KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Water
Artikel 6 Wonen
Artikel 7 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Bouwregels
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 13 Gebiedsaanduiding 'Geluidszone - Industrie'
Hoofdstuk 5 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Bijlage Bij Regels
Bijlage 1 Wegencategorisering En Vaarwegen
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Afweging
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Beleidskader
Hoofdstuk 3 Onderzoek
3.1 Bedrijven En Milieuzonering
3.2 Geluid
3.3 Luchtkwaliteit
3.4 Externe Veiligheid
3.5 Water
3.6 Bodem
3.7 Ecologie
3.8 Cultuurhistorische Aspecten
Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving
4.1 Planvorm
4.2 Bestemmingsregeling
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Watertoets
Bijlage 2 Watersleutel
Bijlage 3 Externe Veiligheid En Milieu-zonering
Bijlage 4 Eco-effectscan
Bijlage 5 Argeoboor Rapport
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek

Lange Kruisweg nabij 48A te Maasdijk

Wijzigingsplan - Gemeente Westland

Vastgesteld op 28-12-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het wijzigingsplan Lange Kruisweg nabij 48a te Maasdijk met identificatienummer NL.IMRO.1783.abp00000013w28-VA01 van de gemeente Westland.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan-huis-gebonden-onderneming

Een onderneming welke gevestigd is of kan zijn in een woning en die toebehoort aan een natuurlijk persoon, welke in de betreffende woning woont en die geen personeel in dienst heeft, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de onderneming de ruimtelijke uitstraling van de woonfunctie niet aantast.

1.6 aan- of uitbouw

Een aan het hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.7 achtergevel

De achtergevel van de woning zoals deze in het verleden is opgeleverd, zonder uitbreidingen die eventueel hebben plaatsgevonden.

1.8 archeologische waarde

Een aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit de oude tijden.

1.9 bebouwing

Één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bed & breakfast

Een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woning, niet zijnde vrijstaand bijgebouw, en wordt gerund door de eigenaar/gebruiker van de betreffende woning. Onder een bed en breakfast voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur

1.11 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bijgebouw

Een (vrijstaand of aan een hoofdgebouw aangebouwd) gebouw dat in functioneel en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en geen rechtstreekse toegang tot het hoofdgebouw heeft.

1.14 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.15 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen die op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggen. Het dient hierbij te gaan om horizontale bouwlagen.

1.16 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.17 boveninsteek

De snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang.

1.18 dakkapel

Een constructie, welke ondergeschikt is aan het dakvlak, ter vergroting van een gebouw, die vrij ligt in het hellend dakvlak.

1.19 erf

Al dan niet bebouwde gronden die bij de hoofdmassa horen, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze inrichting niet verbieden.

1.20 erfscheiding

De scheiding tussen twee onroerende zaken die niet aan dezelfde eigenaar behoren, niet door dezelfde gebruikers worden benut, dan wel louter kadastraal gescheiden zijn.

1.21 erker

Een ondergeschikte uitbouw op de begane grond van het hoofdgebouw, gelegen aan een verblijfsruimte (woonkamer of keuken) en strekt ter vergroting van het woongenot. Een erker is gelegen aan en zorgt voor een verbijzondering van de voor en/of zijgevel, zonder de architectuur van het hoofdgebouw wezenlijk aan te tasten.

1.22 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.23 groenvoorzieningen

Groenscherm(en) van opgaande beplanting, berm-beplantingen en andere beplantingen voor openbaar of particulier gebruik welke beplanting in planologisch opzicht een ruimtelijk structurerend effect hebben.

1.24 hobbymatig houden van paarden

Het houden van paarden op gronden direct aangrenzend aan een (bedrijfs)woning, met een paardenbak van maximaal 400 m², waarbij geen sprake is van belemmering van een efficiënte verkaveling van het glasareaal, binnen maximaal 75 m3 van de privé gebruiks- en bouwmogelijkheden van het bestemmingsplan, zonder opslag van voer/hooi e.d. buiten, waarbij geen sprake is van groepslessen, kantines, geluidsinstallaties of verlichting en geen belemmeringen vanuit milieu hygiënisch oogpunt aanwezig zijn, het hekwerk niet hoger is dan 1,20 meter en daarbij goedgekeurd door de welstandscommissie.

1.25 hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken exclusief de aan- en uitbouwen of bijgebouwen.

1.26 hoofdwatergang

Een primaire watergang als bedoeld in de ‘Legger Wateren (15 maart 2011)’ van het Hoogheemraadschap van Delfland.

1.27 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteits-distributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen en zendmasten.

1.28 ondergronds bouwwerk

Een voor mensen toegankelijke ruimte onder maaiveldniveau, met uitzondering van kruipruimten.

1.29 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand, welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.30 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, waarbij plaatselijke, niet bij verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw ervan buiten beschouwing blijven. Het bouwwerk wordt gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt maaiveld het hoogst is.

1.31 seksinrichting:

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval begrepen een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop of sekstheater, een sekswinkel, een seksautomatenhal en een seksclub of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.

1.32 tuinartikelen

Artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschappen en –beschermingsproducten, grondproducten, vijvers, potten, (sier)bestrating, kunstgras, tuinhout, erfscheidingen, tuinhuisjes, tuinverlichting, tuinkleding (met inbegrip van schoeisel), tuinspeelgoed, tuinmeubelen, (tuin)kookbenodigdheden en vijverbenodigdheden.

1.33 voorgevel

De naar de weg gekeerde zijde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of waar deze op de planverbeelding is aangegeven met een gevellijn.

1.34 voorgevelrooilijn

De lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de naar het openbare gebied gekeerde gevel(s) van de hoofdbebouwing of daar waar deze op de planverbeelding is aangegeven met een gevellijn.

1.35 waterberging

Een berging voor het bergen en opslaan van water.

1.36 watergang

Een secundaire watergang als bedoeld in de ‘Legger Wateren (15 maart 2011)’ van het Hoogheemraadschap van Delfland.

1.37 wkk-installatie

Een installatie voor warmtekrachtkoppeling die het mogelijk maakt de bij de opgewekte elektriciteit vrijkomende warmte te benutten.

1.38 woning

Een complex van ruimten (zoals het hoofdgebouw, aan-, uitbouw, aangebouwd bijgebouw en vrijstaand bijgebouw) dat blijkens de indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 de goothoogte

gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 de bouwhoogte

gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de afstand

bij het meten worden afstanden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.4 de oppervlakte

gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 de inhoud

gemeten tussen de bovenzijde van de begane grondvloer of de bovenzijde van de vloer van een ondergronds bouwwerk, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van een dak en een dakkapel. De inhoud van een ondergronds bouwwerk met een hoogte van maximaal 1,50 meter wordt niet meegerekend.

2.6 het bebouwingspercentage

gemeten per perceel of gezamenlijk in eenzelfde eigendom zijnde percelen binnen een bestemmingsvlak.

2.7 de dakhelling

gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.8 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Groen" (G) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. fiets-, voet- en toegangspaden;
  3. c. bruggen en duikers;
  4. d. (hoofd-)watergangen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:

3.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de algemene regels als genoemd in Artikel 32, alsmede dat:

  1. a. de maatvoering van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt:

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000013w28-VA01_0020.jpg"

3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 voor het aanleggen van parkeerplaatsen, in- en uitritten en andere ondergeschikte verhardingen, mits:

  • er een tekort is aan parkeerplaatsen;
  • dit niet ten koste gaat van de kwaliteit en de beleving van de groenvoorziening;
  • dit niet op ecologische, landschappelijke of verkeerskundige bezwaren stuit;
  • goedkeuring is verleend door de verkeerskundige.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer" (V) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en paden;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. kruisingen en bruggen ter overbrugging van water;
  5. e. (hoofd-)watergangen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. f. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  7. g. straatmeubilair;
  8. h. voorzieningen van algemeen nut;
  9. i. kunstwerken;
  10. j. bouwwerken, geen gebouw zijnde die voor de wegenstructuur en de geleiding van het wegverkeer nodig zijn, zoals bruggen, dammen, duikers, verkeersborden en duikers;

alsmede voor:

  1. k. ter plaatse van de functieaanduiding "(sv-agt)", een volwaardig en doelmatig glastuinbouwbedrijf met bijbehorende voorzieningen als bedoeld in artikel 3.1 onder a. t/m f.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  2. b. ter plaatse van de functieaanduiding "(sv-agt)", bedrijfsbouwwerken en de uitvoering van werken als bedoeld in Artikel 3.2, waarbij de bouwregels als bedoeld in Artikel 3 van toepassing zijn;

en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:

18.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

de maatvoering van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt:

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000013w28-VA01_0021.jpg"

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.3.1 Afwijken voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2.1 van de planregels voor:

  1. a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mits:
  • ten behoeve van de realisering van geluidwerende voorzieningen;
  • ten behoeve van de realisering van bruggen;
  • dit niet op verkeerskundige en stedenbouwkundige bezwaren stuit.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Water" (WA) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (hoofd-)watergangen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. b. het behoud en herstel van natuurwaarden;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. infiltratievoorzieningen;
  5. e. kruisingen en bruggen ten behoeve van wegen en paden;
  6. f. keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, aanlegsteigers en vlonders;
  7. g. natuurvriendelijk ingerichte oevers;

alsmede voor:

  1. h. ter plaatse van de functieaanduiding "(swa-wkb)", een waterkabelskibaan;
  2. i. ter plaatse van de functieaanduiding "(wb)", een waterberging.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;

en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:

5.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

  1. a. de maatvoering van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt:

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000013w28-VA01_0022.jpg"

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomsomschrijving

De voor "Wonen" (W) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen in een woning;
  2. b. bijbehorende erven, terreinen en voorzieningen, zoals ontsluitingswegen ten behoeve van de bereikbaarheid van de woning en groen;
  3. c. (hoofd-)watergangen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. ontsluitingswegen ten behoeve van de bereikbaarheid van glastuinbouwbedrijven en voet- en fietspaden;

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. hoofdgebouwen met de bijbehorende bouwwerken;
  2. b. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. c. ter plaatse van de functieaanduiding "(sw-z)" is geen bebouwing toegestaan;
  4. d. ter plaatse van de functieaanduiding "(sw-vwv)" mag niet worden gebouwd, tenzij:
    1. 1. een (voormalige bedrijfs-)woning is gesloopt;
    2. 2. de sloop van de (voormalige bedrijfs-)woning nodig is vanwege de (toekomstige) schaalvergroting en/of herstructurering van de glastuinbouw;
    3. 3. de achter te laten kavel is verkocht of aantoonbaar te koop is aangeboden voor een agrarische prijs ten behoeve van herstructurering, of schaalvergroting van de glastuinbouw aan de eigenaren van de aangrenzende percelen, of een recht van koop aan deze(n) is verstrekt in geval (nog) niet direct tot aankoop wordt overgegaan;
    4. 4. de herstructurering en/of schaalvergroting waar de woning onderdeel van uitmaakt de instemming heeft van de glastuinbouwdeskundige en de waterbeheerder;
    5. 5. voor de gronden, waaronder die van de gesloopte woning, die terugvallen aan de glastuinbouw, de van toepassing zijnde bestemming gelijktijdig wordt gewijzigd of al eerder is gewijzigd naar "Agrarisch - Glastuinbouw", middels toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als genoemd in Artikel 36.2 van het bestemmingsplan "Glastuinbouwgebied Westland";

en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Waarde - Archeologie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie" (WR-A) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming "Waarde - Archeologie";

en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Bouwregels

9.1 Algemene regels voor afstanden

9.2 Afwijken van de algemene regels voor afstanden

9.3 Algemene regels voor ondergronds bouwen

9.4 Afwijken van de algemene regels voor ondergronds bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.3.2 onder a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 6,6 meter onder peil onder de voorwaarde dat:

  1. a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  2. b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

9.5 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de ontwikkeling van de glastuinbouw;
  3. c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  4. d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  5. e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  6. f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. ter waarborging van de waterhuishouding.

9.6 Algemene regels voor (bedrijfs-)woningen

Voor het bouwen van (bedrijfs-)woningen gelden de volgende regels, tenzij bij de bestemmingsregels anders is bepaald:

9.7 Afwijken van de algemene regels voor (bedrijfs-)woningen

9.8 Dakkapellen

Voor het bouwen van dakkapellen gelden de volgende regels:

  1. a. Maatvoering achterzijde:
    1. 1. de dakkapel ligt aan alle zijden tenminste 0,5 m vrij in het dakvlak;
    2. 2. de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m;
    3. 3. de dakkapel mag niet meer dan 1 meter uit de onderkant van het dakvlak staan.
  2. b. Maatvoering voorzijde:
    1. 1. de dakkapel is niet breder dan 50% van de breedte van het dakvlak;
    2. 2. de dakkapel ligt aan alle zijden tenminste 0,5 m vrij in het dakvlak;
    3. 3. de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,5 m;
    4. 4. de dakkapel mag niet meer dan 1 meter uit de onderkant van het dakvlak staan.

Artikel 10 Algemene Gebruiksregels

10.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 2.1 lid 1 onder c. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  2. b. het gebruik van niet-bebouwde grond en/of water als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden; het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  3. c. het gebruik van niet-bebouwde grond als opslag, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  4. d. het gebruik van bouwwerken of het laten gebruiken van bouwwerken als seksinrichting;
  5. e. het gebruik van bouwwerken of het laten gebruiken van bouwwerken en gronden voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk.

10.2 Geen strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

  1. a. het gebruik van niet-bebouwde grond voor evenementen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland;
  2. b. het gebruik van niet-bebouwde grond voor standplaatsen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland.';
  3. c. het gebruik van bouwwerken of het laten gebruiken van bouwwerken en gronden voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel – vuurwerkverkooppunt'.

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

11.1 Algemene afwijkingsmogelijkheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking kan worden verleend - afwijking van de regels in het plan te verlenen voor:

  1. a. afwijkingen van voorgeschreven maten, waaronder percentages, met ten hoogste 10%. Het moet hierbij primair gaan om het oplossen van knelpunten waar het bestemmingsplan niet in voorziet en waartegen in planologisch opzicht geen bezwaar bestaat en niet om de bouwmogelijkheden bij voorbaat al te vergroten;
  2. b. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een goothoogte van ten hoogste 3 m ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes mits de inhoud van deze gebouwtjes niet groter is dan 60 m³ zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten;
  3. c. het bouwen van een tweedelijns dakkapel aan de achterzijde boven een bestaande dakkapel;
  4. d. het bouwen van straatmeubilair of andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers en keermuren met een bouwhoogte van ten hoogste 6 meter;
  5. e. geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en de vorm van bestemmingsgrenzen indien bij de definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken, met dien verstande dat de veranderingen ten hoogste 2 m mogen bedragen;
  6. f. afwijkingen van het bestemmingsplan, ten einde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling of situering blijkt, dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk zou zijn en de afwijking van zo ondergeschikte aard blijft, dat de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast;
  7. g. overschrijding van bouwgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch of ruimtelijke kwaliteit i.p.v. esthetisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen.
  8. h. het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden.
  9. i. het afwijken van de parkeernormering, zoals deze is opgenomen in het Westlands Verkeer- en Vervoerplan (WVVP) indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt voorzien.

11.2 Afwijking niet verlenen

Afwijking wordt in ieder geval niet verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 12 Overige Regels

12.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Algemene Aanduidingsregels

Artikel 13 Gebiedsaanduiding 'Geluidszone - Industrie'

10.1 Bouwregels

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding "Geluidzone - Industrie" mogen geen nieuwe geluidsgevoelige objecten, als bedoeld in de Wet geluidshinder, worden gebouwd.

10.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 10.1, mits middels akoestisch onderzoek is aangetoond dat de bouw van een geluidsgevoelig object mogelijk is, dan wel een besluit hogere grenswaarden van toepassing is op het betreffende gebied.

Hoofdstuk 5 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 14.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 14.1.1 met
  3. 3. maximaal 10%;
  4. 4. Lid 14.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 14.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. 4. Lid 14.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan 'Lange Kruisweg nabij 48a te Maasdijk'

Bijlage Bij Regels

Bijlage 1 Wegencategorisering En Vaarwegen

Klik hier voor de bijlage.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Er is een verzoek ingediend nabij de Lange Kruisweg 48a te Maasdijk kadastraal bekend NWK01, sectie F, nummer 4605 de bestemming te wijzigen van 'Agrarisch-Glastuinbouw' in de bestemming 'Wonen'. Dit is nodig voor het realiseren van zes woonkavels.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000013w28-VA01_0001.jpg"

Uitsnede Gis

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied is gelegen in het glastuinbouwgebied, ten zuiden van de Korte Kruisweg en ten westen van de kern Maasdijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000013w28-VA01_0002.jpg"

Uitsnede Gis

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Westland', met de enkel bestemming 'Agrarisch-Glastuinbouw' , de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' met de specifieke vorm van waarde -2 zijn van toepassing. Ook voor dit gebied geldt er een gebiedsaanduidng geluidzone - industrie. Voor het hele Westland geldt het bestemmingsplan: parapluherziening buitengebied Westland.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000013w28-VA01_0003.jpg"

Uitsnede Ruimtelijkeplannen.nl

1.4 Afweging

3.7.3 Uitplaatsen/verplaatsen (bedrijfs-)woning

Van de bestemming "Agrarisch - Glastuinbouw" in de bestemming "Wonen" met als doel een te slopen bedrijfswoning te herbouwen als burgerwoning of een bestaande burgerwoning te slopen en te herbouwen, waarbij vast dient te staan dat:

  1. 1. de sloop van de (voormalige bedrijfs-)woning nodig is vanwege de (toekomstige) schaalvergroting en/of herstructurering van de glastuinbouw;
  2. 2. de beoogde woonkavel zodanig geprojecteerd is dat hierdoor de glastuinbouw nu en in de toekomst niet wordt belemmerd, dit ter beoordeling van de glastuinbouwdeskundige;
  3. 3. de (voormalige bedrijfs-)woning wordt gesloopt, binnen 2 maanden na gereedmelding van de nieuwe woning;
  4. 4. na de bestemmingswijziging geen grotere kavel bij de perceelseigenaar in eigendom zal zijn dan maximaal 1.000 m², waarbij leidend is een logische en efficiënte verkaveling van het glasareaal, dit ter beoordeling van de glastuinbouwdeskundige;
  5. 5. de achter te laten kavel aantoonbaar te koop is aangeboden voor een agrarische prijs ten behoeve van herstructurering of schaalvergroting van de glastuinbouw aan de eigenaren van de aangrenzende percelen of een recht van koop aan deze(n) is verstrekt in geval (nog) niet direct tot aankoop wordt overgegaan;
  6. 6. alle bestaande bouwwerken, op de achter te laten kavel, zijn gesloopt;
  7. 7. de herstructurering en/of schaalvergroting waar de woning onderdeel van uitmaakt de instemming heeft van de glastuinbouwdeskundige en de waterbeheerder;
  8. 8. de te wijzigen kavel op een ruimtelijk logische en efficiënte wijze verkaveld is;
  9. 9. dit niet op ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische, stedenbouwkundige, waterstaatkundige, milieu hygiënische en/of akoestische bezwaren stuit;
  10. 10. voor de gronden van de bestaande burgerwoning die terugvallen aan de glastuinbouw, de bestemming "Wonen" gelijktijdig wordt gewijzigd naar "Agrarisch - Glastuinbouw", middels toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als genoemd in Artikel 36 van dit plan;
  11. 11. indien het nieuwe woonvlak is gelegen binnen de dubbelbestemming "Leiding - ...", is schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder vereist;
  12. 12. indien het nieuwe woonvlak is gelegen binnen 25 meter van de bestemming "Bedrijf" met de functieaanduidingen "(sb-gos)" of "(sb-mr)", is schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder vereist.

Bovenstaand artikel maakt het mogelijk om onder voorwaarden de bestemming 'Agrarisch- Glastuinbouw' te wijzigen van de bestemming “Agrarisch - Glastuinbouw” in de bestemming “Wonen” met als doel een te slopen bedrijfswoning te herbouwen als burgerwoning of een bestaande burgerwoning te slopen en te herbouwen.

Het gaat in deze om de ontwikkeling van 6 uitplaatskavels (1 t/m 6) met een oppervlakte kleiner dan 1.000m2 elk, welke op een ruimtelijk logische en efficiënte wijze zijn verkaveld (zie afbeelding). De betreffende gronden grenst aan een al bestaande woonwijk. Door de gronden aan te wenden ten behoeve van de realisatie van meerdere uitplaatkavels leveren deze gronden indirect een bijdrage aan de herstructurering van de glastuinbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000013w28-VA01_0004.png"

Nieuwe situatie

Het is nog niet zeker op welke kavels deze woonrechten gesitueerd worden. Hierdoor zijn er voor geen van de kavels direct woonrechten aanwezig, waardoor er nog niet voldaan is aan een aantal voorwaarden uit artikel 3.7.3 van de planregels. Het Artikel 3.7.3 maakt het mogelijk om onder voorwaarden de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' te wijzigen van de bestemming “Agrarisch - Glastuinbouw” in de bestemming “Wonen” met als doel een te slopen bedrijfswoning te herbouwen als burgerwoning of een bestaande burgerwoning te slopen en te herbouwen.

Voorwaardelijk verplichting

Voor wat betreft de voorwaarden uit artikel 3.7.3. waar nog niet aan voldaan is:

  • de sloop van de (voormalige bedrijfs-)woning nodig is vanwege de (toekomstige) schaalvergroting en/of herstructurering van de glastuinbouw;
  • de (voormalige bedrijfs-)woning wordt gesloopt, binnen 2 maanden na gereedmelding van de nieuwe woning;
  • de achter te laten kavel aantoonbaar te koop is aangeboden voor een agrarische prijs ten behoeve van herstructurering of schaalvergroting van de glastuinbouw aan de eigenaren van de aangrenzende percelen of een recht van koop aan deze(n) is verstrekt in geval (nog) niet direct tot aankoop wordt overgegaan;
  • alle bestaande bouwwerken, op de achter te laten kavel, zijn gesloopt;
  • de herstructurering en/of schaalvergroting waar de woning onderdeel van uitmaakt de instemming heeft van de glastuinbouwdeskundige en de waterbeheerder.

Op de planverbeelding is een functieaanduiding "(sw-vwv)" opgenomen met daaraan verbonden een voorwaardelijke verplichting in de planregels. Op deze manier is het pas mogelijk om te bouwen op deze kavels alsnog voldaan wordt aan deze voorwaarden bij de uiteindelijke aanvraag omgevingsvergunning.

Voor deze voorwaardelijke verplichting is gekozen omdat er in het glastuinbouwgebied van Westland enkele locaties van particulieren zijn, waar sprake is van de mogelijkheid voor de uitplaatsing van meerdere woningen. In de huidige situatie moet voor iedere woning die naar deze locaties wordt uitgeplaatst een aparte procedure doorlopen worden (wijzigingsplan). Voor elk perceel apart moeten onderzoeken gedaan worden, een exploitatieovereenkomst worden gesloten, adviezen worden aangevraagd, overleg gevoerd worden met bijvoorbeeld het Hoogheemraadschap en eventuele hogere grenswaardebesluit worden genomen. De vraag is of dit efficiënt is en bijdraagt aan het beoogde doel, namelijk de (snelle) uitplaatsing van een in de weg liggende woning.

In voornoemde gevallen is óf in het verleden een brief verzonden waarin is 'toegezegd' medewerking te verlenen aan de uitplaatsing van meerdere (meer dan 3) aan elkaars perceel grenzende woningen óf is sprake van een project (veelal resterende grond bij aanleg van ontsluitingswegen). De situaties zijn daarmee beperkt en uniek en niet van toepassing op solitaire uitplaatslocaties.

In het rapport Hordijk is duidelijk gesteld dat eerst een woning gesloopt dient te worden alvorens een bestemming wordt gewijzigd. Deze lijn volgend lijkt er geen ruimte voor andere instrumenten dan het 'opstapelen' van verzoeken om deze gezamenlijk in procedure te brengen. Dit lijkt de dynamiek niet ten goede gekomen.

Uit recente jurisprudentie is echter gebleken dat de wetgever het mogelijk maakt om een zogenaamde 'voorwaardelijke verplichting' op te nemen in een bestemmingsplan. In de bekende gevallen gaat het om de uitvoering van de 'ruimte-voor-ruimte' regeling, waarbij agrarische opstallen dienen te worden gesloopt ten behoeve van het verkrijgen van een woonbestemming. Om de sloop van de opstallen 'af te dwingen' kan het bestemmingsplan er daarom in voorzien dat de bestemming 'Wonen' slechts mag worden gebruikt als de opstallen zijn gesloopt.

Het is hierdoor mogelijk om, in de genoemde gevallen, de kavels reeds de bestemming 'Wonen' toe te kennen, waarbij deze niet eerder gebruikt mogen worden dan wanneer daarvoor een agrarische bedrijfswoning (in de weg liggend uiteraard) of andere burgerwoning is gesloopt. Ten gevolge hiervan kan een uit te plaatsen woning na uiterlijk 8 weken worden gebouwd in plaats van ca. 26 weken.

36.3 Wijzigen naar "Groen" of "Natuur"

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen in de bestemming "Groen" of "Natuur", met als doel het aanleggen van een groenbuffer en/of een gebied met landschappelijke waarde, mits:

  • daar waar de bestemming samenvalt met een dubbelbestemming schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder(s);
  • de locatie en inrichting van de groenbuffer en/of het gebied met landschappelijke waarde de instemming hebben van de stedenbouwkundige en de groendeskundige;
  • advies is ingewonnen bij de waterbeheerder en de glastuinbouwdeskundige;

voldaan wordt aan alle, aan deze wijziging gelieerde, van toepassing zijn overige wet- en regelgeving.

36.4 Wijzigen naar "Verkeer"

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen in de bestemming "Verkeer", met als doel het aanleggen en/of reconstrueren van wegen, mits:

  • de weg deel zal uitmaken van de permanente infrastructuur;
  • de inpassing en uitvoering van de weg en het wegprofiel de instemming hebben van de verkeerskundige en de glastuinbouwdeskundige;
  • wat betreft de inpassing en uitvoering van de weg en het wegprofiel advies is ingewonnen bij de stedenbouwkundige en de groendeskundige;
  • voldaan wordt aan alle, aan deze wijziging gelieerde, van toepassing zijn overige wet- en regelgeving.

36.5 Wijzigen naar "Water"

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen in de bestemming "Water" en, indien daartoe aanleiding bestaat, de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering", met als doel een (hoofd-)watergang, berging en/of waterkering aan te leggen, verleggen en/of vergroten, mits:

  • de locatie en inrichting de instemming hebben van de stedenbouwkundige, de glastuinbouwdeskundige en de waterbeheerder;
  • voldaan wordt aan alle, aan deze wijziging gelieerde, van toepassing zijn overige wet- en regelgeving.

Glastuinbouwdeskundige

In haar vergadering van 20-07-2016 heeft het VCO het initiatief Lange Kruisweg nabij 48A te Maasdijk 'verplaatsen woondoeleinden Arckelweg naar Lange Kruisweg' behandeld en positief beoordeeld.

1.5 Leeswijzer

Het wijzigingsplan "Lange Kruisweg nabij 48a te Maasdijk" bestaat uit een toelichting, planregels en een planverbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd. In Hoofdstuk 2 komt de gebiedsvisie aan de orde. Hierin wordt de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur van het plangebied beschreven met aandacht voor cultuurhistorisch waardevolle elementen, overige ruimtelijke kwaliteiten, aanwezige knelpunten en te verwachte ontwikkelingen. Dit tezamen leidt tot een beschrijving van de gemeentelijke visie op het gewenste behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied. In Hoofdstuk 3 wordt onderzoek op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en cultuurhistorie en water behandeld. In Hoofdstuk 4 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Beleidskader

De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door gemeentelijke, regionale, provinciale en landelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid samengevat. Het hier samengevatte beleidskader is niet uitputtend. In de toelichting wordt op een aantal plaatsen verwezen naar specifiek beleid of beleidsnotities die niet in deze paragraaf worden behandeld. Tot slot wordt in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven van de visie op het plangebied. Deze visie is gericht op het behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit.

2.1.1 Gemeentelijk beleid

Omgevingsvisie 2.0: Visie op Westland

Op 8 december 2020 heeft de gemeenteraad de Omgevingsvisie 2.0: Visie op Westland vastgesteld. De Omgevingsvisie gaat onder andere in op de samenhang tussen ruimte, water, milieu, natuur, landschap, verkeer en vervoer, infrastructuur en cultureel erfgoed. De Omgevingsvisie is breder dan alleen de fysieke leefomgeving; ook onderwerpen als gezondheid, veiligheid en duurzaamheid moeten onderdeel uitmaken van de visie. De Omgevingsvisie geeft weer waar we met Westland naartoe willen en bindt de gemeente aan haar eigen voornemens en ambities.

De Omgevingsvisie werkt door in het (later nog op te stellen) omgevingsprogramma, waarin beleidsvoornemens en maatregelen staan die dienen om de doelen in de leefomgeving te bereiken. De Omgevingsvisie geeft ook richting aan het ontwikkelen van het omgevingsplan. Hierin worden de algemene regels en vergunningsplichten vastgelegd die bindend zijn voor burgers en bedrijven (bestemmingsplannen en verordeningen worden hiermee vervangen).

De belangrijkste opgave is het verhogen van de leefkwaliteit in Westland, waarbij het sociaal-maatschappelijke en economische belang van het tuinbouwcluster niet uit het oog wordt verloren. De oorspronkelijke structuren in het landschap moeten behouden blijven, net als de gemeenschapszin in de dorpen. Westland wil een groenere, gezonde en aantrekkelijke gemeente zijn. Met een people – planet – profit benadering, vindt vergroening plaats langs de belangrijke groene verbindingen en in de wijken, terwijl initiatiefnemers en ontwikkelaars worden gevraagd groeninclusief te ontwerpen en in te richten. Een klimaatbestendig beleid wordt doorgevoerd in ruimtelijke inrichting, nieuwbouw en verkeersmaatregelen. Bodemwarmte moet worden benut en er wordt aangesloten op warmtenetten in de regio. Betere bereikbaarheid en een toonaangevende rol op het gebied van kennis, innovatie en duurzaamheid in de Greenport blijven een belangrijke rol spelen.

De autonome groei van inwoners wordt geaccommodeerd door het invullen van de zachte plannen voor woningbouw in combinatie met inbreiding door bv. hoger te bouwen. De kwaliteit van de omgeving wordt verbeterd met een groen/blauwe inrichting (groene daken, beleefbaar groen en waterberging) om hittestress en wateroverlast tegen te gaan. Voor 2040 wordt één vierkante meter groen per huishouden extra gerealiseerd, voor nieuwbouwprojecten geldt een norm van 50 m2 verblijfsgroen per woning. Bij projectontwikkeling worden zoveel mogelijk de minimale eisen uit het Convenant Klimaatadaptief Bouwen gehanteerd en is het uitgangspunt dat niet langer gebruik wordt gemaakt van fossiele brandstoffen. Het woningaanbod moet aansluiten uit bij de Westlandse behoeften en economisch verbondenen. Westland wil meer dan 8000 woningen realiseren, waarvan een grote opgave betaalbaar wonen. Er ligt ook een opgave voor de huisvesting van (tijdelijke) arbeidsmigranten.

Het duurzaam glastuinbouwgebied behoudt voldoende kritische massa om een innovatieve glastuinbouwgemeente te blijven, maar het toevoegen van beleefbaar groen mag ten koste gaan van glastuinbouw. De glastuinbouw produceert in de toekomst circulair, wordt energieneutraal en klimaatadaptief. Om de modernisering en herstructurering op gang te brengen moet er letterlijk ruimte worden gemaakt, bv. door het uitplaatsen van (bedrijfs)woningen naar de dorpen. Integrale gebiedsplannen moeten betaalbaar en met voldoende draagvlak gerealiseerd kunnen worden. Langs de kust is een strand dat uitblinkt in rust en ruimte met een goede balans tussen natuur en recreatie. Daarnaast wil Westland sluitende recreatieve netwerken creëren voor verschillende gebruiksgroepen d.m.v. robuuste groen-blauwe aders. Er wordt ingezet op een hoogwaardige OV verbinding tussen Den Haag en de Hoekse Lijn richting Delft.

Bepaalde bedrijventerreinen kunnen uitbreiden, in de kernen worden (compacte) kernwinkelgebieden aangewezen. Rond 2030 zijn grote ingrepen nodig om de infrastructuur op orde te houden (vrijliggend logistiek netwerk, ongelijkvloerse kruispunten), er komt een verkenning naar de mogelijkheden voor lightrail. Het fietsnetwerk binnen en van/naar Westland wordt verbeterd met o.a. metropolitane fietspaden. Vrachtverkeer krijgt wellicht hubs en goede doorstroming naar de A4/A20 blijft een belangrijk aandachtspunt.

Natuurgebieden (Natura 2000 en het Natuur Netwerk Nederland) moeten robuust, veerkrachtig, aaneengesloten en beleefbaar worden gemaakt. Voor 2030 zijn ontbrekende zones en schakels in ecologische verbindingen ingevuld, zodat de biodiversiteit bevorderd wordt. De waterkwaliteit moet worden verbeterd en er komt meer ruimte voor het vasthouden van water. Dit vraagt ook inspanningen van de glastuinbouw om meer circulair te worden, minder grondwater te onttrekken en water te bergen.

De toekomstkaart van Westland:

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000013w28-VA01_0005.jpg"

Verkeer- en vervoerbeleid

In de structuurvisie Westland uit 2014 is in hoofdlijnen het verbeteren van de bereikbaarheid van Westland opgenomen. Het verbeteren van de bereikbaarheid ondersteunt de ambities om een duurzame Greenport gemeente zijn, waar het goed wonen, werken en recreëren is. Speerpunten voor de bereikbaarheid zijn:

  • Aansluiting op het rijkswegennet verbeteren;
  • Realiseren vlinderstructuur Westland;
  • Mobiliteitsmanagement;
  • Hoogwaardig openbaar vervoer ontwikkelen;
  • Langzaam verkeer stimuleren;
  • Ontsluiting kernen en glastuinbouwgebieden verbeteren.


De kaders voor onder andere duurzaam veilige inrichting van de wegen en de parkeernormen zijn opgenomen in het Westlands Verkeer en Vervoerplan, vastgesteld door de raad van de gemeente op 28 november 2006.

Beleidsregel Parkeernormering gemeente Westland 2018

In de vergadering van burgemeester en wethouders van 16 januari 2018 is de 'Beleidsregel Parkeernormering gemeente Westland 2018' vastgesteld. Hiermee vervalt de verwijzing naar het WVVP. In het beleid is de parkeernormering van de gemeente Westland geactualiseerd en in overeenstemming gebracht met de meest recente kerncijfers van het CROW (landelijke richtlijnen).

Beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland

In de beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland wordt beschreven hoe om moet worden gegaan met diepte werkzaamheden op locaties die mogelijk conventionele explosieven bevatten. De basis voor het gemeentelijk beleid voor het opsporen van explosieven is de explosieven risicokaart. Deze kaart geeft een eerste indicatie van het mogelijke gevaar van diepte werkzaamheden op bepaalde locaties in het Westland. In het projectgebied zijn geen mogelijke vindplaatsen van conventionele explosieven aanwezig.

Handhaven op maat

Op 17 november 2015 hebben burgemeester en wethouders van Westland de beleidsnota 'Handhavingsbeleid, integrale handhaving Wabo taken' vastgesteld. Hierin zijn de doelen en richting voor milieuhandhaving en bouw- en woningtoezicht beschreven. De naleving van wet- en regelgeving is daarbij een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeente, burgers en bedrijven. De wet- en regelgeving zijn bedoeld om kwaliteit, veiligheid en leefbaarheid binnen de leefomgeving te beschermen en bevorderen en dat is in ieders belang. Dit draagt bij aan een prettige woon-, werk- en leefomgeving voor de burgers en ondernemers van de Gemeente Westland. De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is een bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee vooral om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, zodat handhavend optreden hiertegen eenduidig mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming. Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid er van in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft het team bouw- en woningtoezicht van de afdeling Ruimte, Omgeving en Veiligheid hierin een centrale taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van de prioriteitsstelling, een handhavingstraject ingezet.

2.1.2 Regionaal beleid

Regionaal structuurplan Haaglanden

Het Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP) is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen, etc..

2.1.3 Provinciaal beleid

Het omgevingsbeleid Zuid-Holland is op 1 april 2019 in werking getreden. In het Omgevingsbeleid is al

het bestaande provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving samengevoegd in een Omgevingsvisie en

een Omgevingsverordening. Omdat onderdelen uit het Programma ruimte naar het visiedeel zijn omgezet, is het resterende deel hiervan nu onderdeel van het Omgevingsbeleid. Het gehele Omgevingsbeleid is alleen redactioneel gewijzigd, de beleidsinhoud is niet veranderd.

Het beleid is eenvoudiger, transparanter en toegankelijker gemaakt voor initiatiefnemers in Zuid-Holland. Al het sectorale beleid is samengevoegd in een digitaal systeem, dubbele teksten zijn er uit gehaald en samenhang is inzichtelijker gemaakt. Hiermee is een einde gekomen aan sectorale visies en nota's. Het beleid kan nu modulair worden aangepast en daarmee kan het Omgevingsbeleid doorontwikkeld worden richting inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Met het samenbrengen van verschillende beleidsplannen voor de fysieke leefomgeving tot 1 integraal Omgevingsbeleid sorteert de provincie voor op de Omgevingswet. De Omgevingswet verplicht provincies om 1 Omgevingsvisie en een Omgevingsverordening te maken.

De Omgevingsvisie bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Een introductie op het Omgevingsbeleid, waarin opgenomen de ruimtelijke hoofdstructuur;
  • De ontwikkelrichting die is opgenomen in het deel Ambities en sturing;
  • Een beschrijving van de omgevingskwaliteit van Zuid-Holland, waaronder de provinciale inzet voor
  • het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  • Samenhangende beleidskeuzes, integraal toegankelijk via de digitale raadpleegomgeving.

Met het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Hieraan wordt richting gegeven door het maken van samenhangende beleidskeuzes, die volgen uit onze provinciale opgaven. Deze beleidskeuzes werken door naar uitvoeringsprogramma's en naar regels in de verordening. Het geheel aan bestaande beleidskeuzes, inclusief de doorwerking naar programma's en verordening, vormt het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving.

Ruimtelijke hoofdstructuur

De ruimtelijke hoofdstructuur toont de essentie en de samenhang van verschillende ruimtelijke beleidskeuzes uit de Omgevingsvisie. Het integrale kaartbeeld van de ruimtelijke hoofdstructuur is opgebouwd uit de volgende kaartbeelden:

  • het dagelijks stedelijk systeem, dat bestaat uit de stedelijke agglomeratie en de daarmee via h.o.v.
  • verbonden regiokernen;
  • de hoogstedelijke zone tussen leiden en dordrecht;
  • het logistiek-industriële systeem van mainport, greenports langs vaarwegen en zware
  • infrastructuur;
  • de samenhang van grote landschappelijke eenheden met de stedelijke agglomeratie;
  • de groene ruimte en de groenblauwe structuur;
  • het bodem- en watersysteem;
  • energie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000013w28-VA01_0006.jpg"

De ruimtelijke hoofdstructuur

Programma ruimte

Het Programma ruimte is parallel aan de Visie ruimte en mobiliteit, het Programma mobiliteit en de Verordening ruimte opgesteld. De Visie ruimte en mobiliteit bevat het strategische beleid. Het ruimtelijk relevante, operationele beleid is opgenomen in het Programma ruimte. Dit programma kent, net als de Visie ruimte en mobiliteit, de status van structuurvisie. Beiden worden vastgesteld door Provinciale Staten. Gezamenlijk beschrijven ze het integrale ruimtelijk beleid.

Zuid-Holland heeft een rijke voedingsbodem voor een groot aantal krachtige economische clusters en topsectoren. Een belangrijke sleutel voor een sterke en veerkrachtige economie is het innoverend vermogen van mensen en bedrijven. Wanneer talent, bedrijven en banen dicht bij elkaar verkeren, ontstaan (agglomeratie)voordelen. De Zuidelijke Randstad en de grote economische complexen in Zuid-Holland vormen in potentie één grote agglomeratie, die enorme schaal- en clustervoordelen met zich mee kan brengen. De Mainport en de Greenports zijn schoolvoorbeelden van goed werkende clusters. De provincie streeft naar het creëren en benutten van die schaal- en clustervoordelen.

De tuinbouw in Zuid-Holland is in de fase van volwassenheid van hun levenscyclus beland. De werkgelegenheid, de afzet en innovatiekracht van deze sectoren stabiliseren en dreigen zonder bijsturing op termijn wellicht zelfs af te nemen. De opgave voor de glastuinbouw is om te vernieuwen en verduurzamen. Kansen op innovatie en groei ontstaan door meer interactie tussen economische clusters en door nieuwe economische sectoren binnen de traditioneel sterke clusters. Nauwe samenwerking tussen overheden, ondernemers en onderzoekers en een betere aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt kunnen daarbij tot stroomversnelling leiden. Het sneller naar de markt brengen van nieuwe kennis (valorisatie) wordt daardoor bevorderd.

De opgave voor de sector is om meer toegevoegde waarde te genereren bij het zelfde ruimtegebruik met minder verbruik van energie en water. Het proces van schaalvergroting stelt eisen aan de ruimtelijke inrichting van de Greenports en vraagt om modernisering van teeltareaal. Verder experimenteert de sector op grote schaal met nieuwe vormen van energiewinning en waterberging. Naast de primaire productie groeien vooral de toeleverende bedrijven sterk, wat tot conflicterende ruimteclaims leidt, omdat het eveneens van groot belang voor het innovatief vermogen van de sector is dat binnen de provincie voldoende teeltareaal voor (glas)tuinbouw beschikbaar blijft.

Westland is een glastuinbouwgebied dat zich door herstructurering, modernisering en intensivering van het bestaande areaal verder moet ontwikkelen. Binnen Westland is ruimte voor glasopstanden, maar de Provincie biedt bij uitzondering ook ruimte voor weloverwogen vormen van functiemenging, als die het greenportcluster versterken. Bedrijven kunnen worden toegelaten als ze behoren tot de keten glastuinbouw en een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de Greenport als internationaal centrum voor teelt, kennis en handel.

2.1.4 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte & AMvB ruimtelijke ordening

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Doelen

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000013w28-VA01_0007.jpg"

Figuur - Uitsnede kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur

Nationale belangen

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in de AMvB ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het projectgebied zijn geen nationale belangen in het geding.

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Met de komst van de Omgevingswet die vanaf 2022 in werking zal treden, is het van belang dat de ruimtelijke opgave in lijn is met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). De eerste NOVI is vastgesteld in 2021. De NOVI bestaat uit één Rijksvisie op de leefomgeving. Het uitgangspunt van dit beleidsdocument is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in een samenhangend geheel. De NOVI schetst een duurzaam toekomstperspectief voor de leefomgeving in Nederland in 2050. Om dit te realiseren is collectieve verantwoordelijkheid van alle overheden van belang.

Het Rijk benoemt in de NOVI 21 nationale belangen voor het omgevingsbeleid en vermeldt hierbij de opgaven en de rol van het Rijk bij het realiseren van deze opgaven. Deze opgaven worden samengebracht in vier prioriteiten. Deze prioriteiten vormen complexe, omvangrijke en dringende opgaven die voortkomen uit of samenhangen met grote transities. Deze prioriteiten zijn:

  • Naar een duurzame en concurrerende economie;
  • Naar een klimaatbestendige en klimaatneutrale samenleving;
  • Naar een toekomstbestendige en bereikbare woon- en werkomgeving;
  • Naar een waardevolle leefomgeving.

Deze vier opgaven kunnen alleen in samenhang verder worden gebracht wanneer aandacht is voor thema's die hier dwars doorheen lopen, zoals omgevingskwaliteit, gezondheid, cultuurhistorie, klimaatadaptatie, water, bodem, (nationale) veiligheid en milieukwaliteit.

Een gezonde leefomgeving die zo min mogelijk negatieve invloed heeft op de gezondheid is volgens het Rijk van belang. De omgeving dient uitnodigend te zijn voor gezond gedrag en dient een plek te zijn waar inwoners zich prettig voelen.

De omvang van de vraag is afhankelijk van de het tempo van economische groei, maar ook van de specifieke bedrijfstaksamenstelling per regio, omdat de ramingen voor verschillende bedrijfstakken uiteenlopen. Het Rijk stelt dat een zorgvuldige raming van ruimtebehoefte- en aanbod van groot belang is. Om voldoende ruimte voor economische activiteit te faciliteren en deze optimaal te benutten, stellen overheden regionale programma's en transitieagenda's op. Locaties van nieuwe kantoren, bedrijventerreinen en (groot)winkelbedrijven moeten passen bij het verkeers- en vervoersnetwerk. Deze locaties moeten goed afgestemd zijn op de vraag van bedrijven én de economische vitaliteit en de kwaliteit en aantrekkelijkheid van stad en land versterken.

2.1.5 Conclusie

Het wijzigingsplan Lange Kruisweg nabij 48a te Maasdijk is in overeenstemming met de beleidskaders van de verschillende overheden.

Hoofdstuk 3 Onderzoek

3.1 Bedrijven En Milieuzonering

3.1.1 Wettelijk kader

Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de aanwezige functies en wonen noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken.

3.1.2 Onderzoek

a. Glastuinbouwbedrijven

Voor de milieuzonering van de glastuinbouwbedrijven ten opzichte van woningen, woonlinten en woonwijken in het plangebied wordt als richtlijn conform de brochure “Bedrijven en Milieuzonering” van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) – categorie 2 toegepast. Voor de kernen moet een afstand van 30 meter aangehouden worden en voor de woningen in de linten moet een afstand van 10 meter aangehouden worden.

b. Ten opzichte van een rustige woonwijk

In de Nota planbeoordeling 2002 ging de provincie uit van een minimumafstand 25 meter tussen een glastuinbouwbedrijf en een gevoelige functie. Voor de aanleg van vele woonwijken (uitbreiding kernen) is rekening gehouden met een afstand van 25 meter tussen de glasopstanden en de woningen. Volgens de VNG geldt er een richtafstand van 30 meter. Deze afstand wordt bij de aanleg van nieuwe woonwijken aanhouden, maar in bestaande situaties waar een afstand van 25 meter of minder van toepassing is, wordt bij herbouw uitgegaan van 25 meter, mits de geluidbronnen van het bedrijf (bedrijfsruimte) op minimaal 30meter worden gesitueerd. Hiermee wordt voorkomen dat bij de herbouw van de glasopstanden het glastuinbouwbedrijf en de glaslijn fors aantal meters terug moet en derhalve sprake is van een verlies aan teeltareaal.

c. Ten opzichte van gemengd gebied

Als afstandsmaat tussen een enkele woning en de bestemmingsgrens "Glastuinbouw" wordt 12,50 meter aangehouden. Deze afstandsmaat, welke is overgenomen uit de Parapluherziening bestemmingsplannen buitengebied Westland”, is afgeleid van het Besluit Glastuinbouw, waarin een maat van 10 meter is genoemd. In verband met de mogelijkheid om bij een woning 2,50 meter vergunningsvrij aan te bouwen is de totale aan te houden afstand 12,50 meter. Met deze afstandsmaat is een goede ruimtelijke- en milieu hygiënische inpassing gewaarborgd. Verschillende afwijkingsmogelijkheden van deze afstandsmaat zijn opgenomen om bijvoorbeeld de herbouw van een woning niet onmogelijk te maken of om te voorkomen dat bij herbouw van glasopstanden het glastuinbouwbedrijf de glaslijn een fors aantal meters terug moet worden gelegd, waardoor er sprake is van een aanzienlijk verlies aan teeltareaal. Voor de opwekking van warmte en elektriciteit bij een glastuinbouwbedrijf wordt gebruik gemaakt van een warmtekrachtkoppeling (WKK) in combinatie van warmteopslagtanks. Voor een WKK geldt een bijzondere afstand ten opzichte van omliggende woningen van derden. Een generator voor warmtekrachtkoppeling mag niet meer transformatievermogen hebben dan 10 MVA. Binnen een zone van 65 meter vanuit de warmtekrachtkoppeling is het, vanwege geluidshinder, niet toegestaan om nieuwe milieugevoelige objecten te realiseren. Een ontheffingsmogelijkheid van deze afstandsmaat wordt opgenomen voor een afstand van minimaal 12,50 meter. Bij glastuinbouwbedrijven bevinden zich voor de opslag van water grote watersilo's. In het verleden is het regelmatig voorgekomen dat deze silo's uit elkaar klappen met als gevolg dat dit ernstige schade kan veroorzaken in de directe omgeving. Voor nieuw te realiseren watersilo's of woningen bij watersilo's moet, om schade te voorkomen, een afstand van 15 meter tussen een woning van derden en een watersilo worden aangehouden

Op 22 maart 2016 heeft Aqua Terra Nova in opdracht van DLN Multiservice B.V. te Naaldwijk een onderzoek externe veiligheid en milieu-zonering voor de locatie Lange Kruisweg nabij 48a te Maasdijk uitgevoerd. Voor het oprichten van woningen, (geluid-)gevoelige objecten, dient bepaald te worden of deze in een milieuzone liggen van omliggende Wm-inrichtingen. Op basis van een locatiebezoek, internet en informatie van de gemeente De Haag en de Provincie Zuid-Holland zijn de milieuaspecten van omliggende bedrijven en activiteiten geïnventariseerd in een straal van ca. 200 m rondom het projectgebied. Onderzocht is of de nieuwbouw van de woningen in een milieuzone ligt van de omliggende bedrijven en activiteiten. Voor een toelichting op de begrippen en normen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000013w28-VA01_0008.png"

Onderzoeksgebied BMZ

Geluidzone Industrie

Vanwege de ligging van het plangebied in de 'Geluidzone industrie' mogen er geen nieuwe geluidsgevoelige objecten (woningen) opgericht worden mits middels akoestisch onderzoek is aangetoond dat de bouw van een geluidsgevoelig object mogelijk is. DCMR Milieudienst Rijnmond heeft het rapport getoetst en akkoord bevonden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000013w28-VA01_0009.png"

Glastuinbouw

Het projectgebied is gelegen in en grenst direct aan een glastuinbouwbedrijf. Voor de milieuzonering van de glastuinbouwbedrijven ten opzichte van woningen, woonlinten en woonwijken in het plangebied wordt als richtlijn conform de brochure “Bedrijven en Milieuzonering” van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) – categorie 2 toegepast. Voor de kernen moet een afstand van 30 meter aangehouden worden en voor de woningen in de linten moet een afstand van 10 meter aangehouden worden in verband met mogelijke emissie van gewasbeschermingsmiddelen via de luchtramen.

Een ander zoneringsaspect betreffen de geluidsvoorschriften. Afhankelijk van de geluidsbronnen dient voldoende afstand tot gevoelige objecten te worden aangehouden om aan de geluidsvoorschriften te kunnen voldoen. De belangrijkste geluidsbronnen zijn veelal WKK's, koelmotoren en verkeerslawaai. Deze bronnen bevinden zich in of rondom de bedrijfsgebouwen. In het kader van het Activiteitenbesluit (o.a. WKK's) zijn er geen afstandsnormen vastgelegd.

In het kader van het bestemmingsplan “Glastuinbouwgebied Westland” (december 2012) wordt als afstandsmaat tussen een enkele woning en de bestemmingsgrens "Glastuinbouw" 12,5 meter aangehouden. Deze afstandsmaat, welke is overgenomen uit de Parapluherziening bestemmingsplannen buitengebied Westland”, is afgeleid van het Activiteitenbesluit, waarin een maat van 10 meter is genoemd. In verband met de mogelijkheid om bij een woning 2,5 meter vergunning vrij aan te bouwen is de totale aan te houden afstand 12,5 meter. Met deze afstandsmaat is een goede ruimtelijke en milieu hygiënische inpassing gewaarborgd. Verschillende afwijkingsmogelijkheden van deze afstandsmaat zijn opgenomen om bijvoorbeeld de herbouw van een woning niet onmogelijk te maken of om te voorkomen dat bij herbouw van glasopstanden het glastuinbouwbedrijf de glaslijn een fors aantal meters terug moet worden gelegd, waardoor er sprake is van een aanzienlijk verlies aan teeltareaal.

Warmtekrachtkoppeling (WKK's) ten opzichte van woning van derden;

Voor de opwekking van warmte en elektriciteit bij een glastuinbouwbedrijf wordt o.a. gebruik gemaakt van een warmtekrachtkoppeling (WKK) in combinatie met warmteopslagtanks. Voor een WKK geldt een bijzondere afstand ten opzichte van omliggende woningen van derden. Een generator voor warmtekrachtkoppeling mag niet meer transformatievermogen hebben dan 10 MVA. Binnen een zone van 65 meter vanuit de warmtekrachtkoppeling is het, vanwege geluidshinder, niet toegestaan om nieuwe milieugevoelige objecten te realiseren. Een afwijking van deze afstandsmaat is opgenomen voor een afstand van minimaal 12,5 meter.

Direct achter de planlocatie bevinden zich grote glastuinbouwopstallen. De afstand tot deze opstallen bedraagt vanaf de geplande woningen ruim meer dan de 12,5 meter die gegeven wordt in het gemeentelijke beleid. Tevens kan gezien de opbouw van het gebied en de plaatsing van de glasopstallen gesteld worden dat de afstand tot het transportverkeer en eventuele WKK's altijd meer dan vereiste 12,5 meter, respectievelijk 65 meter zal bedragen. Alle mogelijke WKK's en waterreservoirs zijn op een afstand van meer dan 100 meter van het plangebied gelegen. Hiermee is de glastuinbouw niet relevant voor de ontwikkeling.

Tankstation Total

Aan de kruising van de Korte Kruisweg met de Lange Kruisweg ligt op circa 60 meter afstand van het plangebied een tankstation van Total waar autobrandstoffen exclusief LPG verhandeld wordt. Voor dit bedrijf geldt milieucategorie 2. Hierdoor geldt er voor dit bedrijf een richtafstand van 30 meter voor het gebiedstype rustige woonwijk. Hieraan wordt met circa 60 meter ruimschoots voldaan. Het tankstation is daarmee niet beperkend voor de ontwikkeling.

Bedrijfsperceel Korte Kruisweg 62a

Aan de Korte Kruisweg 62a is op circa 120 meter een bedrijfsperceel waar volgens het bestemmingsplan bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 3.1 worden toegestaan. Hierdoor geldt er voor dit bedrijfsperceel een richtafstand van 50 meter tot het gebiedstype rustige woonwijk. Aan deze richtafstand wordt ruimschoots voldaan. Het bedrijfsperceel is daarmee niet beperkend voor de ontwikkeling.

Rooms-Katholieke Basisschool Het Tweespan

Op circa 130 meter afstand van het plangebied is een basisschool gelegen. Voor een basisschool geldt een richtafstand van 30 meter vanwege geluid. Aan de richtafstand wordt ruimschoots voldaan. De basisschool is daarmee niet beperkend voor het plan.

3.1.3 Conclusie

Vanuit het oogpunt van bedrijven en milieu-zonering zijn er geen beperkingen voor het oprichten van de woningen.

3.2 Geluid

3.2.1 Wettelijk kader

Wet geluidhinder

Met de Wet geluidhinder wordt, vanuit een goed milieubeheer, een aantal specifieke geluidsgevoelige bestemmingen beschermd zoals woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen. De geluidszonering die door deze wet wordt voorgeschreven, ligt rondom bedrijventerreinen, langs wegen voor wegverkeer, langs spoor-, tram- en metrowegen en rondom of langs andere geluidsoverlast veroorzakende objecten. Aan de geluidsbelasting op de (gevels van de) geluidsgevoelige objecten worden grenzen gesteld terwille van het woon- en leefklimaat.

3.2.2 Onderzoek

Op 31 maart 2016 heeft Aqua Terra Nova heeft in opdracht van DLN Multiservice B.V. een Akoestisch onderzoek Nieuwbouw woningen op het perceel Lange Kruisweg navij 48a te Maasdijk. Vanuit de Wet geluidhinder bestaat bezwaar tegen de realisatie van het bouwplan vanwege het wegverkeerlawaai daar de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden wordt. De maximale grenswaarde voor nieuwbouw van 63 dB (Lden) wordt niet overschreden. het bouwplan is mogelijk via een hogere waarde procedure.

3.2.3 Conclusie

Vanuit de Wet geluidhinder bestaat bezwaar tegen de realisatie van het bouwplan vanwege het wegverkeerlawaai daar de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden wordt. Een hogere grenswaarde procedure bij de gemeente Westland is opportuun. De maximale grenswaarde van Lden = 63 dB voor binnenstedelijk gebied voor nieuwbouw wordt niet overschreden. De aan te vragen hogere grenswaarde kan in de huidige situatie afgegeven worden op de gevels van de woningen; te weten:

• Lden = 50 dB vanwege de Lange Kruisweg op woning 1 (noordoostgevel)

• Lden = 51 dB vanwege de Lange Kruisweg op woning 2 (noordoostgevel)

• Lden = 53 dB vanwege de Lange Kruisweg op woning 3 (noordoostgevel)

• Lden = 52 dB vanwege de Lange Kruisweg op woning 4 (noordoostgevel)

• Lden = 50 dB vanwege de Lange Kruisweg op woning 5 (noordoostgevel)

• Lden = 51 dB vanwege de Lange Kruisweg op woning 6 (noordoostgevel)

Bovengenoemde geluidsbelastingen zijn inclusief aftrek artikel 110G Wet geluidhinder. Alvorens een hogere grenswaarde kan worden afgegeven dient er onderzoek plaats te vinden naar mogelijke geluidsreducerende maatregelen. Aangezien het in het onderhavige geval om slechts zes woningen gaat zijn bronmaatregelen en overdrachtsmaatregelen niet reëel. Wel dient een onderzoek plaats te vinden naar maatregelen bij de ontvanger in de vorm van een onderzoek naar de geluidwering van de gevels. Ter plaatse van de achtergevel (zuidwestgevel) is bij alle woningen sprake vaneen geluidluwe gevel alsmede een geluidluwe buitenruimte. De geluidwering van de gevels dient middels een nader akoestisch onderzoek te worden beoordeeld, rekening houdend met de Wet geluidhinder en het Bouwbesluit. De berekende gecumuleerde geluidbelasting ten behoeve van de gevelwering- berekeningen dient exclusief aftrek artikel 110G van de Wet geluidhinder te worden gehanteerd.

3.3 Luchtkwaliteit

3.3.1 Wettelijk kader

Wet luchtkwaliteit

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 (Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer). De Wlk bevat grenswaarden voor
zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxide, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Stof Toetsing van Grenswaarde Geldig
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 60 ìg/m³ 2010 t/m 2014
jaargemiddelde concentratie 40 ìg/m³ vanaf 2015
fijn stof (PM10)1) jaargemiddelde concentratie 48 ìg/m³
jaargemiddelde concentratie 40 ìg/m³ vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 75 ìg/m³
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 ìg/m³ vanaf 11 juni 2011

1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In dit Besluit is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 1% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10;
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.

3.3.2 Onderzoek

Het wijzigen van de bestemming en het uitplaatsen van 6 woningen is een project dat valt onder het 'Besluit niet in betekende mate'. Er is dan ook geen aanvullend luchtkwaliteitsonderzoek noodzakelijk.

3.4 Externe Veiligheid

3.4.1 Wettelijk kader

Externe veiligheid is een begrip in het milieurecht en gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer over de weg, water en spoor en door buisleidingen van gevaarlijke stoffen. Als gevaarlijke stoffen kunnen worden genoemd vuurwerk, lpg en munitie. Het beleid en de wetgeving zijn erop gericht om maatregelen te treffen om de risico's van deze risicovolle activiteiten te reguleren.

Voor dit bestemmingsplan is toetsing aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen, het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de daarop gestoelde regelingen vereist. Op grond van de regels voor externe veiligheid moeten afstanden in acht worden genomen tussen risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten. In de betreffende regelgeving wordt uitgegaan van een risicobenadering - en niet het volledig uitsluiten van het risico - waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is een rekenkundig begrip. Het risico kan op een afbeelding zichtbaar worden gemaakt door een (iso)risicocontour die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt. Het groepsrisico is een maat om de kans weer te geven dat een incident met dodelijke slachtoffers plaatsvindt. Het drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting, als bedoeld in de Wet milieubeheer, of bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet onderzocht - en verantwoord - worden omdat ook buiten de genoemde risicocontour van het plaatsgebonden risico nog letale effecten kunnen optreden in het invloedgebied van de risicovolle activiteit en groepen personen slachtoffer kunnen worden van een calamiteit.

3.4.2 Onderzoek

Op 22 maart 2016 heeft Aqua Terra Nova in opdracht van DLN Multiservice B.V. te Naaldwijk een onderzoek externe veiligheid en milieu-zonering voor de locatie Lange Kruisweg nabij 48a te Maasdijk uitgevoerd. In dit onderzoek wordt ingegaan op de externe veiligheidsaspecten verbonden aan het project:

Bevi bedrijven

In de direct omgeving van het plangebied binnen een straal van ca. 1,5 km zijn diverse Beviinrichtingen aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000013w28-VA01_0010.png"

Uitsnede risicokaart

Bedrijven met een ammoniak-koelinstallatie

Op circa 1100 meter afstand van het projectgebied bevindt zich het bedrijf Nature's Pride aan het

Honderdland 611. Dit bedrijf heeft een ammoniak-koelinstallatie met een inhoud van 1490 kg.

Voor deze installatie gelden vanuit het Bevi geen contouren voor het plaatsgebonden- en

groepsrisico. Hierdoor is het bedrijf met deze ammoniak-koelinstallatie niet relevant voor de ontwikkeling.

LPG-tankstations

Op ca. 1.350 m ten zuiden van het plangebied, op het transportcentrum Maasland, is het LPGtankstation

Shell gevestigd aan de Coldenhovelaan 3. Het naastgelegen tankstation is niet van toepassing doordat er geen LPG wordt verkocht. Dit is een inrichting in het kader van het BEVI.

Plaatsgebonden risico

Een overzicht van de plaatsgebonden risicocontouren van het bovenstaande tankstation staat in

de onderstaande tabel (tabel 3).

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000013w28-VA01_0011.jpg"

Zoals uit bovenstaande tabel blijkt ligt het projectgebied ruim buiten alle veiligheidsafstanden voor een verantwoording uit het Bevi. Hiermee is het tankstation niet relevant voor de ontwikkeling en hoeft er geen nadere verantwoording plaats te vinden.

Opslag van gevaarlijke stoffen

Op circa 650 meter ten oosten van het plangebied, aan het Honderdland 220 te Maasdijk, is Transport- en opslagbedrijf Gebr. Van Staalduinen B.V. gevestigd. Dit is een inrichting met een milieuvergunning waar grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen worden opgeslagen (CPR15- 2/3). De risicocontour PR 10 –6 is 80 m. Het invloedsgebied van deze locatie is 520 meter. Het projectgebied ligt buiten de veiligheidszones en het invloedsgebied van dit bedrijf, daarmee is het bedrijf niet relevant voor de ontwikkeling.

Gasdrukregel- en meetstations (GOS)

Binnen een straal van 1,5 km bevinden zich geen gasdrukregel- en meetstations welke relevant zijn in het kader van het BEVI.

Overige Inrichtingen

Er bevinden zich geen windturbines en propaantanks in de omgeving van het projectgebied.

Transportroutes

Op basis van internet en informatie van de gemeente en de provincie Zuid-Holland zijn de veiligheidsaspecten van omliggende risicovolle routes geïnventariseerd in een straal van ca. 500 m. Zoals blijkt uit deze afbeelding zijn er geen aangewezen transportroutes binnen 500 meter van de planlocatie aanwezig. Gezien de risicoafstanden die horen bij transportroutes heeft het geen zin om verder te kijken dan deze 500 meter. Alles buiten de 500 meter is per definitie niet relevant voor de ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000013w28-VA01_0012.png"

Uitsnede risicokaart, gevaarlijke transportroutes binnen 500 meter

3.5 Water

3.5.1 Wettelijk kader

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met het doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.
  • Nationaal waterplan

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Visie Ruimte en Mobiliteit;
  • Verordening Ruimte en de waterverordening Zuid-Holland.


Nationaal beleid
Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.

Nationaal Waterplan

Op 10 december 2015 hebben de minister van Infrastructuur en Milieu en de staatssecretaris van Economische Zaken het Nationaal Waterplan 2016-2021 vastgesteld. In het Nationaal Waterplan 2016-2021 staan de volgende ambities centraal:

  • Nederland blijft de veiligste delta in de wereld;
  • Nederlandse wateren zijn schoon en gezond en er is genoeg zoetwater;
  • Nederland is klimaatbestendig en waterrobuust ingericht;
  • Nederland is en blijft een gidsland voor watermanagement;
  • Nederlanders leven waterbewust.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie sluit aan op de uitgangspunten van het Nationaal Waterplan en vult deze op onderdelen aan. Uitgangspunten zijn het verbeteren van de waterkwaliteit, het voorkomen van wateroverlast, ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.

Provinciaal beleid

Het provinciaal waterbeleid voor de periode 2016-2021 bestaat uit: de Visie Ruimte en Mobiliteit, Voortgangsnota Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) 2016 - 2021 en onderdelen van het Provinciaal Waterplan 2010 - 2015.

In de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) zijn de ruimtelijke componenten opgenomen van het waterbeleid. Hoofdstuk 4 geeft de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid:

  • de ambitie om een duurzaam, concurrerende en leefbare Europese topregio te zijn. De Provincie bevordert de transitie naar een water -en energie efficiënte samenleving. Daar spelen het verbeteren van toekomstwaarde, de gebruikswaarde en de belevingswaarde een belangrijke rol;
  • aan het watersysteem worden grote uitdaging gesteld door verzilting, klimaatverandering, inklinking, veranderd ruimtegebruik en de daarbij passende veranderingen van het watersysteem;
  • het beter benutten van de kansen en natuurlijke kwaliteiten van de bodem en de ondergrond is tevens een speerpunt van het provinciaal waterbeleid;
  • tenslotte door een verandering naar een duurzame voorziening in de energiebehoefte kan worden ingezet op een energie-efficiënte samenleving.

De doelen, maatregelen en afspraken voor de kwaliteit van het water van grond- en oppervlakte water zijn opgenomen het Stroomgebied beheerplan Rijn-West 201-2015 (SGB-1). Voor opvolgende periode 2016-2021 is het SGB-2 op 22 december 2014 gereedgekomen. De invulling van de verantwoordelijkheid in dit SGB-2 is vastgelegd in de KRW 2016-2021.

Het Waterplan Zuid-Holland 2015 was van kracht tot 22 december 2015. Op grond van artikel 48 Waterwet moet het plan om de zes jaar door de Provinciale Staten worden herzien. Het is niet noodzakelijk om een nieuw plan vast te stellen. Voldaan kan worden met het nemen van een planherzieningsbesluit. Dit besluit is genomen op 29 juni 2016 en bekend gemaakt op 8 juli 2016.

De onderdelen 'Waarborgen waterveiligheid (hoofdstuk 4)' en 'Realiseren mooi en schoon water (hoofdstuk 5)' en 'operationeel grondwaterbeleid (bijlage 7)' van het Waterplan 2015 blijven van kracht.

De Visie op Zuid-Holland bestaat uit de Visie Ruimte en Mobiliteit, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda. Hierin beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen (Visie Ruimte en Mobiliteit), stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (Verordening) en geeft zij aan wat nodig is om dit te realiseren (Uitvoeringsagenda). In de Verordening Ruimte zijn bijvoorbeeld regels opgenomen met betrekking tot regionale keringen in bestemmingsplannen. Daarnaast is de Waterverordening Zuid-Holland van belang. Daarin zijn onder meer veiligheidsnormeringen voor regionale keringen en waterkwantiteitsnormen opgenomen. De waterkwantiteitsnormen geven aan, waar de regionale wateren met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit op ingericht moeten zijn. Deze normen definiëren de gemiddelde overstromingskans vanuit het oppervlaktewater per jaar van daarbij aan te wijzen gebieden. Het beschermingsniveau verschilt per vorm van landgebruik en is gerelateerd aan de economische waarde van landgebruik en de te verwachten schade bij overstromingen. De waterkwaliteitsnormen zijn gerelateerd aan het landgebruik en daarmee bepalend voor de mogelijkheden, die het bestemmingsplan biedt.

De provincie heeft samen met de gemeente Den Haag en Westland een Visie Vaartenland opgesteld, een visie op hoe de vaartenstructuur in Westland en Den Haag recreatief/toeristisch en economisch elkaar kan versterken. Het project Westlandse Waterlijnen heeft de provincie in samenwerking met heel veel stakeholders uit het gebied ten westen van het Rijn-Schiekanaal opgesteld (Westland, Den Haag, Delft, Midden-Delfland, Schiedam, Vlaardingen en Maassluis). Dit heeft een wensenlijst met een soort top 5 opgeleverd, met betrekking tot versterking van de vaarrecreatie en economische spin-off, waar burgers, verenigingen en ondernemers hun zinnen op hebben gezet. Verder is in de Visie Ruimte en Mobiliteit aangegeven dat de juridische borging en versterking van het vaarnetwerk overgedragen is aan de gemeenten die hierop hun lokale beleid en bestemmingsplannen moeten aanpassen.

Waterschapsbeleid
Het Hoogheemraadschap Delfland heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2016-2021 'Strategie richting een toekomstbestendig en samenwerkingsgericht waterschap'. In dit Waterbeheerplan 5 (WBP 5) heeft het Hoogheemraadschap van Delfland (Delfland) zijn strategie voor de uitvoering van de kerntaken voor de komende jaren beschreven. Het is de leidraad voor het handelen van Delfland in de planperiode 2016-2021. Het WBP 5 is tevens een uitnodiging aan private, particuliere en publieke partijen om binnen de uitgezette koers met initiatieven te komen. Bij de uitvoering van het WBP 5 staan de kerntaken vanzelfsprekend voorop:

  • de waterveiligheid;
  • het waterbeheer;
  • de waterkwaliteit;
  • het zuiveren van afvalwater.

Delfland zal hierbij nadrukkelijk kijken naar een doelmatige uitvoering daarvan waarbij ambities, kosten en het tempo op een evenwichtig manier zijn afgewogen. Delfland voert zijn kerntaken uit ten behoeve van het behouden en verbeteren van de leefomgeving voor inwoners, medeoverheden, bedrijven en de natuurwaarden in het beheergebied. Het is een uitdaging om bij de uitvoering van die taken aan te sluiten bij de beleving en de behoeften van de maatschappij. Waterbewustzijn vormt de onmisbare schakel voor draagvlak. Delfland wil dat mensen zich in de komende planperiode bewust worden van het water om hen heen, van de gevolgen van klimaatverandering en van hun eigen gedrag. Het vergroten van waterbewustzijn is daarom verweven in alle programma's en handelingen van Delfland in de komende planperiode.

De werkzaamheden en projecten die de komende zes jaar geïnitieerd worden zijn terug te brengen tot de volgende vier speerpunten van het waterschap:

  1. 1. In stand houden: Investeringen in de infrastructuur worden op een adequate manier in stand gehouden. De waterkeringen, het watersysteem, de ecologische structuren en het afvalwatersysteem worden met beheer verder geoptimaliseerd. Delfland werkt bij het bestendigen van het beheer van de infrastructuur toe naar de levenscyclusbenadering;
  2. 2. Investeren: Veranderende wetgeving en veranderingen in de omgeving vragen om aanpassing en verdere verbetering van ons watersysteem, de waterkeringen en het afvalwatersysteem. Dit betekent de kans op natte voeten verkleinen door bij het zoeken naar oplossingen om water langer vast te houden, de waterkeringen op orde te houden met oog voor de multifunctionaliteit, de waterkwaliteit te verbeteren en toe te spitsen op de potenties van het gebied en de waterzuiveringen om te bouwen tot zoetwaterfabrieken. Bij elk project, proces en activiteit worden de innovatieve mogelijkheden en de meest duurzame wijze van uitvoering meegenomen in de afwegingen;
  3. 3. Samenwerken: Het waterschap kan en doet het niet alleen, sterker nog, waterbeheer is ook een taak van andere overheden zoals gemeenten en van burgers en bedrijven. De samenwerking in het waterbeheer is pluriform van karakter. Het waterschap speelt hierop in door goed omgevingsmanagement en door op basis van transparantie en vertrouwen de samenwerking te zoeken en structureel te onderhouden. Delfland wil het waterbewustzijn bevorderen door samenwerking met belanghebbenden en delen van verantwoordelijkheden;
  4. 4. Flexibel en duidelijk: Partners komen een flexibel waterschap tegen die rol en houding afstemt op basis van vraagstukken die voorliggen. Duidelijke kaders worden neergezet, zoals financieel gezond en bijdragen aan toekomstbestendig waterbeheer, maar dogma's zijn er niet. Dit betekent dat er in de werk- en beleidsprocessen van de ambtelijke organisatie en bij bestuurlijke besluitvorming binnen de wettelijke mogelijkheden voldoende ruimte moet zijn om maatwerk te leveren. Innovatie fungeert daarbij als aanjager om te blijven vernieuwen, mee te bewegen met veranderingen en te voorkomen dat het waterschap statisch wordt.

In 2007 (herzien in juli 2016) is een Handreiking Watertoets, ruimte voor water in ruimtelijke plannen opgesteld. Het Hoogheemraadschap van Delfland stelt voorwaarden aan de inhoud van de watertoets (waterparagraaf) als verplicht onderdeel van de onderbouwing van ruimtelijke plannen. De toelichting van bestemmingsplannen dient een beschrijving te bevatten van de volledige watersituatie binnen het plangebied, alsmede de te verwachten ontwikkelingen. Deze beschrijving dient in te gaan op de volgende aspecten:

  • beleidskader omtrent water;
  • waterkeringen;
  • waterkwantiteit;
  • waterkwaliteit en ecologie;
  • afvalwater en riolering;

waterprojecten welke onderdeel zijn van ABC-Delfland.

Gemeentelijk beleid

Het Waterplan Westland , met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2027 en de daarbij horende uitvoeringsplan 2015 tot 2018 beschreven. De thema's: ”Toekomstig ruimtelijk beleid, Duurzaamheid, Schoon water, waterkeringen, Droge voeten, Afvalwaterketen Beheer en onderhoud, Zoetwatervoorzieningen en grondwater, Recreatie“, worden hierin uitgewerkt. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart gebracht. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Westland 2011-2015 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Met het eerste Verbreed GRP Westland 2011-2015 wordt niet alleen uitvoering gegeven aan de wettelijke eisen, maar wordt ook de onderlinge samenhang tussen de drie zorgplichten en reeds in gang gezette ontwikkelingen zoals het project Riolering Glastuinbouw Westland (RGW) weergegeven. Het Verbreed GRP is een logisch vervolg op de wijzigingen in wetgeving/beleid en een noodzakelijke verdere optimalisatie van het beleid dat de afgelopen 5 jaar is gevolgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000013w28-VA01_0013.jpg"

3.5.2 Onderzoek

Op30 maart 2016 is door Aqua Terra Nova, namens DLN Multiservice B.V. een watertoets uitgevoerd voor de locatie Lange Kruisweg nabij 48a te Maasdijk.

Veiligheid en waterkeringen

Het Hoogheemraadschap van Delfland is verantwoordelijk voor de veiligheid van haar beheergebied. Het bouwen en opslaan op waterkeringen mag niet zonder meer en hierop is de Delflands Algemene Keur van toepassing. Het maken van werken (waaronder bouwen) in de keurzone heeft strengere eisen dan het maken van werken in de beschermingszone van de waterkering. Met deze Keurbepalingen wil Delfland voorkomen dat de stabiliteit of het functioneren van de waterkering wordt beïnvloed.

In de leggerkaart zijn wateren en waterkeringen van het gebied opgenomen. Het projectgebied blijkt niet gelegen in de kern- en beschermingszone van een waterkering. De dichtstbijzijnde waterkering is gelegen op een afstand van circa 870 meter van het projectgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000013w28-VA01_0014.jpg"

Uitsnede Leggerkaarten Delfland

Waterkwantiteit

Op nationaal niveau (Nationaal Bestuursakkoord Water 2011) zijn afspraken gemaakt over het voorkomen van wateroverlast. Het doel van het Bestuursakkoord is om de kwaliteit van het beheer te vergroten tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. De normen van de provinciale waterverordening (2009) geven aan waar de regionale wateren, met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit, op ingericht moet zijn. Provincie en waterschappen hebben vervolgens samenwerkingsafspraken gemaakt over de realisatie van de doelen in de waterverordening en leggen die vast in de Wateragenda 2012 - 2015.

Met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop het regionale watersysteem moet zijn ingericht geldt, voor dit gebied (binnen de bebouwde kom) een norm van 1/100 jaar voor wateroverlast.

Het projectgebied is gelegen in peilgebied I van de Oranjepolder De bedrijven en burgers in de Oranjepolder met daarin de kern Maasdijk werden in de jaren '98 en '99 en 2004 getroffen door grote wateroverlast. Voor de Oranjepolder geldt derhalve een waterbergingstekort. Om problemen ten aanzien van waterproblematiek in de toekomst te voorkomen dient er bij bestemmingswijzigingen watercompensatie te worden aangelegd. Het perceel zelf heeft geen wateroverlast gehad in de genoemde periodes.

De planlocatie is gelegen in de Oranjepolder, peilgebied I. Peilgebied I heeft een zomerpeil van 0,18 m NAP en een winterpeil van 0,08 m NAP. De maximale peilstijging voor dit peilgebied is 0,30 m. Bij nieuwe functies dient het beschermingsniveau hier op te worden afgestemd. De nieuwe en de bestaande functie hebben hetzelfde beschermingsniveau. Het maaiveld zal op minimaal + 1,00 m NAP blijven. Het grondwaterpeil zit op min. 0,8 m onder maaiveld en hierop kan, indien gewenst, geïnfiltreerd worden.

Conform de Handreiking Watertoets en de beleidsnota van Delfland (https://www.hhdelfland.nl/) mag de waterhuishoudkundige situatie niet verslechteren als gevolg van de ontwikkeling, het zogenaamde stand-still beginsel. Voor dit project is toetsing aan de bergings- en afvoernormen het belangrijkste uitgangspunt. Bij planologische omzetting geldt de maximale inspanning voor de norm van de waterberging met toepassing van een effectgerichte, gebiedsgerichte en marktgerichte aanpak.

Delfland heeft de Watersleutel ontwikkeld, een rekentool waarbij op basis van een aantal relevante kenmerken van de ontwikkeling en het watersysteem wordt bepaald hoeveel waterberging moet worden gerealiseerd. Om te bepalen hoeveel waterberging nodig is om de ontwikkeling hydrologisch neutraal te kunnen uitvoeren, kan ook een modelstudie worden uitgevoerd. Voor veel ontwikkelingen, waaronder het projectgebied Lange Kruisweg nabij 48a te Maasdijk, kan worden volstaan met deze methode om inzicht te krijgen in de benodigde watercompensatie.

De bestemming gaat van Agrarisch/glastuinbouw naar Wonen waarmee bijna per definitie het percentage onverhard zal toenemen. Momenteel is rond het huis en langs de kas; 941 m² onverhard en 279 m² water aanwezig. Het projectgebied van ca. 7.032 m² zal na omzetting, net als de meeste woningkavels in het buitengebied, voor ca. 50% aan verharding ontstaan. Van het 7.032 m² grootte perceel blijven in principe de watergangen gehandhaafd; dit betekent dat er nog 6.753 m² grond overblijft. Hiervan zal volgens stellingname ca. 3.377 m² onverhard zijn.

Op basis van de Watersleutel van Delfland is voor het project nog voldoende water en dat hier hydrologisch positief wordt gewerkt. Op basis van de Watersleutel behoeft er geen extra waterberging of wateroppervlak te worden gerealiseerd.

Ten einde de waterhuishoudingssituatie in de Oranjepolder te verbeteren zal er in de nieuwbouw situatie ter plekke van de watergangen extra water, zijnde 637 m² worden gegraven. Ofwel totaal ca. 916 m² water.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000013w28-VA01_0015.png"

Ten aanzien van het Stand-still beginsel wordt met name naar 3 onderdelen gekeken:

- Kans op wateroverlast mag niet toenemen; dit zal in de nieuwe situatie niet gebeuren aangezien het percentage onverhard toeneemt en er water wordt gegraven;

- Structuur van het watersysteem mag niet verslechteren; dit zal in de nieuwe situatie niet gebeuren aangezien er een brede sloot is gegraven welke zal worden aangevraagd en aangelegd volgens de regels uit de vergunning van Delfland.

- Beheerbaarheid van het watersysteem mag niet achteruit gaan; er worden geen activiteiten uitgevoerd die hier betrekking op hebben.

Hiermee voldoet het plan aan de trits 'vasthouden, bergen en afvoeren. 215191/AquaTerraNova302/AW WT Eindconcept rapport 30 maart 2016 12

Zorgplicht

De initiatiefnemer dient maatregelen of voorzieningen te treffen om te voldoen aan de zorgplicht. Zoals aangegeven wordt, waar mogelijk, onverhard oppervlak behouden en de aanleg van verharding in waterdoorlatende vorm gerealiseerd en zal ook worden geadviseerd naar de nieuwe bewoners van de woningen.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Volgens de polderbeschrijvingen van Hoogheemraadschap van Delfland is de waterkwaliteit in de Oranjepolder zeer voedselrijk. De activiteiten in de polder bestaan voornamelijk uit glastuinbouw welke een grote invloed hebben op de kwaliteit van het oppervlaktewater. Zo overschrijdt het polderwater de MTR normen voor eutrofie (stikstof en fosfaat) en gewasbeschermingsmiddelen. Zowel het voorkomen van gewasbeschermingsmiddelen, als hoge nutriëntengehalten vormen een probleem voor de oppervlaktewater kwaliteit.

De sloot ten zuiden van het projectgebied is in 2010 visueel vervuild aangetroffen. Zowel drijvend plastic afval als afgezonken afval zorgt voor ecologische slechte toestand van het water.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000013w28-VA01_0016.png"

Kavelsloot ten zuiden van het projectgebied

Het afstromend hemelwater van het projectgebied wordt zoveel mogelijk afgevoerd richting het oppervlaktewater. De functiewijziging zal naar verwachting een positieve invloed hebben op de kwaliteit van het oppervlaktewater van de Oranjepolder als gevolg van het verdwijnen van de bedrijvigheid. Het afstromend hemelwater van de daken en erfverhardingen wordt afgevoerd richting de polderwatergang. In het projectgebied mogen daarom geen uitlogende bouwmaterialen worden gebruikt. De westelijke watergang loopt dood en hier zal aan het begin van de watergang zoveel mogelijk hemelwater moeten worden geloosd om geen dood water te krijgen als gevolg van te geringe doorstroming.

Aanbevolen wordt de watergang voor oplevering van het plan te schonen en te kiezen voor een zo natuurvriendelijk mogelijke oeverbescherming.

Bodem en grondwater

Bij nieuwe ontwikkelingen/initiatieven is het van belang om rekening te houden met een voldoende drooglegging om grondwateroverlast te voorkomen. Het bouwpeil moet daarom hoog genoeg boven het waterpeil liggen. Een voldoende hoog bouwpeil helpt niet alleen tegen grondwateroverlast, maar ook tegen wateroverlast algemeen. Delfland adviseert om rekening te houden met een drooglegging van 1,2 m, maar met een minimum van 1,0 m.


Daarnaast kan het zijn, dat de ontwikkeling juist effecten op het grondwater of het watertekort heeft. Hier moet bijvoorbeeld gedacht worden aan ondergrondse constructies die ervoor zorgen dat bijvoorbeeld de grondwaterstroming wordt afgekapt.

Onderhoud en bagger

De waterloop ten westen van het projectgebied betreft geen primair of secundair water. De waterloop ten zuiden van het plangebied betreft een secundair water. Het onderhoud van de waterloop dient door de aangrenzende perceeleigenaar te worden uitgevoerd. Het onderhoud aan de polderwatergang ten zuiden van het projectgebied blijft in handen van de aangrenzende perceel eigenaren.

Afvalwater en riolering

In de huidige situatie zijn de omliggende woningen aangesloten op het gemeentelijke rioleringsstelsel ter plaatse of dienen in het kader van het rioleringsbeleid voor het buitengebied van de gemeente Westland aangesloten te worden op het rioolstelsel. Het hemelwater kan mogelijk direct op de dichtstbijzijnde secundaire watergang. Binnen het projectgebied mogen daarom geen bitumineuze of uitlogende materialen worden gebruikt. Het plan dient te voldoen aan de Leidraad Riolering West Nederland en de Leidraad aan- en afkoppelen verhard oppervlak en de Beslisboom Aan- en afkoppelen verharde oppervlakten (2003). Het afvalwater wordt afgevoerd naar de dichtstbijzijnde A.W.Z.I.

3.6 Bodem

3.6.1 Wettelijk kader

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen. Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft.

Wet bodembescherming

De Wet bodembescherming (Wbb) regelt zaken rond bodembescherming en bodemsanering. Vertrekpunt van de Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie. De wettelijke doelstelling is functiegericht saneren. De wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;

b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;

c. het wegnemen van actuele risico's.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. Het is niet nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

3.6.2 Conclusie

Het gaat om het wijzigen van de bestemming en het realiseren van 6 woningen . Er is (nog) geen sprake van het bouwen van een bouwwerk, dus er is verder (nog) geen bodemonderzoek nodig, omdat bodemonderzoeken gauw verlopen. Zodra er sprake is van het bouwen van een bouwwerk wordt er bij de aanvraag omgevingsvergunning een bodemonderzoek opgevraagd.

3.7 Ecologie

3.7.1 Wettelijk kader

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) weer. De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, een Provinciale Ecologische Hoofdstructuur.

Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en
    bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van EL&I de volgende interpretatie van artikel 11:

'De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar
gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én
slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt.'

Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:


Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen:

  1. 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  2. 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  3. 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  4. 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd:

  1. 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen.

De soorten uit categorie 5 vragen wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.


Natuurbeschermingswet

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  1. a. door de minister van EL&I aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  2. b. door de minister van EL&I aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  3. c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

3.7.2 Onderzoek

Op 29 maart 2016 heeft Aqua Terra nova voor DLN Multiservice B.V. een Eco-effectscan uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat er geen extra maatregelingen genomen hoeven te worden. Hieronder volgt een korte samenvatting.

Beschermde natuurgebieden

Natura 2000

Het plangebied is niet gelegen in of grenst niet aan gebieden beschermd door de Natuurbeschermingswet. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is gelegen op een afstand van circa 2,6 km van het plangebied. Overige Natura 2000-gebieden liggen verder weg. Er zullen geen activiteiten plaatsvinden die een verhoging van industrie of landbouw of een significante toename van de verkeersintensiteit in de omgeving tot gevolg hebben. Effecten van de werkzaamheden op het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied worden daarom uitgesloten.

Natuurnetwerk Nederland

Ten zuiden van het plangebied is langs een aftakking van het water Oude Spui tussen de weide en de kassen in, een Natuurnetwerk gelegen. De afstand tussen het plangebied en de NNN strook bedraagt circa 960 meter. In het tussenliggende gebied zijn met name kassen gesitueerd. Gezien de aard van de werkzaamheden en de afstand worden effecten van de werkzaamheden op de NNN uitgesloten.

Beschermde soorten

Op basis van een locatiebezoek en een literatuurstudie is geïnventariseerd welke beschermde soorten er in het plangebied aanwezig kunnen zijn. Aan de hand van de projectbeschrijving is getoetst of het project in strijd is met de Flora- en faunawet. De conclusie van de toetsing worden hieronder weergegeven.

De onderstaande tabel geeft een beknopte weergave van de effecten van het project op beschermde soorten volgens de Flora- en faunawet of Habitatrichtlijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000013w28-VA01_0017.jpg"

Maatregelen

Per (potentieel) aanwezige beschermde soortgroep wordt de vervolgprocedure aangegeven.

Vogels

De nesten van vogels zijn beschermd tijdens het broeden. Om verstoring van broedvogels te voorkomen wordt geadviseerd de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren, welke duurt van grofweg van maart tot en met juli. Bij werkzaamheden tijdens deze periode is de aanwezigheid van een ecoloog noodzakelijk, die een dag vooraf aan de werkzaamheden de locaties opnieuw naloopt. Indien vogelnesten worden aangetroffen, dienen de werkzaamheden nabij het nest te worden uitgesteld totdat de jongen het nest hebben verlaten of dient een verstoringsvrije zone rond het nest te worden opgesteld.

Nesten en rustlocaties van de jaarrond beschermde vogel huismus kan niet worden uitgesloten in de woning Lange Kruisweg 48a. Indien er werkzaamheden aan de woning worden verricht, dient nader onderzoek naar het voorkomen van de huismus te worden uitgevoerd conform vastgestelde protocollen. De looptijd van dit onderzoek wordt uitgevoerd in de periode april tot half mei door middel van 2 veldbezoeken. Indien vaste rust- en/of verblijfplaatsen van jaarrond beschermde vogels worden aangetroffen in het plangebied, dient ontheffing van de Flora- en faunawet te worden verkregen om werkzaamheden aan de woning te kunnen uitvoeren.

Vleermuizen

Verblijfplaatsen van vleermuizen binnen het plangebied worden niet verwacht. Nader onderzoek of ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is niet noodzakelijk. Mogelijk wordt het plangebied wel gebruikt als foerageergebied door vleermuizen uit de omliggende bebouwing, het betreft echter geen essentieel leefgebied. Om verstoring van foeragerende en migrerende dieren te voorkomen dient extra uitstraling van licht vanaf projectgebied naar omliggende gebieden zoveel mogelijk vermeden te worden.

Algemeen voorkomende dieren van tabel 1 (grondgebonden zoogdieren en amfibieën)

Met het verwijderen van het aanwezige groen en het vergraven van grond kunnen verblijfplaatsen van tabel 1-soorten verloren gaan en kunnen dieren worden gedood. Voor het verwijderen van verblijfplaatsen en het verwonden van tabel 1-soorten geldt een vrijstelling in het kader van de Flora- en faunawet. De zorgplicht blijft echter wel van toepassing.

Vissen

De waterlopen in het plangebied bieden geschikt habitat voor de kleine modderkruiper. Door het uitvoeren van de werkzaamheden kunnen kleine modderkruipers worden verstoord. Voor verstoring van de soort is ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet niet noodzakelijk mits de werkzaamheden volgens een goedgekeurde gedragscode worden uitgevoerd. Als voorbeeld kan de gedragscode voor waterschappen worden toegepast .

Resume

Indien er werkzaamheden aan de woning Lange Kruisweg 48a worden verricht, dient nader onderzoek naar de huismus te worden uitgevoerd.

Ten behoeve van de kleine modderkruiper dienen de werkzaamheden in het plangebied te worden uitgevoerd conform een goedgekeurde gedragscode flora en fauna. Tijdens de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met broedende vogels en algemeen voorkomende dieren van tabel 1. De zorgplicht is te allen tijde van kracht

3.8 Cultuurhistorische Aspecten

3.8.1 Wettelijk kader

In 1992 ondertekende Nederland mede het zogenaamde Verdrag van Valletta (Malta). Dit verdrag heeft als doel de bescherming van het archeologisch erfgoed van Europa te bevorderen. In Nederland heeft dit geleid tot een herziening van de Monumentenwet 1988 alsmede een aanvulling op of wijziging van bepaalde artikelen in enkele andere wetten. Sinds 2016 is deze wet vervangen door de Erfgoedwet. Door middel van het overgangsrecht blijven enkele bepalingen uit de Monumentenwet 1988 van kracht tot de invoering van de Omgevingswet.

De belangrijkste artikelen uit het Verdrag van Malta die in de Nederlandse wetgeving zijn overgenomen zijn dat het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk ter plekke (in situ) dient te worden behouden (artikel 4), dat het archeologisch erfgoed deel uitmaakt van de belangenafweging in het kader van ruimtelijke ordening (artikel 5) en het 'veroorzakersprincipe' (artikel 6). Het veroorzakersprincipe betekent dat de verstoorder verantwoordelijk is voor het vroegtijdig (laten) uitvoeren van noodzakelijk archeologisch (voor)onderzoek en de financiering daarvan.

Op basis van de huidige wetgeving zijn de gemeentes in Nederland verantwoordelijk voor het behoud van het archeologisch bodemarchief. Conform de Erfgoedwet beschermt de gemeente Westland het archeologisch erfgoed middels het bestemmingsplan. Omdat ruimtelijke ingrepen gevolgen kunnen hebben voor dit bodemarchief, moeten gemeentes bij de besluitvorming archeologie als volwaardige factor meenemen in de belangenafweging. Om dit op een verantwoorde en transparante wijze te kunnen doen is gemeentelijk archeologiebeleid wenselijk. De gemeente Westland beschikt sinds 2012 over een vastgestelde archeologische beleidskaart, die wordt gebruikt als basis voor het bestemmingsplan.

Bekende en verwachte archeologisch waardevolle gebieden krijgen in het bestemmingsplan een archeologische (mede)bestemming met daarbij horende vrijstellingsgrenzen. Binnen deze zones dienen bodemverstorende ingrepen zoveel mogelijk te worden beperkt. Bodemverstorende werkzaamheden die de aan de bestemmingszones gekoppelde vrijstellingsgrenzen overschrijden, worden gebonden aan het vergunningenstelsel. Zodoende kan het belang van het archeologisch erfgoed worden meegewogen bij het al dan niet verlenen van een omgevingsvergunning. Dit kan ertoe leiden dat er eisen worden gesteld aan de uitvoering van de werkzaamheden, of dat de voorgenomen ingreep alleen na archeologisch onderzoek wordt toegestaan. Bodemverstorende werkzaamheden die deze grenzen niet overschrijden worden op voorhand vrijgesteld van de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek.

Gemeentelijk beleid

Op 26 juni 2012 heeft de gemeente Westland haar archeologische beleidskaart vastgesteld. Op deze kaart is weergegeven waar in de gemeente (en in welke mate) kans is op het aantreffen van archeologische resten, uitgedrukt in een verwachtingszone. Aan deze verwachtingszones zijn ondergrenzen gekoppeld, die aangeven wanneer archeologisch onderzoek vanwege een voorgenomen ontwikkeling nodig is. De beleidskaart geeft een globaal inzicht in de te verwachten archeologie, in het wijzigingsplan wordt het beeld aangescherpt. Het archeologiebeleid legt vast hoe de gemeente Westland met haar bodemarchief omgaat. De gemeente Westland stelt met dit beleidsplan:

  • ondergrenzen vast (uitgedrukt in oppervlakte en diepte) die duidelijk aangeven of een initiatiefnemer dan wel vergunningaanvrager verplicht is archeologisch vooronderzoek te laten verrichten;
  • de in dit beleidsplan opgestelde normen vast teneinde deze normen op te nemen in alle bestemmingsplannen;
  • de beleidskaart vast.

3.8.2 Onderzoek

Het plangebied ligt in de Maasmonding, waar tot aan de inpoldering in de 17e eeuw een kweldergebied met langgerekte duingebieden lag. Voor de inpoldering overstroomde het gebied regelmatig. De Oranjepolder, waarin het plangebied is gelegen, werd in 1644 bedijkt in opdracht van stadhouder Frederik Hendrik.

Uit kaarten van de 17e eeuw blijkt dat het gebied in deze tijd een snelle ontwikkeling doormaakte. Op een kaart uit 1606 blijkt dat er nog diverse losse zandbanken lagen in de Maas. Op een kaart uit 1660 zijn deze zandbanken al aan het vaste land gegroeid en in de 18e eeuw is de inpoldering een feit.

De oudste gedetailleerde kaart van het gebied is de kaart van Kruikius uit 1712 (afb. 1). Het plangebied lag ten noorden van een watergang, die in het westen in verbinding stond met een kreek. Ten oosten van het plangebied, waarschijnlijk op hoger gelegen duinenrij lag een boerderij. Uit kaarten vanaf het midden van de 19e eeuw blijkt dat er in het plangebied geen bebouwing heeft gestaan, met uitzondering van kassen.

Nabij het plangebied komen ten zuidwesten van de Maasdijk geen waarnemingen voor. Ten oosten van de Maasdijk zijn bij een archeologische begeleiding beer- en waterputten aangetroffen uit de Late Middeleeuwen (waarneming 413583). De archeologische verkennende booronderzoeken die tot op heden nabij het plangebied ten zuidwesten van de Maasdijk hebben plaatsgevonden, hebben geen archeologisch niveau opgeleverd.

Uit booronderzoek in de omgeving blijkt dat tot circa 3,0 m –mv oudere geologische afzettingen geërodeerd zijn. De verwachting is dat dit ook binnen het plangebied het geval is. Op grotere diepte, vanaf circa 3,0 m –mv, maar mogelijk nog dieper, archeologische resten aanwezig zijn in oudere geologische afzettingen. De dichtheid van deze archeologische resten en de kans hierop wordt klein geacht. De bodemingrepen die gepaard zijn met de ontwikkeling van het plangebied, reiken naar verwachting niet tot dit niveau.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000013w28-VA01_0018.png"

Zones met archeologische waarden of verwachtingen

Op de gemeentelijke beleidskaart is voor het plangebied één zone met archeologische waarden en archeologische verwachtingen aangegeven: Verwachtingszone III (zie afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000013w28-VA01_0019.png"

3.8.3 Conclusie

Het plangebied is op de beleidskaart gelegen in verwachtingszone III. De kaart is voor dit wijzigingsplan aangevuld met informatie uit historische en archeologische bronnen. Tot aan de inpoldering in de 17e eeuw was het plangebied niet geschikt voor bewoning. Uit booronderzoek in de omgeving blijkt dat tot circa 3,0 m –mv oudere geologische afzettingen geërodeerd zijn. De verwachting is dat dit ook binnen het plangebied het geval is. Op basis van oude kaarten worden geen bewoningsresten uit de Nieuwe tijd verwacht. Er wordt dan ook geen dubbelbestemming archeologie opgelegd. Wel dienen toevalsvondsten altijd te worden gemeld bij de gemeente Westland.

Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving

4.1 Planvorm

4.1.1 Wettelijk voorgeschreven standaardisering

De planregels en de planverbeelding van dit bestemmingsplan zijn overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen als gepubliceerd door het ministerie van VROM (SVBP 2008) en als wettelijk voorgeschreven in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 (Staatscourant 2008, nr. 377, van 30 oktober 2008). Daarnaast zijn in de planregels de standaardregels opgenomen als geboden in artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening. In een apart artikel zijn de bijzondere gebruiksverboden opgenomen voor alle bestemmingen, welke verboden aansluiten op het wettelijk verbod als neergelegd in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening.

Voor uitleg van die planregels wordt verwezen naar de toelichting op het Besluit ruimtelijke ordening en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008, in samenhang met de jurisprudentie over die uitleg.

Voorts is de "Werkafspraak terminologie Wabo in Standaard voor Vergelijkbare bestemmingsplannen" van september 2010 verwerkt. Die werkafspraak in het kader van de ministeriële regeling is gemaakt met het oog op de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010.

4.1.2 Aanvulling en geoorloofde afwijking van de SVBP 2012

De planregels en planverbeelding van dit bestemmingsplan zijn toegesneden op de specifieke behoefte aan planregulering voor het gegeven plangebied. In de hierna volgende paragrafen is de aan het bestemmingsplan eigen plansystematiek toegelicht voor zover die een aanvulling of een geoorloofde afwijking vormt van de SVBP 2012.

4.1.3 Systematiek van de planverbeelding

Wettelijke vereisten

De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Hierbij vormt de inhoud van de digitale versie de beslissende versie. De digitalisering brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

De planverbeelding is digitaal vorm gegeven overeenkomstig de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. De digitale planverbeelding en de andere onderdelen van de dataset hebben het volgende planidentificatie-nummer gekregen:

NL.IMRO.1783.abp00000013w28-ON01

De dataset bestaat uit:

  • het GML-bestand van de planverbeelding;
  • het XML-geleideformulier;
  • de onderliggende bestanden zoals ondergrond en overige topografische informatie;
  • de PDF- en HTML-bestanden voor respectievelijk de verbeelding van plantoelichting en planregels.

Leeswijzer verbeelding

Wegwijzer via internet

Met de digitalisering van ruimtelijke plannen is het lezen en interpreteren van de verbeelding (voorheen plankaart) een nieuwe aangelegenheid. Via de website www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen bestemmingsplannen (ook in voorbereiding zijnde plannen voor zover deze ter inzage zijn gelegd) worden ingezien. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.

Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksonder 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen. Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie getoond. Indien meer informatie is gewenst, kan worden doorgeklikt naar de toelichting en/of de regels van het plan.

Analoge verbeelding

Alhoewel de digitale verbeelding het uitgangspunt vormt, blijft het mogelijk het bestemmingsplan analoog in te zien. Het lezen van de analoge verbeelding is verschillend van de digitale verbeelding. Op de analoge verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes.

4.2 Bestemmingsregeling

De bestaande functies in het plangebied die overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan in dit plan zijn bestemd, zijn de volgende (in alfabetische volgorde van bestemming).

4.2.1 Bestemming "Groen"

Met dit wijzigingsplan krijgt een gedeelte van het plan de bestemming 'Groen', de regels van het bestemmingsplan "Glastuinbouwgebied Westland", artikel 9 zijn van toepassing.

4.2.2 Bestemming "Verkeer"

Met dit wijzigingsplan krijgt een gedeelte van het plan de bestemming 'Groen', de regels van het bestemmingsplan "Glastuinbouwgebied Westland", artikel 18 zijn van toepassing.

4.2.3 Bestemming "Water"

Met dit wijzigingsplan krijgt een gedeelte van het plan de bestemming 'Groen', de regels van het bestemmingsplan "Glastuinbouwgebied Westland", artikel 19 zijn van toepassing.

4.2.4 Bestemming "Wonen"

Het betreft bestaande burgerwoningen, zoals deze bij de inventarisatie staan beschreven, die in dit bestemmingsplan bestemd zijn als Wonen (W). Voor de bestemmingsregeling is aangesloten bij de bestemming 'Wonen' uit het bestemmingsplan "Glastuinbouwgebied Westland".

Wel is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de percelen waarvoor ten tijde van het wijzigingsplan nog geen 'woonrecht' was aangeleverd. Deze voorwaardelijke verplichting borgt dat de aanvrager van een omgevingsvergunning niet mag bouwen, tenzij een (voormalige bedrijfs-) woning is gesloopt.

De bestemming 'Agrarisch -Glastuinbouw' wordt met dit wijzigingsplan gewijzigd in de bestemming 'Wonen'. De planregels in het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Westland' met de bestemming 'Wonen', zijn van toepassing en bijgevoegde regels: ter plaatse van de functieaanduiding "(sw-vwv)" mag niet worden gebouwd, tenzij:

1. een (voormalige bedrijfs-)woning is gesloopt;

2. de sloop van de (voormalige bedrijfs-)woning nodig is vanwege de (toekomstige) schaalvergroting en/of herstructurering van de glastuinbouw;

3. de achter te laten kavel is verkocht of aantoonbaar te koop is aangeboden voor een agrarische prijs ten behoeve van herstructurering, of schaalvergroting van de glastuinbouw aan de eigenaren van de aangrenzende percelen, of een recht van koop aan deze(n) is verstrekt in geval (nog) niet direct tot aankoop wordt overgegaan;

4. de herstructurering en/of schaalvergroting waar de woning onderdeel van uitmaakt de instemming heeft van de glastuinbouwdeskundige en de waterbeheerder;

5. voor de gronden, waaronder die van de gesloopte woning, die terugvallen aan de glastuinbouw, de van toepassing zijnde bestemming gelijktijdig wordt gewijzigd naar "Agrarisch- Glastuinbouw", middels toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als genoemd in Artikel 36.2 van onderhavig bestemmingsplan.

4.2.5 Dubbelbestemming "Waarde - Archeologie"

De voor "Waarde - Archeologie" (WR-A) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

Bouwregels

bouwwerken, werken en werkzaamheden ter plaatse van de functieaanduiding "(swr-2)" met een maximale oppervlakte van 500 m² en maximale diepte beneden maaiveld van 50 cm.

4.2.6 Gebiedsaanduiding "Geluidzone - industrie"

Het ter plaatse van de projectlocatie vigerend bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Westland' heeft een gebiedsaanduiding geluidszone – industrie opgenomen waarmee het oprichten van geluidsgevoelige bestemmingen onmogelijk wordt gemaakt ter bescherming van de werking en geluidsruimte van de industrie die ter plaatse aanwezig is.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen.

De gemeente zal conform de bepalingen in de wet de kosten in rekening brengen die met het verlenen van de medewerking gemoeid zijn. De kostensoorten, die onder het kostenverhaal vallen worden in een limitatieve lijst genoemd in het Besluit ruimtelijke ordening.

Voor dit plan is een anterieure overeenkomst gesloten. Het kostenverhaal wordt berekend met de daarvoor bestemde leges opgenomen in de tabel behorende bij de legesverordening gemeente

Westland 2016.

Bijlage 1 Watertoets

Bijlage 1 Watertoets

Bijlage 2 Watersleutel

Bijlage 2 Watersleutel

Bijlage 3 Externe Veiligheid En Milieu-zonering

Bijlage 3 Externe Veiligheid en Milieu-zonering

Bijlage 4 Eco-effectscan

Bijlage 4 Eco-Effectscan

Bijlage 5 Argeoboor Rapport

Bijlage 5 ArGeoBoor rapport

Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek