strand tussen Watertoren en Schelpenpad (op de zandmotor) te Monster
Projectbesluit - Gemeente Westland
Onherroepelijk op 27-02-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Bestemmingsregels
.
Artikel 1 Overig
De regels van het bestemmingsplan "Kust" zijn van toepassing.
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De Provincie Zuid-Holland heeft een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor het oprichten van een Argusmast tussen de Watertoren en het Schelpenpad (op de Zandmotor). Het doel van deze ruimtelijke onderbouwing is om het oprichten van de argusmast mogelijk te maken.
1.2 Ligging Projectgebied
Het plangebied is gelegen tussen de Watertoren en het Schelpenpad (op de zandmotor) op het strand van Ter Heijde/Monster aan de kust van Westland. De haak van de Zandmotor ligt ten noorden van Ter Heijde, op de hoogte van natuurgebied Solleveld.

1.3 Geldend Bestemmingsplan
Het plan is gelegen binnen het bestemmingsplan “Kust", dat is vastgesteld door de raad van Westland op 21 september 2010. Volgens dit bestemmingsplan is het plangebied gelegen op gronden met de bestemming "Natuur-Ecologische verbindingszone".
Ingevolge artikel 7 Natuur-Ecologische verbindingszone, lid 2 onder 1 sub b is de maximale bouwhoogte van andere bouwwerken die geen gebouwen zijn 3 meter.
Het oprichten van de Argusmast op de zandmotor is in strijd met de ter plaatse geldende bestemming "Natuur-Ecologische verbindingszone", omdat de Argustmast een hoogte heeft van 40 meter. Voor deze ontwikkeling is in de planregels van het genoemde bestemmingsplan geen afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
Het verlenen van de omgevingsvergunning voor de activiteit: gebruik van gronden of opstallen in strijd met het bestemmingsplan, kan op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) slechts indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
2 Projectbeschrijving
2.1 Wenselijke Afwijking Van Het Bestemmingsplan
De Argusmast is belangrijk voor het monitoringprogramma van en de zwemveiligheid rond de Zandmotor. De Zandmotor betreft een pilot project en is een innovatie op het gebied van versterking van de Nederlandse kust. De komende jaren volgen wetenschappers nauwkeurig hoe de Zandmotor zich ontwikkelt. Daarvoor is een monitoringsprogramma opgesteld (zie bijlage bij de onderbouwing). Hierin is onder andere vastgelegd dat voor de Zandmotor een model wordt gebouwd dat voorspellingen kan doen op het gebied van zwemveiligheid. De camerabeelden van de Argusmast zijn ondersteunend voor het toezicht op de zwemveiligheid. Daarnaast geeft het informatie over de ontwikkeling van de Zandmotor zelf. Hiervoor is het nodig golf, stroom en dieptemetingen uit te voeren. Deze data worden voor een belangrijk deel geleverd door het argussysteem dat wordt geplaatst in de Argusmast die in het kader van het project wordt gerealiseerd.
2.2 Ruimtelijke Aspecten
De realisatie van de Argusmast geschiedt vanuit de verantwoordelijkheid van RWS/ Projectbureau Zandmotor voor het monitoringsprogramma. Voor de Argusmast wordt uitgegaan van de uitvoeringskwaliteit en afmetingen van de argusmast in Egmond (zie foto), met als voorzieningen in de mast:
- argus-systeem;
- x-band radar;
- camera tbv zwemveiligheid.
De hoogte van de Argusmast is 40 meter en hij is verplaatsbaar. Bij realisatie wordt een maatschappelijk belang gediend waaronder , het monitoren van de zwemveiligheid rond de zandmotor en de omgeving. Voor de realisatie wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van duurzame en natuurlijke materialen.
3 Beleidskader
3.1 Beleidskader
3.1.1 Gemeentelijk Beleid
Visie Greenport Westland
Door de gemeente Westland is de Greenportvisie ontwikkeld. De Visie Greenport Westland 2020 schetst het ruimtelijk kader voor toekomstige ontwikkelingen op hoofdlijnen in de gemeente en daarbuiten in woord en beeld.
Evaluatie Greenport Visie Westland 2020 (2010)
Deze evaluatie van de Greenportvisie verwoordt het standpunt van de raad over de (tussen)resultaten van de Greenportvisie over met name de periode 1-1-2004 tot 1-1-2009 met besluiten per onderdeel over hoe nu verder. De evaluatie bepaalt de koers voor de gemeentelijke structuurvisie.
Westlands Verkeers- en Vervoersplan
In de ontwikkelingsvisie Greenport Westland zijn de beleidslijnen voor de lange termijn aangegeven voor de gehele gemeente. Met de relevante onderdelen van deze visie is het vervoersplan als sectorale nota vastgesteld. Met dit beleidsdeel, vastgesteld door de raad van de gemeente op 28 november 2006, wordt aangegeven welke richtingen de gemeente Westland de komende jaren opgaat en wordt het beleid van de ‘oude’ gemeenten geharmoniseerd. Het Westlands Verkeers- en Vervoersplan (WVVP) dient meerdere doelen, het uitwerken van de in de Greenport gestelde kaders en het schetsen van kaders voor de toekomst op het gebied van verkeer en vervoer.
Beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland (2006)
In de beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland wordt beschreven hoe om moet worden gegaan met dieptewerkzaamheden op locaties die mogelijk conventionele explosieven bevatten. De basis voor het gemeentelijk beleid voor het opsporen van explosieven is de explosieven risicokaart. Deze kaart geeft een eerste indicatie van het mogelijke gevaar van dieptewerkzaamheden op bepaalde locaties in het Westland. In het projectgebied zijn geen mogelijke vindplaatsen van conventionele explosieven aanwezig.
3.1.2 Regionaal Beleid
Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020
Op 16 april 2008 is door het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP) vastgesteld. Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor de regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen etc. In het structuurplan is het betrokken gebiedsdeel aangewezen als “Strand en duinen" grotendeels Natura 2000 (projectenkaart Haaglanden 2020).
3.1.3 Provinciaal Beleid
Provinciale Staten hebben op 2 juli 2010 de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda vastgesteld. In de Visie op Zuid Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De Structuurvisie geeft een doorkijk naar 2040 en de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie.
In ‘Visie op Zuid-Holland’ staat hoe de provincie samen met haar partners wil omgaan met de beschikbare ruimte. Met de structuurvisie werkt de provincie aan een vitaal Zuid-Holland, met meer samenhang en verbinding tussen stad en land. Hierdoor is in Zuid-Holland goed wonen, werken en recreëren voor iedereen binnen handbereik. De provincie onderscheidt vijf hoofdopgaven:
- aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel
- duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie
- divers en samenhangend stedelijk netwerk
- vitaal, divers en aantrekkelijk landschap
- stad en land verbonden.
Ook de instrumenten van de provincie komen in de structuurvisie aan de orde. De provincie ordent op kaarten, ontwikkelt programma’s en projecten, agendeert zaken en laat onderzoek uitvoeren. Zij stuurt op hoofdlijnen door kaders te stellen en het lokale bestuur ruimte te geven bij de ruimtelijke inrichting. Deze aanpak sluit aan bij de nieuwe stijl van besturen: ‘Lokaal wat kan, provinciaal wat moet'. Volgens de kaart van de Structuurvisie zijn de onderhavige gronden aangewezen als "Natuurgebied - ecologische verbindingszone". Het voornoemde gebied / verbinding heeft als hoofdfunctie natuur. Daarin is, mits niet in strijd met de hoofdfunctie, recreatief medegebruik mogelijk. Delen van de duinen hebben bovendien een functie voor de waterwinning en waterkering.
3.1.4 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte & AMvB ruimtelijke ordening
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Doelen
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport (zie afbeelding).


Uitsnede kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur
Nationale belangen
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in de AMvB ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het projectgebied zijn geen nationale belangen in het geding.
3.1.5 Conclusie
Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het oprichten van de Argusmast past in het overheidsbeleid.
4 Onderzoek
4.1 Bedrijven En Milieuzonering
Bij het realiseren van nieuwe milieugevoelige functies (zoals woningen) dient rekening te worden gehouden met milieuhinderlijke activiteiten in de omgeving. Het project maakt onderdeel uit van de kust. In de nabijheid van het bouwplan zijn geen conflicterende bedrijfsfuncties aanwezig en is milieuzonering derhalve niet van toepassing.
4.2 Luchtkwaliteit
Het doel van de Wet luchtkwaliteit (Wlk) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De Wlk is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van de mens. Daartoe zijn in het Besluit luchtkwaliteit normen (grenswaarden en plandrempels) voor zes luchtverontreinigende stoffen opgenomen; zwaveldioxide, stikstofdioxide, lood, koolmonoxide, benzeen en fijn stof (PM10). Deze normen dienen door de bestuursorganen in Nederland (rijk, provincies en gemeenten) in acht te worden genomen. Dit geldt o.a. voor het uitoefenen van taken en bevoegdheden op basis van de Wet ruimtelijke ordening.
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wlk geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan;
- Er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- Een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
- Een project “niet in betekende mate (NIBM)” bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
- Een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend.
Conclusie
Het oprichten van een Argusmast leidt 'al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit'. Gelet op het voorgaande staat de Wlk de uitvoering van het plan niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
4.3 Externe Veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is momenteel sterk in ontwikkeling. Het externe veiligheidsbeleid van de rijksoverheid richt zich op de beheersing van risico's voor de omgeving aan:
- Het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
- Het transport van gevaarlijke stoffen (wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen);
- Het gebruik van luchthavens.
Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van degenen die niet zelf bij de risicovolle activiteit zijn betrokken, maar als gevolg van de activiteit wel risico kunnen lopen, zoals omwonenden.
Bij externe veiligheid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (24 uur per dag en gedurende het hele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Op 27 oktober 2004 is het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) van kracht geworden. Het Besluit legt veiligheidsnormen en zoneringen op aan bedrijven (inrichtingen) die een risico vormen voor personen. Dit betreft o.a. chemische fabrieken, LPG-tankstations, bedrijven met grote ammoniakkoelinstallaties en bedrijven die grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen opslaan.
Betreffende het transport van gevaarlijke stoffen is de circulaire ‘Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen’ (2010) van kracht waarin veiligheidsnormeringen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn vastgelegd.
Ten aanzien van buisleidingen is sinds 1 januari 2011 een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB), het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (BEVB) met bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (REVB van kracht geworden. Dit besluit vervangt de circulaire voor de risico's van transportleidingen voor aardgas en brandstoffen.
Verder is in 2010 de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen vastgesteld die ook van toepassing is op buisleidingen. Dit besluit vervangt ook deze circulaire voor zover het buisleidingen betreft.
In het kader van de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen (2006) zal ook de wetgeving voor transport over weg, spoor, water en via lucht worden vervangen door nieuwe regelgeving. Dit betreft het vastleggen van een zogenaamd Basisnet met gebruiksruimtes en veiligheidszones en het ontwikkelen van nieuwe instrumenten (zorgsystemen en registraties). Momenteel wordt deze regelgeving nader uitgewerkt.
Conclusie
In de omgeving van de Argusmast zijn geen BEVI inrichtingen aanwezig waardoor er zoneringen en veiligheidsnormen van toepassing zijn die een risico vormen voor personen. Tevens zijn er geen buisleidingen of route gevaarlijke stoffen binnen de daarvoor genoemde afstanden. Op het gebied van Externe Veiligheid en milieuaspecten bestaan geen belemmeringen voor het oprichten van de Argusmast.
4.4 Water
Op 12 mei 2011 heeft de provincie Zuid-Holland een watervergunning aangevraagd bij de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu voor het plaatsen, hebben en behouden van een Argusmast op het strand tussen Schelpenpad en Watertoren, op de Zandmotor, op de percelen kadastraal bekend gemeente Westland, sectie F, nummer 2429 aan de Noordzee.
Op 2 augustus 2011 heeft Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu in de brief van 2 augustus 2011 (zie bijlage) een watervergunning afgegeven met nummer ARE/2011.7016 I, voor het realiseren van een Argusmast ten behoeve van het project Zandmotor.
4.5 Ecologie
Effecten op beschermde flora en fauna
De plaatsing van de Argusmast kan met betrekking tot de Flora- en faunawet omschreven worden als ingreep in het kader van ruimtelijke ontwikkeling. Rijkswaterstaat beschikt over een door de minister goedgekeurde gedragscode (Rijkswaterstaat 2010) voor de betreffende ingreep. Voor soorten in tabel 1 van de Flora- en faunawet is zonder gedragscode vrijstelling van toepassing, met de gedragscode geldt een vrijstelling van soorten van tabel 2. Voor tabel 3 soorten is de gedragscode niet van toepassing en dient bij het mogelijk overtreden van verbodsbepalingen een ontheffing aangevraagd te worden. Er worden daarom uitsluitend tabel 3 soorten in onderstaande tekst behandeld.
Flora
Tijdens het veldbezoek was op en rond de locatie van de Argusmast geen begroeiing aanwezig. Beschermde soorten flora zullen niet voorkomen. Er zullen door de ingreep geen overtredingen van verbodsbepalingen plaatsvinden.
Ongewervelden
Op en rond de locatie bevindt zich geen geschikt leefgebied voor beschermde soorten ongewervelden (vlinders, libellen, kevers en weekdieren). Er zullen door de ingreep geen overtredingen van verbodsbepalingen plaatsvinden.
Vissen
De locatie van de Argusmast ligt buiten de invloed van het getij. Beschermde soorten vissen komen op de plaatsingslocatie niet voor. Omdat er niet geheid zal worden, zullen er geen effecten zijn op leefgebieden van vissen in open water in de nabijheid. Er zullen door de ingreep geen overtredingen van verbodsbepalingen plaatsvinden.
Amfibieën en reptielen
De rugstreeppad en zandhagedis komen op zandige terreinen voor in het naastgelegen duingebied voor (www.ravon.nl). Hoewel toekomstige vestiging op de Zandmotor mogelijk kan zijn, komen deze soorten heden niet voor door het ontbreken van voortplantingspoelen (rugstreeppad) en enige begroeiing (zandhagedis). Ook vormt het geen geschikt overwinteringsbiotoop voor de rugstreeppad. Er zullen door de ingreep geen overtredingen van verbodsbepalingen plaatsvinden.
Grondgebonden zoogdieren
Tijdens het veldbezoek van 18-10-2011 was een (rustende) gewone zeehond op de Zandmotor aanwezig. Dit exemplaar bevond zich op grote afstand (meer dan 500 meter) van de locatie van de Argusmast. De Argusmast staat niet in de directe nabijheid van open water en er wordt niet geheid, zodat het plaatsen en de aanwezigheid van de mast daarom geen negatieve effecten op de gewone zeehond heeft, evenals eventueel andere voorkomende zeezoogdieren (bruinvis etc). Er zullen door de ingreep geen overtredingen van verbodsbepalingen plaatsvinden.
Vleermuizen
Er bevinden zich vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen op en nabij de locatie van de Argusmast. Mogelijk vindt er wel migratie van vleermuizen langs de kust plaats. Vleermuizen kunnen slachtoffer worden van aanvaring met hoge, bewegende objecten zoals windturbines. Hoewel de Argusmast een enigszins vergelijkbare hoogte kent, zijn er geen bewegende onderdelen zoals rotorbladen op de mast aanwezig. Vleermuizen kunnen de Argusmast daarom zonder problemen ontwijken. Alleen zullen op de laaggelegen cabine twee kleine rotoren met een diameter van 50 cm geplaatst worden voor energieopwekking. De kans dat vleermuizen met deze in aanvaring komen is verwaarloosbaar klein door de lage aantallen dieren aanwezig en de configuratie en hoogte van plaatsing van de rotoren. Er zullen door de ingreep geen overtredingen van verbodsbepalingen plaatsvinden.
Vogels
In en om de locatie van de Argusmast is potentieel broedbiotoop voor broedvogels zoals strandplevier (Rode Lijst-soort) aanwezig. Deze soorten zijn in 2011 ook waargenomen, maar hebben door de werkzaamheden aan de Zandmotor vermoedelijk niet gebroed (pers. med. L. Linnartz). Omdat de aanleg van de Argusmast buiten het broedseizoen plaatsvindt, vindt er geen verstoring plaats van broedvogels door de werkzaamheden. In het navolgende broedseizoen is de Zandmotor volledig opengesteld voor recreatie. Dit zal vestiging van broedvogels voorkomen. De eventueel verstorende werking van de Argusmast valt hier in weg.
In en om de locatie van de Argusmast kunnen vliegbewegingen van vogels plaatsvinden. Vogels kunnen slachtoffer worden van aanvaring met hoge objecten, met name ‘s nachts. Hooguit incidenteel kunnen er vogels tegen de Argusmast aanvliegen. Dit heeft zeker geen gevolgen voor de populatieomvang van de op de Zandmotor en directe omgeving voorkomende vogelsoorten. Er zullen door de ingreep geen overtredingen van verbodsbepalingen plaatsvinden.
Eindconclusie
Er zullen geen overtredingen van verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet plaatsvinden. Het is niet nodig ontheffing aan te vragen.
Effecten op Natura 2000-gebieden
De Zandmotor maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied. Wel liggen in de nabijheid de Natura 2000-gebieden Solleveld & Kapittelduinen en Westduinpark & Wapendal. Deze gebieden zijn aangewezen voor habitattypen en één habitatsoort (Solleveld & Kapittelduinen: nauwe korfslak (ELI 2011 a en b)). Ook het aspect natuurschoon, zoals dat als beschermde natuurwaarde is vastgelegd (waaronder het karakter van het landschap valt) toen de gebieden in kwestie als Beschermd Natuurmonument te boek stonden, zal niet wezenlijk aangetast worden door het plaatsen van een Argusmast op honderden meters afstand buiten de begrenzingen van de Natura 2000-gebieden. Plaatsing en gebruik van de Argusmast heeft op voorhand geen enkel effect op de instandhoudingsdoelen (habitattypen en –soort) van deze gebieden, die ver buiten de invloedsfeer van de Argusmast liggen. Significant negatieve effecten via externe werking zijn daarom niet van toepassing.
Natuurbeschermingswet
Op 26 oktober 2011 is een natuurtoetst opgesteld door Bureau Waardenburg B.V (zie bijlage). Uit deze toets komt naar voren dat de argusmast geen nadelige gevolgen heeft voor Flora en fauna in het kader van de Flora en fauna wetgeving, EHS en Natura 2000.
De provincie Zuid-Holland heeft in zijn email van 27 januari 2012 aangegeven een verklaring van geen bedenkingen af te geven voor het plaatsen van de argusmast op de zandmotor op het strand van Monster.
4.6 Cultuurhistorische Aspecten
In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
De Cultuur Historische Hoofdstructuur Zuid-Holland, regio Delfland en Schieland (Provincie Zuid-Holland 2003) laat zien dat het plangebied is gesitueerd in een gebied met een lage verwachting voor archeologische sporen uit de Romeinse tijd.
Conclusie
Gelet op de lage verwachting voor archeologische sporen binnen het plangebied wordt het indienen van een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk geacht.
Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).
5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
Voor gebieden waar nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden moet tegelijk met de grote buitenplanse afwijking een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd (bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of het sluiten van een privaatrechtelijke overeenkomst met de eigenaren). Een exploitatieplan is onder meer verplicht bij de bouw van een of meer woningen (artikel 6.2.1 Bro).
Op grond van artikel 6.2.1 Bro is er geen verplichting voor het opstellen van een exploitatieplan voor het oprichten van een Argusmast. Hierdoor hoeft er geen exploitatieplan te worden opgesteld. De economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is hiermee voldoende gewaarborgd.
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
5.2.1 Overleg
Als onderdeel van het vaststellen van een grote buitenplanse afwijking dient ingevolge artikel 5.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) over het bouwplan vooroverleg met instanties gevoerd te worden. Hierbij zijn in het kader van het voorliggende verzoek de volgende instanties ingelicht:
- provincie Zuid-Holland;
- Hoogheemraadschap van Delfland;
- Stadsgewest Haaglanden.
In de bijlage 'Overlegreacties' zijn de reacties weergegeven. Alle instanties kunnen instemmen met dit project.
6 Bijlage
- Natuurtoetst Bureau Waardenburg 26 oktober 2011;
- Watervergunning Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2 augustus 2011;
- email provincie Zuid-Holland Verklaring van geen bedenkingen, 27 januari 2012;
7 Planverbeelding
