KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Tuin
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 8 Water
Artikel 9 Wonen
Artikel 10 Leiding - Gas
Artikel 11 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 12 Waterstaat - Waterkering
3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Artikel 14 Algemene Bouwregels
Artikel 15 Algemene Gebruiksregels
Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
Artikel 20 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
2 Gebiedsvisie
2.1 Beleidskader
2.2 Ruimtelijk-functionele Structuur
2.3 Gebiedsvisie
2.4 Verkeer
3 Onderzoek
3.1 Bedrijven En Milieuzonering
3.2 Geluid
3.3 Luchtkwaliteit
3.4 Externe Veiligheid
3.5 Water
3.6 Bodem
3.7 Cultuurhistorische Aspecten
4 Juridische Planbeschrijving
4.1 Planvorm
4.2 Bestemmingsregeling
5 Handhaving
5.1 Handhavingsbeleid
5.2 Strijdige Functies
6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
2 Staat Van Horeca-activiteiten
1 Reactienota Bestuurlijk Overleg
2 Nota Beantwoording Zienswijzen
3 Staat Van Wijzigingen

Bedrijventerrein Wateringen

Bestemmingsplan - Gemeente Westland

Vastgesteld op 15-10-2013 - geheel onherroepelijk in werking

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Wateringen" van de gemeente Westland.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1783.abp00000015-va02 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan-huis-gebonden onderneming

een onderneming welke gevestigd is in een woning en die toebehoort aan een natuurlijk persoon, welke in de betreffende woning woont en die geen personeel in dienst heeft, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de onderneming de ruimtelijke uitstraling van de woonfunctie niet aantast.

1.6 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.7 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.8 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in de techniekkast opgenomen apparatuur, met daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.9 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte, of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.10 bedrijfsverzamelgebouw

een gebouw dat onderverdeeld is in verschillende (onder-)delen/bedrijfsruimten en dient om (verschillende) bedrijven in te huisvesten, veelal gekenmerkt door een gemeenschappelijke bouwkundige constructies zoals de fundering, bouwmuren en het dak.

1.11 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van alle bouwlagen van een bedrijf met inbegrip van alle daartoe behorende ruimten, waaronder ontvangsthal, dienstruimten en magazijnen. Niet inbegrepen zijn inpandige dienstwoningen en gebouwde parkeervoorzieningen voor personenauto's. Wat betreft inpandige parkeerruimte valt een overdekte stallingsruimte voor een busje of een vrachtwagen wel hieronder.

1.12 bedrijfswoning

een woning bij een bedrijf, die bestemd is voor bewoning door (het huishouden van) de ondernemer of door bij dat bedrijf werkzaam personeel.

1.13 bedrijventerrein

cluster aaneengesloten percelen bestemd voor bedrijven, dienstverlening en de daarbij behorende voorzieningen.

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bevi-inrichting

een inrichting als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.17 bijgebouw

een (vrijstaand of aan een hoofdgebouw aangebouwd) gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.20 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen die op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggen.

1.21 bouwmarkt

een bedrijf met een, al dan niet geheel overdekt, winkelvloeroppervlak van minimaal 1.500 m² waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden aan zowel de vakman als particulieren.

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.23 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.25 bouwvlakgrens

de grens van een bouwvlak.

1.26 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.27 care

een (maatschappelijke) onderneming gericht op het welzijn van mens en dier, waaronder begrepen (alternatieve) geneeskunde, kapsalon, trimsalon, nagelstudio, massagesalon, wellness centrum en daarmee naar aard gelijk te stellen activiteiten.

1.28 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.29 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.30 dakopbouw

een toevoeging aan het dakvlak van een bouwmassa die, in tegenstelling tot een dakkapel, niet ondergeschikt is aan het dakvlak. Het plaatsen van een dakopbouw gaat ten koste van de karakteristiek van het profiel van de/het woning/gebouw. Een dakopbouw ligt niet vrij in het dakvlak, maar raakt ten minste de nok- of gootlijn of zijkant van het dakvlak van het betreffende gebouw/de betreffende woning.

1.31 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder mede begrepen grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, bouwmarkt, tuincentrum en supermarkt.

1.32 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.

1.33 erfscheiding

de scheiding tussen twee onroerende zaken die niet aan dezelfde eigenaar behoren, niet door dezelfde gebruikers worden benut, dan wel louter kadastraal gescheiden zijn.

1.34 erker

een ruimte op de begane grond in een gebouw die buiten de gevel van het gebouw uitsteekt.

1.35 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.36 groenvoorzieningen

groenschermen van opgaande beplanting, berm-beplantingen en andere beplantingen voor openbaar of particulier gebruik welke beplanting in planologisch opzicht een ruimte structurerend effect hebben.

1.37 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.38 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.39 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtsreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.40 leisure

een onderneming gericht op de vrijetijdsbesteding, waaronder begrepen detailhandel, horeca, recreatie, sport, care en daarmee naar aard gelijk te stellen activiteiten.

1.41 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het telecommunicatie en de gas-, warmte- en elektriciteitsdistributie van soortgelijke voorzieningen van openbare nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling.

1.42 onzelfstandig kantoor

een kantoor welke ter plaatse rechtstreeks verbonden is aan en ten dienste staat van een bedrijf.

1.43 oorspronkelijke achtergevel

de achtergevel van het hoofdgebouw van de woning, exclusief ondergeschikte aan - en uitbouwen, waarvoor de eerste maal een bouwvergunning was verleend

1.44 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand, dat ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.45 peil

voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.46 showroom

een vaste (afgebakende) en voor klanten toegankelijke ruimte in een bedrijfsgebouw waar producten ten toon worden gesteld, waaronder geen detailhandel wordt verstaan en geen verkoopfunctie (kassa) ter plaatse aanwezig is om ter plaatse goederen of diensten te betalen, met als doel dat klanten deze producten beter kunnen bekijken.

1.47 straatmeubilair

bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts) voorzieningen, zoals:
verkeersgeleiders, verkeersborden, informatieborden, zitbanken, bloembakken, telefooncellen, abri’s, kunstwerken, bushaltes, speeltoestellen, fietsenrekken en draagconstructies voor reclame; kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorzieningen en brandkranen; afvalinzamelsystemen

1.48 tuincentrum

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop) van producten voor tuindecoratie (waaronder begrepen bloemen, planten, zaden en daaraan verwante benodigdheden, zoals tuingereedschappen en –beschermingsproducten, grondproducten, vijvers, potten, sierbestrating, kunstgras, tuinhout, tuinmeubelen en (tuin)kookbenodigdheden), woon(sfeer)decoratie, kleine (huis)dieren, dierenverzorging en –speelgoed en verhuur van tuingereedschappen, met dien verstande dat het aandeel niet-levend assortiment en kleine (huis)dieren ruimtelijk ondergeschikt is aan het levend assortiment.

1.49 uitbouw

uitbreiding van een ruimte in het hoofdgebouw tot buiten het bestaande oorspronkelijke hoofdgebouw en welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.50 volumineuze detailhandel

detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, auto's, boten en caravans, grove bouw- en tuinmaterialen, keukens en sanitair en opslag daarvan.

1.51 voorgevel

de naar de weg gekeerde zijde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel en/of waar deze op de planverbeelding is aangegeven met een aanduiding .

1.52 voorgevelrooilijn

de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de naar het openbare gebied gekeerde gevel(s) van de hoofdbebouwing

1.53 wgh-inrichting

een bedrijf in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder en artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer.

1.54 woning

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een gezinshuishouden.

1.55 zelfstandig kantoor

een kantoor welke ter plaatse niet rechtstreeks verbonden is aan en/of ten dienste staat van een bedrijf.

1.56 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel van het hoofdgebouw.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 de afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de bouwhoogte van een antenne-installatie

in het geval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie. In het geval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel) antenne-installatie.

2.4 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk, geen antenne-installatie zijnde

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aarddaarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde

tussen de bovenkant van het bouwwerk en het peil.

2.7 de breedte en lengte of diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.8 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.11 het bebouwingspercentage

gemeten per perceel of gezamenlijk in eenzelfde eigendom zijnde percelen binnen een bestemmingsvlak.

2.12 de lengte van een steiger

de afstand tussen de boveninsteek van het water en het deel van de steiger dat daar het verst vanaf gelegen is.

2.13 de oppervlakte van een steiger

de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent de situering van bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat:
  1. de onderlinge afstand tussen de gebouwen ten minste 3 meter moet bedragen;
  2. daardoor de gebruikswaarde van het bedrijventerrein niet onevenredig wordt geschaad;
  3. daardoor geen inbreuk wordt gemaakt op het maximaal te bebouwen oppervlak zoals aangegeven in de regels of op de planverbeelding.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. bouwwerken die geen gebouwen zijn en die voor het gebruik van de groenvoorzieningen nodig zijn, zoals bruggen, dammen, duikers en straatmeubilair;
  3. bouwwerken die geen gebouwen zijn en die voor het gebruik van de bestemming “Verkeer” en/of “Verkeer-Verblijfsgebied” nodig zijn, zoals verkeersborden en straatverlichting;
  4. waterlopen en waterplassen;
  5. nutsvoorzieningen;
  6. ter plaatse van de aanduiding "(sg-iu)": tevens één in- en uitrit per bedrijf en/of woning ten behoeve van het op de naastgelegen gronden gelegen bedrijventerrein en/of (bedrijfs-)woning.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het gebruik van een tuin voor het wonen;
  2. de tuin bij het, op de aangrenzende gronden gelegen, woning;
  3. bouwwerken die geen gebouwen zijn en die uitsluitend op het bestemmingsvlak mogen zijn geplaatst.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde en erkers worden gebouwd en de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. de diepte van de erker bedraagt ten hoogste 1/3 van de afstand van de voorgevel tot de voorste perceelsgrens met een diepte van maximaal 1,5 meter;
  4. de breedte van de erker bedraagt ten hoogste 2/3 van de breedte van de gevel;
  5. de bouwhoogte van de erker bedraagt ten hoogste 3 meter of 0.25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van de woning met een maximum van 4 meter;
  6. de afstand van de voorzijde van de erker tot de openbare weg bedraagt ten minste 1,5 meter.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen, alsmede opstelstroken en busstroken;
  2. geluidswerende voorzieningen, parkeervoorzieningen,
  3. reclame-uitingen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. fiets- en voetpaden;
  6. bouwwerken die geen gebouwen zijn en die voor de wegenstructuur en de geleiding van het wegverkeer nodig zijn, zoals bruggen, dammen, duikers, verkeersborden en straatverlichting;
  7. groenvoorzieningen en watergangen voor de begrenzing en de waterafvoer van de wegen en de parkeerplaatsen, zoals bermen en taluds;
  8. nutsvoorzieningen;
  9. ter plaatse van de functieaanduiding “(sv-rv)”, tevens een trambaan met bijbehorende voorzieningen, zoals perrons en wachthuizen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en de volgende regels:
  1. de bouwhoogte bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting bedraagt ten hoogste 3 m;
  2. ter plaatse van de functieaanduiding "(sv-rv)" mogen wachthuizen ten behoeve van personeel uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  3. ter plaatse van de functieaanduiding "(sv-rv)" bedraagt de bouwhoogte van een wachthuis ten behoeve van personeel ten hoogste 3 meter.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  2. verkeerswegen en parkeerplaatsen voor autoverkeer;
  3. in- en uitritten;
  4. fiets- en voetpaden;
  5. bouwwerken die geen gebouwen zijn en die voor de wegenstructuur en de geleiding van het wegverkeer nodig zijn, zoals bruggen, dammen, duikers, verkeersborden en straatverlichting;
  6. groenvoorzieningen en watergangen voor de begrenzing en de waterafvoer van de wegen en de parkeerplaatsen, zoals bermen en taluds.
  7. nutsvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en de volgende regels:
  1. de bouwhoogte bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. waterlopen en waterplassen, zowel als natuurlijk verschijnsel als wel als netwerk voor de waterhuishouding (waterberging, wateraanvoer en waterafvoer);
  2. de bij waterlopen en waterplassen behorende bouwwerken waaronder keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en aanlegsteigers met een maximale lengte van 1 meter;
  3. verkeer te water.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en de volgende regels:
  1. de bouwhoogte bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  2. ter plaatse van de functieaanduiding "(gm)" mogen gebouwen ten behoeve van een gemaal worden gebouwd;
  3. ter plaatse van de functieaanduiding "(gm)" bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 3 m.

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen;
  2. het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep in samenhang met het wonen;
  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en erkers worden gebouwd en de volgende regels:

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent de plaatsing en de goot- en boeibordhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfafscheiding wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de te bouwen gebouwen geen onnodige nadelige veranderingen teweegbrengen in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat:
  1. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig worden geschaad;
  2. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m;
  3. geen inbreuk wordt gemaakt op het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-gebonden-ondernemingen mits:
  1. a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  2. het netto vloeroppervlak in gebruik voor de aan-huis-gebonden-onderneming niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw met een maximum van 50 m²;
  3. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
  4. er geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
  5. het beroep uitsluitend door een van de bewoners (zonder ander personeel) wordt uitgeoefend;
  6. voor de activiteiten van de onderneming geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist en de inrichting valt onder het begrip type A van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
  7. er geen horeca- en/of detailhandelsactiviteiten plaats vinden;
  8. de activiteiten niet worden uitgevoerd in een niet aangebouwd bijbehorend bouwwerk.

Artikel 10 Leiding - Gas

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een gasleiding en voor de belemmeringenstrook van de gasleiding.

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:
  1. de veiligheid tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Leiding - Hoogspanningsverbinding

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een hoogspanningsverbinding en voor de vrijwaringzone van de hoogspanningsverbinding.

11.2 Bouwregels

11.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd mits;
  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Waterstaat - Waterkering

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waterstaat - Waterkering" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de waterstaatkundige voorzieningen.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter;
  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden betrokken bestemmingen mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende bouwregels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft of vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 12.2, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkering belang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens omgevingsvergunning met afwijking te verlenen, winnen burgemeester en wethouders advies in bij het Hoogheemraadschap van Delfland.

3 Algemene Regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene Bouwregels

14.1 Percentages op de planverbeelding

  1. het op de planverbeelding, in een bouwvlak, vermelde percentage geeft aan, hoeveel procent van het oppervlak van dat bouwvlak maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen;
  2. de op de planverbeelding aangegeven bouwvlakken waarin geen percentages zijn geplaatst, mogen volledig worden bebouwd met gebouwen en overkappingen, tenzij in de bestemmingsregels anders is bepaald;
  3. het op de planverbeelding, in een bouwvlak, vermelde percentage heeft geen betrekking op bouwwerken die geen gebouwen of geen overkappingen zijn.

14.2 Algemene hoogtematen

Indien op de planverbeelding geen hoogteaanduiding is aangegeven, dan gelden voor de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde de volgende hoogtematen:
  1. erfafscheidingen tussen voorgevelrooilijn en openbare weg: 1 m;
  2. erfafscheidingen elders: 2 m;
  3. overkappingen: 3 m;
  4. straatmeubilair: 3 m;
  5. lichtmasten: 20 m;
  6. antennes ten behoeve van telecommunicatie niet zijnde schotel- antennes: 5 m;
  7. overige bouwwerken: 2 m.

14.3 Overschrijding van hoogte-aanduidingen op de planverbeelding

  1. indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden;
  2. de op de planverbeelding aangegeven hoogteaanduidingen mogen worden overschreden door antenne-installaties, mits de hoogte daarvan voldoet aan de algemene hoogtematen als gegeven onder 14.2 van dit artikel en door schoorstenen, liftkokers, trappenhuizen, dakkapellen, alarminstallaties en andere ondergeschikte bouwdelen.

14.4 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, en funderingen;
  2. bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
  3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt;
  4. rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 m bedraagt;
  5. putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water rioolstoffen, hijsinrichtingen, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
  6. bestaande dakopbouwen en erkers.

14.5 Ondergrondse bouwwerken

  1. de regels van dit plan zijn van overeenkomstige toepassing op ondergrondse bouwwerken;
  2. in aanvulling op het bepaalde onder a. mogen ondergrondse ruimten slechts worden gerealiseerd voor zover deze zijn gelegen tussen de buitenwerkse gevels van het bovengronds gelegen gebouw.

14.6 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands, hoogte- inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. ingeval van herbouw is a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

14.7 Parkeernormering

Bij elke ontwikkeling wordt de normering vanuit het Westlands Verkeer- en Vervoerplan (WVVP) toegepast. Het parkeren dient op eigen terrein geregeld te worden.

14.8 Dakkapellen

Voor het bouwen van dakkapellen gelden de volgende regels:
  1. maatvoering achterzijde:
  • de dakkapel ligt aan alle zijden tenminste 0,5 m vrij in het dakvlak;
  • de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m;
  1. maatvoering voorzijde:
  • de dakkapel is niet breder dan 50% van de breedte van het dakvlak;
  • de dakkapel ligt aan alle zijden tenminste 0,5 m vrij in het dakvlak;
  • de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,5 m.

Artikel 15 Algemene Gebruiksregels

15.1 Verbod op gebruik van gronden

15.2 Verbod op gebruik van bouwwerken

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening wordt tenminste verstaan het gebruik van:
  1. woningen binnen het bestemmingsvlak van de bestemming Wonen voor beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte, met uitzondering van een aan-huis-gebonden beroep;
  2. de bouwwerken voor/als seksinrichting.

Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels

16.1 Veiligheidszone - LPG

16.2 Vrijwaringszone Molenbiotoop

Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels

17.1 Afwijkingsbevoegdheid voor afmetingen en maten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan voor een vergroting van voorgeschreven afmetingen en maten, waaronder percentages, met ten hoogste 10 %.

17.2 Afwijkingsbevoegdheid voor kleine bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan voor:
  1. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een goothoogte van het hoogste 3 meter ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes, mits de inhoud van deze gebouwtjes niet groter is dan 60 m3, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten;
  2. het bouwen van straatmeubilair of andere bouwwerken die geen gebouwen zijn en die om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers en keermuren met een bouwhoogte van ten hoogste 6 meter;
  3. geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en de vorm van bestemmingsvlakken indien bij de definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken, met dien verstande dat de veranderingen ten hoogste 2 meter mogen bedragen;
  4. afwijkingen van het bestemmingsplan ten einde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling of situering blijkt, dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk zou zijn en de afwijking van zo ondergeschikte aard blijft, dat de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast;
  5. het afwijken van deze planregels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riooloverstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, en informatie- en reclameborden.
  6. overschrijding van bouwgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen;
  7. het bouwen van uitbouwen, waarbij de volgende regels gelden:
  • de diepte van de uitbouw bedraagt ten hoogste 1/3e van de van de afstand van de voorgevel tot de voorste perceelsgrens met een diepte met een maximum van 1,5 m;
  • de breedte van een uitbouw bedraagt ten hoogste 2/3e van de breedte van de gevel;
  • de bouwhoogte van de uitbouw bedraagt ten hoogste 3 m óf 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning met een maximum van 4 m;
  • de afstand van de voorzijde van de uitbouw tot de openbare weg bedraagt ten minste 1,5 m.
  1. het afwijken van de parkeernormering, zoals deze is opgenomen in het Westlands Verkeer- en Vervoerplan (WVVP).
  2. de realisering van een dakopbouw, met dien verstande dat:
  • er op het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder dergelijke dakopbouwen zijn toegestaan en de nieuw te bouwen dakopbouw hieraan gelijkvormig is;
  • er zich geen stedenbouwkundige redenen mogen verzetten tegen deze bevoegdheid tot afwijken.

17.3 Voorwaarde voor gebruik afwijkingsbevoegdheden

Van de in 17.1.1 en 17.1.2 gegeven afwijkingsbevoegdheden mag slechts gebruik worden gemaakt indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, zoals bepaald in dit bestemmingsplan, van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels

18.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technische betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag vergroot worden met maximaal 15%.

18.2 Wro-zone wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone wijzigingsgebied 1' de bestemming ‘Wonen’ en ‘Tuin’ wijzigen naar de bestemming ‘Bedrijventerrein’, met bijbehorend bouwvlak en maatvoetvoeringsaanduidingen die aansluiten op aangrenzende gronden en de (stedenbouwkundige) structuur van het plan, indien de woonfunctie is beëindigd.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwen

19.2 Overgangsrecht gebruik

19.3 Afwijken van het overgangsrecht bouwen

Artikel 20 Slotregel

Dit bestemmingsplan vervangt de volgende bestemmingsplannen op de dag dat het bestemmingsplan van kracht wordt als bedoeld in artikel 3.8, lid 5, van de Wet ruimtelijke ordening:
  • bestemmingsplan Plan in Hoofdzaak, zoals vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Wateringen op 22 mei 1959 en gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 11 april 1960. Het bestemmingsplan Plan in Hoofdzaak is met de volgende besluiten partieel herzien:
  • het besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 4 december 1963 en goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 5 maart 1965;
  • het besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 3 maart 1965 en goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 17 januari 1966;
  • bestemmingsplan N211/N54/N222 (veilingroute)/ c.a., zoals vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Wateringen op 25 oktober 1995 en gedeeltelijk is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 14 maart 1995;
  • bestemmingsplan Suydervelt, zoals vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Wateringen op 31 maart 1998 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten va Zuid-Holland op 3 november 1998;
  • bestemmingsplan Zwethove, zoals vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Wateringen op 30 juni 1998 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 9 februari 1999;
  • bestemmingsplan Bedrijventerrein Wateringseveld, zoals vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Wateringen op 30 november 1999 en gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 4 juli 2000;
  • bestemmingsplan Bedrijfsterrein Zuid, zoals vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Wateringen op 30 mei 2000 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 1 september 2000.

20.1 Citeertitel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Wateringen”.

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het plangebied betreft een bedrijventerrein, welke in het verleden bestond uit een vijftal losse bedrijventerreinen, namelijk "Suydervelt", het "Westlands Bedrijven Centrum", "Zwethove", "bedrijventerrein Zuid" (Van Vliet) en "Wateringse Veld' . Met de voorliggende integrale herziening van het bestemmingsplan zal voor het gehele bedrijventerrein een uniforme en actuele regeling gaan gelden. De regeling heeft dan ook een consoliderend karakter, waarbij de huidige situatie is bestemd.

1.2 Ligging Plangebied

Het bedrijventerrein Wateringen is een bedrijventerrein met een bruto oppervlakte van ca. 95 hectare.
Het plangebied van het bedrijventerrein omvat de bedrijventerreinen "Suydervelt", "Westlands Bedrijven Centrum", "Zwethove", "Wateringen Zuid" en "Wateringse Veld" en wordt begrensd door:
  • in het noorden: de Molenweer, het Gagelland, de volkstuinen en de woonbebouwing van de kern Wateringen;
  • in het oosten: de gemeentegrens met ‘s-Gravenhage;
  • in het zuiden en het westen: de Wippolderlaan.
afbeelding
Figuur 1 – planbegrenzing
De keuze van de plangrenzen is gebaseerd op de contouren uit de Provinciale Verordening Ruimte en door een functionele afstemming met de in voorbereiding zijnde omliggende bestemmingsplannen.

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Binnen het plangebied waren, voor het van kracht worden van dit bestemmingsplan, de volgende planregimes van kracht:
  • bestemmingsplan Plan in Hoofdzaak, zoals vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Wateringen op 22 mei 1959 en gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 11 april 1960. Het bestemmingsplan Plan in Hoofdzaak is met de volgende besluiten partieel herzien:
    1. het besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 4 december 1963 en goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 5 maart 1965;
    2. het besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 3 maart 1965 en goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 17 januari 1966;
  • bestemmingsplan N211/N54/N222 (veilingroute)/ c.a., zoals vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Wateringen op 25 oktober 1995 en gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 14 maart 1995;
  • bestemmingsplan Suydervelt, zoals vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Wateringen op 31 maart 1998 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten va Zuid-Holland op 3 november 1998;
  • bestemmingsplan Zwethove, zoals vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Wateringen op 30 juni 1998 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 9 februari 1999;
  • bestemmingsplan Bedrijventerrein Wateringseveld, zoals vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Wateringen op 30 november 1999 en gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 4 juli 2000;
  • bestemmingsplan Bedrijventerrein Zuid, zoals vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Wateringen op 30 mei 2000 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 1 september 2000.

2 Gebiedsvisie

2.1 Beleidskader

2.1.1 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie
De gemeente heeft nog geen structuurvisie vastgesteld als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Volgens het overgangsrecht van deze wet wordt een structuurplan als bedoeld in artikel 7 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening gelijkgesteld met een structuurvisie zoals bedoeld in artikel 2.1 van de nieuwe wet.
De gemeente heeft geen eigen structuurplan maar voor de gemeente geldt wel een regionaal structuurplan van het Stadsgewest Haaglanden 2020 zoals verwoord in 2.1.2.
Visie Greenport Westland 2020
De Visie Greenport Westland 2020 schetst het ruimtelijk kader voor toekomstige ontwikkelingen op hoofdlijnen in de gemeente en daarbuiten in woord en beeld. Daarmee geeft de visie ook andere partijen inzicht in de ruimtelijke ontwikkelingen van de gemeente Westland. De ruimtelijke component en hoe om te gaan met de glastuinbouwclusters (inclusief de niet ruimtelijke component) staan in de visie voorop. Naast een ruimtelijke vertaling op hoofdlijnen biedt het ook de onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente op de gebieden water en groen, verkeer en vervoer, wonen, de glastuinbouwcluster, maatschappelijke en economische voorzieningen. De visie bevat tevens richtinggevende uitspraken over de rol van de gemeente ten aanzien van de glastuinbouwclusters en de andere ruimtebehoevende functies.
De primaire productie in de glastuinbouwsector is een minder grote plaats gaan innemen in het Westlandse cluster. De agro-gerelateerde bedrijvigheid, voorafgaande en volgend op het primaire productieproces, zijn belangrijker geworden. Kennis, innovatie en logistiek hebben, ook gezien vanuit internationaal perspectief, nog verder aan betekenis gewonnen. Aan agro-gerelateerde bedrijvigheid is op de Westlandse bedrijventerreinen voldoende vestigingsruimte geboden. Bedrijventerrein Wateringen biedt eveneens die ruimte. Het plangebied van het bestemmingsplan wordt in de Visie Greenport Westland aangeduid als zijnde bestaand bedrijventerrein. Ten oosten wordt het plangebied begrensd door het in de visie opgenomen project ‘Zwethzone’.
Binnen het plangebied zelf vinden geen grootschalige ontwikkelingen plaats die betrekking hebben op de Visie Greenport Westland.
Evaluatie Visie Greenport Westland 2020
De Raad heeft op 14 december 2010 de evaluatie van de Visie Greenport Westland 2020 vastgesteld. Deze evaluatie verwoordt het raadsstandpunt over de (tussen-)resultaten van de visie over, in het bijzonder, de periode 1-1-2004 tot 1-1-2009 met voorstellen per onderdeel over 'hoe nu verder?'. Het doel van de evaluatie is om aan de hand van een analyse duidelijkheid te geven of de strategische keuzes uit 2005 nog steeds de juiste zijn en of aanpassing wenselijk is. De evaluatie bepaalt de koers voor de in ontwikkeling zijnde gemeentelijke structuurvisie en zal hét vertrekpunt zijn van de gemeente Westland in reactie op plannen van derden.
Voor bedrijventerreinen wordt in de evaluatie aangegeven dat eerst de nog te ontwikkelen bedrijventerreinen "Honderdland fase 2" en "TPW Mars" in de periode 2015-2020 worden gerealiseerd, alvorens een nadere afweging te maken over mogelijk extra ruimte. Om zo effectief mogelijk met de beschikbare ruimte om te gaan zal overleg opgestart worden om de herstructurering van enkele verouderde bedrijventerreinen, waaronder recent De Woerd, een impuls te geven. De ruimtewinst die met herstructurering en meervoudig ruimtegebruik op bedrijventerreinen in onze gemeente geboekt kan worden is overigens gering.
De evaluatie doet geen specifieke uitspraken over het bedrijventerrein Wateringen, maar doet wel uitspraken over gelijksoortige bedrijventerreinen.
Bedrijventerreinenvisie Westland
De Bedrijvenvisie Westland (2008) vormt - via het gemeentelijke Actieprogramma Economische Zaken - een uitwerking van de Visie Greenport Westland en is gericht op:
  • het anticiperen op actuele en toekomstige marktontwikkelingen om voldoende ruimte te behouden voor groei van bedrijvigheid (inspelen op de vraag van bedrijven, kantoren en detailhandel);
  • het zijn van een toetsingskader voor de actualisering van bestemmingsplannen en de ruimtelijke onderbouwing van andere ruimtelijke besluiten;
  • het verschaffen van duidelijkheid over parkmanagement op bedrijventerreinen.
De visie onderscheidt agro-logistieke, lokale en regionale bedrijventerreinen. De bedrijventerreinen "Zwethove", "Westlands Bedrijven Centrum" en "Wateringen Zuid" vormen lokale bedrijventerrein. Het bedrijventerrein "Wateringse Veld" vormt een regionaal bedrijventerrein.
Als toetsingskader geeft de visie aan hoe moet worden omgegaan met milieuhinderlijke bedrijvigheid en met andere bijzondere functies op bedrijventerreinen.
De visie onderstreept het grote economische belang van bedrijventerreinen, niet op de laatste plaats omdat een groot deel van die bedrijven is verbonden met de primaire glastuinbouw. Om die reden is agro-gerelateerde bedrijvigheid op bedrijventerreinen een belangrijke schakel voor de glastuinbouweconomie in de gemeente Westland. Over het algemeen wil de gemeente de bedrijventerreinen revitaliseren om verrommeling tegen te gaan en de ruimtelijke kwaliteit te stimuleren. Een viertal verouderde bedrijventerreinen wordt zelfs geherstructureerd.
Nota publieksfuncties op bedrijventerreinen
Als nadere uitwerking van de Bedrijventerreinenvisie Westland hebben burgemeester en wethouders de Nota publieksfuncties op bedrijventerreinen vastgesteld om maatwerk te kunnen bieden voor publieksfuncties op lokale bedrijventerreinen. In deze nota is aangegeven wat wel en niet is toegestaan op lokale bedrijventerreinen. Wonen, detailhandel, horeca, leisure en care-functies zijn uitgesloten in bestemmingsplannen die betrekking hebben op bedrijventerreinen. Bij leisure kan worden gedacht aan fitness, kookstudio's en hobbyfuncties. Care-functies zijn onder andere kinderopvang, ouderenzorg, gehandicaptenopvang en huisartsen- en fysiotherapie-collectieven. In hoofdzaak zijn op bedrijventerreinen bedrijfsmatige en industriële functies toegestaan. Genoemd worden het vervaardigen, bewerken, installeren en inzamelen van goederen. Ook verhandelen van goederen wordt genoemd, waarbij detailhandel (verkoop aan een eindconsument) is uitgesloten. In de loop der tijd zijn daarop uitzonderingen gemaakt voor specifieke vormen van detailhandel, zoals verkoop van brand- en explosiegevaarlijke stoffen.
De verkoop van de zogenoemde ABC-goederen (Auto’s, Boten en Caravans) is alleen toegestaan met een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid. Ook bouwmarkten zijn met een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid mogelijk, conform de provinciale regelgeving. Tegelijkertijd is vestiging van woonwinkels aan strenge regionale regels van Haaglanden gebonden. Een andere functie die in beperkte mate is toegestaan zijn zelfstandige kantoren.
Onzelfstandige kantoren, die ten dienste staan van een bedrijf blijven mogelijk. Elk bedrijf kan ruimte nodig hebben voor een administratie- en verkoopafdeling, waarbij de oppervlakte maximaal 3.000 m² bedraagt. Zelfstandige kantoren kunnen in bestemmingsplannen door middel van een afwijkingsprocedure mogelijk worden gemaakt tot 500 m² per gebouw. Hierbij kan worden gedacht aan accountants en architecten. De kantoren mogen echter geen baliefunctie hebben (zoals makelaars en uitzend- of reisbureaus) en moeten ingepast (kunnen) worden op het bedrijventerrein. Inpassing is mogelijk bij de entree, of op de eerste verdieping van bestaande panden. Daarnaast moet voldaan worden aan de parkeernorm, die voor kantoren hoger is dan voor bedrijven.
Binnen het plangebied bevinden zich diverse functies die in strijd zijn met deze nota. Voor deze gevallen zal zoveel mogelijk worden aangesloten bij vigerende regelgeving.
Integrale benadering milieuzonering bestemmingsplan bedrijventerreinen
Voor het bestemmingsplan Teylingen heeft de gemeenteraad een beleidslijn vastgesteld op welke wijze omgegaan wordt met de milieuzonering op bestaande bedrijventerreinen. Deze benadering is ook toegepast op het bedrijventerrein Wateringen. Voor de invulling van deze benadering wordt verwezen naar hoofdstuk 3 van deze toelichting.
Kantorenvisie Westland
Op 27 november 2007 heeft de gemeenteraad de kantorenvisie Westland vastgesteld. De kantorenvisie richt zich op zelfstandige kantoren, dat wil zeggen: panden die uitsluitend kantoren huisvesten. Hierin wordt aangegeven dat het toestaan van zelfstandige kantoren op verspreide locaties in het buitengebied en bedrijventerreinen niet past binnen het ruimtelijk beleid en niet bijdraagt aan de vorming van een kantorensector. Vier locaties zijn kansrijk voor kantoorontwikkelingen, namelijk de Tiendweg met in het verlengde Flora Holland, Centrum Naaldwijk, ABC Westland en Knooppunt Westerlee. Kantoren met een publieksfunctie horen thuis in dorpskernen of de schil daaromheen. Bij de actualisatie van de bestemmingsplannen voor de bedrijventerreinen is gebleken dat zich hier veel kleine kantoorgebruikers gevestigd hebben. Dit terwijl de geldende bestemmingsplannen ze niet of slechts in beperkte mate toelaten. Omdat er een grote vraag vanuit de markt is en kleine zelfstandige kantoren de naastgelegen bedrijven over het algemeen niet in de weg zitten, is ervoor gekozen de vraag naar kleine kantoren op bedrijventerreinen niet tegen te houden, maar te reguleren. De op de bedrijventerreinen aanwezige kleine zelfstandige kantoren worden in beginsel positief bestemd. Hierop wordt echter een tweetal uitzonderingen gemaakt. De eerste betreft de situatie dat kantoren (potentieel) belemmerend (kunnen) zijn voor een naastgelegen bedrijf met een hoge milieucategorie (3.2 en hoger). In deze situaties wordt gekozen voor de milieuhinderlijke functie. De tweede uitzondering betreft kantoren met een baliefunctie. Baliefuncties horen in de centrumkern. Voor nieuwe zelfstandige kantoren is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor kantoren op zichtlocaties of op de eerste verdieping tot een oppervlakte van maximaal 500 m².
Westland Water nu en Later
Het Waterplan van de gemeente Westland heeft als ambitie een duurzaam en veerkrachtig watersysteem met belevingswaarde. Burgers en bedrijven moeten veilig en plezierig kunnen wonen, werken en recreëren met water in hun nabijheid. In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is vastgelegd dat gemeenten met dreigende wateroverlast samen met waterschappen een waterplan moeten opstellen. Een belangrijke pijler van het kwantitatieve waterbeleid voor de 21ste eeuw is het principe: vasthouden, bergen en afvoeren. De gemeente Westland werkt aan dergelijke waterplannen in samenwerking met diverse waterbeheerders binnen het gemeentelijke grondgebied.
Westland, Glashart voor het milieu; milieubeleidsplan 2005-2010
Deze nota bevat het milieubeleid voor de Gemeente Westland voor een periode van vijf jaar. Deze nota is een gebiedsgericht beleidsplan, welke vooral gericht is op gebieden waar ontwikkelingen plaatsvinden. De overkoepelende doelstelling van het beleidsplan is: ‘Het verbeteren van de leefbaarheid op korte termijn en het leveren van een bijdrage aan de duurzaamheid van de gemeente op langer termijn, waarbij aansluiting bij actuele en toekomstige ontwikkelingen kansen biedt om eventueel bestaande knelpunten en toekomstige te voorkomen’. In dit gebiedsgerichte beleidsplan wordt onderscheidt gemaakt tussen verschillende gebiedstyperingen namelijk: centrumgebied, bedrijventerrein, glastuinbouw, woongebied, villawijk, recreatief groen en natuurgebied. Voor deze gebiedstypen zijn in het beleidsplan per gebiedstype verschillende ambities en maatregelen opgenomen, welke het uitgangspunt vormen voor het op diversen terreinen nog te formuleren milieubeleid. Tevens worden deze ambities en maatregelen ingebracht in ruimtelijke planprocessen.
Het plangebied wordt in het milieubeleidsplan aangeduid als gebiedstype ‘bedrijventerrein’. Binnen dit gebiedstype zijn ambities en maatregelen geformuleerd welke ruimtelijk relevant zijn voor het plangebied, namelijk:
  • minimaal 15-20% van het plangebied moet onverhard zijn;
  • hoofdfuncties in het plangebied worden aangeduid als werken, grootschalige en perifere detailhandel, agro-gerelateerde bedrijvigheid, productie en distributie;
  • het groenareaal moet worden vergroot en worden gekoppeld aan wegen- en waterstructuren;
  • het plangebied moet goed bereikbaar zijn voor auto- en vrachtverkeer, alsmede voor openbaar vervoer;
  • parkeren dient zoveel mogelijk plaats te vinden op eigen terrein;
  • de milieucategorie op het bedrijventerrein mag maximaal 3-4 bedragen.
Bovengenoemde ambities en maatregelen zijn van toepassing op locaties binnen het bestemmingsplan waar nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, dan wel mogelijk worden gemaakt.
Westlands Verkeers- en Vervoersplan (WVVP)
In de ontwikkelingsvisie Visie Greenport Westland 2020 zijn de beleidslijnen voor de langere termijn aangegeven voor de gehele gemeente. Met de relevante onderdelen van deze visie is het vervoersplan als sectorale nota vastgesteld. Met dit beleidsmiddel wordt aangegeven welke richtingen de gemeente Westland de komende jaren opgaat en wordt het beleid van de “oude” gemeenten geharmoniseerd.
Het WVVP dient meerdere doelen namelijk een invulling geven van de wettelijke plicht om een kenbaar verkeersbeleid te hebben, het uitwerken van de in de Greenport gestelde kaders en het schetsen van kaders voor de toekomst op het gebied van verkeer en vervoer.
Route gevaarlijke stoffen
Uitgangspunt van het beleid is om de bebouwde kom zoveel mogelijk te mijden bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. De gemeente moet voor zogenaamde route plichtige stoffen, wegen aanwijzen waarover deze stoffen moeten worden vervoerd. Voor dat vervoer zijn de overige wegen dan uitsluitend bij ontheffing toegestaan. Zo dragen gemeenten bij aan het veilig vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg.
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan bevindt zich een route gevaarlijke stoffen op de Wippolderlaan.
Parkeren
Voor nieuwe situatie wordt vanuit het WVVP de volgende parkeernorm gehanteerd:
  • kantoor met baliefunctie 3,3 pp per 100 m² bvo, van deze norm is 20% bedoeld voor bezoekers;
  • kantoor zonder baliefunctie 2,0 pp per 100 m² bvo, van deze norm is 5% bedoeld voor bezoekers;
  • arbeidsextensieve/bezoekersextensieve bedrijven (loods, opslag, groothandel, transportbedrijf etc.) 0,9 pp per 100 m² bvo, van deze norm is 5% bedoeld voor bezoekers;
  • arbeidsintensieve/bezoekersextensieve bedrijven (industrie, garagebedrijf, laboratorium, werkplaats, etc.) 2,8 pp per 100 m² bvo, van deze norm is 5% bedoeld voor bezoekers;
  • bedrijfsverzamelgebouw 1,7 pp per 100 m² bvo, van deze norm is 10% bedoeld voor bezoekers;
  • grootschalige detailhandel 2,7 pp per 100 m² bvo, van deze norm is 85% bedoeld voor bezoekers;
  • showroom 1,8 pp per 100 m² bvo, van deze norm is 35 % bedoeld voor bezoekers;
  • café/bar/cafetaria 7 pp per 100 m², van de norm is 90% bedoeld voor bezoekers;
  • restaurant 14 pp per 100 m², van de norm is 80% bedoeld voor bezoekers;
  • hotel 1,5 pp per kamer.

2.1.2 Regionaal beleid

De gemeente maakt deel uit van een plusregio als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen. In het bestemmingsplan is dan ook afstemming met het volgende regionale beleid tot uitdrukking gekomen.
Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020
Het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 heeft als ambitie dat de regio Haaglanden zich verder ontwikkelt als een regio van internationale allure, een regio die een duurzame kwaliteit van leven biedt door middel van een veilige, schone en aantrekkelijke woon- en leefomgeving en een sterke structuur. Met de verdere versterking van de kennisintensiteit van de economie van Haaglanden levert de regio een stevige bijdrage aan de realisatie van de in Europa afgesproken Lissabon-doelstelling, dat streeft naar de versterking van de innovatiekracht van de Europese economie.
Het plangebied wordt aangewezen als een gebied voor betere benutting van bestaande bedrijventerreinen.
Herstructurering en beter gebruik van bestaande bedrijventerreinen heeft een hoge prioriteit. Het streven is erop gericht om na 2020 de vraag naar ruimte voor werken op de bestaande terreinen en in het bestaand stedelijk gebied op te kunnen vangen. Daar is een innovatief gebruik van de ruimte voor nodig. Herstructurering en intensiever gebruik van verouderde terreinen, dubbel grondgebruik, functiemenging en het ontwikkelen van milieumaatregelen die hinder van bedrijven verminderen, zijn hierbij belangrijke aangrijpingspunten. Bedrijven en kantorenlocaties moeten niet zonder meer worden getransformeerd naar woongebieden, maar moeten waar mogelijk worden behouden en gemoderniseerd.
Regionale Kantorenstrategie Haaglanden
De Regionale Kantorenstrategie Haaglanden gaat in op de segmentering en programmering van kantorenlocaties in Haaglanden. Deze kantorenstrategie vormt de basis voor het regionale beleid ten aanzien van de (her)ontwikkeling van kantorenlocaties tot aan 2020 en geeft mede invulling aan het RSP. Het RSP komt tot de conclusie dat het geplande aanbod van kantoren, de behoefte tot 2010 overstijgt. Ten aanzien van geplande ontwikkelingen na 2005 wordt gesteld dat de realisatie hiervan moet worden afgewogen ten opzichte van bewegingen in de bestaande voorraad kantoren.
Er is voldoende aanbod van gemengde bedrijvenzones waardoor blijvend ruimte kan worden geboden aan een diversiteit van bedrijven. Tevens zijn er voldoende mogelijkheden voor vermenging van verschillende werkfuncties.

2.1.3 Provinciaal beleid

In het bestemmingsplan is afstemming met het volgende beleid van de provincie Zuid-Holland tot uitdrukking gekomen.
Structuurvisie “Visie op Zuid-Holland”
Algemeen
Doel van de structuurvisie is de versterking van de samenhang, de herkenbaarheid en de diversiteit in de provincie Zuid-Holland. De Provinciale Structuurvisie geeft een doorkijk naar 2040 en de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie. Er staat in hoe de provincie samen met haar partners wil omgaan met de beschikbare ruimte. In de Uitvoeringsagenda is aangegeven hoe de provincie en de verschillende partners de structuurvisie gaan uitvoeren.
De structuurvisie vervangt het interim beleid voor de provinciale ruimtelijke ordening dat voor het plangebied was gebaseerd op de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie Zuid-Holland 2020 (2004), het streekplan Zuid-Holland-West (2003) en alle herzieningen en uitwerkingen daarvan, en de Nota Regels voor Ruimte (2006).
De provincie onderscheidt in de structuurvisie de volgende vijf hoofdopgaven:
  1. aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  2. duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  3. divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  4. vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  5. stad en land verbonden.
De ambities zijn vertaald in een beeld van het ruimtegebruik in 2020, bestaande uit een functiekaart en een kwaliteitskaart. De functiekaart is vergelijkbaar met een streekplankaart. Deze kaart geeft aan wat waar mogelijk is, met locaties en begrenzingen. De kwaliteitskaart geeft aan welke kwaliteiten waar aanwezig zijn of moeten komen. Bij ontwikkelingen in een gebied zijn deze kwaliteiten belangrijk.
Het doel van de structuurvisie draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en aan een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkelingen en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil de provincie bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.
Bebouwingscontouren
De provincie kiest ervoor om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee worden investeringen in de gebouwde omgeving gebundeld, waardoor de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden blijft en versterkt wordt.
Het plangebied van het bestemmingsplan ligt binnen de bebouwingscontouren.
Bedrijventerreinen
Op de functiekaart van de structuurvisie wordt het bedrijventerrein Wateringen aangeduid als ‘Bedrijventerrein’ (zie onderstaande afbeelding). Meer concreet voor bedrijventerreinen geldt dat de beschikbaarheid van een op de vraag afgestemd areaal bedrijventerreinen een belangrijke randvoorwaarde is voor een aantrekkelijk en concurrerend vestigingsmilieu. Deze afstemming tussen vraag en aanbod vindt plaats door herstructurering en intensivering van bestaande en reeds geplande bedrijventerreinen. Behoud van (binnenstedelijke) bedrijvigheid staat voorop, al dan niet gelegen op bedrijventerreinen. Eventuele functiewijzigingen in het kader van herstructurering, bijvoorbeeld om de milieu hygiënische omgevingskwaliteit te verbeteren, moeten dan ook goed gemotiveerd zijn. Wat betreft het aspect milieuhinder is het beleid gericht op het uitgangspunt voor bestemmingsplannen dat voor bedrijven de hoogst mogelijke bedrijfscategorie mogelijk moet zijn. Veel van de huidige grootschalige detailhandel is gevestigd op bedrijventerreinen. Vanuit het beleid om dit areaal juist voor reguliere bedrijven te behouden, wordt door de provincie de uitbreiding van de perifere detailhandel op die locaties terughoudend benaderd.
afbeeldingafbeelding
Figuur 3 - uitsnede functiekaart
Provinciale Verordening Ruimte
Algemeen
De Provinciale Verordening Ruimte (PVR) is op 2 juli 2010 door provinciale staten van de provincie Zuid-Holland vastgesteld. De verordening stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen.
In de PVR zijn regels gesteld over bebouwingscontouren, agrarische bedrijven, kantoren, bedrijventerreinen, detailhandel, waterkeringen, milieuzoneringen, lucht- en helihavens, molen- en landgoed-biotopen.
Toets aan regels PVR
Het plangebied ligt geheel binnen de bebouwingscontouren zoals gegeven op kaart 1 van de PVR. De regels voor het gebied buiten die bebouwingscontouren zijn dan ook niet van toepassing op het bestemmingsplan.
Volgens kaart 3 bevindt zich in of naast het plangebied geen ecologische hoofdstructuur zodat met het gestelde in artikel 5, het bestemmen en beschermen van aanwezige of aangrenzende natuurlijke waarden, geen rekening gehouden hoeft te worden.
De regels van artikel 7 voor nieuwe kantoren zijn niet van toepassing omdat het bestemmingsplan geen nieuwe (zelfstandige) kantoren toelaat.
Volgens kaart 6 vormt het bedrijventerrein Wateringen een bedrijventerrein in de zin van artikel 8. Volgens deze bepaling is het niet toegestaan om op het bedrijventerrein nieuwe (bedrijfs)woningen mogelijk te maken. In het bestemmingsplan worden geen bedrijfswoningen toegestaan. De burgerwoningen op het bedrijventerrein worden - gelet op de historische groei - toegelaten, maar de bouw van nieuwe bedrijfswoningen wordt uitgesloten.
Verder is bepaald dat de bedrijven uit de hoogst mogelijke milieucategorie volgens de Staat van bedrijfsactiviteiten volgens het bestemmingsplan moeten passen bij de omgeving van het bedrijventerrein, waarvoor een motivering in de toelichting van het bestemmingsplan moet worden opgenomen. Dit is in dit bestemmingsplan gebeurd.
Volgens artikel 9 mag een bestemmingsplan geen detailhandel toestaan buiten de bestaande winkelconcentraties in de centra van steden, dorpen en wijken of nieuwe wijkgebonden winkelcentra. Eén van de uitzonderingen hierop vormt een perifere detailhandel mits op een opvanglocatie voor perifere detailhandel als aangegeven op kaart 7. Het plangebied betreft of omvat niet zo een opvanglocatie. In het plangebied komt detailhandel in volumineuze goederen voor. Deze functie is niet als zodanig bestemd maar is opgenomen in de bestemming voor het bedrijventerrein met een specifieke aanduiding en voor deze functie geldt een wijzigingsbevoegdheid om het gebruik van de gronden terug te kunnen brengen naar het gebruik volgens de normale bedrijfsbestemming.

2.1.4 Rijksbeleid

In het bestemmingsplan is afstemming met het volgende beleid van het Rijk tot uitdrukking gekomen.
Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid
Op 1 juli 2008 hadden de volgende planologische kernbeslissingen (Nationaal Ruimtelijk Beleid) volgens het overgangsrecht van de Wet ruimtelijke ordening de status van structuurvisie: Ruimte, Nota Mobiliteit, Ruimte voor de rivier, Project Mainport-ontwikkeling Rotterdam, Hoge Snelheidslijn Zuid, Betuweroute, Tweede Structuurschema Elektriciteitsvoorziening (inclusief partiële herzieningen BritNed-kabel, Randstad-380kV-verbinding en Near Shore Windpark), Structuurschema Buisleidingen, Derde Nota Waddenzee en het Tweede Structuurschema Militaire Terreinen. Omdat nieuwe structuurvisies moeten ingaan op de wijze waarop het daarin vervatte beleid moet worden verwezenlijkt en omdat genoemde p.k.b.’s zo een doorkijk niet bevatten, heeft de minister van VROM voor dat nationaal ruimtelijk beleid een zogeheten Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid opgesteld dat op 6 juni 2008 aan de Tweede Kamer is aangeboden.
Van belang voor het bedrijventerrein "Wateringen" is hetgeen is gesteld in onderdeel 5 van het nationaal ruimtelijk belang onder de noemer “behoud en versterking op lange termijn van de tuinbouwfunctie in de vijf Greenports”.
De Nederlandse tuinbouwsector is een speler van wereldformaat. Bij dit Nationale Ruimtelijke Belang hecht het Rijk eraan dat de tuinbouwfunctie in vijf zogenoemde greenports behouden blijft en versterkt wordt. De Nota Ruimte benoemt de mainports en greenports als onderdeel van de Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur en legt het initiatief om het beleid op de greenports en herstructurering van bestaande terreinen beleidsmatig uit te werken en ruimtelijk te verankeren, bij de provincies. Een belangrijk instrument hierbij is de gemeenschappelijke agenda van overheden en bedrijfsleven in het Manifest Greenports Nederland en de uitwerking daarvan in de Bestuurlijke Uitvoeringsafspraken Greenport(s) Nederland uit 2007. De investeringen in de locaties voor glastuinbouw en overige tuinbouw zijn gericht op behoud en versterking van de economische functie van de tuinbouw en gelijktijdige versterking van andere gebiedsfuncties zoals water, wonen, recreatie, landschap en natuur.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte & AMvB ruimtelijke ordening
Nederland: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daarmee streeft het Rijk naar een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Doelen
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
  1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland (o.a. Mainports, Brainports en Greenports);
  2. het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport, zoals opgenomen in Figuur 2.
afbeeldingafbeelding
Figuur 2 - uitsnede kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur
De Nederlandse open economie raakt steeds meer verweven met die van sterke concurrenten als Duitsland, China en India. De kansen in het internationale speelveld liggen vooral bij de zogenoemde topsectoren: logistiek, water, hightech, creatieve industrie, energie, chemie en voedsel en tuinbouw. Veel van die sectoren zijn geconcentreerd in de stedelijke regio's rond de Mainports, Brainport en Greenports. De ambitie is dat Nederland in 2040 behoort tot de top 10 concurrerende landen van de wereld door een goede ruimtelijk economische structuur voor een excellent vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers. Dit betekent onder andere een optimale internationale bereikbaarheid van stedelijke regio's in 2040 en uitstekende (logistieke) verbindingen van de Mainports Rotterdam en Schiphol, de Brainport Zuidoost Nederland en de Greenports met Europa en de rest van de wereld. De meeste topsectoren concentreren zich in stedelijke regio's en dan vooral in de stedelijke regio's rond de Mainports, Brainport en Greenports. Vanwege deze concentratie en de nationale baten die daarmee gemoeid zijn, wil het Rijk in deze regio's extra inzetten op versterking van de concurrentiekracht. Hiervoor wordt een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak ingezet waarin afspraken over de versterking van de ruimtelijk-economische structuur in brede zin worden gemaakt met de decentrale overheden.
Nationale belangen
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in de AMvB ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de ontwerp AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het plangebied zijn de volgende bepalingen relevant:
  1. een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren. In dit kader blijft het Rijk gebiedsgerichte afspraken maken met de stedelijke regio’s (zoals Rotterdam) over de programmering van verstedelijking (woningbouw), zowel kwantitatief als kwalitatief;
  2. ruimte voor het hoofdnetwerk voor duurzame energievoorziening en de energietransitie;
  3. ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen.

2.1.5 Conclusie

Het plangebied wordt beschouwd als bestaand stedelijk gebied en het bedrijventerrein is ook als zodanig aangewezen. Revitalisering en herstructurering van bestaande bedrijventerreinen zijn belangrijke speerpunten. Bij ontwikkelingen binnen het plangebied zijn intensief ruimtegebruik, duurzaamheid en segmentering belangrijke uitgangspunten. Voor segmentering geldt enerzijds waar mogelijk streven naar een zo hoog mogelijke milieuhindercategorie, anderzijds aandacht voor omgevingskwaliteit en landschappelijke inpassing.

2.2 Ruimtelijk-functionele Structuur

2.2.1 Inventarisatie van functies

Binnen het plangebied vielen tijdens de inventarisatie de volgende (groepen van) functies te onderkennen.
Bedrijven
In het plangebied bevinden zich bedrijven die vallen binnen de milieucategorieën 1 tot en met 4.2. Het is een verscheidenheid van onder andere kleinschalige bedrijven met een lokaal karakter en grote bedrijven met een regionaal karakter.
Voor dit soort bedrijven, gecategoriseerd naar SBI-code en VNG-milieucategorie, wordt verwezen naar de bijbehorende Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in Bijlage 1 van de bestemmingsregels.
Naast de genoemde bedrijven is binnen het plangebied tevens een hoogspanningsstation van Tennet aanwezig. Deze is gelegen aan de Laan van Wateringseveld.
Kantoren
Binnen het bestemmingsplan zijn de volgende zelfstandige kantoorfuncties aanwezig, welke sommige met een functieaanduiding op de kaart binnen de bedrijfsbestemming worden bestemd.
Het criterium voor het opnemen van bestaande zelfstandige kantoren is als volgt:
  1. het betreft geen kantoor met baliefunctie (dienstverlening);
  2. ligt niet in een gebied waarbinnen de vestiging van bedrijven met een maximale milieucategorie van 3.2 is toegestaan;
  3. de maximale op te nemen oppervlakte bedraagt 500 m2.
Aan de De Lierseweg bevinden zich:
  • "Groenflex Uitzendburo” gelegen aan de De Lierseweg 15.
Aan de Linnewever bevinden zich:
  • tekenbureau “BB IDAS.” gelegen aan de Linnewever 4;
  • administratiekantoor “Jordans”, gelegen aan de Linnewever 34.
Aan de Monsterseweg bevinden zich:
  • reisbureau “Dolfijn vakanties”, gelegen aan de Monsterseweg 10;
  • ICT bedrijf "@i-net Technology Consultancy B.V.", gelegen aan de Monsterseweg 36;
  • ICT bedrijf "RoosMultimania BV", gelegen aan de Monsterseweg 31.
Aan de Naaldwijkseweg bevinden zich:
  • “Dailyflex personeelsdiensten”, gelegen aan de Naaldwijkseweg 14;
  • “BK Dienstverlening”, gelegen aan de Naaldwijkseweg 24;
  • "ETC Marketing & Communicatie", gelegen aan de Naaldwijkseweg 35;
  • administratiekantoor “AVZ”, gelegen aan de Naaldwijkseweg 42.
Aan de ‘s-Gravenzandseweg bevinden zich:
  • Nouta Incasso & Advies, gelegen aan de ‘s-Gravenzandseweg 4;
  • fotograaf “Arjan Boerlage”, gelegen aan de ‘s-Gravenzandseweg 59;
  • IT-bedrijf "That’s it", gelegen aan de ‘s-Gravenzandseweg 12;
  • beheersmaatschappij "T. Berkman BV", gelegen aan de ‘s-Gravenzandseweg 13;
  • fiscale dienstverlening "Assuplan", gelegen aan de ‘s-Gravenzandseweg 60a;
  • tuinontwerpers "Kuipers", gelegen aan de ‘s-Gravenzandseweg 62b;
  • administratieve/fiscale dienstverlening "Van der Velde-Van der Brug" gelegen aan de ‘s-Gravenzandseweg 62s.
Aan de Stoelmatter bevinden zich:
  • architect “Veldhoven”, gelegen aan de Stoelmatter 10;
  • "Shanks Nederland B.V.", gelegen aan de Stoelmatter 41;
  • “Firstdata B.V.”, gelegen aan de Stoelmatter 53.
Aan de Turfschipper bevinden zich:
  • kantoor, gelegen aan de Turfschipper 16-18;
  • “Leica Geosystems”, gelegen aan de Turfschipper 39;
  • “Accept Systemms”, gelegen aan de Turfschipper 90;
  • belastingadviseur “G. Alblas”, gelegen aan de Turfschipper 92.
Aan de Molenweer bevindt zich:
  • servicebureau "De Vries", gelegen aan de Molenweer 16.
Hotel
Binnen het plangebied is tevens een hotel voor tijdelijke arbeidsmigranten gevestigd. Dit hotel wordt ook bestemd als bedrijf met een functieaanduiding "(sb-ht)".
  • hotel voor tijdelijke arbeidsmigranten, gelegen aan de Lierseweg 15.
Detailhandel
In het plangebied bevinden zich de volgende (volumineuze) detailhandelbedrijven:
  • garagebedrijf en autodealer "Kalfsbeek" aan de De Lierseweg 3;
  • keukenhandel "Superkeukens" aan de De Lierseweg 8;
  • beddenzaak "Bonnet" aan de De Lierseweg 12;
  • bouwmarkt “Hornbach” gelegen aan de ‘s-Gravenzandseweg 71;
  • zonwering "Venvo", gelegen aan de ‘s-Gravenzandseweg 3;
  • keukenhandel "Brugman Keukens", gelegen aan de ‘s-Gravenzandseweg 25
  • keukenhandel "Keuken Concurrent", gelegen aan de ‘s-Gravenzandseweg 27;
  • steenhandel "Stone-Art House", gelegen aan de ‘s-Gravenzandseweg 38;
  • verkooppunt voor motorbrandstoffen met LPG, gelegen aan de Wippolderlaan 1.
Wonen
Binnen het plangebied bevinden zich grondgebonden eengezinswoningen. Deze liggen aan het oude woonlint de Middenweg en aan de noordelijke rand van het plangebied.
In het plangebied bevinden zich de volgende burgerwoningen:
  • Middenweg 11 en 13;
  • Molenweer 2c;
  • Zwarteveen 10.
In het plangebied bevinden zich de volgende bedrijfswoningen:
  • Middenweg 5, 7, 9,11b,12,15 en 18;
  • Molenweer 2a, 4, 6, 24, 26;
  • Veenland 2, 6a, 6b, 8, 10.
Sport
Binnen het plangebied is de volgende sport functie aanwezig:
  • sportschool "Fit for Free", gelegen aan de ‘s-Gravenzandseweg 33.
Groenvoorzieningen
In het openbare gebeid op het bedrijventerrein Wateringen bevinden zich de volgende structurele groenvoorzieningen:
  • de groenstroken langs de Wippolderlaan en de Bovendijk;
  • stroken met afschermende beplanting tussen het bedrijventerrein en de, in de gemeente Den Haag gelegen, aangrenzende woonwijken;
  • groenvoorzieningen rondom de, langs de Wippolderlaan gelegen, masten van het hoogspanningstracé;
  • een laan met bomen, gelegen langs de volledige zuidzijde van de Middenweg;
  • de brede groenstroken gelegen langs de Naaldwijkseweg, de Monsterseweg, de Westlandseweg, de Maaslandseweg en de ‘s-Gravenzandseweg;
  • de gronden langs de Wateringseweg tot aan de Dorpskade;
  • taluds langs de Dorpskade;
  • taluds en sloten langs de Lierseweg en Middenweg;
  • groenstroken tussen de bedrijven in het gebied tussen de Wippolderlaan en de Klopperman;
  • de watergang de Zweth, voor zover gelegen in het plangebied.
Horeca
In het plangebied bevinden zich de volgende horecavoorzieningen:
  • "Kentucky Fried Chicken (KFC)" aan de Sylvian Poonsstraat 28;
  • "Subway" aan de Sylvian Poonsstraat 28.
Water
In het plangebied bevinden zich de volgende watergangen in de vorm van oppervlaktewater:
  • een watergang aan de oostzijde van de Wippolderlaan;
  • een watergang langs het terrein van Bakersland en Caravanbedrijf Van Vliet;
  • een watergang langs de Middenweg, parallel aan de schietbaan;
  • een watergang aan weerszijde van de Middenweg;
  • een watergang aan de zuidzijde van de Dorpskade;
  • een waterloop parallel aan de Gageland;
  • een watergang ten noorden van de Turfschipper, langs de gemeentegrens met Den Haag;
  • de boezemwatergang Zweth, gelegen langs de oost- en zuidzijde van het Tennet-terrein;
  • een waterpartij langs de Wateringseweg;
  • een waterpartij in de middenberm van de Vlasser.
Leidingen en verbindingen
Binnen het plangebied bevinden zich ter hoogte van de Middenweg en 's-Gravenzandseweg drie hoofdtransportleidingen voor aardgas, namelijk:
  • leidingnummer W-509-01, aan de Middenweg;
  • leidingnummer W-509-02, vanaf de Middenweg langs de Wippolderlaan;
  • leidingnummer W-514-01, aan de Middenweg;
  • leidingnummer A-617, vanaf de Zwethkade langs de Wippolderlaan.
Voor de leidingen geldt een bebouwingsvrije zone van 5 meter, gemeten vanaf beide zijden van de leiding. Voor de aspecten op het gebied van externe veiligheid wordt verwezen naar 3.8 deze toelichting.

2.2.2 Inventarisatie van waarden

Waterkeringen
In het plangebied zijn de volgende primaire waterkeringen aanwezig waarop de Keur van het Hoogheemraadschap van Delfland van toepassing is:
  • de Middenweg als een polderkade bestaande uit veen;
  • de Dorpskade als een polderkade bestaande uit veen;
  • de Zwethkade als een boezemkade bestaande uit veen;
  • de Bovendijk als polderkade.
Natuurlijke en landschappelijke waarden
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan bevinden zich geen natuurlijke of landschappelijke waarden.
Archeologische waarden
Volgens de cultuurhistorische kaart van de provincie bestaat voor het hele plangebied een lage kans op archeologische sporen in de grond. Gebleken is dat er geen archeologische vindplaatsen zijn gemeld en dat de trefkansen daarvoor laag zijn. Van archeologische waarden in het plangebied is dan ook geen sprake.
Andere cultuurhistorische waarden
Binnen het plangebied bevindt zich een waardevol gebied als molenbiotoop welke betrekking heeft op de “Schaapweimolen”, gelegen in de gemeente Rijswijk.

2.3 Gebiedsvisie

2.3.1 Algemeen

De planvisie voor dit bestemmingsplan is primair gebaseerd op de "Bedrijventerreinenvisie Westland".
Het bedrijventerrein "Wateringen" - dat in genoemde visie is genoemd als een bedrijventerrein groter dan 5 hectaren - vormt qua typologie een “modern gemengd terrein” waarmee een bedrijventerrein, waarvan de ruimtelijke kwaliteit als regulier bestempeld wordt, bedoeld wordt voor gemiddelde bedrijfsruimtegebruikers. In deze groep is de interesse voor de stedenbouwkundige vormgeving van het terrein en de architectuur van bedrijfspand vooral functioneel. Voorts is het kenmerk van dit type bedrijventerrein dat dit goed is ontsloten en de marktoriëntatie regionaal/lokaal is. Doorgaans vormt 10-30% van het totale bedrijfsvloeroppervlak op dit type terreinen een onzelfstandig kantoor.
In de visie wordt het belang van (bestaande) bedrijventerreinen voor de economie in de gemeente erkend en onderstreept. Het beleid is dan ook gericht op intensivering en modernisering van die terreinen. Innovatieve concepten, zoals een tweede maaiveld en gebouwde parkeerconcepten, worden van gemeentewege gestimuleerd.
Voor dit bedrijventerrein is in de visie geen uitbreiding voorzien.

2.3.2 Typering bedrijventerrein

Het bestemmingsplan bedrijventerrein ‘Wateringen’ omvat ca. 95 hectare bedrijventerrein. Voorheen waren dit vijf verschillende bedrijventerreinen met ieder een eigen bestemmingsplan. Het betreft ‘Wateringse Veld’, ‘Zwethove, Zuid’ (Van Vliet), ‘Westlands Bedrijven Centrum’ (WBC) en ‘Suydervelt’.
Bedrijventerreinen ‘Zwethove’ en ‘Wateringse Veld’ stammen uit de jaren `90 van de vorige eeuw. Zwethove is aangelegd voor lokale Wateringse bedrijven. Wateringse Veld is van oudsher grootschaliger en mede aangelegd voor uit te plaatsen milieuhinderlijke bedrijven uit Den Haag. Beide terreinen hebben een hoge beeldkwaliteit. Zuid is een bedrijventerrein van 8,2 hectare dat geheel gebruikt wordt door afvalverwerker Van Vliet. Suydervelt is een bedrijfsgebied aan de rand van een woonwijk. Het woon-werk gebied dat dateert uit de jaren `70 van de vorige eeuw. Het Westlands Bedrijven Centrum is niet vooraf uitgedacht, maar ontstaan door planologische vrijstellingen. De verzameling van ondernemersinitiatieven heeft geleid tot een onoverzichtelijke opzet zowel qua ontsluiting als qua menging van functies. WBC is ontsloten over het deel Zwethove.
Door de harmonisatie vallen de 5 bedrijventerreinen onder eenzelfde bestemmingsplanregime. Wel wordt onderscheid gemaakt tussen lokaal en regionaal bedrijventerrein.
Bedrijventerrein "Wateringen" betreft een gemengd bedrijventerrein dat gedeeltelijk als regionaal is aan te merken. Voor het van toepassing zijnde deel van het plangebied wordt het bedrijventerrein aangeduid met de aanduiding "regionaal bedrijventerrein". Waar deze aanduiding niet is opgenomen betreft bedrijventerrein Wateringen een lokaal bedrijventerrein. Voor een illustratie van dit regionale bedrijventerrein wordt verwezen naar figuur 4.
afbeelding
Figuur 4 - onderdeel regionaal bedrijventerrein Wateringen
Het onderscheid lokaal en regionaal zit in de korrelgrootte van de bedrijvigheid. Regionale bedrijventerreinen zijn bedoeld voor industriële, grootschalige bedrijvigheid. De inrichting is gericht op vrachtwagentransport en zwaardere milieucategorieën. Kleinschalige bedrijven passen niet op regionale terreinen. Op de gedeelten waar het terrein is aangeduid als regionaal bedrijventerrein wordt ten aanzien van bedrijven gestreefd naar de vestiging van middelgrote en grote bedrijven, waarbij de oppervlakte per bedrijfsvestiging minimaal 450 m2 dient te bedragen. Daarnaast is functiemenging ongewenst op regionale terreinen. Verkoop of de vestiging van een showroom is eveneens niet toegestaan, alsmede is een ondergeschikte showroom van 10% van het bedrijfsvloeroppervlak tot een maximum van 75 m2 niet toegestaan op regionale terreinen. Op regionale terreinen mogen minder functiemenging en hogere milieucategorieën. Dit onderscheid wordt op de planverbeelding zichtbaar gemaakt. Tot slot is de vestiging van nieuwe zelfstandige kantoren is ter plaatse van de aanduiding regionaal bedrijventerrein niet toegestaan.
Lokale bedrijventerreinen hebben deels een (ondersteunende) functie voor de aangrenzende dorpskern(en). Dit betreft bijvoorbeeld de vestiging van loodgieters en schilders. Anderzijds betreft dit publieksfuncties zoals bouwmarkten en autodealers. Ter plaatse van de lokale verschijningsvorm is door middel van een afwijkingsprocedure vestiging van volumineuze detailhandel toegestaan. Op lokale terreinen zijn verder onder voorwaarden door middel van een afwijkingsmogelijkheid zelfstandige kantoren toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 500 m2 per gebouw.

2.3.3 Milieuhinderlijke bedrijvigheid

Volgens de visie wordt op een lokaal bedrijventerrein, zoals in dit bestemmingsplan is vervat, geen ruimte geboden aan milieuhinderlijke bedrijvigheid (milieucategorieën 5 en 6). De milieuhinderlijke bedrijven die op het terrein aanwezig zijn krijgen geen uitbreidingsmogelijkheden. Groei van deze bedrijven is slechts mogelijk door intensivering van het ruimtegebruik op hun eigen bedrijfskavel.

2.3.4 Niet-toegestane of ongewenste bedrijfsfuncties op een lokaal bedrijventerrein

Het toetsingskader volgens de Bedrijventerreinenvisie Westland voor andere functies op bedrijventerreinen luidt als volgt:
  • detailhandel wordt uitgesloten op bedrijventerreinen;
  • volumineuze detailhandel is mogelijk op zichtlocaties, maar uitsluitend op lokale bedrijventerreinen.
Daarnaast is volumineuze detailhandel mogelijk op locaties waar deze middels vrijstelling zijn gevestigd;
  • nieuwe vestigingen van bouwmarkten zijn uitgesloten tot 2015 vanwege een gebleken overaanbod in bouwmarkten;
  • verspreide zelfstandige kantoren op bedrijventerreinen zijn niet gewenst;
  • publiekfuncties zoals horeca en fitness zijn niet toegestaan of gewenst op bedrijventerreinen; publiekfuncties zijn uitsluitend mogelijk op lokale bedrijventerreinen indien de noodzakelijkheid is aangetoond, alternatieven zijn gezocht en de functie ingepast kan worden op een locatie waar deze geen hinder veroorzaakt voor de bedrijven;
  • woonzorgfuncties zijn op bedrijventerreinen niet toegelaten.
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan bevinden zich functies, zoals zelfstandige kantoren en volumineuze detailhandel. Deze bestaande functies zijn specifiek op de locaties waar deze zich bevinden, positief bestemd.

2.3.5 Bedrijfswoningen op het bedrijventerrein

Het realiseren van nieuwe bedrijfswoningen op het bedrijventerrein is niet gewenst. Op het bedrijventerrein bevinden zich bestaande dienstwoningen. Deze bestaande dienstwoningen worden op de specifieke locaties waar deze woningen zich bevinden bestemd. De bestemming van de bedrijfswoningen geschied middels een functieaanduiding, zodat, bij het eventueel verdwijnen van de bedrijfswoning, er bedrijfsmatige activiteiten ontplooit kunnen worden.

2.3.6 Milieuzonering

Voor het gemeentelijk beleid voor milieuzonering wordt verwezen naar hoofdstuk 3 van deze toelichting.

2.4 Verkeer

2.4.1 Verkeersverbindingen algemeen

In het plangebied bevinden zich uitsluitend verbindingen voor wegverkeer. Verbindingen voor waterverkeer, met inbegrip van zeevaart, en luchtverkeer behoeven geen beschrijving, omdat dit verkeer geen invloed heeft op de ruimtelijke ordening binnen het plangebied.

2.4.2 Ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer

De bedrijventerreinen liggen langs de N211 (Wippolderlaan) en hebben alle de hoofdontsluiting via de Wateringseveldseweg. Het bedrijventerrein WBC is bereikbaar via Zwethove, de Lierseweg en de 's-Gravenzandseweg. Bedrijventerrein Zuid (Van Vliet) is direct ontsloten op de Wateringseveldweg. Via de Wateringseveldseweg is een directe aansluiting op de Vlasser die bedrijventerrein Wateringseveld ontsluit.
Verder is er een toegangsweg via de Heulweg en de Herenstraat op de Dorpskade, in het noorden van het plangebied.
De Middenweg loopt dood en zorgt slechts voor de ontsluiting van de aanliggende woningen. Alleen ten behoeve van de bedrijfsmatige caravanopslag aan de Middenweg 16 vinden bedrijf gerelateerde verkeersbewegingen plaats. De overige bedrijven hebben hun ontsluiting aan de Naaldwijkseweg.
Het deel uit bestemmingsplan Suydervelt ten noord-westen van het plangebied heeft de ontsluiting via de Molenweer met een directe aansluiting op de Bovendijk. Aansluitend op de Molenweer hebben toegang de Veenland, en de Gagelland. Op de Veenland heeft de Zwartveen toegang, welke dood loopt en slechts voor de ontsluiting van de aanliggende woning zorgt.

2.4.3 Ontsluiting voor langzaam verkeer

Op de Bovendijk, langs de noordzijde van het plangebied, bevindt zich een fietspad. Verder is er een fietsverbinding (tevens calamiteitenverbinding) aanwezig langs de Hornbach dat het bedrijventerrein WBC ontsluit. De Bovendijk sluit in het noorden aan op de Munnickenkade, het vrij liggende fietspad langs de Dorpskade.
Het fietspad loopt van het noorden naar het zuidoosten door het plangebied, tot bij de rotonde op het snijvlak van de Wateringseveldseweg, Vlasser en Dorpskade. Vanaf dit punt strekt het fietspad zich verder uit langs de Dorpskade, waarna het via een brug over de N211 (Wippolderlaan) verder loopt in de richting van de Zweth en de gemeente Midden-Delfland.
Vanuit de omliggende woonwijken in Den Haag komen enkele verkeersverbindingen voor langzaam verkeer het plangebied binnen ter ontsluiting van de verschillende bedrijventerreinen. De verbindingen sluiten aan op de Munnickenkade, Turfschipper en Hoefsmid.

2.4.4 Ontsluiting middels openbaar vervoer

Het bedrijventerrein is met het openbaar vervoer bereikbaar middels een tramverbinding. In het bestemmingsplan is een eindhalte, tevens keerlus, opgenomen voor de tram.

2.4.5 Verkeersintensiteit

De verkeersintensiteit in het plangebied is voor de geprognosticeerde periode 2008-2018 als volgt:
afbeelding

2.4.6 Parkeren

In het plangebied is op de volgende wijze voorzien in voldoende parkeerruimte.
Het parkeren op het bedrijventerrein Wateringen dient deels plaats te vinden op eigen terrein en deels op openbaar gebied. Aan de openbare weg zijn geen parkeervoorzieningen aanwezig.
Voor vrachtwagens is het niet overal toegestaan om in het openbaar gebied te parkeren. Deze straten zijn door middel van een verkeersbesluit aangegeven.

3 Onderzoek

3.1 Bedrijven En Milieuzonering

Voor de milieuzonering van bedrijven in ruimtelijke plannen geldt in het algemeen geen wettelijk kader. Wel is het in het kader van een goede ruimtelijke ordening van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies, zoals woningen:
  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu wordt gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Met het oog hierop is in het bestemmingsplan gezorgd voor voldoende afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Met behulp van een milieuzonering is in het plangebied aangegeven welke bedrijfsactiviteiten op een locatie kunnen worden uitgeoefend. De milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB). Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De milieuzonering en de gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009).

3.1.1 Bestaande bedrijfswoningen

Op het bedrijventerrein "Wateringen" bevinden zich vanuit de historische groei van het bedrijventerrein enkele bedrijfswoningen op het bedrijventerrein. Voor nieuwe bedrijventerreinen wordt als uitgangspunt gehanteerd dat naast bedrijfswoningen, bedrijven uit maximaal categorie 2 toelaatbaar zijn. Omdat het in dit geval gaat om een bestaande situatie, wordt daar flexibeler mee omgegaan. Direct aangrenzend aan bedrijfswoningen, zijn bedrijven uit maximaal categorie 3.1 van de Standaard SvB toegestaan. Bedrijven uit categorie 3.2 zijn op een afstand van 30 m toegestaan. Dit betekent dat bij de milieuzonering voor bedrijfswoningen met 2 afstandsstappen wordt afgeweken van de richtafstanden uit de Standaard SvB. Het afwijken van de richtafstanden ten opzichte van bedrijfswoningen met een extra afstandsstap ten opzichte van een gemengd gebied wordt hier aanvaardbaar geacht, omdat de aanwezigheid van bedrijfswoningen binnen het plangebied in de regel een historisch gegroeide situatie betreft. Bovendien is wegbestemmen van de momenteel aanwezige bedrijfswoningen financieel niet haalbaar.

3.1.2 Bestaande burgerwoningen

Op het bedrijventerrein "Wateringen" bevinden zich verspreid over het bedrijventerrein ook enkele woningen welke in het geldende bestemmingsplan al een woonbestemming hebben. De woningen welke verspreidt liggen op het bedrijventerrein worden aangeduid als zijnde gemengd gebied. Dit omdat de woningen zijn ontstaan vanuit de historische groei van het bedrijventerrein en deze woningen vanuit het verleden in gebruik zijn genomen als burgerwoningen.
Om deze reden vindt de gemeente het aanvaardbaar om ook bij deze woningen 2 afstandsstappen af te wijken van de richtafstanden uit de Standaard SvB. Dit houdt in dat direct naast deze woningen bedrijven uit maximaal categorie 3.1 van de Standaard SvB zijn toegestaan. Bedrijven uit categorie 3.2 zijn op een afstand van 30 m toegestaan en bedrijven uit categorie 4.1 op een afstand van 50 m.

3.1.3 Rustige woonwijk

De woningen van de kern Wateringen en de Vinexwijk Wateringseveld welke zich aan de noord en oostzijde van het plangebied bevinden zijn bij de zonering van het bedrijventerrein aangewezen als zijnde ‘Rustige Woonwijk’. Als de afstand tot een bedrijfswoning bijvoorbeeld categorie 3.2 toestaat, maar de afstand tot een rustige woonwijk slechts categorie 2 toestaat, krijgt het betreffende bedrijfsperceel dus een algemene toelaatbaarheid van categorie 2.
De Gemeente Westland kiest voor bedrijvigheid door een extra stap af te wijken van de normen die gelden voor gemengd gebied bij gevoelige functies op het bedrijventerrein zelf. Er kan echter niet zover worden gegaan dat het gunstige woon- en leefklimaat van rustige woonwijken wordt aangetast.

3.1.4 Uitwerking milieuzonering

Op grond van voornoemde uitgangspunten is de milieuzonering op de planverbeelding van het bestemmingsplan uitgewerkt. Binnen de milieuzonering bevinden zich twee bedrijven welke in de bestaande situatie een hogere milieucategorie hebben dan toegestaan bij de uitwerking van de milieuzonering op de planverbeelding. Deze zijn weergegeven in onderstaande tabel.
Op de milieuzonering is op de planverbeelding zoveel mogelijk afgestemd op de ligging van de bedrijfsbebouwing en de daarbij behorende kadastrale begrenzing. De maximale milieucategorie die daarbij op het bedrijventerrein mogelijk is daarbij 4.1. Bestaande bedrijfswoningen zijn op de planverbeelding vastgelegd middels een specifieke bestemming. Nieuwbouw van bedrijfswoningen is niet gewenst.
Binnen het plangebied bevinden zich bedrijven welke op basis van milieuzonering een hogere milieucategorie hebben dan toegestaan. Deze bedrijven, worden in het bestemmingsplan voorzien van een milieucategorie welke lager is dan die van het huidige gebruik. Door middel van een specifieke bestemming blijft de huidige bedrijfsfunctie mogelijk. Op deze manier kan het bedrijf de activiteiten voortzetten.
Afwijken van de regels
De toelaatbaarheid zoals deze hierboven is beschreven, betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Standaard SvB geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Vaak komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze, minder hinder veroorzaakt dan in de Standaard SvB is verondersteld. In dat geval kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de algemene toelaatbaarheid. Op die manier kan een dergelijk bedrijf voor de desbetreffende activiteit toe worden gelaten. Dit geldt alleen voor bedrijven uit maximaal één categorie hoger dan de in het bestemmingsplan toegestane categorie.

3.2 Geluid

3.2.1 Wettelijk kader

Met de Wet geluidhinder wordt, vanuit een goed milieubeheer, een aantal specifieke geluidsgevoelige bestemmingen beschermd zoals woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen. De geluidszonering die door deze wet wordt voorgeschreven, ligt rondom bedrijventerreinen, langs wegen voor wegverkeer, langs spoor-, tram- en metrowegen en rondom of langs andere geluidsoverlast veroorzakende objecten. Aan de geluidsbelasting op de (gevels van de) geluidsgevoelige objecten worden grenzen gesteld terwille van het woon- en leefklimaat.
In het algemeen is een geluidsbelasting op de gevel van een bestaande woning tot een maximum van 55 dB(A) toegestaan. Op andere geluidsgevoelige objecten kan die norm anders zijn. De wet kent de aanname dat het gebruik van een autoweg waarvoor als verkeersmaatregel een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt, geen ongeoorloofde geluidsbelasting teweeg brengt.
In een bestemmingsplan dat voorziet in ruimtelijke ontwikkeling, moet verantwoord zijn dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is op grond van toelaatbare geluidhinder ten opzichte van geluidsgevoelige objecten.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met de zogeheten geluidszonering.
Los van de wettelijke verplichting ingevolge het Besluit ruimtelijke ordening is het met het oog op een goede ruimtelijke ordening gewenst dat een bestemmingsplan dat geen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt, eveneens een zogenaamde geluidsparagraaf omvat. In dat onderdeel van de toelichting van het bestemmingsplan moet ingegaan worden op het door burgemeester en wethouders op grond van artikel 164 van de Wet geluidhinder vastgestelde zonebeheerplan. Dit zonebeheerplan regelt de verdeling van schaarse geluidruimte op een bedrijventerrein. Het is verder wenselijk dat wordt ingegaan op de huidige geluidskwaliteit, met name of die kwaliteit voldoet aan de (nieuwe) bestemming op die gronden.

3.2.2 Verkennend onderzoek

Voor de bepaling van de geluidskwaliteit in het plangebied is geen verkennend geluidstechnisch onderzoek verricht.
De Wet geluidhinder bepaalt dat indien op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan een weg reeds aanwezig is, de hoogst toelaatbare waarden voor de geluidsbelasting niet gelden voor de in het plan opgenomen bebouwing die op dat tijdstip al aanwezig is. Omdat dit bestemmingsplan alleen betrekking heeft op bestaande woningen, is geen akoestisch onderzoek of een procedure voor de vaststelling van hogere grenswaarden vereist. Binnen de gemeente Westland is geen zonebeheerplan vastgesteld welke in het bestemmingsplan opgenomen dient te worden.

3.3 Luchtkwaliteit

3.3.1 Wettelijk kader

Sinds 15 november 2007 zijn de huidige luchtkwaliteitseisen in de Wet milieubeheer van kracht. Deze eisen zien op de kwaliteit van de lucht die wij inademen en daarmee op het voorkomen van verslechtering van die lucht als gevolg van diverse luchtverontreinigende stoffen zoals fijn stof en stikstofdioxide. Met deze wet moet rekening worden gehouden met het ontwikkelen en realiseren van ruimtelijke plannen. Het principe daarbij is dat de lucht niet boven een bepaalde grenswaarde mag verslechteren ten gevolge van die plannen, tenzij die verslechtering elders in de nabijheid - of in het plangebied - wordt gecompenseerd (de projectsaldering).
De wet kent een minimum-drempel voor gevallen die niet in betekende mate bijdragen aan concentratie in de buitenlucht van bijvoorbeeld fijn stof. In de daartoe opgestelde Regeling niet in betekenende mate bijdragen (milieubeheer) wordt een aantal soorten projecten genoemd die nauwelijks van invloed zijn op de luchtkwaliteit.
Volgens artikel 5.16 van de Wet milieubeheer moet in een bestemmingsplan dat geen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt, eveneens gemotiveerd worden dat met dat bestemmingsplan de grenswaarden voor luchtkwaliteit in acht zijn genomen.

3.3.2 Verkennend onderzoek

Het bestemmingsplan heeft geen invloed op de luchtkwaliteit omdat dit plan geen nieuwe ontwikkelingen toelaat die de luchtkwaliteit zouden kunnen verslechteren.
Het bestemmingsplan maakt - ook met het afwijken van de planregels, het stellen van nadere eisen of het wijzigen van het plan - geen activiteiten mogelijk die de luchtkwaliteit zouden kunnen verslechteren.

3.4 Externe Veiligheid

3.4.1 Wettelijk kader

Externe veiligheid is een begrip in het milieurecht en gaat over het beheersen van de risico’s voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer over de weg, water en spoor en door buisleidingen van gevaarlijke stoffen. Als gevaarlijke stoffen kunnen worden genoemd vuurwerk, lpg en munitie. Het beleid en de wetgeving zijn erop gericht om maatregelen te treffen om de risico’s van deze risicovolle activiteiten te reguleren.
Voor dit bestemmingsplan is toetsing aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen, Besluit externe veiligheid buisleidingen en de daarop gestoelde regelingen, en aan de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2004) van belang. Deze Circulaire heeft een looptijd tot 31 juli 2012 en zal opgaan in het nieuwe Besluit transportroutes externe veiligheid en Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen.
Op grond van de regels voor externe veiligheid moeten afstanden in acht worden genomen tussen risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten. In de regelgeving wordt uitgegaan van een risicobenadering - en niet het volledig uitsluiten van het risico - waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico is een rekenkundig begrip. Het risico kan op een afbeelding zichtbaar worden gemaakt door een (iso)risicocontour die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt. Het groepsrisico is een maat om de kans weer te geven dat een incident met dodelijke slachtoffers plaatsvindt. Het drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting, als bedoeld in de Wet milieubeheer, of bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet onderzocht - en verantwoord - worden omdat ook buiten de genoemde risicocontour van het plaatsgebonden risico nog letale effecten kunnen optreden in het invloedgebied van de risicovolle activiteit en groepen personen slachtoffer kunnen worden van een calamiteit.

3.4.2 Verkennend onderzoek

Voor de aspecten van externe veiligheid is verkennend onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek kan worden geconcludeerd onderstaande EV-relevante bronnen van invloed zijn op dit bestemmingsplan:
LPG-Tankstations
Binnen het plangebied en in de directe nabijheid daarvan zijn twee LPG-tankstations aanwezig. Het betreft het LPG tankstation de Shell aan de Wippolderlaan en de BP aan de Wippolderlaan 2.
Het LPG tankstation Shell valt onder het besluit externe veiligheid inrichtingen en de daarbij behorende Regeling externe veiligheid inrichting (Revi). De inrichting heeft een ondergrondse LPG/tank van 20 m3 en heeft een maximale doorzet van 1.000 m3/jr. De inrichting betreft een categoriale inrichting volgens het Revi. In het Revi zijn afstanden opgenomen voor LPG tankstations tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Het LPG-tankstation Shell heeft een plaatsgebonden contour van 45 meter en een invloedsgebied van 125 meter.
Voor het LPG-tankstation de BP "De Zweth" is op 14 mei 2009 een Kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd ten behoeve van het bestemmingsplan Zwethstrook. De inrichting heeft een ondergrondse opgestelde tank van 40 m3 en een doorzet van maximaal 1.500 m3/jr. Het tankstation valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen en daarmee ook onder het Revi. In de onderstaande figuur overgenomen uit de QRA wordt de omgeving en de plaatsing van de vulpunt, ondergrondsetank en afleverzuil gegeven. Het LPG-tankstation heeft een plaatsgebonden risicocontour van 110 meter en een invloedsgebied van 150 meter. Het invloedsgebied is in Figuur 5 weergegeven. Het invloedsgebied overschrijdt de plangrens van dit bestemmingsplan. Het invloedsgebied is opgenomen op de verbeelding. In Figuur 6 is het groepsrisico gegeven bij het lossen van de tankauto overdag. Het maximale aantal slachtoffers is circa 60. Bij bevoorrading ’s avonds blijven het aantal slachtoffers nagenoeg hetzelfde. In Figuur 7 en Figuur 8, is aangegeven dat de F/N-curve onder de oriëntatiewaarde blijft.
afbeelding
Figuur 5 - omgeving LPG-tankstation.
afbeelding
Figuur 6 - groepsrisico LPG-tankstation doorzet van 1.500 m3/jr.
afbeelding
Figuur 7 - groepsrisico LPG-tankstation doorzet van 1.500 m3/jr tankauto voorzien van hittewerende coating.
Voor beide tankstations geldt dat ontwikkelingen binnen de risicocontouren beperkt mogelijk zijn, mits het groepsrisico van te voren wordt bepaald.
Hoofdaardgastransportleiding
In het plangebied bevinden zich twee hoge druk aardgasleidingen langs de Wippolderlaan en twee hogedruk gasleidingen langs de Middenweg, deze zijn in eigendom van de Gasunie. Aan de Middenweg liggen de leidingen W-514-01 (40 bar en 12,52") met een invloedsgebied van 135 meter en W-509-01 (40 bar en 16") met een invloedsgebied van 170 meter. Vanaf de Zwetkade ligt een aardgasleiding langs de Wippolderlaan. Het betreft de gasleiding A-617 (79,90 bar en 12,75") met een invloedsgebied van 185 meter. Vanaf de Middenweg langs de Wippolderlaan in noordwestelijke richting loopt de gasleiding W-509-02 (40 bar en 16") met een invloedsgebied van 170 meter.
Voor de gastransportleiding A-617 is geldt wel een plaatsgebonden risicocontour. De plaatsgebonden risicocontour voor deze gastransportleiding bedraagt 80 meter aan weerszijde van de hartlijn van de leiding. De plaatsgebonden risicocontour bevindt zich gedeeltelijk binnen het plangebied en waar rekening gehouden moet worden. De plaatsgebonden risicocontour van 10-6 is een grenswaarde. Binnen deze contour mogen zich geen kwetsbare objecten bevinden of nieuwe kwetsbare objecten gerealiseerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten is de plaatsgebonden risicocontour een richtwaarde waar rekening gehouden moet worden. De plaatsgebonden risicocontour is in figuur 8 weergegeven. In de PR-contour van de hogedrukaardgasleiding bevindt zich een bedrijfsverzamelgebouw met diverse winkels, sportschool en verhuur van opslagruimten. Het betreft hier een bestaande situatie dat volgens het besluit externe veiligheid buisleidingen onder de aandacht is gebracht van de Gasunie. Dit bestemmingsplan is conserverend van aard. In het plaatsgebonden risicocontour worden geen mogelijkheden gecreëerd voor het situeren van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
afbeelding
Figuur 8 - locatie van de plaatselijke risicocontour van de hogedruk aardgasleiding A-617.
Volgens de geldende regelgeving, geldt een belemmeringenstrook van 4 à 5 meter ter weerszijde van de hartlijn van de leiding. De belemmeringsstrook is op de verbeelding weergegeven.
In het gebied zijn voor de hoge druk aardgasleidingen een drietal onderzoeken uitgevoerd.
De onderzoeken zijn:
  1. risicoberekening gastransportleiding van Kema A-617-KR-014 t/m 019 en W-509-02-KR-001 t/m 004 van 10 mei 2010;
  2. risicoberekening gastransportleiding van Kema A-617-KR-014 t/m 023, W-509-01-KR-003 t/m 009, W-509-02-KR-001 t/m 004-1 en W-514-01-KR-008 t/m 012 van 6 juli 2010;
  3. risicoberekening gastransportleiding voor Functiewijziging gebouw ‘De Eik’ van DGMR met rapportnr. M.2011.0951.00.R001 van 28 september 2011.
Uit de genoemde rapporten kan geconcludeerd worden dat volgens de F-N curve van de hoge druk aardgasleidingen in geen enkele situatie boven de oriëntatiewaarde komen. In de berekeningen zijn de bestaande en de nieuwe ontwikkelingen in het gebied meegenomen.
Uit het rapport Risicoberekening gastransportleiding van Kema van 10 mei 2010 zijn de volgende resultaten gegeven inclusief de nieuwe ontwikkeling in het gebied:
  • resultaten GR-berekening W-509-02-KR-001 t/m 004;
afbeelding
Figuur 9 - worst-casesegment weergegeven in rood van W-509-02-KR-001 t/m 004.
Dit segment levert het hoogste groepsrisico op.
afbeelding
Figuur 10 - FN-curve worst-casesegment W-509-02-KR-001 t/m 004.
  • resultaten GR-berekening A-617-KR-014 t/m 019;
afbeelding
Figuur 11 – worst-casesegment weergegeven in rood van A-617-KR-014 t/m 019. Dit segment levert het hoogste groepsrisico op.
afbeelding
Figuur 12 - FN-curve worst-casesegment A-617-KR-014 t/m 019.
Uit het rapport Risicoberekening gastransportleiding van Kema van 6 juli 2010 zijn de volgende resultaten gegeven inclusief de nieuwe ontwikkeling in het gebied:
  • resultaten GR-berekening A-617-KR-014 t/m 023;
afbeelding
Figuur 13 – worst-casesegment weergegeven in rood van A-617-KR-014 t/m 023. Dit segment levert het hoogste groepsrisico op.
afbeelding
Figuur 14 - FN-curve worst-casesegment A-617-KR-014 t/m 023.
afbeelding
Figuur 15 - worst-casesegment weergegeven in rood van W-509-02-KR-001 t/m 004-1. Dit segment levert het hoogste groepsrisico op.
afbeelding
Figuur 16 - FN-curve worst-casesegment W-509-02-KR-001 t/m 004-1.
afbeelding
Figuur 17 - worst-casesegment weergegeven in rood van W-514-01-KR-008 t/m 012. Dit segment levert het hoogste groepsrisico op.
afbeelding
Figuur 18 - FN-curve worst-casesegment W-514-01-KR-008 t/m 012.
Functiewijziging gebouw ‘De Eik’ van DGMR met rapportnr. M.2011.0951.00.R001 van 28 september 2011 zijn de volgende resultaten gegeven inclusief de nieuwe ontwikkeling in het gebied:
afbeelding
Figuur 19 - ligging van de buisleidingen en de geprojecteerde gebouwen (in geel) en kinderopvang aangegeven (groen).
afbeelding
Figuur 20 - groepsrisico voor de autonome ontwikkeling en planontwikkeling nabij het plangebied van buisleiding W-509-01 stationering 2380.
afbeelding
Figuur 21 - groepsrisico voor de autonome ontwikkeling en planontwikkeling nabij het plangebied van buisleiding W-514-01 rond stationering 6200.
Als er ontwikkelingen plaatsvinden in het bestemmingsplangebied binnen de groepsrisicocontour van de aardgasleidingen dan moet het huidige en toekomstige groepsrisico berekend worden. Dit aspect geldt alleen voor de ontwikkelingen in het gebied die leiden tot een hogere bevolkingsdichtheid. Indien er sprake is van een toename van het groepsrisico dan moet het groepsrisico verantwoord worden.

3.4.3 Route gevaarlijke stoffen

In het plangebied is het invloedsgebied van de transportroutes gevaarlijke stoffen, de N211 (Wippolderlaan) en de N222 (Veilingroute) gelegen.
Voornoemde wegen hebben aan beide zijden een zone van 200 meter, gemeten vanaf de weg-as, waarbinnen het niet is toegestaan om nieuwe kwetsbare objecten te realiseren, mits wordt aangetoond dat deze voldoen aan de normen van het groepsrisico (GR) en plaatsgebonden risico (PR).
Het PR risicocontour van de transportroute gevaarlijke stoffen (de N211) ligt niet buiten de weg en vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het bestemmingsplangebied.
De ligging van het invloedsgebied van de N211 ligt in een gebied met een lage bevolkingsdichtheid is. Bij ontwikkelingen in het invloedsgebied kunnen alsnog problemen ontstaan. In het bestemmingsplangebied bevinden zich geen andere wegen die aangewezen zijn als transportroute gevaarlijke stoffen.
Als er ontwikkelingen plaatsvinden in het bestemmingsplangebied binnen de groepsrisicocontour van de transportroute gevaarlijke stoffen, waardoor de bevolkingsdichtheid toeneemt, dan moet de toekomstige groepsrisico berekend worden en bij een toename verantwoord worden.

3.4.4 Risicogebieden voor explosieven

Binnen de Gemeente Westland zijn risicogebieden explosieven geïnventariseerd dit is vastgelegd in de kaart “Conventionele explosieven, Gemeente Westland, d.d. 20 november 2006”. Binnen dit plangebied zijn geen risicogebieden voor explosieven aangewezen.

3.4.5 Bevi-inrichtingen en vuurwerkinrichtingen

In het bestemmingsplangebied bevindt zich een vuurwerkinrichting. Het betreft het bedrijf Jordaans aan de 's-Gravenzandseweg 62 te Wateringen. Het bedrijf verkoopt aan het einde van het jaar consumentenvuurwerk. Het bedrijf valt onder het Vuurwerkbesluit en de daarbij behorende afstand van 8 meter. Binnen de afstand van 8 meter bevinden zich geen kwetsbare objecten.
In het plangebied bevinden zich geen propaantanks. Buiten het plangebied bevinden zich diverse propaantanks. Deze propaantanks komen met hun contour voor het plaatsgebonden risico en het invloedsgebied niet over het bestemmingsplangebied heen.

3.4.6 Bovengrondse hoogspanningsverbinding

Binnen het plangebied is één bovengrondse hoogspanningsverbinding aanwezig. Voor de voorgenoemde verbinding geldt een vrijwaringszone van 37 meter vanaf de as van de verbinding. Binnen deze contour is het niet toegestaan om nieuwe objecten te realiseren, mits men instemming heeft van de beheerder van de verbinding (Tennet). Deze verbindingen komen uit op het nieuwe transformatiestation.

3.5 Water

3.5.1 Wettelijk kader

Waterbeheerplan 2010-2015
Het Hoogheemraadschap Delfland heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2010-2015. Het beleid is formeel vastgelegd in de Keur en de Legger.
De verbreding van bestaande boezemwateren en de aanleg van nieuwe verbindingen bieden kansen om een groot aantal maatregelen, die voortvloeien uit de Kaderrichtlijn Water te realiseren en het watersysteem robuuster te maken. Waar mogelijk worden natuurvriendelijke oevers aangelegd. Ook met het terugdringen van rioolvreemd water en het verminderen van riooloverstorten snijdt het mes aan meerdere kanten tegelijk: het riool en de afvalwaterzuiveringsinstallaties (awzi’s) kunnen met minder capaciteit uit de voeten, het minder verdunde vieze water is efficiënter te zuiveren, en er komt minder vies water rechtstreeks in het oppervlaktewater. Het waterplan van de Gemeente Westland zal in de periode 2010 – 2015 worden uitgevoerd. Omdat het bij de ruimtelijke ontwikkelingen in het glasgebied vaak om relatief kleinschalige projecten gaat, zal er nadrukkelijk samenwerking tussen het Hoogheemraadschap van Delfland, de gemeente en de glastuinbouwsector worden gezocht om de kansen voor water in deze projecten optimaal te benutten. Dit gebied levert kansen om de wateropgave te realiseren door middel van innovatief meervoudig ruimtegebruik, met behoud van voldoende robuustheid en ruimte voor ecologie in het systeem.
Handreiking Watertoets
Het Hoogheemraadschap van Delfland stelt voorwaarden aan de inhoud van de watertoets (waterparagraaf) als verplicht onderdeel van de onderbouwing van ruimtelijke plannen. De toelichting van bestemmingsplannen dient een beschrijving te bevatten van de volledige watersituatie binnen het plangebied, alsmede de te verwachten ontwikkelingen. Deze beschrijving dient in te gaan op de volgende aspecten:
  • beleidskader omtrent water;
  • waterkeringen;
  • waterkwantiteit;
  • waterkwaliteit en ecologie;
  • afvalwater en riolering;
  • waterprojecten welke onderdeel zijn van ABC-Delfland.

3.5.2 Waterkwantiteit

Het plangebied is gelegen in de Oud en Nieuw Wateringveldse polder. Het waterpeil in de polder is -3,80 NAP. De maximaal toelaatbare peilstijging is 40 cm.
In de huidige situatie is in het plangebied 79.525 m2 aan oppervlaktewater aanwezig. Met een maximaal toelaatbare peilstijging van 40 cm is dit 31.810 m3 waterberging. Voor nieuwe ontwikkelingen geld een waterbergingsnorm van 325 m3 per hectare. In dit bestemmingsplan vinden geen nieuwe ontwikkelingen plaats waardoor de norm niet van toepassing is. Het huidige oppervlakte water geldt als absoluut minimum en zal als zodanig worden bestemd.

3.5.3 Waterkwaliteit en ecologie

In de studie ABC-Polder voor Oud en Nieuw Wateringveldsche Polder is betreffende de fysische-chemische waterkwaliteit naar voren gekomen dat het totale stikstof- gehalte in de buurt ligt van de streefwaarde die op basis van het ambitieniveau wordt nagestreefd. Het totale fosfaatgehalte is zeer hoog en duidt op zeer voedselrijk, hypertroof water. Echter het zuurstofgehalte ligt beneden het minimum gehalte van 5mg/l. Vooral in de zomer treden periodiek zeer lage zuurstofgehalten op.
De biologische waterkwaliteit is overwegend matig, gemeten naar de STOWA beoordelingsmethodiek. De waterkwaliteit is overigens wel in overeenstemming met het ambitieniveau dat voor water wordt nagestreefd.
Het bestemmingsplan heeft geen negatieve invloed op de waterkwaliteit van het oppervlaktewater gezien het feit dat dit bestemmingsplan een conserverend karakter heeft.

3.5.4 Riolering en afvalwater

De bedrijventerreinen Wateringse Veld en Zwethove zijn geheel verbeterd gescheiden gerioleerd. WBC is gedeeltelijk verbeterd gescheiden en gedeeltelijk gescheiden gerioleerd. De rioleringsstelsels voldoen aan de gestelde eisen. Het bedrijventerrein Zuid (van Vliet) betreft hoofdzakelijk particuliere grond, en heeft een eigen rioleringsstelsel.
Het bestemmingsplan heeft geen invloed op het rioleringsstelsel gezien er geen nieuwe ontwikkelingen in het plangebied mogelijk gemaakt zijn. Nieuwe ontwikkelingen dienen te voldoen aan de Leidraad Riolering West-Nederland en de Beslisboom Afkoppelen.

3.5.5 Beheer en onderhoud

Het onderhoud van de hoofdwatergangen wordt verzorgd door het Hoogheemraadschap van Delfland.

3.6 Bodem

3.6.1 Wettelijk kader

De Wet bodembescherming ziet, vanuit een goed milieubeheer, op de bodembescherming en bodemsanering. Met deze wet moet rekening worden gehouden met het ontwikkelen en realiseren van ruimtelijke plannen. In een bestemmingsplan dat voorziet in ruimtelijke ontwikkeling, moet verantwoord zijn dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is op grond van de bodemkwaliteit voor die ruimtelijke ontwikkeling.
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening is het gewenst dat een bestemmingsplan dat geen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt, eveneens een zogenaamde bodemparagraaf omvat. In dat onderdeel van de toelichting van het bestemmingsplan moet ingegaan worden op de door burgemeester en wethouders op grond van het Besluit bodembescherming vastgestelde bodemfunctieklassenkaarten van het gemeentelijk grondgebied. Het is verder wenselijk dat wordt ingegaan op de huidige bodemkwaliteit, met name of die kwaliteit voldoet aan de (nieuwe) bestemming op die gronden. De beschrijving van de bodemkwaliteit op basis van de bodemkwaliteitskaart zal in het ontwerp bestemmingsplan worden opgenomen.

3.6.2 Bodemparagraaf

Tijdens de ontwikkeling van "Zwethove" zijn enkele lichte verontreinigingen aangetroffen. Deze verontreinigingen zijn inmiddels gesaneerd.
In 1996 is ter plaatse van het bedrijventerrein "Wateringse Veld" een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Straat Milieu-adviseurs (Verkennende bodemonderzoek ter plaatse van het plangebied Wateringseveld te Wateringen, eindrapport augustus 1996). Daarin is opgemerkt dat in het meest oostelijk deel van het plangebied en op enkele kleine locaties nog geen verkennend bodemonderzoek heeft plaats gevonden
Aan de oppervlakte van het bedrijventerrein zijn geen verontreinigingen waargenomen. Uit de onderzoekresultaten van de bodem, het grondwater en het slib uit de sloten wordt geconcludeerd dat de bodemkwaliteit geschikt is voor een bedrijventerrein. De locaties, het perceel rond de Dorpskade 98 en een puinhoudende dam in de Middenweg, waar verontreinigingen werden aangetroffen, zijn inmiddels gesaneerd. Langs de randen van de voormalige vuilstort is sprake van licht verontreinigd slib uit de sloten (klasse 2). Het overige slib bevat geen verontreinigingen.
Op basis van de resultaten van genoemde bodemonderzoeken zijn de onderzochte percelen geschikt bevonden voor bedrijfsbestemmingen. Op basis van de resultaten kunnen de eventuele bouwvergunningen worden verleend, voor zover het eventueel aanbrengen van ophoogmateriaal, ten behoeve van het bouwrijp maken, geen verslechtering van de bodemkwaliteit teweeg zal brengen.

3.7 Cultuurhistorische Aspecten

3.7.1 Wettelijk kader

Volgens het Verdrag van Valletta van 1992 moeten de archeologische waarden in de grond zoveel mogelijk op de locatie zelf worden bewaard. Verder is in het verdrag overeengekomen dat in een zo vroeg mogelijk stadium van ruimtelijke ordening al rekening wordt gehouden met die waarden.
Het verdrag is met de Wet archeologische monumentenzorg in de Nederlandse wetgeving van kracht geworden en het bepaalde daarin vormt nu een onderdeel van de Monumentenwet 1988. Volgens artikel 38a van die wet moet bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden en verwachtingen. In het bestemmingsplan moet worden aangegeven welke gevolgen worden verbonden aan de aanwezigheid van archeologische waarden of verwachtingen.

3.7.2 Verkennend onderzoek

Gebleken is dat er geen archeologische vindplaatsen zijn gemeld en dat de trefkansen daarvoor laag zijn. Van archeologische waarden in het plangebied is dan ook geen sprake.

4 Juridische Planbeschrijving

4.1 Planvorm

Het bestemmingsplan is een actualisatie van bestaande bedrijventerreinen met bijbehorende planregimes en is daarmee conserverend van aard.

4.1.1 Wettelijk voorgeschreven standaardisering

De planregels en de planverbeelding van dit bestemmingsplan zijn overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen als gepubliceerd door het ministerie van VROM (SVBP 2008) en als wettelijk voorgeschreven in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 (Staatscourant 2008, nr. 377, van 30 oktober 2008).
Daarnaast zijn in de planregels de standaardregels opgenomen als geboden in artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening. In een apart artikel zijn de bijzondere gebruiksverboden opgenomen voor alle bestemmingen, welke verboden aansluiten op het wettelijk verbod als neergelegd in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening.
Voor uitleg van die planregels wordt verwezen naar de toelichting op het Besluit ruimtelijke ordening en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008, in samenhang met de jurisprudentie over die uitleg.
Voorts is de "Werkafspraak terminologie Wabo in Standaard voor Vergelijkbare bestemmingsplannen" van september 2010 verwerkt. Die werkafspraak in het kader van de ministeriële regeling is gemaakt met het oog op de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010.

4.1.2 Aanvulling en geoorloofde afwijking van de SVBP 2008

De planregels en planverbeelding van dit bestemmingsplan zijn toegesneden op de specifieke behoefte aan planregulering voor het gegeven plangebied. In de hierna volgende paragrafen is de aan het bestemmingsplan eigen plansystematiek toegelicht voor zover die een aanvulling of een geoorloofde afwijking vormt van de SVBP 2008.
De planregels zijn voorts weergegeven in de specifieke opmaak die eigen is aan het adviesbureau dat het plan heeft vervaardigd. Met deze opmaak wordt aangesloten op de juridische planvorming door dat bureau die in deze toelichting is weergegeven en gemotiveerd.

4.1.3 Systematiek van de planregels

Gebruiksregels
De doeleindenbeschrijving van de bestemming of de dubbelbestemming, waarvan opname in de planregels is geboden in artikel 3.1.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, is in de planregels voor elke bestemming in eerste instantie vervat in het onderdeel "Bestemmingsomschrijving". Van het onderdeel "Specifieke gebruiksregels" wordt in de planregels vooral gebruik gemaakt om regels te geven voor de onder de bestemming of dubbelbestemming vallende functieaanduidingen en bouwaanduidingen en andere aanduidingen.
In het onderdeel "Afwijken van de gebruiksregels" wordt alleen die afwijkingsbevoegdheid opgenomen die uitsluitend ziet op het gebruik. Zodra sprake is van het afwijken van de bouwregels - ook al vormt dat bouwen een (klein) onderdeel van het gebruik in ruime zin - wordt de bevoegdheid daartoe geplaatst in het onderdeel "Afwijken van de bouwregels".
Aanleggen of slopen
De aanlegregels of sloopregels zijn uitvoerig met het oog op een zorgvuldige verlening van de omgevingsvergunning daartoe, voor zover regels daarvoor niet reeds zijn voorzien in de Wet ruimtelijke ordening of het Besluit ruimtelijke ordening. De aanlegregels of sloopregels kennen de volgende onderverdeling:
  • het aanlegverbod of sloopverbod zelf;
  • de voorwaarden waaronder een omgevingsvergunning mag worden verleend en het inwinnen van deskundigenadvies;
  • de specifieke aanlegverboden of sloopverboden met de daarop gegeven uitzonderingen.
Algemene gebruiksregels
In het artikel "Algemene gebruiksregels" zijn naast een verwijzing naar het algemene gebruiksverbod van artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, specifieke gebruiksverboden ter invulling van het algemene gebruiksverbod opgenomen. Daarin is onderscheid gemaakt tussen het verbod op het gebruik van gronden en het verbod op het gebruik van bouwwerken.
Overgangs- en slotregels
In het artikel "Slotregel" zijn de volgende onderdelen opgenomen:
  • het onderdeel "Vervangen bestemmingsplannen" waarin een overzicht van de bestemmingsplannen en andere planregimes is opgenomen die met dit bestemmingsplan zijn vervangen; en het onderdeel "Citeertitel".

4.1.4 Systematiek van de planverbeelding

De planverbeelding is digitaal vorm gegeven overeenkomstig de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. De digitale planverbeelding en de andere onderdelen van de dataset hebben het volgende planidentificatie-nummer gekregen:
  • NL.IMRO.1783.abp00000015
De dataset bestaat uit:
  • het GML-bestand van de planverbeelding;
  • het XML-geleideformulier;
  • de onderliggende bestanden zoals ondergrond en overige topografische informatie;
  • de PDF- en HTML-bestanden voor respectievelijk de verbeelding van plantoelichting en planregels.

4.2 Bestemmingsregeling

De bestaande functies in het plangebied die overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan in dit plan zijn bestemd, zijn de volgende (in alfabetische volgorde van bestemming).

4.2.1 Bestemming "Bedrijventerrein"

Algemeen
In dit bestemmingsplan is voor het hele bedrijventerrein de bestemming "Bedrijventerrein" gekozen waarbij voor de bebouwingsmogelijkheden en erfbebouwingsbepalingen is aangesloten bij de geldende bestemmingsplannen.
Bedrijven algemeen
De gronden van de bedrijven die zijn vermeld in het overzicht in Bijlage 1 van deze toelichting zijn alle in de bestemming "Bedrijventerrein" opgenomen als bedrijf met een functieaanduiding die de maximale milieucategorie aanwijst waarbinnen het bedrijf operationeel mag zijn, met uitzondering van de hierna vermelde soorten van bedrijven waarvoor een specifieke functieaanduiding is opgenomen.
De keuze van maximale milieucategorie per soort van bedrijven is verantwoord in paragraaf 3.4 van deze toelichting.
Bedrijfswoningen
De bedrijfswoningen op het bedrijventerrein zijn op de betreffende locaties vastgelegd en voorzien van de functieaanduiding ‘bedrijfswoning’. Binnen het plangebied zijn alleen grondgebonden bedrijfswoningen aanwezig. Voor grondgebonden bedrijfswoningen zijn naast de genoemde functieaanduiding eveneens de aanduidingen 'tuin' en 'erf' opgenomen. Middels deze aanduidingen en de planregels wordt de plansystematiek voor woningen, zoals in de bestemming "Wonen" (zie paragraaf 4.2.6 van de bestemmingsregels), voortgezet. Door deze wijze van bestemmen is het mogelijk om de (stedenbouwkundige) structuur van het bedrijventerrein ten aanzien van bedrijfsbebouwing te waarborgen door middel van het opnemen van het bouwvlak waarbinnen bedrijfsbebouwing, anders dan de bedrijfswoning, mogelijk is. Deze plansystematiek verschaft zodoende de nodige rechtszekerheid over mogelijke bedrijfsbebouwing bij het verdwijnen van een dienstwoning en flexibiliteit, omdat geen ruimtelijke procedure benodigd is om bedrijfsgebouwen en -bouwwerken te kunnen bouwen.
Beeldbepalende elementen
De bestemmingsplannen "Zwethove" en "Bedrijventerrein Wateringse Veld" kenden beide een beeldkwaliteitsplan. Deze beeldkwaliteitsplannen komen met het onderhavig bestemmingsplan te vervallen. Aspecten uit de beeldkwaliteitsplannen die in de huidige, veelal bestaande, situatie nog van belang zijn voor de structuur en (beeld-)kwaliteit van het bedrijventerrein hebben via één of meerdere aanduidingen, met bijbehorende regels, een plek gekregen in het bestemmingsplan.

4.2.2 Bestemming "Groen"

Alle structurerende groenvoorzieningen hebben in het bestemmingsplan de bestemming "Groen".

4.2.3 Bestemming "Verkeer"

Daar waar een weg een stroomfunctie heeft, is de weg in het bestemmingsplan bestemd als bestemming "Verkeer". De locatie van de tramlijn, met keerlus zijn bestemd als "Verkeer" met de functieaanduiding "railverkeer".

4.2.4 Bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied"

Interne ontsluitingswegen, voet- en fietspaden hebben de bestemming "Verkeer- Verblijfsgebied".

4.2.5 Bestemming "Water"

De waterlopen zijn in het bestemmingsplan bestemd als bestemming "Water".

4.2.6 Bestemming "Wonen" en "Tuin"

De woningen aan de Middenweg 11, 13 en 18, Molenweer 2c en aan de Zwarteveen 10 hebben de bestemming Wonen gekregen waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de geldende bestemmingsplanbepalingen. Het voorerfgebied van deze woningen, dat grenst aan de openbare weg, zijn bestemd als bestemming "Tuin".

4.2.7 Dubbelbestemming "Leiding - Gas"

De zones van 5 meter aan weerszijde van de hartlijn van de aanwezige gasleidingen hebben in het bestemmingsplan de dubbelbestemming "Leiding - Gas" gekregen. Het betreft de zakelijke rechtstrook van de leiding. Ter plaatse van een afsluiterschema is de zone van 4 meter aan weerszijde van het schema opgenomen. Aan deze dubbelbestemming is een omgevingsvergunning verbonden.

4.2.8 Dubbelbestemming "Leiding - Hoogspanningsverbinding"

De zones van 37 meter aan weerszijde van de hartlijn van de aanwezige hoogspanningsverbinding hebben in het bestemmingsplan de dubbelbestemming "Leiding - Hoogspanningsverbinding" gekregen. Het betreft de zakelijke rechtstrook van de verbinding. Aan deze dubbelbestemming is een omgevingsvergunning verbonden.

4.2.9 Dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering"

In het plangebied zijn een aantal waterkeringen aanwezig. De kern- en beschermzones van deze keringen zijn, conform de keur en legger van het hoogheemraadschap van Delfland beschermd middels de dubbelbestemming "Waterstaat- Waterkering". Aan deze dubbelbestemming is een omgevingsvergunning verbonden.

4.2.10 Dubbelbestemming "Veiligheidszone - LPG"

In het plangebied zijn een tweetal LPG-tankstations aanwezig. De beschermzone van de installaties zijn conform de risicocontour opgenomen in de dubbelbestemming "Veiligheidszone - LPG". Aan deze dubbelbestemming is een omgevingsvergunning verbonden.

4.2.11 Gebiedsaanduiding "Vrijwaringszone - Molenbiotoop"

De molenbiotoop van de Schaapweimolen in Rijswijk heeft in het bestemmingsplan de gebiedsaanduiding "Vrijwaringszone - Molenbiotoop" gekregen. Met de vrijwaringszone wordt de windvang van de molen beschermd. De planregels zien op het beschermen van de windvang van de molen in het geval dat binnen die zones wordt gebouwd of hoogopgaande beplanting wordt aangelegd.

5 Handhaving

5.1 Handhavingsbeleid

Handhaven op maat 2011-2014
Op 1 februari 2011 hebben burgemeester en wethouders van Westland de beleidsnota 'Handhaven op maat' vastgesteld. Hierin zijn de doelen en richting voor milieuhandhaving en bouw- en woningtoezicht voor de komende vier jaren beschreven. De gemeente Westland wil een prettige woon-, werk- en leefomgeving voor haar burgers en ondernemers. Dat wil de gemeente bereiken door de duurzaamheid, veiligheid en leefbaarheid in het Westland te vergroten en te waarborgen. Handhaving is hierbij één van de middelen die hiervoor wordt ingezet. Handhaving is dus geen doel op zich, maar een onderdeel van de reguleringsketen (ontwikkeling wet - en regelgeving – normstelling – vergunningverlening – uitvoering – toezicht -handhaving). De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee vooral om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, om handhavend optreden hiertegen goed mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming. Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid van in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft het team bouw- en woningtoezicht van de afdeling Ruimte, Omgeving en Veiligheid hierin een centrale taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van de prioriteitsstelling, een handhavingtraject ingezet.

5.2 Strijdige Functies

5.2.1 Overgangsrecht voor de niet meer bestemde functies

In het plangebied zijn alle bestaande functies bestemd en zijn geen functies wegbestemd.

5.2.2 Bestemmen van de strijdige functies

In het bestemmingsplan zijn vanuit de inventarisatie een aantal strijdige en niet te legaliseren situaties waargenomen, namelijk:
  • administratiekantoor “Jordans”, gelegen aan de Linnewever 34;
  • reisbureau “Dolfijn vakanties”, gelegen aan de Monsterseweg 10;
  • ICT bedrijf "@i-net Technology Consultancy B.V.", gelegen aan de Monsterseweg 36;
  • ICT bedrijf "RoosMultimania BV", gelegen aan de Monsterseweg 31;
  • “Dailyflex personeelsdiensten”, gelegen aan de Naaldwijkseweg 14;
  • “BK Dienstverlening”, gelegen aan de Naaldwijkseweg 24;
  • "ETC Marketing & Communicatie", gelegen aan de Naaldwijkseweg 35;
  • administratiekantoor “AVZ”, gelegen aan de Naaldwijkseweg 42;
  • Nouta Incasso & Advies, gelegen aan de ‘s-Gravenzandseweg 4;
  • fotograaf “Arjan Boerlage”, gelegen aan de ‘s-Gravenzandseweg 59;
  • IT-bedrijf "That’s it", gelegen aan de ‘s-Gravenzandseweg 12;
  • beheersmaatschappij "T. Berkman BV", gelegen aan de ‘s-Gravenzandseweg 13;
  • fiscale dienstverlening "Assuplan", gelegen aan de ‘s-Gravenzandseweg 60a;
  • tuinontwerpers "Kuipers", gelegen aan de ‘s-Gravenzandseweg 62b;
  • administratieve/fiscale dienstverlening "Van der Velde-Van der Brug" gelegen aan de ‘s-Gravenzandseweg 62s;
  • architect “Veldhoven”, gelegen aan de Stoelmatter 10;
  • "Shanks Nederland B.V.", gelegen aan de Stoelmatter 41;
  • “Firstdata B.V.”, gelegen aan de Stoelmatter 53.
  • “Accept Systems”, gelegen aan de Turfschipper 90;
  • belastingadviseur “G. Alblas”, gelegen aan de Turfschipper 92.
  • binnen de groenstrookbestemming op het terrein van de Klopperman 1 is het groengebied in gebruik genomen voor verharding en parkeerplaatsen;
  • de groenbestemming van de groenstroken naast het terrein Klopperman 1 is in gebruik genomen voor het plaatsen van hekwerken;
  • de groenbestemming naast de Klopperman 5 is in gebruik genomen voor het plaatsen van hekwerken.
Voornoemde strijdigheden worden in het bestemmingsplan niet als dusdanig bestemd en dienen dus te worden gewraakt.

5.2.3 Overgangsrecht voor de strijdige functies

In het plangebied zijn geen functies geconstateerd die strijdig waren met het voorheen geldende planregime en die op grond van vaste jurisprudentie onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan moeten worden geplaatst.

6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Voor het bestemmingsplan is geen exploitatieplan, als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening, opgesteld omdat er geen sprake is van ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied waarvoor een grondexploitatie moet worden opgesteld.
Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zodat niet hoeft te worden ingegaan op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in het licht van eigendomsverwerving of van toepassing van de Wet voorkeursrecht gemeenten of onteigeningswet.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Bestuurlijk overleg

In de periode van 28 april 2011 tot en met 23 juni 2011 heeft over het voorontwerp van dit bestemmingsplan bestuurlijk overleg plaatsgehad als geboden in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierbij hebben de volgende instanties gereageerd:
  • Provincie Zuid-Holland
  • Gasunie
  • Hoogheemraadschap van Delfland
  • VROM-Inspectie
  • Tennet
De overlegreacties hebben geleid tot de volgende aanpassingen van het bestemmingsplan:
  • opnemen verantwoording groepsrisico;
  • opnemen van alle gasleidingen in zowel de toelichting, de regels als op de planverbeelding;
  • opname kades en bijhorende beschermingszones;
  • opname gemaal;
  • aanpassing planverbeelding ten aanzien van de route gevaarlijke stoffen;
  • opname vrijwaringszone hoogspanningsleidingen;
  • verruiming van de bouwmogelijkheden ten aanzien van hoogspanningsmasten.
De uitkomsten van het overleg, als bedoeld in artikel 3.1.6, eerste lid, onder c., van het Besluit ruimtelijke ordening, zijn opgenomen in Bijlage 1 van deze toelichting.

6.2.2 Zienswijzen

Procedure
Van 20 juli 2012 tot en met 30 augustus 2012 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter visie gelegen voor het indienen van zienswijzen, als bedoeld in artikel 3.8, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening in verbintenis met Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Resultaat
De ontvangen zienswijzen zijn beoordeeld. Voor een volledig overzicht van de zienswijzen wordt verwezen naar de nota van beantwoording zienswijzen in Bijlage 2.

1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Klik hier voor de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

2 Staat Van Horeca-activiteiten

Klik hier voor de Staat van Horeca-activiteiten.

1 Reactienota Bestuurlijk Overleg

Klik hier voor de bijlage.

2 Nota Beantwoording Zienswijzen

Klik hier voor de bijlage.

3 Staat Van Wijzigingen

Klik hier voor de bijlage.