Veilingroute (N222) trace Jupiter-Middel Broekweg (N466)
Wijzigingsplan - gemeente Westland
Vastgesteld op 19-07-2016 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het wijzigingsplan Veilingroute (N222), tracé Jupiter - Middel Broekweg (N466) met identificatienummer NL.IMRO.1783.abp00000004w01- van de gemeente Westland.
1.2 wijzigingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1.3 bestemmingsplan Bloemenveiling
het bestemmingsplan 'Bloemenveiling' met identificatienummer NL.IMRO.1783.abp00000004-vast van de gemeente Westland.
Artikel 2 Wijze Van Meten
De wijze van meten uit het bestemmingsplan Bloemenveiling is van toepassing op dit wijzigingsplan.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein - Veiling
De regels van de bestemming 'Bedrijventerrein - Veiling' uit het bestemmingsplan Bloemenveiling zijn onverminderd van toepassing op deze bestemming.
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met ten hoogste 2x2 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals straatmeubilair, nutsvoorzieningen, kunstwerken, groenvoorzieningen, water, parkeervoorzieningen en geluidswerende voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting, ten hoogste 3 m bedraagt.
Artikel 5 Water - 1
De regels van de bestemming 'Water - 1' uit het bestemmingsplan Bloemenveiling zijn onverminderd van toepassing op deze bestemming.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
De regels van de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' uit het bestemmingsplan Bloemenveiling zijn onverminderd van toepassing op deze bestemming.
Artikel 7 Waterstaat - Waterkering
De regels van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' uit het bestemmingsplan Bloemenveiling zijn onverminderd van toepassing op deze bestemming.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
De algemene regels van het bestemmingsplan Bloemenveiling zijn van overeenkomstige toepassing op dit wijzigingsplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het college van burgemeester en wethouders kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het wijzigingsplan Veilingroute (N222), tracé Jupiter - Middel Broekweg (N466)'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De provincie Zuid-Holland heeft de intentie om de projecten aansluiting Verlengde Veilingroute (3-in-1) / Lange Broekweg en verdubbeling Veilingroute (N222) integraal aan te pakken. Het project bestaat enerzijds uit de realisatie van de aansluiting Verlengde Veilingroute/Veilingroute (N222)/Lange Broekweg en anderzijds de verdubbeling Veilingroute (N222) van 2x1 naar 2x2 rijstroken.
Voorliggend plan maakt de rijbaanverdubbeling mogelijk vanaf de rotonde Jupiter tot aan de Flora Holland. Daarnaast wordt op het terrein van Flora Holland een vrachtwagenparkeerterrein uitgebreid en wordt de benodigde watercompensatie gerealiseerd.
Voor de aanpassing van de infrastructuur zijn in het vigerende bestemmingsplan 'Bloemenveiling' twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Voorliggend wijzigingsplan heeft betrekking op de wijzingsbevoegdheid met de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 5'. Aan deze bevoegdheid zijn wijzigingsregels verbonden. Het voorliggende wijzigingsplan toetst het voornemen aan deze wijzigingsregels en maakt de beoogde bestemmingswijziging van 2x1 naar 2x2 rijstroken juridisch-planologisch mogelijk.
Voor de uitbreiding van het parkeerterrein en de benodigde watercompensatie zijn in het vigerende bestemmingsplan 'Bloemenveiling' twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Voorliggend wijzigingsplan maak deze ontwikkeling mogelijk op basis van de wijzigingsgebieden 3 en 4 uit het bestemmingsplan 'Bloemenveiling'.
1.2 Plangebied
Het plangebied betreft het weggedeelte van de Veilingroute (N222) tussen de rotonde bij het veilingterrein 'Jupiter' en de kruising met de Middel Broekweg (N466), alsmede drie gebieden op het terrein van Flora Holland parallel langs de Middel Broekweg (N466).
Op figuur 1.1 is de globale ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1 Ligging plangebied (bron: google maps)
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Bloemenveiling'. Dit bestemmingsplan is op 18 december 2012 vastgesteld door de gemeenteraad van Westland.
1.4 Doel, Planvorm En Procedure
Het doel van dit plan tweeledig. Enerzijds maakt het voorliggende wijzigingsplan de rijbaanverdubbeling van de Veilingroute (N222) voor wat betreft het tracé Jupiter-Middel Broekweg (N466) juridisch planologisch mogelijk. Anderzijds wordt de uitbreiding van het parkeerterrein op het terrein van Flora Holland mogelijk gemaakt. De planvorm die hierbij gehanteerd wordt is een wijzigingsplan, conform artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Dit artikel schrijft voor dat burgemeester en wethouders een begrensd gebied binnen een bestemmingsplan kunnen aanwijzen waarvan de bestemming, na toetsing aan gestelde wijzigingsregels, gewijzigd kan worden in een andere bestemming.
De procedure behorende bij een wijzigingsplan staat beschreven in artikel 3.9a van de Wro en in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Artikel 3.9a Wro geeft onder andere aan dat het wijzigingsplan en de stukken die hierop betrekking hebben ook langs elektronische weg beschikbaar worden gesteld. Afdeling 3.4 regelt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van besluiten van de overheid.
1.5 Leeswijzer
Het voorliggende wijzigingsplan bestaat uit een toelichting, de regels en een plankaart. De toelichting is als volgt opgebouwd:
- hoofdstuk 2: bestaande en beoogde situatie. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de ruimtelijke aspecten van de beoogde functiewijziging;
- hoofdstuk 3: beleidskader en planologische toets. In dit hoofdstuk wordt de ontwikkeling aan nationaal, provinciaal en gemeentelijk beleid getoetst, alsmede aan de planologische regels die gelden voor de planwijziging;
- hoofdstuk 4: sectorale onderzoeken naar onder andere parkeren en water;
- hoofdstuk 5: juridische planbeschrijving en uitleg planregels;
- hoofdstuk 6: toont de uitvoerbaarheid van het plan aan.
Na de toelichting volgen de regels en de verbeelding.
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de bestaande situatie. Vervolgens wordt ingegaan op de beoogde ontwikkeling.
2.2 Bestaande Situatie
2.2.1 N222 in groter verband
De Veilingroute (N222) vormt een verbinding tussen de N213 ten oosten van Naaldwijk en de N211 (ring Den Haag) nabij Wateringen. Het is een van de belangrijkste ontsluitingswegen van Westland en vormt een belangrijke route van de Bloemenveiling Flora Holland naar de A4. Op de onderstaande figuur is de ligging van de Veilingroute (N222) in het provinciale wegennet afgebeeld.
Figuur 2.1 Ligging van de N222 in het huidige provinciale wegennet (bron: provincie Zuid-Holland)
De Veilingroute (N222) is in 1998 geopend tezamen met de N211 tussen Wateringen en de aansluiting Den Haag-Zuid (A4). De weg vormt daarmee een belangrijke ontsluitingsweg voor het veilingcomplex van Flora Holland. De straatnaam verwijst naar deze functie, over de gehele lengte draagt de weg de naam Veilingroute.
De weg is uitgevoerd als gebiedsontsluitingsweg met 2x1 doorgaande rijstrook en met een maximumsnelheid van 80 km/h. De rijbanen worden fysiek van elkaar gescheiden door een groene middenberm (zie figuur 2.2).
Figuur 2.2 De N222 in noordelijke richting (bron: Google Maps)
De Veilingroute (N222) verwerkt een aanzienlijke hoeveelheid (vracht)verkeer. Het dwarsprofiel van 2x1 doorgaande rijstroken is niet altijd toereikend en ook de relatief kleine rotondes worden door het vrachtverkeer vaak als hinderlijk ervaren.
2.2.2 Het plangebied
2.3 Beoogde Situatie
2.3.1 N222
De Veilingroute (N222) wordt vanaf de rotonde Jupiter tot aan Flora Holland verbreed van 2x1 naar 2x2 doorgaande rijstrook. Een gedeelte van de bestaande groenstrook zal gebruikt gaan worden voor de weg. De bestaande watergangen blijven gehandhaafd. Het kunstwerk, dat langs de weg is geplaatst, wordt op een andere locatie teruggeplaatst.
Ten behoeve van het project zal ook de aansluiting Middel Broekweg (N466) met de Veiligroute (N222) aangepast worden. Deze aanpassing valt buiten het wijzigingsgebied, maar wijkt iets af van het vigerende bestemmingsplan TPW Mars. Dit bestemmingsplan biedt voor dergelijke situaties echter een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid. Deze aanpassing wordt daarom met een binnenplanse afwijkingsprocedure mogelijk gemaakt. Hetzelfde geldt voor een fietstunnel die vanwege de verkeersveiligheid ten zuiden van het plangebied (ter hoogte van rotonde Jupiter) zal worden gerealiseerd.
Figuur 2.4 Beoogde situatie rijbaanverdubbeling
2.3.2 Terrein Flora Holland
Deelgebied 1
Flora Holland heeft de wens om het huidige vrachtwagenparkeerterrein langs de Middel Broekweg (N466) in oostelijke richting uit te breiden. Hiertoe wordt een bestaande waterpartij gedempt (1.407 m2). Als gevolg van deze demping wordt een nieuwe waterpartij (779 m2) aangelegd op het huidige vrachtwagenparkeerterrein voor het hoofdgebouw van Flora Holland. Deze waterpartij is mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan en maakt daarom geen onderdeel uit van dit wijzigingsplan.
Zie figuur 2.5 voor het ontwerp ter hoogte van deelgebied 1.
Figuur 2.5 Vrachtwagenparkeerterrein en nieuwe watergang (bron: IV Infra)
Deelgebied 2
Ter hoogte van dit deelgebied vindt herinrichting van het bestaande vrachtwagenparkeerterrein plaats. Uit het oogpunt van flexibiliteit is het wenselijk de groenstrook en waterpartij mee te nemen binnen de verkeersbestemming voor het terrein van Flora Holland.
Deelgebied 3
Als gevolg van de aanleg van de nieuwe infrastructuur neemt het verhard oppervlak toe. Volgens de eisen van het Hoogheemraadschap dient hiertoe extra waterberging te worden gerealiseerd. Deze waterberging wordt voornamelijk buiten het plangebied gerealiseerd op het toekomstige terrein van Trade Parc Westland Mars. Het voorliggende plan maakt echter een gedeelte van de watercompensatie mogelijk. Hiertoe wordt de watergang langs een onbebouwd perceel in de oksel van de Middel Broek weg (N213) en de Burgemeester Elsenweg (N213) verbreed. In totaal wordt 635 m2 nieuw water gecreëerd, zie figuur 2.6.
Figuur 2.6 Uitbreiding watergang (bron: IV Infra)
Hoofdstuk 3 Planologische Toets
3.1 Inleiding
In paragraaf 3.2 tot en met 3.5 worden de voor het plangebied ruimtelijk relevante beleidskaders samengevat. Het gaat hierbij om beleidsdocumenten op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau.
In paragraaf 3.6 wordt aangetoond dat de beoogde ontwikkeling voldoet aan de voorwaarden die gesteld zijn aan de wijzigingsbevoegdheid in het vigerende bestemmingsplan 'Bloemenveiling'.
3.2 Rijksbeleid
Op rijksniveau zijn op ruimtelijk gebied de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de meest relevante beleidsdocumenten.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. De rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.
Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 rijksdoelen geformuleerd:
- 1. de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
- 2. de bereikbaarheid verbeteren;
- 3. zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
Voor het plangebied is met name de tweede doelstelling relevant. Het Rijk wil samen met de decentrale overheden werken aan een robuust en samenhangend mobiliteitssysteem. Dit is noodzakelijk om een goede bereikbaarheid te kunnen garanderen. De decentrale overheden zijn verantwoordelijk voor een robuust en samenhangend mobiliteitssysteem waarin langzaam en recreatief verkeer een volwaardige plaats hebben. Over het verbeteren van de samenhang tussen de ruimtelijke ontwikkeling en infrastructuur maken de decentrale overheden en het Rijk via het MIRT en de gebiedsagenda's afspraken.
Geconcludeerd wordt dat de beoogde ontwikkeling in overeenstemming is met de bovengenoemde rijksdoelstelling.
Ladder voor duurzame verstedelijking (SVIR/Bro)
Belangrijk uitgangspunt van het Bro is de toepassing van de zogenaamde 'duurzaamheidsladder' (artikel 3.1.6. van het Bro). Via de duurzaamheidsladder stimuleert het Rijk de herstructurering van bestaand stedelijk gebied om de ontwikkeling van nieuwe terreinen te verminderen. Dit draagt bij aan economische dynamiek, zorgvuldig gebruik van ruimte en infrastructuur en behoud van de leefbaarheid van het stedelijk en landelijk gebied.
De 3 stappen in de ladder
In het Bro staan de drie stappen van de ladder beschreven:
- 1. De voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.
- 2. Bezien moet worden in hoeverre die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
- 3. Indien de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, moet worden beschreven in hoeverre van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
Toetsing van de ontwikkeling aan de duurzaamheidsladder
Volgens de handreiking behorende bij de ladder voor duurzame verstedelijking valt de beoogde ontwikkeling onder 'overige stedelijke ontwikkelingen'. Hierin staat dat onder het begrip 'overige stedelijke ontwikkelingen' wordt verstaan: accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure. Gelet hierop wordt de in het plan voorziene rijbaanverdubbeling en verruiming van het vrachtwagenparkeerterrein niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid van het Bro. Toetsing aan de ladder is daarom niet noodzakelijk. Er is overigens wel behoefte aan de nieuwe verbindingsweg. De nut- en noodzaak van de verbreding is daarnaast in paragraaf 2.2 aan de orde gekomen. Het dwarsprofiel van de huidige N222 is in de huidige situatie niet altijd toereikend en ook de relatief kleine rotondes worden door het vrachtverkeer vaak als hinderlijk ervaren. De provincie vindt het belangrijk om de ontbrekende schakels in het infrastructuurnetwerk ruimtelijk te reserveren. De N222 is een van deze schakels waarvoor een ruimtelijke reservering is opgenomen.
3.3 Provinciaal Beleid
Visie ruimte en mobiliteit (2014)
De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.
Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:
- ruimte bieden aan ontwikkelingen;
- aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit;
- allianties aangaan met maatschappelijke partners;
- minder toetsen op regels en meer sturen op doelen.
Bij de VRM horen: de Visie ruimte en mobiliteit, de Verordening ruimte, het Programma ruimte en het Programma mobiliteit.
4 rode draden
In de VRM zijn 4 thema's te onderscheiden:
- 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is;
- 2. vergroten van de agglomeratiekracht;
- 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit,
- 4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.
De N222 is op kaart 2 van de VRM aangeduid als provinciale weg. Ten aanzien van dit wijzigingsplan is het aspect 'complementering en betere benutting mobiliteitsnetwerk' relevant.
Figuur 3.1 Uitsnede kaart 2 Visie ruimte en mobiliteit
Completering en betere benutting mobiliteitsnetwerk
De provincie wil het eigen netwerk op orde krijgen, opwaarderen en goed beheren en onderhouden. Daarbij ligt het primaat voor het verbeteren van personenvervoer in de dichtbevolkte gebieden bij de auto, het hoogwaardig openbaar vervoer (HOV) en de fiets.
Het mobiliteitsnetwerk wordt compleet gemaakt en beter benut. Dat vindt plaats door:
- het op orde brengen en opwaarderen van het netwerk; betere benutting infrastructuurnetwerk door afstemmen aanbod op vraag naar mobiliteit;
- verbeteren van de balans tussen mobiliteit en de kwaliteit van de omgeving, zodat mobiliteit veilig is, de omgeving leefbaar is en bijgedragen wordt aan energietransitie en ruimtelijke kwaliteit.
Gelet op de ambities uit de structuurvisie op het gebied van bereikbaarheid wordt geconcludeerd dat de aanpassing van het wegontwerp in overeenstemming is met de beleidsdoelstellingen uit de VRM.
Verordening Ruimte 2014, Programma Ruimte, Programma Mobiliteit (2014)
De Verordening Ruimte 2014 vormt het juridisch instrumentarium van de provincie. De provincie kan dit instrument inzetten als er sprake is van provinciaal belang. De provincie beschouwt in ieder geval van provinciaal belang de in de visie opgenomen doelen en de uitwerking daarvan in het programma ruimte en mobiliteit. In de verordening staan de regels die de provincie stelt aan ruimtelijke ontwikkelingen.
Wat betreft het onderwerp mobiliteit wordt aangegeven dat de provincie het mobiliteitssystyeem benadert als één geheel, waarin de verschillende modaliteiten optimaal worden verknoopt. De provincie wil het eigen netwerk op orde krijgen, opwaarderen en goed beheren en onderhouden. Daarbij ligt het primaat voor het verbeteren van personenvervoer in de dichtbevolkte gebieden bij de auto, het hoogwaardig openbaar vervoer (HOV) en de fiets.
In het Programma Ruimte is het strategische beleid uit de visie doorvertaald naar operationeel beleid en is aangegeven welke mix aan instrumenten de provincie voornemens is om in te zetten en aan wil bieden om deze doelen te realiseren. In paragraaf 2.3.1 is het volgende operationeel doel opgesteld.
'Niet onmogelijk maken van nieuwe infrastructuur door ruimtelijk reserveren'.
De provincie vindt het belangrijk om de ontbrekende schakels in het infrastructuurnetwerk ruimtelijk te reserveren. Alle locaties zijn opgenomen op de kaart van de ruimtelijke hoofdstructuur van de VRM. Voor de Veilingroute (N222) is een ruimtelijke reservering opgenomen naar 2x2 rijstroken.
In het Programma Mobiliteit staan de ambities en de provinciale belangen. Het programma mobiliteit kent een grotere dynamiek dan de visie. Het kan hierdoor bijvoorbeeld in samenhang met een nieuw collegeprogramma elke vier jaar worden geactualiseerd. Daarbij wordt verbinding gelegd met de verschillende uitvoeringsprogramma's, beleidsuitwerkingen en verordeningen zoals deze al bestaan voor mobiliteit.
Beleid, dat al in uitvoering is genomen, wordt in het zicht van de haven niet gestopt. Het door PS vastgestelde Meerjarenprogramma Provinciale Infrastructuur (MPI) 2014 t/m 2017, met een doorkijk naar 2028, wordt in dit programma als startpunt gebruikt voor de uitvoering. Het project Veilingroute (N222)/Verlengde Veilingroute is dan ook als bestaand beleid aangemerkt en ook als zodanig in het Programma Mobiliteit opgenomen.
Geconcludeerd wordt dat de beoogde ontwikkeling in overeenstemming is met de beleidslijn van de provincie.
3.4 Regionaal Beleid
Regionaal structuurplan Haaglanden 2020 (2008)
Het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden heeft in april 2008 het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP2020) vastgesteld. Het RSP2020 is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen, etc.
Regionaal moeten betrouwbaarheid en snelheid van het openbaar vervoer, de fiets en het autoverkeer beter. Investeringen in beter regionaal openbaar vervoer (Netwerk RandstadRail), snellere en comfortabeler fietsverbindingen en -voorzieningen en een betrouwbaarder wegennet zijn noodzakelijk. Dit gaat niet alleen om investeringen in infrastructuur, maar ook om het beter verknopen van vervoer met ketenmobiliteit en P&R en maatregelen zoals de kilometerprijs, communicatie en vervoermanagement. Een duurzame mobiliteit vereist een samenhangend pakket aan maatregelen, tot en met investeringen in en stimuleren van schonere voertuigen.
Geconcludeerd wordt dat het plan in overeenstemming is met de doelstellingen uit het RSP2020.
3.5 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Westland 2020-Perspectief 2040 (2013)
Na een periode van ongekende groei heeft de economische conjunctuur een ongewild moment van bezinning gebracht. Ambities en de realiteit van alledag sluiten niet meer op elkaar aan. Met dit besef heeft de gemeente haar structuurvisie opgesteld, in de wetenschap dat de rol van de overheid de komende jaren zal veranderen. De visie geeft een ruimtelijk toekomstperspectief, het streven van de gemeente voor de langere termijn, zonder daarbij de realiteit uit het oog te verliezen. In het perspectief 2040, dat in dialoog met de samenleving tot stand is gekomen, staan de ambities voor de toekomst van Westland. Hierin staan ook de kernwaarden die de gemeente als meetlat gebruikt bij toekomstige afwegingen of ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt of niet. De gemeente zet zo eerst de stip op de horizon om aan te geven waar ze naartoe wil. Op basis daarvan gaat de gemeente aan de slag met ruimtelijke ontwikkelingen die ze dichter bij het geschetste perspectief brengen. Met deze visie op basis van de Wro faciliteert Westland de gewenste ontwikkelingen en stelt het tegelijkertijd het ruimtelijk kader tot 2020, met het besef dat de uitwerking aan vele partijen is. Westland wil onder het adagium 'alleen ga je sneller, samen kom je verder' ontwikkelingen mogelijk maken, niet opleggen.
Bereikbaarheid
Wat betreft het thema bereikbaarheid geeft de structuurvisie het volgende aan. Om op langere termijn bereikbaarheid en doorstroming te waarborgen, is een verdere capaciteitsvergroting met name nodig in het noordoostelijke deel van Westland. De Veilingroute (N222) zal intensiever gebruikt gaan worden als de A4 tussen Delft en Schiedam is voltooid. Hierdoor zal er meer verkeer vanaf de A4 Westland binnenkomen. Daarom is een capaciteitsuitbreiding op met name de Veilingroute (N222) noodzakelijk. Daarnaast leidt ook een Tweede Westelijke Oeververbinding tot de noodzaak van capaciteitsverruiming op de Veilingroute.
In de structuurvisie wordt aangegeven dat de verbetering wordt bereikt door de kruisingen en rotondes op dit traject te verbeteren en de Veilingroute (N222) 2x2 te maken. Op die manier wordt de nieuwe Greenport-as werkelijkheid.
Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling uitvoering geeft aan het gestelde in de structuurvisie.
Beleidsnotitie conventionele explosieven in Westland (2006)
In de beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland wordt beschreven hoe om moet worden gegaan met dieptewerkzaamheden op locaties die mogelijk conventionele explosieven bevatten. De basis voor het gemeentelijk beleid voor het opsporen van explosieven is de explosieven risicokaart. Deze kaart geeft een eerste indicatie van het mogelijke gevaar van dieptewerkzaamheden op bepaalde locaties in het Westland. In het plangebied zijn geen locaties aanwezig van mogelijke vindplaatsen van conventionele explosieven.
3.6 Toetsing Van Het Plan Aan De Wijzigingsregels
3.6.1 N222
Vigerend bestemmingsplan
Het voorliggende wijzigingsplan wijzigt het geldende bestemmingsplan 'Bloemenveiling', ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 5'.
Op de onderstaande figuur is een fragment van het geldende bestemmingsplan ter plaatse van het wijzigingsgebied 5 voor de Veilingroute (N222) weergegeven.
Figuur 3.2 Wijzigingsgebied 5, bestemmingsplan 'Bloemenveiling'
Ter plaatse van het wijzigingsgebied 5 gelden op dit moment de bestemmingen 'Bedrijventerrein - Veiling' 'Groen' en 'Verkeer'.
Op dit gebied ligt de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 5'. Ter plaatse van deze aanduiding kan het plan onder voorwaarden gewijzigd worden om een rijbaanverdubbeling mogelijk te maken. Hieronder worden de voorkomende bestemmingen uit het vigerende bestemmingsplan kort toegelicht.
De bestemming 'Bedrijventerrein - Veiling' is opgenomen in verband met de toekomstige productstraatoverkluizing van het veilingcomplex Jupiter naar TPW Mars. Deze productstraatoverkluizing is aangeduid met de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 2'. Daarnaast zijn specifieke functieaanduidingen voor groen, verkeer en water opgenomen. Op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 2' zijn wegen met ten hoogste 2x2 doorgaande rijstrook toegestaan. Het huidige wegontwerp valt niet geheel binnen het aanduidingsvlak.
Binnen de bestemming 'Groen' zijn groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden toegestaan. Ter plaatse van het kunstwerk langs de huidige Veilingroute (N222) is de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4' opgenomen. Hiermee is de afwijkende bouwhoogte van het bestaande kunstwerk geregeld.
Binnen de bestemming 'Verkeer' is de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1' opgenomen. Hiermee wordt geregeld dat wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook zijn toegestaan. Het voorliggende wegontwerp gaat uit van 2x2 doorgaande rijstroken, zodat een wijziging van het bestemmingsplan noodzakelijk is.
Toetsing van de beoogde ontwikkeling aan de wijzigingsregels
Wijzigingsregels, artikel 26 lid 6 | Toetsing |
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied - 2' de desbetreffende bestemmingen wijzigen ten behoeve van de reconstructie van de verkeerssituatie met inachtneming van de volgende regels: | |
a. de bestaande wegen mogen worden vebreed naar ten hoogste 2x2 doorgaande rijstroken met daarbij behorende opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden. | Het plan voldoet aan deze regels. Er worden 2x2 doorgaande rijstroken mogelijk gemaakt. Daarnaast vallen voet- en fietspaden binnen het wijzigingsgebied. |
b. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan dient te zijn gewaarborgd, waarbij in ieder geval moet zijn aangetoond dat: | |
1. het wijzigingsplan financieel en economisch uitvoerbaar is; | In paragraaf 6.1 wordt de financiële en economische uitvoerbaarheid van het plan aangetoond. Het plan voldoet daarmee aan deze voorwaarde. |
2. voldaan wordt aan het bepaalde in de Flora- en faunawet; | In paragraaf 4.4 wordt verslag gedaan van de toetsing van de beoogde ontwikkeling aan de Flora- en faunawet. Geconcludeerd wordt dat deze wet de beoogde ontwikkeling niet in de weg staat. |
3. voldaan wordt aan het bepaalde in de milieuwetgeving. | In hoofdstuk 4 wordt verslag gedaan van de toetsing van de beoogde ontwikkeling aan de verschillende milieuaspecten. Geconcludeerd wordt dat de beoogde ontwikkeling voldoet aan de relevante milieuwetgeving. |
3.6.2 Terrein Flora Holland
Vigerend bestemmingsplan
Ten aanzien van de beoogde uitbreiding en herinrichting van het vrachtwagenparkeerterrein en de watercompensatie op het terrein van Flora Holland wijzigt tevens het bestemmingsplan 'Bloemenveiling', op basis van wijzigingsgebieden 3 en 4.
Op figuur 3.3, 3.4 en 3.5 zijn fragmenten van het geldende bestemmingsplan 'Bloemenveiling' ter plaatse van de wijzigingsgebieden voor het terrein van Flora Holland weergegeven.
Figuur 3.3 Wijzigingsgebied 3 ter hoogte van deelgebied 1, bestemmingsplan 'Bloemenveiling'
Figuur 3.4 Wijzigingsgebied 3 ter hoogte van deelgebied 2, bestemmingsplan 'Bloemenveiling'
Figuur 3.4 Wijzigingsgebied 4 ter hoogte van deelgebied 3 bestemmingsplan 'Bloemenveiling'
Ter plaatse van wijzigingsgebied 3 gelden de bestemmingen 'Groen', 'Water - 1' en 'Verkeer'. Het plan kan onder voorwaarden worden gewijzigd in de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer' al dan niet met de aanduiding 'opslag'.
Ter plaate van wijzigingsgebied 4 geldt de bestemming 'Groen'. In dit wijzigingsgebied kan de bestemming 'Groen' onder voorwaarden worden gewijzigd in de bestemming 'Water - 1'.
Toetsing van de beoogde ontwikkeling aan de wijzigingsregels
Wijzigingsregels 'wro-zone wijzigingsgebied 3' (artikel 26 lid 4) | |
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied - 3' de bestemmingen 'Groen', 'Water - 1' en 'Verkeer' wijzigen in de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer' al dan niet met de aanduiding 'opslag' en met inachtneming van de volgende regels: | Voldoet. In dit wijzigingsgebied wordt een vrachtwagenparkeerterrein mogelijk gemaakt op de gronden met de bestemming 'Groen', 'Verkeer' en 'Water - 1'. Hiertoe wordt uitsluitend de bestemming 'Verkeer' opgenomen. |
a. de toename van de verharding dient gecompenseerd te worden op de gronden met de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied - 4'; | Voldoet. Watercompensatie vindt in dit wijzigingsplan plaats in wijzigingsgebied 4. |
b. wijziging is uitsluitend mogelijk in combinatie met de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 26.5; | Voldoet. Deze wijziging maakt integraal onderdeel uit van dit wijzigingsplan. |
c. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan dient te zijn gewaarborgd, waarbij in ieder geval moet zijn aangetoond dat: | |
1. het wijzigingsplan financieel en economisch uitvoerbaar is; | Voldoet. In paragraaf 6.1 wordt de financiële en economische uitvoerbaarheid van het plan aangetoond. |
2. voldaan wordt aan het bepaalde in de Flora- en faunawet; | Voldoet. In paragraaf 4.4 wordt verslag gedaan van de toetsing van de beoogde ontwikkeling aan de Flora- en faunawet. Geconcludeerd wordt dat deze wet de beoogde ontwikkeling niet in de weg staat. |
3. voldaan wordt aan het bepaalde in de milieuwetgeving. | Voldoet. In hoofdstuk 4 wordt verslag gedaan van de toetsing van de beoogde ontwikkeling aan de verschillende milieuaspecten. Geconcludeerd wordt dat de beoogde ontwikkeling voldoet aan de relevante milieuwetgeving. |
Wijzigingsregels 'wro-zone wijzigingsgebied 4' (artikel 26 lid 5) | |
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied - 4' de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer' wijzigen in de bestemming 'Water - 1' met inachtneming van de volgende regels: | Voldoet. In dit wijzigingsgebied wordt de bestemming 'Groen' gedeeltelijk gewijzigd in 'Water 1'. |
a. wijziging is uitsluitend mogelijk in combinatie met de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 26.4; | Voldoet. Deze wijziging maakt integraal onderdeel uit van dit wijzigingsplan. |
b. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan dient te zijn gewaarborgd, waarbij in ieder geval moet zijn aangetoond dat: | |
1. het wijzigingsplan financieel en economisch uitvoerbaar is; | Voldoet. In paragraaf 6.1 wordt de financiële en economische uitvoerbaarheid van het plan aangetoond. |
2. voldaan wordt aan het bepaalde in de Flora- en faunawet; | Voldoet. In paragraaf 4.4 wordt verslag gedaan van de toetsing van de beoogde ontwikkeling aan de Flora- en faunawet. Geconcludeerd wordt dat deze wet de beoogde ontwikkeling niet in de weg staat. |
3. voldaan wordt aan het bepaalde in de milieuwetgeving. | Voldoet. In hoofdstuk 4 wordt verslag gedaan van de toetsing van de beoogde ontwikkeling aan de verschillende milieuaspecten. Geconcludeerd wordt dat de beoogde ontwikkeling voldoet aan de relevante milieuwetgeving. |
3.7 Conclusie
Het beleid op nationaal niveau, de SVIR en het Barro, richten zich op een dermate groot schaalniveau dat dit geen belemmering vormt voor deze ontwikkeling. Meer in het algemeen voldoet het plan aan de doelstelling van het Rijk om de bereikbaarheid te verbeteren.
Het plan is eveneens in overeenstemming met het provinciale beleid. Het betreft immers een provinciaal initiatief. Ook op regionaal schaalniveau is de ontwikkeling in overeenstemming met de geldende beleidsvisie.
In de gemeentelijke structuurvisie wordt de verbreding specifiek genoemd als een gewenste en te verwezenlijken ontwikkeling.
De beoogde wijziging van het bestemmingsplan voldoet aan de voorwaarden voor de planwijziging die zijn opgenomen in het vigerende bestemmingsplan Bloemenveiling. Ook hierdoor zijn er geen belemmeringen voor de planwijziging.
Hoofdstuk 4 Sectorale Onderzoeken
4.1 Inleiding
In de wijzigingsregels van het bestemmingsplan 'Bloemenveiling' is in artikel 26.6 lid b onder 2 en 3 opgenomen dat de beoogde ontwikkeling dient te voldoen aan het bepaalde in de Flora- en faunawet (Ffw) en aan het bepaalde in de milieuwetgeving. Deze regels hebben zowel betrekking op aspecten als bodemgesteldheid, milieueffecten en water. Om te toetsen of aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening wordt voldaan, is in dit hoofdstuk een aantal onderzoeken beschreven. Doel is aan te tonen dat de beoogde ontwikkeling geen nadelige gevolgen heeft op onder andere de volgende milieuaspecten: archeologie, bodemkwaliteit, ecologie, externe veiligheid, kabels en leidingen, luchtkwaliteit, verkeer, water en wegverkeerslawaai. Per aspect wordt onderzocht of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
Toetsingskader
Rijksbeleid
De Wet op de archeologische monumentenzorg (een wijzigingswet van de Monumentenwet 1988) is het eindresultaat van de implementatie van het Europese Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed in de Nederlandse wetgeving. De wet bevat 3 belangrijke uitgangspunten:
- het streven naar behoud in situ van archeologische waarden;
- het tijdig betrekken van de archeologische waarden in de ruimtelijke ordening door het opnemen van harde juridische eisen in bestemmingsplannen;
- de verstoorder betaalt voor het onderzoek en de documentatie van archeologische waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Gemeentelijk beleid
Op 26 juni 2012 heeft de gemeente Westland haar archeologische beleidskaart vastgesteld. Op deze kaart is weergegeven waar in de gemeente (en in welke mate) kans is op het aantreffen van archeologische resten, uitgedrukt in een verwachtingszone. Aan deze verwachtingszones zijn ondergrenzen gekoppeld, die aangeven wanneer archeologisch onderzoek vanwege een voorgenomen ontwikkeling nodig is. De beleidskaart geeft een globaal inzicht in de te verwachten archeologie, in het bestemmingsplan wordt het beeld aangescherpt.
Het archeologiebeleid legt vast hoe de gemeente Westland met haar bodemarchief omgaat. De gemeente Westland stelt met dit beleidsplan:
- 1. ondergrenzen vast (uitgedrukt in oppervlakte en diepte) die duidelijk aangeven of een initiatiefnemer dan wel vergunningaanvrager verplicht is archeologisch vooronderzoek te laten verrichten;
- 2. de in dit beleidsplan opgestelde normen vast teneinde deze normen op te nemen in alle bestemmingsplannen;
- 3. de beleidskaart vast.
Onderzoek en conclusie
Archeologie
In het geldende bestemmingsplan 'Bloemenveiling' heeft het plangebied ter plaatse van de N222 geen archeologische dubbelbestemming. Hieruit kan worden geconcludeerd dat een lage archeologische verwachtingswaarde geldt. Ter plaatse van het plangebied op het terrein van Flora Holland geldt een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Voor het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 100 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage is archeologisch onderzoek noodzakelijk. In voorliggend wijzigingsplan is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' opgenomen ter bescherming van deze waarde.
Nader onderzoek naar het aspect archeologie kan derhalve achterwege blijven.
Cultuurhistorie
In het plangebied is geen cultuurhistorisch waardevolle bebouwing aanwezig. Ook het profiel van de weg is niet historisch. Er zijn om die reden geen cultuurhistorische belangen in het geding.
4.3 Bodem
Toetsingskader
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Onderzoek en conclusie
De ontwikkeling bestaat uit een verdubbeling/verbreding van de huidige weg, uitbreiding van een vrachtwagenparkeerterrein en watercompensatie. De ontwikkeling voorziet dus enkel in een verkeer en waterbestemming. Binnen deze bestemming zullen geen personen verblijven.
Volgens het bodemloket is er ter plaatse van het deel waar sprake is van een functiewijziging reeds onderzoek uitgevoerd, en is er geen noodzaak tot nader onderzoek of sanering (zie onderstaande figuur). Het bodemloket geeft daarmee voldoende inzicht in de bodemkwaliteit ter plaatse, nader onderzoek is niet noodzakelijk.
Figuur 4.1 Gegevens bodemloket (bron: www.bodemloket.nl)
Bij de omgevingsvergunning voor het aspect bouwen dient, indien nodig, wel een actueel bodemonderzoek overlegd te worden.
Conclusie
Het aspect bodem staat de uitvoering van het wijzigingsplan niet in de weg.
4.4 Ecologie
Toetsingskader
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Ffw, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
Natuurbeschermingswet
De Natuurbeschermingswet (1998) regelt de bescherming van gebieden die in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn beschermd moeten worden. Alleen binnen die gebieden is de wet van toepassing.
Flora- en faunawet
De Ffw regelt de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen die voorzien in een bescherming van vogel-, planten- en diersoorten en hun leefomgeving. De planten en dieren kunnen op drie manieren beschermd worden: de soort beschermen, de leefomgeving beschermen en schadelijke handelingen verbieden.
De Ffw beschermt in beginsel alle flora en fauna. De in de Ffw opgenomen dier- en plantensoorten zijn (middels de AMvB, Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten behorende bij de Ffw) onderverdeeld in drie categorieën. Voor de soorten uit tabel 1 is geen ontheffing nodig bij ruimtelijke ingrepen of bestendig beheer. Wel blijft voor deze soorten de zorgplicht uit de Ffw van kracht. Voor de soorten uit tabel 2 kan een vrijstelling tot ontheffingsaanvraag gelden als de initiatiefnemer van ruimtelijke ontwikkelingen en beheer over een goedgekeurde gedragscode beschikt. Dit geldt ook voor de soorten uit tabel 3, als er sprake is van bestendig beheer en onderhoud. Voor andere ontwikkelingen bij soorten uit tabel 3 blijft een ontheffingsaanvraag verplicht.
Onderzoek en conclusie
Gebiedsbescherming
In de omgeving van het plangebied liggen geen beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Solleveld & Kapittelduinen' ligt op circa 3,7 km van het plangebied. Op circa 650 m afstand ten zuiden van het plangebied is Ecologische Hoofdstructuur gelegen. De ontwikkeling bestaat uit het stroomlijnen van de huidige verkeersstromen. Ten gevolge van de ontwikkeling zullen er geen extra motorvoertuigen gegenereert worden, anders dan autonome groei. Wel zal de huidige verkeersstroom beter doorstromen, en daardoor minder uitstoot produceren, de congestie wordt verkleind. Negatieve effecten op beschermde natuurgebieden zijn uitgesloten.
Figuur 4.2 Ligging plangebied ten opzichte van Natura 2000-gebieden en de EHS
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens.
Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit de verharding van de weg en een parallel aan de weg liggende groenstrook. Ter plaatse van deze groenstrook ligt een grasveld en zijn enkele bomen aanwezig. De groenstrook wordt gedeeltelijk gebruikt ten behoeve van de wegverbreding. De bomen zullen worden gekapt. Ten oosten van deze groenstrook is oppervlaktewater gelegen. Dit oppervlaktewater wordt niet (negatief) beïnvloed door de ontwikkeling, daar dit buiten het plangebied valt.
Vaatplanten
Gezien het beheerbeleid van het plangebied, intensief maaien langs een provinciale weg, worden er geen beschermde plantensoorten verwacht. In en langs de waterpartijen zijn mogelijk groeiplaatsen van de beschermde zwanenbloem en dotterbloem aanwezig. De waterpartijen zijn echter buiten het plangebied gelegen en worden niet belemmerd door de ontwikkeling.
Vogels
In de plantsoenen en groenstroken komen tuin- en struweelvogels voor. Hier zijn soorten als koolmees, roodborst, winterkoning en merel aanwezig, gezien het gebrek aan bebouwing en geschikte bomen om in te broeden. Broedplaatsen voor soorten als spreeuw, huismus, gierzwaluw, kauw, buizerd, kraai en grote bonte specht worden dan ook niet verwacht. De waterpartijen bieden leefgebied aan watervogels als meerkoet, wilde eend en waterhoen. Ook hier geldt dat de waterpartijen niet belemmerd worden door de ontwikkeling.
Zoogdieren
Het plangebied biedt mogelijk geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, en konijn.
Amfibieën
Algemene amfibieën als bruine kikker, bastaardkikker, kleine watersalamander en gewone pad zullen zeker gebruikmaken van het plangebied als voortplantingsplaats in de waterpartijen. Dit gebied valt buiten het plangebied.
Vissen
De waterpartijen bieden mogelijk leefgebied aan de matig beschermde kleine modderkruiper. Andere beschermde vissoorten zijn hier niet te verwachten.
In tabel 4.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er in (de directe omgeving van) het plangebied (naar verwachting) aanwezig zijn en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel 4.1: Naar verwachting aanwezige beschermde soorten in (de directe omgeving van) het plangebied en het beschermingsregime
nader onderzoek nodig | ||||
vrijstellingsregeling Ffw | tabel 1 | zwanenbloem en dotterbloem mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis en konijn bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en de bastaardkikker | nee | |
Ontheffingsregeling Ffw | tabel 2 | kleine modderkruiper | nee | |
tabel 3 | bijlage 1 AMvB | - | nee | |
bijlage IV HR | - | nee | ||
vogels | cat. 1 t/m 4 | - | nee |
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden.
Het bestemmingsplan voorziet in de verbreding van een provinciale weg. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.
- Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
- Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: website vogelbescherming).
Conclusie
Gezien de bovenstaande conclusies staat de Ffw, met inachtneming van de voorgestelde maatregelen, de uitvoering van het plan niet in de weg.
4.5 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
- bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicorelevante inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of een nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking
getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met
het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties.
Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de
plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de
beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen
beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Bevi zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
Risicovolle inrichtingen
Ten noorden van het plangebied is de inrichting Flora Holland aanwezig. Dit betreft een bevi-inrichting. Ten gevolge van deze inrichting geldt dat zowel de PR10-6-contour, als het invloedsgebied voor het GR niet reiken tot het plangebied. Daarnaast betreft de ontwikkeling de verbreding en reconstructie van de provinciale weg. Binnen het plangebied worden geen functies mogelijk gemaakt waarbinnen personen kunnen verblijven. De omliggende risicovolle inrichting(en) vormen dan ook geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Transport gevaarlijke stoffen
De ontwikkeling voorziet in de verbreding en de reconstructie van de Veilingroute (N222). Dit betreft het traject N211 Wippolderlaan-N213. Over dit traject worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Ten gevolge van de verbreding en de reconstructie van de Veilingroute (N222) worden de verkeersstromen gestroomlijnd. Van een toename van het aantal voertuigbewegingen is geen sprake.
In opdracht van Bureau Externe Veiligheid Haaglanden is in 2007 een onderzoek uitgevoerd naar de externe veiligheidsrisico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze weg. Uit het onderzoek blijkt dat de PR-contour 0 m is. In de situatie die in 2007 is doorgerekend, is tevens sprake van een laag GR. Het GR voor de N466 Middel Broekweg en de Veilingroute (N222) bedraagt de waarde van het GR 0,001. De wegas wijzigt minimaal en is niet significant voor de hoogte van het GR. Ten opzichte van de ontwikkeling zal het GR dan ook niet wijzigingen. Nader onderzoek en/of een verantwoording van het GR is dan ook niet noodzakelijk.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
4.6 Planologisch Relevante Kabels En Leidingen
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
- gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
- defensiebrandstoffen;
- warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.
Onderzoek en conclusie
In het plangebied liggen geen planologisch relevante leidingen. In of in de nabijheid van het plangebied liggen wel diverse niet planologisch relevante leidingen, zoals rioolleidingen, leidingen voor nutsvoorzieningen, telecommunicatie en drainageleidingen. Deze kabels en leidingen zijn veelal aangelegd langs of in combinatie met de aanwezige infrastructuur.
Voorafgaand aan de werkzaamheden zal een KLIC-melding worden gedaan om de ligging van deze overige leidingen in beeld te brengen. Er wordt daarom geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de uitvoering van het plan.
4.7 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm). Dit onderdeel van de Wm bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.2 weergegeven.
Tabel 4.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2) 1) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijn stof (PM10) 2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | ||
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m3 |
- 1. De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m³ overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
- 2. Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan), uitoefenen indien:
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
- de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
- bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
- het voorgenomen besluit is genoemd in of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).
Nibm
In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m2 bvo bij één ontsluitingsweg.
Onderzoek en conclusie
De ontwikkeling voorziet in de verbreding van de Veilingroute (N222). Deze ontwikkeling voorziet op zichzelf niet in extra verkeersgeneratie. Daarmee draagt de ontwikkeling niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het plan.
4.8 Water
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid nader wordt behandeld.
Europa:
- Kaderrichtlijn Water (KRW).
Nationaal:
- Nationaal Waterplan (NW);
- Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
- Waterwet.
Provinciaal
- provinciaal Waterplan;
- provinciale Structuurvisie;
- Verordening Ruimte.
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft het Hoogheemraadschap van Delfland de strategische keuzes, de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. De complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen dwingen tot het stellen van prioriteiten. Het hoogheemraadschap gaat het beheer en onderhoud van het watersysteem optimaliseren en zal daarbij flink investeren in waterkwaliteit, waterkeringen en het voorkomen van wateroverlast en watertekort. Voor de zuiveringstechnische infrastructuur ligt de nadruk op beheren, onderhouden en optimaliseren.
In het kader van de afstemming van het waterbeleid met ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening heeft het Hoogheemraadschap in 2007 een Waterkansenkaart opgesteld. Deze Waterkansenkaart kan gezien worden als de nadere, gebiedsspecifieke uitwerking van de Deelstroomgebiedsvisie Midden-Holland.
Ten slotte is in 2012 de nieuwe Handreiking Watertoets vastgesteld. De nieuwe handreiking biedt gemeenten, adviesbureaus en projectontwikkelaars handvatten voor de invulling van proces en inhoud van de watertoets voor ruimtelijke plannen op gemeentelijk niveau. De handreiking bestaat uit een procesdeel en een inhoudelijk deel. In het procesdeel wordt ingegaan op het watertoetsproces voor ruimtelijke planvorming. Het inhoudelijke deel bevat de vertaling van het actuele beleid van Delfland in ruimtelijke zin.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied betreft de N222 (Veilingroute) vanaf de rotonde Jupiter tot de kruising Middel Broekweg (N466). In de huidige situatie betreft dit een bestaande weg en een groenstrook. In de huidige situatie ligt er een watergang ten oosten van de N222 en er ligt een waterpartij op het veilingterrein ter plaatse van de geplande parkeerplaats.
Bodem en grondwater
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit zeekleigronden. Er is sprake van grondwatertrap IV. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand meer dan 0,4 m onder maaiveld bedraagt, en de gemiddelde laagste grondwaterstand vaireert van 0,8 tot 1,2 m onder maaiveld.
Veiligheid en waterkeringen
In (de directe omgeving van) het plangebied zijn geen primaire of regionale waterkeringen aanwezig. Het plangebied ligt dan ook niet binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
De N222 is zowel nu als in de toekomst niet op de riolering aangesloten. Ter plaatse van de geplande parkeerplaats ligt wel riolering van het veilingterrein.
Toekomstige situatie
Algemeen
De ontwikkeling betreft de verbreding van de huidige weg en uitbreiding van het vrachtwagenparkeerterrein op het terrein van Flora Holland. Ten gevolge van deze weg wordt er meer oppervlakteverharding gerealiseerd. De waterbergingsopgave voor het gebied is afgestemd met het Hoogheemraadschap. De uitgangspunten met betrekking de waterhuishouding zijn vastgelegd in het document 'Waterhuishouding N222 / Verlengde Veilingroute / N466' (zie Bijlage 2).
De waterberging wordt buiten het plangebied gerealiseerd, hoofdzakelijk op het toekomstige terrein van Trade Parc Westland Mars. Daarnaast wordt de watergang langs een onbebouwd perceel in de oksel van de Middel Broekweg (N213) en de Burgemeester Elsenweg (N213) verbreed.
Voor het project wordt een watervergunning aangevraagd zodat wordt voldaan aan de waterbergingsopgave.
De locaties en de hoeveelheden van het nieuw te graven water zijn aangeduid op de tekening waterhuishouding, die is opgenomen in Bijlage 3.
Afvalwaterketen en riolering
In de toekomstige situatie zal evenals in de huidige situatie ter plaatse van de N222 geen sprake zijn van een riolering. Het hemelwater van de N222 zal uiteindelijk via de bermpassage in naastgelegen watergangen terechtkomen.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
4.9 Wegverkeerslawaai
In het kader van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) dient bij een fysieke wijziging aan een weg akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. In het kader van onderhavig plan zijn de volgende situaties akoestisch relevant.
Reconstructie tracé N222 (rotonde Jupiter)-Middel Broekweg (N466):
- rotonde ter hoogte van Jupiter;
- wegvak tussen rotonde Jupiter en de aansluiting met de Middel Broekweg (N466);
- kruispunt Middel Broekweg (N466).
Gezien deze fysieke wijzigingen is reconstructie onderzoek noodzakelijk voor de geluidsgevoelige functies (woningen) die binnen de wettelijke geluidszone van de betreffende reconstructie liggen.
Onderzoek en conclusie
Het akoestisch onderzoek is opgenomen in Bijlage 1. Uit dit onderzoek wordt geconcludeerd dat ten gevolge van de fysieke wijziging aan de N222 geen reconstructiesituaties optreden. Het aspect wegverkeerslawaai staat de reconstructie van het tracé N222 (rontonde Jupiter)-Middel Broekweg (N466) dan ook niet in de weg.
In 2008 is door Aqua-Terra Nova B.V. akoestisch onderzoek uitgevoerd naar industrielawaai ten gevolgen van het plan Trade Parc Westland Mars (FLOR.06.001i-8, d.d. 08-02-2008). Uit dit onderzoekt blijkt dat op een aantal locaties rondom het beoogde bedrijfspark geluidschermen nodig zijn. Deze geluidschermen zijn door Waalpartners in 2016 nader uitgewerkt. Deze geluidschermen kunnen invloed hebben op de eerdere uitkomsten uit het onderzoek wegverkeerslawaai. Het reconstructie onderzoek is daarom in juni 2016 geactualiseerd. De conclusies blijven ongewijzigd.
4.10 M.e.r.- Beoordeling
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het college van burgemeester en wethouders bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
- de kenmerken van de projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
Onderzoek en conclusie
Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Voor het wijzigingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving En Uitleg Planregels
5.1 Inleiding
Dit hoofdstuk beschrijft de juridische regeling van de wijzigingsgebieden zoals deze luidt nadat het wijzigingsplan in werking is getreden.
5.2 Planregels
Dit wijzigingsplan maakt na vaststelling onderdeel uit van het bestemmingsplan Bloemenveiling. Dit betekent dat alle algemene bepalingen en bestemmingen die op het bestemmingsplan van toepassing zijn (zoals bijvoorbeeld de begrippen, de wijze van meten, de algemene regels en de overgangsbepalingen) ook voor het voorliggende plan gelden. Voor de uitleg van deze planregels wordt dan ook verwezen naar het bestemmingsplan Bloemenveiling.
In dit wijzigingsplan zijn drie enkelbestemmingen opgenomen: de bestemmingen 'Bedrijventerrein - Veiling', 'Verkeer' en 'Water - 1'.
De bestemming 'Bedrijventerrein - Veiling' is opgenomen in verband met de toekomstige productstraatoverkluizing van het veilingcomplex Jupiter naar TPW Mars. Deze productstraatoverkluizing is aangeduid met de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 2'. Daarnaast zijn specifieke functieaanduidingen voor verkeer en water opgenomen. Op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 2' zijn wegen met ten hoogste 2x2 doorgaande rijstrook toegestaan. Het nieuwe wegontwerp valt binnen het betreffende aanduidingsvlak.
In het wijzigingsplan zijn binnen de bestemming 'Verkeer' 2x2 doorgaande rijstroken toegestaan. Ook de nieuwe vrachtwagenparkeerterrein heeft deze bestemming gekregen.
De bestemming 'Water - 1' is opgenomen ter plaatse van het gebied waar de watercompensatie is beoogd.
5.3 Verbeelding
De verbeelding bestaat uit de bestemming 'Bedrijventerrein - Veiling', de bestemming 'Verkeer' en de bestemming 'Water - 1'. Deze artikelen komen overeen met die uit het geldende bestemmingsplan Bloemenveiling, met dien verstande dat ter plaatse van de bestemming 'Verkeer' en de bestemming 'Bedrijventerrein - Veiling' met de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 2', wegen met ten hoogste 2x2 doorgaande rijstroken zijn toegestaan.
Tot slot zijn ook de vigerende dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waterstaat - Waterkering' onverkort in het wijzigingsplan opgenomen.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Voor de voorgenomen planontwikkeling is geen exploitatieplan noodzakelijk (artikel 6.12 Wro jo artikel 6.2.1 Bro).
Alle gronden in het plangebied zijn reeds in eigendom van de provincie Zuid-Holland, die tevens alle kosten voor het project voor haar rekening neemt.
6.2 Vooroverleg
Het wijzigingsplan is op initiatief van de provincie Zuid-Holland opgesteld. Over het plan heeft intensief overleg plaatsgevonden. In het kader van de watertoets is het plan tevens besproken met het Hoogheemraadschap van Delfland. De opmerkingen van het Hoogheemraadschap zijn verwerkt in het wijzigingsplan.
6.3 Zienswijzen
Het ontwerp wijzigingsplan heeft ter inzage gelegen van 1 januari tot en met 11 februari 2016. Gedurende deze periode is één zienswijze ingediend. Deze zienswijze is beantwoord in een 'Nota beantwoording zienswijzen' (zie Bijlage 4). De zienswijze heeft geleid tot een aanpassing van de waterparagraaf.
In Bijlage 5 zijn alle wijzigingen tussen ontwerp en vaststelling van het wijzigingsplan opgenomen.
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 1 Akoestisch onderzoek
Bijlage 2 Waterhuishouding N222 / Verlengde Veilingroute / N466
Bijlage 2 Waterhuishouding N222 / Verlengde Veilingroute / N466
Bijlage 3 Tekening Waterhuishouding
Bijlage 3 Tekening waterhuishouding
Bijlage 4 Nota Beantwoording Zienswijze Inclusief Zienswijze
Bijlage 4 Nota beantwoording zienswijze inclusief zienswijze