Waelplas
Bestemmingsplan - gemeente Westland
Vastgesteld op 15-01-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
Het bestemmingsplan Waelplas met identificatienummer NL.IMRO.1783.ONWWAELPLASpbp-VA01 van de gemeente Westland.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aanbouw
Een aparte ruimte die via het hoofdgebouw toegankelijk is en ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden-onderneming
Een onderneming welke gevestigd is of kan zijn in een woning en die toebehoort aan een natuurlijk persoon, welke in de betreffende woning woont en die geen personeel in dienst heeft, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de onderneming de ruimtelijke uitstraling van de woonfunctie niet aantast.
1.7 achtererf
De gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.8 balkon
Een bijbehorende bouwwerk, dat niet op de grond staat en niet met een constructie direct steun vindt in de grond, maar aan de buitengevel van een bouwwerk is bevestigd en via een deur of vergelijkbare opening te bereiken is, om daar als buitenruimte voor een bouwwerk te functioneren.
1.9 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.10 bebouwingsgebied
Achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijke hoofdgebouw.
1.11 bed & breakfast
Een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woning, niet zijnde vrijstaand bijgebouw, en wordt gerund door de eigenaar/gebruiker van de betreffende woning. Onder een bed & breakfast voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur
1.12 bedrijf
Een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, installeren of inzamelen en verhandelen van goederen.
1.13 bedrijfsgebouw
Een gebouw ten dienste van de bedrijfsvoering zoals ingevolge de bestemming toegestaan, hieronder niet begrepen een dienstwoning.
1.14 bestaand
Bestaand bouwwerk
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig is of nog kan worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen, daaronder vallen niet de bouwwerken die reeds in strijd waren met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Bestaand gebruik
Het gebruik van de gronden en bouwwerken dat aanwezig is op
het tijdstip van inwerkingtreding van het plan of zoals dat kan worden gebruikt
krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het gebruik, daaronder valt niet
het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan,
daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Bestaande afmetingen
Afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op
het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot
stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht, daaronder vallen geen afmetingen die reeds in strijd waren met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
1.15 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.16 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.17 bevoegd gezag
Het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.18 bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.19 bijgebouw
Een (vrijstaand of aan een hoofdgebouw aangebouwd) gebouw dat in functioneel en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en geen rechtstreekse toegang tot het hoofdgebouw heeft.
1.20 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.21 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.22 bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen die op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggen. Het dient hierbij te gaan om horizontale bouwlagen.
1.23 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.24 bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
1.25 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.26 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.27 bouwwijze
De wijze waarop het op een bouwperceel gelegen hoofdgebouw al dan niet is verbonden met het hoofdgebouw op een aansluitend bouwperceel; dit kan zijn:
vrijstaand, twee-aaneen, gestapeld of aaneen gebouwd.
1.28 boveninsteek
De snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang.
1.29 cultuurhistorische waarde
Het cultuurpatroon van een gebied, dat kenmerkend is voor het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van de gronden gemaakt heeft, zoals ondermeer tot uitdrukking komend in de kavelindeling, de waterhuishouding, het bodemreliëf, de graften, de wallen en de beplanting en bebouwing, archeologische waarden zijn hierdoor mede begrepen.
1.30 dakkapel
Een constructie, welke ondergeschikt is aan het dakvlak, ter vergroting van een gebouw, die vrij ligt in het hellend dakvlak.
1.31 daknok
Het hoogste punt van een schuin dak.
1.32 dakopbouw
Een toevoeging aan het dakvlak van een bouwmassa die niet vrij in het dakvlak ligt, maar tenminste de nok-, gootlijn of zijkant van het dakvlak raakt van het desbetreffende gebouw/de betreffende woning. Het plaatsen van een dakopbouw gaat ten koste van de karakteristiek van het profiel van het gebouw/de woning.
1.33 dakvoet
Het laagste punt van een schuin dak.
1.34 erf
Al dan niet bebouwde gronden, of een gedeelte daarvan, die direct gelegen zijn bij een hoofdgebouw en die in feitelijk opzicht zijn ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en, voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, die deze inrichting niet verbieden.
1.35 erfscheiding
De scheiding tussen twee onroerende zaken die niet aan dezelfde eigenaar behoren, niet door dezelfde gebruikers worden benut, dan wel louter kadastraal gescheiden zijn.
1.36 erker
Een ondergeschikte uitbouw op de begane grond van het hoofdgebouw, gelegen aan een verblijfsruimte (woonkamer of keuken) en strekt ter vergroting van het woongenot. Een erker is gelegen aan en zorgt voor een verbijzondering van de voor en/of zijgevel, zonder de architectuur van het hoofdgebouw wezenlijk aan te tasten.
1.37 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.38 groenvoorzieningen
Groenscherm(en) van opgaande beplanting, berm-beplantingen en andere beplantingen voor openbaar of particulier gebruik welke beplanting in planologisch opzicht een ruimtelijk structurerend effect hebben.
1.39 hoofdgebouw
Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken exclusief de aan- en uitbouwen of bijgebouwen.
1.40 hoofdwatergang
Primair water als bedoeld in de ‘Leggerkaart Wateren’ van het Hoogheemraadschap van Delfland.
1.41 huisvesting in verband met mantelzorg
Huisvesting in, of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen van wie tenminste één persoon mantelzorg verleent aan, of ontvangt van een bewoner van de woning.
1.42 kap
Een constructie van een of meer uitsluitend hellende dakvlakken met een helling van meer dan 20 en minder dan 65 graden.
1.43 mantelzorg
Intensieve zorg, of hulpverlening die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid, of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige, of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur, kan worden aangetoond.
1.44 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.45 ondergronds bouwwerk
Een voor mensen toegankelijke ruimte onder maaiveldniveau, met uitzondering van kruipruimten.
1.46 oorspronkelijke achtergevel
De achtergevel van het oorspronkelijk vergunde hoofdgebouw, dus exclusief de aan- en uitbouwen of bijgebouwen.
1.47 openbaar toegankelijk gebied
Een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
1.48 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.49 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand, welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.50 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, waarbij plaatselijke, niet bij verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw ervan buiten beschouwing blijven. Het bouwwerk wordt gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt maaiveld het hoogst is.
1.51 primaire bedrijfsgebouw
Een bedrijfsgebouw die wat betreft functie, omvang en uitstraling als belangrijkste bedrijfsgebouw wordt aangemerkt.
1.52 straatmeubilair
Bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts-) voorzieningen, zoals:
verkeersgeleiders, verkeersborden, informatieborden, zitbanken, bloembakken, telefooncellen, abri's, kunstwerken, bushaltes, speeltoestellen, fietsenrekken en draagconstructies voor reclame;
kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorzieningen en brandkranen;
afvalinzamelsystemen en hiermee gelijk te stellen bouwwerken.
1.53 uitbouw
Uitbreiding van een tot het hoofdgebouw behorende ruimte tot buiten het bestaande oorspronkelijke hoofdgebouw (bijvoorbeeld een erker) en welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.54 voldoende parkeergelegenheid
Parkeergelegenheid voor personenauto's, bestelauto's, motorfietsen en driewielige motorvoertuigen, waarvan het aantal parkeerplaatsen en de omvang daarvan voldoet aan de beleidsregel 'Parkeernormering gemeente Westland', zoals die geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan en - indien deze beleidsregel gedurende de planperiode wordt gewijzigd - aan die wijziging.
1.55 voorerf
De gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn voor de, met een gevellijn op de planverbeelding aangegeven, voorgevel van dat hoofdgebouw of voor een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.56 voorgevel
De naar het openbaar gebied gekeerde zijde tenzij deze op de planverbeelding is aangegeven met een gevellijn.
1.57 voorgevelrooilijn
Een lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de naar het openbare gebied gekeerde gevel(s) van de hoofdbebouwing, en/of waar deze op de planverbeelding is aangegeven met een aanduiding.
1.58 waterberging
Een berging voor het bergen en opslaan van water.
1.59 watergang
Een secundaire watergang als bedoeld in de ‘Legger Wateren (15 maart 2011)’ van het Hoogheemraadschap van Delfland.
1.60 woning
Een complex van ruimten, dat blijkens de indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden.
1.61 woonboot
Elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf.
1.62 zijerf
De gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel van dat hoofdgebouw.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de loodrechte afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouwd of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 de bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.4 de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.5 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 de lengte van een aanlegsteiger
de afstand tussen de boveninsteek van het water en het deel van de aanlegsteiger dat daar het verst vanaf gelegen is.
2.9 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. bedrijfsgebouwen;
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
en gelden de volgende regels:
3.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- b. opslag en verkoop van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- c. geluidshinderlijke inrichtingen als bedoeld in de Wet geluidhinder zijn niet toegestaan;
- d. risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan;
- e. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
- f. het is voor bedrijven als bedoeld onder artikel 3.1.1, onder d, verboden de gronden buiten het gebouw te gebruiken voor de opslag van materialen en goederen.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen, water, speelvoorzieningen en voetpaden die leiden naar die speelvoorzieningen;
- b. ter plaatse van de functieaanduiding "overige zone - ontsluiting 1" (os1): de ontsluiting ten behoeve van het achtergelegen woongebied "WG-1".
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van lichtmasten, bedraagt ten hoogste 4m;
- c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3m.
Artikel 5 Natuur
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de realisatie en het beheer van een ecologische verbindingszone, met een minimale breedte van 25 meter;
- b. de ontwikkeling van en/of het behoud, het herstel, de versterking van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
- c. de verbetering van het milieu voor de actuele en potentiele natuurlijke levensgemeenschappen;
- d. de opbouw van het landschap, waaronder water;
- e. een watergang met een minimaal hydraulisch doorstroomprofiel van 5m, niet zijnde natuurlijke oevers en plas-dras-zone;
- f. natuurlijk in de vorm van een plas-dras-zone;
- g. (hoofd-)watergangen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen, vistrappen en vergelijkbare voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2 onder b, indien het natuurbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. standplaats of ligplaats voor onderkomens, behoudens voor zover en voor zolang de aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met de uit te voeren werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.1;
- b. standplaats voor wagens;
- c. sport-, wedstrijd- of speelterrein, kampeer- of caravanterreinen, dagcampings, parkeerterreinen, lig- of speelweiden, zwemgelegenheden en buitenmaneges;
- d. het winnen van mos;
- e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Tuin
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 7 Verkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met doorgaande rijstrook/ rijstroken, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals bushaltes, geluidswerende voorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, reclame-uitingen en water;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - ecoduct' (sn-ecd) een voorziening om de ecologische verbindingszone ten noorden en ten zuiden van de Rijnvaartweg te verbinden.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met dien verstande dat de bouwhoogte, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting, ten hoogste 3m bedraagt.
Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals voet- en fietspaden, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, reclame-uitingen en water.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met dien verstande dat de bouwhoogte, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeerslichting, ten hoogste 3m bedraagt.
Artikel 9 Water
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterlopen ten behoeve van de waterhuishouding, waterberging, sierwater, ecologische verbindingszone en het verkeer te water;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, bruggen, duikers, natuurlijke oevers, damwanden, kademuren, aanlegsteigers en waterstaatkundige voorzieningen;
- c. ter plaatse van de functieaanduiding "groen" (g) onbebouwde eiland(en), uitgezonderd bruggen, als onderdeel van de groenvoorziening in de wijk met een totale oppervlakte van minimaal 518m²;
- d. ter plaatse van de functieaanduiding "natuur" (n) een ecologische verbindingszone met een minimale breedte van 25 meter met daarbinnen onbebouwde eiland(en), met een totale oppervlakte van minimaal 530m².
- e. voorzieningen ter wering van het geluid, afkomstig van de aangrenzende bedrijven.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. uitgezonderd de gronden met de functieaanduiding "natuur" (n) en grenzend aan de ecologische verbindingszone, deze gronden dienen onbebouwd te blijven;
- c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3m;
- d. voor bruggen en overkluizingen over watergangen geldt een minimale doorvaarthoogte van 1,80m ten opzichte van Delflands peil en over een minimale doorvaartbreedte van 4,50m.
Artikel 10 Wonen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, parkeervoorzieningen, erven en water;
- c. nutsvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
10.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen omtrent de plaatsing en de goot- en boeibordhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien over een lengte van meer dan 2,5m in de zij erfafscheiding wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de te bouwen gebouwen geen onnodige nadelige veranderingen teweegbrengen in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat:
- a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig worden geschaad;
- b. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5m;
- c. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in 10.2.1 onder b of c ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Artikel 11 Woongebied - 1
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen;
- b. bij het wonen behorende voorzieningen, zoals tuinen, parkeervoorzieningen, erven en water;
- c. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de bestemming, waaronder verkeersstructuren zoals woonstraten, ontsluitingswegen inclusief benodigde passeerstroken, parkeerplaatsen en voet- en fietspaden;
- d. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, watergangen en waterpartijen;
- e. groen-, speel- en nutsvoorzieningen;
- f. ter plaatse van de bouwaanduiding "gestapeld" [gs] zijn gestapelde woningen toegestaan;
- g. ter plaatse van de functieaanduiding "overige zone - ontsluiting 2" (os2), de hoofdontsluiting ten behoeve van het aangrenzende woongebied;
- h. ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van woongebied - oeverzone" (swg-ovz), onbebouwde gronden welke zijn ingericht als oever.
11.2 Bouwregels
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk
Artikel 12 Woongebied - 2
Artikel 12 Woongebied - 2
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied - 2'aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen;
- b. hoofdgebouwen en andere bouwwerken die nodig zijn voor het wonen;
- c. bij het wonen behorende voorzieningen, zoals erven en tuinen;
- d. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de bestemming, waaronder verkeersstructuren zoals woonstraten, ontsluitingswegen en voet- en fietspaden;
- e. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, watergangen en waterpartijen;
- f. groen-, speel-, parkeer- en nutsvoorzieningen;
- g. verblijfsgebied.
12.2 Uitwerkingsregels
Artikel 13 Leiding - Gas
13.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding met een daarbij behorende belemmeringenstrook.
- b. de bestemming Leiding - Gas is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen. Voor zover deze dubbelbestemming samenvalt met andere dubbelbestemmingen is de voorrangsregeling in artikel 20.3 van toepassing.
13.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 13.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 14 Waterstaat - Waterbergingsgebied (Dubbelbestemming)
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterberging. In geval van strijdigheid, gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de betreffende gronden van toepassing zijn. Op deze dubbelbestemming is de voorrangsregeling van artikel 20.3 van toepassing.
14.2 Voorwaardelijke verplichting waterberging
De voorwaardelijke verplichting geldt voor de voor de gronden die mede zijn bestemd bestemming voor Woongebied - 1, als bedoeld in artikel 11 van dit plan. Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden:
- a. voldaan moet worden aan de gestelde waterbergingsnorm uit het waterhuishoudkundig plan Waelpark en de daaruit voortvloeiende waterbergingsopgave voor het bestemmingsplan Waelplas, zoals aangegeven in de tabel 'Bergingsnorm en -opgave Waelplas':
verhardingspercentage | ||||
50% | 55% | 60% | 65% | |
norm | 390 m³ /ha | 426 m³ /ha | 463 m³ /ha | 499 m³ /ha |
Tabel: Bergingsnorm en -opgave Waelplas
- b. de waterberging dient gerealiseerd te worden binnen het plangebied;
- c. indien de waterberging niet gerealiseerd kan worden binnen het plangebied, dan dient, na instemming van het Hoogheemraadschap van Delfland, de waterberging te worden gerealiseerd binnen het plan Waelpark, waar Waelplas onderdeel van uitmaakt;
- d. de waterberging dient gerealiseerd te zijn, alvorens voor het betreffende plandeel een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen door het bevoegd gezag wordt verleend;
- e. voorafgaand aan het verlenen van de Omgevingsvergunning voor het betreffende deel, dient het bevoegd gezag instemming van het Hoogheemraadschap van Delfland te zijn verkrijgen.
Artikel 15 Waterstaat - Waterkering
15.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterkering.
- b. de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen. Voor zover deze dubbelbestemming samenvalt met andere dubbelbestemmingen is de voorrangsregeling in artikel 20.3 van toepassing.
15.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 15.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 15.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen, wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 16 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 17 Algemene Bouwregels
17.1 Algemene hoogtematen
Als maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn, gelden de volgende maten, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald:
- a. erfafscheidingen:
- 1. tussen voorgevelrooilijn en openbare weg 1m
- 2. erfafscheidingeelders 2m
- b. overkappingen 3m
- c. straatmeubilair 3m
- d. lichtmasten 10m
- e. antennes ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes 5m
- f. overige bouwwerken 2m
- g. vlaggenmasten 6m
17.2 Overschrijding van hoogte-aanduidingen op de planverbeelding
17.3 Overschrijding bouwgrenzen
De op de planverbeelding aangegeven bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden en funderingen;
- b. bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 0,5m bedraagt.
- c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 0,5m bedraagt;
- d. rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 0,5m bedraagt
- e. putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water rioolstoffen; hijsinrichtingen, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 0,5m bedraagt.
- f. bestaande dakopbouwen, bestaande luifels en bestaande uitbouwen aan de voorzijde.
17.4 Ondergrondse bouwwerken
- a. De regels van dit plan zijn van overeenkomstige toepassing op ondergrondse bouwwerken.
- b. In aanvulling op het bepaalde onder a. mogen ondergrondse ruimten slechts worden gerealiseerd voor zover deze zijn gelegen tussen de buitenwerkse gevels van het bovengronds gelegen hoofdgebouw en met een maximale verticale diepte van 3m onder het peil.
Artikel 18 Algemene Gebruiksregels
18.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren
- 1. Bij nieuwe ontwikkelingen (oprichting van een bouwwerk, verandering van functie of uitbreiding van bestaand gebruik) is het gebruik van gronden en bouwwerken op grond van de regels in hoofdstuk 2 slechts toegestaan als op eigen terrein wordt voorzien in 'voldoende parkeergelegenheid' zoals bedoeld in hoofdstuk 1 van deze regels.
- 2. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 1 indien:
- a. het voldoen aan die bepaling door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
- b. er een bijzonder gemeentelijk belang mee is gemoeid; of
- c. op andere wijze dan op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits voldaan wordt aan de voorwaarden zoals gesteld in de beleidsregel 'Parkeernormering gemeente Westland' en - indien deze beleidsregel gedurende de planperiode worden gewijzigd - aan die wijziging; of
- d. door de aanvrager van een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat de van toepassing zijnde parkeernorm(en) of aanwezigheidspercentages niet overeenkomen met de feitelijke situatie en kan worden volstaan met het realiseren van minder parkeergelegenheid.
- 3. Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning zoals genoemd bij lid 2 voorschriften verbinden ten aanzien van:
- a. de aard, plaats en inrichting van de parkeergelegenheid;
- b. de aanwezigheid en aanduiding van parkeergelegenheid ten behoeve van invaliden.
18.2 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 2.1 lid 1 onder c. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:
- a. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
- b. het gebruik van niet-bebouwde grond en/of water als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden; het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
- c. het gebruik van niet-bebouwde grond als opslag, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- d. het opslaan en verkopen van consumentenvuurwerk;
- e. het gebruik van bouwwerken of het laten gebruiken van bouwwerken als seksinrichting.
18.3 Geen strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
- a. het gebruik van niet-bebouwde grond voor evenementen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland;
- b. het gebruik van niet-bebouwde grond voor standplaatsen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland.'
Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels
19.1 Algemene afwijkingsmogelijkheden
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woon- en werksituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en er op grond van de regels in hoofdstuk 2 niet eerder kon worden afgeweken, bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan, voor:
- a. afwijkingen van voorgeschreven maten, waaronder percentages, met ten hoogste 10%. Het moet hierbij primair gaan om het oplossen van knelpunten waar het bestemmingsplan niet in voorziet en waartegen in planologisch opzicht geen bezwaar bestaat en niet om de bouwmogelijkheden bij voorbaat al te vergroten;
- b. afwijking en verandering van het aangegeven bouwvlak voor de aanwezige woningen ten tijde van vaststelling van dit plan, wanneer de betreffende woning wordt herbouwd en voldoet aan de volgende voorwaarden:
- 1. de woning niet dichter naar openbaar toegankelijk gebied wordt gebouwd;
- 2. milieutechnisch geen bezwaren zijn tegen verplaatsing van het bouwvlak;
- 3. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens tenminste 3m bedraagt;
- 4. de afstand van het hoofdgebouw tot de achterste perceelsgrens tenminste 8m bedraagt;
- 5. de diepte van het bouwvlak niet meer dan 15m bedraagt;
- 6. de breedte van het bouwvlak niet meer dan 15m bedraagt;
- c. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een goothoogte van ten hoogste 3m ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes mits de inhoud van deze gebouwtjes niet groter is dan 60m³ zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten;
- d. het bouwen van een tweedelijns dakkapel aan de achterzijde boven een bestaande dakkapel;
- e. bij daken met een dakoverstek dient de dakkapel 1m uit de goot te worden gebouwd;
- f. het bouwen van straatmeubilair of andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die om waterstaatkundige, verkeerstechnische of ter ondersteuning van de natuurontwikkeling noodzakelijk zijn, zoals duikers, keermuren en nestkasten met een bouwhoogte van ten hoogste 6m;
- g. het bouwen van een geluidsscherm dat voldoet aan de volgende voorwaarden:
- 1. geplaatst parallel aan de Maesemundeweg, over een lengte van maximaal 240m, gemeten vanaf de zijde van de Hoflaan;
- 2. indien nodig ter voorkoming van geluidlekken haaks geplaatst ten opzichte van de Maesemundeweg tot maximaal de bestaande gebouwen;
- 3. met een maximale bouwhoogte van 8m;
- 4. het meest doelmatige middel is teneinde het geluid afkomstig van de aangrenzende bedrijven te weren naar het Woongebied - 2 met de minst negatieve ruimtelijke impact;
- h. geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en de vorm van bestemmingsgrenzen indien bij de definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken, met dien verstande dat de veranderingen ten hoogste 2m mogen bedragen;
- i. afwijkingen van het bestemmingsplan, ten einde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling of situering blijkt, dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk zou zijn en de afwijking van zo ondergeschikte aard blijft, dat de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast;
- j. overschrijding van bouwgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technische of ruimtelijke kwaliteit i.p.v. esthetisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3m bedragen.
- k. het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden.
- l. het afwijken van de parkeernormering, zoals deze is opgenomen in het Westlands Verkeer- en Vervoerplan (WVVP) indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt voorzien.
19.2 Afwijking niet verlenen
Afwijking wordt in ieder geval niet verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 20 Overige Regels
20.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
20.2 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in artikel 18.2 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2°, van de Wet op de economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.
20.3 Voorrangsregeling
Indien en voor zover de in het plan aangegeven bestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen zijn, voor zover de voor de dubbelbestemmingen geldende regels ten aanzien van bebouwing of gebruik niet met elkaar verenigbaar zijn, de regels van toepassing die gelden voor de dubbelbestemming met de hoogste prioriteit volgens de volgorde die is aangegeven in onderstaand schema:
Bestemming | artikelnummer | volgorde van toepassing |
Waterstaat - Waterberging | 14 | 1 |
Waterstaat - Waterkering | 15 | 1 |
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht
21.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 21.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 21.1.1 met
- 3. maximaal 10%;
- 4. Lid 21.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
21.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 21.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 21.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- 4. Lid 21.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 22 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Waelplas'
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het doel van dit bestemmingsplan is het juridisch-planologisch mogelijk maken van de realisatie van nieuwbouwwoningen met bijbehorende voorzieningen en van een ecologische verbindingszone in het glastuinbouwgebied van de Poelpolder. Daarnaast wordt een nieuwe boezemkade aangelegd. Het plangebied is gelegen ten zuiden van de Poelmolenweg en ten oosten van de kern 's-Gravenzande.
De ecologische verbindingszone als onderdeel van het Nationaal Natuurwerk (voorheen de Ecologische hoofdstructuur) loopt van noord naar zuid door het gehele gebied. Deze zone is kwalitatief sterk verbeterd door het minimaliseren van obstakels en garanderen van een obstakelvrije minimale breedte. De grote oppervlakten aan boezemwater zoals opgenomen was in het plan 'Het Nieuwe Water' zijn in dit plan komen te vervallen. Daarvoor in de plaats is er meer ruimte voor groen in de woonomgeving en meer ruimte voor woningbouw, inclusief bijbehorende voorzieningen zoals spelen, wegen en parkeren.
Het accent ligt op vrijstaande en twee-onder-een-kap-woningen in het hoger segment. Aan de oostzijde is een kleinschalig appartementengebouw voorzien. Centraal in het gebied zal een eiland worden gerealiseerd, welke wordt ontsloten via de Rijnvaartweg. De invulling van het plandeel ten westen van de ecologische verbindingszone zal later plaatvinden via een uitwerkingsplan. Dit plandeel wordt nader uitgewerkt wanneer duidelijk is op welke wijze de (milieu-) hinder afkomstig van de bedrijven aan de Hagemanstraat kan worden weggenomen.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied van dit bestemmingsplan is gelegen in het noordelijke deel van de Poelpolder ten oosten van de kern 's-Gravenzande. Het sluit verkeerstechnisch aan op de Rijnvaartweg.
Het plangebied wordt begrensd door:
- in het noorden: de Poelmolenweg (noord) en de waterloop de Gantel;
- in het oosten: de weg Poelmolenweg (oost), Verlengde Poelkade en de waterloop de Poelwatering;
- in het zuiden: de Rijnvaartweg;
- in het westen: de Maesemundeweg en de waterloop Nieuwe Vaart.
Figuur 1 - Ligging van het plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Binnen het plangebied waren, voor het van kracht worden van dit bestemmingsplan, de volgende planregimes van kracht:
Figuur 2 - Overzicht geldende bestemmingsplannen voor plangebied
1.4 Leeswijzer
Het bestemmingsplan "Waelplas" bestaat uit een toelichting, planregels en een planverbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd. In Hoofdstuk 2 komt de gebiedsvisie aan de orde. Hierin wordt de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur van het plangebied beschreven met aandacht voor cultuurhistorisch waardevolle elementen, overige ruimtelijke kwaliteiten, aanwezige knelpunten en te verwachte ontwikkelingen. Dit tezamen leidt tot een beschrijving van de gemeentelijke visie op het gewenste behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied. In Hoofdstuk 3 wordt onderzoek op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en cultuurhistorie en water behandeld. In Hoofdstuk 4 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen. Tot slot wordt in Hoofdstuk 5 ingegaan op het de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Gemeentelijk En Regionaal Beleidskader
De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door gemeentelijke, regionale, provinciale en landelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid samengevat. Het hier samengevatte beleidskader is niet uitputtend. In de toelichting wordt op een aantal plaatsen verwezen naar specifiek beleid of beleidsnotities die niet in deze paragraaf worden behandeld. Tot slot wordt in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven van de visie op het plangebied. Deze visie is gericht op het behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit.
2.1.1 Gemeentelijk beleid
Structuurvisie Westland 2025-Perspectief 2040
Na een periode van ongekende groei heeft de economische conjunctuur een ongewild moment van bezinning gebracht. Ambities en de realiteit van alledag sluiten niet meer op elkaar aan. Met dit besef stelt de gemeente haar structuurvisie op, in de wetenschap dat de rol van de overheid de komende jaren zal veranderen. De visie geeft een ruimtelijk toekomstperspectief, ons streven voor de langere termijn, zonder daarbij de realiteit uit het oog te verliezen. In het perspectief 2040, dat in dialoog met de samenleving tot stand is gekomen, staan de ambities voor de toekomst van Westland. Hierin staan ook de kernwaarden die we als meetlat gebruiken bij toekomstige afwegingen of ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt of niet. We zetten zo eerst de stip op de horizon om aan te geven waar we naartoe willen. Op basis daarvan gaan we aan de slag met ruimtelijke ontwikkelingen die ons dichter bij het geschetste perspectief brengen. Met deze visie op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) faciliteert Westland de gewenste ontwikkelingen en stelt het tegelijkertijd het ruimtelijk kader tot 2025, met het besef dat de uitwerking aan vele partijen is. Westland wil ontwikkelingen mogelijk maken en niet opleggen onder het adagium ‘alleen ga je sneller, samen kom je verder'. Deze visie gaat uit van participatie planologie, wat betekent dat de gemeente nadrukkelijk andere partijen uitnodigt en haar partners zoekt bij het verwezenlijken van een gedeelde ambitie. De visie is het beleidsbepalend document voor ruimtelijke ontwikkeling in Westland, waarmee duidelijkheid wordt verschaft aan ontwikkelende partijen en over de functionele invulling van gebieden. De structuurvisie biedt een juridische basis voor bovenplanse verevening en vormt de basis voor bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen in anterieure overeenkomsten met marktpartijen.
a. Algemeen
Op 17 december 2013 heeft de raad van de gemeente Westland de Structuurvisie Westland 2025; Perspectief 2040 vastgesteld, een en ander als geboden in artikel 2.1 van de Wet ruimtelijke ordening. In de Structuurvisie worden de ruimtelijk gewenste ontwikkelingen tot 2025 aangegeven, met een doorkijk naar 2040.
De Structuurvisie is het nieuwe ruimtelijke afwegingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente Westland. Daarmee vervangt het de ruimtelijke componenten uit de Visie Greenport Westland 2020.
b. Nieuwe woonlocaties
De gemeente Westland wil woningen realiseren voor de autonome groei van Westland die economisch zijn gebonden aan de Greenport Westland.
De globale richtlijn is een autonome groei van 500 à 600 personen per jaar (geboorte minus sterfte). Om dit mogelijk te maken is ruimte nodig voor 250 à 300 woningen. Daar bovenop heeft Westland de ambitie om vijftig woningen te realiseren voor mensen met een economische binding met de Greenport Westland. Daarom stelt Westland zichzelf een minimale woningbouwopgave van 300 à 350 woningen per jaar. Daarmee kan in de ambitie worden voorzien om de autonome groei van Westland plus jaarlijks vijftig economisch gebonden woningzoekenden te huisvesten. Uitgaand van de ambitie kan de gemeente voorzien in de woningbehoefte tot ongeveer 2030.
c. Economie
De kracht van Westland zit in de onderlinge verwevenheid en afhankelijkheid van functies binnen het glastuinbouwcluster. Om welvarend te blijven zal Westland zich steeds meer richten op kennisontwikkeling en innovatie, handel en logistiek en duurzame glastuinbouw. Dat doet Westland aan de hand van de volgende speerpunten:
- groei van het hele glastuinbouwcluster faciliteren: producerende, toeleverende, verwerkende en distribuerende bedrijven;
- moderniseren van het teeltareaal: faciliteren van modernisering door randvoorwaarden te scheppen op het gebied van ontsluiting en ruimtelijke ordening;
- verduurzaming cluster: water en energie;
- aandacht besteden aan de ruimtelijke kwaliteit en veiligheid in het gebied: goede verhouding tussen verdiencapaciteit en kwaliteit en belevingswaarde van omgeving;
- passende lokale economie;
- verbeteren bereikbaarheid.
d. Verkeer- en vervoerbeleid
In de Structuurvisie is in hoofdlijnen het verbeteren van de bereikbaarheid van Westland opgenomen. Het verbeteren van de bereikbaarheid ondersteunt de ambities om een duurzame Greenport gemeente te zijn waar het goed wonen, werken en recreëren is. Speerpunten voor de bereikbaarheid zijn:
- aansluiting op het rijkswegennet verbeteren;
- realiseren vlinderstructuur Westland;
- mobiliteitsmanagement;
- hoogwaardig openbaar vervoer ontwikkelen;
- langzaam verkeer stimuleren;
- ontsluiting kernen en glastuinbouwgebieden verbeteren.
De kaders voor onder andere duurzaam veilige inrichting van de wegen en de parkeernormen zijn opgenomen in het Westlands verkeer en vervoersplan.
e. Groenblauwe omgeving en vrijetijdsvoorzieningen
De mate van leefbaarheid wordt niet alleen bepaald door de vitaliteit van de kernen, maar zeker ook door de gebiedskwaliteit van de leefomgeving. Daarbij neemt de groenblauwe hoofdstructuur een prominente plek in, als het gaat om de vrijetijdsbesteding van de Westlanders en bezoekers van de gemeente.
De groenblauwe hoofdstructuur van Westland bestaat uit de kust, de Poelzone, de Zwethzone, de Westlandse Zoom, de Gantel en de Blakervaart, die voor mens en dier een reis door Westland aantrekkelijk maken. De stepping stones Staelduinse Bos, Wollebrand, Plas van alle Winden en Prinsenbos vormen de hoofdstructuur, die de kust aan de Hof van Delfland binden.
Figuur 3 - Uitsnede leefbaarheidskaart Structuurvisie Westland 2025
f. Toepassing structuurvisie op dit bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan omvat de realisering van een nieuw woongebied en de aanleg van nieuw boezemwater.
Het nieuwe woongebied past in het ontwikkelingsgebied, dat in de Structuurvisie is aangewezen als “te ontwikkelen woongebied (uitleglocatie)” waarvoor 1255 woningen zijn voorzien in het kader van het (voormalige) project Het Nieuwe Water.
In het masterplan Waelpark, dat in de plaats is gekomen van het plan Het Nieuwe Water, is aan genoemd woningbouwprogramma invulling gegeven en zijn randvoorwaarden opgenomen voor de locatie en inrichting van de, eveneens in de Structuurvisie opgenomen, groenblauwe verbinding. Zo dient deze verbinding aan te sluiten op de ecologische zone, zoals deze wordt gerealiseerd in het aangrenzende gebied de Groene Schakel. De gemiddelde breedte van de ecologische verbindingszone bedraagt 25 meter.
De ruimtelijke uitgangspunten van het masterplan Waelpark voldoen aan de beleidsuitgangspunten van de Structuurvisie.
2.1.2 Woonvisie Westland 2030
De Woonvisie Westland 2030, die door de raad van de gemeente is vastgesteld op 26 januari 2016, is een actualisatie van de Woonvisie Westland 2020 en richt zich op het deelonderwerp “wonen” van de Structuurvisie Westland.
De woonvisie biedt het kader voor besluiten over programma's, inzet van middelen en capaciteit en geeft richting aan het handelen van de gemeente en haar partners. De woonvisie is in overleg met de woningcorporaties tot stand gekomen en via een discussiebijeenkomst met andere partners op volkshuisvestingsgebied besproken. De Woonvisie richt zich op de periode tot 2030. De uitgangspunten hiervan zijn:
- vergroten van kansen en keuzemogelijkheden op de woningmarkt;
- blijvende aandacht voor betaalbaarheid (huur én koop);
- meer kansen voor jonge huishoudens (waaronder starters);
- inspelen op de groeiende behoefte aan wonen met zorg;
- bijzondere doelgroepen;
- dynamiek op de woningmarkt (doorstroming);
- kwaliteit bieden voor gevorderde huishoudens.
Qua ambities omvat de Woonvisie, dat:
- minimaal 35% betaalbare nieuwbouw wordt gerealiseerd, met als minima 6% sociale koop, 9% bereikbare koop en 20% sociale huur;
- de woningbouw moet inspelen op de demografische trends, aan vergrijzing en aan toename eenpersoonshuishoudens;
- nieuwbouw plaatsvindt in het “dorpse” woonmilieu, opdat deze aansluit op de Westlandse woningbehoefte;
- nieuwbouw aanpasbaar en/of levensloopgeschikt is om aan te sluiten bij de (verwachte) zorgbehoefte.
In het bestemmingsplan Waelplas worden maximaal 110 woningen mogelijk gemaakt. Voor de invulling van het woonprogramma in Waelpark zijn met de ontwikkelaar afspraken gemaakt die aansluiten op hetgeen in de Woonvisie is opgenomen. Voor het plandeel Waelplas betekent dit, dat hier geen woningen worden gebouwd voor de sociale sector of bereikbare koop. Die opgaaf is en wordt elders in Waelpark gerealiseerd, zoals in Dijckerwaal, Rijnvaart, maar ook in het nog te ontwikkelen plandeel Waelpolder.
2.1.3 Regionale Woonvisie woningmarktregio Haaglanden 2017-2021
In het kader van de regio Haaglanden is de Woonvisie woningmarktregio Haaglanden 2017-20121 opgesteld. Deze visie is door de raad van de gemeente Westland op 12 december 2017 onderschreven.
2.1.4 Indeling woonmilieus volgens Rosetta-methode
In maart 2012 is in het kader van de Bestuurlijke Agenda Woningmarktstrategie Haaglanden in opdracht van het Stadsgewest Haaglanden het onderzoek afgesloten naar de soorten woonmilieus binnen de regio. Daarbij zijn de kenmerkende woonmillieus en hun karakterestieke per gemeente benoemd en in kaart gebracht.
De woonmilieus waren ingedeeld volgens de zogenaamde Rosetta-methode. In januari 2015 is in overleg met de gemeenten die voorheen het stadsgewest Haaglanden vormden, de nota Woonmilieus Haaglanden opgesteld, waarin de indeling naar woonmilieus is geactualiseerd.
De Rosetta-methode gaat uit van vijf basiswoonmilieus, namelijk Grootstedelijk, Stedelijk, Suburbaan, Dorps en Landelijk. Elk van deze woonmilieus wordt onderverdeeld in meer specifieke typen. Voor het woningbouwplan Waelplas geldt volgens de Rosetta-methode, dat nieuwbouw voornamelijk gezocht moet worden binnen het woonmilieu “Dorps”. Dit woonmilieu is onderverdeeld in de drie typen Centrum Dorps, Lokaal en Suburbaan.
Op het woningbouwplan zijn de subtypen Lokaal en Suburbaan van toepassing. Voor deze verschillende woonmilieus geeft de Rosetta-methode aandachtspunten voor de ontsluiting, het verkavelingstype, het bebouwingstye, de architectuur, de functiemenging en de openbare ruimte binnen het te ontwikkelen gebied. Deze aandachtspunten, zoals die in de nota Woonmilieus Haaglanden zijn gegeven, zijn opgenomen in Bijlage Woonmilieus Haaglanden van deze toelichting.
2.1.5 Westlands Verkeer en Vervoerplan 2005-2015
Het Westlands verkeer en vervoersplan (WVVP) is door de raad van de gemeente vastgesteld op 28 november 2006. Met het WVVP wordt vanuit het oogpunt van verkeer en vervoer invulling gegeven aan het strategische (ruimtelijke) beleid voor de gemeente Westland.
Op basis van deze vertaling zijn concrete projecten en maatregelen benoemd. Daarbij zijn prioriteiten bepaald en is een volgorde voor uitwerkingen realistisch weergegeven. Uit de evaluatie van ontwikkelingen, het gebruik van verkeers- en vervoerssystemen en het effect van de gerealiseerde maatregelen, wordt bepaald of het beleid bijsturing behoeft en de prioriteiten en planning moeten worden aangepast.
In het WVVP zijn beleidsdoelstellingen geformuleerd voor geluid en kwaliteit, goederenvervoer, autoverkeer, fietsverkeer, openbaar vervoer, parkeren, verkeersveiligheid en mobiliteitsmanagement.
De gemeente Westland voert een parkeerbeleid waarmee gestreefd wordt naar een zodanig aanbod van parkeerplaatsen in de kernen, dat economische functies en diverse voorzieningen ten behoeve van het wonen goed kunnen (blijven) functioneren en dat de bereikbaarheid en daarmee de aantrekkelijkheid van de kernen/woongebieden eromheen, gewaarborgd blijft. Hierbij wordt onder andere uitgegaan van de bepaling van aantal, situering, inrichting en vorm van parkeervoorzieningen, eventueel ondersteund met verkeersmaatregelen (parkeer/stopverboden en parkeerzones). Met het WVVP zijn parkeernormen vastgesteld, opdat nieuwbouw niet langer met parkeerproblemen geconfronteerd wordt. Deze parkeernormen zijn begin 2018 herzien.
Naast toetsing aan dit beleid bij de opstelling en uitvoering van dit bestemmingsplan is het onderdeel parkeernormering opgenomen (verwerking en verwijzing) in de regels van dit bestemmingsplan. Begin 2018 is het paraplubestemminsplan Parkeernormen vastgesteld. In dit paraplubestemmingsplan zijn de regels ten aanzien van parkeren binnen Westland geuniformeerd. De regels uit dit paraplubestemmingsplan en dus ook de voorwaardelijke verplichting voor het aanbrengen en in stand laten van voldoende parkeergelegenheid zijn onverkort in dit bestemmingsplan Waelplas overgenomen.
Verkeers en vervoerbeleid
In de structuurvisie Westland uit 2014 is in hoofdlijnen het verbeteren van de bereikbaarheid van Westland opgenomen. Het verbeteren van de bereikbaarheid ondersteunt de ambities om een duurzame Greenport gemeente zijn, waar het goed wonen, werken en recreëren is. Speerpunten voor de bereikbaarheid zijn:
- Aansluiting op het rijkswegennet verbeteren;
- Realiseren vlinderstructuur Westland;
- Mobiliteitsmanagement;
- Hoogwaardig openbaar vervoer ontwikkelen;
- Langzaam verkeer stimuleren;
- Ontsluiting kernen en glastuinbouwgebieden verbeteren.
De kaders voor onder andere duurzaam veilige inrichting van de wegen zijn opgenomen in het Westlands Verkeer en Vervoerplan, vastgesteld door de raad op 28 november 2006.
2.1.6 Beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland
In de beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland wordt beschreven hoe om moet worden gegaan met diepte werkzaamheden op locaties die mogelijk conventionele explosieven bevatten. De basis voor het gemeentelijk beleid voor het opsporen van explosieven is de explosieven risicokaart. Deze kaart geeft een eerste indicatie van het mogelijke gevaar van diepte werkzaamheden op bepaalde locaties in het Westland. In het projectgebied zijn geen mogelijke vindplaatsen van conventionele explosieven aanwezig.
2.1.7 Handhaven op maat
Op 17 november 2015 hebben burgemeester en wethouders van Westland de beleidsnota 'Handhavingsbeleid, integrale handhaving Wabo taken' vastgesteld. Hierin zijn de doelen en richting voor milieuhandhaving en bouw- en woningtoezicht beschreven. De naleving van wet- en regelgeving is daarbij een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeente, burgers en bedrijven. De wet- en regelgeving zijn bedoeld om kwaliteit, veiligheid en leefbaarheid binnen de leefomgeving te beschermen en bevorderen en dat is in ieders belang. Dit draagt bij aan een prettige woon-, werk- en leefomgeving voor de burgers en ondernemers van de Gemeente Westland. De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is een bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee vooral om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, zodat handhavend optreden hiertegen eenduidig mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming. Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid er van in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft het team bouw- en woningtoezicht van het cluster Ruimte, Omgeving en Toezicht hierin een centrale taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van de prioriteitsstelling, een handhavingstraject ingezet.
2.1.8 Beleid en beleidsregels voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk in Westland
In deze Nota wordt aangegeven dat het wenselijk is een goede ruimtelijke spreiding van de verkooppunten van consumentenvuurwerk te bewerkstelligen. Doel bij een ruimtelijke benadering is het bereiken van een gelijkmatige spreiding van (kleine) bedrijven voor verkoop en opslag van consumentenvuurwerk over Westland, om op deze wijze straathandel en vuurwerktoerisme zoveel mogelijk te voorkomen. Daarbij moet er binnen elk verzorgingsgebied sprake zijn van voldoende (vuurwerk)aanbod om de lokale markt te voorzien en zodoende illegale handel in principe overbodig te maken en te voorkomen.
Het uitgangspunt voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk van de gemeente Westland is:
Ruimte bieden aan ondernemers voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk met inachtneming van veiligheid en milieuregelgeving onder voorwaarde van een goede ruimtelijke spreiding.
Met daarbij de volgende randvoorwaarden:
- in de gemeente Westland wordt alleen consumentenvuurwerk opgeslagen. Opslag en verkoop van professioneel vuurwerk is niet toegestaan;
- iedere vestiging van opslag en verkoop van consumentenvuurwerk zal worden getoetst aan voldoende ruimtelijke spreiding in de gemeente Westland;
- in de gemeente Westland worden maximaal 18 vestigingen voor opslag- en verkooppunten van consumentenvuurwerk toegestaan;
- opslag tot en met 1.000 kg is beperkt toegestaan in de dorpskernen;
- nieuwe vestiging in dorpskernen is niet toegestaan;
- de vestiging van bedrijven met een opslag tot en met 10.000 kg heeft de voorkeur in gebieden waar een bedrijfsbestemming geldt of in tuincentra;
- opslag boven de 10.000 kg consumentenvuurwerk is uitgesloten;
- bestaande bedrijven in strijd met deze uitgangspunten mogen de activiteiten voortzetten.
In de planregels van dit bestemmingsplan is opgenomen dat opslag en verkoop van consumentenvuurwerk niet is toegestaan.
2.1.9 Regionaal beleid
Regionaal structuurplan Haaglanden
Het Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP) is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen, etc..
Kernen
De ambitie is dat het in heel Haaglanden voor iedereen goed wonen, werken en ontspannen is. De ruimtelijke structuur moet mensen stimuleren maatschappelijk actief te zijn en zich te ontwikkelen. Voldoende (ruimte voor) werkgelegenheid, een goed leefmilieu, een veilige leefomgeving, sociale cohesie en een herkenbare omgeving met identiteit zijn hiervoor van belang. Ook moeten de gewenste voorzieningen voor onderwijs, zorg, cultuur en sport goed bereikbaar zijn. Het RSP 2020 heeft voor deze onderwerpen vooral een faciliterende, stimulerende en attenderende rol.
De vraag naar woningen, bedrijven en kantoren houdt aan, maar de ontwikkeling van nieuw stedelijk gebied gaat al snel ten koste van het groen, de Greenport of de ruimte voor water. Dit betekent dat deze ruimte in het bestaande stedelijke gebied gevonden moet worden en efficiënt moet worden gebruikt. Herstructurering en intensief ruimtegebruik zijn hierbij belangrijke middelen. Als onderdeel van het intensief en meervoudig ruimtegebruik in binnenstedelijke wijken en buurten moet functiemenging mogelijk zijn.
Het beheer en onderhoud van groengebieden heeft aandacht nodig. Onvoldoende en versnipperd beheer van bestaande bossen en recreatiegebieden leidt tot verwaarloosde zones die ongewenste activiteiten aantrekken. In het onderhoud van deze gebieden is het ontwikkelen van de 'tweede generatie' beplanting achterwege gebleven. Bovendien moet de inrichting worden aangepast aan de wensen van de hedendaagse recreanten. Barrières en onaantrekkelijke, niet onderhouden entrees van bestaande groengebieden dragen bij aan slechte bereikbaarheid. Een goed bomenbeleid helpt om landschappelijke eigenheid te waarborgen.
Bedrijventerreinen
Met de verdere versterking van de kennisintensiteit van de economie van Haaglanden levert de regio een stevige bijdrage aan de realisatie van de in Europa afgesproken Lissabon-doelstelling, dat streeft naar de versterking van de innovatiekracht van de Europese economie.
Het plangebied is niet aangewezen als een gebied voor betere benutting van bestaande bedrijventerreinen, maar grenst aan een bestaand bedrijventerrein. Herstructurering en beter gebruik van bestaande bedrijventerreinen heeft een hoge prioriteit. Het streven is erop gericht om na 2020 de vraag naar ruimte voor werken op de bestaande terreinen en in het bestaand stedelijk gebied op te kunnen vangen. Daar is een innovatief gebruik van de ruimte voor nodig. Herstructurering en intensiever gebruik van verouderde terreinen, dubbel grondgebruik, functiemenging en het ontwikkelen van milieumaatregelen die hinder van bedrijven verminderen, zijn hierbij belangrijke aangrijpingspunten. Bedrijven en kantorenlocaties moeten niet zonder meer worden getransformeerd naar woongebieden, maar moeten waar mogelijk worden behouden en gemoderniseerd.
2.1.10 Provinciaal beleid
Visie Ruimte en Mobiliteit provincie Zuid-Holland
Algemeen
De Visie ruimte en mobiliteit biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld maar een perspectief voor de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in Zuid Holland als geheel. De visie geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt en bevat voldoende flexibiliteit om in ruimtelijke ontwikkelingen te reageren op maatschappelijke initiatieven.
In de visie zijn vier rode draden aangegeven welke richting geven aan de gewenste ontwikkelingen vanuit de provincie namelijk:
- 1. Beter benutten en opwaarderen van wat er is;
- 2. Vergroten van de agglomeratiekracht;
- 3. Verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
- 4. Bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.
Ruimtelijke hoofdstructuur
Het beleidsbeeld van de provinciale ruimtelijke hoofdstructuur combineert de huidige ruimtelijke situatie, de vier rode draden en de strategische doelstellingen. Het beeld toont de essentie en de samenhang van de verschillende kaartbeelden uit de Visie ruimte en mobiliteit.
Figuur 4 - De ruimtelijke hoofdstructuur
Programma ruimte
Het Programma ruimte is parallel aan de Visie ruimte en mobiliteit, het Programma mobiliteit en de Verordening ruimte opgesteld. De Visie ruimte en mobiliteit bevat het strategische beleid. Het ruimtelijk relevante, operationele beleid is opgenomen in het Programma ruimte. Dit programma kent, net als de Visie ruimte en mobiliteit, de status van structuurvisie. Beiden worden vastgesteld door Provinciale Staten. Gezamenlijk beschrijven ze het integrale ruimtelijk beleid.
Zuid-Holland heeft een rijke voedingsbodem voor een groot aantal krachtige economische clusters en topsectoren. Een belangrijke sleutel voor een sterke en veerkrachtige economie is het innoverend vermogen van mensen en bedrijven. Wanneer talent, bedrijven en banen dicht bij elkaar verkeren, ontstaan (agglomeratie)voordelen. De Zuidelijke Randstad en de grote economische complexen in Zuid-Holland vormen in potentie één grote agglomeratie, die enorme schaal- en clustervoordelen met zich mee kan brengen. De Mainport en de Greenports zijn schoolvoorbeelden van goed werkende clusters. De provincie streeft naar het creëren en benutten van die schaal- en clustervoordelen.
2.1.11 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte & AMvB ruimtelijke ordening
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Doelen
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport.
Figuur 5 - Uitsnede kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur
Nationale belangen
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in de Algemene Maatregel van Bestuur (hierna: AMvB) ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het projectgebied zijn geen nationale belangen in het geding.
2.1.12 Conclusie
De ontwikkeling voor woningbouw met bijbehorende functies op de locatie zoals genoemd onder 2.1 is in overeenstemming met de beleidskaders van de verschillende overheden.
2.2 Gebiedsvisie
2.2.1 Ruimtelijke aspecten Waelpark
Het plangebied is onderdeel van de grotere ontwikkelingslocatie Waelpark (voorheen Het Nieuwe Water) die begrensd wordt door het verlengde van de Gantel, de Poelwatering, de Naaldwijkseweg en de Nieuwe Vaart (het gebied van de Poelpolder).
Algemeen
Voor dit gehele gebied is een masterplan met een onderliggend verkeersrapport opgesteld dat op 18 februari 2015 door de raad van gemeente Westland is vastgesteld. Op 22 januari 2019 heeft de raad het addendum Waelplas vastgesteld. Waar in de tekst hierna wordt gesproken over het masterplan, wordt bedoeld het masterplan van 18 februari 2015, met als aanvulling daarop met het addendum van 22 januari 2019.
Het gebied dat het masterplan omvat wordt ontwikkeld voor de bouw van woningen, de aanleg van een ecologische verbindingszone en de aanleg van een nieuwe waterverbinding op boezempeil. Een belangrijke opgave is het integreren van de verschillende ruimte vragende onderdelen tot een aantrekkelijk woonmilieu. Bepalende ruimtelijke factoren daarbij zijn de vorm van de locatie (lang en smal) en de context (situering en te handhaven elementen). Deze vragen om een zorgvuldige positionering van de verschillende ruimte vragende onderdelen. Bepalende factoren van proces en tijd zijn de gefaseerde ontwikkeling, met een vooralsnog onzeker tijdpad en het vraag gestuurd ontwikkelen, waarbij aantallen en typen woningen door de marktvraag worden bepaald.
Figuur 6 - Plangebied van het masterplan "Waelpark"
Er moet dus rekening worden gehouden met een zekere mate van flexibiliteit bij de invulling van de woonvlekken. Voor de ligging van de ecologische verbindingszone (onderdeel van de provinciale Ecologische hoofdstructuur), de ontsluitingsstructuur voor het autoverkeer en de ligging van de fietsverbindingen worden wel duidelijke afspraken vastgelegd. Voor de ecologische verbindingszone wordt een vaste (kern)zone van 25 meter breed vastgelegd. Daarnaast wordt het groen in de woonvlekken (35 m2 per woning) en de ecologische kwaliteit van de woonvlekken zelf zoveel mogelijk gebruikt om de ecologische zone te versterken.
Woonvlekken
Het masterplan omvat de bouw van circa 1400 grondgebonden woningen in diverse prijscategorieën. De meeste woningen zullen projectmatig door ontwikkelaars en corporaties worden ontwikkeld, maar er zal ook ruimte zijn voor particuliere initiatieven voor zowel vrijstaande als geschakelde woningen. De woonvlekken hebben een oppervlakte van in totaal 47,5 ha, onderverdeeld naar 11,1 ha verharding en parkeren, 4,4 ha groen, 3,6 ha water en 28,4 ha uitgeefbaar.
Uitgangspunt is een vraaggestuurde ontwikkeling in samenwerking met verschillende partijen in een relatief lange periode. De huidige planning gaat uit van ontwikkeling tot het jaar 2030. Om deze ontwikkeling te structureren en samenhang te waarborgen, zal duidelijkheid worden geboden over de inrichting van een aantrekkelijke en functionele openbare ruimte. Naast het reeds bestaande gemeentelijke handboek voor de openbare ruimte is voor masterplan Waelpark een aparte Catalogus Openbaar Gebied opgesteld die op 15 december 2015 is vastgesteld.
Ecologie en wijkgroen
Het masterplan voorziet in een ecologische verbindingszone van de Groene Schakel en de Plas van Alle Winden naar de Naaldwijkseweg met een minimale breedte van 25 meter. Dit leidt tot een totale oppervlakte van 6,7 ha, inclusief het bijbehorende water. Er is voor de verblijfskwaliteit voor dieren, de ontwikkeling van plantensoorten en de mogelijkheden van migratie, een specifieke opbouw gewenst. Dit profiel zal bij de verdere uitwerking worden ingevuld. De ligging van de zone is in het masterplan vastgelegd. Bij de uitwerking van bestemmingsplan Waelplas is ervoor gekozen om de ecologische verbindingszone op een andere wijze aan te leggen. In het masterplan is de ecologische verbindingszone gelegen vanaf de Plas van Alle Winden zuidwaarts, vervolgens parallel langs de Rijnvaartweg om vervolgens aan te takken bij de zone in plandeel Rijnvaart. Nu wordt ervoor gekozen om deze zone vanaf de Plas van Alle Winden over het water in westelijke richting aan te leggen om dan op de hoogte van de ecologische verbindingszone van Rijnvaart, zuidwaarts aan te leggen en via een ecovoorziening onder de Rijnvaartweg te koppelen aan de zone van Rijnvaart. Er is gekozen voor een verplaatsing, omdat de gronden op de gasleiding en de gronden van de ecologische verbindingszone onbebouwd dienen te blijven. Door dit gebruik te combineren wordt op een meest effectieve wijze met het grondgebruik binnen het plangebied omgegaan. Daarnaast zullen de gronden nabij de gasleiding en dus de ecoologische verbindingszone niet worden uitgegeven, waardoor de beleving van de ecologische verbindingszone vanuit het plangebied wordt geoptimaliseerd.
Waar mogelijk zal bij de uitwerking worden gestreefd naar een versterking van de vaste kernzone door middel van het goed situeren van het in de woonvlekken opgenomen groen.
In de woonvlekken zelf wordt rekening gehouden met in totaal 35 m2 te realiseren groen per woning. In totaal betekent dit een oppervlakte van ongeveer 4,4 ha aan wijk-, buurt-, blok- en verkavelingsgroen. Hiervan zal tussen de 20% en 25% verspreid over de woongebieden worden opgenomen en het overige groen (3,6 ha) zal in de vorm van kleinere en grotere parkjes verspreid over heel Waelpark worden aangelegd, zoveel mogelijk in relatie met de ecologische zone. De totale oppervlakte aan groen en water bedraagt daarmee ongeveer 14,7 ha. De ecologische verbindingszone zal zoveel mogelijk worden versterkt door buurt- en wijkgroen op nader aan te wijzen plekken. Hiermee wordt een zekere robuustheid gecreëerd en wordt de belevings- en gebruikswaarde van groen en ecologie vergroot.
d. Wijkontsluiting
Het plan Waelpark wordt aan de noordzijde ontsloten via de Rijnvaartweg en aan de zuidzijde via een ontsluitingsweg – tevens de tweede ontsluitingsweg voor bedrijventerrein Teylingen – die uitkomt op de nieuw aangelegde rotonde op de Naaldwijkseweg (de provinciale weg N 467). Een doorgaande verbinding door het gebied van Waelpark is gewenst. Deze verbinding heeft echter geen betekenis of betrekking op dit plandeel. De woonvlekken met de hoogste dichtheden zullen zo direct mogelijk op de hoofdroutes worden aangesloten. De woonvlekken met lage dichtheid zullen direct vanaf de Poelkade en indirect vanaf de Nieuwe Vaart worden ontsloten.
Door het gebied loopt een belangrijke fietsverbinding van noord (Poelzone) naar zuid. Bij de nieuwe rotonde op de Naaldwijkseweg komt een veilige fietsoversteek. Ook moet rekening worden gehouden met verbindingen vanuit de bestaande kern van 's-Gravenzande naar Poelkade/Rijnvaartweg en naar het Boomgaardspad. Verder worden er passeervakken gerealiseerd op de Poelkade.
e. Water
Het noordelijk en het zuidelijk deel van het masterplan ligt op boezempeil of komt daarop te liggen. Tussen deze locaties wordt het waterpeil van de huidige Poelpolder aangehouden. De ruimtelijke kwaliteit van het boezempeil zal worden benut bij de ontwikkeling van de woningen. Dit geldt vooral voor de recreatieve mogelijkheden van bevaarbaar water. De grens van het zuidelijk deel wordt bepaald door een nog te realiseren boezemverbinding tussen de Nieuwe Vaart en de Poelwatering, ter verbetering van het boezemsysteem. In het noordelijk deel zal deels nieuw water worden aangelegd op boezempeil. Deze ontpoldering blijft beperkt tot ongeveer de helft van het gebied ten noorden van de Rijnvaartweg. Dit komt omdat de door het gebied lopende gasleiding verdere ontpoldering bemoeilijkt.
De bestaande Molensloot heeft een wisselende breedte en zal de kern vormen van de ecologische verbindingszone in deze polder. De bestaande boezem die de polder in het midden doorsnijdt, is vanuit cultuurhistorisch oogpunt interessant en blijft gehandhaafd. Het inrichtingsplan voldoet aan de gestelde actuele norm voor de hoeveelheid gebiedseigen water. De toetsing van de norm voor wateroverlast door neerslag wordt gedaan aan de hand van het gestelde in het waterhuishoudkundigplan dat voor Waelpark is vastgesteld. Hierin is ook de inrichting van de waterhuishouding verder uitgewerkt, zoals op het vlak van inlaatvoorzieningen, peilbeheer, inrichting natuurvriendelijke oevers en afspraken voor wat betreft het onderhoud. Wat de norm inhoudt is opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan.
Figuur 7 - Verbeelding van het water in het masterplan Waelpark
Diverse onderdelen van het masterplan Waelpark dragen bij aan de invulling en verankering van de Kaderrichtlijn Water (KRW). Dit geldt voor de inrichting van natuurvriendelijke oevers langs alle boezemwatergangen, zowel aan de zuidzijde (zuidoostelijke rand en nieuwe doorgang) als aan de noordkant in het nieuwe boezemgebied, rondom de nieuwe plas. De boezem is namelijk een KRW-waterlichaam (Westboezem). Met deze KRW-zones wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan het realiseren van een KRW-verbinding tussen de zuidelijker gelegen KRW-oevers in het Nieuwe Water en de noordelijker gelegen Poelzone en Groene Schakel. De natuurvriendelijke oevers in de ecologische zone tellen formeel niet mee voor de KRW, omdat deze geen onderdeel uitmaken van het waterlichaam Westboezem. Indirect leiden deze wel tot een KRW-versterkingskans. Gezamenlijk met de gemeente en het Hoogheemraadschap van Delfland zal onderzocht worden hoe de polder wel kan bijdragen aan de KRW, bijvoorbeeld door maatregelen voor het verbeteren van de visstand.
2.2.2 Woningbouwplan Waelplas
Algemeen
Dit bestemmingsplan betreft de realisering van het woningbouwplan Waelplas, als onderdeel van het masterplan Waelpark.
Het gebied betreft de bouw van maximaal 110 woningen met bijbehorende infrastructuur, water en groen, gesitueerd in de bredere context van het masterplan Waelpark. De woningen zullen bestaan uit vrijstaande woningen en twee-onder-één-kap-woningen. Met dit bestemmingsplan krijgt het deel ten oosten van de gasleiding en ecologische verbindingszone een directe bouwtitel. Het deel ten westen van deze zone wordt op een later moment uitgewerkt. In het laatst genoemde deel is het mogelijk om woningen aaneen te bouwen, indien blijkt dat dit het meest doelmatige en gewenste type bebouwing is teneinde milieuhinder van het aangrenzende bedrijventerrein te weren.
De woonwijk is gelegen in het noorden van het gebied van het masterplan en wordt begrensd door:
- in het noorden: de Poelmolenweg (noord) en de daaraan gelegen bestaande woningen;
- in het oosten: de Poelwatering en de daaraan gelegen bestaande woningen;
- in het zuiden: de Rijnvaartweg;
- in het westen: de Maesemundeweg en de daaraan gelegen bestaande woningen.
Naast de realisering van woningen bevat het stedenbouwkundig plan de volgende aspecten:
- 1. de aanleg van een deel van de ecologische verbindingszone;
- 2. het aanleggen van nieuw boezemwater;
- 3. het gedeeltelijk verleggen van de primaire waterkering vanaf de Poelmolenweg naar het midden van het plangebied;
- 4. het realiseren van een groenzone rond de aanwezige hoofd-aardgastransportleiding;
- 5. het inpassen van bestaande functies.
Door en langs de woningbouwlocatie loopt een hoofd aardgastransportleiding. Dit gegeven brengt met zich mee, dat het woningbouwplan op twee niveaus zal worden gerealiseerd. Ten westen van de gasleiding worden de kavels op polderniveau gerealiseerd terwijl ten oosten daarvan de kavels op boezemniveau zijn gesitueerd. De scheiding wordt gevormd door een boezemkade van noord naar zuid, met ten westen daarvan een onbebouwde zone.
Figuur 8 - Globale ligging van het boezemniveau en polderniveau
Een deel van het plangebied wordt onderdeel van het boezemgebied. Om dit te bewerkstelligen wordt de waterkering die zich ter hoogte van de Poelmolenweg bevindt, verplaatst naar het midden van het plangebied en wel ter hoogte van de gasleiding en de onbebouwde zone.
In het stedenbouwkundig plan worden de volgende bestaande woningen ingepast:
- de woningen aan de Maesemundeweg, nummers 3 en 7;
- de woningen aan de Poelmolenweg, nummers 4, 6 , 8 en 12.
De woonwagenstandplaats aan de Rijnvaartweg is gelegen in het uit te werken plandeel gelijk aan de wijze van bestemmen in het bestemmingssplan Het Nieuwe Water.
Een voorlopige kavelindeling van woningbouwplan Waelplas is opgenomen in Bijlage Voorlopigekavelindeling van deze toelichting.
Ruimtelijk structuur
De ruimtelijke structuur van het woningbouwplan Waelplas wordt onderscheiden in wonen op boezemniveau en wonen op polderniveau. Daarbij zijn vier verschillende ruimtelijke milieus te herkennen.
Figuur 9 - Globale ruimtelijk structuur Waelplas
1 Plandeel op polderniveau, aan de Masemundeweg
Dit deel kent de uit te werken woongebied bestemming. Dit deel wordt projectmatig ontwikkeld en zal het karakter van een tuinwijk krijgen. De kaders zijn zodanig opgesteld dat voldoende ruimte tussen de bebouwing blijft en dat de tuinen, de erfafscheidingen en straten dit beeld versterken. De kavels langs de boezemkade worden gesitueerd met zicht op de beschermingszone/ ecologische verbindingszone. In deze zone kan geen bebouwing worden gerealiseerd. Op deze wijze hebben de kavels uitzicht over de ecologische zone op het vaarwater. De boezemkade zelf wordt niet uitgegeven.
2 Het eiland
Het eiland in het midden van het plangebied, zal in kavels worden uitgegeven waarop particulieren een woning mogen bouwn binnen de gegeven kaders.
3 Noordwestelijk plandeel aan de Poelmolenweg
Dit deel van het plan wordt projectmatig ontwikkeld en zal bestaan uit vrijstaande woningen die aan de achterzijde grenzen aan het water.
4 Plandeel gelegen langs de Verlengde Poelkade op boezemniveau
Het plandeel op boezemniveau krijgt vooral een waterrijk karakter. Met tuinen aan het water en een zone met waterplanten langs de beschoeiing. De watergang rondom het eiland heeft een redelijke maat, maar er is nog voldoende ruimte om op eigen terrein aanleghaventjes en steigers te realiseren, zodat de kavels ook vanaf het water bereikbaar zijn. Halverwege de Verlengde Poelkade wordt de bouw van maximaal 10 appartementen toegestaan.
Zone aardgastransportleiding
In het midden van het plangebied ligt een hoofd-aardgastransportleiding. De hoofd-aardgastransportleiding heeft een zakelijkrecht-strook, ten behoeve van onderhoud, met de afmeting van 4 meter aan weerszijde van de leiding. Binnen deze zone zijn geen werkzaamheden toegestaan, tenzij toestemming van de leidingbeheerder is verkregen. Het gebied rond de aardgastransportleiding wordt mede ingericht als groengebied. Dit groengebied is zijn beurt weer grotendeels onderdeel van de ecologische verbindingszone en gelegen in de zone van een regionale waterkering.
Indeling woonmilieus volgens Rosetta-methode
Op 2 maart 2012 was in het kader van de Bestuurlijke Agenda Woningmarktstrategie Haaglanden in opdracht van het Stadsgewest Haaglanden het onderzoek afgesloten naar de soorten woonmilieus binnen de regio.
In overleg tussen het stadsgewest en de regiogemeenten waren de kenmerkende woonmilieus en hun karakteristieken per gemeente benoemd en in kaart gebracht. Vervolgens isvan alle projecten tot 2020 het woonmilieu benoemd. De woonmilieus waren ingedeeld volgens de zogenaamde Rosetta-methode.
In januari 2015 is in overleg met de gemeenten die voorheen het Stadsgewest Haaglanden vormden, de nota Woonmilieus Haaglanden opgesteld waarin de indeling naar woonmilieus is geactualiseerd.
De Rosetta-methode gaat uit van vijf basiswoonmilieus, namelijk Grootstedelijk, Stedelijk, Suburbaan, Dorps en Landelijk. Elk van deze woonmilieus wordt onderverdeeld in meer specifieke typen.
Voor het woningbouwplan Waelplas geldt volgens de Rosetta-methode, dat nieuwbouw voornamelijk gezocht moet worden binnen het woonmilieu Dorps. Dit woonmilieu is onderverdeeld in de drie typen Centrum Dorps, Lokaal en Suburbaan.
Op het woningbouwplan zijn de subtypen Lokaal en Suburbaan van toepassing. Voor deze verschillende woonmilieus geeft de Steen van Rosetta richtlijnen voor de ontsluiting, het verkavelingstype, het bebouwingstype, de architectuur, de functiemenging en de openbare ruimte binnen het te ontwikkelen gebied.
Deze richtlijnen, zoals die in de nota Woonmilieus Haaglanden zijn gegeven, zijn opgenomen in Bijlage Woonmilieus Haaglanden van deze toelichting.
Woonmilieus in het woningbouwplan
De woningbouw zal bestaan uit verschillende soorten vrijstaande woningen en twee-onder-één-kap-woningen met de daarbij passende prijsklassen.
Het woningbouwplan heeft als karakteristiek “dorps wonen”, waarmee niet een nieuw “dorp” met eigen centrum wordt bedoeld maar een voortzetting van het bestaande dorp, namelijk ’s-Gravenzande.
Verkaveling
Er zijn proefverkavelingen gemaakt. De oppervlakten van de kavels zijn daarbij gebaseerd op de gangbare vraag. Daarnaast is gekeken naar de situering van de meest gangbare woningtypen, opdat voldoende ruimte overblijft tussen de bebouwing. De proefverkavelingen hebben ondermeer geresulteerd in een Stedenbouwkundig Programma van Eisen (SPvE) met aanvullende spelregels ten aanzien van kavelinrichting, beplanting, woningtypen en materiaaltoepassing. De regels zijn opgesteld om de samenhang tussen landschap, stedenbouw en architectuur te bewerkstelligen. Daarbij zijn de spelregels vooral inspirerend en stimulerend, met als oogmerk de kwaliteiten van water en groen optimaal tot hun recht te laten komen.
Genoemde karakteristieke, tuinwijk en waterrijk, worden gekenmerkt door een open verkaveling met veel privégroen. Dit vraagt om voldoende openheid tussen de bebouwing voor tuinen en beplanting en de realisatie van hagen als erfafscheiding en overgang van privaat naar publiek. Het betekent dat er geen grote woningen worden gerealiseerd op te kleine kavels. De massaopbouw en de inpassing van de garages zijn hierbij cruciaal. Het beoogde resultaat kan worden bereikt door afwisseling in de verkaveling, variatie in rooilijn, positie en oriëntatie.
Aspect: parkeren
Garages zijn bij voorkeur een geïntegreerd onderdeel van het bouwvolume van de villa’s of worden gerealiseerd achter op de kavel. Het garagepad heeft een grote capaciteit voor geparkeerde auto’s op het eigen terrein (minimaal 2 parkeerplaatsen onafhankelijk van elkaar te gebruiken). Op straat zijn daarom alleen parkeerplaatsen voor bezoekers nodig.
Aspect: erfafscheiding
De erfafscheiding tussen private terreinen en openbaar gebied worden uitgevoerd als haag.
Speelterreinen
Conform het speelruimtebeleidsplan van de gemeente Westland zijn in de Catalogus Openbare Ruimte de speelterreinen nader gedefinieerd.
Woningdifferentiatie
In het masterplan Waelpark is een indicatief programma opgenomen met woningaantallen en -types per deelgebied. In het woningbouwplan van dit bestemmingsplan ligt het accent op grondgebonden vrijstaande woningen. Het betreffen 110 kavels, overwegend in het dure segment. De overige woningen worden in het midden-dure segment gerealiseerd.
Groen
In het masterplan Waelpark wordt een groennorm gehanteerd van 88 m2 per woning. Daarvan is 53 m2 onderdeel van de bovenplanse ecologische verbindingszone (zie ook onderdeel i. hierna). Aan de noordzijde van het plangebied Waelplas is daarnaast een groengebied voorzien dat mede als speelterrein wordt ingericht. Het overig groen is onderdeel van de woonbestemming.
Ecologie
De primaire ecologische verbinding in het plangebied van masterplan Waelpark – die de provinciale Ecologische hoofdstructuur volgt – loopt van noord naar zuid en heeft een kerngebied van 25 meter breed dat bestaat uit water en groen. Deze zone krijgt waar mogelijk meer breedte door het eraan koppelen van bestaand groen en nieuw aan te leggen water, wijk- en buurtgroen.
Aan de noordzijde van het plangebied sluit deze ecologische zone aan op de groene schakel die ten noorden van de Poelmolenweg-noord wordt gerealiseerd.
De te realiseren ecologische verbindingszone heeft een minimale breedte van 25 meter. De inrichting van de ecologische zone is, in het gehele gebied Waelplas, vooral nat van karakter. Tot de verbinding met de zone in plandeel Rijnvaart zal dit thema worden gecontinueerd. Tussen de kavels op het eiland en de kavels aan de Poelkade zal dit thema worden geïntensiveerd.
Waterhuishouding
In de bestaande situatie ligt het plangebied in de polder en wordt aan 3 zijden omsloten door boezemwater. In het hart van de polder ligt als enig belangrijke waterloop de Molensloot.
Het westelijk deel van het plangebied ligt op polderniveau terwijl het oostelijk deel daarvan zich boezemland bevindt, waarvoor een waterbergingsnorm geldt van minimaal 400 m³ per hectare. Het deel ten westen van de aanwezige gasleiding ligt op polderniveau waarvoor een waterbergingsnorm van 390 m³ per hectare geldt. Een en ander afhankeljk van de verhardingspercentage.
IIn overleg met het Hoogheemraadschap van Delfland wordt gesproken over een uitwisseling van oppervlaktewater tussen de verschillende deelgebieden van masterplan Waelpark. Dit geldt met name voor deelgebieden Dijckerwaal fase 1 en Rijnvaart. In de Catalogus Openbare Ruimte is hiertoe een overzicht opgenomen.
2.2.3 Verkeer
Verkeerswegen en wijkontsluiting
Het plangebied Waelplas wordt ontsloten vanaf de Rijnvaartweg. Het deel gelegen op polderniveau wordt ontsloten vanaf de Maesemundeweg. De Maesemundeweg is onderdeel van de fietsverbinding noord-zuid. Mede daarom zal de kruising met de Rijnvaartweg worden aangepast, zodat een veilige, overzichtelijke situatie ontstaat. De straten zijn ruim 6 meter breed, opgebouwd uit een verharde rijloper van 4,8 meter en een voetpad van 1,5 meter.
Het plandeel op boezemniveau krijgt een nieuwe ontsluiting aan de Rijnvaartweg, ongeveer halverwege de Maesemundeweg en de Poelkade. Dit plandeel is een eiland waarvan de ontsluiting zich in het hart daarvan bevind. Ook deze ontsluiting is ruim 6 meter breed, met dezelfde opbouw als de ontsluiting in het plandeel op polderniveau. De enkele kavels die zich aan de Verlengde Poelkade bevinden worden ontsloten via de Poelkade.
Figuur 10 - Verkeersontsluiting volgens stedenbouwkundigplan Waelplas
Fietsroute
In het plangebied van het bestemmingsplan bevindt zich een fietsroute die onderdeel is van de verbinding in noord-zuidelijke richting die in het gehele masterplangebied Waelpark wordt gerealiseerd. In het noorden van het plangebied sluit deze fietsverbinding middels een brug over de Gantel aan op de fietsroute die wordt gerealiseerd in de Groene Schakel en in de Poelzone.
Figuur 11 - Aansluiting fietsverbinding op het recreatiegebied De Groene schakel
Parkeren
In het woningbouwplan zal het parkeren op eigen terrein plaatsvinden. Bezoekers parkeren op een korte strook halfverharding in de groenzone langs de rijloper. De strook halfverharding is gekoppeld aan de inrit van de kavel. Op deze wijze wordt het parkeren voor bezoekers gefaciliteerd en het parkeren op eigen terrein afgedwongen.
Op het aantal parkeerplaatsen is de beleidsregel Parkeernormering gemeente Westland 2018 van toepassing. De parkeernorm wordt periodiek herzien. Op dit moment gelden de volgende parkeernormen:
- 2,2 parkeerplaatsen per woning voor twee-onder-een-kap woningen; en
- 2,3 parkeerplaatsen per woning voor vrijstaande woningen.
De parkeernorm is inclusief 0,5 parkeerplaats per woning voor bezoekers- parkeren. De grenzen tussen de categorieën zijn onderdeel van de periodieke herzieningen.
Beleidskader Verkeer 's-Gravenzande
Op 19 mei 2011 is het Beleidskader Verkeer ’s-Gravenzande vastgesteld. Dit kader vormt een uitwerking van het WVVP naar genoemde kern.
Verder wordt in het beleidskader rekening gehouden met nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, zoals het woningbouwproject Waelpark.
Ruimtelijk Ontwikkelingskader ‘s-Gravenzande
Met dit bestemmingsplan wordt ook uitvoering gegeven aan enkele wensen die zijn neergelegd in het (vastgestelde) Ruimtelijke Ontwikkelingskader ’s-Gravenzande van 19 mei 2011. Deze wensen zijn:
- het verbinden van de nieuwe ecologische hoofdstructuur door de Poelpolder van Staelduin naar Arendsduin via de ‘s-Gravenzandse bosjes en de sportvelden met de lokale groenstructuur van ‘s-Gravenzande;
- het verbinden van de nieuwe woonwijk Waelpark met de kern ‘s-Gravenzande via een wandel-fietspad;
- het afmaken van het bedrijventerrein Teylingen; en
- de aanzet voor een extra ontsluiting van het bedrijventerrein Teylingen op de Naaldwijkseweg met als gevolg verminderde verkeersdrukte rond de rotonde aan de Koningin Julianaweg/Naaldwijkseweg.
Hoofdstuk 3 Onderzoek
3.1 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
In deze paragraaf is het bestemmingsplan getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking als neergelegd in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening en specifiek artikel 2.1.1 van de Verordening ruimte 2014 van de provincie Zuid-Holland.
Per 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening ten aanzien van de ladder duurzame verstedelijking gewijzigd. Zo kent de huidige ladder geen treden meer, omdat de voormalige treden 1 en 2 zijn samengevoegd en trede 3 is geschrapt.
Daarnaast kan de laddertoets bij uitwerkingsgebieden worden doorgeschoven naar het moment van vaststelling van het uitwerkingsplan. In onderhavig geval is er sprake van een uitwerkingsplicht. Echter gelet op de samenhang met het overige deel van dit bestemmingsplan, wordt er voor gekozen om de Laddertoets voor het uit te werken deel bij dit bestemmingsplan direct uit te voeren.
3.1.1 Primaire toets
Bij de beoordeling of de ladder voor duurzame verstedelijking moet worden toegepast, is bij de voorbereiding van het bestemmingsplan er zekerheidshalve van uitgegaan dat dit het geval is. Desalniettemin kan geoordeeld worden, dat met dit bestemmingsplan geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Het criterium om de vraag te beantwoorden vormt het begrip nieuwe stedelijke ontwikkeling (artikel 3.1.6, tweede lid, en artikel 1.1.1, eerste lid en onder i, van het Besluit ruimtelijke ordening).
Met het bestemmingsplan wordt stedelijke ontwikkeling, namelijk woningbouw, mogelijk gemaakt. Het daarin mogelijk gemaakte woningbouwplan Waelplas vormt een onderdeel van het totale woningbouwproject Waelpark . Volgens het bestemmingsplan Het Nieuwe Water, dat op 26 mei 2009 door de raad van de gemeente Westland was vastgesteld, was in de Poelpolder, dus ook op het plangebied van onderhavig bestemmingsplan, woningbouw mogelijk. Het voorliggende bestemmingsplan vormt een gedeeltelijke actualisering van het woningbouwproject dat op grond van voornoemd bestemmingsplan reeds mogelijk was. Met het masterplan Waelpark, dat het masterplan Het Nieuwe Water heeft vervangen, is het woningbouwproject aangepast aan de meest recente ontwikkeling op de woningmarkt en aan de actuele, kwantitatieve en kwalitatieve, woningbehoefte in de regio. Het bestemmingsplan voorziet niet in uitbreiding van de stedelijke ontwikkeling ten opzichte van het vorige planregime, noch in een wijziging van functies.
Gelet op deze feiten kan gesproken worden van een onbenutte planologische mogelijkheid. In het kader van een ander bestemmingsplan voor het woningbouwproject Waelpark is dit bevestigd in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 februari 2016 (201506618/1/R6).
Mede gelet op de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is de ladder voor duurzame verstedelijking toch doorlopen. Het resultaat hiervan is hierna weergegeven.
3.1.2 Actuele regionale behoefte
Algemeen
Volgens artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder a., van het Besluit ruimtelijke ordening, moet in de toelichting bij een bestemmingsplan worden beschreven dat de voorgenomen, nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.
In de provinciale Verordening Ruimte 2014 is dit wettelijke voorschrift aangevuld met de bepaling, dat gedeputeerde staten bij de aanvaarding van een regionale visie kunnen aangeven in hoeverre de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau geheel of gedeeltelijk is doorlopen. In de toelichting bij het bestemmingsplan kan – volgens de provinciale regels – in dat geval worden verwezen naar die regionale visie als motivering of gedeeltelijke motivering van het aanwezig zijn van de actuele regionale behoefte.
Voor zover de hiervoor genoemde aanvaarding door gedeputeerde staten het voorliggende bestemmingsplan betreft, is de regionale visie op 3 november 2015 aanvaard.
Regionale afstemming
Op 24 januari 2014 hebben gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland ingestemd met het door Stadsgewest Haaglanden aangeboden woningbouwprogramma 2013 en wel als kader voor de verantwoording van de woningbouwopgave in bestemmingsplannen conform de (toenmalige) Verordening Ruimte 2012. Het woningbouwplan Waelplas, als onderdeel van het totale woningbouwproject Waelpark in de Poelpolder te ’s-Gravenzande, past in het regionale woningbouw-programma van het toenmalige Stadsgewest en voldoet daarmee, op basis van de regels van de provinciale verordening over de ladder voor duurzame verstedelijking, aan de verantwoording van de regionale woningbehoefte en de regionale afstemming daarover.
Na 1 januari 2015 hebben de negen gemeenten die voorheen het Stadsgewest Haaglanden vormden, de regionale afstemming op het gebied van woningbehoefte en marktruimte voortgezet. Naast de gemeente Westland participeren daarin de gemeenten Delft, Den Haag, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk, Wassenaar en Zoetermeer.
Op 3 juli 2015 hebben de negen, regionaal samenwerkende gemeenten (de zogenaamde Bestuurlijke Tafel Wonen) de regionale afstemming tussen de woningbouwprogramma’s 2015 aan gedeputeerde staten voorgelegd. Deze regionale woonvisie is door gedeputeerde staten op 3 november 2015 aanvaard voor het doorlopen van de eerste trede van de ladder voor duurzame verstedelijking. Deze aanvaarding geldt totdat gedeputeerde staten een besluit hebben genomen over de regionale woonvisie 2017.
Regionale woningbehoefte
De regionale woningbehoefte waarin het woningbouwplan Waelplas zal gaan voorzien, was gebaseerd op het beleidsdocument Actueel en realiseerbaar woningbouwprogramma (2013) van het toenmalige Stadsgewest Haaglanden en is ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan gebaseerd op de regionale woonvisie 2015 die is opgesteld door de negen gemeenten die voorheen het Stadsgewest Haaglanden vormden (zie onderdeel b. hiervoor). Aan deze beleidsdocumenten waarin de regionale woningbehoefte tot uiting komt, liggen concrete onderzoeken in de regio ten grondslag. Vooral de kwantitatieve woningbehoefte (marktruimte) is daarin aan bod gekomen.
Als kader gold het regionaal Structuurplan 2020 van het Stadsgewest Haaglanden volgens hetwelk in de periode tot 2020 in totaal nog 75.000 tot 80.000 woningen moesten worden gebouwd, zowel binnen bestaand stedelijk gebied als op uitleglocaties. In de gemeente Westland worden daarvan 7040 woningen gerealiseerd.
Volgens de Woningmarktmonitor Haaglanden 2015 is het aantal verkochte nieuwbouwwoningen in de gemeente Westland toegenomen ten opzichte van het voorgaande monitorjaar. Deze indicator geeft niet alleen aan dat er behoefte is aan een bepaalde soort woningen maar ook dat die woningen economisch gezien weer binnen het bereik van de woningzoeker zijn gekomen.
De regionale woningbehoefte is op provinciaal niveau vertaald in het Programma ruimte als onderdeel van de provinciale Visie ruimte en mobiliteit (2014). Het totale woningbouwproject Waelpark voor de Poelpolder te ’s-Gravenzande, waarvan woningbouwplan Waelplas deel uitmaakt, is daarin aangewezen als uitleglocatie voor woningbouw. Ook in de voorgaande structuurvisie van de provincie was die uitleglocatie opgenomen.
De regionale woningbehoefte is op gemeentelijk niveau vertaald in de Structuurvisie Westland 2025 (met perspectief naar 2040) en de daarop geënte Woonvisie Westland 2020 waarin vooral het kwalitatieve kader voor woningbouwprogramma’s wordt gegeven.
De behoefte is in de structuurvisie verdeeld over de verschillende kernen van de gemeente. De raad van de gemeente heeft verder per kern een ruimtelijk ontwikkelingskader vastgesteld waarin locaties binnen bestaand stedelijk gebied zijn aangewezen waarop nieuwbouw mogelijk is en waarin uitleglocaties zijn aangewezen. In het Ruimtelijk Ontwikkelingskader ’s-Gravenzande is het woningbouwproject Waelpark aangewezen als uitleglocatie (de Poelpolder).
In kwalitatieve zin voldoet het woningbouwplan aan de regionale differentiatie van woonmilieus zoals op regionaal niveau vastgelegd in de zogeheten Steen van Rosetta. De stedenbouwkundige opzet van de nieuwe woonwijk moet volgens die Rosetta-methode worden gekenmerkt als typen Lokaal Dorps en Dorps Suburbaan (zie paragraaf 2.5.2, onder b., van deze toelichting). Naast de kwantitatieve behoefte zal het woningbouwplan dus ook tegemoet komen aan de wensen van woningzoekenden aangaande de kwaliteit van het woonmilieu.
De regionale woningbehoefte is actueel, hetgeen geconcludeerd mag worden uit de continue regionale afstemming op het terrein van wonen aan de zogenaamde Bestuurlijke Tafel Wonen. Anders gezegd, de woningmarkt heeft zich niet zodanig ontwikkeld of de regionale afstemming heeft er niet toe geleid, dat in de behoefte kan worden voorzien middels een andere stedelijke ontwikkeling in de regio.
3.1.3 Voorzien in behoefte binnen bestaand stedelijk gebied
Algemeen
Volgens artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder b., van het Besluit ruimtelijke ordening, moet in de toelichting bij een bestemmingsplan worden beschreven in hoeverre in de actuele regionale behoefte aan nieuwe stedelijke ontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden die daarvoor middels herstructurering, transformatie of anderszins geschikt zijn gemaakt. In de provinciale Verordening Ruimte 2014 is dit wettelijke voorschrift als zodanig overgenomen.
In artikel 1.1.1, eerste lid en onder h., van het Besluit ruimtelijke ordening wordt als definitie van bestaand stedelijk gebied gegeven, een bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal-culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. In de provinciale Verordening Ruimte 2014 wordt daaraan toegevoegd: “met inbegrip van daartoe bouwrijp gemaakte terreinen”.
Hoewel ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan het te ontwikkelen plangebied als bouwrijp aangemerkt zou kunnen worden, zodat het gebied volgens de provinciale regels zou vallen binnen bestaand stedelijk gebied, is in het bestemmingsplan uitgegaan van een nieuwe stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied. Dit uitgangspunt vergt volgens de ladder een motivering waarom het woningbouwplan niet in de bestaande verstedelijking kan worden ingepast.
De provincie doet in de toelichting van de PVR 2014 de aanbeveling de opvang van de regionale behoefte niet per plan te onderzoeken maar vooraf een overzicht te maken met de beschikbare ruimte binnen bestaand stads- en dorpsgebied (BSD), bijvoorbeeld in een gemeentelijke of regionale structuurvisie.
Volgens de uitleg van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt uit artikel 3.1.6, tweede lid en onder b., van het Besluit ruimtelijke ordening niet, dat eerst alle bestaande inbreidings- en transformatielocaties moeten zijn bebouwd alvorens tot uitbreiding van het stedelijk gebied te kunnen overgaan, en wel indien de actuele regionale behoefte groter is dan waaraan kan worden voldaan binnen stedelijk gebied.
Woningbouw buiten bestaand stedelijk gebied
Het woningbouwplan Waelplas, als onderdeel van het woningbouwproject Waelpark dat de gehele Poelpolder omvat, heeft een zodanige, samenhangende woonstructuur dat deze niet versnipperd binnen de bestaande kernen kan worden gerealiseerd. De samenhangende woonstructuur voldoet juist door die samenhang aan de actuele regionale woningbehoefte, zowel in kwantitatieve als in kwalitatieve zin.
De actuele regionale behoefte waarin met het bestemmingsplan wordt voorzien, is groter dan waaraan binnen de bestaande kernen door intensivering, revitalisering en herstructurering kan worden voldaan. Volgens het Ruimtelijk Ontwikkelingskader ’s-Gravenzande kunnen in de kern ’s-Gravenzande alleen nog ongeveer 100 woningen worden gerealiseerd in het centrum-project. Daarnaast wordt ter hoogte van Tuinveld een woningbouwlocatie binnenstedelijk opnieuw ingericht. Het woningbouwplan Waelplas is, als onderdeel van het totale woningbouwproject Waelpark, aangewezen als uitleglocatie omwille van grootte en samenhang.
3.1.4 Aanvulling regels provinciale verordening
In de provinciale Verordening Ruimte 2014 zijn verder de volgende voorwaarden opgenomen om te kunnen voldoen aan de – laatste beoordelingstrede – van de ladder voor duurzame verstedelijking:
- er wordt gebruik gemaakt van locaties die passen in de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit, waarbij artikel 2.2.1 van de Verordening ruimte 2014 van toepassing is, en
- er wordt gebruik gemaakt van locaties die zijn opgenomen in het Programma ruimte, voor zover het gaat om locaties groter dan 3 hectare.
De ontwikkeling past in de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart van de provinciale Visie ruimte en mobiliteit. Naast woningbouw krijgt in het plangebied de ecologische hoofdstructuur gestalte en zal het watersysteem worden vernieuwd naar de normen van de Kaderrichtlijn Water en het Waterbeheerplan van het Hoogheemraadschap van Delfland. In de totale context van woningbouwproject Waelpark zal in het woningbouwplan voldoende groen worden gerealiseerd. Het woningbouwplan voldoet, samengevat gezegd, aan de provinciale norm van behoud en vergroting van biodiversiteit.
Het totale woningbouwproject Waelpark voor de Poelpolder is opgenomen in het Programma ruimte van de provincie. Daarmee is tevens het woningbouwplan Waelplas daarin opgenomen.
3.2 Bedrijven En Milieuzonering
3.2.1 Wettelijk kader
Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de aanwezige functies en wonen noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken.
Deze richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds als uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningsvrij bouwen mogelijk is. In een bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de verhouding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies (milieuzonering).
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies (zoals bijvoorbeeld woningen):
- a. ter plaatse van deze gevoelige functies een goed woon- en leefmilieu wordt gegarandeerd;
- b. rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en de milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Op basis van eerdergenoemde VNG-publicatie kan worden bepaald in hoeverre de inrichtingen en bedrijven beperkend kunnen zijn voor het tot stand brengen van een goed woon- en leefmilieu in hun omgeving. In deze uitgave zijn per (milieu-)categorie bedrijvigheid richtafstanden genoemd die kunnen worden aangehouden ten einde de hinderlijke invloed van bedrijfsactiviteiten op gevoelige functies te beperken. Hiertoe worden een zestal milieucategorieën onderscheiden. Per milieucategorie is een richtafstand opgenomen, welke ten opzichte van in de omgeving aanwezige gevoelige bestemmingen dient te worden aangehouden. Deze richtafstand is gebaseerd op de als gevolg van de bedrijfsactiviteiten te verwachten milieuhinder (vanwege geur, geluid, stof of gevaar). In onderstaande tabel zijn de VNG-richtafstanden voor milieubelastende functies gegeven zoals deze gelden ten opzichte van een rustige woonwijk en van een gemengd gebied.
Figuur 12 - Richtafstanden tot een rustige woonwijk en tot gemend gebied
Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijk gebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor.
Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd.
3.2.2 Onderzoek
a. Algemeen
Het plangebied moet worden aangemerkt als een rustige woonwijk, aangezien het woningbouwplan Waelplas een woonwijk betreft dat wordt ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijk-gebonden voorzieningen, komen er vrijwel geen andere functies voor (zoals bedrijven en kantoren). Langs de randen van het gebied is weinig verstoring door verkeer.
b. Glastuinbouwbedrijven
Voor glastuinbouwbedrijven met gasverwarming (SBI-codes 011, 012, 013.3) geldt een minimale afstand van 30 meter tot aan een gevoelige functie, zoals woningbouw. De aangrenzende glastuinbouwfuncties bevinden zich op een grotere afstand dan 30 meter waardoor de bouw van woningen voldoet aan de eisen van milieuzonering ten opzichte van het westelijk gelegen glastuinbouwgebied.
c. Warmtekrachtkoppelingen (WKK's)
Voor de opwekking van warmte en elektriciteit bij een glastuinbouwbedrijf wordt gebruik gemaakt van een warmtekrachtkoppeling (WKK) in combinatie van warmteopslagtanks. Voor een WKK geldt een bijzondere afstand ten opzichte van omliggende woningen van derden. Een generator voor WKK mag niet meer transformatie-vermogen hebben dan 10 MVA. Binnen een zone van 65 meter vanuit de WKK is het, vanwege geluidshinder, niet toegestaan om nieuwe milieugevoelige objecten te realiseren.
Binnen de vereiste afstand van 65 meter zijn geen WKK’s aanwezig waardoor de bouw van de woningen ook voor deze functies voldoet aan de eisen van milieuzonering ten opzichte van het oostelijk gelegen glastuinbouwgebied.
d. Watersilo's
Bij glastuinbouwbedrijven bevinden zich voor de opslag van water grote watersilo's. In het verleden is het regelmatig voorgekomen dat deze silo's uit elkaar klappen met als gevolg dat dit ernstige schade kan veroorzaken in de directe omgeving. Voor nieuw te realiseren watersilo's of woningen bij watersilo's moet, om schade te voorkomen, een afstand van 15 meter tussen een woning van derden en een watersilo worden aangehouden.
Binnen de vereiste afstand van 15 meter zijn geen watersilo’s aanwezig waardoor de bouw van de woningen ook voor deze functies voldoet aan de eisen van milieuzonering ten opzichte van het oostelijk gelegen glastuinbouwgebied.
e. Bedrijf Alcomij
Ten westen van het plangebied bevindt zich het bedrijf Alcomij B.V.. Dit bedrijf, dat als toeleveringsbedrijf voor de glastuinbouw geldt, omvat een constructiewerkplaats in een gesloten gebouw met een oppervlakte van meer dan 200 m2 (SBI-code 281.1a). Het betreft derhalve een bedrijf van milieucategorie 3.2 voor welk een minimale afstand van 100 meter tot aan een gevoelige functie geldt. Het aspect geluid is hierbij leidend. Het bedrijf is in het bestemmingsplan Woonkern ’s-Gravenzande, door middel van een specifieke functieaanduididing als constructiewerkplaats, bestemd als bedrijf met dezelfde milieucategorie.
Figuur 13- Ligging bedrijf Alcomij ten opzichte van het plangebied
Het bedrijf wordt aan de noord-, west- en zuidzijde inmiddels beperkt door de aanpalende woningen aan de Hoflaan, Nachtegaallaan en Hagemanstraat (kern ’s-Gravenzande). Deze woningen bevinden zich op een afstand van minder dan 50 meter van het bedrijf.
Het plangebied bevindt zich aan de oostzijde van het bedrijf. Volgens de inventarisatie van functies bevond aan die rand in het plangebied reeds een drietal (voormalige) bedrijfswoningen, namelijk die welke zijn gelegen aan de Maesmundeweg nummers 1, 3 en 7. Ook deze woningen bevinden zich binnen 50 meter van het bedrijf en zijn derhalve ook beperkend.
Sinds 2009 is Alcomij niet meer milieuvergunningsplichtig en valt daardoor onder het Activiteitenbesluit. Acolmij beschikt over maatwerkvoorschriften voor geluid. Aan de zijde van de geplande nieuwbouw moet het bedrijf echter voldoen aan de standaard voorschriften uit het Activiteitenbesluit. Dit betekent dat het bedrijf momenteel aan die zijde een geluidsruimte heeft tot 50 dB(A) etmaalwaarde voor de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus en 70, 65 en 60 dB(A) in de dag-, avond- en nachtperiode voor de maximale geluidsniveaus bij de (bestaande) woningen.
Omdat Alcomij zijn productiecapaciteit wil uitbreiden zijn de afgelopen jaren de bedrijfsprocessen en logistiek geoptimaliseerd. Hierdoor zijn o.a. transportroutes verplaatst en productiehallen geïsoleerd. Hiermee gebruikt het bedrijf de totale beschikbare geluidsruimte. De huidige situatie is daarmee gelijk aan de maximale planmogelijkheden. Het gehanteerde model voor de geluidsberekeningen op de omgeving is aangeleverd door de geluidsadviseur. Het model hoort bij de aanvraag tot vervallen maatwerkvoorschriften aan de oostzijde van het bedrijf.
f. Overige bedrijven aan de Hagemanstraat
Zoals in figuur 13 te zien is, staat ten zuiden van Alcomij een bedrijfshal. Dit is een bedrijfsverzamelgebouw waarin, meerdere bedrijven zijn gevestigd, waaronder René Don hoveniers en Form-A-Fence. Echter, er zijn drie deuren per zijde wat impliceert dat er zes bedrijven gevestigd kunnen worden. Daarbij zijn de drie deuren die richting het plangebied zijn gericht immissierelevant in dit gebied. In het geluidsmodel zijn om deze reden drie uitstralende gevels opgenomen. De bedrijven vallen onder het Activiteitenbesluit en mogen daarmee maximaal 50 dB(A) etmaalwaarde en 70, 65 en 60 dB(A) in de dag-, avond- en nachtperiode voor de maximale geluidsniveaus produceren bij de dichtstbijzijnde (bestaande) woningen. In het rekenmodel zijn bronnen neergelegd die deze ruimte exact opvullen.
Voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau betreft dit een uitstralende gevel met een bronvermogen van 60 dB(A)/m2. Voor de maximale geluidsniveaus zijn de activiteiten dichtslaan van portieren (100 dB(A)) en achteruitrijsignalering vrachtwagens (101 dB(A)) gemodelleerd.
Voor deze bedrijven en het bedrijf van Alcomij is onderzocht of woningbouw, grenzend aan deze bedrijven mogelijk is. De resultaten van dit onderzoek zijn te lezen in Bijlage Geluidsonderzoek industrielawaai van dit bestemmingsplan.
3.2.3 Conclusie
Om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in het gehele plangebied te waarborgen is het nodig om maatregelen te treffen bij de bedrijven aan de Hagemanstraat. Deze maatregelen moeten nog verder uitgewerkt worden. Om die reden is er een uit te werken bestemming opgenomen voor het westelijk deel van het plangebied. De bestemming mag worden uitgewerkt wanneer duidelijk is hoe de geluidhinder afkomstig van de bedrijven wordt voorkomen en ook is aangetoond dat deze maatregel naar de toekomst toe in stand wordt gelaten.
3.3 Geluid
3.3.1 Wettelijk kader
Wet geluidhinder
Met de Wet geluidhinder wordt, vanuit een goed milieubeheer, een aantal specifieke geluidsgevoelige bestemmingen beschermd zoals woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen. De geluidszonering die door deze wet wordt voorgeschreven, ligt rondom bedrijventerreinen, langs wegen voor wegverkeer, langs spoor-, tram- en metrowegen en rondom of langs andere geluidsoverlast veroorzakende objecten. Aan de geluidsbelasting op de (gevels van de) geluidsgevoelige objecten worden grenzen gesteld terwille van het woon- en leefklimaat.
3.3.2 Onderzoek
Op 5 juli 2018 is door het bureau DGMR akoestisch onderzoek verricht als geboden in de Wet geluidhinder.
Aan de hand van nieuwe verkeerscijfers zijn in dit onderzoek de geluidscontouren ten gevolge van de weg Rijnvaartweg geactualiseerd, met als uitgangspunt dat het plangebied binnen de bebouwde kom ligt.
De geluidsgevoelige bestemmingen in de zone van de weg zijn getoetst aan de voorkeursgrenswaarde of eventueel vastgestelde hogere waarden, als bedoeld in artikel 76 van de Wet geluidhinder.
De volledige resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in Bijlagen Geluidsonderzoek wegverkeer en Geluidsonderzoek wegverkeer reconstructie Rijnvaartweg van deze toelichting.
3.3.3 Conclusie
Uit het onderzoek kan worden geconcludeerd, dat de geluidskwaliteit van de in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen niet de goede ruimtelijke ordening belemmert die met dit bestemmingsplan wordt geboden.
3.4 Luchtkwaliteit
3.4.1 Wettelijk kader
Wet luchtkwaliteit
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 (Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer). De Wlk bevat grenswaarden voor
zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxide, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Stof | Toetsing van | Grenswaarde | Geldig |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 ìg/m³ | 2010 t/m 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 ìg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10)1) | jaargemiddelde concentratie | 48 ìg/m³ | |
jaargemiddelde concentratie | 40 ìg/m³ | vanaf 11 juni 2011 | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 75 ìg/m³ | ||
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 ìg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
- de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
- bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
- het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In dit Besluit is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een project heeft een effect van minder dan 1% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10;
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.
3.4.2 Onderzoek
Het woningbouwplan Waelplas moet worden aangemerkt als woningbouwlocatie zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). In de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) wordt zo een locatie aangewezen als locatie die niet in betekenende mate van invloed is op de luchtkwaliteit (voorschrift 3B.2 van Bijlage 3a van die regeling). De voorwaarde is, dat die woningbouwlocatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3000 woningen omvat.
3.4.3 Conclusie
Gezien de aard en de omvang van het onderhavige bouwplan (circa 110 woningen) is het dus uitgesloten, dat het bouwplan leidt tot een in betekenende mate bijdragen aan de concentraties fijn stof en NO2.
De luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor de uitvoering van het woningbouwplan, zoals is vastgelegd in artikel 5.16, lid 1 onder c, van de Wet milieubeheer.
3.5 Externe Veiligheid
3.5.1 Wettelijk kader
Externe veiligheid is een begrip in het milieurecht en gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer over de weg, water en spoor en door buisleidingen van gevaarlijke stoffen. Als gevaarlijke stoffen kunnen worden genoemd vuurwerk, lpg en munitie. Het beleid en de wetgeving zijn erop gericht om maatregelen te treffen om de risico's van deze risicovolle activiteiten te reguleren.
Voor dit bestemmingsplan is toetsing aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen, Besluit externe veiligheid buisleidingen en de daarop gestoelde regelingen, en aan de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2004) van belang. Deze Circulaire heeft een looptijd tot 31 juli 2012 en zal opgaan in het nieuwe Besluit transportroutes externe veiligheid en Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen.
Op grond van de regels voor externe veiligheid moeten afstanden in acht worden genomen tussen risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten. In de regelgeving wordt uitgegaan van een risicobenadering - en niet het volledig uitsluiten van het risico - waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico is een rekenkundig begrip. Het risico kan op een afbeelding zichtbaar worden gemaakt door een (iso)risicocontour die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt. Het groepsrisico is een maat om de kans weer te geven dat een incident met dodelijke slachtoffers plaatsvindt. Het drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting, als bedoeld in de Wet milieubeheer, of bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet onderzocht - en verantwoord - worden omdat ook buiten de genoemde risicocontour van het plaatsgebonden risico nog letale effecten kunnen optreden in het invloedgebied van de risicovolle activiteit en groepen personen slachtoffer kunnen worden van een calamiteit.
3.5.2 Onderzoek
a. Verkennend onderzoek inrichtingen
In en de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen risicovolle locaties en kwetsbare in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Evenmin bevinden zich in of in de nabijheid van het plangebied routes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor dit bestemmingsplan is derhalve geen onderzoek in het kader van externe veiligheid vereist.
b. Verkennend onderzoek transport door buisleidingen
Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van circa 110 woningen. De beoogde locatie ligt binnen het invloedgebied en de 100%-letaliteitsgrens van de hogedrukaardgasleiding met kenmerk W-522-05 van de Gasunie.
Op 7 april 2015 is door bureau AVIV een risicoberekening uitgevoerd ten aanzien van de aanwezige gasleiding. De resultaten daarvan zijn samengevat de volgende.
Plaatsgebonden risico
De berekeningen voor leiding W-522-05 laten zien dat het plaatsgebonden risico kleiner is dan de grenswaarde van 1.0 10-6. Het plaatsgebonden risico van deze leiding vormt daarmee geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Groepsrisico
De oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt niet overschreden. In de bestaande situatie is het groepsrisico voor leiding W-522-05 meer dan 1000 keer kleiner dan de oriëntatiewaarde. Door het plangebied Waelplas neemt het groepsrisico toe tot ongeveer 300 keer kleiner dan de oriëntatiewaarde.
Omdat het groepsrisico kleiner is dan 0.1 maal (10 keer) de oriëntatiewaarde, kan, conform artikel 12, lid 3, van het Besluit externe veiligheid buisleidingen, worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico. In een beperkte verantwoording vanhet groepsrisico komen vier zaken aan de orde in de afweging bij de planbesluit, namelijk:
1. de personendichtheid in het invloedgebied van de buisleidingen;
2. de hoogte van het groepsrisico;
3. de bestrijdbaarheid van een ramp;
4. de zelfredzaamheid tijdens de ontwikkeling van de ramp.
De volledige resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in Bijlage Externe Veiligheid van deze toelichting. Tevens is daaraan het advies van de Veiligheidsregio Haaglanden van 19 juni 2015 toegevoegd.
Het besluit tot aanvaarding van de verantwoordelijkheid voor het berekende groepsrisico is eveneens in Bijlage Externe Veiligheid van deze toelichting opgenomen.
c. Verkennend onderzoek wegvervoer gevaarlijke stoffen
In of in de nabijheid van het plangebied is geen route voor het wegvervoer van gevaarlijke stoffen aanwezig. In dit bestemmingplan behoeft derhalve geen veiligheidszone voor transport van gevaarlijke stoffen te worden opgenomen.
d. Verkennend onderzoek ondergrondse explosieven
Voor de eventuele aanwezigheid van ondergrondse conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog is op basis van de gemeentelijke explosievenkaart bureauonderzoek gedaan.
Uit het bureauonderzoek kan worden geconcludeerd, dat er geen conventionele explosieven in of nabij het plangebied liggen die de ruimtelijke ordening belemmeren die met dit bestemmingsplan wordt geboden.
Figuur 14 - gemeentelijke explosievenkaart - plangebied blauw omkaderd -
3.5.3 Conclusie
In dit bestemmingplan behoeft derhalve geen veiligheidszone voor munitie te worden opgenomen.
3.6 Water
3.6.1 Wettelijk kader
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met het doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
- Kaderrichtlijn Water (KRW).
Nationaal:
- Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
- Waterwet.
Provinciaal:
- Provinciaal Waterplan;
- Provinciale Structuurvisie;
- Verordening Ruimte.
Nationaal beleid
Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.
Provinciaal beleid
Het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 bevat de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid voor die periode. Het vervangt het provinciaal waterbeleid zoals dat is vastgelegd in het Beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006) en vervangt het Grondwaterplan 2007-2013 en beschrijft dan ook het strategische grondwaterbeleid voor Zuid-Holland. Verder voldoet het plan aan de eisen van de nieuwe Waterwet. De provincie vertaalt in dit plan het beleid uit het nationaal waterplan en het huidige Europese beleid naar provinciale kaders en doelstellingen voor de periode 2010-2015. Conform de herziene sturingsvisie water gaat het met name om de 'wat' vraag. De waterschappen beantwoorden in hun waterbeheerplannen vervolgens vooral de 'hoe' vraag. De Visie op Zuid-Holland bestaat uit de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda. Hierin beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen (structuurvisie), stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (verordening) en geeft zij aan wat nodig is om dit te realiseren (uitvoeringsagenda). In de Verordening Ruimte zijn regels opgenomen met betrekking tot het water en waterstaatswerken in bestemmingsplannen. De provincie heeft in samenwerking met de gemeente Westland een eindrapport opgesteld over Westlandse waterlijnen, een project dat de vaartenstructuur in het Westland probeert te versterken.
Waterschapsbeleid
Het Hoogheemraadschap Delfland heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2016-2021 'Strategie richting een toekomstbestendig en samenwerkingsgericht waterschap'. In dit Waterbeheerplan 5 (WBP 5) heeft het Hoogheemraadschap van Delfland (Delfland) zijn strategie voor de uitvoering van de kerntaken voor de komende jaren beschreven. Het is de leidraad voor het handelen van Delfland in de planperiode 2016-2021. Het WBP 5 is tevens een uitnodiging aan private, particuliere en publieke partijen om binnen de uitge¬zette koers met initiatieven te komen. Bij de uitvoering van het WBP 5 staan de kerntaken vanzelfsprekend voorop:
- de waterveiligheid;
- het waterbeheer;
- de waterkwaliteit;
- het zuiveren van afvalwater.
Delfland zal hierbij nadrukkelijk kijken naar een doelmatige uitvoering daarvan waarbij ambities, kosten en het tempo op een evenwichtig manier zijn afgewogen. Delfland voert zijn kerntaken uit ten behoeve van het behouden en verbeteren van de leef¬omgeving voor inwoners, medeoverheden, bedrijven en de natuurwaarden in het beheerge¬bied. Het is een uitdaging om bij de uitvoering van die taken aan te sluiten bij de beleving en de behoeften van de maatschappij. Waterbewustzijn vormt de onmisbare schakel voor draagvlak. Delfland wil dat mensen zich in de komende planperiode bewust worden van het water om hen heen, van de gevolgen van klimaatverandering en van hun eigen gedrag. Het vergroten van waterbewustzijn is daarom verweven in alle programma's en handelingen van Delfland in de komende planperiode.
De werkzaamheden en projecten die de komende zes jaar geïnitieerd worden zijn terug te brengen tot de volgende vier speerpunten van het waterschap:
- 6. In stand houden: Investeringen in de infrastructuur worden op een adequate manier in stand gehouden. De waterkeringen, het watersysteem, de ecologische structuren en het afvalwatersysteem worden met beheer verder geoptimaliseerd. Delfland werkt bij het bestendigen van het beheer van de infrastructuur toe naar de levenscyclusbenadering;;
- 7. Investeren: Veranderende wetgeving en veranderingen in de omgeving vragen om aanpassing en verdere verbetering van ons watersysteem, de waterkeringen en het afval¬watersysteem. Dit betekent de kans op natte voeten verkleinen door bij het zoeken naar oplossingen om water langer vast te houden, de waterkeringen op orde te houden met oog voor de multifunctionaliteit, de waterkwaliteit te verbeteren en toe te spitsen op de potenties van het gebied en de waterzuiveringen om te bouwen tot zoetwaterfabrieken. Bij elk project, proces en activiteit worden de innovatieve mogelijkheden en de meest duurzame wijze van uitvoering meegenomen in de afwegingen;
- 8. Samenwerken: Het waterschap kan en doet het niet alleen, sterker nog, waterbeheer is ook een taak van andere overheden zoals gemeenten en van burgers en bedrijven. De samenwerking in het waterbeheer is pluriform van karakter. Het waterschap speelt hierop in door goed omgevingsmanagement en door op basis van transparantie en vertrouwen de samenwerking te zoeken en structureel te onderhouden. Delfland wil het waterbewustzijn bevorderen door samenwerking met belanghebbenden en delen van verantwoordelijkheden;
- 9. Flexibel en duidelijk: Partners komen een flexibel waterschap tegen die rol en houding afstemt op basis van vraagstukken die voorliggen. Duidelijke kaders worden neergezet, zoals financieel gezond en bijdragen aan toekomstbestendig waterbeheer, maar dogma's zijn er niet. Dit betekent dat er in de werk- en beleidsprocessen van de ambtelijke organisatie en bij bestuurlijke besluitvorming binnen de wettelijke mogelijkheden voldoende ruimte moet zijn om maatwerk te leveren. Innovatie fungeert daarbij als aanjager om te blijven vernieuwen, mee te bewegen met veranderingen en te voorkomen dat het waterschap statisch wordt.
Waterbeheerplan 2016-2021
Een waterbeheerder is op grond van artikel 4.6 van de Waterwet verplicht om voor de onder zijn beheer staande watersystemen een beheerplan vast te stellen. Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft haar nieuwe waterbeheerplan voor de periode 2016-2021 in december 2015 vastgesteld .
In het waterbeheerplan worden kaders gesteld voor, onder andere, de waterveiligheid en het voorkomen van wateroverlast. Deze onderdelen van het beheer van het watersysteem zien tevens op het plangebied waarin de waterkering zal worden verlegd en waarin een opgave voor waterberging aanwezig is.
Handreiking watertoets voor gemeenten
Op 14 april 2014 (herzien in 2018) is de nieuwe "Handreiking watertoets voor gemeenten" vastgesteld. De nieuwe handreiking biedt gemeenten, adviesbureaus en projectontwikkelaars handvatten voor de invulling van het proces en de inhoud van de watertoets voor ruimtelijke plannen op gemeentelijk niveau. De handreiking is gebaseerd op bestaand beleid van Delfland en sluit aan op de Wet ruimtelijke ordening, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Crisis- en herstelwet en de Waterwet.
In paragraaf 3.6.2 van deze toelichting is beschreven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van dit bestemmingsplan voor de waterhuishouding.
Gemeentelijk beleid
Het Waterplan Westland , met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2027 en de daarbij horende uitvoeringsplan 2015 tot 2018 beschreven. De thema's: ”Toekomstig ruimtelijk beleid, Duurzaamheid, Schoon water, waterkeringen, Droge voeten, Afvalwaterketen Beheer en onderhoud, Zoetwatervoorzieningen en grondwater, Recreatie“, worden hierin uitgewerkt. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart gebracht. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Westland 2011-2015 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Met het eerste Verbreed GRP Westland 2011-2015 wordt niet alleen uitvoering gegeven aan de wettelijke eisen, maar wordt ook de onderlinge samenhang tussen de drie zorgplichten en reeds in gang gezette ontwikkelingen zoals het project Riolering Glastuinbouw Westland (RGW) weergegeven. Het Verbreed GRP is een logisch vervolg op de wijzigingen in wetgeving/beleid en een noodzakelijke verdere optimalisatie van het beleid dat de afgelopen 5 jaar is gevolgd.
3.6.2 Onderzoek
Voor de realisatie van (voornamelijk) woningen in het plangebied Waelpark, is een waterhuishoudkundigplan opgesteld. Waelplas is een deelgebied binnen Waelpark en daarmee opgenomen in het waterhuishoudkundigplan. Dit waterhuishoudkundigplan bevat het kader voor de waterhuishoudkundige inrichting van het gebied Waelpark en vormt tegens de grondslag voor ondermeer dit bestemmingsplan. Het waterhuishoudkundigplan is op 15 mei 2018 goedgekeurd door Hoogheemraadschap van Delfland.
Het plangebied wordt aan de west- en oostzijde begrensd door de Nieuwe Vaart en de Poelwatering. Langs dit boezemwater is een waterkering aanwezig. De ligging van de regionale keringen en bijbehorende beschermingszones, zijn weergegeven op de legger van Delfland. Daarbij zijn in het bijbehorende leggerprofiel de vereiste afmetingen van het dwarsprofiel aangegeven. Voor de keringen in het plangebied geldt de leggerprofiel variant nr. 9. Zie figuur hieronder. Binnen de vastgedstelde leggerzoneringen gleden beperkingen op grond van de Keur. Voor de werkzaamheden die worden uitgevoerd en werken die worden aangelegd binnen deze zonering, is over het algemeen een watervergunning nodig. De definitieve uitwerking moet daarbij voldoen aan de criteria, die het Hoogheemraadschap van Delfland stelt, en wordt nader met het Hoogheemraadschap van Delfland afgestemd.
Figuur 15 - Leggerprofiel regionale kering
In het plangebied Waelplas zijn de volgende regionale waterkeringen aanwezig waarop de Keur van het Hoogheemraadschap van Delfland van toepassing is:
- langs de Poelmolenweg:
- langs de Rijnvaartweg:
- langs de Maesemundeweg.
De waterkering langs de Poelmolenweg, zal in oostelijke richting worden gelegd, op de gronden waarin de gasleiding in noord-zuidelijke richting is gelegen. Om deze verplaatsing mogelijk te maken is een aanpassing van de legger van Delfland noodzakelijk en een watervergunningen. Deze aanpassing en benodigde vergunning zijn gevraagd bij Hoogheeraadschap van Delfland en op 28 september 2018 aangevraagd. Wanneer vergunningverlening rondom deze waterkering gereed is en de werkzaamheden voltooid, worden de bestaande regionlale waterkingen die langs de Poelmolenweg liggen worden afgewaardeerd en verwerkt op de legger van Hoogheemraadschap van Delfland
In dit bestemmingsplan zijn de gronden binnen de keurzoneringen van de regionale kering mede bestemd als "Waterstaat - Waterkering".
Figuur 16 - ligging waterkering oude (legger HHD) en nieuwe situatie (bestemmingsplanverbeelding)
Polder- en bezoemland
Het oostelijk deel van het plangebied bevindt zich in boezemland waarvoor een waterbergingsnorm geldt van minimaal 400 m³ per hectare. Het deel ten westen van de aanwezige gasleiding ligt op polderniveau waarvoor een waterbergingsnorm van minimaal 390 m³ per hectare geldt. Eén en ander is afhankelijk van de mate van verharding van het gebied.
In het onderhavig plan wordt in totaal 18.832 m² aan oppervlaktewater gerealiseerd. Dit oppervlaktewater bestaat uit nieuw aan te leggen boezemwatergangen, waterplassen en de realisatie van een natuurzone in de vorm van plas-dras-gebieden. In totaal wordt 7.125 m² natuur aangelegd. Het onderhavige plan omvat in de nieuwe situatie circa 1.208 m² polderwater en circa 17.624 m² boezemwater.
De duiker die de Molensloot in plandeel Waelplas verbindt met het plandeel Rijnvaart wordt in de nieuwe situatie aangepast, zodat de doorstroomcapaciteit in de nieuwe situatie voldoende is.
In het waterhuishoudkundigplan is de totale waterberging dat vanuit de bergingsnorm dient te worden gerealiseerd verspreid over het plangebied opgenomen. In het waterhuishoudkundigplan wordt daarbij uitgegaan van een bergingsnorm van minimaal 400 m³ per hectare. Verder kunnen eventuele bergingstekorten die in het zuidelijk plandeel aanwezig zijn, worden gecompenseerd in het noordelijk plandeel van het project Waelpark. Nu hier zuiderlijk deel van het plangebied in haar wateropgaaf voorziet, is er geen sprake van gebruikmaking van deze compensatie.
Voor het westlijk deel, gelegen in poldergebied, geldt vooralsnog een uit te werken woongebied. Bij de uitwerking van deze bestemming, zal rekening gehouden moeten worden met bovengenoemde waterbergingscapaciteit. Om deze reden is voor deze gronden een dubbelbestemming "Waterberging" opgenomen in dit bestemmingsplan.
Bodem en grondwater
Uit het waterhuidhoudkundigplan blijkt dat er opbarstrisico's zijn voor het plangebied Waelplas. ONW heeft door Waalpartners civil engenireering op 9 december 2018 onderzoek laten verrichten naar deze risico's. Uit dit nader onderzoek blijkt dat er geen risico bestaat met betrekking tot opbarsting wanneer de aanleg "in den natte" wordt uitgevoerd.
Het plangebied zal overeenkomstig het nader advies van 9 december 2018 worden uitgevoerd.
Het advies is als bijlage Opbarstrisico Waelplas bij de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen.
Onderhoud en bagger
Het beheer van de hoofdwatergang de Poelwatering en de Nieuwe Vaart (inclusief het verlengde daarvan) wordt uitgevoerd door het Hoogheemraadschap van Delfland. Voor het beheer van de nieuw aan te leggen watergangen zal overleg en afstemming plaatsvinden tussen de ontwikkelaar en de gemeente. De uitgangspunten waarop hier uitvoering aan wordt gegeven, is vastgelegdin het waterhuishoudkundig plan en wordt overeenkomst uitgevoerd.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
De waterkwaliteit in het plangebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de kwaliteit van het boezemwater in het beheersgebied van Delfland. De kwaliteitseisverbetering is dan ook voor een belangrijk deel afhankelijk van de vermindering van verontreiniging van gebieden elders. Het water in de Westlandse boezem wordt ververst door inlaat van water uit het Brielse Meer.
Ten aanzien van de fysisch/chemische kwaliteit van het water kan worden gesteld dat in het overgrote deel van het Delflandse boezemgebied niet wordt voldaan aan de normen. De gemiddelde fysisch/chemische waterkwaliteit in het boezemgebied is de afgelopen jaren wel verbeterd.
Voor wat betreft de ecologische kwaliteit kan worden gesteld dat de waterkwaliteit op een aantal aspecten (beheer, voedselrijkdom) ondermaats is en op andere aspecten (toxiciteit, variant-eigen karakter, zuurstofgehalte) voldoende of goed scoort. De functieverandering van glastuinbouw naar woningbouw levert een bijdrage aan de verbetering van het oppervlaktewater. Daarnaast wordt ten noorden van het plangebied een ecologische verbindingszone aangelegd. Deze wordt voorzien van een natuurvriendelijke oever. Deze natuurvriendelijke oevers zullen een positief effect hebben op de waterkwaliteit van het oppervlaktewater.
Afvalwaterketen
De riolering voor het plangebied wordt nader uitgewerkt in een rioleringsplan. Als basis voor dit rioleringsplan dient het gemeentelijke rioleringsplan van de gemeente Westland. Het plan zal voldoen aan de Leidraad Riolering West Nederland en de Leidraad aan- en afkoppelen verhard oppervlak en de Beslisboom Aan- en afkoppelen verharde oppervlakten. Dit betekent voor het plangebied dat er een zogenaamd gescheiden rioleringsstelsel wordt aangelegd. Het afstromend regenwater afkomstig van (schone) daken en verhardingen wordt rechtstreeks op het oppervlaktewater geloosd.
Hieronder is het bestemmingsplan getoetst aan het waterbeleid van het Hoogheemraadschap van Delfland op basis van de "Handreiking watertoets voor gemeenten".
Het noordelijk en het zuidelijk deel van het masterplan ligt op boezempeil of komt daarop te liggen. Tussen deze locaties wordt het waterpeil van de huidige Poelpolder aangehouden. De ruimtelijk kwaliteite van het boezempeil zal worden bennut bij de ontwikkeling van de woningen. Dit geldt vooral voor de recreatieve mogelijkheden van bevaarbaar water. De grens van het zuidelijk deel wordt bepaald door een nog te realiseren boezemverbinding tussen de Nieuwe Vaart en de Poelwatering, ter verbetering van het boezemsysteem. Het bestaande patroon van watergangen zal hierop worden aangepast. In he tnoordelijk deel zal deels nieuw water owrden aangelegd, eveneens op boezempeil. Deze ontpoldering blijft beperkt tot ongeveer de helft van het gebied ten noorden van de Rijnvaartweg. Dit komt omdat de door het gebied lopende gasleiding verdere ontpoldering bemoeilijkt.
De bestaande Molensloot heeft een wisselende breedte en zal de kern vormen van de ecologische verbindingszone. De definitieve toetsing van de norm voor wateroverlast door neerslag is opgenomen in het waterhuishoudkundigplan. In dit waterhuishoudkundigplan is ook de inrichting van de waterhuishouding van het gebied verder uitgewerkt, zoals de inlaatvoorzieningen, peilbeheer, inrichting natuurvriendelijke oevers en afspraken met betrekking tot het onderhoud.
Diverse onderdelen van het masterplan Waelpark dragen bij aan de invulling en verankering van de Kaderrichtlijn Water (KRW). Dit geldt voor de inrichting van natuurvriendelijke oevers langs alle boezemwatergangen, zowel aan de zuidzijde (zuidoostelijke rand en nieuwe doorgang) als aan de noordkant in het nieuwe boezemgebied, rondom de nieuwe plas. De boezem is namelijk een KRW-waterlichaam (Westboezem). Met deze KRW-zones wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan het realiseren van een KRW-verbinding tussen de zuidelijker gelegen KRW-oevers in het Nieuwe Water en de noordelijker gelegen Poelzone en Groene Schakel. De natuurvriendelijke oevers in de ecologische zone tellen formeel niet mee voor de KRW, omdat deze geen onderdeel uitmaken van het waterlichaam Westboezem. Indirect leiden deze wel tot een KRW-versterkingskans. Gezamenlijk met de gemeente en het Hoogheemraadschap van Delfland zal onderzocht worden hoe de polder wel kan bijdragen aan de KRW, bijvoorbeeld door maatregelen voor het verbeteren van de visstand.
3.6.3 Conclusie
Met inachtneming van hetgeen is opgenomen in het Waterhuishoudkundigplan, kan het plan overeenkomstig worden gerealiseerd.
3.7 Bodem
3.7.1 Wettelijk kader
Wet bodembescherming
De Wet bodembescherming ziet, vanuit een goed milieubeheer, op de bodembescherming en bodemsanering. Met deze wet moet rekening worden gehouden met het ontwikkelen en realiseren van ruimtelijke plannen. In een bestemmingsplan dat voorziet in ruimtelijke ontwikkeling, moet verantwoord zijn dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is op grond van de bodemkwaliteit voor die ruimtelijke ontwikkeling.
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.
3.7.2 Onderzoek
Voor het gebied van het woningbouwplan zijn verschillende onderzoeken verricht waaruit kan worden geconstateerd, dat het gebied op een aantal plaatsen licht verontreinigd is. Laatstelijk is op 21 januari 2016 door bureau ATKB een actualiserend, verkennend bodemonderzoek verricht.. Nadien hebben er geen activiteiten plaatsgevonden die van invloed zijn op de resultaten uit het verkennend bodemonderzoek.
Uit het laatstgenoemde onderzoek is voornamelijk gebleken, dat:
- er plaatselijk een ten hoogste lichte bodemverontreiniging met PCB’s, OCB’s (drins), metalen en PAK in boven- en ondergrond is vastgesteld (herbevestiging van oudere onderzoekresultaten);
- er geen asbestverdacht materiaal is waargenomen;
- in het waterbodemonderzoek geen bodemvreemde materialen of asbestverdachte materialen zijn aangetroffen.
3.7.3 Conclusie
Uit die onderzoeken kan worden geconcludeerd, dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor een goede ruimtelijke ordening die met dit bestemmingsplan is gegeven.
De volledige resultaten van het actualiserend onderzoek zijn opgenomen in Bijlage Bodemonderzoek van deze toelichting.
3.8 Ecologie
3.8.1 Wettelijk kader
Natuurnetwerk Nederland
Op basis van het nieuwe rijksbeleid zoals opgenomen in het Natuurnetwerk Nederland (NNN), heeft de provincie Zuid-Holland in december 2013 de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) herijkt. De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones.
Bij de herijkte EHS is de prioriteit komen te liggen bij het bereiken van de doelen van de Natura-2000-gebieden en de Europese Kaderrichtlijn Water. Voor wat betreft het beleidsveld Natuur richt de provincie zich niet alleen op de kwantitatieve prestaties (output: hoeveel hectare verworven en ingericht, hoeveel beheerplannen Natura 2000 vastgesteld) maar vooral ook op de effecten (outcome: de natuurkwaliteit, hoe ontwikkelt de Zuid-Hollandse biodiversiteit zich). Het voorgaande is breder dan de reikwijdte van het NNN omdat er door de provincie van uitgegaan wordt dat de bijdrage aan de biodiversiteit ook buiten de begrenzing van het NNN plaatsvindt, bijvoorbeeld het leveren van een bijdrage aan de biodiversiteit door recreatiegebieden en het agrarisch gebied.
Wet natuurbescherming
Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking. De Wnb is het nieuwe wettelijke stelsel voor natuurbescherming en vervangt drie tot dan bestaande wetten, namelijk de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Het beschermingsregime gaat uit van het "nee, tenzij-principe". Dit betekent dat de genoemde verbodsbepalingen in de Wnb voor bescherming van gebieden, soorten en houtopstanden altijd gelden. Het afwijken hiervan is alleen onder voorwaarden toegestaan. Gedeputeerde Staten (GS) van de provincie Zuid-Holland is het bevoegd gezag voor het verlenen van toestemming door middel van een vergunning, ontheffing of vrijstelling.
In de Wnb zijn bepalingen opgenomen voor de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten. Het gaat onder meer om soorten die in Nederland, maar ook in Europa in hun voortbestaan bedreigd worden. De Wnb kent drie beschermingsregimes:
- Vogels: het gaat hier om alle inheemse vogels in hun natuurlijk verspreidingsgebied. Ze zijn
beschermd via de vogelrichtlijn; - Dieren en planten: het gaat hier om alle inheemse dieren en planten. Ze zijn beschermd via de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn;
- Nationale soorten: het gaat hier om de soorten, die niet onder de reikwijdte van de Vogel- of Habitatrichtlijn vallen. Deze soorten zijn wel nationaal beschermd.
Per beschermingsregime is bepaald welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing, vergunning of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag. De bepalingen zijn samengevat in onderstaande tabel. De bepalingen voorzien in een bescherming van verblijfplaatsen, evenals de bescherming tegen verstorende invloeden. Gedeputeerde Staten van provincie Zuid-Holland kan een ontheffing verlenen van de verboden als genoemd in de artikelen 3.1, 3.5 en 3.10. van de Wnb.
Vrijstellingen
In de Wnb is een aantal algemene soorten amfibieën en zoogdieren beschermd onder de categorie "Nationale soorten", zoals gewone pad, bruine kikker en konijn. Provincie Zuid-Holland heeft bevoegdheid om bij verordening deze soorten "vrij te stellen" van de ontheffing/vergunningsplicht (Provincie Zuid-Holland, 2016). Dit betekent dat geen ontheffing nodig is voor werken gericht op ruimtelijke inrichting en ontwikkeling en beheer en onderhoud. Vrijgestelde soorten zijn niet meegenomen in deze toetsing.
Zorgplicht
De zorgplicht (artikel 1.11. Wnb) houdt in dat handelingen, die nadelige gevolgen kunnen hebben voor in het wild levende dieren en planten:
- 1. Achterwege gelaten worden, of
- 2. Noodzakelijke maatregelen treft om die gevolgen te voorkomen, of
- 3. Deze zoveel mogelijk beperkt of ongedaan maakt
Het betreft alle in het wild levende dieren en planten. De zorgplicht dient onder meer als vangnet voor de bescherming van soorten waarvoor op grond van de Wnb geen specifiek verbod geldt. De zorgplicht is daarnaast van toepassing op beschermde gebieden.
3.8.2 Onderzoek
Op 28 februari 2018 heeft Aqua Terra Nova onderzoek gedaan naar de consequenties van natuurwetgeving ten behoeve van sloop en nieuwbouwwerkzaamheden in dit plangebied.
Het doel van het onderzoek is te inventariseren of het project mogelijk in strijd is met de Wet natuurbescherming of het Natuurnetwerk Nederland in de Wet ruimtelijke ordening. Hiertoe zijn de effecten van de activiteiten in de beschermde gebieden en soorten inzichtelijk gemaakt.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt op circa 2 km van een gebied dat wordt beschermd door de Wet natuurbescherming, namelijk Natura 2000-gebied `Solleveld & Kapittelduinen’. Vanwege de afstand van het plangebied tot het Natura 2000-gebied is op 17 december 2017 door het bureau Goudappel Coffeng In het kader van de programmatische aanpak stikstofdepositie (PAS) onderzoek verricht voor zowel plandeel Waelplas als het plandeel Rijnvaart.
Uit het onderzoek blijkt dat voor het Natura 2000-gebied ‘Solleveld & Kapittelduinen’ sprake is van een toename van de stikstofdepositie van 0,72 mol/ha/jr. De stikstofdepositie als gevolg van de woningbouwontwikkeling ligt daarmee voor dit gebied boven de drempelwaarde. Er is geen sprake van een overschrijding van de grenswaarde van 1,00 mol/ha/jr. Omdat sprake is van een overschrijding van de drempelwaarde dient ontwikkelruimte geclaimd te worden in het Aerius-systeem. Een vergunning hiertoe is in januari 2018 gevraagd bij Provincie Zuid-Holland en op (PM) verleend.
De resultaten van het onderzoeken zijn opgenomen in Bijlage Ecologie van deze toelichting van bestemmingsplan Rijnvaart.
Verder bevindt het plangebied zich deels binnen de begrenzing van NNN. De geplande werkzaamheden binnen de begrenzing van de NNN hebben mogelijk negatieve effecten als gevolg. Alle werkzaamheden binnen de NNN zijn toetsingsplichtig. Verdere toetsing naar de effecten van de werkzaamheden op de NNN is noodzakelijk voorafgaand aan de te treffen werkzaamheden.
Soortbescherming
De woonhuizen zijn geschikt als vaste rust en/of verblijfplaats voor de huismussen en gierzwaluwen. De woonhuizen blijven behouden. Nadere toetsing in het kader van de Wet natuurbescherming is noodzakelijk .
Nadere toetsing naar de aanwezigheid van verblijfplaatsen van gebouw- en boombewonende vleermuizen is niet noodzakelijk;
De tuinen rondom de woonhuizen, de bosschages en watergangen bieden geschikt foerageergebied voor vleermuizen. Tijdens de werkzaamheden kunnen foerageergebieden verstoord worden. Er is echter genoeg alternatief in de omgeving aanwezig waardoor het geen essentiële foerageergebieden betreffen. Wel wordt aangeraden om tijdens de werkzaamheden verstoring van foerageergebieden te voorkomen.
De watergangen in het plangebied worden mogelijk gebruikt als vliegroute door vleermuissoorten als gewone en ruige dwergvleermuis, watervleermuis, meervleermuis en laatvlieger. Tijdens de werkzaamheden dient verstoring van eventueel aanwezige vliegroutes voorkomen te worden.
Er dienen maatregelen getroffen te worden ter voorkoming van het vestigen van de rugstreeppad in het plangebied.
Het optreden van negatieve effecten van overige (strikt) beschermde soorten is uitgesloten.
Tijdens de werkzaamheden moet rekening worden gehouden met broedende vogels en algemeen voorkomende dieren en de zorgplicht is te allen tijde van kracht.
Vervolgstappen
Broedvogels
Alle in Nederland broedende vogels zijn strikt beschermd en mogen tijdens het broeden niet verstoord worden. Er wordt aangeraden de werkzaamheden buiten de broedperiode (maart t/m juli) uit te voeren. Hierdoor is er geen effect aanwezig op broedende vogels.
Indien werkzaamheden in de periode maart t/m juli moeten worden uitgevoerd, dient de aanwezigheid van vogelnesten voorafgaand aan de werkzaamheden gecontroleerd te worden. Indien vogelnesten aangetroffen worden, dienen de werkzaamheden nabij het nest uitgesteld te worden totdat de jongen uitgevlogen zijn of dient een verstoringsvrije zone rond het nest opgesteld te worden.
Vleermuizen
Negatieve effecten op eventuele aanwezige foerageergebieden en vliegroutes van vleermuizen dienen te worden voorkomen. Dit kan worden voorkomen door de volgende maatregelen te treffen tijdens de uitvoering van de werkzaamheden:
- De meest effectieve methode om verstoring van een vliegroutes te voorkomen is door buiten de kwetsbare periode te werken. Activiteiten waarbij een essentiële vliegroute aangetast wordt moeten plaatsvinden in de periode dat vleermuizen niet actief zijn, dus in de periode dat ze in winterrust zijn. De meest gunstige periode om te werken is de periode van 1 december tot eind maart;
- Indien er in de actieve periode van vleermuizen gewerkt wordt dient er ’s nachts geen verlichting aan te staan welke de watergangen of de bomen sterker verlicht dan in de huidige situatie;
- In de actieve periode van vleermuizen mag er vanaf één uur voor zonsondergang tot één uur na zonsopkomst geen licht op het wateroppervlak schijnen. Nachtelijke werkzaamheden kunnen alleen uitgevoerd worden als benodigd kunstlicht geen uitstraling heeft naar het wateroppervlak.
Rugstreeppadden
De aanwezigheid van de (strikt) beschermde rugstreeppad in het plangebied wordt uitgesloten. Echter betreft de rugstreeppad een mobiele soort die gemakkelijk van verblijfplaats wisselt en juveniele padden kunnen afstanden tot wel 5 kilometer afleggen op zoek naar geschikt leefgebied. Bouwterreinen vormen vaak ideaal leefgebied voor rugstreeppadden. Daarom wordt aangeraden de volgende maatregelen te nemen om te voorkomen dat de rugstreeppad zich gaat vestigen tijdens de uitvoering van de werkzaamheden:
- Voorkomen dat er (tijdelijke) grond- en/of zanddepots en takkenbossen ontstaan op het werkterrein die als respectievelijk voortplantingshabitat of functioneel leefgebied van rugstreeppad kunnen functioneren;
- Indien niet voorkomen kan worden dat grond- en/of zanddepots meer dan vier weken blijven liggen, dienen deze grond- en/of zanddepots direct na afwerking afgedekt te worden met landbouwplastic of aan de onderzijde een goed afsluitend zeildoek, of;
- Plaats paddenwerende schermen, bijvoorbeeld van glad landbouwplastic rond het werkterrein of rond de zand- of grondbulten. Zorg dat de schermen 10 centimeter in de grond steken en 50 centimeter boven de grond. Controleer regelmatig op scheuren, kieren en overhangende vegetatie;
- Voorkom de vorming van ondiepe plassen op het werkterrein;
- Pas de maatregelen toe tijdens de gehele periode van de werkzaamheden, met name is extra aandacht vereist op aanwezige padden in de periode maart t/m oktober.
Mochten ondanks de maatregelen rugstreeppadden worden gesignaleerd op het werkterrein, schakel dan zo spoedig mogelijk de hulp in van een ecologisch deskundige.
Zorgplicht
Ten alle tijden dient er rekening gehouden te worden met de algemene zorgplicht, Artikel 2 van de Flora- en faunawet (Artikel 1.11 Wet natuurbescherming). Dit houdt in dat er altijd rekening met in het wild levende dieren en planten gehouden moet worden. Tijdens de werkzaamheden moet gelet worden op de aanwezigheid van planten en dieren en moet voorkomen worden dat deze onnodig gedood, verwond of aangetast worden.
3.8.3 Conclusie
Met inachtneming van bovenstaande adviezen, blijkt dat de realisatie van woningbouw in dit plangebied mogelijk is.
3.9 Cultuurhistorische Aspecten
3.9.1 Wettelijk kader
Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de gewijzigde Monumentenwet 1988, stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte en het Structuurschema Groene Ruimte 2.
De provincie Zuid-Holland hanteert het uitgangspunt dat op terreinen die voorkomen op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland en in gebieden die op de kaart archeologische waarden van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS-kaart) ten minste een redelijke tot grote kans op archeologische sporen hebben, archeologisch vooronderzoek in het kader van de planvoorbereiding dient plaats te vinden. Voor zover er onzekerheid bestaat over de precieze aanwezigheid van archeologische waarden, dient in het bestemmingsplan voor het bouwrijp maken een omgevingsvergunningplicht te worden gehanteerd. Het verlenen van een omgevingsvergunning wordt daarbij afhankelijk gesteld van de uitkomsten van nader archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.
Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
3.9.2 Onderzoek
In het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan Het Nieuwe Water in 2009, is archeologisch bureauonderzoek gedaan. Hieruit blijkt dat er voor het plangebied een uiterst lage verwachtingswaarde is van archeologische sporen (zie ook archeologische vrijwaringskaart bij het bestemmingsplan Het Nieuwe Water en de daarbij behorende voorschriften).
3.9.3 Conclusie
Op grond van deze onderzoeksresultaten behoeft geen verder archeologisch onderzoek plaats te vinden.
Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving
4.1 Planvorm
4.1.1 Wettelijk voorgeschreven standaardisering
De planregels en de planverbeelding van dit bestemmingsplan zijn overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen als gepubliceerd door het ministerie van VROM (SVBP 2008) en als wettelijk voorgeschreven in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 (Staatscourant 2008, nr. 377, van 30 oktober 2008).
Daarnaast zijn in de planregels de standaardregels opgenomen als geboden in artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening. In een apart artikel zijn de bijzondere gebruiksverboden opgenomen voor alle bestemmingen, welke verboden aansluiten op het wettelijk verbod als neergelegd in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening.
Voor uitleg van die planregels wordt verwezen naar de toelichting op het Besluit ruimtelijke ordening en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008, in samenhang met de jurisprudentie over die uitleg.
Voorts is de "Werkafspraak terminologie Wabo in Standaard voor Vergelijkbare bestemmingsplannen" van september 2010 verwerkt. Die werkafspraak in het kader van de ministeriële regeling is gemaakt met het oog op de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010.
4.1.2 Aanvulling en geoorloofde afwijking van de SVBP 2012
De planregels en planverbeelding van dit bestemmingsplan zijn toegesneden op de specifieke behoefte aan planregulering voor het gegeven plangebied. In de hierna volgende paragrafen is de aan het bestemmingsplan eigen plansystematiek toegelicht voor zover die een aanvulling of een geoorloofde afwijking vormt van de SVBP 2012.
4.1.3 Systematiek van de planregels
Opbouw planregels
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
- Inleidende regels;
- Bestemmingsregels;
- Algemene regels;
- Overgangs- en slotregels.
Inleidende regels
Begrippen (Begrippen)
Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Wijze van meten (Wijze van meten)
Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
Bestemmingsregels
De bestemmingsregels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
- doeleindenomschrijving (gebruiksregels);
- bouwregels;
- nadere eisen;
- afwijkingsregels.
Gebruiksregels
De doeleindenbeschrijving van de bestemming of de dubbelbestemming, waarvan opname in de planregels is geboden in artikel 3.1.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, is in de planregels voor elke bestemming in eerste instantie vervat in het onderdeel "Bestemmingsomschrijving". Van het onderdeel "Specifieke gebruiksregels" wordt in de planregels vooral gebruik gemaakt om regels te geven voor de onder de bestemming of dubbelbestemming vallende functieaanduidingen en bouwaanduidingen en andere aanduidingen.
Afwijkingsregels
In het onderdeel "Afwijken van de gebruiksregels" wordt alleen die afwijkingsbevoegdheid opgenomen die uitsluitend ziet op het gebruik. Zodra sprake is van het afwijken van de bouwregels - ook al vormt dat bouwen een (klein) onderdeel van het gebruik in ruime zin - wordt de bevoegdheid daartoe geplaatst in het onderdeel "Afwijken van de bouwregels".
Aanleggen of slopen
De aanlegregels of sloopregels zijn uitvoerig met het oog op een zorgvuldige verlening van de omgevingsvergunning daartoe, voor zover regels daarvoor niet reeds zijn voorzien in de Wet ruimtelijke ordening of het Besluit ruimtelijke ordening. De aanlegregels of sloopregels kennen de volgende onderverdeling:
- het aanlegverbod of sloopverbod zelf;
- de voorwaarden waaronder een omgevingsvergunning mag worden verleend en het inwinnen van deskundigenadvies;
- de specifieke aanlegverboden of sloopverboden met de daarop gegeven uitzonderingen.
Algemene gebruiksregels
In het artikel "Algemene gebruiksregels" zijn naast een verwijzing naar het algemene gebruiksverbod van artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, specifieke gebruiksverboden ter invulling van het algemene gebruiksverbod opgenomen. Daarin is onderscheid gemaakt tussen het verbod op het gebruik van gronden en het verbod op het gebruik van bouwwerken.
Overgangs- en slotregels
In het artikel "Slotregel" zijn de volgende onderdelen opgenomen:
- het onderdeel "Vervangen bestemmingsplannen" waarin een overzicht van de bestemmingsplannen en andere planregimes is opgenomen die met dit bestemmingsplan zijn vervangen;
- en het onderdeel "Citeertitel".
4.1.4 Systematiek van de planverbeelding
Wettelijke vereisten
De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Hierbij vormt de inhoud van de digitale versie de beslissende versie. De digitalisering brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
De planverbeelding is digitaal vorm gegeven overeenkomstig de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. De digitale planverbeelding en de andere onderdelen van de dataset hebben het volgende planidentificatie-nummer gekregen:
NL.IMRO.1783.ONWWAELPLASpbp-VA01
De dataset bestaat uit:
- het GML-bestand van de planverbeelding;
- het XML-geleideformulier;
- de onderliggende bestanden zoals ondergrond en overige topografische informatie;
- de PDF- en HTML-bestanden voor respectievelijk de verbeelding van plantoelichting en planregels.
Leeswijzer verbeelding
Wegwijzer via internet
Met de digitalisering van ruimtelijke plannen is het lezen en interpreteren van de verbeelding (voorheen plankaart) een nieuwe aangelegenheid. Via de website www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen bestemmingsplannen (ook in voorbereiding zijnde plannen voor zover deze ter inzage zijn gelegd) worden ingezien. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.
Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksonder 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen. Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie getoond. Indien meer informatie is gewenst, kan worden doorgeklikt naar de toelichting en/of de regels van het plan.
Analoge verbeelding
Alhoewel de digitale verbeelding het uitgangspunt vormt, blijft het mogelijk het bestemmingsplan analoog in te zien. Het lezen van de analoge verbeelding is verschillend van de digitale verbeelding. Op de analoge verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes.
Bestemmingsvlak en bouwvlak
Vrijwel elke bestemming bestaat doorgaans uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. Soms komt het voor dat het bestemmingsvlak en het bouwvlak met elkaar samenvallen. Op de plankaart is dan uitsluitend een bouwvlak te zien (het bestemmingsvlak ligt hieronder).
Aanduidingen
Op de digitale plankaart is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen. Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeelden van functieaanduidingen zijn 'bedrijfswoning', 'detailhandel' en 'kantoor'.
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. Voorbeelden van bouwaanduidingen zijn 'gestapeld' en 'onderdoorgang'.
Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen.
4.2 Bestemmingsregeling
De bestaande functies in het plangebied die overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan in dit plan zijn bestemd, zijn de volgende (in alfabetische volgorde van bestemming).
4.2.1 Bestemming "Bedrijf"
Op de gronden waarop de nutsvoorziening is gesitueerd, is de bestemming “Bedrijf” (B) neergelegd, met toevoeging van de functieaanduiding “nutsvoorziening” (nv).
4.2.2 Bestemming "Groen"
Op de gronden voor openbare groenvoorziening is de bestemming “Groen” (G) neergelegd.
4.2.3 Bestemming "Natuur"
Op de gronden waarop nieuwe natuur in de vorm van een ecologische verbindingszone zal worden gerealiseerd, is de bestemming “Natuur” (N) neergelegd.
Aan deze bestemming is een aanlegstelsel verbonden.
4.2.4 Bestemming "Tuin"
Op de gronden bij de woningen die onder de bestemming “Wonen” zijn geplaatst, hebben de tuinen de bestemming “Tuin” (T) gekregen. Naast beperkt bouwen is het bouwen van erkers op die gronden onder voorwaarden toegestaan. Bij deze bestemmingslegging is deels aangesloten bij de regels die vóór het van kracht worden van dit bestemmingsplan, golden.
4.2.5 Bestemming "Verkeer"
Op de gronden waarop wegen voor wegverkeer zijn of worden gesitueerd, is de bestemming “Verkeer” (V) neergelegd.
4.2.6 Bestemming "Water"
Op de gronden waarop oppervlaktewater is en op de gronden waarop nieuw water is voorzien, is de bestemming “Water” (WA) neergelegd.
4.2.7 Bestemming "Wonen"
Op de gronden waarop de bestaande woningen langs de Poelmolenweg (noord en oost), de Rijnvaartweg en de Maesemundeweg zijn gesitueerd, is de bestemming “Wonen” (W) neergelegd. Bij deze bestemmingslegging is deels aangesloten bij de regels die vóór het van kracht worden van dit bestemmingsplan, golden.
4.2.8 Bestemming "Woongebied"
Op de gronden waarop het woningbouwplan Waelplas zal worden gerealiseerd is de bestemming “Woongebied” (WG) neergelegd.
Volgens de bestemmingsomschrijving van deze bestemming zijn naast het realiseren van de woningen een verblijfsgebied (o.a. woonstraten, voet- en fietspaden), tuinen, erven, water, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en andere bij de bestemming behorende voorzieningen mogelijk gemaakt.
De gronden waarop de oevers liggen hebben de functieaanduiding “specifieke vorm van woongebied – oeverzone” (swg-oev) gekregen. Aan deze functieaantuiding is een aanlegstelsel verbonden.
4.2.9 Dubbelbestemming "Leiding - Gas"
Op de gronden waarin de hoofd-aardgastransportleiding van de Gasunie is gelegen is de dubbelbestemming “Leiding – Gas” (L-G) neergelegd.
Aan deze dubbelbestemming is een aanlegstelsel verbonden.
4.2.10 Dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering"
Op de gronden van de primaire waterkering en de daarbij behorende beschermingszone is de dubbelbestemming "Waterstaat – Waterkering" (WS-WK) neergelegd.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.1.1 Grondexploitatie en kostenverhaal
Voor het bestemmingsplan is exploitatieplan, als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening, opgesteld. Dit exploitatieplan bevat een grondexploitatieopzet en regels voor het omslaan van de kosten over de verschillende uitgiftecategorieën.
Gelijk aan dit bestemmingsplan, kent het exploitatieplan een uit te werken plandeel en wel ten westen van de Maesemundeweg en ten oosten van de ecologische verbindingszone. Zodra de uitwerking van dit plandeel bekend is, kan het exploitatieplan voor dat deel ook worden uitgewerkt.
Voor het overige kan geconcludeerd worden dat het bestemmingsplan voor wat betreft de grondexploitatie en kostenverhaal uitvoerbaar is.
5.1.2 Planschadevergoeding
Eventuele vergoeding van planschade, als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening, is als kostenpost in de grondexploitatie opgenomen, zodat kan worden geconcludeerd, dat het bestemmingsplan ook op dit vlak uitvoerbaar is.
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
5.2.1 Overleg
In de periode van 5 juni 2015 t/m 16 juni 2015 heeft over het voorontwerp van dit bestemmingsplan bestuurlijk overleg plaatsgehad als geboden in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierbij hebben de volgende instanties gereageerd:
- Ministerie van VROM
- Provincie Zuid-Holland
- Hoogheemraadschap van Delfland
- Gasunie
De uitkomsten van het overleg, als bedoeld in artikel 3.1.6, eerste lid, onder c., van het Besluit ruimtelijke ordening, zijn opgenomen in Bijlage Inspraak en overleg van deze toelichting.
5.2.2 Inspraak
Aaangezien voor het plangebied reeds een ontwerpbestemmingsplan ter inzage heeft gelegen gedurende een periode van 6 weken vanaf 18 april 2016 is er sprake van een actualisering en aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. Inspraak zal daarom niet plaatsvinden.
5.2.3 Zienswijzen
Van 17 augustus 2018 tot 27 september 2018 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter visie gelegen voor het indienen van zienswijzen, als bedoeld in artikel 3.8, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening in verbintenis met Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Gedurende de periode van tervisielegging zijn 12 zienswijzen ingediend.
De ontvangen zienswijzen zijn beoordeeld. Voor een overzicht van de zienswijzen wordt verwezen naar Bijlage Nota beantwoording zienswijzen van deze toelichting.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Beleidsregel Parkeernormering
Bijlage 2 Beleidsregel parkeernormering
Bijlage 3 Masterplan Waelpark
Bijlage 1 Voorlopige Kavelindeling
Bijlage 1 Voorlopige kavelindeling
Bijlage 2 Woonmilieus Haaglanden
Bijlage 2 Woonmilieus Haaglanden
Bijlage 3 Waterhuishoudkundigplan
Bijlage 3 Waterhuishoudkundigplan
Bijlage 4 Bodemonderzoek
Bijlage 5 Geluidsonderzoek Industrielawaai
Bijlage 5 Geluidsonderzoek industrielawaai
Bijlage 6 Geluidsonderzoek Wegverkeer
Bijlage 6 Geluidsonderzoek wegverkeer
Bijlage 7 Geluidsonderzoek Wegverkeer Reconstructie Rijnvaartweg
Bijlage 7 Geluidsonderzoek wegverkeer reconstructie Rijnvaartweg
Bijlage 8 Externe Veiligheid
Bijlage 9 Ecologie
Bijlage 10 Verkeersonderzoek
Bijlage 11 Opbarstrisico Waelplas
Bijlage 11 Opbarstrisico Waelplas
Bijlage 12 Inspraak En Overleg
Bijlage 12 Inspraak en overleg
Bijlage 13 Nota Beantwoording Zienswijzen
Bijlage 13 Nota beantwoording zienswijzen