Chrysantenstraat
Bestemmingsplan - gemeente Westland
Vastgesteld op 14-10-2014 - deels onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Chrysantenstraat Naaldwijk van de gemeente Westland.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.pbp00000034 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aanbouw
een aparte ruimte die via het hoofdgebouw toegankelijk is en ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden onderneming
een onderneming welke gevestigd is of kan zijn in een woning en die toebehoort aan een natuurlijk persoon, welke in de betreffende woning woont en die geen personeel in dienst heeft, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt aan de onderneming de ruimtelijke uitstraling van de woonfunctie niet aantast.
1.7 achtererf
De gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.8 antenne-installatie
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in één of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.10 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.11 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.12 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.13 bijgebouw
een (vrijstaand of aan een hoofdgebouw aangebouwd) gebouw dat in functioneel en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en geen rechtstreeks toegang tot het hoofdgebouw heeft.
1.14 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.15 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.16 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen die op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggen. Het dient hierbij te gaan om horizontale bouwlagen.
1.17 bouwperceel
een aanééngesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.18 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.19 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.20 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.21 bouwwijze
de wijze waarop het op een bouwperceel gelegen hoofdgebouw al dan niet is verbonden met het hoofdgebouw op een aansluitend bouwperceel; dit kan zijn: vrijstaand, twee-aaneen, gestapeld of aaneengebouwd.
1.22 boveninsteek
de snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang.
1.23 dakkapel
een constructie, welke ondergeschikt is aan het dakvlak, ter vergroting van een gebouw, die vrij ligt in het hellend dakvlak.
1.24 daknok
hoogste punt van een schuin dak.
1.25 dakopbouw
een toevoeging aan het dakvlak van een bouwmassa die niet vrij in het dakvlak ligt, maar ten minste de nok- of gootlijn of zijkant van het dakvlak raakt van het betreffende gebouw/de betreffende woning. Het plaatsen van een dakopbouw gaat ten koste van de karakteristiek van het profiel van het gebouw/de woning.
1.26 dakvoet
laagste punt van een schuin dak.
1.27 erker
een ruimte op de begane grond in een gebouw die buiten de gevel van het gebouw uitsteekt.
1.28 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.29 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.30 kap
een constructie van uitsluitend een of meer hellende dakvlakken met een helling van meer dan 20 en minder dan 65 graden.
1.31 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.32 oorspronkelijke achtergevel
de achtergevel van het oorspronkelijk vergunde hoofdgebouw.
1.33 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand, welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.34 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, gen gebouwen zijnde: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, waarbij plaatselijk, niet bij verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw ervan buiten beschouwing blijven. Het bouwwerk wordt gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt maaiveld het hoogst is.
1.35 straatmeubilair
bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts) voorzieningen, zoals:
verkeersgeleiders, verkeersborden, informatieborden, zitbanken, bloembakken, telefooncellen, abri’s, kunstwerken, bushaltes, speeltoestellen, fietsenrekken en draagconstructies voor reclame; kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorzieningen en brandkranen; afvalinzamelsystemen en hiermee gelijk te stellen bouwwerken.
1.36 uitbouw
uitbreiding van een ruimte in het hoofdgebouw tot buiten het bestaande oorspronkelijke hoofdgebouw (bijvoorbeeld erker) en welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.37 voorerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn voor de voorgevel van het hoofdgebouw of voor een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.38 voorgevel
de naar de weg gekeerde zijde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel
1.39 voorgevelrooilijn
de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de naar het openbare gebied gekeerde gevel(s) van de hoofdbebouwing
1.40 woning
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden.
1.41 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
afstand
de loodrechte afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter.
Artikel 4 Verkeer-verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer-Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals voet- en fietspaden, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, reclame-uitingen en water.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeerslichting, ten hoogste 3 meter bedraagt.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen en water.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent de plaatsing en de goot- en boeibordhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien over een lengte van meer dan 2,5 meter in de zijerfafscheiding wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de te bouwen gebouwen geen onnodige nadelige veranderingen teweegbrengen in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat:
- a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf net onevenredig worden geschaad;
- b. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 meter;
- c. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in 5.2.2 onder a of b ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 overschrijding van hoogte-aanduidingen op de planverbeelding
7.2 algemene hoogtematen
Als maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn, gelden de volgende maten, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald:
- erfafscheidingen tussen de openbare weg en 2 meter
achter de voorgevelrooilijn 1,00 m
- erfafscheidingen elders 2,00 m
- overkappingen 3,00 m
- straatmeubilair 3,00 m
- lichtmasten 20,00 m
- antennes ten behoeve van telecommunicatie 5,00 m
niet zijnde schotelantennes
- overige bouwwerken 2,00 m
- vlaggemasten 6,00 m
7.3 overschrijding bouwgrenzen
De op de plankaart aangegeven bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden en funderingen;
- b. bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 0,50 m bedraagt;
- c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 0,50 m bedraagt;
- d. rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 0,50 m bedraagt;
- e. putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water rioolstoffen; hijsinrichtingen, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 0,50 m bedraagt.
7.4 ondergrondse bouwwerken
- a. De regels van dit plan zijn van overeenkomstige toepassing op ondergrondse bouwwerken.
- b. In aanvulling op het bepaalde onder a. mogen ondergrondse ruimten slechts worden gerealiseerd voor zover deze zijn gelegen tussen de buitenwerkse gevels van het bovengronds gelegen hoofdgebouw.
7.5 parkeernormering
Bij elke ontwikkeling wordt de normering vanuit het Westlands Verkeer- en Vervoerplan (WVVP) toegepast.
7.6 Dakkapellen
Voor het bouwen van dakkapellen gelden de volgende regels:
Maatvoering achterzijde:
- a. de dakkapel ligt aan alle zijde tenminste 0,5 m vrij in het dakvlak;
- b. de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m;
- c. de dakkapel mag niet meer dan 1 meter uit de onderkant van het dakvlak staan.
Maatvoering voorzijde:
- a. de dakkapel is niet breder dan 50% van de breedte van het dakvlak;
- b. de dakkapel ligt aan alle zijden tenminste 0,5 m vrij in het dakvlak;
- c. de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,5 m;
- d. de dakkapel mag niet meer dan 1 meter uit de onderkant van het dakvlak staan.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 2.1 lid 1 onder c. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:
- a. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
- b. het gebruik van niet-bebouwde grond en/of water als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden; het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
- c. het gebruik van niet-bebouwde grond als opslag, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- d. het gebruik van bouwwerken of de bouwwerken te laten gebruiken als seksinrichting.
8.2 Geen strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
- a. het gebruik van niet-bebouwde grond voor evenementen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland;
- b. het gebruik van niet-bebouwde grond voor standplaatsen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Algemene afwijkingsmogelijkheden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken – af te wijken van de regels in het plan voor:
- a. afwijkingen van voorgeschreven maten, waaronder percentages, met ten hoogste 10%. Het moet hierbij primair gaan om het oplossen van knelpunten waar het bestemmingsplan niet in voorziet en waartegen in planologisch opzicht geen bezwaar bestaat en niet om de bouwmogelijkheden bij voorbaat al te vergroten;
- b. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een goothoogte van ten hoogste 3 m ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes mits de inhoud van deze gebouwtjes niet groter is dan 60 m³ zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten;
- c. het bouwen van een tweedelijns dakkapel aan de achterzijde boven een bestaande dakkapel;
- d. het bouwen van straatmeubilair of andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers en keermuren met een bouwhoogte van ten hoogste 6 meter;
- e. geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en de vorm van bestemmingsgrenzen indien bij de definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken, met dien verstande dat de veranderingen ten hoogste 2 m mogen bedragen;
- f. afwijkingen van het bestemmingsplan, ten einde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling of situering blijkt, dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk zou zijn en de afwijking van zo ondergeschikte aard blijft, dat de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast;
- g. overschrijding van bouwgrenzen en/of bestemmingsgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en op een afstand van minimaal 2,5 meter tot de plangrens;
- h. het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden;
- i. het afwijken van de parkeernormering, zoals deze is opgenomen in het Westlands Verkeer- en Vervoerplan (WVVP) indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt voorzien.
9.2 Afwijking niet verlenen
Afwijking wordt in ieder geval niet verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 10 Algemene Procedureregels
10.1 uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
- a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
- b. brandweeringang;
- c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. de ruimte tussen bouwwerken;
- e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
10.2 werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- 1. Het gevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 1 met maximaal 10%;
- 2. Lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- 4. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Het bestemmingsplan Chrysantenstraat te Naaldwijk'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Gemeente Westland beoogt aan de Chrysantenstraat te Naaldwijk woningbouw mogelijk te maken, waar betaalbare woningen voor jongeren en starters gerealiseerd kunnen worden. Voor dit project dient een bestemmingsplanprocedure te worden doorlopen.
1.2 Ligging Plangebied
Voormalige locatie ISWHet plangebied is gelegen aan de Chrysantenstraat te Naaldwijk en omvat een oppervlakte van ca. 5.200 m². Op het plangebied heeft een school gestaan van ISW maar het terrein is inmiddels braakliggend en in afwachting van een nieuwe ontwikkeling. Het gebied is een driehoekig kavel ten noorden van de Kruisbroekweg in Naaldwijk en wordt omsloten door de straten Anjerlaan en Kruisweg in het noorden, Fresiastraat in het zuiden en Chrysantenstraat in het westen. Het plangebied staat kadastraal bekend als gemeente Naaldwijk, sectie D, perceelnummer 7818.
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Bestemmingsplan Woonkern NaaldwijkHet vigerend bestemmingplan waarbinnen het plangebied valt is bestemmingsplan "Woonkern Naaldwijk". De bestemming is 'Maatschappelijk' met de nadere aanduiding 50%.
Het plan is dan ook in strijd met het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Beleidskader
2.1.1 Gemeentelijk beleid
Structuurvisie
Westland 2025-Perspectief 2040 Na een periode van ongekende groei heeft de economische conjunctuur een ongewild moment van bezinning gebracht. Ambities en de realiteit van alledag sluiten niet meer op elkaar aan. Met dit besef stelt de gemeente haar structuurvisie op, in de wetenschap dat de rol van de overheid de komende jaren zal veranderen. De visie geeft een ruimtelijk toekomstperspectief, ons streven voor de langere termijn, zonder daarbij de realiteit uit het oog te verliezen. In het perspectief 2040, dat in dialoog met de samenleving tot stand is gekomen, staan de ambities voor de toekomst van Westland. Hierin staan ook de kernwaarden die we als meetlat gebruiken bij toekomstige afwegingen of ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt of niet. We zetten zo eerst de stip op de horizon om aan te geven waar we naartoe willen. Op basis daarvan gaan we aan de slag met ruimtelijke ontwikkelingen die ons dichter bij het geschetste perspectief brengen. Met deze visie op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) faciliteert Westland de gewenste ontwikkelingen en stelt het tegelijkertijd het ruimtelijk kader tot 2025, met het besef dat de uitwerking aan vele partijen is. Westland wil ontwikkelingen mogelijk maken en niet opleggen onder het adagium ‘alleen ga je sneller, samen kom je verder'. Deze visie gaat uit van participatieplanologie, wat betekent dat de gemeente nadrukkelijk andere partijen uitnodigt en haar partners zoekt bij het verwezenlijken van een gedeelde ambitie. De visie is het beleidsbepalend document voor ruimtelijke ontwikkeling in Westland, waarmee duidelijkheid wordt verschaft aan ontwikkelende partijen en over de functionele invulling van gebieden. De structuurvisie biedt een juridische basis voor bovenplanse verevening en vormt de basis voor bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen in anterieure overeenkomsten met marktpartijen.
De structuurvisie bestaat uit de volgende onderdelen:
- 1. Westland in 2040
- 2. Structuurvisie 2025
- 3. Strategische Uitvoeringsagenda
- 4. Logboek communicatie
- 5. Milieu effectrapportage
De ontwerpstructuurvisie ligt vanaf 1 juli 2013 tot en met 8 september 2013 op grond van afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht ter inzage.
Visie Greenport Westland
Door de gemeente Westland is de Greenportvisie ontwikkeld. De Visie Greenport Westland 2025 schetst het ruimtelijk kader voor toekomstige ontwikkelingen op hoofdlijnen in de gemeente en daarbuiten in woord en beeld.
In de Visie Greenport Westland zijn de gronden aan de Chrysantenstraat die in de kern Naaldwijk valt, aangeduid als kleinstedelijk.
Een groot deel van de woningbouwproductie dient opgevangen te worden binnen de bestaande ruimtelijke mogelijkheden. Hierbij wordt voornamelijk gekeken naar de rode contouren van de Provinciale Structuurvisie, want verdichting van de kernen door het toevoegen van woningen wordt steeds belangrijker. De verdichting komt mede voort uit het vergroten van het draagvlak voor het voorzieningenniveau en het behouden van duurzaam glas in het buitengebied.
In het college werkprogramma is aangegeven dat het college in de huidige bestuurlijke periode voortgang wenst te boeken om betaalbare woningen te realiseren voor een doelgroep die weinig kans maakt op de woningmarkt. Het doel is om juist voor deze doelgroep woningen te realiseren op onderhavige locatie.
Evaluatie Greenport Visie Westland 2020 (2010)
Deze evaluatie van de Greenportvisie verwoordt het standpunt van de raad over de (tussen)resultaten van de Greenportvisie over met name de periode 1-1-2004 tot 1-1-2009 met besluiten per onderdeel over hoe nu verder. De evaluatie bepaalt de koers voor de gemeentelijke structuurvisie.
Westlands Verkeers- en Vervoersplan
In de ontwikkelingsvisie Greenport Westland zijn de beleidslijnen voor de lange termijn aangegeven voor de gehele gemeente. Met de relevante onderdelen van deze visie is het vervoersplan als sectorale nota vastgesteld. Met dit beleidsdeel, vastgesteld door de raad van de gemeente op 28 november 2006, wordt aangegeven welke richtingen de gemeente Westland de komende jaren opgaat en wordt het beleid van de ‘oude’ gemeenten geharmoniseerd. Het Westlands Verkeers- en Vervoersplan (WVVP) dient meerdere doelen, het uitwerken van de in de Greenport gestelde kaders en het schetsen van kaders voor de toekomst op het gebied van verkeer en vervoer.
In het WVVP is een parkeernormering opgenomen voor werkgelegenheid. De normering voor de niet-woonfuncties zijn gebaseerd op waargenomen autogebruik in een bepaalde situatie. De situatie wordt bepaald door de relevante functies (kantoren, bedrijven, winkels en dergelijke), de stedelijkingsgraad inclusief bereikbaarheid per alternatieve vervoerwijzen, de mogelijkheid tot parkeren, de ligging van het gebied en dergelijke. In deze toelichting is de toets aan het WVVP over de parkeernormering opgenomen.
Beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland (2006)
In de beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland wordt beschreven hoe om moet worden gegaan met dieptewerkzaamheden op locaties die mogelijk conventionele explosieven bevatten. De basis voor het gemeentelijk beleid voor het opsporen van explosieven is de explosieven risicokaart. Deze kaart geeft een eerste indicatie van het mogelijke gevaar van dieptewerkzaamheden op bepaalde locaties in het Westland. In het projectgebied zijn geen mogelijke vindplaatsen van conventionele explosieven aanwezig.
2.1.2 Regionaal beleid
Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020
Op 16 april 2008 is door het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP) vastgesteld. Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor de regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen etc.
In het structuurplan is het betrokken gebiedsdeel aangeduid als “bestaand stedelijk gebied".
2.1.3 Provinciaal beleid
Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte
Provinciale Staten hebben op 2 juli 2010 de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda vastgesteld. In de Visie op Zuid Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De Structuurvisie geeft een doorkijk naar 2040 en de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie.
In ‘Visie op Zuid-Holland’ staat hoe de provincie samen met haar partners wil omgaan met de beschikbare ruimte. Met de structuurvisie werkt de provincie aan een vitaal Zuid-Holland, met meer samenhang en verbinding tussen stad en land. Hierdoor is in Zuid-Holland goed wonen, werken en recreëren voor iedereen binnen handbereik. De provincie onderscheidt vijf hoofdopgaven:
- aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel
- duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie
- divers en samenhangend stedelijk netwerk
- vitaal, divers en aantrekkelijk landschap
- stad en land verbonden.
Ook de instrumenten van de provincie komen in de structuurvisie aan de orde. De provincie ordent op kaarten, ontwikkelt programma’s en projecten, agendeert zaken en laat onderzoek uitvoeren. Zij stuurt op hoofdlijnen door kaders te stellen en het lokale bestuur ruimte te geven bij de ruimtelijke inrichting. Deze aanpak sluit aan bij de nieuwe stijl van besturen: ‘Lokaal wat kan, provinciaal wat moet'. Volgens de kaart van de Structuurvisie zijn de onderhavige gronden aangewezen als "stads en dorpsgebied". Binnen de voornoemde aanduiding wordt ruimte geboden aan wonen, werken en andere stedelijke voorzieningen. De realisatie van de woonfunctie past hier binnen.
Bouwen in bestaand bebouwd gebied en in uitleggebieden
Binnen de bebouwingscontouren zijn er gebieden waar nog gebouwd kan worden en gebieden waar nog geen ontwikkelingsplannen voor zijn. Dit zijn uitleggebieden. Het overige gebied binnen de contour is aangeduid als bestaand stads- en dorpsgebied 2010 (BSD 2010). Dit bevat de al bebouwde gebieden en de nog niet bebouwde gebieden waar al plannen voor dan wel in uitvoering zijn. Stedelijk groen wordt niet gerekend tot bestaand stads- en dorpsgebied 2010.
In Naaldwijk is, op basis van de Grote Woontest, duidelijk het meest vraag naar een “dorps” woonmilieu en “wonen bij winkelcentra”. Het bouwplan aan de Chrysantenstraat voorziet in de behoefte aan beide milieus. De meest recente bevolkingsprognose rechtvaardigt het gemeentelijke woningbouwprogramma. De prijsklassen van het project Chrysantenstraat richten zich grotendeels op de categorie “goedkoop” (prijsklasse tot € 181.000) en “bereikbaar” (prijsklasse tot € 210.000). Slechts 7% van de Westlandse woningvoorraad betreft woningen tot € 180.000 en in totaal heeft slechts 15% van de Westlandse woningvoorraad een prijs tot € 210.000. De woningbouw voorziet dus in een voor Westland schaars segment qua prijsklasse. Het betreft een inbreiding. Dit past binnen de ruimtelijke kaders waarin woningbouwbehoefte bij voorkeur wordt opgevangen binnen bestaand bebouwd gebied.
2.1.4 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte & AMvB ruimtelijke ordening
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Doelen
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport (zie afbeelding).
Uitsnede kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur
Nationale belangen
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in de AMvB ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het projectgebied zijn geen nationale belangen in het geding.
2.1.5 Conclusie
Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de ontwikkeling aan de Chrysantenstraat te Naaldwijk past in het overheidsbeleid.
2.2 Ruimtelijk-functionele Structuur
2.2.1 Stedenbouwkundige randvoorwaarden
Inleiding, bestaande situatie
De Chrysantenstraat in Naaldwijk is een kleine rustige woonstraat in de buurt van de ring van Naaldwijk. Aan een kant van de straat bevinden zich grondgebonden gezinswoningen, bestaande uit twee lagen afgedekt met een zadeldak. De woningen staan in drie korte afwisselende rijtjes. Op de beoogde locatie voor de woningbouw heeft een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (MAVO) gestaan. De Chrysantenstraat ligt in de onmiddellijke omgeving van het centrum van Naaldwijk, waar alle voorzieningen zijn: winkels, horeca, uitgaansgelegenheden, het gemeentehuis, de markt en het centraal busstation. Deze voorzieningen zijn lopend of met de fiets in enkele minuten te bereiken. De verbindingen met de andere kernen van Westland zijn goed. Regionale en nationale verbindingen als de Burgemeester Elsenweg, de Veilingroute en de A20 liggen op korte afstand en zijn goed bereikbaar.
Stedenbouwkundige randvoorwaarden
De locatie is bestemd voor woningbouw. Deze moet aansluiten bij de bestaande woningbouw in de omgeving, dat wil zeggen kleinschalig, bestaande uit grondgebonden gezinswoningen.
De ontwikkeling beoogt in eerste instantie de bouw van betaalbare, rijenwoningen. Het college van B&W kan echter ook de mogelijkheid bieden tot het bouwen van vrijstaande woningen, twee-onder-een-kappers of patiowoningen. De goothoogte van de grondgebonden woningen bedraagt 6 meter en de bouwhoogte 10 meter. Voor één woning grenzend aan het perceel van de Anjerlaan 5 geldt een maximale bouwhoogte van 6 meter.
De opzet van het stedenbouwkundig plan voorziet in begeleidende bebouwing langs de Chrysantenstraat met langsparkeerplaatsen slechts doorbroken door de ontsluiting van de in het binnengebied gelegen woningen. Deze zijn gesitueerd aan een duidelijk vormgegeven binnenstraatje, aan één zijde geflankeerd door haaks parkeren. De rij woningen aan de zuidzijde van het straatje wordt onderbroken door een centraal in het binnengebied gelegen groengebiedje. Dit groen wordt aangevuld met een kleiner groengebiedje ten noorden van het straatje. Door deze opzet ontstaan er vijf bouwvlakken. Binnen het plangebied zullen maximaal 22 woningen worden gerealiseerd. Naast de hierboven genoemde haaksparkeerplaatsen en enkele parkeergelegenheden op eigen terrein zijn de overige benodigde parkeerplaatsen gesitueerd langs de noordoostzijde van het plangebied. Op deze wijze kan ook meer afstand worden gehouden tussen de nieuwbouw en bestaande omliggende woningen. Zoals aangegeven kan worden afgeweken van het beoogde programma met rijenwoningen, maar het parkeren zal altijd binnen de grenzen van het totale plangebied moeten worden opgelost. Ook zal het plan altijd een groengebied van tenminste 320m² aaneengesloten groen bevatten. Binnen de groenbestemming zijn tevens speelvoorzieningen mogelijk.
Op de locatie staan twee bomen. De grootste van de twee staat in het zuidelijke groengebiedje en kan daar worden gehandhaafd. Verplaatsing van beide bomen naar een andere standplaats op de locatie is mogelijk, zodat ook de kleinste zou kunnen worden ingepast.
Samenvattend
- Rijenwoningen met mogelijkheid om af te wijken voor de bouw van vrijstaande woningen, twee-onder-een-kap woningen of patiowoningen;
- Kleinschalig, maximaal 2 lagen met een kap ofwel een goothoogte van maximaal 6 meter en een bouwhoogte van maximaal 10 meter;
- De woning grenzend aan woning Anjerlaan 5 heeft een maximale bouwhoogte van 6 meter;
- Maximaal 22 woningen binnen het plangebied;
- Gevels van de nieuwbouwwoningen begeleiden de Chrysantenstraat en vormen een straatwand met een doorgang ten behoeve van de ontsluiting van het binnengebied;
- Woningen in het binnengebied zijn gesitueerd aan een duidelijk binnenstraatje;
- Centraal gelegen groengebiedje;
- Het parkeren wordt geheel binnen het plangebied opgelost;
- Binnen het plangebied is tenminste 320m² aaneengesloten groen aanwezig.
2.2.2 Verkeer
Ontsluiting voor verkeer
Het verkeer vanuit het plangebied zal worden ontsloten via de Chrysantenstraat. Op de plankaart is de ontsluitingsweg vastgelegd door de gronden te bestemmen als 'Verkeer- Verblijfsgebied'.
Ontsluiting voor openbaar vervoer
Aan de Kruisbroekweg op de hoek van de Fresiastraat en de Leliestraat is de dichtstbijzijnde bushalte gevestigd. Aan de Verdilaan welke op circa 240 meter afstand ligt van het plangebied is de opstelplek van diverse buslijnen geprojecteerd.
Parkeren
Bij elke ontwikkeling wordt de normering vanuit het Westlands Verkeer- en Vervoersplan (WVVP) toegepast. Het toekomstige bouwplan aan de Chrysantenstraat dient dan ook te voldoen aan de gestelde parkeernorm zoals vermeld in het WVVP. Het parkeren dient binnen het plangebied geregeld te worden.
Hoofdstuk 3 Onderzoek
3.1 Bedrijven En Milieuzonering
De VNG-publicatie "bedrijven en milieuzonering" april 2007 is gebruikt als een hulpmiddel voor milieuzonering in de ruimtelijke planvorming voor de aspecten gevaar, stof, geluid en geur. Deze publicatie is in 2009 herzien. Aan de Kruisbroekweg is een tankstation gevestigd. Dit tankstation (Argos oil) verkoopt geen LPG. In de nabijheid van het project zijn geen conflicterende functies aanwezig en is milieuzonering derhalve niet van toepassing.
3.2 Geluid
Op grond van de Wet geluidhinder dient bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan ten behoeve van geluidsgevoelige objecten, een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd binnen zones van wegen. De Wet geluidhinder stelt regels ten aanzien van de maximaal toelaatbare geluidsbelasting voor gevels en geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen, ziekenhuizen, bejaardenhuizen en scholen.
Het plan ligt in de zone van meerdere wegen. Op de rand van het bouwvlak wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden vanwege de Kruisweg en de Kruisbroekweg. De berekende geluidbelasting van beide wegen bedraagt maximaal 49 dB. Indien iets verder van de randen van het bouwvlak zal worden gebouwd, is geen sprake van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Als het definitieve plan bekend is, dient onderzocht te worden of voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde. Indien wel sprake is van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde, dient een besluit vaststelling hogere waarde te worden genomen.
Conclusie
Vanuit de Wet geluidhinder bestaat geen bezwaar tegen de realisatie van woningen op het perceel aan de Chrysantenstraat. De geluidsbelasting op de bestaande woningen aan de Chrysantenstraat is relatief laag omdat er sprake is van een relatief lage verkeersintensiteit. Bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen dient een geluidsonderzoek aangeleverd te worden.
3.3 Luchtkwaliteit
Het doel van de Wet luchtkwaliteit, oftewel titel 5.2 van de Wet milieubeheer, is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De Wet is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van de mens. Daartoe zijn normen (grenswaarden en plandrempels) voor zes luchtverontreinigende stoffen opgenomen; zwaveldioxide, stikstofdioxide, lood, koolmonoxide, benzeen en fijn stof (PM10). Deze normen dienen door de bestuursorganen in Nederland (rijk, provincies en gemeenten) in acht te worden genomen. Dit geldt o.a. voor het uitoefenen van taken en bevoegdheden op basis van de Wet ruimtelijke ordening.
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe “Wet luchtkwaliteit” geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan;
- Er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- Een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
- Een project “niet in betekende mate (NIMB)” bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
- Een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend.
Conclusie
Het project op deze locatie draagt niet in betekende mate bij tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Het is niet noodzakelijk om een onderzoek te verrichten naar de luchtkwaliteit ter plaatse. De Wlk staat de uitvoering van het project niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
3.4 Externe Veiligheid
Bij externe veiligheid wordt naar verschillende aspecten gekeken, namelijk;
- Bedrijven waar activiteiten plaats vinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door leidingen.
Bij externe veiligheid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (24 uur per dag en gedurende het hele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Op grond van bovengenoemde regelgeving dienen de verplichte afstandsnormen tussen aanwezige milieugevaarlijke inrichtingen/ activiteiten en de zogenaamde (beperkt) kwetsbare objecten in acht te worden genomen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Een woning is een zogenaamd beperkt kwetsbaar object.
Het perceel aan de Chrysantenstraat, ligt niet binnen het invloedsgebied van risicovolle bedrijven met opslag van gevaarlijke stoffen. Er bevinden zich geen milieugevaarlijke inrichtingen of activiteiten van waaruit uit veiligheids- en milieuoverwegingen een verplichte zone dient te worden aangehouden. Ook bevinden zich geen LPG-stations in de directe omgeving.
De circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' uit 2012 is van toepassing op dit bestemmingsplan vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over de Burgemeester Elsenweg (N213). Deze weg ligt op ongeveer 600 meter ten oosten van het plangebied. Over deze weg worden brandbare vloeistoffen, brandbare gassen en giftige vloeistoffen vervoerd. Het invloedsgebied van de Burgemeester Elsenweg (N213) bedraagt respectievelijk 45 meter (brandbare vloeistoffen), 325 meter (brandbare gassen) en 880 meter (giftige vloeistoffen). Alleen het invloedsgebied van het vervoer van giftige vloeistoffen is relevant voor dit plangebied. De plaatsgebonden risicocontour met een kans van 10per jaar voor de Burgemeester Elsenweg (N213) ligt binnen de weg en vormt geen belemmering voor het plangebied. Gezien de afstand van het plangebied ten opzichte van de Burgemeester Elsenweg zal het groepsrisico door de ontwikkeling niet toenemen.
Er bevinden zich geen belangrijke kabels en (transport-) leidingen in het plangebied, die in het kader van de uitvoering van dit bouwplan beschermd moeten worden.
Geadviseerde maatregelen vanuit de Veiligheidsregio Haaglanden
Aangezien met het bestemmingsplan geen maatregelen aan de risicobron kunnen worden getroffen, zijn onderstaande maatregelen gericht op de beheersing en vermindering van de effecten van een incident. De maatregelen hebben niet alleen betrekking op het ergst denkbare scenario. Ongeacht het type incident hebben ze een positief effect op de zelfredzaamheid, de bestrijdbaarheid en beheersbaarheid.
Effectreducerende maatregel
Ongeacht het incident, heeft afschakelbare ventilatie een positieve invloed op het beperken van de schadelijke effecten van de vrijgekomen stoffen binnen de woningen in het plangebied. Om de gevolgen bij het vrijkomen van stoffen te beperken, wordt geadviseerd om een technische voorziening te plaatsen in de nieuw te bouwen woningen, zodat de ventilatie met een eenvoudige handeling kan worden uitgeschakeld. Dit mag een handmatige handeling zijn. Het is daarbij van belang dat ook ramen en ventilatieopeningen kunnen worden gesloten.
Maatregel ter bevordering van de zelfredzaamheid
Om ervoor te zorgen dat mensen goed voorbereid zijn en weten hoe ze moeten reageren bij een ongeval met gevaarlijke stoffen op de Burgemeester Elsenweg (N213), is het van belang dat zij hier vooraf over worden geïnformeerd. Op dit moment is er op regionaal niveau een (risicocommunicatie) campagne ontwikkeld, waarin o.a. deze aspecten worden behandeld. Geadviseerd wordt om de bewoners, van de nieuw te bouwen woningen, te informeren over de verschillende risico's en gevaren, de wijze van alarmeren en de wenselijke manier van reageren tijdens incidenten. Dergelijke informatie dient op gezette tijden herhaald te worden, zodat het onderwerp onder de aandacht blijft.
Maatregel ten behoeve van de hulpverlening
Voor wat betreft de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bestrijdbaarheid van incidenten is het van belang dat de toegankelijkheid, opstelplaatsen en bluswatervoorzieningen voor dit plangebied voldoende zijn. Het plangebied is goed bereikbaar voor de hulpdiensten en er zijn voldoende bluswatervoorzieningen aanwezig.
In de onderstaande tabel zijn de maatregelen samengevat die genomen kunnen worden om de risico's te beperken. In de tabel is een inschatting opgenomen van de bijdrage die een maatregel kan leveren aan de risicobeperking van een bepaald scenario.
Conclusie
De conclusie die hieruit volgt is dat het aspect veiligheid geen gevolgen heeft voor het beoogde plan.
3.5 Water
Waterplan
Begin januari 2012 is het Programma 2012-2015 Waterplan Westland vastgesteld. Dit programma is het resultaat van enkele verkenningen en uitwerkingsprogramma’s sinds in 2008 het gezamenlijke waterplan “Westlands Water, Nu en Later” is opgesteld waarop de besluitvorming omtrent de uitvoering enige tijd is aangehouden. Een grote verandering ten opzichte van eerder beleid is dat het voldoen aan de waterbergingsnorm van 325 m3/ha waterberging is losgelaten en dat nu maatwerkoplossingen en bijdragen van projecten ten gunste van het watersysteem worden gevraagd.
Tevens heeft het Hoogheemraadschap van Delfland de “Handreiking watertoets voor gemeenten; Ruimte voor water in ruimtelijke plannen”. Deze handreiking is een dynamisch document die te allen tijde aangepast kan worden. Voor de uitvoering van de voorliggende watertoets is de handreiking van 20 maart 2012 gebruikt.
Voor het plangebied is een waterstudie opgesteld door Aqua Terra Nova. Hoogheemraadschap Delfland heeft aangegeven te kunnen instemmen met de waterstudie.
Algemeen
De gemeente Westland beoogt op de planlocatie woningbouw mogelijk te maken. Door de realisatie van de beoogde plannen zal de braakliggende grond weer bebouwd worden. Gezien het oorspronkelijke gebruik van het plangebied zal het verharde gebied ten opzichte van de voormalige school naar verwachting niet toenemen.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied is gelegen nabij een boezemkade. Het plangebied ligt buiten de kernzone en de beschermingszone van de boezemkade. In het kader van de veiligheid en waterkeringen zijn geen aanvullende randvoorwaarden van toepassing op het plangebied.
Waterkwantiteit
Het plangebied is gelegen in het boezemland. Conform de handreiking watertoets mag de waterhuishoudkundige situatie niet verslechteren als gevolg van de ontwikkeling (standstill principe). Foto dichtstbijzijnde boezemwater.
In het plan zal de verharding niet substantieel toenemen ten opzichte van de uitgangsituatie. Naar verwachting zal het verhard oppervlak binnen het plangebied afnemen ten opzichte van de 75% verharding in de uitgangsituatie. Dit kan door het toepassen van infiltratie op verkeersoppervlakken en tuinen. Door infiltratie wordt het oppervlaktewatersysteem minder belast. Doordat hemelwater vertraagd, via het grondwater, wordt afgevoerd komen minder pieken in de oppervlaktewaterbelasting voor. Door de voltooiing van de ABC-maatregelen geldt in het Boezemland geen verplichting tot het graven van aanvullende oppervlaktewaterberging.
Zorgplicht
De initiatiefnemer dient maatregelen of voorzieningen te treffen om te voldoen aan de zorgplicht. Aanbevolen wordt om zoveel mogelijk onverhard oppervlak te behouden en de aanleg van verharding zoveel mogelijk in waterdoorlatende vorm te realiseren. Tevens kan de aanleg van groene daken of regentonnen een bijdrage leveren voor het vertraagd afvoeren.
Waterkwaliteit en ecologie
Het afstromend hemelwater vanaf het plangebied kan een gering positief effect op de waterkwaliteit in de boezemwatergang hebben, indien het hemelwater wordt afgevoerd middels een gescheiden rioolstelsel. Het gebruik van uitlogende materialen is niet toegestaan. Door de infiltratie van hemelwater in de bodem kan door de bodempassage eveneens een kwaliteitsverbetering plaatsvinden van het grondwater. De kwaliteitsverbetering van het boezemwater is voor een belangrijk deel afhankelijk van de vermindering van verontreiniging van gebieden elders, zoals uitwaterende polders, overstorten van riolering, diffuse bronnen en stedelijk gebied.
Onderhoud en bagger
Aangezien het plangebied niet grenst aan oppervlaktewater is het thema onderhoud en bagger niet van toepassing op het projectgebied.
Afvalwater en riolering
Het huishoudelijk afvalwater samen met het hemelwater van potentieel vervuilde oppervlakken dient tot de perceelgrens gescheiden van hemelwater van schone oppervlakken te worden afgevoerd. Het plangebied wordt aangesloten op een bestaande gescheiden rioleringsstelsel. Het afvalwater wordt afgevoerd naar de dichtstbijzijnde A.W.Z.I. Het plan dient te voldoen aan de Leidraad Riolering West Nederland en de Leidraad aan- en afkoppelen verhard oppervlak en de Beslisboom Aan- en afkoppelen verharde oppervlakten (2003).
3.6 Bodem
De provincie Zuid-Holland hanteert bij de beoordeling van ruimtelijke plannen en bestemmingsplannen de richtlijn dat voorafgaand aan de vaststelling van een plan ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, wordt verricht op alle bestemmingen waar een herinrichting wordt voorzien. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging, dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Verkennend bodemonderzoek
Voor de locatie Chrysantenstraat te Naaldwijk is op 15 mei 2012 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Op basis van de Wet bodembescherming vormen de resultaten van dit onderzoek milieuhygiënisch gezien geen knelpunt voor de voorgenomen herinrichting. De beslissing voor het afgeven van vergunningen wordt genomen door het bevoegd gezag, gemeente Westland.
In verband met verspreidingsrisico’s en contactmogelijkheden bij herinrichting (graafwerkzaamheden) en het mogelijke beoogde gebruik van de locatie (wonen) wordt aanbevolen de zintuiglijk geconstateerde en analytisch lichte minerale olieverontreiniging te saneren (ontgraven). De mogelijk bij bouwactiviteiten vrijkomende of aan te voeren grond is voor hergebruik onderhevig aan wettelijke bepalingen (Besluit Bodemkwaliteit). De gemeente waar de grond wordt toegepast is in dergelijke gevallen het bevoegd gezag.
Conclusie
Op basis van bovengenoemde gegevens kan een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen verleend worden.
3.7 Ecologie
In het desbetreffende gebied is geen bebouwing of begroeiing aanwezig, en het heeft een relatief kleine oppervlakte. Tevens is het perceel gelegen tussen andere woningen. Gelet hierop is er dan ook geen reden om te verwachten dat er ter plaatse van het bouwplan dier- (en plant)soorten voorkomen die een beschermde status genieten.
3.8 Cultuurhistorische Aspecten
In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
De gemeente Westland is op het moment bezig met het vaststellen van een archeologiebeleid. Dit beleid wordt gebaseerd op de archeologische beleidsadvieskaart met toelichting die in 2012 door Archeologie Delft is opgesteld.
Hierop vooruitlopend wordt in dit bureauonderzoek gebruik gemaakt van de concept beleidsadvieskaart. Om de omgang met eventueel aanwezige archeologische waarden goed, maar ook zinvol te laten verlopen, wordt volgens in de gemeente Westland alleen archeologisch (voor)onderzoek vereist wanneer de aard van de bodemingrepen dusdanig is dat er daadwerkelijk schade aan het bodemarchief kan optreden. De verschillende beleidszones vereisen dan ook elk een eigen benadering voor wat betreft de vrijstelling van archeologisch onderzoek voor bodemverstoringen tot een bepaalde diepte en omvang.
Het plangebied ligt volgens de concept beleidskaart in verwachtingszone I. Deze bestaat uit een buffer rondom de locaties waar Romeinse wegen worden vermoed. Voor deze gebieden geldt een zeer hoge verwachting voor het aantreffen van archeologische resten uit de Romeinse tijd. Hierbij wordt vastgehouden aan de wettelijke grens van 100 m² voor de oppervlakte van het plangebied. Omdat de vindplaatsen uit de Romeinse tijd in het merendeel van deze verwachtingszone bedekt zijn geraakt door de afzettingen van de Laag van Poeldijk, liggen de vindplaatsen niet direct onder het maaiveld. In deze zone worden bodemingrepen dan ook vrijgesteld van archeologisch onderzoek tot een diepte van 50 cm –mv.
Uit het onderzoek van april en juli 2012 (uitgevoerd door Delftse Archeologische Notitie 22) is gebleken dat binnen het plangebied een zeer hoge verwachting voor de aanwezigheid van archeologische waarden geldt. Er dient derhalve rekening te worden gehouden met (een) archeologische vindplaats(en). Als advies is dan ook opgenomen dat deze verwachting en de bodemgesteldheid van het plangebied dient te worden getoetst door middel van een verkennend booronderzoek.
Bij uitvoering van dit booronderzoek is gebleken dat er binnen het plangebied geen archeologische indicatoren aanwezig zijn. Er wordt daarom geadviseerd om geen archeologisch vervolgonderzoek uit te voeren.
Conclusie
Vanwege het ontbreken van aanwijzingen voor archeologische vindplaatsen wordt geadviseerd geen archeologisch vervolgonderzoek uit te voeren. Indien bij werkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen dienen deze conform de Monumentenwet 1988, artikel 53 bij het Rijk gemeld te worden.
Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving
4.1 Planvorm
4.1.1 Wettelijk voorgeschreven standarisering
De planregels en de planverbeelding van dit bestemmingsplan zijn overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen als gepubliceerd door het ministerie van VROM (SVBP 2008) en als wettelijk voorgeschreven in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 (Staatscourant 2008, nr. 377, van 30 oktober 2008).
Daarnaast zijn in de planregels de standaardregels opgenomen als geboden in artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening. In een apart artikel zijn de bijzondere gebruiksverboden opgenomen voor alle bestemmingen, welke verboden aansluiten op het wettelijk verbod als neergelegd in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening. Voor uitleg van die planregels wordt verwezen naar de toelichting op het Besluit ruimtelijke ordening en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008, in samenhang met de jurisprudentie over die uitleg.
Voorts is de "Werkafspraak terminologie Wabo in Standaard voor Vergelijkbare bestemmingsplannen" van september 2010 verwerkt. Die werkafspraak in het kader van de ministeriële regeling is gemaakt met het oog op de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010.
4.1.2 Aanvulling en geoorloofde afwijking van de SVBP 2008
De planregels en planverbeelding van dit bestemmingsplan zijn toegesneden op de specifieke behoefte aan planregulering voor het gegeven plangebied. In de hierna volgende paragrafen is de aan het bestemmingsplan eigen plansystematiek toegelicht voor zover die een aanvulling of een geoorloofde afwijking vormt van de SVBP 2008.
De planregels zijn voorts weergegeven in de specifieke opmaak die eigen is aan het adviesbureau dat het plan heeft vervaardigd. Met deze opmaak wordt aangesloten op de juridische planvorming door dat bureau die in deze toelichting is weergegeven en gemotiveerd.
4.1.3 Systematiek van de planregels
Opbouw planregels
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
- inleidende regels;
- bestemmingsregels;
- algemene regels;
- overgangs- en slotregel.
Inleidende regels
Begrippen (Artikel 1)
Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Wijze van meten (Artikel 2)
Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
Bestemmingsregels
De bestemmingsregels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
- doeleindenomschrijving (gebruiksregels);
- bouwregels;
- nadere eisen;
- afwijkingsregels.
Gebruiksregels
De doeleindenbeschrijving van de bestemming of de dubbelbestemming, waarvan opname in de planregels is geboden in artikel 3.1.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, is in de planregels voor elke bestemming in eerste instantie vervat in het onderdeel "Bestemmingsomschrijving". Van het onderdeel "Specifieke gebruiksregels" wordt in de planregels vooral gebruik gemaakt om regels te geven voor de onder de bestemming of dubbelbestemming vallende functieaanduidingen en bouwaanduidingen en andere aanduidingen.
Afwijkingsregels
In het onderdeel "Afwijken van de gebruiksregels" wordt alleen die afwijkingsbevoegdheid opgenomen die uitsluitend ziet op het gebruik. Zodra sprake is van het afwijken van de bouwregels - ook al vormt dat bouwen een (klein) onderdeel van het gebruik in ruime zin - wordt de bevoegdheid daartoe geplaatst in het onderdeel "Afwijken van de bouwregels".
Aanleggen of slopen
De aanlegregels of sloopregels zijn uitvoerig met het oog op een zorgvuldige verlening van de omgevingsvergunning daartoe, voor zover regels daarvoor niet reeds zijn voorzien in de Wet ruimtelijke ordening of het Besluit ruimtelijke ordening. De aanlegregels of sloopregels kennen de volgende onderverdeling:
- het aanlegverbod of sloopverbod zelf;
- de voorwaarden waaronder een omgevingsvergunning mag worden verleend en het inwinnen van deskundigenadvies;
- de specifieke aanlegverboden of sloopverboden met de daarop gegeven uitzonderingen.
Algemene gebruiksregels
In het artikel "Algemene gebruiksregels" zijn naast een verwijzing naar het algemene gebruiksverbod van artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, specifieke gebruiksverboden ter invulling van het algemene gebruiksverbod opgenomen. Daarin is onderscheid gemaakt tussen het verbod op het gebruik van gronden en het verbod op het gebruik van bouwwerken.
Overgangs- en slotregels
In het artikel "Slotregel" zijn de volgende onderdelen opgenomen: het onderdeel "Vervangen bestemmingsplannen" waarin een overzicht van de bestemmingsplannen en andere planregimes is opgenomen die met dit bestemmingsplan zijn vervangen; en het onderdeel "Citeertitel".
4.1.4 Systematiek van de planverbeelding
Wettelijke vereisten
De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Hierbij vormt de inhoud van de digitale versie de beslissende versie. De digitalisering brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi. De planverbeelding is digitaal vorm gegeven overeenkomstig de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. De digitale planverbeelding en de andere onderdelen van de dataset hebben het volgende planidentificatie-nummer gekregen:
- pbp00000034
De dataset bestaat uit:
- het GML-bestand van de planverbeelding;
- het XML-geleideformulier;
- de onderliggende bestanden zoals ondergrond en overige topografische informatie;
- de PDF- en HTML-bestanden voor respectievelijk de verbeelding van plantoelichting en planregels.
Leeswijzer verbeelding
Wegwijzer via internet
Met de digitalisering van ruimtelijke plannen is het lezen en interpreteren van de verbeelding (voorheen plankaart) een nieuwe aangelegenheid. Via de website www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen bestemmingsplannen (ook in voorbereiding zijnde plannen voor zover deze ter inzage zijn gelegd) worden ingezien. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is. Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie).
Zodra linksonder 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen. Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie getoond. Indien meer informatie is gewenst, kan worden doorgeklikt naar de toelichting en/of de regels van het plan.
Analoge verbeelding
Alhoewel de digitale verbeelding het uitgangspunt vormt, blijft het mogelijk het bestemmingsplan analoog in te zien. Het lezen van de analoge verbeelding is verschillend van de digitale verbeelding. Op de analoge verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes.
Bestemmingsvlak en bouwvlak
Vrijwel elke bestemming bestaat doorgaans uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. Soms komt het voor dat het bestemmingsvlak en het bouwvlak met elkaar samenvallen. Op de plankaart is dan uitsluitend een bouwvlak te zien (het bestemmingsvlak ligt hieronder).
Aanduidingen
Op de digitale plankaart is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen. Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeelden van functieaanduidingen zijn 'bedrijfswoning', 'detailhandel' en 'kantoor'. Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. Voorbeelden van bouwaanduidingen zijn 'gestapeld' en 'onderdoorgang'. Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen.
4.2 Bestemmingsregeling
4.2.1 Bestemmingen
Artikel 3 Groen:
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden.Artikel 4 Verkeer-VerblijfsgebiedDe voor Verkeer-Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals voet- en fietspaden, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, reclame-uitingen en water.
Artikel 5 Wonen
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen en water.
Hoofdstuk 5 Handhaving
Handhaven op maat 2011-2014
Op 1 februari 2011 hebben burgemeester en wethouders van Westland de beleidsnota 'Handhaven op maat' vastgesteld. Hierin zijn de doelen en richting voor milieuhandhaving en bouw- en woningtoezicht voor de komende vier jaren beschreven. De gemeente Westland wil een prettige woon-, werk- en leefomgeving voor haar burgers en ondernemers. Dat wil de gemeente bereiken door de duurzaamheid, veiligheid en leefbaarheid in het Westland te vergroten en te waarborgen. Handhaving is hierbij één van de middelen die hiervoor wordt ingezet. Handhaving is dus geen doel op zich, maar een onderdeel van de reguleringsketen (ontwikkeling wet - en regelgeving – normstelling – vergunningverlening – uitvoering – toezicht -handhaving). De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee vooral om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, om handhavend optreden hiertegen goed mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming. Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid van in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft het team bouw- en woningtoezicht van de afdeling Ruimte, Omgeving en Veiligheid hierin een centrale taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van de prioriteitsstelling, een handhavingstraject ingezet.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening geldt de verplichting om bij een bestemmingsplan het kostenverhaal te regelen. In sommige gevallen is een exploitatieplan benodigd. Het opstellen van een exploitatieplan is voor dit plangebied niet nodig omdat alle gronden in bezit zijn van de gemeente en kostenverhaal via de uitgifteprijs plaatsvindt.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2.1 Overleg
In de periode van 4 december 2012 t/m 15 januari 2013 heeft over het voorontwerp van dit bestemmingsplan bestuurlijk overleg plaatsgehad als geboden in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierbij hebben de volgende instanties gereageerd:
- Stadsgewest Haaglanden
- Provincie Zuid-Holland
- Hoogheemraadschap van Delfland
- Veiligheidsregio Haaglanden
De overlegreacties hebben niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. De uitkomsten van het overleg, als bedoeld in artikel 3.1.6, eerste lid, onder c., van het Besluit ruimtelijke ordening, zijn hieronder opgenomen.
6.2.2 Zienswijzen
Van 7 juni 2013 tot 19 juli 2013 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter visie gelegen voor het indienen van zienswijzen, als bedoeld in artikel 3.8, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening in verbintenis met Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Gedurende de periode van tervisielegging zijn 15 zienswijzen ingediend. De ontvangen zienswijzen zijn beoordeeld. Voor een overzicht van de zienswijzen wordt verwezen naar Bijlage 6 van deze toelichting.
Hoofdstuk 7 Planverbeelding
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 1 Akoestisch onderzoek
Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 2 Archeologisch onderzoek
Bijlage 3 Bodemonderzoek
Bijlage 4 Waterstudie
Bijlage 5 Risico-analyse
Bijlage 6 Nota Van Beantwoording Zienswijzen
Bijlage 6 Nota van beantwoording zienswijzen
Bijlage 7 Staat Van Wijzigingen
Bijlage 7 Staat van wijzigingen
Bijlage 8 Bezonningstudie Huidige Situatie
Bijlage 8 Bezonningstudie huidige situatie