jonge Duinen slechts in beperkte mate landinwaarts terecht zijn gekomen. Doordat het afdekkende Jonge Duinzand binnen grote delen van het bestemmingsplan afwezig is, liggen oudere vindplaatsen soms vrijwel aan het oppervlakte (bijv. locatie Molenslag).


Op basis van historische kaarten is te zien dat er op verschillende locaties binnen het plangebied sprake is van bebouwing. In hoeverre deze resten nog aanwezig zijn in de ondergrond is niet bekend. Het betreft onder andere een deel van het dorpje Ter Heijde, maar ook geïsoleerde erven nabij de Vlugtenburg. Het is bekend dat het dorp Ter Heijde in de 15e en 16e eeuw verschillende malen is verwoest door de golven. In hoeverre er nog archeologische resten van de historische bebouwing in de ondergrond aanwezig zijn, is niet bekend. Voor een gedetailleerdere beschrijving van de vorming van het Oud Duinenlandschap, zie: Lanzing, J.J., J.J.W. de Moor & W.K. Vos, 2021.


3.8.2.3 Archeologische medebestemmingen

Binnen het bestemmingsplangebied is sprake van uiteenlopende archeologische verwachtingen. Deze worden vertaald naar archeologische medebestemmingen in het bestemmingsplan. Omdat in dit geval verschillende typen archeologische vindplaatsen en verwachtingen tot hetzelfde regime leiden, worden de verschillende zones hieronder beschreven per medebestemming archeologie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.KUSTabp-VA01_0019.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.KUSTabp-VA01_0020.png"

figuur 15: medebestemmingen archeologie

Waarde - Archeologie 1 - 0 m2 en 30 cm

Het noordelijk deel van het bestemmingsplangebied betreft een terrein van Provinciaal Archeologisch Belang (PAB-terrein, voormalig Archeologisch Monument). Op dit terrein zijn sporen van bewoning uit de Midden IJzertijd, de Late IJzertijd, de Romeinse tijd, de Vroege Middeleeuwen en de Late Middeleeuwen aangetroffen. Conform de provinciale omgevingsverordening gelden voor deze locatie de ondergrenzen van 0 m2 en 30 cm.


Ten zuidwesten van het PAB-terrein ligt de voormalige camping Molenslag, hier heeft in 2016 gedeeltelijk archeologisch onderzoek plaatsgevonden in de vorm van een opgraving. Er is toen een vindplaats uit de Vroege Middeleeuwen (de Merovingische periode) en een vindplaats uit de Midden IJzertijd onderzocht. Door continue verstuiving van het duinzand kwamen in de loop van tijd wederom vondsten aan het licht. In 2018 vond aanvullend archeologisch onderzoek plaats, ook toen is een vindplaats uit de IJzertijd aangetroffen. De vindplaats loopt zeer waarschijnlijk door naar het zuiden en het westen. Landschappelijk gezien is de directe omgeving vergelijkbaar met de vindplaats Molenslag. Ook die zone zal daarom gekarteerd worden als een locatie met een zeer strikte ondergrens (Waarde 1). Daarvoor gelden in dit geval ook de ondergrenzen van 0 m2 en 30 cm.


Waarde - Archeologie 2 - 50 m2 en 30 cm

Deze waarde omvat de gebieden waarvan op basis van historisch kaartmateriaal is vastgesteld dat er bewoning plaatsvond tijdens de Nieuwe tijd. Het huidige beeld is opgebouwd op basis van 2 historische kaarten (Kruikius (1712) en de kadastrale minuutkaart, 1811-1832). Binnen deze zone zijn bodemingrepen tot 50 m2 en 30 cm -maaiveld op voorhand vrijgesteld van archeologisch onderzoek. Het gaat hier om twee locaties in het zuidwesten van het plangebied en een deel van het dorp Ter Heijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.KUSTabp-VA01_0021.png"

figuur 16: detailopname zuidwestelijk deel van het plangebied (recreatieterrein Vlugtenburg)

Waarde - Archeologie 2 geldt ook voor het gebied dat qua bodemopbouw vergelijkbaar is met het Oude Duinenlandschap zoals dat ter hoogte van Molenslag en het PAB-terrein aanwezig is. Die zone strekt zich grofweg uit vanaf Molenslag tot aan de zuidwestelijke grens van Monster.


Waarde - Archeologie 3 - 250 m2 en 30 cm

In de zone ten zuiden van Ter Heijde wordt de geologische opbouw iets anders dan het noordelijke deelgebied. Op basis van de paleogeografische kaarten is bekend dat hier in de afgelopen millennia oude bewoonbare landschappen zijn geweest. Er was sprake van Oude Duinen, maar ook van kwelders binnen getijdengebied. Wel is er voor grote delen waarschijnlijk sprake geweest van erosie door overstromingen vanuit de Maasmonding. Ook vonden er in de Nieuwe Tijd opnieuw verschillende stormen plaats die mogelijk stukken duin en land hebben weggevaagd.


Toch zijn er in dit gebied vondsten aangetroffen die dateren vanaf de IJzertijd - Romeinse tijd. Om aan te sluiten bij de beleidszone zoals deze ten zuiden van de Slaperdijk is vastgesteld, geldt voor dit gebied een medebestemming archeologie met de ondergrenzen 250 m2. Omdat archeologische resten op sommige plekken in de duinen heel ondiep onder het maaiveld liggen, geldt voor de diepte de ondergrens 30 cm.


Waarde - Archeologie 4 - 500 m2 en 50 cm

In deze zone kunnen zich archeologische resten bevinden in de toppen van oudere kwelders. Grote delen zullen door erosie verloren zijn gegaan na de grote overstroming vanuit de Maasmonding.


Geen voorschriften:

Op het terrein van het waterwingebied van Dunea zijn in het verleden infiltratieplassen gegraven en waterleidingen aangelegd. Voor de aanleg van deze plassen en leidingen hebben ontgravingswerkzaamheden plaatsgevonden tot circa 20 meter onder het maaiveld. Er zijn derhalve geen archeologische waarden meer te verwachten op deze locaties en behoeven dan ook niet te worden voorzien van de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie". In dit bestemmingsplan heeft de zeebodem ook (nog) geen medebestemming archeologie. In het huidige archeologiebeleid van de gemeente Westland is daarvoor nog geen visie over gevormd.


Daarnaast is altijd de algemene meldingsplicht bij het aantreffen van oudheden van toepassing. Op basis van paragraaf 5.4 van de Erfgoedwet moet iedereen die, anders dan bij het doen van archeologisch onderzoek, iets vind waarvan hij/zij weet of kan vermoeden dat het een (roerend of onroerend) monument betreft, dit melden bij de minister van OCW (om praktische redenen, bij de gemeente Westland). Indien het bevoegd gezag van mening is dat dit noodzakelijk is, moet er tijd en ruimte geboden worden de resten te onderzoeken, documenteren en eventueel veiligstellen. Het niet melden van het aantreffen van oudheden is een overtreding van de Erfgoedwet en daarmee een strafbaar feit.

3.8.3 Cultuurhistorische waarden

Het plangebied maakt deel uit van de Atlantikwall, een verdedigingslinie die de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog aanlegden om de kust te beschermen tegen een geallieerde aanval. Hoewel geen concrete informatie is gevonden over de aanwezigheid van (ondergrondse) bunkers of kelders van de Atlantikwall in het plangebied, wordt de aanwezigheid daarvan niet geheel uitgesloten.

Op 1 februari 1953 vond de watersnoodramp plaats. Het werd veroorzaakt door de combinatie van extreem hoge waterstand met een zware noordwesterstorm. Door de stormvloed was op sommige plekken 30 meter duin weggeslagen. In de zomer van 1953 werden de duinen verstevigd, waarbij de aanwezige bunkers de werkzaamheden in de weg stonden. Er zijn toen veel bunkers opgeruimd.

Ter hoogte van 's-Gravenzande was dit niet mogelijk, omdat er dan weinig duinregel over zou blijven. In dat gebied werd de duinvoet dusdanig breed gemaakt, dat de bunkers aan de binnenzijde van het duinenprofiel kwamen te liggen. De medebestemming Archeologie Waarde 3 met de ondergrenzen 250 m2 en 30 cm is ook opgelegd om per ingreep de afweging te kunnen maken hoe dit specifieke cultuurhistorisch erfgoed met archeologische waarden beschermd kan blijven (figuur 17).

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.KUSTabp-VA01_0022.png"
figuur 17: locaties van bunkers binnen de Atlantikwall

Aan de oostzijde van het plangebied, binnen het waterwingebied zijn de oude akkers en bijbehorende houtwallen van de vroegere boerderij Solvelt zijn nog goed herkenbaar in het landschap. De oude eiken op de wallen behouden door de zee-invloed een gedrongen vorm.

Buiten het plangebied aan de Molenweg op de kruising met de Haagweg bevindt zich een uit 1882 daterende Korenmolen. Lang voor 1882 stond op dezelfde locatie reeds een molen. In 1311 gaf de eigenaar van die molen, Diederic van der Wale, de molen, met het windrecht te Voswijk, aan zijn neef. De molen heeft eeuwen gefungeerd als korenmolen en is momenteel in bezit van gemeente Westland.

Het in de duinen gelegen complex van het Dunea bestaat uit een 40 meter hoge watertoren in eclectische stijl uit 1887, met de oorspronkelijke aanbouw. Het pompstation annex snelfiltergebouw in Dudok-stijl uit 1939 heeft een moderne aanbouw. Daarachter ligt een betonnen klaarbassin (als enige overgebleven exemplaar van de oorspronkelijke drie) dat uitgevoerd is in de stijl van het functionalisme uit het begin van de twintigste eeuw. Voor het ontwerp van de watertoren tekende N. Biezeveld. Het ontwerp van het pompstation en het klaarbassin is vanuit het waterleidingbedrijf tot stand gekomen. De watertoren met aangebouwde machine- en ketelhuizen is opgetrokken in stijlvormen die in de negentiende eeuw passend werden geacht voor het chateau d’eau. De concessie voor de waterwinning werd in 1885 verleend. Op het terrein bevinden zich ook naoorlogse bouwwerken.

3.8.4 Conclusie

Dit bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor cultuurhistorische of archeologische waarden.

3.9 Vormvrije M.e.r.

Wijzigingswet Wet milieubeheer

De wijzigingen van de m.e.r.-richtlijn zijn in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Wijzigingswet Wet milieubeheer. In deze wet zijn alleen de noodzakelijke wijzigingen vastgelegd. Met name wordt géén gebruik gemaakt van de mogelijkheid om ondergrenzen voor de m.e.r.- beoordelingsplichtige activiteiten aan te geven.


De procedurele en inhoudsvereisten voor de m.e.r.-beoordeling waren al grotendeels vastgelegd in de wetgeving tot nu toe. Zo was al geregeld dat de m.e.r.-beoordelingsbeslissing binnen 6 weken moet plaatsvinden. Nu is in artikel 7.16 een uitgebreide lijst van te overleggen gegevens opgenomen voor initiatiefnemers. Maar deze verschillen niet heel veel van wat gebruikelijk is.

Aanpassing van het Besluit m.e.r.

Met de aanpassing van het Besluit m.e.r., zoals deze 7 juli 2017 in werking is getreden, gelden deze procedurele en inhoudsvereisten ook voor activiteiten onder de drempelwaarden, dus in het geval van een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Het belangrijkste verschil met een m.e.r.-beoordeling voor gevallen boven de drempelwaarde is dat het bevoegd gezag geen mededeling hoeft te doen van zijn beslissing omtrent de vraag of een MER moet worden gemaakt door een kennisgeving en ter inzage legging niet nodig is. De beslissing dat er (g)een MER moet worden gemaakt, maakt uiteindelijk deel uit van het m.e.r.(beoordelings)-plichtige besluit (omgevingsvergunning of bestemmingsplan).


Gevolgen voor de bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen voor afwijking of milieu

Voor de formeel m.e.r.-beoordelingsplichtige projecten boven de drempelwaarden is er qua procedure niet zo heel veel veranderd. Hier moest altijd al een m.e.r.-beoordelingsbeslissing worden gepubliceerd. Nieuw is wel dat eventuele mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen bij de beoordeling, maar dat moet dan wel worden vastgelegd in het bestemmingsplan of de omgevingsvergunning. Voor vormvrije m.e.r.-beoordelingsplichtige projecten geldt nu, net als bij formele m.e.r.- beoordelingsplichtige projecten, dat bij besluiten op aanvraag (aanmeldingsnotitie) er binnen 6 weken moet worden beslist of een MER moet worden gemaakt. Waar het bevoegd gezag zelf initiatiefnemer is moet nu (net als bij een formele m.e.r.-beoordeling) ook bij een vormvrije m.e.r.-beoordeling voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbesluit c.q. -plan een m.e.r.-beoordelingsbeslissing zijn genomen. Deze hoeft niet apart te worden gepubliceerd, maar zal in de praktijk wel meegaan bij de terinzagelegging van het ontwerpbesluit c.q. -plan.


Stedelijke ontwikkelingsprojecten

Dat een m.e.r-beoordelingsbeslissing moet worden gemaakt is een aandachtspunt voor een aantal activiteiten die in kolom 1 vallen. Een belangrijk voorbeeld is categorie D 11.2 uit de bijlage van het Besluit m.e.r., stedelijke ontwikkelingsprojecten: De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. Als de gevalsomschrijving (drempelwaarde) niet meer bepalend is voor de noodzaak van een m.e.r.- beoordelingsbeslissing valt hier opeens heel veel onder.


Samenvatting

Uit voorgaande blijkt dat bij veel (meer) plannen een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet plaatsvinden, bestaand uit een apart besluit in een zo vroeg mogelijke planfase op basis van een zelfstandig document waarin expliciet wordt aangetoond of er sprake is van belangrijke nadelige milieueffecten nadat er een afweging heeft plaatsgevonden aangaande de volgende drie criteria:

  1. a. de kenmerken van de projecten;
  2. b. de plaats van de projecten;
  3. c. de kenmerken van de potentiële effecten.


Omdat er geen drempelwaarden meer gelden en er geen duidelijke definitie van stedelijke ontwikkelingsprojecten is opgenomen, is het bij het mogelijk maken van een paar woningen of extra strandbebouwing al snel een discussiepunt 'wel of geen stedelijk ontwikkelingsproject'.


Door de omgevingsdienst wordt beoordeeld of voor de genoemde activiteiten welke in het Besluit milieueffectrapportage zijn opgenomen eerst een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden doorlopen. Daar is wel enige nuancering op zijn plaats. Uit uitspraken van de Raad van State volgt namelijk dat er wel sprake moet zijn van activiteiten met een zekere omvang. Er begint zich al wel een zekere lijn af te tekenen in de jurisprudentie, maar veel blijf afhankelijk van de aard en omvang van het concrete project en het gebied waarbinnen dit plaatsvindt.


De Afdeling heeft daarin bijvoorbeeld expliciet overwogen dat dat het geval is voor de ontwikkeling van volumineuze detailhandel met een oppervlakte van 17.000 m2 (ABRvS 24 december 2014,201307608/1/R1, r.o. 20.3) en 95 woningen (ABRvS 27 mei 2015, 201404713/1/R3, r.o. 13.2). Onduidelijk is of een nieuw muziekcentrum (ABRvS 28 november 2012, 201112213/1/R4, r.o. 5), 14 woningen (ABRvS 19 december 2012, 201201154/1/R4, r.o. 8.3 en 17 woningen (ABRvS 20 februari 2013, 201208192/1/R3, r.o. 5.3) als een stedelijk ontwikkelingsproject laat kwalificeren.


Natura 2000 gebieden

In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden. Solleveld en Kapittelduinen maken deel uit van een aaneenschakeling van Natura-2000 gebieden die in het duinlandschap langs de Noordzee zijn gelegen. Het plangebied grenst aan de noordzijde aan het Westduinpark, eveneens onderdeel van Natura-2000. Het onderhavige bestemmingsplan maakt echter geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die gezien moeten worden als een stedelijk ontwikkelingsproject.

Conclusie

Het bestemmingsplan Kust Westland betreft een actualisering van het huidige bestemmingsplan, waarbij zeer beperkt ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Die ontwikkeling is getoetst op de effecten voor de omgeving, waarbij vaststaat dat er geen significante (negatieve) gevolgen zijn voor die omgeving. Er is geen sprake van noemenswaardige ontwikkelingen die zodanige invloed op de fysieke leefomgeving hebben dat een vormvrije m.e.r. aanvraag (aanmeldnotitie) moet worden opgesteld.

Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving

4.1 Planvorm

4.1.1 Inleiding

Het bestemmingsplan Kust Westland is een overwegend conserverend bestemmingsplan. De doelstelling van de herziening is de wens om het planologisch kader van de strandzone zodanig aan te passen dat bij strand/horecapaviljoens ondergeschikte recreatieve activiteiten mogen plaatsvinden, terwijl bij een recreatiepaviljoen ondergeschikte horeca-activiteiten plaats mogen vinden. Voor het overige zijn de regelingen van de geldende bestemmingsplannen Kust (2010) en Kust, 1e herziening (2014) zoveel mogelijk overgenomen, waarbij de planverbeelding voor het gehele Westlandse kustgebied gedigitaliseerd is.

4.1.2 Wettelijk voorgeschreven standaardisering

De planregels en de planverbeelding van dit bestemmingsplan zijn opgesteld overeenkomstig de RO-standaarden 2012, versie 1.3.1, zoals wettelijk voorgeschreven in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 (Staatscourant 2012, nr. 14821, en Staatscourant 2013, nr. 33375). Daarnaast zijn in de planregels de standaardregels opgenomen als geboden in artikelen 3.2.1, 3.2.2 en 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Voor uitleg van die planregels wordt verwezen naar de toelichting op het Besluit ruimtelijke ordening en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, in samenhang met de jurisprudentie over die uitleg.

De planregels en planverbeelding van dit bestemmingsplan zijn toegesneden op de specifieke behoefte aan planregulering voor het gegeven plangebied. In het hierna volgende is de aan het bestemmingsplan eigen plansystematiek toegelicht voor zover die een aanvulling of een geoorloofde afwijking vormt van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.

4.1.3 Regeling

De regels voor het plangebied zijn vooral verdeeld tussen een bestemming “Natuur” met de specificatie “Ecologische verbindingszone” en een bestemming “Natuur” met specificatie “Natuur”. Deze keuze is gemaakt, omdat de gronden onder eerstgenoemde bestemming minder bescherming nodig hebben vanwege het toelaten van het recreëren op strand en in zee, dan de gronden van het Natura 2000-gebied die geheel worden omvat door de tweede genoemde bestemming. Daarnaast zijn binnen deze bestemmingen functieaanduidingen gebruikt die als aanvulling op de functielijst van de SVBP 2012 gezien moeten worden, zoals 'specifieke vorm van horeca - strandpaviljoen' of 'specifieke vorm van natuur - fietspad'.

Bestemming "Natuur - ecologische verbindingszone"

De zee en het strand hebben een natuurbestemming gekregen en zijn in het bestemmingsplan bestemd als "Natuur" met specificatie "Ecologische verbindingszone". Deze bestemming laat scheepvaart en visserij, het recreëren op het strand en in de zee, de plaatsing van (tijdelijke) strandpaviljoens, strandhuisjes en voorzieningen ten behoeve van de recreatie toe.

Op de planverbeelding is met specifieke aanduidingen aangegeven binnen welke bouwvlakken een bepaalde bebouwing (en gebruik) is toegestaan. In totaal zijn er 9 strand/horecapaviljoens mogelijk, waarvan er één jaarrond aanwezig is. Daarbij is er één recreatiepaviljoen mogelijk. Voor het recreatiepaviljoen zijn bijzondere gebruiksbepalingen opgenomen om de horecafunctie daadwerkelijk ondergeschikt te houden. Zo is bepaald dat horeca-activiteiten alleen mogelijk zijn voor deelnemers (en begeleiders van deelnemers) aan de activiteiten, waartoe een register wordt bijgehouden. De sluitingstijd is 22.30 uur, waarmee ook laat in de avond nog activiteiten mogelijk zijn en afsluitend gebruik kan worden gemaakt van de horecavoorzieningen. Het bedrijf zal zichzelf duidelijk moeten profileren als recreatiebedrijf en al bij de ingang kenbaar moeten maken dat alleen deelnemers aan activiteiten gebruik kunnen maken van de voorzieningen. Verhuur van strandbedjes of een 'snackluik' voor strandgasten is niet toegestaan.

Alle strand/horecapaviljoens hebben een maximale bebouwing van 450 m2 met een terras van maximaal 300 m2. Van die 450 m2 mag maximaal 75 m2 gebruikt worden ten behoeve van opslag van materialen, kleedruimten e.d. voor recreatieve activiteiten. Het recreatiepaviljoen kent een maximale bebouwing van 250 m2 met een terras van 100 m2. De gebouwen moeten tenminste tien meter afstand hebben ten opzichte van andere strandbebouwing, worden met de lange zijde parallel aan de duinen gebouwd (waarbij een bebouwingsvrije zone van 2 meter wordt aangehouden tot de afrastering) en mogen maar uit één bouwlaag bestaan. Dakterrassen zijn niet mogelijk. Ze worden bovendien op het strand gebouwd (niet op een fundering), met uitzondering van een paviljoen op het strand Beukel. De beleving van strand en water is een belangrijke voorwaarde voor het functioneren van het gehele strandgebied van gemeente Westland. "Rust en ruimte" blijft voorop staan en een goed evenwicht tussen bebouwd en onbebouwd oppervlak is daarbij van groot belang.

Op het strand zijn tevens twee reddingsbrigades en drie gebouwen voor watersportverenigingen toegestaan, evenals toiletgebouwen en strandhuisjes. De strandhuisjes zijn alleen mogelijk op de stranden van Vlugtenburg en Beukel, waarbij een maximum aantal is bepaald.

Bestemming "Natuur - Natuur"

De duinen zijn in het bestemmingsplan bestemd als bestemming “Natuur” met specificatie “Natuur”. Deze bestemming omvat striktere gebruiksregels ter bescherming van de natuurlijke waarden van het Natura 2000-gebied “Solleveld & Kapittelduinen”.


Binnen deze bestemming zijn voorts de volgende functies toegelaten mits deze de natuurlijke waarden van de duinen in stand laten: het provinciale duinfietspad F370 en bestaande duinfietspaden die zijn voorzien van de functieaanduiding “specifieke vorm van natuur – fietspad”, de bestaande wandelpaden in het natuurgebied die zijn voorzien van de functieaanduiding “specifieke vorm van natuur – wandelpad”, het bestaande ruiterpad in het natuurgebied dat is voorzien van de functieaanduiding “specifieke vorm van natuur – ruiterpad”, het bestaande opslagterrein ter hoogte van Ter Heijde is voorzien van de functieaanduiding ‘opslag’. Aan deze bestemming is tevens de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten gekoppeld. Binnen deze bestemming zijn ook de parkeerterreinen bij Vlugtenburg, Beukel en Molenslag met een specifieke aanduiding opgenomen.


In het Beheersplan bijzondere natuurwaarden Solleveld & Kapittelduinen is, ten behoeve van de bedrijfsvoering van het waterwingebied, een aantal onderhoudswerkzaamheden opgenomen die binnen het beschermde natuurgebied zonder vergunning zijn toegestaan. Voor deze werkzaamheden is derhalve ook geen omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten nodig.

Binnen de stemming "Natuur - Natuur" zijn een aantal gebiedsaanduidingen opgenomen, namelijk 'vrijwaringszone - duin', 'milieuzone - waterwingebied', 'veiligheidszone - munitie', 'vrijwaringszone - molenbiotoop' en 'geluidszone - industrie'. Deze aanduidingen geven extra voorschriften voor de ontplooiing van eventuele activiteiten in die zones.

Bestemmingen "Recreatie" en "Horeca"

Nabij de strandopgang Vlugtenburg ('s-Gravenzande) is een concentratie aan verblijfsrecreatie gevestigd. Het betreft campings, een strandpark en een bungalowpark. Deze zijn allen conserverend bestemd. Dat geldt ook voor de nabijgelegen horecavestigingen. In verband met ontwikkelingen rond het perceel Nieuwlandsedijk 43 waarvoor een aparte ruimtelijke procedure wordt gevolgd, is dat perceel uit dit bestemmingsplan gelaten.

Dubbelbestemmingen

Op de plankaart is een drietal dubbelbestemmingen opgenomen: "Leiding - Gas", "Leiding - Water", "Waarde - Archeologie" en "Waterstaat - Waterkering". Deze bestemmingen geven extra voorschriften voor de eventuele ontplooiing van activiteiten in die zones.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

Aangezien onderhavig planvoornemen geen betrekking heeft op een specifiek bouwproject zoals genoemd in artikel 6.2.1 Bro is het opstellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk. Aan de onderhavige herziening zijn, behoudens de kosten voor het opstellen van het plan en het begeleiden van de procedure voor de gemeente, geen kosten verbonden. Het plan is financieel uitvoerbaar.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

5.2.1 Overleg

In het voorjaar van 2022 heeft over het ontwerp van dit bestemmingsplan bestuurlijk overleg plaatsgehad als geboden in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierbij hebben de volgende instanties gereageerd:

  • Omgevingsdienst Haaglanden.

De uitkomsten van het overleg, als bedoeld in artikel 3.1.6, eerste lid, onder c., van het Besluit ruimtelijke ordening, zijn opgenomen in Bijlage Inspraak en overleg van deze toelichting.

5.2.2 Zienswijzen

Van 29 april tot en met 9 juni 2022 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter visie gelegen voor het indienen van zienswijzen, als bedoeld in artikel 3.8, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening in verbintenis met Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Gedurende de periode van tervisielegging zijn 6 zienswijzen ingediend.

De ontvangen zienswijzen zijn beoordeeld. Voor een overzicht van de zienswijzen wordt verwezen naar Bijlage 6 van deze toelichting.

Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 1 Staat van horeca-activiteiten

Bijlage 1 Rapportage Toetsing Dienstenrichtlijn

Bijlage 1 Rapportage toetsing Dienstenrichtlijn

Bijlage 2 Eco-effectscan Bestemmingsplan Kust Westland

Bijlage 2 Eco-effectscan bestemmingsplan Kust Westland

Bijlage 3 Voortoets En Nee, Tenzij Toets Bestemmingsplan Kust

Bijlage 3 Voortoets en Nee, tenzij toets bestemmingsplan Kust

Bijlage 4 Stikstofrapport Bestemmingsplan Kust Westland

Bijlage 4 Stikstofrapport bestemmingsplan Kust Westland

Bijlage 5 Inspraak En Overleg

Bijlage 5 Inspraak en overleg

Bijlage 6 Nota Van Beantwoording Zienswijzen

Bijlage 6 Nota van beantwoording zienswijzen

Bijlage 7 Nota Van Beantwoording Wettelijk Overleg

Bijlage 7 Nota van beantwoording wettelijk overleg