KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Bedrijventerrein
Artikel 5 Centrum
Artikel 6 Cultuur En Ontspanning
Artikel 7 Gemengd - 1
Artikel 8 Gemengd - 2
Artikel 9 Groen
Artikel 10 Horeca
Artikel 11 Kantoor
Artikel 12 Maatschappelijk
Artikel 13 Sport
Artikel 14 Tuin
Artikel 15 Verkeer
Artikel 16 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 17 Water
Artikel 18 Wonen
Artikel 19 Leiding - Gas
Artikel 20 Waarde - Archeologie - 1
Artikel 21 Waarde - Archeologie - 3
Artikel 22 Waarde - Archeologie - 4
Artikel 23 Waarde - Karakteristiek
Artikel 24 Waarde - Winkelgebied
Artikel 25 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 26 Antidubbeltelregel
Artikel 27 Algemene Bouwregels
Artikel 28 Algemene Gebruiksregels
Artikel 29 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 30 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 31 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 32 Overgangsrecht
Artikel 33 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Beleidskader
2.2 Ruimtelijk-functionele Structuur
2.3 Gebiedsvisie
Hoofdstuk 3 Onderzoek
3.1 Archeologie En Cultuurhistorie
3.2 Bedrijven En Milieuzonering
3.3 Bodem- En Grondwaterkwaliteit
3.4 Ecologie
3.5 Externe Veiligheid
3.6 Glastuinbouw
3.7 Horeca
3.8 Planologisch Relevante Kabels En Leidingen
3.9 Luchtkwaliteit
3.10 Water
3.11 Wegverkeerslawaai
Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving
4.1 Planvorm
4.2 Verbeelding (Plankaart)
4.3 Uitleg Van De Planregels
Hoofdstuk 5 Handhaving
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Inspraak En Overleg
6.3 Terinzagelegging Ontwerpbestemmingsplan
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein'
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'
Bijlage 3 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 4 Beeldkwaliteitsplan 'Karakteristiek Gebied De Lier 2011'
Bijlage 1 Bedrijveninventarisatie
Bijlage 2 Horeca-inventarisatie
Bijlage 3 Toelichting Op De Aanpak Van Milieuzonering Met Behulp Van De Staten Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 4 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 5 Nota Zienswijzen

Kern De Lier

Bestemmingsplan - Gemeente Westland

Onherroepelijk op 19-03-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Kern De Lier van de gemeente Westland.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1783.abp0002-onhe met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanbouw

een aparte ruimte die via het hoofdgebouw toegankelijk is en ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-gebonden onderneming

een onderneming welke gevestigd is of kan zijn in een woning en die toebehoort aan een natuurlijk persoon, welke in de betreffende woning woont en die geen personeel in dienst heeft, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de onderneming de ruimtelijke uitstraling van de woonfunctie niet aantast.

1.7 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.8 achtergevel

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel, niet zijnde een zijgevel.

1.9 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in één of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.11 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.12 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.13 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, installeren of inzamelen en verhandelen van goederen.

1.14 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van alle bouwlagen van een bedrijf met inbegrip van alle daartoe behorende ruimten, waaronder ontvangsthal, dienstruimten en magazijnen. Niet inbegrepen zijn inpandige dienstwoningen en gebouwde parkeervoorzieningen voor personenauto's. Wat betreft inpandige parkeerruimte valt een overdekte stallingsruimte voor een busje of een vrachtwagen wel hieronder.

1.15 bedrijfswoning

een woning bij een bedrijf, die bestemd is voor bewoning door (het huishouden van) de ondernemer of door bij dat bedrijf werkzaam personeel.

1.16 bestaande bouwwerken

bouwwerken, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.17 bestaand gebruik

het op het tijdstip van het in werking treden van het plan aanwezige gebruik.

1.18 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.19 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.21 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.22 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.23 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.24 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen die op gelijke hoogte of bij benadering op gelijke hoogte liggen. Het dient hierbij te gaan om horizontale bouwlagen.

1.25 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.26 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.27 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.28 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.29 bouwwijze

de wijze waarop het op een bouwperceel gelegen hoofdgebouw al dan niet is verbonden met het hoofdgebouw op een aansluitend bouwperceel; dit kan zijn: vrijstaand, twee-aaneen, gestapeld of aaneengebouwd.

1.30 boveninsteek

de snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang.

1.31 bijgebouw

een (vrijstaand of aan een hoofdgebouw aangebouwd) gebouw welke geen rechtstreekse toegang tot het hoofdgebouw heeft, dat in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden is van en ruimtelijk ondergeschikt is van respectievelijk aan het hoofdgebouw.

1.32 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.33 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.34 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.35 dakkapel

een constructie, welke ondergeschikt is aan het dakvlak, ter vergroting van een gebouw, die vrij ligt in het hellend dakvlak.

1.36 daknok

het hoogste punt van een schuin dak.

1.37 dakopbouw

een toevoeging aan het dakvlak van een bouwmassa die niet vrij in het dakvlak ligt, maar ten minste de nok- of gootlijn of zijkant van het dakvlak raakt van het betreffende gebouw/de betreffende woning. Het plaatsen van een dakopbouw gaat ten koste van de karakteristiek van het profiel van het gebouw/de woning.

1.38 dakvoet

het laagste punt van een schuin dak.

1.39 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.40 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.

1.41 erf

al dan niet bebouwde gronden die bij de hoofdmassa horen, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze inrichting niet verbieden.

1.42 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.43 geluidshinderlijke inrichtingen

bedrijven in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder en artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer.

1.44 hobbykas

een gebouw, dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander doorzichtig materiaal en dat dient voor het hobbymatig telen van planten.

1.45 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken exclusief de bestaande aan- of uitbouwen of bijgebouwen.

1.46 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.47 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.48 kap

een constructie van uitsluitend één of meer hellende dakvlakken met een helling van meer dan 20° en minder dan 65°.

1.49 kinderboerderij

een voorziening waarop ter wille van kinderen dieren worden gehouden.

1.50 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.51 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.52 oorspronkelijke achtergevel

de achtergevel van het oorspronkelijk vergunde hoofdgebouw.

1.53 openbaar toegankelijk gebied

een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.54 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand, welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.55 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, waarbij plaatselijke, niet bij verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw ervan buiten beschouwing blijven. Het bouwwerk wordt gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt maaiveld het hoogst is.

1.56 platte afdekking

een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat.

1.57 risicovolle inrichtingen

inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.58 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval begrepen een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop of sekstheater, een sekswinkel, een seksautomatenhal en een seksclub of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.

1.59 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.60 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.61 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.62 straatmeubilair

bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts)voorzieningen, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, informatieborden, zitbanken, bloembakken, telefooncellen, abri's, kunstwerken, bushaltes, speeltoestellen, fietsenrekken en draagconstructies voor reclame; kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m³ en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorzieningen en brandkranen, afvalinzamelsystemen en hiermee gelijk te stellen bouwwerken.

1.63 uitbouw

uitbreiding van een ruimte in het hoofdgebouw tot buiten het bestaande oorspronkelijke hoofdgebouw (bijvoorbeeld erker) en welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.64 voorerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn voor de, met een figuur op de planverbeelding aangegeven, voorgevel van dat hoofdgebouw of voor een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.65 voorgevel

de naar de weg gekeerde zijde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of waar deze op de planverbeelding met een figuur gevellijn is aangegeven.

1.66 voorgevelrooilijn

de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde gevel(s) van de hoofdbebouwing of daar waar deze op de planverbeelding met een figuur is aangegeven.

1.67 woning

een complex van ruimten, dat blijkens de indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden.

1.68 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de loodrechte afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot erfgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie

  1. a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot- c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.8 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 lengte van een aanlegsteiger

de afstand tussen de boveninsteek van het water en het deel van de aanlegsteiger dat daar het verst vanaf gelegen is.

2.10 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent situering van de gebouwen, met dien verstande dat:

  1. a. geëist mag worden dat de onderlinge afstand tussen de gebouwen ten minste 3 m moet bedragen;
  2. b. daardoor de gebruikswaarde van het bedrijventerrein niet onevenredig wordt geschaad;
  3. c. geen inbreuk wordt gemaakt op het maximaal te bebouwen oppervlak zoals aangegeven met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)'.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1:

  1. a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 3.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1genoemd;
  2. b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1genoemd.

Afwijken ten behoeve van showrooms

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 om showrooms toe te staan indien de uit te stallen goederen behoren tot de normale bedrijvigheid/bedrijfsvoering en de oppervlakte van de showroom niet meer dan 10% van het totale bedrijfsvloeroppervlak tot een maximum van 75 m² bedraagt.

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent situering van de gebouwen, met dien verstande dat:

  1. a. geëist mag worden dat de onderlinge afstand tussen de gebouwen ten minste 3 m moet bedragen;
  2. b. daardoor de gebruikswaarde van het bedrijventerrein niet onevenredig wordt geschaad;
  3. c. geen inbreuk wordt gemaakt op het maximaal te bebouwen oppervlak zoals aangegeven met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)'.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

4.7.1 Wijzigingsbevoegdheid voor een specifieke vorm van bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijventerrein' met de functieaanduiding(en) 'detailhandel volumineus' , 'specifieke vorm van detailhandel - 1' en 'vulpunt motorbrandstoffen' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijventerrein' zonder aanduiding(en), indien de betreffende activiteit ter plaatse wordt beëindigd.

4.7.2 Wijzigingsbevoegdheid voor een bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijventerrein' met een functieaanduiding 'bedrijfswoning' en de bouwaanduiding 'sba - 9' of 'sba - 10' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijventerrein' zonder aanduiding(en), indien de woning ten behoeve van een bedrijf is of wordt gesloopt.

Artikel 5 Centrum

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel en dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  2. b. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond;
  3. c. het wonen uitsluitend op de verdiepingen, met dien verstanden dat het wonen op de begane grond mag worden voortgezet, indien er sprake is van bestaand gebruik;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code 5121;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1': tevens een rijksmonument;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2': tevens een gemeentelijk monument;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens een parkeergarage;
  8. h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:

5.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  2. b. de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk zijn niet toegestaan;
  3. c. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden ondernemingen bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de hoofdgebouwen met een maximum van 50 m² voor zover:
    1. 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    2. 2. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
    3. 3. er geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
    4. 4. de onderneming uitsluitend door één van de bewoners (zonder ander personeel) wordt uitgeoefend;
    5. 5. voor de activiteiten van de onderneming geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist en de inrichting valt onder het begrip type A van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer; er geen ingevolge de Wet milieubeheer vergunningplichtige activiteiten plaatsvinden;
    6. 6. er geen horeca- en/of detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
    7. 7. de activiteiten worden uitgevoerd in het hoofdgebouw, plus aan-, uitbouw en aangebouwd bijgebouw.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 5.1 teneinde detailhandel, dienstverlening en horecabedrijven tevens op de verdieping toe te laten, indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is en aangetoond is dat geen mogelijkheden voor uitbreiding op de begane grond aanwezig zijn.

Artikel 6 Cultuur En Ontspanning

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Cultuur en Ontspanning aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een kinderboerderij;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:

Artikel 7 Gemengd - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen;
  2. b. kantoren, uitsluitend op de begane grond;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en water.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  2. b. de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk zijn niet toegestaan;
  3. c. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden ondernemingen bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de hoofdgebouwen met een maximum van 50 m² voor zover:
    1. 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    2. 2. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
    3. 3. er geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
    4. 4. de onderneming uitsluitend door één van de bewoners (zonder ander personeel) wordt uitgeoefend;
    5. 5. voor de activiteiten van de onderneming geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist en de inrichting valt onder het begrip type A van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
    6. 6. er geen horeca- en/of detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
    7. 7. de activiteiten worden uitgevoerd in het hoofdgebouw, plus aan-, uitbouw en aangebouwd bijgebouw.

Artikel 8 Gemengd - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen;
  2. b. detailhandel en dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 2' is detailhandel en dienstverlening zowel op de begane grond als ook op de verdieping toegestaan;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': horecabedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2': tevens een gemeentelijk monument;
  6. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en water.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

8.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  2. b. de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk zijn niet toegestaan;
  3. c. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden ondernemingen bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de hoofdgebouwen met een maximum van 50 m² voor zover:
    1. 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    2. 2. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
    3. 3. er geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
    4. 4. de onderneming uitsluitend door één van de bewoners (zonder ander personeel) wordt uitgeoefend;
    5. 5. voor de activiteiten van de onderneming geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist en de inrichting valt onder het begrip type A van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
    6. 6. er geen horeca- en/of detailhandelsactiviteiten plaatsvinden.
    7. 7. de activiteiten worden uitgevoerd in het hoofdgebouw, plus aan-, uitbouw en aangebouwd bijgebouw.

8.4 Specifieke afwijkingsregel

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 8.1 teneinde detailhandel en dienstverlening tevens op de verdieping toe te laten, indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is en aangetoond is dat geen mogelijkheden voor uitbreiding op de begane grond aanwezig zijn.

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening': een speelvoorziening;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm': tevens een geluidsscherm.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 6 m;
  3. c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'geluidsscherm' bedraagt de bouwhoogte van een geluidsscherm ten hoogste 7 m.

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1b': horecabedrijven uit categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 1': tevens een bowlingcentrum uit categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, wegen, voet- en fietspaden en water;
  5. e. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

10.3 Afwijken van de gebruiksregels

Afwijking van de Staat van Horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 10.1:

  1. a. om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 10.1, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën zoals in lid 10.1 genoemd;
  2. b. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de horecacategorieën, zoals in lid 10.1 genoemd.

10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Horeca wijzigen en detailhandel en dienstverlening toestaan mits:

  1. a. er aantoonbaar vraag naar is;
  2. b. het niet ten koste gaat van de kwaliteit van de omgeving.

Artikel 11 Kantoor

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, wegen, voet- en fietspaden en water.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 12 Maatschappelijk

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening en verenigingsleven, sociale en culturele instellingen, religieuze en levensbeschouwelijke activiteiten en bijeenkomsten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens voor horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van horeca - 1': tevens zalenverhuur en partycentrum uit ten hoogste categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1': tevens een rijksmonument;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2': tevens een gemeentelijk monument;
  6. f. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens voor detailhandel en dienstverlening;
  8. h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en water.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 13 Sport

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvoorzieningen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, (ontsluitings)wegen, voet- en fietspaden en water.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 14 Tuin

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 15 Verkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, reclame-uitingen en water.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting ten hoogste 3 m bedraagt.

Artikel 16 Verkeer - Verblijfsgebied

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals voet- en fietspaden, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, reclame-uitingen en water.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting, ten hoogste 3 m bedraagt.

Artikel 17 Water

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterlopen ten behoeve van de waterhuishouding, waterberging, sierwater en het verkeer te water;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, bruggen, duikers, aanlegsteigers en waterstaatkundige voorzieningen. .

17.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 18 Wonen

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf': tevens voor een bedrijf
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens voor detailhandel en dienstverlening;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': tevens voor dienstverlening;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens voor horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend voor garages en bergplaatsen met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor kantoren;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': tevens kinderopvang;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning': zorgwoningen;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2': tevens een gemeentelijk monument;
  11. k. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven en water.

18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent de plaatsing en de goot- en boeibordhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de te bouwen gebouwen geen onnodige nadelige veranderingen teweegbrengen in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat:

  1. a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig wordt geschaad;
  2. b. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m;
  3. c. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in lid 18.2.2 onder a of b ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.

18.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 19 Leiding - Gas

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) – mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 16 inch en een druk van ten hoogste 40 bar en een daarbij behorende belemmeringenstrook. Ingeval van strijdigheid gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de betreffende gronden van toepassing zijn.

19.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 19.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) (lid 19.2 onder b) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 20 Waarde - Archeologie - 1

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

20.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 20.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 21 Waarde - Archeologie - 3

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

21.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 21.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 22 Waarde - Archeologie - 4

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

22.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 22.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 23 Waarde - Karakteristiek

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Karakteristiek' bestemde gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor het behoud van de karakteristieke ruimtelijke kwaliteit.

23.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de bouwregels van de andere aldaar voorkomende bestemming(en):

  1. a. bij herbouw van gebouwen of de herinrichting van het openbaar gebied dienen de beeldkwaliteitseisen uit het 'beeldkwaliteitsplan Karakteristieke gebied De Lier 2011' als bedoeld in Bijlage 4 in acht te worden genomen;
  2. b. ingeval van het samenvallen van deze gronden met de bestemming 'Waarde - Winkelgebied', waarbij toepassing van beide bepalingen niet met elkaar overeenstemmen, prevaleert de bestemming 'Waarde - Karakteristiek'.

23.3 Omgevingsvergunning voor het slopen

Artikel 24 Waarde - Winkelgebied

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Winkelgebied' bestemde gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor het behoud van de karakteristieke ruimtelijke kwaliteit van het winkelgebied.

24.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de bouwregels van de andere aldaar voorkomende bestemming(en). Ingeval van het samenvallen van deze gronden met de bestemming 'Waarde - Karakteristiek' prevaleert de bestemming 'Waarde - Karakteristiek'.

24.3 Omgevingsvergunning voor het slopen

Artikel 25 Waterstaat - Waterkering

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de waterkering. Ingeval van strijdigheid, gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de betreffende gronden van toepassing zijn.

25.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 25.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

25.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 25.2 onder c, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

Alvorens te beslissen, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 26 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 27 Algemene Bouwregels

27.1 Percentages op de planverbeelding

27.2 Hoogte-aanduidingen op de planverbeelding

27.3 Overschrijding van hoogte-aanduidingen op de planverbeelding

27.4 Algemene hoogtematen

Als maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, die geen gebouwen zijn, gelden de volgende maten, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald:

- erfafscheidingen tussen de openbare weg en 2 m achter de voorgevelrooilijn 1 m;
- erfafscheidingen elders 2 m;
- overkappingen 3 m;
- straatmeubilair 3 m;
- lichtmasten 20 m;
- antennes ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes 5 m;
- overige bouwwerken 2 m.

27.5 Overschrijding bouwgrenzen

De op de planverbeelding aangegeven bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, en funderingen;
  2. b. bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt;
  3. c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt;
  4. d. rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt;
  5. e. putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water, rioolstoffen, hijsinrichtingen, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt;
  6. f. bestaande dakopbouwen, bestaande luifels, en bestaande uitbouwen aan de voorzijde.

27.6 Ondergrondse bouwwerken

  1. a. De regels van dit plan zijn van overeenkomstige toepassing op ondergrondse bouwwerken.
  2. b. In aanvulling op het bepaalde onder a mogen ondergrondse ruimten slechts worden gerealiseerd voor zover deze zijn gelegen tussen de buitenwerkse gevels van het bovengronds gelegen hoofdgebouw.

27.7 Parkeernormering

Bij elke ontwikkeling wordt het Westlands Verkeer- en Vervoerplan 2005 toegepast.

27.8 Dakkapellen

De in de planregels of op de planverbeelding aangegeven goothoogte van gebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, die voldoen aan de volgende voorwaarden:

  1. a. maatvoering achterzijde:
    1. 1. de dakkapel ligt aan alle zijden ten minste 0,5 m vrij in het dakvlak;
    2. 2. de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m;
    3. 3. de dakkapel mag niet meer dan 1 m uit de onderkant van het dakvlak staan.
  2. b. maatvoering voorzijde:
    1. 1. de dakkapel is niet breder dan 50% van de breedte van het dakvlak;
    2. 2. de dakkapel ligt aan alle zijden ten minste 0,5 m vrij in het dakvlak;
    3. 3. de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,5 m;
    4. 4. de dakkapel mag niet meer dan 1 m uit de onderkant van het dakvlak staan.

27.9 Bestaande bouwwerken

Een bestaand bouwwerk, dat met een vergunning is gerealiseerd, mag worden teruggebouwd.

27.10 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  1. a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  2. b. brandweeringang;
  3. c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. de ruimte tussen bouwwerken;
  5. e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Artikel 28 Algemene Gebruiksregels

28.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  2. b. het gebruik van niet-bebouwde grond en/of water als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden; het gebruik van niet-bebouwde gronden als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  3. c. het gebruik van niet-bebouwde grond als opslag, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  4. d. het gebruik van bouwwerken of de bouwwerken te laten gebruiken als seksinrichting.

28.2 Geen strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

  1. a. het gebruik van niet-bebouwde grond voor evenementen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland;
  2. b. het gebruik van niet-bebouwde grond voor standplaatsen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland.

Artikel 29 Algemene Afwijkingsregels

29.1 Algemene afwijkingsmogelijkheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking kan worden verleend – afwijking van de regels in het plan te verlenen voor:

  1. a. afwijkingen van voorgeschreven maten, waaronder percentages, met ten hoogste 10%. Het moet hierbij primair gaan op het oplossen van knelpunten waar het bestemmingsplan niet in voorziet en waartegen in planologisch opzicht geen bezwaar bestaat en niet om de bouwmogelijkheden bij voorbaat al te vergroten;
  2. b. het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een goothoogte van ten hoogste 3 m ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes, mits de inhoud van deze gebouwtjes niet groter is dan 60 m³ zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten;
  3. c. het bouwen van een tweedelijns dakkapel aan de achterzijde;
  4. d. het bouwen van straatmeubilair of andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers en keermuren met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m;
  5. e. geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en de vorm van bestemmingsgrenzen indien bij de definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken, met dien verstande dat de veranderingen ten hoogste 2 m mogen bedragen;
  6. f. afwijkingen van het bestemmingsplan, teneinde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling of situering blijkt, dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk zou zijn en de afwijking van zo'n ondergeschikte aard blijft, dat de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast;
  7. g. overschrijding van de bouwgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen;
  8. h. het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden;
  9. i. het afwijken van het Westlands Verkeer- en Vervoerplan 2005 indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt voorzien.

29.2 Afwijking niet verlenen

Afwijking wordt in ieder geval niet verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 30 Algemene Wijzigingsregels

30.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

30.2 Waarde - Archeologie

Wijzigingsbevoegdheid voor verwijdering van de bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemmingen 'Waarde - Archeologie - 1', 'Waarde - Archeologie - 3' en 'Waarde - Archeologie - 4' geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

30.3 Waterstaat - Waterkering

Artikel 31 Overige Regels

31.1 Karakteristieke waardevolle bebouwing

31.2 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 32 Overgangsrecht

32.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

32.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder 'a' is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 33 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Kern De Lier'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De Lier is gelegen in het zuidwesten van de gemeente Westland. Van alle kernen ligt dit dorp het dichtst bij Midden Delfland, Delft en knooppunt Westerlee.

De Lier is meer dan alleen maar een woonplaats. De kern is nog echt een dorp op zichzelf. Het is opgebouwd uit kleinschalige buurten, het heeft een historische dorpskern en eigen cultuur met een sterk verenigingsleven. Het heeft alle benodigde voorzieningen om als zelfstandig dorp te kunnen functioneren.

De gemeente Westland stelt in het kader van de actualiseringsslag van haar bestemmingsplannen nu een bestemmingsplan op voor vrijwel de gehele kern De Lier. De doelstelling van het bestemmingsplan is om de uiteenlopende vigerende regelingen te vervangen door een uniforme en actuele bestemmingsregeling, rekening houdend met de huidige beleidskaders. Daarbij wordt aansluiting gezocht bij andere bestemmingsplannen voor de dorpskernen in de gemeente Westland, waaronder Honselersdijk, Monster, Naaldwijk en 's Gravenzande.

Daarnaast zijn in het plangebied in de loop der jaren veel bouwplannen gerealiseerd en hebben zich andere ontwikkelingen voorgedaan, die de noodzaak van een nieuw bestemmingsplan onderstrepen.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied betreft nagenoeg de hele bebouwde kom van De Lier, met uitzondering van het bedrijventerrein Hondert Margen. De exacte begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp0002-onhe_0002.png"

Het plangebied wordt aan de noordkant begrensd door de Hoge Noordweg (met daarin opgenomen de sportparken De Zweth en Vreeloo) tot aan de Veilingweg. Het plangebied wordt aan de oostkant begrensd door de Leeuweriklaan, de Swaandrift, de Markenborgh, Molenaarlaan en het bedrijventerrein aan de Lierweg. Aan de zuidkant wordt het plangebied begrensd door de provinciale weg N223 (Burgemeester Crezeelaan tot en met de Burgemeester van Doornlaan). De westelijke zijde van het plangebied wordt begrensd door Harp, Tuba, de Kijckerweg, de Nieuwe Tuinen en de Burgemeester Crezeelaan.

1.3 Geldende Bestemmingsplannen

Voor het plangebied vigeren de volgende bestemmingsplannen:

bestemmingsplan vastgesteld goedgekeurd
Dorp Zuid 24-04-1991 16-11-1991
De Kickert 29-04-1986 11-11-1986
Kerklaan 19-06-1991 17-12-1991
Landelijk Gebied 20-04-1994 25-10-1994
Lierweg 1984 22-01-1986 11-07-1986
Nieuwe Tuinen 1980 18-03-1981 06-01-1982
Noorderlee Bleijenburg 21-03-1996 16-07-1996

Het bestemmingsplan Dorp Zuid bevat globaal het dorpsgebied ten zuiden van de Leede en een klein gedeelte ten noorden daarvan. De Hoofdstraat, welke in dit plan is gelegen, vormt het belangrijkste winkelgebied van De Lier. De juridische regeling beoogde een gedetailleerde bestemmingslegging te geven, met daarbij bijzondere aandacht voor de ontwikkeling van het kernwinkelgebied.

De gronden in het bestemmingsplan De Kickert zijn gelegen in het zuidwesten van de kern De Lier. Het bestemmingsplan beoogde een actualisatie van de overwegend globale bestemmingsplannen die voor het gebied golden. Om die reden is de juridische planvorm dan ook gedetailleerd te noemen.

Het bestemmingsplan Kerklaan is gelegen in het noordoosten van De Lier en omvat het gebied dat bekend staat als de Vogelbuurt. Het plan is destijds vastgesteld om de nieuwe woonwijk mogelijk te maken en aan te sluiten op de wijk De Kickert. De juridische regeling is, in verband met het ontwikkelingsgerichte karakter, zeer globaal te noemen.

Enkele gronden in het plangebied, waaronder de sportvelden in het noorden van De Lier en de nieuwe woonwijk Molensloot Zuidwest, zijn gelegen in het bestemmingsplan Landelijk Gebied. Deze gronden zijn inmiddels niet meer in agrarisch gebruik. Om die reden worden ze in dit bestemmingsplan meegenomen.

In het oosten van De Lier ligt het plangebied van het bestemmingsplan Lierweg 1984. Het plangebied omvat thans het huidige bedrijventerrein.

Het bestemmingsplan Nieuwe Tuinen 1980 is gelegen in het uiterste westen van De Lier. De juridische regeling is gedetailleerd.

De juridische regeling van het bestemmingsplan Noorderlee Bleijenburg is gedetailleerd, en voorziet in de bestemmingslegging voor de gronden globaal ten noorden van de Lee. Het bestemmingsplan beoogde hoofdzakelijk een actuele en uniforme juridische regeling te bieden, die voldeed aan de 'wensen van de bouwers van die tijd'.

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan Kern De Lier bestaat uit een toelichting, planregels en een planverbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd. In Hoofdstuk 2 komt de gebiedsvisie aan de orde. Hierin wordt de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur van het plangebied beschreven met aandacht voor cultuurhistorisch waardevolle elementen, overige ruimtelijke kwaliteiten, aanwezige knelpunten en te verwachte ontwikkelingen. Dit tezamen leidt tot een beschrijving van de gemeentelijke visie op het gewenste behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied.

In Hoofdstuk 3 wordt onderzoek op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en cultuurhistorie en water behandeld. In Hoofdstuk 4 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen. Tot slot wordt in Hoofdstuk 5 en Hoofdstuk 6 ingegaan op het handhavingsbeleid, de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Beleidskader

De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door landelijke, provinciale en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid samengevat. Het hier samengevatte beleidskader is niet uitputtend. In de toelichting wordt op een aantal plaatsen verwezen naar specifiek beleid of beleidsnotities die niet in deze paragraaf worden behandeld.

Tot slot wordt in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven van de visie op het plangebied. Deze visie is gericht op het behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit.

2.1.1 Rijksbeleid

Nota Ruimte/Realisatieparagraaf nationaal ruimtelijk beleid (2008)

In juni 2008 heeft het kabinet de Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid vastgesteld welke is toegevoegd aan de Nota Ruimte. Deze paragraaf geeft inzicht in welke nationale belangen het kabinet heeft gedefinieerd en op welke wijze het Rijk deze wil verwezenlijken. In het bijzonder welke belangen zullen worden gewaarborgd in de AMvB Ruimte. De Realisatieparagraaf beschrijft enerzijds voor de Nota Ruimte hoe het beleid van de PKB-teksten worden gerealiseerd en anderzijds voor de andere vigerende ruimtelijke nota's hoe de PKB-teksten, die zijn bedoeld door te werken tot op lokaal niveau, worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp0002-onhe_0003.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp0002-onhe_0004.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp0002-onhe_0005.png"

Figuur 2.1 Uitsnede PKB kaart 1

De Lier maakt deel uit van het economisch kerngebied zuidvleugel Randstad. Daarnaast is de hele gemeente Westland aangewezen als greenport.

Centraal thema voor wat betreft dit gebied is dat bundeling van verstedelijking en economische activiteiten in steden en dorpen het mogelijk maakt functies bij elkaar te brengen, waardoor het draagvlak voor voorzieningen, arbeid, zorgtaken en ontspanning beter te combineren zijn. Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten vereist een in onderlinge samenhang optimale benutting van het bestaande bebouwde gebied en tegelijk nieuwe bebouwing daar buiten. Volgens de Realisatieparagraaf dient in bestaand stedelijk gebied optimale benutting van bestaand bebouwd gebied plaats te vinden om verrommeling een halt toe te roepen. Hierdoor neemt de noodzaak af om open ruimte te gebruiken voor bebouwing. Het wordt moeilijker gemaakt om nieuwbouw in het buitengebied te realiseren. De bundelingsdoelstellingen uit de Nota Ruimte blijven actueel. Het Rijk toetst of provincies het bundelingsbeleid voor verstedelijking en economische activiteiten in het provinciale en regionale ruimtelijke beleid opnemen.

Het ontwikkelingsperspectief is erop gericht de ruimtelijke, culturele en economische diversiteit van de ruimtevraag binnen de Randstad, waar De Lier deel van uitmaakt, op te vangen. In de Randstad moet tussen 2010 en 2030 rekening worden gehouden met een vraag naar 360.000 tot 440.000 woningen. Een deel van de woningen kan worden gebouwd door 'verdichting' in bestaand stedelijk gebied. Het streefgetal voor de realisatie van woningen en arbeidsplaatsen in het bestaand bebouwd gebied van stedelijke netwerken is 40% van het totale uitbreidingsprogramma, hoewel het Rijk rekening houdt met 25% op basis van de tegenvallende praktijk. Een optimale benutting van het bebouwd gebied blijft van groot belang.

Herstructurering, revitalisering en transformatie van bestaande stedelijke gebieden leveren een belangrijke bijdrage aan de verbetering van de nodige diversiteit van het woningaanbod in de steden. Daarnaast kan met herstructurering, revitalisering en transformatie van bestaande verouderde stedelijke gebieden een belangrijk deel van de ruimtevraag naar wonen en werken in de periode 2010-2030 worden opgelost.

Meer specifiek voor bedrijventerreinen binnen steden en netwerken staan de volgende beleidsdoelen centraal: ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra, versterking van de economische kerngebieden, verbetering van de bereikbaarheid, afstemming van verstedelijking en economie met de waterhuishouding en waarborging van milieukwaliteit en veiligheid. Hiermee komt de nadruk te liggen op economische ontwikkeling.

Het Rijk wil verstedelijking zoveel mogelijk bundelen in nationale, stedelijke netwerken waar Westland deel van uitmaakt. De beschikbaarheid van voldoende bedrijventerreinen van de juiste kwaliteit is essentieel voor het stedelijk vestigingsklimaat en de kracht van de steden. Het Rijk stimuleert de ontwikkeling van nieuwe terreinen en de modernisering van verouderde terreinen. Revitalisering van bedrijventerreinen leidt niet alleen tot een hogere productiviteit en een efficiënter ruimtegebruik, maar kan ook de leefbaarheid vergroten. De nationale opgave voor herstructurering is ruim 21.000 ha (ruim 20% van het huidige areaal). Omdat herstructurering maar in zeer beperkte mate extra terreinwinst oplevert, is tot 2020 naar verwachting nog ruim 23.000 ha nieuwe bedrijventerreinen nodig.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (ontwerp 2011) & AMvB ruimtelijke ordening (ontwerp 2011)

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De ontwerpstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Doelen

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport (zie afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp0002-onhe_0006.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp0002-onhe_0007.png"

De Nederlandse open economie raakt steeds meer verweven met die van sterke concurrenten als Duitsland, China en India. De kansen in het internationale speelveld liggen vooral bij de zogenoemde topsectoren: logistiek, water, hightech, creatieve industrie, energie, chemie en voedsel en tuinbouw. Veel van die sectoren zijn geconcentreerd in de stedelijke regio's rond de mainports, brainport en greenports. De ambitie is dat Nederland in 2040 behoort tot de top 10 concurrerende landen van de wereld door een goede ruimtelijk-economische structuur voor een excellent vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers. Dit betekent onder andere een optimale internationale bereikbaarheid van stedelijke regio's in 2040 en uitstekende (logistieke) verbindingen van de mainports Rotterdam en Schiphol, de brainport Zuidoost Nederland en de greenports met Europa en de rest van de wereld.

De meeste topsectoren concentreren zich in stedelijke regio's en dan vooral in de stedelijke regio's rond de mainports, brainport en greenports. Vanwege deze concentratie en de nationale baten die daarmee gemoeid zijn, wil het Rijk in deze regio's extra inzetten op versterking van de concurrentiekracht. Hiervoor wordt een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak ingezet waarin afspraken over de versterking van de ruimtelijk-economische structuur in brede zin worden gemaakt met de decentrale overheden.

Nationale belangen

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in de ontwerp AMvB ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de ontwerp AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het plangebied is de volgende bepaling relevant:

  1. 1. Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren. In dit kader blijft het Rijk gebiedsgerichte afspraken maken met de stedelijke regio's (zoals Rotterdam) over de programmering van verstedelijking (woningbouw), zowel kwantitatief als kwalitatief.

2.1.2 Provinciaal beleid

Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2020 (2010)

Een concurrerend, aantrekkelijk internationaal profiel, een duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie, divers en samenhangend stedelijk netwerk, stad en land verbonden en een vitaal, divers en aantrekkelijk landschap, dat zijn de vijf integrale ruimtelijke hoofdopgaven die de basis vormen voor de structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland'. De structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' vervangt het interim-beleid op basis van de huidige vier streekplannen in Zuid-Holland. Met de vaststelling van de provinciale structuurvisie en de provinciale Verordening Ruimte wordt aansluiting gezocht bij de instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De visie is vastgesteld op 2 juli 2010.

Het plangebied wordt op de functiekaart aangegeven als een stads- en dorpsgebied, zie figuur 2.2. Daarnaast zijn de sportvelden in het noorden van het plangebied aangewezen als stedelijk groen. Het bedrijventerrein Lierweg Oost is als zodanig aangewezen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp0002-onhe_0008.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp0002-onhe_0009.png"

Figuur 2.2 Uitsnede functiekaart Structuurvisie

De functiekaart geeft de gewenste ruimtelijke functies weer die in de structuurvisie zijn geordend, begrensd en vastgelegd als ruimtelijk beleid tot 2020. Zo biedt de kaart ruimte aan de diverse belangen in Zuid-Holland. De functiekaart is vergelijkbaar met de voormalige streekplankaarten.

Het provinciaal belang voor bestaand bebouwd gebied richt zich op de volgende ambities:

  • bundeling van verstedelijking, infrastructuur, voorzieningen en economische activiteiten gericht op concentratie en functieafstemming (knopen- en locatiebeleid);
  • stedelijke detailhandelsstructuur versterken;
  • culturele en toeristische voorzieningen versterken (stedelijk).

Het uitgangspunt voor de leef-, werk- en woonomgeving in 2020 is bundeling van verstedelijking. Dit is meer dan het concentreren van wonen in steden. Zuid-Holland richt zich op een betere relatie tussen infrastructuur en verstedelijking, het onderling afstemmen van de verschillende voorzieningen en intensivering van het stedelijk gebied vooral in de invloedssfeer van hoogwaardig openbaar vervoer.

De verstedelijkingsopgave richt zich vooral op het bestaand stads- en dorpsgebied. Hier staat gedifferentieerd ruimtegebruik centraal. Dit maakt dit gebied aantrekkelijk voor mensen om te wonen en voor bedrijven om zich te vestigen. Dit betekent een verdergaande concentratie en intensivering van stedelijke functies in de stedelijke centra en rond haltes van het Zuidvleugelnet. Er is daarbij onderscheid gemaakt tussen stedelijk gebied met hoogwaardig openbaar vervoer en het 'overig' stedelijk gebied. De Lier maakt onderdeel uit van het 'overig' stedelijk gebied.

De provincie kiest ervoor om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee worden investeringen in de gebouwde omgeving gebundeld, waardoor de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden blijft en versterkt wordt. Alle kernen in de provincie zijn omgeven door bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaand stedelijk gebied en de kernen, rekening houdend met plannen waar de provincie al mee heeft ingestemd en waarbinnen de woningbouwopgave tot 2020 kan worden geaccommodeerd.

Provinciale Verordening Ruimte (2010)

Samen met de Provinciale Structuurvisie is op 2 juli 2010 ook de provinciale Verordening Ruimte vastgesteld door Provinciale Staten. Waar de visie een zelfbindend document is voor de provincie, daar bevat de Provinciale Verordening regels die algemeen bindend zijn. De regels die voor dit plan het meest relevant zijn, zijn hierna per artikel kort toegelicht.

Kantoren - artikel 7

Vergelijkbaar met de regels voor detailhandel, stelt de verordening dat buiten een aantal aangewezen gebieden en buiten bestaande kantoorbestemmingen, geen nieuwe mogelijkheden voor de bouw van kantoren mogelijk wordt gemaakt.

Ook in dit geval zijn er een limitatief aantal uitzonderingen, waaronder het bieden van de mogelijkheid voor kleinschalige zelfstandige kantoren tot een bruto vloeroppervlak van maximaal 1.000 m² per vestiging, kantoren met een lokaal verzorgingsgebied zoals gemeentehuizen en bankfilialen, bedrijfsgebonden kantoren met een bruto vloeroppervlak dat minder bedraagt dan 50% van het totale bruto vloeroppervlak met een maximum oppervlakte van 3.000 m² en uitbreiding van bestaande kantoren, eenmalig met hoogste 10% van het bestaande bruto vloeroppervlak.

Bedrijventerreinen - artikel 8

De verordening stelt in lid 2 dat bestemmingsplannen voor gronden, die zijn gelegen op bedrijventerreinen, geen nieuwe (bedrijfs)woningen mogelijk maken. Dit uitgezonderd woningen behorende bij woonwerkeenheden op (delen van) bedrijventerreinen waar maximaal milieucategorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten is toegestaan. Deze dienen niet binnen de invloedsfeer te liggen van (delen van) bedrijventerreinen waar bedrijven in een hogere milieucategorie zijn toegestaan.

In lid 3 van het artikel wordt aangegeven dat bestemmingsplannen voor bedrijventerreinen, bedrijven uit de hoogst mogelijke milieucategorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten passend bij de omgeving van het bedrijventerrein mogelijk moeten maken, waarbij rekening wordt gehouden met toekomstige ontwikkelingen die mogelijk zijn op grond van een onherroepelijk bestemmingsplan of de Provinciale Structuurvisie. De toelichting van het bestemmingsplan moet hierover een verantwoording bevatten.

Tot slot is in lid 4 bepaald dat van lid 3 kan worden afgeweken indien in regionaal verband afspraken zijn gemaakt over het voorzien in voldoende ruimte voor bedrijven uit de hoogste mogelijke milieucategorie die mogelijk zou zijn op het betreffende bedrijventerrein. De toelichting van het bestemmingsplan moet hierover een verantwoording bevatten.

Detailhandel - artikel 9

De verordening stelt dat voor gronden die zijn gelegen buiten de bestaande winkelconcentraties in de centra van steden, dorpen en wijken of nieuwe wijkgebonden winkelcentra, geen nieuwe detailhandel mogelijk wordt gemaakt. Hierop is een limitatief aantal uitzonderingen, voor onder andere het bieden van mogelijkheden voor perifere detailhandel, nieuwe regionale winkelcentra op daarvoor in de verordening aangewezen locaties, uitbreiding van bestaande detailhandel, eenmalig met ten hoogste 10% van het bruto vloeroppervlak per vestiging en kleinschalige detailhandel tot een bruto vloeroppervlak van 200 m², zoals buurt- en gemakswinkels.

Waterkeringen - artikel 10

Over waterkering schrijft de verordening voor dat de primaire en regionale waterkeringen als zodanig bestemd worden, waarbij de regels voorzien in een onbelemmerde werking, instandhouding en onderhoud van die keringen.

Andere functies zijn ter plaatse slechts toelaatbaar voor zover er geen sprake is van significante belemmeringen voor het onderhoud, de veiligheid of de mogelijkheden voor versterking van de betreffende keringen. Daarbij is advies nodig van de beheerder van de waterkering.

2.1.3 Regionaal beleid

Regionaal structuurplan Haaglanden (2008)

Het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden heeft in april 2008 het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP 2020) vastgesteld.

Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen, etc.

De ambitie is dat het in heel Haaglanden voor iedereen goed wonen, werken en ontspannen is. De ruimtelijke structuur moet mensen stimuleren maatschappelijk actief te zijn en zicht te ontwikkelen. Voldoende (ruimte voor) werkgelegenheid, een goed leefmilieu, een veilige leefomgeving, sociale cohesie en een herkenbare omgeving met identiteit zijn hiervoor van belang. Ook moeten de gewenste voorzieningen voor onderwijs, zorg, cultuur en sport goed bereikbaar zijn. Het RSP 2020 heeft voor deze onderwerpen vooral een faciliterende, stimulerende en attenderende rol.

De vraag naar woningen, bedrijven en kantoren houdt aan, maar de ontwikkeling van nieuw stedelijk gebied gaat al snel ten koste van het groen, de Greenport of de ruimte voor water. Dit betekent dat deze ruimte in het bestaande stedelijke gebied gevonden moet worden en efficiënt moet worden gebruikt. Herstructurering en intensief ruimtegebruik zijn hierbij belangrijke middelen. Als onderdeel van het intensief en meervoudig ruimtegebruik in binnenstedelijke wijken en buurten moet functiemenging mogelijk zijn.

Het beheer en onderhoud van groengebieden heeft aandacht nodig. Onvoldoende en versnipperd beheer van bestaande bossen en recreatiegebieden leidt tot verwaarloosde zones die ongewenste activiteiten aantrekken. In het onderhoud van deze gebieden is het ontwikkelen van de 'tweede generatie' beplanting achterwege gebleven. Bovendien moet de inrichting worden aangepast aan de wensen van de hedendaagse recreanten. Barrières en onaantrekkelijke, niet onderhouden entrees van bestaande groengebieden dragen bij aan slechte bereikbaarheid. Een goed bomenbeleid helpt om landschappelijke eigenheid te waarborgen.

2.1.4 Gemeentelijk beleid

Visie Greenport Westland 2020 (2005)

De in 2005 vastgestelde Visie Greenport Westland 2020 (zie figuur 2.3) schetst het ruimtelijk kader voor toekomstige ontwikkelingen op hoofdlijnen in de gemeente en daarbuiten. De ruimtelijke component en hoe om te gaan met de glastuinbouwcluster (inclusief de niet-ruimtelijke component) staan in de visie voorop. Naast een ruimtelijke vertaling op hoofdlijnen, biedt de visie ook de onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente op de gebieden water en groen, verkeer en vervoer, wonen, glastuinbouw, maatschappelijke en economische voorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp0002-onhe_0010.png"

In de Visie Greenport Westland 2020 wordt aangegeven dat de kernen een belangrijke rol spelen in de aantrekkelijkheid en diversiteit van de gemeente Westland. Versterking van de Greenport door behoud van het duurzame glas, heeft als consequentie dat uitbreiding en versterking van de functies wonen, maatschappelijke voorzieningen en detailhandel, infrastructuur, groen, water en milieu zo veel mogelijk binnen de bestaande kernen dienen plaats te vinden. Er ligt een stevige verdichtingsopgave. De noodzakelijke inhaalslag voor het bouwen van woningen voor jongeren en ouderen dient in de kernen plaats te vinden. In de kernen zijn dan ook de beste combinaties te maken tussen woningen en voorzieningen.

De Lier is in de visie aangeduid als een 'compact dorpsgebied'. De visie geeft verder aan dat voor de compactdorpse kernen hoogbouw op daarvoor geschikte locaties op beperkte en passende schaal kan worden ingezet.

Evaluatie Greenport Visie Westland 2020 (2010)

Deze evaluatie van de Greenportvisie verwoordt het standpunt van de gemeenteraad over de (tussen-) resultaten van de Greenportvisie over met name de periode 1-1-2004 tot 1-1-2009 met voorstellen per onderdeel over hoe nu verder. De evaluatie bepaalt de koers voor de gemeentelijke structuurvisie. Voor het wonen (de belangrijkste functie in het plangebied) zijn de volgende beleidsuitgangspunten relevant.

Analyse van de woningbouw laat zien dat de woningvoorraad tussen 2004 en 2009 met 2.000 woningen is toegenomen. De uitleglocaties zijn vrijwel allemaal in ontwikkeling genomen maar de verdichting van de kernen blijft achter bij het gestelde doel. Tot 2020 kan de woningbehoefte opgevangen worden met de bestaande locaties zoals aangegeven op de plankaart van de Greenportvisie inclusief een bijgestelde verdichtingsopgave.

De woningbouwopgave blijft ambitieus maar wel realistisch. De oorspronkelijke woningbouwopgave tot 2020 wordt naar beneden bijgesteld. Voor de periode 2009 tot 2020 is de ambitie om 6.300 woningen netto aan de woningvoorraad, inclusief Westlandse Zoom, toe te voegen. Het gaat daarbij om 2.000 woningen op inbreidingslocaties in de kernen.

Uitgangspunten ruimtelijke ontwikkelingskaders voor de kernen (2007)

In de beleidsnota 'Uitgangspunten voor de kernen' die in september 2007 is vastgesteld, is een aantal uitgangspunten voor De Lier geformuleerd. Meer in het algemeen hebben de kernen in de gemeente Westland een verdichtingsopgave gekregen van 4.500 woningen via inbreiding in de kernen. Verdichting in de kernen mag niet ten koste gaan van de leefbaarheid en de spaarzame open (groene) ruimte in de kernen.

Om aan te sluiten bij het karakter van De Lier wordt de verdichting in deze kernen compact gerealiseerd, waarbij op daarvoor geschikte locaties hoogbouw op beperkte en passende schaal kan worden ingezet.

Specifiek voor De Lier geldt dat het van belang is betere verbindingen naar buiten toe te krijgen voor langzaam verkeer. Zowel de herkenbaarheid als de leefbaarheid van De Lier worden daarmee versterkt. Dat is goed mogelijk door (groene) recreatieve verbindingen naar de groene gebieden in de omgeving te maken. Voor de versterking van de sociale structuur is het noodzakelijk dat er meer woningen voor jonge gezinnen komen en het voorzieningenniveau van de kern op peil blijft. Een grondige aanpak met grootse veranderingen is ongewenst en wordt niet nagestreefd.

Ruimtelijk ontwikkelingskader De Lier 2020

In de visie 'Ruimtelijk ontwikkelingskader De Lier 2020', die in juli 2009 is vastgesteld, is aan alle relevante sectorale beleidsuitgangspunten ruimtelijke vertaling gegeven voor de betrokken kern. Ook in verband hiermee is gekeken naar de typering van de kernen en de rol ten opzichte van elkaar.

De kern De Lier is te typeren als compactdorps. Deze kern is ontstaan langs historische wegen en waterlopen. De bebouwing kenmerkt zich door een compacte bebouwingsstructuur, afwisseling in bouwvorm en menging van functies. Om aan te sluiten bij het karakter van deze kern wordt de verdichting in deze kern compact gerealiseerd, waarbij op daarvoor geschikte locaties hoogbouw op beperkte en passende schaal kan worden ingezet.

In de SWOT-analyse van de visie staat verwoord dat De Lier dient te groeien in aantal woningen om de voorzieningen in het dorp op peil te houden. Hiertoe zal er vooral voor jonge gezinnen extra moeten worden gebouwd. De as Hoofdstraat-Lierweg is de centrale straat in de woonservicezone De Lier. De detailhandel in het centrum van het dorp zal qua ligging compact moeten worden aan de Hoofdstraat tussen het Rankplein en de Kerklaan. De belangrijkste wegen worden beter herkenbaar gemaakt door plaatsing van voorzieningen en hogere of markantere bebouwing. De ligging tussen groene gebieden als Zwethzone, Blakervaart en Midden Delfland wordt benut door meerdere verbindingen tussen de kern en dit groen in de omgeving te maken. Het versterken van het centrum en de Sportlaan vindt plaats door het realiseren van een beter herkenbare structuur met voorzieningen, woningen en een herkenbare openbare ruimte. Aan de N223 komen parallelwegen om het lokale verkeer van het doorgaande verkeer te scheiden. De voorzieningen worden geconcentreerd op 3 locaties, de Sportlaan, het centrum en de Van Rijnstraat. Aan de sociale structuur zal in de Visie 'Vereniging van Dorpen' de nodige aandacht worden gegeven.

Transformatie van enkele bedrijfsterreinen zal de komende tijd plaatsvinden. De bedoeling is dat zich in 2020 in woonbuurten geen bedrijven meer bevinden. De Lee zal in hogere mate gezichtsbepalend kunnen worden voor De Lier. Bij bouwplannen aan de Lee zullen publieksaantrekkelijke en -toegankelijke (groene) ruimtes gemaakt moeten worden. De herkenbare eenheid van een buurt in De Lier ligt rond de 180 woningen. De N223 blijft de belangrijkste verkeersader. Het weinige en versnipperde groen binnen en buiten De Lier wordt met elkaar verbonden via de wegen- en waterstructuur. De Sportlaan en Molensloot zijn twee gebieden waarin in belangrijke mate water en groen kan worden toegevoegd met een structurele kwantitatieve én kwalitatieve verbetering. De Sportlaan neemt centraal een belangrijke positie in als locatie voor waterlopen voor drainage van de grondwaterstand.

Samenvattend kan worden gesteld dat De Lier dient te groeien in aantal woningen om de voorzieningen in het dorp op peil te houden. Hiertoe zal er vooral voor jonge gezinnen extra moeten worden gebouwd. Dit zal vooral gebeuren in Molensloot-West, dat gelegen is buiten het plangebied van dit bestemmingsplan. Verder is aangegeven dat het de bedoeling is dat zich in 2020 in woonbuurten geen bedrijven meer bevinden. Tot slot zal er rekening worden gehouden met het realiseren van publieksaantrekkelijke en -toegankelijke (groene) ruimtes bij te realiseren bouwplannen aan de Lee.

Centrumplan De Lier 2007-2012 (2007)

Het stedenbouwkundige plan voor het centrum van De Lier is een vervolg op een aantal eerder opgestelde plannen voor het centrumgebied. Het plan beoogt een kader te scheppen voor de ontwerpregels en de bebouwingsregels voor de verdere ontwikkeling van het centrum van De Lier. In het stedenbouwkundig plan zijn uitgangspunten en doelstellingen geformuleerd, die dienen als toetsingskader voor alle ruimtelijke ontwikkelingen in het centrum. Deze integrale aanpak zal de ruimtelijke samenhang, structuur en kwaliteit verbeteren. Hierbij wordt rekening gehouden met de wensen van specifieke doelgroepen op de woningmarkt in De Lier, te weten starters en senioren.

Het uiteindelijk resultaat is een consistent, samenhangend stedenbouwkundig plan met een aantal nog nader uit te werken gebieden, zoals de locaties van de Rabobank en het gemeentekantoor.

In de voorlopers van het Centrumplan, de structuurvisie van RBOI en het plan van bureau Kroner, is een aantal knelpunten geformuleerd. In de structuurvisie van RBOI stonden de volgende knelpunten opgenoemd:

  • de langgerektheid van het centrum;
  • de dichtslibbende Hoofdstraat;
  • de huidige inrichting van de Hoofdstraat;
  • de slechte kwaliteit van de meeste dwarsverbindingen tussen de Hoofdstraat en de achterliggende gebieden;
  • de geringe ruimtelijke kwaliteit van de omgeving van de Vredeskerk;
  • de geringe ruimtelijke kwaliteit van het Rankplein;
  • het gebrek aan duidelijke invulling van de entreegebieden van het centrum;
  • een tekort aan winkelruimte voor C1000 en Albert Heijn;
  • de benodigde ruimte voor een gezondheidscentrum en een zorgloket;
  • een ruim tekort aan parkeerplaatsen.

In het plan van het bureau Kroner zijn een aantal zwakke en sterke punten geformuleerd.

Hoofdstructuur

Sterk

  • duidelijke hoofdstructuur en verkeershiërarchie;
  • sterke oriëntatiepunten.

Zwak

  • functie Hoofdstraat verandert op 2/3 van winkelgebied in verkeersontsluiting, zonder ruimtelijke indicatie (Kerklaan);
  • spreiding, aantal en bereikbaarheid van parkeerplaatsen;
  • dwarsverbindingen langzaam verkeer zijn onduidelijk.

Bebouwingsstructuur

Sterk

  • de relatie met De Leede bij bruggen en doorkijkjes;
  • gevelbeeld en opbouw in de Hoofdstraat;
  • aanzet tot voorkanten aan 't Perron en de Prinses Irenestraat.

Zwak

  • contrasten voor- en achterkanten;
  • contrasten open vs. gesloten Centrum-Zuid;
  • schaalsprongen Centrum-Zuid.

Openbare ruimte

Sterk

  • het karakter van de Hoofdstraat;
  • plaatselijke verbredingen in de Hoofdstraat;
  • de verbindende stegen;
  • de potentie van het Rankplein als activiteitenplein en verblijfsruimte.

Zwak

  • het gebrek aan een heldere inrichting;
  • de openbare ruimte is slecht gedefinieerd;
  • te weinig groen en te slechte verbindingen tussen de groene ruimtes.

De wijzigingen in het Centrumplan zijn de invulling van het Oranjeplein en het Rankplein. Zo zal in tegenstelling tot de eerdere plannen er geen bebouwing aan het Oranjeplein worden gerealiseerd vanwege onder andere de parkeernormering. Daarbij zullen er extra parkeerplaatsen aan het Rankplein dienen te worden gerealiseerd, indien meer ruimte wordt gecreëerd voor terrassen voor de horeca. Tot slot kent het centrum een bijzonder grote en complexe wateropgave. Op de plankaart is het niet bebouwen van het Oranjeplein en het realiseren van extra parkeerplaatsen aan het Rankplein vertaald in de functie van 'Verkeer - Verblijfsgebied' (V-VB) en/ of 'Verkeer' (V).

Alle geconstateerde knelpunten uit de analyses van RBOI en bureau Kroner zullen worden aangepakt. Hiervoor is een prioriteitenlijst gemaakt. Het Rankplein, het Oranjeplein en de herindeling van de Hoofdstraat staan bovenaan deze lijst. Het parkeren zal worden geoptimaliseerd. Het functioneren van de Hoofdstraat wordt versterkt, de aantrekkelijkheid van het winkelen verhoogd. Het winkelcentrum zal in de toekomst worden beperkt tot een gebied dat globaal loopt vanaf het voormalig gemeentehuis tot aan de Kerklaan. Uitlopers naar het Westen (voornamelijk horeca) en naar het oosten (voornamelijk dienstverlening) vormen de introductie tot het kernwinkelapparaat.

De supermarkten C1000 en Albert Heijn werken hard aan hun tekort aan winkelruimte. Voor C1000 heeft dit tot concrete bouwplannen geleid. Zo is er voor de C1000 een artikel 19-procedure (WRO (oud)) doorlopen, die is opgenomen in dit bestemmingsplan. Albert Heijn verkeert in een onderzoeksfase waarin wordt bezien op welke wijze dit het beste gestalte kan krijgen. Voor de locatie Rabobank worden plannen ontwikkeld om tot een andere invulling te komen.

Detailhandelsstructuurvisie gemeente Westland 'Kleine kernen kordaat' (2007)

Om sturing te geven aan de ontwikkeling van detailhandel binnen de verschillende kernen, heeft de gemeente Westland meegedaan in de ontwikkeling van de Regionale Structuurvisie Detailhandel Haaglanden 2005-2010. Naast dit globale afstemmingskader heeft de gemeente haar eigen detailhandelsstructuurvisie opgesteld, die richting geeft aan de ontwikkelingen in de 11 kernen. De visie is opgesteld om sturing te geven aan de detailhandelsontwikkeling binnen de verschillende kernen van de gemeente.

Geconcludeerd wordt dat De Lier naar verhouding een sfeervol, groen winkelcentrum kent dat als gemakscentrum goed functioneert. In de recreatieve en doelgerichte sector is naar verhouding een ruime mate van aanbod aanwezig, dat echter te incompleet is om het centrum een echte winkelfunctie te geven. Voor De Lier komen onder andere de volgende aanbevelingen naar voren:

  • uitbreiding in de recreatieve en doelgerichte sectoren is niet wenselijk;
  • enige schaalvergroting in de dagelijkse sector is daarentegen wel mogelijk.

Het winkelaanbod van De Lier is met name gesitueerd in de Hoofdstraat. Deze straat kenmerkt zich door een groene, sfeervolle uitstraling met enkele historische panden. Het winkelaanbod kent een lineaire structuur afgewisseld met horecavestigingen. Hierdoor is de samenhang tussen deze twee functies groot. Er zijn in het centrum twee supermarkten aanwezig, te weten een Albert Heijn en een C1000.

Kwaliteitsscores

In De Lier bevinden zich geen trekkers in de niet-dagelijkse sector. In de Hoofdstraat is een behoorlijke branchedifferentiatie aanwezig, hoewel het modisch aanbod beperkt is. De leegstand in winkels is beperkt. Er is een goede relatie aanwezig met horecafuncties. De winkels zijn goed bereikbaar. Het aantal parkeerplaatsen in de winkelstraat is beperkt, maar dit wordt ruimschoots gecompenseerd door het centrale parkeerterrein op het Oranjeplein. Het winkelaanbod is compact van aard door de aaneengesloten strip winkels aan beide zijden van de Hoofdstraat, die een zeer gezellige uitstraling heeft met veel groen en een goed verzorgde openbare ruimte. Er bevinden zich enkele historische panden in de Hoofdstraat. Dit komt ten goede aan de uitstraling van het winkelvastgoed.

Samenvattend bevat de detailhandelsstructuurvisie de volgende belangrijke aanbevelingen:

  • uitbreiding in de recreatieve en doelgerichte sectoren is niet wenselijk;
  • enige schaalvergroting in de dagelijkse sector is daarentegen wel mogelijk.

Er kan worden gesteld dat de detailhandelsstructuurvisie geen concrete gevolgen heeft voor dit bestemmingsplan. Alleen het kernwinkelgebied is op de plankaart aangeduid. Hiervoor is de bestemming 'Centrum' opgenomen. Voor de doorsteken/aanloopgebieden richting de Hoofdstraat is het van belang deze kwalitatief aantrekkelijk te maken.

Kadernota wonen, zorg en welzijn

In deze nota zijn vier pilotprojecten Woonservicezone gedefinieerd, waaronder De Lier rondom de zorginstelling De Triangel aan de Hoofdstraat. In De Lier wordt de zone opgerekt, opdat tevens het centrum en de welzijnsdiensten hierin worden betrokken. Aandachtsgebieden zijn:

  • de vitalisering van het centrum, zo mogelijk in combinatie met een onderzoek naar de mogelijkheden om een VG-winkel te openen;
  • verhogen van de zorg en dienstverlening;
  • vervoer en afstemming van de dienstverlening tussen de verschillende instellingen (VG, LG, GGZ, VV en Welzijn) en een woongroep.

Beleidskader wonen

Belangrijk uitgangspunt in het beleidskader wonen is het op peil brengen van het aantal sociale woningen in het Westland. Als eis wordt gesteld dat van elk woningbouwplan minimaal 30% uit sociale woningbouw bestaat. Specifiek voor De Lier wordt extra aandacht gevraagd voor doelgroepen voor jongeren en 55+.

Milieubeleidsplan 2005-2010 'Westland, glashart voor het milieu'/MUP 2011

De inspanningen uit het verleden waren voornamelijk gericht op het verbeteren van de sectorale milieukwaliteit. In de toekomst moet ook een bredere kwaliteitsverbetering worden gerealiseerd. Het milieubeleidsplan moet een bijdrage leveren aan een gezonde, veilige en aantrekkelijke leefomgeving.

Het milieubeleidsplan is door de raad in 2005 vastgesteld en heeft als doelstelling: 'Het verbeteren van de leefbaarheid op de korte termijn en het leveren van een bijdrage aan de duurzaamheid van de gemeente op de lange termijn, waarbij aansluiting bij actuele en toekomstige ontwikkelingen kansen biedt om eventueel bestaande knelpunten op te lossen en toekomstige te voorkomen'.

Het Milieu-uitvoeringsprogramma (MUP) 2011 is een overgangsprogramma tussen het inmiddels aan het eind van zijn looptijd gekomen Milieubeleidsplan 2005-2010 en een te ontwikkelen 'Uitvoeringsprogramma Duurzaamheid'. Het zal daarbij gaan om een concreet uitvoeringsprogramma, dat bijdraagt aan te formuleren gemeentelijke duurzaamheidsdoelstellingen. Het MUP is een instrument om onder meer de uitvoering van de milieuambities te kunnen sturen.

Voor wat betreft het aspect ruimtegebruik is de milieustrategie gericht op de volgende doelstelling: 'Functiemenging waar het kan en functiescheiding waar het moet.' Deze en alle andere relevante milieu-ambities en uitgangspunten worden ingebracht in ruimtelijke

ontwikkelingsprojecten.

Beleid Duurzaam Bouwen 2006-2010

De doelstelling van de gemeente is door middel van duurzaam bouwen de milieubelasting terug te dringen: bouwen met zorg voor het milieu. Dit betekent dat in een vroeg stadium de schade voor het milieu moet worden beperkt, dus al tijdens het ruimtelijk en stedenbouwkundig ontwerp en in alle fasen van de bouw. De gemeente stelt beleid Duurzaam Bouwen op, op gebouwniveau en op het gebied van de grond-, weg- en waterbouw. Beleid Duurzaam Bouwen op stedelijk niveau, voor ruimtelijke en stedelijke ontwikkeling, is opgenomen in het Milieubeleidsplan 2005-2010. Als instrument voor duurzaam bouwen bij nieuwbouw woning- en utiliteitsbouw wordt het pakket Gemeentelijk Praktijk Richtlijn (GPR-gebouw) gebruikt. Dit is een digitaal instrument om de duurzaamheid van nieuwbouwwoningen en utiliteitskantoren (kantoren en schoolgebouwen) in kaart te brengen door middel van rapportcijfers, met als doel duurzaam bouwen meetbaar en bespreekbaar te maken. Thema's van dit instrument zijn energie, materiaal, afval, water, gezondheid en integrale woonkwaliteit.

Westlands Verkeers- en Vervoersplan 2005-2015

Met het Westlands Verkeers- en Vervoersplan (WVVP) wordt vanuit het oogpunt van verkeer en vervoer invulling gegeven aan het strategische beleid voor de gemeente Westland, zoals dat is beschreven in de Greenportvisie 2020. Op basis van deze vertaling zijn concrete projecten en maatregelen benoemd. Daarbij zijn prioriteiten bepaald en is een volgorde voor uitwerkingen realistisch weergegeven.

Door het uitvoeringsprogramma wordt de stap gezet van papier (beleid) naar de praktijk (uitvoering). Het uitvoeringsprogramma en bijbehorende investeringsprogramma passen binnen de huidige begroting.

Verkeersplan De Lier 2010

Op 2 maart 2010 is het Verkeersplan De Lier vastgesteld. Dit plan is bedoeld om op verkeerskundig gebied De Lier aan te passen aan het huidige en toekomstige gebruik. Het stratenpatroon zal niet wezenlijk veranderen, maar de hoeveelheid verkeer zal door ruimtelijke ontwikkelingen en de autonome groei wel toenemen.

Om ook in de toekomst de bereikbaarheid en leefbaarheid voor de kernen te bewaken, wordt het verkeerskundig ideaalbeeld vanuit het WVVP vertaald naar de praktische invulling voor de kernen. Daarvoor is gedetailleerder invulling gegeven aan de uitgangspunten en een inventarisatie onder bewoners en belangengroepen gehouden. Dit is gecombineerd met onderzoek naar de parkeersituatie, ongevallenregistratie en verkeersbewegingen voor nu en in de toekomst.

De hieruit verkregen gegevens zijn geanalyseerd om tot oplossingen te komen. De oplossingen zijn vervolgens qua effect tegen elkaar afgewogen om enerzijds te voorkomen dat bij de uitvoering de effecten elkaar zouden kunnen tegenwerken en anderzijds om tot een goede keuze tussen leefbaarheid en bereikbaarheid te komen. Dit heeft onder andere tot de volgende maatregelen geleid:

  • de doorstroming en de veiligheid op de belangrijkste toeleidende weg, de N223, dient te worden verbeterd;
  • om De Lier beter te ontsluiten na aanleg van het 3-in-1-project, wordt de Kasteelweg aangesloten op de verlengde veilingroute;
  • op de erftoegangswegen (30 km/h) binnen de bebouwde kom worden de bestaande voorrangsregelingen opgeheven;
  • voor het openbaar vervoer worden de informatievoorziening en de instapmogelijkheden verbeterd, zodat ook ouderen en mindervaliden makkelijker van het openbaar vervoer gebruik kunnen maken;
  • de busroute rijdt in de toekomst niet langer via de Kijckerweg, zodat nieuwe haltelocaties op de N223 en de Sportlaan moeten worden gezocht;
  • de Sportlaan is een belangrijke gebiedsontsluitingsweg voor de kern De Lier; om de veiligheid te verbeteren, wordt een rotonde op het kruispunt Veilingweg/Sportlaan voorgesteld;
  • de fietsenstallingen in het centrum en bij openbaarvervoerhaltes zullen worden uitgebreid;
  • de route Hoofdstraat-Oranjestraat-Prinses Irenestraat en Perron wordt belangrijker in het ontsluiten van het centrum.

Er kan worden gesteld dat het Verkeersplan De Lier geen concrete gevolgen heeft voor dit bestemmingsplan.

Beeldkwaliteitsplan karakteristiek gebied De Lier (2011)

In dit beeldkwaliteitsplan is één gebied aangewezen dat vanuit stedenbouwkundig oogpunt bezien een bijzondere ruimtelijke kwaliteit heeft. Voor dit gebied is het beeldkwaliteitsplan opgesteld, zodat bij eventuele herbouw de beeldkwaliteit gewaarborgd is. Het betreft het gebied rond de Hoofdstraat tussen de Sportlaan en de Kerklaan (zie afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp0002-onhe_0011.png"

Karakteristiek waardevol gebied (bron: beeldkwaliteitsplan)

In het bestemmingsplan heeft dit gebied de dubbelbestemming 'Waarde - Karakteristiek' gekregen. Het volledige beeldkwaliteitsplan is opgenomen in Bijlage 4 bij de regels.

Welstandsnota

De kern De Lier is opgenomen in de welstandsnota van de gemeente Westland. Specifiek voor het kernlint van De Lier geldt een bijzonder welstandsregime. De Lier heeft een heldere structuur en waardevolle bebouwing. Het kernlint kent delen die volop in ontwikkeling zijn en delen die voldoen aan huidige en toekomstige wensen. Nieuwe ontwikkelingen en (ver-)bouwplannen dienen te passen in de lintachtige karakteristieken. Dat betekent dat zowel stedenbouwkundig als architectonisch aansluiting moet worden gezocht bij de schaal, de omvang, de mate en de aard van detaillering van met name de oudere bebouwing.

Voor het centrum van De Lier is een structuurvisie gemaakt. In deze visie worden voorstellen gedaan om de ruimtelijke ontwikkeling van het centrum van de Lier in goede banen te leiden. Een deel van de voorstellen is inmiddels gerealiseerd. Na vaststelling van het ruimtelijk kwaliteitskader voor de kernen, met daarin waardevolle karakteristieken van de openbare ruimte, samenhang met bebouwing en welke eigenschappen te behouden en te versterken zijn, geldt deze ook als aanvullend beleid.

Om de aanwezige lintachtige kenmerken te behouden en te versterken geldt voor dit gebied een bijzonder welstandsniveau. Kleinschaligheid, afwisseling en individualiteit zijn uitgangspunt hetgeen tot uiting komt in de rooilijn, opbouw en detaillering.

Beleid en beleidsregels voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk in Westland

In deze nota wordt aangegeven dat het wenselijk is een goede ruimtelijke spreiding van de verkooppunten van consumentenvuurwerk te bewerkstelligen. Doel bij een ruimtelijke benadering is het bereiken van een gelijkmatige spreiding van (kleine) bedrijven voor verkoop en opslag van consumentenvuurwerk over Westland, om op deze wijze straathandel en vuurwerktoerisme zoveel mogelijk te voorkomen. Daarbij moet er binnen elk verzorgingsgebied sprake zijn van voldoende (vuurwerk)aanbod om de lokale markt te voorzien en zodoende illegale handel in principe overbodig te maken en te voorkomen.

Het uitgangspunt voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk van de gemeente Westland is:

Ruimte bieden aan ondernemers voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk met inachtneming van veiligheid en milieuregelgeving onder voorwaarde van een goede ruimtelijke spreiding.

Met daarbij de volgende randvoorwaarden:

  • in de gemeente Westland wordt alleen consumentenvuurwerk opgeslagen; opslag en verkoop van professioneel vuurwerk is niet toegestaan;
  • iedere vestiging van opslag en verkoop van consumentenvuurwerk zal worden getoetst aan voldoende ruimtelijke spreiding in de gemeente Westland;
  • in de gemeente Westland worden maximaal 18 vestigingen voor opslag- en verkooppunten van consumentenvuurwerk toegestaan;
  • opslag tot en met 1.000 kg is beperkt toegestaan in de dorpskernen;
  • nieuwe vestiging in dorpskernen is niet toegestaan;
  • de vestiging van bedrijven met een opslag tot en met 10.000 kg heeft de voorkeur in gebieden waar een bedrijfsdoeleindenbestemming geldt of in tuincentra;
  • opslag boven de 10.000 kg consumentenvuurwerk is uitgesloten;
  • bestaande bedrijven in strijd met deze uitgangspunten mogen de activiteiten voortzetten.

In de planregels van het voorliggende bestemmingsplan is opgenomen dat opslag en verkoop van consumentenvuurwerk niet is toegestaan. Aangezien er in het plangebied geen verkooppunten zijn, is ook geen maatbestemming opgenomen.

2.1.5 Conclusie

Het plangebied wordt beschouwd als bestaand stedelijk gebied en valt met uitzondering van de sportvelden aan de noordzijde van het plangebied binnen de rode contour. De noodzakelijke inhaalslag voor het bouwen van woningen voor jongeren en ouderen dient in de kernen plaats te vinden. In de kernen zijn dan ook de beste combinaties te maken tussen woningen en voorzieningen. Herstructurering en intensief ruimtegebruik zijn hierbij belangrijke middelen. Hoogbouw als gevolg van meervoudig en intensief ruimtegebruik dient alleen op daarvoor geschikte locaties en op beperkte en passende schaal in de kern De Lier te worden ingezet. Voor deze hogere bebouwing geldt dat het in een herkenbaar cluster moet staan.

Revitalisering en herstructurering van bestaande bedrijventerreinen zijn belangrijke speerpunten. Bij ontwikkelingen binnen het plangebied zijn intensief ruimtegebruik, duurzaamheid en segmentering belangrijke uitgangspunten. Voor segmentering geldt enerzijds waar mogelijk streven naar een zo hoog mogelijke milieuhindercategorie, anderzijds aandacht voor omgevingskwaliteit en landschappelijke inpassing.

Een grondige aanpak met grootse veranderingen voor De Lier is ongewenst en wordt niet nagestreefd. Enige schaalvergroting van detailhandel in de dagelijkse sector is echter wel mogelijk om de winkelfunctie van De Lier te versterken.

2.2 Ruimtelijk-functionele Structuur

In deze paragraaf worden de ruimtelijke en de functionele opbouw van het centrum van De Lier beschreven.

2.2.1 Historisch ruimtelijke opbouw

De Lier is oorspronkelijk een dijkdorp, dat zich over een afstand van ruim 2 km langs De Lee heeft ontwikkeld. De eerst bekende vermelding als nederzetting is in 1201. De occupatie van het gebied vond niet plaats vanaf een dijk langs de Lee, maar vanaf grotere afstand. In de 12e eeuw werd het 'Boschblok' bedijkt zodat de Lee haar huidige bedding kreeg. De Hoofdstraat ligt op deze dijk. Op de onderstaande afbeelding is het historisch lint nog goed zichtbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp0002-onhe_0012.png"

Historische kaart (bron: gemeente Westland)

De Lier neemt (met Maasdijk) qua ligging een bijzondere positie in het Westland in. Het is niet ontstaan aan het rondlopende lint van nederzettingen op zandplaten, zoals te vinden is ten noorden van de Zweth. De kern ligt juist ten zuiden van de Zweth: tussen de Zweth en Midden Delfland en aan een ecologische en recreatieve verbinding daartussen. Het is daarmee goed gelegen aan de ecologische hoofdstructuur en tussen twee belangrijke groengebieden in deze regio.

De kern kende zijn grootste groei na de jaren '50 van de vorige eeuw. Van elke buurt is herkenbaar in welke periode het is gebouwd. Gemeenschappelijk kenmerk is de kleinschaligheid van elke buurt.

Met de komst van de veiling bij Westerlee ontwikkelde De Lier zich verder aan de Lee, die dienst deed als transportwatergang naar de veiling. Dat verklaart de gestrekte vorm van het dorp en de bedrijvigheid met zijn achterkanten naar het water. Na het verdwijnen van de veiling en het transport over water, is De Lier verder gegroeid naar het noorden en het oosten. Het is een zelfstandige woon- en werkplaats aan de verbindingsweg tussen Naaldwijk en Delft.

De bebouwde kom van De Lier ligt nog altijd als een breed lint langs De Lee. De bebouwing ten zuiden van De Lee ligt ingeklemd tussen het water en de provinciale weg. De centrumfuncties bevinden zich in een deel van de Hoofdstraat aan weerszijden van de dom. In het centrum zijn nog enkele voorbeelden van de historische bebouwing. Deze overige centrumfuncties liggen langs de Sportlaan en aan de Van Rijnstraat.

2.2.2 Gebieden

De opbouw van De Lier is te typeren als kleinschalig en introvert. Zowel ruimtelijk als maatschappelijk. De wijken zijn opgebouwd uit kleine herkenbare buurten tot ongeveer 200 woningen per buurt. De meeste buurten staan met hun achterkanten naar de omgeving gekeerd. Dat komt doordat de woningen zijn geplaatst gericht naar de straten binnen de buurt en niet naar buiten. Deze kleinschaligheid geeft de buurten een dorpse sfeer. Langs de doorgaande straten van De Lier ziet men als gevolg daarvan meestal achterkanten of zijkanten. Of er staan voorzieningen, zoals bij de Sportlaan. In figuur 2.4 zijn de gebieden weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp0002-onhe_0013.png"

Centrum

Het kernlint van De Lier heeft een lintvormige structuur met opeenvolgende smallere en bredere ruimtes, gevormd door individuele panden in een wisselende rooilijn. Het gebied betreft de Hoofdstraat met aangrenzende pleinen en stegen van de Sportlaan tot aan de M.A. de Ruyterstraat. Het kernlint is een oost-westlopende structuur met afwisselende gevelwanden en deels vrijstaande grotere bebouwing. Het loopt evenwijdig aan de Lee, maar heeft hier geen visuele verbinding mee. Aan de westkant van het lint staat het voormalige gemeentehuis met aangrenzend een pleinachtige ruimte. Achter de Hoofdstraat liggen enkele kerken met daaraan ook pleinvormige ruimten. Andere grootschalige bebouwing is onder andere oostelijker te vinden ter hoogte van de Kerklaan. Daarnaast horen ook het ten noorden van de Hoofdstraat gelegen Rankplein en het ten zuiden van de Hoofdstraat gelegen Oranjeplein tot het gebied, evenals de Van Weelystraat, Dompad, A.D. Vosstraat, Leeoever, Oranjestraat, Prinses Margrietstraat, Perron en delen van de Kerklaan en Abel Tasmanlaan.

De hoofdgebouwen zijn grotendeels aaneengebouwd en gericht op de belangrijkste openbare ruimte. De rooilijn van de gevelwanden is in principe aaneengesloten en verspringt waardoor smallere en bredere ruimtes ontstaan. Grootschalige bebouwing is deels vrijstaand. De panden zijn in het algemeen individueel en gevarieerd. Gevelwanden bestaan uit gevarieerde oudere pandsgewijze bebouwing van één tot twee lagen met kap, afgewisseld met nieuwere gebouwen van één tot drie lagen hoog. Er komen verschillende kapvormen voor.

Het winkelgebied van de Hoofdstraat strekt zich globaal uit vanaf Het Perron in het westen tot aan de Abel Tasmanlaan in het oosten. Hier neemt de bebouwingsdichtheid af en verandert de functie van winkels naar maatschappelijke en bedrijfsfunctie, gemengd met wonen. De kruising met de M.A. de Ruyterstraat wordt ervaren als het einde van het centrum.

Horeca is vooral te vinden in het westelijke deel van de Hoofdstraat, op het Rankplein en in de Prinses Margrietstraat. In het centrum wordt daarnaast op een aantal plaatsen ruimte geboden aan dienstverlenende activiteiten (zoals banken).

Kijckerweg

De Kijckerweg is een dijklichaam en heeft afwisselende lintachtige bebouwing met aan de westzijde relatief veel bedrijven. De Kijckerweg loopt langs de Lee/Breelee en is in het oostelijk gedeelte aan beide zijden bebouwd waardoor er daar geen visuele relatie met het water is. De bebouwing die gelegen is in het plangebied bestaat uit individuele woningen en enkele korte rijtjes.

De bebouwing is met de voorgevel gericht op de weg. De rooilijn verspringt. Aan de noordzijde van de Kijckerweg wordt de bebouwing op enkele plaatsen slechts door middel van een stoep van de weg gescheiden. Overige bebouwing ligt op grotere afstand en heeft groene voortuinen. Met name aan de oostkant van het lint komen bedrijven met gesloten gevelwanden en rijwoningen voor. De percelen aan de Kijckerweg liggen lager dan de weg zelf. De bebouwing is in het algemeen afwisselend.

Schildersbuurt en Oranjebuurt

In deze vooroorlogse, kleinschalige wijken staan zowel vrijstaande als in korte rijtjes aaneengebouwde woningen uit de jaren '50-'60 van de vorige eeuw. De bebouwing vormt samenhangende clusters. De panden zijn gericht op de belangrijkste openbare ruimte. De woningen hebben een gedifferentieerde opbouw met veelal nadrukkelijke kappen.

't Heitje, Uitterlier, Zeeheldenbuurt, Bleijenburg en Bloemenbuurt

Dit zijn de naoorlogse uitbreidingswijken van De Lier uit de jaren '50, '60, '70 en '80 van de vorige eeuw, met rijwoningen en soms gestapelde woningen in een heldere structuur. Naast de tuinen, is er in de structuur ook veelal openbaar groen opgenomen in de vorm van speelplekken, pleintjes en plantsoenen.

De woonwijken uit deze bouwperiode zijn planmatig en kenmerken zich door een zakelijke opzet. Herhaling van dezelfde woning is uitgangspunt. Op enkele plekken komen vrijstaande woningen die door hun massa, opbouw en vorm een individuele uitstraling hebben. Naast woningen komen ook enkele geclusterde voorzieningen voor. Deze zijn ondergebracht in de begane grondlaag van gestapelde woonblokken of in een eigen gebouw.

De woningen zijn met hun voorgevel georiënteerd op de belangrijkste openbare ruimte. De rooilijn is daarbij per rij in samenhang en verspringt niet. Het grootste deel van de woningen maakt deel uit van rijen en blokken. De woningen hebben een eenvoudige opbouw van twee lagen met zadeldak. Gestapelde woningen zijn veelal tot vier lagen hoog met een flauw hellend zadeldak of plat dak.

Druivenbuurt, Muziekbuurt

Deze woonwijken zijn gerealiseerd in de jaren '80-'90 van de vorige eeuw. Ze zijn planmatig opgezet en hebben clusters en rijenwoningen langs meanderende straten of zijn gegroepeerd rond woonerven. Binnen een erf komt over het algemeen één woningtype voor. De woonerven hebben ieder hun eigen sfeer. Door wisselende plaatsing van geschakelde woningen of rijen ontstaat een gevarieerd beeld. Hierdoor is er niet altijd een duidelijke voor- of achterkant van de bebouwing. Aanbouwen en bergingen liggen vaak aan de straatzijde en een deel van de achtertuinen grenst direct aan de openbare ruimte. Woongebieden uit de jaren '70-'80 maken een groene indruk door tuinen bij de woningen, meanderende singels, groenstroken en snippergroen. Een deel van de woonerven heeft geclusterde parkeerplaatsen en is daardoor autovrij. Woningen zijn in het algemeen met hun voorgevel georiënteerd op de belangrijkste openbare ruimte. De rooilijn is daarbij per rij of cluster in samenhang.

Bomenbuurt

Deze wijk, ook wel bekend als de 'rode buurt', ligt ten noorden op 500 m van het centrum van De Lier, dichtbij de bibliotheek en openbaar vervoer. De woningen zijn gebouwd eind jaren '70.

Vogelbuurt

Deze recente woonwijk is gebouwd in de jaren '90 en heeft een open karakter. In deze wijk zijn grote groenelementen aangelegd als waterlopen, parken en gazons. De vaak ruime tuinen zorgen mede voor een groen karakter in de wijk. De architectuur van de woningen is gebaseerd op herhaling in clusters of rijen met behoud van de individualiteit. Mede door variatie tussen rijen en clusters is het beeld afwisselend. Vaak liggen op centrale plekken in de wijk voorzieningen zoals winkels en scholen.

De woningen zijn gericht op de belangrijkste openbare ruimte. Per cluster is de rooilijn in samenhang en verspringt niet. Appartementengebouwen staan in het algemeen vrij op de kavel.

Lierweg Oost

Het gebied Lierweg Oost is een traditioneel bedrijventerrein. Het monofunctionele gebied met kleinschalige bedrijfshallen en enkele kantoorachtige bebouwing ligt ingeklemd tussen de Lierweg en de Burgemeester Crezeelaan. Het terrein heeft een eenvoudige hoofdstructuur. Gebouwen zijn georiënteerd op de weg. Opslag vindt deels in het zicht plaats.

Nieuwe Tuinen en Lierweg West

Het gebied Nieuwe Tuinen is gelegen ten noorden van De Lee aan de westzijde van kern. Het gebied Lierweg West is gelegen aan de oostzijde van De Lier en ten zuiden van De Lee. Beide gebieden worden beschouwd als een dicht lint. De bebouwing is gemengd en bestaat uit dorpsachtige, vrijstaande woningen. Het beeld is afwisselend, zowel traditioneel als nieuw, grootschalig als kleinschalig. Delen van de lintbebouwing zijn open met doorzichten op achtergelegen terreinen, weidegebied of kassen. De gebouwen hebben meestal voor- en zijtuinen. Het lint heeft daardoor veelal een groen karakter.

Molensloot

Het gebied Molensloot (Zuidwest) is een recente uitbreidingwijk van De Lier. Dankzij de strak opgezette stedenbouwkundige verkaveling oogt Molensloot West rustig en overzichtelijk. De gevarieerde architectuur, de bomenlanen en waterpartijen maken de wijk extra aantrekkelijk. De woningen zijn gericht op de belangrijkste openbare ruimte.

2.2.3 Verkeer

Ontsluiting autoverkeer

De belangrijkste noord-zuid(hoofd)route door de kern wordt gevormd door de Sportlaan. De Sportlaan vormt de verbinding tussen de Veilingweg aan de noordkant en de N223 aan de zuidkant. De N223 sluit in westelijke richting aan de op de N213 (N211-A20) en in oostelijke richting op de A4 (Amsterdam-Delft). De Veilingweg sluit in westelijke richting eveneens aan op de N213.

Aan de oostkant van het plangebied kan vanaf de N223 via de Sportlaan, via de M.A. de Ruyterstraat en via de rotonde met de Lierweg de kern worden bereikt. Aan de zuidkant kan vanaf de N223 via de Jogchem van der Houtweg en de Nieuwe Tuinen naar het plangebied worden gereden. Een en ander is weergegeven in figuur 2.5.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp0002-onhe_0014.png"

De Sportlaan en de Veilingweg zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingswegen binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 50 km/h. Deze wegen maken onderdeel uit van het hoofdwegennet. De N213 is gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 80 km/h.

De overige wegen binnen de kern zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 km/h. De ontsluiting van het autoverkeer is goed.

Ontsluiting langzaam verkeer

Per fiets is het plangebied goed bereikbaar. Ter hoogte van het plangebied is aan de zuidkant van de N223 een parallelweg gelegen. Landbouwvoertuigen en fietsers maken gebruik van deze parallelstructuur.

Langs de Sportlaan en de Veilingweg (tussen de Sportlaan en de Kerklaan) zijn conform de inrichting van gebiedsontsluitingswegen vrijliggende fietspaden aanwezig. Langs de Veilingweg tussen de Kerklaan en de komgrens en tussen de Sportlaan en de Burgemeester Cramerlaan, ontbreken echter fietsvoorzieningen. Deze wegvakken zullen nog aangepast worden met fietsvoorzieningen. Op de 30 km/h-wegen wordt het fietsverkeer gemengd met het autoverkeer afgewikkeld.

In de nabijheid van het plangebied zijn langs de N223 en de Hoge Noordweg regionale fietsroutes gelegen. Eveneens is door kern een aantal recreatieve fietsroutes gelegen: de Dorpenroute en de Tramroute.

Ontsluiting openbaar vervoer

De locatie is redelijk bereikbaar per openbaar vervoer. In het plangebied zijn bushaltes gelegen langs de Sportlaan ter hoogte van de Kijckerweg en langs de Michiel de Ruyterstraat ter hoogte van de Hoofdstraat. De afstand van de woningen tot de haltes bedraagt over het algemeen minder dan 500 m, enkele woningen zijn echter op grotere afstand gelegen.

Bij deze haltes halteren de openbaarvervoersdiensten in de richtingen Delft CS en Naaldwijk. In Delft kan worden overgestapt op het NS-railnetwerk.

Verkeersveiligheid

Het plangebied is deels ingericht conform de uitgangspunten van het concept 'Duurzaam Veilig'. Op de Sportlaan en een deel van de Veilingweg wordt het verkeer, conform de inrichting van gebiedsontsluitingswegen, afgewikkeld via vrijliggende fietsvoorzieningen. Op de erftoegangswegen wordt het verkeer gemengd afgewikkeld. Een aandachtspunt vormt de Veilingweg tussen de Kerklaan en de komgrens en tussen de Sportlaan en de Burgemeester Cramerlaan waar het verkeer gemengd wordt afgewikkeld. Hier dienen conform 'Duurzaam Veilig' fietsvoorzieningen in de vorm van vrijliggende fietspaden of fietsstroken aanwezig te zijn. De verkeersveiligheid in het plangebied is echter voldoende gewaarborgd.

Parkeren

In het plangebied wordt een drietal parkeernormen (gemeente Westland) gehanteerd, voor het centrumgebied, voor het schil/overloopgebied en voor de rest bebouwde kom. Uitgangspunt bij binnenstedelijke verdichting is dat het aantal parkeerplaatsen bij elke ontwikkeling op eigen terrein gerealiseerd zal worden.

2.3 Gebiedsvisie

Binnen het woongebied van De Lier ligt de nadruk op beheer en een erfbebouwingsregeling die aansluit op het overgrote deel van de gemeente. Voor het centrum is een aantal ontwikkelingen voorzien, die echter niet in het onderhavige bestemmingsplan wordt meegenomen.

Integrale ruimtelijke visie

De bestemmingsregeling in het plangebied is ontwikkeld op basis van de onderliggende verkavelingsstructuur en bestaat voornamelijk uit woongebied met verspreid bedrijven, detailhandel en maatschappelijke voorzieningen. De belangrijkste uitgangspunten voor het plangebied zijn behoud en zo mogelijk versterking van de ruimtelijke structuur van het woon- en leefklimaat.

Handhaving van het woon- en leefklimaat, voorzieningenniveau op peil

In het plangebied is wonen de belangrijkste functie. Uitbreiding van het woongebied is alleen nog beperkt mogelijk ten oosten van het plangebied en op enkele inbreidingslocaties. Mogelijke inbreidingslocaties voor woningbouw in de kern dienen dan ook zorgvuldig te worden benut. Bij woningbouw dient de nadruk te liggen op doorstromers (met name ouderen), vanwege het ruime en groene woonkarakter en door relatief grotere vraag naar woningen voor ouderen. Voor de sociale structuur is het noodzakelijk dat er meer woningen voor jonge gezinnen komen en het voorzieningenniveau van de kern op peil blijft. Dit betekent dat de bestaande centrumfuncties positief dienen te worden bestemd en een flexibele regeling (uitwisselbare functies) wenselijk is.

Het beleid van de gemeente is verder gericht op behoud en versterking van bestaande groen- en recreatiegebieden. Daarnaast streeft de gemeente naar een verkeersveilige kern en dient rekening te worden gehouden met de belemmeringen die door diverse milieuaspecten aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Onderzoek

3.1 Archeologie En Cultuurhistorie

Als gevolg van het Verdrag van Valletta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2007 zijn beslag heeft gekregen in de gewijzigde Monumentenwet 1988, stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Doelstelling van het Verdrag van Valletta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

De provincie Zuid-Holland hanteert het uitgangspunt dat op terreinen die voorkomen op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland en in gebieden die op de kaart archeologische waarden van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS-kaart) ten minste een redelijke tot grote kans op archeologische sporen hebben, archeologisch vooronderzoek in het kader van de planvoorbereiding dient plaats te vinden. Voor zover er onzekerheid bestaat over de precieze aanwezigheid van archeologische waarden, dient in het bestemmingsplan voor het bouwrijp maken een omgevingsvergunningplicht te worden gehanteerd. Het verlenen van een omgevingsvergunning wordt daarbij afhankelijk gesteld van de uitkomsten van nader archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.

Op 26 juni 2012 heeft de gemeente Westland haar archeologische beleidskaart vastgesteld. Op deze kaart is weergegeven waar in de gemeente (en in welke mate) kans is op het aantreffen van archeologische resten. Aan deze verwachtingszones zijn ondergrenzen gekoppeld, die aangeven wanneer archeologisch onderzoek vanwege een voorgenomen ontwikkeling nodig is. De beleidskaart geeft een globaal inzicht in de te verwachten archeologie, in het bestemmingsplan wordt het beeld aangescherpt.

Het plangebied bestaat voornamelijk uit zeeafzettingen. Dit zijn in hoofdzaak kleiachtige gronden. Ze zijn door de zee afgezet in relatief rustig water, in de vorm van wadplaten of kwelders. Op veel plaatsen is, onder moerassige omstandigheden, veenvorming opgetreden. Dit veen is vanaf de middeleeuwen door ontginning en turfwinning grotendeels weer verdwenen. De oudste bewoningssporen op de zeeafzettingen dateren van de ijzertijd, circa 2500 jaar geleden. De gebieden met restveen raakten pas in de middeleeuwen bewoond.

Op enkele plaatsen in het zuidelijke deel van het plangebied worden geulafzettingen of stroomgordels van voormalige rivieren en geulen aangetroffen. Na verlegging van deze waterlopen bleven zandige stroomruggen en oevervallen over. De eerste bewoningssporen op de geul afzettingen/stroom gordels dateren van de ijzertijd, circa 2500 jaar geleden.

De archeologische waarde van het gebied bestaat uit de reeds aangetroffen of te verwachten aanwezigheid, boven of onder de grond, van bouwhistorische resten en archeologische sporen. Samen bevatten zij een hoeveelheid aan historische informatie over ouderdom en ruimtelijke ontwikkeling. Vanwege een grote kans op archeologische sporen, is in de regels de dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen. Binnen bepaalde voorwaarden dient voorafgaand aan de werkzaamheden een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

3.1.1 Onderzoek archeologie

Het gemeentelijk archeologiebeleid geeft een zonering aan waarmee de archeologische (verwachtings)waarden in beeld worden gebracht. Uit onderstaande figuur blijkt dat het plangebied drie verschillende waarden kent, te weten historische dorpskern en verwachtingszone II en III. De archeologische waarden van het gebied bestaan uit de reeds aangetroffen of te verwachten aanwezigheid, boven of onder de grond, van bouwhistorische resten en archeologische sporen.

Binnen bestemmingsplan kern De Lier heeft in het verleden op enkele locaties archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Als ergens een archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd, moet dit vermeld worden in ARCHIS (het landelijke archeologische registratie- en informatiesysteem). In ARCHIS staan in het bestemmingsplangebied de volgende onderzoeksmeldingsnummers weergegeven: 20.730, 20.731, 26.298, 30.913, 31.846, 38.315 en 45.424. Daarnaast is er een bureauonderzoek met enkele boringen uitgevoerd ten behoeve van het Centrumplan De Lier (Bult, E.J., 2003. Archeologisch Vooronderzoek Centrumplan (gemeente De Lier), DAR 25, Delft).

De onderzoeken betreffen vooral bureauonderzoeken gecombineerd met een booronderzoek op basis waarvan het terrein is vrijgegeven, dan wel verder is onderzocht door middel van gravend onderzoek. De resultaten van het al het uitgevoerde onderzoek zijn verwerkt in afbeelding 3. De terreinen waar voldoende archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden zijn vrijgegeven en krijgen dus geen archeologische dubbelbestemming. Daar waar nog nooit archeologisch onderzoek is uitgevoerd, geldt het vrijstellingsregime van de beleidskaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp0002-onhe_0015.png"Figuur 3.1 Archeologische waarden gemeente Westland (uitsnede De Lier)

3.1.2 Onderzoek cultuurhistorie

Monumenten

In het plangebied zijn een aantal rijks- en gemeentelijke monumenten aanwezig. De rijksmonumenten zijn gelegen langs de Hoofdstraat en betreffen de Nederlands Hervormde Kerk (nr. 53) een woonhuis met trapgevel (nr. 54) en het Timmerwerfcomplex (nr. 63).

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp0002-onhe_0016.png"Nederlands Hervormde Kerk afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp0002-onhe_0017.png"De Timmerwerf

Karakteristieke waardevolle bebouwing

Binnen het plangebied bevinden zich cultuurhistorisch waardevolle panden welke niet als rijks- of gemeentelijk monument zijn aangewezen, maar wel op de MIP-lijst staan. Om deze panden te beschermen zijn in dit bestemmingsplan aanvullende regels opgenomen.

3.1.3 Conclusie

In het plan worden dubbelbestemmingen opgenomen ter bescherming van de aanwezige categorieën van archeologische waarden. In de planregels is een bouw- en gebruiksregeling opgenomen waardoor de archeologische waarden voldoende zijn geborgd.

De binnen het plangebied gelegen rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten zijn met een bouwaanduiding op de verbeelding aangeduid. Aangezien de monumentenwetgeving voldoende bescherming biedt, zijn geen aanvullende regels in dit bestemmingsplan opgenomen. De MIP-panden zijn op de verbeelding aangeduid met een bouwaanduiding 'karakteristiek'. Om deze panden te beschermen zijn in dit bestemmingsplan aanvullende regels opgenomen.

3.2 Bedrijven En Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB). Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gekoppeld aan een mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is opgesteld met behulp van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009).

In gebieden waar bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies naast elkaar voorkomen en zelfs gewenst zijn, wordt gebruikgemaakt van de SvB 'functiemenging'. Bij deze lijst wordt per bedrijfsactiviteit bekeken in welke mate deze direct naast woningen toelaatbaar is. Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' wordt verwezen naar Bijlage 3.

Voor het zoneren van bedrijventerreinen en bedrijfsactiviteiten, die op enige afstand van woningen plaats dienen te vinden, wordt gebruikgemaakt van de SvB 'bedrijventerreinen'. In deze lijst is per bedrijfscategorie een richtafstand ten opzichte van een rustige woonwijk bepaald. Door het aanhouden van de richtafstand tussen hindergevoelige functies en bedrijven wordt onaanvaardbare milieuhinder voorkomen en wordt het bedrijf niet in zijn bedrijfsvoering belemmerd. Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerreinen' wordt verwezen naar Bijlage 3.

Milieuzonering per gebied

Woongebieden en centrum

Een groot deel van het plangebied bestaat voornamelijk uit woongebieden en centrumgebied waar grote en hinderlijke bedrijven niet gewenst zijn. Om ruimte zoveel mogelijk doelmatig te benutten, is enige mate van functiemenging echter wenselijk. Binnen dit deel van het plangebied worden daarom bedrijven uit milieucategorie B1 van de SvB 'functiemenging' algemeen toelaatbaar geacht. Dit zijn bedrijven die direct naast of beneden woningen toelaatbaar zijn en zodanig weinig milieubelastend zijn dat de eisen uit het bouwbesluit voldoende zijn om relevante milieuhinder te voorkomen. Met behulp van de SvB (bijlage 1 van de regels) wordt bepaald welke bedrijven binnen de algemene toelaatbaarheid passen. Bedrijven uit hogere categorieën dan de algemene toelaatbaarheid worden mogelijk gemaakt via een maatbestemming. Bij bedrijfsbeëindiging of verplaatsing kan zich op die locatie alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen, of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid. Op deze manier wordt relevante milieuhinder in de toekomst voorkomen.

Bedrijventerrein langs de Lierweg

Het gebied langs de Lierweg bestaat uit een bedrijventerrein van geringe omvang: ter plaatse zijn voornamelijk bedrijven geconcentreerd, met van oudsher verschillende bedrijfswoningen en burgerwoningen daartussenin. Het betreft een historisch gegroeide situatie waarbij de verspreid liggende burgerwoningen langs de Lierweg op korte afstand van de aanwezige bedrijven zijn gelegen. Het doel van een bedrijventerrein in zijn algemeenheid is de vestiging van bedrijven mogelijk te maken die gelet op hun milieubelasting niet in een woonwijk of dorpskern thuishoren (bedrijven vanaf categorie 3.1 en hoger van de SvB 'bedrijventerreinen'). De vestiging van dergelijke bedrijven dient op een bedrijventerrein niet onevenredig te worden ingeperkt. Uiteraard dient in de milieuzonering van een bedrijventerrein rekening te worden gehouden met de aanwezige woonbebouwing in de omgeving.

Milieuzonering ten opzichte van burgerwoningen

Door de historisch gegroeide situering van burgerwoningen tussen de bedrijvigheid aan de Lierweg worden de betreffende burgerwoningen beschouwd als gemengd gebied. Ten opzichte van deze burgerwoningen worden de richtafstanden conform het omgevingstype 'gemengd gebied' gehanteerd. Hierbij geldt op korte afstand van de burgerwoningen een algemene toelaatbaarheid van categorie 2 van de SvB 'bedrijventerreinen'; op een afstand van circa 30 m worden bedrijven uit categorie 3.1 toegestaan. Ten behoeve van het duurzaam functioneren van het gebied als bedrijventerrein (vestiging van lichte bedrijvigheid die niet past binnen een woongebied/dorpskern, maar wel binnen een kleinschalig bedrijventerrein in een bestaande dorpskern), wordt hiervan voor de bedrijven aan de noordzijde van het plangebied in zeer lichte mate afgeweken: in het gebied langs de Leede worden bedrijven uit categorie 3.1 mogelijk gemaakt op een afstand van 23 tot 35 m vanaf de bebouwingsgrens van de bedrijvigheid (17 tot 25 m vanaf de erfgrens) ten opzichte van de woningen aan de zuidzijde van de Lierweg. Deze bedrijven worden van de burgerwoningen gescheiden door de Lierweg. Zij zijn in hun presentatie eveneens georiënteerd op deze Lierweg. Veelal zijn tussen de burgerwoningen en de betreffende bedrijvigheid de bedrijfswoningen van deze bedrijven gesitueerd. Alhoewel voor bedrijven ten opzichte van de eigen bedrijfswoning geen milieunormen gelden, zullen zij er in hun bedrijfsvoering in de praktijk zeker voor zorg dragen dat milieuhinder op de eigen bedrijfswoning voorkomen wordt. Bovendien dienen bedrijven in hun bedrijfsvoering wel rekening te houden met de bedrijfswoningen van derden. Mede vanwege de historisch gegroeide situatie die reeds vele jaren in de praktijk goed blijkt te functioneren, zijn derhalve in deze noordelijke zone met name bedrijven uit categorie 3.1 toegestaan. Aan de oostzijde van het plangebied, waar zich geen burgerwoningen op het bedrijventerrein bevinden, worden bedrijven tot en met categorie 3.2 algemeen toegestaan.

Milieuzonering ten opzichte van bedrijfswoningen

In het plangebied zijn bij de bestaande niet-agrarische bedrijven verschillende bedrijfswoningen aanwezig. Het gaat hierbij om heel specifiek type woningen waar minder hoge eisen aan het woon- en leefklimaat kunnen worden gesteld. Bovendien betreft het een historisch gegroeide situatie die reeds enige beperkingen oplevert voor de omliggende bedrijven. In de directe omgeving van bedrijfswoningen zijn daarom bedrijven uit maximaal categorie 3.1 van de SvB 'bedrijventerrein' toegestaan. Voor de bedrijfswoning aan de Burgemeester van der Goeslaan 6 worden, vanwege het agrarische karakter, bedrijven uit categorie 3.1 niet rechtstreeks naast de bedrijfswoning toegestaan.

Inventarisatie bedrijven

De in het plangebied voorkomende bedrijfsactiviteiten zijn geïnventariseerd en ingeschaald op basis van de categorieën uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' (Bijlage 2 bij de regels) en de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerreinen' (Bijlage 1 bij de regels). Enkele al aanwezige bedrijven in het plangebied vallen in een hogere categorie dan algemeen toelaatbaar is. Deze bedrijven worden mogelijk gemaakt via een maatbestemming. Bij bedrijfsbeëindiging of verplaatsing kan zich op die locatie alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen, of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid. Op deze manier wordt onaanvaardbare hinder uitgesloten. Verplaatsing of beëindiging van deze bedrijven is vanuit financieel oogpunt onwenselijk. Bovendien gaat het om historisch gegroeide situaties, waarbij de aanwezige bedrijven in hun huidige bedrijfsvoering al rekening dienen te houden met de woonbebouwing in hun omgeving.

Conclusie

Het voorliggend bestemmingsplan betreft een consoliderend plan. In het bestemmingsplan wordt aan de hand van de gehanteerde milieuzonering, die in de bestemmingsplanregeling is opgenomen, zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en worden de bedrijven niet in hun functioneren belemmerd. Door het gebruik te maken van een Staat van Bedrijfsactiviteiten en een daaraan gekoppelde milieuzonering, worden nieuwe hindersituaties bij de vestiging van nieuwe bedrijven in het ruimtelijk spoor reeds voorkomen.

3.3 Bodem- En Grondwaterkwaliteit

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.

Conclusie

Dit bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er zijn geen nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden waarbij de bodemkwaliteit een relevante rol speelt of niet reeds is vastgesteld. Bij het mogelijk maken van nieuwe bodemgevoelige functies, bijvoorbeeld door herziening van het bestemmingsplan, dient een verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Er wordt derhalve geconcludeerd dat het aspect bodemkwaliteit de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

3.4 Ecologie

In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen het bestemmingsplan mogelijk maakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen – wat ecologie betreft – moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente, en het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald.

Bestaande situatie

Het plangebied betreft de bebouwde kom van de kern De Lier, uitgezonderd het bedrijventerrein Hondert Margen. Het plangebied bestaat uit tuinen, parken (bomen en struiken), watergangen, grasland, wegen (verhard en onverhard) en gebouwen.

Beoogde ontwikkelingen

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat er geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichting zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.

3.4.1 Toetsingskader

Beleid

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) weer. De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, een Provinciale Ecologische Hoofdstructuur .

Normstelling

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van EL&I de volgende interpretatie van artikel 11:

'De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen:

  1. 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  2. 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  3. 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  4. 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd:

  1. 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.'

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  1. a. door de minister van EL&I aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  2. b. door de minister van EL&I aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  3. c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

3.4.2 Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of Natura 2000 gebied. Het meest dichtstbijzijnde Natuurbeschermingswetgebied is het Staelduinse bos op ruim 3 km afstand van het plangebied gelegen. Het plangebied is ook niet in of nabij de PEHS gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp0002-onhe_0018.png"

Figuur 3.2: Ligging beschermde natuurgebieden (roze lijn = ecologische verbindingszone)

(bron: geo-loket provincie Zuid-Holland)

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van een kort veldbezoek (RBOI, maart 2008), algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997, www.ravon.nl, FLORON, 2002 en www.waarnemingen.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. Via het Natuurloket (www.natuurloket.nl) kan een indicatie worden verkregen van de beschikbaarheid van soortengegevens bij verschillende Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO's).

Planten

Gezien de voorkomende biotopen binnen het plangebied en het intensieve beheer is de verwachting dat er binnen een groot deel van het plangebied geen beschermde soorten voorkomen. Enkele extensief beheerde delen kunnen mogelijk groeiplaatsen hebben van bijzondere en/of beschermde soorten planten, zoals de dotterbloem en zwanenbloem, met name in parken langs watergangen. Uit de Nationale Databank Flora en Fauna blijkt dat in het km-hok 76-443 in 2003 door FLORON de aanwezigheid van daslook (tabel 2 uit de Ffw) is vastgesteld. Het kan hier gaan om een aangeplant exemplaar, welke dan geen bescherming geniet van de Ffw. Echter, als dit exemplaar zich natuurlijk vermeerdert, dan vallen de nieuwe planten wel onder de bescherming van de Ffw.

Vogels

Vogelsoorten zijn te vinden in alle soorten biotopen. De gebouwen bieden broedgelegenheid aan soorten als huismus, gierzwaluw, spreeuw en kauw (met name pannendaken). Langs de waterkant kunnen waterhoen, meerkoet en fuut een verblijfplaats hebben. In tuinen en parken komen naar verwachting vogels van bebouwing, struweel en beplanting voor, zoals koolmees, huismus, gierzwaluw, Turkse tortel, merel, pimpelmees, kauw en spreeuw. Uit de Nationale Databank Flora en Fauna blijkt dat rond de kruising Sportlaan/Burgemeester Crezeelaan in 2008 door SOVON een ijsvogel is waargenomen.

Zoogdieren

Volgens het Natuurloket zijn zoogdieren matig onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken, waarbinnen het plangebied is gelegen. Volgens de verspreidingsatlassen (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997) zijn in de omgeving van het plangebied de volgende soorten te verwachten: egel, gewone bosspitsmuis, veldmuis, mol, konijn, rosse woelmuis en huisspitsmuis. Vleermuizen als gewone dwergvleermuis en laatvlieger hebben mogelijk vaste verblijfplaatsen in de gebouwen binnen het plangebied. Ook is de verwachting dat vleermuizen het plangebied gebruiken als vliegrouten en foerageergebied.

Amfibieën

Amfibieën zijn volgens het Natuurloket matig onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken.

In het plangebied is plaatselijk open water aanwezig. Naar verwachting maken amfibieën met name gebruik van de parken en groenzones. Nabij watergangen zonder beschoeiing kunnen kleine watersalamander, gewone pad, meerkikker en bruine kikker voorkomen.

Vissen

Het Natuurloket geeft aan dat er geen onderzoek is gedaan binnen het de betreffende kilometerhokken naar vissen. Gezien de voorkomende biotopen binnen het plangebied is de kans dat beschermde soorten als de kleine modderkruiper en bittervoorn voorkomen, niet geheel uit te sluiten. Andere beschermde vissen worden niet verwacht, deze stellen hoge eisen aan hun leefgebied en daar voldoet de ontwikkelingslocatie niet aan.

Vlinders en libellen

Het Natuurloket geeft aan dat vlinders en libellen niet onderzocht zijn binnen het betreffende kilometerhok. Mogelijk maken enkele algemene vlinders en libellen gebruik van de planlocatie als onderdeel van hun leefgebied. Beschermde soorten zijn gezien de voorkomende biotopen binnen het plangebied niet te verwachten.

Overige soorten

Volgens het Natuurloket zijn er geen gegevens beschikbaar van beschermde reptielen en overige insecten. Genoemde beschermde soortengroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan. Daarmee zijn de overige soorten niet te verwachten binnen het plangebied.

In tabel 3.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 3.1 Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime

vrijstellingsregeling Ffw tabel 1 zwanenbloem en dotterbloem

egel, gewone bosspitsmuis, veldmuis, mol, konijn, rosse woelmuis en huisspitsmuis

kleine watersalamander, bruine kikker, meerkikker en gewone pad
ontheffingsregeling Ffw tabel 2 kleine modderkruiper
daslook
tabel 3 bijlage 1 AMvB bittervoorn
bijlage IV HR alle vleermuizen
vogels cat. 1 t/m 4 huismus, gierzwaluw

3.4.3 Toetsing en conclusie

Gebiedsbescherming

Het meest nabijgelegen Natuurbeschermingswetgebied, het Staelduinse bos, ligt op ruim 3 km afstand van het plangebied. Langs het Zwethkanaal is een ecologische verbindingszone gepland. Gezien de relatief grote afstand en het hoofdzakelijk consoliderende karakter van het bestemmingsplan zijn er geen negatieve effecten te verwachten vanuit het plangebied op de nabijgelegen beschermde natuurgebieden. Bij eventuele toekomstige ontwikkelingen langs het Zwethkanaal dient met de geplande ecologische verbindingszone rekening te worden gehouden.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. De Ffw staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

Door middel van het bestemmingsplan worden echter (kleine) ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waarbij sprake kan zijn van aantasting van te beschermen natuurwaarden. Indien in de toekomst gebouwen worden aangepast, ingrepen in groenstructuren, het kappen van bomen, waarbij te beschermen diersoorten worden geschaad, moet rekening worden gehouden met het volgende:

  • Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Ffw waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl). Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken, zijn jaarrond beschermd. Slechts een beperkt aantal soorten bewoont het nest permanent of keert elk jaar terug naar hetzelfde nest. Deze soorten staan vermeld in categorie 1 t/m 4 van de 'Aangepaste lijst van jaarrond beschermde vogelnesten' (Ministerie van LNV, 2009). Indien de werkzaamheden effect hebben op deze soorten is een ontheffing nodig. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. De meeste vogels maken elk broedseizoen een nieuw nest of zijn in staat om een nieuw nest te maken. Deze vogelnesten voor eenmalig gebruik zijn alleen tijdens het broedseizoen beschermd. Voor deze soorten is geen ontheffing nodig, indien werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden of maatregelen zijn getroffen om te voorkomen dat deze soorten zich vestigen tijdens het broedseizoen. Buiten het broedseizoen mag van deze soorten het nest worden verplaatst of verwijderd. De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten. Daarnaast zal bij werkzaamheden aan watergangen en beplanting langs watergangen extra zorg moeten worden besteed aan het mogelijke voorkomen van ijsvogels.
  • Voor de tabel 2-soorten geldt dat aantasting moet worden voorkomen door de soorten voorafgaand aan de werkzaamheden te verplaatsen. Deze werkzaamheden kunnen zonder ontheffing uitgevoerd worden, indien de aannemer beschikt over een goedgekeurde gedragscode. Als dit niet het geval is, moet een ontheffing aangevraagd worden.
  • Mogelijk zijn zwaar beschermde vleermuizen (tabel 3, bijlage IV HR) binnen het plangebied aanwezig. Indien vaste rust-, verblijf- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire foerageergebieden aanwezig blijken en aangetast worden door eventuele toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van EL&I bepaald te worden of het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is.

3.5 Externe Veiligheid

Normstelling en beleid

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken1 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Risicovolle inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Met het besluit wordt beoogd een wettelijke grondslag te geven aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten2. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR (zie hieronder) geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.

Voor inrichtingen waar vuurwerk wordt opgeslagen of bewerkt is het Vuurwerkbesluit uit 2002 van toepassing. Op basis van dit besluit dienen alle bedrijven te voldoen aan afstanden tot kwetsbare objecten. Voor de opslag van consumentenvuurwerk tot 10.000 kg geldt, indien aan de eisen voor een bufferwaarplaats wordt voldaan, een afstand van 8 m tot een (geprojecteerd) kwetsbaar object. Bij meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk gaat het om 20 tot 30 m tot een (geprojecteerd) kwetsbaar object, afhankelijk van de grootte van de deuropening.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In december 2009 is de aangepaste Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen in de Staatscourant (RVGS) gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-? per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde.

Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Binnenkort zal het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen worden vastgesteld. Momenteel is een nieuwe AMvB voor het transport van gevaarlijke stoffen over wegen, water en spoorlijnen in voorbereiding. In deze AMvB zal worden aangesloten bij de risiconormering uit het Bevi.

Vindplaatsen van explosieven

In de gemeente Westland worden op verschillende plaatsen munitie en explosieven gevonden. Er is een gemeentelijke kaart opgesteld met mogelijk verdachte locaties en vindplaatsen van explosieven. Ter plaatse van eventuele vindplaatsen wordt in bestemmingsplannen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-munitie' opgenomen. Binnen deze gebiedsaanduiding is het niet toegestaan werkzaamheden uit te voeren of werken aan te leggen, indien uit nader onderzoek blijkt dat dit niet verantwoord is.

Onderzoek en conclusie

Risicovolle inrichtingen

In de omgeving van het plangebied zijn een aantal risicovolle inrichtingen gelegen. Het gaat om de inrichtingen in tabel 3.2.

Tabel 3.2 Risicovolle inrichtingen

inrichting adres afstand PR 10-6-contour (m) omvang invloedsgebied GR (m)
Rijk Zwaan Zaadteelt en Zaadhandel B.V. Burgemeester Crezeelaan 40, De Lier - -
Horticoop Tuinbouwtoeleveringsbedrijf (lpg) Kijckerweg 130, De Lier 75/40 275/350

Horticoop aan de Kijckerweg heeft twee opslagen met risicocontouren. Dit betreft de opslag van zuren en logen en de opslag van gewasbeschermingsmiddelen. De opslag van zuren en logen heeft een PR 10-6 -contour van 75 m en een invloedsgebied van 275 m, de opslag van gewasbeschermingsmiddelen heeft een PR 10-6 -contour van 40 m en een invloedsgebied van 350 m. De brandbeveiligingsvoorzieningen bij opslag van gewasbeschermingsmiddelen bij Horticoop Kijckerweg zijn van invloed op de risicocontouren. Op dit moment onderzoekt Horticoop Kijckerweg welke brandbeveiligingsvoorzieningen er getroffen zullen worden. Afhankelijk van de voorzieningen kunnen de PR 10-6-contourafstand en het invloedsgebied kleiner worden. De afstanden die nu aangehouden worden, zijn de maximale afstanden.

Het plangebied is (deels) gelegen binnen het invloedsgebied van de bovenstaande inrichting. Er is echter sprake van een consoliderend bestemmingsplan, waardoor er geen gevolgen zijn voor de hoogte van het GR. Het plangebied is niet binnen de PR 10-6-contour gelegen.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Uit gegevens van de gemeente Westland blijkt dat over de N223, ten zuiden van De Lier, gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De PR 10-6-contour is hierbij niet buiten de weg gelegen. Aangezien in het Westland weinig transporten met giftige stoffen plaatsvinden, reikt het gebied waar beperkingen ten gevolge van de transportroute op kunnen treden tot circa 150 m van de weg. Deze gegevens worden bevestigd door de Risicoatlas wegvervoer gevaarlijke stoffen (AVIV, 2003). Aangezien er binnen PR 10-6-contour geen (beperkt) kwetsbare objecten zijn gelegen en er binnen het invloedsgebied van het GR geen ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, heeft het aspect externe veiligheid geen gevolgen voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

Vindplaatsen van explosieven

Binnen het plangebied zijn geen locaties gelegen die worden verdacht als vindplaats van explosieven (zie onderstaande figuur). Ten aanzien van dit aspect is aanvullend onderzoek of het treffen van extra maatregelen dan ook niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp0002-onhe_0019.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp0002-onhe_0020.png"

Figuur 3.1 Vindplaatsen van explosieven in de gemeente Westland

Conclusie

Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Aan de norm voor het PR wordt voldaan. Als gevolg van het bestemmingsplan zal het GR niet toenemen.

  1. 1. Dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar.
  2. 2. Grenswaarden moeten in acht worden genomen, van richtwaarden kan uitsluitend om gewichtige redenen worden afgeweken. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn in woningen (op enkele uitzonderingen na), gebouwen waar kwetsbare groepen mensen verblijven en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig te zijn. Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn bedrijfsgebouwen, kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object en winkels/winkelcomplexen die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt.

3.6 Glastuinbouw

Normstelling en beleid

Verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen

In het Besluit glastuinbouw (2002) worden afstandscriteria genoemd ten opzichte van andere objecten in verband met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Indien niet aan deze afstandscriteria (en andere criteria) wordt voldaan, is een glastuinbouwbedrijf vergunningplichtig. In de onderstaande tabel staat aangegeven met welke afstanden er rekening dient te worden gehouden. De in de tabel genoemde afstanden moeten worden gemeten vanaf het bedrijfsonderdeel dat het dichtst bij het object is gelegen. Waterbassin, watersilo, warmteopslagtank en open erf worden niet als zodanig beschouwd.

Tabel 3.3 Aan te houden afstand tussen glastuinbouwbedrijf en object

soort object aan te houden afstand
indien glastuinbouwbedrijf vóór 1 mei 1996 is opge- richt1) indien glastuinbouw- bedrijf na 30 april 1996 is opgericht
categorie I: aaneengesloten woonbebouwing2), gevoelige objecten3) 25 m 50 m
categorie II: overige woningen van derden4), restaurants 10 m 25 m

1) De genoemde afstand geldt met inbegrip van eventuele uitbreidingen na dit tijdstip.

2) Onder aaneengesloten bebouwing wordt verstaan: drie of meer woningen die op telkens minder dan 5 m afstand van elkaar zijn gelegen, gerekend van gevel tot gevel.

3) Een gevoelig object is een gebouw of gedeelte van een gebouw dat bestemd is voor het verblijf van personen of een object, gebouw of terrein bestemt voor verblijfs- of dagrecreatie, niet zijnde een kleinschalig kampeerterrein als bedoelt in de Wet op de openluchtrecreatie, artikel 8, 2e lid onder a en 3e lid.

4) Op basis van artikel 1, 1e lid onder rr geldt dat dienst- of bedrijfswoning behorende bij glastuinbouwbedrijf niet worden gedefinieerd als woning. Daardoor gelden de afstanden uit de bovenstaande tabel niet voor dergelijke woningen. Inrichting die uitsluitend of in hoofdzaak zijn bestemd tot het van eetbare paddenstoelen of witlof zijn vervolgens daar weer van uitgezonderd.

Verstoring door licht

Uit onderzoek is gebleken dat het lichamelijk en psychisch functioneren van de mens negatief wordt beïnvloed, wanneer de natuurlijke afwisseling tussen licht en donker wordt verstoord. In Nederland wordt veel licht geproduceerd, bijvoorbeeld straatverlichting en schijnwerpers op sportvelden. In de glastuinbouw wordt gebruikgemaakt van assimilatiebelichting om de groei van gewassen in kassen te bevorderen. In het Besluit glastuinbouw (2002) zijn regels opgenomen voor assimilatiebelichting. In het algemeen dient de gevel van een kas waar assimilatiebelichting wordt toegepast, op een dusdanige manier te worden afgeschermd, dat op een afstand van ten hoogste 10 m de lichtuitstraling met minstens 95% wordt gereduceerd en de gebruikte lampen buiten de inrichting niet zichtbaar zijn. Ook vanuit de sector zelf wordt gewerkt aan richtlijnen om hinder als gevolg van verlichting in kassen tegen te gaan.

Onderzoek en conclusie

Rondom een groot gedeelte van kern de Lier bevinden zich glastuinbouwbedrijven. Aangezien het in alle gevallen om een bestaande situatie gaat wordt aangenomen dat ten opzichte van woningen wordt voldaan aan de algemene regels uit het Besluit glastuinbouw of dat bedrijven op basis van een milieuvergunning voldoende rekening houden met de woningen in het plangebied. Zodoende staat het Besluit glastuinbouw de uitvoering van het voorliggend bestemmingsplan niet in de weg.

3.7 Horeca

Toetsingskader

Bij de aanwezigheid van horecavoorzieningen is het van belang dat ter plaatse van woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd en dat horecavoorzieningen op een gewenste locatie hun bedrijf kunnen uitoefenen. Vergelijkbaar met de zonering van bedrijfsactiviteiten wordt daarbij gebruikgemaakt van een Staat van Horeca-activiteiten (SvH).

De SvH bestaat uit een lijst van horeca-activiteiten die is gerangschikt naar mate hinderlijkheid. Er is vooral gekeken naar het aspect geluidshinder en de verkeersaantrekkende werking van de onderscheiden categorieën. Per gebied wordt vastgesteld welke categorie van horecavoorzieningen toelaatbaar wordt geacht. Voor een nadere toelichting op de regeling van horecavoorzieningen met de Staat van Horeca-activiteiten wordt verwezen naar Bijlage 4 van deze toelichting.

Toelaatbaarheid per gebiedstype

In het centrum van De Lier bevinden zich al enkele horecavoorzieningen en wordt de concentratie van horeca ook wenselijk geacht. Ter plaatse van de bestemming 'Centrum' en 'Gemengd-2' wordt horeca tot en met categorie 2 algemeen dan ook toelaatbaar geacht. Het gaat om horecavoorzieningen die ook 's nachts kunnen worden uitgeoefend en daardoor enige vorm van hinder kunnen veroorzaken. In de omliggende woongebieden, waaruit een groot deel van het plangebied bestaat, wordt horeca tot en met categorie 1b van de SvH algemeen toelaatbaar geacht. Dit betreft horeca welke slechts beperkt hinder kan veroorzaken. Horeca uit een hogere categorie dan de algemene toelaatbaarheid wordt mogelijk gemaakt via een maatbestemming.

Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels om horeca-activiteiten uit één categorie die hoger ligt dan de algemene toelaatbaarheid toe te staan. In dat geval dient echter wel te worden aangetoond dat een vrijgestelde horecavoorziening niet zorgt voor onacceptabele hinder ten opzichte van omliggende woningen. De verkeersaantrekkende werking van de beoogde functie en de beschikbare ontsluitingsstructuur dient ook deel uit te maken van deze afweging.

Inventarisatie horecavoorzieningen

Bestaande horecavoorzieningen in het plangebied zijn geïnventariseerd en ingeschaald volgens de categorieën SvH (zie Bijlage 2). De meeste horeca-activiteiten binnen het plangebied vallen alle binnen de algemene toelaatbaarheid. Het gaat vooral om lichte horeca als restaurants, cafetaria's en een aantal cafés.

Conclusie

De meeste horeca-activiteiten passen binnen de algemene toelaatbaarheid. Voor alle horecavoorzieningen gaat het om een bestaande situatie. Er wordt derhalve geconcludeerd dat deze activiteiten geen onaanvaardbare milieuhinder zullen veroorzaken. Nieuwe horecavoorzieningen worden met het voorliggend bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt.

3.8 Planologisch Relevante Kabels En Leidingen

Normstelling en beleid

Sinds 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Bevi. Daarbij worden de toetsings- en bebouwingsafstand vervangen door een afstand voor het plaatsgebonden risico (PR) en een afstand voor het invloedsgebied van het groepsrisico. Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde.

Voor het groepsrisico (GR) geldt, indien er objecten binnen het invloedsgebied liggen, een verantwoordingsplicht. In een aantal situaties kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Het betreft de volgende situatie:

  1. 1. het plangebied ligt buiten het plangebied behorend bij de afstand waar nog 100% van de aanwezigen kan komen te overlijden of, bij toxische stoffen, het plangebied ligt buiten de grens waarbij het PR 10-8 per jaar is; of
  2. 2. het GR kleiner is dan 0,1 maal de oriënterende waarde ; of
  3. 3. het GR neemt met minder dan 10 % toe terwijl de oriënterende waarde niet wordt overschreden.

In verband met de bescherming en het beheer van leidingen, dient tevens een belemmeringenstrook bestemd te worden. Binnen deze afstand is in beginsel geen bebouwing toegestaan.

Overige relevante leidingen

Overige planologische leidingen zijn bijvoorbeeld rioolwaterpersleidingen met een grote diameter en waterleidingen met een regionale functie. Op deze leidingen zijn geen veiligheidsafstanden van toepassing, maar wordt wel rekening gehouden met een belemmeringenstrook van de leidingen. Door binnen deze strook een bouwverbod op te nemen, wordt beschadiging van de leiding voorkomen.

Onderzoek en conclusie

Op enige afstand van kern de Lier bevinden zich 4 aardgastransportleidingen en een aardgascondensaatleiding. Op deze leidingen zijn de onderstaande veiligheidsafstanden en een belemmeringenstrook ten behoeve van onderhoud van toepassing.

Tabel 3.4 Aardgastransportleidingen nabij kern de Lier

leiding diameter druk PR 10-6-contour invloeds
gebied
belemmeringen strook
W-509-01 12" 40 bar 0 m 140 m 4 m
W-522-04 16" 40 bar 0 m 170 m 4 m
411041
W-514-01
A-617
6"
12"
12"
95 bar
40 bar
80 bar
10 m
0 m
0 m
27 m
140 m
180 m
5 m
4 m
5 m

Bovengenoemde 16" aardgastransportleiding loopt ten oosten van De Lier door het plangebied. Ter plaatse van de aardgastransportleiding dient rekening gehouden te worden met de belemmeringenstrook van 4 m. Binnen het invloedsgebied van deze leiding worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

De invloedsgebieden van de andere aardgastransportleiding en de transportleiding voor aardgascondensaat reiken niet tot het plangebied. Zodoende heeft het aspect kabels en leidingen geen gevolgen voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

3.9 Luchtkwaliteit

Normstelling en beleid

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 (Luchtkwaliteitseisen van de Wet Milieubeheer). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 3.5 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Tabel 3.5 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk

stof toetsing van grenswaarde geldig
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 60 µg/m³ 2010 tot en met 2014
jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 2015
fijn stof (PM10)1) jaargemiddelde concentratie 48 µg/m³ tot en met 10 juni 2011
jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 75 µg/m³ tot en met 10 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ vanaf 11 juni 2011

1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).

Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In dit Besluit is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 1% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10;
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.

Onderzoek

Aangezien er met dit bestemmingsplan geen nieuwe functies worden mogelijk gemaakt, kan op grond van het Besluit nibm, een toetsing aan de grenswaarden uit de Wlk achterwege blijven. Wel dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening de luchtkwaliteit ter plaatse inzichtelijk te worden gemaakt.

Ten aanzien van de luchtkwaliteit ter plaatse wordt gebruikgemaakt van de Rapportage Luchtkwaliteit van de gemeente uit 20063. Uit de rapportage blijkt dat in De Lier geen overschrijdingen van de grenswaarden plaatsvinden. Wel wordt op de Burg. Crezeelaan en de Burg. Van Doornlaan in 2006 de plandrempel voor stikstofdioxide overschreden (in dat jaar geldt de grenswaarde voor deze stof immers nog niet). De jaargemiddelde concentraties bedragen 40,3 respectievelijk 20,5. Voor fijn stof wordt aan de grenswaarde voor het jaargemiddelde en de 24-uurgemiddelde waarde voldaan. Er kan worden aangenomen dat de luchtkwaliteit sindsdien blijvend is verbeterd door Europees- en rijksbeleid en het schoner worden van het wagenpark. Deze verbetering zal in komende jaren, mede als gevolg van de uitvoering van het NSL, blijven doorzetten. Overschrijdingen van de grenswaarden zullen daardoor in De Lier niet meer voorkomen.

Conclusie

Er wordt geconcludeerd dat titel 5.2 luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer (Wlk) de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Ter plaatse van het plangebied is sprake van een goed woon- en leefklimaat uit het oogpunt van luchtkwaliteit.

  1. 3. Gemeente Westland, Resultaat Lucht 2006 Westland, d.d. 29 mei 2007.

3.10 Water

Watertoets en waterbeheer

Voor het bestemmingsplan is de watertoets wettelijk verplicht. Dit is een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over waterhuishoudkundige aspecten van ruimtelijke plannen. De watertoets heeft als doel om te voorkomen dat nieuwe ruimtelijke plannen plaatsvinden die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.

In het plangebied wordt het waterbeheer gevoerd door het Hoogheemraadschap van Delfland. De rioleringstaak binnen het plangebied valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Westland. In het kader van de verplichte watertoets is over dit bestemmingsplan overleg gevoerd met de waterbeheerder. Vervolgens zijn de aandachtspunten van de waterbeheerder verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met het doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Provinciale Structuurvisie;
  • Verordening Ruimte.

Nationaal beleid

Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.

Provinciaal beleid

Het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 bevat de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid voor die periode. Het vervangt het provinciaal waterbeleid zoals dat is vastgelegd in het Beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006) en vervangt het Grondwaterplan 2007-2013 en beschrijft dan ook het strategische grondwaterbeleid voor Zuid-Holland. Verder voldoet het plan aan de eisen van de nieuwe Waterwet. De provincie vertaalt in dit plan het beleid uit het nationaal waterplan en het huidige Europese beleid naar provinciale kaders en doelstellingen voor de periode 2010-2015. Conform de herziene sturingsvisie water gaat het met name om de 'wat' vraag. De waterschappen beantwoorden in hun waterbeheerplannen vervolgens vooral de 'hoe' vraag.

De Visie op Zuid-Holland bestaat uit de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda. Hierin beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen (structuurvisie), stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (verordening) en geeft zij aan wat nodig is om dit te realiseren (uitvoeringsagenda). In de Verordening Ruimte zijn regels opgenomen met betrekking tot het water en waterstaatswerken in bestemmingsplannen.

De provincie heeft in samenwerking met de gemeente Westland een eindrapport opgesteld over Westlandse waterlijnen, een project dat de vaartenstructuur in het Westland probeert te versterken. Uit de kaart bladzijde 10 van het rapport, blijkt dat er één knelpunt aanwezig is ter hoogte van de Bree-Lee. Deze te lage brug belemmert de doorvaart van recreatie. In het bestemmingsplan is voor deze locatie de bestemming 'Water' opgenomen. Hierin is het mogelijk om bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op te richten met een hoogte van 3 m. Mochten er in de toekomst plannen zijn om de brug op te hogen, dan is dat op basis van dit bestemmingsplan mogelijk.

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft het Hoogheemraadschap van Delfland de strategische keuzes, de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. De complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen dwingen tot het stellen van prioriteiten. Het Hoogheemraadschap gaat het beheer en onderhoud van het watersysteem optimaliseren en zal daarbij flink investeren in waterkwaliteit, waterkeringen en het voorkomen van wateroverlast en watertekort. Voor de zuiveringstechnische infrastructuur ligt de nadruk op beheren, onderhouden en optimaliseren.

In het kader van de afstemming van het waterbeleid met ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening heeft het Hoogheemraadschap in 2007 een Waterkansenkaart opgesteld. Deze Waterkansenkaart kan gezien worden als de nadere, gebiedsspecifieke uitwerking van de Deelstroomgebiedsvisie Midden-Holland. Ten slotte is in 2007 een Handreiking Watertoets, ruimte voor water in ruimtelijke plannen opgesteld. Met deze handreiking wordt inzicht gegeven in de wijze waarop het Hoogheemraadschap Delfland procedureel en inhoudelijk omgaat met de watertoets.

Gemeentelijk beleid

Het Westland 2009-2015, met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2030 en de daarbij horende doelstellingen tot 2015 beschreven. Centraal hierin staan de thema's 'Droge voeten, levend water en zichtbaar water'. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart gebracht. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies.

In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Westland 2011-2015 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Met het eerste Verbreed GRP Westland 2011-2015 wordt niet alleen uitvoering gegeven aan de wettelijke eisen, maar wordt ook de onderlinge samenhang tussen de drie zorgplichten en reeds in gang gezette ontwikkelingen zoals het project Riolering Glastuinbouw Westland (RGW) weergegeven. Het Verbreed GRP is een logisch vervolg op de wijzigingen in wetgeving/beleid en een noodzakelijke verdere optimalisatie van het beleid dat de afgelopen 5 jaar is gevolgd.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied betreft de bebouwde kom van de kern De Lier, uitgezonderd het bedrijventerrein Hondert Margen en de woongebieden ten zuidoosten van de Bleijenburgh/Markenborgh. Het plangebied is grotendeels verhard (stedelijk gebied). De maaiveldhoogte bedraagt circa NAP 0 m en bodem bestaat uit zware zavel (kleihoudend zand).

Volgens de Bodemkaart van Nederland is ter plaatse van het plangebied sprake van grondwatertrap IV. Dat betekent dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand meer dan 0,4 m onder het maaiveld ligt, terwijl de gemiddeld laagste grondwaterstand tussen 0,8 m en 1,2 m onder het maaiveld ligt. Hydrologisch gezien betreft het infiltratiegebied.

Veiligheid en waterkeringen

Binnen het plangebied bevindt zich een aantal waterkeringen. Het betreft de waterkeringen langs het Zwethkanaal, langs het Breelee, langs de Blakervaart, alsmede de Hoogweg en de Zijtwende.

Waterkwantiteit

Het plangebied ligt vrijwel geheel in polderland, dat betekent dat het gebied met behulp van gemalen afwatert op het boezemstelsel. Het peil ten noorden van de Lee- of Lierwatering bedraagt NAP -1,85 m. Ten zuiden van de Lee- of Lierwatering en ten westen van de Hoogweg is het waterpeil NAP -1,52 m. Ten zuiden van de Lee- of Lierwatering en ten oosten van de Hoogweg is het waterpeil NAP -1,85 m. Het plangebied bevat momenteel onvoldoende bergend vermogen bij hevige en/of langdurige regenval. In het plangebied bevinden zich diverse watergangen.

De Breelee wordt aangemerkt als primair boezemwater, hier bedraagt het boezempeil NAP -0,4 m. Ook het boezemstelsel bevat onvoldoende bergend vermogen bij hevige en/of langdurige regenval.

Afvalwater en riolering

De Lier is aangesloten op een gemengd rioolstelsel. In het plangebied bevinden zich een behoorlijk aantal riooloverstorten.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Binnen of in de omgeving van het plangebied bevinden zich geen KRW-waterlichamen. Het is niet bekend wat de waterkwaliteit van het oppervlaktewater is.

Duurzaam stedelijk waterbeheer in toekomstige situatie

Algemeen

Binnen het plangebied vinden geen ontwikkelingen plaats. Dit bestemmingsplan biedt daarom weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en –beheer te verbeteren. Mochten er in de toekomst ontwikkelingen plaatsvinden, dan is het van belang om de uitgangspunten van duurzaam stedelijk waterbeheer, overeenkomend met het beleid van het Hoogheemraadschap van Delfland, daar waar mogelijk toe te passen.

Veiligheid en waterkeringen

De waterkeringen hebben een Keurzone (kernzone en beschermingszone). Ingeval van toekomstige werkzaamheden binnen deze zones dient bij het Hoogheemraadschap van Delfland een watervergunning te worden aangevraagd.

Waterkwantiteit

Binnen het plangebied vinden geen ontwikkelingen plaats naar aanleiding waarvan het bestaande waterbergingstekort kan worden verkleind. Mochten er in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, dient hierbij een bergend vermogen van 325 m³/ha te worden gerealiseerd.

In het waterplan voor Westland wordt gesteld dat bij stedelijke herstructureringen kansen bestaan voor een vergroting van het waterbergend vermogen. Ten oosten van de Sportlaan is een oppervlak van 0,8 ha als zoekgebied aangeduid.

Afvalwater en riolering

De huidige rioolstelsels blijven gehandhaafd. Bij mogelijke toekomstige ontwikkelingen dient een gescheiden rioolstelsel te worden aangelegd. Dit betekent dat hemelwater afkomstig van schone verharde oppervlakken wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater. Afvalwater wordt uiteraard afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. In dat geval wordt voldaan aan de Leidraad rioleringen West-Nederland en de Beslisboom Afkoppelen. Voor toekomstige lozingen (van schoon hemelwater) op oppervlaktewater dient een watervergunning te worden aangevraagd.

Volgens het waterplan van Westland behoren de Lee of Breelee en de Lee- of Lierwatering tot de boezemwatergangen die deel uitmaken van het waterlichaam waarvoor specifieke maatregelen getroffen moeten worden in het kader van de Kaderrichtlijn Water. Voor het realiseren van een natuurvriendelijke inrichting om de waterkwaliteit te verbeteren, moeten de boezemwatergangen verbreed worden om te voorkomen dat dit ten koste gaat van de bergings- en afvoercapaciteit van de boezemwatergangen. De realisatie van deze maatregelen is mogelijk op basis van de bestemmingslegging in dit bestemmingsplan.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Toekomstige ontwikkelingen kunnen aanleiding geven tot maatregelen die een betere waterkwaliteit en hogere ecologische waarden tot gevolg hebben. Hierbij kan gedacht worden aan het combineren van waterberging met de aanleg van natuurvriendelijke oevers.

In ieder geval mogen ontwikkelingen niet leiden tot een verslechtering van de waterkwaliteit. Om die reden dienen toekomstige bouwwerkzaamheden uitgevoerd te worden met duurzame, niet-uitloogbare materialen (dus geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen.

Beheer en onderhoud

In zijn algemeenheid geldt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het Hoogheemraadschap van Delfland een watervergunning dient te worden aangevraagd. Ook voor werkzaamheden binnen de keurzone van waterkeringen dient een watervergunning aangevraagd te worden.

Water en waterkeringen in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan worden de watergangen bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone inclusief de beschermingszone) geldt de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.

Conclusie

Aangezien dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk maakt, bestaan er nu geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren. Ingeval van toekomstige ontwikkelingen dienen de aandachtspunten uit deze paragraaf in acht te worden genomen.

3.11 Wegverkeerslawaai

Aangezien het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt kan het onderzoek naar het aspect wegverkeerslawaai achterwege blijven.

Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de planvorm voor het bestemmingsplan. Tevens wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag liggen en welke regeling wordt voorgesteld.

4.1 Planvorm

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Het bestemmingsplan biedt voor de bestaande woonbebouwing en de voorzieningen in het plangebied een consolidatie en beheersfunctie en staat geen nieuwe grote ontwikkelingen toe. De juridische planvorm is afgestemd op de hoofdlijnen van het beleid dat erop gericht is de aanwezige functies te behouden. Gezien het gewenste behoud van de ruimtelijke en functionele structuur van de kern, is gekozen voor een gedetailleerde planvorm. Deze planvorm maakt het mogelijk alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd en behouden.

Ruimtelijke plannen en ontwikkelingen die tijdens het opstellen van dit bestemmingsplan aan de orde zijn gekomen, maar niet in het vigerende bestemmingsplan pasten, zijn via een afzonderlijke procedure doorlopen.

4.2 Verbeelding (Plankaart)

Wettelijke vereisten

De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Hierbij vormt de inhoud van de digitale versie de beslissende versie. De digitalisering brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

Leeswijzer verbeelding

Wegwijzer via internet

Met de digitalisering van ruimtelijke plannen is het lezen en interpreteren van de verbeelding (voorheen plankaart) een nieuwe aangelegenheid. Via de website www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen bestemmingsplannen (ook in voorbereiding zijnde plannen voor zover deze ter inzage zijn gelegd) worden ingezien. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.

Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksonder 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen.

Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie getoond. Zie onderstaand figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp0002-onhe_0021.png"

Figuur 4.1 Verbeelding met rechts in beeld de uitleg bij de locatie waar het rode kruis is geplaatst

In bovenstaand voorbeeld geldt voor de locatie waarin het rode kruisje is geplaatst een goot- en bouwhoogte van 6 m respectievelijk 9 m. Daarnaast zijn de gronden bestemd voor het wonen. Indien meer informatie is gewenst, kan boven het blauwe vlak worden doorgeklikt naar de toelichting en/of de regels van het plan.

Analoge verbeelding

Alhoewel de digitale verbeelding het uitgangspunt vormt, blijft het mogelijk het bestemmingsplan analoog in te zien. Het lezen van de analoge verbeelding is verschillend van de digitale verbeelding. Op de analoge verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes.

Bestemmingsvlak en bouwvlak

Vrijwel elke bestemming bestaat doorgaans uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. Soms komt het voor dat het bestemmingsvlak en het bouwvlak met elkaar samenvallen. Op de plankaart is dan uitsluitend een bouwvlak te zien (het bestemmingsvlak ligt hieronder).

Aanduidingen

Op de digitale plankaart is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen. Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeelden van functieaanduidingen zijn 'bedrijfswoning', 'detailhandel' en 'kantoor'.

Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. Voorbeelden van bouwaanduidingen in het plangebied zijn 'gestapeld' en 'onderdoorgang'.

Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen.

Voorgevelrooilijn

Een specifieke aanduiding op de verbeelding is de voorgevelrooilijn welke in de vorm van de figuur 'gevellijn' is opgenomen. Hiermee wordt beoogd op die plaatsen waar dat gewenst is extra bescherming te bieden tegen ongewenste bebouwing in tuinen. Veelal valt de voorgevelrooilijn samen met de voorgevel van een gebouw. In enkele gevallen omvat de voorgevelrooilijn ook een zijgevel.

Welstand

Het bestemmingsplan bevat een duidelijke regeling die aansluit op het vergunningsvrij bouwen op grond van het Besluit Omgevingsrecht en de Welstandsnota van de gemeente Westland. Het geeft aan de achter- en zijkant van de woning voldoende ruimte voor burgers. Om het straatbeeld intact te houden en daarmee de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen, zijn voor de voorzijde van de percelen en gebouwen restricties opgenomen. Ditzelfde geldt voor zijkanten die grenzen aan (belangrijke) openbare ruimten.

4.3 Uitleg Van De Planregels

4.3.1 Opbouw planregels

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregel.

4.3.2 Inleidende regels

Begrippen (Artikel 1)

Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Wijze van meten (Artikel 2)

Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

4.3.3 Bestemmingsregels

Bedrijf en Bedrijventerrein (Artikel 3 en Artikel 4)

Binnen de bestemming Bedrijf zijn zowel bedrijven toegestaan, alsmede wegen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en overige bijbehorende voorzieningen. Bedrijven komen zowel gespreid over het plangebied voor, als geconcentreerd, zoals op het bedrijventerrein Lierweg aan de oostzijde van De Lier.

Bedrijven zijn toegestaan voor zover deze behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van bedrijvigheid. De milieucategorie van de bedrijven wordt bepaald aan de hand van de Staten van Bedrijfsactiviteiten die zijn opgenomen als bijlage bij de regels van dit bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan wordt gewerkt met twee verschillende Staten van Bedrijfsactiviteiten (zie voor een toelichting, paragraaf 3.2). In Bijlage 3 is een toelichting op het gebruik van deze Staten van Bedrijfsactiviteiten opgenomen.

Voor het vaststellen van de milieuzonering van het bedrijventerrein Lierweg is uitgegaan van de bestaande woonbebouwing langs de randen van het plangebied welke qua gebiedstype is ingedeeld. Bedrijven uit een zwaardere categorie dienen op een grotere afstand van de woonbebouwing te worden gesitueerd dan de bedrijven uit lagere milieucategorieën.

De zonering is aangegeven door middel van categorieaanduidingen binnen de bestemming Bedrijf. Op de kaart is na de letter die de bestemming aangeeft, de hoogst toelaatbare categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (tussen haakjes) aangegeven (bijvoorbeeld (b=2) bij bedrijventerreinen en (b=B1) bij functiemenging). In het gebied waar sprake is van functiemenging wordt categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' toelaatbaar geacht. Op het bedrijventerrein Lierweg worden bedrijven uit maximaal milieucategorie 2 of 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' algemeen toelaatbaar geacht. Een aantal bedrijven voldoet niet aan de aldaar maximale toelaatbare categorie, maar kunnen ter plaatse wel gehandhaafd blijven. Voor deze bedrijven zijn maatbestemmingen opgenomen. Dit betekent dat bij verplaatsing of beëindiging van een dergelijk bedrijf eenzelfde soort bedrijf is toegestaan of een bedrijf dat past binnen de toelaatbare categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten bedrijventerrein.

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels om bedrijfsactiviteiten toe te staan die genoemd worden in één categorie hoger dan algemeen toelaatbaar is en voor bedrijven die niet genoemd worden in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, op voorwaarde dat deze bedrijfsactiviteiten (als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten genoemd in de lagere algemeen toegelaten milieucategorieën.

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is in de regeling geïmplementeerd door middel van het uitsluiten van risicovolle inrichtingen. In de begrippen is het begrip 'risicovolle inrichtingen' verklaard. Daarnaast zijn geluidshinderlijke inrichtingen eveneens niet toegestaan.

Bouwregels

Bebouwing ten dienste van de bestemming mag alleen worden gerealiseerd binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken. Op de kaart en in de regels zijn de maximale hoogtematen van de bebouwing aangegeven.

Kantooractiviteiten die zijn verbonden aan de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten, zijn rechtstreeks toelaatbaar. Hiervoor geldt dat ten hoogste 50% van het bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 3.000 m² is te gebruiken voor deze kantooractiviteiten.

Er is binnen het plangebied een aantal bedrijfswoningen aanwezig. Deze bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan, maar daarbij geldt dat de inhoud van de woningen maximaal 600 m³ mag bedragen. De vestiging van nieuwe bedrijfswoningen is niet toegestaan.

Centrum (Artikel 5)

De bestemming Centrum voorziet in de functies bedrijven, detailhandel en dienstverlening, horeca, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en wonen. Centrumfuncties zijn vooral gelokaliseerd in het gebied rondom de Hoofdstraat.

Cultuur en Ontspanning (Artikel 6)

De kinderboerderij aan de aan De Lierhout is bestemd als Cultuur en Ontspanning.

Gemengd - 1 en Gemengd - 2 (Artikel 7 en Artikel 8)

De bestemmingen Gemengd - 1 en Gemengd - 2 zijn toegekend aan gebieden met gemengde functies, maar die buiten het centrum zijn gelegen.

Groen (Artikel 9)

De grotere groenvoorzieningen met een structurerend karakter zijn ondergebracht in de bestemming Groen. Naast beplanting, zijn hier onder andere ook speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, oeververbindingen en water mogelijk.

Horeca (Artikel 10)

De bestemming Horeca is toegekend aan het bowlingcentrum aan de Veilingweg.

Kantoor (Artikel 11)

Verspreid over het plangebied zijn kantoren gelegen. Deze hebben de bestemming Kantoor gekregen.

Maatschappelijk (Artikel 12)

Maatschappelijke functies, waaronder bijvoorbeeld bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening en verenigingsleven zijn voorzien van de bestemming Maatschappelijk.

In het bestemmingsplan zijn de gronden voor de schoolgebouwen en schoolterreinen dus ook bestemd als 'Maatschappelijk'. Aangezien de gemeente Westland haar medewerking wil verlenen aan multifunctioneel gebruik van de schoolgebouwen en de schoolterreinen (deze worden immers steeds vaker voor bredere activiteiten dan louter scholing gebruikt), is de bestemming zo ruim en flexibel mogelijk gehouden zonder specifieke functieaanduidingen, zoals 'school'. Op deze manier wordt gegarandeerd dat het gebruik van het schoolgebouw en het schoolterrein ook buiten de reguliere schooltijden mogelijk is door medegebruikers. Bovendien sluit deze wijze van bestemmen aan bij recente uitspraken van de Raad van State inzake het (multifunctioneel) gebruik van schoolpleinen.

Sport (Artikel 13)

De sportvelden in het noorden van het plangebied en de bijbehorende clubgebouwen en sporthallen en het zwembad hebben de bestemming Sport.

Tuin (Artikel 14)

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor de voortuinen of zijtuinen bij de woningen. De bestemming Tuin is gelegen op 2 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw. Hier zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

Verkeer (Artikel 15)

Daar waar een weg een stroomfunctie heeft, zijn de gronden bestemd voor doorgaand verkeer. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen en dergelijke.

Verkeer - Verblijfsgebied (Artikel 16)

Daar waar het openbaar gebied een verblijfs- en verplaatsingsfunctie heeft, zijn de gronden bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, fiets- en voetpaden.

Water (Artikel 17)

Waterpartijen, structuurbepalende watergangen en locaties die van belang zijn voor de waterberging zijn bestemd voor Water.

Wonen (Artikel 18)

In het bestemmingsplan is het wonen de belangrijkste functie. De regeling voor de woonpercelen bestaat uit twee bestemmingen: Wonen en Tuin (zie voorbeeld hieronder). De bestemming Tuin is al besproken onder Artikel 14.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp0002-onhe_0022.png"

Standaard situatie woonpercelen (uitsnede analoge verbeelding)

De woningen zijn voorzien van de bestemming Wonen. Het beleid is erop gericht de kwaliteit van de woonomgeving te behouden. Naast de bestaande situatie en de bestaande mogelijkheden, die voortvloeien uit de vigerende bestemmingsplanregeling, is bij het toekennen van de bestemmingen het bieden van voldoende erfbebouwingsmogelijkheden voor de bestaande woningen het uitgangspunt. De basis voor de regeling van de bestaande woonfunctie wordt gevormd door een regeling bestaande uit bouwvlakken ter plaatse van de aanwezige hoofdgebouwen. De gronden buiten het hoofdgebouw (zij- en achtererf) zijn gelegen buiten het bouwvlak. De gronden aan de voorzijde (en soms zijkant) zijn bestemd als Tuin (zie onder Artikel 14).

Bouwvlakken hoofdgebouwen

Bij de opstelling van het bestemmingsplan is voor alle woningen bepaald waar in de huidige situatie het hoofdgebouw (de woning zelf) en waar het bijgebouw (bijvoorbeeld garage) staat. Deze bestaande situatie is het uitgangspunt. Rekening houdend met karakteristieke voorgevelverspringingen en rooilijnen, zijn op de plankaart bouwvlakken opgenomen waarmee de plaats van hoofdgebouwen juridisch is vastgelegd. In de vigerende bestemmingsplannen is de begrenzing van de bouwvlakken aan de achterzijde van de woning in sommige gevallen ruimer neergelegd. Ook in dit bestemmingsplan wordt deze ruimte geboden, mits stedenbouwkundige reden zich hier niet tegen verzetten.

Daar waar niet duidelijk is waar de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, is een gevellijn opgenomen.

Gestapelde woningen zijn voorzien van een bouwaanduiding die specifiek regelt dat woningen gestapeld gebouwd dienen te worden. Per hoofdgebouw is tot slot de goot- en/of bouwhoogte vastgelegd.

Erfbebouwing

De gronden achter en deels naast het hoofdgebouw c.q. de woning zijn te gebruiken voor uitbreiding van het hoofdgebouw of voor de bouw van bijgebouwen.

De regeling bevat bepalingen met betrekking tot de oppervlakte en de hoogte van de erfbebouwing. In het bestemmingsplan worden er voldoende erfbebouwingsmogelijkheden geboden, terwijl de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast.

Aan-huis-gebonden beroepen

Aan-huis-gebonden beroepen zijn als ondergeschikte functie bij de hoofdfunctie wonen toegestaan. Deze mogen alleen voorkomen zolang de omvang niet meer dan 25% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing bedraagt. Dit geldt tot een maximum van 50 m² per woning.

Overige functies naast het wonen

Verspreid over het plangebied komen naast het wonen nog andere (ondergeschikte) functies voor. Deze zijn geregeld met een functieaanduiding. Voorbeelden zijn 'horeca' en 'kantoor'. Ook voor garages is een aparte functieaanduiding opgenomen.

Leiding - Gas (Artikel 19)

Ter bescherming van de in het plangebied aanwezige planologisch relevante gasleiding is de bestemmingen Leiding - Gas. Het betreft hier een dubbelbestemming. Bouwen is slechts mogelijk op basis van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning, waarbij getoetst wordt aan het belang van de leiding. Voor het uitvoeren van een aantal werkzaamheden en werken, geen gebouwen zijnde, is een omgevingsvergunningplicht opgenomen. De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar voor zover het leidingbelang niet onevenredig wordt geschaad. De leidingbeheerder brengt hierover voorafgaand advies uit aan burgemeester en wethouders.

Waarde - Archeologie - 1, 3 en 4 (Artikel 20, Artikel 21 en Artikel 22)

Conform het archeologiebeleid worden drie afzonderlijke beschermingsregimes vastgelegd in het kader van te beschermen archeologische waarden, te weten historische dorpskern en verwachtingszone II en III. Deze drie waarden zijn respectievelijk bestemd als Waarde - Archeologie - 1, 3 en 4.

Deze bestemmingen fungeren als dubbelbestemmingen. Bouwwerken op gronden met samenvallende bestemmingen kunnen weliswaar worden gerealiseerd, maar dan met inachtneming van de in de planregels opgenomen voorwaarden. Daarvoor is een verplichting opgenomen voor het verlenen van een omgevingsvergunning. Is er blijkens onderzoek geen sprake van archeologische waarden, dan kunnen de werken en bouwwerken met omgevingsvergunning worden gerealiseerd. Het onderscheid zit in het feit dat binnen de historische dorpskern vanwege de hoge verwachtingswaarde eerder onderzoek nodig is (vanaf 50 m² en 30 cm -Mv) dan binnen de verwachtingszone II (vanaf 250 m²) en verwachtingszone III (vanaf 500 m²).

In het kader van de bescherming van archeologische waarden is ook voor een aantal werken, niet zijnde bouwwerken, en werkzaamheden een omgevingsvergunningplicht opgenomen.

Archeologische waarden kunnen ook worden bedreigd door grondwerkzaamheden die samengaan met de aanleg van bijvoorbeeld wegen, bebouwing en watergangen. Ook ingrijpende agrarische werkzaamheden (diepploegen, onderbemalen) kunnen het bodemarchief onherstelbaar beschadigen en de daarin opgeslagen informatie verloren doen gaan. Deze gronden worden derhalve mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige archeologische waarden. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is via omgevingsvergunning alleen toegestaan voor zover de archeologische waarden niet worden geschaad. Genoemde werken en werkzaamheden zijn zonder omgevingsvergunning niet toegestaan.

Waarde - Karakteristiek (Artikel 23)

In het beeldkwaliteitsplan Karakteristiek gebied De Lier (zie ook paragraaf 2.1.4 en Bijlage 4 bij de regels) zijn gebieden aangewezen die een bepaalde ruimtelijke kwaliteit hebben die gewaarborgd moet worden. In het plangebied betreft dit de Hoofdstraat.

In dit artikel is bepaald dat bij herbouw van gebouwen en/of de herinrichting van het openbaar gebied de beeldkwaliteitseisen uit het beeldkwaliteitsplan in acht genomen moeten worden. Daarnaast is een sloopverbod zonder omgevingsvergunning opgenomen.

Waarde - Winkelgebied (Artikel 24)

Voor het kernwinkelgebied en de aanlooproutes is de dubbelbestemming 'Waarde - Winkelgebied' opgenomen. In dit gebied geldt ook het sloopverbod zonder omgevingsvergunning. Het verschil met de bestemming 'Waarde - Karakteristiek' is gelegen in het feit dat het toetsingskader uit het beeldkwaliteitsplan niet van toepassing is. Ingeval van het samenvallen van deze gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Karakteristiek' prevaleert deze laatstgenoemde bestemming.

Waterstaat - Waterkering (Artikel 25)

Deze dubbelbestemming is toegekend aan de waterkeringen (kernzone inclusief beschermingszones) in het plangebied (zie ook paragraaf 3.10).Deze gronden hebben een waterkerende functie of zijn van invloed op de waterkering. Er is sprake van samenvallende bestemmingen, waarbij de met Waterstaat - Waterkering samenvallende bestemmingen ondergeschikt zijn. Dit uitgangspunt is vertaald in de betreffende bouwregels. Langs de bestemming Waterstaat - Waterkering zijn beschermingszones aanwezig waarop de Keur van het Hoogheemraadschap Delfland van toepassing is.

Voor het uitvoeren van werkzaamheden binnen de bestemming Waterstaat - Watering en in de beschermingszones is ontheffing vereist van het Waterschap.

4.3.4 Algemene regels

In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.

Antidubbeltelregel (Artikel 26)

Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).

Algemene bouwregels (Artikel 27)

De algemene bouwregels omvatten bouwregels die aanvullend op de regels van hoofdstuk 2 van toepassing zijn. Er wordt onder andere verwezen naar de op de verbeelding vastgelegde hoogtematen en bebouwingspercentages. Daarnaast zijn er, tenzij hoofdstuk 2 anders bepaalt, standaard hoogtematen vastgelegd voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Naast deze meer algemene bepalingen kent het artikel de volgende regelingen:

Overschrijding bouwgrenzen

Dit lid bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn.

Ondergrondse bouwwerken

In dit lid is bepaald dat de regels in de plan ook van toepassing zijn op ondergrondse bouwwerken.

Parkeernormering

In dit lid is bepaald dat bij iedere ruimtelijke ontwikkeling het Westlands Verkeer- en Vervoerplan van toepassing is.

Dakkapellen

In dit lid zijn de mogelijkheden en toegestane afmetingen voor dakkapellen vastgelegd.

Bestaande bouwwerken

Dit lid bepaalt dat bestaande bouwwerken mogen worden teruggebouwd wanneer deze met een vergunning tot stand zijn gekomen.

Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

Deze bepaling geeft invulling aan de afstemmingsbepaling tussen de bouwverordening en het bestemmingsplan ingevolge artikel 9 van de Woningwet. Artikel 9 van de Woningwet regelt primair dat de bouwverordening buiten toepassing blijft voor zover deze niet overeenstemt met het desbetreffende bestemmingsplan. Voor zover het bestemmingsplan geen regels bevat ten aanzien van een onderwerp dat in de bouwverordening is geregeld, is de bouwverordening wel van toepassing, tenzij het bestemmingsplan anders bepaalt.

De bepaling dient als uitwerking van de laatste zinsnede en voorkomt dat de bouwverordening onbedoeld aanvullend werkt bij onderwerpen die in het bestemmingsplan bewust niet zijn geregeld, bijvoorbeeld omwille van globaliteit. De relevante onderwerpen staan allemaal in paragraaf 2.5 van de bouwverordening.

Algemene gebruiksregels (Artikel 28)

In dit artikel zijn een aantal vormen van strijdig gebruik als bedoel in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening opgenomen. Daarnaast is aangegeven wat niet onder strijdig gebruik valt. Het gaat hier om gebruik dat ingevolge de APV van de gemeente Westland is toegestaan.

Algemene afwijkingsregels (Artikel 29)

In dit artikel wordt omschreven in welke gevallen bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels. Het gaat hier om de overschrijding van de bouwgrenzen, voor zover deze afwijkingen niet onder de regel 'algemene bouwregels' valt te scharen. Dit betreft bijvoorbeeld de bevoegdheid om af te wijken van de voorgeschreven maten en percentages. Afwijking is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als de woon- en milieusituatie van aangrenzende percelen.

Algemene wijzigingsregels (Artikel 30)

In dit artikel is opgenomen dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen en/of de dubbelbestemming Waarde - Archeologie te verwijderen.

Overige regels (Artikel 31)

Karakteristieke waardevolle bebouwing

In het plangebied is een aantal gebouwen aanwezig welke als cultuurhistorisch waardevol zijn aangemerkt. Deze gebouwen hebben op de planverbeelding de aanduiding 'karakteristiek'. Voor deze bouwwerken is een aantal beschermende maatregelen opgenomen. Het gaat daarbij in de eerste plaats om een sloopverbod zonder omgevingsvergunning.

Werking wettelijke regelingen

In de regels van een bestemmingsplan wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het plan. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.

4.3.5 Overgangs- en slotregels

In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregel aan de orde.

Overgangsrecht (Artikel 32)

De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).

Slotregel (Artikel 33)

Deze regel bevat de titel van het plan.

Hoofdstuk 5 Handhaving

Handhaven op maat

Burgemeester en wethouders van Westland hebben begin 2011 de beleidsnota 'Handhaven op maat' vastgesteld. Hierin zijn de doelen en richting voor milieuhandhaving en bouw- en woningtoezicht voor de komende vier jaren beschreven. De gemeente Westland wil een prettige- woon-, werk- en leefomgeving voor haar burgers en ondernemers. Dat wil de gemeente bereiken dor de duurzaamheid, veiligheid en leefbaarheid in het Westland te vergroten en te waarborgen. Handhaving is hierbij één van de middelen die hiervoor wordt ingezet. Handhaving is dus geen doel op zich, maar een onderdeel van de reguleringskosten (ontwikkeling wet- en regelgeving, normstelling, vergunningverlening, uitvoering, toezicht en handhaving). De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee met name om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, om handhavend optreden hiertegen goed mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet- limitatieve opsomming. Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid ervan in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft het team bouw- en woningtoezicht van de afdeling Ruimte, Omgeving en Veiligheid hierin een centrale taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van de prioriteitsstelling, een handhavingstraject ingezet.

Resultaten inventarisatie

Brocant Pandje (Lierweg 46 H)

Betreft een winkel in meubels en woonaccessoires. Deze is niet positief bestemd, omdat het gelegen is in een gebied waarin zware bedrijvigheid (categorie 3.2) is toegestaan.

Kees Toets filmclub en CD-shop (Kijckerweg 22)

Betreft een winkel gevestigd in een bedrijfspand. Omdat deze winkel gevestigd is buiten het kernwinkelgebied van De Lier, is deze winkel niet positief bestemd.

Marsman Interieur (Lierweg 48 G)

De activiteiten zijn positief bestemd, omdat de activiteiten van dit bedrijf kunnen worden geschaard onder volumineuze detailhandel.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op bestaand bebouwd gebied waarbinnen op dit moment geen nieuwe 'aangewezen bouwplannen' zoals bedoeld in artikel 6.12 Wro mogelijk worden gemaakt. Vaststelling van een exploitatieplan kan daarom achterwege blijven. De gemeenteraad zal besluiten om geen exploitatieplan op te stellen.

6.2 Inspraak En Overleg

6.2.1 Inspraak

Gezien het feit dat dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen bevat, wordt het houden van een inspraakprocedure niet noodzakelijk geacht.

6.2.2 Overleg

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke is het voorontwerpbestemmingsplan aan de wettelijke overlegpartners voorgelegd. Deze zijn in deze paragraaf samengevat en van beantwoording voorzien.

Overlegreacties

  1. 1. Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V.

Samenvatting

Het voorontwerpbestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het maken van op- of aanmerkingen.

Beantwoording

De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

  1. 2. Gemeente Midden-Delfland

Samenvatting

Het voorontwerpbestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het maken van op- of aanmerkingen.

Beantwoording

De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

  1. 3. Stadsgewest Haaglanden

Samenvatting

Het voorontwerpbestemmingsplan is conserverend van aard en sluit aan op de afspraken die binnen Haaglandenverband door de samenwerkende gemeenten zijn gemaakt. Daarom kan worden ingestemd met het plan. Er wordt aanbevolen om in de toelichting tevens aandacht te besteden aan de belangen van recreatievaart zoals bijvoorbeeld aanlegplaatsen en te handhaven en wellicht te verbeteren doorvaarroutes.

Beantwoording

In de toelichting is aandacht besteed aan de belangen van de recreatievaart, zoals aanlegplaatsen en handhaven/verbeteren van doorvaarroutes.

  1. 4. Gasunie

Samenvatting

In het plangebied ligt een gastransportleiding met toebehoren, in beheer bij de Gasunie. Ook liggen 2 gastransportleidingen buiten het plangebied waarvan de invloedssfeer tot binnen het plangebied reikt.

De ligging van de gastransportleiding is niet overeenkomstig de gegevens van de Gasunie op de planverbeelding aangegeven. Verzocht wordt om in de planverbeelding de aardgastransportleiding op te nemen aan weerszijden voorzien van een belemmerde strook van 4 m vanuit de hartlijn van de leiding. Ook dient er een artikel 'Leiding - Gas' in de planregels te worden opgenomen. Hiertoe kan gebruik worden gemaakt van een bijgevoegd tekstvoorstel.

Vanuit de regels voor de dubbelbestemming Leiding - Gas wordt bepaald dat het oprichten van bouwwerken van derden niet is toegestaan. Uit de verbeelding blijkt echter dat er een bouwvlak is weergegeven boven de aardgastransportleiding. Verzocht wordt het bouwvlak buiten de strook van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' te plaatsen zodat er geen met elkaar conflicterende bestemmingen worden mogelijk gemaakt.

De gemeente dient het groepsrisico ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen te verantwoorden.

Beantwoording

De aardgastransportleiding zal op een juiste manier worden opgenomen in de planverbeelding en planregels. Het groepsrisico ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is verantwoord in de toelichting.

  1. 5. Kamer van Koophandel

Samenvatting

Het voorontwerpbestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het maken van op- of aanmerkingen.

Beantwoording

De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

  1. 6. Provincie Zuid-Holland
  1. a. In artikel 18 lid 2 onder c2 wordt een ontheffing gehanteerd voor bouwwerken met een diepte tot 35 cm en een oppervlakte van ten hoogste 100 m². In gebieden met een historische stads- en dorpskern stemt de provincie niet in met deze ontheffing.
  2. b. In de waterparagraaf wordt verwezen naar BGWM en het Streekplan Zuid-Holland West. Hier zou echter verwezen moeten worden naar het provinciaal waterplan 2010-2015 en de PSV.
  3. c. De (regionale) waterkeringen worden wel genoemd in de toelichting, maar zijn niet opgenomen in de planverbeelding. Het gaat hier om de waterkeringen ten zuiden van het Zwethkanaal, langs de noordkant van de Lee en langs de zuidkant van de Lee. Op grond van de Provinciale Verordening Ruimte dient zowel de kern- als beschermingszone op de verbeelding te worden bestemd.
  4. d. Artikel 19 is in strijd met de Provinciale Verordening Ruimte. Ingevolge artikel 10 lid 3 van deze verordening dient bij een eventueel andere bestemming het (schriftelijk) advies van de waterbeheerder te worden ingewonnen. Dit zou aan artikel 19 lid 3 van de regels moeten worden toegevoegd.
  5. e. In artikel 4 lid 4 en artikel 7 lid 4 van de regels wordt detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel uitgesloten zonder dat het begrip 'detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel' te omschrijven. Verzocht wordt om de begripsomschrijvingen ervan aan artikel 1 toe te voegen.

Beantwoording

  1. a. Het bestemmingsplan is aangepast op het gemeentelijk archeologisch conceptbeleid. Zo is niet langer in artikel 18 lid 2 onder c 2 de desbetreffende ontheffing opgenomen. In plaats daarvan zijn in de artikelen 20 t/m 22 de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 1, 3 en 4 opgenomen. Per gebied is aangegeven tot hoeveel m² (30 m², 500 m² en 1.000 m²) en hoe diep (30 cm en 50 cm) er zonder omgevingsvergunning bouwwerken mogen worden gebouwd.
  2. b. De toelichting zal hierop worden aangepast.
  3. c. De (regionale) waterkeringen zullen worden opgenomen in de planverbeelding.
  4. d. De adviesverplichting voor ontwikkelingen binnen de keurzone zal in de planregels worden opgenomen.
  5. e. In de planregels zullen deze begripsomschrijvingen worden opgenomen.
  1. 7. Hoogheemraadschap van Delfland

Samenvatting

Er kan niet worden ingestemd met het voorontwerpbestemmingsplan, omdat onvoldoende invulling wordt gegeven aan het beleid van Delfland zoals vermeld in de handreiking Watertoets 2007 voor wat betreft de thema's veiligheid en waterkering en watersysteem en ecologie. Zo is de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering niet opgenomen op de planverbeelding voor de kernzone en de aanwezige waterkeringen. In de planregels dient voor deze dubbelbestemming een adviesverplichting te worden opgenomen van de waterbeheerder. Ook wordt er verzocht om een wijzigingsbevoegdheid in de planregels op te nemen in verband met het verplaatsen van de huidige boezemkade.

Beantwoording

In de planregels en de planverbeelding zullen de waterkeringen worden opgenomen. De adviesverplichting voor ontwikkelingen binnen de keurzone zal in de planregels worden opgenomen.

8. Hulpverleningsregio Haaglanden

Samenvatting

  1. a. Geadviseerd wordt om de milieuvergunningen van het bedrijf Horticoop B.V. aan de locaties Jogchem van der Houtweg en Kijckerweg in De Lier zo spoedig mogelijk te actualiseren.
  2. b. Op dit moment komt de informatie op de landelijke risicokaart voor onder andere Horticoop B.V. aan de Kijckerweg nog niet overeen met de huidige situatie van dit bedrijf. Geadviseerd wordt om de informatie op de risicokaart voor dit bedrijf (en de andere bedrijven binnen de gemeente Westland) bij te werken.
  3. c. Geadviseerd wordt om inzicht te verschaffen in het daadwerkelijke invloedsgebied van de transportroute gevaarlijke stoffen N223 en de hoogte van het groepsrisico voor deze weg, zodat het groepsrisico voor deze risicobron verantwoord kan worden.
  4. d. Geadviseerd wordt om voor de hogedruk aardgastransportleiding de bestemming van deze leiding en de belemmeringenstrook van 5 m op de plankaart en in de regels en toelichting van het bestemmingsplan op te nemen, zodat voorkomen kan worden dat (tijdelijke) bebouwing zich bovenop de leiding bevindt.
  5. e. Om de gevolgen bij het vrijkomen van toxische stoffen langs de transportroute gevaarlijke stoffen en ingeval van een loodsbrand bij Horticoop B.V. te beperken, wordt geadviseerd om een technische voorziening te plaatsen bij verbouw of (vervangende) nieuwbouw van objecten binnen het invloedsgebied van deze risicobronnen, zodat de ventilatie in onder andere de woningen, winkels, bedrijven, en maatschappelijke bestemmingen met een eenvoudige handeling kan worden uitgeschakeld. Dit mag ook een handmatige handeling zijn.
  6. f. Bij eventuele verbouw of (vervangende) nieuwbouw is het belangrijk dat mensen veilig kunnen vluchten. Dit betekent dat er een vluchtweg moet zijn van de risicobron(nen) af of via de tuin/gevel aan de afgekeerde zijde van de transportroute gevaarlijke stoffen, de hogedruk aardgastransportleiding of Horticoop B.V.
  7. g. Geadviseerd wordt om de bewoners en gebruikers van objecten en functies binnen het invloedsgebied van de risicobronnen te informeren over de verschillende risico's en gevaren, de wenselijke manier van reageren en de wijze van alarmeren (risicocommunicatie). Bij voorkeur vindt deze communicatie voor Horticoop B.V. plaats voor alle bewoners en gebruikers van objecten langs de 'Nieuwe Tuinen'. Voor de transportroute gevaarlijke stoffen N223 is de voorkeur dat deze communicatie voor het gehele plangebied plaatsvindt (invloedsgebied voor het vervoer van toxische vloeistoffen wordt namelijk geschat op ongeveer 900 m). De 450 m (1 kW/m²-grens) geldt als voorkeursafstand vanaf de hogedruk aardgastransportleiding. Dergelijke informatie dient op gezette tijden herhaald te worden, zodat het onderwerp onder de aandacht blijft.
  8. h. Op dit moment zijn de bluswatervoorzieningen voor het plangebied voldoende. Dit moet ook voor de toekomst worden geborgd. Geadviseerd wordt om bij toekomstige ontwikkelingen binnen dit plangebied (zoals de wijzigingsbevoegdheid) over dit onderwerp contact op te nemen met de afdeling Risicobeheersing van de locatie Westland van de Veiligheidsregio Haaglanden.
  9. i. Geborgd moet worden dat de bereikbaarheid van het plangebied in de toekomst niet verslechtert, bijvoorbeeld door de aanwezige wegen vrij te houden van obstakels, zoals hekken, paaltjes, plantenbakken, etc.
    Daarnaast wordt geadviseerd om bij toekomstige ontwikkelingen binnen dit plangebied (zoals de wijzigingsbevoegdheid) over dit onderwerp contact op te nemen met de afdeling Risicobeheersing van de locatie Westland van de Veiligheidsregio Haaglanden.
  10. j. Geadviseerd wordt deze tweede ontsluiting voor de wijk 'Molensloot' mogelijk te maken, onder andere via de bestemming 'Groen' nabij de rotonde tussen de Burgemeester Crezeelaan en de Burgemeester Van der Goeslaan.
    Daarnaast wordt geadviseerd om voor de verdere bereikbaarheid van deze woonwijk en de invulling van de afspraken uit eerdere gesprekken, contact op te nemen met de afdeling Risicobeheersing van de locatie Westland van de Veiligheidsregio Haaglanden.

Beantwoording

  1. a. Van beide bedrijven is een aanvraag om revisievergunning ontvangen. Deze aanvragen zijn momenteel bij de gemeente in behandeling. Dit advies geeft geen aanleiding voor verbinden van regels aan dit bestemmingsplan.
  2. b. Op de provinciale risicokaart wordt de situatie zoals vergund weergegeven. In het aangehaalde geval is bekend dat de werkelijke situatie afwijkt van de vergunde situatie. In principe wordt de provinciale risicokaart bijgewerkt zodra een vergunningprocedure afgerond is. Om aan de wens van de VRH te voldoen, zal de risicokaart voor de aangehaalde situatie bijgewerkt worden zodra er meer duidelijkheid is over de risicocontouren. Dit advies geeft geen aanleiding voor verbinden van regels aan dit bestemmingsplan.
  3. c. Voor de nieuwbouwplannen van de woonwijk Lierhof is in september 2009 een berekening uitgevoerd in RBMII. De gegevens van die berekening zijn in het bestemmingsplan verwerkt.
  4. d. De belemmeringenstrook zal op de verbeelding worden opgenomen.
  5. e. In het kader van dit bestemmingsplan kunnen geen regels opgenomen worden om dit te realiseren. Dit zal in overweging genomen moeten worden bij individuele omgevingsvergunningen. Dit advies geeft geen aanleiding voor verbinden van regels aan dit bestemmingsplan.
  6. f. Aangezien hier sprake is van een bestaande situatie is het moeilijk om invulling te geven aan dit advies. Dit advies geeft daarom geen aanleiding voor het verbinden van regels aan dit bestemmingsplan.
  7. g. Er wordt in de regio Haaglanden gewerkt aan een risicocommunicatiecampagne. Het is de verwachting dat de campagne eind 2011 zal worden gestart. De gemeente Westland is bij deze campagne betrokken en zal daarmee, in samenwerking met de overige Haaglandengemeenten, een adequate invulling geven aan risicocommunicatie. Dit advies geeft geen aanleiding voor verbinden van regels aan dit bestemmingsplan.
  8. h. In voorkomende gevallen zal afstemming met de VRH zal plaatsvinden omtrent zaken als bluswatervoorziening en bereikbaarheid.
  9. i. De bereikbaarheid van het plangebied kan worden gewaarborgd door bij uitvoering van bouwplannen rekening ermee te houden dat de bereikbaarheid niet verslechtert door de aanwezigheid van obstakels. In voorkomende gevallen zal afstemming met de VRH plaatsvinden omtrent zaken als bluswatervoorziening en bereikbaarheid.
  10. j. Aangezien beide opmerkingen betrekking hebben op ontwikkelingen die vallen buiten het plangebied van kern De Lier (aanleg van de oostelijke Randweg en ontwikkeling De Liermolen), worden deze opmerkingen alleen voor kennisgeving aangenomen. Voor een inhoudelijke reactie hierop wordt verwezen naar de beantwoording van de reactie van de HRH in het kader van het vooroverleg van het bestemmingsplan Liermolen.

6.3 Terinzagelegging Ontwerpbestemmingsplan

Conform het bepaalde in artikel 3.8 Wro heeft het ontwerpbestemmingsplan 6 weken ter inzage gelegen, te weten van 27 januari tot en met 8 maart 2012. Gedurende deze periode is eenieder in de gelegenheid geweest zienswijzen in te brengen tegen dit plan. De ingebrachte zienswijzen zijn na de terinzagelegging samengevat en van beantwoording voorzien in de Nota Zienswijzen (opgenomen in Bijlage 5). Hierin is ook aangegeven in hoeverre de ingebrachte zienswijzen hebben geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein'

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'

Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

Bijlage 3 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 3 Staat van Horeca-activiteiten

Bijlage 4 Beeldkwaliteitsplan 'Karakteristiek Gebied De Lier 2011'

Bijlage 4 Beeldkwaliteitsplan 'Karakteristiek gebied De Lier 2011'

Bijlage 1 Bedrijveninventarisatie

Bijlage 1 Bedrijveninventarisatie

Bijlage 2 Horeca-inventarisatie

Bijlage 2 Horeca-inventarisatie

Bijlage 3 Toelichting Op De Aanpak Van Milieuzonering Met Behulp Van De Staten Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 3 Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de Staten van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 4 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 4 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten

Bijlage 5 Nota Zienswijzen

Bijlage 5 Nota Zienswijzen