Woonkern s-Gravenzande
Bestemmingsplan - Gemeente Westland
Vastgesteld op 17-05-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Woonkern s-Gravenzande van de gemeente Westland.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1783.abp00000005-vast met de bijbehorende regels (en bijlagen).
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aanbouw
een aparte ruimte die via het hoofdgebouw toegankelijk is en ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden beroepen
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch of therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.7 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.8 achtergevel
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel, niet zijnde een zijgevel.
1.9 agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
- a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder begrepen bosbouw en fruitteelt;
- b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
- c. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen.
1.10 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.11 antenne-installatie
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in de een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.12 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.13 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.14 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.15 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
1.16 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.17 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)
het totale bruto vloeroppervlak (b.v.o.) van bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.18 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, dakopbouwen en bouwwerken
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, dakopbouwen en bouwwerken, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.19 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.20 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.21 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.22 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.23 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk bouwen, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.24 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.25 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is. Het dient hierbij te gaan om horizontale bouwlagen.
1.26 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.27 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.28 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.29 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.30 bouwwijze
de wijze waarop het op een bouwperceel gelegen hoofdgebouw al dan niet is verbonden met het hoofdgebouw op een aansluitend bouwperceel; dit kan zijn: vrijstaand, twee-aaneen of aaneengebouwd.
1.31 bijgebouw
een (vrijstaand of aan een hoofdgebouw aangebouwd) gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden is van en ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en geen rechtstreekse toegang tot het hoofdgebouw heeft.
1.32 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.33 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
1.34 dakkapel
een constructie, welke ondergeschikt is aan het dakvlak, ter vergroting van een gebouw, die vrij ligt in het dakvlak.
1.35 dakopbouw
een toevoeging aan het dakvlak van een bouwmassa die, in tegenstelling tot een dakkapel, niet ondergeschikt is aan het dakvlak. Het plaatsen van een dakopbouw gaat ten koste van de karakteristiek van het profiel van het gebouw/de woning. Een dakopbouw ligt niet vrij in het dakvlak, maar raakt tenminste de nok- of gootlijn of zijkant van het dakvlak van het betreffende gebouw/de betreffende woning.
1.36 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.37 detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel in de volgende categorieën:
- a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
- b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
- c. tuincentra;
- d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
- e. bouwmarkten.
1.38 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
1.39 erf
Al dan niet bebouwde gronden die bij de hoofdmassa horen, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze inrichting niet verbieden.
1.40 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.41 geluidszone - industrie
de met de aanduiding 'geluidszone - industrie' aangegeven zone, zoals bedoeld in artikel 40 en artikel 41, leden 1 en 2, van de Wet geluidhinder.
1.42 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken exclusief de bestaande aan- en uitbouwen of bijgebouwen.
1.43 horecabedrijf
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.44 hoveniersbedrijf
een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.
1.45 kantoor- en/of prakrijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.46 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit), en voor zover de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt en voor zover deze activiteiten een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.47 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.48 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.49 oorspronkelijke achtergevel
de achtergevel van het oorspronkelijk vergunde hoofdgebouw.
1.50 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en andere openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegangkelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
1.51 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand en welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.52 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, waarbij plaatselijke, niet bij verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw ervan buiten beschouwing blijven. Het bouwwerk wordt gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt maaiveld het hoogst is.
1.53 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' die van deze regels onderdeel uitmaakt.
1.54 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.55 straatmeubilair
bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts) voorzieningen, zoals:
verkeersgeleiders, verkeersborden, informatieborden, zitbanken, bloembakken, telefooncellen, abri's, kunstwerken, bushaltes, speeltoestellen, fietsenrekken en draagconstructies voor reclame; kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m³ en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorzieningen en brandkranen; afvalinzamelsystemen en hiermee gelijk te stellen bouwwerken.
1.56 uitbouw
uitbreiding van een ruimte in het hoofdgebouw tot buiten het bestaande oorspronkelijke hoofdgebouw (bijvoorbeeld erker) en welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.57 voorgevel
de naar de weg gekeerde zijde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel en/of waar deze op de plankaart is aangegeven met een gevellijn.
1.58 voorgevelrooilijn
de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde gevel(s) van de hoofdbebouwing en/of daar waar deze op de plankaart is aangegeven met een gevellijn.
1.59 Wgh-inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.60 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de loodrechte afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.5 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 buitenwerkse maat
maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.
2.9 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van agrarische bedrijven;
- b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning met een inhoud van ten hoogste 1.000 m³;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschapelijk-1': een bunker;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'kas': een kas;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 2': bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
- c. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier': een hoveniersbedrijf;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1': een bedrijf met SBI-code 2851.1 uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2': een bedrijf met SBI-code 453.2 uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1': een bunker;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': nutsvoorzieningen uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
- h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
4.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- b. opslag en verkoop van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- d. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
- e. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de brutovloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 400 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan;
- f. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en hebben een inhoud van ten hoogste 600 m³.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Cultuur En Ontspanning
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en Ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij': een kinderboerderij;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en (ontsluitings)wegen.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:
Artikel 6 Detailhandel
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel en dienstverlening;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
6.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan.
- c. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel is niet toegestaan.
Artikel 7 Gemengd - 1
7.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen uitsluitend op de verdiepingen;
- b. detailhandel en dienstverlening uitsluitend op de begane grond;
- c. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten uitsluitend op de begane grond;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
7.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan.
- c. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel is niet toegestaan;
- d. onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen, mits:
- 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
- 2. het vloeroppervlak in gebruik voor aan-huis-gebonden beroepen niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw met een maximum van 50 m²;
- 3. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
- 4. geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
- 5. het beroep alleen door de bewoner wordt uitgeoefend;
- 6. er geen ingevolge de Wet milieubeheer vergunningplichtige activiteiten plaatsvinden;
- 7. geen horeca en detailhandel plaatsvinden.
7.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 8 Gemengd - 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen;
- b. maatschappelijke voorzieningen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel en dienstverleninguitsluitend op de begane grond;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
8.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan.
- c. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel is niet toegestaan.
- d. onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen, mits:
- 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
- 2. het vloeroppervlak in gebruik voor aan-huis-gebonden beroepen niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw met een maximum van 50 m²;
- 3. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
- 4. geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
- 5. het beroep alleen door de bewoner wordt uitgeoefend;
- 6. er geen ingevolge de Wet milieubeheer vergunningplichtige activiteiten plaatsvinden;
- 7. geen horeca en detailhandel plaatsvinden.
Artikel 9 Gemengd - 3
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportvoorzieningen;
- a. bibliotheken, openbare dienstverlening, gezondheidszorg, kinderopvang, onderwijs, peuterspeelzalen, sociale en welzijnsvoorzieningen,verenigingsleven, religieuze en levensbeschouwelijke activiteiten en bijeenkomsten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2': tevens voor een gemeentelijk monument;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en (ontsluitings)wegen.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
9.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Gemengd - 3' ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied-3' wijzigen naar de bestemming 'Tuin' en 'Wonen' inachtneming van de volgende regels:
- a. in de toelichting van het wijzigingsplan dient een verwijzing te worden gemaakt naar de uitgangspunten voor wonen uit het Ruimtelijk Ontwikkelingskader 's-Gravenzande 2020 (ROK);
- b. alvorens gebruik te maken van deze wijzigingsbevoegdheid winnen burgemeester en wethouders advies in van de waterbeheerder;
- c. binnen het wijzigingsgebied worden voldoende parkeerplaatsen geprojecteerd waarbij geldt dat de parkeernormen van de gemeente Westland worden gehanteerd;
- d. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
- 1. voldaan wordt aan het bepaalde in de Flora- en faunawet;
- 2. voldaan wordt aan het bepaalde in de milieuwetgeving;
- 3. de economische uitvoerbaarheid is aangetoond.
Artikel 10 Groen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin': een speeltuin;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld': een sportveld;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 1': een dierenweide;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1: een bunker;
- f. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd;
- b. ter plaatse van de aanduidingen 'speeltuin' en 'sportveld' bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 6 m;
- c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 1' is in afwijking van het bepaalde onder a een dierenverblijf toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 12 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.
Artikel 11 Horeca
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
11.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
11.3 Afwijken van de gebruiksregels
Afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 11.1:
- a. om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 11.1, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën zoals in lid 11.1 genoemd;
- b. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de horecacategorieën, zoals in lid 11.1genoemd.
Artikel 12 Maatschappelijk
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bibliotheken, openbare dienstverlening, gezondheidszorg, kinderopvang, onderwijs, peuterspeelzalen, sociale en welzijnsvoorzieningen,verenigingsleven, religieuze en levensbeschouwelijke activiteiten en bijeenkomsten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling': tevens voor een zorginstelling;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': het wonen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2': tevens voor een gemeentelijk monument;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
12.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
12.3 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding 'wonen' wordt onder strijdig gebruik niet verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen, mits:
- a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
- b. het vloeroppervlak in gebruik voor aan-huis-gebonden beroepen niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw met een maximum van 50 m²;
- c. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
- d. geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
- e. het beroep alleen door de bewoner wordt uitgeoefend;
- f. er geen ingevolge de Wet milieubeheer vergunningplichtige activiteiten plaatsvinden;
- g. geen horeca en detailhandel plaatsvinden.
Artikel 13 Sport
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportvoorzieningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'sporthal': een sporthal;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en (ontsluitings)wegen.
13.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 14 Tuin
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-1': een bunker.
14.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
14.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 15 Verkeer
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook (opstelstroken en busstroken daaronder niet begrepen);
- b. bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals fiets- en voetpaden, geluidswerende voorzieningen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, water en parkeervoorzieningen.
15.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 16 Verkeer - Verblijfsgebied
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
- b. bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals fiets- en voetpaden, geluidswerende voorzieningen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, water en parkeervoorzieningen.
16.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 17 Water
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water ten behoeve van de waterhuishouding, waterberging, bruggen, duikers en het verkeer te water.
17.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 18 Wonen
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf': tevens voor een taxibedrijf;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens voor detailhandel en dienstverlening;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': tevens voor dienstverlening en ten hoogste één dierenkliniek;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'garage': garages en bergplaatsen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg': tevens voor een praktijkruimte voor gezondheidszorg;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor kantoren;
- h. ter plaatse van de aanuiding 'maatschappelijk': tevens voor maatschappelijke dienstverlening;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2': tevens voor een gemeentelijk monument;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specfieke vorm van dienstverlening - 1': tevens voor een makelaarskantoor;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1': een bunker;
- l. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, hobbykassen, tuinen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
18.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
18.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent de plaatsing en de goot- en boeibordhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de te bouwen gebouwen geen onnodige nadelige veranderingen teweegbrengen in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat:
- a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig wordt geschaad;
- b. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m;
- c. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in lid 18.2.2 onder a of b ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.
18.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen, mits:
- a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
- b. het vloeroppervlak in gebruik voor aan-huis-gebonden beroepen niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw met een maximum van 50 m²;
- c. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
- d. geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
- e. het beroep alleen door de bewoner wordt uitgeoefend;
- f. er geen ingevolge de Wet milieubeheer vergunningplichtige activiteiten plaatsvinden;
- g. geen horeca en detailhandel plaatsvinden.
Artikel 19 Leiding - Gas
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 16 inch en een druk van ten hoogste 40 bar.
19.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 19.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) (lid 19.2 onder b) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 20 Leiding - Riool
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een rioolleiding.
20.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 20.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 20.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 21 Waarde - Archeologie
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
21.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 21.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 22 Waarde - Karakteristiek
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Karakteristiek' bestemde gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd het behoud van de karakteristieke ruimtelijke kwaliteit.
22.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. bij herbouw van gebouwen of de herinrichting van het openbaar gebied dienen de beeldkwaliteitseisen uit het 'beeldkwaliteitsplan Karakteristieke gebieden 's-Gravenzande' als bedoeld in Bijlage 3 in acht te worden genomen;
- b. in het gebied met de bestemming 'Waarde - Karakteristiek' ter plaatse van het Dingemans van de Kasteeleplein gelden de volgende aanvullende regels:
- 1. dakkapellen zijn niet toegestaan;
- 2. de bestaande hoogtematen van de woningen ten westen van het Dingemans van de Kasteeleplein blijven gehandhaafd.
22.3 Omgevingsvergunning voor het slopen
Artikel 23 Waterstaat - Waterkering
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering.
23.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 23.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
23.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 23.2 onder c., indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 24 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 25 Algemene Bouwregels
25.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, en funderingen;
- b. bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
- c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt;
- d. rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 m bedraagt;
- e. putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water rioolstoffen, hijsinrichtingen, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
- f. bestaande dakopbouwen en erkers.
25.2 Ondergrondse bouwwerken
- a. de regels van dit plan zijn van overeenkomstige toepassing op ondergrondse bouwwerken;
- b. in aanvulling op het bepaalde onder a mogen ondergrondse ruimten slechts worden gerealiseerd voor zover deze zijn gelegen tussen de buitenwerkse gevels van het bovengronds gelegen gebouw.
25.3 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
- a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
- b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
- c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
25.4 Parkeernormering
Bij elke ontwikkeling wordt de normering vanuit het Westlands Verkeer- en Vervoerplan (WVVP) toegepast. Het parkeren dient op eigen terrein geregeld te worden.
25.5 Dakkapellen
Voor het bouwen van dakkapellen gelden de volgende regels:
- a. Maatvoering achterzijde:
- 1. de dakkapel ligt aan alle zijden tenminste 0,5 m vrij in het dakvlak;
- 2. de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m;
- b. Maatvoering voorzijde:
- 1. de dakkapel is niet breder dan 50% van de breedte van het dakvlak;
- 2. de dakkapel ligt aan alle zijden tenminste 0,5 m vrij in het dakvlak
- 3. de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,5 m.
Artikel 26 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
- a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
- b. brandweeringang;
- c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. de ruimte tussen bouwwerken;
- e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Artikel 27 Algemene Gebruiksregels
27.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 2.1 lid 1 onder c. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:
- a. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
- b. het gebruik van niet-bebouwde grond en/of water als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden; het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
- c. het gebruik van niet-bebouwde grond als opslag, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- d. het gebruik van bouwwerken of de bouwwerken te laten gebruiken als seksinrichting.
27.2 Geen strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
- a. het gebruik van niet-bebouwde grond voor evenementen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland;
- b. het gebruik van niet-bebouwde grond voor standplaatsen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland.
Artikel 28 Algemene Aanduidingsregels
28.1 Veiligheidszone - munitie
28.2 Molenbiotoop
In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop' de volgende regels:
- a. binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
- b. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
- c. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit lid onder a, indien:
- 1. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing;
- 2. toepassing van de in dit lid onder a bedoelde afstands- en/of hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden;
- d. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a t/m c, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.
Artikel 29 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- a. afwijkingen van voorgeschreven maten, waaronder percentages, met ten hoogste 10%, noodzakelijk wegens technische redenen;
- b. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een goothoogte van ten hoogste 3 m ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes mits de inhoud van deze gebouwtjes niet groter is dan 60 m³ zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten;
- c. het bouwen van straatmeubilair of andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers en keermuren met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m;
- d. geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en de vorm van bestemmingsgrenzen indien bij de definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken, met dien verstande dat de veranderingen ten hoogste 2 m mogen bedragen;
- e. afwijkingen van het bestemmingsplan, teneinde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling of situering blijkt, dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk zou zijn en de afwijking van zo ondergeschikte aard blijft, dat de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast;
- f. overschrijding van bouwgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen;
- g. het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclame-borden;
- h. het afwijken van de parkeernormering, zoals deze is opgenomen in het Westlands Verkeer- en Vervoerplan (WVVP).
- i. de realisering van een dakopbouw, met dien verstande dat:
- 1. er op het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder dergelijke dakopbouwen zijn toegestaan en de nieuw te plaatsen dakopbouw hieraan gelijkvormig is;
- 2. er zich geen stedenbouwkundige redenen mogen verzetten tegen toepassing van deze bevoegdheid tot afwijken;
omgevingsvergunning wordt in ieder geval niet verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 30 Algemene Wijzigingsregels
30.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
30.2 wro-zone wijzigingsgebied - 1
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied-1' de huidige bestemmingen wijzigen voor het realiseren van woningen met inachtneming van de volgende regels:
- a. wijziging is mogelijk ten behoeve van de functies verkeer-verblijfsgebied, tuin, wonen, groen, parkeren, water met bijbehorende voorzieningen zoals nutsvoorzieningen;
- b. er worden ten hoogste 40 woningen gebouwd;
- c. alvorens gebruik te maken van deze wijzigingsbevoegdheid winnen burgemeester en wethouders advies in van de waterbeheerder;
- d. binnen het wijzigingsgebied worden voldoende parkeerplaatsen geprojecteerd waarbij geldt dat de parkeernormen van de gemeente Westland worden gehanteerd;
- e. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
- 1. voldaan wordt aan het bepaalde in de Flora- en faunawet;
- 2. voldaan wordt aan het bepaalde in de milieuwetgeving;
- 3. de economische uitvoerbaarheid is aangetoond.
30.3 wro-zone wijzigingsgebied - 2
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied - 2' de huidige bestemmingen wijzigen ten behoeve van de herstructurering van het woongebied en de openbare ruimte met inachtneming van de volgende regels:
- a. wijziging is mogelijk ten behoeve van de functies verkeer-verblijfsgebied, tuin, wonen, maatschappelijk, groen, parkeren, water met bijbehorende voorzieningen zoals nutsvoorzieningen;
- b. er worden ten hoogste 56 gestapelde woningen en ten hoogte 72 eengezinswoningen gebouwd;
- c. er wordt ten hoogste één kinderdagverblijf gebouwd met een vloeroppervlakte van ten hoogste 575 m²;
- d. er worden ten hoogste 12 zorgwoningen gebouwd;
- e. de goothoogte van eengezinswoningen bedraagt ten hoogste 7 m;
- f. de bouwhoogte van eengezinswoningen bedraagt ten hoogste 10 m;
- g. de bouwhoogte van gestapelde woningen bedraagt ten hoogste 13 m;
- h. alvorens gebruik te maken van deze wijzigingsbevoegdheid winnen burgemeester en wethouders advies in van de waterbeheerder;
- i. binnen het wijzigingsgebied worden voldoende parkeerplaatsen geprojecteerd waarbij geldt dat de parkeernormen van de gemeente Westland worden gehanteerd;
- j. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
- 1. voldaan wordt aan het bepaalde in de Flora- en faunawet;
- 2. voldaan wordt aan het bepaalde in de milieuwetgeving;
- 3. de economische uitvoerbaarheid is aangetoond.
30.4 Waarde - Archeologie
Wijzigingsbevoegdheid voor verwijdering van de bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 31 Overige Regels
31.1 Karakteristieke waardevolle bebouwing
31.2 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 32 Overgangsrecht
32.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
32.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 33 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Woonkern s-Gravenzande'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente Westland heeft in het kader van de actualiseringsslag besloten om een tweetal bestemmingsplannen op te stellen voor de kern 's-Gravenzande. Voorliggend bestemmingplan heeft betrekking op de woonkern van 's-Gravenzande, terwijl het andere bestemmingsplan 'Centrum 's-Gravenzande' betreft. De doelstelling van het bestemmingsplan is om de vigerende regelingen uit de jaren '80 en '90 van de vorige eeuw te vervangen door een uniforme en actuele bestemmingsregeling.
De gemeente Westland speelt hiermee in op de Wet ruimtelijke ordening (Wro, in werking getreden op 1 juli 2008) waarin de bestaande actualiseringsplicht wordt aangescherpt en waarin het digitale bestemmingsplan juridisch bindend is. Digitaal werken stelt daarbij nieuwe eisen aan standaardisering van 'plankaart en regels' als een set geografisch begrensde objecten met bepaalde kenmerken.
Daarnaast zijn in het plangebied in de loop der jaren veel bouwplannen gerealiseerd en hebben zich andere ontwikkelingen voorgedaan die de noodzaak van een nieuw bestemmingsplan onderstrepen.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied heeft betrekking op de kern van 's-Gravenzande, afgezien van het centrumgebied, het bedrijventerrein Teylingen en het Juliana Sportpark. De exacte begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Voor het plangebied vigeren de volgende bestemmingsplannen:
bestemmingsplan | vastgesteld | goedgekeurd |
Buitengebied | 08-11-1995 | 11-06-1996 |
Dorp 1991 | 17-09-1991 | 08-05-1992 |
Dorp Oost 1997 | 24-03-1998 | 10-11-1998 |
Het Oude Land 1985 | 04-03-1986 | 02-09-1986 |
Het Oude Land 1985 1e herziening | 09-12-1997 | 07-04-1998 |
Nieuwe Vaart | 17-03-1992 | 20-10-1992 |
Nieuwe Vaart 1e herziening 1998 | 24-03-1998 | 10-11-1998 |
Vreeburgh 1993 | - | - |
Vreeburgh-Oost | 10-02-1998 | 02-06-1998 |
Zanddijk 1995 | 19-09-1995 | 05-12-1995 |
Zandevelt Noord | 13-09-1988 | 18-04-1989 |
Zandevelt Zuid | 13-09-1988 | 24-01-1989 |
Zandevelt Zuid 1e uitwerking | 25-07-1989 | 17-10-1989 |
Zandevelt Zuid 2e uitwerking | 25-07-1989 | 17-10-1989 |
Zandevelt Zuid 3e uitwerking | 20-08-1990 | 16-10-1990 |
Zandevelt Zuid 4e uitwerking | 19-03-1991 | 14-05-1991 |
Zandevelt Zuid 5e uitwerking | 23-04-1991 | 09-07-1991 |
1.4 Leeswijzer
Het bestemmingsplan Woonkern 's-Gravenzande bestaat uit een toelichting, de regels en een plankaart. De toelichting is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 komt de gebiedsvisie aan de orde. Hierin wordt de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur van het plangebied beschreven, alsmede de ruimtelijke kwaliteiten en aanwezige knelpunten. Dit tezamen leidt tot een beschrijving van de gemeentelijke visie op het gewenste behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied.
In hoofdstuk 3 wordt onderzoek op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en cultuurhistorie en water behandeld. In hoofdstuk 4 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen. Tot slot wordt in de hoofdstukken 5 en 6 ingegaan op het handhavingsbeleid, de resultaten van de inventarisatie en de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door landelijke, provinciale en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid samengevat. Het hier samengevatte beleidskader is niet uitputtend. In de toelichting wordt op een aantal plaatsen verwezen naar specifiek beleid of beleidsnotities die niet in deze paragraaf worden behandeld.
Tot slot wordt in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven van de visie op het plangebied. Deze visie is gericht op het behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit.
2.1 Beleidskader
2.1.1 Rijksbeleid
Nota Ruimte/Realisatieparagraaf nationaal ruimtelijk beleid (2008)
In juni 2008 heeft het kabinet de Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid vastgesteld welke is toegevoegd aan de Nota Ruimte. Deze paragraaf geeft inzicht in welke nationale belangen het kabinet heeft gedefinieerd en op welke wijze het Rijk deze wil verwezenlijken. In het bijzonder welke belangen zullen worden gewaarborgd in de AMvB Ruimte. De Realisatieparagraaf beschrijft enerzijds voor de Nota Ruimte hoe het beleid van de Planologische Kernbeslissingen (PKB = concrete beleidsbeslissing van het Rijk) worden gerealiseerd en anderzijds voor de andere vigerende ruimtelijke nota's hoe de PKB-teksten op lokaal niveau doorvertaald worden naar concrete maatregelen.
![]() | ![]() ![]() |
's-Gravenzande maakt deel uit van het economisch kerngebied zuidvleugel randstad. Daarnaast is de hele gemeente Westland aangewezen als greenport.
Centraal thema voor wat betreft dit gebied is dat bundeling van verstedelijking en economische activiteiten in steden en dorpen het mogelijk maakt functies bij elkaar te brengen waardoor het draagvlak voor voorzieningen, arbeid, zorgtaken en ontspanning beter te combineren zijn. Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten vereist een in onderlinge samenhang optimale benutting van het bestaande bebouwde gebied en tegelijk nieuwe bebouwing daar buiten. Volgens de Realisatieparagraaf dient in bestaand stedelijk gebied optimale benutting van bestaand bebouwd gebied plaats te vinden om verrommeling een halt toe te roepen. Hierdoor neemt de noodzaak af om open ruimte te gebruiken voor bebouwing. Het wordt moeilijker gemaakt om nieuwbouw in het buitengebied te realiseren. De bundelingsdoelstellingen uit de Nota Ruimte blijven actueel. Het Rijk toetst of provincies het bundelingsbeleid voor verstedelijking en economische activiteiten in het provinciale en regionale ruimtelijke beleid opnemen.
Het ontwikkelingsperspectief is erop gericht de ruimtelijke, culturele en economische diversiteit van de ruimtevraag binnen de Randstad, waar 's-Gravenzande deel van uitmaakt, op te vangen. In de Randstad moet tussen 2010 en 2030 rekening worden gehouden met een vraag naar 360.000 tot 440.000 woningen. Een deel van de woningen kan worden gebouwd door 'verdichting' in bestaand stedelijk gebied. Het streefgetal voor de realisatie van woningen en arbeidsplaatsen in het bestaand bebouwd gebied van stedelijke netwerken is 40% van het totale uitbreidingsprogramma, hoewel het Rijk rekening houdt met 25% op basis van de tegenvallende praktijk. Een optimale benutting van het bebouwd gebied blijft van groot belang.
Herstructurering, revitalisering en transformatie van bestaande stedelijke gebieden leveren een belangrijke bijdrage aan de verbetering van de nodige diversiteit van het woningaanbod in de steden. Daarnaast kan met herstructurering, revitalisering en transformatie van bestaande verouderde stedelijke gebieden een belangrijk deel van de ruimtevraag naar wonen en werken in de periode 2010-2030 worden opgelost.
2.1.2 Provinciaal beleid
Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2020 (2010)
Een concurrerend, aantrekkelijk internationaal profiel, een duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie, divers en samenhangend stedelijk netwerk, stad en land verbonden en een vitaal, divers en aantrekkelijk landschap, dat zijn de vijf integrale ruimtelijke hoofdopgaven die de basis vormen voor de structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland'. De structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland, ontwikkelen met schaarse ruimte' vervangt het interimbeleid op basis van de huidige vier streekplannen in Zuid-Holland. Met de vaststelling van de provinciale structuurvisie en de provinciale Verordening Ruimte wordt aansluiting gezocht bij de instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De visie is vastgesteld op 2 juli 2010.
![]() | ![]() |
Uitsnede functiekaart Structuurvisie
Op de functiekaart van de structuurvisie is het plangebied aangewezen als stads- en dorpsgebied. De functiekaart geeft de gewenste ruimtelijke functies weer die in de structuurvisie zijn geordend, begrensd en vastgelegd als ruimtelijk beleid tot 2020. Zo biedt de kaart ruimte aan de diverse belangen in Zuid-Holland. De functiekaart is vergelijkbaar met de voormalige streekplankaarten.
Het provinciaal belang voor bestaand bebouwd gebied richt zich op de volgende ambities:
- bundeling van verstedelijking, infrastructuur, voorzieningen en economische activiteiten gericht op concentratie en functieafstemming (knopen- en locatiebeleid);
- stedelijke detailhandelsstructuur versterken;
- culturele en toeristische voorzieningen versterken (stedelijk).
Het uitgangspunt voor de leef-, werk- en woonomgeving in 2020 is bundeling van verstedelijking. Dit is meer dan het concentreren van wonen in steden. Zuid-Holland richt zich op een betere relatie tussen infrastructuur en verstedelijking, het onderling afstemmen van de verschillende voorzieningen en intensivering van het stedelijk gebied vooral in de invloedssfeer van hoogwaardig openbaar vervoer.
De verstedelijkingsopgave richt zich vooral op het bestaand stads- en dorpsgebied. Hier staat gedifferentieerd ruimtegebruik centraal. Dit maakt dit gebied aantrekkelijk voor mensen om te wonen en voor bedrijven om zich te vestigen. Dit betekent een verdergaande concentratie en intensivering van stedelijke functies in de stedelijke centra en rond haltes van het Zuidvleugelnet. Er is daarbij onderscheid gemaakt tussen stedelijk gebied met hoogwaardig openbaar vervoer en het 'overig' stedelijk gebied. 's-Gravenzande maakt onderdeel uit van het 'overig' stedelijk gebied.
De provincie kiest ervoor om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee worden investeringen in de gebouwde omgeving gebundeld, waardoor de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden blijft en versterkt wordt. Alle kernen in de provincie zijn omgeven door bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaand stedelijk gebied en de kernen, rekening houdend met plannen waar de provincie al mee heeft ingestemd en waarbinnen de woningbouwopgave tot 2020 kan worden geaccommodeerd.
Provinciale Verordening Ruimte (2010)
Samen met de Provinciale Structuurvisie is op 2 juli 2010 ook de provinciale Verordening Ruimte vastgesteld door Provinciale Staten. Waar de visie een zelfbindend document is voor de provincie, daar bevat de Provinciale Verordening regels die algemeen bindend zijn. De regels die voor dit plan het meest relevant zijn, zijn hierna per artikel kort toegelicht.
Kantoren - artikel 7
Vergelijkbaar met de regels voor detailhandel, stelt de verordening dat buiten een aantal aangewezen gebieden en buiten bestaande kantoorbestemmingen geen nieuwe mogelijkheden voor de bouw van kantoren mogelijk wordt gemaakt.
Ook in dit geval zijn er een limitatief aantal uitzonderingen, waaronder het bieden van de mogelijkheid voor kleinschalige zelfstandige kantoren tot een bruto vloeroppervlak van maximaal 1.000 m² per vestiging, kantoren met een lokaal verzorgingsgebied zoals gemeentehuizen en bankfilialen, bedrijfsgebonden kantoren met een bruto vloeroppervlak dat minder bedraagt dan 50% van het totale bruto vloeroppervlak met een maximumoppervlakte van 3.000 m² en uitbreiding van bestaande kantoren, eenmalig met hoogste 10% van het bestaande bruto vloeroppervlak.
Detailhandel - artikel 9
De verordening stelt dat voor gronden die zijn gelegen buiten de bestaande winkelconcentraties in de centra van steden, dorpen en wijken of nieuwe wijkgebonden winkelcentra, geen nieuwe detailhandel mogelijk wordt gemaakt. Hierop is een limitatief aantal uitzonderingen, voor onder andere het bieden van mogelijkheden voor perifere detailhandel, nieuwe regionale winkelcentra op daarvoor in de verordening aangewezen locaties, uitbreiding van bestaande detailhandel, eenmalig met ten hoogste 10% van het bruto vloeroppervlak per vestiging en kleinschalige detailhandel tot een bruto vloeroppervlak van 200 m², zoals buurt- en gemakswinkels.
Waterkeringen - artikel 10
Over waterkering schrijft de verordening voor dat de primaire en regionale waterkeringen als zodanig bestemd worden, waarbij de regels voorzien in een onbelemmerde werking, instandhouding en onderhoud van die keringen.
Andere functies zijn ter plaatse slechts toelaatbaar voor zover er geen sprake is van significante belemmeringen voor het onderhoud, de veiligheid of de mogelijkheden voor versterking van de betreffende keringen. Daarbij is advies nodig van de beheerder van de waterkering.
Molenbiotoop - artikel 13
Bestemmingsplannen voor gronden gelegen binnen de molenbiotoop van traditionele windmolens zoals aangeduid op kaart 11 van de verordening, moeten de vrije windvang en het zicht op de molen voldoende garanderen. Daartoe stelt de verordening een aantal criteria aan ontwikkelingen binnen de biotoop, waarbij gelet op het verschil in ruimtelijk karakter een onderscheid wordt gemaakt in ligging binnen en buiten de bebouwingscontour.
2.1.3 Regionaal en gemeentelijk beleid
Regionaal structuurplan Haaglanden (2008)
Het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden heeft in april 2008 het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP 2020) vastgesteld.
Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen, etc.
De ambitie is dat het in heel Haaglanden voor iedereen goed wonen, werken en ontspannen is. De ruimtelijke structuur moet mensen stimuleren maatschappelijk actief te zijn en zich te ontwikkelen. Voldoende (ruimte voor) werkgelegenheid, een goed leefmilieu, een veilige leefomgeving, sociale cohesie en een herkenbare omgeving met identiteit zijn hiervoor van belang. Ook moeten de gewenste voorzieningen voor onderwijs, zorg, cultuur en sport goed bereikbaar zijn. Het RSP2020 heeft voor deze onderwerpen vooral een faciliterende, stimulerende en attenderende rol.
De vraag naar woningen, bedrijven en kantoren houdt aan, maar de ontwikkeling van nieuw stedelijk gebied gaat al snel ten koste van het groen, de Greenport of de ruimte voor water. Dit betekent dat deze ruimte in het bestaande stedelijke gebied gevonden moet worden en efficiënt moet worden gebruikt. Herstructurering en intensief ruimtegebruik zijn hierbij belangrijke middelen. Als onderdeel van het intensief en meervoudig ruimtegebruik in binnenstedelijke wijken en buurten moet functiemenging mogelijk zijn.
Het beheer en onderhoud van groengebieden heeft aandacht nodig. Onvoldoende en versnipperd beheer van bestaande bossen en recreatiegebieden leidt tot verwaarloosde zones die ongewenste activiteiten aantrekken. In het onderhoud van deze gebieden is het ontwikkelen van de 'tweede generatie' beplanting achterwege gebleven. Bovendien moet de inrichting worden aangepast aan de wensen van de hedendaagse recreanten. Barrières en onaantrekkelijke, niet onderhouden entrees van bestaande groengebieden dragen bij aan slechte bereikbaarheid. Een goed bomenbeleid helpt om landschappelijke eigenheid te waarborgen.
Visie Greenport Westland 2020 (2005)
De in 2005 vastgestelde 'Visie Greenport Westland 2020' schetst het ruimtelijk kader voor toekomstige ontwikkelingen op hoofdlijnen in de gemeente en daarbuiten. De ruimtelijke component en hoe om te gaan met de glastuinbouwcluster (inclusief de niet-ruimtelijke component) staan in de visie voorop. Naast een ruimtelijke vertaling op hoofdlijnen, biedt de visie ook de onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente op de gebieden water en groen, verkeer en vervoer, wonen, de glastuinbouwcluster en maatschappelijke en economische voorzieningen.
In de Visie Greenport Westland 2020 wordt aangegeven dat de kernen een belangrijke rol spelen in de aantrekkelijkheid en diversiteit van de gemeente Westland. Versterking van de Greenport door behoud van het duurzame glas heeft als consequentie dat uitbreiding en versterking van de functies wonen, maatschappelijke voorzieningen en detailhandel, infrastructuur, groen, water en milieu zoveel mogelijk binnen de bestaande kernen dienen plaats te vinden. Er ligt een stevige verdichtingsopgave. De noodzakelijke inhaalslag voor het bouwen van woningen voor jongeren en ouderen dient in de kernen plaats te vinden. In de kernen zijn dan ook de beste combinaties te maken tussen woningen en voorzieningen.
's-Gravenzande is in de visie aangeduid als een 'compactdorps' gebied. De visie geeft verder aan dat voor de compactdorpse kernen hoogbouw op daarvoor geschikte locaties op beperkte en passende schaal kan worden ingezet. 's-Gravenzande heeft het bijzondere dat hogere bebouwing (4 lagen of meer) niet over verschillende plaatsen verspreid staat. Er is een patroon te herkennen van clusters van hogere bebouwing. In de ontwikkeling van de kern zal niet ontkomen kunnen worden aan hogere bebouwing. Voor deze hogere bebouwing geldt dat het in een herkenbaar cluster moet staan.
Evaluatie Greenport Visie Westland 2020 (2010)
Deze evaluatie van de Greenportvisie verwoordt het standpunt van de gemeenteraad over de (tussen-) resultaten van de Greenportvisie over met name de periode 1-1-2004 tot 1-1-2009 met voorstellen per onderdeel over hoe nu verder. De evaluatie bepaalt de koers voor de gemeentelijke structuurvisie. Voor het wonen (de belangrijkste functie in het plangebied) zijn de volgende beleidsuitgangspunten relevant.
Analyse van de woningbouw laat zien dat de woningvoorraad tussen 2004 en 2009 met 2.000 is toegenomen. De uitleglocaties zijn vrijwel allemaal in ontwikkeling genomen maar de verdichting van de kernen blijft achter bij het gestelde doel. Tot 2020 kan de woningbehoefte opgevangen worden met de bestaande locaties zoals aangegeven op de plankaart van de Greenportvisie inclusief een bijgestelde verdichtingsopgave.
De woningbouwopgave blijft ambitieus maar wel realistisch. De oorspronkelijke woningbouwopgave tot 2020 wordt naar beneden bijgesteld. Voor de periode 2009 tot 2020 is de ambitie om 6.300 woningen netto aan de woningvoorraad, inclusief Westlandse Zoom, toe te voegen. Het gaat daarbij om 2.000 woningen op inbreidingslocaties in de kernen.
Uitgangspunten ruimtelijke ontwikkelingskaders voor de kernen (2007)
In de beleidsnota 'Uitgangspunten voor de kernen' die in september 2007 is vastgesteld, is een aantal uitgangspunten voor 's-Gravenzande geformuleerd. Meer in het algemeen hebben de kernen in de gemeente Westland een verdichtingsopgave gekregen van 4.500 woningen via inbreiding in de kernen. Verdichting in de kernen mag niet ten koste gaan van de leefbaarheid en de spaarzame open (groene) ruimte in de kernen. Om aan te sluiten bij het karakter van 's-Gravenzande wordt de verdichting in deze kern compact gerealiseerd, waarbij op daarvoor geschikte locaties hoogbouw op beperkte en passende schaal kan worden ingezet. Specifiek voor de woonkern van 's-Gravenzande geldt dat de rasterstructuur van wegen en groen dient te worden versterkt. Deze dient aan te sluiten op grotere natuur- en recreatiegebieden in de regio. Daarmee wordt het groene karakter van 's-Gravenzande verder ontwikkeld.
Ruimtelijk Ontwikkelingskader 's-Gravenzande 2020 (concept)
De nota Ruimtelijk Ontwikkelingskader 's-Gravenzande geeft invulling aan de 'Uitgangspunten ruimtelijke ontwikkelingskader', zoals opgesteld in 2007. In de nota zijn de ontwikkelingskaders voor de kern 's-Gravenzande neergelegd tot 2020, erop gericht de groene, dorpse karakteristiek te versterken en het centrum goed bereikbaar te houden. Hiermee dient de visie tot uitgangspunt en toetsingskader voor te ontwikkelen projecten en initiatieven. Op 17 juni 2009 is een conceptversie van de nota verschenen.
Het ruimtelijk ordenend principe voor 's-Gravenzande is een compactdorpse structuur binnen de rode contour in combinatie met een rood/groen/blauwe overgangszone richting het glastuinbouwgebied aan de oostzijde van de kern.
Bedrijvigheid zal zoveel mogelijk worden geconcentreerd op het bedrijventerrein Teylingen en het bedrijvencluster aan de Wouterseweg. Overigens is het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein Teylingen begin 2011 vastgesteld. Voor het bedrijvencluster aan de Wouterseweg wordt een afzonderlijk bestemmingplan voorbereid.
In 's-Gravenzande wordt sociaal (huur en koop) gebouwd voor mensen met een laag tot middeninkomen en jonge huishoudens. In het kader van de woonservicezone worden woningen voor senioren gerealiseerd in de tegen het centrum aangelegen zone.
Visiekaart Ruimtelijk Ontwikkelingskader 's-Gravenzande 2020
Beeldkwaliteitsplan karakteristieke gebieden 's-Gravenzande (2010)
In dit beeldkwaliteitsplan zijn vier gebieden aangewezen die vanuit stedenbouwkundig oogpunt bezien een bijzondere ruimtelijke kwaliteit hebben. Voor deze gebieden is een beeldkwaliteitsplan opgesteld, zodat bij eventuele herbouw de beeldkwaliteit gewaarborgd is. Het betreft de volgende vier gebieden:
- 1. Zuidwind - Langestraat;
- 2. Koningin Wilhelminaschool;
- 3. Marktplein - Langestraat - Kerk;
- 4. Vijver directe omgeving bij Van de Kasteeleplein.
Het eerste (gedeeltelijk) en vierde gebied vallen binnen het plangebied van Woonkern 's-Gravenzande, zie hieronder.
![]() | ![]() |
Zuidwind-Langestraat | Vijver Dingemans Van De Kasteeleplein |
In het bestemmingsplan hebben deze gebieden de dubbelbestemming 'Waarde - Karakteristiek' gekregen.
Het volledige beeldkwaliteitsplan is opgenomen in Bijlage 3 bij de regels.
Westlands Verkeers- en Vervoersplan 2005-2015
Met het Westlands Verkeers- en Vervoersplan (WVVP) wordt vanuit het oogpunt van verkeer en vervoer invulling gegeven aan het strategische beleid voor de gemeente Westland, zoals dat is beschreven in de Greenportvisie 2020. Op basis van deze vertaling zijn concrete projecten en maatregelen benoemd. Daarbij zijn prioriteiten bepaald en is een volgorde voor uitwerkingen realistisch weergegeven.
Door het uitvoeringsprogramma wordt de stap gezet van papier (beleid) naar de praktijk (uitvoering). Het uitvoeringsprogramma en bijbehorende investeringsprogramma passen binnen de huidige begroting.
Verkeersplan 's-Gravenzande
Het verkeersplan 's-Gravenzande volgt uit het Westlands Verkeer en VervoersPlan 2005-2015 (WVVP) en vormt een uitwerking daarvan die zich toespitst op de kern 's-Gravenzande. Een eerste versie van het plan heeft inmiddels ter inzage gelegen.
Het plan gaat er vanuit dat ondanks veranderingen in de kern de verkeerstructuur niet wezenlijk zal veranderen. Wel wordt verwacht dat het aantal inwoners en daarmee de hoeveelheid verkeer zal toenemen. Om ook in de toekomst de bereikbaarheid en leefbaarheid voor de kern te bewaken, wordt het verkeerskundig ideaalbeeld vanuit het WVVP vertaald naar de praktische invulling voor de kern. Aan de hand hiervan stelt het plan 5 concrete hoofdopgaven voor:
- 1. de herkenbaarheid en veiligheid van de gebiedsontsluitingswegen verbeteren en de routing binnen het centrum aanpassen;
- 2. de tijden van de blauwe zone gelijk stellen aan die in de overige kernen binnen de gemeente;
- 3. gebruik van openbaar vervoer stimuleren door verbetering van instapmogelijkheden en betere informatievoorziening;
- 4. aanvullen van fietsvoorzieningen langs gebiedsontsluitingswegen en kwalitatieve verbetering van het fietsparkeren in het centrum;
- 5. aanvullen van oversteeklocaties voor fietsers en voetgangers en obstakelvrij maken van voorname looproutes in het centrum.
Milieubeleidsplan 2005-2010 Westland, glashart voor het milieu
De inspanningen uit het verleden waren voornamelijk gericht op het verbeteren van de sectorale milieukwaliteit. In de toekomst moet ook een bredere kwaliteitsverbetering worden gerealiseerd. Het milieubeleidsplan moet een bijdrage leveren aan een gezonde, veilige en aantrekkelijke leefomgeving.
Het milieubeleidsplan is door de raad in 2005 vastgesteld en heeft als doelstelling: 'Het verbeteren van de leefbaarheid op de korte termijn en het leveren van een bijdrage aan de duurzaamheid van de gemeente op de lange termijn, waarbij aansluiting bij actuele en toekomstige ontwikkelingen kansen biedt om eventueel bestaande knelpunten op te lossen en toekomstige te voorkomen'.
Uiteraard is een gebiedsgericht milieubeleidsplan vooral gericht op gebieden waar grootschalige ontwikkelingen plaatsvinden. Dit zijn namelijk de gebieden waar het grootste milieurendement is te behalen. Het plan heeft echter ook betekenis voor gebieden waar geen grote ontwikkelingen plaatsvinden. Ook in deze gebieden vinden vaak kleinere ontwikkelingen plaats, waarin de uitgangspunten van het beleidsplan kunnen worden toegepast.
Beleid Duurzaam Bouwen 2006-2010
De doelstelling van de gemeente is door middel van duurzaam bouwen de milieubelasting terug te dringen: bouwen met zorg voor het milieu. Dit betekent dat in een vroeg stadium de schade voor het milieu moet worden beperkt, dus al tijdens het ruimtelijk en stedenbouwkundig ontwerp en in alle fasen van de bouw. De gemeente stelt beleid Duurzaam Bouwen op, op gebouwniveau en op het gebied van de grond-, weg- en waterbouw. Beleid Duurzaam Bouwen op stedelijk niveau, voor ruimtelijke en stedelijke ontwikkeling, is opgenomen in het Milieubeleidsplan 2005-2010. Als instrument voor duurzaam bouwen bij nieuwbouw, woning- en utiliteitsbouw wordt het pakket Gemeentelijk Praktijk Richtlijn (GPR-gebouw) gebruikt. Dit is een digitaal instrument om de duurzaamheid van nieuwbouwwoningen en utiliteitskantoren (kantoren en schoolgebouwen) in kaart te brengen door middel van rapportcijfers, met als doel duurzaam bouwen meetbaar en bespreekbaar te maken. Thema's van dit instrument zijn energie, materiaal, afval, water, gezondheid en integrale woonkwaliteit.
Beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland (2006)
In de beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland wordt beschreven hoe om moet worden gegaan met dieptewerkzaamheden op locaties die mogelijk conventionele explosieven bevatten. De basis voor het gemeentelijk beleid voor het opsporen van explosieven is de explosieven risicokaart. Deze kaart geeft een eerste indicatie van het mogelijke gevaar van dieptewerkzaamheden op bepaalde locaties in het Westland.
In het bestemmingsplan zijn de mogelijke locaties op de plankaart aangeduid door middel van een gebiedsaanduiding. In de regels is bij de betreffende bestemmingen een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen voor de locaties die mogelijk conventionele explosieven bevatten. Dit houdt in dat voor dieptewerkzaamheden, zoals ophogen, afgraven en/of heiwerkzaamheden, een omgevingsvergunning is vereist.
Beleid en beleidsregels voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk in Westland
In deze nota wordt aangegeven dat het wenselijk is een goede ruimtelijke spreiding van de verkooppunten van consumentenvuurwerk te bewerkstelligen. Doel bij een ruimtelijke benadering is het bereiken van een gelijkmatige spreiding van (kleine) bedrijven voor verkoop en opslag van consumentenvuurwerk over Westland, om op deze wijze straathandel en vuurwerktoerisme zoveel mogelijk te voorkomen. Daarbij moet er binnen elk verzorgingsgebied sprake zijn van voldoende (vuurwerk)aanbod om de lokale markt te voorzien en zodoende illegale handel in principe overbodig te maken en te voorkomen.
Het uitgangspunt voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk van de gemeente Westland is:
Ruimte bieden aan ondernemers voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk met inachtneming van veiligheid en milieuregelgeving onder voorwaarde van een goede ruimtelijke spreiding.
Met daarbij de volgende randvoorwaarden:
- in de gemeente Westland wordt alleen consumentenvuurwerk opgeslagen. Opslag en verkoop van professioneel vuurwerk is niet toegestaan;
- iedere vestiging van opslag en verkoop van consumentenvuurwerk zal worden getoetst aan voldoende ruimtelijke spreiding in de gemeente Westland;
- in de gemeente Westland worden maximaal 18 vestigingen voor opslag- en verkooppunten van consumentenvuurwerk toegestaan.
- opslag tot en met 1.000 kg is beperkt toegestaan in de dorpskernen;
- nieuwe vestiging in dorpskernen is niet toegestaan;
- de vestiging van bedrijven met een opslag tot en met 10.000 kg heeft de voorkeur in gebieden waar een bedrijfsdoeleinden bestemming geldt of in tuincentra.
- opslag boven de 10.000 kg consumentenvuurwerk is uitgesloten;
- bestaande bedrijven in strijd met deze uitgangspunten mogen de activiteiten voortzetten.
In de planregels van het voorliggende bestemmingsplan is opgenomen dat opslag en verkoop van consumentenvuurwerk niet is toegestaan. Aangezien er in het plangebied geen verkooppunten zijn, is ook geen maatbestemming opgenomen.
2.1.4 Conclusie
Het plangebied wordt beschouwd als bestaand stedelijk gebied en valt binnen de rode contour.
De noodzakelijke inhaalslag voor het bouwen van woningen voor jongeren en ouderen dient in de kernen plaats te vinden. In de kernen zijn dan ook de beste combinaties te maken tussen woningen en voorzieningen. Herstructurering en intensief ruimtegebruik zijn hierbij belangrijke middelen. Hoogbouw als gevolg van meervoudig en intensief ruimtegebruik dient alleen op daarvoor geschikte locaties en op beperkte en passende schaal in de kern 's-Gravenzande te worden ingezet. Voor deze hogere bebouwing geldt dat het in een herkenbaar cluster moet staan.
2.2 Ruimtelijk Functionele Structuur
2.2.1 Historisch ruimtelijke opbouw
's-Gravenzande heeft als enige plaats in het Westland een historie als stad: het kreeg in 1246 stadsrechten van Graaf Willem II van Holland, die er net als zijn vader Graaf Floris IV geregeld verbleef. Aan het grafelijk hof heeft 's-Gravenzande de helft van zijn naam te danken. Het element zande verwijst naar de verzande Maasmonding, waarbij de kern ontstaan is.
De tuinbouw heeft in de geschiedenis van 's-Gravenzande een belangrijke rol gespeeld. Het grafelijke hof, het begijnhof en het klooster hebben stimulerend gewerkt op de teelt van landbouwgewassen. In de 14e eeuw was al sprake van export van knoflook, kool en uien vanuit het Westland naar Engeland. De intensieve tuinbouw kwam echter pas na 1800 tot ontwikkeling.
Op de plek waar het oude veilingterrein lag, stonden in de middeleeuwen een begijnhof en een klooster. Het begijnhof is vóór het jaar 1255 gesticht door gravin Machteld en was waarschijnlijk het oudste begijnhof in de noordelijke Nederlanden. In de 18e eeuw is op het terrein van het voormalige begijnhof door de familie Van Vredenburch de buitenplaats Vreeburch gebouwd. Op de plaats van het veilingterrein is inmiddels de woonwijk Vreeburgh gebouwd.
In de 17e en 18e eeuw kochten rijke handelaren, magistraten en reders uit de Hollandse steden op het platteland een buiten. Zij bouwden kapitale villa's en legden barokke tuinen en parken aan. In 's-Gravenzande zijn zo'n twaalf van deze buitenplaatsen geweest. Er werd allerlei fruit gekweekt, waaronder zelfs abrikozen en ananas. Door deze buitenplaatsen kreeg 's-Gravenzande een economische stimulans.
Rond 1880 trad er een economische teruggang op. De daaruit voortvloeiende landbouwcrisis bracht vele problemen voor de tuinbouw met zich mee. Deze crisis heeft geleid tot de ontwikkeling van het veilingwezen. De eerste veilingen in 's-Gravenzande werden gehouden op het biljart in de herberg De Spaansche Vloot. Later werd er een veilinggebouw opgericht. In 1993 is de laatste veiling in 's-Gravenzande verdwenen.
In 1914 werd Hoek van Holland van 's-Gravenzande afgescheiden en aan het grondgebied van Rotterdam toegevoegd. Door de ligging vlakbij de toegang tot de havens van Rotterdam zijn in de Tweede Wereldoorlog ruim 400 woningen afgebroken om schootsveld te verkrijgen. Na de oorlog werd snel een begin gemaakt met de wederopbouw van de kern.
Het huidige 's-Gravenzande is gelegen tussen de twee doorgaande groene assen richting de Noordzeekust: de Poelzone en de Zanddijk. In de Poelpolder (onderdeel van de Poelzone) aan de oostzijde van het plangebied komt een woonwijk. Aan de westzijde van de kern bevindt zich de Zanddijk. Dit is een hoge, groene dijk tussen de Maasdijk en de duinen.
Kenmerkend voor de structuur van 's-Gravenzande is de herkenbare verdeling van doorgaande auto-ontsluitingswegen in noord-zuidrichting en informele verbindingen in oost-westrichting. Samen vormen ze een sterk raster waarbinnen de buurten zijn gelegen. De meeste oost-westverbindingen hebben geen doorgaand karakter. Ze vormen vrij informele routes door de kern.
's-Gravenzande heeft ten opzichte van de andere kernen in het Westland een sterke groenstructuur.
2.2.2 Gebieden
Burgemeestersbuurt
De Burgemeestersbuurt is een naoorlogse uitbreidingswijk uit de jaren '50 en '60 met rijwoningen in een heldere structuur. De buurt heeft een planmatige sobere opzet. Naast de tuinen is er in de structuur ook openbaar groen opgenomen in de vorm van speelplekken, pleintjes en plantsoenen. De woningen zijn met hun voorgevel georiënteerd op de belangrijkste openbare ruimte. De rooilijn is daarbij per rij in samenhang en verspringt niet. Het grootste deel van de woningen maakt deel uit van rijen en blokken. De woningen hebben een eenvoudige opbouw van twee lagen met zadeldak. Hoekwoningen zijn op een raam of deur in de zijgevel na merendeels gelijk aan de tussenwoning.
Zandevelt, Edelstenenwijk en Oudeland
Deze wijken aan de west- en zuidkant van 's-Gravenzande zijn gerealiseerd in de jaren '70-'80 van de vorige eeuw en zijn planmatig opgezet. De wijken bestaan uit clusters en rijenwoningen die langs meanderende straten of gegroepeerd rond woonerven zijn gebouwd. Aan de randen van de wijken komen verspreid vrijstaande woningen met een individuele uitstraling voor. In de wijken liggen verschillende voorzieningen.
Door wisselende plaatsing van geschakelde woningen of rijen ontstaat een gevarieerd beeld. Hierdoor is er niet altijd een duidelijke voor- of achterkant van de bebouwing. Aanbouwen en bergingen liggen vaak aan de straatzijde en een deel van de achtertuinen grenst direct aan de openbare ruimte. De wijken maken een groene indruk door tuinen bij de woningen, meanderende singels, groenstroken en snippergroen. Een deel van de woonerven heeft geclusterde parkeerplaatsen en is daardoor autovrij.
Nieuwe Vaart
De wijk Nieuwe Vaart is deels in de jaren '60 en deels in de jaren '90 van de vorige eeuw gerealiseerd en gelegen aan de oostkant van de kern 's-Gravenzande. De ruimtelijke structuur van de wijk is waaiervormig, waarbij het hart van de waaier op de Oranje Nassaustraat ligt. Door deze structuur kent de wijk een groot aantal bijzondere woonlocaties. Deze plekken zijn benadrukt door het toepassen van een grote diversiteit aan woningtypen.
Nieuwe Vaart is een planmatig opgezette woonwijk. Qua bebouwing zijn het vooral de geschakelde en aaneengebouwde woningen die het ruimtelijk beeld bepalen. Wel is sprake van een zeer gevarieerde woonomgeving, door de grote mate van diversiteit. Vrijstaande woningen komen uitsluitend voor in de zone langs de Nieuwe Vaart. De enkele gestapelde woningen in het plangebied zijn gesitueerd op markante punten die vragen om een stedenbouwkundig accent, zoals de entree van de wijk en langs de beeldbepalende groene singel.
Beeldbepalend voor de vormgeving van het plangebied is de groenstructuur. Deze is opgebouwd uit een brede groensingel dwars door het plangebied enerzijds en een speelveld met parkachtig karakter aan de westzijde langs de Oranje Nassaustraat anderzijds. De groensingel is gelegen op het voormalige tracé van een tankgracht. De tankgracht is een mogelijke locatie voor conventionele explosieven. In het park met het speelveld is tevens een waterpartij aanwezig.
Zanddijk
Het gebied is gelegen in het noordwesten van de kern en is duidelijk gescheiden van de wijk Zandevelt door de Zanddijk. Langs de Noordlandseweg is lintbebouwing aanwezig. In een latere periode heeft een verdichting van de bebouwing plaatsgevonden en heeft zich een buurtschap gevormd. In het gebied tussen de Kreeklaan en de Zanddijk heeft zich een aantal bedrijven gevestigd. Er is sprake van een dorpsachtige bebouwing, variërend van eenvoudige (semi)vrijstaande huizen tot villa's.
Vreeburgh
Ten noordoosten van het centrum van 's-Gravenzande is vrij recentelijk de woonwijk Vreeburgh tot stand gekomen. Bepalend voor de stedenbouwkundige hoofdopzet van Vreeburgh, is het doortrekken van het voor 's-Gravenzande karakteristieke rastervormig stratenpatroon.
Naast dit karakteristieke rastervormig stratenpatroon is ook de groenblauwe structuur bepalend voor de hoofdopzet van Vreeburgh. De 's-Gravenzandse Vaart loopt dwars door de wijk. De bebouwing bestaat zowel uit gestapelde als geschakelde en vrijstaande woningen.
Lintbebouwing Naaldwijkseweg
Deze bebouwing bestaat uit rijenwoningen en onderscheidt zich van de achterliggende woonwijk door de ouderdom van de bebouwing.
2.2.3 Verkeer
Ontsluiting autoverkeer
Door het plangebied loopt van noord naar zuid de Koningin Julianaweg. In noordelijke richting takt deze weg aan op de N211 en in zuidelijke richting op de N220 (Hoek van Holland-A20). Aan de noordkant wordt het plangebied ontsloten vanaf de N211 (Hoek van Holland-A4).
Door middel van diverse west-oostverbindingen wordt het plangebied vanaf de Koningin Julianaweg ontsloten. De belangrijkste west-oostverbinding midden door het plangebied wordt gevormd door de Vestdijklaan, Zuidwind en de Oudelandstraat. Aan de oostzijde van de Koningin Julianaweg vormen de Naaldwijkseweg en de Rijnvaartweg de belangrijkste invalswegen. Via de Naaldwijkseweg (N467) kan richting Naaldwijk gereden worden.
De Naaldwijkseweg, Beukenlaan, Vondellaan en Zandeveltweg vormen de westelijke verbinding tussen de Koningin Julianaweg en de N211.
Eerdergenoemde wegen zijn alle gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 50 km/h. Deze wegen maken onderdeel uit van het hoofdwegennet. De overige wegen binnen de bebouwde kom zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen met een maximumsnelheid van 30 km/h. De ontsluiting voor het autoverkeer is goed.
Ontsluiting langzaam verkeer en verkeersveiligheid
Per fiets is het plangebied goed bereikbaar. Langs bijna alle gebiedsontsluitingswegen zijn vrijliggende fietspaden of fietssuggestiestroken aanwezig. Op de overige 30 km/h-wegen wordt het fietsverkeer gemengd met het autoverkeer afgewikkeld.
Het plangebied is deels ingericht conform de uitgangspunten van het concept 'Duurzaam Veilig'. Een aandachtspunt vormen de Vreeburghlaan (tussen de Monsterseweg en de Rederijkerslaan), Zuidwind, Vestdijklaan, Naaldwijkseweg en de Zandeveltlaan waar fietsvoorzieningen ontbreken. Hier dienen conform 'Duurzaam Veilig' fietsvoorzieningen in de vorm van vrijliggende fietspaden of fietsstroken aanwezig te zijn.
Aangezien alle wegen in het kader van Duurzaam Veilig in de toekomst worden aangepast en het merendeel van het plangebied veilig is ingericht voor het langzaam verkeer, is de verkeersveiligheid in het plangebied voldoende gewaarborgd.
Ontsluiting openbaar vervoer
De locatie is goed bereikbaar per openbaar vervoer. In het plangebied zijn bushaltes gelegen langs de N211 ter hoogte van de Vreeburghlaan, de Zandeveltweg ter hoogte van het Zandeveltplein, langs de Vestdijklaan ter hoogte van de Naaldwijkseweg, langs de Oudelandstraat ter hoogte van de Langestraat en langs de Koningin Julianaweg ter hoogte van de Hoflaan, Edisonstraat en de Heliotroop. De afstand van de woningen tot de bushaltes bedraagt minder dan 500 m.
Bij deze haltes halteren de openbaarvervoersdiensten in de richtingen Den Haag en Naaldwijk en in de richtingen Den Haag en Hoek van Holland. De dienst Den Haag-Naaldwijk heeft een frequentie van vier keer per uur per richting. Deze dienst rijdt via 's-Gravenzande en Monster. De dienst Den Haag-Hoek van Holland rijdt met een frequentie van twee keer per uur per richting via 's-Gravenzande, Monster en Poeldijk. In Den Haag kan worden overgestapt op het NS-railnetwerk.
Parkeren
In het plangebied worden twee parkeernomen gehanteerd, voor schil/overloopgebied en voor rest bebouwde kom. Uitgangspunt bij binnenstedelijke verdichting is dat het aantal parkeerplaatsen conform de norm uit het WVVP bij elke ontwikkeling op eigen terrein gerealiseerd zal worden.
2.3 Gebiedsvisie
Binnen de woonkern van 's-Gravenzande ligt de nadruk op beheer en een erfbebouwingsregeling die aansluit op het overgrote deel van de gemeente.
Integrale ruimtelijke visie
De bestemmingsregeling in het plangebied is ontwikkeld op basis van de onderliggende verkavelingsstructuur en bestaat voornamelijk uit woongebied met verspreid bedrijven, detailhandel en maatschappelijke voorzieningen. De belangrijkste uitgangspunten voor het plangebied zijn behoud en zo mogelijk versterking van de ruimtelijke structuur van het woon- en leefklimaat.
Behoud van de ruimtelijke structuur
De rasterstructuur van wegen en groen dient te worden behouden en waar mogelijk te worden versterkt en aan te sluiten op de grotere natuur- en recreatiegebieden in de regio. Daarmee wordt het groene karakter van 's-Gravenzande verder ontwikkeld.
Handhaving van het woon- en leefklimaat
In het plangebied is wonen de belangrijkste functie. Uitbreiding van de woonkern is alleen nog beperkt mogelijk op enkele inbreidingslocaties. Mogelijke inbreidingslocaties voor woningbouw in de kern dienen dan ook zorgvuldig te worden benut. Bij woningbouw dient de nadruk te liggen op doorstromers (met name ouderen), vanwege het ruime en groene woonkarakter en door relatief grotere vraag naar woningen voor ouderen.
Het beleid van de gemeente is verder gericht op behoud en versterking van bestaande groen- en recreatiegebieden. Daarnaast streeft de gemeente naar een verkeersveilige kern en dient rekening te worden gehouden met de belemmeringen die door diverse milieuaspecten aanwezig zijn.
Hoofdstuk 3 Onderzoek
3.1 Archeologie En Cultuurhistorie
Regelgeving en beleid
Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de Monumentenwet 1988, stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005-2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte en het Structuurschema Groene Ruimte 2.
De provincie Zuid-Holland hanteert het uitgangspunt dat op terreinen die voorkomen op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland en in gebieden die op de kaart archeologische waarden van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS-kaart) ten minste een redelijke tot grote kans op archeologische sporen hebben, archeologisch vooronderzoek in het kader van de planvoorbereiding dient plaats te vinden. Voor zover er onzekerheid bestaat over de precieze aanwezigheid van archeologische waarden, dient in het bestemmingsplan voor het bouwrijp maken een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde of van werkzaamheden te worden gehanteerd. Het verlenen van een omgevingsvergunning wordt daarbij afhankelijk gesteld van de uitkomsten van nader archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.
Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
Onderzoek en conclusie
Archeologie
De cultuurhistorische waardenkaart van Zuid-Holland geeft aan dat een klein gedeelte van het plangebied ten noorden van het centrum van 's-Gravenzande is gelegen in een gebied met een zeer grote kans op archeologische sporen. Voor het overige gedeelte van het plangebied is sprake van een lage verwachtingswaarde.
De archeologische waarde van het gebied ten noorden van het centrum bestaat uit de reeds aangetroffen of te verwachten aanwezigheid, boven of onder de grond, van bouwhistorische resten en archeologische sporen. Samen bevatten zij een hoeveelheid aan historische informatie over ouderdom en ruimtelijke ontwikkeling. Vanwege een zeer grote kans op archeologische sporen, is in de regels en op de plankaart de dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen. Binnen bepaalde voorwaarden dient voorafgaand aan de werkzaamheden een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Cultuurhistorie
- Molenbiotoop
Een gedeelte van het plangebied valt binnen de vrijwaringszone van de Molen van Maat aan de Naaldwijkseweg (buiten het plangebied). Het betreft een achtkante stellingmolen met een stenen onderbouw. De molen is in 1909 gebouwd als aanvulling op een door stoom aangedreven maalderij, omdat malen op windkracht goedkoper was. Bij de bouw is gebruikgemaakt van delen van een oude molen die enkele jaren eerder was afgebroken. Dit was een poldermolen uit Alphen aan den Rijn die daar de polder Kerk en Zanen bemaalde.
- Karakteristieke waardevolle bebouwing
Binnen het plangebied bevinden zich cultuurhistorisch waardevolle panden welke niet als rijks- of gemeentelijk monument zijn aangewezen maar wel op de MIP-lijst1 staan. Om deze panden te beschermen zijn in dit bestemmingsplan aanvullende regels opgenomen.
- Atlantikwall
Langs de Zanddijk en de Noordlandseweg is een bunkercomplex gelegen, dat onderdeel uitmaakt van de Atlantikwall en als zodanig staat omschreven in de MIP-inventarisatie over 's-Gravenzande.
![]() | ![]() |
Bunker in 's-Gravenzande Vesting Hoek van Holland
De Atlantikwall was een 2.685 km lange verdedigingslinie, die de Duitsers tijdens de Tweede Wereldoorlog aanlegden ter voorkoming van een geallieerde invasie. De Atlantikwall maakt onderdeel uit van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van de provincie Zuid-Holland. Het complex in 's-Gravenzande vormt een onderdeel van de buitenste tankgracht van de vesting Hoek van Holland.
Om deze bunkers te beschermen zijn in dit bestemmingsplan aanvullende regels opgenomen.
- 1. MIP staat voor Monumenten Inventarisatie Project
3.2 Bedrijven En Milieuhinder
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten (Standaard SvB). Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten is opgesteld met behulp van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). Met deze methodiek wordt per bedrijfsactiviteit vastgelegd hoeveel afstand tussen het bedrijf en woningen noodzakelijk is om de leefkwaliteit op een maatschappelijk acceptabel niveau te behouden. Deze afstand wordt de richtafstand genoemd. In het geval van minder hindergevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld bedrijfswoningen) kan van de richtafstand worden afgeweken. Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt verwezen naar Bijlage 2.
Toelaatbaarheid per gebied
Het plangebied bestaat uit woongebieden waar grote en hinderlijke bedrijven niet gewenst zijn. Omdat in deze gebieden sprake is van een menging van woonfuncties, maatschappelijke functies en kleinschalige bedrijven zijn hier slechts bedrijven uit milieucategorie 2 algemeen toelaatbaar. Een uitzondering is het bedrijvencluster aan de Hagemanstraat. Een deel van dit cluster kent een afstand van tenminste 50 m tot woningen en maatschappelijke functies. Voor dit deel dat op voldoende afstand is gelegen geldt dat ter plaatse bedrijven uit milieucategorie 3.1 toelaatbaar zijn.
Afwijkingsbevoegdheid
De toelaatbaarheid zoals deze hierboven is beschreven, betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Standaard SvB geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Met name komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze minder hinder veroorzaakt dan in de Standaard SvB is verondersteld. Het bevoegd gezag kan in dat geval gebruikmaken van een afwijkingsbevoegdheid om bedrijfsactiviteiten uit de milieucategorie die 1 categorie hoger ligt dan de algemene toelaatbaarheid, toe te laten. In geval van afwijken dient wel te worden aangetoond dat deze bedrijfsactiviteiten naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten in de lagere algemeen toegelaten milieucategorieën.
Inventarisatie bedrijven binnen het plangebied
De bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de categorieën van de SvB. Over het algemeen gaat het om relatief kleinschalige bedrijven. Vrijwel alle bedrijven vallen dan ook binnen de algemene toelaatbaarheid. Uitzondering vormen het bedrijf Alcomij BV (Hoflaan 175), dat een bedrijf uit categorie 3.2 is en het bedrijf Strik Stoomketelverhuur (Zanddijk 40) uit categorie 3.1 (zie bijlage 1). Deze bedrijven krijgen een specifieke bestemming, waarmee de bestaande bedrijfsactiviteiten op die locatie positief worden bestemd. Omschakeling van het bedrijf naar een andere activiteit dan in de bestemming is vermeld, kan op deze manier alleen plaatsvinden wanneer deze activiteit past binnen de algemeen toelaatbare categorieën van bedrijfsactiviteiten. Bij bedrijfsbeëindiging of -verplaatsing kan zich dan alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen, of een bedrijf dat past binnen het algemene toelatingsbeleid. Op deze manier kan milieuhinder van die specifieke bestemming niet toenemen ten opzichte van de huidige situatie.
Bedrijven in de omgeving van het plangebied
Grenzend aan het plangebied bevinden zich onder andere bedrijventerreinen en glastuinbouwbedrijven. Aangezien het voorliggende bestemmingsplan consoliderend van aard is, heeft de vaststelling van het plan geen consequenties voor de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven op de naastgelegen bedrijventerreinen en glastuinbouwgebieden.
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect bedrijven en milieuzonering de vaststelling van het plan niet in de weg staat. Door het toepassen van een milieuzonering wordt een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd.
3.3 Bodem- En Grondwaterkwaliteit
Normstelling en beleid
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.
Onderzoek
Op basis van de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart blijkt dat er binnen het plangebied uiteenlopende verwachtingen bestaan ten aanzien van de bodemkwaliteit2.De verwachte bodemkwaliteit heeft vooral te maken met de periode waarin het stadsdeel is ontwikkeld. Nabij het centrum van 's-Gravenzande lijkt de kans op bodemverontreiniging groter. Hier hebben in het verleden plaatselijk bodembedreigende activiteiten plaatsgevonden, zoals het ophogen met huishoudelijk afval rond de woningen, het gebruik van puin voor erfverhardingen en het storten van koolas uit kachels. Tevens zijn op een aantal locaties in het plangebied verhoogde achtergrondconcentraties aanwezig. Ook zijn er in het plangebied een aantal gevallen van ernstige verontreinigingen die gesaneerd of aanwezig zijn of in de huidige situatie gebruiksbeperkingen kennen. Ter plaatse van woonwijken aan de buitenrand en de sportvelden in het zuidoosten van het plangebied wordt de grond over het algemeen als schoon geclassificeerd. Sterke verontreinigingen worden over het algemeen niet verwacht. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er zijn geen nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden waarbij de bodemkwaliteit een relevante rol speelt of niet reeds is vastgesteld. Bij het mogelijk maken van nieuwe bodemgevoelige functies, bijvoorbeeld door herziening van het bestemmingsplan, dient een verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Conclusie
Er wordt derhalve geconcludeerd dat het aspect bodemkwaliteit de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
- 2. Dit blijkt uit een toetsing van het bestemmingplan aan de bodemkwaliteitskaart. Zie ook de notitie van de gemeente Westland: Beoordeling bodemkwaliteit vanwege een nieuw bestemmingsplan, Y. Veerman, d.d. 17 april 2008.
3.4 Ecologie
In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen het bestemmingsplan mogelijk maakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen – wat ecologie betreft – moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente, en het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald.
Bestaande situatie
Het plangebied bestaat uit stedelijk gebied, geheel omsloten door kassen en bedrijventerreinen. Het plangebied is grotendeels verhard en bestaat voornamelijk uit woongebied.
Beoogde ontwikkelingen
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.
Toetsingskader
Beleid
De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de PEHS.
Normstelling
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
- er geen alternatief is;
- geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert ELI de volgende interpretatie van artikel 11:
'De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Flora- en faunawet het gehele seizoen:
- 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil);
- 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
- 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk);
- 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd:
- 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.'
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
De Poelwatering (minimaal 175 m) ten oosten van het plangebied en de Maasdijk (minimaal 500 m) ten zuiden van het plangebied zijn onderdeel van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een Natura 2000-gebied. Ook grenst het plangebied niet aan een gebied dat is aangewezen als beschermd natuurgebied (Natuurbeschermingswetgebied) of Vogelrichtlijngebied.
Soortenbescherming
Met behulp van de beschikbare verspreidingsgegevens (onder andere www.waarneming.nlen Natuurloket) is gekeken of beschermde soorten verwacht kunnen worden in of nabij het plangebied. De natuurwaarden in het plangebied zijn sterk gerelateerd aan het stedelijk gebruik van het plangebied. Het Natuurloket geeft aan dat de kilometerhokken waarin de kern 's-Gravenzande is gesitueerd nauwelijks is onderzocht op natuurwaarden. Alleen vaatplanten, broedvogels en mossen zijn in meer of mindere mate onderzocht, waarbij ook soorten zijn waargenomen die bescherming genieten ingevolge de Ffw.
Planten
Volgens het Natuurloket zijn planten in vijf van de zes betreffende kilometerhokken goed onderzocht, terwijl het resterende kilometerhok niet is onderzocht. Er zijn in de onderzochte kilometerhokken in totaal twee beschermde vaatplanten waargenomen. Het betreft soorten die behoren tot lijst 1 van de Ffw (vrijstelling). Gezien het huidige intensief stedelijke gebruik is de verwachting dat er geen beschermde soorten voorkomen binnen het plangebied.
Vogels
Het Natuurloket geeft aan dat broedvogels in twee van de zes betreffende kilometerhokken goed zijn onderzocht, in een kilometerhok zijn vogels slecht onderzocht en in de andere drie kilometerhokken zijn vogels niet onderzocht. In de goed onderzochte kilometerhokken zijn respectievelijk 17 en 23 broedvogels behorend tot lijst 2 en 3 van de Ffw (streng beschermd). Daarnaast zijn respectievelijk 2 en 1 Rode Lijstsoorten aangetroffen. Naar verwachting bieden de gebouwen over het algemeen nestgelegenheid aan vogelsoorten als huismus, kauw en spreeuw. In het plangebied zijn vrij weinig groenvoorzieningen aanwezig, zodat de overige nestgelegenheden in het gebied zich beperken tot beplanting in tuinen. Deze kunnen het biotoop vormen van in Nederland (zeer) algemeen voorkomende vogelsoorten als houtduif, turkse tortel, merel, heggemus (zie foto), winterkoning (zie foto), roodborst, koolmees en pimpelmees. De oevers van de watergangen vormen mogelijk het broedbiotoop voor soorten als wilde eend, meerkoet en waterhoen.
![]() | ![]() |
Heggemus | Winterkoning |
Alle vogelsoorten worden in de Ffw beschouwd als extra te beschermen soorten.
Zoogdieren
Volgens het Natuurloket zijn zoogdieren niet onderzocht, in een van de zes kilometerhokken zijn zoogdieren slecht onderzocht. In het onderzochte kilometerhok zijn drie soorten aangetroffen die behoren tot lijst 1 van de Ffw (vrijstelling). De Atlas van de Nederlandse zoogdieren (1997) laat zien dat in het plangebied enkel bosspitsmuis, bosmuis, bruine rat en huismuis voorkomen.
Mogelijk heeft het plangebied betekenis als leefgebied voor de gewone dwergvleermuis. Bebouwing kan fungeren als verblijfsplaats voor deze soort, die in Nederland de meest algemene vleermuissoort is. De opgaande beplanting langs de sportvelden en de tuinen kunnen fungeren als jachtgebied.
De gewone dwergvleermuis staat vermeld als strikt te beschermen soort in bijlage lV van de Habitatrichtlijn, en wordt in de Ffw beschouwd als extra te beschermen soort. Bosmuis en bosspitsmuis staan vermeld als te beschermen soorten, terwijl bruine rat en huismuis geen bescherming genieten.
Amfibieën
Volgens het Natuurloket zijn amfibieën niet onderzocht. Het plangebied heeft naar verwachting betekenis voor enkele algemene soorten amfibieën als gewone pad en bruine kikker. Potentieel voortplantingswater is aanwezig in de vorm van de diverse watergangen in het plangebied. De groenvoorzieningen kunnen, daar waar er sprake is van struweel, fungeren als overwinteringgebied. Actuele informatie over het voorkomen van amfibieën ontbreekt. Bruine kikker en gewone pad zijn in de Ffw opgenomen als te beschermen soorten.
Overige soorten
In het plangebied zijn geen beschermde of bijzondere reptielen en insecten aangetroffen dan wel te verwachten wegens het ontbreken van een geschikte habitat. De verspreidingsatlassen geven evenmin aanleiding tot het mogen verwachten van beschermde soorten uit de hier genoemde diergroepen.
In tabel 3.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel 3.1 Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime
vrijstellingsregeling | ontheffingsregeling | ||||
tabel 1 | tabel 2 | tabel 3 | vogels | ||
bijlage 1 AMvB | bijlage IV HR | cat. 1 t/m 4 | cat. 5 | ||
gewone bosspitsmuis en bosmuis bruine kikker en gewone pad | alle vleermuizen | huismus | kauw, spreeuw, houtduif, turkse tortel, merel, heggemus, winterkoning, roodborst, koolmees en pimpelmees |
Toetsing en conclusie
Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van en grenst niet aan een gebied dat is aangewezen als beschermd natuurgebied (natuurbeschermingswetgebied) en als Vogelrichtlijngebied. Het plangebied grenst ook niet direct aan de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).
Omdat het hier bovendien een consoliderend plan betreft waarbinnen slechts kleinschalige ingrepen rechtstreeks mogelijk worden gemaakt, zijn er geen negatieve effecten te verwachten op beschermde natuurgebieden en de PEHS.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.
Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Ffw waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt.
De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten.
Mogelijk zijn zwaar beschermde vleermuizen (tabel 3, bijlage IV HR), dan wel vogels met een vaste nestplaats (cat. 1 t/m 4) binnen het plangebied aanwezig. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire foerageergebieden van deze soorten aanwezig blijken (hetgeen aan de hand van veldonderzoek in het voorjaar, zomer en najaar moet worden vastgesteld) en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van ELI bepaald te worden of het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is.
Vogels uit categorie 5 vragen wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.
3.5 Horeca
Toetsingskader
Bij de aanwezigheid van horecavoorzieningen is het van belang dat ter plaatse van omliggende woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat horecavoorzieningen op de betreffende locatie hun bedrijf kunnen uitoefenen. Vergelijkbaar met de zonering van bedrijfsactiviteiten wordt daarbij gebruikgemaakt van een Staat van Horeca-activiteiten (SvH).
De SvH bestaat uit een lijst van horeca-activiteiten die is gerangschikt naar mate van hinderlijkheid. Er is vooral gekeken naar het aspect geluidshinder en de verkeersaantrekkende werking van de onderscheiden categorieën. Per gebied wordt vastgesteld welke categorie van horecavoorzieningen toelaatbaar wordt geacht. Voor een nadere toelichting op de regeling van horecavoorzieningen met de SvH wordt verwezen naar Bijlage 3.
Onderzoek en conclusie
Binnen het plangebied worden horecavoorzieningen uit categorie 1b algemeen toelaatbaar geacht. Dit is lichte horeca die over het algemeen weinig milieuhinder veroorzaakt voor omwonenden. Burgemeester en wethouders kunnen gebruikmaken van een afwijkingsbevoegdheid bij het verlenen van een omgevingsvergunning om horeca-activiteiten uit de milieucategorie die 1 stap hoger ligt dan de algemene toelaatbaarheid toe te staan. In het geval van afwijken bij een omgevingsvergunning dient echter wel te worden aangetoond dat een horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met bedrijven uit de algemene toelaatbare categorie en geen onacceptabele milieuhinder veroorzaakt ter plaatse van woningen.
De horecabedrijven binnen het plangebied zijn geïnventariseerd en opgenomen in tabel 3.2.
Tabel 3.2 Horeca-inventarisatie
straat | nr. | naam en aard van het bedrijf | cat. SvH | algemene toelaat- baarheid | bestem-mingsregeling |
Koningin Julianaweg | 50a | Snackbar de Boerenwoning | 1a | 1a | H |
104 | Kam Sing | 1a | 1a | GD-1 | |
118 | Cafetaria de Oranjehoek | 1a | 1a | GD-1 |
De bedrijven vallen allemaal in categorie 1a en daarmee binnen de algemene toelaatbaarheid. Rond de horecabedrijven zal sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
3.6 Externe Veiligheid
Normstelling en beleid
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
- bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken3 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Risicovolle inrichtingen
In 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Met het besluit wordt beoogd een wettelijke grondslag te geven aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten4. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.
Voor inrichtingen waar vuurwerk wordt opgeslagen of bewerkt is het Vuurwerkbesluit uit 2002 van toepassing. Op basis van dit besluit dienen alle bedrijven te voldoen aan afstanden tot kwetsbare objecten. Voor de opslag van consumentenvuurwerk tot 10.000 kg geldt, indien aan de eisen voor een bufferbewaarplaats wordt voldaan, een afstand van 8 m tot een (geprojecteerd) kwetsbaar object. Bij meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk gaat het om 20 tot 30 m tot een (geprojecteerd) kwetsbaar object, afhankelijk van de grootte van de deuropening.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In december 2009 is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen in de Staatscourant gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde.
Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht5. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Vindplaatsen van explosieven
In de gemeente Westland zijn er op verschillende plaatsen munitie en explosieven gevonden. Er is een gemeentelijke kaart opgesteld met mogelijk verdachte locaties en vindplaatsen van explosieven. Ter plaatse van eventuele vindplaatsen wordt de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-munitie' opgenomen. Binnen deze gebiedsaanduiding is het niet toegestaan werkzaamheden uit te voeren of werken aan te leggen, mits uit nader onderzoek blijkt dat dit verantwoord is.
Onderzoek en conclusie
Risicovolle inrichtingen
Binnen het plangebied en in de directe omgeving daarvan bevindt zich een aantal inrichtingen die uit het oogpunt van externe veiligheid relevant zijn. Bij Mondt Tweewielers (Pompe van Meerdervoortstraat 23) wordt vuurwerk opslagen. Deze inrichting ligt net buiten het plangebied. Bij de schietvereniging aan de Julianaweg wordt munitie opgeslagen. Voor beide inrichtingen geldt een aan te houden afstand van 8 m vanaf de opslag. Ten zuiden van de kern 's-Gravenzande, aan de Wouterseweg, is het bedrijf Brinkman gevestigd. Dit bedrijf is ook relevant uit oogpunt van externe veiligheid. Er worden op deze locatie namelijk gevaarlijke stoffen opgeslagen. In de huidige situatie ligt het GR ruimschoots onder de oriëntatiewaarde. Aangezien het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, heeft het plan geen gevolgen voor de risicosituatie rond de inrichting. Wel heeft de Hulpverleningsregio Haaglanden advies uigebracht. Dit advies is verwerkt in de verantwoording van het GR. Een verantwoording van het GR is te vinden in Bijlage 4.
In het bestemmingsplan zijn wel aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Bij toepassing van de desbetreffende wijzigingsbevoegdheid dient een aparte verantwoording van het GR plaats te vinden. Overige risicovolle inrichtingen liggen op dermate grote afstand dat deze niet relevant zijn in het kader van het voorliggende bestemmingsplan.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Uit telgegevens van de gemeente Westland blijkt dat over de N211 aan de noordwestzijde van het plangebied op beperkte schaal transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het aantal vervoersbewegingen is dermate beperkt dat de PR 10-6-contour niet buiten de weg ligt en dat het GR ruimschoots onder de oriënterende waarde ligt. Aangezien er in het bestemmingsplan geen ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt op korte afstand van de N211, heeft de vaststelling van het plan geen gevolgen voor de hoogte van het GR. Het GR als gevolg van deze transportroute is verantwoord in Bijlage4. Het vervoer van gevaarlijke stoffen door leidingen zal worden behandeld in de volgende paragraaf.
Vindplaatsen van explosieven
In en nabij het plangebied zijn locaties gelegen die als vindplaats van explosieven worden verdacht (zie onderstaande afbeelding). Verdachte locaties worden voorzien van een gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-munitie'.
![]() | ![]() |
Uitsnede explosievenkaart
- 3. Dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar.
- 4. Grenswaarden moeten in acht worden genomen, van richtwaarden kan uitsluitend om gewichtige redenen worden afgeweken. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn in woningen (op enkele uitzonderingen na), gebouwen waar kwetsbare groepen mensen verblijven en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig te zijn. Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn bedrijfsgebouwen, kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object en winkels/winkelcomplexen die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt.
- 5. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico bij het vervoer van gevaarlijke stoffen is per transportsegment gemeten per kilometer en per jaar: - 10-4 voor een ongeval met ten minste 10 dodelijke slachtoffers; - 10-6 voor een ongeval met ten minste 100 dodelijke slachtoffers; - 10-8 voor een ongeval met ten minste 1000 dodelijke slachtoffers; - enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de oriëntatiewaarde).
3.7 Glastuinbouw
Normstelling en beleid
Verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen
In het Besluit glastuinbouw worden afstandscriteria genoemd ten opzichte van andere objecten in verband met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Indien niet aan deze afstandscriteria (en andere criteria) wordt voldaan, is een glastuinbouwbedrijf vergunningplichtig. In de onderstaande tabel staat aangegeven met welke afstanden er rekening dient te worden gehouden. De in de tabel genoemde afstanden moeten worden gemeten vanaf het bedrijfsonderdeel dat het dichtst bij het object is gelegen. Waterbassin, watersilo, warmteopslagtank en open erf worden niet als zodanig beschouwd.
Tabel 3.3 Aan te houden afstand tussen glastuinbouwbedrijf en object
soort object | aan te houden afstand | |
indien glastuinbouwbedrijf vóór 1 mei 1996 is opgericht1) | indien glastuinbouwbedrijf na 30 april 1996 is opgericht | |
categorie I: aaneengesloten woonbebouwing, gevoelige objecten2) | 25 m | 50 m |
categorie II: overige woningen van derden, restaurants | 10 m | 25 m |
1) De genoemde afstand geldt met inbegrip van eventuele uitbreidingen na dit tijdstip.
2) Een gevoelig object is een gebouw of gedeelte van een gebouw dat bestemd is voor het verblijf van personen of een object, gebouw of terrein bestemd voor verblijfs- of dagrecreatie, niet zijnde een kleinschalig kampeerterrein als bedoeld in de Wet op de openluchtrecreatie, artikel 8, 2e lid onder a en 3e lid.
Verstoring door licht
Uit onderzoek is gebleken dat het lichamelijk en psychisch functioneren van de mens negatief wordt beïnvloed, wanneer de natuurlijke afwisseling tussen licht en donker wordt verstoord. In Nederland wordt veel licht geproduceerd, bijvoorbeeld straatverlichting en schijnwerpers op sportvelden. In de glastuinbouw wordt gebruikgemaakt van assimilatiebelichting om de groei van gewassen in kassen te bevorderen. In het Besluit glastuinbouw zijn regels opgenomen voor assimilatiebelichting. In het algemeen dient de gevel van een kas waar assimilatiebelichting wordt toegepast, op een dusdanige manier te worden afgeschermd, dat op een afstand van ten hoogste 10 m de lichtuitstraling met minstens 95% wordt gereduceerd en de gebruikte lampen buiten de inrichting niet zichtbaar zijn. Ook vanuit de sector zelf wordt gewerkt aan richtlijnen om hinder als gevolg van verlichting in kassen tegen te gaan.
Onderzoek en conclusie
Rond de gehele kern van 's-Gravenzande zijn glastuinbouwbedrijven gelegen. Het voorliggend bestemmingsplan is echter consoliderend. Dat betekent dat er geen ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt die ervoor kunnen zorgen dat een glastuinbouwbedrijf vergunningsplichtig wordt die dat in de huidige situatie nog niet is. Er wordt daarom vanuit gegaan dat glastuinbouwbedrijven geen onacceptabele hinder voor het plangebied kunnen veroorzaken. Daarnaast wordt geconcludeerd dat het aspect licht de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
3.8 Industrielawaai
Normstelling en beleid
Volgens de Wet geluidhinder dienen alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. Bedoelde inrichtingen vroeger ook wel 'A-inrichtingen' genoemd worden nader genoemd in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. Rondom deze industrieterreinen dient een geluidszone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen.
Bij het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige functies dient rekening te worden gehouden met de zonering van industrielawaai. Nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) binnen de zonegrens zijn niet zonder meer toegestaan. Indien er binnen de 50 dB(A)-contour, de zonegrens van het industrieterrein, geluidsgevoelige functies (bijvoorbeeld woningen) mogelijk worden gemaakt, geldt een onderzoeksplicht. Wanneer er voor een locatie binnen zone industrielawaai wordt aangetoond dat de geluidsbelasting onder de 50 dB(A) is gelegen, is de bouw van geluidsgevoelige functies op die locatie toegestaan. Bij een geluidsbelasting van meer dan 50 dB(A) kan door burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Het maximum van deze hogere grenswaarde is 55 dB(A).
Onderzoek en conclusie
Het plangebied is gedeeltelijk gelegen binnen de geluidszone van het gezoneerde industrieterrein Europoort/Maasvlakte (vastgesteld op 16 juni 1993 door Gedeputeerde Staten). Binnen het plangebied worden echter geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Derhalve heeft de zone industrielawaai geen gevolgen voor de uitvoering van het bestemmingsplan. De geluidszone is op de plankaart opgenomen.
3.9 Kabels En Leidingen
Normstelling en beleid
Sinds 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Bevi. Daarbij worden de toetsings- en bebouwingsafstand vervangen door een afstand voor het plaatsgebonden risico en een afstand voor het invloedsgebied van het groepsrisico. Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Voor het GR geldt, indien er objecten binnen het invloedsgebied liggen, een verantwoordingsplicht. In een aantal situaties kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Het betreft de volgende situatie:
- 1. het plangebied ligt buiten het gebied behorende bij de afstand waar nog 100% van de aanwezigen kan komen te overlijden of, bij toxische stoffen, het plangebied ligt buiten de grens waarbij het PR 10-8 per jaar is, of;
- 2. het GR kleiner is dan 0,1 maal de oriënterende waarde, of;
- 3. het GR neemt met minder dan 10% toe terwijl de oriënterende waarde niet wordt overschreden.
In verband met de bescherming en het beheer van leidingen, dient tevens een belemmeringenstrook bestemd te worden. Binnen deze afstand is in beginsel geen bebouwing toegestaan.
Onderzoek en conclusie
Ten zuiden van het plangebied is een afvalwaterleiding van het Waterschap Delfland gelegen. De leiding heeft een doorsnede van 80 cm en loopt parallel aan de Naaldwijkse weg. Voor zover de leiding in het plangebied is gelegen wordt een strook bestemd ten behoeve van de bescherming en het beheer van de leiding. De breedte van deze strook is 5 m aan weerszijden van de leiding.
In noordoosten van het plangebied ligt een aardgastransportleiding. Het gaat om een leiding met een diameter van 16 inch en een druk van 40 bar. De PR 10-6-contour ligt niet buiten de leiding. Voor deze leiding is sprake van een invloedsgebied voor het GR van 170 m. Binnen deze afstand worden in het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Derhalve vormt de aardgastransportleiding geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Ook voor deze leiding wordt (voor zover de leiding in het plangebied ligt) een strook bestemd ten behoeve van de bescherming en het beheer van de leiding.
Het groepsrisico als gevolg van deze leidingen is verantwoord in Bijlage 4. Overige relevante kabels en leidingen komen in of nabij het plangebied niet voor.
3.10 Luchtkwaliteit
Normstelling en beleid
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door titel 5.2 van de Wet milieubeheer, luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wlk bevat grens-waarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 3.4 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Tabel 3.4 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10)1) | jaargemiddelde concentratie | 48 µg/m³ | tot en met 10 juni 2011 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 75 µg/m³ | tot en met 10 juni 2011 | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
- de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
- bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
- het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Onderzoek
In het voorliggend bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het plan heeft dan ook geen gevolgen voor de luchtkwaliteit. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt ingegaan op de luchtkwaliteit binnen het plangebied.
Er is een berekening uitgevoerd met het CAR II-programma (versie 8.0) langs de ontsluitende Koningin Julianaweg.
Tabel 3.5 Verkeersintensiteiten (in mvt/etmaal)
straatnaam | 2010 | 2018 |
Koningin Julianaweg | 11.050 | 9.500 |
In het CAR II-programma wordt daarnaast nog een aantal basisgegevens ingevoerd, zoals de voertuigverdeling op de relevante wegen, de gemiddelde snelheid op deze wegen en het wegprofiel (wel/niet veel bomen en/of gebouwen). Er is een voertuigverdeling van 92% lichte motorvoertuigen, 6% middelzware en 2% zware motorvoertuigen aangehouden en is van een bomenfactor 1 uitgegaan. Verder is uitgegaan van het snelheidstype 'stadsverkeer met minder congestie' en wegtype 2, op 7 m uit de wegas.
Op basis hiervan wordt gekomen tot de berekeningsresultaten zoals opgenomen in tabel 3.6.
Tabel 3.6 Berekeningsresultaten luchtkwaliteit
weg | stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde (in µg/m³) | fijn stof (PM10) jaargemiddelde (in µg/m³) | fijn stof (PM10) 24-uurgemiddelde (aantal overschrijdingen per jaar) |
in 2010 | |||
Koningin Julianaweg | 33,2 | 18,0 | 10 |
in 2018 | |||
Koningin Julianaweg | 24,5 | 15,8 | 5 |
* Inclusief aftrek bijdrage zeezout voor fijn stof.
Uit de resultaten blijkt dat direct langs de Koningin Julianaweg ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof. De overige wegen binnen het plangebied hebben een lagere of vergelijkbare verkeersintensiteit. Binnen het gehele plangebied zal worden voldaan aan de gelden grenswaarden.
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat titel 5.2 luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer (Wlk) de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Ter plaatse van het plangebied is sprake van een goed woon- en leefklimaat uit het oogpunt van luchtkwaliteit.
3.11 Water
Watertoets en waterbeheer
Voor het bestemmingsplan is de watertoets wettelijk van toepassing, een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over waterhuishoudkundige aspecten van ruimtelijke plannen. De watertoets heeft als doel om te voorkomen dat nieuwe ruimtelijke plannen plaatsvinden die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.
In het plangebied wordt het waterbeheer gevoerd door het Hoogheemraadschap van Delfland. De rioleringstaak binnen het plangebied valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Westland. In het kader van de verplichte watertoets is over dit bestemmingsplan overleg gevoerd met de waterbeheerder. Vervolgens zijn de aandachtspunten van de waterbeheerder verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa
- Kaderrichtlijn Water (KRW)
Nationaal
- Nationaal Waterplan (NW)
- Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21)
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
- Waterwet
Provinciaal
- Provinciaal Waterplan
- Provinciale Structuurvisie
- Verordening Ruimte
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft het Hoogheemraadschap van Delfland de strategische keuzes, de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. De complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen dwingen tot het stellen van prioriteiten. Het hoogheemraadschap gaat het beheer en onderhoud van het watersysteem optimaliseren en zal daarbij flink investeren in waterkwaliteit, waterkeringen en het voorkomen van wateroverlast en watertekort. Voor de zuiveringstechnische infrastructuur ligt de nadruk op beheren, onderhouden en optimaliseren.
In het kader van de afstemming van het waterbeleid met ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening heeft het hoogheemraadschap in 2007 een Waterkansenkaart opgesteld. Deze Waterkansenkaart kan gezien worden als de nadere, gebiedsspecifieke uitwerking van de Deelstroomgebiedsvisie Midden-Holland. Tenslotte is in 2007 een Handreiking Watertoets, ruimte voor water in ruimtelijke plannen opgesteld. Met deze handreiking wordt inzicht gegeven in de wijze waarop het Hoogheemraadschap Delfland procedureel en inhoudelijk omgaat met de watertoets.
Gemeentelijk beleid
Het waterplan Westland 2009-2015, met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2030 en de daarbij horende doelstellingen tot 2015 beschreven. Centraal hierin staan de thema's 'Droge voeten, levend water en zichtbaar water'. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart gebracht. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies.
In het Gemeentelijk Rioleringsplan 2006-2010 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Binnen dit plan is er sprake van drie verschillende zorgplichten: stedelijk afvalwater, afstromend hemelwater en afvloeiend grondwater. De doelstellingen van de zorgplichten sluiten aan bij de uitgangspunten van de KRW. De hierin beschreven ontwikkelingen en het meerjaren onderhoudsprogramma is de basis voor de vastgestelde gemeentelijke rioolheffing over deze periode.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied is vrijwel geheel verhard (stedelijk gebied), de bodem bestaat uit zand. De maaiveldhoogte bedraagt circa NAP 0 m.
Volgens de Bodemkaart van Nederland is ter plaatse van het plangebied sprake van grondwatertrap IV. Dat betekent dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand meer dan 0,4 m onder het maaiveld ligt, terwijl de gemiddeld laagste grondwaterstand tussen 0,8 m en 1,2 m onder het maaiveld ligt.
Veiligheid en waterkeringen
De Zanddijk, langs de westzijde van het plangebied, wordt aangemerkt als secundaire waterkering. Een deel van het plangebied ligt binnen de keurzone van deze waterkering. Wanneer de primaire waterkering langs de Nieuwe Waterweg faalt, zal de Zanddijk de functie van waterkering overnemen voor het ten oosten van de Zanddijk gelegen gebied.
Verder bevindt zich binnen het plangebied een aantal boezemwaterkeringen (langs de primaire boezemwateren).
Waterkwantiteit
Het plangebied ligt grotendeels in boezemland, dat betekent dat het gebied zonder gemalen afwatert op het boezemstelsel. Het boezempeil bedraagt NAP -0,4 m. Het boezemstelsel bevat momenteel voldoende waterbergend vermogen bij hevige en/of langdurige regenval. In het boezemstelsel bedraagt de toegestane peilstijging 0,3 m.
Ten westen van de Sand Ambachtstraat-Naaldwijkseweg ligt het plangebied in de Heen- en Geestvaartpolder. Het betreffende peilgebied betreft een opmaling en dit peilgebied heeft een vast waterpeil van NAP +0,25 m.
De Nieuwe Vaart, de watergang in het noordelijke deel van het plangebied en de watergangen langs de Zanddijk, langs de Rijnvaartweg en de Oranje-Nassaustraat worden aangemerkt als primair boezemwater.
Afvalwater en riolering
Vrijwel de gehele kern 's-Gravenzande is aangesloten op een gemengd rioolstelsel, waarbij huishoudelijk afvalwater en hemelwater in dezelfde leiding worden getransporteerd. Ten noorden van de Gasthuislaan ligt een verbeterd gescheiden rioolstelsel.
Binnen het plangebied bevinden zich geen hoofdtransportleidingen of rioolgemalen. Wel bevindt zich een afvalwatertransportleiding langs de Koningin Julianaweg-Parallelweg. Dat geldt ook voor het oostelijke deel van de Koningin Wilhelminastraat, het Kasteeleplein, de Hoflaan en het noordelijke deel van de Van Lennepstraat.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Binnen of in de omgeving van het plangebied bevinden zich geen Kaderrichtlijn Water-waterlichamen. Het is niet bekend wat de waterkwaliteit van het oppervlaktewater is.
Duurzaam stedelijk waterbeheer in toekomstige situatie
Algemeen
Binnen het plangebied vinden geen ontwikkelingen plaats. Dit bestemmingsplan biedt daarom weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren. Mochten er in de toekomst ontwikkelingen plaatsvinden, dan is het van belang om de uitgangspunten van duurzaam stedelijk waterbeheer, overeenkomend met het beleid van het Hoogheemraadschap van Delfland, daar waar mogelijk toe te passen.
Veiligheid en waterkeringen
De Zanddijk heeft een keurzone (kernzone en beschermingszone) met een breedte van 65 m. Ingeval van toekomstige werkzaamheden binnen deze zones dient een vergunning op grond van de Keur te worden aangevraagd.
Waterkwantiteit
Binnen het plangebied vinden geen ontwikkelingen plaats naar aanleiding waarvan het bestaande waterbergingstekort kan worden verkleind. Aangezien in het polderland een wateropgave bestaat, dienen toekomstige ontwikkelingen te voldoen aan de waterbergingsnorm. Dat betekent dat bij toekomstige ontwikkelingen in het polderland een bergend vermogen van 325 m³/ha dient te worden gerealiseerd.
Afvalwater en riolering
De huidige rioolstelsels blijven gehandhaafd. Bij mogelijke toekomstige ontwikkelingen dient schoon hemelwater en afvalwater tot aan de erfgrens gescheiden te worden aangeleverd. Bij toekomstige vervanging van het bestaande gemengde rioolstelsel door een gescheiden stelsel kan hier dan eenvoudig op worden aangesloten. In dat geval wordt voldaan aan de Leidraad rioleringen West-Nederland en de Beslisboom Afkoppelen. Voor eventuele toekomstige lozingen (van schoon hemelwater) op oppervlaktewater dient een Wvo-vergunning te worden aangevraagd.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Toekomstige ontwikkelingen kunnen aanleiding geven tot maatregelen die een betere waterkwaliteit en hogere ecologische waarden tot gevolg hebben. Hierbij kan gedacht worden aan het combineren van waterberging met de aanleg van natuurvriendelijke oevers.
In ieder geval mogen ontwikkelingen niet leiden tot een verslechtering van de waterkwaliteit. Om die reden dienen toekomstige bouwwerkzaamheden uitgevoerd te worden met duurzame, niet-uitloogbare materialen (dus geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen.
Beheer en onderhoud
In zijn algemeenheid geldt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het hoogheemraadschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Ook voor werkzaamheden binnen de keurzone van waterkeringen dient een Keurvergunning aangevraagd te worden.
Water en waterkeringen in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan worden de watergangen bestemd als 'Water'. De waterkeringen (kernzone inclusief de beschermingszone) hebben de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen.
Conclusie
Aangezien dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk maakt, bestaan er vrijwel geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.
3.12 Wegverkeerslawaai
Omdat binnen het plangebied geen nieuwe (geluidsgevoelige) bestemmingen mogelijk worden gemaakt, kan akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai achterwege blijven.
Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de planvorm voor het bestemmingsplan. Tevens wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag liggen en welke regeling wordt voorgesteld.
4.1 Planvorm
Het bestemmingsplan biedt voor de bestaande woonbebouwing en de voorzieningen in het plangebied een consolidatie en beheersfunctie en staat geen nieuwe grote ontwikkelingen toe. De juridische planvorm is afgestemd op de hoofdlijnen van het beleid dat erop gericht is de aanwezige functies te behouden. Gezien het gewenste behoud van de ruimtelijke en functionele structuur van de woonwijken is gekozen voor een gedetailleerde planvorm. Deze planvorm maakt het mogelijk alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd en behouden.
4.2 Verbeelding (Plankaart)
Wettelijke vereisten
De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Hierbij vormt de inhoud van de digitale versie de beslissende versie. De digitalisering brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
Leeswijzer verbeelding
Wegwijzer via internet
Met de digitalisering van ruimtelijke plannen is het lezen en interpreteren van de verbeelding (voorheen plankaart) een nieuwe aangelegenheid. Via de website www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen bestemmingsplannen (ook in voorbereiding zijnde plannen voor zover deze ter inzage zijn gelegd) worden ingezien. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.
Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksonder 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen.
Figuur 4.1 Voorbeeld verbeelding.
Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie getoond. Zie onderstaand figuur.
Figuur 4.2 Verbeelding met rechts in beeld de uitleg bij de locatie waar het rode kruis is geplaatst
In bovenstaand voorbeeld geldt voor de locatie waarin het rode kruisje is geplaatst een goothoogte van 6 m en een bouwhoogte van 10 m. De gronden zijn bestemd voor wonen en er is sprake van een bouwvlak. Indien meer informatie is gewenst, kan boven het blauwe vlak worden doorgeklikt naar de toelichting en/of de regels van het plan.
Analoge verbeelding
Alhoewel de digitale verbeelding het uitgangspunt vormt, blijft het mogelijk het bestemmingsplan analoog in te zien. Het lezen van de analoge verbeelding is verschillend van de digitale verbeelding. Op de analoge verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes.
Bestemmingsvlak en bouwvlak
Vrijwel elke bestemming bestaat doorgaans uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. Soms komt het voor dat het bestemmingsvlak en het bouwvlak met elkaar samenvallen. Op de plankaart is dan uitsluitend een bouwvlak te zien (het bestemmingsvlak ligt hieronder).
Aanduidingen
Op de digitale plankaart is gebruik gemaakt van maatvoeringaanduidingen die betrekking hebben op afmetingen ten aanzien van het bouwen. Op de plankaart is sprake van maatvoeringaanduidingen ten behoeve van de maximale bouw- en goothoogte en maximale bebouwingspercentage.
Met de diverse functieaanduidingen wordt gespecificeerd welk gebruik in het betreffende bouwvlak is toegestaan.
Daarnaast is een aantal bouwaanduidingen opgenomen waar een bepaalde wijze van bouwen of een bepaalde verschijningsvorm is toegestaan. Een voorbeeld hiervan is een bouwaanduiding 'onderdoorgang'.
Tot slot zijn er een aantal gebiedsaanduidingen opgenomen. Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt. Bij gebiedsaanduidingen gaat het veelal om zones en (deel)gebieden die aan sectorale regelgeving zijn ontleend. In alle gevallen gaan gebiedsaanduidingen vergezeld van een daarop betrekking hebbende regeling in de planregels. In het plangebied zijn gebiedsaanduidingen opgenomen voor:
- 1. de molenbiotoop van de Molen van Maat nabij het plangebied;
- 2. veiligheidszone - munitie;
- 3. geluidszone - industrielawaai van Europoort-Maasvlakte;
- 4. gebieden waarop een specifieke wijzigingsbevoegdheid van toepassing is (wro-wijzigingsgebied).
4.3 Uitleg Van De Planregels
4.3.1 Opbouw van de planregels
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
- 1. inleidende regels;
- 2. bestemmingsregels;
- 3. algemene regels;
- 4. overgangs- en slotregel.
4.3.2 Inleidende regels
Begrippen (Artikel 1)
Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Wijze van meten (Artikel 2)
Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
4.3.3 Bestemmingsregels
Agrarisch (Artikel 3)
Aan de noordwestrand van het plangebied aan de Zanddijk is een agrarisch perceel gelegen waarop tevens een wijzigingsbevoegdheid naar woongebied rust.
Bedrijf (Artikel 4)
Binnen de bestemming Bedrijf zijn zowel bedrijven toegestaan, alsmede wegen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en overige bijbehorende voorzieningen.
Bedrijven zijn toegestaan voor zover deze behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van bedrijvigheid. De milieucategorie van de bedrijven wordt bepaald aan de hand van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die is opgenomen als bijlage bij de regels van dit bestemmingsplan. In Bijlage 2 is een toelichting op het gebruik van deze Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen.
De milieuzonering is op de kaart aangegeven door middel van categorieaanduidingen binnen de bestemming Bedrijf. Op de kaart is na de letter die de bestemming aangeeft, de hoogst toelaatbare categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (tussen haakjes) aangegeven (bijvoorbeeld b<2). Een aantal bedrijven voldoet niet aan de aldaar maximale toelaatbare categorie, maar kunnen ter plaatse wel gehandhaafd blijven. Voor deze bedrijven zijn maatbestemmingen opgenomen. Dit betekent dat bij verplaatsing of beëindiging van een dergelijk bedrijf eenzelfde soort bedrijf is toegestaan of een bedrijf dat past binnen de toelaatbare categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Bebouwing ten dienste van de bestemming mag alleen worden gerealiseerd binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken. Op de kaart en in de regels zijn de maximale hoogtematen van de bebouwing aangegeven.
Er is binnen het plangebied een aantal bedrijfswoningen aanwezig. Deze bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan, maar daarbij geldt dat de inhoud van de woningen maximaal 600 m³ mag bedragen. De vestiging van nieuwe bedrijfswoningen is niet toegestaan.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken om bedrijfsactiviteiten toe te staan die genoemd worden in één categorie hoger dan algemeen toelaatbaar is en voor bedrijven die niet genoemd worden in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, op voorwaarde dat deze bedrijfsactiviteiten (als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten genoemd in de lagere algemeen toegelaten milieucategorieën.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is in de regeling geïmplementeerd door middel van het uitsluiten van risicovolle inrichtingen. In de begrippen is het begrip 'risicovolle inrichtingen' verklaard. Daarnaast zijn geluidshinderlijke inrichtingen eveneens niet toegestaan.
Cultuur en Ontspanning (Artikel 5)
De kinderboerderij aan de Kerkhofweg is bestemd als Cultuur en Ontspanning.
Detailhandel(Artikel 6)
De bestemming Detailhandel is toegekend aan een aantal percelen verspreid over het plangebied. Hierbij gaat het om detailhandel, niet zijnde grootschalige of volumineuze detailhandel. Dergelijke detailhandel is door middel van een specifieke gebruiksregel niet toegestaan.
Gemengd - 1, - 2 en - 3 (Artikel 7) en (Artikel 8) en (Artikel 9)
De bestemming Gemengd - 1 is toegekend aan een winkelstrip met woningen aan de Koningin Julianalaan. Deze gronden zijn bestemd voor verschillende uitwisselbare functies waaronder detailhandel, horeca en wonen. De bestemming Gemengd - 2 is toegekend aan een perceel aan de Oudelandstraat, waar naast het wonen ook een apotheek (maatschappelijke voorziening) aanwezig is. Daarnaast is detailhandel mogelijk (conform de vigerende bestemmingsplanregeling).
Tot slot is de bestemming Gemengd - 3 toegekend aan het perceel Monsterseweg 5, waar naast sportvoorzieningen, ook maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan.
Groen (Artikel 10)
De grotere groenvoorzieningen met een structurerend karakter zijn ondergebracht in de bestemming Groen. Naast beplanting, zijn hier onder andere ook speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, oeververbindingen en water mogelijk.
Horeca (Artikel 11)
Binnen de bestemming Horeca zijn horeca-activiteiten toegestaan die vallen in ten hoogste categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten. Het betreft de snackbar aan de Koningin Julianaweg.
Maatschappelijk (Artikel 12)
Maatschappelijke functies, waaronder de kerken, scholen, zorginstellingen, kinderopvang en de begraafplaats, zijn voorzien van de bestemming Maatschappelijk.
In het bestemmingsplan zijn de gronden voor de schoolgebouwen en schoolterreinen dus ook bestemd als 'Maatschappelijk'. Aangezien de gemeente Westland haar medewerking wil verlenen aan multifunctioneel gebruik van de schoolgebouwen en de schoolterreinen (deze worden immers steeds vaker voor bredere activiteiten dan louter scholing gebruikt), is de bestemming zo ruim en flexibel mogelijk gehouden zonder specifieke functieaanduidingen, zoals 'school'. Op deze manier wordt gegarandeerd dat het gebruik van het schoolgebouw en het schoolterrein ook buiten de reguliere schooltijden mogelijk is door medegebruikers. Bovendien sluit deze wijze van bestemmen aan bij recente uitspraken van de Raad van State inzake het (multifunctioneel) gebruik van schoolpleinen.
Sport (Artikel 13)
Sportvelden en bijbehorende clubgebouwen, sporthallen en zwembaden hebben de bestemming Sport.
Tuin (Artikel 14)
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor de voortuinen of zijtuinen bij de op de gronden aanwezige hoodfgebouwen. Het betreft hier in de meeste gevallen woningen, maar ook bij andere bestemmingen kan deze bestemming voorkomen (zoals bijvoorbeeld bij de bestemming Gemengd - 2 en Maatschappelijk). Op gronden met de bestemming Tuin zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan met uitzondering van de gronden die zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1'. Op deze gronden mogen door middel van een afwijksbevoegdheid bij het verlenen van een omgevingsvergunning aan- en uitbouwen worden gebouwd.
Verkeer (Artikel 15)
Daar waar een weg een stroomfunctie heeft, zijn de gronden bestemd als Verkeer. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen en dergelijke.
Verkeer - Verblijfsgebied (Artikel 16)
Het openbaar gebied in het nieuwe woongebied heeft een verblijfs- en verplaatsingsfunctie. Deze gronden zijn bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen, speeltoestellen en reclame uitingen.
Water (Artikel 17)
Waterpartijen, structuurbepalende watergangen en locaties die van belang zijn voor de waterberging zijn bestemd voor Water.
Wonen (Artikel 18)
In het bestemmingsplan is het wonen de belangrijkste functie. De regeling voor de woonpercelen bestaat uit twee bestemmingen: Wonen en Tuin (zie voorbeeld hieronder). De bestemming Tuin is al besproken onder artikel 15.
Standaard situatie woonpercelen (uitsnede analoge verbeelding)
De woningen zelf zijn voorzien van de bestemming Wonen. Het beleid van de gemeente Westland is erop gericht de kwaliteit van de woonomgeving te behouden. Naast de bestaande situatie en de bestaande mogelijkheden die voortvloeien uit de vigerende bestemmingsplanregeling, is bij het toekennen van de bestemmingen het bieden van voldoende erfbebouwingsmogelijkheden voor de bestaande woningen het uitgangspunt. De basis voor de regeling van de bestaande woonfunctie wordt gevormd door een regeling bestaande uit bouwvlakken ter plaatse van de aanwezige hoofdgebouwen. De gronden buiten het hoofdgebouw (zij- en achtererf) zijn gelegen buiten het bouwvlak. De gronden aan de voorzijde (en soms zijkant) zijn bestemd als Tuin (zie onder artikel 15).
Bouwvlakken hoofdgebouwen
Bij de opstelling van het bestemmingsplan is voor alle woningen bepaald waar in de huidige situatie het hoofdgebouw (de woning zelf) en waar het bijgebouw (bijvoorbeeld garage) staat. Deze bestaande situatie is het uitgangspunt. Rekening houdend met karakteristieke voorgevelverspringingen en rooilijnen, zijn op de bestemmingsplankaart bouwvlakken opgenomen waarmee de plaats van hoofdgebouwen juridisch is vastgelegd. In de vigerende bestemmingsplannen is de begrenzing van de bouwvlakken aan de achterzijde van de woning vaak op 1 of 2 m uit de bestaande achtergevel neergelegd. Ook in dit bestemmingsplan wordt deze ruimte geboden.
Daar waar niet duidelijk is waar de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen is een gevellijn opgenomen.
Sommige woningen zijn voorzien van bouwaanduidingen die specifiek regelen of woningen gestapeld gebouwd dienen te worden. Per hoofdgebouw is tot slot de goot- en bouwhoogte vastgelegd.
Erfbebouwing
De gronden achter en deels naast het hoofdgebouw c.q. de woning zijn te gebruiken voor uitbreiding van het hoofdgebouw of voor de bouw van bijgebouwen. De regeling bevat bepalingen met betrekking oppervlakte en hoogte van erfbebouwing.
In het bestemmingsplan worden er voldoende erfbebouwingsmogelijkheden geboden, terwijl de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast.
Aan-huis-gebonden beroepen
Aan-huis-gebonden beroepen zijn als ondergeschikte functie bij de hoofdfunctie wonen toegestaan. Deze mogen alleen voorkomen zolang de omvang niet meer dan 25% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing bedraagt. Dit geldt tot een maximum van 50 m² per woning.
Overige functies naast het wonen
Op verschillende plaatsen in het plangebied zijn naast de woonfunctie ook andere functies aanwezig. Het kan hierbij gaan om bijvoorbeeld een tandartsenpraktijk, kapsalons of beperkte detailhandel. Deze functies hebben een specifieke functieaanduiding om het huidige gebruik goed mogelijk te maken.
Leiding - Gas en Leiding - Riool (Artikel 19) en (Artikel 20)
Ter bescherming van de in het plangebied aanwezige planologisch relevante gasleiding en afvalwatertransportleiding zijn de bestemmingen Leiding - Gas en Leiding - Riool opgenomen. Het betreft hier een dubbelbestemming. Bouwen is slechts mogelijk op basis van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning, waarbij getoetst wordt aan het belang van de leiding. Voor het uitvoeren van een aantal werkzaamheden en werken, geen gebouwen zijnde, is een omgevingsvergunningsplicht opgenomen. De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar voor zover het leidingbelang niet onevenredig wordt geschaad. De leidingbeheerder brengt hierover voorafgaand advies uit aan burgemeester en wethouders.
Waarde - Archeologie (Artikel 21)
Een gedeelte van het plangebied heeft een redelijke tot grote kans op archeologische sporen. Om deze waarde te waarborgen, is een bestemming Waarde - Archeologie opgenomen. Deze bestemming fungeert als dubbelbestemming. Bouwwerken op gronden met samenvallende bestemmingen kunnen weliswaar worden gerealiseerd, maar dan met inachtneming van de in de planregels opgenomen voorwaarden. Daarvoor is een omgevingsvergunningplicht opgenomen. Is er blijkens onderzoek geen sprake van archeologische waarden, dan kunnen de werken en bouwwerken met omgevingsvergunning worden gerealiseerd.
In het kader van de bescherming van de archeologische waarden is voor een aantal werken, niet zijnde bouwwerken, en werkzaamheden een omgevingsvergunningplicht opgenomen.
Archeologische waarden kunnen ook worden bedreigd door grondwerkzaamheden die samengaan met de aanleg van bijvoorbeeld wegen, bebouwing en watergangen. Ook ingrijpende agrarische werkzaamheden (diepploegen, onderbemalen) kunnen het bodemarchief onherstelbaar beschadigen en de daarin opgeslagen informatie verloren doen gaan. Deze gronden worden derhalve mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige archeologische waarden. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is met omgevingsvergunning alleen toegestaan voor zover de archeologische waarden niet worden geschaad. Genoemde werken en werkzaamheden zijn zonder omgevingsvergunning niet toegestaan.
Waarde - Karakteristiek (Artikel 22)
In het beeldkwaliteitsplan Karakteristieke gebieden 's-Gravenzande (zie ook paragraaf 2.1.3 en Bijlage 3 bij de regels) zijn gebieden aangewezen die een bepaalde ruimtelijke kwaliteit hebben die gewaarborgd moeten worden. In het plangebied betreft dit een gebied langs de Zuidwind en een gebied rondom de vijver bij het Van de Kasteeleplein. In dit artikel is bepaald dat bij herbouw van gebouwen en/of de herinrichting van het openbaar gebied de beeldkwaliteiteisen uit het beeldkwaliteitplan in acht genomen moeten worden. Daarnaast is een sloopverbod zonder omgevingsvergunning opgenomen.
Waterstaat - Waterkering (Artikel 23)
Deze dubbelbestemming is toegekend aan de waterkering (kernzone inclusief beschermingszones) in het plangebied. Het betreft de Zanddijk (kernzone en beschermingszone).
Deze gronden hebben een waterkerende functie of zijn van invloed op de waterkering. Er is sprake van samenvallende bestemmingen, waarbij de met Waterstaat - Waterkering samenvallende bestemmingen ondergeschikt zijn. Dit uitgangspunt is vertaald in de betreffende bouwregels. Langs de bestemming Waterstaat zijn beschermingszones aanwezig waarop de Keur van het Hoogheemraadschap Delfland van toepassing is.
Voor het uitvoeren van werkzaamheden binnen de bestemming Waterstaat - Watering en in de beschermingszones is ontheffing vereist van het waterschap.
4.3.4 Algemene regels
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.
Antidubbeltelregel (Artikel 24)
Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).
Algemene bouwregels (Artikel 25)
Overschrijding bouwgrenzen
Dit lid bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn.
Ondergrondse bouwwerken
In dit lid is bepaald dat de regels in dit plan ook van toepassing zijn op ondergrondse bouwwerken.
Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
Dit lid betreft uitsluitend een bouwbepaling en geen gebruiksbepaling. Met deze bepaling wordt voorkomen, dat bestaande bouwwerken, die wat betreft afstandsmaten of andere maten afwijken van de maatvoering zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, onder het overgangsrecht komen te vallen.
Parkeernormering
In dit artikel is bepaald dat bij elke ontwikkeling de normering vanuit het Westlands Verkeer- en Vervoerplan (WVVP) dient te worden toegepast. Het parkeren dient op eigen terrein geregeld te worden.
Dakkapellen
In dit artikel is een regeling opgenomen voor de maatvoering van dakkapellen op hoofdgebouwen.
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening (Artikel 26)
Deze bepaling geeft invulling aan de afstemmingsbepaling tussen de bouwverordening en het bestemmingsplan ingevolge artikel 9 van de Woningwet. Artikel 9 van de Woningwet regelt primair dat de bouwverordening buiten toepassing blijft voor zover deze niet overeenstemt met het desbetreffende bestemmingsplan. Voor zover het bestemmingsplan geen regels bevat ten aanzien van een onderwerp dat in de bouwverordening is geregeld, is de bouwverordening wel van toepassing, tenzij het bestemmingsplan anders bepaalt.
De bepaling dient als uitwerking van de laatste zinsnede en voorkomt dat de bouwverordening onbedoeld aanvullend werkt bij onderwerpen die in het bestemmingsplan bewust niet zijn geregeld, bijvoorbeeld omwille van globaliteit. De relevante onderwerpen staan allemaal in paragraaf 2.5 van de bouwverordening.
Algemene gebruiksregels (Artikel 27)
In dit artikel zijn een aantal vormen van strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening (in samenhang met artikel 2.1 lid 1 onder c. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) opgenomen. Daarnaast is aangegeven wat niet onder strijdig gebruik valt. Het gaat hier om gebruik dat ingevolge de APV van de gemeente Westland is toegestaan.
Algemene aanduidingsregels (Artikel 28)
In dit artikel zijn voor enkele aanwezige gebiedsaanduidingen aanvullende regels opgenomen.
Veiligheidszone - munitie
In het bestemmingsplan zijn de mogelijke locaties van conventionele explosieven op de plankaart aangeduid door middel van een gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-munitie'. In de regels is in dit artikel een omgevingsvergunningplicht opgenomen. Dit houdt in dat voor specifieke werkzaamheden, zoals ophogen, afgraven en/of heiwerkzaamheden, een omgevingsvergunning is vereist.
Molenbiotoop
Een gedeelte van het plangebied valt binnen de vrijwaringszone van de Molen van Maat aan de Naaldwijkseweg. Om die reden is een gebiedsaanduiding vrijwaringszone-molenbiotoop op de plankaart opgenomen en is een algemene aanduidingsregel opgenomen.
Algemene afwijkingsregels (Artikel 29)
In dit artikel wordt omschreven in welke gevallen bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels. Het gaat hier om de overschrijding van de bouwgrenzen, voor zover deze afwijkingen niet onder de regel 'algemene bouwregels' valt te scharen. Dit betreft bijvoorbeeld de bevoegdheid om af te wijken van de voorgeschreven maten en percentages. Afwijking is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als de woon- en milieusituatie van aangrenzende percelen.
Algemene wijzigingsregels (Artikel 30)
In dit artikel is opgenomen dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen en/of de dubbelbestemming Waarde - Archeologie te verwijderen. Daarnaast zijn in dit bestemmingsplan twee gebieden opgenomen waarvoor een specifieke wijzigingsbevoegdheid geldt. Deze worden hieronder toegelicht.
wro - zone wijzigingsgebied - 1
Op de gronden gelegen aan de Kreeklaan/Zanddijk kunnen burgemeester en wethouders de bestemmingen wijzigen ten behoeve de realisatie van een aantal woningen. Er mogen ten hoogste 40 woningen worden gebouwd.
wro - zone wijzigingsgebied - 2
In een gedeelte van de wijk Tuinveld-Oost zal in de komende jaren een herstructuring plaatsvinden. De bestaande woningen zullen worden gesloopt en op deze gronden zullen zowel appartementen als grondgebonden woningen worden gebouwd. Daarnaast zal er een kinderdagverblijf worden gerealiseerd. Om die reden is er op deze locatie een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
Overige regels (Artikel 31)
Karakteristieke waardevolle bebouwing
In het plangebied zijn een aantal gebouwen aanwezig welke als cultuurhistorisch waardevol zijn aangemerkt. Deze gebouwen hebben op de plankaart de aanduiding 'karakteristiek'. Voor deze bouwwerken is een aantal beschermende regels opgenomen. Het gaat daarbij in de eerste plaats om een sloopverbod zonder omgevingsvergunning.
Werking wettelijke regelingen
In de regels van een bestemmingsplan wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het plan. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.
4.3.5 Overgangs- en slotregel
In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregels aan de orde.
Overgangsrecht (Artikel 32)
De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).
Slotregel (Artikel 33)
Deze regel bevat de titel van het plan.
Hoofdstuk 5 Handhaving
Handhaven op maat (1 februari 2011 door het college vastgesteld)
Op 1 februari 2011 hebben burgemeester en wethouders van Westland de beleidsnota 'Handhaven op maat' vastgesteld. Hierin zijn de doelen en richting voor milieuhandhaving en bouw- en woningtoezicht voor de komende vier jaren beschreven. De gemeente Westland wil een prettige woon-, werk- en leefomgeving voor haar burgers en ondernemers. Dat wil de gemeente bereiken door de duurzaamheid, veiligheid en leefbaarheid in het Westland te vergroten en te waarborgen. Handhaving is hierbij één van de middelen die hiervoor wordt ingezet. Handhaving is dus geen doel op zich, maar een onderdeel van de reguleringsketen (ontwikkeling wet - en regelgeving – normstelling – vergunningverlening – uitvoering – toezicht -handhaving). De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee met name om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, om handhavend optreden hiertegen goed mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming. Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid van in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft het team bouw- en woningtoezicht van de afdeling Ruimte, Omgeving en Veiligheid hierin een centrale taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van de prioriteitsstelling, een handhavingtraject ingezet.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op bestaand bebouwd gebied waarbinnen op dit moment geen nieuwe 'aangewezen bouwplannen' zoals bedoeld in artikel 6.12 Wro mogelijk worden gemaakt. Vaststelling van een exploitatieplan kan daarom achterwege blijven.
6.2 Overlegreacties
1. Reactie stadsgewest Haaglanden
Samenvatting
Het betreft een digitaal bestemmingsplan dat de bestaande situatie regelt en nauwelijks nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. Het plan past binnen het regionaal ruimtelijk beleid, zoals dat is vastgesteld in het RSP Haaglanden 2020 en sectorale beleidsafspraken.
Reactie
De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
2. VROM-inspectie
Samenvatting
Het plan geeft de betrokken rijksdiensten geen aanleiding tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen in de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid.
Reactie
De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
3. Provincie Zuid-Holland
Samenvatting
Het provinciale beoordelingskader is per 1 juli 2008 vormgegeven in interim-beleid, bestaande uit de streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte. Het plan is op één aspect niet in overeenstemming met dit beleid.
Op plankaart 1 staat een bunkercomplex aangeduid, dat onderdeel vormt van de Atlantikwall en als zodanig staat omschreven in de MIP-inventarisatie over 's-Gravenzande. De Atlantikwall maakt onderdeel uit van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS). Het complex vormt een onderdeel van de buitenste tankgracht van de vesting Hoek van Holland. Verzocht wordt om het gemeentelijk cultuurhistorisch beleid ten aanzien van dit complex te verwoorden in de plantoelichting en om beschermende bepalingen op te nemen in de regels (dubbelbestemming).
Reactie
De reactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. De bunkers zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1'. In de regels worden de beschermende bepalingen ten aanzien van karakteristieke panden ook van toepassing verklaard op de bunkers (zie artikel 31.1).
4. Hoogheemraadschap van Delfland
Samenvatting
Delfland kan met de ruimtelijke onderbouwing instemmen. Immers, aan alle aspecten die van belang zijn voor een goede waterhuishouding is invulling gegeven.
Beantwoording
De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
5. Pipeline Control
Binnen het plangebied van Woonkern 's-Gravenzande ligt een kooldioxide leidingnet inclusief aansluitingen aan de Naaldwijkseweg, Beukenlaan en Zanddijk van de firma OCAP CO2 v.o.f. ter verduidelijking is een tweetal tekeningen bijgevoegd. De gemeente Westland heeft in dit voorontwerp niet aangegeven hoe het belang van OCAP CO2 v.o.f. in de toekomst gewaarborgd blijft. Verzocht wordt de ligging van het CO2-leidingnet zodanig in het bestemmingsplan in te plannen dat ongestoorde ligging is gewaarborgd.
Reactie
De betreffende leiding is planologisch niet relevant overeenkomstig het geldende beleid van de provincie Zuid-Holland betreffende de Nota Planbeoordeling 2002. De reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
6. Nederlandse Aardolie Maatschappij BV
Samenvatting
Het voorontwerpbestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het maken van op- of aanmerkingen.
Beantwoording
De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Beeldkwaliteitsplan Karakteristieke Gebieden 'S-gravenzande
Bijlage 3 Beeldkwaliteitsplan karakteristieke gebieden 's-Gravenzande
Bijlage 1 Bedrijvenlijst
Bijlage 2 Toelichting Op De Aanpak Van Milieuzonering Met Behulp Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten