KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer
Artikel 4 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 5 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Antidubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Verwezenlijking In De Naaste Toekomst
Artikel 10 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Inleiding
2.2 Bestaande Situatie
2.3 Beoogde Situatie
Hoofdstuk 3 Nut En Noodzaak
3.1 Aanleiding
3.2 Verkeersonderzoek En Variantenstudie
3.3 Conclusie
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Inleiding
4.2 Rijksbeleid
4.3 Provinciaal Beleid
4.4 Gemeentelijk Beleid
4.5 Conclusie
Hoofdstuk 5 Sectorale Onderzoeken
5.1 Inleiding
5.2 Archeologie En Cultuurhistorie
5.3 Bodem
5.4 Ecologie
5.5 Externe Veiligheid
5.6 Industrielawaai
5.7 Luchtkwaliteit
5.8 Planologisch Relevante Kabels En Leidingen
5.9 Water
5.10 Wegverkeerslawaai
5.11 M.e.r.-beoordeling
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Algemeen
6.2 Inleidende Regels
6.3 Bestemmingsregels
6.4 Algemene Regels
6.5 Overgangsrecht En Slotregels
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Handhaving
Bijlage 1 Verkeersonderzoek
Bijlage 2 Onderzoek Varianten
Bijlage 3 Milieueffecten Directe Verbinding Maasdijk - Honderdland
Bijlage 4 Quickscan Flora- En Faunawet
Bijlage 5 Veldonderzoek Beschermde Soorten
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 7 Beantwoording Inspraakreacties
Bijlage 8 Beantwoording Reacties Wettelijk Vooroverleg
Bijlage 9 Nota Van Beantwoording Zienswijzen

Verbindingsweg Maasdijk-Maasdijkplein

Bestemmingsplan - gemeente Westland

Vastgesteld op 28-06-2016 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Verbindingsweg Maasdijk-Maasdijkplein van de gemeente Westland.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in één of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.4 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.5 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, dakopbouwen

de afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, dakopbouwen en bouwwerken, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.6 bestaande bouwwerken

bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of vergund zijn om tot stand te zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.7 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.8 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.9 bevoegd gezag

het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.10 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.11 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.12 boveninsteek

de snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang.

1.13 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.14 geluidszone - industrie

de met de gebiedsaanduiding 'geluidszone - industrie' aangegeven zone, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.

1.15 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.16 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand, welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.17 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, waarbij plaatselijke, niet bij verder verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw ervan buiten beschouwing blijven; het bouwwerk wordt gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt maaiveld het hoogst is.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de loodrechte afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie

  1. a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 buitenwerkse maat

de maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.

2.5 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' (V) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook alsmede opstelstroken en busstroken;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. kruisingen en bruggen ter overbrugging van water;
  4. d. kruisingen met voet- en fietspaden;
  5. e. (hoofd)watergangen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. f. groenvoorzieningen, waaronder bermen, taluds en beplanting;
  7. g. straatmeubilair;
  8. h. voorzieningen van algemeen nut;
  9. i. geluidswerende voorzieningen;
  10. j. kunstwerken;
  11. k. bouwwerken, geen gebouw zijnde, die voor de wegenstructuur en de geleiding van het wegverkeer nodig zijn, zoals bruggen, dammen, verkeersborden en duikers.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting, ten hoogste 3 m bedraagt.

Artikel 4 Waarde - Archeologie - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' (WR- A-2) aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. In geval van strijdigheid, gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de betreffende gronden van toepassing zijn.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Waterstaat - Waterkering

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' (WS - WK) aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de waterkering. In geval van strijdigheid, gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de betreffende gronden van toepassing zijn.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 5.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Verbod op gebruik van gronden

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

8.1 Afwijkingsbevoegdheid voor afmetingen en maten

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan voor afwijkingen van voorgeschreven afmetingen en maten met maximaal 10 %.

8.2 Afwijkingsbevoegdheid voor kleine bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan voor:

  1. a. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een goothoogte van het hoogste 3 m ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes, mits de inhoud van deze gebouwtjes niet groter is dan 60 m3, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten;
  2. b. geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en de vorm van bestemmingsvlakken indien bij de definitieve uitmeting blijkt dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken, met dien verstande dat de veranderingen maximaal 2 m mogen bedragen;
  3. c. afwijkingen van het bestemmingsplan ten einde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling of situering blijkt, dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk zou zijn en de afwijking van zo ondergeschikte aard blijft, dat de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast;
  4. d. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bestemmingen of van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, met dien verstande dat de overschrijdingen niet meer mogen bedragen dan 3 m;
  5. e. het afwijken van deze planregels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken, riooloverstort kelders, boven- en ondergrondse containerruimten, en informatie- en reclameborden;
  6. f. Van de regels mag slechts worden afgeweken, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, zoals bepaald in dit bestemmingsplan, van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 9 Verwezenlijking In De Naaste Toekomst

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - verwezenlijking in naaste toekomst' wordt de verwezenlijking van het plan in de naaste toekomst urgent geacht.

Artikel 10 Overige Regels

Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Verbindingsweg Maasdijk-Maasdijkplein'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Westland heeft in samenwerking met de provincie Zuid-Holland het (infrastructurele) 3-in-1-project gerealiseerd. Met dit project is Westland beter bereikbaar geworden en is de verkeersveiligheid vergroot. Onderdeel van het project was het vervangen van de Oranjesluisweg als provinciale weg door twee zogeheten 'turboverkeerspleinen' (knooppunt Westerlee en het Maasdijkplein) en een nieuwe provinciale weg (N223/Twee Pleinenweg) tussen de A20 bij Westerlee en de Maasdijk (N220).

Vanuit de kern Maasdijk is sinds de besluitvorming over het 3-in-1 project aandacht gevraagd voor de afbreuk die het ontwerp doet aan de sociaal maatschappelijke relatie tussen de kern Maasdijk en de rest van Westland. De bezwaren hadden vooral betrekking op de omrijdafstanden die ontstaan na realisering van het plan. Door het opnemen van een verkeerstunnel bij knooppunt Westerlee en een verkorte verbinding tussen het te ontwikkelen bedrijventerrein Honderdland fase 2 en de Maasdijk (N220), zijn de omrijdafstanden tot een minimum beperkt en is de belangrijke sociale relatie geborgd.

Uitgangspunt was dat de kern Maasdijk via de verkorte verbinding en het te ontwikkelen bedrijventerrein Honderdland fase 2 zou worden aangesloten op het Maasdijkplein en de verkeerstunnel bij knooppunt Westerlee. De ontwikkeling van bedrijventerrein Honderdland fase 2 wordt echter minder snel gerealiseerd dan bij aanvang van het 3-in-1 project was voorzien. Vanwege de belangrijke sociaal-maatschappelijke relatie tussen de kern Maasdijk en de rest van Westland, heeft de gemeente(raad) op 8 juli 2014 besloten de aanleg van een directe verbindingsweg tussen de Maasdijk (N220) en het Maasdijkplein (N223) in tijd naar voren te halen en als een afzonderlijk project te realiseren. Deze directe verbindingsweg vervangt (grotendeels) de verbinding Oranjesluisweg – Maasdijk (N220), die door het 3-in-1 project is komen te vervallen en zorgt voor een goede verkeersverbinding met Westland.

Hiermee wordt de aanleg in combinatie met de realisatie van Honderdland fase 2 verlaten en wordt de verbindingsweg een onafhankelijk project. Vanuit haar verantwoordelijkheid naar de inwoners van de kern Maasdijk beschouwt de gemeente Westland de aanleg van deze verbinding als een belangrijke gemeentelijke taak. Deze beoogde verbindingsweg past niet binnen het geldende bestemmingplan. Met het voorliggende bestemmingsplan maakt zij de verbindingsweg juridisch-planologisch mogelijk.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied ligt circa 800 m ten noorden van de kern Maasdijk. Noordwestelijk van het plangebied is het Maasdijkplein (N223) gerealiseerd als onderdeel van het 3-in-1-project. Dit turboverkeersplein is eind maart 2015 in gebruik genomen.

Ten oosten hiervan ligt een kassengebied dat is geconcentreerd rondom (de weg) Blauwhek. Ten zuidwesten van het plangebied ligt de Maasdijk (N220). Het bestemmingplan omvat uitsluitend de gronden die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het project. De globale ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

Het plangebied is afgestemd op het benodigde ruimtebeslag als gevolg van de nieuwe verkeersfunctie (t.b.v. de directe verbindingsweg) en de technische uitvoerbaarheid van het project.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.pbpVerbindingswegM-VA01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan vervangt ter plaatse van het plangebied het bestemmingsplan 'Buitengebied'. Dit bestemmingsplan is op 10 februari 2000 vastgesteld door de toenmalige gemeenteraad van Naaldwijk.

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt de bestaande en beoogde situatie beschreven. De nut en noodzaak van de ontwikkeling wordt in hoofdstuk 3 aangetoond. In hoofdstuk 4 wordt aangetoond dat de beoogde ontwikkeling voldoet aan de beleidskaders van het Rijk, de provincie, de regio en de gemeente.

In hoofdstuk 5 wordt onderzoek op het gebied van milieu, water, ecologie, archeologie en cultuurhistorie behandeld. In hoofdstuk 6 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de bestaande situatie. Vervolgens wordt een beschrijving gegeven van de verbindingsweg die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt.

2.2 Bestaande Situatie

Het plangebied ligt in de polder Honderdland. Deze polder wordt begrensd door de Maasdijk (N220), Twee Pleinenweg, Oudedijk en Nolweg. Op het historisch kaartfragment uit 1912 is te zien dat het plangebied destijds nog onbebouwd was. Het zuidelijke gedeelte van de polder is aan het begin van deze eeuw ontwikkeld als bedrijventerrein Honderland fase 1. Het gebied ten noorden daarvan zal herontwikkeld worden van glastuinbouwgebied tot het nieuwe bedrijventerrein Honderdland fase 2. In het plangebied bevinden zich in de bestaande situatie naast kassen ook enkele (bedrijfs)woningen, te weten:

  • Blauwhek 10;
  • Blauwhek 19;
  • Blauwhek 21a;
  • Maasdijk 23.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.pbpVerbindingswegM-VA01_0002.jpg"

Figuur 2.1 Historisch kaartfragment polder Honderdland in 1912 (bron: www.watwaswaar.nl)

Het plangebied wordt in het zuidwesten begrensd door de woonbebouwing, kassen en bedrijfsgebouwen die zijn georiënteerd op de Maasdijk (N220) en Blauwhek. Aan de noordoostzijde van het plangebied liggen voornamelijk kassen. Het gebied wordt in de huidige situatie ontsloten vanaf Blauwhek op de Maasdijk (N220), door middel van een smalle oprit.

Ten noorden van het plangebied is de verbinding Westerlee - Maasdijk gerealiseerd als onderdeel van het 3-in-1-project. Het Maasdijkplein (N223), direct ten noorden van het plangebied, betreft een zogeheten 'turboverkeersplein'. Het verkeersplein bestaat uit een 4-taks rotonde die met verkeerslichten wordt geregeld.

De Maasdijk (N220) vormt een hoge route door Westland in de richting van Hoek van Holland en 's-Gravenzande en een barrière tussen het woongebied van de kern Maasdijk en de polder Honderdland. Opritten, zowel aan de zijde van de polder Honderdland als aan de zijde van de kern Maasdijk, geven toegang tot de Maasdijk (N220).

Gedeeltelijk heeft de Maasdijk (N220) nog een functie voor regionaal doorgaand verkeer richting Hoek van Holland. In het 3-in-1-project is het knooppunt Westerlee gereconstrueerd en via de Twee Pleinenweg en het Maasdijkplein (N223) aangesloten op de Tweede ontsluitingsweg Hoek van Holland.

In figuur 2.2 is de bestaande situatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.pbpVerbindingswegM-VA01_0003.jpg"

Figuur 2.2 Bestaande situatie

2.3 Beoogde Situatie

Dit bestemmingsplan maakt een nieuwe (directe) verbindingsweg tussen de Maasdijk (N220) en het Maasdijkplein (N223) mogelijk. De verbindingsweg is een gebiedsontsluitingsweg met een 50/60 km/h regime, grotendeels bestaand uit één rijbaan met daarop voor beide rijrichtingen één rijstrook. De weg wordt vanaf het Maasdijkplein verlengd tot voorbij Blauwhek en net ten zuiden van de woning Maasdijk 23 aangesloten op de Maasdijk (N220). De verbindingsweg sluit door middel van een kruising ter plaatse van de huidige woning Blauwhek 10 aan op Blauwhek langs het perceel Blauwhek 27. Als in de toekomst ook het bedrijventerrein Honderdland fase 2 ontwikkeld wordt, zal dit kruispunt worden vervangen door een rotonde. Tijdens de werkzaamheden voor de verbindingsweg blijft de huidige ontsluiting van Blauwhek/Oudedijk geborgd.

Het wegontwerp wordt zo ingericht, dat weg verkeer op de Maasdijk (N220) komend vanaf het zuiden de nieuwe verbinding als logische rijdroute ervaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.pbpVerbindingswegM-VA01_0004.jpg"

Figuur 2.3 Toekomstige situatie verbindingsweg (bron: IV Infra)

Het voornemen is 2016 te starten met de realisatie van de directe verbindingsweg. De planning is om de weg eind 2017/begin 2018 in gebruik te nemen. Hiermee spant de gemeente zich in om zo snel mogelijk een directe verbinding tussen de kern Maasdijk en de rest van Westland te realiseren.

Hoofdstuk 3 Nut En Noodzaak

3.1 Aanleiding

De verbinding Westerlee - Maasdijk (Twee Pleinenweg) is een nieuwe weg tussen de A20 bij Westerlee en de Maasdijk (N220). Deze verbinding maakt deel uit van het 3-in-1 project en vervangt de Oranjesluisweg als provinciale weg.

Vanuit de kern Maasdijk is sinds de besluitvorming over het 3-in-1 project aandacht gevraagd voor de afbreuk die het ontwerp doet aan de sociaal maatschappelijke relatie tussen de kern Maasdijk en de rest van Westland. De bezwaren hadden vooral betrekking op de omrijdafstanden die ontstaan na realisering van het 3-in-1 project. Bewoners van de Groeneweg, de Oranjesluisweg, het St. Jorispad en een gedeelte van de Galgeweg zijn namelijk veelal per auto op de kern Maasdijk gericht voor basisscholen, winkels, sport- en andere verenigingen, kerken en dergelijke. Daarnaast zijn de inwoners van de kern Maasdijk weer aangewezen (per auto) op de kern Naaldwijk, voor voorzieningen die niet in Maasdijk aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.pbpVerbindingswegM-VA01_0005.png"

Figuur 3.1 Relatie Maasdijk zonder (blauw) en met(rood) de directe verbindingsweg

In de plannen van het 3-in-1 project is daarom een verkeerstunnel bij knooppunt Westerlee opgenomen. Daarnaast is in 2011 door een verkeersonderzoek bekeken, hoe de omrijdbeweging via het bedrijventerrein Honderdland verminderd zou kunnen worden. Dit onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 1 en heeft geresulteerd in het opnemen van een verkorte verbinding tussen Honderdland/Maasdijkplein en de kern Maasdijk in de plannen van het bedrijventerrein Honderdland fase 2.

In 2013 is door een (aanvullende) studie nader bekeken, hoe de totstandkoming van een directe verbinding tussen de kern Maasdijk en Westland geborgd kon worden vanwege de minder snelle realisering van Honderland fase 2. Deze studie is opgenomen in bijlage 2 en heeft geresulteerd in het huidige voorkeurstraject van de directe verbindingsweg.

Vanwege de belangrijke sociaal-maatschappelijke relatie tussen de kern Maasdijk en de rest van Westland, heeft de gemeente(raad) op 8 juli 2014 besloten de aanleg van de directe verbindingsweg conform figuur 2.3 in tijd naar voren te halen en als een afzonderlijk project te realiseren.

3.2 Verkeersonderzoek En Variantenstudie

In onderstaande paragraaf worden de bovengenoemde onderzoeken nader besproken.

Verkeersonderzoek direct verbinding Honderdland - Maasdijk (N220)

In dit onderzoek zijn twee varianten onderzocht, beoordeeld en onderling vergeleken. Het gaat hierbij om het referentieontwerp (het definitief wegontwerp Westerlee - Maasdijk conform het 3-in-1 project) en een variant waarin een verkorte verbinding tussen Honderdland/Maasdijkplein en de kern Maasdijk opgenomen is. Uit het onderzoek blijkt dat de variant met een directe verkeersverbinding vanuit verkeerskundig perspectief de voorkeur heeft.

Voor het onderzoek zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Er dient een zo kort mogelijke route gevonden te worden;
  • De nieuwe verbindingsweg moet vanwege een logische rijdroute ten noorden van de kern Maasdijk aangelegd worden;
  • De nieuwe weg dient geen nadelige gevolgen te hebben voor de toekomstige ontsluitingsmogelijkheden en de ontwikkeling van het bedrijventerrein Honderdland fase 2;
  • De Maasdijk als waterkering moet gehandhaafd blijven. De Maasdijk ligt circa 5 m hoger dan het beoogde tracé, waardoor rekening dient te worden gehouden met het inpassen van een helling met een behoorlijke lengte;
  • Woonbebouwing langs de Maasdijk (N220) moet zoveel mogelijk worden bespaard. Dit betekent dat aansluiting van de Maasdijk (N220) moet worden gezocht tussen de bestaande woningen waar de afstand voldoende is om de nieuwe verbinding te projecteren;
  • Het huidige glastuinbouwgebied moet altijd ontsloten blijven.

Deze uitgangspunten resulteren in een verbinding tussen Maasdijkplein (N223) / Honderdland en de Maasdijk (N220), die aansluit ter hoogte van de woningen Maasdijk 23-25 (wat is aangemerkt als toekomstig uitgeefbaar gebied binnen de ontwikkeling Honderdland).

Variantenstudie

In 2013 bleek dat de ontwikkeling van Honderdland fase 2 minder snel zal worden gerealiseerd dan bij aanvang van deze ontwikkeling was voorzien en dat dit bedrijventerrein in 2020 nog niet volledig zou zijn ontwikkeld. Een snelle totstandkoming van een directe verbinding met Westland bleef echter gewenst in verband de oplevering van de verbinding Westerlee - Maasdijk in 2015 (om het tijdsconflict tot een minimum te beperken). Om die reden zijn in 2013 alternatieve verbindingen onderzocht. De bovengenoemde uitgangspunten uit 2011 zijn ook in dit onderzoek aangehouden.

Uit deze studie kwam variant D verkeerskundig beschouwd als beste naar voren. In deze variant is een directe verbinding opgenomen tussen zowel Honderdland en de kern Maasdijk terwijl ook Blauwhek/ Oudedijk zijn ontsloten. Deze variant is civieltechnisch uitgewerkt en verder geoptimaliseerd.

De gekozen variant is in figuur 3.2 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.pbpVerbindingswegM-VA01_0006.jpg"

Figuur 3.2 Gekozen variant verbindingsweg Maasdijk - Maasdijkplein (bron: Goudappel Coffeng)

3.3 Conclusie

De directe verbinding is korter en leidt daarmee tot een snellere reistijd en minder omrijdbewegingen. Vanuit de kern Maasdijk ontstaat bovenal een logische rijroute richting Westland en daarnaast vindt gewenste verkeersontlasting plaats op diverse andere wegen (o.a. Lange Kruisweg). Hiermee wordt de verkeersveiligheid vergroot. De afstand tussen de kern Maasdijk en de rest van Westland wordt door de verbinding verkleind. Verder kan door de directe verbinding het openbaar vervoer (bus) gebruik blijven maken van een korte route via de Maasdijk (N220)

Wanneer de directe verbinding niet op een korte termijn gerealiseerd wordt, dan zitten meerdere rotondes (Lange Kruisweg-N223 & Maasdijk N220-Honderdland fase 1) op hun maximale verkeerscapaciteit. Daarnaast ontstaat een reële kans op problemen met de verkeersafwikkeling, wanneer extra verkeer verwerkt moet worden (bijvoorbeeld bij calamiteiten of bij wegwerkzaamheden). Verder geldt een verslechterde sociaal-maatschappelijke relatie tussen de kern Maasdijk en de rest van Westland. Door de directe verbinding kan de rotonde Lange Kruisweg-N223 het verkeer wel verwerken en heeft deze voldoende extra restcapaciteit.

De gemeente Westland heeft kortom zorgvuldig onderzoek verricht naar verschillende varianten en de verkeerskundige effecten. Het voorliggende plan komt hierbij als beste variant naar voren en conflicteert bovendien niet met de toekomstige ontwikkeling van bedrijventerrein Honderdland fase 2. Hiermee is de nut en noodzaak van de verbindingsweg aangetoond.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de voor de ontwikkeling ruimtelijk relevante beleidskaders samengevat. Het gaat hierbij om beleidsdocumenten op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau.

4.2 Rijksbeleid

Op rijksniveau zijn op ruimtelijk gebied de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de meest relevante beleidsdocumenten.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.

Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 rijksdoelen geformuleerd:

  1. 1. de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  2. 2. de bereikbaarheid verbeteren;
  3. 3. zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Toetsing

Voor het plangebied is met name de tweede doelstelling relevant. Het Rijk wil samen met de decentrale overheden werken aan een robuust en samenhangend mobiliteitssysteem. Dit is noodzakelijk om een goede bereikbaarheid te kunnen garanderen. De decentrale overheden zijn verantwoordelijk voor een robuust en samenhangend mobiliteitssysteem waarin langzaam en recreatief verkeer een volwaardige plaats hebben. Over het verbeteren van de samenhang tussen de ruimtelijke ontwikkeling en infrastructuur maken de decentrale overheden en het Rijk via het MIRT en de gebiedsagenda's afspraken.

Geconcludeerd wordt dat de beoogde ontwikkeling in overeenstemming is met de bovengenoemde rijksdoelstelling. De directe verbinding leidt tot een snellere reistijd en minder omrijdbewegingen. Door de aanleg van de verbindingsweg ontstaat een meer robuust en samenhangend mobiliteitssysteem.

Ladder voor duurzame verstedelijking (SVIR/Bro)

Belangrijk uitgangspunt van het Bro is de toepassing van de zogenaamde 'duurzaamheidsladder' (artikel 3.1.6. van het Bro). Via de duurzaamheidsladder stimuleert het Rijk de herstructurering van bestaand stedelijk gebied om de ontwikkeling van nieuwe terreinen te verminderen. Dit draagt bij aan economische dynamiek, zorgvuldig gebruik van ruimte en infrastructuur en behoud van de leefbaarheid van het stedelijk en landelijk gebied.

De 3 stappen in de ladder

In het Bro staan de drie stappen van de ladder beschreven.

  1. 1. De voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.
  2. 2. Bezien moet worden in hoeverre die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.
  3. 3. Indien de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, moet worden beschreven in hoeverre van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Toetsing

Volgens de handreiking behorende bij de ladder voor duurzame verstedelijking valt de beoogde ontwikkeling onder 'overige stedelijke ontwikkelingen'. Hierin staat dat onder het begrip 'overige stedelijke ontwikkelingen' wordt verstaan: accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure. Gelet hierop wordt de in het plan voorziene directe verbindingsweg niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid van het Bro. Toetsing aan de ladder is daarom niet noodzakelijk. Er is overigens wel behoefte aan de nieuwe verbindingsweg. Hierop is nader ingegaan in hoofdstuk 3.

4.3 Provinciaal Beleid

Visie ruimte en mobiliteit (2014)

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.

Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:

  • ruimte bieden aan ontwikkelingen;
  • aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit;
  • allianties aangaan met maatschappelijke partners;
  • minder toetsen op regels en meer sturen op doelen.

Bij de VRM horen: de Visie ruimte en mobiliteit, de Verordening Ruimte, het Programma Ruimte en het Programma mobiliteit.

4 rode draden

In de VRM zijn 4 thema's te onderscheiden:

  1. 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is;
  2. 2. vergroten van de agglomeratiekracht;
  3. 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  4. 4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

Ten aanzien van dit bestemmingsplan zijn de meest relevante onderwerpen hieronder samengevat. Het betreft het onderwerp 'mobiliteitsnetwerk' en 'bestaande bebouwde ruimte'.

Beter benutten mobiliteitsnetwerk

De provincie wil het eigen netwerk op orde krijgen, opwaarderen en goed beheren en onderhouden. Daarbij ligt het primaat voor het verbeteren van personenvervoer in de dichtbevolkte gebieden bij de auto, het hoogwaardig openbaar vervoer (HOV) en de fiets.

Het mobiliteitsnetwerk wordt compleet gemaakt en beter benut. Dat vindt plaats door:

  • het op orde brengen en opwaarderen van het netwerk;
  • betere benutting infrastructuurnetwerk door afstemmen aanbod op vraag naar mobiliteit;
  • verbeteren van de balans tussen mobiliteit en de kwaliteit van de omgeving, zodat mobiliteit veilig is, de omgeving leefbaar is en bijgedragen wordt aan energietransitie en ruimtelijke kwaliteit.

Versterken greenports

Zuid-Holland kent onder de noemer greenports een aantal (glas)tuinbouwconcentratiegebieden die zich kenmerken door hun clusterwerking en de primaire productie en teelt van tuinbouwgewassen. De greenports vormen samen met het haven-industrieel complex het fundament van de Zuid-Hollandse economie. Evenals het havencomplex bevinden de greenports zich in een transitie. De provincie wil de greenports in Zuid-Holland waar mogelijk versterken en de transitie versnellen. Hierbij wordt het proces van verdergaande schaalvergroting, innovatie, verduurzaming en vervlechting van het logistieke netwerk van de greenports met de Rotterdamse haven steeds belangrijker.

Westland-Oostland is een glastuinbouwgebied en onderdeel van het stedelijk netwerk. Door herstructurering, modernisering en intensivering van het bestaande areaal moet dit economische cluster zich verder ontwikkelen.

Belangrijke opgave voor het Westland is het verbeteren van de interne ontsluitingsstructuur en integratie in het logistieke netwerk van de Rotterdamse haven.

Toetsing

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het provinciale wegennetwerk, zie figuur 4.1. De beoogde weg maakt echter wel een verbinding mogelijk tussen twee provinciale wegen: Maasdijk (N220) en Twee Pleinenweg (N223). Door realisatie van de weg wordt het infrastructuurnetwerk beter benut: de omrijdafstanden vanuit de kern Maasdijk naar de kernen Naaldwijk en 's-Gravenzande nemen immers af. Hiermee draagt het plan bij aan de doelstelling voor het mobiliteitsnetwerk en de greenport uit de VRM.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.pbpVerbindingswegM-VA01_0007.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.pbpVerbindingswegM-VA01_0008.jpg"

Figuur 4.1 Uitsnede kaart 2 Structuurvisie Ruimte en Mobiliteit (bron: provincie Zuid-Holland)

Beter benutten bestaande bebouwde ruimte

Het plangebied is op kaart 1 van de Structuurvisie aangeduid als 'bebouwde ruimte', zie figuur 4.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.pbpVerbindingswegM-VA01_0009.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.pbpVerbindingswegM-VA01_0010.jpg"

Figuur 4.2 Uitsnede kaart 1 Structuurvisie Ruimte en Mobiliteit (bron: provincie Zuid-Holland)

Toetsing

De provincie wil de bebouwde ruimte beter benutten. Onder 'bebouwde ruimte' wordt het stelsel verstaan van de stedelijke agglomeratie, het systeem van kernen en linten en het logistiek-industrieel systeem. Tegelijkertijd is er het streven om de leefkwaliteit van die bebouwde ruimte te verbeteren. Verder blijven ook buiten de bebouwde ruimte nieuwe woon- en werklocaties mogelijk en wenselijk. De beoogde ontwikkeling betreft de aanleg van een nieuwe weg. Deze is passend binnen de bestaande bebouwde ruimte.

Verordening Ruimte 2014 (2014), Programma Ruimte, Programma Mobiliteit (2014)

De Verordening Ruimte 2014 vormt het juridisch instrumentarium van de provincie. De provincie kan dit instrument inzetten als er sprake is van provinciaal belang. De provincie beschouwt in ieder geval van provinciaal belang de in de visie opgenomen doelen en de uitwerking daarvan in het programma ruimte en mobiliteit. In de verordening staan de regels die de provincie stelt aan ruimtelijke ontwikkelingen.

Het Programma Ruimte is het strategische beleid uit de visie doorvertaald naar operationeel beleid en is aangegeven welke mix aan instrumenten de provincie voornemens is om in te zetten en aan wil bieden om deze doelen te realiseren. In het Programma Mobiliteit staan de ambities en de provinciale belangen ten aanzien van mobiliteit. De beoogde ontwikkeling betreft geen provinciale infrastructuur en is zodoende niet relevant voor het Programma Ruimte.

In het kader van de Verordening Ruimte 2014 is het onderwerp 'duurzame verstedelijking' relevant. Verwezen wordt naar paragraaf 4.2. Hierin is aangetoond dat de in het plan voorziene directe verbindingsweg niet aangemerkt is als een stedelijke ontwikkeling. Toetsing aan de provinciale ladder voor duurzame verstedelijking is daarom eveneens niet noodzakelijk. Er is overigens wel behoefte aan de nieuwe verbindingsweg. Hierop is nader ingegaan in hoofdstuk 3.

Daarnaast is het onderwerp 'Ruimtelijke kwaliteit' relevant. Dit artikel luidt als volgt:

Artikel 2.2.1 Ruimtelijke kwaliteit

Lid 1 Ruimtelijke ontwikkelingen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen

Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:

  1. a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
  2. b. als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard of schaal niet past binnen het gebied (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
    1. 1. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
    2. 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid;
  3. c. als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard en schaal niet past binnen het gebied (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
    1. 1. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied ook aandacht is besteed aan de overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
    2. 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid.

Toetsing

Het plangebied is op de kwaliteitskaart aangemerkt als 'Glastuinbouwgebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.pbpVerbindingswegM-VA01_0011.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.pbpVerbindingswegM-VA01_0012.png"

Figuur 4.3 Uitsnede kwaliteitskaart

Toetsing

In de structuurvisie is aangegeven dat een belangrijke opgave voor het Westland het verbeteren van de interne ontsluitingsstructuur en integratie in het logistieke netwerk van de Rotterdamse haven is.

Gelet op de ontwikkeling van een nieuwe verbindingsweg kan in het licht van de Verordening Ruimte 2014 worden gesproken van 'aanpassing'. Op de zorgvuldige inpassing van de functie is nader ingegaan in Hoofdstuk 3.

Lid 2 Uitzonderingen vanwege beschermingscategorieën

  1. a. Een bestemmingsplan voor een gebied met beschermingscategorie 1, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op Kaart 7 Beschermingscategoriëen ruimtelijke kwaliteit, kan niet voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in het eerste lid, onder b en c, tenzij het gaat om de ontwikkeling van bovenlokale infrastructuur of van natuur of om een in het Programma ruimte uitgezonderde ruimtelijke ontwikkeling en voorts wordt voldaan aan de onder b en c gestelde voorwaarden.
  2. b. Een bestemmingsplan voor een gebied met beschermingscategorie 2, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op Kaart 7 Beschermingscategoriëen ruimtelijke kwaliteit, kan niet voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in het eerste lid, onder c, tenzij het gaat om de ontwikkeling van bovenlokale infrastructuur of van natuur of om een in het Programma ruimte uitgezonderde ruimtelijke ontwikkeling en voorts wordt voldaan aan de onder c gestelde voorwaarden.

Toetsing

Het plangebied valt niet in één van de bovengenoemde beschermingscategoriëen.

Lid 3 Aanvullende ruimtelijke maatregelen

  1. a. De aanvullende ruimtelijke maatregelen kunnen bestaan uit (een combinatie van):
    1. 1. duurzame sanering van leegstaande bebouwing, kassen en/of boom- en sierteelt;
    2. 2. wegnemen van verharding;
    3. 3. toevoegen of herstellen van kenmerkende landschapselementen;
    4. 4. andere maatregelen waardoor de ruimtelijke kwaliteit verbetert.
  2. b. De onder a genoemde maatregelen worden in beginsel getroffen binnen hetzelfde plangebied als de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling, tenzij kan worden gemotiveerd dat dat niet mogelijk is. In dat geval kunnen ook ruimtelijke maatregelen elders in de motivering inzake ruimtelijke kwaliteit worden betrokken.
  3. c. In afwijking van sub b kan het bevoegd gezag in plaats van het treffen van ruimtelijke maatregelen een (gedeeltelijke) financiële compensatie verlangen door middel van een storting in een kwaliteitsfonds, dat is ingesteld op basis van de door Provinciale Staten vastgestelde regeling voor kwaliteitsfondsen, mits de daadwerkelijke uitvoering van de compenserende ruimtelijke kwaliteitsmaatregelen afdoende is verzekerd.

Toetsing

Als gevolg van de ontwikkeling worden kassen en bedrijfsgebouwen gesaneerd. De restgronden worden op termijn ingericht als bedrijventerrein en vallen niet binnen het plangebied. De ruimtelijke maatregelen worden dan ook getroffen in het kader van de transformatie van het gebied Honderland fase 2.

Lid 4 Beeldkwaliteitsparagraaf

Een bestemmingsplan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt als bedoeld in het eerste lid bevat een motivering, bij voorkeur vervat in een beeldkwaliteitsparagraaf, waaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit ten minste gelijk blijft, voor zover het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling:

  • waarbij de richtpunten van de kwaliteitskaart in het geding zijn, of
  • die is gelegen op gronden binnen een beschermingscategorie als bedoeld in het tweede lid, onder a en b.

Toetsing

Omdat de richtpunten van de kwaliteitskaart niet in het geding zijn en het plangebied geen onderdeel uitmaakt van een beschermingscategorie is geen specifieke beeldkwaliteitsparagraaf opgenomen. In Hoofdstuk 3 is echter wel uitvoerig stilgestaan bij de ruimtelijke inpassing. Hieruit blijkt dat voorliggend plan zorgvuldig tot stand is gekomen.

4.4 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie Westland 2025-Perspectief 2040 (2013)

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.pbpVerbindingswegM-VA01_0013.png"

In het perspectief 2040, dat in dialoog met de samenleving tot stand is gekomen, staan de ambities voor de toekomst van Westland. Hierin staan ook de kernwaarden die de gemeente als meetlat gebruikt bij toekomstige afwegingen of ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt of niet. De gemeente zet zo eerst de stip op de horizon om aan te geven waar ze naartoe wil. Op basis daarvan gaat de gemeente aan de slag met ruimtelijke ontwikkelingen die ze dichter bij het geschetste perspectief brengen. Met deze visie op basis van de Wro faciliteert Westland de gewenste ontwikkelingen en stelt het tegelijkertijd het ruimtelijk kader tot 2025, met het besef dat de uitwerking aan vele partijen is. Westland wil ontwikkelingen mogelijk maken en niet opleggen onder het adagium 'alleen ga je sneller, samen kom je verder'. Voor het bestemmingsplan zijn de volgende thema's relevant: bereikbaarheid en economie (glastuinbouwcluster).

Toetsing

Wat betreft het thema bereikbaarheid geeft de structuurvisie het volgende aan. Om de doorstroming te verbeteren wordt ingezet op het beter benutten van de bestaande structuur, het aanpakken van de verkeersknooppunten en capaciteitsuitbreiding. Bij voorkeur worden infrastructurele aanpassingen in deze volgorde gedaan, omdat blijkt dat de knooppunten een beperkende factor zijn dan de capaciteit op wegvakken.

De aansluiting op het Maasdijkplein is/was voorzien in het kader van de ontwikkeling van bedrijventerrein Honderdland fase 2. Hierover geeft de structuurvisie onder meer het volgende aan. Het bedrijventerrein zal op twee punten ontsloten worden. Aan de noordzijde via een aansluiting op het Maasdijkplein (N223) die onderdeel uitmaakt van het 3-in-1-project. Aan de zuidzijde vindt de ontsluiting plaats via het huidige bedrijventerrein Honderdland fase 1. De verbindingsweg zorgt voor een goede (directe) ontsluiting van de kern Maasdijk op het 3-in-1 project.

Geconcludeerd wordt dat de aansluiting op het Maasdijkplein voorzien is in het kader van de ontwikkeling van het nieuwe bedrijventerrein.

Het was hierbij de bedoeling dat de kern Maasdijk via het te ontwikkelen bedrijventerrein Honderdland fase 2 zou worden aangesloten op de verkorte verbinding en de verkeerstunnel. De ontwikkeling van bedrijventerrein Honderdland fase 2 wordt echter minder snel gerealiseerd dan bij aanvang van het 3-in-1 project was voorzien. Vanwege de belangrijke sociaal-maatschappelijke relatie tussen de kern Maasdijk en de rest van Westland, heeft de gemeente(raad) op 8 juli 2014 besloten de aanleg van een directe verbindingsweg tussen de Maasdijk (N220) en het Maasdijkplein (N223) in tijd naar voren te halen en als een afzonderlijk project te realiseren.

Geconcludeerd wordt dat de beoogde ontwikkeling in overeenstemming is met de doelstellingen ten aanzien van het thema bereikbaarheid uit de structuurvisie.

Beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland (2006)

In de beleidsnotitie conventionele explosieven in Westland wordt beschreven hoe om moet worden gegaan met dieptewerkzaamheden op locaties die mogelijk conventionele explosieven bevatten. De basis voor het gemeentelijk beleid voor het opsporen van explosieven is de explosieven risicokaart. Deze kaart geeft een eerste indicatie van het mogelijke gevaar van dieptewerkzaamheden op bepaalde locaties in Westland.

Toetsing

In het plangebied zijn geen locaties aanwezig van mogelijke vindplaatsen van conventionele explosieven.

4.5 Conclusie

Het plan voldoet aan de doelstelling van het Rijk om de bereikbaarheid te verbeteren. De ontwikkeling voldoet ook aan de rijks- en provinciale doelstellingen op het gebied van duurzame verstedelijking.

In de gemeentelijke structuurvisie wordt de nieuwe directe verbindingsweg specifiek genoemd als een gewenste en te verwezenlijken ontwikkeling in het kader van de ontwikkeling van bedrijventerrein Honderdland fase 2. Gelet op de uitdrukkelijke wens van gemeenteraad en inwoners van Maasdijk heeft de gemeente Westland besloten om vanuit haar gemeentelijke verantwoordelijkheden de verbindingsweg als onafhankelijk project te realiseren, omdat de ontwikkeling van het bedrijventerrein minder snel tot ontwikkeling komt dan gedacht.

Hoofdstuk 5 Sectorale Onderzoeken

5.1 Inleiding

Om te toetsen of aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening wordt voldaan, is in dit hoofdstuk een aantal onderzoeken beschreven. Doel is aan te tonen dat de ontwikkeling van de verbindingsweg geen nadelige gevolgen heeft op onder andere de volgende milieuaspecten: archeologie, bodemkwaliteit, ecologie, externe veiligheid, kabels en leidingen, luchtkwaliteit, verkeer, water en wegverkeerslawaai. Per aspect wordt onderzocht of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

5.2 Archeologie En Cultuurhistorie

5.2.1 Toetsingskader

Rijksbeleid

De Wet op de archeologische monumentenzorg (een wijzigingswet van de Monumentenwet 1988) is het eindresultaat van de implementatie van het Europese Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed in de Nederlandse Wetgeving. De wet bevat 3 belangrijke uitgangspunten:

  • het streven naar behoud in situ van archeologische waarden;
  • het tijdig betrekken van de archeologische waarden in de ruimtelijke ordening door het opnemen van harde juridische eisen in bestemmingsplannen;
  • de verstoorder betaalt voor het onderzoek en de documentatie van archeologische waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Gemeentelijk beleid

Op 26 juni 2012 heeft de gemeente Westland haar archeologische beleidskaart vastgesteld. Op deze kaart is weergegeven waar in de gemeente (en in welke mate) kans is op het aantreffen van archeologische resten, uitgedrukt in een verwachtingszone. Aan deze verwachtingszones zijn ondergrenzen gekoppeld, die aangeven wanneer archeologisch onderzoek vanwege een voorgenomen ontwikkeling nodig is. De beleidskaart geeft een globaal inzicht in de te verwachten archeologie, in het bestemmingsplan wordt het beeld aangescherpt.

Het archeologiebeleid legt vast hoe de gemeente Westland met haar bodemarchief omgaat1. De gemeente Westland stelt met dit beleidsplan:

  1. 1. ondergrenzen vast (uitgedrukt in oppervlakte en diepte) die duidelijk aangeven of een initiatiefnemer dan wel vergunningaanvrager verplicht is archeologisch vooronderzoek te laten verrichten;
  2. 2. de in dit beleidsplan opgestelde normen vast teneinde deze normen op te nemen in alle bestemmingsplannen;
  3. 3. de beleidskaart vast.

Zones met archeologische waarden of verwachtingen

Op de gemeentelijke beleidskaart zijn vijf soorten zones met archeologische waarden en archeologische verwachtingen aangegeven. Voor alle zones gelden van elkaar verschillende vrijstellingsgrenzen.

Tabel 5.1 Overzicht van de vrijstellingsgrenzen t.a.v. archeologisch onderzoek

beleidszone vrijstellingsgrens
verwachtingszone IV geen voorschriften
verwachtingszone III plangebied > 500 m2 & bodemingreep > 50 cm -mv
verwachtingszone II plangebied > 250 m2 & bodemingreep > 50 cm -mv
verwachtingszone I plangebied > 100 m2 & bodemingreep > 50 cm -mv
bekende archeologische vindplaats of zeer hoge verwachting plangebied > 0 m2 & bodemingreep > 30 cm -mv
rijksmonument monumentenvergunning via de RCE
  1. 1. Kerkhof 2012

5.2.2 Onderzoek archeologie

Ter plaatse van het plangebied geldt volgens de gemeentelijke archeologische verwachtingenkaart de Verwachtingszone II: dit betekent dat bij bodemingrepen tot 250 m²en een diepte van 50 cm -mv geen archeologisch onderzoek is vereist. Op figuur 5.1 is een uitsnede van de verwachtingskaart afgebeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.pbpVerbindingswegM-VA01_0014.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.pbpVerbindingswegM-VA01_0015.png"

Figuur 5.1 Uitsnede Archeologische beleidskaart gemeente Westland (blauwe cirkel is globale ligging plangebied)

Ter bescherming van deze waarden wordt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' in dit bestemmingsplan overgenomen.

5.2.3 Onderzoek cultuurhistorie

In het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig.

5.2.4 Conclusie

Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de vaststelling van het plan.

5.3 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het projectgebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek

Een weg is geen gevoelige bestemming op basis van de Wet bodembescherming. Dat betekent dat in het kader van het bestemmingsplan geen nader onderzoek plaats hoeft te vinden. Vanzelfsprekend is in het kader van de aanleg wél een bodemonderzoek nodig.

5.4 Ecologie

Toetsingskader

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur de uitvoering van het plan niet in de weg staan.

Natuurbeschermingswet

De Natuurbeschermingswet (1998) regelt de bescherming van gebieden die in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn beschermd moeten worden. De wet heeft zowel interne als externe werking.

Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet (Ffw) regelt de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen die voorzien in een bescherming van vogel-, planten- en diersoorten en hun leefomgeving. De planten en dieren kunnen op drie manieren beschermd worden: de soort beschermen, de leefomgeving beschermen en schadelijke handelingen verbieden.

De Ffw beschermt in beginsel alle flora en fauna. De in de Ffw opgenomen dier- en plantensoorten zijn (middels de AMvB, Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten behorende bij de Ffw) onderverdeeld in drie categorieën. Voor de soorten uit tabel 1 is geen ontheffing nodig bij ruimtelijke ingrepen of bestendig beheer. Wel blijft voor deze soorten de zorgplicht uit de Ffw van kracht. Voor de soorten uit tabel 2 kan een vrijstelling tot ontheffingsaanvraag gelden als de initiatiefnemer van ruimtelijke ontwikkelingen en beheer over een goedgekeurde gedragscode beschikt. Dit geldt ook voor de soorten uit tabel 3, als er sprake is van bestendig beheer en onderhoud. Voor andere ontwikkelingen bij soorten uit tabel 3 blijft een ontheffingsaanvraag verplicht.

Onderzoek en conclusie

Gebiedsbescherming

In de omgeving van het plangebied liggen geen beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Solleveld & Kapittelduinen' (Staelduinse Bos) ligt op ruim 1,7 km van het plangebied. Op circa 480 m afstand ten noorden van het plangebied is Ecologische Hoofdstructuur gelegen, zie figuur 5.2. Het betreft het Zwethkanaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.pbpVerbindingswegM-VA01_0016.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.pbpVerbindingswegM-VA01_0017.jpg"

Figuur 5.2 Uitsnede kaart 8 Ecologische Hoofdstructuur (bron: provincie Zuid-Holland)

Het plan bestaat uit de aanleg van een verbindingsweg waardoor de huidige verkeersstromen beter worden gestroomlijnd. Ten gevolge van de verbindingsweg zullen er geen extra motorvoertuigen gegenereerd worden. Wel zal de huidige verkeerstroom beter doorstromen, en daardoor minder uitstoot produceren, de congestie wordt verkleind. Negatieve effecten op beschermde natuurgebieden zijn uitgesloten.

Soortenbescherming

Om de mogelijke aanwezigheid van beschermde planten- en diersoorten te onderzoeken is een quickscan flora- en faunawet uitgevoerd. Deze quickscan is opgenomen in bijlage 4. Hieruit blijkt dat er algemene kleine grondgebonden zoogdieren en amfibieën kunnen voorkomen in en direct rond het gebied van de nieuwe verbindingsweg. Voor deze soorten bestaat een algemene vrijstelling van de Flora- en faunawet. Daarnaast komen er algemene broedvogels voor. In verband met het voorkomen van deze algemene broedvogels wordt aangeraden om te werken buiten het broedseizoen of op een manier dat de vogels niet tot broeden komen.

Verder kan het voorkomen van vleermuizen, vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen, rugstreeppad en

kleine modderkruiper niet worden uitgesloten. Effecten op deze soorten kunnen dan ook niet worden

uitgesloten.

Op grond hiervan is een gericht veldonderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde vleermuizen, vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen, amfibieën (rugstreeppad) en vissen (kleine modderkruiper). Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 5.

Uit de resultaten van het onderzoek komt naar voren dat in het gebied de laatvlieger, gewone en ruige

dwergvleermuizen foerageren en gewone dwergvleermuis er baltsplaatsen heeft. De baltsplaats is niet

locatie specifiek omdat baltsende dieren rondvliegen en ondertussen sociale geluiden uitzenden.

Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen, foerageren en

baltsen. Effecten op vleermuizen worden derhalve uitgesloten.

Vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen (huismussen en gierzwaluwen), amfibieën (rugstreeppad) en vissen (kleine modderkruiper) zijn niet vastgesteld. Wel komen er vogels voor die algemeen voorkomen in Nederland. In verband met het voorkomen van deze algemene vogels is het van belang om op een manier te werken dat nesten en eieren van vogels niet worden beïnvloedt.

Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op matig en zwaar beschermde soorten uitgesloten. De ontwikkeling is niet in strijd met het gestelde binnen de Flora en faunawet.

5.5 Externe Veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicorelevante inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of een nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor of over het water. De concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.

Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Bevi, zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

Risicovolle inrichtingen

In de omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig (bron: risicokaart).

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.pbpVerbindingswegM-VA01_0018.jpg"

Figuur 5.3 Uitsnede risicokaart (bron: www.risicokaart.nl)

Daarnaast betreft het plan de realisatie van een verbindingsweg. Binnen het plangebied worden geen functies mogelijk gemaakt waarbinnen personen kunnen verblijven. Het aspect risicovolle inrichting(en) vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

Transport gevaarlijke stoffen

Het plan voorziet in de aanleg van een nieuwe weg. Ten gevolge van de ontwikkeling worden de verkeersstromen gestroomlijnd. Over zowel de Rijksweg A20, als de Maasdijk (N220) worden gevaarlijke stoffen getransporteerd. Op voorhand is niet uit te sluiten dat over de verbindingsweg tussen deze twee wegen gevaarlijke stoffen getransporteerd gaan worden. Indien dit het geval is, dan is een kwantitatieve risicoanalyse noodzakelijk (QRA). Indien er geen sprake is van dit vervoer, dan vormt het aspect externe veiligheid op voorhand al geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

Buisleidingen

In het plangebied en de directe omgeving zijn geen risicorelevante buisleidingen aanwezig.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

5.6 Industrielawaai

Toetsingskader

Volgens de Wet geluidhinder dienen alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. Bedoelde inrichtingen – vroeger ook wel 'A-inrichtingen' genoemd – worden nader genoemd in het Besluit omgevingsrecht. Rondom deze industrieterreinen dient een geluidszone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Bij het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige functies dient rekening te worden gehouden met de zonering van industrielawaai. Nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) binnen de zonegrens zijn niet zonder meer toegestaan. Indien er binnen de 50 dB(A)-contour, de zonegrens van het industrieterrein, geluidsgevoelige functies (bijvoorbeeld woningen) mogelijk worden gemaakt, geldt een onderzoeksplicht. Wanneer er voor een locatie binnen de zone industrielawaai wordt aangetoond dat de geluidsbelasting onder de 50 dB(A) ligt, is de bouw van geluidsgevoelige functies op die locatie toegestaan. Bij een geluidsbelasting van meer dan 50 dB(A) kan door het bevoegd gezag een hogere grenswaarde worden vastgesteld tot maximaal 55 dB(A).

Onderzoek en conclusie

Het plangebied ligt binnen de geluidszone van het gezoneerde industrieterrein Europoort-Maasvlakte. In figuur 5.4 is deze zone ten opzichte van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.pbpVerbindingswegM-VA01_0019.png"

Figuur 5.4 Geluidszone ten opzichte van het plangebied (bron: provincie Zuid-Holland)

De betreffende zone is op de verbeelding opgenomen met een gebiedsaanduiding. Binnen de geluidszone kunnen geen nieuwe geluidsgevoelige objecten worden gebouwd, omdat een weg geen gevoelig object is.

Het aspect industrielawaai vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

5.7 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.

Tabel 5.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof toetsing van grenswaarde
stikstofdioxide (NO2)1) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
Fijn stof (PM2.5) jaargemiddelde concentratie 25 µg/m³
fijn stof (PM10)2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³
  1. 1. De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m³ overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
  2. 2. Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wm behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).

Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007

In de Regeling beoordeling luchtkwaliteit worden de regels voor het meten en berekenen van de gevolgen voor de luchtkwaliteit beschreven. Bij de berekening van de luchtkwaliteit wordt onderscheid gemaakt tussen verkeers- en industriële bronnen. Voor verkeer wordt onderscheid gemaakt tussen Standaard Rekenmethode 1 (SRM 1) betreffende stedelijke situaties met weinig hoogteverschillen; en Standaard Rekenmethode 2 (SRM 2) voor de bepaling van overige situaties. De luchtkwaliteit als gevolg van het extra wegverkeer is berekend met behulp van de door het Ministerie van VROM goedgekeurde rekensoftware NSL-rekentool. De NSL-rekentool kan berekeningen uitvoeren voor onder andere de maatgevende stoffen fijn stof (PM10) en stikstofdioxide, voor zowel SRM-1 wegen, als SRM-2 wegen. Er mag van een andere methode gebruik worden gemaakt indien deze is goedgekeurd door het Ministerie van VROM. In de Regeling beoordeling luchtkwaliteit is tevens aangegeven welke gegevens gebruikt worden bij het maken van de berekening en op welke wijze de berekeningsresultaten worden afgerond.

Onderzoek

Met behulp van de NSL-rekentool is de luchtkwaliteit ten gevolge van de gewijzigde verkeersstroom berekend. Hiervoor zijn de gegevens uit de NSL-monitoringstool gedownload en vervolgens ingelezen in de NSL-rekentool. Voor de nieuwe verbindingsweg is vervolgens het effect op de luchtkwaliteit in beeld gebracht. De Maasdijk is hierbij bewust buiten beschouwing gelaten, daar de intensiteit hier met circa 10.000 motorvoertuigen per etmaal afneemt, en dit mogelijk een vertekend beeld laat zien ten opzichte van de effecten van de nieuwe wegen.

Voor de nieuwe wegen is voor wat betreft de uitgangspunten aangesloten bij de uitgangspunten uit het document: "Milieueffecten directe verbinding Maasdijk - Honderdland" zoals opgesteld door Goudappel Coffeng. In tabel 5.3 zijn de verkeersintensiteiten weergegeven.

Tabel 5.3 Verkeersintensiteiten

Weg Motorvoertuigen dagperiode Motorvoertuigen avondperiode Motorvoertuigen nachtperiode
wegvak 7 10.296 1.560 1.040
wegvak 8 8.712 1.320 880
wegvak 9 12.830 1.944 1.296

Op 10 meter afstand van de wegen zijn rekenpunten voorzien om de luchtkwaliteit langs de wegen te berekenen. Deze rekenpunten zijn gekoppeld aan alle SRM-2 wegen binnen een straal van 5 km, en alle SRM-1 wegen binnen een straal van 70 meter.

Resultaten

Uit de NSL-rekentool blijkt dat zowel voor stikstofdioxide, als fijn stof voldaan wordt aan de normen uit de Wet milieubeheer, zoals opgenomen in tabel 5.2. In figuur 5.5 zijn de rekenresultaten weergegeven. De maximale gehalte stikstofdioxode bedraagt 33,0 µg/m³, het maximale gehalte fijn stof PM10 22,6 µg/m³, het maximale gehalte fijn stof PM2.5 bedraagt 14,1 µg/m³, en het maximale aantal overschrijdingsdagen voor de 24-uursnorm voor fijn stof bedraagt 12 dagen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.pbpVerbindingswegM-VA01_0020.png"

Figuur 5.5: Rekenresultaten luchtkwaliteit

Conclusie

Ter plaatse van zowel het plangebied, als omliggende woningen is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat, ook na de realisatie van de verbindingsweg.

5.8 Planologisch Relevante Kabels En Leidingen

Toetsingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.

Onderzoek en conclusie

In het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen of hoogspanningsverbindingen aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in dit bestemmingsplan geen rekening te worden gehouden. Voorafgaand aan de werkzaamheden zal overigens een KLIC-melding worden gedaan om de ligging van deze overige leidingen in beeld te brengen. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

5.9 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Visie Ruimte en Mobiliteit;
  • Verordening Ruimte 2014.

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft het Hoogheemraadschap van Delfland de strategische keuzes, de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. De complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen dwingen tot het stellen van prioriteiten. Het Hoogheemraadschap gaat het beheer en onderhoud van het watersysteem optimaliseren en zal daarbij flink investeren in waterkwaliteit, waterkeringen en het voorkomen van wateroverlast en watertekort. Voor de zuiveringstechnische infrastructuur ligt de nadruk op beheren, onderhouden en optimaliseren.

Ten slotte is in 2012 de nieuwe Handreiking Watertoets vastgesteld. De nieuwe handreiking biedt gemeenten, adviesbureaus en projectontwikkelaars handvatten voor de invulling van proces en inhoud van de watertoets voor ruimtelijke plannen op gemeentelijk niveau. De handreiking bestaat uit een procesdeel en een inhoudelijk deel. In het procesdeel wordt ingegaan op het watertoetsproces voor ruimtelijke planvorming. Het inhoudelijk deel bevat de vertaling van het actuele beleid van Delfland in ruimtelijke zin.

Gemeentelijk beleid

Het waterplan Westland 2009-2015, met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin worden onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2030 en de daarbij horende doelstellingen tot 2015 beschreven. Centraal hierin staan de thema's 'Droge voeten, levend water en zichtbaar water'. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart weergegeven. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies.

In het Gemeentelijk Rioleringsplan 2006-2010 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Binnen dit plan is er sprake van drie verschillende zorgplichten: afvalwater, hemelwater en grondwater. Het VGRP is dé plaats om het gemeentelijke beleid ten aanzien van deze zorgtaken te verankeren.

Huidige situatie

Het plangebied ligt ten noorden van de kern Maasdijk en bestaat grotendeels uit bebouwing, kassen en overige verharding. Daarnaast is een diversiteit aan oppervlaktewater aanwezig in het plangebied.

Bodem en grondwater

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse grotendeels uit zeeklei. Er is sprake van grondwatertrap IV. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand meer dan 0,4 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen de 0,8 m en de 1,2 m beneden maaiveld.

Waterkwantiteit

Het plangebied ligt binnen de Boezem van Delfland. Het gebied heeft een peil van -0,43 m NAP. Parallel aan de Maasdijk is een primaire watergang gelegen, daarnaast zijn er tussen de Maasdijk en de Oranjesluisweg diverse secundaire watergangen gelegen. De diverse oppervlaktewatergangen ten opzichte van het plangebied zijn weergegeven in figuur 5.6.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.pbpVerbindingswegM-VA01_0021.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.pbpVerbindingswegM-VA01_0022.jpg"

Figuur 5.6 Uitsnede Legger Wateren Delfland (bron: www.hhdelfland.nl)

Veiligheid en waterkeringen

De Maasdijk is een zogenaamde binnenwaterkering. Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen de kern- en beschermingszone van de Maasdijk. De ligging van deze waterkering is weergegeven in figuur 5.7.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.pbpVerbindingswegM-VA01_0023.png"

Figuur 5.7 Ligging waterkering langs Maasdijk.

De provincie Zuid-Holland is in overleg met het Hoogheemraadschap van Delfland in 2013 gestart met het onderzoek naar de waterkerende functie van de Maasdijk. Uit onderzoek naar aanleiding van nieuwe normen voor de primaire keringen blijkt dat de veiligheid van dit gebied zit in de voordeur, namelijk de zeewering en de dijk direct langs de Nieuwe Waterweg. Daardoor hoeft de Maasdijk geen functie als waterkering meer te hebben. Het is nog niet bekend wanneer het definitieve besluit tot wijziging van de Waterverordening en de Leggerwijziging wordt genomen.

Toekomstige situatie

Algemeen

Het plan voorziet in de realisatie van een verbindingsweg tussen de Maasdijk (N220) en het Maasdijkplein (N223). De weg wordt vanaf het Maasdijkplein verlengd tot voorbij Blauwhek 27. Vanaf dat punt wordt een verbindingsweg aangelegd naar de Maasdijk net ten zuiden van de woning Maasdijk 23. Daarmee voorziet de ontwikkeling in extra oppervlakteverharding.

Ten gevolge van de aanleg van de weg wordt in ieder geval één primaire watergang belemmerd. De nieuwe verbindingsweg zal aansluiten op de Maasdijk, waarlangs ten noorden parallel aan de Maasdijk een primaire watergang is gelegen. Met behulp van een duiker kan de watergang worden behouden. In goed overleg met het Hoogheemraadschap dienen hierover afspraken gemaakt te worden, en het aanvragen van een watervergunning is dan ook verplicht.

Veiligheid en waterkeringen

Omdat de ontwikkeling deels binnen zowel de kern- als de beschermingszone van de binnenwaterkering gelegen is, geldt ook voor dit aspect dat het aanvragen van een watervergunning noodzakelijk wordt geacht.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor ontwikkelingen gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in)filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Voor de ontwikkeling van een weg geldt dat er geen sprake is van afvalwater, maar alleen van hemelwaterriolering via straatkolken.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het Hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Waterstaat in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan ter plaatse van de kern- en beschermingszone van de Maasdijk de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen.

Het plan ligt binnen het huidige bestemmingsplan 'parapluherziening buitengebied Westland'. Hierbinnen is groen in de vorm van tuinen aanwezig en wat groen naast gelegen watergangen. In het toekomstig plan wordt naast de weg ook openbaar groen aangelegd. Aangenomen wordt dat dit elkaar opheft en dat daardoor het onverhard oppervlak binnen het plangebied gelijk blijft. Hierdoor is watercompensatie niet noodzakelijk. Voor de aanleg van de rotonde worden er gedeeltes van twee watergangen gedempt, hiervoor moet een watervergunning aangevraagd worden.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

5.10 Wegverkeerslawaai

Beoogde ontwikkeling

Het plan betreft de aanleg van een nieuwe weg en de reconstructie ter hoogte van de aansluiting op de Maasdijk (N220). Een uitgangspunt in het onderzoek is de realisatie van de rotonde.

Nieuwe situatie

Het nieuw aan te leggen wegdeel wordt gezien als nieuwe weg in het kader van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh). Om de effecten op de bestaande geluidsgevoelige functies in beeld te brengen dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd.

Reconstructie situatie

In het kader van de Wgh dient bij een fysieke wijziging aan de weg akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Aangezien de Maasdijk (N220) fysiek zal wijzigen is reconstructie onderzoek noodzakelijk voor de geluidsgevoelige functies (woningen) die binnen de wettelijke geluidszone van de betreffende reconstructie liggen.

In een akoestisch onderzoek wordt gerekend met een referentiesituatie over 10 jaar. In dit geval is dat het jaar 2027. In de verkeersprognoses van de gemeente Westland is op dat moment het bedrijventerrein Honderdland fase 2 afgerond. Dat betekent dat modelmatig op de verbindingsweg die nu mogelijk gemaakt wordt veel meer verkeer rijdt. De ontwikkeling bedrijventerrein Honderdland fase 2 is echter planologisch nog niet mogelijk. Dit onderzoek houdt daarom rekening met 2 scenario's. In de eerste variant is gerekend met de verkeersprognoses van 2027. Dat betekent dat in deze cijfers het verkeer van bedrijventerrein Honderdland fase 2 meegerekend is. Het tweede scenario geeft inzicht in de situatie in 2027 waarin alleen de verbindingsweg gerealiseerd is.

De gemeente Westland vindt het van belang om beide scenario's door te rekenen. Het eerste scenario omdat dit aansluit bij het gemeentelijk verkeersmodel en hiermee inzicht wordt geboden in de waarschijnlijke eindsituatie. Op basis hiervan worden ook de hogere waarden verleend en maatregelen uitgevoerd.

Het tweede scenario dient om in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzicht te geven in de effecten die optreden als gevolg van de realisatie van alleen de verbindingsweg aan de gevels van bestaande woningen ten noorden van de verbindingsweg.

Onderzoek en conclusie

Uit het onderzoek, zie bijlage 6, wordt geconcludeerd dat ten gevolge van de fysieke wijziging aan de Maasdijk (N220) geen reconstructiesituaties ingevolge de Wgh optreden.

Ten gevolge van het verkeer op de nieuwe weg wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden aan de gevels van een tweetal woningen, Maasdijk 25 en Blauwhek 27. Voor de woning Maasdijk 36 zijn geen hogere waarden benodigd, een aandachtspunt hierbij is dat het scherm met een hoogte van 1 meter gerealiseerd moet worden.

Met de realisatie van een scherm met een hoogte van 1,20 meter hoogte en een lengte van ca. 73 meter zijn geen hogere waarden meer benodigd voor woning Maasdijk 25. Dit scherm zal gerealiseerd worden.

Aangezien verdere maatregelen niet mogelijk, gewenst en/of doelmatig zijn, dient een besluit tot vaststelling van hogere waarden te worden voorbereid voor de woning Blauwhek 27. Een overzicht van de hogere waarden staat in tabel 5.3.

Tabel 5.1 Ontheffingswaarden zonder maatregelen

Adres Ontheffingswaarde Geluidsbron
Blauwhek 27 51 dB Nieuwe weg

In scenario 2 waarbij de woningen ten noorden van de nieuwe verbindingsweg nog aanwezig zijn is op de woning Blauwhek 21 sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde met 2 dB. Voor deze woning is dan ook een hogere waarde nodig.

Tabel 5.4 Ontheffingswaarde

Adres Ontheffingswaarde Geluidsbron
Blauwhek 21 50 dB Nieuwe weg

5.11 M.e.r.-beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten, die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusies

Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijk negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.

Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving

6.1 Algemeen

Verantwoording planvorm en plangrens

Dit bestemmingsplan vormt het juridisch planologisch kader waarbinnen de realisatie van de directe verbindingsweg Maasdijk (N220) - Maasdijkplein (N223) mogelijk is. Bij de afbakening van het plangebied is uitgegaan van het wegontwerp zoals dat in paragraaf 2.3 toegelicht is. Dit bestemmingsplan omvat daarbij niet alleen het verhard oppervlak van de weg, maar ook naastgelegen bermen, taluds en bijbehorende voorzieningen. Bovendien is rekening gehouden met een beperkte mate van flexibiliteit om de verdere civieltechnische optimalisering van de weg niet onmogelijk te maken. Dit betekent dat gekozen voor een relatief strak afgebakende plangrens met enige mate van ruimte voor flexibiliteit.

Op figuur 6.1 is het wegontwerp weergegeven binnen de grens van het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.pbpVerbindingswegM-VA01_0024.jpg"

Figuur 6.1 Ligging wegontwerp binnen het plangebied

Planregels

In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de planregels. De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:

  1. 1. inleidende regels;
  2. 2. bestemmingsregels;
  3. 3. algemene regels;
  4. 4. overgangs- en slotregels.

6.2 Inleidende Regels

Begrippen (Artikel 1)

De begrippen die in het bestemmingsplan gebruikt worden zijn in dit artikel gedefinieerd. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Wijze van meten (Artikel 2)

Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

6.3 Bestemmingsregels

Het hoofdstuk Bestemmingsregels bevat de regels die specifiek gelden voor de bestemmingen in dit plan. Hieronder volgt per bestemming een korte toelichting.

Verkeer (Artikel 3)

De gronden die nodig zijn voor de nieuwe direct verbindingsweg zijn bestemd voor Verkeer. Binnen deze bestemmingen zijn de daarbij passende vormen van gebruik en gebouwen en bouwwerken toegestaan. Ook geluidswerende voorzieningen, zoals geluidsschermen, zijn hierin mogelijk.

Waarde - Archeologie - 2 (Artikel 4)

Omdat in het plangebied een kans aanwezig is dat er archeologische sporen in de grond aanwezig zijn, heeft het plangebied in zijn geheel de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2 gekregen. Aan deze dubbelbestemming is een omgevingsvergunning voor bouwwerken, werken en werkzaamheden verbonden. Archeologisch onderzoek is in verband met een omgevingsvergunning slechts noodzakelijk indien de bouwwerken, werken of werkzaamheden zowel de maximale oppervlakte alsmede de maximale diepte (van de toegekende waarde) overschrijden. In het plangebied is archeologisch onderzoek benodigd indien de bouwwerken, werken of werkzaamheden zowel een oppervlakte hebben van meer dan 250 m² en een diepte beneden maaiveld hebben van meer dan 50 cm.

Waterstaat - Waterkering (Artikel 5)

Deze dubbelbestemming is toegekend aan de waterkering (kernzone inclusief beschermingszones) in het plangebied. Deze gronden hebben een waterkerende functie of zijn van invloed op de waterkering. Er is sprake van samenvallende bestemmingen, waarbij de met Waterstaat - Waterkering samenvallende bestemmingen ondergeschikt zijn. Dit uitgangspunt is vertaald in de betreffende bouwregels. Langs de bestemming Waterstaat - Waterkering zijn beschermingszones aanwezig waarop de Keur van het Hoogheemraadschap Delfland van toepassing is.

Voor het uitvoeren van werkzaamheden binnen de bestemming Waterstaat - Waterkering en in de beschermingszones, is een advies vereist van het Hoogheemraadschap.

6.4 Algemene Regels

In de algemene regels zijn aanvullende regels opgenomen met betrekking tot bouwen. Daarnaast bevat dit hoofdstuk de antidubbeltelregel, algemene afwijkingsregels, gebruiksregels en overige regels.

In deze regels is ook de 'Wro-zone - verwerkelijking in naaste toekomst' opgenomen. Hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 7.1.

6.5 Overgangsrecht En Slotregels

In artikel 3.2.1 Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt de citeerwijze van de regels van het plan voorgeschreven.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

Financiële uitvoerbaarheid

Voor de realisering van de weg is op basis van een voorlopig ontwerp van de weg een gemeentelijk krediet beschikbaar gesteld. De gemeentelijke begroting voorziet derhalve in de financiële middelen voor dit project. Het plan is daarmee financieel uitvoerbaar.

Grondexploitatie

Het inpassingsplan bevat geen aangewezen bouwplan, zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening. De vaststelling van een exploitatieplan is derhalve niet aan de orde.

Grondverwerving en onteigening

Een deel van de gronden waarop de verbindingsweg beoogd is, is niet in eigendom van de gemeente Westland. Deze gronden zullen dus nog moeten verworven. Zoals gebruikelijk is hierbij zogenoemde 'minnelijke verwerving', aankoop in goed overleg, het uitgangspunt. Indien de gronden niet in overleg kunnen worden verworven, zal het instrument van onteigening worden ingezet. Om deze reden zijn de betrokken gronden van de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - verwezenlijking in de naaste toekomst' voorzien. Hiermee geeft de gemeente Westland aan dat de verwezenlijking van de bestemming in de naaste toekomst noodzakelijk is. Deze aanduiding heeft een procedureel effect. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (artikelen 3.4 juncto 3.36b Wro) kan direct na vaststelling van het bestemmingsplan de gerechtelijke onteigeningsprocedure worden gestart.

Voor onteigening is van belang dat sprake is van een ruimtelijke ontwikkelingsbelang en een publiek belang. Uit deze plantoelichting volgt dat de verbindingsweg noodzakelijk is vanwege de belangrijke sociaal-maatschappelijke relatie tussen de kern Maasdijk en de rest van Westland. Deze belangen zijn derhalve aan de orde. Onteigening zal noodzakelijk zijn (noodzaak-criterium) indien minnelijke verwerving niet leidt tot het gewenste resultaat. Het ligt immers niet in de rede dat de eigenaren zelf de bestemming zullen realiseren, aangezien het openbare infrastructuur betreft. De realisatie van de weg is beoogd in 2017/ 2018 , zodat ook aan het urgentie-criterium (realisatie binnen 5 jaar na eventuele onteigening) kan worden voldaan.

Conclusie

Op grond van het bovenstaande is de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan verzekerd.

7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.2.1 Inspraak

Het bestemmingsplan heeft op grond van de gemeentelijke inspraakverordening in de periode van 12 juni 2015 t/m donderdag 23 juli 2015 ter inzage gelegen. Op het voorontwerp plan zijn 3 inspraakreacties binnengekomen. Deze reacties zijn samengevat en beantwoord in Bijlage 7.

7.2.2 Vooroverleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan burgemeester en wethouders overleg met de overleginstanties plegen. In dat kader heeft de gemeente het voorontwerpbestemmingsplan tijdens de bovengenoemde inspraakperiode in toegestuurd aan de relevante overlegpartners. De ingekomen reacties en de beantwoording daarvan zijn opgenomen in Bijlage 8.

7.2.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 19 februari 2016 gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode zijn vier zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in een nota van beantwoording zienswijzen, zie Bijlage 9. De zienswijzen hebben niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 8 Handhaving

Het handhavingsbeleid van de gemeente Westland is vastgelegd in de beleidsnotitie 'Integrale handhaving Wabo taken Gemeente Westland' (5 oktober 2015). Hierin zijn de doelen voor toezicht vanuit de gemeente op het gebied van milieu, bouwen en wonen beschreven. De nota vervangt het voormalige beleid “Handhaven op maat 2011-2014”.

Binnen de gemeente Westland is er naast de wettelijke kaders en kwaliteitseisen een belangrijk kader met betrekking tot de wijze van uitvoering, die gebaseerd is op de landelijke handhavingsstrategie. In dit kader staat modern toezicht centraal, dat wil zeggen toezicht en handhaving vanuit vertrouwen. De naleving van wet- en regelgeving is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeente, burgers en bedrijven. De wet- en regelgeving zijn bedoeld om kwaliteit, veiligheid en leefbaarheid binnen de leefomgeving te beschermen en te bevorderen.

Het bereiken en/of bevorderen van naleving van de regels op het gebied van milieu- en omgeving is het doel van handhaving. Vanuit de missie van de organisatie van de Gemeente Westland volgt dat dit doel wordt bereikt door de middelen op een verantwoordelijke, samenwerkingsgerichte, transparante en integere manier in te zetten.


Uitvoering geven aan handhaving betekend uitvoering geven aan wettelijke taken. Het handhavingsbeleid biedt met vier thema's en bijbehorende accenten de mogelijkheid om extra aandacht te geven aan onderwerpen die wenselijk of noodzakelijk deze aandacht behoeven.


Onderstaand staan de vier thema's met bijbehorende accenten vermeld:

  • Thema eigentijdse dienstverlening

Accent aantrekkelijke dienstverlening voor ondernemers

  • Thema sterke economie

Accent duurzame en innovatieve Greenport

  • Thema sociale kracht
  • Thema aantrekkelijk Westland

Accent wonen naar behoefte

Accent duurzame leefomgeving


De wettelijke taken met betrekking tot toezicht- en handhaving zijn zeer uitgebreid, waarbij uitvoering geven aan alle taken niet realistisch is. Daarom zijn prioriteiten in uitvoeringstaken opgenomen aan de hand van 21 aspecten/thema’s die betrekking hebben op veiligheid, gezondheid, milieu, overlast, de kans dat een overtreding voorkomt en het effect van de overtreding op de omgeving. Deze kans op- en effect van de overtreding, worden jaarlijks beoordeeld met een risicoanalyse en aangepast aan de hand van de eerder opgelegde sancties en het gemonitorde naleefgedrag.

Handhaving van het voorliggende plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Met name het thema 'aantrekkelijk Westland' is daarbij relevant. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van deprioriteitsstelling op basis van de uitwerking van de thema's, een handhavingstraject ingezet.

Bijlage 1 Verkeersonderzoek

Bijlage 1 Verkeersonderzoek

Bijlage 2 Onderzoek Varianten

Bijlage 2 Onderzoek varianten

Bijlage 3 Milieueffecten Directe Verbinding Maasdijk - Honderdland

Bijlage 3 Milieueffecten directe verbinding Maasdijk - Honderdland

Bijlage 4 Quickscan Flora- En Faunawet

Bijlage 4 Quickscan flora- en faunawet

Bijlage 5 Veldonderzoek Beschermde Soorten

Bijlage 5 Veldonderzoek beschermde soorten

Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 6 Akoestisch onderzoek

Bijlage 7 Beantwoording Inspraakreacties

Bijlage 7 Beantwoording inspraakreacties

Bijlage 8 Beantwoording Reacties Wettelijk Vooroverleg

Bijlage 8 Beantwoording reacties wettelijk vooroverleg

Bijlage 9 Nota Van Beantwoording Zienswijzen

Bijlage 9 Nota van beantwoording zienswijzen