KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Maatschappelijk
Artikel 6 Tuin
Artikel 7 Verkeer
Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 9 Water
Artikel 10 Wonen
Artikel 11 Waarde - Archeologie
3 Algemene Regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Artikel 13 Algemene Bouwregels
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
Artikel 18 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
2 Gebiedsvisie
2.1 Beleidskader
2.2 Ruimtelijk-functionele Structuur
2.3 Plansvisie
3 Onderzoek
3.1 Bedrijven En Milieuzonering
3.2 Geluid
3.3 Luchtkwaliteit
3.4 Externe Veiligheid
3.5 Water
3.6 Bodem
3.7 Cultuurhistorische Aspecten
4 Juridische Planbeschrijving
4.1 Planvorm
4.2 Bestemmingsregeling
5 Handhaving
5.1 Handhavingsbeleid
6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
1 Bedrijvenlijst
2 Lijst Met Zelfstandige Kantoren
3 Archeologisch Onderzoek
4 Reactienota Bestuurlijk Overleg
5 Nota Beantwoording Zienswijzen
6 Staat Van Wijzigingen

Bedrijventerrein Monster

Bestemmingsplan - Gemeente Westland

Onherroepelijk op 30-10-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Bijlage Bij Regels

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Monster" van de gemeente Westland.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1783.abp00000007-vast met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan-huis-gebonden onderneming

een onderneming welke gevestigd is in een woning en die toebehoort aan een natuurlijk persoon, welke in de betreffende woning woont en die geen personeel in dienst heeft, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de onderneming de ruimtelijke uitstraling van de woonfunctie niet aantast.

1.6 aan- of uitbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.7 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.8 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in de techniekkast opgenomen apparatuur, met daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.9 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte, of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.10 bedrijfsverzamelgebouw

een gebouw dat onderverdeeld is in verschillende (onder-)delen/bedrijfsruimten en dient om (verschillende) bedrijven in te huisvesten, veelal gekenmerkt door een gemeenschappelijke bouwkundige constructies zoals de fundering, bouwmuren en het dak.

1.11 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van alle bouwlagen van een bedrijf met inbegrip van alle daartoe behorende ruimten, waaronder ontvangsthal, dienstruimten en magazijnen. Niet inbegrepen zijn inpandige dienstwoningen en gebouwde parkeervoorzieningen voor personenauto's. Wat betreft inpandige parkeerruimte valt een overdekte stallingsruimte voor een busje of een vrachtwagen wel hieronder.

1.12 bedrijfswoning

een woning bij een bedrijf, die bestemd is voor bewoning door (het huishouden van) de ondernemer of door bij dat bedrijf werkzaam personeel.

1.13 bedrijventerrein

cluster aaneengesloten percelen bestemd voor bedrijven, dienstverlening en de daarbij behorende voorzieningen.

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bevi-inrichting

een inrichting als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.17 bijgebouw

een (vrijstaand of aan een hoofdgebouw aangebouwd) gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.20 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen die op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggen.

1.21 bouwmarkt

een bedrijf met een, al dan niet geheel overdekt, winkelvloeroppervlak van minimaal 1.500 m² waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden aan zowel de vakman als particulieren.

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.23 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.25 bouwvlakgrens

de grens van een bouwvlak.

1.26 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.27 care

een (maatschappelijke) onderneming gericht op het welzijn van mens en dier, waaronder begrepen (alternatieve) geneeskunde, kapsalon, trimsalon, nagelstudio, massagesalon, wellness centrum en daarmee naar aard gelijk te stellen activiteiten.

1.28 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.29 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.30 dakopbouw

een toevoeging aan het dakvlak van een bouwmassa die, in tegenstelling tot een dakkapel, niet ondergeschikt is aan het dakvlak. Het plaatsen van een dakopbouw gaat ten koste van de karakteristiek van het profiel van het gebouw/de woning. Een dakopbouw ligt niet vrij in het dakvlak, maar raakt tenminste de nok- of gootlijn of zijkant van het dakvlak van het betreffende gebouw/de betreffende woning.

1.31 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder mede begrepen grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt.

1.32 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.33 erfscheiding

de scheiding tussen twee onroerende zaken die niet aan dezelfde eigenaar behoren, niet door dezelfde gebruikers worden benut, dan wel louter kadastraal gescheiden zijn.

1.34 erker

een ruimte op de begane grond in een gebouw die buiten de gevel van het gebouw uitsteekt.

1.35 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.36 groenvoorzieningen

groenschermen van opgaande beplanting, berm-beplantingen en andere beplantingen voor openbaar of particulier gebruik welke beplanting in planologisch opzicht een ruimte structurerend effect hebben.

1.37 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.38 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.39 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtsreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.40 leisure

een onderneming gericht op de vrijetijdsbesteding, waaronder begrepen detailhandel, horeca, recreatie, sport, care en daarmee naar aard gelijk te stellen activiteiten.

1.41 maatschappelijke voorziening

voorzieningen inzake welzijn, onderwijs, opvoeding, religie, verenigingsleven, maatschappelijke dienstverlening, gezondheidszorg, cultuur en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.42 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het telecommunicatie en de gas-, warmte- en elektriciteitsdistributie van soortgelijke voorzieningen van openbare nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling.

1.43 onzelfstandig kantoor

een kantoor welke ter plaatse rechtstreeks verbonden is aan en ten dienste staat van een bedrijf.

1.44 oorspronkelijke achtergevel

de achtergevel van het hoofdgebouw van de woning, exclusief ondergeschikte aan- en uitbouwen, waarvoor de eerste maal een bouwvergunning was verleend

1.45 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand, dat ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.46 peil

voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.47 showroom

een vaste (afgebakende) en voor klanten toegankelijke ruimte in een bedrijfsgebouw waar producten ten toon worden gesteld, waaronder geen detailhandel wordt verstaan en geen verkoopfunctie (kassa) ter plaatse aanwezig is om ter plaatse goederen of diensten te betalen, met als doel dat klanten deze producten beter kunnen bekijken.

1.48 straatmeubilair

bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts) voorzieningen, zoals: verkeersgeleiders, verkeersborden, informatieborden, zitbanken, bloembakken, telefooncellen, abri’s, kunstwerken, bushaltes, speeltoestellen, fietsenrekken en draagconstructies voor reclame; kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorzieningen en brandkranen; afvalinzamelsystemen

1.49 uitbouw

uitbreiding van een ruimte in het hoofdgebouw tot buiten het bestaande oorspronkelijke hoofdgebouw en welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.50 voorgevel

de naar de weg gekeerde zijde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel en/of waar deze op de planverbeelding is aangegeven met een aanduiding .

1.51 voorgevelrooilijn

de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de naar het openbare gebied gekeerde gevel(s) van de hoofdbebouwing

1.52 wgh-inrichting

een bedrijf in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder en artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer.

1.53 woning

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een gezinshuishouden.

1.54 zelfstandig kantoor

een kantoor welke ter plaatse niet rechtstreeks verbonden is aan en/of ten dienste staat van een bedrijf.

1.55 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel van het hoofdgebouw.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de bouwhoogte van een antenne-installatie

in het geval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie. In het geval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel) antenne-installatie.

2.4 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk, geen antenne-installatie zijnde

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aarddaarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde

tussen de bovenkant van het bouwwerk en het peil.

2.7 de breedte en lengte of diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.8 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.9 de lengte van een steiger

de afstand tussen de boveninsteek van het water en het deel van de steiger dat daar het verst vanaf gelegen is.

2.10 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.11 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.12 oppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent de situering van bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat:
  1. de onderlinge afstand tussen de gebouwen ten minste 3 meter moet bedragen;
  2. daardoor de gebruikswaarde van het bedrijventerrein niet onevenredig wordt geschaad;
  3. daardoor geen inbreuk wordt gemaakt op het maximaal te bebouwen oppervlak zoals aangegeven in de regels of op de planverbeelding.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. bouwwerken die geen gebouwen zijn en die voor het gebruik van de groenvoorzieningen nodig zijn, zoals bruggen, dammen, duikers en straatmeubilair;
  3. bouwwerken die geen gebouwen zijn en die voor het gebruik van de fietspaden en voetpaden nodig zijn, zoals verkeersborden en straatverlichting;
  4. waterlopen en waterplassen;
  5. nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde, bedraagt ten hoogste 5 meter.

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. cultuurbeoefening en ontspanning in de vorm van een museale druiventuin;
  2. gebouwen en andere bouwwerken die voor cultuurbeoefening en ontspanning nodig zijn;
  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals wegen, voet- en fietspaden, parkeer voorzieningen, nutsvoorzieningen, groen en water.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de onder 5.1 genoemde gronden gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende regels:
  1. gebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen de op de planverbeelding aangegeven bouwvlakken gebouwd;
  2. het totale oppervlak van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan het op de planverbeelding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel;
  3. indien de gebouwen en overkappingen niet in de zij- of achtererfgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de zij- en achtererfgrens ten minste 3 meter.
  4. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde, bedraagt ten hoogste 5 meter.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Tuin

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het gebruik van een tuin voor het wonen;
  2. de tuin bij het, op de aangrenzende gronden gelegen, woning;
  3. bouwwerken die geen gebouwen zijn en die uitsluitend op het bestemmingsvlak mogen zijn geplaatst.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde en erkers worden gebouwd en de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 meter;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter;
  3. de diepte van de erker bedraagt ten hoogste 1/3 van de afstand van de voorgevel tot de voorste perceelsgrens met een diepte van maximaal 1,5 meter;
  4. de breedte van de erker bedraagt ten hoogste 2/3 van de breedte van de gevel;
  5. de bouwhoogte van de erker bedraagt ten hoogste 3 meter of 0.25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van de woning met een maximum van 4 meter;
  6. de afstand van de voorzijde van de erker tot de openbare weg bedraagt ten minste 1,50 meter.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen, alsmede opstelstroken en busstroken;
  2. geluidswerende voorzieningen, parkeervoorzieningen,
  3. reclame-uitingen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. fiets- en voetpaden;
  6. bouwwerken die geen gebouwen zijn en die voor de wegenstructuur en de geleiding van het wegverkeer nodig zijn, zoals bruggen, dammen, duikers, verkeersborden en straatverlichting;
  7. groenvoorzieningen en watergangen voor de begrenzing en de waterafvoer van de wegen en de parkeerplaatsen, zoals bermen en taluds;
  8. nutsvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en de volgende regels:
  1. de bouwhoogte bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting bedraagt ten hoogste 3 meter.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  2. verkeerswegen en parkeerplaatsen voor autoverkeer;
  3. in- en uitritten;
  4. fiets- en voetpaden;
  5. bouwwerken die geen gebouwen zijn en die voor de wegenstructuur en de geleiding van het wegverkeer nodig zijn, zoals bruggen, dammen, duikers, verkeersborden en straatverlichting;
  6. groenvoorzieningen en watergangen voor de begrenzing en de waterafvoer van de wegen en de parkeerplaatsen, zoals bermen en taluds.
  7. nutsvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en de volgende regels:
  1. de bouwhoogte bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting bedraagt ten hoogste 3 meter.

8.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 9 Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. waterlopen en waterplassen, zowel als natuurlijk verschijnsel als wel als netwerk voor de waterhuishouding (waterberging, wateraanvoer en waterafvoer);
  2. de bij waterlopen en waterplassen behorende bouwwerken waaronder keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en aanlegsteigers met een maximale lengte van 1 meter;
  3. verkeer te water.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en de volgende regels:
  1. de bouwhoogte bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter;

Artikel 10 Wonen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen;
  2. het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep in samenhang met het wonen;
  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en erkers worden gebouwd en de volgende regels:

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent de plaatsing en de goot- en boeibordhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien over een lengte van meer dan 2,50 meter in de zijerfafscheiding wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de te bouwen gebouwen geen onnodige nadelige veranderingen teweegbrengen in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat:
  1. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig worden geschaad;
  2. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,50 meter;
  3. geen inbreuk wordt gemaakt op het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-gebonden-ondernemingen mits:
  1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  2. het netto vloeroppervlak in gebruik voor de aan-huis-gebonden-onderneming niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw met een maximum van 50 m²;
  3. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
  4. er geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
  5. het beroep uitsluitend door een van de bewoners (zonder ander personeel) wordt uitgeoefend;
  6. voor de activiteiten van de onderneming geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist en de inrichting valt onder het begrip type A van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
  7. er geen horeca- en/of detailhandelsactiviteiten plaats vinden;
  8. de activiteiten niet worden uitgevoerd in een niet aangebouwd bijbehorend bouwwerk.

Artikel 11 Waarde - Archeologie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde-Archeologie” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

11.2 Bouwregels

11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3 Algemene Regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene Bouwregels

13.1 Percentages op de planverbeelding

  1. het op de planverbeelding, in een bouwvlak, vermelde percentage geeft aan, hoeveel procent van het oppervlak van dat bouwvlak maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen;
  2. de op de planverbeelding aangegeven bouwvlakken waarin geen percentages zijn geplaatst, mogen volledig worden bebouwd met gebouwen en overkappingen, tenzij in de bestemmingsregels anders is bepaald;
  3. het op de planverbeelding, in een bouwvlak, vermelde percentage heeft geen betrekking op bouwwerken die geen gebouwen of geen overkappingen zijn.

13.2 Algemene hoogtematen

Indien op de planverbeelding geen hoogteaanduiding is aangegeven, dan gelden voor de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde de volgende hoogtematen:
  1. erfafscheidingen tussen voorgevelrooilijn en openbare weg: 1 meter;
  2. erfafscheidingen elders: 2 meter;
  3. overkappingen: 3 meter;
  4. straatmeubilair: 3 meter;
  5. lichtmasten: 20 meter;
  6. antennes ten behoeve van telecommunicatie niet zijnde schotel- antennes: 5 meter;
  7. overige bouwwerken: 2 meter.

13.3 Overschrijding van hoogteaanduidingen

  1. indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden;
  2. de op de planverbeelding aangegeven hoogteaanduidingen mogen worden overschreden door antenne-installaties, mits de hoogte daarvan voldoet aan de algemene hoogtematen als gegeven onder 13.2 van dit artikel en door schoorstenen, liftkokers, trappenhuizen, dakkapellen, alarminstallaties en andere ondergeschikte bouwdelen.

13.4 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, en funderingen;
  2. bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater,
  3. gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt;
  4. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 0,5 meter bedraagt;
  5. rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 meter bedraagt;
  6. putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water rioolstoffen, hijsinrichtingen, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
  7. bestaande dakopbouwen en erkers.

13.5 Ondergrondse bouwwerken

  1. de regels van dit plan zijn van overeenkomstige toepassing op ondergrondse bouwwerken;
  2. in aanvulling op het bepaalde onder a. mogen ondergrondse ruimten slechts worden gerealiseerd voor zover deze zijn gelegen tussen de buitenwerkse gevels van het bovengronds gelegen gebouw.

13.6 Toegelaten bouwwerken met afwijkende matent

  1. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands, hoogte- inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
  2. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  3. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  4. ingeval van herbouw is a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  5. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

13.7 Parkeernormering

Bij elke ontwikkeling wordt de normering vanuit het Westlands Verkeer- en Vervoerplan (WVVP) toegepast. Het parkeren dient op eigen terrein geregeld te worden.

13.8 Dakkapellen

Voor het bouwen van dakkapellen gelden de volgende regels:
  1. maatvoering achterzijde:
  • de dakkapel ligt aan alle zijden tenminste 0,50 meter vrij in het dakvlak;
  • de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 meter;
  1. maatvoering voorzijde:
  • de dakkapel is niet breder dan 50% van de breedte van het dakvlak;
  • de dakkapel ligt aan alle zijden tenminste 0,50 meter vrij in het dakvlak;
  • de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,50 meter.

Artikel 14 Algemene Gebruiksregels

14.1 Verbod op gebruik van gronden

14.2 Verbod op gebruik van bouwwerken

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening wordt tenminste verstaan het gebruik van:
  1. woningen binnen het bestemmingsvlak van de bestemming Wonen voor beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte, met uitzondering van een aan-huis-gebonden beroep;
  2. de bouwwerken voor/als seksinrichting.

Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels

15.1 Afwijken voor afmetingen en maten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan voor een vergroting van voorgeschreven afmetingen en maten, waaronder percentages, met ten hoogste 10 %.

15.2 Afwijken voor kleine bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan voor:
  1. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een goothoogte van het hoogste 3 meter ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes, mits de inhoud van deze gebouwtjes niet groter is dan 60 m3, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten;
  2. het bouwen van straatmeubilair of andere bouwwerken die geen gebouwen zijn en die om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers en keermuren met een bouwhoogte van ten hoogste 6 meter;
  3. geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en de vorm van bestemmingsvlakken indien bij de definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken, met dien verstande dat de veranderingen ten hoogste 2 meter mogen bedragen;
  4. afwijkingen van het bestemmingsplan ten einde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling of situering blijkt, dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk zou zijn en de afwijking van zo ondergeschikte aard blijft, dat de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast;
  5. het afwijken van deze planregels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riooloverstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, en informatie- en reclameborden.
  6. overschrijding van bouwgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen;
  7. het bouwen van uitbouwen, waarbij de volgende regels gelden:
  • de diepte van de uitbouw bedraagt ten hoogste 1/3e van de van de afstand van de voorgevel tot de voorste perceelsgrens met een diepte met een maximum van 1,50 meter;
  • de breedte van een uitbouw bedraagt ten hoogste 2/3e van de breedte van de gevel;
  • de bouwhoogte van de uitbouw bedraagt ten hoogste 3 meter óf 0,30 meter boven de vloer van de eerste verdieping van de woning met een maximum van 4 meter;
  • de afstand van de voorzijde van de uitbouw tot de openbare weg bedraagt ten minste 1,50 meter.
  1. het afwijken van de parkeernormering, zoals deze is opgenomen in het Westlands Verkeer- en Vervoerplan (WVVP).
  2. de realisering van een dakopbouw, met dien verstande dat:
  • er op het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder dergelijke dakopbouwen zijn toegestaan en de nieuw te bouwen dakopbouw hieraan gelijkvormig is;
  • er zich geen stedenbouwkundige redenen mogen verzetten tegen deze bevoegdheid tot afwijken.

15.3 Voorwaarde voor gebruik afwijkingsbevoegdheden

Van de in 15.1.1 en 15.1.2 gegeven afwijkingsbevoegdheden mag slechts gebruik worden gemaakt indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, zoals bepaald in dit bestemmingsplan, van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels

16.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technische betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag vergroot worden met maximaal 15%.

16.2 Wro-zone wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone wijzigingsgebied 1' de bestemming ‘Wonen’ en ‘Tuin’ wijzigen naar de bestemming ‘Bedrijventerrein’, met bijbehorend bouwvlak en maatvoetvoeringsaanduidingen die aansluiten op aangrenzende gronden en de (stedenbouwkundige) structuur van het plan, indien de woonfunctie is beëindigd.

16.3 Wro-zone wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone wijzigingsgebied 2’ de bestemming(en) wijzigen naar de bestemming “Verkeer-Verblijfsgebied”, indien een recreatieve fietsverbinding vanuit de ecologische zone “Poelzone” dit gebied doorkruist

16.4 Wro-zone wijzigingsgebied 1 - 2

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘Wro-zone wijzigingsgebied 1-2’ de bestemming(en) wijzigen naar de bestemming “Verkeer-Verblijfsgebied”, indien een recreatieve fietsverbinding vanuit de ecologische zone “Poelzone” dit gebied doorkruist, evenals het wijzigen van de bestemming “Wonen”, “Tuin”, “Verkeer-Verblijfsgebied” en “Maatschappelijk” naar de bestemming “Bedrijventerrein”, met bijbehorend bouwvlak en maatvoetvoeringsaanduidingen die aansluiten op aangrenzende gronden en de (stedenbouwkundige) structuur van het plan, indien de functie is beëindigd.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwen

17.2 Overgangsrecht gebruik

17.3 Afwijken van het overgangsrecht bouwen

Artikel 18 Slotregel

18.1 Vervangen bestemmingsplannen

Dit bestemmingsplan vervangt de volgende bestemmingsplannen op de dag dat het bestemmingsplan van kracht wordt als bedoeld in artikel 3.8, lid 5, van de Wet ruimtelijke ordening:
  • het bestemmingsplan Bedrijfsgebied Vlotlaan, zoals vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Monster op 30 november 1993 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 24 mei 1994;
  • het bestemmingsplan Bedrijventerrein Vlotwatering, zoals vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Monster op 24 september 2002 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 19 december 2002;
  • deels het bestemmingsplan Buitengebied (kern Monster), zoals vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Monster op 25 maart 1986 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 16 december 1986.

18.2 Citeertitel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Monster”.

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het plangebied betreft een bedrijventerrein, met een historisch gemengd karakter door de op het bedrijventerrein aanwezige bedrijfs- en burgerwoningen. Met de voorliggende integrale herziening van het bestemmingsplan zal voor het gehele bedrijventerrein een uniforme en actuele regeling gaan gelden. De regeling heeft dan ook een consoliderend karakter, waarbij de huidige situatie is bestemd.

1.2 Ligging Plangebied

Het bedrijventerrein Monster (plaatselijk bekend als bedrijventerrein Vlotlaan) is een bedrijventerrein met een bruto oppervlakte van 27 hectare.
Het plangebied van het bedrijventerrein omvat de bedrijventerreinen Vlotlaan en Vlotwatering en wordt begrensd door:
  • in het noorden: de grens tussen de provinciale weg N211 en de woonkern van Monster;
  • in het oosten: de Havenstraat, de Gantellaan en de Meloenlaan;
  • in het zuiden: de zuidelijke oever van de Vlotwatering;
  • in het westen: de ‘s-Gravenzandseweg.
Tot het plangebied behoren ook het aangrenzende deel van de provinciale weg N211 (Emmastraat/ ‘s-Gravenzandseweg).
De percelen ten oosten van de Havenstraat en de Gantellaan, waaronder de bedrijfsfuncties op de percelen aan de Havenstraat 44a, 48 en 54 tot en met 64, alsmede op het perceel aan de Gantellaan 4, vallen buiten het plangebied. Deze worden meegenomen in het bestemmingsplan voor het glastuinbouwgebied.
De keuze van de plangrenzen is gebaseerd op de bebouwingscontour (rode contour) volgens de provinciale regelgeving en de loop van de watergang Vlotwatering die een duidelijke grens met het aangrenzende glastuinbouwgebied vormt.

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Binnen het plangebied waren, voor het van kracht worden van dit bestemmingsplan, de volgende planregimes van kracht:
  • bestemmingsplan Bedrijfsgebied Vlotlaan, zoals vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Monster op 30 november 1993 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 24 mei 1994, dat het gebied bestreek dat is gelegen tussen de Emmastraat, de Havenstraat/Gantellaan, de Vlotwatering en de watergang tussen de Vlotwatering en de provinciale weg N211;
  • bestemmingsplan Bedrijventerrein Vlotwatering, zoals vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Monster op 24 september 2002 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 19 december 2002, dat het gebied betrof dat is gelegen tussen de Vlotwatering, de ‘s-Gravenzandseweg en de watergang tussen de Vlotwatering en de provinciale weg N211;
  • bestemmingsplan Buitengebied (Monster), zoals vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Monster op 25 maart 1986 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 16 december 1986, dat het gebied betrof dat is gelegen tussen de Vlotwatering, de Gantellaan en de Meloenlaan.

2 Gebiedsvisie

2.1 Beleidskader

2.1.1 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie
De gemeente heeft nog geen structuurvisie vastgesteld als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Volgens het overgangsrecht van deze wet wordt een structuurplan als bedoeld in artikel 7 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening gelijkgesteld met een structuurvisie zoals bedoeld in artikel 2.1 van de nieuwe wet.
De gemeente heeft geen eigen structuurplan maar voor de gemeente geldt wel een regionaal structuurplan van het Stadsgewest Haaglanden 2020 zoals verwoord in 2.1.2.
Visie Greenport Westland 2020
De Visie Greenport Westland 2020 schetst het ruimtelijk kader voor toekomstige ontwikkelingen op hoofdlijnen in de gemeente en daarbuiten in woord en beeld. Daarmee geeft de visie ook andere partijen inzicht in de ruimtelijke ontwikkelingen van de gemeente Westland. De ruimtelijke component en hoe om te gaan met de glastuinbouwcluster (inclusief de niet ruimtelijke component) staan in de visie voorop.
Naast een ruimtelijke vertaling op hoofdlijnen biedt het ook de onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente op de gebieden water en groen, verkeer en vervoer, wonen, de glastuinbouwcluster, maatschappelijke en economische voorzieningen. De visie bevat tevens richtinggevende uitspraken over de rol van de gemeente ten aanzien van het glastuinbouwcomplex en de andere ruimtevragers.
Het plangebied van het bestemmingsplan wordt in de Visie Greenport aangeduid als zijnde “bestaand bedrijventerrein”. Het gebied direct ten oosten van de Havenstraat wordt aangeduid als zijnde “potentieel transformatiegebied”. De Vlotwatering is aangeduid als zijnde ecologische schakel. Het studiegebied voor de verlengde kustweg raakt het plangebied.
Evaluatie Visie Greenport Westland 2020
De Raad heeft op 14 december 2010 de evaluatie van de Visie Greenport Westland 2020 vastgesteld. Deze evaluatie verwoordt het raadsstandpunt over de (tussen-)resultaten van de visie over, in het bijzonder, de periode 1-1-2004 tot 1-1-2009 met voorstellen per onderdeel over 'hoe nu verder?'. Het doel van de evaluatie is om aan de hand van een analyse duidelijkheid te geven of de strategische keuzes uit 2005 nog steeds de juiste zijn en of aanpassing wenselijk is. De evaluatie bepaalt de koers voor de in ontwikkeling zijnde gemeentelijke structuurvisie en zal hét vertrekpunt zijn van de gemeente Westland in reactie op plannen van derden.
Voor bedrijventerreinen wordt in de evaluatie aangegeven dat eerst de nog te ontwikkelen bedrijventerreinen "Honderdland fase 2" en "TPW Mars" in de periode 2015-2020 worden gerealiseerd, alvorens een nadere afweging te maken over mogelijk extra ruimte. Om zo effectief mogelijk met de beschikbare ruimte om te gaan zal overleg opgestart worden om de herstructurering van enkele verouderde bedrijventerreinen, waaronder recent De Woerd, een impuls te geven. De ruimtewinst die met herstructurering en meervoudig ruimtegebruik op bedrijventerreinen in onze gemeente geboekt kan worden is overigens gering.
Bedrijventerreinenvisie Westland
De Bedrijvenvisie Westland (2008) vormt - via het gemeentelijke Actieprogramma Economische Zaken - een uitwerking van de Visie Greenport Westland en is gericht op:
  • het anticiperen op actuele en toekomstige marktontwikkelingen om voldoende ruimte te behouden voor groei van bedrijvigheid (inspelen op de vraag van bedrijven, kantoren en detailhandel);
  • het zijn van een toetsingskader voor de actualisering van bestemmingsplannen en de ruimtelijke onderbouwing van andere ruimtelijke besluiten;
  • het verschaffen van duidelijkheid over parkmanagement op bedrijventerreinen.
De visie onderscheidt agro-logistieke, lokale en regionale bedrijventerreinen. De bedrijventerreinen "Zwethove", "Westlands Bedrijven Centrum" en "Wateringen Zuid" vormen lokale bedrijventerrein. Het bedrijventerrein "Wateringse Veld" vormt een regionaal bedrijventerrein.
Als toetsingskader geeft de visie aan hoe moet worden omgegaan met milieuhinderlijke bedrijvigheid en met andere bijzondere functies op bedrijventerreinen.
De visie onderstreept het grote economische belang van bedrijventerreinen, niet op de laatste plaats omdat een groot deel van die bedrijven is verbonden met de primaire glastuinbouw. Om die reden is agro-gerelateerde bedrijvigheid op bedrijventerreinen een belangrijke schakel voor de glastuinbouweconomie in de gemeente Westland.
In het algemeen wil de gemeente de bedrijventerreinen revitaliseren om verrommeling tegen te gaan en de ruimtelijke kwaliteit te stimuleren. Een viertal verouderde bedrijventerreinen wordt zelfs geherstructureerd.
Nota publieksfuncties op bedrijventerreinen
Als nadere uitwerking van de Bedrijventerreinenvisie Westland hebben burgemeester en wethouders beleidsregels vastgesteld om maatwerk te kunnen bieden voor publieksfuncties op lokale bedrijventerreinen. In deze nota is aangegeven wat wel en niet is toegestaan op lokale bedrijventerreinen. Wonen, detailhandel, horeca, leisure en care-functies zijn uitgesloten in bestemmingsplannen van bedrijventerreinen. Bij leisure kan worden gedacht aan fitness, kookstudio's en hobbyfuncties. Care-functies zijn onder andere kinderopvang, ouderenzorg, gehandicaptenopvang en huisartsen- en fysiotherapie-collectieven. In de systematiek van ruimtelijke ordening zijn zelfstandige kantoren uitgesloten op bedrijventerreinen. In hoofdzaak zijn op bedrijventerreinen bedrijfsmatige en industriële functies toegestaan. Genoemd worden het vervaardigen, bewerken, installeren en inzamelen van goederen. Ook verhandelen van goederen wordt genoemd, waarbij detailhandel (verkoop aan eindconsument) is uitgesloten. In de loop der tijd zijn daarop uitzonderingen gemaakt voor specifieke vormen van detailhandel. Zoals verkoop van brand- en explosiegevaarlijke stoffen. Ook verkoop van de zogenoemde ABC-goederen is middels een afwijkingsbevoegdheid toegestaan; Auto's, Boten en Caravans. Daarna begint het grensgebied. Woonwinkels en bouwmarkten zijn met een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid mogelijk, conform de provinciale regelgeving. Tegelijkertijd is vestiging van woonwinkels aan strenge regionale regels van Haaglanden gebonden. Een andere functie die in beperkte mate is toegestaan zijn zelfstandige kantoren. Onzelfstandige kantoren, die ten diensten staan van een bedrijf waren altijd al mogelijk. Elk bedrijf heeft immers een administratie- en verkoopafdeling. Zelfstandige kantoren worden in bestemmingsplannen mogelijk gemaakt tot 500 m² per gebouw. Hierbij kan worden gedacht aan accountants en architecten. De kantoren mogen echter geen baliefunctie hebben (zoals makelaars en uitzend- of reisbureaus) en moeten ingepast worden op het bedrijventerrein. Inpassing is mogelijk bij de entree, of op de eerste verdieping van bestaande panden. Daarnaast moet voldaan worden aan de parkeernorm, die voor kantoren hoger is dan voor bedrijven.
Integrale benadering milieuzonering bestemmingsplan bedrijventerreinen
Voor het bestemmingsplan Teylingen en de Hoge Woerd is bij vaststelling door de gemeenteraad een beleidslijn vastgesteld op welke wijze omgegaan wordt met de milieuzonering op bestaande bedrijventerreinen. Deze benadering is ook toegepast op het bedrijventerrein Monster. Voor de uitleg van deze benadering wordt verwezen naar hoofdstuk 3 van deze toelichting.
Kantorenvisie Westland
Op 27 november 2007 heeft de gemeenteraad de kantorenvisie Westland vastgesteld. De kantorenvisie richt zich op zelfstandige kantoren, dat wil zeggen: panden die uitsluitend kantoren huisvesten. Hierin wordt aangegeven dat het toestaan van zelfstandige kantoren op verspreide locaties in het buitengebied en bedrijventerreinen niet past binnen het ruimtelijk beleid en niet bijdraagt aan de vorming van een kantorensector. Vier locaties zijn kansrijk voor kantoorontwikkelingen, namelijk de Tiendweg met in het verlengde Flora Holland, Centrum Naaldwijk, ABC Westland en Knooppunt Westerlee. Kantoren met een publieksfunctie horen thuis in dorpskernen of de schil daaromheen. Bij de actualisatie van de bestemmingsplannen voor de bedrijventerreinen is gebleken dat zich hier veel kleine kantoorgebruikers gevestigd hebben. Dit terwijl de geldende bestemmingsplannen ze niet of slechts in beperkte mate toelaten. Omdat er een grote vraag vanuit de markt is en kleine zelfstandige kantoren de naastgelegen bedrijven over het algemeen niet in de weg zitten, is ervoor gekozen de vraag naar kleine kantoren op bedrijventerreinen niet tegen te houden, maar te reguleren. De op de bedrijventerreinen aanwezige kleine zelfstandige kantoren worden in beginsel positief bestemd. Hierop wordt echter een tweetal uitzonderingen gemaakt. De eerste betreft de situatie dat kantoren (potentieel) belemmerend (kunnen) zijn voor een naastgelegen bedrijf met een hoge milieucategorie (3.2 en hoger). In deze situaties wordt gekozen voor de milieuhinderlijke functie. De tweede uitzondering betreft kantoren met een baliefunctie. Baliefuncties horen in de centrumkern. Voor nieuwe zelfstandige kantoren is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor kantoren op zichtlocaties of op de eerste verdieping tot een oppervlakte van maximaal 500 m².
Westlands Water nu en Later
Het Waterplan van de gemeente Westland heeft als ambitie een duurzaam en veerkrachtig watersysteem met belevingswaarde. Burgers en bedrijven moeten veilig en plezierig kunnen wonen, werken en recreëren met water in hun nabijheid. In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is vastgelegd dat gemeenten met dreigende wateroverlast samen met waterschappen een waterplan moeten opstellen. Een belangrijke pijler van het kwantitatieve waterbeleid voor de 21ste eeuw is het principe: vasthouden, bergen en afvoeren. De gemeente Westland werkt aan dergelijke waterplannen in samenwerking met diverse waterbeheerders binnen het gemeentelijke grondgebied.
Westland, Glashart voor het milieu; milieubeleidsplan 2005-2010
Deze nota bevat het milieubeleid voor de Gemeente Westland voor een periode van vijf jaar. Deze nota is een gebiedsgericht beleidsplan, welke vooral gericht is op gebieden waar ontwikkelingen plaatsvinden. De overkoepelende doelstelling van het beleidsplan is: ‘Het verbeteren van de leefbaarheid op korte termijn en het leveren van een bijdrage aan de duurzaamheid van de gemeente op langer termijn, waarbij aansluiting bij actuele en toekomstige ontwikkelingen kansen biedt om eventueel bestaande knelpunten en toekomstige te voorkomen’. In dit gebiedsgerichte beleidsplan wordt onderscheidt gemaakt tussen verschillende gebiedstyperingen namelijk: centrumgebied, bedrijventerrein, glastuinbouw, woongebied, villawijk, recreatief groen en natuurgebied. Voor deze gebiedstypen zijn in het beleidsplan per gebiedstype verschillende ambities en maatregelen opgenomen, welke het uitgangspunt vormen voor het op diversen terreinen nog te formuleren milieubeleid. Tevens worden deze ambities en maatregelen ingebracht in ruimtelijke planprocessen.
Het plangebied wordt in het milieubeleidsplan aangeduid als gebiedstype ‘bedrijventerrein’. Binnen dit gebiedstype zijn ambities en maatregelen geformuleerd welke ruimtelijk relevant zijn voor het plangebied, namelijk:
  • minimaal 15-20% van het plangebied moet onverhard zijn;
  • hoofdfuncties in het plangebied worden aangeduid als werken, grootschalige en perifere detailhandel, agro-gerelateerde bedrijvigheid, productie en distributie;
  • het groenareaal moet worden vergroot en worden gekoppeld aan wegen- en waterstructuren;
  • het plangebied moet goed bereikbaar zijn voor auto- en vrachtverkeer, alsmede voor openbaar vervoer;
  • parkeren dient zoveel mogelijk plaats te vinden op eigen terrein;
  • de milieucategorie op het bedrijventerrein mag maximaal 3-4 bedragen.
Bovengenoemde ambities en maatregelen zijn van toepassing op locaties binnen het bestemmingsplan waar nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, dan wel mogelijk worden gemaakt.
Westlands Verkeers- en Vervoersplan (WVVP)
In de ontwikkelingsvisie Greenport Westland zijn de beleidslijnen voor de langere termijn aangegeven voor de gehele gemeente. Met de relevante onderdelen van deze visie is het vervoersplan als sectorale nota vastgesteld. Met dit beleidsdeel wordt aangegeven welke richtingen de gemeente Westland de komende jaren opgaat en wordt het beleid van de “oude” gemeenten geharmoniseerd. Het Westlands verkeer en vervoersplan dient meerdere doelen namelijk een invulling geven van de wettelijke plicht om een kenbaar verkeersbeleid te hebben, het uitwerken van de in de Greenport gestelde kaders en het schetsen van kaders voor de toekomst op het gebied van verkeer en vervoer.
Route gevaarlijke stoffen
Uitgangspunt van het beleid is om de bebouwde kom zoveel mogelijk te mijden bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. De gemeente moet voor zogenaamde route plichtige stoffen wegen aanwijzen waarover deze stoffen moeten worden vervoerd. Voor dat vervoer zijn de overige wegen dan uitsluitend bij ontheffing toegestaan. Zo dragen gemeenten bij aan het veilig vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan bevindt zich een route gevaarlijke stoffen op de Emmastraat.
Parkeren
Op bedrijventerreinen neemt het parkeren een groot deel van de beschikbare schaarse ruimte in. Daarbij spelen ook problemen als het parkeren van grote voertuigen en het te koop aanbieden van auto’s langs de openbare weg. Op de meest moderne terreinen worden vanwege deze redenen geen openbare parkeerplaatsen meer aangelegd. De noodzaak dat de bedrijven voldoen aan de parkeernormen om voldoende parkeerplaatsen op het eigen terrein te beschikken, wordt daarmee zeer strikt. Een parkeerfonds kan hiermee uitkomst bieden. De oudere terreinen, zoals bedrijventerrein Monster, kennen wel openbare parkeerplaatsen maar hebben daardoor ook te maken met bovengenoemde parkeerproblemen. Het bestemmingsplan bedrijventerrein Monster is een conserverend bestemmingsplan waarin geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. Om deze reden wordt in het bestemmingsplan geen parkeernorm opgenomen.
Een deel van bedrijventerrein Monster is aangewezen voor het parkeren van vrachtwagens. Om geschikt te zijn als locatie voor het vrachtwagen-parkeren, dienen nieuwe locaties aan de volgende criteria te voldoen:
  • het parkeerterrein moet voldoende capaciteit hebben;
  • het terrein moet goede toegangswegen hebben;
  • het terrein moet voldoende verlicht zijn;
  • het terrein moet binnen een beperkte straal van de bebouwde kom liggen;
  • het terrein moet voldoende faciliteiten bieden om privé-vervoermiddelen te stallen;
  • het terrein moet voldoen aan de milieueisen.
Voor nieuwe situaties worden vanuit het WVVP de volgende parkeernormen gehanteerd:
  • kantoor met baliefunctie 3,3 pp per 100 m² bvo, van deze p-norm is 20% bedoeld voor bezoekers;
  • kantoor zonder baliefunctie 2,0 pp per 100 m² bvo, van deze p-norm is 5% bedoeld voor bezoekers;
  • arbeidsextensieve/bezoekersextensieve bedrijven (loods, opslag, groothandel, transportbedrijf etcetera) 0,9 pp per 100 m² bvo, van deze p-norm is 5% bedoeld voor bezoekers;
  • arbeidsintensieve/bezoekersextensieve bedrijven (industrie,garagebedrijf, laboratorium, werkplaats, etcetera) 2,8 pp per 100 m² bvo, van deze p-norm is 5% bedoeld voor bezoekers;
  • bedrijfsverzamelgebouw 1,7 pp per 100 m² bvo, van deze p-norm is 10% bedoeld voor bezoekers;
  • grootschalige detailhandel 2,7 pp per 100 m² bvo, van deze p-norm is 85% bedoeld voor bezoekers;
  • showroom 1,8 pp per 100 m² bvo, van deze p-nrom is 35 % bedoeld voor bezoekers.
Fietsverkeer
Een van de ontbrekende schakels uit het fietsnetwerk van de gemeente Westland is de route langs de Vlotwatering. Het realiseren van de verbinding zal grotendeels onderdeel zijn van de projectgewijze herstructurering van het glastuinbouwgebied of ontwikkelingen in ONW-locaties. De recreatieve verbindingen kunnen deels ook meeliften op de realisatie van ecologische oevers.

2.1.2 Regionaal beleid

De gemeente maakt deel uit van een plusregio als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen. In het bestemmingsplan is dan ook afstemming met het volgende regionale beleid tot uitdrukking gekomen.
Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020
Het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 heeft als ambitie dat de regio Haaglanden zich verder ontwikkelt als een regio van internationale allure, een regio die een duurzame kwaliteit van leven biedt door middel van een veilige, schone en aantrekkelijke woon- en leefomgeving en een sterke structuur. Met de verdere versterking van de kennisintensiteit van de economie van Haaglanden levert de regio een stevige bijdrage aan de realisatie van de in Europa afgesproken Lissabon-doelstelling ter versterking van de innovatiekracht van de Europese economie.
Het plangebied wordt aangewezen als een gebied voor betere benutting van bestaande bedrijventerreinen. De in het plangebied gelegen Vlotwatering is aangewezen als groene schakel.
In de nabijheid van het plangebied is een aanduiding opgenomen waar een verkenning voor nieuwe wegen wordt uitgevoerd.
Herstructurering en beter gebruik van bestaande bedrijventerreinen heeft een hoge prioriteit. Het streven is erop gericht om na 2020 de vraag naar ruimte voor werken op de bestaande terreinen en in het bestaand stedelijk gebied op te kunnen vangen. Daar is een innovatief gebruik van de ruimte voor nodig. Herstructurering en intensiever gebruik van verouderde terreinen, dubbel grondgebruik, functiemenging en het ontwikkelen van milieumaatregelen die hinder van bedrijven verminderen, zijn hierbij belangrijke aangrijpingspunten. Bedrijven en kantorenlocaties moeten niet zonder meer worden getransformeerd naar woongebieden, maar waar mogelijk worden behouden en gemoderniseerd.
In de visie van het RSP slingert zich door de diverse landschappen van Haaglanden een sterke regionale groenblauwe structuur. De groengebieden moeten goed zijn onderhouden en aansluiten bij de wensen van de gebruikers. De ontwikkeling van de groengebieden en de randen daarvan moet zeer zorgvuldig ter hand worden genomen, zodat de kwaliteit van het groen wordt versterkt. Het groenblauwe netwerk is ook een robuuste basis onder de regionale ecologische structuur.
Regionale Kantorenstrategie Haaglanden
De Regionale Kantorenstrategie Haaglanden gaat in op de segmentering en programmering van kantorenlocaties in Haaglanden. Deze kantorenstrategie vormt de basis voor het regionale beleid ten aanzien van de (her)ontwikkeling van kantorenlocaties tot aan 2020 en geeft mede invulling aan het RSP. Het RSP komt tot de conclusie dat het geplande aanbod van kantoren, de behoeft tot 2010 overstijgt. Ten aanzien van geplande ontwikkelingen na 2005 wordt gesteld dat de realisatie hiervan moet worden afgewogen ten opzichte van bewegingen in de bestaande voorraad kantoren.
Er is voldoende aanbod van gemengde bedrijvenzones waardoor blijvend ruimte kan worden geboden aan een diversiteit van bedrijven. Tevens zijn er voldoende mogelijkheden voor vermenging van verschillende werkfuncties.

2.1.3 Provinciaal beleid

In het bestemmingsplan is afstemming met het volgende beleid van de provincie Zuid-Holland tot uitdrukking gekomen.
Structuurvisie “Visie op Zuid-Holland”
Doel van de structuurvisie is de versterking van de samenhang, de herkenbaarheid en de diversiteit in de provincie Zuid-Holland. De Provinciale Structuurvisie geeft een doorkijk naar 2040 en de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie. Er staat in hoe de provincie samen met haar partners wil omgaan met de beschikbare ruimte. In de Uitvoeringsagenda is aangegeven hoe de provincie en de verschillende partners de structuurvisie gaan uitvoeren.
De structuurvisie vervangt het interim beleid voor de provinciale ruimtelijke ordening dat voor het plangebied was gebaseerd op de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie Zuid-Holland 2020 (2004), het streekplan Zuid-Holland-West (2003) en alle herzieningen en uitwerkingen daarvan, en de Nota Regels voor Ruimte (2006).
De provincie onderscheidt in de structuurvisie de volgende vijf hoofdopgaven:
  1. aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  2. duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  3. divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  4. vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  5. stad en land verbonden.
De ambities zijn vertaald in een beeld van het ruimtegebruik in 2020, bestaande uit een functiekaart en een kwaliteitskaart. De functiekaart is vergelijkbaar met een streekplankaart. Deze kaart geeft aan wat waar mogelijk is, met locaties en begrenzingen. De kwaliteitskaart geeft aan welke kwaliteiten waar aanwezig zijn of moeten komen. Bij ontwikkelingen in een gebied zijn deze kwaliteiten belangrijk.
Het doel van de structuurvisie draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en aan een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkelingen en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil de provincie bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.
Bebouwingscontouren
De provincie kiest ervoor om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee worden investeringen in de gebouwde omgeving gebundeld, waardoor de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden blijft en versterkt wordt.
Het plangebied van het bestemmingsplan ligt binnen de bebouwingscontouren.
Bedrijventerreinen
Op de functiekaart van de structuurvisie wordt het bedrijventerrein Wateringen aangeduid als ‘Bedrijventerrein’ (zie onderstaande afbeelding). Meer concreet voor bedrijventerreinen geldt dat de beschikbaarheid van een op de vraag afgestemd areaal bedrijventerreinen een belangrijke randvoorwaarde is voor een aantrekkelijk en concurrerend vestigingsmilieu. Deze afstemming tussen vraag en aanbod vindt plaats door herstructurering en intensivering van bestaande en reeds geplande bedrijventerreinen. Behoud van (binnenstedelijke) bedrijvigheid staat voorop, al dan niet gelegen op bedrijventerreinen. Eventuele functiewijzigingen in het kader van herstructurering, bijvoorbeeld om de milieu hygiënische omgevingskwaliteit te verbeteren, moeten dan ook goed gemotiveerd zijn. Wat betreft het aspect milieuhinder is het beleid gericht op het uitgangspunt voor bestemmingsplannen dat voor bedrijven de hoogst mogelijke bedrijfscategorie mogelijk moet zijn. Veel van de huidige grootschalige detailhandel is gevestigd op bedrijventerreinen. Vanuit het beleid om dit areaal juist voor reguliere bedrijven te behouden, wordt door de provincie de uitbreiding van de perifere detailhandel op die locaties terughoudend benaderd.
Provinciale Verordening Ruimte
De Provinciale Verordening Ruimte (PVR) is op 2 juli 2010 door provinciale staten van de provincie Zuid-Holland vastgesteld. De verordening stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen.
In de PVR zijn regels gesteld over bebouwingscontouren, agrarische bedrijven, kantoren, bedrijventerreinen, detailhandel, waterkeringen, milieuzoneringen, lucht- en helihavens, molen- en landgoed-biotopen.
Toets aan regels PVR
Het plangebied ligt geheel binnen de bebouwingscontouren zoals gegeven op kaart 1 van de PVR. De regels voor het gebied buiten die bebouwingscontouren zijn dan ook niet van toepassing op het bestemmingsplan.
Volgens kaart 3 bevindt zich naast het plangebied een provinciaal ecologische hoofdstructuur. Deze ecologische verbindingszone wordt gerealiseerd middels een apart bestemmingsplan zodat met het gestelde in artikel 5 van de verordening, in dit bestemmingsplan geen rekening hoeft te worden gehouden.
De regels van artikel 7 voor nieuwe kantoren zijn niet van toepassing omdat het bestemmingsplan geen nieuwe (zelfstandige) kantoren toelaat.
Volgens kaart 6 vormt het bedrijventerrein Monster een bedrijventerrein in de zin van artikel 8. Volgens deze bepaling is het niet toegestaan om op het bedrijventerrein nieuwe (bedrijfs)woningen mogelijk te maken. In het bestemmingsplan worden geen bedrijfswoningen toegestaan. De bestaande woningen op het bedrijventerrein worden - gelet op de historische groei - toegelaten in het bestemmingsplan, maar de bouw van nieuwe woningen wordt uitgesloten.
Verder is bepaald dat de bedrijven uit de hoogst mogelijke milieucategorie volgens de Staat van bedrijfsactiviteiten volgens het bestemmingsplan moeten passen bij de omgeving van het bedrijventerrein, waarvoor een motivering in de toelichting van het bestemmingsplan moet worden opgenomen. Dit is in dit bestemmingsplan gebeurd.
Volgens artikel 9 mag een bestemmingsplan geen detailhandel toestaan buiten de bestaande winkelconcentraties in de centra van steden, dorpen en wijken of nieuwe wijkgebonden winkelcentra. Eén van de uitzonderingen hierop vormt een perifere detailhandel mits op een opvanglocatie voor perifere detailhandel als aangegeven op kaart 7. Het plangebied betreft of omvat niet zo een opvanglocatie. In het plangebied komt detailhandel in volumineuze goederen voor. Deze functie is niet als zodanig bestemd maar is opgenomen in de bestemming voor het bedrijventerrein met een specifieke aanduiding en voor deze functie geldt een wijzigingsbevoegdheid om het gebruik van de gronden terug te kunnen brengen naar het gebruik volgens de normale bedrijfsbestemming.

2.1.4 Rijksbeleid

In het bestemmingsplan is afstemming met het volgende beleid van het Rijk tot uitdrukking gekomen.
Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid
Op 1 juli 2008 hadden de volgende planologische kernbeslissingen (Nationaal Ruimtelijk Beleid) volgens het overgangsrecht van de Wet ruimtelijke ordening de status van structuurvisie: Ruimte, Nota Mobiliteit, Ruimte voor de rivier, Project Mainport-ontwikkeling Rotterdam, Hoge Snelheidslijn Zuid, Betuweroute, Tweede Structuurschema Elektriciteitsvoorziening (inclusief partiële herzieningen BritNed-kabel, Randstad-380kV-verbinding en Near Shore Windpark), Structuurschema Buisleidingen, Derde Nota Waddenzee en het Tweede Structuurschema Militaire Terreinen. Omdat nieuwe structuurvisies moeten ingaan op de wijze waarop het daarin vervatte beleid moet worden verwezenlijkt en omdat genoemde p.k.b.’s zo een doorkijk niet bevatten, heeft de minister van VROM voor dat nationaal ruimtelijk beleid een zogeheten Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid opgesteld dat op 6 juni 2008 aan de Tweede Kamer is aangeboden.
Van belang voor het bedrijventerrein "Monster" is hetgeen is gesteld in onderdeel 5 van het nationaal ruimtelijk belang onder de noemer “behoud en versterking op lange termijn van de tuinbouwfunctie in de vijf Greenports”.
De Nederlandse tuinbouwsector is een speler van wereldformaat. Bij dit Nationale Ruimtelijke Belang hecht het Rijk eraan dat de tuinbouwfunctie in vijf zogenoemde greenports behouden blijft en versterkt wordt. De Nota Ruimte benoemt de mainports en greenports als onderdeel van de Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur en legt het initiatief om het beleid op de greenports en herstructurering van bestaande terreinen beleidsmatig uit te werken en ruimtelijk te verankeren, bij de provincies. Een belangrijk instrument hierbij is de gemeenschappelijke agenda van overheden en bedrijfsleven in het Manifest Greenports Nederland en de uitwerking daarvan in de Bestuurlijke Uitvoeringsafspraken Greenport(s) Nederland uit 2007. De investeringen in de locaties voor glastuinbouw en overige tuinbouw zijn gericht op behoud en versterking van de economische functie van de tuinbouw en gelijktijdige versterking van andere gebiedsfuncties zoals water, wonen, recreatie, landschap en natuur.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte & AMvB ruimtelijke ordening
Nederland: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daarmee streeft het Rijk naar een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Doelen
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
  1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland (o.a. Mainports, Brainports en Greenports);
  2. het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport, zoals opgenomen in Figuur 2.
afbeeldingafbeelding
Figuur 2 - uitsnede kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur
De Nederlandse open economie raakt steeds meer verweven met die van sterke concurrenten als Duitsland, China en India. De kansen in het internationale speelveld liggen vooral bij de zogenoemde topsectoren: logistiek, water, hightech, creatieve industrie, energie, chemie en voedsel en tuinbouw. Veel van die sectoren zijn geconcentreerd in de stedelijke regio's rond de Mainports, Brainport en Greenports. De ambitie is dat Nederland in 2040 behoort tot de top 10 concurrerende landen van de wereld door een goede ruimtelijk economische structuur voor een excellent vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers. Dit betekent onder andere een optimale internationale bereikbaarheid van stedelijke regio's in 2040 en uitstekende (logistieke) verbindingen van de Mainports Rotterdam en Schiphol, de Brainport Zuidoost Nederland en de Greenports met Europa en de rest van de wereld. De meeste topsectoren concentreren zich in stedelijke regio's en dan vooral in de stedelijke regio's rond de Mainports, Brainport en Greenports. Vanwege deze concentratie en de nationale baten die daarmee gemoeid zijn, wil het Rijk in deze regio's extra inzetten op versterking van de concurrentiekracht. Hiervoor wordt een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak ingezet waarin afspraken over de versterking van de ruimtelijk-economische structuur in brede zin worden gemaakt met de decentrale overheden.
Nationale belangen
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in de AMvB ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de ontwerp AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het plangebied zijn de volgende bepalingen relevant:
  1. een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren. In dit kader blijft het Rijk gebiedsgerichte afspraken maken met de stedelijke regio’s (zoals Rotterdam) over de programmering van verstedelijking (woningbouw), zowel kwantitatief als kwalitatief;
  2. ruimte voor het hoofdnetwerk voor duurzame energievoorziening en de energietransitie;
  3. ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen.

2.1.5 Conclusie

Het plangebied wordt beschouwd als bestaand stedelijk gebied en het bedrijventerrein is ook als zodanig aangewezen. Revitalisering en herstructurering van bestaande bedrijventerreinen zijn belangrijke speerpunten. Bij ontwikkelingen binnen het plangebied zijn intensief ruimtegebruik, duurzaamheid en segmentering belangrijke uitgangspunten. Voor segmentering geldt enerzijds waar mogelijk streven naar een zo hoog mogelijke milieuhindercategorie, anderzijds aandacht voor omgevingskwaliteit en landschappelijke inpassing.
Het gebied ter hoogte van de Vlotwatering is aangewezen als ecologische verbindingszone. Deze verbindingszone wordt gerealiseerd door verbreding van de Vlotwatering en het toevoegen van een groenstrook aan de glastuinbouwzijde van de Vlotwatering. Binnen het plangebied bevindt zich een aansluiting op de nieuw te realiseren fietsverbinding ter hoogte van de Druiventuin.

2.2 Ruimtelijk-functionele Structuur

2.2.1 Inventarisatie van functies

Binnen het plangebied vielen tijdens de inventarisatie de volgende (groepen van) functies te onderkennen.
Bedrijven
In het plangebied bevinden zich bedrijven die vallen binnen de milieucategorieën 1 tot en met 4.1. Het zijn voornamelijk kleinschalige bedrijven met een lokaal karakter. Het merendeel van de bedrijfsverzamelgebouwen wordt gebruikt voor metaalbewerking.
De soorten bedrijven gecategoriseerd naar SBI-code, VNG-milieucategorie en welke met een specifieke functieaanduiding in het bestemmingsplan worden opgenomen zijn weergegeven in Bijlage 1 van deze toelichting.
Kantoren
Binnen het bestemmingsplan zijn 7 zelfstandige kantoren aanwezig. Deze kantoren zijn weergegeven in Bijlage 2 van deze toelichting.
Detailhandel
In het noordoosten van het plangebied bevindt zich het volgende detailhandel bedrijf in volumineuze goederen:
  • bouwmarkt “Praxis” gelegen aan de Havenstraat 41;
  • verkooppunt voor motorbrandstoffen “Agros tankstation” aan de Stationsweg 1;
  • Van Nierop Car rent + garage - Verhuur en verkoop van auto’s aan de Vlotlaan 12 en 801;
  • Auto Oostdijk - Verkoop van auto’s aan de Stationsweg 3;
  • Van der Lans import - Verkoop van auto’s aan de Vlotlaan 809.
Wonen
Binnen het plangebied bevinden zich voornamelijk grondgebonden eengezinswoningen voor particulier gebruik. Deze liggen voornamelijk aan de noordzijde van het plangebied, en wel aan de westzijde van de Vlotlaan en aan de zuidzijde van zowel de Emmastraat als de Stationsstraat. De woningen zijn gebouwd in de vorm van geschakelde woningbouw en vrijstaande woningen. De woningen hebben doorgaans een maximale goothoogte van 6 meter en de percelen zijn in de meeste gevallen voor niet meer dan 40% bebouwd of overdekt.
Groenvoorzieningen
Aan de Vlotlaan bevindt zich ter hoogte van de Druiventuin een groenstrook welke de ligging van de Druiventuin een groene begeleiding geeft.
Water
In het plangebied bevinden zich de volgende watergangen in de vorm van oppervlaktewater:
  • primaire boezemwatergangen in het zuiden (deel van de Vlotwatering) en in het oosten van het plangebied (de haven aan de Havenstraat).
Verkeersverbindingen en parkeerplaatsen
Verkeersverbindingen algemeen
In het plangebied bevinden zich uitsluitend verbindingen voor wegverkeer. Verbindingen voor waterverkeer, met inbegrip van zeevaart, en luchtverkeer behoeven geen beschrijving, omdat dit verkeer geen invloed heeft op de ruimtelijke ordening binnen het plangebied.
Ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer
Het plangebied wordt ontsloten door de volgende ontsluitingswegen voor gemotoriseerd verkeer:
-de Emmastraat die de functie heeft van gebiedsontsluitingsweg; op deze weg geldt binnen de bebouwde kom een maximale snelheid van 50 km/uur;
-de Vlotlaan voor de interne ontsluiting van het bedrijventerrein; op deze wegen geldt een maximale snelheid van 30 km/uur.
Ontsluiting voor langzaam verkeer
Het langzaam verkeer van het bedrijventerrein wordt op dezelfde wijze ontsloten als het gemotoriseerd verkeer. Er zijn geen aparte fietspaden aanwezig.
Ontsluiting middels openbaar vervoer
Het bedrijventerrein is met het openbaar vervoer bereikbaar middels een openbare busverbinding over de Emmastraat waar nabij het bedrijventerrein een bushalte aanwezig is.
Verkeersintensiteit
De verkeersintensiteit in het plangebied is voor de geprognosticeerde periode 2008-2018 als volgt:
Straatnaam
Aantal motorvoertuigen per etmaal
's-Gravenzandseweg
4.200
Emmastraat
9.700
Vlotlaan
12.800
Tabel 1- gemeente Westland (verkeersmodel Haaglanden-Zuid 2018)
Parkeren
In het plangebied is op de volgende wijze voorzien in voldoende parkeerruimte.
Het parkeren op het bedrijventerrein Monster dient plaats te vinden op eigen terrein. Aan de openbare weg zijn geen parkeervoorzieningen aanwezig. Voor vrachtwagens is het niet overal toegestaan om in het openbaar gebied te parkeren. Deze straten zijn door middel van een verkeersbesluit aangegeven.

2.2.2 Inventarisatie van waarden

Waterkeringen en waterbergingen
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan bevinden zich geen primaire waterkeringen en wateroppervlaktes voor waterberging.
Natuurlijke en landschappelijke waarden
In de structuurvisie van de provincie is het gebied over en langs de Vlotwatering een ecologische verbinding. In de Provinciale Verordening Ruimte is dit gebied echter niet aangewezen als “bestaande natuur en prioritaire nieuwe natuur”(ecologische hoofdstructuur) zodat in het bestemmingsplan met deze waarde dan ook geen rekening hoeft te worden gehouden.
De realisatie van deze ecologische verbindingszone vindt plaats aan de glastuinbouwzijde van de Vlotwatering en valt niet binnen het plangebied van het bestemmingsplan.
In of in de nabijheid van het plangebied zijn volgens de ecologische hoofdstructuur geen waardevolle landschappelijke kenmerken aanwezig.
Archeologische waarden
Volgens de cultuurhistorische kaart van de provincie bestaat voor het hele plangebied een redelijke tot grote kans op archeologische sporen in de grond. Om deze reden is een verkennend archeologisch onderzoek verricht zoals verwoord in paragraaf 3.9.
Andere cultuurhistorische waarden
In het plangebied liggen geen beschermde (onroerende) monumenten of andere bouwwerken van cultuurhistorische waarde.

2.3 Plansvisie

2.3.1 Algemeen

De planvisie voor dit bestemmingsplan is primair gebaseerd op de "Bedrijventerreinenvisie Westland".
Het bedrijventerrein "Wateringen" - dat in genoemde visie is genoemd als een bedrijventerrein groter dan 5 hectaren - vormt qua typologie een “modern gemengd terrein” waarmee een bedrijventerrein, waarvan de ruimtelijke kwaliteit als regulier bestempeld wordt, bedoeld wordt voor gemiddelde bedrijfsruimtegebruikers. In deze groep is de interesse voor de stedenbouwkundige vormgeving van het terrein en de architectuur van bedrijfspand vooral functioneel. Voorts is het kenmerk van dit type bedrijventerrein dat dit goed is ontsloten en de marktoriëntatie regionaal/lokaal is. Doorgaans vormt 10-30% van het totale bedrijfsvloeroppervlak op dit type terreinen een onzelfstandig kantoor.
In de visie wordt het belang van (bestaande) bedrijventerreinen voor de economie in de gemeente erkend en onderstreept. Het beleid is dan ook gericht op intensivering en modernisering van die terreinen. Innovatieve concepten, zoals een tweede maaiveld en gebouwde parkeerconcepten, worden van gemeentewege gestimuleerd.
Voor het bedrijventerrein Monster is in de visie geen uitbreiding voorzien.

2.3.2 Typering bedrijventerrein

Het bestemmingsplan bedrijventerrein “Monster” omvat ca. 35 hectare bedrijventerrein. Voorheen waren dit twee verschillende bedrijventerreinen met ieder een eigen bestemmingsplan. Het betreft “Vlotlaan” en “Vlotwatering”. Door de harmonisatie vallen de twee bedrijventerreinen onder eenzelfde bestemmingsplanregime. Bedrijventerrein “Monster” betreft een lokaal bedrijventerrein.
Lokale bedrijventerreinen hebben deels een (ondersteunende) functie voor de aangrenzende dorpskern(en). Dit betreft bijvoorbeeld de vestiging van loodgieters en schilders. Anderzijds betreft dit publieksfuncties zoals bouwmarkten en autodealers. Door de lokale verschijningsvorm is door middel van een afwijkingsprocedure vestiging van volumineuze detailhandel toegestaan. Op lokale terreinen zijn verder onder voorwaarden door middel van een afwijkingsmogelijkheid zelfstandige kantoren toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 500 m2 per gebouw.

2.3.3 Milieuhinderlijke bedrijvigheid

Volgens de visie wordt op een lokaal bedrijventerrein als in dit bestemmingsplan is vervat, geen ruimte geboden aan milieuhinderlijke bedrijvigheid (milieucategorieën 5 en 6). De eventuele huidige milieuhinderlijke bedrijven op een lokaal terrein krijgen geen uitbreidingsmogelijkheden. Groei van deze bedrijven is slechts mogelijk door intensivering van het ruimtegebruik op hun eigen bedrijfskavel.

2.3.4 Niet-toegestane of ongewenste bedrijfsfuncties op een lokaal bedrijventerrein

Het toetsingskader volgens de Bedrijventerreinenvisie Westland voor andere functies op bedrijventerreinen luidt als volgt:
  • detailhandel wordt uitgesloten op bedrijventerreinen;
  • volumineuze detailhandel is mogelijk op zichtlocaties, maar uitsluitend op lokale bedrijventerreinen;
  • nieuwe vestigingen van bouwmarkten zijn uitgesloten tot 2015 vanwege een gebleken overaanbod in bouwmarkten;
  • verspreide zelfstandige kantoren op bedrijventerreinen zijn niet gewenst;
  • publiekfuncties zoals horeca en fitness zijn niet toegestaan of gewenst op bedrijventerreinen; publiekfuncties zijn uitsluitend mogelijk op lokale bedrijventerreinen indien de noodzakelijkheid is aangetoond, alternatieven zijn gezocht en de functie ingepast kan worden op een locatie waar deze geen hinder veroorzaakt voor de bedrijven;
  • woonzorgfuncties zijn op bedrijventerreinen niet toegelaten.
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan bevinden zich functies, zoals zelfstandige kantoren en volumineuze detailhandel. Deze bestaande functies zijn in beginsel niet op het bedrijventerrein Monster gewenst en worden dan ook specifiek op de locaties waar deze functies zich bevinden bestemd.

2.3.5 Bedrijfswoningen op het bedrijventerrein

Het realiseren van nieuwe bedrijfswoningen en burgerwoningen op het bedrijventerrein is niet gewenst. Op het bedrijventerrein bevinden zich bestaande bedrijfswoningen en burgerwoningen. Deze bestaande bedrijfswoningen en burgerwoningen worden op de specifieke locaties waar deze woningen zich bevinden bestemd. De bestemming van de bedrijfswoningen geschied middels een functieaanduiding, zodat, bij het eventueel verdwijnen van de bedrijfswoning, er bedrijfsmatige activiteiten ontplooit kunnen worden.

2.3.6 Milieuzonering

Voor het gemeentelijk beleid voor milieuzonering wordt verwezen naar hoofdstuk 3 van deze toelichting.

3 Onderzoek

3.1 Bedrijven En Milieuzonering

3.1.1 Wettelijk kader

Voor de milieuzonering van bedrijven in ruimtelijke plannen geldt in het algemeen geen wettelijk kader. Wel is het in het kader van een goede ruimtelijke ordening van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies, zoals woningen:
  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu wordt gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Met het oog hierop is in het bestemmingsplan gezorgd voor voldoende afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Met behulp van een milieuzonering is in het plangebied aangegeven welke bedrijfsactiviteiten op een locatie kunnen worden uitgeoefend. De milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De milieuzonering en de gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009).

3.1.2 Bestaande bedrijfswoningen

Op het bedrijventerrein Monster bevinden zich vanuit de historische groei van het bedrijventerrein bedrijfswoningen op het bedrijventerrein. Voor nieuwe bedrijventerreinen wordt als uitgangspunt gehanteerd dat naast bedrijfswoningen, bedrijven uit maximaal categorie 2 toelaatbaar zijn. Omdat het in dit geval gaat om een bestaande situatie, wordt daar flexibeler mee omgegaan. Direct aangrenzend aan bedrijfswoningen, zijn bedrijven uit maximaal categorie 3.1 van de Standaard SvB toegestaan. Bedrijven uit categorie 3.2 zijn op een afstand van 30 m toegestaan. Dit betekent dat bij de milieuzonering voor bedrijfswoningen met 2 afstandsstappen wordt afgeweken van de richtafstanden uit de Standaard SvB. Het afwijken van de richtafstanden ten opzichte van bedrijfswoningen met een afstandsstap wordt hier aanvaardbaar geacht, omdat de aanwezigheid van bedrijfswoningen binnen het plangebied in de regel een historisch gegroeide situatie betreft. Bovendien is weg bestemmen van de momenteel aanwezige bedrijfswoningen financieel niet haalbaar.

3.1.3 Bestaande burgerwoningen

Op het bedrijventerrein Monster bevindt zich een oud woonlint welke vanuit de Emmastraat het bedrijventerrein inloopt. Daarnaast bevinden zich verspreid over het bedrijventerrein zeven woningen welke in het geldende bestemmingsplan al een woonbestemming hebben. De rijwoningen aan de Emmastraat en de woningen welke verspreid op het bedrijventerrein liggen worden aangeduid als zijnde gemengd gebied. De woningen aan de Emmastraat bevinden zich binnen een overgangsgebied van een rustige woonwijk naar het bedrijventerrein. Om deze reden vindt de gemeente het aanvaardbaar om bij deze woningen 2 afstandsstappen af te wijken van de richtafstanden uit de Standaard SvB. Dit houdt in dat direct naast deze woningen bedrijven uit maximaal categorie 3.1 van de Standaard SvB zijn toegestaan. Bedrijven uit categorie 3.2 zijn op een afstand van 30 m toegestaan en bedrijven uit categorie 4.1 op een afstand van 50 m.

3.1.4 Rustige woonwijk

De woningen van de kern Monster welke zich aan de noordzijde van de Emmastraat bevinden zijn bij de zonering van het bedrijventerrein aangewezen als zijnde ‘Rustige Woonwijk’. Als de afstand tot een bedrijfswoning bijvoorbeeld categorie 3.2 toestaat, maar de afstand tot een rustige woonwijk slechts categorie 2 toestaat, krijgt het betreffende bedrijfsperceel dus een algemene toelaatbaarheid van categorie 2. De gemeente Westland kiest voor bedrijvigheid door nog een extra stap af te wijken van de normen die gelden voor gemengd gebied bij gevoelige functies op het bedrijventerrein zelf. Er kan echter niet zover worden gegaan dat het gunstige woon- en leefklimaat van rustige woonwijken wordt aangetast.

3.1.5 Uitwerking milieuzonering

Op grond van voornoemde uitgangspunten is de milieuzonering op de planverbeelding van het bestemmingsplan uitgewerkt. Binnen de milieuzonering bevinden zich geen bedrijven welke in de bestaande situatie een hogere milieucategorie hebben dan toegestaan bij de uitwerking van de milieuzonering op de planverbeelding.
Op de milieuzonering is op de planverbeelding zoveel mogelijk afgestemd op de ligging van de bedrijfsbebouwing en de daarbij behorende kadastrale begrenzing. De maximale milieucategorie die daarbij op het bedrijventerrein mogelijk is daarbij 4.1. Bestaande woningen zijn op de planverbeelding vastgelegd middels een specifieke bestemming. Nieuwbouw van woningen is niet gewenst.
Afwijken van de regels
De toelaatbaarheid zoals deze hierboven is beschreven, betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Standaard SvB geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Met name komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze, minder hinder veroorzaakt dan in de Standaard SvB is verondersteld. In dat geval kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de algemene toelaatbaarheid. Op die manier kan een dergelijk bedrijf voor de desbetreffende activiteit toe worden gelaten. Dit geldt alleen voor bedrijven uit maximaal één categorie hoger dan de in het bestemmingsplan toegestane categorie.

3.2 Geluid

3.2.1 Wettelijk kader

Met de Wet geluidhinder wordt, vanuit een goed milieubeheer, een aantal specifieke geluidsgevoelige bestemmingen beschermd zoals woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen. De geluidszonering die door deze wet wordt voorgeschreven, ligt rondom bedrijventerreinen, langs wegen voor wegverkeer, langs spoor-, tram- en metrowegen en rondom of langs andere geluidsoverlast veroorzakende objecten. Aan de geluidsbelasting op de (gevels van de) geluidsgevoelige objecten worden grenzen gesteld terwille van het woon- en leefklimaat.
In het algemeen is een geluidsbelasting op de gevel van een bestaande woning tot een maximum van 55 dB(A) toegestaan. Op andere geluidsgevoelige objecten kan die norm anders zijn. De wet kent de aanname dat het gebruik van een autoweg waarvoor als verkeersmaatregel een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt, geen ongeoorloofde geluidsbelasting teweeg brengt.
In een bestemmingsplan dat voorziet in ruimtelijke ontwikkeling, moet verantwoord zijn dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is op grond van toelaatbare geluidhinder ten opzichte van geluidsgevoelige objecten.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met de zogeheten geluidszonering.
Los van de wettelijke verplichting ingevolge het Besluit ruimtelijke ordening is het met het oog op een goede ruimtelijke ordening gewenst dat een bestemmingsplan dat geen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt, eveneens een zogenaamde geluidsparagraaf omvat.

3.2.2 Verkennend onderzoek

Voor de bepaling van de geluidskwaliteit in het plangebied is geen verkennend geluidstechnisch onderzoek verricht.
De Wet geluidhinder bepaalt dat indien op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan een weg reeds aanwezig is, de hoogst toelaatbare waarden voor de geluidsbelasting niet gelden voor de in het plan opgenomen bebouwing die op dat tijdstip al aanwezig is. Omdat dit bestemmingsplan alleen betrekking heeft op bestaande woningen, is geen akoestisch onderzoek of een procedure voor de vaststelling van hogere grenswaarden vereist.

3.3 Luchtkwaliteit

3.3.1 Wettelijk kader

Sinds 15 november 2007 zijn de huidige luchtkwaliteitseisen in de Wet milieubeheer van kracht. Deze eisen zien op de kwaliteit van de lucht die wij inademen en daarmee op het voorkomen van verslechtering van die lucht als gevolg van diverse luchtverontreinigende stoffen zoals fijn stof en stikstofdioxide. Met deze wet moet rekening worden gehouden met het ontwikkelen en realiseren van ruimtelijke plannen. Het principe daarbij is dat de lucht niet boven een bepaalde grenswaarde mag verslechteren ten gevolge van die plannen, tenzij die verslechtering elders in de nabijheid - of in het plangebied - wordt gecompenseerd (de projectsaldering).
De wet kent een minimum-drempel voor gevallen die niet in betekende mate bijdragen aan concentratie in de buitenlucht van bijvoorbeeld fijn stof. In de daartoe opgestelde Regeling niet in betekenende mate bijdragen (milieubeheer) wordt een aantal soorten projecten genoemd die nauwelijks van invloed zijn op de luchtkwaliteit.
Volgens artikel 5.16 van de Wet milieubeheer moet in een bestemmingsplan dat geen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt, eveneens gemotiveerd worden dat met dat bestemmingsplan de grenswaarden voor luchtkwaliteit in acht zijn genomen.

3.3.2 Verkennend onderzoek

Het bestemmingsplan heeft geen invloed op de luchtkwaliteit omdat dit plan geen nieuwe ontwikkelingen toelaat die de luchtkwaliteit zouden kunnen verslechteren.
Het bestemmingsplan maakt - ook met het afwijken van de planregels, het stellen van nadere eisen of het wijzigen van het plan - geen activiteiten mogelijk die de luchtkwaliteit zouden kunnen verslechteren.

3.4 Externe Veiligheid

3.4.1 Wettelijk kader

Externe veiligheid is een begrip in het milieurecht en gaat over het beheersen van de risico’s voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer over de weg, water en spoor en door buisleidingen van gevaarlijke stoffen. Als gevaarlijke stoffen kunnen vuurwerk, lpg en munitie worden genoemd. Het beleid en de wetgeving zijn erop gericht om maatregelen te treffen om de risico’s van deze risicovolle activiteiten te reguleren.
Voor dit bestemmingsplan is toetsing aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen, Besluit externe veiligheid buisleidingen en de daarop gestoelde regelingen, en aan de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2010) van belang.
Op grond van de regels voor externe veiligheid moeten afstanden in acht worden genomen tussen risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten. In de regelgeving wordt uitgegaan van een risicobenadering - en niet het volledig uitsluiten van het risico - waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico is een rekenkundig begrip. Het risico kan op een afbeelding zichtbaar worden gemaakt door een (iso)risicocontour die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt. Het groepsrisico is een maat om de kans weer te geven dat een incident met dodelijke slachtoffers plaatsvindt. Het drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting, als bedoeld in de Wet milieubeheer, of bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet onderzocht - en verantwoord - worden omdat ook buiten de genoemde risicocontour van het plaatsgebonden risico nog letale effecten kunnen optreden in het invloedgebied van de risicovolle activiteit en groepen personen slachtoffer kunnen worden van een calamiteit.

3.4.2 Verkennend onderzoek

Binnen het plangebied bevindt zich een route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze route loopt over de provinciale weg N211 (‘s-Gravenzandseweg/Emmastraat). De risicocontour van deze route bedraagt 150 meter en bevindt zich daardoor tevens in het plangebied.

3.4.3 Verantwoording groepsrisico

Een deel van het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de N211, een transportroute voor gevaarlijke stoffen. De frequentie van het aantal transporten is relatief laag en het groepsrisico voor deze weg ligt ruim onder de oriëntatiewaarde. Vaststelling van het bestemmingsplan leidt niet tot een toename van het groepsrisico. Onze verantwoording van het groepsrisico, met aandacht voor zelfredzaamheid van personen, bestrijdbaarheid van brand en bereikbaarheid voor hulpdiensten, is daarom, in lijn met het advies van de regionale brandweer, beperkt gehouden.

3.4.4 Zelfredzaamheid

Het plangebied bestaat uit een bedrijventerrein met enkele (bedrijfs)woningen. Ter plaatse van de bedrijven zijn weinig tot geen verminderd zelfredzame personen aanwezig. Het aantal (bedrijfs)woningen binnen het invloedsgebied van de transportroute voor gevaarlijke stoffen, en daarmee het aantal verminderd zelfredzame personen, is eveneens laag. Tevens zijn de bedrijfsgebouwen en de (bedrijfs)woningen, mede vanwege een beperkt aantal bouwlagen, goed te ontvluchten.

3.4.5 Bovengrondse hoogspanningsverbinding

Het plangebied voorziet in voldoende bluswater en is goed bereikbaar voor hulpdiensten.

3.4.6 Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd, dat het aspect externe veiligheid de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

3.5 Water

3.5.1 Wettelijk kader

Waterbeheerplan 2010-2015
Het Hoogheemraadschap Delfland heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2010-2015. Het beleid is formeel vastgelegd in de Keur en de Legger.
De Vlotwatering is in het Waterbeheersplan in het kader van maatregelen tegen wateroverlast aangewezen als boezemwaterverbreding. In het plangebied is tevens een tekort van 150 m3/ha aan waterberging ten opzichte van de ABC-werknorm.
Handreiking Watertoets
Het Hoogheemraadschap van Delfland stelt voorwaarden aan de inhoud van de watertoets (waterparagraaf) als verplicht onderdeel van de onderbouwing van ruimtelijke plannen. De toelichting van bestemmingsplannen dient een beschrijving te bevatten van de volledige watersituatie binnen het plangebied, alsmede de te verwachten ontwikkelingen. Deze beschrijving dient in te gaan op de volgende aspecten:
  • beleidskader omtrent water;
  • waterkeringen;
  • waterkwantiteit;
  • waterkwaliteit en ecologie;
  • afvalwater en riolering;
  • waterprojecten welke onderdeel zijn van ABC-Delfland.

3.5.2 Waterkwantiteit

Het bestemmingsplan is conserverend van aard waarin de huidige, bestaande situatie, wordt bestemd. Voor waterkwantiteit geldt hierbij dat het bestaande oppervlakte water minimaal bestemd moet worden. In het bestemmingsplan zal het aanwezige oppervlaktewater dan ook als water worden bestemd.

3.5.3 Waterkwaliteit en ecologie

Het bestemmingsplan heeft geen negatieve invloed op de waterkwaliteit van het oppervlaktewater gezien het feit dat dit bestemmingsplan een conserverend karakter heeft.

3.5.4 Riolering en afvalwater

Het bestemmingsplan heeft geen invloed op het rioleringsstelsel gezien er geen nieuwe ontwikkelingen in het plangebied mogelijk gemaakt zijn. Nieuwe ontwikkelingen dienen te voldoen aan de Leidraad Riolering West-Nederland en de Beslisboom Afkoppelen.

3.5.5 Beheer en onderhoud

Het onderhoud van de hoofdwatergangen wordt verzorgd door het Hoogheemraadschap van Delfland.

3.6 Bodem

3.6.1 Wettelijk kader

De Wet bodembescherming ziet, vanuit een goed milieubeheer, op de bodembescherming en bodemsanering. Met deze wet moet rekening worden gehouden met het ontwikkelen en realiseren van ruimtelijke plannen. In een bestemmingsplan dat voorziet in ruimtelijke ontwikkeling, moet verantwoord zijn dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is op grond van de bodemkwaliteit voor die ruimtelijke ontwikkeling.
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening is het gewenst dat een bestemmingsplan dat geen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt, eveneens een zogenaamde bodemparagraaf omvat. In dat onderdeel van de toelichting van het bestemmingsplan moet ingegaan worden op de door burgemeester en wethouders op grond van het Besluit bodembescherming vastgestelde bodemfunctieklassenkaarten van het gemeentelijk grondgebied. Het is verder wenselijk dat wordt ingegaan op de huidige bodemkwaliteit, met name of die kwaliteit voldoet aan de (nieuwe) bestemming op die gronden. De beschrijving van de bodemkwaliteit op basis van de bodemkwaliteitskaart zal in het ontwerp bestemmingsplan worden opgenomen.

3.6.2 Bodemparagraaf

Algemeen
Het gebied is in te delen in vier gebieden (Ontwikkeling tuinbouw/bebouwingsgeschiedenis Monster; huidige bodemkwaliteitskaart Gemeente Westland, projectnummer: B04A0775 d.d. 9 juni 2006), namelijk:
  • industrie/bedrijven van vóór 1945 (voormalig kassen): vanwege het gebruik in het verleden is bodemverontreiniging te verwachten;
  • industrie/bedrijven uit de periode 1945-1990 (voormalig kassen): vanwege het gebruik in het verleden is bodemverontreiniging te verwachten;
  • industrie/bedrijven na 1990 (voormalig kassen): vanwege het gebruik in het verleden is bodemverontreiniging te verwachten;
  • toekomstige bedrijven (voormalig kassen).
Bedrijventerrein Vlotlaan
Van het bedrijventerrein Vlotlaan (waarvan het bedrijventerrein Vlotwatering deel uitmaakt) zijn geen recente bodemonderzoeksgegevens aanwezig (bodemonderzoeken zijn ouder dan vijf jaar), met uitzondering van het gebied van het bedrijventerrein Vlotwatering dat recent is ingericht als bedrijventerrein.
Tevens zijn van diverse percelen in het geheel geen bodemonderzoekgegevens bekend.
Voor zover bekend is het bedrijventerrein Vlotlaan geschikt voor de bestemming bedrijventerrein. Vanwege het gebruik (ook in het verleden) is bodemverontreiniging te verwachten.
Bedrijventerrein Vlotwatering
(voormalige ‘s-Gravenzandseweg 22, Hoogwerf 78, 80, 82, tussen 82 en 84, en 84)
Van het bedrijventerrein Vlotwatering zijn de meest recente bodemonderzoeken zeven jaar oud. Uit de resultaten van de bodemonderzoeken blijkt dat de bodemkwaliteit (twee locaties na sanering) geschikt is voor de bestemming bedrijventerrein. Dit gebied is opgehoogd met de grond waarvan de kwaliteit voor zover bekend geschikt is voor de bestemming bedrijventerrein.
Op een gedeelte van het bedrijventerrein is een gebruiksbeperking aanwezig vanwege een ernstig geval van bodemverontreiniging met zware metalen en asbest in de ondergrond (voormalig Hoogwerf 80 gedeeltelijk kadastraal sectie F, oud nummer 2934; globiscode: ZH056209008; bodemverontreiniging is dieper dan een meter minus maaiveld aanwezig; de asbestverontreiniging in de ondergrond is in principe verwijderd).
Deze bodemverontreiniging is door middel van een leeflaag minimaal een meter gesaneerd en hierdoor geschikt voor de bestemming bedrijventerrein.
Ten aanzien van voormalig Hoogwerf 80 is de provincie Zuid-Holland bevoegd gezag in het kader van de Wet bodembescherming. Functiewijzigingen en wijzigingen die van invloed zijn op de leeflaag dienen bij de provincie Zuid-Holland te worden gemeld.
Bepalen bodemkwaliteit met het oog op toekomstig bodemgebruik
Bij functiewijziging van locaties binnen het bestemmingsplan gebied bedrijventerrein Vlotlaan is op basis van verschillende wetgeving bodemonderzoek noodzakelijk. Op basis van de Woningwet dient het bouwen op verontreinigde grond te worden tegen gegaan, waardoor een onderzoek plicht geldt, die is opgenomen in de bodemverordening van de gemeente Westland. Verder dient ingevolge de Wet ruimtelijke ordening een bodemonderzoek plaats te vinden om de realiseerbaarheid van een bepaalde bestemming of wijziging van bestemming te onderzoeken. Bij grondverzet is het Bouwstoffenbesluit of de Vrijstellingsregeling Grondverzet (bodemkwaliteitskaart) van toepassing. Met genoemde wetgeving is het onder andere mogelijk om te bepalen of hergebruik van vrijkomende grond is toegestaan.

3.7 Cultuurhistorische Aspecten

3.7.1 Wettelijk kader

Volgens het Verdrag van Valletta van 1992 moeten de archeologische waarden in de grond zoveel mogelijk op de locatie zelf worden bewaard. Verder is in het verdrag overeengekomen dat in een zo vroeg mogelijk stadium van ruimtelijke ordening al rekening wordt gehouden met die waarden.
Het verdrag is met de Wet archeologische monumentenzorg in de Nederlandse wetgeving van kracht geworden en het bepaalde daarin vormt nu een onderdeel van de Monumentenwet 1988. Volgens artikel 38a van die wet moet bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden en verwachtingen. In het bestemmingsplan moet worden aangegeven welke gevolgen worden verbonden aan de aanwezigheid van archeologische waarden of verwachtingen.

3.7.2 Verkennend onderzoek

De resultaten van het verkennend onderzoek kunnen als volgt worden samengevat. De volledige resultaten zijn opgenomen in Bijlage 3 van deze toelichting.
In het plangebied bestaan onvoldoende mogelijkheden om vooruitlopend op de realisatie van het bestemmingsplan de eventueelaanwezige archeologische waarden te karteren, te begrenzen en te waarderen. Om de zorgvuldigheid van de omvang met archeologische waarden overeenkomstig het doel van het Verdrag van Valletta te waarborgen, krijgt in het bestemmingsplan met het oog hierop een deel van het plangebied de dubbel bestemming “archeologisch waardevol gebied”. Binnen deze bestemming is het bouwen en het uitvoeren van andere werken en werkzaamheden ten behoeve van de beoogde ontwikkeling aan een omgevingsvergunning gebonden. In de belangenafweging die aan het verlenen van de omgevingsvergunning ten grondslag zal liggen, wordt het belang van het archeologisch erfgoed overeenkomstig het doel van het verdrag van Valletta meegewogen. Dit kan ertoe leiden dat eisen worden gesteld aan de uitvoering van de werkzaamheden om het belang van archeologisch erfgoed zo veel mogelijk recht te doen. Het is de enige oplossing om het bestemmingsplan te realiseren en zorgvuldig mee om te gaan met archeologische waarden. Behoud ex situ zal door de ingreep alleen na voorafgaand archeologisch onderzoek worden toegestaan, zodat documentatie van de vindplaatsen geheel of gedeeltelijk kunnen worden gespaard, zal het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk worden ingepakt en afgedekt.
De eindconclusie is dat het belang van het aanwezige archeologische erfgoed in het onderhavige bestemmingsplan door voorafgaand aan en gedurende verstoringen de genoemde maatregelen te treffen in het bestemmingsplan is gewaarborgd en dat het daarmee het bestemmingsplan voor het aspect archeologie voldoet aan de eis van een goede ruimtelijke ordening.

3.7.3 Gemeentelijke waardenkaart

De gemeente Westland heeft onderzoek gedaan naar de archeologie binnen de gemeente grenzen. Dit onderzoek heeft nog geen juridische status maar is van dusdanig groot belang voor de gemeente dat zij de resultaten van dit onderzoek al toepast. Uit het onderzoek is gebleken dat het bedrijventerrein Monster zich voor het merendeel bevindt in een gebied met een middel hoge verwachtingswaarde, deels in een gebied met een lage verwachtingswaarde, en deels in een gebied waar geen archeologische verwachtingswaarden aanwezig zijn. Het noordelijk deel van het plangebied is op de gemeentelijke archeologische waardenkaart aangewezen als archeologisch onderzoeksgebied B en het zuidelijk deel van het plangebied is aangewezen als archeologisch onderzoeksgebied C.

4 Juridische Planbeschrijving

4.1 Planvorm

Het bestemmingsplan is een actualisatie van bestaande bedrijventerreinen met bijbehorende planregimes en is daarmee conserverend van aard.

4.1.1 Wettelijk voorgeschreven standaardisering

De planregels en de planverbeelding van dit bestemmingsplan zijn overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen als gepubliceerd door het ministerie van VROM (SVBP 2008) en als wettelijk voorgeschreven in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 (Staatscourant 2008, nr. 377, van 30 oktober 2008).
Daarnaast zijn in de planregels de standaardregels opgenomen als geboden in artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening. In een apart artikel zijn de bijzondere gebruiksverboden opgenomen voor alle bestemmingen, welke verboden aansluiten op het wettelijk verbod als neergelegd in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening.
Voor uitleg van die planregels wordt verwezen naar de toelichting op het Besluit ruimtelijke ordening en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008, in samenhang met de jurisprudentie over die uitleg.
Voorts is de "Werkafspraak terminologie Wabo in Standaard voor Vergelijkbare bestemmingsplannen" van september 2010 verwerkt. Die werkafspraak in het kader van de ministeriële regeling is gemaakt met het oog op de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010.

4.1.2 Aanvulling en geoorloofde afwijking van de SVBP 2008

De planregels en planverbeelding van dit bestemmingsplan zijn toegesneden op de specifieke behoefte aan planregulering voor het gegeven plangebied. In de hierna volgende paragrafen is de aan het bestemmingsplan eigen plansystematiek toegelicht voor zover die een aanvulling of een geoorloofde afwijking vormt van de SVBP 2008.
De planregels zijn voorts weergegeven in de specifieke opmaak die eigen is aan het adviesbureau dat het plan heeft vervaardigd. Met deze opmaak wordt aangesloten op de juridische planvorming door dat bureau die in deze toelichting is weergegeven en gemotiveerd.

4.1.3 Systematiek van de planregels

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
  1. inleidende regels;
  2. bestemmingsregels;
  3. algemene regels;
  4. overgangs- en slotregel.
Inleidende regels
Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gebruikt om interpretatieverschillen te voorkomen.
Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, diepte, hoogte, oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
Algemene regels
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.
Antidubbeltelbepaling
De formulering van de antidubbeltelbepaling wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).
Algemene bouwregels
In dit artikel zijn algemene regels opgenomen voor afstanden tot aan de weg en water, voor ondergronds bouwen, voor bouwwerken geen gebouwen zijnde en voor ondergeschikte bouwdelen.
Algemene gebruiksregels
In het artikel Algemene gebruiksregels zijn naast een verwijzing naar het algemene gebruiksverbod van artikel
7.2 van de Wet op de ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 2.1. lid 1. onder c. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, specifieke gebruiksverboden ter invulling van het algemene gebruiksverbod opgenomen. Daarin is onderscheid gemaakt tussen het verbod op het gebruik van gronden en het verbod op het gebruik van bouwwerken.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt omschreven in welke gevallen afwijking kan worden verleend voor overschrijding van de bouwgrenzen, voor zover deze afwijkingen niet onder de regel "algemene bouwregels" vallen. Dit betreft bijvoorbeeld de bevoegdheid om vrijstelling te verlenen ten behoeve van afwijking van de voorgeschreven maten en percentages.
Algemene procedureregels
In dit artikel staan de procedureregels voor de verschillende wijzigingsbevoegdheden en voor toepassing van de nadere eisen regeling.
Overgangs- en slotregel
In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs - en slotregels aan de orde, zoals het overgangsrecht (bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening artikel 3.2.1 Bro) en de slotregel. De slotregel bevat alle bestemmingsplannen welke geheel of gedeeltelijk worden vervangen met dit bestemmingsplan en de titel van het plan.

4.1.4 Systematiek van de planverbeelding

De planverbeelding is digitaal vorm gegeven overeenkomstig de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. De digitale planverbeelding en de andere onderdelen van de dataset hebben het volgende planidentificatie-nummer gekregen:
  • NL.IMRO.1783.abp00000007-vast
De dataset bestaat uit:
  • het GML-bestand van de planverbeelding;
  • het XML-geleideformulier;
  • de onderliggende bestanden zoals ondergrond en overige topografische informatie;
  • de PDF- en HTML-bestanden voor respectievelijk de verbeelding van plantoelichting en planregels.

4.2 Bestemmingsregeling

De bestaande functies in het plangebied die overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan in dit plan zijn bestemd, zijn de volgende (in alfabetische volgorde van bestemming).

4.2.1 Bestemming "Bedrijventerrein"

Algemeen
In dit bestemmingsplan is voor het hele bedrijventerrein de bestemming "Bedrijventerrein" gekozen waarbij voor de bebouwingsmogelijkheden en erfbebouwingsbepalingen is aangesloten bij de geldende bestemmingsplannen.
Bedrijven algemeen
De gronden van de bedrijven die zijn vermeld in het overzicht in Bijlage 1 van deze toelichting zijn alle in de bestemming "Bedrijventerrein" opgenomen als bedrijf met een functieaanduiding die de maximale milieucategorie aanwijst waarbinnen het bedrijf operationeel mag zijn, met uitzondering van de hierna vermelde soorten van bedrijven waarvoor een specifieke functieaanduiding is opgenomen.
De keuze van maximale milieucategorie per soort van bedrijven is verantwoord in paragraaf 3.4 van deze toelichting.
Bedrijfswoningen
De bedrijfswoningen op het bedrijventerrein zijn op de betreffende locaties vastgelegd en voorzien van de functieaanduiding ‘bedrijfswoning’. Binnen het plangebied zijn alleen grondgebonden bedrijfswoningen aanwezig. Voor grondgebonden bedrijfswoningen zijn naast de genoemde functieaanduiding eveneens de aanduidingen 'tuin' en 'erf' opgenomen. Middels deze aanduidingen en de planregels wordt de plansystematiek voor woningen, zoals in de bestemming "Wonen" (zie paragraaf 4.2.6 van de bestemmingsregels), voortgezet. Door deze wijze van bestemmen is het mogelijk om de (stedenbouwkundige) structuur van het bedrijventerrein ten aanzien van bedrijfsbebouwing te waarborgen door middel van het opnemen van het bouwvlak waarbinnen bedrijfsbebouwing, anders dan de bedrijfswoning, mogelijk is. Deze plansystematiek verschaft zodoende de nodige rechtszekerheid over mogelijke bedrijfsbebouwing bij het verdwijnen van een dienstwoning en flexibiliteit, omdat geen ruimtelijke procedure benodigd is om bedrijfsgebouwen en -bouwwerken te kunnen bouwen.
Functieaanduidingen
De volgende bedrijfspercelen zijn bestemd middels een specifieke functieaanduiding:
  • het perceel aan Havenstraat 41 (bouwmarkt “Praxis”),
middels de functieaanduiding “specifieke vorm van bedrijventerrein - bouwmarkt” omdat deze functie in beginsel niet wenselijk is op lokale bedrijventerreinen. Deze bestaande functie wordt echter niet gesaneerd en wordt om deze reden ingepast middels een functieaanduiding.
  • het perceel aan Emmastraat 103 (“Argos Tankstation”),
middels de functieaanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg”;
  • de aanwezige zelfstandige kantoren op het bedrijventerrein:
de aanwezige zelfstandige kantoren zijn mogelijk gemaakt in de bestemmingsomschrijving van de bedrijfsbestemming. In de bestemmingsomschrijving wordt verwezen naar een lijst met kantoren welke in Bijlage 2 van de planregels is opgenomen”;
  • het garagebedrijf aan de Vlotlaan,
middels de functieaanduiding “specifieke vorm van bedrijventerrein - garagebedrijf” waarvoor omdat
deze functie in beginsel niet wenselijk is op lokale bedrijventerreinen. Deze bestaande functie wordt echter niet gesaneerd en wordt om deze reden ingepast middels een functieaanduiding.
Afwijkingsbevoegdheden
In de planregels zijn voor de bestemming “Bedrijventerrein” afwijkingsbevoegdheden opgenomen:
  • voor het toestaan van één hogere milieucategorie voor een bedrijf indien kan worden aangetoond dat het bedrijf zijn activiteiten op milieuvriendelijkere uitoefent, met als maximum categorie 4.2;
Wijzigingsbevoegdheden
In de planregels zijn voor de bestemming “Bedrijventerrein” en de bestemmingen “Wonen” en “Tuin” de volgende wijzigingsbevoegdheden opgenomen:
  • de omzetting van de bestemmingen “Wonen” en “Tuin” naar bestemming “Bedrijventerrein” zodat de gronden (en opstallen) van de verspreid liggende burgerwoningen op het bedrijventerrein toegevoegd kunnen worden aan de bedrijfsbestemming;

4.2.2 Bestemming "Maatschappelijk"

Het volgende perceel heeft in het bestemmingsplan de bestemming “Cultuur en ontspanning” gekregen:
  • het perceel aan Vlotlaan 535 (“De Druiventuin”).

4.2.3 Bestemming "Groen"

Alle groenvoorzieningen langs de Vlotwatering en de groenvoorzieningen aan het uiteinde van de haven aan de Havenstraat, op het perceel naast Stationsweg 13 en langs de waterloop langs Vlotlaan 535 hebben in het bestemmingsplan de bestemming “Groen”.

4.2.4 Bestemming "Verkeer"

De volgende verkeerswegen zijn in het bestemmingsplan bestemd als bestemming “Verkeer”:
  • de ontsluitingswegen van het bedrijventerrein: ‘s-Gravenzandseweg, Emmastraat,
Alle overige wegen binnen het plangebied zijn bestemd als ‘Verkeer-Verblijfsgebied’.

4.2.5 Bestemming "Water"

De volgende waterlopen zijn in het bestemmingsplan bestemd als bestemming “Water”:
  • de primaire boezemwatergangen in het zuiden (Vlotwatering) en in het oosten van het plangebied (de haven aan de Havenstraat).

4.2.6 Bestemming "Wonen" en "Tuin"

De woningen aan de Emmastraat en het woonlint in het verlengde van de Emmastraat dat het bedrijventerrein inloopt en de verspreid liggende burgerwoningen op het bedrijventerrein hebben de bestemming Wonen gekregen waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de geldende bestemmingsplanbepalingen.
Het voorerfgebied van deze woningen, dat grenst aan de openbare weg, zijn bestemd als bestemming “Tuin”.

4.2.7 Dubbelbestemming "Waarde - Archeologie"

Omdat in het noordelijk deel van het plangebied, een redelijke tot grote kans aanwezig is van archeologische sporen in de grond, heeft dit deel van het plangebied de dubbelbestemming “Waarde - Archeologie” gekregen.

5 Handhaving

5.1 Handhavingsbeleid

Op 1 februari 2011 hebben burgemeester en wethouders van Westland de beleidsnota 'Handhaven op maat' vastgesteld. Hierin zijn de doelen en richting voor milieuhandhaving en bouw- en woningtoezicht voor de komende vier jaren beschreven. De gemeente Westland wil een prettige woon-, werk- en leefomgeving voor haar burgers en ondernemers. Dat wil de gemeente bereiken door de duurzaamheid, veiligheid en leefbaarheid in het Westland te vergroten en te waarborgen. Handhaving is hierbij één van de middelen die hiervoor wordt ingezet. Handhaving is dus geen doel op zich, maar een onderdeel van de reguleringsketen (ontwikkeling wet - en regelgeving – normstelling vergunningverlening - uitvoering - toezicht -handhaving). De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee met name om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, om handhavend optreden hiertegen goed mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming. Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid van in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft het team bouw- en woningtoezicht van de afdeling Ruimte, Omgeving en Veiligheid hierin een centrale taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van de prioriteitsstelling, een handhavings traject ingezet.
Nabij de Vlotlaan, gelegen aan de Vlotlaan achter nummer 22 zijn een containeropslag en een overkapping aanwezig. Omdat deze zijn gelegen in een groenstrook is deze functie niet positief bestemd. Verderop gesitueerd aan de Vlotlaan achter nummer 44 is een paardenbak aanwezig. Omdat deze functie niet thuis hoort op een bedrijventerrein is deze niet positief bestemd.

6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Voor het bestemmingsplan is geen exploitatieplan, als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening, opgesteld omdat er geen sprake is van ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied waarvoor op grond een grondexploitatie moet worden opgesteld. Binnen het plangebied bevinden zich namelijk geen projecten als genoemd in artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening of waarvan de economische uitvoerbaarheid inzichtelijk gemaakt moet worden.
Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zodat niet hoeft te worden ingegaan op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in licht van de milieuwetgeving of van milieukwaliteitsnormen.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Overleg

Op basis van het voorontwerp bestemmingsplan heeft wettelijk vooroverleg plaatsgevonden als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierbij hebben de volgende instanties gereageerd:
  • Gasunie;
  • Provincie Zuid-Holland;
  • Hoogheemraadschap van Delfland;
  • Tennet - Vrom-inspectie;
  • Veiligheidsregio Haaglanden.;
De uitkomsten van het overleg, als bedoeld in artikel 3.1.6, eerste lid, onder c., van het Besluit ruimtelijke ordening, zijn opgenomen in Bijlage 4 van deze toelichting.

6.2.2 Zienswijzen

1 Bedrijvenlijst

Klik hier voor de bedrijvenlijst

2 Lijst Met Zelfstandige Kantoren

Klik hier voor de lijst met zelfstandige kantoren

3 Archeologisch Onderzoek

Klik hier voor het archeologisch onderzoek

4 Reactienota Bestuurlijk Overleg

Klik hier voor de reactienota bestuurlijk overleg

5 Nota Beantwoording Zienswijzen

Klik hier voor de nota beantwoording zienswijzen

6 Staat Van Wijzigingen

Klik hier voor de staat van wijzigingen