Prinses Maximastraat
Bestemmingsplan - Gemeente Westland
Vastgesteld op 20-05-2015 - geheel onherroepelijk in werking
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Prinses Maximastraat met identificatienummer NL.IMRO.1783.MSDPRMAXIMASTRpbp-ON01 van de gemeente Westland
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen, zoals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1783.MSDPRMAXIMASTRpbp-ON01
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zjin aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan-huis-gebonden onderneming
een onderneming die is of kan zijn gevestigd in een woning en die toebehoort aan een natuurlijk persoon die in de betreffende woning woont en die geen personeel in dienst heeft, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de onderneming de ruimtelijke uitstraling van de woonfunctie niet aantast.
1.6 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.7 bestaande bouwwerken
bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of vergund zijn om tot stand te zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.8 bebouwing
één of meer gebouwen en/of overige bouwwerken.
1.9 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak
1.10 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.11 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.12 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.13 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.14 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.15 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.16 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
1.17 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en overige bouwwerken zijn toegelaten.
1.18 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.19 bouwwijze
de wijze waarop het op een bouwperceel gelegen hoofdgebouw al dan niet is verbonden met het hoofdgebouw op een aansluitend bouwperceel; dit kan zijn: vrijstaand, twee-aaneen, gestapeld of aaneengebouwd.
1.20 boveninsteek
de snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang.
1.21 dakkapel
een constructie die ondergeschikt is aan het dakvlak, ter vergroting van een gebouw, en die vrij ligt in het hellend dakvlak.
1.22 daknok
hoogste punt van een schuin dak.
1.23 dakopbouw
een toevoeging aan het dakvlak van een bouwmassa die niet vrij in het dakvlak ligt, maar tenminste de nok- of gootlijn of zijkant van het dakvlak raakt van het betreffende gebouw/ de betreffende woning.
1.24 dakvoet
laagste punt van een schuin dak.
1.25 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.26 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.
1.27 erf
al dan niet bebouwde gronden, die bij de hoofdmassa horen, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze inrichting niet verbieden.
1.28 garage
een zelfstandig gebouw of complex van gebouwen, al dan niet gekoppeld aan een hoofdgebouw, geschikt en bestemd voor de stalling van vervoermiddelen.
1.29 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.30 geschakelde woning
een geschakelde woning is een eengezinswoning waarbij de muren of muren van aangebouwde bijbehorende bouwwerken gedeeltelijk aan andere woningen grenzen.
1.31 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken exclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken of vrijstaande bijbehorende bouwwerken.
1.32 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.33 kap
een constructie van uitsluitend een of meer hellende dakvlakken met een helling van meer dan 20 en minder dan 65 graden.
1.34 netto - bedrijfsvloeroppervlakte
het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor de genoemde functie, exclusief de hieraan ondersteunende voorzieningen (zoals keuken, uitgifteruimte, toiletten en dergelijke).
1.35 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.36 oorspronkelijke achtergevel
de achtergevel van het oorspronkelijk vergunde hoofdgebouw.
1.37 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
1.38 overkapping
een overig bouwwerk voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand dat ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.39 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.40 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.41 peil
1.42 risicovolle inrichting
inrichting als bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.43 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval begrepen een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop of sekstheater, een sekswinkel, een seksautomatenhal en een seksclub of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.
1.44 straatmeubilair
bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts)voorzieningen, zoals:
verkeersgeleiders, verkeersborden, informatieborden, zitbanken, bloembakken, telefooncellen, abri's, kunstwerken, bushaltes, speeltoestellen, fietsenrekken en draagconstructies voor reclame;
kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m³ en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorzieningen en brandkranen; afvalinzamelsystemen en hiermee gelijk te stellen bouwwerken.
1.45 voorerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn voor de, met een gevellijn op de planverbeelding aangegeven, voorgevel van dat hoofdgebouw of voor een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.46 voorgevel
de naar de weg gekeerde zijde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of waar deze op de planverbeelding is aangegeven met een gevellijn.
1.47 voorgevelrooilijn
de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de naar het openbare gebied gekeerde gevel(s) van de hoofdbebouwing of daar waar deze op de planverbeelding is aangegeven met een gevellijn.
1.48 woning
een complex van ruimten, dat blijkens de indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden.
1.49 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 afstand
de loodrechte afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 bouwhoogte van een antenne-installatie
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.5 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/ of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/ of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
3.2 Bouwregels
3.2 Bouwregels
3.2.1 Erkers
Een erker is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- de erker wordt gesitueerd ten minste 0,5 m uit de zijgevel van het hoofdgebouw en ten minste 0,5 m uit de kap;
- de diepte van de erker bedraagt ten hoogste 1/3 van de afstand van de voorgevel tot de voorstel perceelsgrens met een maximum van 1,5 m;
- de breedte van de erker bedraagt ten hoogste 2/3 van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw;
- de bouwhoogte van de erker bedraagt ten hoogste 3 m of 0,3 m boven de eerste verdieping (bovenkant vloer) van het hoofdgebouw met een maximum van 4 m.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1 m.
Artikel 4 Water
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. waterlopen ten behoeve van de waterhuishouding, waterberging, sierwater en het verkeer te water;
b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, bruggen, duikers, aanlegstei-gers en waterstaatkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het wonen;
b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven en water.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent de plaatsing en de goot- en boeibordhoogte van overige bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfafscheiding wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de te bouwen gebouwen geen onnodige nadelige veranderingen teweegbrengen in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat:
a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig wordt geschaad;
b. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m;
c. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in 5.2.1 onder b of c ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.
d. de procedureregels ten aanzien van het stellen van nadere eisen zijn opgenomen in artikel 11.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Aan-huis-gebonden ondernemingen
Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-gebonden ondernemingen, mits:
a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
b het netto vloeroppervlak in gebruik voor de aan-huis-gebonden onderneming niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw met een maximum van 50 m²;
c. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
d. er geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
e. de onderneming uitsluitend door één van de bewoners (zonder ander personeel) wordt uitgeoefend;
f. voor de activiteit van de onderneming geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist en de inrichting valt onder het begrip type A van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
g. er geen horeca- en/of detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
h. de activiteiten worden uitgevoerd in het hoofdgebouw plus aangebouwd bijbehorend bouwwerk.
3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 hoogte-aanduidingen op de planverbeelding
7.2 overschrijding van hoogte-aanduidingen op de planverbeelding
7.3 algemene hoogtematen
Als maximaal toelaatbare bouwhoogte van overige bouwwerken gelden de volgende maten, tenzij in hoofdstuk 2 van deze planregels anders is bepaald:
- erfafscheidingen:
- tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg: 1,00 m
- erfafscheidingen elders: 2,00 m
- overkappingen: 3,00 m
- straatmeubilair: 3,00 m
- lichtmasten: 20,00 m
- antennes ten behoeve van telecommunicatie
niet zijnde schotelantennes: 5,00 m
- overige bouwwerken: 2,00 m
- vlaggenmasten: 6,00 m
7.4 overschrijding bouwgrenzen
De op de planverbeelding aangegeven bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door:
a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden en funderingen;
b. bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 0,50 m bedraagt;
c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 0,50 m bedraagt;
d. rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 0,50 m bedraagt;
e. putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water rioolstoffen; hijsinrichtingen, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 0,50 m bedraagt.
f. dakopbouwen, luifels en aangebouwde bijbehorende bouwwerken aan de voorzijde met een maximum van 1 m.
7.5 ondergrondse bouwwerken
a. De regels van dit plan zijn van overeenkomstige toepassing op ondergrondse bouwwerken;
b. In aanvulling op het bepaalde onder a. mogen ondergrondse ruimten slechts worden gerealiseerd voor zover deze zijn gelegen tussen de buitenwerkse gevels van het bovengronds gelegen hoofdgebouw.
7.6 parkeernormering
Bij elke ontwikkeling wordt de normering vanuit het Westlands Verkeer- en Vervoerplan (WVVP) toegepast. Het parkeren dient op eigen terrein geregeld te worden.
7.7 dakkapellen
Voor het bouwen van dakkapellen gelden de volgende regels:
a. Maatvoering achterzijde:
1. de dakkapel ligt aan alle zijden tenminste 0,5 m vrij in het dakvlak;
2. de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m;
3. de dakkapel mag niet meer dan 1 m uit de onderkant van het dakvlak staan.
b. Maatvoering voorzijde:
1. de dakkapel is niet breder dan 50% van de breedte van het dakvlak;
2. de dakkapel ligt aan alle zijden tenminste 0,5 m vrij in het dakvlak;
3. de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,5 m;
4. de dakkapel mag niet meer dan 1 m uit de onderkant van het dakvlak staan.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 2.1 lid 1 onder c. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:
a. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
b. het gebruik van niet-bebouwde grond en/of water als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden; het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
c. het gebruik van niet-bebouwde grond als opslag, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
d. het gebruik van bouwwerken of het laten gebruiken van bouwwerken als seksinrichting.
8.2 Geen strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
a. het gebruik van niet-bebouwde grond voor evenementen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland.
b. het gebruik van niet-bebouwde grond voor standplaatsen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
.
9.1 Algemene afwijkingsmogelijkheden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd - tenzij op grond van hoofdstuk 2 van deze planregels deze bevoegdheid al is gegeven – met een omgevingsvergunning af te wijken van de planregels voor:
a. afwijkingen van voorgeschreven maten, waaronder percentages, met ten hoogste 10%, waarbij het primair moet gaan om het oplossen van knelpunten waar het bestemmingsplan niet in voorziet en waartegen in planologisch opzicht geen bezwaar bestaat en waarbij het niet bedoeld is om de bouwmogelijkheden bij voorbaat al te vergroten;
b. het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een goothoogte van ten hoogste 3 m ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes mits de inhoud van deze gebouwtjes niet groter is dan 60 m³, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten;
c. het bouwen van een tweedelijns dakkapel aan de achterzijde boven een bestaande dakkapel;
d. het bouwen van straatmeubilair of andere, overige bouwwerken, die om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers en keermuren met een bouwhoogte van ten hoogste 6 meter;
e. geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en de vorm van bestemmingsgrenzen indien bij de definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken, met dien verstande dat de veranderingen ten hoogste 2 m mogen bedragen;
f. afwijkingen van het bestemmingsplan, ten einde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling of situering blijkt, dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk zou zijn en de afwijking van zo ondergeschikte aard blijft, dat de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast;
g. overschrijding van bouwgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technische of ruimtelijke kwaliteit in plaats van esthetisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen.
h. het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclame-borden.
i. het afwijken van de parkeernormering, zoals deze is opgenomen in het Westlands Verkeer- en Vervoerplan (WVVP), indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt voorzien.
9.2 Afwijking niet verlenen
Afwijking van het bestemmingsplan wordt in ieder geval niet toegelaten, indien met de afwijking onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 m en het bestemmingsvlak mag niet meer dan 10% worden vergroot;
b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of - intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 m en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
Artikel 11 Algemene Procedureregels
Bij toepassing van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen, zoals deze onderdeel uitmaken van deze planregels, worden de volgende procedureregels in acht genomen:
a. het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter inzage.
b. burgemeester en wethouders maken de onder a. bedoelde terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend.
c. de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen.
d. gedurende de onder a. genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijke zienswijzen indienen tegen het onwerpbesluit.
Artikel 12 Overige Regels
12.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
a. de bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer en brandblusvoorzieningen;
b. de brandweeringang;
c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d. de ruimte tussen bouwwerken;
e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
12.2 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
12.3 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in artikel 7 is een economisch delict in de zin van artikel 1 a, sub 2º van de Wet op de economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 1 met maximaal 10%.
3. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
13.3 hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik, zoals gegeven in lid 13.2, leidt tot onbillijkheid van overwegende aard voor één of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan het college van burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald al: Regels van het bestemmingsplan Pr. Máximastr NL.IMRO.1783.MSDPRMAXIMASTRpbp-VA01 aat.
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
G.A.M. van Leeuwen Project B.V. (ontwikkelaar) heeft sinds 2001 een vijftal woonkavels in ontwikkeling aan de Prinses Máximastraat 6 t/m 14 in Maasdijk, waarvan in 2006 reeds 1 woonkavel bebouwd en verkocht is. De overige woonkavels, waarvoor wel bouwvergunningen afgegeven zijn, staan nog te koop en zijn daarom nog onbebouwd. De bouwvergunningen zijn gebaseerd op destijds vastgestelde bestemmingsplan “Maasdijk, 2e herziening” met bouwvlakken van 15 meter breed en 10 meter diep voor de hoofdgebouwen. In 2013 heeft de gemeente een bestemmingsplanherziening voor de gehele kern Maasdijk vastgesteld, waarin de betreffende bouwvlakken verkleind zijn naar 12 meter breed en 10 meter diep. Aangezien dit conflicteert met o.a. bestaande rechten en de vigerende bouwvergunningen heeft de ontwikkelaar verzocht om de bouwvlakken van de woningen (van oorsprong 15 x 10 meter, vigerend 12 x 10 meter) uit te breiden naar 15 x 15 meter. Netto gezien worden de bouwvlakken dus alleen 5 meter dieper. Dit ook mede gezien de grote (ca. 900 m² per woonkavel) en zeer diepe (ca. 39 m1) kavels. De gemeente heeft aangegeven bereid te zijn om hieraan mee te werken. Het doel van dit bestemmingsplan "Pr. Máximastraat" is dan ook om het vergroten van deze bouwvlakken mogelijk te maken. Voor de reeds gerealiseerde woning aan Prinses Máximastraat 8 kan het bouwvlak ook worden vergroot, zodat er eenheid in planologie geldt binnen het plangebied.
1.2 Ligging Plangebied
De 5 woonkavels aan de Prinses Máximastraat zijn gelegen aan de noordzijde van de woonkern Maasdijk. De kavels hebben een oppervlakte van circa 900 m², kadastraal bekend onder sectie F nummer 5434, 5435, 5436, 6192 en 6193.
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
De genoemde percelen, waarop de vergroting van het bouwvlak van toepassing is, zijn gelegen binnen het vigerende bestemmingsplan 'Kern Maasdijk’. De gronden hebben hierin de bestemmingen "Tuin", "Water" en "Wonen".
2 Beleid
2.1 Beleidskader
De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door gemeentelijke, regionale, provinciale en landelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid samengevat. Het hier samengevatte beleidskader is niet uitputtend. In de toelichting wordt op een aantal plaatsen verwezen naar specifiek beleid of beleidsnotities die niet in deze paragraaf worden behandeld.
2.1.1 Gemeentelijk beleid
Structuurvisie Westland 2020-Perspectief 2040
De gemeente heeft in december 2013 de Structuurvisie Westland 2020; Perspectief 2040 met bijbehorende kaart vastgesteld. In deze structuurvisie worden de ruimtelijk gewenste ontwikkelingen tot 2020 aangegeven, met een doorkijk naar 2040. De structuurvisie is het nieuwe ruimtelijke afwegingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen in Westland. Daarmee worden de ruimtelijke componenten uit de Visie Greenport Westland 2020 vervangen.
De gemeente Westland heeft ingezet op de Visie Greenport Westland 2020 door de positionering van Westland als vooraanstaande glastuinbouwcluster te versterken.
De modernisering van het glastuinbouwareaal in Westland zelf blijft een prioriteit, waarbij het uitgangspunt is om de bedrijven ruimtelijk en verkeerskundig goed in te passen en te ontsluiten en om mogelijkheden te scheppen voor verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Deze gebiedsontwikkeling betreft een samenwerking tussen ondernemers, kennisinstellingen en de overheid, om te zorgen voor een duurzaam en efficiënt tuinbouwareaal in 2040.
De mate van leefbaarheid wordt niet alleen bepaald door de vitaliteit van de kernen, maar zeker ook door de gebiedskwaliteit van de leefomgeving. Daarbij neemt de groenblauwe hoofdstructuur, als het gaat om de vrijetijdsbesteding van de Westlanders en bezoekers van de gemeente, een prominente plek in. De groenblauwe hoofdstructuur van Westland bestaat uit de kust, de Poelzone, de Zwethzone, de Westlandse Zoom, de Gantel en de Blakervaart, en zorgt ervoor dat voor mens en dier een reis door Westland aantrekkelijk wordt gemaakt. De steppingstones Staelduinse Bos, Wollebrand, Plas van alle Winden en Prinsenbos vormen de hoofdstructuur, die de kust aan de Hof van Delfland binden.
De recreatieve verbindingen zijn door het koppelen van de waterstructuren aan groenontwikkeling aantrekkelijk geworden. Ook tussen de dorpen onderling zijn aantrekkelijke verbindingen voor fietsen, wandelen en varen gecreëerd. Uitgaande van de huidige groengebieden en de geplande verbindingszones, zoals deze ook in de Greenportvisie benoemd zijn, dienen een kwaliteitsimpuls te krijgen.
Visie Greenport Westland 2020 (2005)
Door de gemeente Westland is de Greenportvisie ontwikkeld. De Visie Greenport Westland 2020 schetst het ruimtelijk kader voor toekomstige ontwikkelingen op hoofdlijnen in de gemeente en daarbuiten in woord en beeld.
In de Visie Greenport Westland zijn de gronden opgenomen als ruimdorps.
Evaluatie Visie Greenport Westland 2020 (2010)
Deze evaluatie van de Greenportvisie verwoordt het standpunt van de raad over de (tussen)resultaten van de Greenportvisie over met name de periode 1-1-2004 tot 1-1-2009 met besluiten per onderdeel over hoe nu verder. De evaluatie bepaalt de koers voor de gemeentelijke structuurvisie.
Westlands Verkeers- en Vervoersplan
In de ontwikkelingsvisie Greenport Westland zijn de beleidslijnen voor de lange termijn aangegeven voor de gehele gemeente. Met de relevante onderdelen van deze visie is het vervoersplan als sectorale nota vastgesteld. Met dit beleidsdeel, vastgesteld door de raad van de gemeente op 28 november 2006, wordt aangegeven welke richtingen de gemeente Westland de komende jaren opgaat en wordt het beleid van de ‘oude’ gemeenten geharmoniseerd. Het Westlands Verkeers- en Vervoersplan (WVVP) dient meerdere doelen, het uitwerken van de in de Greenport gestelde kaders en het schetsen van kaders voor de toekomst op het gebied van verkeer en vervoer.
In het WVVP is een parkeernormering opgenomen voor werkgelegenheid. De normering voor de niet-woonfuncties zijn gebaseerd op waargenomen autogebruik in een bepaalde situatie. De situatie wordt bepaald door de relevante functies (kantoren, bedrijven, winkels en dergelijke), de stedelijkingsgraad inclusief bereikbaarheid per alternatieve vervoerwijzen, de mogelijkheid tot parkeren, de ligging van het gebied en dergelijke.
Beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland (2006)
In de beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland wordt beschreven hoe om moet worden gegaan met dieptewerkzaamheden op locaties die mogelijk conventionele explosieven bevatten. De basis voor het gemeentelijk beleid voor het opsporen van explosieven is de explosieven risicokaart. Deze kaart geeft een eerste indicatie van het mogelijke gevaar van dieptewerkzaamheden op bepaalde locaties in het Westland. In het projectgebied zijn geen mogelijke vindplaatsen van conventionele explosieven aanwezig.
2.1.2 Regionaal beleid
Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020
Op 16 april 2008 is door het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP) vastgesteld. Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor de regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen etc. In het structuurplan is het betrokken gebiedsdeel aangewezen voor "verdichten binnen bestaand stedelijk gebied".
2.1.3 Provinciaal beleid
Visie Ruimte en Mobiliteit (2014)
De "Visie Ruimte en Mobiliteit" (hierna: "de visie") is op 9 juli 2014 vastgesteld door Provinciale Staten. Anders dan de voorgaande visie speelt de provincie veel meer in op de structurele veranderingen in de samenleving, de economie, en het milieu, waarvan de uitkomsten nog onzeker zijn. Daarom is er sprake van een combinatie van zowel flexibiliteit als duidelijkheid in de vorm van randvoorwaarden en kaders. De visie is opgesteld vanuit de gedachte dat regels en kaders van de overheid nodig blijven, maar niet nodeloos mogen knellen. Het beleid voor ruimte en mobiliteit bevat daarom geen eindbeeld, maar wel ambities. Deze zijn verwoord in vier rode draden door het beleid voro ruimte en mobiliteit heen en strategische doelstellingen voor onderdelen. De vier rode draden zijn: 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is;
2. vergroten van de agglomeratiekracht;
3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.
Bestaand stads- en dorpsgebied
Het plangebied ligt in het bestaand stads- en dorpsgebied ("bebouwde ruimte"). De provincie wil de bebouwde ruimte beter benutten. Onder "bebouwde ruimte" wordt het stelsel verstaan van de systemen stedelijke agglomeratie, dorpen en linten en logistiek-industrieel systeem, inclusief de bijbehorende infrastructuur. Tegelijkertijd is er het streven om de leefkwaliteit van die bebouwde ruimte te verbeteren. Verder blijven ook buiten de bebouwde ruimte nieuwe woon- en werklocaties mogelijk en wenselijk.
Verordening ruimte 2014 (2014)
Gelijktijdig met de Visie Ruimte en Mobiliteit is ook de Verordening Ruimte 2014 vastgesteld. De Verordening ruimte 2014 stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Niet alle onderwerpen zijn geschikt voor opname in de verordening. In het algemeen lenen vooral onderwerpen met heldere criteria en/of spelregels en een zwaarwegend provinciaal belang zich hiervoor. De provincie heeft in de Verordening ruimte 2014 daarom onder meer regels opgenomen over kantoren, bedrijven, detailhandel, glastuinbouw, boom- en sierteelt, bollenteelt, ruimtelijke kwaliteit, agrarische bedrijven, waterkeringen, provinciale vaarwegen, recreatieve vaarwegen, windenergie, archeologie en molen- en landgoedbiotopen.
2.1.4 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte & AMvB ruimtelijke ordening (2011)
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Doelen
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport.
Nationale belangen
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in de AMvB ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het projectgebied zijn geen nationale belangen in het geding.
2.1.5 Conclusie
Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het plan past in het overheidsbeleid.
2.2 Gebiedsvisie
2.2.1 Stedenbouwkundige afweging
De Prinses Máximastraat is een vrij smalle woonstraat aan de noordzijde van de Kern Maasdijk. De straat kenmerkt zich nu door aan de zuidzijde geschakelde 2^1 kapwoningen. Aan de noordzijde zijn, behalve een al gerealiseerde vrijstaande woning. 4 woningbouwkavels voor vrijstaande woningen nog onbebouwd en braakliggend. De eigenaar van dit onbebouwde terrein heeft deze kavels inclusief vergund bouwplan sinds 2001 te koop staan. De kavels zijn zeer diep te noemen (ca. 39 m diep, inclusief water).
Ruimteijk is het voorstelbaar dat er in deze straat op deze grote woonkavels meer ruimte voor de nog te bouwen vrijstaande woningen wordt gerealiseerd. Het is echter ongewenst dat de woningen te dicht naar de achter-liggende kas toe schuiven, omdat het bedrijf hier mogelijk schaduwhinder van kan ontvinden. Als er gekeken wordt naar de bestaande vrijstaande woning, is deze ca. 12 m diep. Daarbij vallen een deel van de overkappingen en bijgebouwen buiten het bouwvlak.
De kavels zijn zodanig diep, dat stedenbouwkundig akkoord kan worden gegaan met een diepte van de bouwvlakken van 15 m. De goot- en nokhoogte van de woningen blijven hetzelfde. De diepte van 15 m is ruimtelijk aanvaardbaar en doet geen afbreuk aan het straatbeeld. Ook de massa's in de straat zullen niet onevenredig groot worden en passen bij hetgeen al gerealiseerd is.
Verder geldt dat de woningen geen extra hinder of schaduwwerking onderling zullen krijgen door het toestaan van diepere bouwvlakken. Er valt namelijk te verwachten dat de woningen zover mogelijk richting de straatzijde gebouwd zullen gaan worden, omdat de tuinen noord-west gericht zijn. Als de bebouwing dichter naar de straat toe staat, zal er meer zon in de tuin over blijven.
2.2.2 Verkeer
Ten opzichte van de huidige planologische situatie, zullen alleen de bouwvlakken worden vergroot. Dit heeft geen gevolgen voor de verkeersontsluiting en de parkeernormering. Deze blijven ongewijzigd.
3 Onderzoek
3.1 Bedrijven En Milieuzonering
De nieuwe woningen grenzen aan gronden met de agrarische bestemming, waardoor de minimale afstand van de woningen tot aan gronden met deze bestemming 12,5 meter dient te bedragen (10 meter tot kassen + 2,5 meter vergunningsvrije aan-/uitbouwmogelijkheid). De afstand tussen de bouwvlakken en de agrarische bestemming bedraagt meer dan 12,5 m, namelijk circa 20 m.
3.2 Geluid
Ten opzichte van de huidige planologische situatie, zullen alleen de bouwvlakken worden vergroot. Dit bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor het aspect geluid. Dit blijft ongewijzigd.
3.3 Luchtkwaliteit
Ten opzichte van de huidige planologische situatie, zullen alleen de bouwvlakken worden vergroot. Dit heeft geen gevolgen voor het aspect luchtkwaliteit. Dit blijft ongewijzigd.
3.4 Externe Veiligheid
Ten opzichte van de huidige planologische situatie, zullen alleen de bouwvlakken worden vergroot. Dit heeft geen gevolgen voor het aspect externe veiligheid. Dit blijft ongewijzigd.
3.5 Water
Algemeen
Voor de onderbouwing van de watertoets wordt in de eerste instantie verwezen naar de waterparagraaf, zoals deze opgenomen is in het bestemmingsplan Kern Maasdijk.
Het plangebied bestaat uit 5 woonkavels in de kern Maasdijk en is in het zuidwesten van de gemeente Westland gelegen. Een van de 5 woonkavels is bebouwd.
![]() | ![]() |
Veiligheid en waterkeringen
De Maasdijk is een zogenaamde binnenwaterkering. Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen de kern- en beschermingszone van de Maasdijk.
Bodem en grondwater
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse grotendeels uit klei, de bodem in het zuidwesten bestaat uit leemarm zand. Er is sprake van grondwatertrap IV. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand meer dan 0,4 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen de 0,8 m en de 1,2 m beneden maaiveld.
Waterkwantiteit
Ten opzichte van de huidige planologische situatie, zullen alleen de bouwvlakken worden vergroot. Dit betekent
dat er per kavel netto 75 m² aan oppervlakte zal worden verhard, ofwel in het totaal 375 m².
De ontwikkelaar heeft sinds 2001 een ontwikkeling van in totaal 15 woningen in het plangebied lopen. Hiervoor was voorzien in een watergangverbreding van 1,90 m1 (opgenomen als de bestemming "Water" in het bestemmingsplan). Er gold toen een wateropgave die zag op het verbreden van de toenmalige achterliggende sloot met 1,90 m1 over een lengte van 116 meter. Inmiddels zijn 11 van de 15 woningen gerealiseerd (2006), dus 4 kavels zijn nog onbebouwd. De verbreding van de achterliggende sloot heeft in 2003 plaatsgevonden. Echter is niet conform eisen Hoogheemraadschap verbreed met 1,90 m1 maar zelfs met 3,00 meter i.v.m. afspraken die de ontwikkelaar heeft gemaakt met de gemeente, die daar een riool wilde aanleggen. De ontwikkelaar achtte daarbij de kwaliteit van een bredere sloot verkooptechnisch gunstiger. Er gold dus toen al een overschot aan oppervlakte water van ca. 130 m² ((116 x 3,00) – (116 x 1,90).
In het vigerende bestemmingsplan "Kern Maasdijk" is de verbreding van de sloot met 3 meter destijds (2003) al ingetekend met de bestemming “water”.Dit is ruim voldoende om aan de watersleutel/ watertoets te voldoen bij de voorgenomen verruiming van de bouwvlakken.
Afvalwaterketen en riolering
Binnen het plangebied is een voornamelijk gemengd rioleringsstelsel aanwezig.
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
3.6 Bodem
Normstelling en beleid
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.
Voor het plangebied heeft een bodemonderzoek plaatsgevonden (zie bijlage 1: “Actualiserend bodemonderzoek Prinses Máximastraat 6 en 10 t/m 14, Maasdijk). De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport van BMA Milieu van 18 november 2014, rapportnr. NEN.2014.0191 `Actualiserend bodemonderzoek Prinses Máximastraat 6 en 10 t/m 14, Maasdijk”. Uit de resultaten van het onderzoek is gebleken dat de opgestelde hypothese ´verdacht juist is. Ter plaatse zijn in de grond en in het grondwater overschrijdingen van de achtergrond- en streefwaarde vastgesteld. Voor lichte verontreinigingen behoeft echter geen nader onderzoek te worden aanbevolen. De resultaten van dit onderzoek vormen milieuhygiënisch gezien geen belemmering voor de voorgenomen uitgifte van voor woningbouw geschikte vrije kavels en de uitvoering van dit bestemmingsplan.
3.7 Ecologie
Ten opzichte van de huidige planologische situatie, zullen alleen de bouwvlakken worden vergroot. Dit heeft geen gevolgen voor het aspect ecologie. Dit blijft ongewijzigd.
3.8 Archeologie/ Cultuurhistorische Aspecten
De archeologische waarde "Waarde - Archeologie 4", zoals deze zijn opgenomen in het bestemmingsplan Kern Maasdijk, wordt verwijderd voor deze kavels. Zie hiertoe ook paragraaf 3.8.2.
3.8.1 Wettelijk kader
Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de gewijzigde Monumentenwet 1988, stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte en het Structuurschema Groene Ruimte 2.
De provincie Zuid-Holland hanteert het uitgangspunt dat op terreinen die voorkomen op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland en in gebieden die op de kaart archeologische waarden van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS-kaart) ten minste een redelijke tot grote kans op archeologische sporen hebben, archeologisch vooronderzoek in het kader van de planvoorbereiding dient plaats te vinden. Voor zover er onzekerheid bestaat over de precieze aanwezigheid van archeologische waarden, dient in het bestemmingsplan voor het bouwrijp maken een omgevingsvergunningplicht te worden gehanteerd. Het verlenen van een omgevingsvergunning wordt daarbij afhankelijk gesteld van de uitkomsten van nader archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.
Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
3.8.2 Onderzoek en conclusie
Voor het plangebied zijn in oktober 2014 een bureau-onderzoek en een inventariserend veldonderzoek aangeleverd (opgesteld door ADC Archeo Projecten) (zie bijlage 2). Dit omdat in het bestemmingsplan "Kern Maasdijk" de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 4" was opgenomen.
Het voorgestelde plan van aanpak is akkoord bevonden door de gemeentelijke archeoloog. De werkzaamheden kunnen dus volgens dit plan uitgevoerd worden. De dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 4", die was opgenomen voor het plangebied in het bestemmingsplan "Kern Maasdijk", kan daarom verwijderd worden.
4 Juridische Planbeschrijving
4.1 Inleiding
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels zijn juridisch bindend. De toelichting moet hierbij worden gezien als uitleg wat met de verbeelding en regels wordt beoogd. De regels bevatten een juridisch instrumentarium voor het regelen van functie en vorm in het bestemmingsplangebied. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.
4.2 Planvorm
Dit bestemmingsplan vormt het juridische kader waarbinnen in dit plangebied de beoogde nieuwe ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Deze ontwikkeling is gericht op de realisatie van woningen op de genoemde kavels.
4.3 Planverbeelding
De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Hierbij vormt de inhoud van de digitale versie de beslissende versie. De digitalisering brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
4.4 Bestemmingsregeling
De bestaande functies in het plangebied die overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan in dit plan zijn bestemd, zijn de volgende (in alfabetische volgorde van bestemming).
4.4.1 Tuin
Tuin (Artikel 3)
De voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor de voortuinen of zijtuinen bij de op de gronden aangewezen hoofdgebouwen. Het betreft hier in de meeste gevallen woningen. Op gronden met de bestemming "Tuin" zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Daarnaast is er een afwijkingsbevoegdheid voor het college om erkers toe te staan.
4.4.2 Water
Water (Artikel 4)
Waterpartijen, structuurbepalende watergangen en locaties die van belang zijn voor de waterberging zijn bestemd voor "Water".
4.4.3 Wonen
Wonen (Artikel 5)
In het bestemmingsplan is wonen de belangrijkste functie. De regeling voor de woonpercelen bestaat uit twee bestemmingen: "Wonen" en "Tuin". De bestemming "Tuin" is al besproken in artikel 3.
5 Handhaving
Handhaven op maat 2011-2014
Op 1 februari 2011 hebben burgemeester en wethouders van Westland de beleidsnota 'Handhaven op maat' vastgesteld. Hierin zijn de doelen en richting voor milieuhandhaving en bouw- en woningtoezicht voor de komende vier jaren beschreven. De gemeente Westland wil een prettige woon-, werk- en leefomgeving voor haar burgers en ondernemers. Dat wil de gemeente bereiken door de duurzaamheid, veiligheid en leefbaarheid in het Westland te vergroten en te waarborgen. Handhaving is hierbij één van de middelen die hiervoor wordt ingezet. Handhaving is dus geen doel op zich, maar een onderdeel van de reguleringsketen (ontwikkeling wet - en regelgeving – normstelling – vergunningverlening – uitvoering – toezicht -handhaving). De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee vooral om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, om handhavend optreden hiertegen goed mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming. Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid van in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft het team bouw- en woningtoezicht van de afdeling Ruimte, Omgeving en Veiligheid hierin een centrale taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van de prioriteitsstelling, een handhavingtraject ingezet.
6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het plan wordt ontwikkeld door G.A.M. van Leeuwen Project B.V. Ten behoeve van de ontwikkeling van het projectgebied zijn de exploitatiekosten beoordeeld. Tussen de gemeente en G.A.M. van Leeuwen Project B.
V. is een overeenkomst gesloten, waarin het kostenverhaal van de grondexploitatie en een planschadebepaling zijn opgenomen.
V. is een overeenkomst gesloten, waarin het kostenverhaal van de grondexploitatie en een planschadebepaling zijn opgenomen.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
.
6.2.1 Overleg
Het voorontwerp bestemmingsplan is voorgelegd aan het Hoogheemraadschap van Delfland. Deze heeft - na overleg - kunnen instemmen met het plan.
6.2.2 Zienswijzen
Van 16 januari tot en met 26 februari 2015 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter visie gelegen voor het indienen van zienswijzen, als bedoeld in artikel 3.8, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening in verbintenis met Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Gedurende de periode van tervisielegging zijn geen zienswijzen ingediend.