KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen
Artikel 1 Algemeen
Artikel 2 Verboden Gebruik En Activiteiten: Algemeen
Artikel 3 Omgevingsplanactiviteiten En Meldingen
Hoofdstuk 2 Doelen
Artikel 4 Doelen Omgevingsplan
Hoofdstuk 3 Functies En Activiteiten
Artikel 5 Bedrijf
Artikel 6 Centrum
Artikel 7 Gemengd
Artikel 8 Groen
Artikel 9 Maatschappelijk
Artikel 10 Verkeer - Gebiedsontsluiting
Artikel 11 Verkeer - Wijkontsluiting
Artikel 12 Water
Artikel 13 Woongebied
Artikel 14 Woongebied - Bijzondere Woonvormen
Hoofdstuk 4 Specifieke Functies En Activiteiten
Artikel 15 Overige Zone
Artikel 16 Overige Zone - Ecologische Verbindingszone
Artikel 17 Overige Zone - Kernwinkelgebied
Artikel 18 Overige Zone - Laanbeplanting
Artikel 19 Overige Zone - Monumentaal Dorpscentrum
Artikel 20 Overige Zone - Vaarweg - Categorie E
Artikel 21 Overige Zone - Vaarweg - Categorie F
Artikel 22 Leiding - Water
Artikel 23 Veiligheidszone - Invloedsgebied
Artikel 24 Vrijwaringszone - Beschermingszone Waterkering
Artikel 25 Waarde - Archeologie
Artikel 26 Waterstaatswerk - Waterkering
Hoofdstuk 5 Algemene Regels
Artikel 27 Anti - Dubbeltelregel
Artikel 28 Algemene Bouwregels
Artikel 29 Algemene Afwijkingsmogelijkheden
Hoofdstuk 6 Overgangs- En Slotregels
Artikel 30 Overgangsrecht
Artikel 31 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Omgevingsplan Dorpscentrum Poeldijk
1.2 Waaruit Bestaat Het Omgevingsplan
Hoofdstuk 2 Anticiperen Op De Omgevingswet
2.1 De Omgevingswet
2.2 Experiment Bestemmingsplan Met Verbrede Reikwijdte
2.3 Doel Van Het Omgevingsplan
2.4 Plangebied
2.5 Plan Van Aanpak
Hoofdstuk 3 Participatie
Hoofdstuk 4 Integrale Benadering Fysieke Leefomgeving
4.1 Algemeen
4.2 Lokale Regels Poeldijk En Westland
Hoofdstuk 5 De Ambities En Kaders
5.1 Algemeen
5.2 Rijks- En Provinciaal Beleid
5.3 Waterschapsbeleid
5.4 Gemeentelijk Beleid
5.5 Omgevingsvisie 2.0 Algemeen
5.6 Poeldijk In De Omgevingsvisie 2.0
Hoofdstuk 6 Van Omgevingsvisie Naar Omgevingsplan
6.1 Inleiding
6.2 Functies En Activiteiten
6.3 De Vertaalslag
6.4 Juridische Planbeschrijving
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Handhaving
Bijlage 1 Begripsbepalingen
Bijlage 2 Meet- En Rekenbepalingen
Bijlage 3 Kaart Hoofdwinkelstraten Poeldijk
Bijlage 4 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'
Bijlage 5 Staat Van Horeca Activiteiten
Bijlage 1 Staat Van Wijzigingen
Bijlage 2 Rapport Participatie
Bijlage 3 Nota Van Beantwoording Inspraakreacties En Vooroverleg
Bijlage 4 Nota Van Beantwoording Zienswijzen

Omgevingsplan Dorpscentrum Poeldijk

Bestemmingsplan - Gemeente Westland

Vastgesteld op 21-09-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1 Algemeen

1.1 Artikel 1.1 (begripsbepalingen)

Begripsbepalingen bij dit omgevingsplan bevat begrippen en definities voor de toepassing van dit omgevingsplan.

1.2 Artikel 1.2 (meet- en rekenbepalingen)

Bijlage 2 bij dit omgevingsplan bevat meet- en rekenbepalingen voor de toepassing van dit omgevingsplan.

Artikel 2 Verboden Gebruik En Activiteiten: Algemeen

2.1 Artikel 2.1 (toepassingsbereik)

De regels in artikelen 2.4 en 3 hebben betrekking op het gehele plangebied en zijn geometrisch gekoppeld door middel van 'overige zone'.

2.2 Artikel 2.2 (oogmerken)

De regels in de artikelen 2.4 en 3 zijn gesteld met het oog op:

  1. a. het doelmatig gebruik van de weg en bouwwerken;
  2. b. het behoeden van de staat en werking van de openbare weg en het openbaar water voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die weg of dat water;
  3. c. het beperken van buitensporig lange inname van parkeerruimte;
  4. d. het bevorderen van de verkeersveiligheid;
  5. e. het beperken van hinder;
  6. f. het bevorderen van de toegankelijkheid van de openbare ruimte;
  7. g. het beschermen van het aanzien van de openbare ruimte;
  8. h. het beschermen van het openbaar groen.

2.3 Artikel 2.3 (normadressaat)

Aan de regels in de artikelen 2.4 en Artikel 3 moet worden voldaan door degene die de activiteit verricht. Diegene draagt zorgt voor de naleving van de regels over de activiteit.

2.4 Verboden gebruik en activiteiten

2.5 Artikel 2.5 (Afwijken met omgevingsvergunning)

  1. 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde genoemd onder artikel 2.4 Verboden gebruik en activiteiten, mits het geen afbreuk doet aan de oogmerken zoals bepaald in artikel 2.2;
  2. 2. Voor het bepaalde in artikel 2.4.3 geldt dat het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning kan afwijken van de regels omtrent de bewoning door één afzonderlijk huishouden ten behoeve van kamerbewoning, mits:
    1. a. de kamerwoningen gevestigd worden binnen het hoofdkerngebied van Poeldijk als aangewezen op de kaart die als Bijlage 3 bij de regels is toegevoegd;
    2. b. de kamerwoningen gevestigd worden op de verdieping binnen een bestemming die "wonen" mogelijk maakt;
    3. c. het totaal aantal kamerbewoners niet meer dan vier per pand is;
    4. d. de kamerwoningen in een pand gevestigd worden dat ten minste aan weerszijden vier panden zonder kamerwoningen heeft;
    5. e. een kamerwoning een minimale gebruiksoppervlakte van 12 m2 per bewoner heeft waarbij de om te zetten woning voldoet aan de eisen en bepalingen van het Bouwbesluit 2012;
    6. f. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    7. g. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
    8. h. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivering.
  3. 3. Voor het bepaalde in artikel 2.4.3 geldt dat het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning kan afwijken van de regels omtrent de bewoning van een woning door één afzonderlijk huishouden ten behoeve van bewoning door een woongroep;
  4. 4. Op de omgevingsvergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

2.6 Artikel 2.6 (Maatwerkvoorschriften)

Het bevoegd gezag kan maatwerkvoorschriften stellen of aan de omgevingsvergunning voorwaarden verbinden met het oog op de oogmerken zoals bepaald in 2.2.

Artikel 3 Omgevingsplanactiviteiten En Meldingen

3.1 Algemeen: bestaand en nieuw

  1. 1. Voor de bepalingen in artikel 3 en Hoofdstuk 3 geldt als bestaande bebouwing of als bestaand gebruik van grond of bebouwing, bebouwing of gebruik van grond of bebouwing:
    1. a. die ingevolge het op het tijdstip van inwerkingtreding van deze omgevingsplan rechtmatig aanwezig is;
    2. b. waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreding van deze omgevingsplan rechtmatig een omgevingsvergunning is verleend of waarvoor op dat tijdstip een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend die op grond van het geldende bestemmingsplan moet of kan worden verleend;
  2. 2. Voor dit hoofdstuk geldt als nieuwe bebouwing of nieuw gebruik van grond of bebouwing, bebouwing of gebruik van grond of bebouwing die niet voldoet aan het eerste lid.

3.2 Voorwaardelijke verplichting parkeren

  1. 1. Bij nieuwe ontwikkelingen (oprichting van een bouwwerk, verandering van functie of uitbreiding van bestaand gebruik) is het gebruik van gronden en bouwwerken slechts toegestaan als op eigen terrein wordt voorzien in 'voldoende parkeergelegenheid' zoals bedoeld in de begripsbepaling van hoofdstuk 1 van deze regels.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 1 indien:
    1. a. het voldoen aan die bepaling door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    2. b. er een bijzonder gemeentelijk belang mee is gemoeid; of
    3. c. op andere wijze dan op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits voldaan wordt aan de voorwaarden zoals gesteld in de beleidsregel 'Parkeernormering gemeente Westland' en - indien deze beleidsregel gedurende de planperiode worden gewijzigd - aan die wijziging; of
    4. d. door de aanvrager van een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat de van toepassing zijnde parkeernorm(en) of aanwezigheidspercentages niet overeenkomen met de feitelijke situatie en kan worden volstaan met het realiseren van minder parkeergelegenheid.
  3. 3. Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning zoals genoemd bij lid 2 voorschriften verbinden ten aanzien van:
    1. a. de aard, plaats en inrichting van de parkeergelegenheid;
    2. b. de aanwezigheid en aanduiding van parkeergelegenheid ten behoeve van invaliden.

3.3 Bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen

Met het oog op snel en effectief optreden van de hulpdiensten op een incidentlocatie wordt bij nieuwe ontwikkelingen (oprichting van een bouwwerk, verandering van functie of uitbreiding van bestaand gebruik) in verband met de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid hiervan voor de hulpdiensten advies ingewonnen van de Veiligheidsregio door het bevoegd gezag .

3.4 Laadpalen openbare ruimte

  1. 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een laadpaal in de openbare ruimte aan te leggen;
  2. 2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 1 wordt alleen verleend, mits wordt voldaan aan de 'Beleidsnota Oplaadinfrastructuur elektrische voertuigen' en - indien deze beleidsnota gedurende de planperiode wordt gewijzigd - is de wijziging van toepassing; .

3.5 Behoud groen

  1. 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning verharding in de openbare ruimte aan te leggen daar waar areaal beplanting (gras, bomen, heesters) aanwezig zijn en zonder volledige compensatie elders in het plangebied c.q peilgebied op te offeren aan (compensatie) waterberging;
  2. 2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 1 wordt alleen verleend, mits wordt aangetoond dat elders in het plangebied de beplanting wordt gecompenseerd, waarbij geldt dat;
    1. a. de oppervlakte van de beplanting dient ten minste even groot te zijn als de verharde oppervlakte;
    2. b. de aan te brengen beplanting dient in redelijke verhouding te staan van het tenietgedane beplanting.
  3. 3. Het bevoegd gezagk kan afwijken van het bepaalde in lid 1 en 2 indien het voldoen aan die bepaling door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  4. 4. Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning zoals genoemd bij lid 2 voorschriften verbinden ten aanzien van:
    1. a. de aard, plaats en inrichting van de beplanting;
    2. b. het soort beplanting.

3.6 Watercompensatie voor verharding

  1. 1. Bij nieuwe ontwikkelingen (oprichting van een bouwwerk, verandering van functie of uitbreiding van bestaand gebruik) is het verboden zonder omgevingsvergunning gronden te verharden;
  2. 2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 1 wordt uitsluitend verleend als watercompensatie wordt uitgevoerd door het graven van oppervlaktewater of door alternatieve vasthoudmaatregelen, onder de voorwaarden dat:
    1. a. indien de watercompensatie door vasthoudmaatregelen wordt ingevuld, deze maatregelen voldoen aan de Richtlijn Vasthoudmaatregelen, vastgesteld januari 2017. Indien deze beleidsregel wijzigt, dient ook met deze wijziging rekening gehouden te worden;
    2. b. Het bevoegd gezag advies inwint bij het Hoogheemraadschap van Delfland
  3. 3. Het bepaalde in lid 1 en 2 is niet van toepassing voor een toename aan verharding die minder bedraagt dan 100 m2.

3.7 Woningsplitsing

  1. 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een bestaande woning te veranderen in en/of te vergroten tot twee of meer zelfstandige woningen;
  2. 2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 1 wordt verleend, mits:
    1. a. de woningen gevestigd worden binnen het hoofdkerngebied als aangewezen op de kaart die als Bijlage 3 bij deze regels is opgenomen;
    2. b. de te splitsen woning gelegen is op de verdieping binnen een functie die "wonen" mogelijk maakt;
    3. c. de ontstane woonruimten een minimale gebruiksoppervlakte van 40 m2 hebben en voldoen aan de eisen en bepalingen van het Bouwbesluit 2012;
    4. d. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    5. e. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
    6. f. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivering.

3.8 Kappen, rooien en vellen houtopstanden

  1. 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning houtopstanden te kappen of te vellen die;
    1. a. staan vermeld op een door het bevoegd gezag vastgestelde bomenlijst;
    2. b. in eigendom zijn van de gemeente of een ander publiekrechtelijk lichaam.
  2. 2. Het bevoegd gezag stelt een bomenlijst vast waarop de monumentale en andere beschermingswaardige bomen in de gemeente worden vermeld;
  3. 3. Op de bomenlijst is de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken van toepassing;
  4. 4. het verbod in het eerste lid geldt niet voor:
    1. a. het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;
    2. b. het periodiek knotten, kandelaberen of snoeien als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, reeds eerder gekandelaberde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud;
    3. c. het inboeten van bomen.
  5. 5. Een omgevingsvergunning voor het kappen of vellen kan worden verleend, mits:
    1. a. een zwaarwegend maatschappelijk belang opweegt tegen duurzaam behoud van de beschermde boom; of
    2. b. naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel en schade;
  6. 6. Het bevoegd gezag kan een herplantplicht opleggen onder nader te stellen voorwaarden;
  7. 7. Als ter plaatse niet kan worden herplant, kan in de omgevingsvergunning worden opgenomen dat een geldelijke bijdrage dient te worden gestort in het gemeentelijke herplantfonds of een vergelijkbare gemeentelijke herplantregeling, waarvoor geldt dat de waarde wordt vastgesteld op grond van de berekening van de monetaire boomwaarde;
  8. 8. In afwijking van het bepaalde in lid 4 kan de omgevingsvergunning worden geweigerd op grond van:
    1. a. de natuurwaarde van de houtopstand;
    2. b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;
    3. c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
    4. d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
    5. e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand; of
    6. f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.

3.9 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

  1. 1. Het is verboden zonder een omgevingsvergunning een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg;
  2. 2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 1 wordt alleen verleend, mits het geen schade toebrengt aan de openbare veiligheid, de volksgezondheid en milieu;
  3. 3. Het verbod in lid 1 is niet van toepassing :
    1. a. voor zover in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam werkzaamheden worden verricht;
    2. b. op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de waterschapskeur, de Wegenverordening Zuid-Holland , de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening Westland;
    3. c. bij het openbreken van de verharding en het graven en spitten in de weg ten behoeve van voorwerpen voor het opladen van elektrische voertuigen zoals laadpalen voor elektrische voertuigen, mits deze werkzaamheden vooraf schriftelijk bij het gevoegd gezag zijn gemeld.
  4. 4. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

3.10 Maken, veranderen van een uitweg

  1. 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg;
  2. 2. Een omgevingsvergunning voor het maken van een uitweg wordt verleend, mits:
    1. a. het geen gevaar voor het verkeer op de weg oplevert;
    2. b. de uitweg zonder noodzaak niet ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;
    3. c. de uitweg het openbaar groen niet op onaanvaardbare wijze aantast;
    4. d. er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten;
  3. 3. Voor het bepaalde in lid 2 zijn de beleidsregels uitwegvergunningen Gemeente Westland 2014 van toepassing en - indien deze beleidsregel gedurende de planperiode wordt gewijzigd - is de wijziging van toepassing;
  4. 4. Het verbod in lid 1 is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de waterschapskeur of Wegenverordening Zuid-Holland.

3.11 Standplaats

  1. 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een standplaats in te nemen of te hebben;
  2. 2. Een omgevingsvergunning voor het innemen of het hebben van een standplaats wordt verleend, mits:
    1. a. de standplaats, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving voldoet aan de redelijke eisen van welstand;
    2. b. het geen kwantitatieve of territoriale beperkingen oplevert.
  3. 3. Voor het bepaalde onder lid 2 zijn de 'Beleidsregels standplaatsen gemeente Westland 2012' van toepassing en - indien deze wordt gewijzigd - is de wijziging van toepassing;
  4. 4. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

3.12 Melding voorwerpen op of aan een weg

  1. 1. Het is verboden zonder een melding de volgende voorwerpen op of aan de weg te plaatsen:
    1. a. chemische toiletten;
    2. b. containers;
    3. c. keten;
    4. d. sandwich- en/ driehoeksreclameborden;
    5. e. steigers;
    6. f. spandoeken;
    7. g. terrassen;
    8. h. nader door het bevoegd gezag aan te wijzen categorieën van voorwerpen.
  1. 1. Voor de voorwerpen zoals genoemd onder lid 1 sub a tot en met f zijn de 'Nadere regels tijdelijke plaatsen van voorwerpen op of aan de openbare weg Westland 2018' van toepassing' en - indien deze wordt gewizjigd - is de wijziging van toepassing;
  2. 2. Voor terrassen zoals genoend onder lid 1 sub g zijn de 'Nadere regels terassen van toepassing' en - indien deze wordt gewijzigd - is de wjiziging van toepassing;
  3. 3. Vijf dagen voorafgaand aan het anders gebruiken van de weg of een weggedeelte dan de publieke functie ervan wordt een melding ondertekend en bevat tenminste:
    1. a. de aanduiding van het voorwerp;
    2. b. het adres of begrenzing van de locatie waarop het voorwerp wordt geplaatst;
  4. 4. Het bevoegd gezag kan in het belang van de veiligheid of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen aan de voorwerpen zoals genoemd in lid 1.

3.13 Melding dempen sloot

  1. 1. Het is verboden zonder melding aan het bevoegd gezag een sloot te dempen.
  2. 2. Lid 1 is niet van toepassing indien er voor het dempen van de sloot al vergunning op grond van de waterschapsverordening is verkregen;
  3. 3. Een melding wordt ondertekend en bevat ten minste:
    1. a. de locatie waarop de activiteit wordt verricht;
    2. b. de begrenzing van de locatie waar de activiteit wordt verricht;
    3. c. de naam en het adres van degene die de activiteit verricht;
    4. d. de dagtekening.

Hoofdstuk 2 Doelen

Artikel 4 Doelen Omgevingsplan

4.1 Algemene doelen

4.2 Gebiedsgerichte doelen

4.3 Algemene zorgplicht

  1. a. Een ieder draagt voldoende zorg voor de fysieke leefomgeving;
  2. b. Een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor de fysieke leefomgeving, is verplicht:
    1. 1. alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevraagd om die gevolgen te voorkomen;
    2. 2. voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen: die gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken;
    3. 3. als die gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt: die activiteit achterwege te laten voor zover dat redelijkerwijs van hem kan worden gevraagd;

Hoofdstuk 3 Functies En Activiteiten

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties met de functie 'Bedrijf'.

5.2 Gebruik

Het is in ieder geval toegestaan om de volgende gebruiks- en bouwactiviteiten te verrichten:

  1. 1. bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van Bijlage 4 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  2. 2. op de locatie met de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - parket': tevens een parkethandel;
  3. 3. op de locatie met de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg';
  4. 4. op de locatie met de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - vuurwerkverkooppunt" is detaihandel toegestaan voor zover het betreft de verkoop van consumenten vuurwerk ;
  5. 5. het realiseren van de bij de functie behorende duurzame voorzieningen;
  6. 6. het realiseren van groeninclusieve en klimaatadaptieve voorzieningen;
  7. 7. bij deze functie behorende voorzieningen, zoals wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.3 Verboden gebruik

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken voor de volgende activiteiten:

  1. 1. bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  2. 2. geluidshinderlijke inrichtingen zijn niet toegestaan;
  3. 3. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  4. 4. leisure is niet toegestaan;
  5. 5. showrooms zijn niet toegestaan, tenzij er sprake is van een vergunde, afwijkende situatie;
  6. 6. het is verboden de gronden te gebruiken voor de opslag van goederen.

5.4 Specifiek gebruik

Het is toegestaan de gronden en bouwwerken te gebruiken voor:

  1. 1. onzelfstandige kantoren, mits het bedrijfsvloeroppervlak ten hoogste 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak bedraagt tot een maximum van 3.000 m²;
  2. 2. internetwinkels, mits er uitsluitend sprake is van een opslag- en verzendfunctie en er geen gebruik wordt gemaakt van een showroom, tenzij er sprake is van een vergunde, afwijkende situatie.
  3. 3. de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk voor zover aan de gronden en gebouwen de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - vuurwerkverkooppunt" is gegeven.

5.5 Omgevingsplanactiviteit: afwijken gebruik

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.2:

  1. 1. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan de categorie genoemd lid 5.2.sub 1 van Bijlage 4 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging', mits het betrokken bedrijf naar aard en invloed de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd;
  2. 2. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd.

5.6 Omgevingsplanactiviteit: showroom

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.3 sub 5 om showrooms toe te staan indien te uit te stallen goederen behoren tot de normale bedrijvigheid/ bedrijfsvoering en de oppervlakte van de showroom niet meer dan 10 % van het totale bedrijfsvloeroppervlak bedraagt tot een maximum van 75 m².

5.7 Bouwactiviteiten

5.8 Maatwerkvoorschriften

Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning voorwaarden verbinden aan de plaats en afmetingen van bebouwing:

  1. 1. waarbij geëist mag worden dat de onderlinge afstand tussen de gebouwen ten minste 3 m moet bedragen;
  2. 2. ter voorkoming dat de gebruikswaarde van het bedrijventerrein onevenredig wordt geschaad.
  3. 3. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  4. 4. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  5. 5. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  6. 6. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  7. 7. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  8. 8. ter waarborging van de waterhuishouding.

5.9 Aansluitactiviteit

Voor aansluitactiviteiten gelden de volgende regels:

Artikel 6 Centrum

6.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties met de functie 'Centrum'.

6.2 Gebruik

6.3 Verboden gebruik

6.4 Specifieke gebruiksregels

6.5 Bouwactiviteiten

6.6 Maatwerkvoorschriften

Het bevoegd gezag kan maatwerkvoorschriften stellen of aan de omgevingsvergunning voorwaarden verbinden ten behoeve van de plaats en afmetingen van de bebouwing:

  1. 1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. 2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. 3. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. 4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. 5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  6. 6. ter waarborging van de waterhuishouding.

6.7 Aansluitactiviteit

Voor aansluitactiviteiten gelden de volgende regels:

Artikel 7 Gemengd

7.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties met de functie 'Gemengd'.

7.2 Gebruik

Het is in ieder geval toegestaan om de volgende bouw- en gebruiksactiviteiten te verrichten:

  1. 1. detailhandel in volumineuze goederen en dienstverlening;
  2. 2. kantoren;
  3. 3. op de locatie met de aanduiding 'fitnesscentrum': tevens een fitnesscentrum;
  4. 4. het realiseren van de bij de functie behorende duurzame voorzieningen;
  5. 5. bij deze functie behorende voorzieningen, zoals groen, wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.3 Verboden gebruik

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken voor de volgende activiteiten:

  1. 1. verkooppunten voor motorbrandstoffen;
  2. 2. de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk.

7.4 Bouwactiviteiten

7.5 Maatwerkvoorschriften

Het bevoegd gezag kan maatwerkvoorschriften stellen of aan de omgevingsvergunning voorwaarden verbinden ten behoeve van de plaats en afmetingen van de bebouwing:

  1. 1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. 2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. 3. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. 4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. 5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  6. 6. ter waarborging van de waterhuishouding.

7.6 Aansluitactiviteit

Voor aansluitactiviteiten gelden de volgende regels:

Artikel 8 Groen

8.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties met de functie 'Groen'.

8.2 Gebruik

Met het oog op het behoud van openbaar groen zijn op de locaties met de functie 'Groen' uitsluitend de volgende gebruiksactiviteiten toegestaan:

  1. 1. groen met bijbehorende onverharde inrichting;
  2. 2. op de locatie met de aanduiding 'speeltuin': een speeltuin;
  3. 3. op de locatie met de aanduiding 'kinderboerderij': een kinderboerderij.

8.3 Bouwactiviteiten

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties met de functie 'Maatschappelijk'.

9.2 Gebruik

Het is in ieder geval toegestaan om de volgende gebruiks- en bouwactiviteiten te verrichten:

  1. 1. bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening en verenigingsleven, religieuze en levensbeschouwelijke activiteiten en bijeenkomsten;
  2. 2. maatschappelijke activiteiten die bijdragen aan het instandhouden, ontwikkelen en beleven van een sociale ontmoetingsplek en zorg in de buurt of wijk;
  3. 3. het realiseren van de bij de functie behorende duurzame voorzieningen;
  4. 4. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

9.3 Verboden gebruik

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken voor de volgende activiteiten:

  1. 1. verkooppunten voor motorbrandstoffen;
  2. 2. de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk.

9.4 Bouwactiviteiten

9.5 Maatwerkvoorschriften

Het bevoegd gezag kan maatwerkvoorschriften stellen of aan de omgevingsvergunning voorwaarden verbinden ten behoeve van de plaats en afmetingen van de bebouwing:

  1. 1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. 2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. 3. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. 4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. 5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  6. 6. ter waarborging van de waterhuishouding.

9.6 Aansluitactiviteit

Voor aansluitactiviteiten gelden de volgende regels:

Artikel 10 Verkeer - Gebiedsontsluiting

10.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties met de functie 'Verkeer - Gebiedsontsluiting'.

10.2 Gebruik

De volgende gebruiksactiviteiten zijn in ieder geval toegestaan:

  1. 1. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  2. 2. bij deze functie behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, reclame-uitingen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

10.3 Bouwactiviteiten

Op deze locaties mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting, ten hoogste 3 m bedraagt.

Artikel 11 Verkeer - Wijkontsluiting

11.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties met de functie 'Verkeer - Wijkontsluiting'.

11.2 Gebruik

De volgende gebruiksactiviteiten zijn ieder geval toegestaan:

  1. 1. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  2. 2. bij deze functie behorende voorzieningen, zoals voet- en fietspaden, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

11.3 Bouwactiviteiten

Op deze locaties mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting, ten hoogste 3 m bedraagt.

Artikel 12 Water

12.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties met de functie 'Water'.

12.2 Gebruik

De volgende werkzaamheden toegestaan:

  1. 1. waterlopen ten behoeve van de waterhuishouding, waterberging, sierwater en het verkeer te water;
  2. 2. bij deze functie behorende voorzieningen, zoals groen, bruggen, duikers, aanlegsteigers en waterhuishoudkundige staatkundige voorzieningen;
  3. 3. groen, natuurvriendelijke oevers, plas en draszones, vispaaiplaatsen, vistrappen en moeras etc.
  4. 4. activiteiten die een bijdrage leveren aan een gezonde en leefbare leefomgeving en klimaatadaptatie;
  5. 5. Voor zover voor de werkzaamheden genoemd onder lid 1 tot en met 4 vallen onder de Algemene regels behorende bij de Keur regels Delfland, dienen deze regels in acht genomen te worden;
  6. 6. Indien de onder lid 5 genoemde beleidsregel wijzigt, dient ook met deze wijziging rekening te worden gehouden.

12.3 Bouwactiviteiten

Op deze locaties mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. 1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 meter;
  2. 2. Aanlegsteigers inclusief aangelegde boot mogen niet de noodzakelijke doorvaarbreedte/vaarstrook van de vaarweg aantasten.
  3. 3. Voor bruggen en andere overkluizingen gelden de volgende minimale profielen:
    1. a. De dimensionering dient minimaal gebaseerd te zijn op de benodigde afvoercapaciteit van de watergang;
    2. b. Een minimale brughoogte van 0,5 m;
    3. c. Voor wateren met varend onderhoud een minimale brughoogte van 1,0 m, een doorvaartbreedte van 3,1 m en een doorvaartdiepte van 1,0 m;
    4. d. Voor vaarwateren met de functie 'overige zone - vaarweg - categorie E' een minimale brughoogte van 1,80 m, eneen doorvaartbreedte van 4,50 m en een doorvaartdiepte van mininmaal 1 m;
    5. e. Voor vaarwateren met categorie E2 een minimale brughoogte van 1,50 m, een doorvaartbreedte van 4,00 m en een doorvaartdiepte van minimaal 1m;
    6. f. Voor vaarwateren met de functie 'overige zone - vaarweg - categorie F' een minimale brughoogte van 1,2 meen doorvaartbreedte van 2,50 m en een doorvaartdiepte van minimaal 1 m.
  4. 4. Indien de brug of andere overkluizing op minder dan 20 meter van een vaarwegkruising ligt dan geldt een doorvaartbreedte van 7,5 meter voor vaarcategorie E1 en E2.
  5. 5. Kabel- en leidingen met voldoende dekking zinkeren onder de watergang door of opnemen in constructie van brug op dusdanige wijze dat de doorvaart niet beperkt wordt.
  6. 6. Indien de volgende (bouw)activiteiten worden verricht binnen een waterstaatswerk, waaronder:
  • Steigers of vlonders;
  • Bruggen
  • Kabels en leidingen
  • Oeverbescherming
  • Straatmeubilair
  • Werken en beplanting
  • Hekken en schuttingen
  • water brengen in of onttrekken aan oppervlaktewaterlichaam

gelden de Algemene regels behorende bij de Keur regels Delfland;

  1. 7. Indien de onder lid 6 genoemde beleidsregel wijzigt, dient ook met deze wijziging rekening te worden gehouden.

12.4 Ligplaats kleine pleziervaartuigen

Aanlegsteigers zijn toegelaten, mits de omvang van de steigers en aangelegde boot niet de noodzakelijke doorvaarbreedte/vaarstrook zoals bepaald in artikel 12.3 van de vaarweg aantasten.

12.5 Omgevingsplanactiviteit bouwen

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 12.3, mits de bij de betrokken functies behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
  2. 2. Het bevoegd gezag wint advies in bij het Hoogheemraadschap van Delfland.

Artikel 13 Woongebied

13.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties met de functie 'Woongebied'.

13.2 Gebruik

Het is het in ieder geval toegestaan om de volgende gebruiksactiviteiten te verrichten:

  1. 1. het wonen en de daarbij behorende tuinen;
  2. 2. het realiseren van de bij de functie behorende duurzame voorzieningen;
  3. 3. op de locatie met de aanduiding 'speeltuin'; tevens een speeltuin;
  4. 4. op de locatie met de aanduiding 'kamerverhuur': tevens een kamerverhuurbedrijf;
  5. 5. op de locatie met de aanduiding 'garage': uitsluitend garages en bergplaatsen met een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
  6. 6. op de locatie met de aanduiding 'gezondheidszorg': tevens voor medische voorzieningen;
  7. 7. op de locatie met de aanduiding 'praktijkruimte': tevens voor een praktijkruimte;
  8. 8. op de locaties met de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1': uitsluitend op de begane grond een restaurant uit ten hoogste categorie 1 van Staat van Horeca activiteiten;
  9. 9. op de locatie met de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2': uitsluitend op de begane grond een horecabedrijf uit ten hoogste categorie 2 van Bijlage 5 Staat van Horeca activiteiten;
  10. 10. op de locatie met de aanduiding 'detailhandel' en 'dienstverlening': uitsluitend op de begane grond detailhandel en dienstverlening;
  11. 11. op de locatie met de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend een nutsvoorziening;
  12. 12. op de locaties met de aanduiding 'parkeren op eigen terrein': tevens voor ten minste 1 parkeerplaats per woning;
  13. 13. bij de functie behorende voorzieningen, zoals erven en water, wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;

13.3 Verboden gebruik

13.4 Specifiek gebruik

13.5 Bouwactiviteit

13.6 Maatwerkvoorschriften

Het bevoegd gezag kan maatwerkvoorschriften stellen of aan de omgevingsvergunning voorwaarden verbinden ten behoeve van de plaats en afmetingen van de bebouwing:

  1. 1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. 2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. 3. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. 4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. 5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  6. 6. ter waarborging van de waterhuishouding.

13.7 Aansluitactiviteit

Voor aansluitactiviteiten gelden de volgende regels:

Artikel 14 Woongebied - Bijzondere Woonvormen

14.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties met de functie 'Woongebied - bijzonderewoonvormen'.

14.2 Gebruik

Het is in ieder geval toegestaan om de volgende gebruiksactiviteiten te verrichten:

  1. 1. bijzondere woonvormen en de daarbij behorende tuinen;
  2. 2. het realiseren van de bij de functie behorende duurzame voorzieningen;
  3. 3. bij de functie behorende voorzieningen, zoals erven en water, wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;

14.3 Verboden gebruik

14.4 Specifiek gebruik

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 14.2 wordt met bijzondere woonvormen bedoeld het in stand houden van het aanbod van een diversiteit van woonvormen met al dan niet zelfstandige woningen, wooneenheden en/ of verzorgingsplaatsen.

14.5 Bouwactiviteit

14.6 Maatwerkvoorschriften

Het bevoegd gezag kan maatwerkvoorschriften stellen of aan de omgevingsvergunning voorwaarden verbinden ten behoeve van de plaats en afmetingen van de bebouwing:

  1. 1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. 2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. 3. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. 4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. 5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  6. 6. ter waarborging van de waterhuishouding.

14.7 Aansluitactiviteit

Voor aansluitactiviteiten gelden de volgende regels:

Hoofdstuk 4 Specifieke Functies En Activiteiten

Artikel 15 Overige Zone

Voor de 'overige zone' zijn de regels, naast de aldaar voorkomende functies, tevens de regels in Artikel 2 en Artikel 3 van toepassing.

Artikel 16 Overige Zone - Ecologische Verbindingszone

16.1 Functieomschrijving

Op locaties met de functie 'overige zone - ecologische verbindingszone' zijn, naast de aldaar voorkomende functies, de regels gesteld met het oog op de aanleg, behoud, herstel en versterking van de ecologische verbindingszone.

16.2 Verbod

  1. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
    1. a. het aanleggen, verharden of verwijderen van wegen, voetpaden of fietspaden;
    2. b. het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen;
    3. c. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen, egaliseren of scheuren van grasland;
    4. d. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    5. e. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden, aanleg- en ligplaatsen of vlonders;
    6. f. het vellen en/of rooien of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas dan wel waardevolle vegetatie ten gevolge kunnen hebben;
    7. g. het bemalen of draineren van de grond en het winnen, toevoeren, afdammen of stuwen van water of het anderszins wijzigen van de grondwaterstand en de waterhuishouding;
    8. h. het verrichten van exploratie- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen, olie of gas, geothermie.
  2. 2. Het verbod in lid 1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    1. a. het normale onderhoud betreffen:
    2. b. verband houden met de verwezenlijking, het behoud en beheer van de ecologische verbindingszone.
  3. 3. Het verbod in lid 1 is tevens niet van toepassing op de bestaande bouwwerken en het gebruik van de bouwwerken en de gronden.

16.3 Omgevingsplanactiviteit: bouwen

  1. 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning nieuw bebouwing op te richten of nieuw gebruik van de gronden toe te staan;
  2. 2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 1 wordt alleen verleend als de nieuwe bebouwing en het gebruik van de gronden geen afbreuk doet en bijdraagt aan de ecologische zone;
  3. 3. Een bijdrage aan de ecologische zone wordt geleverd door de nieuwe bebouwing groeninclusief te bouwen, waarbij gedacht kan worden aan :
    1. a. het aanleggen van een sedumdak;
    2. b. het aanbrengen van insectensteen;
    3. c. groene muren en daken;
    4. d. het treffen van omgevingsmaatregelen.

Artikel 17 Overige Zone - Kernwinkelgebied

17.1 Functieomschrijving

Op locaties met de functie 'overige zone - kernwinkelgebied' zijn, naast de aldaar voorkomende functies, de regels in dit artikel gesteld met het oog op:

  1. a. integrale doel levendigheid;
  2. b. het behoud en zo mogelijk versterken van het voorzieningenniveau en de woonfunctie;
  3. c. het handhaven van een diversiteit van centrumvoorzieningen met een overwegend publieksgericht karakter.

17.2 Gebruik

De volgende gebruiksactiviteiten zijn toegestaan:

  1. a. functies die bijdragen aan een gezellig en levendig kernwinkelgebied, die passend zijn in een winkelstraat wat betreft aard en omvang, waaronder in ieder geval wordt verstaan:
    1. 1. detailhandel;
    2. 2. vormen van horeca die wat betreft ruimtelijke uitstraling en functioneel aansluiten bij winkelvoorzieningen.

17.3 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning voor het bepaalde in artikel 6.4.3 en 6.4.4 wordt alleen verleend, mits wordt voldaan aan de volgende regels.

  1. a. het een bijdrage levert aan de oogmerken en de doelen in artikel 4.2.1 en 17.2;
  2. b. het geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat, waarbij tevens wordt gelet op de verkeersaantrekkende werking en de uitstralingseffecten samenhangend met de bedrijfsvoering;
  3. c. er geen clustering van horecabedrijven plaatsvindt;
  4. d. het geen categorie 3 horeca betreft zoals opgenomen in Bijlage 5 van de regels;
  5. e. in het geval van nieuwe detailhandelfunctie dient de marktbehoefte te worden aangetoond;
  6. f. het geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat, waarbij tevens wordt gelet op de verkeersaantrekkende werking en de uitstralingseffecten samenhangend met de bedrijfsvoering.

Artikel 18 Overige Zone - Laanbeplanting

18.1 Functieomschrijving

Op locaties met de aanduiding 'overige zone - laanbeplanting' zijn, naast de aldaar voorkomende functies, de regels in dit artikel gesteld met het oog op behoud en bescherming van het karakter van de laanbeplanting en bermen.

18.2 Omgevingsplanactiviteit

  1. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning werken en werkzaamheden uit te voeren die tot gevolg hebben het karakter van de laanbeplanting en bermen onevenredig aantast;
  2. 2. Voor het kappen van bomen is het bepaalde in artikel 3.8 Kappen, rooien en vellen houtopstanden van toepassing.

18.3 Uitzonderingen

Het in artikel 18.1 opgenomen verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden in het kader van normaal onderhoud.

Artikel 19 Overige Zone - Monumentaal Dorpscentrum

19.1 Functieomschrijving

  1. 1. Op locaties met de aanduiding 'overige zone - monumentaal dorpscentrum' zijn, naast de aldaar voorkomende functies, de regels in dit artikel gesteld met het oog op:
    1. a. het behoud en bescherming van historische panden;
    2. b. het behoud en versterken van het historische karakter van het centrum;
  2. 2. de regels zijn van toepassing op de locaties met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument' en 'karakteristiek'.

19.2 Specifieke zorgplicht

Degene die een gemeentelijke monumentenactiviteit verricht en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit kan leiden tot het beschadigen of vernielen van een gemeentelijk monument, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om deze beschadiging of vernieling te voorkomen.

19.3 Gebruiksactiviteiten

Alleen de volgende activiteiten zijn toegestaan:

  1. 1. noodzakelijke reguliere werkzaamheden die zijn gericht op het behoud van de monumentale waarden, als detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur niet worden gewijzigd;
  2. 2. inpandige wijzigingen van een onderdeel van het gemeentelijk monument, dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft;
  3. 3. op de locatie met de aanduiding 'begraafplaats' is met inachtneming van de monumentale waarden:
    1. a. plaatsen van grafmonumenten, met inbegrip van het tijdelijk verwijderen daarvan en het bijwerken van het opschrift;
    2. b. doen van begravingen of asbijzettingen;
    3. c. ruimen van graven waarvan het grafmonument niet is beschermd als gemeentelijk monument;
  4. 4. op de locatie met de aanduiding 'religie', met inachtneming van de monumentale waarden, godsdienstuitoefening.

19.4 Omgevingsplanactiviteit

  1. 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een gemeentelijke monumentenactiviteit te verrichten, anders dan de gebruiksactiviteiten, bedoeld in artikel 19.3;
  2. 2. De omgevingsvergunning wordt alleen verleend als de activiteit in overeenstemming is met het belang van de monumentenzorg;
  3. 3. Bij de beslissing op de aanvraag houdt het bevoegd gezag rekening met de volgende beginselen:
    1. a. het voorkomen van ontsiering, beschadiging of sloop van monumenten en archeologische monumenten;
    2. b. het voorkomen van verplaatsing van monumenten of een deel daarvan, tenzij dit dringend vereist is voor het behoud van die monumenten;
    3. c. het bevorderen van het gebruik van monumenten, zo nodig door wijziging van die monumenten, rekening houdend met de monumentale waarden; en
    4. d. het conserveren en in stand houden van archeologische monumenten, bij voorkeur in situ.
  4. 4. Bij de beslissing op de aanvraag houdt het bevoegd gezag rekening met het advies van de gemeentelijke monumentencommissie.

19.5 Omgevingsplanactiviteit slopen

  1. 1. Het is het verboden om zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een hoofdgebouw met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monumentaal' en specifieke vorm van waarde - karakteristiek' te slopen;
  2. 2. Een omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien ofwel aannemelijk is gemaakt dat herbouw in dezelfde of een ter plaatse passende nieuwe karakteristiek zal plaatsvinden, dan wel indien er, naar het oordeel van het bevoegd gezag, geen mogelijkheid is om verval van het karakteristieke of monumentale bouwwerk tegen te gaan.

19.6 Uitzondering op het sloopverbod

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.5 is niet vereist voor:

  1. a. sloopwerkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  2. b. het slopen ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag;
  3. c. het slopen van bouwwerken waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist;
  4. d. sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde omgevingsvergunning.'

19.7 Maatwerkvoorschriften

Het bevoegd gezag kan maatwerkvoorschriften stellen als blijkt dat een activiteit als bedoeld in artikelen 19.4 en 19.5 kan leiden tot aantasting van het monument of het karakteristieke pand.

Artikel 20 Overige Zone - Vaarweg - Categorie E

Voor de 'overige zone - vaarweg - categorie E' zijn de regels in artikel Artikel 12 van toepassing.

Artikel 21 Overige Zone - Vaarweg - Categorie F

Voor de 'overige zone - vaarweg - categorie F' zijn de regels in artikel Artikel 12 van toepassing.

Artikel 22 Leiding - Water

22.1 Functieomschrijving

Op de locaties met de functie 'Leiding - Water' zijn, behalve voor de daar voorkomende functies, regels mede gesteld voor een ondergrondse waterleiding.

22.2 Bouwactiviteiten

  1. 1. Op deze locaties mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd en bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 3 meter;
  2. 2. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1, mits:
    1. a. de belangen met betrekking met betrekking tot de betrokken leidingen dit toelaten;
    2. b. het bevoegd gezag wint advies in bij de beheerder van de betrokken leiding.

22.3 Omgevingsplanactiviteit bouwen

  1. 1. Het is verboden op of in de gronden, met de functie ' Leiding - Water' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
    2. b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven dan wel indrijven van voorwerpen;
    3. c. het uitvoeren van grondwerkzaamheden;
    4. d. het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
  2. 2. Het verbod in lid 1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    1. a. worden uitgevoerd in het kader van het onderhoud en beheer van de leiding;
    2. b. van geringe omvang zijn of gericht op en noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de leiding;
    3. c. niet van ingrijpende betekenis zijn.
  3. 3. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 1 wordt uitsluitend verleend indien gebleken is dat door de werkzaamheden geen schade kan ontstaan aan de leiding;
  4. 4. Het bevoegd gezag wint advies in bij de leidingbeheerder.

Artikel 23 Veiligheidszone - Invloedsgebied

23.1 Functieomschrijving

Op de locaties met de functie 'Veiligheidszone - Invloedsgebied' zijn, naast de aldaar voorkomende functies, de regels in dit artikel gesteld met het oog op de beheersing en vermindering van de effecten van een incidenten afkomstig van de risicobron N211 (transport gevaarlijke stoffen).

23.2 Externe veiligheid

Binnen het 'Veiligheidszone - Invloedsgebied' van de risicobron N211 kan het bevoegd gezag met het oog op het aspect Externe Veiligheid, ter beheersing van uitpandige vluchtroutes en de bereikbaarheid voor de brandweer, voor zover dit niet elders in dit omgevingsplan is vastgelegd nadere eisen stellen aan:

  1. a. vluchtmogelijkheden en situering van bouwwerken waarbij kwetsbare bouwwerken zo ver mogelijk van de risicobronnen af worden gesitueerd;
  2. b. vluchtmogelijkheden en de inrichting van terreinen/openbare ruimte, bouwwerken en gebieden binnen het invloedsgebied zijn veilig en snel te verlaten, door adequate vluchtroutes van de bron af zowel in gebouwen als in de buitenruimte;
  3. c. Bouwwerken binnen het effectgebied, waarin personeelsleden, bezoekers, verminderd tot niet zelfredzame personen en/of grote groepen mensen kunnen verblijven, beschikken over een adequaat ontruimingsplan dat voldoende periodiek wordt geoefend;
  4. d. Bewoners, personeelsleden en vaste bezoekers binnen de veiligheidszone worden geïnformeerd over de verschillende risico’s en gevaren van het transport van gevaarlijke stoffen. Daarbij dient men tevens geïnformeerd te worden over de wijze van alarmeren en de wenselijke manier van reageren tijdens incidenten (risicocommunicatie).

Artikel 24 Vrijwaringszone - Beschermingszone Waterkering

24.1 Functieomschrijving

  1. 1. Op locaties met de functie 'vrijwaringszone - beschermingszone waterkering' zijn de regels in dit artikel, naast voor de andere daar voorkomende functies, regels mede gesteld met het oog op het behoud en de bescherming van de waterkering.
  2. 2. in geval van strijdigheid, gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de betreffende gronden van toepassing zijn.

24.2 Verboden activiteiten

  1. 1. Het is verboden op of in de gronden, met de functie ' vrijwaringszone - beschermingszonewaterkering' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. a. het graven, dempen of verbreden van waterlopen;
    2. b. het realiseren van werken;
    3. c. het vellen van bomen of opruimen van houtwallen;
    4. d. het bebossen en beplanten van gronden;
    5. e. het aanbrengen van boven- en ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen;
    6. f. het aanleggen en verharden van wegen, paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    7. g. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem en/of gronden;
    8. h. het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of andere wijze;
    9. i. het uitvoeren van grondmechanisch onderzoek;
    10. j. beweiden
    11. k. het verrichten van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.
  2. 2. Het verbod als bedoeld in lid 1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    1. a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    2. b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het omgevingsplan;
    3. c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning van de gemeente, dan wel een reeds verleende vergunning van het Hoogheemraadschap van Delfland.

24.3 Bouwactiviteiten

  1. 1. Op deze locaties mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd en bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 3 meter;
  2. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de andere, voor deze locatie geldende functies, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

24.4 Omgevingsplanactiviteit bouwen

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 24.2, mits:
    1. a. de belangen van de waterkering niet onevenredig worden geschaad;
    2. b. het bevoegd gezag wint advies in bij het Hoogheemraadschap van Delfland.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 24.3, mits:
    1. a. Deze bouwwerken passen binnen de geldende functie(s);
    2. b. De Algemene regels van het Hoogheemraadschap van Delfland, zoals die gelden op het moment dat de omgevingsvergunning wordt aangevraagd, in acht genomen worden;
    3. c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning van de gemeente, dan wel een reeds verleende vergunning van het Hoogheemraadschap van Delfland.
    4. d.

Artikel 25 Waarde - Archeologie

25.1 Functieomschrijving

Op locaties met de functie 'Waarde - Archeologie' zijn de regels in dit artikel, naast voor de andere daar voorkomende functies, gesteld met het oog op het behoud en de bescherming van de archeologische waarden.

25.2 Wijzigingsbevoegdheid

  1. 1. Het bevoegd gezag is bevoegd op de plankaart als 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden te wijzigen of (gedeeltelijk) te verwijderen, indien:
    1. a. Uit archeologisch onderzoek is gebleken dat er ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    2. b. Uit archeologisch onderzoek is gebleken dat het niet langer noodzakelijk is dat het omgevingsplan ter plaatse voorziet in behoud en bescherming van archeologische waarden.

Artikel 26 Waterstaatswerk - Waterkering

26.1 Functieomschrijving

  1. 1. Op locaties met de aanduiding 'Waterstaatswerk - Waterkering' zijn in dit artikel, naast voor de andere daar voorkomende functies, regels mede gesteld met het oog op de bescherming van de waterkering. - behalve voor de andere aldaar voorkomende functies - mede bestemd voor de waterkering.
  2. 2. In geval van strijdigheid, gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de betreffende gronden van toepassing zijn.

26.2 Verboden activiteiten

  1. 1. Het is verboden op of in de gronden, met de functie ' Waterstaatswerk - Waterkering' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. a. het graven, dempen of verbreden van waterlopen;
    2. b. het vellen van bomen of opruimen van houtwallen;
    3. c. het bebossen en beplanten van gronden;
    4. d. het aanbrengen van boven- en ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen;
    5. e. het aanleggen en verharden van wegen, paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    6. f. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem en/of gronden;
    7. g. het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of andere wijze;
    8. h. het uitvoeren van grondmechanisch onderzoek;
    9. i. beweiden;
    10. j. het verrichten van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.
  2. 2. Het verbod in lid 1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    1. a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    2. b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het omgevingsplan;
    3. c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.

26.3 Bouwactiviteiten

  1. 1. Op deze locaties mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd en bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 3 meter;
  2. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de andere, voor deze locatie geldende functies, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

26.4 Omgevingsplanactiviteit bouwen

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 26.2 en 26.3, mits:
    1. a. de bij de betrokken functies behorende bouwregels in acht worden genomen en;
    2. b. het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
  2. 2. Het bevoegd gezag wint advies in bij het Hoogheemraadschap van Delfland.

Hoofdstuk 5 Algemene Regels

Artikel 27 Anti - Dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 28 Algemene Bouwregels

28.1 Overschrijding bestaande hoogte

28.2 Ondergronds bouwwerken

  1. 1. De regels van dit omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op ondergrondse bouwwerken.
  2. 2. In aanvulling op het bepaalde onder 1 mogen ondergrondse ruimten slechts worden gerealiseerd voor zover deze zijn gelegen tussen de buitenwerkse gevels van het bovengronds gelegen hoofdgebouw en met een maximale verticale diepte van 3 meter onder het peil.

28.3 Regels betreffende kamerverhuur, recreatieve verhuur en woning splitsing

1. Het is verboden een bestaande woning te veranderen in en/of te vergroten tot twee of meer woningen. Het is eveneensverboden meerdere woningen samen te voegen tot een kleiner aantal woningen..

2. Het is verboden bestaande gebouwen en gronden met een bestemming waar volgens de functie- of bestemmingsomschrijving het wonen naast andere functies en/of bestemmingen is toegestraan te veranderen in en/of te vergroten tot twee of meer woningen .Woonmogelijkheden binnen functies en/of bestemmingen op grond waarvan wonen is toegestaan - maar nog niet wordt toegepast- zijn bestemd voor een (1) huishouden;

3. Bij herbouw van een of meerdere woningen binnen de functie en/of de bestemming Wonen of binnen een bestemming en of functie waar wonen is toegestaan, is in de nieuwe situatie een gelijk aantal woningen toegestaan.

28.4 Afwijkingsbevoegdheid bouwen

1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 28.3, mits;

    1. a. a. de woningen gevestigd worden binnen het hoofdkerngebied van Poeldijk als aangewezen op de kaart die als Bijlage 3 aan de regels is toegevoegd;

b. de te splitsen woning gelgen is op de verdieping binnen een bestemming of functie die wonen mogelijk maakt;

c. de ontstane woonruimten een minimale gebruiksoppervlakte van 40 m2 hebben en voldoen aan de bepalingebn van het Bouwbesluit 2012;

d. de belangen van de eigenaren en/of de gebruikers van betrokken en nabijgelgegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

e. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid niet onevenredig worden geschaad;

f . de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivering.

Artikel 29 Algemene Afwijkingsmogelijkheden

29.1 Algemene afwijkingsmogelijkheden

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woon- en werksituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en er op grond van de regels in Hoofdstuk 1 en Hoofdstuk 3 niet eerder kon worden afgeweken, bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het omgevingsplan, voor:

  1. a. afwijkingen van voorgeschreven maten, waaronder percentages, met ten hoogste 10%. Het moet hierbij primair gaan om het oplossen van knelpunten waar het omgevingsplan niet in voorziet en waartegen in planologisch opzicht geen bezwaar bestaat en niet om de bouwmogelijkheden bij voorbaat al te vergroten;
  2. b. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een goothoogte van ten hoogste 3 m ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes mits de inhoud van deze gebouwtjes niet groter is dan 60 m³ zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten;
  3. c. het bouwen van een tweedelijns dakkapel aan de achterzijde boven een bestaande dakkapel;
  4. d. het bouwen van straatmeubilair of andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers en keermuren met een bouwhoogte van ten hoogste 6 meter;
  5. e. het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden.

Hoofdstuk 6 Overgangs- En Slotregels

Artikel 30 Overgangsrecht

30.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 30.1 lid 1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 30.1 lid 1 met maximaal 10%;
  3. 3. Lid 30.1 lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

30.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. 2. Het is verboden het met het omgevingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. 4. Lid 1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 31 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Omgevingsplan Dorpscentrum Poeldijk'

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Omgevingsplan Dorpscentrum Poeldijk

Omgevingsvisie 2.0: Visie op Westland

Op 8 december 2020 heeft de gemeenteraad de Omgevingsvisie 2.0: Visie op Westland vastgesteld. De Omgevingsvisie gaat onder andere in op de samenhang tussen ruimte, water, milieu, natuur, landschap, verkeer en vervoer, infrastructuur en cultureel erfgoed. De Omgevingsvisie is breder dan alleen de fysieke leefomgeving; ook onderwerpen als gezondheid, veiligheid en duurzaamheid moeten onderdeel uitmaken van de visie. De Omgevingsvisie geeft weer waar we met Westland naartoe willen en bindt de gemeente aan haar eigen voornemens en ambities.


De Omgevingsvisie werkt door in het (later nog op te stellen) omgevingsprogramma, waarin beleidsvoornemens en maatregelen staan die dienen om de doelen in de leefomgeving te bereiken. De Omgevingsvisie geeft ook richting aan het ontwikkelen van het omgevingsplan. Hierin worden de algemene regels en vergunningsplichten vastgelegd die bindend zijn voor burgers en bedrijven (bestemmingsplannen en verordeningen worden hiermee vervangen). ooruitlopend op de Omgevingswet die naar verwachting op 1 januari 2022 in werking zal treden, is door gemeente Westland voor de gehele gemeente een omgevingsvisie (omgevingsvisie 2.0) opgesteld.

In de Omgevingsvisie geeft de gemeente een strategische doorkijk naar de toekomst van de fysieke leefomgeving van Westland. Deze visie fungeert als een kapstok om richting te geven aan het omgevingsprogramma en een gebiedsdekkend omgevingsplan met als einddoel een fysieke leefomgeving met een zo optimaal mogelijke kwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OPCTRMPOE-VA01_0001.jpg"
Afbeelding uit omgevingsvisie 1.0

De omgevingsvisie schets het verhaal van de toekomst van Westland, voor de lange termijn (10 tot 20 jaar) voor de fysieke leefomgeving. Om de gewenste kwaliteit van de fysieke leefomgeving te bereiken kunnen gemeenten een programma opstellen (één van de kerninstrumenten van de Omgevingswet). Gemeente Westland heeft ervoor gekozen om één integraal inhoudelijk omgevingsprogramma op te stellen voor de uitwerking van beleid met concrete doelen, aanpak en fases. De vervolgstap hierop is het opstellen van één gebiedsdekkend omgevingsplan voor het gehele grondgebied van de gemeente Westland.

Vooruitlopend op een voor het gehele Westland op te stellen gebiedsdekkend omgevingsplan is het centrumgebied van Poeldijk door de gemeenteraad aangewezen als pilot gebied waarvoor een eerste omgevingsplan (bestemmingsplan met verbrede reikwijdte) opgesteld zal gaan worden.

1.2 Waaruit Bestaat Het Omgevingsplan

Het omgevingsplan Dorpscentrum Poeldijk bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. In de toelichting worden de bouwstenen beschreven die de basis vormen van de juridische regeling van het omgevingsplan. Bij het opstellen van het voorliggende omgevingsplan spelen onderstaande aspecten een belangrijke rol:

  • Crisis-en herstelwet. Deze wet is de juridische grondslag om te experimenteren met de Omgevingswet. In Hoofdstuk 2 van deze toelichting wordt hier verder op ingegaan. In dit hoofdstuk worden ook de doelstelling, het plangebied van het experiment en het proces en de opbouw van het omgevingsplan toegelicht.
  • Participatie. Als een belangrijk aspect van de Omgevingswet wordt aan overheden gevraagd om omgevingsplannen tot stand te brengen in combinatie met een participatieproces. De resultaten uit dat proces worden meegenomen in het omgevingsplan. In Hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op het participatieproces dat is doorlopen om het omgevingsplan Poeldijk te maken.
  • Een integrale benadering van de fysieke leefomgeving. De Omgevingswet heeft als belangrijk doel dat de fysieke leefomgeving op een integrale manier wordt vormgegeven. Daarvoor is het nodig om inzicht te krijgen in de lokale regelgeving met betrekking op de fysieke leefomgeving. Ook moet de vraag worden beantwoord of die lokale regelgeving vertaald moet en kan worden in het omgevingsplan. In Hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op de lokale regels van Poeldijk en het Westland;
  • In het omgevingsplan dient het beleid uit de omgevingsvisie (voor zover dat mogelijk is) door vertaald te worden naar het omgevingsplan. In Hoofdstuk 5 wordt allereerst ingegaan op de omgevingsvisie 2.0 en de ambities uit de omgevingsvisie voor Poeldijk;
  • In Hoofdstuk 6 wordt de structuur van het omgevingsplan beschreven en wordt toegelicht in hoeverre de ambities uit de omgevingsvisie 2.0 zijn door vertaald naar het omgevingsplan.

De toelichting van het omgevingsplan dient uitsluitend als toelichting op de totstandkoming en toepassing van de planregels- en verbeelding maar heeft geen juridisch bindende status.


Het juridisch bindende deel van het omgevingsplan bestaat uit planregels met bijbehorende planverbeelding. In de planregels van het omgevingsplan zijn normen opgenomen voor het verrichten van activiteiten binnen het plangebied.


Hoofdstuk 7 en Hoofdstuk 8 maken geen onderdeel uit van de juridische regeling, maar zijn wel van belang voor de uitvoerbaarheid van het omgevingsplan. In Hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de maatschappelijke uitvoerbaarheid en in Hoofdstuk 8 komt het aspect handhaving aan bod.

Hoofdstuk 2 Anticiperen Op De Omgevingswet

2.1 De Omgevingswet

De verwachting is dat in 2022 de nieuwe Omgevingswet in werking treedt. Met deze wet wil de overheid de regels voor ruimtelijke ontwikkelingen vereenvoudigen en samenvoegen. De Omgevingswet kent 4 doelen die de wetgeving moeten verbeteren:

  • Inzichtelijk omgevingsrecht: gebruiksvriendelijke en inzichtelijke regels.
  • De leefomgeving centraal: fysieke leefomgeving samenhangend benaderen.
  • Ruimte voor maatwerk: de gemeente krijgt meer ruimte om lokaal belangen af te wegen.
  • Sneller en beter: besluitvorming over projecten worden versneld en verbeterd.


Uit deze 4 doelen wordt geconcludeerd dat de rijksoverheid streeft naar duurzame ontwikkeling, het in stand houden van de bewoonbaarheid van het land en het beschermen en verbeteren van het leefmilieu. De Omgevingswet dient er zorg voor te dragen dat in onderlinge samenhang:

  1. a. een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit worden bereikt en in stand worden gehouden, en
  2. b. de fysieke leefomgeving doelmatig te beheren, gebruiken en ontwikkelen om specifieke maatschappelijke behoeften te vervullen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OPCTRMPOE-VA01_0002.jpg"

Afbeelding Omgevingswet, minder regels en meer ruimte voor initiatief


Zo lang de Omgevingswet niet in werking is getreden is het niet mogelijk om op grond van de Omgevingswet een omgevingsplan op te stellen. Tot aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet vormt de huidige Wet ruimtelijke ordening de juridische basis van het omgevingsplan. De Crisis- en herstelwet (Chw) maakt het wel al mogelijk om te experimenteren met de 4 verbeterdoelen van de Omgevingswet. Hoe dit kan wordt besproken in de volgende paragraaf.

2.2 Experiment Bestemmingsplan Met Verbrede Reikwijdte

Het dorpscentrum van Poeldijk is aangewezen als gebied waar geëxperimenteerd mag worden met de systematiek van een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte (omgevingsplan). Dit is vastgelegd in het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (zeventiende tranche). Er is gekozen om voor Dorpscentrum Poeldijk een omgevingsplan op te stellen omdat:

  • het bestemmingsplan ouder is dan 10 jaar;
  • Poeldijk een divers gebied is waarin winkels, woningen, groen, water en maatschappelijke gebouwen voorkomen. De kenmerken van Poeldijk worden wat uitvoeriger uitgelegd in paragraaf 2.4;
  • Door het vrij overzichtelijke dorpsgebied leent Poeldijk zich goed als pilotgebied voor een eerste omgevingsplan in de gemeente. Veel verschillende aspecten die een rol spelen in een omgevingsplan zijn in Poeldijk aan de orde.

Een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte maakt het mogelijk om in het omgevingsplan regels op te nemen ten behoeve van het:

  1. a. bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit;
  2. b. doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke functies.

Het voorgaande betekent dat naast alle regels die betrekking hebben op de ruimtelijke ordening ook regels opgenomen kunnen worden die betrekking hebben op andere facetten van de fysieke leefomgeving. De Crisis- en herstelwet biedt ruimte om afwijkingen toe te staan die in de huidige wetgeving niet mogelijk zouden zijn. Deze afwijkingen zijn opgenomen in artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis- en Herstelwet.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OPCTRMPOE-VA01_0003.jpg"

Afbeelding: tabel afwijkingsmogelijkheden artikel 7c Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet

Een gemeente hoeft niet gebruik te maken van alle afwijkingsmogelijkheden. Afhankelijk van het gebied kan een gemeente in ieder geval gebruik maken van één of meerdere afwijkingsmogelijkheden. Voor dit omgevingsplan is gebruik gemaakt van de volgende afwijkingsmogelijkheden (nummering volgens tabel afwijkingsmogelijkheden):

1. Verbrede reikwijdte;
2. Looptijd;

4. Integratie van de regels uit de Algemene Plaatselijke Verordening;

5. Meldingsplichtige activiteiten;

6. Open normen, waarvan de uitleg en toetsing afhankelijk is van de beleidsregels;

9. Afwijking van de RO-standaarden en beperkte uitvoerbaarheidstoets;

In de navolgende paragrafen wordt aangegeven op welke manier van bovenstaande afwijkingsmogelijkheden gebruik is gemaakt. Van de overige mogelijkheden voor afwijken, zoals de afwijkingsmogelijkheden voor voorlopige bestemming, planschade, exploitatieplan en maatwerkregels is geen gebruik gemaakt.

Delegatiebevoegdheid
Met een delegatiebesluit kan de gemeenteraad de bevoegdheid om delen van het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte vast te stellen delegeren aan burgemeester en wethouders. De huidige wetgeving kent in de vorm van bijvoorbeeld uitwerkings- en wijzigingsplannen en binnenplanse vrijstellingen een aantal bevoegdheden waarbij burgemeester en wethouders het bestemmingsplan binnen door raad gestelde kaders kunnen aanpassen. Deze bevoegdheden zijn in de huidige wet vrij strikt geregeld. Daarnaast dienen de uitwerkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen te worden in het vast te stellen bestemmingsplan. Dit tot tegenstelling van de delegatiebevoegdheid, deze wordt niet geïntegreerd in het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte, maar wordt los daarvan genomen. Tegen het delegatiebesluit staan geen rechtsmiddelen open.

De delegatiebevoegdheid is een delegatiebesluit wat los van het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte genomen kan worden en daarmee ook na vaststelling van het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. De bevoegdheid wordt - nu nog- verkregen op grond van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet. Hiermee wordt geanticipeerd op de Omgevingswet, waarin de delegatiebevoegdheid is verankerd in de Omgevingswet.

2.3 Doel Van Het Omgevingsplan

Het doel van het pilot omgevingsplan Dorpscentrum Poeldijk is om bestaande bestemmingsplannen om te zetten naar een omgevingsplan. Door een aantal bestaande bestemmingsplannen te actualiseren in de vorm van een omgevingsplan wordt ervaring opgedaan met de Omgevingswet en het omgevingsplan. De Omgevingswet vraagt om een andere werkwijze binnen de gemeente. Dit heeft te maken met de integrale benadering van de fysieke leefomgeving. De regels die nu nog versnipperd zijn opgenomen in allerlei bestemmingsplannen, beleidsregels en verordeningen dienen integraal in één omgevingsplan te worden opgenomen. Hiermee samenhangend moeten regels en begrippen uit de verschillende verordeningen en beleidsregels op elkaar worden afgestemd. De gemeente heeft als doel om te experimenteren met deze nieuwe werkwijze, zodat de organisatie bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet optimaal is ingespeeld op haar veranderde rol. Door middel van dit omgevingsplan doet de gemeente en andere betrokken partijen ervaring op met de instrumenten van de Omgevingswet en het omgevingsplan.

Het voorliggende omgevingsplan kan na het in werking treden van de Omgevingswet gebruikt worden om voor het totale grondgebied van de gemeente Westland één omgevingsplan te maken. Aangezien het maken van dit omgevingsplan een experiment betreft en de Omgevingswet nog niet in werking is getreden, kan de aanpak en systematiek ten aanzien van het omgevingsplan in het algemeen nog wel wijzigen. Het voorliggende plan moet ook met dat idee gelezen worden .

2.4 Plangebied

Voorliggend omgevingsplan is van toepassing op het dorpscentrum en een deel van het woongebied van kern Poeldijk. De plangrens wordt bepaald door de vastgestelde grens van het experimenteergebied zoals dat is opgenomen in het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (16e tranche).

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OPCTRMPOE-VA01_0004.jpg"

Afbeelding begrenzing plangebied Omgevingsplan Dorpscentrum Poeldijk

Beschrijving Poeldijk

Poeldijk is één van de 11 dorpen in de gemeente Westland en bevindt zich aan de oostkant van de gemeente.

Structuur van het dorp

De structuur van Poeldijk wordt bepaald door twee kronkelende lijnen, de Gantel en de Voorstraat. Het pleintje in de Voorstraat heeft een besloten karakter en geldt vooral als parkeerplek. Langs de Gantel is een jaagpad gesitueerd en aan de noordkant staat nieuwe bebouwing. De Gantel, met zijn natuurlijke oorsprong als ingedamde zeearm, heeft een authentiek karakter met tuinderswoningen uit het begin van de 20e eeuw langs het water, dijksloten en bruggetjes.

Groen en water

In de kern van Poeldijk zijn in de huidige situatie geen grote groengebieden aanwezig. Het lokale groen- en waternetwerk wil de gemeente, als de kans zich voordoet, verbeteren om de Gantelzone en een gebied als Madestein beter bereikbaar te maken.

Wonen

Onder de inwoners van Poeldijk heerst een groot saamhorigheidsgevoel. Als er iets moet gebeuren, zet men gezamenlijk de schouders eronder. Veel bewoners ervaren het wonen in Poeldijk als prettig en koesteren het dorpse karakter.

In Poeldijk bestaat circa 40% van de woningen uit een huurwoning. De overige woningen zijn koopwoningen. Poeldijk heeft in de afgelopen jaren een transformatie ondergaan: er is veel nieuwbouw gerealiseerd ten noorden van de kern en in het centrum. De bloemenbuurt is volledig getransformeerd en de kern groeit in de komende jaren uit tot aan de Arckelweg.

Voorzieningen

Poeldijk kent diverse evenementen. Jaarlijks terugkerende evenementen worden goed bezocht. Verschillende Poeldijkse verenigingen werken hierbij onderling samen. Er zijn verschillende culturele centra, maatschappelijke organisaties en een sterk verenigingsleven. Ook zijn er diverse muziek- en toneelgezelschappen. Diverse culturele organisaties, kinderopvang en een evenementenorganisator maken gebruik van De Veiling (voormalige Leuningjes). Buurtpreventie speelt een belangrijke maatschappelijke rol in Poeldijk.

Detailhandel

De winkels hebben vooral een functie voor de dagelijkse boodschappen, aangevuld met een aantal speciaalzaken. Het winkelaanbod is verspreid over twee plekken in de Jan Barendselaan en de Voorstraat.

Bedrijven

In Poeldijk is op twee locaties bedrijvigheid aanwezig. Langs de noordwestrand van het plangebied ligt een strook bedrijvigheid. Deze wordt ontsloten vanaf de N211. Aan de Jan Barendselaan nummers 188 -190 is een tweede locatie met bedrijvigheid aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OPCTRMPOE-VA01_0005.jpg"

Afbeelding luchtfoto plangebied

2.5 Plan Van Aanpak

Vooruitlopend op de vaststelling van de Omgevingsvisie 2.0 is ook begonnen met het opstellen van het omgevingsplan om met dit instrument te kunnen experimenteren. Het plan van aanpak voor het omgevingsplan is drieledig:

  • integratie regels fysieke leefomgeving;
  • participatie;
  • interne werksessies.

Integratie regels fysieke leefomgeving

Vanaf medio 2018 werd in werkgroepverband aan het omgevingsplan gewerkt. In dit verband zijn de verschillende beleidsstukken regels uit de Algemene Plaatselijke Verordening met betrekking tot de fysieke leefomgeving verzameld.

Participatie

Als onderdeel van de voorbereiding van het omgevingsplan dorpscentrum in Poeldijk is een uitgebreid participatietraject doorlopen. In hoofdstuk 3 wordt hier nader op ingegaan.

Interne werksessies

Begin 2020 werd gekozen voor een aanpak met kleinere werkgroepen gebaseerd op de thema's van de omgevingsvisie. Hiervoor is gekozen voor 9 werksessies met drie werkgroepen. In de werkgroepen waren de ketenpartners zoals bijvoorbeeld de GGD en ODH vertegenwoordigd. In deze sessies zijn eerst de structuur en opbouw van het omgevingsplan besproken. Dat ging bijvoorbeeld over de manier waarop de vertaalslag kan worden gemaakt van een bestemmingsplannen naar een omgevingsplan maar ook over hoe de inhoud van het plan mede wordt bepaald door de omgevingsvisie. De nadruk lag daarbij op de extra mogelijkheden die een omgevingsplan biedt ten opzichte van een bestemmingsplan (zie Hoofdstuk 2). Snel daarna volgden ook inhoudelijke onderwerpen.

Nadat 2/3 van het proces was doorlopen is de "workshopachtige" aanpak verstoord door het opkomen van de Coronacrisis . Met name het organiseren van workshops waarbij de inbreng van een ieder breed aan de orde gesteld had kunnen worden werd door het niet kunnen vergaderen bemoeilijkt. Door middel van een overleg in de vorm van een webinar is gelegenheid geboden om ambtelijk zo goed als mogelijk op het concept te reageren. Voornoemde inbreng is verwerkt in het voorliggende omgevingsplan.

Hoofdstuk 3 Participatie

Participatie is een belangrijke pijler onder de Omgevingswet. Vroegtijdig samenwerken tussen de overheid, maatschappelijke organisaties, burgers en bedrijven vergroot de kwaliteit van oplossingen en zorgt ervoor dat verschillende perspectieven, kennis en creativiteit direct op tafel komen. Maar er is geen blauwdruk voor de manier waarop participatie moet plaatsvinden. De Omgevingswet schrijft niet voor hoe de participatie moet plaatsvinden, maar het is wel nodig om te motiveren op welke manier er geparticipeerd is in het traject van het opstellen van een omgevingsplan. Deze motivatie voor dit omgevingsplan is onderstaand beschreven.

Als onderdeel van de voorbereiding van het omgevingsplan dorpscentrum in Poeldijk een uitgebreid participatietraject doorlopen. Het verslag van dit traject is als bijlage bij de toelichting bijgevoegd. In de voorbereiding van het participatie traject is gekozen voor vijf thema's en de voorbereidende bijeenkomsten hebben per thema tot de navolgende inbreng geleid. De inspraak heeft alleen betrekking gehad op het centrum van Poeldijk zijnde het meest dynamische deel. Voor de rest van het pilot gebied is volstaan met de wettelijk voorgeschreven procedure.

1. Thema Groen

Deelnemers vinden groen in de Voorstraat -onder voorwaarden- een verbetering voor de uitstraling van de dorpskern. Enkele deelnemers maken zich zorgen over de nu al smalle stoepen. Extra groen kan ten koste gaan van de toegankelijkheid van het trottoir Een andere voorwaarde is beter onderhoud. Meer groen kan een meerwaarde hebben voor het verbeteren van de uitstraling van het centrum, het tegengaan van hittestress en overige duurzame aspecten. Door een tiental bewoners wordt het gemis van een parkje genoemd, vooral in verband met de vele ouderen van Poeldijk die niet snel meer ergens buiten in het groen kunnen zitten.

2. Thema Dorpskarakter

Het dorps karakter staat hoog op de lijst van kernkwaliteiten, samen met de kleinschaligheid. Maar het hoogst scoort het saamhorigheidsgevoel, de zgn. Poeldijkse mentaliteit. Als bewoners gevraagd wordt om het dorps karakter van Poeldijk te typeren, prevaleert ook hier het sociale aspect boven het fysieke aspect. Als voornaamste bedreiging van het dorps karakter wordt het vrachtverkeer over de Rijsenburgstraat en de Jan Barendselaan genoemd.


3. Thema Cultuurhistorie

Poeldijkers beleven het centrum vrij negatief. Men vindt het centrum vooral troosteloos en men mist winkels en dag horeca. Veel bewoners ergeren zich aan het slechte onderhoud van bestrating en leegstaande panden, zoals het voormalig Dario Fo gebouw. Mensen vinden dat meer panden een monumentenstatus mogen krijgen om het karakter van de dorpskern te behouden en te versterken.

4. Thema Prettig ouder worden in Poeldijk

Deelnemers vinden dat er een gebrek is aan betaalbare seniorenwoningen (huur). Mensen wijken soms uit naar Naaldwijk of 's-Gravenzande of overwegen die stap te maken. Ook ervaart men een gebrek aan goed openbaar vervoer. Dit kan mensen weerhouden om in het eigen dorp ouder te worden. Meerdere mensen geven aan vaak op bezoek te gaan bij kinderen in nabijgelegen dorpskernen in het Westland en doen dat nu vaak nog op de fiets, maar voorzien hierin problemen voor de toekomst. Daarnaast wordt om te winkelen in bijvoorbeeld Naaldwijk vaak het openbaar vervoer gebruikt. Mensen die slecht ter been zijn ervaren echter de loopafstand naar de bushalte als te lang.

5. Thema Kernwinkelgebied

Wat als centrum wordt ervaren loopt nogal uiteen. In algemene zin is men bezorgd over de verkeersveiligheid op de Jan Barendselaan en de Rijsenburgerweg, met name voor fietsers en voetgangers. Dit kan een belemmering zijn om goed gebruik te maken van de voorzieningen.

Over de Voorstraat als winkelgebied ervaren deelnemers een gebrek aan winkels. De bakker en slager worden goed bezocht. Verkeer in de Voorstraat is een discussiepunt. Deelnemers geven aan dat het doorgaande verkeer de functie als levendig centrum hindert. Aan de andere kant geven deelnemers aan dat parkeren en directe toegang (met de auto) tot de winkels belangrijk is. Belangrijk vindt men ook het gemis aan een ontmoetingsplek in de Voorstraat. De voormalig Dario Fo-locatie wordt gezien als een mogelijkheid voor de realisatie van een ontmoetingsvoorziening. Een dergelijke voorziening wordt door veel Poeldijkers gezien als de manier om de Voorstraat nieuw leven in te blazen, vaak in samenhang met een verkeersluwe of - vrije Voorstraat en de mogelijkheid van een terras in de zomer.


6. Thema Ontmoetingsplek

Het gebrek aan een ontmoetingsplek in het centrum wordt veel genoemd en tijdens de werkplaats door de meerderheid bevestigd. De volgende conclusies zijn getrokken:

  • Er is vraag naar een laagdrempelige sociale ontmoetingsplek die bij voorkeur geen commerciële inslag heeft.
  • Er is veel bereidheid onder bewoners, maar ook de huidige ondernemers om mee te werken aan een goed plan voor de realisatie van een ontmoetingsplek, mits dit plan helemaal vanuit de bewoners zelf kan komen en wordt uitgevoerd. Termen als bewonersinitiatief en zelfbeheer worden veelvuldig genoemd.
  • Er is eveneens een behoefte om aan te sluiten bij wat al bestaat.

7. Thema Verkeer

Met behulp van een verkeerspuzzel konden deelnemers aangeven waar zij de grootste knelpunten in de verkeersveiligheid of -doorstroming ervaarden. Daarnaast kon men de eigen oplossingen voor deze knelpunten grafisch in kaart brengen. Over de knelpunten bestond grote eensgezindheid onder de deelnemers:

  • (Vracht)verkeer op de Jan Barendselaan: Het zware en drukke verkeer op de Jan Barendselaan zorgt voor een onveilige situatie voor fietsers en voetgangers, met name bij de bestaande oversteekplaatsen. Het bestaande zebrapad voelt onveilig vanwege de hoge snelheid van het verkeer en een slechte zichtbaarheid.
  • Rijsenburgerweg: Over de huidige onveilige situatie op de Rijsenburgerweg was vrijwel iedereen het met elkaar eens. Er is sprake van kerende vrachtwagens, maar eveneens vrachtverkeer dat de Rijsenburgerweg als doorgaande route gebruikt. Met de nieuwe woonwijk, direct grenzend aan de Rijsenburgerweg, ontstaan vaak terugkerende gevaarlijke situaties.
  • Voorstraat tussen de Irenestraat en de Verburghlaan: De deelnemers geven aan dat dit smalste stuk van de Voorstraat onveilig voelt voor voetgangers en fietsers vanwege de hoge snelheid waarmee auto’s er doorheen rijden. Daarnaast zijn de trottoirs erg smal, waardoor soms moet worden uitgeweken naar de rijbaan.
  • De kruising van de Kerklaan met de Rijsenburgerweg: Op de Kerklaan rijdt ook zwaar vrachtverkeer terwijl men de straat en de brug over het water hiervoor niet geschikt vindt. Het punt waar de straten samenkomen wordt als onveilig ervaren.


8. Thema Verbetering uitstraling centrum

Met de straatpuzzel konden deelnemers hun mening geven over de mogelijkheid van fysieke ingrepen om het centrum te verlevendigen. Er bestond eensgezindheid over het volgende voorstel:

  • Creëren van een verblijfsplein/ terras voor het voormalig Dario Fo pand: Een groot aantal deelnemers wil de ruimte voor het pand Voorstraat 88 (voormalig Dario Fo pand) geschikt maken als plein c.q. terras. Discussie werd gevoerd over de volgende punten:
    1. 1. Het autoluw maken van dit gedeelte van de Voorstraat (zie uitkomsten verkeer)
    2. 2. Het behouden of verwijderen van de huidige parkeerplekken
    3. 3. Het verplaatsen van de markt van de Irenestraat richting de Voorstraat
  • Voorkeuren voor flexibele oplossingen: Opvallend aan een groot aantal reacties van de deelnemers is dat er vaak wordt gezocht naar een compromis in de vorm van een flexibele oplossing. Voor veel deelnemers is een definitieve herinrichting een stap te ver, alhoewel men met de huidige situatie niet tevreden is. Er werd daarom door meerdere deelnemers voorgesteld om diverse aspecten dusdanig te creëren dat men de locatie geschikt maakt voor meerdere invullingen. De meeste gedragen voorbeelden hiervan zijn:
    1. 1. Verplaatsbare bloembakken in plaats van permanente groenstroken of bomen, waardoor een groene uitstraling wordt behaald, maar voldoende ruimte blijft voor een terras in de zomertijd of een wekelijkse markt
    2. 2. Pollers of gedeeltelijke afsluiting voor het autoverkeer van het gedeelte Voorstraat. Op deze manier blijven ondernemers verzekerd van (gedeeltelijke) bereikbaarheid, maar zijn incidentele evenementen, een wekelijkse markt of een zomerterras ook mogelijk.

Conclusie

De meest opvallende uitkomsten van het participatietraject zijn opgenomen in de rapportage. De algemene conclusies zijn:

  • Grote betrokkenheid van diverse doelgroepen bewoners en ondernemers;
  • Voormalig Dario Fo pand als symbool voor de dorpskern;
  • Sociale factoren in Poeldijk zijn doorslaggevend voor het dorps karakter.

De inhoudelijke uitkomsten van het participatietraject zijn opgenomen in de omgevingsvisie 2.0, waarin ook de ambities voor Poeldijk zijn bepaald. In Hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de wijze waarop participatie is verwerkt in de omgevingsvisie. In Hoofdstuk 6 wordt nader ingegaan op deze ambities en hoe deze, voor zover mogelijk, zijn door vertaald naar het omgevingsplan.

Hoofdstuk 4 Integrale Benadering Fysieke Leefomgeving

4.1 Algemeen

Een van de verbeterdoelen van de Omgevingswet is een integrale benadering van de fysieke leefomgeving. In een bestemmingsplan werd doorgaans een uitgebreid overzicht opgenomen van het beleid van overheden. Het bestemmingsplan werd geacht dit beleid op een geïntegreerde manier te verwerken. Dit is anders bij een omgevingsplan. Het beleid van andere overheden dat op het gemeentelijk grondgebied van toepassing is, is al verwerkt in de omgevingsvisie 2.0. Dat hoeft dus niet nog een keer te worden overgedaan in dit omgevingsplan. In de omgevingsvisie is ook het lokaal beleid dat betrekking heeft op de fysieke leefomgeving al verwerkt. De omgevingsvisie 2.0 is daardoor automatisch breder en omvangrijker dan elke eerdere beleidsnota van de gemeente. Er is voor alle werkvelden gekeken naar de toekomst en dat is geïntegreerd in de omgevingsvisie. In het integrale omgevingsprogramma is het beleid opgenomen waarin is aangegeven wat Westland doet om dat toekomstbeeld te bereiken. Na vaststelling van de totale omgevingsvisie komen voormelde beleidsnota's te vervallen. Nieuw beleid dient dan binnen het geschetste toekomstbeeld te passen en de inhoud wordt toegevoegd aan het omgevingsprogramma.

Het omgevingsplan is kaderstellend en bevat regels die juridisch bindend zijn voor inwoners en bedrijven en beschrijft kaders waarbinnen initiatieven kunnen worden ontplooid en afgewogen. Tegelijk is het omgevingsplan een dynamisch document met voldoende ruimte om veranderende wensen en behoeften op te vangen. Zoals in paragraaf 2.3 is toegelicht zijn de verschillende regels met betrekking tot de fysieke leefomgeving versnipperd. Er zijn tientallen bestemmingsplannen, beleidsregels en verordeningen die nu los van elkaar gelden. Dit heeft tot gevolg dat de fysieke leefomgeving niet op een integrale wijze benaderd kan worden en er geen integrale afweging gemaakt kan worden.

Om alvast te kunnen experimenteren met de integrale benadering van de fysieke leefomgeving is in artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet bepaald dat in het omgevingsplan regels opgenomen kunnen worden met betrekking tot:

  • een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit;
  • doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkeling fysieke leefomgeving ter vervulling maatschappelijke regels;
  • het opnemen van lokale verordeningen;
  • het opnemen van open normen met verwijzing naar de beleidsregels.

In de volgende paragraaf worden in het omgevingsplan opgenomen lokaal beleid en gemeentelijke verordeningen verder toegelicht.

4.2 Lokale Regels Poeldijk En Westland

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet beschikken alle gemeenten in formele zin over een omgevingsplan. Dit wordt het tijdelijke deel van het omgevingsplan genoemd. Het tijdelijke deel van het omgevingsplan bestaat onder andere uit de ruimtelijke regels. De ruimtelijke regels betreffen de geldende planologische regimes. Het gaat dan om bestemmingsplannen, beheersverordeningen, wijzigingsplannen, uitwerkingsplannen etc. Elke gemeente moet vervolgens het tijdelijke deel omzetten naar één omgevingsplan. Uiterlijk 2029 heeft elke gemeente één omgevingsplan voor het gehele grondgebied van de gemeente. Het omgevingsplan dienen alle regels over de fysieke leefomgeving die de gemeente stelt binnen haar grondgebied opgenomen te worden. Dit betekent dat ook de regels die nu nog zijn opgenomen in verordeningen en beleid opgenomen moeten worden in het omgevingsplan.

Alle regels in het omgevingsplan moeten leiden tot een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De evenwichtige toedeling van functies aan locaties wordt nader toegelicht in Hoofdstuk 5 en Hoofdstuk6. Op basis van de inventarisatie van het beleid en de input van de interne werksessies is bepaald welke beleid rechtstreeks doorwerkt in het omgevingsplan. In onderstaande tabel zijn de betreffende lokale regels weergegeven die zijn opgenomen in het omgevingsplan.

Type plan Uitleg
Bestemmingsplannen
Kern Poeldijk (2013) & Poeldijk Centrum (2006)
De lokale regelgeving wordt mede bepaald door de vigerende bestemmingsplannen. Deze plannen bepalen het huidige toegestane gebruik en bebouwing en moeten daarom zo veel als mogelijk worden gerespecteerd. Het bestaande vigerende regime dient daarom als uitgangspunt voor de planregels. De bestemmingsplanregels zijn hierbij wel omgezet naar omgevingsplanregels.
Paraplubestemmingsplan Wonen Westland De regels uit dit paraplubestemmingsplan zijn overgenomen in het omgevingsplan.
Paraplubestemmingsplan Parkeernormen De algemeen geldende regels voor parkeren uit dit parapluplan worden overgenomen in het omgevingsplan.
Paraplubestemmingsplan horeca/hotel Westland De regels uit dit paraplubestemmingsplan zijn overgenomen in het omgevingsplan.
Omgevingsvergunningen
Buitenplanse afwijkingen bestemmingsplan, verleende omgevingsvergunningen

In het plangebied zijn twee omgevingsvergunningen verleend waarmee buitenplans is afgeweken van het vigerende bestemmingsplan.

Het gaat om de locaties Jan Barendselaan naast 193 en Jan Barendselaan 194 te Poeldijk.

Deze vergunningen zijn verleend om kleinschalige woningbouw op de locaties mogelijk te maken. De vergunningen worden opgenomen in het omgevingsplan.
Verordeningen
Algemene Plaatselijke verordening (APV) Op basis van de analyse is bepaald welke regels betrekking hebben op de fysieke leefomgeving en daarom opgenomen moeten worden in het omgevingsplan. Het gaat om de regels ten aanzien van bruikbaarheid, uiterlijk aanzien en veilig gebruik van openbare plaatsen, loslopende honden, houtopstanden, voertuigen, standplaatsen en ligplaatsen (artikelnummers 2,10, 2.11, 2,12, 2.57, 4.10, 4.11, 4.11 a & b, 5.2, 5.3, 5.4, 5.5, 5.6, 5,7, 5,8, 5.9, 5.10, 5.18, 5.25).
Beleidsregels
Beleidsregels Parkeernormering gemeente Westland 2018 In deze beleidsregels is de parkeernorming van de gemeente Westland geactualiseerd en in overeenstemming gebracht met de meest recente kerncijfers van CROW (landelijke richtlijnen). De beleidsregels zijn verwerkt in de regels van het omgevingsplan.
Beleidsregels uitwegvergunningen Gemeente Westland 2014 In deze beleidsregels zijn de toetsingscriteria van de uitwegvergunning nader uitgewerkt. De beleidsregel is verwerkt in de regels van het omgevingsplan.
Beleidsregels standplaatsen gemeente Westland 2012 In deze deze beleidsregels zijn de toetsingscriteria van de standplaastvergunning nader uitgewerkt. De beleidsregels zijn verwerkt in de regels van het omgevingsplan.
Beleidsregels recreatieve verhuur woningen Westland In deze beleidsregels zijn de toetsingscriteria voor de particuliere recreatieve verhuur woningen opgenomen. De beleidsregels zijn verwerkt in het omgevingsplan.
Nadere regels
Nadere Regels Terrassen Westland 2018 Verwerkt in de regels van het omgevingsplan.
Nadere regels tijdelijk plaatsen van voorwerpen op of aan de openbare weg Westland 2018 Verwerkt in de regels van het omgevingsplan.
Beleid
Nota Vaarrecreatie Verwerkt op de verbeelding en in de regels van het omgevingsplan.
Archeologisch beleidskaart Verwerkt op de verbeelding en in de regels van het omgevingsplan.
Erfgoedverordening Westland 2017 Verwerkt op de verbeelding en in de regels van het omgevingsplan.
Keur Delfland Verwerkt op de verbeelding en in de regels van het omgevingsplan.
Algemene regels behorende bij de Keur Delfland Verwerkt in de regels van het omgevingsplan.
Legger Delfland De waterkeringen en beschermingszones uit de Legger zijn opgenomen in de Verbeelding.
Woonvisie Westland 2020-2030 Verwerkt in de regels van het omgevingsplan als toetsingskader voor de huisvesting van arbeidsmigranten.
Beleidsnota oplaadinfrastructuur elektrische voertuigen Verwerkt in de regels van het omgevingsplan.

Tabel opname lokale regels in het omgevingsplan

Hoofdstuk 5 De Ambities En Kaders

5.1 Algemeen

Gemeenten moeten ervoor zorgen dat de regels in het omgevingsplan leiden tot een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Het zorgen voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is een taak die primair bij de gemeente ligt. Deze beleidsvrije taak is een vervolg op het criterium van een goede ruimtelijke ordening uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro), maar dan in de bredere strekking van de fysieke leefomgeving. Een evenwichtige toedeling van functies aan activiteiten houdt in dat alle regels in het omgevingsplan samen moeten leiden tot een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De wijze waarop in het voorliggende omgevingsplan functies zijn toebedeeld is toegelicht in Hoofdstuk 6.

De gemeente hoeft niet alle regels die bijdragen aan het bereiken van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties in het omgevingsplan op te nemen. Regels van het Rijk, de provincies en de waterschappen dragen ook bij aan een evenwichtige regulering van activiteiten. Bij het vaststellen van het omgevingsplan moet de gemeente hier rekening mee houden. Hiervoor zijn instructieregels vastgelegd in het Besluit kwaliteit leefomgeving. Dat geldt ook voor de regels die een gemeente in andere verordeningen heeft gesteld. Het is niet nodig – en soms ook niet mogelijk - om regels te stellen in het omgevingsplan die ergens anders al zijn gesteld. Al die regels samen dragen bij aan het tot stand te brengen evenwicht. Omdat de Omgevingswet nog niet in werking is getreden, zijn de instructieregels van het Rijk en de provincie nu niet meegenomen in het omgevingsplan.

Zoals aangegeven is het omgevingsplan kaderstellend en onderdeel van beleidsdoorwerking. Om doelen en ambities voor de fysieke leefomgeving te bereiken dienen deze vastgelegd te worden in het omgevingsplan. De regels in het omgevingsplan zijn bindend voor de burgers, bedrijven, initiatiefnemers en de gemeente. Alvorens de regels opgesteld kunnen worden dienen de ambities en kaders bepaald te zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OPCTRMPOE-VA01_0006.jpg"

Afbeelding: beleidscyclus Omgevingswet

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OPCTRMPOE-VA01_0007.jpg"

Afbeelding: Van ambities naar regels

Tijdens de interne werksessies is gewerkt vanuit de bovengenoemde gedachte en is de basis gelegd om te werken in deze nieuwe werkwijze. Op basis van deze werkwijze zijn de functies en activiteiten van het Dorpscentrum van Poeldijk vastgelegd.

Alvorens de vertaalslag naar het omgevingsplan te maken is het van belang om kaders en ambities in beeld te hebben. In paragraaf 5.2 is kort ingegaan op het rijks- en provinciaal beleid, waterschapsbeleid en gemeentelijke beleid. In paragraaf 5.5 en 5.6 worden de ambities van gemeente Westland en voor het plangebied Poeldijk toegelicht. De vertaalslag van omgevingsvisie naar omgevingsplan is toegelicht in Hoofdstuk 6.

5.2 Rijks- En Provinciaal Beleid

Het omgevingsplan heeft gedeeltelijk een zogenaamd conserverend karakter. Gezien het conserverende karakter van het omgevingsplan wordt het rijksbeleid en het provinciaal beleid verder niet nader toegelicht. Er worden geen ontwikkelingen gerealiseerd die het beleid van het rijk en de provincie raken.

5.3 Waterschapsbeleid

Het Hoogheemraadschap Delfland heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2016-2021 'Strategie richting een toekomstbestendig en samenwerkingsgericht waterschap'. In dit Waterbeheerplan 5 (WBP 5) heeft het Hoogheemraadschap van Delfland (Delfland) zijn strategie voor de uitvoering van de kerntaken voor de komende jaren beschreven. Het is de leidraad voor het handelen van Delfland in de planperiode 2016-2021. Het WBP 5 is tevens een uitnodiging aan private, particuliere en publieke partijen om binnen de uitgezette koers met initiatieven te komen. Bij de uitvoering van het WBP 5 staan de kerntaken vanzelfsprekend voorop:

  • de waterveiligheid;
  • het waterbeheer;
  • de waterkwaliteit;
  • het zuiveren van afvalwater.

Delfland kijkt hierbij nadrukkelijk naar een doelmatige uitvoering van haar beleid waarbij ambities, kosten en het tempo op een evenwichtige wijze zijn afgewogen. Delfland voert zijn kerntaken uit ten behoeve van het behouden en verbeteren van de leefomgeving voor inwoners, medeoverheden, bedrijven en de natuurwaarden in het beheergebied. Het is een uitdaging om bij de uitvoering van die taken aan te sluiten bij de beleving en de behoeften van de maatschappij. Waterbewustzijn vormt de onmisbare schakel voor draagvlak. Delfland wil dat mensen zich in de komende planperiode bewust worden van het water om hen heen, van de gevolgen van klimaatverandering en van hun eigen gedrag. Het vergroten van waterbewustzijn is daarom verweven in alle programma's en handelingen van Delfland in de komende planperiode.


De werkzaamheden en projecten die de komende zes jaar geïnitieerd worden zijn terug te brengen tot de volgende vier speerpunten van het waterschap:

  1. 1. In stand houden: Investeringen in de infrastructuur worden op een adequate manier in stand gehouden. De waterkeringen, het watersysteem, de ecologische structuren en het afvalwatersysteem worden met beheer verder geoptimaliseerd. Delfland werkt bij het bestendigen van het beheer van de infrastructuur toe naar de levenscyclusbenadering;
  2. 2. Investeren: Veranderende wetgeving en veranderingen in de omgeving vragen om aanpassing en verdere verbetering van ons watersysteem, de waterkeringen en het afvalwatersysteem. Dit betekent de kans op natte voeten verkleinen door bij het zoeken naar oplossingen om water langer vast te houden, de waterkeringen op orde te houden met oog voor de multifunctionaliteit, de waterkwaliteit te verbeteren en toe te spitsen op de potenties van het gebied en de waterzuiveringen om te bouwen tot zoetwaterfabrieken. Bij elk project, proces en activiteit worden de innovatieve mogelijkheden en de meest duurzame wijze van uitvoering meegenomen in de afwegingen;
  3. 3. Samenwerken: Het waterschap kan en doet het niet alleen, sterker nog, waterbeheer is ook een taak van andere overheden zoals gemeenten en van burgers en bedrijven. De samenwerking in het waterbeheer is pluriform van karakter. Het waterschap speelt hierop in door goed omgevingsmanagement en door op basis van transparantie en vertrouwen de samenwerking te zoeken en structureel te onderhouden. Delfland wil het waterbewustzijn bevorderen door samenwerking met belanghebbenden en delen van verantwoordelijkheden;
  4. 4. Flexibel en duidelijk: Partners komen een flexibel waterschap tegen die rol en houding afstemt op basis van vraagstukken die voorliggen. Duidelijke kaders worden neergezet, zoals financieel gezond en bijdragen aan toekomstbestendig waterbeheer, maar dogma's zijn er niet. Dit betekent dat er in de werk- en beleidsprocessen van de ambtelijke organisatie en bij bestuurlijke besluitvorming binnen de wettelijke mogelijkheden voldoende ruimte moet zijn om maatwerk te leveren. Innovatie fungeert daarbij als aanjager om te blijven vernieuwen, mee te bewegen met veranderingen en te voorkomen dat het waterschap statisch wordt.

In 2007 (herzien in oktober 2018) is een Handreiking Watertoets, ruimte voor water in ruimtelijke plannen opgesteld. Het Hoogheemraadschap van Delfland stelt voorwaarden aan de inhoud van de watertoets (waterparagraaf) als verplicht onderdeel van de onderbouwing van ruimtelijke plannen. De watertoets berust op twee uitgangspunten:

  • Standstill-beginsel - negatieve effecten van ruimtelijke ontwikkelingen op het watersysteem worden voorkomen; Het is belangrijk om water al bij de locatiekeuze en het ontwerp van ruimtelijke ontwikkelingen als ordenend principe te gebruiken. Dat voorkomt het ontstaan van knelpunten achteraf, zoals (grond)wateroverlast of slechte waterkwaliteit;
  • Verbetering - in ruimtelijke ontwikkelingen worden de kansen die zich voordoen om bestaande knelpunten in het watersysteem te helpen oplossen, benut. Het gaat daarbij ook om de relatie tussen de verschillende waterthema's (droogte en wateroverlast, afvalwater, waterkwaliteit en ecologie, waterkeringen). Waterknelpunten en/of problemen met waterkeringen worden niet afgewenteld op de omgeving of verschoven naar de toekomst


De toelichting van het omgevinsgplan dient een beschrijving te bevatten van de volledige watersituatie binnen het plangebied, alsmede de te verwachten ontwikkelingen. Deze beschrijving dient in te gaan op de volgende aspecten:

  • Beleidskader omtrent water;
  • Veiligheid en waterkeringen;
  • Waterkwantiteit;
  • Grondwater en voorkomen van (zoet) water te kort;
  • Onderhoud en bagger;
  • Watersysteemkwaliteit en ecologie;
  • Afvalwater en riolering;
  • Klimaatadaptie.


Gemeentelijk beleid

Het Waterplan Westland , met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2027 en de daarbij horende uitvoeringsplan 2015 tot 2018 beschreven. De thema's: ”Toekomstig ruimtelijk beleid, Duurzaamheid, Schoon water, waterkeringen, Droge voeten, Afvalwaterketen Beheer en onderhoud, Zoetwatervoorzieningen en grondwater, Recreatie“, worden hierin uitgewerkt. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart gebracht. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Westland 2011-2015 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Met het eerste Verbreed GRP Westland 2011-2015 wordt niet alleen uitvoering gegeven aan de wettelijke eisen, maar wordt ook de onderlinge samenhang tussen de drie zorgplichten en reeds in gang gezette ontwikkelingen zoals het project Riolering Glastuinbouw Westland (RGW) weergegeven. Het Verbreed GRP is een logisch vervolg op de wijzigingen in wetgeving/beleid en een noodzakelijke verdere optimalisatie van het beleid dat de afgelopen 5 jaar is gevolgd.

Conclusie
Voorliggend omgevingsplan ziet voornamelijk toe op actualisatie. In paragraaf 6.3.4.4 is beschreven op welke manier het beleid van het waterschap is vertaald in het omgevingsplan.

5.4 Gemeentelijk Beleid

Woonvisie Westland 2020-2030
De Woonvisie Westland 2020-2030 is een actualisatie van de Woonvisie van 2016 en richt zich op het deelonderwerp "wonen" van de Ontwerp-Omgevingsvisie Westland. De Woonvisie is vastgesteld in juli 2020. De Omgevingsvisie van gemeente Westland vormt de rode draad voor de ruimtelijke plannen en woningbouwplannen in Westland de komende jaren. Onze focus blijft op het tuinbouwcluster liggen, maar we zoeken daarin een betere balans met de leefomgeving. Westland wil een groenere, gezonde en aantrekkelijke gemeente zijn. In de toekomst ligt de drijfveer bij bouwen in het creëren van maatschappelijke meerwaarde. Westland werkt aan een beheersbare groei van het aantal woningen, zodat het aanbod aansluit bij de behoeften van de Westlandse bevolking en mensen die economisch verbonden zijn met de gemeente. Het woonmilieu in Westland is onderscheidend ten opzichte van de omliggende steden en sluit aan bij het dorpse leefklimaat.


De woningmarkt is continu in beweging. Dit verdraagt geen strak gedetailleerd programma, maar een kader voor beslissingen. De Woonvisie biedt het kader voor besluiten over programma's, inzet van middelen en capaciteit en geeft richting aan het handelen van de gemeente en haar partners. De Woonvisie is in overleg met de woningcorporaties, huurdersorganisaties, zorgorganisaties, uitzenders en tuindersorganisaties tot stand gekomen.


Prioriteiten en uitgangspunten van de Woonvisie

De "Woonvisie Westland 2020-2030" geeft de prioriteiten, uitgangspunten en visie hoe Westland er in 2030 uit moet zien op het gebied van (zorg)wonen en huisvesting arbeidsmigranten.


De hoofdthema's van Woonvisie zijn:

Betaalbaarheid

  • doelgroepen die aangewezen zijn op betaalbare woningen (starters, gezinnen, ouderen, zorgbehoevenden, corporatiedoelgroepen, middeninkomens, arbeidsmigranten, vergunningshouders, woonwagenbewoners);
  • grootte en differentiatie sociale woningvoorraad;
  • woonlasten;
  • gevolgen verkoop Vestia-woningen.


Doorstroming en wooncarrière

  • bevorderen doorstroming;
  • senioren (doorstroming vanuit sociale eengezinswoning);
  • slaagkansen inwoners Westland.

Nieuwe bouwambitie

  • behoud karakter kernen;
  • vergroening en verduurzaming;
  • huisvestingsoplossingen buiten de kernen;
  • wonen met zorg: levensloopgeschiktheid / aanpasbaarheid;
  • programma voor nieuwe projecten/locaties: 30-5-20-45*;
  • herbestemming maatschappelijk vastgoed;
  • flexwonen;
  • huisvesting arbeidsmigranten, ook buiten kernen en op percelen glastuinbouwbedrijven.


(*) 30% sociale huur, 5% goedkope koop, 20% middeldure koop of huur, 45% duurdere koop


Conclusie
Voorliggend omgevingsplan ziet voornamelijk toe op actualisatie. Voor zover relevant is het omgevingsplan in overeenstemming met de nieuwe woonvisie.

Toetsingskader huisvesting arbeidsmigranten
Voor de huisvesting van arbeidsmigranten zijn er in de Woonvisie toetsingskaders opgenomen. In de regels wordt door middel van een dynamische verwijzing deze toetsingskader geborgd.

5.5 Omgevingsvisie 2.0 Algemeen

De omgevingsvisie 2.0 schetst de toekomst van Westland en doet dit voor de komende 10 tot 20 jaar. De gemeente wil in deze periode een goede balans bereiken tussen betrouwbaarheid, continuïteit en flexibiliteit. De visie bevat een aantal ambities en kernopgaven, waarvan de gemeente graag wil dat deze in respectievelijk 2030 en 2040 worden bereikt. Doordat ontwikkelingen in de maatschappij erg veelzijdig zijn wordt hierbij geen eindbeeld vastgelegd. Eerder is er sprake van een wensbeeld waarbij er voldoende ruimte gegeven moet worden om:

  • op externe ontwikkelingen te reageren;
  • initiatieven te ontplooien en afwegingen te maken.

Een van de doelen van de Omgevingswet is om plannen op een meer integrale manier op te stellen. Door de gemeente wordt hier invulling aan gegeven door in de Omgevingsvisie 2.0 verschillende thema's bij elkaar te brengen die voorheen niet altijd onderdeel van een structuurvisie of structuurplan uit maakten. Naast de traditionele onderwerpen zoals woningbouw, bedrijventerreinen, kassen, groen en water maken bijvoorbeeld ook het sociale domein, gezondheid, veiligheid, klimaatadaptatie, erfgoed en de energietransitie onderdeel uit van de Omgevingsvisie 2.0.

De ambities die de gemeente hiervoor in de Omgevingsvisie opgenomen heeft betreffen:

  1. 1. Westland werkt samen aan vitale, sociaal krachtige, gezonde en duurzame dorpen;
  2. 2. Westland versterkt haar economie en bestendigt haar (economische) toppositie als regio;
  3. 3. Westland versterkt en benut het menselijk kapitaal van de gemeente;
  4. 4. Westland behoudt en versterkt haar ruimtelijke, cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten;
  5. 5. Westland is in 2040 klimaatbestendig en energieneutraal en focust eerst op verduurzaming van het tuinbouwcluster.

De ambities en doelen uit deze omgevingsvisie en de vertaalslag naar het omgevingsplan zijn nader toegelicht in Hoofdstuk 6.

Omgevingsvisie 2.0: Visie op Westland

Op 8 december 2020 heeft de gemeenteraad de Omgevingsvisie 2.0: Visie op Westland vastgesteld. De Omgevingsvisie gaat onder andere in op de samenhang tussen ruimte, water, milieu, natuur, landschap, verkeer en vervoer, infrastructuur en cultureel erfgoed. De Omgevingsvisie is breder dan alleen de fysieke leefomgeving; ook onderwerpen als gezondheid, veiligheid en duurzaamheid moeten onderdeel uitmaken van de visie. De Omgevingsvisie geeft weer waar we met Westland naartoe willen en bindt de gemeente aan haar eigen voornemens en ambities.


De Omgevingsvisie werkt door in het (later nog op te stellen) omgevingsprogramma, waarin beleidsvoornemens en maatregelen staan die dienen om de doelen in de leefomgeving te bereiken. De Omgevingsvisie geeft ook richting aan het ontwikkelen van het omgevingsplan. Hierin worden de algemene regels en vergunningsplichten vastgelegd die bindend zijn voor burgers en bedrijven (bestemmingsplannen en verordeningen worden hiermee vervangen).


De belangrijkste opgave is het verhogen van de leefkwaliteit in Westland, waarbij het sociaal-maatschappelijke en economische belang van het tuinbouwcluster niet uit het oog wordt verloren. De oorspronkelijke structuren in het landschap moeten behouden blijven, net als de gemeenschapszin in de dorpen. Westland wil een groenere, gezonde en aantrekkelijke gemeente zijn. Met een people - planet - profit benadering, vindt vergroening plaats langs de belangrijke groene verbindingen en in de wijken, terwijl initiatiefnemers en ontwikkelaars worden gevraagd groeninclusief te ontwerpen en in te richten. Een klimaatbestendig beleid wordt doorgevoerd in ruimtelijke inrichting, nieuwbouw en verkeersmaatregelen. Bodemwarmte moet worden benut en er wordt aangesloten op warmtenetten in de regio. Betere bereikbaarheid en een toonaangevende rol op het gebied van kennis, innovatie en duurzaamheid in de Greenport blijven een belangrijke rol spelen.


De autonome groei van inwoners wordt geaccommodeerd door het invullen van de zachte plannen voor woningbouw in combinatie met inbreiding door bv. hoger te bouwen. De kwaliteit van de omgeving wordt verbeterd met een groen/blauwe inrichting (groene daken, beleefbaar groen en waterberging) om hittestress en wateroverlast tegen te gaan. Voor 2040 wordt één vierkante meter groen per huishouden extra gerealiseerd, voor nieuwbouwprojecten geldt een norm van 50 m2 verblijfsgroen per woning. Bij projectontwikkeling worden zoveel mogelijk de minimale eisen uit het Convenant Klimaatadaptief Bouwen gehanteerd en is het uitgangspunt dat niet langer gebruik wordt gemaakt van fossiele brandstoffen. Het woningaanbod moet aansluiten uit bij de Westlandse behoeften en economisch verbondenen. Westland wil meer dan 8000 woningen realiseren, waarvan een grote opgave betaalbaar wonen. Er ligt ook een opgave voor de huisvesting van (tijdelijke) arbeidsmigranten.


Het duurzaam glastuinbouwgebied behoudt voldoende kritische massa om een innovatieve glastuinbouwgemeente te blijven, maar het toevoegen van beleefbaar groen mag ten koste gaan van glastuinbouw. De glastuinbouw produceert in de toekomst circulair, wordt energieneutraal en klimaatadaptief. Om de modernisering en herstructurering op gang te brengen moet er letterlijk ruimte worden gemaakt, bv. door het uitplaatsen van (bedrijfs)woningen naar de dorpen. Integrale gebiedsplannen moeten betaalbaar en met voldoende draagvlak gerealiseerd kunnen worden. Langs de kust is een strand dat uitblinkt in rust en ruimte met een goede balans tussen natuur en recreatie. Daarnaast wil Westland sluitende recreatieve netwerken creëren voor verschillende gebruiksgroepen d.m.v. robuuste groen-blauwe aders. Er wordt ingezet op een hoogwaardige OV verbinding tussen Den Haag en de Hoekse Lijn richting Delft.

5.6 Poeldijk In De Omgevingsvisie 2.0

In onderstaande paragrafen is beschreven wat ten aanzien van de kern Poeldijk in de omgevingsvisie is opgenomen. Hierbij wordt ingegaan op de sociale samenhang, wonen, voorzieningen enz. In de navolgende paragrafen is tevens aangegeven welke ideeën er leven in de kern met betrekking tot de mogelijke toekomstwensen voor Poeldijk. In paragraaf 6.3 is aangegeven op welke manier de doelen en ambities voor Poeldijk door vertaald zijn in het omgevingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OPCTRMPOE-VA01_0008.png"

Afbeelding omgevingsvisie 2.0 ter plaatse van het pilotgebied

5.6.1 Sociale samenhang

Onder de inwoners van Poeldijk heerst een groot saamhorigheidsgevoel. Als er iets moet gebeuren, zet men gezamenlijk de schouders eronder. Dat blijkt uit de vele evenementen die de kern rijk is. Er is een sterk verenigingsleven en er zijn goede sport-, onderwijs- en speelvoorzieningen en voorzieningen voor ouderen. Veel bewoners ervaren het wonen in Poeldijk als prettig en koesteren het dorpse karakter.

Buurtpreventie speelt een belangrijke maatschappelijke rol in Poeldijk. Wekelijks lopen vrijwilligers rond en spreken mensen eventueel aan op hun gedrag of geven tips om inbraak te voorkomen.

5.6.2 Wonen

In Poeldijk bestaat circa 40% van de woningvoorraad uit huurwoningen. Het overige deel van de woningvoorraad bestaat uit koopwoningen. Er is een tekort aan betaalbare woningen voor starters en ouderen. Ten aanzien van wonen opperen de inwoners het idee dat het fijn zou zijn als er meer verschillende woningtypes door elkaar gebouwd worden en dat er groepswonen voor ouderen en/of eenzamen komt.

Poeldijk heeft in de afgelopen jaren een transformatie ondergaan: er is veel nieuwbouw gerealiseerd ten noorden van de kern en in het centrum. De bloemenbuurt is volledig getransformeerd en de kern zal in de komende jaren groeien tot aan de Arckelweg.

In Poeldijk stijgt het aandeel 75-plussers hard. Er zijn al een redelijk aantal geschikte woningen voor deze doelgroep in de kern, maar nog niet voldoende om aan de vraag te voldoen. In het dorp bestaat het voornemen om langs de Gantel (Wittebruglocatie) wonen en zorg te combineren. Ook kunnen verspreid liggende bedrijfslocaties getransformeerd worden naar woningen.

5.6.3 Voorzieningen

Poeldijk kent diverse evenementen. Jaarlijks terugkerende evenementen, zoals 'Rondje Poeldijk' en het carnaval worden goed bezocht. Verschillende Poeldijkse verenigingen werken hierbij onderling samen. Er zijn verschillende culturele centra, maatschappelijke organisaties en een sterk verenigingsleven. Ook zijn er diverse muziek- en toneelgezelschappen. Toch zijn de Poeldijkers minder dan gemiddeld in Westland tevreden over het culturele aanbod.

Op de vraag hoe inwoners het centrum op dit moment beleven, komen grotendeels negatieve antwoorden: het is er troosteloos en leeg. Het gemis van winkels, maar vooral de behoefte aan een ontmoetingsplek wordt vaak genoemd. Het doorgaande verkeer op de Voorstraat verhindert een levendig centrum. Toch vinden anderen parkeren en directe toegang (met de auto) tot de winkels in de Voorstraat erg belangrijk.

De winkels hebben vooral een functie voor de dagelijkse boodschappen, aangevuld met een aantal speciaalzaken. Het winkelaanbod is verspreid over twee plekken in de Jan Barendselaan en de Voorstraat. Deze gebieden liggen te ver uit elkaar om van een samenhangend geheel te kunnen spreken. Er wordt gezocht naar manieren om het centrum voor winkels compacter te maken.

Diverse culturele organisaties, kinderopvang en een evenementenorganisator maken gebruik van De Veiling (voormalige Leuningjes). In de toekomst blijft dit naar verwachting een maatschappelijke ontmoetingsplek voor de inwoners van Poeldijk en Westland.

5.6.4 Beeldkwaliteit en cultuurhistorie

Door de burgers is aangegeven dat het slechte onderhoud van bestrating en leegstaande panden een doorn in het oog is. Er is veel draagvlak voor het behoud van de historische panden. De in 1926 gebouwde Bartholemeuskerk is een beeldbepalend gebouw (gemeentelijk monument), net als de oude veiling. In vrijwel alle onderdelen van het participatietraject kwam het voormalig Dario Fo pand (Voorstraat 88) ter sprake. Er bestaan veel emoties bij inwoners ten aanzien van dit pand en verdriet over de huidige ongebruikte staat. Men wil het pand niet verder zien verloederen. Ze willen graag meedenken over een al dan niet tijdelijke invulling van het pand als centrale, sociale ontmoetingsruimte.

5.6.5 Kwaliteitsverbetering, groen en water

In het centrum van Poeldijk brengen we kwaliteitsverbeteringen aan door meer groen toe te voegen en het autogebruik terug te brengen. Hoogbouw mag in Poeldijk een plek krijgen langs de Gantel en de Verburghlaan. Transformatie kan plaatsvinden langs de Gantel voor zorgconcepten, gericht op senioren met inbegrip van groenontwikkeling.

Poeldijkers zien extra groen in de Voorstraat als een verbetering voor de uitstraling van de dorpskern. Al moeten de stoepen wel toegankelijk blijven en het groen goed onderhouden. Ze missen een parkje, vooral in verband met de vele ouderen in Poeldijk die niet meer dicht bij huis ergens in het groen kunnen zitten. Er bestaat veel animo om een natuurpark voor jong en oud aan te leggen.

In de kern van Poeldijk zijn nu nog geen grotere groengebieden. De ligging aan de Gantel zal beter benut moet worden. Er komen in de woonwijk aan de noordkant een aantal grotere groengebieden bij. Het lokale groen- en waternetwerk willen we, als de kans zich voordoet, verbeteren om de Gantelzone en een gebied als Madestein beter bereikbaar te maken. Voor de Gantelzone betekent dit dat we nog 16 hectare natuur willen realiseren, hand in hand met de reconstructie van de glastuinbouw in het omliggende gebied. Het centrum van Poeldijk is erg verhard en versteend, maar kan met beperkte ingrepen vergroent worden. De oude Boomawatering biedt eveneens een kans voor vergroening.

5.6.6 Mobiliteit

Als voornaamste bedreiging van het dorps karakter noemen inwoners het zware vrachtverkeer. Aangegeven is dat de verkeersveiligheid te wensen over laat. Met name voor fietsers en voetgangers is er sprake van een onoverzichtelijke en gevaarlijke verkeerssituatie. Bij Poeldijk ligt het ABC Westland terrein, met veel vrachtverkeer dat gericht is op de A4 en de A20. Opvallend is dat het vrachtverkeer geen vaste route volgt. Het noordelijke deel van de Lozerlaan (N211) is de logische keuze, maar wordt vanwege de verkeerslichten en drukte vaak vermeden. In de toekomst willen we het logistieke verkeer en het personenverkeer rond ABC Westland scheiden.

In Poeldijk is men niet tevreden over het openbaar vervoer. Er bestaat behoefte aan meer bushaltes in de dorpskern. Senioren maken doordeweeks gebruik van de 'Plusbus'. Aangegeven is dat het prettig zou zijn als de 'Plusbus' ook in het weekend beschikbaar is en dat de leeftijdsgrens naar beneden gaat.

Hoofdstuk 6 Van Omgevingsvisie Naar Omgevingsplan

6.1 Inleiding

Op grond van artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet is het mogelijk om af te wijken van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). In het voorliggende omgevingsplan is hiervan gebruik gemaakt en is er zoveel als mogelijk aangesloten bij de beoogde systematiek van de Omgevingswet. Voor de opbouw van het omgevingsplan is aansluiting gezocht bij het Toepassingsprofiel omgevingsplan (TPOD).

Het grootste verschil tussen een omgevingsplan en een bestemmingsplan is de opbouw. De regels van het omgevingsplan zijn gericht op functies met daarbij behorende activiteiten en niet meer op de huidige bestemmingen. Uitgangspunt van dit omgevingsplan is dat de legale bestaande situatie leidend is voor veranderingen. De bestaande situatie wordt beschouwd als een gegeven en is niet meer gedetailleerd vastgelegd. Wel zijn daar waar bepaalde ambities wenselijk zijn hiervoor specifieke regels opgenomen om deze ambities te kunnen bereiken.

Tevens is het omgevingsplan niet meer alleen gericht op de ruimtelijke ordening, maar op de totale fysieke leefomgeving. Het voorgaande houdt in dat onderwerpen die niet in een bestemmingsplan opgenomen kunnen worden, bijvoorbeeld duurzaamheid, wel onderdeel uit kunnen maken van een omgevingsplan. Dit geldt ook voor regels uit verordeningen en beleidsregels die gericht zijn op de fysieke leefomgeving.

6.2 Functies En Activiteiten

6.2.1 Evenwichtige toedeling van functies aan activiteiten

Zoals in paragraaf 5.1 toegelicht moeten gemeenten ervoor zorgen dat regels in het omgevingsplan leiden tot een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Een evenwichtige toedeling van functies aan locaties kan worden bereikt door:

  • regels aan activiteiten te stellen voor (een gedeelte van) het grondgebied.
  • functieaanduidingen met de toegelaten activiteiten (met regels) te koppelen aan locaties.

6.2.2 Functieaanduidingen


Een functieaanduiding geeft de beoogde functie voor een bepaalde locatie aan. Hierbij kan gedacht worden aan wonen, detailhandel, kantoor, dienstverlening, bedrijven, verkeer of natuur. Een locatie kan ook een bredere functieaanduiding hebben, zoals 'Gemengd gebruik' met daaronder gelegen activiteiten zoals wonen en (lichte) bedrijvigheid. Ook kan een functieaanduiding zich richten op één specifiek aspect, zoals de aanduiding 'Gemeentelijk monument'. Een functieaanduiding kan vergeleken worden met de huidige bestemmingen, dubbelbestemmingen, gebiedsaanduiding etc.


Om tot een locatiegerichte ordening van de regels te komen, kan een gemeente in het omgevingsplan werken met functieaanduidingen met aan locaties gekoppelde coördinaten. Zo kunnen locaties met een functieaanduiding worden 'geëtiketteerd'. Een functieaanduiding geeft eigenlijk alleen een beeld waarvoor de locatie bedoeld is (bijvoorbeeld wonen of verkeer). Hoewel handzaam is de gemeente niet verplicht om aan een locatie een functieaanduiding te koppelen. Regels in het omgevingsplan zijn met aan locaties gekoppelde coördinaten te ordenen wat bijdraagt aan de ontsluiting en inzichtelijkheid van het omgevingsplan. Een gemeente heeft vrijheid in de manier van het opstellen van het omgevingsplan.


Hoewel op grond van het Besluit Crisis- en herstelwet er afgeweken kan worden van SVBP2012, dient het omgevingsplan wel elektronisch op een algemeen toegankelijke wijze beschikbaar worden gesteld. Voor het beschikbaar stellen op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl dient het omgevingsplan te voldoen aan het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO) en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI). Voor het Omgevingsplan Dorpscentrum Poeldijk is daarom gewerkt met functieaanduidingen. Op deze manier kan het omgevingsplan beschikbaar worden gesteld op de landelijke voorziening: www.ruimtelijkeplannen.nl. Op www.ruimtelijkeplannen.nl zal op de kaart nog wel de terminologie van bestemmingsplannen te zien zijn, maar deze moeten worden gelezen als functies en specifieke functies.

6.2.3 Regels aan activiteiten

In de Omgevingswet wordt het overkoepelende woord 'activiteiten' gebruikt. Activiteiten zijn handelingen met mogelijke gevolgen voor de fysieke leefomgeving en handelingen die onderdelen van de fysieke leefomgeving wijzigen. De gemeente kan op verschillende manieren regels stellen aan activiteiten bijvoorbeeld:

  • specifieke zorgplicht voor bepaalde activiteiten
  • direct werkende regels waaraan degene die de activiteit uitvoert zich moet houden
  • regels die stellen dat het verboden is een activiteit uit te voeren zonder dit vooraf te melden (meldingsplicht)
  • regels die stellen dat het verboden is een activiteit uit te voeren zonder omgevingsvergunning (vergunningplicht)
  • regels die een activiteit verbieden (verbod)


Besloten kan worden om voor bepaalde activiteiten geen regels te stellen. Dat geldt voor die activiteiten de vallen onder de algemene zorgplicht uit de Omgevingswet. De algemene zorgplicht uit de Omgevingswet is overgenomen in het omgevingsplan als signaleringsfunctie en vangnetbepaling.

In de navolgende paragraaf wordt de vertaalslag van de ambities en doelen naar het omgevingsplan uiteengezet en wordt aangegeven of- en op welke manier dit in het omgevingsplan is opgenomen. In 6.4 wordt de structuur van het omgevingsplan nader beschreven.

6.3 De Vertaalslag

6.3.1 Algemene doelen en gebiedsgerichte doelen gemeente Westland

De ambities van de gemeente Westland komen voort uit de Omgevingsvisie 2.0 en hebben bijvoorbeeld betrekking op het bouwen van extra woningen, het bieden van ruimte voor de economie én het tot stand brengen van een groenere leefomgeving. Gestelde ambities lijken hier en daar op gespannen voet met elkaar te staan wat het bemoeilijkt om alle beleidsdoelen te realiseren. De hoeveelheid én diversiteit van ambities vragen in een vervolgstap derhalve om het maken van concrete lange termijn keuzes. De keuzes waar de gemeente Westland voor staat zijn de navolgende:

  • Een ruimtelijke inrichting met meer aandacht voor het gebiedskarakter. Dat kunnen herkenbare historische landschapsstructuren zijn (zoals de oude zandgronden) maar ook cultuurhistorische elementen;
  • Vergroening plaats te laten vinden langs de belangrijke groenstructuren én in de wijken;
  • De gemeentelijke ruimtelijke ordening de regie te laten voeren bij de inrichting van de beperkte ruimte in Westland.
  • Focus te leggen op het tuinbouwcluster, met voldoende aandacht voor verbetering van de leefomgeving;
  • Nieuwe initiatieven bij te laten dragen aan een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving;
  • Groei op economisch en woningbouw gebied zoveel mogelijk plaats te laten vinden binnen bestaande locaties. Zo kunnen groene gebieden groen gehouden worden.

In paragraaf 5.6 is de visie op Poeldijk beschreven. De algemene doelen van de visie zijn verankerd in artikel 4.1 Algemene doelen. Dit artikel legt het hogere doel en de ambitie vast.

Zoals in artikel 4.2 Gebiedsgerichte doelen is bepaald, zijn in dit omgevingsplan meer dan gebruikelijk de omgevingsdoelstellingen vertaald in de regels. De hogere doelstellingen en ambities die de gemeente met het omgevingsplan heeft, krijgen hiermee een directer verband met de functietoedeling. In de volgende paragraaf volgt een toelichting op de activiteiten, waarmee de doelen uit dit hoofdstuk worden geëffectueerd.

6.3.2 Algemene zorgplicht

De zorgplicht is een instrument dat is overgenomen uit de Omgevingswet en heeft allereerst een belangrijke signaalfunctie. De verantwoordelijkheid voor een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit is niet een exclusieve zaak van de overheid, maar ieders verantwoordelijkheid. Zo is iedereen, die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor de fysieke leefomgeving, verplicht maatregelen te nemen om die gevolgen te voorkomen. Voor zover dat niet mogelijk is, is hij verplicht die gevolgen zo veel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. Als ook dat onvoldoende mogelijk is, is hij verplicht de activiteiten achterwege te laten voor zover dat redelijkerwijs van hem kan worden gevergd. De zorgplicht is vastgelegd in Artikel 4.3 van de regels.

6.3.3 Doelen en ambities bestaande situatie

Het omgevingsplan is tweeledig. Enerzijds wordt de bestaande situatie vastgelegd en anderzijds worden nieuwe onderwerpen en bestaande kwaliteiten met betrekking tot de fysieke leefomgeving vastgelegd. In deze paragraaf worden de doelen en ambities voor de bestaande situatie uiteengezet en aangeven op welke manier het is vastgelegd in het omgevingsplan.

6.3.4 Doelen en ambities nieuwe onderwerpen

6.4 Juridische Planbeschrijving

Dit omgevingsplan biedt een juridisch-planologische regeling voor de fysieke leefomgeving die zijn gesteld met het oog op de ambities en doelen uit de omgevingsvisie. Het omgevingsplan legt de beoogde invulling zo zorgvuldig mogelijk vast. Tevens zijn aan het gebied functies en specifieke functies toegekend met daarin de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Een belangrijk uitgangspunt in de keuze voor de plansystematiek is de integrale benadering van de fysieke leefomgeving en de doelen en ambities uit de omgevingsvisie.

De regels van het Omgevingsplan Poeldijk zijn als volgt opgebouwd:

  • Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen;
  • Hoofdstuk 2 Doelen;
  • Hoofdstuk 3 Functies en activiteiten;
  • Hoofdstuk 4 Specifieke functies en activiteiten;
  • Hoofdstuk 5 Algemene regels;
  • Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotregels.

6.4.1 Opbouw van het omgevingsplan

Zoals is aangegeven is voor de opbouw van het omgevingsplan zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het Toepassingsprofiel omgevingsplan (TPOD). Op basis hiervan is het Omgevingsplan Dorpscentrum Poeldijk als volgt opgebouwd:

  • Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen;
  • Hoofdstuk 2 Doelen;
  • Hoofdstuk 3 Functies en activiteiten;
  • Hoofdstuk 4 Specifieke functies en activiteiten;
  • Hoofdstuk 5 Algemene regels;
  • Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

In de TPOD is opgenomen dat ieder omgevingsplan een eerste hoofdstuk heeft met het opschrift 'Algemene bepalingen'. Uitgangspunt is dat in hoofdstuk 1 'Algemene bepalingen' alleen algemene bepalingen worden opgenomen waarvan het werkingsgebied het hele werkingsgebied van het omgevingsplan is. Deze is geometrisch vastgelegd met 'overige zone'. In 6.4.2 wordt dit nader toegelicht.

Hoofdstuk 2 Doelen

Opnemen van de omgevingsdoelen is facultatief. De in het omgevingsplan op te nemen doelen geven invulling aan het gemeentelijk beleid (omgevingsvisie) en aan de maatschappelijke doelen van de Omgevingswet.


Een gemeente is niet wettelijk verplicht om doelen in het omgevingsplan op te nemen. Als de gemeente ervoor kiest geen uitdrukkelijk gestelde doelen op te nemen, dan gelden nog steeds de maatschappelijke doelen van de wet. Voordeel van het opnemen van uitdrukkelijk gestelde doelen is dat deze stuur en richting geven aan de eventuele afwegingsruimte in de regels en dat deze gezien kunnen worden als de motivering c.q. de reden voor het stellen van regels in het omgevingsplan. Voor het omgevingsplan Dorpscentrum Poeldijk is gekozen om de doelen op te nemen.

In paragraaf 6.4.3 wordt dit nader toegelicht.

Hoofdstuk 3 Functies en activiteiten

In dit hoofdstuk zijn de locaties vastgelegd met de bestaande functie en is bepaald welke activiteiten binnen deze functie zijn toegestaan. In paragraaf 6.4.4 wordt dit nader toegelicht.

Hoofdstuk 4 Specifieke functies en activiteiten

In dit hoofdstuk zijn de specifieke functies opgenomen die gelden naast aldaar geldende functies. In paragraaf 6.4.5 wordt dit nader toegelicht.

Hoofdstuk 5 Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn de algemene regels opgenomen die tevens gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is anders dan Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen, waarin regels over activiteiten zijn opgenomen die gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk bevat de Anti - dubbeltelregel, Algemene bouwregels en Algemene afwijkingsmogelijkheden.

Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotregels

In dit hoofdstuk zijn de overgangs- en slotregels opgenomen. Dit hoofdstuk is nog gebaseerd op de huidige wetgeving (Besluit ruimtelijke ordening), waarin is bepaald dat in elk bestemmingsplan bepalingen voor het overgangsrecht opgenomen moeten zijn. Met de Omgevingswet vervalt deze vorm van overgangsrecht. In het omgevingsplan kan het overgangsrecht meer worden afgestemd op wat wenselijk is.

6.4.2 Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

In Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen komen verplicht een artikel Begripsbepalingen en een artikel Meet- en rekenbepalingen voor. Voornoemde artikelen kunnen alle begrippen en meet- en rekenbepalingen bevatten. Wanneer de begrippen en/of de meet- en rekenbepalingen in een bijlage zijn opgenomen wordt in het betreffende artikel verwezen naar de bijlagen. Voor het omgevingsplan is gekozen om gebruik te maken van de begripsbepalingen en meet- en rekenvoorschriften op te nemen in een bijlage. In Artikel 1 Algemeen wordt verwezen naar de bijbehorende bijlagen.

In Artikel 2 Verboden gebruik en activiteiten: algemeen zijn de regels opgenomen die voor heel Poeldijk gelden. Dit zijn voornamelijk de regels uit de APV. Hierbij is gekozen voor de volgende opbouw:

  • In artikel 2.4 zijn de verboden gebruiken en activiteiten opgenomen. De volgende gebruiken en activiteiten zijn verboden:
    1. 1. Gebruik niet-bebouwde gronden;
    2. 2. Gebruik bouwwerken seksinrichting;
    3. 3. Kamerbewoning;
    4. 4. Te koop aanbieden voertuigen en parkeren van reclamevoertuigen;
    5. 5. Voertuigen van autobedrijf en dergelijke;
    6. 6. Defecte en stankverspreidende voertuigen;
    7. 7. Parkeren kampeermiddelen en andere voertuigen;
    8. 8. Parkeren grote voertuigen;
    9. 9. Ligplaats vaartuigen;
    10. 10. Honden uitlaten;
    11. 11. Bescherming gemeentelijke houtopstand;
  • In artikel 2.5 is bepaald dat bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 2.4.
  • In artikel 2.6 is bepaald dat er maatwerkvoorschriften gesteld kunnen worden door het bevoegd gezag.

In Artikel 3 Omgevingsplanactiviteiten en meldingen is één algemene bepalingen opgenomen. De algemene bepalingen betreft een regel over het onderscheid van bestaand en nieuwe bebouwing.

Daarnaast zijn in Artikel 3 Omgevingsplanactiviteiten en meldingen de activiteiten opgenomen die niet mogen worden verricht zonder een omgevingsvergunning of een melding. Het betreft de volgende activiteiten:

  • Voorwaardelijke verplichting parkeren;
  • Bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen;
  • Laadpalen openbare ruimte;
  • Behoud groen;
  • Watercompensatie voor verharding;
  • Woningsplitsing
  • Kappen, rooien en vellen houtopstanden;
  • Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg;
  • Maken, veranderen van een uitweg;
  • Standplaats;
  • Melding voorwerpen op of aan een weg;
  • Melding dempen sloot;

Omgevingsplanactiviteiten

In een omgevingsplan kan bepaald worden dat voor een bepaalde activiteit een vergunning nodig is: de omgevingsplanactiviteit. Kort gezegd zijn omgevingsplanactiviteiten activiteiten die vergunningplichtig zijn op grond van het omgevingsplan. Met een omgevingsvergunning kan toestemming verkregen worden voor de omgevingsplanactiviteit. In dit omgevingsplan zijn beoordelingsregels opgenomen aan de hand waaraan een aanvraag om omgevingsvergunning voor een omgevingsactiviteit wordt getoetst. Indien de activiteit voldoet aan de beoordelingsregels moet een omgevingsvergunning verleend worden.

Het gedeelte van de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) waarvan de regels opgenomen zijn in de regels van dit omgevingsplan zijn in de APV komen te vervallen.

Maatwerkvoorschriften

Met de Omgevingswet kan het bevoegd gezag met een maatwerkvoorschrift voor concrete gevallen afwijken van algemene regels voor een activiteit. Onder de huidige wetgeving kan dit vergeleken worden met de nadere eisen. Omdat wordt gewerkt met de termen van de Omgevingswet zijn de nadere eisen in het omgevingsplan aangeduid als maatwerkvoorschriften. Voor een aantal activiteiten is bepaald dat er maatwerkvoorschriften kunnen worden gesteld.

6.4.3 Hoofdstuk 2 Doelen

In het omgevingsplan Poeldijk zijn de relevante doelen opgenomen uit de omgevingsvisie 2.0. Bij een aantal activiteiten wordt ook verwezen naar deze doelen.

Hoofdstuk 2 Doelen bestaat uit de volgende artikelen:

  • Algemene doelen;
  • Gebiedsgerichte doelen;
  • Algemene zorgplicht;

6.4.4 Hoofdstuk 3 Functies en activiteiten

In paragraaf 6.3 is de vertaalslag van de ambities en doelen uit de omgevingsvisie toegelicht. Zoals in deze paragraaf ook toegelicht zijn de functies die zijn opgenomen voor Poeldijk tweeledig, namelijk functies die de bestaande situatie vastleggen en specifieke functies die zijn vastgelegd om bepaalde ambities en doelen te bereiken, dan wel bescherming van bepaalde bestaande waarden binnen het gebied.

De functies die de bestaande situatie vastleggen zijn geregeld in Hoofdstuk 3. De volgende functies zijn vastgelegd:

  • Bedrijf;
  • Centrum;
  • Gemengd;
  • Groen;
  • Maatschappelijk;
  • Verkeer - Gebiedsontsluiting;
  • Verkeer - Wijkontsluiting;
  • Water;
  • Woongebied;
  • Woongebied - bijzondere woonvormen .

Regels voor functies bestaande situatie

Per functie is bepaald welke activiteiten zijn toegestaan. Voor de functies die de bestaande situatie vastleggen, gaat het om de volgende activiteiten:

  • Gebruik;
  • Verboden gebruik;
  • Specifiek gebruik;
  • Bouwactiviteiten;
  • Aansluitactiviteit;

Per functie is bepaald welke activiteiten zonder omgevingsvergunning kunnen worden uitgevoerd en welke activiteiten met omgevingsvergunning moeten worden uitgevoerd. De activiteiten die zonder omgevingsvergunning (onder de gestelde voorwaarden) kunnen worden uitgevoerd zijn:

  • Aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • Duurzame energievoorzieningen.

De activiteiten die niet zonder omgevingsvergunning mogen worden uitgevoerd worden omgevingsplanactiviteiten genoemd. Het gaat om de volgende omgevingsplanactiviteiten:

  • Omgevingsplanactiviteit: afwijken gebruik;
  • Omgevingsplanactiviteit: showroom;
  • Omgevingsplanactiviteit bed & breakfast;;
  • Omgevingsplanactiviteit horecabedrijf;
  • Omgevingsplanactiviteit vestigen detailhandel;
  • Omgevingsplanactiviteit bouwen;
  • Omgevingsplanactiviteit innovaties duurzaamheid en klimaat;

6.4.5 Hoofdstuk 4 Specifieke functies en activiteiten

In Hoofdstuk 4 zijn de specifieke functies vastgesteld om bepaalde ambities en doelen te bereiken zijn en/of bepaalde waarden te beschermen. De volgende specifieke functies zijn vastgelegd:

  • overige zone - ecologische verbindingszone;
  • overige zone - kernwinkelgebied;
  • overige zone - laanbeplanting;
  • overige zone - monumentaal dorpscentrum;
  • Leiding - Water;
  • Veiligheidszone - Invloedsgebied;
  • vrijwaringszone - beschermingszone waterkering;
  • Waarde - Archeologie;
  • Waterstaatswerk - Waterkering.

Regels voor functies met specifieke waarden

Per specifieke functie is opgenomen met welk oogmerk de regels in een artikel zijn opgenomen. Voor activiteiten binnen deze functies geldt dat de activiteiten niet zonder een omgevingsvergunning mogen worden uitgevoerd. Dit is om te borgen dat de gemeente kan toetsen dat ambities en doelstellingen voor deze specifieke functies zijn vastgelegd ook behouden blijven dan wel behaald worden.

Overige zones

In Hoofdstuk 4 zijn tevens een drietal overige zones opgenomen. Het zijn de volgende zones:

  • overige zone;
  • overige zone - vaarweg - categorie E;
  • overige zone - vaarweg - categorie F.

Deze zones zijn opgenomen om de regels die gelden in een ander hoofdstuk of een artikel geometrisch te kunnen koppelen. De 'overige zone' is geometrisch gekoppeld aan Hoofdstuk 1. De overige zone -vaarweg - categorie E en overige zone - vaarweg - categorie F zijn geometrisch gekoppeld aan Artikel 12Water.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

Aangezien onderhavig planvoornemen geen betrekking heeft op een specifiek bouwproject zoals genoemd in artikel 6.2.1 Bro is het opstellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk. Aan het onderhavige parapluplan zijn, behoudens de kosten voor het opstellen van het plan en het begeleiden van de procedure voor de gemeente, geen kosten verbonden. Het plan is financieel uitvoerbaar

7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.2.1 Overleg

In de periode van 18 september 2020 t/m 29 oktober 2020 heeft over het voorontwerp van dit bestemmingsplan bestuurlijk overleg plaats gehad als geboden in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierbij hebben de volgende instanties gereageerd:

  • Provincie Zuid-Holland
  • Hoogheemraadschap van Delfland
  • Gasunie
  • Veiligheidsregio

De overlegreacties hebben geleid tot de volgende aanpassingen van het bestemmingsplan:

  • Paragraaf Water aangepast;
  • Paragraaf Externe Veiligheid is aangepast.

De uitkomsten van het overleg, als bedoeld in artikel 3.1.6, eerste lid, onder c., van het Besluit ruimtelijke ordening, zijn opgenomen in Bijlage 1 van deze toelichting.

7.2.2 Inspraak

Het bestemmingsplan heeft betrekking op een herziening van de bestemmingsplannen 'Poeldijk Centrum', 'Kern Poeldijk' en een gedeelte van het bestemmingsplan 'De Kreken – fase 1' in de vorm van een (Chw) bestemmingsplan (omgevingsplan). Het omgevingsplan voorziet deels in een vertaling van hetgeen uit de inspraak-en particiaptieprocedure voor de Centrumvisie, vastgesteld door de raad op 26 mei 2020 naar voren is gekomen. In die zin legt het omgevingsplan wel nieuw beleid vast . Hierbij kan gedacht worden aan de bepaling van het kernwinkelgebied. Het is vanuit voornoemde overweging derhalve wenslijk om in het kader van de Inspraakverordening Westland 2004 het omgevingsplan ter inzage te leggen, ondanks het eerdergenoemde uitgebreide inspraak/participatieproces.

De ontvangen inspraakreacties zijn beoordeeld. Voor een overzicht van de reacties wordt verwezen naar Bijlage 2 van deze toelichting.

7.2.3 Zienswijzen

Vanaf heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan gedurende 6 weken ter visie gelegen voor het indienen van zienswijzen, als bedoeld in artikel 3.8, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening in verbintenis met Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Gedurende de periode van tervisielegging is ...zienswijze ingediend. De ontvangen zienswijze is beoordeeld. Voor een overzicht van de zienswijze wordt verwezen naar de nota van beantwoording zienswijze.

Hoofdstuk 8 Handhaving

Op 11 oktober 2016 heeft de gemeenteraad de 'Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht' vastgesteld. Deze verordening regelt de kwaliteit van de door en in opdracht van het college van burgemeester en wethouders uitgevoerde vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) van het omgevingsrecht.

De verordening gaat uit van een brede verantwoordelijkheid van gemeenten en provincies voor kwaliteit. Dat wil zeggen dat als vertrekpunt wordt genomen dat alle taken van het college van burgemeester en wethouders op grond van de Wabo en de betrokken wetten, onderwerp van de verordening vormen. Het gaat dan om thuistaken, die het college “in eigen huis” verricht, de basistaken die krachtens de wet in opdracht van het college door omgevingsdiensten worden verricht en de plustaken, die het college naast de basistaken heeft belegd bij de omgevingsdienst. Behalve milieutaken betreft het dus ook uitdrukkelijk de zogenaamde "BRIKS-taken" (inzake bouw-, reclame-, inrit-, kap- en sloopvergunningen).


De reikwijdte vloeit voort uit het gegeven dat waar de zorg voor een gezonde en veilige leefomgeving gestalte krijgt via vergunningverlening, het toezicht en de handhaving, de regeling van de kwaliteit van deze verrichtingen niet dient te berusten op een kunstmatig onderscheid naar de plaats waar een taak wordt verricht, of op een opsplitsing van de omgevingsvergunning, het toezicht of de handhaving. In de praktijk blijkt dat de kwaliteit van de uitvoering en handhaving afhankelijk is van de wijze waarop alle betrokken partijen bij de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving zich daarvoor inzetten door samenwerking.

De gemeente Westland wil een prettige woon-, werk- en leefomgeving voor haar burgers en ondernemers. Dat wil de gemeente bereiken door de duurzaamheid, veiligheid en leefbaarheid in het Westland te vergroten en te waarborgen. Handhaving is hierbij één van de middelen die hiervoor wordt ingezet. Handhaving is dus geen doel op zich, maar een onderdeel van de reguleringsketen (ontwikkeling wet - en regelgeving – normstelling – vergunningverlening – uitvoering – toezicht -handhaving). De handhaving van de regelgeving vervat in dit omgevingsplan is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee vooral om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken en het realiseren en beschermen van vastgelegde ambities. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, om handhavend optreden hiertegen goed mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming. Handhaving van dit omgevingsplan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de fysieke leefomgeving te beschermen en te benutten. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de omgevingsplanplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten.

In het omgevingsplan zijn ook de regels van het Hoogheemraadschap Delfland opgenomen. De omgevingsvergunningaanvraag voor de 'wateractiviteiten' verloopt via Delfland. Dit geldt ook voor de handhavingsaspecten.

Bijlage 1 Begripsbepalingen

Bijlage 1 Begripsbepalingen

Bijlage 2 Meet- En Rekenbepalingen

Bijlage 2 Meet- en rekenbepalingen

Bijlage 3 Kaart Hoofdwinkelstraten Poeldijk

Bijlage 3 Kaart Hoofdwinkelstraten Poeldijk

Bijlage 4 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'

Bijlage 4 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

Bijlage 5 Staat Van Horeca Activiteiten

Bijlage 5 Staat van Horeca activiteiten

Bijlage 1 Staat Van Wijzigingen

Bijlage 1 Staat van Wijzigingen

Bijlage 2 Rapport Participatie

Bijlage 2 Rapport participatie

Bijlage 3 Nota Van Beantwoording Inspraakreacties En Vooroverleg

Bijlage 3 Nota van beantwoording inspraakreacties en vooroverleg

Bijlage 4 Nota Van Beantwoording Zienswijzen

Bijlage 4 Nota van beantwoording zienswijzen