KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Glastuinbouw
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bedrijf - Agrarisch Aanverwant Bedrijf
Artikel 6 Detailhandel
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Maatschappelijk
Artikel 9 Recreatie
Artikel 10 Sport
Artikel 11 Verkeer
Artikel 12 Water
Artikel 13 Wonen
Artikel 14 Leiding - Gas
Artikel 15 Waarde - Archeologie
Artikel 16 Waterstaat - Waterkering
3 Algemene Regels
Artikel 17 Anti-dubbeltelregel
Artikel 18 Algemene Bouwregels
Artikel 19 Algemene Gebruiksregels
Artikel 20 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 21 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 22 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 23 Algemene Procedureregels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht
Artikel 25 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Voorwoord
1.2 Aanleiding En Doel Bestemmingsplan
1.3 Ligging Plangebied
1.4 Voorheen Geldende Planregimes
2 Gebiedsvisie
2.1 Beleidskader
2.2 Ruimtelijk-functionele Structuur
2.3 Gebiedsvisie
3 Onderzoek
3.1 Bedrijven En Milieuzonering
3.2 Geluid
3.3 Luchtkwaliteit
3.4 Externe Veiligheid
3.5 Water
3.6 Bodem
3.7 Cultuurhistorische Aspecten
3.8 Ecologie
4 Juridische Planbeschrijving
4.1 Planvorm
5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Technische Uitvoerbaarheid
5.3 Juridische Uitvoerbaarheid
5.4 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Glastuinbouwgebied Boomawatering

Bestemmingsplan - Gemeente Westland

Vastgesteld op 28-01-2014 - deels onherroepelijk in werking

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan "Glastuinbouwgebied Boomawatering" van de gemeente Westland.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1783.obp00000007-vast met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of bepaalde figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan het agrarisch bedrijf verwant product

een product dat ten dienste staat van (de oppervlakkige be- en verwerking van) een product uit de agrarische sector, zoals opslag- en verpakkingsmaterialen, potgrond en groeibevorderende additieven (hieronder wordt niet begrepen machines, bouwmaterialen, kantoorartikelen en andere (industriële) artikelen), alsmede een reeds be- en/of verwerkt (verwant) product uit de agrarische sector, zoals melk, boter, kaas, (tomaten)soep, (verpakte) vis, brood, vruchtensap, groentesap en daarmee gelijk te stellen producten die gekoeld dienen te worden.

1.6 aan-huis-gebonden onderneming

een onderneming die gevestigd is in een woning en die toebehoort aan een natuurlijk persoon, die in de betreffende woning woont en die geen personeel in dienst heeft, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de onderneming de ruimtelijke uitstraling van de woonfunctie niet aantast.

1.7 aan- of uitbouw

een aan het hoofdgebouw aangebouwd gebouw (via het hoofdgebouw toegankelijk) dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw en ruimtelijk ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

1.8 achtergevel

de achtergevel van de woning zoals deze in het verleden is opgeleverd, zonder uitbreidingen die eventueel hebben plaatsgevonden.

1.9 agrarisch aanverwant bedrijf

een niet-industrieel bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het leveren van diensten (waaronder het sorteren, bewerken en verpakken) en/of het leveren/verhandelen van producten van/aan agrarische bedrijven zo nodig met behulp van werktuigen en apparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van werktuigen of apparatuur (bedrijven zoals agrarische hulp-, loon-, neven en toeleveringsbedrijven).

1.10 agrarisch handels- en exportbedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het vervoer, de opslag, de oppervlakkige be- en verwerking of de afzet van producten afkomstig uit de agrarische sector, dan wel aan het agrarisch bedrijf verwante producten, zoals opslagbedrijven, koelhuizen en dergelijke en daartoe beschikt over faciliteiten ten behoeve van het vervoer, de opslag, de oppervlakkige be- en verwerking of de afzet. Hieronder worden niet begrepen transportbedrijven, die al dan niet uitsluitend gericht zijn op het vervoer van deze producten.

1.11 agrarische sector

een economische sector die grondstoffen en voedsel levert, met onderdelen als akkerbouw, bosbouw, tuinbouw, veeteelt en visserij.

1.12 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit de oude tijden.

1.13 atelier

bedrijfsmatige werkruimte voor de beoefening van kunstzinnige beroepen.

1.14 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde.

1.15 bed & breakfast

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woning, niet zijnde vrijstaand bijgebouw, en wordt gerund door de eigenaar/gebruiker van de betreffende woning. Onder een bed en breakfast voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.

1.16 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, installeren of inzamelen en verhandelen van goederen.

1.17 bedrijfsgebouw

een gebouw ten dienste van de bedrijfsvoering zoals ingevolge de bestemming toegestaan, hieronder niet begrepen een bedrijfswoning en een kas.

1.18 bedrijfsmatig aanbieden van recreatievoorzieningen

voorzieningen die worden aangeboden door het recreatiebedrijf, gericht op dienstverlening aan de recreant die recreëert op het recreatieterrein van dat bedrijf, zoals bouwwerken voor ontspanning en vermaak of voor het beheer van het recreatieterrein (stroomvoorziening, verlichting, bewegwijzering e.d.).

1.19 bedrijfsvloeroppervlak

het totale vloeroppervlak van alle bouwlagen van bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende ruimten, waaronder een ontvangstruimte, dienstruimte en magazijn. Niet inbegrepen zijn inpandige dienstwoningen en gebouwde parkeervoorzieningen voor personenauto's.

1.20 bedrijfswoning

een woning bij een bedrijf, die bestemd is voor bewoning door (het huishouden van) de ondernemer of door bij dat bedrijf werkzaam personeel.

1.21 bestaande bedrijfswoning

een bedrijfswoning die op het moment van tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan als zodanig aanwezig was.

1.22 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.23 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.24 bijgebouw

een (vrijstaand of aan het hoofdgebouw aangebouwd) gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden is en ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en geen rechtstreekse toegang tot het hoofdgebouw heeft.

1.25 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, het vernieuwen of het veranderen, en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.26 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen die op gelijke hoogte of bij benadering op gelijke hoogte liggen.

1.27 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.28 boveninsteek

de snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang.

1.29 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.30 cultuurhistorische waarde

het cultuurpatroon van een gebied, dat kenmerkend is voor het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van de gronden gemaakt heeft, zoals ondermeer tot uitdrukking komend in de kavelindeling, de waterhuishouding, het bodemreliëf, de graften, de wallen en de beplanting en bebouwing, archeologische waarden zijn hierdoor mede begrepen.

1.31 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.32 demokwekerij

een innovatiecentrum met als doel het stimuleren en faciliteren van ontwikkelingen en onderzoek voor de glastuinbouw.

1.33 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.34 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.35 dierenasiel/-pension

een inrichting die gericht is op de bewaring van huisdieren.

1.36 doelmatigheid (in de zin van glastuinbouwbedrijf)

een glastuinbouwbedrijf waarvan de bebouwing passend of bedrijfseconomisch logisch is en afgestemd is op de aard en omvang van het glastuinbouwbedrijf, zoals weergegeven in Bijlage 1.

1.37 erf

al dan niet bebouwde gronden die bij het hoofdgebouw horen.

1.38 erfscheiding

de scheiding tussen twee onroerende zaken die niet aan dezelfde eigenaar behoren, niet door dezelfde gebruikers worden benut, dan wel louter kadastraal gescheiden zijn.

1.39 erker

een ondergeschikte uitbouw op de begane grond van het hoofdgebouw, gelegen aan een verblijfsruimte (woonkamer of keuken) en strekt ter vergroting van het woongenot. Een erker is gelegen aan en zorgt voor een verbijzondering van de voor en/of zijgevel, zonder de architectuur van het hoofdgebouw wezenlijk aan te tasten.

1.40 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.41 glastuinbouwbedrijf

een volwaardig en doelmatig bedrijf gericht op het voortbrengen van producten en het leveren van diensten door middel van het duurzaam en intensief telen en verzorgen van gewassen, geheel of hoofdzakelijk met behulp van kassen en de daarbij behorende bouwwerken en installaties.

1.42 glastuinbouwdeskundige

het adviserend overleg bestaande uit vertegenwoordigers van de gemeente Westland, het Hoogheemraadschap van Delfland en LTO-Glaskracht.

1.43 groenvoorzieningen

groenscherm(en) van opgaande beplanting, berm-beplantingen en andere beplantingen voor openbaar of particulier gebruik welke beplanting in planologisch opzicht een ruimtelijk structurerend effect hebben.

1.44 hart van de weg

het midden van de rijbaan of, bij gescheiden rijbanen, het midden van de middenberm.

1.45 hobbymatig houden van paarden

het houden van paarden op gronden direct aangrenzend aan een (bedrijfs-)woning, met een paardenbak van maximaal 400 m², waarbij geen sprake is van belemmering van een efficiënte verkaveling van het glasareaal, binnen maximaal 75 m3 van de privé gebruiks- en bouwmogelijkheden van het bestemmingsplan, zonder opslag van voer/hooi e.d. buiten, waarbij geen sprake is van groepslessen, kantines, geluidsinstallaties of verlichting en geen belemmeringen vanuit milieu hygiënisch oogpunt aanwezig zijn, het hekwerk niet hoger is dan 1,20 meter en daarbij goedgekeurd door de welstandscommissie.

1.46 hoofdgebouw

een gebouw dat door aard, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te merken (exclusief de aan- en uitbouwen of bijgebouwen).

1.47 hoofdwatergang

een primaire watergang als bedoeld in de ‘Legger Wateren (15 maart 2011)’ van het Hoogheemraadschap van Delfland.

1.48 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het bedrijfsmatig exploiteren van een zaalaccommodatie.

1.49 hotel

een horecabedrijf dat is gericht op het verstrekken van nachtverblijf en/of van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of op het exploiteren van zaalaccommodatie.

1.50 hoveniersbedrijf

een bedrijf dat werkzaamheden verricht, in de vorm van tuinaanleg, aanleg van groenobjecten, tuinontwerp en tuininrichting, waarbij de werkzaamheden hoofdzakelijk plaatsvinden op locaties andere dan de locatie van het bedrijf zelf, waarbij ter plaatse goederen worden opgeslagen en uitgestald ten dienste van de bedrijfsvoering, niet zijnde een tuincentrum.

1.51 kampeerboerderij

een boerderij of een deel daarvan dat blijvend is bestemd voor recreatief nachtverblijf door groepen, waarbij wordt overnacht in slaapzalen en/of slaapkamers en waarbij de gasten mede huishoudelijke werkzaamheden kunnen verrichten.

1.52 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.53 kas

een bouwwerk (nagenoeg) geheel van glas of ander licht doorlatend materiaal (minimaal 20% licht doorlatend) met een bouwhoogte van 1,00 meter of meer ten behoeve de bedrijfsmatige verzorging of teelt van gewassen, hieronder niet begrepen een bedrijfsgebouw.

1.54 koeltoren

een gesloten ruimte of bouwwerk bestaande uit een waterbak met daarboven een lamellenblok, gemonteerd in een omkasting en voorzien van een ventilator bedoeld om water terug te koelen met de buitenlucht.

1.55 laad- en losruimte

dat gedeelte van het bedrijf waar het laden en lossen van producten plaats vindt (bijvoorbeeld in de vorm van een dockshelter), hieronder niet begrepen een laad- en loskuil.

1.56 maatschappelijke voorziening

voorzieningen inzake welzijn, onderwijs, opvoeding, religie, verenigingsleven, maatschappelijke dienstverlening, gezondheidszorg, cultuur en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.57 manege

een bedrijf dat is gericht op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, al dan niet in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.

1.58 nutsvoorziening

een voorziening ten behoeve van telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteits-distributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen en zendmasten.

1.59 ondergeschikte horeca

horeca behorende bij de bestemming waarbij de openings- en sluitingstijden van het horecagedeelte hetzelfde zijn als de hoofdfunctie (of begint later en/of eindigt eerder dan de hoofdfunctie).Het horecabedrijf staat uitsluitend open voor degenen die primair komen voor de hoofdfunctie.

1.60 ondergronds bouwwerk

een voor mensen toegankelijke ruimte onder maaiveldniveau, met uitzondering van kruipruimten.

1.61 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan maximaal één zijde een gesloten wand welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.62 paardenfokkerij

een agrarisch bedrijf voor het houden van paarden en pony’s en het fokken van deze dieren, zodat deze geschikt zijn voor het verrichten van bepaalde taken, zoals voor hengstenstations, opfokbedrijven, handels-, africhtings- en trainingsstallen, pension- en wedstrijdstallen en verhuurbedrijven.

1.63 peil

voor een bouwwerk dat onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg of in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, waarbij plaatselijke, niet bij verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw ervan, buiten beschouwing blijven. Het bouwwerk wordt gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt maaiveld het hoogst is.

1.64 primair bedrijfsgebouw

een bedrijfsgebouw dat wat betreft functie, omvang en uitstraling als belangrijkste bedrijfsgebouw wordt aangemerkt.

1.65 recreatie

aan de Westlandse glastuinbouw en/of het buitengebied gerelateerde activiteiten gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding.

1.66 recreatiebedrijf

een bedrijf dat uitsluitend gericht is op verblijfsrecreatie, met de daarbij behorende recreatievoorzieningen.

1.67 recreatieterrein

de gronden behorende bij het recreatiebedrijf waarop recreatieverblijven en/of kampeermiddelen kunnen worden geplaatst.

1.68 recreatiewoning

een gebouw dat blijkens zijn aard en inrichting kennelijk is bestemd om te worden gebruikt als verblijfsruimte ten behoeve van verblijfsrecreatie en dat niet als hoofdverblijf dient voor welke gebruiker dan ook van dat gebouw.

1.69 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval begrepen een prostitutiebedrijf, erotische massagesalon, seksbioscoop, sekstheater, sekswinkel, seksautomatenhal, seksclub of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.70 staat van bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in Bijlage 2 bij deze regels.

1.71 staat van horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten, zoals opgenomen in Bijlage 3 bij deze regels.

1.72 straatmeubilair

bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts) voorzieningen, zoals: verkeersgeleiders, verkeersborden, informatieborden, zitbanken, bloembakken, abri’s, kunstwerken, bushaltes, speeltoestellen, fietsenrekken en draagconstructies voor reclame; kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van maximaal 50 m3 en een bouwhoogte van maximaal 3 meter, zoals voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorzieningen en brandkranen; afval inzamelsystemen en hiermee gelijk te stellen bouwwerken.

1.73 tuinartikelen

artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschappen en –beschermingsproducten, grondproducten, vijvers, potten, (sier)bestrating, kunstgras, tuinhout, erfscheidingen, tuinhuisjes, tuinverlichting, tuinkleding (met inbegrip van schoeisel), tuinspeelgoed, tuinmeubelen, (tuin)kookbenodigdheden en vijverbenodigdheden.

1.74 tuincentrum

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop) van producten voor de moestuin of tuin(decoratie) (waaronder begrepen bomen, heesters, coniferen, bloembollen, bloemen, zaden, overige planten en kruiden) en daaraan verwante tuinartikelen, woon(sfeer)decoratie, kleine (huis)dieren, dierenverzorging en –speelgoed en (verhuur van) tuingereedschappen, met dien verstande dat het aandeel niet-levende producten in het assortiment alsmede kleine (huis)dieren ruimtelijk ondergeschikt is aan het aandeel levende producten in het assortiment.

1.75 volkstuin

een perceel waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik of genot.

1.76 volwaardigheid (in de zin van glastuinbouwbedrijf)

een glastuinbouwbedrijf dat werk en inkomen van tenminste één volwaardige arbeidskracht genereert, duurzaam is (continuïteit en binding) en voldoende bedrijfsgrootte heeft, zoals opgenomen in Bijlage 1.

1.77 voorgevel

de naar de weg gekeerde zijde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel.

1.78 voorgevelrooilijn

de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de naar het openbare gebied gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw.

1.79 vuurwerkverkooppunt

een locatie waar consumentenvuurwerk opslagen en verkocht wordt op de daarvoor aangewezen tijden.

1.80 waterbassin

een waterreservoir voor de opvang en berging van water, gevormd door een aarden wal.

1.81 waterbeheerder

het Hoogheemraadschap van Delfland.

1.82 waterberging

een berging voor het bergen en opslaan van water.

1.83 watergang

een secundaire watergang als bedoeld in de ‘Legger Wateren (15 maart 2011)’ van het Hoogheemraadschap van Delfland.

1.84 watersilo

een bouwwerk voor de opvang en bewaring van water.

1.85 watertank

een gesloten ruimte of bouwwerk voor de berging van water ten behoeve van de energievoorziening van het glastuinbouwbedrijf.

1.86 windturbine

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van de windkracht als aandrijfbron van bewegende delen met een maximaal energie opwekkend vermogen van 15 MW.

1.87 wkk-installatie

een installatie voor warmtekrachtkoppeling die het mogelijk maakt de bij de opgewekte elektriciteit vrijkomende warmte te benutten.

1.88 woning

een complex van ruimten (zoals het hoofdgebouw, aan-, uitbouw, aangebouwd bijgebouw en vrijstaand bijgebouw) dat blijkens indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden.

1.89 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 de goothoogte

gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 de bouwhoogte

gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de afstand

bij het meten worden afstanden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.4 de oppervlakte

gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 de inhoud

gemeten tussen de bovenzijde van de begane grondvloer of de bovenzijde van de vloer van een ondergronds bouwwerk, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van een dak en een dakkapel. De inhoud van een ondergronds bouwwerk met een hoogte van maximaal 1,50 meter wordt niet meegerekend.

2.6 het bebouwingspercentage

gemeten per perceel of gezamenlijk in eenzelfde eigendom zijnde percelen binnen een bestemmingsvlak.

2.7 de dakhelling

gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.8 de hoogte van een windturbine

gemeten vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.9 de lengte van een aanlegsteiger

de afstand gemeten tussen de boveninsteek van het water en het deel van de aanlegsteiger dat daar, haaks gemeten op de oever, het verst vanaf is gelegen.

2.10 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Glastuinbouw

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Agrarisch - Glastuinbouw" (A-GT) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een volwaardig en doelmatig glastuinbouwbedrijf, zoals beschreven in Bijlage 1;
  2. bijbehorende erven, terreinen en voorzieningen, zoals ontsluitingswegen en verkeerskunstwerken ten behoeve van de bereikbaarheid van de bedrijfspercelen, laad- en losvoorzieningen, groen en voorzieningen van algemeen nut (transformatorhuisjes);
  3. voorzieningen voor het opwekken en leveren van energie en/of warmte ten behoeve van en bij een glastuinbouwbedrijf, waarbij de energie- en/of warmtelevering aan derden (niet-glastuinbouwbedrijven) bedrijfseconomisch ondergeschikt is;
  4. voorzieningen voor het bergen, leveren en zuiveren van (giet-)water ten behoeve van een glastuinbouwbedrijf;
  5. (hoofd-)watergangen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. het wonen in een bij een volwaardig en doelmatig glastuinbouwbedrijf behorende bestaande bedrijfswoning;
alsmede voor:
  1. ter plaatse van de functieaanduiding "(al)": een agrarisch loonbedrijf van maximaal 220m2 als onderdeel van het glastuinbouwbedrijf;
  2. ter plaatse van de functieaanduiding "(bsd)": een baggerspeciedepot voor de opslag van baggerspecie in het kader van het onderhoud van watergangen;
  3. ter plaatse van de functieaanduiding "(hw)": een hoofdwatergang;
  4. ter plaatse van de functieaanduiding "(sa-vta)": een verblijf voor maximaal 120 tijdelijke arbeidsmigranten;
  5. ter plaatse van de functieaanduiding "(vk)": een viskwekerij;
  6. ter plaatse van de functieaanduiding "(wb)": een waterberging;
  7. ter plaatse van de functieaanduiding "(sba-gvb)": een grondverzetbedrijf van maximaal 70m2;
  8. ter plaatse van de bouwaanduiding "(sba-2)", een gemeentelijk monument.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd of uitgevoerd:
  1. kassen;
  2. bedrijfsgebouwen, zoals bedrijfsruimten, verwerkingsruimten, onderzoeksruimten, laboratoria, presentatieruimten en (niet zelfstandige) kantoorruimten behorende bij het ter plaatse gevestigde glastuinbouwbedrijf;
  3. bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals watertanks, watersilo's, (natte) koeltorens, wkk installaties en installaties voor de winning van warmte;
  4. werken, geen bouwwerk zijnde, zoals waterbassins en verkeerskunstwerken;
  5. bestaande bedrijfswoningen (uitsluitend de herbouw en het vergroten) met de daarbij behorende bouwwerken;
  6. ter plaatse van de functieaanduiding "(sa-hw)" is het verboden te bouwen, tenzij toestemming is verkregen van de waterbeheerder, waar uit blijkt dat het waterhuishoudingsbelang niet wordt geschaad;
  7. ter plaatse van de functieaanduiding "(sa-vta)" zijn tevens woonunits en een bijbehorend bedrijfsgebouw ten behoeve van beheer, onderhoud, recreatie, dienstverlening en sanitaire voorzieningen toegestaan;
  8. ter plaatse van de functieaanduiding "(vk)" zijn tevens bedrijfsgebouwen ten behoeve van de viskwekerij toegestaan;
  9. ter plaatse van de functieaanduiding "(wb)" is het verboden te bouwen, tenzij toestemming is verkregen van de waterbeheerder, waar uit blijkt dat het waterhuishoudingsbelang niet wordt geschaad;
  10. ter plaatse van de functieaanduiding "(sa-z)" is geen bebouwing toegestaan;
en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en/of 3.4 voor:
  1. het gebruik van gronden en bedrijfsbouwwerken ten behoeve van de visteelt als ondergeschikt onderdeel van de glastuinbouwfunctie, mits:
    • er sprake is van een gesloten systeem, waarbij het afvalwater van de visteelt wordt gebruikt voor het gewas;
    • er sprake is van dubbel ruimtegebruik;
    • er sprake is van milieu neutrale visteelt;
    • de visteelt bedrijfseconomisch ondergeschikt is;
    • dit geen onevenredige hinder, gevaar en/of schade veroorzaakt in relatie tot de aangrenzende percelen.
  2. het opwekken en leveren van energie en/of warmte ten behoeve van meerdere glastuinbouwbedrijven, waarbij de energie- en/of warmtelevering aan derden (niet glastuinbouw) bedrijfseconomisch ondergeschikt is, mits:
    • dit noodzakelijk is in bedrijfsmatig opzicht;
    • dit niet op stedenbouwkundige en/of landschappelijke bezwaren stuit;
    • dit geen onevenredige hinder, gevaar en/of schade veroorzaakt in relatie tot de aangrenzende percelen.
  3. het bergen, leveren en zuiveren van (giet-)water ten behoeve van meerdere glastuinbouwbedrijven, mits:
    • de centrale voorziening niet leidt tot een afname van het glastuinbouwareaal;
    • dit niet op stedenbouwkundige en/of landschappelijke bezwaren stuit;
    • dit geen onevenredige hinder, gevaar en/of schade veroorzaakt in relatie tot de aangrenzende percelen.
  4. (niet zelfstandige) kantoorruimte in een bedrijfsgebouw behorende bij het ter plaatse en (meerdere) niet ter plaatse gevestigd(e) glastuinbouwbedrij(f)/(ven), mits:
    • de glastuinbouwbedrijven behoren bij eenzelfde onderneming;
    • dit noodzakelijk is in bedrijfsmatig opzicht;
    • de kantoorruimte wordt gevestigd langs een weg uit categorie 1 en/of 2, zoals opgenomen in Bijlage 4;
    • de parkeersituatie en verkeersafwikkeling op, naar en vanaf het glastuinbouwbedrijf akkoord is bevonden door de verkeerskundige;
    • voldaan wordt aan alle overige regels voor een (niet zelfstandige) kantoorruimte.
  5. het centraal verwerken en verpakken van producten in een bedrijfsgebouw die elders geteeld zijn, mits:
    • de geteelde producten die verwerkt en verpakt worden afkomstig zijn van eenzelfde onderneming;
    • dit noodzakelijk is in bedrijfsmatig opzicht;
    • niet meer producten verwerkt worden dan afkomstig van maximaal 3x de op het perceel aanwezige hoeveelheid kassen;
    • het bedrijfsgebouw een natuurlijk onderdeel van en een eenheid met het glastuinbouwbedrijf blijft uitmaken, dit ter beoordeling van de glastuinbouwdeskundige;
    • de parkeersituatie en verkeersafwikkeling op, naar en vanaf het glastuinbouwbedrijf akkoord is bevonden door de verkeerskundige;
    • de ontsluiting en het aantal benodigde parkeerplaatsen niet op bezwaren stuit, dit ter beoordeling van de verkeerskundige.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het bestemmingsplan te wijzigen:

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf (B) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. één bedrijf;
  2. bijbehorende erven, terreinen en voorzieningen, zoals ontsluitingswegen ten behoeve van de bereikbaarheid van de bedrijfspercelen, groen en laad- en losvoorzieningen;
  3. (hoofd-)watergangen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. het wonen in een bij het bedrijf behorende bestaande bedrijfswoning;
met dien verstande dat is toegestaan:
  1. ter plaatse van de functieaanduiding "(hv)", uitsluitend een hovenier uit maximaal categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. ter plaatse van de functieaanduiding "(sb-an)", uitsluitend een aannemer uit maximaal categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
  3. ter plaatse van de functieaanduiding "(sb-sm)", uitsluitend een smederij uit maximaal categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  4. ter plaatse van de functieaanduiding "(op)", uitsluitend een opslagbedrijf uit maximaal categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
  1. bedrijfsgebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. bestaande bedrijfswoningen (uitsluitend de herbouw en het vergroten) met de daarbij behorende bouwwerken;
  4. ter plaatse van de functieaanduiding "(sb-z)" is geen bebouwing toegestaan;
en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1:
  1. om een bedrijf toe te laten uit maximaal één categorie hoger dan in lid 4.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd;
  2. om een bedrijf toe te laten dat niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het bestemmingsplan te wijzigen:

Artikel 5 Bedrijf - Agrarisch Aanverwant Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf – Agrarisch Aanverwant Bedrijf (B-AAB) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. één agrarisch aanverwant bedrijf;
  2. bijbehorende erven, terreinen en voorzieningen, zoals ontsluitingswegen ten behoeve van de bereikbaarheid van de bedrijfspercelen, groen en laad- en losvoorzieningen;
  3. bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van de agrarische sector uit maximaal categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  4. (hoofd-)watergangen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. het wonen in een bij het agrarisch aanverwant bedrijf behorende bestaande bedrijfswoning.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
  1. bedrijfsgebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. bestaande bedrijfswoningen (uitsluitend de herbouw en het vergroten) met de daarbij behorende bouwwerken;
  4. ter plaatse van de functieaanduiding "(sb-z)" is geen bebouwing toegestaan;
en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1:
  1. om een bedrijf toe te laten uit maximaal één categorie hoger dan in lid 5.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 5.1 genoemd;
  2. om een bedrijf toe te laten dat niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 5.1 genoemd.

5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het bestemmingsplan te wijzigen:

Artikel 6 Detailhandel

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Detailhandel" (DH) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. één detailhandelsbedrijf;
  2. bijbehorende erven, terreinen en voorzieningen, zoals ontsluitingswegen ten behoeve van de bereikbaarheid van de bedrijfspercelen, groen en laad- en losvoorzieningen;
  3. (hoofd-)watergangen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. het wonen in een bij het detailhandelsbedrijf behorende bestaande bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken;
met dien verstande dat is toegestaan:
  1. ter plaatse van de functieaanduiding "(tc)", uitsluitend een tuincentrum.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
  1. bedrijfsgebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. bestaande bedrijfswoningen (uitsluitend de herbouw en het vergroten) met de daarbij behorende bouwwerken;
en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Groen" (G) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. fiets-, voet- en toegangspaden;
  3. bruggen en duikers;
  4. (hoofd-)watergangen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
  1. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:

7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 voor het aanleggen van parkeerplaatsen, in- en uitritten en andere ondergeschikte verhardingen, mits:
  • er een tekort is aan parkeerplaatsen;
  • dit niet ten koste gaat van de kwaliteit en de beleving van de groenvoorziening;
  • dit niet op ecologische, landschappelijke of verkeerskundige bezwaren stuit;
  • goedkeuring is verleend door de verkeerskundige.

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Maatschappelijk" (M) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. sociaal-maatschappelijke voorzieningen, educatieve doeleinden, het openbaar bestuur, de dienstverlening van overheidswege, het verenigingsleven, de godsdienstuitoefening, de volksgezondheid en daarmee gelijk te stellen niet-commerciële instellingen;
  2. bijbehorende erven, terreinen en voorzieningen, zoals ontsluitingswegen ten behoeve van de bereikbaarheid van de (bedrijfs-) percelen, groen en laad- en losvoorzieningen;
  3. (hoofd-)watergangen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. het wonen in een bij het sociaalmaatschappelijke voorziening behorende bestaande (bedrijfs-)woning.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
  1. (bedrijfs-)gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. bestaande (bedrijfs-)woningen (uitsluitend de herbouw en het vergroten) met de daarbij behorende bouwwerken;
en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 9 Recreatie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Recreatie" (R) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. recreatieve voorzieningen;
  2. bijbehorende erven, terreinen en voorzieningen, zoals ontsluitingswegen ten behoeve van de bereikbaarheid van de recreatieve percelen en groen;
  3. (hoofd-)watergangen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 10 Sport

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Sport" (S) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het uitoefenen van sportactiviteiten;
  2. het houden van evenementen;
  3. bijbehorende erven, terreinen en voorzieningen, zoals ontsluitingswegen ten behoeve van de bereikbaarheid van de (bedrijfs-)percelen, groen, sportvelden, lichtmasten, ballenvangers, tribunes en voorzieningen van algemeen nut;
  4. (hoofd-)watergangen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. het wonen in een bij een sportvereniging behorende bestaande woning;
met dien verstande dat is toegestaan:
  1. ter plaatse van de functieaanduiding "(ma)", uitsluitend een manege met kleedkamers, kantine, (overdekte) paardenbakken, stapmolens e.d..

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
  1. gebouwen,
  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. woningen (herbouw) met de daarbij behorende bouwwerken;
  4. ter plaatse van de aanduiding "(ss-z)" is geen bebouwing toegestaan;
en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 11 Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer" (V) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen en paden;
  2. voet- en rijwielpaden;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. kruisingen en bruggen ter overbrugging van water;
  5. (hoofd-)watergangen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  7. straatmeubilair;
  8. voorzieningen van algemeen nut;
  9. kunstwerken;
  10. bouwwerken, geen gebouw zijnde die voor de wegenstructuur en de geleiding van het wegverkeer nodig zijn, zoals bruggen, dammen, duikers, verkeersborden en duikers.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
  1. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:

11.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 12 Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Water" (WA) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. (hoofd-)watergangen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. het behoud en herstel van natuurwaarden;
  3. groenvoorzieningen;
  4. infiltratievoorzieningen;
  5. kruisingen en bruggen ten behoeve van wegen en paden;
  6. keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, aanlegsteigers en vlonders;
  7. natuurvriendelijk ingerichte oevers.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:

Artikel 13 Wonen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" (W) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen in een woning;
  2. bijbehorende erven, terreinen en voorzieningen, zoals ontsluitingswegen ten behoeve van de bereikbaarheid van de woning en groen;
  3. (hoofd-)watergangen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. ontsluitingswegen ten behoeve van de bereikbaarheid van glastuinbouwbedrijven en voet- en fietspaden;
alsmede voor:
  1. ter plaatste van de functieaanduiding "(atl)": een atelier met expositieruimte voor eigen gemaakte producten;

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
  1. hoofdgebouwen met de bijbehorende bouwwerken;
  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. ter plaatse van de functieaanduiding "(sw-z)" is geen bebouwing toegestaan;
en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:

13.3 Afwijken van de bouwregels

13.4 Specifieke gebruiksregels

13.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het bestemmingsplan te wijzigen:

Artikel 14 Leiding - Gas

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Leiding - Gas" (L-G) aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een gasleiding en de bijbehorende belemmeringenstrook.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
  1. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
met dien verstande dat:
  1. indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming "Leiding - Gas";
en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:

14.3 Afwijken van de bouwregels

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Waarde - Archeologie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie" (WR-A) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
  • indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming "Waarde - Archeologie";
en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Waterstaat - Waterkering

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waterstaat - Waterkering" (WS-WK) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de inrichting en het onderhoud van waterstaatkundige werken, in het bijzonder een primaire waterkering.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
  • indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de waterstaatkundige werken als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming "Waterstaat - Waterkering";
en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:

3 Algemene Regels

Artikel 17 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 18 Algemene Bouwregels

18.1 Algemene regels voor (bedrijfs-)woningen

Voor het bouwen van (bedrijfs-)woningen gelden de volgende regels, tenzij bij de bestemmingsregels anders is bepaald:

18.2 Afwijken van de algemene regels voor (bedrijfs-)woningen

18.3 Algemene regels voor afstanden

18.4 Afwijken van de algemene regels voor afstanden

18.5 Algemene regels voor ondergronds bouwen

18.6 Afwijken van de algemene regels voor ondergronds bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.5.2 onder a. voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 6,6 meter onder peil onder de voorwaarde dat:
  1. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  2. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

18.7 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de ontwikkeling van de glastuinbouw;
  3. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  4. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  5. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  6. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  7. ter waarborging van de waterhuishouding.

18.8 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwregels niet meer dan 1 meter bedraagt.

Artikel 19 Algemene Gebruiksregels

19.1 Verbod op gebruik van gronden

19.2 Verbod op gebruik van bouwwerken

Artikel 20 Algemene Aanduidingsregels

20.1 Gebiedsaanduiding "Vrijwaringszone - Molenbiotoop"

Artikel 21 Algemene Afwijkingsregels

21.1 Afwijkingsbevoegdheid voor afmetingen en maten

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan voor afwijkingen van voorgeschreven afmetingen en maten, waaronder percentages, met maximaal 10 %.

21.2 Afwijkingsbevoegdheid voor kleine bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan voor:
  1. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een goothoogte van het hoogste 3 meter ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes, mits de inhoud van deze gebouwtjes niet groter is dan 60 m3, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten;
  2. geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en de vorm van bestemmingsvlakken indien bij de definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken, met dien verstande dat de veranderingen maximaal 2 meter mogen bedragen;
  3. afwijkingen van het bestemmingsplan ten einde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling of situering blijkt, dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk zou zijn en de afwijking van zo ondergeschikte aard blijft, dat de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast;
  4. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bestemmingen of van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, met dien verstande dat de overschrijdingen niet meer mogen bedragen dan 3 meter;
  5. het afwijken van deze planregels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken, riool overstort kelders, boven- en ondergrondse containerruimten, en informatie- en reclameborden.
Van de regels mag slechts worden afgeweken, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, zoals bepaald in dit bestemmingsplan, van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 22 Algemene Wijzigingsregels

22.1 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
  1. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  2. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  3. het wijzigen van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  4. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

22.2 Wijzigen naar "Agrarisch - Glastuinbouw"

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen in de bestemming "Agrarisch - Glastuinbouw", met als doel de realisering van glastuinbouwontwikkelingen, op het moment dat de gronden niet meer gebruikt (kunnen) worden voor de ter plaatse geldende bestemming, mits:
  • daar waar de bestemming samenvalt met een dubbelbestemming schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder(s);
  • voldaan wordt aan alle, aan deze wijziging gelieerde, van toepassing zijn overige wet- en regelgeving.

22.3 Wijzigen naar "Groen" of "Natuur"

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen in de bestemming "Groen" of "Natuur", met als doel het aanleggen van een groenbuffer en/of een gebied met landschappelijke waarde, mits:
  • daar waar de bestemming samenvalt met een dubbelbestemming schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder(s);
  • de locatie en inrichting van de groenbuffer en/of het gebied met landschappelijke waarde de instemming hebben van de stedenbouwkundige en de groendeskundige;
  • advies is ingewonnen bij de waterbeheerder en de glastuinbouwdeskundige;
  • voldaan wordt aan alle, aan deze wijziging gelieerde, van toepassing zijn overige wet- en regelgeving.

22.4 Wijzigen naar "Verkeer"

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen in de bestemming "Verkeer", met als doel het aanleggen en/of reconstrueren van wegen, mits:
  • de weg deel zal uitmaken van de permanente infrastructuur;
  • de inpassing en uitvoering van de weg en het wegprofiel de instemming hebben van de verkeerskundige en de glastuinbouwdeskundige;
  • wat betreft de inpassing en uitvoering van de weg en het wegprofiel advies is ingewonnen bij de stedenbouwkundige en de groendeskundige;
  • voldaan wordt aan alle, aan deze wijziging gelieerde, van toepassing zijn overige wet- en regelgeving.

22.5 Wijzigen naar "Water"

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen in de bestemming "Water" en, indien daartoe aanleiding bestaat, de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering", met als doel een (hoofd-)watergang, berging en/of waterkering aan te leggen, verleggen en/of vergroten, mits:
  • de locatie en inrichting de instemming hebben van de stedenbouwkundige, de glastuinbouwdeskundige en de waterbeheerder;
  • voldaan wordt aan alle, aan deze wijziging gelieerde, van toepassing zijn overige wet- en regelgeving.

22.6 Wijzigen naar "Leiding - Gas"

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen in de opgenomen bestemming met de dubbelbestemming "Leiding - Gas", met als doel het aanleggen en/of verleggen van een gasleiding, mits:
  • de leiding deel uit zal maken van een permanente infrastructuur;
  • de inpassing en uitvoering van de leiding met bijbehorende zone(s) de instemming hebben van de glastuinbouwdeskundige;
  • wat betreft de inpassing en uitvoering leiding met bijbehorende zone(s) advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder(s), stedenbouwkundige en de groendeskundige;
  • voldaan wordt aan alle, aan deze wijziging gelieerde, van toepassing zijnde overige wet- en regelgeving.

Artikel 23 Algemene Procedureregels

23.1 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

23.2 Nadere eisen

Bij toepassing van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen zijn de navolgende procedureregels van toepassing:
  1. het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter inzage;
  2. burgemeester en wethouders maken de onder a. bedoelde terinzagelegging tevoren, in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze, bekend;
  3. de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
  4. gedurende de onder a. genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zienswijzen indienen tegen het ontwerpbesluit.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  3. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

24.2 Overgangsrecht gebruik

  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

24.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en bouwwerken gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan het college van burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van het overgangsrecht bij omgevingsvergunning afwijken.

Artikel 25 Slotregel

25.1 Vervangen bestemmingsplannen

Dit bestemmingsplan vervangt in zijn geheel of gedeeltelijk de volgende ruimtelijke plannen op de dag dat het bestemmingsplan van kracht wordt als bedoeld in artikel 3.8, lid 5, van de Wet ruimtelijke ordening:
Bestemmingsplannen:
  • Buitengebied, zoals vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Monster op 25 maart 1986 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid- Holland op 16 december 1986.
    • Buitengebied 1e partiële herziening, zoals vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Monster op 28 oktober 1986 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid- Holland op 9 juni 1987;
    • Buitengebied 1e wijziging, zoals vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Monster op 13 december 1988 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid- Holland op 21 maart 1989;
    • Buitengebied 2e partiële herziening, zoals vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Monster op 25 april 1995 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid- Holland op 5 december 1995.
  • Woningen Buitengebied deel I, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Westland op 26 september 2006 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 14 mei 2007.
  • Woningen Buitengebied deel II, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Westland op 19 december 2006 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 14 mei 2007.
  • Woningen Buitengebied deel III, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Westland op 24 november 2009.
  • Parapluherziening bestemmingsplannen Buitengebied, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Westland op 26 mei 2009.
In het bestemmingsplan zijn tevens verwerkt de verleende vrijstellingsbesluiten ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van de voormalige gemeenten Naaldwijk, ‘s-Gravenzande, De lier, Wateringen, Monster en de gemeente Westland.

25.2 Citeertitel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Glastuinbouwgebied Boomawatering".

1 Inleiding

1.1 Voorwoord

Het gebied de Boomawatering omvat 235 hectare en is een voorbeeld van een grotendeels "verrommeld" glastuinbouwgebied, dat zowel bezien vanuit de tuinders als vanuit de overheid toe is aan een ingrijpende modernisering. In het najaar van 2012 heeft een strategische heroriëntatie plaatsgevonden op de modernisering van het glastuinbouwgebied Boomawatering. De veranderde marktomstandigheden noopten tot een nieuwe strategie.
In nauwe samenwerking met ondernemers, het waterschap en de gemeente is een koers uitgezet voor de grootschalige opgave, namelijk het voor de toekomst borgen van de Boomawatering als duurzaam glastuinbouwgebied. In dit bestemmingsplan worden de hoofdlijnen van het gebiedsprogramma vastgelegd. Verder worden de planregels en planverbeelding geactualiseerd.

1.2 Aanleiding En Doel Bestemmingsplan

Het gebied Boomawatering is als een van de eerste glastuinbouwgebied in Nederland organisch ontstaan (open grond teelten, muurkassen, druivenserres, kassen). Bedrijven in het gebied zijn gemiddeld kleinschalig en de huidige weg- en waterinfrastructuur en de vele woningen in het gebied maken een efficiënte moderne glastuinbouwverkaveling lastig. Door gerichte herstructurering is een grote slag te maken om betere en grotere glastuinbouwkavels te creëren.
De aanleiding voor het bestemmingsplan "Boomawatering" is het mogelijk maken van de modernisering van glastuinbouwbedrijven en de daarbij behorende benodigde aanpassingen op de weg- en waterstructuur. Het bestemmingsplan is op grote delen conserverend van aard waarin middels flexibiliteit toekomstige herstructurering van het glastuinbouwgebied mogelijk wordt gemaakt. Wel worden de nieuwe Van Ruijvenlaan en een aantal kleine weg- en waterinfrastructuur aanpassingen opgenomen.
Herziening is tevens geboden op grond van de wettelijke herzieningsplicht van tien jaar, als voorgeschreven in artikel 3.1, lid 2, van de Wet ruimtelijke ordening.

1.3 Ligging Plangebied

Het gebied van het bestemmingsplan (hierna: plangebied) omvat het glastuinbouwgebied Boomawatering zoals afgebeeld. Het gebied Boomawatering is gelegen tussen de kernen Monster en Poeldijk en wordt begrensd door:
  • in het zuiden: de Poeldijkseweg en de Monsterseweg;
  • in het zuidoosten: de Nieuweweg;
  • in het noordoosten: de gemeentegrens met ‘s-Gravenhage;
  • in het noorden: de Madeweg;
  • in het westen: de Molenweg.
De keuze van deze plangrenzen is primair ingegeven door de begrenzing van het ontwikkelingsplan "Glastuinbouwgebied Boomawatering".
afbeelding
luchtfoto van het plangebied

1.4 Voorheen Geldende Planregimes

Binnen het plangebied waren voorheen de volgende planregimes van kracht:
  • Buitengebied, zoals vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Monster op 25 maart 1986 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid- Holland op 16 december 1986.
    • Buitengebied 1e partiële herziening, zoals vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Monster op 28 oktober 1986 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid- Holland op 9 juni 1987;
    • Buitengebied 1e wijziging, zoals vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Monster op 13 december 1988 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid- Holland op 21 maart 1989;
    • Buitengebied 2e partiële herziening, zoals vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Monster op 25 april 1995 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid- Holland op 5 december 1995.
  • Woningen Buitengebied deel I, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Westland op 26 september 2006 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 14 mei 2007.
  • Woningen Buitengebied deel II, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Westland op 19 december 2006 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 14 mei 2007.
  • Woningen Buitengebied deel III, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Westland op 24 november 2009.
  • Parapluherziening bestemmingsplannen Buitengebied, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Westland op 26 mei 2009.

2 Gebiedsvisie

2.1 Beleidskader

De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door gemeentelijke, regionale, provinciale en landelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid samengevat. Het hier samengevatte beleidskader is niet uitputtend. In de toelichting wordt op een aantal plaatsen verwezen naar specifiek beleid of beleidsnotities die niet in deze paragraaf worden behandeld. Tot slot wordt in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven van de visie op het plangebied. Deze visie is gericht op het behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit.

2.1.1 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie
De gemeente heeft een ontwerp structuurvisie met bijbehorende kaart opgesteld. In de visie worden de ruimtelijk gewenste ontwikkelingen tot 2020 aangegeven, met een doorkijk naar 2040. De structuurvisie zal na vaststelling het nieuwe ruimtelijke afwegingskader vormen bij ruimtelijke ontwikkelingen in Westland. Daarmee vervangt het de ruimtelijke componenten uit de Visie Greenport 2020.
afbeeldingafbeelding
uitsnede structuurvisie
In het ontwerp zijn de gronden van de Boomawatering aangewezen als "Glastuinbouw". De modernisering van het glastuinbouwareaal in het Westland zelf blijft een prioriteit, om de bedrijven ruimtelijk en verkeerskundig goed in te passen en te ontsluiten en mogelijkheden te scheppen voor verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
Beleidsnota voor herstructurering van het glastuinbouwgebied van de gemeente Westland (2006)
In de nota is een maatschappelijk gedragen beleid vastgelegd voor de herstructurering van het glastuinbouwgebied, een goed woon- en leefklimaat, een optimaal functionerende glastuinbouw en een organisatie om de noodzakelijke schaalvergroting doorgang te laten vinden. Tevens wordt beoogd de duurzaamheid van de glastuinbouw te verbeteren. Het doel van de nota is een beleidsmatig kader te geven voor de herstructurering van het glastuinbouwgebied, waarbij de nadruk ligt op de ruimtelijke component. Het doel is ook een duurzaam glastuinbouwgebied te creëren en te faciliteren.
Visie Greenport Westland 2020 (2005)
De Visie Greenport Westland 2020 schetst het ruimtelijk kader voor toekomstige ontwikkelingen op hoofdlijnen in de gemeente en daarbuiten in woord en beeld. Daarmee geeft de visie ook andere partijen inzicht in de ruimtelijke ontwikkelingen van de gemeente Westland. De ruimtelijke component en hoe om te gaan met het glastuinbouwcluster (inclusief de niet ruimtelijke component) staan in de visie voorop.
Naast een ruimtelijke vertaling op hoofdlijnen biedt het ook de onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente op de gebieden water en groen, verkeer en vervoer, wonen, het glastuinbouwcluster, maatschappelijke en economische voorzieningen. De visie bevat tevens richtinggevende uitspraken over de rol van de gemeente ten aanzien van het glastuinbouw-complex en de andere ruimtevragers.
Glastuinbouwcluster
Als gevolg van herstructurering in het kader van verduurzaming kan een groot deel van het glastuinbouwareaal worden omgezet naar een efficiënte milieuvriendelijke inrichting van het kassencomplex met meer ruimte voor een natte en droge infrastructuur. Op de volgende gebieden, vooral aan de kust, kan er duurzaam glas blijven. Dit zijn de gebieden Noordlandse Polder, Waalblok, Slaperdijk en het gebied waar in het Integraal Ontwikkelingsplan Westland het duinmeer was voorzien (lange Stukken).
De transformatiegebieden langs het Zwethkanaal, Pettendijk en Nieuwe Tuinen in De Lier kunnen in principe tot 2020 blijven functioneren. Transformatie kan hier op de lange termijn nog wel aan de orde zijn in verband met mogelijke aanleg van infrastructuur. Enkele locaties zijn volgens de Greenportvisie aangewezen als potentiële transformatiegebieden om tijdig in te kunnen spelen op nieuwe omstandigheden. Dit zijn de Rolpaal, Hoogeland en de locatie op de hoek van Erasmusweg en Wippolderlaan in Wateringen. In totaal gaat het daarbij om 100 hectare glas. Het aanwezige glas in de gebieden bij Monster en 's-Gravenzande kan in principe worden omgevormd tot duurzaam glas, indien de woningbouwopgaaf elders in het zoekgebied wordt gevonden.
Water en groen
Om voldoende waterbergingscapaciteit te realiseren in de boezem zal er naast oplossingen van decentrale aard een geschikte centrale locatie moeten komen. De zoeklocatie is aangegeven in bestemmingsplan Nieuwe Water. De waterberging dient in het poldergebied per polder opgelost te worden. De plas-dras variant zal daar waar mogelijk worden toegepast, evenals het inrichten van ecologische oevers.
Door via het boezemstelsel groengebieden te koppelen kunnen er ecologische verbindingen ontstaan. Mogelijkheid tot koppeling ziet de gemeente in de strook Zwethzone, Wollebrand, verlenging veilingroute, verbreding Zwethkanaal en Oranjekanaal. De ecologische verbindingen tussen kust en Midden-Delfland lopen via de Westlandse Zoom en vanaf de Vlotwatering via de Monsterse Vaart/Poelwatering/Nieuwe Water richting het Zwethkanaal met aftakking naar Staelduinsebos.
Verkeer en vervoer
Het doortrekken van de Veilingroute, het aansluiten op de tweede ontsluitingsweg Hoek van Holland en het aanpassen van knooppunt Westerlee is hard nodig. Daarnaast wordt de realisatie van het ontbrekende deel van de A4-Noord ondersteund. Op de middellange termijn (2010-2020) is er meer nodig. De sterke groei van vooral het goederenvervoer in de Greenport Westland vraagt om een wegverbinding met 2 x 2 rijstroken tussen het Harnaschknooppunt (A4) en het knooppunt Westerlee (A20) met voldoende aantakkingen. Op termijn is het verder doortrekken van de tweede ontsluitingsweg richting Hoek van Holland wenselijk. Dit alles valt onder het 3-in-1-project.
Wonen
In het kader van de herstructurering van glastuinbouwgebieden is behoefte aan vervangende woonkavels in het buitengebied. Aan deze behoefte kan worden voldaan door te bouwen langs bestaande linten c.q. het toevoegen van bebouwingsclusters. Bij de uitplaatsing van woningen dient onder andere duidelijk vast te staan dat de nieuwe locatie de glastuinbouw op dat moment en in de toekomst in geen geval in de weg zal staan.
Maatschappelijke en economische voorzieningen
Er bestaat geen aanleiding om buiten de kernen extra ruimte te reserveren voor de realisatie van maatschappelijke en economische voorzieningen. De huidige voorzieningen zijn vastgelegd.
Evaluatie Visie Greenport Westland 2020 (2010)
De evaluatie van de Greenportvisie verwoordt het collegestandpunt over de (tussen-) resultaten van de Greenportvisie over met name de periode 1-1-2004 tot 1-1-2009 met voorstellen per onderdeel over hoe nu verder. De evaluatie bepaalt de koers voor de gemeentelijke structuurvisie.
In de afgelopen jaren is Westland strategische allianties aangegaan op diverse schaalniveaus om de Greenport sterk te positioneren als een krachtig cluster. Op diverse fronten en in samenwerking met anderen wordt geprobeerd via deze strategische allianties ondersteuning te krijgen voor de opgaven van Westland. Hierbij valt te denken aan ondersteuning binnen de netwerkorganisatie Greenport(s) Nederland, het Randstad Urgent contract Transitie Greenports, Zuidvleugel, Stadsgewest Haaglanden, Provincie Zuid-Holland en binnen Westland-Oostland.
Door als Westland structureel stevig inzet te plegen in deze allianties zijn er flinke stappen gezet in de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Westland. Veel projecten zijn juridisch verankerd, anderen onderschrijven steeds meer de betekenis van de Greenports, gelijk aan de Mainports. De toegezegde rijksbijdrage aan Westlandse projecten staat nu op ruim 145 miljoen euro.
De werkgelegenheid is in vijf jaar met 10% toegenomen tot 60.000 banen. Van alle banen in Westland behoort 42% tot het glastuinbouwcluster. Verder heeft het glastuinbouwcluster zich sterk ontwikkeld. Schaalvergroting en herstructurering is flink op gang gekomen.
Een aantal conclusies uit de evaluatie is:
  • de in 2005 gemaakte keuzes in de Greenportvisie zijn succesvol zijn gebleken. Als tussenresultaat is veel bereikt. Ambitie en streefbeeld uit de Greenportvisie blijft voor het grootste deel intact. Afwijkingen zitten in een lager aantal te bouwen woningen tot 2020. Een lagere verdichtingsopgave van de kernen en het behoud van glas in het transformatiegebied de rolpaal (35 ha.). Aanvullende ruimtelijke keuzes zijn niet aan de orde;
  • in de externe oriëntatie richt gemeente Westland zich op de versterking van de positie van de Greenports in Nederland. Gemeente Westland blijft het initiatief nemen om in de strategische allianties de Greenport Westland stevig te positioneren. Met het bedrijfsleven wil de gemeente de Greenport Westland nationaal en internationaal meer uitdragen. Beleidsmatig en financieel is ondersteuning nodig;
  • bij de komende evaluatie van de Westlandse Zoom door de publieke partijen, waaronder de gemeente Westland is de insteek van de gemeente Westland om de Westlandse Zoom daarbij in zijn totaliteit te bezien, zowel wat betreft betaalbaarheid woningen, markt, invulling locaties, het tijdsaspect, financiële haalbaarheid, contractafspraken, de relatie met realisering van soortgelijke locaties in Westland en elders in de omgeving van de Haagse regio. Kritisch onderzocht dient te worden wat daarvan de consequenties zijn voor de locatie Kwintsheul en de 2e fase (insteek van de gemeente is dat de locatie Kwintsheul wordt teruggegeven aan de glastuinbouw en de 2e fase niet wordt uitgevoerd);
  • gemeente Westland wil dat nieuwe glastuinbouwlocaties in Nederland daadwerkelijk tot ontwikkeling komen. Dit is nu maar in beperkte mate het geval. Een herijking is nodig. Insteek van gemeente Westland is om dichter bij de Greenports glastuinbouwlocaties te ontwikkelen, omdat dit de hoogste toegevoegde waarde geeft voor het daar gevestigde Greenportcluster. Binnen Westland is nog ruimtewinst te halen door op gronden met glastuinbouwbestemming, waar om diverse redenen geen teelt is, daadwerkelijk te gaan telen (voorzichtige schatting: 150 ha.);
  • op de plankaart van de Greenportvisie Westland 2020 zijn de duurzame glastuinbouwgebieden aangewezen. Het gaat daarbij om een totale oppervlakte van circa 4.500 hectare (bruto). Hier krijgt de glastuinbouw in principe alle ruimte. De Rolpaal wordt hieraan toegevoegd. Onderdeel van de 4.500 hectare is naast het teeltareaal van 2.400 hectare in 2008 ook het areaal van de aan de tuinbouw verbonden functies waaronder: waterbassins, ketelruimten, verwerking- en opslagruimtes, bedrijfspanden, ontsluitingswegen en woningen. Gemeente Westland is van mening dat door intensivering, herstructurering en het benutten van de mogelijkheden die er zijn het huidige teeltareaal van 2.400 hectare kan worden opgehoogd. Een voorzichtige schatting is dat er 150 hectare teeltareaal toegevoegd kan worden als tuinders die mogelijkheden ook pakken. Daarnaast zal er tot 2020 ook nog glas verdwijnen op basis van de Greenportvisie. Inschatting van gemeente Westland is dat er in 2020 2.200 tot 2.300 hectare netto teeltareaal aanwezig is;
  • de herstructurering en schaalvergroting in de glastuinbouw moet doorgaan. Initiatieven van tuinders worden daar waar aan de orde zoveel als mogelijk door de gemeente ondersteund;
  • de verduurzaming van het glastuinbouwcluster wordt als nieuwe ambitie aan de Greenportvisie toegevoegd. Ambitie is om van Westland hét meest duurzame glastuinbouwgebied van Nederland te maken. Het is tijd om de vele initiatieven hiervoor in praktijk te brengen en vervolgens "uit te rollen";
  • de kennis- onderwijs - en innovatie positie van Westland dient versterkt te worden met daarbij structurele aandacht voor versterking van het imago (gebiedsmarketing);
  • gemeente Westland wil de water - en groenopgave realiseren tegen zo laag mogelijke kosten en een zo hoog mogelijk maatschappelijk rendement met minimaal verlies aan areaal glas. Voor de water - groen- en ecologie opgave blijft, daar waar mogelijk, het meeliften bij ruimtelijke ontwikkelingen voorop staan. Geen grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen in de kuststrook;
  • gemeente blijft voorstander van een tweede Westelijke Oeververbinding met aansluitende verbindingen op Westlands grondgebied (de gemeente Westland zich inmiddels uitgesproken voor aanleg van de Blankenburgtunnel);
  • blijvend inzetten op de bereikbaarheid en ontsluiting van Westland, inclusief OV en tevens het werken aan innovatieve logistieke ketens.
Visie Ruimtelijke Kwaliteit Glastuinbouwgebied Westland (2009)
De vertaling van de visie ruimtelijke kwaliteit heeft reeds plaatsgevonden in de Parapluherziening van de bestemmingsplannen Buitengebied Westland, hetgeen ook weer het geval is in het bestemmingsplan Glastuinbouw. De visie biedt handvatten voor het bestemmingsplan, de beleidsnota's en de gebiedsvisies voor herstructureringsgebieden. De visie levert het beeld en verhaal over de ambitie voor de ruimtelijke kwaliteit voor het duurzaam glastuinbouwgebied in de gemeente Westland.
De visie bestaat uit een beeldanalyse van de huidige situatie, waaruit een ambitie wordt geformuleerd. Uit de beeldanalyse kan worden geconcludeerd dat er weinig aandacht is besteed aan ruimtelijke kwaliteit, representatie, imago en leefbaarheid. Daarbij zijn veel glastuinbouwbedrijven uit hun jasje gegroeid. Westland heeft een buitengebied met grote contrasten in schaal, functie en dynamiek. Het glastuinbouwgebied krijgt door de schaalvergroting van de bedrijven met een gesloten en technische uitstraling steeds meer een licht-industrieel karakter, hetgeen een andere benaderingswijze van ruimtelijke kwaliteit vraagt. Op een tweetal vlakken kan nog veel verbeterd, namelijk de openbare ruimte en de inrichting van de kavels.
Vanuit de beeldanalyse wordt in de visie een ambitie geschetst voor de toekomst van het duurzame glastuinbouwgebied. Deze ambitie richt zich op een betere beeldkwaliteit, functionaliteit en leefbaarheid van de ruimte. In de visie wordt een betere beeldkwaliteit gevonden in het herinrichten van het straatprofiel voor wegen met categorie I, II en III en een betere inrichting van de glastuinbouwkavels. In de visie zijn de volgende profielen opgenomen ten opzichte van het hart van de weg:
Categorie I:
  • afstand tot woningen, bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken: 22,50 meter;
  • afstand tot kassen: 17,50 meter;
  • afstand tot laad- en losruimte: 35,00 meter.
Categorie II:
  • afstand tot woningen, bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken: 17,50 meter;
  • afstand tot kassen: 12,50 meter;
  • afstand tot laad- en losruimte: 30,00 meter.
Categorie III:
  • afstand tot woningen, bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken: 12,50 meter;
  • afstand tot kassen: 9,00 meter;
  • afstand tot laad- en losruimte: 25,00 meter.
Verder zijn, middels afstandsbepalingen, de profielen opgenomen voor niet gecategoriseerde wegen en voor (hoofd)watergangen in de gemeente Westland.
Waterplan gemeente Westland (2008)
Het Waterplan van de gemeente Westland heeft als ambitie een duurzaam en veerkrachtig watersysteem met belevingswaarde. Burgers en bedrijven moeten veilig voor het water zijn. Men moet plezierig kunnen wonen, werken en recreëren met water in de nabijheid. In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is vastgelegd dat gemeenten met dreigende wateroverlast samen met waterschappen een waterplan moeten opstellen. Een belangrijke pijler van het kwantitatieve waterbeleid voor de 21e eeuw is het principe: vasthouden, bergen en afvoeren.
In het waterplan zijn oplossingen opgenomen, in de vorm van ontwerpopgaven, voor het totale waterbergingstekort in de gemeente Westland. In het glastuinbouwgebied kan meer water worden gecreëerd door het verbreden van bestaande watergangen, het aanleggen van nieuwe watergangen en waterbergingen. In het Waterplan is een inventarisatie gemaakt van de huidige situatie in de boezem en de polders, de ruimtelijke ontwikkelingen en kansen, de knelpunten en de gewenste situatie. Over de in het waterplan gewenste situatie bestaat consensus tussen het Hoogheemraadschap en de gemeente Westland. Tevens kan door verbreding van watergangen in combinatie met het aanleggen van natuurvriendelijke oevers een verbetering gerealiseerd worden van de waterkwaliteit.
Nota paarden houden in het Westland / Het houden van paarden in een Greenport (2008)
De nota geeft een handzame set van toetsingscriteria op basis waarvan besloten kan worden of de verschillende paardenhouderijen passen binnen de visie van de gemeente. Het betreft een integraal beleid, waarbij niet alleen vanuit ruimtelijke perspectief is gekeken, maar ook vanuit milieukundig, maatschappelijk en vanuit praktisch oogpunt. De geformuleerde randvoorwaarden zijn reeds opgenomen in de Parapluherziening bestemmingsplannen Buitengebied Westland.
Parapluherziening bestemmingsplan Buitengebied Westland (2009)
In de parapluherziening van de bestemmingsplannen in het buitengebied van Westland zijn voor de bestemming "Agrarische doeleinden, glastuinbouw" en de bestemming "Woondoeleinden" de planregels geharmoniseerd, waarbij voor de stedenbouwkundige invulling gebruik is gemaakt van de herziening Visie ruimtelijke kwaliteit glastuinbouwgebied Greenport Westland. Daarnaast is een aantal nieuwe ontwikkelingen in het bestemmingsplan opgenomen, waarbij het vooral gaat om reeds uitgekristalliseerde thema's.
Handhaven op maat (2011)
Het doel van het handhavingsbeleid Handhaven op maat 2011-2014 is om binnen bouw- en woningtoezicht en milieuhandhaving met een transparante, effectieve en efficiënte inzet van middelen te komen tot een situatie waarbij het voor een ieder duidelijk is hoe de gemeente Westland haar middelen inzet om naleving van regels te bereiken en/of te bevorderen. De gemeente Westland wil een prettige woon-, werk- en leefomgeving voor haar burgers en ondernemers.
Dat wil de gemeente bereiken door de duurzaamheid, veiligheid en leefbaarheid in het Westland te vergroten en te waarborgen. Handhaving is hierbij één van de middelen die hiervoor wordt ingezet. Handhaving is dus geen doel op zich, maar een onderdeel van de reguleringsketen (ontwikkeling wet - en regelgeving – normstelling – vergunningverlening – uitvoering – toezicht - handhaving). Subdoelen die bijdragen aan de realisatie van het doel zijn: integraal toezicht en handhaving, voldoen aan de (wettelijke) kwaliteitseisen en duidelijke communicatie.
Het handhavingsbeleid richt zich voor zowel het milieu- als de bouwtoezicht op een viertal thema's, waarvan in het kader van het bestemmingsplan Glastuinbouwgebied het thema ruimte voor de glastuinbouw het belangrijkste is. Eén van de ambities van de gemeente Westland, zoals vastgelegd in de Visie Greenport Westland 2020, is immers het behoud en versterking van het Westlandse glastuinbouwcluster. De komende periode blijft de focus liggen op het uitvoeren van het project "Ruimte voor de glastuinbouw" (voorheen "aanpak strijdigheden buitengebied" ). Met betrekking tot handhaving is in het coalitieakkoord 2010-2014 als speerpunt opgenomen dat na de pilotfase door wordt gegaan met het project. Voor een optimale ontwikkeling van de glastuinbouw is het belangrijk dat de gronden die thans voor de glastuinbouw zijn bestemd ook daadwerkelijk voor glastuinbouw worden gebruikt. Het vrijmaken van gronden ten behoeve van glastuinbouwreconstructie levert uiteindelijk een modern concurrerende glastuinbouwcluster op. Verder zorgt dit project voor een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in het Westland. In dit project wordt toezicht en handhaving ingezet om het doel te bereiken. Vrijmaken van gronden om glastuinbouw-reconstructie mogelijk te maken en het weren van niet- glastuinbouw gerelateerde functies. Creëren van optimale kansen voor glastuinbouw. Hiermee blijft Westland als het grootste glastuinbouwgebied van Nederland en de wereld op de kaart.

2.1.2 Waterschapsbeleid

In het bestemmingsplan is afstemming met het volgende beleid van het waterschap tot uitdrukking gekomen.
Waterbeheersplan 2010-2015 (2009)
In het Waterbeheerplan is opgenomen wat er de komende periode op het Hoogheemraadschap van Delfland afkomt, wat de doelen zijn, welke strategische keuzes daaraan ten grondslag liggen en wat de financiële consequenties zijn. De ambities bestaan uit o.a.:
  • een flinke stap zetten naar een robuust en veerkrachtig watersysteem, rekening houden met klimaatsveranderingen;
  • een doelmatiger, transparanter en duurzamer beheer van de afvalwaterketen;
  • realiseren van de wateropgave integraal, gebiedsgericht en in samenwerking met anderen;
  • innovatief en duurzaam werken;
  • het verbeteren van de waterkwaliteit.
ABC-Delfland (1998)
Om de doelstellingen uit het Nationaal Bestuursakkoord Water te realiseren is het Hoogheemraadschap van Delfland het project ABC-Delfland gestart. (ABC staat voor Afvoer - en BergingsCapaciteit) Het ABC-project heeft als doel het water langer vast te houden, meer te bergen en overtollig water sneller af te voeren. Het gaat om technische maatregelen, zoals capaciteitsvergroting van de gemalen, en om ruimtelijke maatregelen, zoals het reserveren van gebieden voor het snel en tijdelijk opvangen van water in natte perioden. Een deel van de projecten is uitgevoerd. Naast de verbreding van watergangen en het vernieuwen van vele duikers steekt het Hoogheemraadschap van Delfland veel tijd, geld en energie in het vernieuwen van de gemalen.
Ondanks de reeds uitgevoerde maatregelen dient er nog een aanzienlijk gebied getransformeerd te worden tot waterberging en dienen er nog diverse waterstructuren te worden verbeterd. Bij het zoeken en realiseren hiervan ligt aansluiting bij het proces van herstructurering voor de hand. Bij herstructurering kunnen innovatieve technische oplossingen worden benut bij realisatie van waterbergingsopgaven. Waterbergingen zullen bij herstructurering flexibel worden ingepast, waarbij het hiervoor benodigde (glastuinbouw)areaal beperkt blijft.
Handreiking Watertoets
Het Hoogheemraadschap van Delfland stelt voorwaarden aan de inhoud van de watertoets (waterparagraaf) als verplicht onderdeel van de onderbouwing van ruimtelijke plannen. De toelichting van een bestemmingsplan dient een beschrijving te bevatten van de volledige watersituatie binnen het plangebied, alsmede de te verwachten ontwikkelingen. Deze beschrijving dient in te gaan op de volgende aspecten:
  • beleidskader omtrent water;
  • waterkeringen;
  • waterkwantiteit;
  • waterkwaliteit en ecologie;
  • afvalwater en riolering;
  • waterprojecten welke onderdeel zijn van ABC-Delfland.
In de toelichting wordt in het kader van het functionele onderzoek een beschrijving gegeven van de in het plangebied aanwezige waterkeringen, waterlopen en waterbergingen. In hetzelfde hoofdstuk wordt in het kader van technisch onderzoek nogmaals ingegaan op het aspect waterkeringen, alsmede de aspecten waterkwantiteit, waterkwaliteit, ecologie, riolering en afvalwater.
Verkenning oplossingsrichtingen Wateroverlast Westland (2010)
In dit plan wordt een basis gelegd voor het Hoogheemraadschap, de gemeente en andere partijen om afspraken te maken over het in de praktijk toepassen van kansrijke en haalbare oplossingsrichtingen en instrumenten. In dit plan wordt het gezamenlijk uitwerken van gebiedsprocessen voorgestaan op basis van een gezamenlijke prioritering en programmering.

2.1.3 Regionaal beleid

De gemeente maakt deel uit van een plusregio als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen. In het bestemmingsplan is dan ook afstemming met het volgende regionale beleid tot uitdrukking gekomen.
Regionaal structuurplan Haaglanden (2008)
Het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP) kijkt door naar 2020 (en soms naar 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water en groen. Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals bestemmingsplannen.
Het RSP is het vertrekpunt voor regionale visies op afzonderlijke beleidsterreinen en voor gemeentelijke plannen. Daarnaast vormt het RSP de inzet en bijdrage van Haaglanden voor de Provinciale Structuurvisie.
Het RSP heeft als ambitie dat de regio Haaglanden zich verder ontwikkelt als een regio van internationale allure, een regio die een duurzame kwaliteit van leven biedt door middel van een veilige, schone en aantrekkelijke woon- en leefomgeving en een sterke structuur. Met de verdere versterking van de kennisintensiteit van de economie van Haaglanden levert de regio een stevige bijdrage aan de realisatie van de in Europa afgesproken Lissabon-doelstelling ter versterking van de innovatiekracht van de Europese economie.
Voor de ontwikkeling van de "Boomawatering" zijn de volgende inhoudelijke doelstellingen van toepassing:
  • versterking van de huidige economische structuur;
  • het omvormen van verouderde glastuinbouwgebieden in milieuverantwoorde, moderne robuuste gebieden ter verbetering van de rentabiliteit van de onderneming en ter behoud van de internationale concurrentiepositie;
  • verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en het creëren van een beter woon- en leefmilieu;
  • verbeteren van de fysieke infrastructuur, zowel de hoofdontsluiting als de lokale ontsluiting, en het verbeteren van het openbaar vervoer;
  • herstel van de ecologische infrastructuur, groene buffers en groene aankleding door de realisatie van de groenblauwe dooradering;
  • het verbeteren van de waterhuishouding ter vermindering van kansen op wateroverlast en het verbeteren van de waterkwaliteit.
Regionale Nota Mobiliteit 2005
De Regionale Nota Mobiliteit (RNM) is het Regionaal Verkeers- en Vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer (1998). Ze is de opvolger van het op dit moment geldende RVVP-2. In de RNM wordt het ruimtelijk beleid, zoals was vastgelegd in het inmiddels vervangen Regionaal Structuurplan Haaglanden 2002 voor de verkeers- en vervoerscomponent uitgewerkt en wordt het overige regionale verkeers- en vervoersbeleid in samenhang beschreven.
Routes waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, moeten voldoen aan de volgende rijksnormen uit de nationale Nota Mobiliteit:
  • in nieuwe situaties zijn kwetsbare bestemmingen binnen de 10-6-risicocontour niet toegestaan; voor minder kwetsbare bestemmingen moeten we streven naar het hanteren van deze risicocontour (richtwaarde);
  • in bestaande situaties mag geen bebouwing aanwezig zijn binnen de 10-6-risicocontour;
  • in nieuwe situaties mag geen bebouwing aanwezig zijn binnen de 10-5-risicocontour (grenswaarde).
Binnen de gemeente Westland zijn de volgende wegen in de Regionale Nota Mobiliteit benoemd als route voor gevaarlijke stoffen:
  • de A 20 evenals de hierin opgaande N 20 en hierin overgaande in de N 213 en hierin overgaande in de N 211;
  • de N 222 welke aftakt van de N 20 ter hoogte van de Bloemenveiling Naaldwijk;
  • de N 223 het Knooppunt van Westerlee kruisende en overgaande in de N 220 richting Hoek van Holland;
  • de Nieuwelaan als zijnde een aftakking van de N 220;
  • de N 211 vanaf de kruising met de N220 richting ' s-Gravenzande;
  • de Nieuwlandse dijk als verlenging van de N220 richting de kust over een afstand van enkele honderden meters.
Het invloed gebied van deze route gevaarlijke stoffen bevindt zich deels binnen de grenzen van het plangebied.
Nota Glastuinbouw Haaglanden (2005)
Door de verwachte aanhoudende druk op voor glastuinbouw beschikbare gronden, geldt het blijvend veiligstellen van voldoende ruimtelijke glasareaalcapaciteit binnen de regio als speerpunt van het beleid.
Aandachtspunten zijn de saldo-0 benadering, het stimuleren van experimenten gericht op meervoudig, dubbel en efficiënt gebruik van de ruimte voor glas en het zoveel mogelijk concentreren van glastuinbouw in de daartoe aangewezen duurzame gebieden. Tevens dient er voldoende ruimte te worden gerealiseerd om 'piekwater' kwijt te kunnen en bij droogte het watertekort op te lossen.
Het lopende 3-in-1-project (2e ontsluitingsweg naar Hoek van Holland, Verlengde Veilingroute en aanpassing Knooppunt Westerlee) wenst de bereikbaarheid van het Westlandse glastuinbouwcluster en de toe- en uitgang van het veilingterrein van FloraHolland in de toekomst te verbeteren.
Regionaal Bestuursakkoord Water Haaglanden (2006)
Het Regionaal Bestuursakkoord Water Haaglanden vormt de regionale uitwerking van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) en sluit aan op de deelstroomgebiedsvisie Midden-Holland en op het procesconvenant dat is gesloten tussen de Vereniging van Zuid-Hollandse Gemeenten, Zuid-Hollandse Waterschapsbond en de provincie Zuid-Holland.
Het doel is om in 2015 het watersysteem op orde te hebben, hetgeen betekent een robuust en beheersbaar watersysteem dat zoveel mogelijk is gebaseerd op de principes van vasthouden, bergen en afvoeren. Om dit te bereiken moet de capaciteit van het watersysteem worden vergroot en wel zodanig dat voor de polders en boezemgebieden wordt voldaan aan het beschermingsniveau volgens de werknormen uit het Nationaal Bestuursakkoord Water.

2.1.4 Provinciaal beleid

In het bestemmingsplan is afstemming met het volgende beleid van de provincie Zuid-Holland tot uitdrukking gekomen.
Structuurvisie Visie op Zuid-Holland (2010)
Algemeen
De Visie op Zuid-Holland bestaat uit de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de uitvoeringsagenda. Hierin beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen (structuurvisie), stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (verordening) en geeft zij aan wat nodig is om dit te realiseren (uitvoeringsagenda). De Visie op Zuid-Holland is in de plaats gekomen van de vier streekplannen (streekplan Zuid-Holland-West en alle herzieningen en uitwerkingen) en de Nota Regels voor Ruimte.
De Provinciale Structuurvisie geeft een doorkijk naar 2040 en de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie. Er staat in hoe de provincie samen met haar partners wil omgaan met de beschikbare ruimte. In de Uitvoeringsagenda is aangegeven hoe de provincie en de verschillende partners de structuurvisie gaan uitvoeren. Met de structuurvisie werkt de provincie aan een vitaal Zuid-Holland met meer samenhang en verbinding tussen stad en land. Hierdoor is in Zuid-Holland goed wonen, werken en recreëren voor iedereen binnen handbereik.
De provincie onderscheidt in de structuurvisie de volgende vijf hoofdopgaven:
  1. aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  2. duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  3. divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  4. vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  5. stad en land verbonden.
De ambities zijn vertaald in een beeld van het ruimtegebruik in 2020, bestaande uit een functiekaart en een kwaliteitskaart. De functiekaart is vergelijkbaar met een streekplankaart. Deze kaart geeft aan wat waar mogelijk is, met locaties en begrenzingen. De kwaliteitskaart geeft aan welke kwaliteiten waar aanwezig zijn of moeten komen. Bij ontwikkelingen in een gebied zijn deze kwaliteiten belangrijk.
Het plangebied van het bestemmingsplan is op de functiekaart van de structuurvisie grotendeels aangemerkt als "Glastuinbouwbedrijvengebied/Greenport", waarin de Nieuweweg vanaf de A20 tot Den Haag, de weg vanuit Hoek van Holland naar Den Haag (Monsterseweg, Poeldijkseweg) en de Veilingroute zijn aangewezen als (Boven) Regionale wegverbindingen.
In de structuurvisie is opgenomen dat de Greenports in 2040 duurzame en landschappelijk goed ingepaste ruimtelijke clusters moeten zijn. Productie, logistiek, kennis, handel en innovatie versterken elkaar onderling. In 2040 ligt het op specifieke hoogwaardige productie, met een centrale plaats voor logistiek, handel, kennis en innovatie. Vraag en aanbod van zoetwater zijn dan in balans. De Greenport Westland/Oostland behoort in 2040 volledig ingepast te zijn in het stedelijke netwerk. Dit uit zich in de inrichting van de logistieke infrastructuur en de inrichting van de energie-infrastructuur.
Verder ligt de nadruk, naast productie, meer op ontwikkeling en toepassen van kennis en dienstverlening. Ruimtelijk staat, naast intensivering en herstructurering van het bestaande glasareaal, de goede ordening van de samenhang tussen de verschillende clusters centraal.
Provinciale Verordening Ruimte (2010)
Algemeen
Om het provinciaal ruimtelijk beleid uit te voeren heeft de provincie verschillende instrumenten, waarvan de Provinciale Verordening Ruimte er één is. De Verordening Ruimte stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Niet alle onderwerpen zijn geschikt voor opname in een verordening. In het algemeen lenen vooral onderwerpen met heldere criteria, weinig gemeentelijke beleidsvrijheid en een zwaarwegend provinciaal belang zich hiervoor. In de Verordening Ruimte zijn regels gesteld over bebouwingscontouren, agrarische bedrijven, kantoren, detailhandel, waterkeringen, milieuzoneringen, molen- en landgoed-biotopen enz.
Enkele regels die zijn overgenomen in het bestemmingsplan Glastuinbouw zijn:
  • geen bestemmingen die nieuw vestiging of uitbreiding van stedelijk functies, intensieve recreatieve functies of bebouwing voor extensieve recreatieve functies mogelijk maken;
  • nieuwe bedrijfswoningen bij niet-agrarische bedrijven, agrarische aanverwante bedrijven en niet-volwaardige agrarische bedrijven worden uitgesloten;
  • de door de gemeente te bepalen maximale omvang van bestaande burgerwoningen en recreatiewoningen, alsmede de bijbehorende erfbebouwing;
  • regionale en primaire waterkeringen zijn inclusief beschermingszone en kernzone opgenomen (conform de legger van de waterbeheerder).
Waterverordening Zuid-Holland (2009)
In de Provinciale Waterverordening zijn normen voor wateroverlast vastgesteld. Deze normen bestaan uit een wenselijk geacht beschermingsniveau waarop regionale wateren moeten zijn ingericht en hebben betrekking op de berging- en afvoercapaciteit. De normen voor wateroverlast zijn verschillend per vorm van landgebruik en zijn gerelateerd aan de economische waarde van landgebruik en de te verwachte schade bij overstromingen. Voor het glastuinbouwgebied is het gewenste beschermingsniveau vastgesteld op eens in de 50 jaar, met een maaiveldcriterium van 1%. Dit betekent dat er eens in de 50 jaar kans op wateroverlast vanuit het oppervlak plaats mag vinden. In Tabel 1 zijn de normen voor wateroverlast weergegeven voor de verschillende vormen van landgebruik.
Beschrijving: G:\ROV.STB\8. ACTUALISERINGSPLANNEN\NL.IMRO.1783.abp00000013\vastgesteld\t&r plantekst\NL.IMRO.1783.abp00000013-vast\Word\i_NL.IMRO.1783.abp00000013-vast_afbeelding3.jpg
Tabel 1- normen wateroverlast voor verschillende vormen van landgebruik (Waterverordening Zuid-Holland)
Waterbeheersplan Zuid-Holland 2010-2015 (2010)
In het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland zijn de opgaven van de Europese kaderrichtlijn Water, het nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:
  1. waarborgen waterveiligheid;
  2. zorgen voor mooi en schoon water;
  3. ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening;
  4. realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem.
In het plan zijn deze opgaven verder uitgewerkt in 19 thema's en voor drie gebieden, in samenhang met economische, milieu- en maatschappelijke opgaven. Dit leidt tot een integrale visie op de ontwikkeling van de Zuid-Hollandse Delta, het Groene hart en de Zuidvleugel van de Randstad.
In het Actieprogramma Water staat concreet wat de provincie doet om de beoogde resultaten in 2015 te kunnen behalen. Het gaat vooral om het uitwerken van nieuwe beleidskaders, bewaken van de voortgang en regie op gebiedsprojecten. De daadwerkelijke uitvoering van projecten wordt verzorgd door de waterschappen. De provincie beschrijft wat er de komende jaren moet gebeuren. De waterschappen bepalen voor hun eigen karakteristieke beheergebied hoe zij dat doen.

2.1.5 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en ruimte (2011)
Op 13 maart 2011 is door de minister de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte aangeboden. Het doel van de structuurvisie is Nederland concurreren, bereikbaar , leefbaar en veilig maken. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden.
Een actualisering van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is nodig om de nieuwe aanpak vorm te geven. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen die onder andere ontstaan omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden.
Voor een aanpak die Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig maakt, moet het roer in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid om. Er is nu te vaak sprake van bestuurlijke drukte, ingewikkelde regelgeving of een sectorale blik. Daarom brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven) en laat het meer over aan gemeenten en provincies (‘decentraal, tenzij…’). Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving.
Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt. Daarnaast wordt (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het Rijk los. Alleen in de stedelijke regio’s rondom de mainports (Amsterdam c.a. en Rotterdam c.a.) zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van de verstedelijking.
Vertrouwen in medeoverheden is de basis voor het bepalen van verantwoordelijkheden, regelgeving en rijksbetrokkenheid. Door hun regionale kennis en onderlinge samenwerkingsverbanden zijn gemeenten en provincies in staat om de opgaven integraal en doeltreffend aan te pakken.
Wanneer rijksdoelen en nationale belangen raken aan regionale opgaven, vraagt dit om heldere taakverdeling en samenwerkingsafspraken tussen de betrokken overheden. Deze afspraken maakt het Rijk met de regio integraal voor alle ruimtelijke en mobiliteitsonderwerpen in de bestuurlijke overleggen MIRT aan de hand van de gebiedsagenda’s van Rijk en regio. Ook met kennisinstellingen, bedrijven en maatschappelijke organisaties vormt het Rijk indien nodig gerichte allianties.
Een rijks verantwoordelijkheid kan aan de orde zijn indien:
  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio’s rondom de mainports, brainport en greenports;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie of werelderfgoed;
  • een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is. Bijvoorbeeld het hoofdnetwerk voor mobiliteit (over weg, water, spoor en lucht) en energie, waterveiligheid en de bescherming van gezondheid van inwoners.
Deze drie criteria zijn leidend bij de in deze structuurvisie benoemde rijksdoelen en bijbehorende nationale belangen. In de realisatieparagraaf is aangegeven wat het Rijk ter realisatie doet (‘je gaat er over of niet’).
Het plangebied behorende tot bestemmingsplan ‘Boomawatering’ behoort tot een in de structuurvisie aangewezen greenport. Derhalve is deze visie van toepassing op dit bestemmingsplan en dient toetsing aan dit rijksbeleid plaats te vinden.
De gemeente geeft daaraan in haar bestemmingsplannen invulling.
afbeelding
Figuur 1 - Uitsnede kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)
De in de Barro gestelde normstelling, is ten opzichte van de Wro vernieuwend, maar sluit wel aan op vroegere planologische kernbeslissingen, concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang. Het kabinet heeft ervoor gekozen om de normering uit het Barro zoveel mogelijk direct te laten doorwerken op het niveau van de lokale besluitvorming. Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind.
Naar aanleiding van advies van de Raad van State, voorziet het Barro tevens in een bij dit besluit behorende ministeriele regeling. In deze regeling is de begrenzing opgenomen van de gebieden uit de titels 2.6: Defensie, 2.7: Hoofdwegen en hoofdspoorwegen en 2.9: Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, waarvoor een reservering of een vrijwaring geldt. De aanduiding van deze gebieden is opgenomen in het Barro.
Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid
Op 1 juli 2008 hadden de volgende planologische kernbeslissingen (nationaal ruimtelijk beleid) volgens het overgangsrecht van de Wet ruimtelijke ordening de status van structuurvisie: Ruimte, Nota Mobiliteit, Ruimte voor de rivier, Project Mainport-ontwikkeling Rotterdam, Hoge Snelheidslijn Zuid, Betuweroute, Tweede Structuurschema Elektriciteitsvoorziening (inclusief partiële herzieningen BritNed-kabel, Randstad-380kV-verbinding en Near Shore Windpark), Structuurschema Buisleidingen, Derde Nota Waddenzee en het Tweede Structuurschema Militaire Terreinen. Omdat nieuwe structuurvisies moeten ingaan op de wijze waarop het daarin vervatte beleid moet worden verwezenlijkt en omdat genoemde p.k.b.'s dergelijke doorkijk niet bevatten, heeft de minister van VROM voor dat nationaal ruimtelijk beleid een zogeheten Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid opgesteld dat op 6 juni 2008 aan de Tweede Kamer is aangeboden.
Van belang voor het glastuinbouwgebied is hetgeen vastgesteld in onderdeel 5 van het nationaal ruimtelijk belang onder de noemer behoud en versterking op lange termijn van de tuinbouwfunctie in de vijf Greenports.
De Nederlandse tuinbouwsector is een speler van wereldformaat. Bij dit nationale ruimtelijke belang hecht het rijk eraan dat de tuinbouwfunctie in vijf zogenoemde Greenports behouden blijft en versterkt wordt. De Nota Ruimte benoemt de Mainports en Greenports als onderdeel van de Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur en legt het initiatief om het beleid op de Greenports en herstructurering van bestaande terreinen beleidsmatig uit te werken en ruimtelijk te verankeren bij de provincies. Een belangrijk instrument hierbij is de gemeenschappelijke agenda van overheden en bedrijfsleven in het Manifest Greenports Nederland en de uitwerking daarvan in de bestuurlijke uitvoeringsafspraken Greenport(s) Nederland uit 2007. De investeringen in de locaties voor glastuinbouw en overige tuinbouw zijn gericht op behoud en versterking van de economische functie van de tuinbouw en gelijktijdige versterking van andere gebiedsfuncties, zoals water, wonen, recreatie, landschap en natuur.

2.1.6 Conclusie

Het plangebied is aangewezen als glastuinbouwgebied. Dit glastuinbouwgebied dient vanuit beleid van zowel het Rijk als de provincie en de gemeente Westland geïntensiveerd en gemoderniseerd te worden. In het bestemmingsplan "Glastuinbouwgebied Boomawatering" wordt de ingezette koers voor wat betreft flexibilisering van de planregels voortgezet en doorontwikkeld.

2.2 Ruimtelijk-functionele Structuur

2.2.1 Inventarisatie van functies

De algemene beschrijving van het plangebied bestaat uit de weergave van de gebiedsdelen, de historische gelaagdheid van het plangebied en de eigenschappen van het gebied.
Burgerwoningen
In het plangebied bevinden zich circa 188 burgerwoningen en zijn gelegen langs de volgende (woon-) linten in het plangebied:
  • Bloemenstraat;
  • Boomaweg;
  • Casembrootlaan;
  • Claes de Wijckerlaan;
  • Madeweg;
  • Monsterseweg;
  • Poeldijkseweg;
  • Scherpenhoeklaan;
  • Van Ruyvenlaan;
  • Vlaminglaan;
  • Vredebestlaan;
  • Waellandweg.
Naast de burgerwoningen bevinden zich in het plangebied tevens agrarische bedrijfswoningen.
Detailhandel
In het plangebied zijn de volgende detailhandelfuncties aanwezig:
  • tuincentrum/bloemist Flower Art, gelegen aan de Madeweg 1b
Glastuinbouwbedrijven
In het plangebied zijn circa 125 glastuinbouwbedrijven aanwezig. In het totaal is de netto glasoppervlakte van deze bedrijven circa 150 hectare. De gemiddelde oppervlakte van een glastuinbouwbedrijf in het gebied is circa 1.25 hectare. Het gemiddelde oppervlak van een glastuinbouwbedrijf in de overige glastuinbouwcomplexen van het Westland is circa 2.1 hectare.
Groenvoorziening
In het plangebied zijn de volgende groenvoorzieningen aanwezig:
  • de groenvoorzieningen gelegen rondom de waterberging aan de Claes de Wijckerlaan;
  • de groenvoorzieningen gelegen in de kruising Vredebestlaan en Monsterseweg.
Huisvesting arbeidsmigranten
In het plangebied is de voormalige camping 'Polanen' heringericht voor de huisvesting van arbeidsmigranten (seizoenarbeiders).
  • Huisvesting arbeidsmigranten, gelegen aan de Claes de Wijckerlaan achter 7.
Maatschappelijke doeleinden
In het plangebied zijn de volgende maatschappelijke functies aanwezig:
  • dagverblijf voor verstandelijk gehandicapten Woutershof, gelegen aan de Madeweg
    9a.
Niet-glastuinbouw bedrijven
In het plangebied zijn de volgende niet glastuinbouw bedrijven aanwezig:
  • Vd Zande Grondverzetbedrijf en Beschoeiingen, gelegen aan de Boomaweg 1;
  • Koene kassensloop, gelegen aan de Boomaweg 8;
  • smederij Hegge, gelegen aan de Boomaweg 10;
  • hovenier Weverling, gelegen aan de Boomaweg 27a;
  • Wim van Dijk loonbedrijf, gelegen aan de Casembrootlaan 26;
  • Betonwerk D. Verkade bv, gelegen naast Claes de Wijckerlaan 4;
  • natuursteenopslag Van Luijk, gelegen aan de Madeweg 29c;
  • kantoormeubelen opslag J.L.N. Kort, gelegen naast Madeweg 31;
  • baggerspeciedepot, gelegen aan de Madeweg ong.;
  • Sierviskwekerij & Vijverspecialist Koi-Kas, gelegen aan de Molenweg 37a;
  • aannemersbedrijf L.E.M. Zuiderwijk, gelegen aan de Monsterseweg 33;
  • Van Ruyven dakbedekking, gelegen aan de Van Ruyvenlaan 3a;
  • aannemersbedrijf H.M.S Bouw bv, gelegen aan de Vredebestlaan 14a;
  • hovenier Berg en van Schie, gelegen aan de Vlaminglaan 6a.
Recreatie
In het plangebied zijn de volgende dagrecreatieve functies aanwezig:
  • Bootverhuurbedrijf De Vlot, aan de Vredebestlaan 14a.
Sport
In het plangebied zijn de volgende sportvoorzieningen aanwezig:
  • manege El Sham, gelegen aan de Madeweg 11a.
Water
In het plangebied zijn onder andere de de volgende hoofdwaterlopen aanwezig:
  • hoofdwatergang De Nieuwe Vaart;
  • hoofdwatergang De Boomawatering;
  • waterberging gelegen achter de Madeweg;
  • waterberging gelegen aan de Claes de Wijckerlaan;
  • de watergang gelegen achter de Poeldijkseweg.
Verbindingen en leidingen
In het plangebied bevinden zich leidingen die planologisch relevant zijn, in de vorm van hoofdaardgastransportleidingen en olieleidingen. Deze zijn gelegen langs de Molenweg en de Madeweg.
Verkeersverbindingen en parkeerplaatsen
Gemotoriseerd verkeer
Het plangebied is voor gemotoriseerd verkeer ontsloten door wegverkeersverbindingen die te onderscheiden zijn in de volgende categorieën:
  • Categorie 2: gebiedsontsluitingswegen die verschillende kernen en glastuinbouwgebieden met elkaar verbinden;
  • Categorie 3: blijvende erfontsluitingswegen met verzamelfunctie die glastuinbouwgebieden ontsluiten naar het regionale verkeersnetwerk.
Voornoemde wegen zijn hoofdwegen die in het bestemmingsplan als dusdanig bestemd zijn en blijvend zijn. In het overige glastuinbouwgebied zijn tevens wegen aanwezig voor ontsluiting van bedrijven. Deze wegen behoeve echter niet blijvend te zijn.
Parkeren
Voor het parkeren is de parkeernormering van het Westlands Verkeer en Vervoerplan van toepassing. Voor glastuinbouwbedrijven geldt dat volledig op eigen terrein geparkeerd moet worden. Bij ontwikkeling van nieuwe glastuinbouw en herstructurering van bestaande glastuinbouw geldt een parkeernorm van vier parkeerplaatsen per hectare glastuinbouw.

2.2.2 Inventarisatie van waarden

Waterkeringen
Binnen het plangebied liggen een aantal waterkeringen. In onderstaand figuur zijn de waterkeringen binnen het beheersgebied van Delfland weergegeven. De waterkeringen in het Westland zijn globaal gelegen binnen de cirkel op onderstaand figuur. Delfland heeft in de legger de keurzones van de waterkeringen gedetailleerd opgenomen. afbeelding
Waterkeringen binnen het beheersgebied van Delfland
Binnen het plangebied liggen een aantal boezemwaterkeringen. Deze boezemwaterkeringen zijn gelegen in het oostelijke deel van het plangebied waar de Dijkpolder een aantal keer doorsneden wordt door boezemwater. Deze waterkeringen hebben een veiligheidsklasse III, waar een veiligheidnorm (overschreidingsfrequentie) van eens in de 100 jaar bij hoort. Verder liggen de boezemkaden langs de Boomawatering (noorden plangebied), de Nieuwe Vaart (zuiden plangebied) en de zijtakken van deze beide watergangen. Alle boezemwaterkeringen binnen het plangebied voldoen aan de veiligheidsklasse.
In het kader van de herstructurering van het glastuinbouwgebied is het mogelijk kansen te benutten voor verbetering van de waterkeringen. In het gebiedsprogramma Boomawatering worden mogelijkheden aangegeven voor het verleggen van waterkeringen waardoor herstructurering mogelijk wordt gemaakt. Over de gewenste of noodzakelijk aanpassingen en/of verleggingen van de waterkeringen is overeenstemming met Delfland nodig.
Archeologische waarden
De bescherming van het archeologisch erfgoed wordt in het bestemmingsplan geregeld, net als andere in het bestemmingsplan op te nemen en te beschermen belangen. Voor het bestemmingsplan geldt als norm de eis van een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent dat het belang van het archeologisch erfgoed mee dient te tellen bij de beoordeling en afweging van alle bij die goede ruimtelijke ordening spelende belangen. Dit wordt geregeld via een omgevingsvergunningstelsel dat betrekking heeft op grondroerende werkzaamheden voor zover deze worden uitgevoerd in gebieden die op de plankaart staan aangegeven met de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ (WR-A).
Voor bijna alle delen van het plangebied geldt een medebestemming archeologisch waardevol gebied (WR-A). Eén terrein aan de Madeweg heeft geen medebestemming, omdat hier reeds een archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Daarbij is een vindplaats aangetoond, op de rest van het terrein zijn geen resten gevonden.
Andere cultuurhistorische waarden
Molenbiotopen
Grenzend aan het plangebied bevindt zich de volgende molenbiotoop:
  • Korenmolen "De Vier Winden", een rijksmonument gelegen aan de Haagweg 2 te Monster;
Buiten het plangebied aan de Molenweg op de kruising met de Haagweg bevindt zich een uit 1882 daterende Korenmolen. Lang voor 1882 stond op dezelfde locatie reeds een molen. In 1311 gaf de eigenaar van die molen, Diederic van der Wale, de molen, met het windrecht te Voswijk, aan zijn neef. De molen heeft eeuwen gefungeerd als Korenmolen en is momenteel in bezit van het Gilde van Vrijwillige Molenaars. De zogenaamde molenbiotoop van deze molen ligt deels in het plangebied.
Binnen de molenbiotoop van voornoemde molen is regelgeving opgesteld om de vrije windvang en het zicht op de molen te garanderen. Voor deze ruimte geldt de regel dat er geen hoge gebouwen of beplanting geplaatst mag worden. Deze elementen beperken het rendement van de molen en de cultuurhistorische en landschappelijke waarde van de molen. Om de ruimte te begrenzen is een molenbeschermingszone ingesteld met een straal van 400 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen.
In de provinciale verordening ruimte heeft de provincie regels vastgesteld voor molenbeschermingszones die de gemeente moet opnemen in het bestemmingsplan.
Zo geldt binnen de molenbeschermingszone voor molens in het buitengebied de 1 op 100 regel en voor molens in het stedelijk gebied de 1 op 30-regel. Bij molens, waarvan een deel van de beschermingszone is gelegen in het stedelijk gebied of in het buitengebied, worden beide regels gecombineerd.
afbeeldingafbeeldingafbeeldingafbeelding
Rijksmonumenten
In het plangebied bevinden zich geen rijksmonumenten.
Gemeentelijke monumenten
Binnen het plangebied bevindt zich één gemeentelijke monument. Op de planverbeelding en in de planregels wordt het monument met een aanduiding aangegeven.
  • "tuinderswoning, gelegen aan de Vredebestlaan 16 te Poeldijk;

2.3 Gebiedsvisie

2.3.1 Algemeen

Voor de modernisering van de glastuinbouw in de Boomawatering is het uitgangspunt een ruimtelijk kader waarbinnen de bedrijfsontwikkelingen kunnen plaatsvinden en die richting geven aan de publieke investeringen in de infrastructuur. Dit kader ("gebiedsprogramma modernisering Boomawatering") is samengesteld op basis van de uitkomsten van een viertal workshops met ondernemers uit het gebied zelf. Het nieuwe kader vervangt het in 2010 vastgestelde gemeentelijk ruimtelijk ontwikkelingskader (ROK) en is expliciet gebaseerd op de input van ondernemers in het gebied, de gemeente, waterschap en Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO).
ambities en doelen
De ambitie van het project ‘modernisering Boomawatering’ is het borgen van de toekomst van de Boomawatering als duurzaam glastuinbouwgebied. Dat heeft zich vertaald in dit gebiedsprogramma als gezamenlijke basis voor de modernisering. Het gebiedsprogramma geeft een beeld van de bedrijfsoptimale inrichting van het gebied door middel van:
  • Een indeling van duurzame bedrijvenclusters;
  • Een ontsluitingsstructuur die het functioneren van de bedrijvenclusters ondersteunt;
  • Waterbeheersingsmaatregelen en fysieke randvoorwaarden die een duurzaam watersysteem mogelijk maken;
  • Ruimtereserveringen voor uitplaatsing van fysieke obstakels, zoals burger- en bedrijfswoningen;
  • Overige fysieke randvoorwaarden die van toepassing zijn op de modernisering van het gebied.
Naast deze fysieke kaders wordt in het kader van het gebiedsprogramma inhoud gegeven aan de benodigde processen en procedures, zoals gebiedsbemiddeling en bestemmingsplan. Het bestemmingsplan zal de hoofdlijnen van het gebiedsprogramma planologisch vastleggen.

2.3.2 Uitgangspunten

Algemeen
Het gebied Boomawatering is als een van de eerste glastuinbouwgebied in Nederland organisch ontstaan (open grond teelten, muurkassen, druivenserres, kassen). Bedrijven in het gebied zijn gemiddeld kleinschalig en de huidige weg- en waterinfrastructuur en de vele woningen in het gebied maken een efficiënte moderne glastuinbouwverkaveling lastig. Door gerichte herstructurering is een grote slag te maken om betere en grotere glastuinbouwkavels te creëren.
Schaalvergroting wordt net als voor glasgroentebedrijven ook voor veel bedrijven in de sierteelt een randvoorwaarde voor continuïteit genoemd. 5 Hectare wordt genoemd als minimale oppervlakte voor een te ontwikkelen sierteeltbedrijf. Voor een aantal groentebedrijven is dit 8-10 hectare. Deze categorie bedrijven zullen zich vooral buiten het gebied de Boomwatering gaan vestigen is de gedachte. De Boomawatering laat op een enkele plek bedrijfsgroottes van 8-10 hectare toe. Voor het grootste deel van het gebied geldt dat woonlinten, verkaveling of water deze grootte onmogelijk maken. Het idee om de operatie van herstructurering te bekijken vanuit de denklijn eerst knelpunten wegnemen en vervolgens herverkavelen wordt over het algemeen positief gereageerd.
Verder wordt naar aanleiding van de positieve ervaringen in andere moderniseringsgebieden voor de Boomawatering een onafhankelijke gebiedsbemiddelaar ingezet, die partijen bij elkaar brengt en de afstemming met de publieke partners verzorgt.
Woningen en bedrijven
Binnen het plangebied liggen zowel agrarische bedrijfswoningen, burgerwoningen als bedrijven in de ontwikkelingsgebieden. Om de ontwikkelingsgebieden zoveel mogelijk obstakelvrij te maken worden binnen en waar nodig buiten het gebied uitplaatsingslocaties voor woningen en bedrijven ingericht. Verder is de genoemde mogelijkheid voor stoppers op termijn om de eigen woning welke een herstructurering is de weg staat, alvast uit te plaatsen naar de rand van het gebied wordt als vernieuwend en verfrissend idee ontvangen.
Weginfrastructuur
Bij de knelpunten voor herverkaveling wordt naast de vele woningen in het gebied vooral de ontsluiting van het gebied genoemd. De huidige verkeersaansluitingen van het gebied Van Ruijvenlaan, Waellandweg, Boomaweg, Casembrootlaan en Vredebestlaan hebben allen beperkingen (breedte, verkeersveiligheid, etc). Algemeen wordt de nieuwe Van Ruijvenlaan en de aansluiting op de bestaande rotonde Monsterseweg als belangrijke impuls gezien voor herstructurering.
Ter verbetering van de ontsluiting en de verkeersveiligheid wordt een pakket aan verkeersmaatregelen voorbereid en uitgevoerd. Aandachtspunt is ook de routing voor trailers. Op de bedrijven is in bijna alle gevallen onvoldoende manoeuvreerruimte voor trailers om te kunnen keren. Hierdoor is een in het Monsterse deel van het gebied eenzijdige bedrijfsontsluiting zonder keerlus voor meerdere bedrijven een knelpunt.
Waterbeheersing
Het omleggen van de Boomawatering evenwijdig aan de Waellandweg wordt gezien als belangrijke kans om voor nu en de toekomst een ruimtelijk knelpunt weg te nemen en een natuurlijke scheiding tussen de functies tuinbouw en wonen te markeren. Gesproken wordt over het voornemen van Delfland om de opmalingspolder Zwartenhoek naar boezemniveau te brengen (op termijn), de polder in de hoek Vredebestlaan – Casembrootlaan richting het gemaal op boezemniveau te brengen (peil gaat dan omhoog). Ook wordt gewerkt aan het plaatsen van een nieuw gemaal. Hierdoor kunnen knelpunten in het watersysteem van het aangrenzende gebied Dijkpolder worden opgeheven, e.e.a. in samenhang met het plan samen met gemeente Westland voor de aanleg van de vispaaiplaatsen en woningen langs de Casembrootlaan. Verder wordt de mogelijkheid genoemd om door een nieuwe waterverbinding op boezemniveau te maken er hierdoor meerdere dwarsverbindingen in het gebied kunnen worden verwijderd.
Fysieke obstakels en randvoorwaarden
De mogelijkheid voor OCAP CO2 wordt voor het gebied als zeer wenselijk voor ontwikkeling genoemd. Dit geeft ook mogelijkheden voor aardwarmte etc. Daarnaast zijn er in het deelgebied nogal wat situaties van strijdig gebruik, zoals bewoning, paardenbakken, handelsactiviteiten in diverse materialen etc. Het streven moet zijn dit te stoppen door handhaving en uitplaatsen naar de randen.
Handhaving
Tuinders vinden dat gemeente meer en eerder moet handhaven. Gemeente geeft aan dat tuinders hier ook zeker zelf een verantwoordelijkheid hebben, zoals het tijdig melden wanneer strijdige zaken worden waargenomen. Ook is de inzet van bedrijfseigenaren nodig om bij verkoop bedrijven binnen de tuinbouwsector te houden.
Projecten
Bovenstaande uitgangspunten resulteren in de volgende projecten (in onderzoek en/of voorbereiding.
afbeeldingafbeelding
Vernieuwen en verbreden brug Haalbaarheid gemaal Dijkpolder
Casembrootlaan
afbeeldingafbeelding
T-splitsing optimaliseren hoek Rotonde Emmastraat/Zwartendijk/Molenweg
Boomaweg/Molenweg Poeldijkseweg (niet op planverbeelding) en
waterberging
afbeeldingafbeelding
Omleggen Boomawatering en Overzicht t-splitsing Casembrootlaan/hoek oplossen knelpunten Casembrootlaan verbeteren
Boomaweg
afbeelding
Verbeteren verkeerssituatie en onderzoek boezemverbinding
afbeelding
Wegprofiel aanpassen en verbeteren overzicht Casembrootlaan
afbeelding
Nieuwe hoofdontsluiting (Van Ruijvenlaan) en aansluiting op bestaande
rotonde
afbeelding
Verkeersveiligheid Waellandweg
verbeteren

2.3.3 Algemene uitgangspunten

Glastuinbouw
De glastuinbouw wordt in zijn geheel genomen gezien als één van de belangrijkste pijlers van de Nederlandse economie. Zo biedt de glastuinbouw in Nederland werkgelegenheid aan 70.000 mensen en heeft de glastuinbouw een productiewaarde van ruim 4 miljard euro. De glastuinbouw vormt binnen het plangebied van het bestemmingsplan de hoofdfunctie.
Het beleid is erop gericht deze functie te handhaven en waar mogelijk te versterken door middel van het bieden van voldoende ruimtelijke perspectieven voor volwaardige glastuinbouwbedrijven. Schaalvergroting, herstructurering, verduurzaming, efficiency, meervoudig ruimtegebruik, innovatie, product- en imagoverbetering worden dan ook gestimuleerd. Herstructurering van het glastuinbouwgebied houdt in dat de economische structuur, de weg-, groen- en waterinfrastructuur worden verbeterd en de ruimtelijke kwaliteit wordt versterkt. De economische structuur kan mede verbeteren door schaalvergroting, bijvoorbeeld door het fysiek samenvoegen van meerdere bedrijven. De ruimtelijke kwaliteit kan onder meer worden versterkt door een zorgvuldige inrichting van de glastuinbouwkavels.
De gemeenteraad heeft op 26 mei 2009 de "Parapluherziening bestemmingsplannen Buitengebied Westland" vastgesteld. Met de parapluherziening zijn de regels van de verschillende bestemmingsplannen van de voormalige gemeenten vervangen voor één regeling. Met deze herziening wordt ruim baan gegeven aan een duurzame en toekomstgerichte ontwikkeling van de glastuinbouw in het Westland. Zo gelden wijzigingsbevoegdheden voor het verplaatsen van woningen, omzetten van woningen en gelden gelijkluidende regels voor alle glastuinbouwbedrijven in het glastuinbouwgebied van het Westland. Deze regels zijn zoveel mogelijk overgenomen in dit bestemmingsplan.
Andere bedrijfsactiviteiten dan puur productie bij glastuinbouwbedrijven.
De oorsprong van de glastuinbouw ligt in de vraag vanuit de grote steden naar groente en fruit en later ook planten en bloemen. Daarom stond de glastuinbouw gelijk aan de productie van deze goederen. In de loop der jaren zijn nieuwe trends en ontwikkelingen gesignaleerd in de glastuinbouw. Bij glastuinbouwbedrijven vinden thans steeds vaker bedrijfsactiviteiten plaats die niet sec gericht zijn op het voortbrengen van producten, maar alles met glastuinbouw te maken hebben. Voorbeelden zijn: verhuur van planten, onderzoeksopstellingen, proeflocaties, presentatieruimtes en energie terug levering, warmtewinning e.d.
De door dergelijke bedrijven uitgeoefende activiteiten vinden plaats onder glas, maar er kan niet worden gesproken van telen voor de productie. Deze glastuinbouwbedrijven vormen vanuit economisch oogpunt een inmiddels belangrijke en dynamische groep. Ze streven naar een hogere toegevoegde waarde van hun eigen producten, alsook van Westlandse producten in het algemeen. Deze activiteiten zijn als het ware het logische gevolg van vernieuwend en innovatief ondernemerschap van de glastuinbouwsector. De activiteiten verdienen dan ook een plaats binnen moderne hedendaagse glastuinbouwbedrijven.
De (huidige) definitie van glastuinbouwbedrijf in de parapluherziening luidt:
"Een bedrijf gericht op het voortbrengen van producten door middel van het duurzaam en intensief telen van gewassen, geheel met behulp van kassen en de daarbij behorende bouwwerken en installaties".
Onder deze definitie vallen bijvoorbeeld geen activiteiten als het acclimatiseren, verzorgen en onderzoeken van gewassen. In het bestemmingsplan Glastuinbouwgebied Westland wordt de definitie opgerekt en flexibeler, zodat de gebruiksmogelijkheden van kassen ruimer worden en beter aansluiten bij de hedendaagse ontwikkelingen.
De nieuwe definitie is als volgt:
"Een volwaardig en doelmatig bedrijf gericht op het voortbrengen van producten en het leveren van diensten, door middel van het duurzaam en intensief telen en verzorgen van gewassen, geheel of hoofdzakelijk met behulp van kassen en de daarbij behorende bouwwerken en installaties".
De zinsnede "geheel of hoofdzakelijk met behulp van kassen", is toegevoegd, omdat in de praktijk blijkt dat veel bestaande glastuinbouwbedrijven een gedeelte van de gronden aanwenden voor open teelt (afharden van planten). In de kas is nu eveneens – naast het productmatig telen van gewassen – het bedrijfsmatig verzorgen, acclimatiseren en opslaan van planten toegestaan. Uiteraard moeten ook de niet direct op productmatig telen gerichte bedrijven voldoen aan de planregels van de bestemming "Agrarisch, Glastuinbouw". Zo moet een glastuinbouwbedrijf onder andere een volwaardig glastuinbouwbedrijf zijn; dat wil zeggen er moet sprake zijn van één volwaardige arbeidskracht, het bedrijf moet duurzaam zijn (bedoeld wordt de continuïteit van het bedrijf en de binding van de ondernemer). Het moet daarbij gaan om een minimale oppervlakte aan glasopstanden van 5.000 m2.
Deze minimum maat is mede op basis van onderstaande aanbeveling van de LTO tot stand gekomen. Voor bedrijfsmatige glastuinbouwactiviteiten is in Nederland, Zuid-Holland en gemeenten als het Westland slechts beperkt areaal beschikbaar. Op basis van door de LTO gehanteerde gegevens lijkt het hanteren van een ondergrens van 5.000 m2 voor het verlenen van medewerking aan omgevingsvergunningen voor bedrijfsmatige activiteiten gerechtvaardigd. Onder deze grens is (afhankelijk van de specifieke bedrijfsomstandigheden) de verwachting dat met grote mate van zekerheid sprake zou kunnen zijn van meer hobbymatige activiteiten.
Door het hanteren van een ondergrens van 5.000 m2 betreffende de omvang van glastuinbouwbedrijven kan voorkomen worden dat medewerking wordt verleend aan het oprichten van gebouwen en bouwwerken (zoals bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en glas) voor niet-bedrijfsmatige activiteiten, zodat het beperkte areaal met de bestemming glastuinbouw, optimaal beschikbaar blijft voor bedrijfsactiviteiten binnen de glastuinbouwsector.
Ook zijn er glastuinbouwbedrijven die de gevels van de kassen voorzien van ander licht doorlatend materiaal dan glas (in bepaalde percentages), damwandprofielen of andere beplating in verband met teelt, energiebesparing e.d. Om dit te regelen wordt de definitie van "kassen" en de planregels aangepast. Ander licht doorlatend materiaal dan glas moet minimaal 20% licht doorlatend zijn. In de planregels wordt verder opgenomen dat onder voorwaarden 30% van het kassencomplex met ander materiaal dan glas bebouwd mag worden. Voor het bouwen van kassencomplex met meer dan 30% ander materiaal dan glas of ander licht doorlatend materiaal wordt een afwijkingsmogelijkheid opgenomen.
Bedrijfsgebouwen mogen voor wat betreft oppervlakte maximaal 12,5% en kantoren 1% (met een maximum van 1000 m2) van de oppervlakte van de aanwezige kassen beslaan.
Er mag "absoluut" (scherp toezicht) geen opslag van goederen plaats vinden in de kassen. Kassen mogen uitsluitend wordt benut voor het telen, verzorgen, acclimatiseren van planten, bloemen en bomen.
Ook de bedrijfsgebouwen worden door de glastuinbouwbedrijven steeds vaker benut voor bedrijfsactiviteiten als presentatie, opslag van materialen, verwerken van de geteelde producten, kantoorruimte, onderzoek- en ontvangstruimte. Volgens de planregels mogen de bedrijfsruimten maximaal 12,5% van het areaal glasopstand ter plaatse beslaan. Binnen de bedrijfsruimten zijn bovenstaande bedrijfsactiviteiten als onderdeel van de bedrijfsvoering van het glastuinbouwbedrijf toegestaan.
In de bedrijfsgebouwen is maximaal 1% (van het totale glastuinbouwbedrijf) kantoor mogelijk. Daarnaast zijn laboratoria, opleidingsruimten, presentatie- en ontvangstruimten, alsmede verhuur- en opslagactiviteiten van bijvoorbeeld plantenpotten of decoratiemateriaal mogelijk, binnen de bedrijfsgebouwen, als onderdeel van het glastuinbouwbedrijf (geen zelfstandige functies).
Benadrukt wordt dat bedrijfsactiviteiten functioneel moeten aansluiten bij de bedrijfsvoering in de kas. In de kas moeten planten staan, conform de nieuwe glastuinbouwdefinitie. Extra verstening of afname van glasareaal in het glastuinbouwgebied is onwenselijk. De verhouding tussen kassencomplex en bedrijfsruimte blijft hetzelfde.
Op het onderscheid tussen telen en verzorgen onder glas en andere functies in de bedrijfsgebouwen dient scherpe en heldere handhaving plaats te vinden. Nieuwe functies moeten binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden gerealiseerd worden. Gedacht wordt aan een verdiepingsvloer in de bedrijfsgebouwen voor kantoor, presentatie en onderzoeksruimten. Ook vanuit meervoudig/intensief ruimtegebruik wordt een verdiepingsvloer in de bedrijfsgebouwen wenselijk gevonden.
Bedrijven die zeker niet vallen onder de nieuwe definitie van glastuinbouwbestemming zijn hoveniersbedrijven, tuincentra, tuingroothandels (stenen en tuinprojecten), tuinbouwattracties, hobbykassen, onderzoekskasjes die niet aan de minimumvoorwaarden voldoen enz. Indien deze legaal gevestigd zijn in het glastuinbouwgebied worden deze als dusdanig bestemd.
Herbouw (agrarische) woningen
Het onttrekken van vele agrarische bedrijfswoningen aan de agrarische bestemming heeft ertoe geleid dat het beleid ten aanzien van agrarische bedrijfswoningen is verscherpt en aangepast in de parapluherziening bestemmingsplannen Buitengebied Westland. Woningen in het glastuinbouwgebied vormen een potentieel gevaar voor de ontwikkeling van de glastuinbouw en frustreren vaak glastuinbouwreconstructies. Zo geldt er een bouwstop voor nieuwe agrarische bedrijfswoningen. Het is dus niet mogelijk om een nieuwe agrarische bedrijfswoning te bouwen in het glastuinbouwgebied. Bestaande agrarische bedrijfswoningen mogen slechts onder strikte voorwaarden worden herbouwd. Het is een saldo 0-beleid.
Op de andere bestemmingen in dit bestemmingsplan zoals "Recreatie", "Bedrijf", "Wonen", "Maatschappelijk" zijn in het verleden ook incidenteel (bedrijfs-) woningen gebouwd. Voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan geldt eveneens een bouwstop. Zo mogen geen nieuwe (bedrijfs-) woningen worden gebouwd. Herbouw van deze bestaande (bedrijfs-) woningen is eveneens onder voorwaarden toegestaan.
In het paraplubestemmingsplan bestaat de mogelijkheid om woningen te verplaatsen. Verplaatsen is het scheppen van mogelijkheden om woningen die midden in het glastuinbouwgebied liggen of de herstructurering van de glastuinbouw op korte termijn of in de toekomst belemmeren te slopen en elders binnen het gebied te herbouwen. Verplaatsing kan alleen plaatsvinden naar zgn. goedgekeurde locaties. Dit zijn locaties die aan de voorwaarden van een goede ruimtelijke ordening voldoen en waarvan zeker is dat deze reconstructie van de glastuinbouw nu en in de toekomst niet frustreren.
De opgedane ervaring bij de behandeling van reconstructieverzoeken en de strakke hantering van de voorwaarden uit de parapluherziening voor het verplaatsen begint in de praktijk goede resultaten op te leveren. Het beleid op dit punt dient derhalve met een geringe verfijning te worden voortgezet.
Verduurzaming en innovatie
Duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen, aldus de definitie van de VN-commissie Brundtland uit 1987. Bij duurzame ontwikkeling is sprake van een ideaal evenwicht tussen ecologische, economische en sociale belangen (people, planet en profit). Alle ontwikkelingen die op technologisch, economisch, ecologisch, politiek of sociaal vlak bijdragen aan een gezonde aarde met welvarende bewoners en goed functionerende ecosystemen zijn duurzaam. Duurzaamheid levert energie op en dwingt tot samenwerking.
Dit betekent dat voor de gemeente Westland duurzame ontwikkeling niet alleen gaat over het reduceren van de CO2 uitstoot of het verbeteren van de energie efficiency, maar tevens dat een bijdrage moet worden geleverd aan vitale kernen, een leefbare omgeving en versterking van de economie.
De glastuinbouwsector pleegt in samenwerking met de gemeente Westland reeds een belangrijke inspanning op het gebied van energiebesparing en de terugdringing van de CO2 uitstoot, waterverbruik en gebruik gewasbeschermingsmiddelen. Om onafhankelijk te worden van fossiele brandstoffen, moet echter nog een belangrijke en grootschalige transitie plaatsvinden.
Westland wil het duurzaamste glastuinbouwgebied van Nederland zijn. Deze hoofddoelstelling kan worden bereikt door in nauwe samenwerking met andere relevante partijen en actoren (de gemeente kan dit immers niet alleen) het energietransitieproces te ondersteunen en bevorderen. De voortgang wordt in beeld gebracht aan de hand van bestaande en/of nieuw te ontwikkelen monitorprogramma's. Werken aan een duurzame gemeente en een verduurzaamd glastuinbouwcluster betekent in Westland: werken aan energie efficiency, onafhankelijkheid van fossiele brandstoffen, CO2 reductie en een nullozing van mineralen en gewasbeschermingsmiddelen. De volgende doelen worden, conform de Trias Energetica door Westland nagestreefd:
  • 2 % energiebesparing per jaar tot 2020;
  • 20% gebruik hernieuwbare energie in 2020;
  • nagenoeg 20% CO2 reductie in 2020;
  • nullozing van mineralen en gewasbeschermingsmiddelen naar water in 2027;
  • CO2-emissiereductie van 0.8 Mton in 2020 ten opzichte van 1990.
Duurzame energievoorziening
Er vindt momenteel een enorme kennisontwikkeling plaats op het gebied van duurzame energie binnen de glastuinbouw. Het gebruik van fossiele energie en de uitstoot van CO2 moet worden teruggebracht, niet alleen om ecologische redenen, maar ook uit bedrijfseconomisch oogpunt. Doelstelling is om op termijn te komen tot een 100% duurzame energievoorziening. Voor de glastuinbouw betekent dit een energie neutrale teelt of zelfs een energie producerende kas. Geothermie, warmtekrachtkoppeling, de opslag van warmte en koude in de ondergrond (WKO), zonnepanelen en energiewebs zijn te benutten om de glastuinbouw energie- en CO2-neutraal te maken.
De ontwikkeling is van belang zodat clusters van kassen warmte kunnen leveren aan clusters van woningen en andere afnemers.
Voor wat betreft de energietransitie en CO2-reductie wordt ingezet op collectieve systemen, waarbij voor energie en warmte de webstructuur wordt toegepast. Hierbij wordt uitgegaan van een groeimodel. In herstructureringsgebieden moet hiertoe rekening worden gehouden met de aanleg van een energie- en/of warmtenet conform de webgedachte. Hierbij kan gedacht worden aan aardwarmte, warmte- en koude opslag en hergebruik van CO2.
Een bijzonder interessante pilot in dit verband is het pilotproject Hoogeland in Naaldwijk, waarbij warmtelevering plaats gaat vinden door een glastuinbouwbedrijf naar een te realiseren woonwijk en een zorginstelling.
Tevens zijn een vijftal projecten voorzien, waarbij gebruik wordt gemaakt van aardwarmte voor het verwarmen van kassen en het doorleveren van warmte aan woningen etc. Dit alles heeft tot doel een schone (planet) en economisch sterke (profit) sector te creëren, waarbij tevens aandacht is voor werk- en leefomstandigheden van medewerkers en omwonenden (people).
Aardwarmtebronnen kunnen voor één of meerdere samenwerkende glastuinbouwbedrijven, maar ook voor hele clusters gebruikt worden. Zo kan een glastuinbouwcluster van rond de 100 ha aangesloten worden op een diepe aardwarmtebron, zoals bij Flora Holland het geval is.
Daarnaast kan koppeling plaatsvinden aan andere doelgroepen (woningen, zorginstellingen, bedrijven).
Exploitatie van een aardwarmtebron vereist voorzieningen als winningsputten, pompen en ringleidingen.
Herstructurering, inbreiding en intensivering
De gemeente streeft ernaar binnen verschillende gebieden zo efficiënt mogelijk intensief met de ruimte om te gaan. Indien er nieuwe ruimtevragers zijn, wordt in eerste instantie bekeken of sprake kan zijn van intensiever ruimtegebruik, inbreiding of herstructurering. Zo kan worden voorkomen dat er uitbreiding plaatsvindt en kan op een duurzame manier met de schaarse ruimte worden omgegaan. Binnen verschillende functies kan hiervan sprake zijn. Inbreiding is een term die vooral wordt gebruikt in het stedelijk gebied: ongebruikte plekken kunnen voor woningbouw of voorzieningen worden benut. Hierbij moet altijd een afweging plaatsvinden met het aspect leefbaarheid.
Herstructurering van gebieden kan een oplossing zijn om te voorkomen dat er een nieuwe claim op de ruimte ontstaat. Dit kan gelden voor allerlei verschillende soorten gebieden: woongebieden, glastuinbouwgebieden, bedrijventerreinen, maar ook bij winkelgebieden. Kiezen voor herstructurering biedt de kans om op een meer duurzame manier met de ruimte om te gaan.
Meervoudig en efficiënt ruimtegebruik
Juist in een gebied als Westland met veel ruimteclaims op de schaarse grond, is meervoudig ruimtegebruik een sleutelwoord. Er zijn uiteenlopende voorbeelden van meervoudig ruimtegebruik, welke deels al toepassing vinden. De Wollebrandplas en de (nog te realiseren) Poelzone zijn voorbeelden van realisatie van waterberging, waarmee tevens recreatieve en ecologische doelen worden bediend. Een voorbeeld van toepassing bij glastuinbouwbedrijven is het maken van waterberging onder kassen. Vooral nieuwe ontwikkelingen in teelt (telen in waterbakken) en de toepassing van LED verlichting zouden een doorbraak kunnen betekenen in het meerlaags telen.
Ook in woon- en werkgebieden kan ruimtewinst worden geboekt door stapeling en combinatie van functies en ondergronds bouwen.
Concentratiebeginsel
Door verschillende functies te concentreren, zullen er minder verkeersbewegingen nodig zijn, hetgeen de leefbaarheid bevordert.
Het concentratiebeginsel is van belang voor de glastuinbouw. De gemeente zet duidelijk in op concentratie van de glastuinbouw. Dit betekent dat de glastuinbouw niet naar verspreide gebieden buiten de gemeente hoeft uit te wijken. Daarnaast geeft de gemeente er de voorkeur aan dat de verschillende glastuinbouw gerelateerde bedrijven dicht bij elkaar zijn gevestigd. Dat is een reden om agro gerelateerde bedrijventerreinen aan te wijzen. De centrale as speelt een belangrijke rol bij deze concentratie: op deze manier worden de benodigde verkeersbewegingen zo veel mogelijk tot deze centrale as beperkt, wat de belasting voor andere wegen binnen de gemeente beperkt.
Groen en water
De realisering van meer groen en water draagt eveneens bij aan de duurzaamheidsdoelstellingen. Door de Kaderrichtlijn Water (KRW) dient immers ook de ecologie van het water te worden verbeterd. Daartoe dienen structuren te worden aangepast (natuurvriendelijke oevers aanleggen etc.) conform de uitgangspunten van het beleid voor de herstructurering. Ook het bestrijden van het gevaar van wateroverlast en het bevorderen van natuurontwikkeling en recreatieve mogelijkheden in de gemeente spelen daarin een belangrijke rol. De gemeente probeert daarbij zo veel mogelijk door herstructurering van glastuinbouwgebieden de groen- blauwe structuren te versterken, door ze kwalitatief te verbeteren. Vaak heeft dit ook een ruimtelijke component, omdat deze stroken dan uitgebreid moeten worden.
Beleid voor andere (niet agrarische) bedrijvigheid
Het beleid van de gemeente is erop gericht om de glastuinbouw te behouden en waar mogelijk te versterken. Nieuwe niet-agrarische bedrijven moeten worden geweerd en bestaande niet-agrarische bedrijven mogen buiten de bestemmingsgrenzen niet uitbreiden en worden zo nodig gesaneerd uit het glastuinbouwgebied. Dergelijke bedrijven dienen zich te vestigen op de bestaande of nieuwe bedrijventerreinen.
De in het plangebied voorkomende agrarische hulp-, neven, loon- en toeleveringsbedrijven krijgen voor zover zij legaal tot stand zijn gekomen of in het verleden als zodanig zijn bestemd in het bestemmingsplan de bestemming "Bedrijf – agrarisch aanverwant bedrijf". Om niet onnodig veel ontheffingsverzoeken of bestemmingsplanwijzigingen te krijgen voor niet (geheel) passende functies is ervoor gekozen om voor deze verschillende "bestemmingen" de volgende definitie op te nemen.
"Agrarisch aanverwant bedrijf"
Een niet-industrieel bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het leveren van diensten (waaronder het sorteren, bewerken en verpakken) en/of het leveren/verhandelen van producten van/aan agrarische bedrijven in het buitengebied zo nodig met behulp van werktuigen en apparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van werktuigen of apparatuur (bedrijven zoals agrarische hulp-, loon-, neven en toeleveringsbedrijven);
De definitie sluit aan bij de Provinciale Verordening Ruimte, waarin eveneens een definitie opgenomen is voor een agrarisch aanverwant bedrijf.
Verder zijn er nog de andere niet agrarische functies in het glastuinbouwgebied met de bestemming "Bedrijf", "Horeca", "Recreatie", "Maatschappelijk" en "Kantoor" in het glastuinbouwgebied. Omdat het behoud van het bestaande glastuinbouwareaal centraal staat, is uitbreiding van de bestaande niet-agrarische functies buiten de het bestemmingsvlak niet toegestaan. De bestaande bebouwingspercentages, goot- en bouwhoogtes ed. uit de voorgaande bestemmingsplannen zijn overgenomen. Door middel van een ontheffing wordt een uitbreiding binnen het bestaande bestemmingsvlak onder voorwaarden mogelijk gemaakt. De belangrijkste voorwaarde is dat de uitbreiding niet ten koste mag gaan van toekomstige glastuinbouwreconstructies of bestaande naastgelegen glastuinbouwbedrijven.
Watergangen
De aanwezigheid van (hoofd)watergangen is vanzelfsprekend van belang, omdat deze een belangrijke rol spelen in het watersysteem. Alle hoofdwatergangen zoals afgebeeld op de watergangenkaart van het Hoogheemraadschap van Delfland, zijn herkenbaar opgenomen op de planverbeelding, voor zover deze niet zijn gelegen binnen de bestemming ‘Verkeer’, ‘Natuur’ of ‘Groen’. Uitzondering hierop vormen die watergangen die het glastuinbouwgebied doorsnijden en toekomstige reconstructie van de glastuinbouw kunnen frustreren en de flexibiliteit verminderen. Deze hoofdwatergangen bevinden zich in de bestemming ‘Agrarisch – Glastuinbouw’ en zijn voorzien van de specifieke functieaanduiding ‘hoofdwatergang’ (sw-hw). Ook deze watergangen zijn dus herkenbaar op de planverbeelding. Andere redenen waarom voor deze specifieke functieaanduiding gekozen is:
  • voorkomen van het voeren van extra planologische procedures bij vergraving van watergangen, waardoor vertraging van vergunning afgifte zou ontstaan;
  • de bescherming van de watergangen is reeds geregeld in de Keur;
  • de houdbaarheid van de hoofdwatergangenkaart van het Hoogheemraadschap is beperkt, omdat deze voortdurend aan wijziging onderhevig is, terwijl de bestemmingsplanverbeelding een veel langere looptijd heeft;
  • weerstand uit de glastuinbouwsector, omdat voor dezelfde activiteiten (dempen/vergraven) een extra vergunning moet worden aangevraagd;
  • voorkomen van planschadeverzoeken.
Daarnaast worden er evenals in het paraplubestemmingsplan het geval is, afstandsmaten tot (hoofd)watergangen opgenomen in de planregels. Deze gelden altijd ongeacht of een watergang wel of niet op de bestemmingsplanverbeelding is opgenomen.
Wonen
Het bestemmingsplan Boomawatering bevat zowel agrarische- als burgerwoningen. Slechts een enkele woning is bestemd als andere (niet-agrarische) dienstwoning.
Door verdergaande professionalisering, automatisering en vooral de schaalvergroting in de glastuinbouwsector is in de loop der jaren een toenemend aantal agrarische bedrijfswoningen overbodig geworden. Door de voormalige gemeenten was reeds geconstateerd dat heel veel agrarische bedrijfswoningen in de loop jaren door de eigenaren reeds waren onttrokken aan de agrarische bestemming. Ondanks dat er Westland breed een meldingsverordening voor onttrekking van agrarische bedrijfswoningen was vastgesteld, werd deze niet altijd even strikt nageleefd. Daarnaast gingen de voormalige gemeenten elk op hun eigen manier om met deze problematiek op basis van de mogelijkheden en beperkingen die de (verschillend luidende) bestemmingsplannen boden. De eenwording van de gemeente Westland was een natuurlijk moment om deze problematiek op een eenduidige manier op pakken. Mede omdat woningen in het buitengebied bij reconstructie en schaalvergroting voor belemmeringen kunnen zorgen is in 2004 al gestart met het project woningen Buitengebied. In april 2005 is in samenwerking met de provincie Zuid Holland, LTO-Westland, de stichting Buitengebied Westland en een aantal lokale accountants- en makelaarskantoren het Raamplan voor woningen in het Buitengebied van de Gemeente Westland opgesteld. Hierin is aangegeven dat schaalvergroting en herstructurering van de glastuinbouw noodzakelijk is om de leidende rol van het Westland te behouden en de concurrentie de baas te blijven. Tevens is aangegeven dat het van groot belang is dat de activiteiten die deel uitmaken van deze sector goed zijn ingepast in de openbare ruimte.
Het raamplan bevatte duidelijke uniforme beleidscriteria voor bestemmingswijziging van agrarische bedrijfswoningen en uitplaatsing van agrarische bedrijfswoningen en burgerwoningen. Voor de overbodige bedrijfswoningen zijn de afgelopen jaren in het kader van het project veel verzoeken ingediend tot bestemmingswijziging van de agrarische bedrijfswoning bestemming naar de bestemming ‘Wonen’.
De criteria voor omzetting zijn overgenomen uit de planregels van de parapluherziening van de bestemmingsplannen Buitengebied Westland. De ingezette beleidslijn voor omzetting van agrarische bedrijfswoningen is hierin vrijwel gelijkluidend overgenomen.
De opgedane ervaring bij de behandeling van reconstructieverzoeken en de strakke hantering van de voorwaarden uit de parapluherziening voor omzetting begint in de praktijk goede resultaten op te leveren. Het beleid op dit punt dient derhalve met een geringe verfijning te worden voortgezet. Uit de gehouden inventarisatie en uit diverse inspraakreacties is duidelijk geworden dat en nog een fors aantal agrarische woningen in het glastuinbouwgebied niet overeenkomstig de bestemming worden gebruikt.
Aan-huis-gebonden-onderneming
Binnen de bestemming "Wonen" is beleid opgesteld voor aan-huis-gebonden-ondernemingen, met als onderlegger de uitvoeringsrichtlijn aan-huis-gebonden-beroepen.
Het doel van het beleid is het duidelijk maken wat zonder vergunning aan bedrijfsmatige werkzaamheden in een woning mag worden uitgevoerd en onder welke voorwaarden. Hiermee worden de mogelijkheden, welke geboden werden in de uitvoeringsrichtlijn uit 2005 aangepast aan de huidige regelgeving (als gevolg van o.a. Handelsregisterwet) en aan de huidige gebruiken.
In de oude richtlijn werden alleen de zogenaamde vrije beroepen toegestaan binnen de woning. Dit waren de beroepen, waarvoor geen inschrijving in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel was vereist, zoals medische, academische, administratieve en kunstzinnige beroepen. Voorbeelden hiervan zijn o.a. arts, tandarts, advocaat, belastingconsulent, organisatieadviseur, fysiotherapeut, e.d. Niet onder dit begrip vielen de, veelal ook in huis uitgevoerde, ondernemingen zoals schoonheidsspecialiste, nagelverzorgster, kapster, maar ook de nieuwere ondernemingen, welke zich op het internet richten, zoals de internetwinkels. Deze konden alleen toegestaan worden middels een afwijkingsprocedure binnen het bestemmingsplan.
Omdat het gebruik meestal niet van buitenaf te zien is, is handhaving vrijwel onmogelijk. Hierdoor en in het kader van de vermindering van regeldruk was het gewenst te proberen één lijn te trekken en de bedrijven, die de gemeente acceptabel vindt binnen een woning, binnen bepaalde grenzen, dan ook gewoon toe te staan. Dat is dan ook de reden om, in de bestemmingsplannen, in plaats van de begripsomschrijving van aan-huis-gebonden-beroepen, een nieuw begrip te introduceren, te weten aan-huis-gebonden-ondernemingen. Gelet op de nieuwe Handelsregisterwet is dat een betere benaming.
Om het gebruik ondergeschikt te houden aan het hoofdgebruik van de woning is het gebruik uitsluitend beperkt tot de bewoner van het pand, waarbij deze geen personeel in dienst mag hebben.
Beleid voor huisvesting tijdelijke buitenlandse arbeidsmigranten
Er komen veel buitenlandse werknemers (EU-medewerkers) tijdelijk naar het Westland om te werken in de glastuinbouwsector. De verblijfsduur van deze werknemers is niet bekend. Deze kan variëren van enkele weken tot meer dan een jaar. Voor zover er zicht op is, verblijven de meeste werknemers ongeveer vier tot zes maanden in de gemeente. De werkgevers, vaak uitzendbureaus dienen primair te zorgen voor de huisvesting van hun werknemers.
In het beleidsdocument "Tijdelijk wonen in de gemeente Westland" zijn een aantal beleidskaders opgesteld voor de huisvesting van buitenlandse werknemers in het glastuinbouwgebied. Zo mogen voormalige en/of bestaande bedrijfswoningen onder voorwaarden worden benut voor de huisvesting van werknemers van het glastuinbouwbedrijf.
Houden van paarden
In het glastuinbouwgebied is het houden van paarden in beginsel niet toegestaan. Het betreft hier gronden met de bestemming "Agrarisch, Glastuinbouw". Het houden van paarden doet afbreuk aan de bestemming, gaat ten koste van glasareaal en kan tot ongewenste functiemenging leiden. Bovendien blijkt in de praktijk dat hobbymatige paardenhouderijen de reconstructie van de glastuinbouw frustreren.
Binnen de privégronden van een tuinder (maximaal 1000 m2) en op de percelen met de bestemming wonen is het houden van paarden onder voorwaarden toegestaan. De paarden mogen uitsluitend hobbymatig worden gehouden, wanneer deze op eigen erf of in eigen tuin worden gehouden (voor een tuinder binnen de maximaal toegestane 1000 m2) en hierdoor het glastuinbouwcluster niet wordt belemmerd en dit uit milieu hygiënisch oogpunt geen belemmering oplevert voor de omgeving.
De grootte van de stalling (75 m3) biedt volgens aanbevelingen van de Sectorraad Paarden en de VNG plaats aan 2 paarden. In de handreiking 'Paardenhouderij en landschap' wordt aanbevolen om een paardenbox van 3,5 x 3,5 x 3 meter (l x b x h) per paard aan te houden. Deze aanbeveling wordt onderschreven om het hobbymatige karakter van de paardenhouderij te benadrukken.
Het is absoluut niet de bedoeling om het houden van paarden voor derden toe te staan, ook niet als geen betaling zou plaatsvinden. Het bedrijfsmatig houden van paarden in het glastuinbouwgebied is in principe uitgesloten. Dit gaat ten koste van het glastuinbouwareaal en de economie. Paardenhouderijen worden niet door de gemeente Westland ondersteund.
Waterdicht bouwen
Op grond van de nota "normering wateroverlast" van het Hoogheemraadschap van Delfland wordt bij de beoordeling van een bouwplan geadviseerd om de 15% van de laagste delen te vrijwaren van kapitaalintensieve en kwetsbare functies. Bouwplannen dienen op grond hiervan ruim boven het streefpeil van de boezem- en polderwatergangen te worden gebouwd.
Uit voorzorg wordt een ieder nadrukkelijk geadviseerd om bij de bouw en herbouw van gebouwen een drooglegging aan te houden boven het in dat gebied aanwezige waterpeil van:
  • 0,60 meter in polders;
  • 0,35 meter in boezemgebieden.
Omdat dit niet altijd haalbaar is, is het zeer gewenst als gebouwen beneden dit peil waterdicht worden uitgevoerd. De toelaatbare peilstijging wordt bepaald op basis van het schouwpeil (winterpeil of zomerpeil afhankelijk van het grondgebruik, eventueel in overleg met het Hoogheemraadschap van Delfland, gecorrigeerd met afwijkingen in de praktijk) of in geval van flexibel peilbeheer van het hoogste peil en de maatgevende maaiveldhoogte. De toelaatbare peilstijging wordt getoetst aan de hoogte van de aanwezige polderkaden of waterscheidingen en peil regulerende kunstwerken. Bij de bepaling van de toelaatbare peilstijging is het oordeel van de beheerder belangrijk. De technische toetsing gaat uit van het laagste maatgevende maaiveld. Ondanks dat zowel het Hoogheemraadschap als de gemeente voorstander zijn van waterdicht bouwen is deze maatregel niet generiek opgenomen in de planregels. De maatregel is in elk geval onderdeel van de gebiedsprocessen. Daarnaast wordt in alle gevallen van nieuwbouw of reconstructie van glastuinbouwbedrijven of woningen advies verstrekt aan aanvragers, waarbij de hoogteligging in relatie tot mogelijke wateroverlast uitdrukkelijk aan de orde komt. Hierbij kan per bouwplan maatwerk worden geleverd, omdat er vaak meerdere oplossingen denkbaar zijn met eenzelfde resultaat.
Restpercelen
Percelen grond die al dan niet na reconstructie van de glastuinbouw niet direct zijn of worden benut ten behoeve van de feitelijke bouw van een kascomplex of bijbehorende bedrijfsgebouwen, maar waar ook geen kassen of bedrijfsgebouwen op een logische wijze meer kunnen worden gebouwd, worden in de volksmond vaak restpercelen of overhoeken genoemd. Men praat meestal over restpercelen en overhoeken met de intentie om het perceel voor een andere functie dan glastuinbouw te aanwenden.
In vrijwel alle gevallen kunnen hoeken of percelen, waarop geen kassen of bijgebouwen zijn of worden gerealiseerd, nog gewoon worden gebruikt ten behoeve van de bestemming "Agrarisch - Glastuinbouw. Voorbeelden hiervan zijn voorzieningen die ruimte vergen bij een glastuinbouwbedrijf zoals watersilo's, waterbassins, parkeervoorzieningen, verkeersruimte ten behoeve van het draaien en keren op eigen terrein, laad- en los voorzieningen enz. Uit jurisprudentie van de rechtbank en Raad van State valt af te leiden dat bij geschillen in besluiten tot wijziging van de Glastuinbouwbestemming deze colleges het standpunt van de gemeente, dat dergelijk gronden de (toekomstige) reconstructie, bestaande bedrijvigheid of andere ruimtelijke opgave (waterberging, wegen) al snel in de weg liggen, wordt overgenomen.
In het kader van de wateropgave voor de gemeente Westland is het van belang dat niet het gehele glastuinbouwgebied wordt verhard of volgebouwd. Bij de berekening van de waterbergingsnorm (glastuinbouw 325 m3/ha) gaat het Hoogheemraadschap van Delfland uit van bepaalde verhardingspercentages. Bij moderne glastuinbouwbedrijven is het bebouwingspercentages vaak erg hoog, nog afgezien van de aan te brengen verhardingen ten behoeve van in- en uitrit, parkeren etc. Kortom een stuk onbebouwde/onverharde grond in het glastuinbouwgebied kan dan ook geen kwaad en is voor de infiltratie van water in de bodem zelfs absoluut noodzakelijk. Verwezen wordt hierbij naar de wettelijk vastgelegde verantwoordelijkheid van iedere perceelseigenaar om het hemelwater in eerste instantie zoveel mogelijk zelf op te vangen op eigen kavel. Verder kunnen de gronden eveneens gebruikt worden voor het aanleggen van een nieuwe waterberging of voor het vergraven van water.
Gelet op bovenstaande en het feit dat het beleid van de gemeente er nadrukkelijk op is gericht om "niet-glastuinbouwactiviteiten" te weren uit het glastuinbouwgebied, kan worden gesteld dat er in beginsel geen restpercelen zijn in het glastuinbouwgebied. Percelen kunnen immers vrijwel altijd gebruikt worden voor andere nuttige functies dan fysiek glas en bedrijfsgebouwen van een glastuinbouwbedrijf. In de planregels zijn wel wijzigingsbevoegdheden met de bijbehorende criteria opgenomen voor het verplaatsen van woningen, het verplaatsen van bedrijven, het graven van water e.d. vanuit het glastuinbouwgebied naar locaties die reconstructie van de glastuinbouw nu en in de toekomst niet frustreren.
Met de invulling van de (over)hoeken en (rest)percelen op vorenstaande wijze wordt de glastuinbouwsector direct of indirect gefaciliteerd. Van restpercelen of overhoeken wordt in het bestemmingsplan "Glastuinbouwgebied Westland" niet gesproken.

3 Onderzoek

3.1 Bedrijven En Milieuzonering

3.1.1 Wettelijk kader

De Wet milieubeheer beoogt milieuhinder, ten gevolge van bedrijfsmatige activiteiten, ten opzichte van gevoelige functies, zoals (bedrijfs-) woningen, zorginstellingen, onderwijsinstellingen, kinderopvang e.d. te voorkomen. Alle bedrijfsmatige activiteiten die in potentie hinder kunnen veroorzaken worden door middel van vergunningen of meldingen op basis van de Wet milieubeheer gereguleerd.
In aanvulling op deze vergunningen of meldingen voorziet een "goede ruimtelijke ordening" eveneens in het voorkomen van onvoorzienbare hinder bij gevoelige functies. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies. Bedrijfsmatige activiteiten zijn in de VNG publicatie “Bedrijven en Milieuzonering" ingedeeld in een aantal categorieën met bijhorende minimaal gewenste afstanden tot milieugevoelige functies. De indeling van de activiteiten is gebaseerd op de standaard bedrijfsindeling (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Per milieucategorie geldt een minimaal gewenste afstand, een richtafstand. Deze richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds als uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningsvrij bouwen mogelijk is.
Er zijn richtafstanden tot een rustige woonwijk en tot een gemengd gebied.
“Rustige woonwijk”
Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijk gebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor.
“Gemengd gebied”
Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd.
afbeelding
Tabel 1 - Richtafstanden tot een rustige woonwijk en tot een gemengd gebied

3.1.2 Onderzoek

Glastuinbouwbedrijven
Voor de milieuzonering van de glastuinbouwbedrijven ten opzichte van woningen, woonlinten en woonwijken in het plangebied wordt als richtlijn conform de brochure “Bedrijven en Milieuzonering” van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) – categorie 2 toegepast. Voor de kernen moet een afstand van 30 meter aangehouden worden en voor de woningen in de linten moet een afstand van 10 meter aangehouden worden.
Ten opzichte van een "rustige woonwijk";
In de Nota planbeoordeling 2002 ging de provincie uit van een minimumafstand 25 meter tussen een glastuinbouwbedrijf en een gevoelige functie. Voor de aanleg van vele woonwijken (uitbreiding kernen) is rekening gehouden met een afstand van 25 meter tussen de glasopstanden en de woningen. Volgens de VNG geldt er een richtafstand van 30 meter. Deze afstand wordt bij de aanleg van nieuwe woonwijken aanhouden, maar in bestaande situaties waar een afstand van 25 meter of minder van toepassing is, wordt bij herbouw uitgegaan van 25 meter, mits de geluidbronnen van het bedrijf (bedrijfsruimte) op minimaal 30 meter worden gesitueerd. Hiermee wordt voorkomen dat bij de herbouw van de glasopstanden het glastuinbouwbedrijf en de glaslijn fors aantal meters terug moet en derhalve sprake is van een verlies aan teeltareaal.
Ten opzichte van "gemengd gebied";
Als afstandsmaat tussen een enkele woning en de bestemmingsgrens "Glastuinbouw" wordt 12,5 meter aangehouden. Deze afstandsmaat, welke is overgenomen uit de Parapluherziening bestemmingsplannen buitengebied Westland”, is afgeleid van het Besluit Glastuinbouw, waarin een maat van 10 meter is genoemd. In verband met de mogelijkheid om bij een woning 2,5 meter vergunningvrij aan te bouwen is de totale aan te houden afstand 12,5 meter. Met deze afstandsmaat is een goede ruimtelijke- en milieu hygiënische inpassing gewaarborgd. Verschillende afwijkingsmogelijkheden van deze afstandsmaat zijn opgenomen om bijvoorbeeld de herbouw van een woning niet onmogelijk te maken of om te voorkomen dat bij herbouw van glasopstanden het glastuinbouwbedrijf de glaslijn een fors aantal meters terug moet worden gelegd, waardoor er sprake is van een aanzienlijk verlies aan teeltareaal.
Warmtekrachtkoppeling (WKK's) ten opzichte van woning van derden;
Voor de opwekking van warmte en elektriciteit bij een glastuinbouwbedrijf wordt o.a. gebruik gemaakt van een warmtekrachtkoppeling (WKK) in combinatie met warmteopslagtanks. Voor een WKK geldt een bijzondere afstand ten opzichte van omliggende woningen van derden. Een generator voor warmtekrachtkoppeling mag niet meer transformatievermogen hebben dan 10 MVA. Binnen een zone van 65 meter vanuit de warmtekrachtkoppeling is het, vanwege geluidshinder, niet toegestaan om nieuwe milieugevoelige objecten te realiseren. Een afwijking van deze afstandsmaat is opgenomen voor een afstand van minimaal 12,5 meter.
Bestaande bedrijven in het glastuinbouwgebied
Binnen het plangebied zijn tevens bedrijven, niet zijnde glastuinbouw, aanwezig. In Bijlage 3 van de toelichting is een inventarisatie van deze bedrijven opgenomen. Voor de zonering van deze bedrijven wordt tevens de brochure “Bedrijven en Milieuzonering” van als richtlijn toegepast. Deze uitgaven van de VNG is een handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk. Het glastuinbouwgebied is aangemerkt als een gemengd gebied met een matige tot sterke functiemenging, waardoor kan worden afgeweken met één afstandsstap van de richtlijn. In Tabel 5 zijn de milieuafstanden voor bedrijven weergegeven die in het plangebied aanwezig zijn.
afbeelding
Tabel 2 - Richtafstanden tot een bedrijf
Binnen voornoemde afstanden is het niet toegestaan om nieuwe milieugevoelige objecten te plaatsen. Indien het betreffende bedrijf maatregelen neemt om deze hindercontouren te verkleinen is het mogelijk om milieugevoelige objecten dichter op het betreffende bedrijf te realiseren.

3.2 Geluid

3.2.1 Wettelijk kader

Met de Wet geluidhinder wordt, vanuit een goed milieubeheer, een aantal specifieke geluidsgevoelige bestemmingen beschermd zoals woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen. De geluidszonering die door deze wet wordt voorgeschreven, ligt rondom bedrijventerreinen, langs wegen voor wegverkeer, langs spoor-, tram- en metrowegen en rondom of langs andere geluidsoverlast veroorzakende objecten. Aan de geluidsbelasting op de (gevels van de) geluidsgevoelige objecten worden grenzen gesteld ten behoeve van het woon- en leefklimaat.
Over het algemeen is een geluidsbelasting op de gevel van een bestaande woning tot een maximum van 58 dB(A) toegestaan. Op andere geluidsgevoelige objecten kan die norm anders zijn. De wet kent de aanname dat het gebruik van een autoweg waarvoor als verkeersmaatregel een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt, geen ongeoorloofde geluidsbelasting teweeg brengt.
In een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling, moet verantwoord zijn dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is op grond van toelaatbare geluidhinder ten opzichte van geluidsgevoelige objecten.

3.2.2 Onderzoek

In het kader van het bestemmingsplan is door Burodb een akoestisch onderzoek (RPT13171501-03b 28 oktober 2013) uitgevoerd. Bij de berekeningen is meegenomen dat de nieuwe van Ruyvenlaan wordt voorzien van een stille asfaltsoort (dunne deklaag type A). Uit de conclusie van het onderzoek blijkt dat voor een aantal woningen een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde is berekend (zie tabel & figuur).
afbeelding
tabel: adressen met normoverschrijding.
afbeelding
figuur: locatie adressen met normoverschrijding.
Naar aanleiding van bovenstaande tabel is voor de 4 woningen een hogere grenswaarde aangevraagd. De hogere waarden zijn inmiddels verleend.
In het onderzoek zijn eveneens de geluidseffecten langs het bestaande wegvak van Ruyvenlaan/Casembrootlaan berekend. Uit het onderzoek blijkt dat de hoogste geluidssituatie langs dit wegvak 56dB bedraagt. Door de te verwachten toename van het verkeer, zal de geluidsbelasting langs de weg met 3 a 4 dB toenemen ten opzichte van de huidige situatie. Het gaat echter om een 30km/u-weg, waardoor er geen hogere waarden kan worden aangevraagd en is er ook geen aanleiding voor onderzoek naar de gevelweringen van de woningen. In de toekomst zal het betreffende wegvak worden voorzien van geluidsreducerend asfalt.

3.3 Luchtkwaliteit

3.3.1 Wettelijk kader

Sinds 15 november 2007 zijn de huidige luchtkwaliteitseisen in de Wet milieubeheer van kracht. Deze eisen zien toe op de kwaliteit van de lucht die wij inademen en daarmee op het voorkomen van verslechtering van die lucht als gevolg van diverse luchtverontreinigende stoffen, zoals fijn stof en stikstofdioxide. Met deze wet moet rekening worden gehouden met het ontwikkelen en realiseren van ruimtelijke plannen. Het principe daarbij is dat de lucht niet boven een bepaalde grenswaarde mag verslechteren ten gevolge van die plannen, tenzij die verslechtering elders in de nabijheid - of in het plangebied - wordt gecompenseerd (de projectsaldering).
De wet kent een minimum-drempel voor gevallen die niet in betekende mate bijdragen aan concentratie in de buitenlucht van bijvoorbeeld fijn stof. In de daartoe opgestelde regeling niet in betekenende mate bijdragen (milieubeheer) wordt een aantal soorten projecten genoemd die nauwelijks van invloed zijn op de luchtkwaliteit.

3.3.2 Onderzoek

In het kader van het bestemmingsplan 'Boomawatering' is een onderzoek luchtkwaliteit (RPT13171501-01a oktober 2013) door Burodb uitgevoerd. Uit het onderzoek is gebleken dat in geen geval sprake is van normoverschrijdingen van de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide (40 µg/m3), de jaargemiddelde concentratie fijn stof (40 µg/m3) en het aantal overschrijdingsdagen van de etmaalgemiddelde
concentratie fijn stof (35 dagen). Er kan een beroep gedaan worden op artikel 5.16, lid 1 onder a uit de Wet milieubeheer. Hierin is bepaald dat een ruimtelijke ontwikkeling doorgang kan vinden indien er geen sprake is van een normoverschrijding. De luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van de plannen die zijn opgenomen in het bestemmingsplan.

3.4 Externe Veiligheid

3.4.1 Wettelijk kader

Externe veiligheid is een begrip in het milieurecht, waarbij het gaat over het beheersen van de risico's van gevaarlijke stoffen voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer over de weg, water en spoor en door buisleidingen. Als gevaarlijke stoffen kunnen worden genoemd vuurwerk, lpg en munitie. Het beleid en de wetgeving zijn erop gericht om maatregelen te treffen om de risico's van deze risicovolle activiteiten te reguleren.
Op grond van de regels voor externe veiligheid moeten afstanden in acht worden genomen tussen risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten. In de regelgeving wordt uitgegaan van een risicobenadering - en niet het volledig uitsluiten van het risico - waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Het plaatsgebonden risico is een rekenkundig begrip. Het risico kan op een afbeelding zichtbaar worden gemaakt door een (ISO)risicocontour die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt. Het groepsrisico is een maat om de kans weer te geven dat een incident met dodelijke slachtoffers plaatsvindt. Het drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt, als direct gevolg van een ongeval in een inrichting, als bedoeld in de Wet milieubeheer, of bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet onderzocht - en verantwoord – worden, omdat ook buiten de genoemde risicocontour van het plaatsgebonden risico nog letale effecten kunnen optreden in het invloedgebied van de risicovolle activiteit en groepen personen slachtoffer kunnen worden van een calamiteit.
Voor dit bestemmingsplan is onder andere de toetsing aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de daarop gestoelde regeling en de in 2010 geactualiseerde Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2004) van belang.
Risicovolle inrichtingen
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Met het besluit wordt beoogd een wettelijke grondslag te geven aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen, tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR (zie hieronder) geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.
Gemeentelijk beleidskader Externe Veiligheid
Op het gebied van externe veiligheid is op provinciaal niveau het beleidsplan "Beleidsplan externe veiligheid" in november 2010 vastgesteld. Daarnaast heeft het Stadsgewest Haaglanden, waaronder ook de gemeente Westland behoort, de beleidsnota ‘Samen Werken aan Externe Veiligheid’ opgesteld. Deze nota heeft een looptijd tot en met 2010. In beide nota’s zijn een vijftal kernpunten opgenomen:
  1. het ontstaan van nieuwe knelpunten tegengaan;
  2. het stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid van inrichtingen;
  3. bestaande knelpunten saneren;
  4. zorgvuldige risicocommunicatie;
  5. hulpverlening: het bevorderen van de samenwerking en de kwaliteit van de uitvoering en het richting geven aan de organisatorische versterking.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. In 2012 zal het Besluit transportroutes externe veiligheid in werking treden.
Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Voor de transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing. Voor alle opgenomen buisleidingen in het bestemmingsplan geldt dat volgens het Besluit externe veiligheid buisleidingen (artikel 14) een belemmeringsstrook van 4 of 5 meter aan weerszijde van de buisleiding op de verbeelding aangegeven is.
De belemmeringsstrook is van belang voor het onderhoud van de buisleiding door de exploitant. Binnen deze strook mogen geen nieuwe bouwwerken opgericht worden. Op basis van het Besluit externe veiligheid buisleidingen moet de grenswaarden (10-6 per jaar) in acht worden genomen voor wat betreft de plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten. Voor beperkt kwetsbare objecten moet met het plaatsgebonden risico rekening worden gehouden met de richtwaarde van 10-6 per jaar. Voor het GR geldt een verantwoordingsplicht.
Vindplaatsen van explosieven
In de gemeente Westland worden op verschillende plaatsen munitie en explosieven gevonden uit de WOII. Er is een gemeentelijke kaart opgesteld met mogelijk verdachte locaties en vindplaatsen van explosieven.

3.4.2 Onderzoek

Binnen het plangebied is een aantal locaties, dan wel aspecten aanwezig waarbij veiligheidscriteria gelden voor het plaatselijk risico, als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Binnen of in de directe omgeving van het plangebied bevinden zich: - hoofdaardgastransportleidingen - routes gevaarlijke stoffen De voornoemde objecten hebben een veiligheidszone waarbinnen het niet is toegestaan om nieuwe kwetsbare objecten te realiseren, mits wordt aangetoond dat deze voldoen aan de normen van het groepsrisico (GR) en plaatsgebonden risico (PR).
Route gevaarlijke stoffen
In het plangebied bevindt zich een route gevaarlijke stoffen. Het transport van gevaarlijke stoffen vindt plaats over de verkeersweg N211 (Poeldijkseweg-Monsterseweg). De voornoemde weg heeft aan beide zijden een zone van 150 meter, gemeten vanaf de wegas, waarbinnen het niet is toegestaan om nieuwe kwetsbare objecten te realiseren, mits wordt aangetoond dat deze voldoen aan de normen van het groepsrisico (GR) en plaatsgebonden risico (PR). De contour van het plaatsgebonden risico (10-6) ligt binnen de grenzen van het profiel van de weg. Binnen deze contouren bevinden zich geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten en kunnen deze ook niet worden gerealiseerd. Derhalve is het niet noodzakelijk het invloed gebied op de planverbeelding op te nemen.
Transportleidingen
Binnen het plangebied bevindt zich aan de Madeweg een hoofdaardgastransportleiding. De zone van het invloed gebied bevindt zich deels binnen het plangebied van de Boomawatering.

3.5 Water

De gemeente Westland heeft in het kader van de herstructurering van het glastuinbouwgebied Boomawatering in samenwerking met het Hoogheemraadschap van Delfland een waterparagraaf opgesteld ten behoeve van het bestemmingsplan.

3.5.1 Wettelijk kader

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met het doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Nationaal beleid
Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.
Provinciaal beleid
Het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 bevat de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid voor die periode. Het vervangt het provinciaal waterbeleid zoals dat is vastgelegd in het Beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006) en vervangt het Grondwaterplan 2007-2013 en beschrijft dan ook het strategische grondwaterbeleid voor Zuid-Holland. Verder voldoet het plan aan de eisen van de nieuwe Waterwet. De provincie vertaalt in dit plan het beleid uit het nationaal waterplan en het huidige Europese beleid naar provinciale kaders en doelstellingen voor de periode 2010-2015. Conform de herziene sturingsvisie water gaat het met name om de 'wat' vraag. De waterschappen beantwoorden in hun waterbeheerplannen vervolgens vooral de 'hoe' vraag. De Visie op Zuid-Holland bestaat uit de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda. Hierin beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen (structuurvisie), stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (verordening) en geeft zij aan wat nodig is om dit te realiseren (uitvoeringsagenda). In de Verordening Ruimte zijn regels opgenomen met betrekking tot het water en waterstaatswerken in bestemmingsplannen. De provincie heeft in samenwerking met de gemeente Westland een eindrapport opgesteld over Westlandse waterlijnen, een project dat de vaartenstructuur in het Westland probeert te versterken.
Waterschapsbeleid
Het Hoogheemraadschap Delfland heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2010-2015. Het beleid is formeel vastgelegd in de Keur en de Legger.
De verbreding van bestaande boezemwateren en de aanleg van nieuwe verbindingen bieden kansen om een groot aantal maatregelen, die voortvloeien uit de Kaderrichtlijn Water te realiseren en het watersysteem robuuster te maken. Waar mogelijk worden natuurvriendelijke oevers aangelegd. Ook met het terugdringen van rioolvreemd water en het verminderen van riooloverstorten snijdt het mes aan meerdere kanten tegelijk: het riool en de afvalwaterzuiveringsinstallaties (awzi’s) kunnen met minder capaciteit uit de voeten, het minder verdunde vieze water is efficiënter te zuiveren, en er komt minder vies water rechtstreeks in het oppervlaktewater. Het waterplan van de Gemeente Westland zal in de periode 2010 – 2015 worden uitgevoerd. Omdat het bij de ruimtelijke ontwikkelingen in het glasgebied vaak om relatief kleinschalige projecten gaat, zal er nadrukkelijk samenwerking tussen het Hoogheemraadschap van Delfland, de gemeente en de glastuinbouwsector worden gezocht om de kansen voor water in deze projecten optimaal te benutten. Dit gebied levert kansen om de wateropgave te realiseren door middel van innovatief meervoudig ruimtegebruik, met behoud van voldoende robuustheid en ruimte voor ecologie in het systeem.
Ten slotte is in 2012 een Handreiking Watertoets voor gemeenten opgesteld. Het Hoogheemraadschap van Delfland stelt voorwaarden aan de inhoud van de watertoets (waterparagraaf) als verplicht onderdeel van de onderbouwing van ruimtelijke plannen. De toelichting van bestemmingsplannen dient een beschrijving te bevatten van de volledige watersituatie binnen het plangebied, alsmede de te verwachten ontwikkelingen. Deze beschrijving dient in te gaan op de volgende aspecten:
  • beleidskader omtrent water;
  • waterkeringen;
  • waterkwantiteit;
  • waterkwaliteit en ecologie;
  • afvalwater en riolering.
Gemeentelijk beleid
Het Westland 2009-2015, met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2030 en de daarbij horende doelstellingen tot 2015 beschreven. Centraal hierin staan de thema's 'Droge voeten, levend water en zichtbaar water'. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart gebracht. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Westland 2011-2015 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Met het eerste Verbreed GRP Westland 2011-2015 wordt niet alleen uitvoering gegeven aan de wettelijke eisen, maar wordt ook de onderlinge samenhang tussen de drie zorgplichten en reeds in gang gezette ontwikkelingen zoals het project Riolering Glastuinbouw Westland (RGW) weergegeven. Het Verbreed GRP is een logisch vervolg op de wijzigingen in wetgeving/beleid en een noodzakelijke verdere optimalisatie van het beleid dat de afgelopen 5 jaar is gevolgd.

3.5.2 Onderzoek

Het glastuinbouwgebied Boomawatering is globaal gelegen tussen de kernen Monster en Poeldijk. Het gebied wordt begrensd door de Madeweg in het noorden, de Van Elswijkbaan in het oosten, Vredebestlaan in het zuidoosten, de Monsterseweg en de Poeldijkseweg in het zuiden en de Molenweg in het westen. Het gebied is ca. 250 ha groot. Het grootste deel van het plangebied behoort tot het boezemgebied. Daarnaast beslaat het plangebied een deel van de polders Zwartenhoek en Dijkpolder. Het gebied wordt doorsneden door de primaire boezemwatergang Boomawatering, welke een belangrijke afvoerende functie vervult vanuit het boezemgebied van het Westland richting Den Haag.
afbeelding
begrenzing Boomawatering (in het westen Polder Zwartenhoek en in
het oosten de Dijkpolder).
Veiligheid en waterkeringen
Binnen het plangebied liggen een aantal boezemwaterkeringen. Deze boezemwaterkeringen zijn gelegen in het oostelijke deel van het plangebied waar de Dijkpolder een aantal keer doorsneden wordt door boezemwater. Deze waterkeringen hebben een veiligheidsklasse III, waar een veiligheidsnorm (overschreidingsfrequentie) van eens in de 100 jaar bij hoort. De boezemkaden liggen verder langs de Boomawatering (noorden plangebied), de Nieuwe Vaart (zuiden plangebied) en de zijtakken van deze beide watergangen. Alle boezemwaterkeringen binnen het plangebied voldoen aan de veiligheidsklasse. Voor de boezemkaden binnen de Dijkpolder gelden de kern- en beschermingszones conform de legger regionale waterkeringen.
Waterkwantiteit
In de provinciale waterverordening zijn normen voor wateroverlast voor verschillende vormen van landgebruik opgenomen. Deze normen bestaan uit een wenselijk geacht beschermingsniveau waarop het gebied moet zijn ingericht. Delfland heeft deze normen vertaald naar normen voor de afvoer- en bergingscapaciteit in de boezem en de polders (ABC Delfland normen). Voor het glastuinbouwgebied Boomawatering is het gewenste beschermingsniveau vastgesteld op eens in de 50 jaar, met een maaiveldcriterium van 1%. Dit beschermingsniveau is door Delfland vertaald naar een bergingsnorm van 325 m3/ha. Feitelijke omstandigheden kunnen er voor zorgen dat gebiedsgericht maatwerk nodig is voor het behalen van het gewenste beschermingsniveau. Ook binnen bestaande functies is toename van de verharding ongewenst als dat leidt tot een toename van de kans op wateroverlast. Instrumenten en criteria om de toename van verharding te voorkomen moeten verder verkend worden. Voor de opname van deze instrumenten en criteria in de voorschriften om de kans op wateroverlast door toename van verharding te voorkomen zal ook verder verkend worden. Voor het hele gebied geldt de beleidsregel ‘dempen is graven’.
Het gebied Boomawatering is kwetsbaar bij hevige regen waardoor er plaatselijk wateroverlast in het gebied kan ontstaan. Herstructurering van het gebied biedt kansen tot verbetering van het watersysteem en de waterveiligheid. Gebiedsgericht maatwerk is nodig om de kwetsbaarheid van het systeem te verminderen en de kans op wateroverlast te verkleinen, en de structuur van het watersysteem te verbeteren. Dit kan conventioneel door aanleg van open water, maar ook door ophogen van percelen, of het vasthouden van regenwater op de plek waar het valt. In het kader van de herstructurering streven de gemeente Westland en Delfland naar het zoveel mogelijk benutten van kansen om het gewenste beschermingsniveau te behalen. Hiertoe is intensieve samenwerking met de initiatiefnemer nodig om de mogelijkheden te bekijken.
Waar nodig kunnen poldergebieden in het kader van de herstructurering worden toegevoegd aan het boezemland. Hierbij wordt het standstill principe gehanteerd, wat betekent dat deze verandering niet tot verslechtering van het beschermingsniveau mag leiden.
Waterkwaliteit en ecologie
De huidige aquatisch-ecologische toestand binnen het gebied Boomawatering is slecht. Als één van de oorzaken voor de slechte waterkwaliteit wordt de glastuinbouw gezien. Binnen het gebied Boomawatering zijn nog vele oude kassen te vinden en zijn de bedrijven nog relatief klein. Het spuien van drainwater en drainagewater vindt naar verwachting op kleine schaal en diffuus door het gehele gebied plaats.
In het Kader van de herstructurering wordt er gestreefd naar het zoveel mogelijk benutten van kansen voor het verbeteren van de watersysteemkwaliteit en de ecologie. Ten aanzien van de KRW maatregelen moet er rekening worden gehouden met de afspraken uit de Bestuursovereenkomst KRW Delfland en de afspraken die op dit moment gemaakt worden voor het Stroomgebiedbeheerplan 2015-2021.
Het boezemsysteem van Delfland maakt onderdeel uit van de KRW waterlichamen. Delfland en gemeenten zijn in de KRW Delfland overeengekomen om de toestand van de waterlichamen te verbeteren. Onderdeel van deze overeenkomst is dat daar waar langs waterlichamen ruimtelijke mogelijkheden zijn om invulling te geven aan de KRW-opgave, deze worden benut, en dat bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt onderzocht of een deel van de ruimtelijke KRW-opgave hieraan kan worden gekoppeld. In het Waterplan Westland is aangegeven dat als er ruimte is, er een natuurvriendelijke oever moet worden aangelegd. En als er geen ruimte is maar wel dynamiek, kansen worden benut. Daarnaast mogen ruimtelijke ontwikkelingen niet leiden tot een verslechtering van de ecologische en chemische toestand van deze waterlichamen.
Riolering en afvalwater
Het afvalwater van woningen en bedrijven in het gebied Boomawatering wordt afgevoerd middels het lokale rioolstelsel en daarna afgevoerd naar de afvalwaterzuivering Houtrust te Scheveningen. Voor zover bekend zijn er geen problemen bekend omtrent de capaciteit van riolering of zuivering. In het kader van de riolering buitengebied is het rioleringsstelsel in het gebied Boomawatering onlangs uitgebreid en aangepast. Dit betreft een zogenaamd gescheiden Rioolstelsel. In het kader van de herstructurering zijn o.a. het afkoppelen en vasthouden van hemelwater en het voorkomen van vervuiling van het oppervlaktewater belangrijke aandachtspunten.
Beheer en onderhoud
Het beheer en onderhoud van de bestaande situatie is vastgelegd in de Delflandse keur. Het onderhoud van hoofdwatergangen is in handen van het Hoogheemraadschap van Delfland. Het onderhoud van de overige watergangen is in handen van aangelanden. In de legger wateren staat de onderhoudsplichtige benoemd. Bijzonder onderhoud, door bagger, gebeurt onder verantwoordelijkheid van Delfland. In het Baggerprogramma tot en met 2012 zijn de baggerwerkzaamheden aangegeven volgens het Delflands baggervlakkensysteem. Wanneer de richtlijnen voor onderhoud en bagger niet of moeilijk realiseerbaar zijn, treedt de initiatiefnemer in overleg met Delfland.

3.6 Bodem

3.6.1 Wettelijk kader

De Wet bodembescherming ziet, vanuit een goed milieubeheer, toe op de bodembescherming en bodemsanering. Met deze wet moet rekening worden gehouden met het ontwikkelen en realiseren van ruimtelijke plannen. In een bestemmingsplan dat voorziet in ruimtelijke ontwikkeling, moet verantwoord zijn dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is op grond van de bodemkwaliteit voor die ruimtelijke ontwikkeling.
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening is het gewenst dat een bestemmingsplan dat geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, eveneens een zogenaamde bodemparagraaf omvat. Hierin wordt ingegaan op de door burgemeester en wethouders op grond van het Besluit bodembescherming vastgestelde bodemfunctieklassenkaarten van het gemeentelijk grondgebied. Het is verder wenselijk dat wordt ingegaan op de huidige bodemkwaliteit, vooral of die kwaliteit voldoet aan de (nieuwe) bestemming op die gronden.

3.6.2 Onderzoek

Voor de bodemkwaliteit in het plangebied is op basis van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Westland verkennend onderzoek uitgevoerd.
De bodemkwaliteitskaart van de gemeente Westland geeft een algemeen beeld van de bodemkwaliteit. Het gaat om diffuse/heterogene bodemkwaliteit (licht verontreinigd), waarbij de bodem wordt onderverdeeld in bovengrond (0-50cm) en ondergrond (50-200 cm).
Vanwege het gebruik van het plangebied voor de glastuinbouw zijn in het gebied verontreinigingen te verwachten die veroorzaakt zijn door een puntbron, zoals een olietank, opslag, bestrijdingsmiddelen en het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de teeltruimten.

3.7 Cultuurhistorische Aspecten

3.7.1 Wettelijk kader

In 1992 is door het Nederlandse parlement het Verdrag van Valletta ondertekend. In 2007 heeft dit zijn beslag gekregen in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Het uitgangspunt van zowel nationaal, provinciaal als gemeentelijk beleid is om zorgvuldig met archeologisch erfgoed moet worden om te gaan en waardevol archeologisch erfgoed zoveel mogelijk te beschermen en in situ (in de bodem) te behouden. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan voor archeologische waarden ter plaatse, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch vooronderzoek te worden uitgevoerd. Eén van de uitgangspunten van de wet is het veroorzakersprincipe. Dit houdt in dat de initiatiefnemer of de omgevingsvergunning aanvrager zelf verantwoordelijk is voor de bekostiging van het archeologisch onderzoek.

3.7.2 Onderzoek

De gemeente Westland beschikt over een archeologische beleidskaart (vastgesteld 26 juni 2012). Op de gemeentelijke beleidskaart zijn in het plangebied Boomawatering vijf zones met archeologische waarden en archeolo­gische verwachtingen aangegeven. Voor alle zones geldt een van elkaar verschillende vrijstellingsgrenzen (tabel 1 en afbeelding 1).
Functie-
aanduiding
Beleidszone
Vrijstellingsgrens
Swr-1
Bekende archeologische vindplaats
Plangebied > 0 m2 & bodemingreep > 30 cm –mv
Swr-2
Bekende historische bebouwing
Plangebied > 50 m2 & bodemingreep > 30 cm –mv
Swr-3
Verwachtingszone I
Plangebied > 100 m2 & bodemingreep > 50 cm –mv
Swr-4
Verwachtingszone II
Plangebied > 250 m2 & bodemingreep > 50 cm –mv
Swr-5
Verwachtingszone III
Plangebied > 500 m2 & bodemingreep > 50 cm –mv
Overzicht van de vrijstellingsgrenzen t.a.v. archeologisch onderzoek.
Bekende vindplaats (swr-1)
Voor bekende vindplaatsen geldt dat te allen tijde getracht moet worden om bodemingrepen te voorkomen die tot aantasting van de aanwezige archeologische waarden leiden. Indien dit niet mogelijk is en er bodemingrepen worden gepland die de vrijstellingsgrens van 0 m2 en 30 cm beneden maaiveld overschrijden dient archeologisch onderzoek als voorwaarde te worden gesteld bij het verlenen van een omgevingsvergunning.
Voor deze vrijstellingsgrens wordt afgeweken van de 100 m2 uit de Monumentenwet (artikel 41a), omdat voor de onderhavige gebieden al bekend is dat er zich waardevolle archeologische resten bevinden. Bij bodemverstorende werkzaamheden tot 100 m2 kan dan ook al grote schade aan het bodemarchief ontstaan. Bovendien kunnen op deze terreinen archeologische onderzoeken van kleine schaal al waardevolle informatie opleveren over de aanwezige resten. Derhalve wordt voor deze terreinen geen vrijstellingsgrens gehanteerd qua oppervlakte.
Voor wat betreft de diepte wordt een grens van 30 cm –mv gehanteerd, omdat door bodembewerkingen zoals ploegen de bodem boven deze grens vaak is verstoord. Eventuele archeologische resten die zich in deze bovenste 30 cm bevinden zullen in verstoorde context liggen, waardoor hun informatiewaarde aanzienlijk daalt.
Bekende historische bebouwing (swr-2)
Voor de bekende historische bebouwing is uit archeologische en historisch-geografische bronnen gebleken dat er bewoning plaatsvond tijdens de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. De contouren van deze zones zijn gebaseerd op de historische situatie van 1712.
In deze zones geldt een zeer hoge verwachting voor archeologische vindplaatsen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Mogelijk kunnen er ook oudere resten worden aangetroffen. Eventueel aanwezige archeologische resten kunnen op geringe diepte worden aangetroffen. Vanwege de te verwachten hoge dichtheid en ondiepe ligging van archeologische resten wordt op deze zone het vrijstellingsbeleid toegepast dat is beschreven voor de zone met bekende archeologische vindplaatsen. Archeologisch onderzoek dient als voorwaarde te worden gesteld bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bodemingrepen die groter zijn dan 50 m2 en dieper gaan dan 30 cm beneden maaiveld.
Verwachtingszone I (swr-3)
Verwachtingszone I bestaat uit een zone waar Romeinse wegen worden vermoed. Voor deze gebieden geldt een zeer hoge verwachting voor het aantreffen van archeologische resten uit de Romeinse tijd. Het gaat daarbij voornamelijk om nederzettingen, maar ook grafvelden kunnen worden aangetroffen. Daarnaast bestaat er ook een kans dat zogenaamde off-site structuren, zoals duikers, aanwezig zijn. Uit de ligging van de bekende archeologische vindplaatsen uit de Romeinse tijd blijkt dat deze hier in hoge dichtheid voorkomen en dicht bijeen liggen. Daarom wordt voor Verwachtingszone I vastgehouden aan de wettelijke grens van 100 m2 voor de oppervlakte van het plangebied.
Omdat de vindplaatsen uit de Romeinse tijd in het merendeel van deze verwachtingszone bedekt zijn geraakt door de afzettingen van de Laag van Poeldijk liggen de vindplaatsen niet direct onder het maaiveld. In deze zone worden bodemingrepen dan ook vrijgesteld van archeologisch onderzoek tot een diepte van 50 cm beneden maaiveld.
Verwachtingszone II (swr-4)
Verwachtingszone II bestaat in plangebied Boomawatering uit duinafzettingen van de Laag van Ypenburg,
die rond 4500 voor Chr. zijn te dateren. Deze duinen lagen aan het oppervlak tijdens de prehistorie, tot
ze bedekt werden door de afzettingen van de Gantel Laag aan het einde van de Late Prehistorie. In het zuiden van het plangebied zijn enkele resten van deze afzettingen echter dusdanig hoog zijn dat ze uitsteken boven de latere klei-afzettingen. Voor deze duinafzettingen geldt een hoge verwachting voor het aantreffen van archeologische resten uit het Neolithicum en de Bronstijd.
Daarnaast zijn in verwachtingszone II ook een gebied in het oosten van het plangebied met geulafzettingen van de Gantel Laag opgenomen. Deze ontstonden rond 500 voor Chr. en lagen aan het oppervlak tijdens de Late IJzertijd, de Romeinse tijd en het begin van de Middeleeuwen. In vrijwel het gehele plangebied betreft het dekafzettingen van de Gantel Laag, alleen in het uiterste oosten bevinden zich in een klein gebied geulafzettingen van de Gantel Laag. Met name deze geulafzettingen waren tijdens de Romeinse tijd aantrekkelijke woonlocaties, omdat zij relatief hoog in het landschap lagen.
Archeologische waarden worden in deze zone vanaf 50 cm onder maaiveld verwacht. Voor wat betreft de oppervlakte van de verstoring wordt een vrijstellingsgrens van 250 m2 gehanteerd. In deze zone is de dichtheid aan archeologische resten hoger dan in Verwachtingszone II. De kans dat in deze zone archeologische resten worden verstoord bij werkzaamheden tot 100 m2 (Verwachtingszone I) is echter klein. Dat geldt ook voor de kans dat er tijdens archeologisch onderzoek op een beperkt oppervlak archeologische resten worden aangetroffen. Een vrijstelling van archeologisch onderzoek voor plangebieden tot 250 m2 is in deze verwachtingszone dan ook wenselijk.
Verwachtingszone III (swr-5)
Verwachtingszone III bestaat de dekafzettingen van het Laagpakket van Walcheren; dekafzettingen van de Gantel Laag en de Hoekpolder Laag. Er geldt hier een middelhoge verwachting voor archeologische resten vanaf de Romeinse tijd. Daarnaast kunnen in dit gebied tot nu toe nog onbekende duinafzettingen van Ypenburg en Voorburg worden aangetroffen (met een hoge verwachting voor de aanwezigheid van archeologische resten vanaf de vroege prehistorie).
Archeologische resten worden in deze zone verwacht op een diepte vanaf 50 cm beneden maaiveld. De dichtheid van archeologische vindplaatsen zal klein zijn, waardoor hier een vrijstellingsgrens van plangebieden tot 500 m2 wordt gehanteerd.
Kassen
Uit recent archeologisch onderzoek is op te maken dat de bodemverstoringen als gevolg van kassenbouw en -sloop beperkt zijn. Daarom stelt de gemeente Westland de kassenbouw vrij van de verplichting tot archeologisch vooronderzoek. Voorwaarde is wel dat technieken met een beperkte bodemverstoring (< 3,5 %) gebruik wordt gemaakt. Kasbouwmethoden waarbij aaneengesloten oppervlaktes worden ontgraven, die de vrijstellingsgrenzen van de betreffende archeologische verwachtingszone overschrijden, kennen geen vrijstelling. Uiteraard voor zover deze werkzaamheden betrekking hebben op de constructie van de kassen zélf. Andere bodemverstorende activiteiten die hiermee samen (kunnen) hangen, zoals bodemverbeteringen, ontgrondingen, waterbergingen en woningbouw blijven in principe vergunningplichtig, en zijn al dan niet onderzoeksplichtig afhankelijk van de door de gemeente Westland gestelde ondergrenzen.
Conclusie
Voor het gehele plangebied geldt een verwachting voor archeologische waarden in de ondergrond. Om deze mogelijk aanwezige waarden te beschermen, zijn nieuwe ontwikkelingen binnen de begrenzing van het bestemmingsplan gebonden aan een omgevingsvergunning voor het bouwen (met uitzondering van kassen) alsmede het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden voor grondroerende activiteiten.
afbeelding
Overzichtskaart met vrijstellingsgrenzen t.a.v. archeologisch onderzoek.

3.8 Ecologie

3.8.1 Onderzoek

Natuurbescherming
Het plangebied ligt niet binnen de grenzen van een Natura 2000 gebied. De meest nabijgelegen Natura 2000 gebieden Solleveld en Kapittelduinen het Spanjaardsduin liggen 1 km westelijk van het plangebied. De Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) ligt 7,5 km oostelijk van het plangebied. In het plangebied liggen dan ook geen natuurgebieden in de zin van de Natuurbeschermingswet.
Flora en Fauna
Op 21 februari 2012 is een quick-scan Flora en Fauna opgesteld naar aanleiding van het bestemmingsplan. Met de quick-scan wordt nagegaan of er in het gebied planten en/of dieren voorkomen of verwacht worden die bedreigd zijn, voorkomen op een Rode lijst dan wel beschermd zijn in het kader van de Flora- en faunawet.
Uit de quick-scan kan worden geconcludeerd dat er tijdens de inspectie geen beschermde soorten zijn waargenomen. Dit geeft echter geen garantie dat beschermde soorten in de toekomst niet in het gebied voorkomen.
Als de werkzaamheden in het broedseizoen vallen, dan dient voorafgaande aan de werkzaamheden een inspectie plaats te vinden op het voorkomen van het hinderen van broedvogels. Als er broedvogels aanwezig zijn, mogen deze niet worden verontrust. Voor verontrusting dient een ontheffing aangevraagd te worden, welke voor broedvogels waarschijnlijk niet afgegeven zal worden.
De bebouwing is niet onderzocht op het voorkomen van vleermuizen en broedvogels. Zodra
bekend is welke bebouwing gesloopt dient te worden, dient de bebouwing geïnspecteerd te
worden op het voorkomen van vleermuizen en broedvogels. Bij aanwezigheid van vleermuizen
dient er een ontheffing van de flora- en faunawet aangevraagd te worden. Om het planproces niet
te vertragen is het van belang dit onderzoek zo tijdig mogelijk uit te voeren. Door de inspectie
komt men tegemoet aan de ‘zorgplicht’, opgenomen in artikel 2 van de wet . De zorgplicht houdt in
dat iedereen ‘voldoende zorg’ in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en
planten (en dus niet alleen de beschermde) en hun leefomgeving. Deze zorgplicht geldt zowel
voor dieren als voor planten. Deze zorgplicht geldt te allen tijde, dus ook tijdens de
voorbereidingen en de werkzaamheden. Als er voor of tijdens de werkzaamheden beschermde
soorten worden aangetroffen, moeten de werkzaamheden worden stilgelegd en moet hier alsnog
een ontheffing worden aangevraagd.

4 Juridische Planbeschrijving

4.1 Planvorm

4.1.1 Wettelijk voorgeschreven standaardisering

De planregels en de planverbeelding van dit bestemmingsplan zijn overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen als gepubliceerd door het ministerie van VROM (SVBP 2008) en als wettelijk voorgeschreven in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 (Staatscourant 2008, nr. 377, van 30 oktober 2008).
Daarnaast zijn in de planregels de standaardregels opgenomen als geboden in artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening. In een apart artikel zijn de bijzondere gebruiksverboden opgenomen voor alle bestemmingen, welke verboden aansluiten op het wettelijk verbod als neergelegd in artikel 7.2 van de Wet op de ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 2.1. lid 1. onder c. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, van de Wet ruimtelijke ordening.
Voor uitleg van die planregels wordt verwezen naar de toelichting op het Besluit ruimtelijke ordening en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008, in samenhang met de jurisprudentie over die uitleg.

4.1.2 Aanvulling en geoorloofde afwijking van de SVBP 2008

De planregels en planverbeelding van dit bestemmingsplan zijn toegesneden op de specifieke behoefte aan planregulering voor het gegeven plangebied. In de hierna volgende paragrafen is de aan het bestemmingsplan eigen plansystematiek toegelicht voor zover die een aanvulling of een geoorloofde afwijking vormt van de SVBP 2008.

4.1.3 Systematiek van de planregels

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
  1. inleidende regels;
  2. bestemmingsregels;
  3. algemene regels;
  4. overgangs- en slotregel.
Inleidende regels
Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gebruikt om interpretatieverschillen te voorkomen.
Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, diepte, hoogte, oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
Bestemmingsregels
De bestaande functies in het plangebied die in overeenstemming met de voorheen geldende bestemmingsplannen in dit plan zijn bestemd, zijn de volgende (in alfabetische volgorde van bestemming).
Agrarisch – Glastuinbouw
Bestaande glastuinbouwbedrijven, zoals deze bij de inventarisatie staan beschreven zijn in dit bestemmingsplan bestemd als Agrarisch - Glastuinbouw (A-GT). Voor de bestemmingsregeling van deze bestemming is zoveel mogelijk aangesloten bij de geldende bestemmingsbepalingen uit de "Parapluherziening bestemmingsplannen Buitengebied Westland. Hieronder volgt de uitleg van een aantal regels;
Bij de beoordeling van aanvragen omgevingsvergunning gaat het om drie centrale begrippen, namelijk glastuinbouw bedrijvigheid, volwaardigheid en doelmatigheid.
Glastuinbouwbedrijvigheid:
Onder glastuinbouw bedrijvigheid wordt verstaan het op bedrijfsmatige wijze telen en verzorgen van gewassen in kassen. Deze producten mogen in de bedrijfsruimte/de verwerkingsruimte bij het glastuinbouwbedrijf ook worden verwerkt en verpakt. Producten die geteeld zijn in andere kassen, kunnen met ontheffing centraal worden verwerkt en verpakt. Van belang is dat altijd de teeltfunctie centraal staat. Als er sprake is van de inkoop van gewassen die elders zijn geteeld en die verhandeld of verwerkt worden zonder dat sprake is van het telen en/of kweken van de gewassen, is er sprake van een andersoortige bedrijfsvoering die in strijd is met de glastuinbouwbestemming. Visteelt is geen aan de glastuinbouw gerelateerde activiteit en is niet toegestaan binnen de bestemming glastuinbouw. Er kan echter ontheffing verleend worden voor visteelt indien het ondergeschikt blijft aan het telen van gewassen. Er moet aantoonbaar sprake zijn van een gesloten systeem (waarbij de vissen de gewassen bemesten), van dubbel ruimtegebruik en van een milieu neutrale viskweek.
Volwaardigheid:
Bij de beoordeling van volwaardigheid staan drie aspecten centraal:
  1. er moet sprake zijn van tenminste één volwaardige arbeidskracht. Het bedrijf moet werk en inkomen leveren voor minimaal één volwaardige arbeidskracht, dat wil zeggen dat iemand gedurende het hele jaar een volledige dagtaak in het bedrijf heeft en hier het hoofdberoep, hoofdinkomen en hoofdbestaan in vindt;
  2. duurzaamheid: hiermee wordt bedoeld de continuïteit van het bedrijf en de binding van de ondernemer(s) of de arbeidskracht(en) met het bedrijf. Continuïteit betekent dat het bedrijf toekomstmogelijkheden moet hebben om langere tijd te kunnen blijven bestaan. Hierbij is de bedrijfstechnische opzet (omvang, aard) van belang, maar ook de aanwezigheid van ruimtelijke claims (waaronder begrepen de waterhuishoudkundige situatie), alsmede milieu hygiënische gevolgen worden bij de beoordeling betrokken. Met de binding met het bedrijf wordt bedoeld dat er sprake moet zijn van een juridische en emotionele binding met het bedrijf;
  3. bedrijfsgrootte: hiermee wordt bedoeld dat een glastuinbouwbedrijf tenminste over 15.000 m2 aan glasopstanden beschikt. Een bedrijf kan ook bij minder dan 15.000 m2 aan glasopstanden als volwaardig gelden, maar dan zal moeten worden aangetoond dat de teelt van een (gespecialiseerd) glastuinbouwbedrijf zodanig is dat deze op beperkte schaal bedrijfseconomisch verantwoord en levensvatbaar is. In een dergelijk geval moet een advies overgelegd worden door een glastuinbouwdeskundige. Er geldt een minimale oppervlakte aan glasopstanden van 5000 m2.
Doelmatigheid:
De doelmatigheid is erop gericht dat de bebouwing voldoet aan wat past of logisch is voor een glastuinbouwbedrijf en dat de bebouwing is afgestemd op de aard en omvang van het bedrijf.
Bij de beoordeling van bouwaanvragen zullen de volgende aspecten worden meegewogen:
  • de maatvoering en inrichting van gebouwen;
  • het gebruik dat bij die maatvoering en inrichting hoort;
  • de locatie van gebouwen en woning(en).
Als zowel de glastuinbouw bedrijvigheid en de volwaardigheid als de doelmatigheid positief worden beoordeeld, dan is er sprake van een noodzaak en toelaatbaarheid van bebouwing. Bij een beoordelen van een aanvraag omgevingsvergunning wordt bij voorkeur al de gehele inrichting getoetst. Het opknippen van bouwaanvragen moet worden voorkomen en kan leiden tot niet in behandeling nemen.
Bedrijfsruimten, zoals verwerkingsruimten bij glasopstanden (teeltruimtes) mogen geen groter bruto vloeroppervlak hebben dan 12,5% van de aanwezige glasopstanden bij het bedrijf. Met een binnenplanse afwijking kan het percentage onder voorwaarden verhoogd worden tot 15%.
Voor kantoren (dat wil zeggen geen zelfstandige kantoren) bij glastuinbouwbedrijven, mag het vloeroppervlak niet meer bedragen dan 1% van de aanwezige glasopstanden, behorende bij het bedrijf ter plekke. Enkele voorwaarden voor de vestiging van een kantoor bijhorende bij het glastuinbouwbedrijf worden hieronder genoemd:
  • kantoren moeten onderdeel zijn van de bedrijfs/verwerkingsruimte;
  • voorkeur wordt gegeven aan inpassing op de eerste verdieping van de bedrijfs/verwerkingsruimte vanuit oogpunt van ruimtelijke kwaliteit en intensief ruimtegebruik;
  • kantoorpanden los van de overige bedrijfsbebouwing zijn niet toegestaan;
  • het procentuele maximum is 1% van de hoeveelheid kassen (ontheffing mogelijk);
  • het absolute maximum aan bruto vloer oppervlakte wordt gesteld op 1000 m2;
  • concentratie van kantoren van meerdere vestigingen op één hoofdlocatie is niet toegestaan (afwijking mogelijk);
  • met een binnenplanse afwijking kan het percentage onder voorwaarden worden verhoogd tot 1,5% en een maximum van 1500 m2.
Voor (nieuwe) glastuinbouwbedrijven is het niet mogelijk een (nieuwe) bedrijfswoning te bouwen. Er kunnen geen nieuwe bedrijfswoningen meer gebouwd worden in het glastuinbouwgebied. Bestaande bedrijfswoningen kunnen wel onder voorwaarden worden herbouwd:
  • deze zal gaan dienen voor de huishouding van de ondernemer of zijn personeel;
  • het bedrijf beschikt over tenminste 20.000 m2 grond;
  • het bedrijf beschikt over tenminste 15.000 m2 glasopstanden;
  • de woning niet al eerder is gesloopt, verplaatst en herbouwd als burgerwoning in het kader van een schaalvergroting of reconstructie of herstructurering;
  • de woning niet al eerder is gesloopt, verplaatst en herbouwd als bedrijfswoning ten behoeve van een (destijds) nieuw, ander opgericht glastuinbouwbedrijf;
  • de bedrijfswoning wordt opgericht op de gronden die behoren tot het glastuinbouwbedrijf;
  • de bedrijfswoning wordt gebouwd op zodanige plek dat hierdoor de (verdere) toekomst van de glastuinbouw niet wordt belemmerd, dit ter beoordeling van de glastuinbouwdeskundige.
Een ondernemer kan ook bij minder dan 15.000 m2 aan glasopstanden een woning herbouwen, maar dan zal moeten worden aangetoond dat de teelt van het glastuinbouwbedrijf zodanig gespecialiseerd is dat deze op beperkte schaal bedrijfseconomisch verantwoord en levensvatbaar is. In een dergelijk geval moet een advies overgelegd worden dat zal worden beoordeeld door de glastuinbouwdeskundige. Er geldt dan een minimale oppervlakte aan glasopstanden van 5000 m2.
Indien een bedrijf beschikt over twee of drie bedrijfswoningen, kunnen de woningen worden herbouwd indien:
  • deze zullen dienen voor de huishouding van de ondernemers of hun personeel;
  • het bedrijf beschikt over tenminste 40.000 m2 grond;
  • het bedrijf beschikt over tenminste 30.000 m2 glasopstanden;
  • de bedrijfswoningen niet al eerder zijn gesloopt, verplaatst en herbouwd als burgerwoningen in het kader van een schaalvergroting of reconstructie of herstructurering;
  • de bedrijfswoningen niet al eerder zijn gesloopt, verplaatst en herbouwd als bedrijfswoningen ten behoeve van een (destijds) nieuw opgerichte glastuinbouwbedrijven;
  • de bedrijfswoningwoningen worden opgericht op de gronden die behoren tot de glastuinbouwbedrijven;
  • de bedrijfswoningen worden gebouwd op zodanige plekken dat hierdoor de (verdere) toekomst van de glastuinbouw niet wordt belemmerd, dit ter beoordeling van de glastuinbouwdeskundige.
Bij de herbouw van een bedrijfswoning wordt dus altijd gekeken naar de situering. De nieuw te bouwen bedrijfswoning mag namelijk de verdere toekomst van de glastuinbouw niet belemmeren. Een woning wordt namelijk voor een lange tijd gebouwd en zal midden in het glastuinbouwgebied toekomstige herstructurering kunnen frustreren. De woning moet worden gebouwd langs de weg of aan een lint dat ook in de toekomst behouden zal blijven. Woningen kunnen niet solitair midden in het glasareaal worden gebouwd. Dit is ter beoordeling aan de glastuinbouwdeskundige.
Verder zijn de bestaande binnenplanse afwijkingen van de parapluherziening opgenomen, maar zijn er versoepelingen doorgevoerd ten opzichte van het paraplubestemmingsplan. Het gaat dan met name om de afstand van 12,5 meter van de bedrijfswoning tot aan de bedrijfsgebouwen, kassen en waterbassins van het eigen bedrijf. Belangrijke voorwaarde is dat de bestaande toestand niet mag verslechteren. Er zijn eveneens wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor het omzetten van bedrijfswoningen, verplaatsen van (bedrijfs-) woningen en het vergroten van het woonvlak. Uiteraard onder bepaalde voorwaarden, waarbij de belangrijkste voorwaarde is dat de glastuinbouwreconstructie in de toekomst niet gefrustreerd mag worden.
Daarbij zijn de in de bestemming "Agrarisch - Glastuinbouw" meerdere functieaanduidingen opgenomen:
  • agrarish loonbedrijf (al);
  • baggerspeciedepot (bsd);
  • viskwekerij (vk);
  • specifieke vorm van agrarisch - hoofdwatergang (sa-hw);
  • grondverzetbedrijf (sba-gvb);
  • waterberging (wb).
Daarnaast is onder andere de volgende bouwaanduiding opgenomen:
  • gemeentelijk monument (sba-2).
Bedrijf
De bestaande bedrijven, zoals deze bij de inventarisatie staan beschreven zijn in dit bestemmingsplan bestemd als Bedrijf (B). Voor de bestemmingsregeling van deze bestemming is zoveel mogelijk aangesloten bij de voorheen geldende bestemmingsplannen. Hierdoor zijn een deel van de bedrijven in het plangebied specifiek bestemd middels de volgende functieaanduidingen:
  • aannemer (sb-a);
  • hovenier (hv);
  • opslag (op);
  • smederij (sb-sm);
  • zonder bebouwing (sb-z).
Op de desbetreffende locaties mogen geen andere bedrijven zich vestigen behoudens de bedrijven genoemd in de functieaanduiding. Verder zijn de percelen die wat ruimer bestemd waren met alleen een maximale milieucategorie met de daarbij behorende staat van bedrijfsactiviteiten bestemd als bedrijf met de daarbij behorende milieucategorie. Voor deze bedrijven is tevens een Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen. Rekening houdend met de bestaande bebouwing en de planregels van de voorheen geldende bestemmingsplannen is een bebouwingspercentage en een goot- en/of bouwhoogte opgenomen.
Bedrijf – Agrarisch Aanverwant Bedrijf (B-AAB)
De bestaande (legale) agrarisch hulp-, loon-, neven- en toeleveringsbedrijven, alsmede alle agrarisch aanverwante bedrijven uit de voorheen geldende bestemmingsplannen zijn bestemd als Bedrijf – Agrarisch Aanverwant Bedrijf (B-AAB). Voorheen waren de bedrijven specifiek bestemd en was er een onderscheid tussen de verschillende soorten bedrijven. Nu hebben deze allemaal de bestemming "Agrarisch Aanverwant Bedrijf".
Per bestemmingsvlak is één bedrijf toegestaan. In aanvulling op de definitie van "bedrijf", als genoemd in artikel 1 van de regels, wordt hieronder een onderneming verstaan die kan bestaan uit meerdere rechtspersonen. Deze rechtspersonen zijn onderdeel van eenzelfde onderneming en staan hieraan ten dienste.
Rekening houdend met de bestaande bebouwing en de planregels van de voorheen geldende bestemmingsplannen is een bebouwingspercentage en een goot- en/of bouwhoogte opgenomen.
Binnen deze bestemming geldt eveneens dat alleen herbouw van de bedrijfswoning onder voorwaarden mogelijk is. Nieuwe bedrijfswoningen mogen niet meer worden opgericht.
Detailhandel
De bestaande detailhandelsactiviteiten, zoals deze bij de inventarisatie staan beschreven zijn in dit bestemmingsplan bestemd als Detailhandel (DH). Binnen deze bestemming is de volgende functieaanduiding opgenomen:
  • tuincentrum (tc).
Voor de bestemmingsregeling van deze bestemming is zoveel mogelijk aangesloten bij de voorheen geldende bestemmingsbepalingen. Voor de bestemmingsregeling van deze bestemming is zoveel mogelijk aangesloten bij de voorheen geldende bestemmingsbepalingen. In de begripsbepalingen (artikel 1 van de regels) is een nadere verduidelijking gegeven aan de te verkopen producten bij een tuincentrum, waarbij de genoemde producten niet uitputtend zijn, maar indicatief voor de te voeren bedrijfsvoering. Hoewel niet uitdrukkelijk genoemd, is het toegestaan om in tuincentra ten tijde van bijzondere seizoenen, jaargetijden en/of feestdagen producten te verkopen die betrekking hebben op dit seizoen, jaargetijde en/of deze feestdagen.
Per bestemmingsvlak is één detailhandelsbedrijf toegestaan. In aanvulling op de definitie van "bedrijf", als genoemd in artikel 1 van de regels, wordt hieronder een onderneming verstaan die kan bestaan uit meerdere rechtspersonen. Deze rechtspersonen zijn onderdeel van eenzelfde onderneming en staan hieraan ten dienste.
Rekening houdend met de bestaande bebouwing en de planregels van de voorheen geldende bestemmingsplannen is een bebouwingspercentage en een goot- en/of bouwhoogte opgenomen.
Groen
Het betreft bestaande groenvoorzieningen die in dit bestemmingsplan bestemd zijn als Groen (G). Naast beplanting, zijn hier onder andere ook speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, oeververbindingen en water mogelijk.
Maatschappelijk
De bestaande maatschappelijke functies, zoals deze bij de inventarisatie staan beschreven zijn, in dit bestemmingsplan bestemd als Maatschappelijk (M). Voor de bestemmingsregeling van deze bestemming is zoveel mogelijk aangesloten bij de voorheen geldende bestemmingsbepalingen. Rekening houdend met de bestaande bebouwing en de planregels van de voorheen geldende bestemmingsplannen is een bebouwingspercentage en een goot en/ of bouwhoogte opgenomen.
Recreatie
Het betreft bestaande recreatieve voorzieningen, zoals bij de inventarisatie staan beschreven zijn die in dit bestemmingsplan bestemd zijn als Recreatie (R). Binnen deze bestemming is de volgende functieaanduiding opgenomen:
  • dagrecreatie (dr).
Voor de bestemmingsregeling wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de voorheen geldende bestemmingsplannen, welke voor de betreffende locaties van kracht zijn.
Rekening houdend met de bestaande bebouwing en de planregels van de voorheen geldende bestemmingsplannen is een bebouwingspercentage en een goot- en/of bouwhoogte opgenomen.
Sport
Het betreft sportvelden en bijbehorende clubgebouwen, sporthallen en dergelijke, zoals deze bij de inventarisatie staan beschreven, die in dit bestemmingsplan bestemd zijn als Sport (S). Binnen deze bestemming is de volgende functieaanduiding opgenomen:
  • manege (ma).
Voor de bestemmingsregeling van deze bestemming is zoveel mogelijk aangesloten bij de voorheen geldende bestemmingsbepalingen. Rekening houdend met de bestaande bebouwing en de planregels van de voorheen geldende bestemmingsplannen is een bebouwingspercentage en een goot- en/of bouwhoogte opgenomen. Er is geen regeling opgenomen voor de herbouw van bedrijfswoningen, omdat er geen bestaande bedrijfswoningen zijn binnen de bestemming "Sport".
Verkeer
De bestaande wegen, zoals deze bij de inventarisatie staan beschreven zijn, in dit bestemmingsplan bestemd als Verkeer (V). Voor de bestemmingsregeling van deze bestemming is zoveel mogelijk aangesloten bij de voorheen geldende bestemmingsbepalingen. Het openbaar vervoer maakt in het plangebied geen gebruik van eigen verkeersverbindingen (busbanen) zodat het openbaar vervoer gebruik maakt van de functie met bestemming Verkeer.
Water
Het betreft bestaande (hoofd)watergangen, waterpartijen en locaties die van belang zijn voor waterberging die zijn bestemd als Water (WA). Meerdere (hoofd)watergangen zijn overigens ondergebracht andere bestemmingen zoals, "Agrarisch - Glastuinbouw" en "Verkeer", zodat flexibiliteit gewaarborgd is.
Wonen
Het betreft bestaande burgerwoningen, zoals deze bij de inventarisatie staan beschreven, die in dit bestemmingsplan bestemd zijn als Wonen (W). Voor de bestemmingsregeling van deze bestemming is zoveel mogelijk aangesloten bij de "Parapluherziening bestemmingsplannen buitengebied Westland".
Dubbelbestemmingen
Leiding
Het betreft bestaande leidingen, zoals weergegeven op de verbeelding en opgenomen in de regels met de dubbelbestemming Leiding - Gas.
Waarde - Archeologie
Omdat in delen van het plangebied een redelijke tot grote kans aanwezig is van archeologische sporen in de grond heeft het plangebied in zijn geheel de dubbelbestemming Waarde - Archeologie gekregen. Aan deze dubbelbestemming is een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden verbonden.
Waterstaat - Waterkering
Het betreft alle waterkeringen in het plangebied.
Algemene regels
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.
Antidubbeltelregeling
De formulering van de antidubbeltelregeling wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).
Algemene bouwregels
In dit artikel zijn algemene regels opgenomen voor (bedrijfs-) woningen, afwijkingen ten aanzien van (bedrijfs-) woningen, (afwijking) algemene regels voor afstanden, (afwijking) algemene regels voor ondergronds bouwen, nadere eisen en voor ondergeschikte bouwdelen.
Algemene gebruiksregels
In het artikel algemene gebruiksregels zijn naast een verwijzing naar het algemene gebruiksverbod van artikel
7.2 van de Wet op de ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 2.1. lid 1. onder c. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, specifieke gebruiksverboden ter invulling van het algemene gebruiksverbod opgenomen. Daarin is onderscheid gemaakt tussen het verbod op het gebruik van gronden en het verbod op het gebruik van bouwwerken.
Algemene aanduidingsregels
In dit artikel zijn onder andere de volgende gebiedsaanduidingen opgenomen:
Vrijwaringszone - Molenbiotoop
Molenbiotopen hebben de gebiedsaanduiding Vrijwaringszone met specificatie Molenbiotoop gekregen.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt omschreven in welke gevallen afwijking kan worden verleend voor overschrijding van de bouwgrenzen, voor zover deze afwijkingen niet onder de regel "algemene bouwregels" vallen. Dit betreft bijvoorbeeld de bevoegdheid om af te wijken van de voorgeschreven maten en percentages.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel zijn algemene wijzigingsregels opgenomen en wordt tevens beschreven in welke gevallen bestemmingen kunnen wijzigen naar agrarisch glastuinbouw, groen of natuur, verkeer, naar water.
Algemene procedureregels
In dit artikel staan de procedureregels voor de verschillende wijzigingsbevoegdheden en voor toepassing van de nadere eisen regeling.
Overgangs- en slotregel
In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregels aan de orde, zoals het overgangsrecht (bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening artikel 3.2.1 Bro) en de slotregel. De slotregel bevat alle bestemmingsplannen, welke geheel of gedeeltelijk worden vervangen met dit bestemmingsplan en de titel van het plan.

4.1.4 Systematiek van de planverbeelding

De planverbeelding is digitaal vormgegeven in overeenstemming met de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. De digitale planverbeelding en de andere onderdelen van de dataset hebben het volgende planidentificatie-nummer gekregen:
  • NL.IMRO.1783.obp00000007-vast
De dataset bestaat uit:
  • het GML-bestand van de planverbeelding;
  • het XML-geleide formulier;
  • de onderliggende bestanden, zoals ondergrond en overige topografische informatie.
De PDF- en Html-bestanden voor respectievelijk de verbeelding van plantoelichting en planregels.

5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

Exploitatieplan
Voor het bestemmingsplan is geen exploitatieplan, als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening, opgesteld, omdat er geen sprake is van ruimtelijke ontwikkelingen waarvoor op grond van artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening het opstellen van een exploitatieplan verplicht is.
Planschade
Binnen het plangebied wordt een nieuw weg opgenomen op de planverbeelding. Uitgangspunt in het bestemmingsplan is planschade zoveel mogelijk te voorkomen. De planschade die niet voorkomen kan worden is opgenomen in de grondexploitatie van het project Boomawatering.

5.2 Technische Uitvoerbaarheid

5.2.1 Milieutechnische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, zodat niet hoeft te worden ingegaan op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in het licht van de milieuwetgeving of van milieukwaliteitsnormen. Voor het verkennende milieutechnische onderzoek met het oog op een goede ruimtelijke ordening wordt verwezen naar paragrafen 3.1 tot en met 3.8 van deze toelichting.

5.2.2 Milieueffectrapportage

Voor het bestemmingsplan is onderzocht of een plan-MER doorlopen zou moeten worden. Omdat het bestemmingsplan niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen en er geen wijzigingen plaatsvinden wat betreft planologische mogelijkheden voor de glastuinbouw, is een plan-MER of strategische milieubeoordeling niet noodzakelijk (Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State, uitspraak 22 oktober 2003, nr. 200302123/1). De afstand tot het natura 2000-gebied is voldoende groot om niet een "passende beoordeling" als bedoeld in de Natuurbeschermingswet noodzakelijk te achten.

5.3 Juridische Uitvoerbaarheid

5.3.1 Zakenrechtelijke uitvoerbaarheid

Voor de aanleg van de nieuwe verkeersverbinding zijn alle gronden in eigendom van de gemeente. Er hoeven dan ook geen gronden meer verworven te worden.

5.3.2 Uitvoerbaarheid met oog op de Wabo

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en is dus uitvoerbaar voor het verlenen van een omgevingsvergunning.

5.4 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

5.4.1 Bestuurlijk overleg

Procedure
Over het voorontwerp van dit bestemmingsplan heeft bestuurlijk overleg plaatsgehad als geboden in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierbij hebben de volgende instanties gereageerd:
  • Provincie Zuid-Holland;
  • Gasunie;
  • Hoogheemraadschap van Delfland;
  • Stadsgewest Haaglanden;
  • Evides;
  • NAM b.v.;
  • Vrom-inspectie;
  • Veiligheidsregio Haaglanden;
  • LTO-Glaskracht.
Resultaat
De overlegreacties zijn beantwoord in de nota beantwoording bestuurlijk overleg in de bijlagen.

5.4.2 Vooraankondiging en eerdere betrokkenheid

Vooraankondiging
Op 9 december 2010 is publiekelijk kennis gegeven van het voornemen het bestemmingsplan voor te bereiden, een en ander als voorgeschreven in artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

5.4.3 Inspraak

Procedure
Het voorontwerp van dit bestemmingsplan vanaf 10 december 2010 gedurende zes weken terinzage gelegen voor het indienen van inspraakreacties. Gedurende deze periode zijn 36 inspraakreacties ingediend.
Resultaat
De inspraakreacties zijn beoordeeld en hebben deels geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. Een volledig overzicht van deze beoordeling en de aanpassingen is weergegeven in de nota van beantwoording inspraakreacties zoals opgenomen in de bijlagen van deze toelichting.

5.4.4 Zienswijzen

Procedure
Van 21 oktober 2011 tot en met 30 november 2011 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter visie gelegen voor het indienen van zienswijzen, als bedoeld in artikel 3.8, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening in verbintenis met Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Hoorzitting
In de commissie Ruimte van 10 januari 2012 heeft een hoorzitting plaats gevonden. Tijdens de hoorzitting hebben 9 reclamanten ingesproken.
Resultaat
De ontvangen zienswijzen zijn beoordeeld en hebben deels geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan. Voor een volledig overzicht van de zienswijzen wordt verwezen naar de nota van beantwoording zienswijzen in de bijlagen bij deze toelichting.