KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 4 Bedrijventerrein
Artikel 5 Bos
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Kantoor
Artikel 8 Tuin
Artikel 9 Verkeer
Artikel 10 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 11 Water
Artikel 12 Wonen
Artikel 13 Leiding - Gas
Artikel 14 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 15 Leiding - Riool
Artikel 16 Leiding - Water
Artikel 17 Waarde - Archeologische Verwachting 1
Artikel 18 Waarde - Archeologische Verwachting 2
Artikel 19 Waarde - Archeologische Verwachting 3
Artikel 20 Waarde - Ecologische Verbindingszone
Artikel 21 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 22 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 23 Algemene Bouwregels
Artikel 24 Algemene Gebruiksregels
Artikel 25 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 27 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 28 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 29 Overgangsrecht
Artikel 30 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Begrenzing Plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
1.4 Opzet Bestemmingsplan En Toelichting
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied
2.1 Historie Plangebied
2.2 Functionele Structuur
2.3 Deelaspecten Ruimtelijke Structuur
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Onderzoek En Uitvoerbaarheidsaspecten
4.1 Milieuaspecten
4.2 Ecologie
4.3 Waterparagraaf
4.4 Archeologie En Cultuurhistorie
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Algemene Juridische Opzet
5.2 Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Resultaten Inspraak
7.2 Resultaten Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
7.3 Resultaten Inspraak
7.4 Resultaten Ter Visielegging Van Het Ontwerp-bestemmingsplan
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Nadere Toelichting Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Lijst Van Horecabedrijven
Bijlage 4 Parkeernormen
Bijlage 1 Notitie Beoordeling M.e.r.-plicht
Bijlage 2 Notitie Bodemkwaliteit
Bijlage 3 Advies Externe Veiligheid
Bijlage 4 Toetsing Aan Bevi, Multi-fuel-tankstation Brand Oil Borculo
Bijlage 5 Notitie Luchtkwaliteit
Bijlage 6 Quickscan Archeologie
Bijlage 7 Zienswijzennota Ontwerpbestemmingsplan Borculo, Bedrijventerreinen 2011

Borculo, Bedrijventerreinen 2011

Bestemmingsplan - gemeente Berkelland

Onherroepelijk op 26-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Borculo, Bedrijventerreinen 2011 van de gemeente Berkelland;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1859.BPBCL20110003-1000 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 verbeelding:

  1. a. de analoge verbeelding van het bestemmingsplan Borculo, Bedrijventerreinen 2011,|
    bestaande uit de kaart(en) met tekeningnummer(s) NL.IMRO.1859.BPBCL20110003-1000;
  2. b. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Borculo, Bedrijventerreinen 2011;

1.4 aan- of uitbouw:

een aan het (hoofd)gebouw aanwezig gebouw dat in ruimtelijk en/of architectonisch opzicht ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van dat (hoofd)gebouw;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding als het een vlak betreft;

1.7 aanduidingsvlak:

een geometrisch vlak waarop een aanduiding betrekking heeft;

1.8 aaneengebouwd:

bebouwing die wordt gekenmerkt door een rij van minimaal drie aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen;

1.9 achtererf:

het achter de woning gelegen gedeelte van het erf, voor zover gelegen achter de achtergevel en het verlengde daarvan en tussen de zijdelingse perceelgrenzen;

1.10 achtergevel:

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel;

1.11 afwijking van de bouwregels en/of de gebruiksregels:

een afwijking zoals bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.12 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een wormenkwekerij;

1.13 ander-werk:

een werk, geen gebouw zijnde, of een werkzaamheid;

1.14 appartement:

het geheel van bij elkaar behorende vertrekken als afzonderlijke woongelegenheid in een groter gebouw;

1.15 archeologisch deskundige:

de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en Wethouders van Berkelland aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;

1.16 archeologisch monument:

een terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument;

1.17 archeologisch onderzoek:

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

1.18 archeologische verwachting:

een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.19 archeologische waarde:

een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.20 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.21 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de planregels aangegeven percentage, dat de maximaal bebouwde oppervlakte binnen het bouwvlak of het bestemmingsvlak aangeeft;

1.22 Bed and Breakfast:

een logiesverstrekkend bedrijf dat alleen is ingericht voor nachtverblijf;

1.23 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen;

1.24 bedrijfsgebouw:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die gebruikt worden voor het uitoefenen van een bedrijf;

1.25 bedrijfsmatige activiteiten aan huis:

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten met een kleinschalig karakter, niet zijnde de vrije beroepen, die in een gedeelte van de woning en/of de daarbij behorende (bij)gebouwen worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.26 bedrijfsruimte:

een ruimte die onderdeel is van een gebouw en die dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.27 bedrijfsvloeroppervlakte (b.v.o.):

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een bedrijfsmatige activiteit aan huis, inclusief opslag en administratieruimten;

1.28 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.29 begeleid wonen:

het leven in een permanent dag- en nachtverblijf alwaar een huishouden wordt gevoerd, in combinatie met begeleiding en ondersteuning door zorgverleners;

1.30 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.31 bestaand:

  1. a. bij gebruik: het gebruik zoals aanwezig op het moment van inwerkingtreding van het plan, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. b. bij bouwwerken: de legaal aanwezige bebouwing die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaat of wordt gebouwd;

1.32 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.33 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.34 Bevi-inrichting:

een inrichting als bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);

1.35 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand, gebouw dat door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in ruimtelijk en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.36 bijzondere woonvoorziening:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte voor personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten of anderszins verzorging behoevenden;

1.37 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.38 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.39 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, dit met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.40 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.41 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.42 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten;

1.43 bouwvlakgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.44 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.45 bouwwerk, geen gebouw zijnde:

alle overige bouwwerken die geen gebouw zijn;

1.46 buitenschoolse opvang:

opvang, verzorgd door een kindercentrum voor kinderen in de leeftijd dat zij naar het basisonderwijs kunnen gaan, waarbij opvang wordt geboden voor of na de dagelijkse schooltijd, evenals gedurende vrije dagen of middagen en in de schoolvakanties;

1.47 café:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;

1.48 cafetaria (snackbar):

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken;

1.49 coffeeshop:

een horecabedrijf, dat tot doel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid, en van verdovende en/of hallucinogene stoffen als bedoeld in bijlage II van de Opiumwet;

1.50 culturele activiteiten:

activiteiten ten behoeve van culturele ontspanning zoals, tentoonstellingen, voorstellingen, repetities en workshops;

1.51 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.52 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.53 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit waaronder, volumineuze (grootschalige) detailhandel, tuincentrum en supermarkt;

1.54 dienstverlenend bedrijf:

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, reisbureaus, detacherings- en uitzendbureaus, fotostudio's, galerieën en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.55 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.56 discotheek:

een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek op een dansvloer van meer dan 10 m² en het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

1.57 doeleinden van openbaar nut:

nutsvoorzieningen zoals stroom-, gas-, water- en/of telecommunicatievoorzieningen;

1.58 ecologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;

1.59 educatieve voorzieningen:

voorzieningen gericht op doeleinden van onderwijs;

1.60 eerste bouwlaag:

een bouwlaag op de begane grond, boven peil;

1.61 eerste verdieping:

de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;

1.62 erf:

het gedeelte van het bouwperceel voor zover dat behoort tot het zijerf en/of het achtererf, niet meegerekend de oppervlakte van het hoofdgebouw;

1.63 erfgrens:

de grens van een erf;

1.64 erker:

een ondergeschikte uitbouw van het hoofdgebouw met een beperkte omvang (breedte, hoogte, diepte) en transparante verschijningsvorm, waardoor het stedenbouwkundig aanzicht niet wezenlijk wordt beïnvloed;

1.65 evenement:

elke voor publiek buiten de daarvoor ingerichte inrichtingen toegankelijke festiviteit, grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optocht, georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, met uitzondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen, en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

1.66 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.67 gebruiken:

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.68 geluidsbelasting vanwege een industrieterrein:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.69 geluidsbelasting vanwege een spoorweg:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer of op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

1.70 geluidsbelasting vanwege het wegverkeer:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.71 geluidsgevoelige functies:

bewoning of andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.72 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen die moeten dienen voor bewoning of voor een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.73 geluidszone:

het op grond van de Wet geluidhinder in het bestemmingsplan vastgelegde gebied om een industrieterrein, waarbuiten de geluidsbelasting van dat industrieterrein niet meer mag bedragen dan 50 dB(A);

1.74 geluidszoneringplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.75 geschakeld hoofdgebouw:

een hoofdgebouw dat door middel van een bijgebouw met een ander hoofdgebouw is verbonden en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelgrens mag worden gebouwd;

1.76 gestapelde woning:

boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;

1.77 groenvoorziening:

een voor het publiek toegankelijk park of plantsoen of bij de gemeente in onderhoud zijnde groenstroken, grasperken of bloembakken;

1.78 groepsaccommodatie:

een zelfstandige verblijfsaccommodatie die naar afmetingen en inrichting specifiek bedoeld is voor een grotere groep van personen, tot uitdrukking komend in onder andere gezamenlijke faciliteiten voor logies, dagverblijf en maaltijdbereiding;

1.79 halfvrijstaande woning:

een woning van het type twee-aaneen gebouwd, waarbij sprake is van twee-aaneen gebouwde hoofdgebouwen;

1.80 handel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen en/of bedrijven die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending al dan niet in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.81 hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.82 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel in ruimtelijk en architectonisch opzicht, of gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.83 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt en/of ter plaatse zaalruimten worden verhuurd en beschikbaar gesteld. Tot een horecabedrijf worden ook afhaalzaken en maaltijdbezorgingsdiensten gerekend;

1.84 hotel:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (voor langere tijd) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten;

1.85 huishouden:

een huishouden bestaat uit één of meer personen die alleen of samen in een woonruimte wonen en zelf in hun dagelijkse behoeften voorzien;

1.86 indelingslijn:

een als zodanig op de verbeelding aangegeven lijn voor het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik;

1.87 internetdetailhandel:

detailhandel zonder showroom, waarvan de handel voornamelijk via internet loopt. Er is hier geen sprake van het ter plaatse afhalen van een product dat via internet is besteld (en betaald). Het product wordt via de post aan de koper verzonden;

1.88 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

1.89 kap:

een dakafdekking onder een hoek van meer dan 5 graden met het horizontale vlak;

1.90 kinderopvang:

dagopvang, verzorgd door een kindercentrum voor kinderen tot de leeftijd waarop zij basisonderwijs volgen;

1.91 kiosk:

een gebouw waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk gericht is op het verhuren van fietsen en/of het tegen vergoeding verstrekken van producten zoals souvenirs, lectuur, rookwaren, snacks, broodjes, gebak, ijs, versnaperingen, fruit, bloemen, niet-alcoholische en licht alcoholische dranken;

1.92 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit

de in de bijlage 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', ontleend aan de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering", genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.93 kleinschalig kampeerterrein (minicamping):

een kampeerterrein met maximaal 25 kampeerplaatsen;

1.94 koppelteken:

een lijn op de verbeelding die twee van elkaar gescheiden delen van een bouwperceel verbindt, zodanig dat er sprake is van één bouwperceel met de daarbij behorende bouwmogelijkheden;

1.95 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald die in acht genomen moet worden;

1.96 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.97 logiesverstrekkend bedrijf:

een bedrijf waar, als toeristisch-recreatieve voorziening, tegen vergoeding, logies wordt verstrekt, waarbij de bed- en ontbijteenheden alleen zijn ingericht voor nachtverblijf;

1.98 maaiveld:

het oppervlak (of de gemiddelde hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.99 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, sportvoorzieningen en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.100 mantelzorg:

het bieden van zorg aan iedereen die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.101 minicamping:

zie: kleinschalig kampeerterrein;

1.102 molenbeschermingszone:

aangewezen gebied waarbinnen het (uit)zicht op de molen en de vrije windtoetreding beschermd worden;

1.103 nadere eis:

een nadere eis zoals bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.104 natuur(wetenschappe)lijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.105 normaal agrarisch gebruik:

het zaai- en oogstklaar maken van de bodem evenals het oogsten;

1.106 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving van de bestemming;

1.107 omgevingsvergunning:

een vergunning zoals bedoeld in artikel 1.1, lid 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.108 onderbouw:

een bouwlaag, afgedekt door een vloer, die geheel of gedeeltelijk is gelegen beneden peil;

1.109 ondergeschikte detailhandel:

een detailhandelsvoorziening binnen een andere hoofdbestemming of functie dan detailhandel, ten behoeve van en ondergeschikt aan die andere bestemming/functie, in oppervlakte maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak (b.v.o.) met een maximum van 100 m² (b.v.o.) en/of maximaal 20% van de totale omzet;

1.110 ondergeschikte horeca:

een horecavoorziening binnen een andere hoofdbestemming of functie dan horeca, ten behoeve van en ondergeschikt aan die andere bestemming/functie voor de consumptie van dranken en etenswaren, in oppervlakte maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak (b.v.o.) met een maximum van 100 m² (b.v.o.) en/of maximaal 20% van de totale omzet;

1.111 ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer ligt op ten minste 1,75 meter beneden peil;

1.112 onderkomens:

voor verblijf geschikte voer- en vaartuigen en kampeermiddelen;

1.113 openbare ruimte:

het gebied binnen de bebouwde kom van de gemeente Berkelland met een openbare functie, niet zijnde gebouwen, waarvan de gemeente Berkelland het eigendom en/of beheer heeft;

1.114 overkapping:

een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en met niet meer dan één wand is uitgevoerd;

1.115 parkeervoorziening:

voorzieningen voor het parkeren, zoals parkeerplaatsen en in- en uitritten;

1.116 peil:

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. als in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;

1.117 pension:

zie: hotel;

1.118 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd en/of gerepareerd in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.119 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.120 recreatieoord:

terrein voor dag- en verblijfsrecreatie (hotels en pensions met keuken, fitnesscentra, badhuizen en saunabaden), conferentieoorden en congrescentra;

1.121 recreatiewoning:

een permanent aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een huishouden of een daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond;

1.122 restaurant:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

1.123 rijwoning:

een woning die in een rij staat en van beide kanten wordt ingesloten door een andere, meestal identieke woning;

1.124 risicogevoelig bouwwerk en/of object:

een bouwwerk en/of object, waaronder terreinen, die bestemd zijn voor het regelmatig verblijf van mensen, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag;

1.125 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico en/of een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.126 schuilgelegenheid:

een niet voor bewoning, al dan niet in het kader van een agrarisch bedrijf bestemd gebouw, dat dient voor het onderbrengen van vee tegen weersinvloeden;

1.127 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.128 slopen:

het al dan niet geheel afbreken van gebouwen en andere bouwwerken;

1.129 speelvoorzieningen:

attributen voor sport en spel, vooral op en rond kinderspeelplaatsen en trapveldjes;

1.130 sportkantine:

een verblijfslocatie waarin de verstrekking van drank- en etenswaren gericht is op gebruikers van de sportvoorziening;

1.131 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.132 stapsteen:

relatief klein gebied met natuurwaarden dat een functie heeft in de ecologische structuur van een groter gebied;

1.133 supermarkt:

een detailhandelsbedrijf dat zich in hoofdzaak richt op het verkopen van voedings- en genotmiddelen en dagelijkse levensbenodigdheden in een algemeen assortiment, in de vorm van een zelfbedieningszaak met een minimale v.v.o. van 600 m2;

1.134 twee-onder-een-kapwoning (halfvrijstaand):

een woningtype waarbij twee woningen een gedeelde muur hebben;

1.135 verkoopvloeroppervlakte (v.v.o.):

een voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte voor de detailhandel (let op: dit is dus de netto-vloeroppervlakte en/of winkelvloeroppervlakte);

1.136 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;

1.137 volumineuze (grootschalige) detailhandel

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van de verkoop van auto's, boten, caravans, landbouwwerktuigen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen artikelen;

1.138 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, als een gebouw met meer dan één zijde naar de weg is gekeerd, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel(s);

1.139 voorgevelrooilijn:

de voorgevelrooilijn is:

  1. a. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing:
    1. 1. de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  2. b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:
    1. 1. bij een wegbreedte van meer dan 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg;
    2. 2. bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg;

1.140 voorkeursgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.141 vrij beroep:

een beroep of het bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied;

1.142 vrijstaande woning:

een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning;

1.143 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage of de handel in vuurwerk, de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.144 watergang:

een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

1.145 waterhuishoudkundige voorziening:

voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit;

1.146 Wgh-inrichting:

bedrijf dat krachtens artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht is aangewezen als inrichting die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken;

1.147 wijzigingsbevoegdheid:

de bevoegdheid van burgemeester en wethouders om het bestemmingsplan te wijzigen zoals bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.148 winkel:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin goederen aan particulieren worden verkocht, ook al bedraagt die verkoop slechts 1% van de omzet van het bedrijf;

1.149 winkelvloeroppervlakte (w.v.o.):

zie: verkoopvloeroppervlakte (v.v.o.);

1.150 wonen:

het leven in een permanent dag- en nachtverblijf alwaar een huishouden wordt gevoerd;

1.151 woning (wooneenheid):

een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.152 wooneenheid:

zie: woning;

1.153 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen en/of appartementen omvat met één of meer gemeenschappelijke toegangen en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.154 zijerf:

gedeelte van het erf dat aan de zijkant en achter het verlengde van de voorgevel van het gebouw is gelegen;

1.155 zijgevel:

de naar de zijkant(en) van het erf toegekeerde gevel(s) van een hoofdgebouw;

1.156 zorgaccommodatie:

een gebouw met een zorgfunctie als hoofdtak voor de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn;

1.157 zorgfunctie:

een zorgfunctie als neventak bij een bedrijf waarbij een directe relatie bestaat tussen de sociaal-medische opvang van personen en de bedrijfsactiviteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de bedrijfsactiviteiten;

1.158 zorgwoning:

een woning die dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte al dan niet in combinatie met medische en/of verzorgende ondersteuning, bijvoorbeeld voor personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten, of anderszins verzorgingsbehoevenden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als:

  1. a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en aan- of uitbouwen met een oppervlakte van 2 m² of kleiner;
  2. b. overstekende daken;
  3. c. luifels als geïntegreerd onderdeel van een gebouw of een uitbouw;

buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,75 meter ten opzichte van de bouwgrens of bestemmingsgrens bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn, tenzij anders aangegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot en/of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten voor het openbaar nut;
  2. b. transformatoren, gasvoorzieningen, (riool)gemalen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. c. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
  2. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. e. erven;
  4. f. terreinen.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 van de bij deze regels behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' uitsluitend voor bedrijven in categorie 1, 2 en 3.1 in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' uitsluitend voor bedrijven in categorie 1, 2, 3.1 en 3.2 in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' uitsluitend voor bedrijven in categorie 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1 in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' uitsluitend voor bedrijven in categorie 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bouwbedrijf' ook voor een bouwbedrijf;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - elektriciteitscentrale' ook voor een elektriciteitscentrale;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - installatiebedrijf' ook voor een installatiebedrijf;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - luchtbrug' ook een luchtbrug van maximaal 10 meter hoog voor kabels, leidingen en andere transportmiddelen;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - meubelmakerij' ook voor een meubelmakerij;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - polyesterverwerkingsbedrijf' ook voor een polyesterverwerkingsbedrijf;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - productie diervoeding' ook voor een productiebedrijf van diervoeding;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - recreatieoord' ook voor de volgende bedrijfsactiviteiten: dag- en verblijfsrecreatie (hotels en pensions met keuken, fitnesscentra, badhuizen en saunabaden), conferentieoorden en congrescentra;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - timmerfabriek met spuiterij' ook voor een timmerfabriek met spuiterij;
  15. o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - weiproductenfabriek' ook voor een weiproductenfabriek;
  16. p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel- bouwmarkt' ook voor een bouwmarkt;
  17. q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel- fietsenzaak' ook voor een fietsenzaak;
  18. r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - kringloop' ook voor een kringloopwinkel en daarbij behorende en daarmee gelijk te stellen functies en activiteiten;
  19. s. ter plaatse van der aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel- opslag en verkoop van consumentenvuurwerk' ook voor de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk;
  20. t. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' ook voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg, met het vulpunt voor lpg (liquefied petroleum gas) ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg' en het vulpunt lng (liquefied natural gas) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - vulpunt lng';
  21. u. ter plaatse van de aanduiding ''verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' ook voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg;
  22. v. volumineuze (grootschalige) detailhandel;

met daarbij behorende:

  1. w. gebouwen, waaronder uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' ten hoogste één bedrijfswoning is begrepen, tenzij anders is weergegeven met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  2. x. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. y. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. z. tuinen;
  5. aa. erven;
  6. ab. terreinen;
  7. ac. wegen met bijbehorende paden en bermen;
  8. ad. ontsluitingspaden;
  9. ae. parkeervoorzieningen;
  10. af. groenvoorzieningen;
  11. ag. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  12. ah. doeleinden van openbaar nut;

dit met inachtneming dat:

  1. ai. de omvang van een bouwperceel per bedrijf maximaal 2.500 m² bedraagt;

met dien verstande dat niet zijn toegestaan:

  1. aj. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel en detailhandel genoemd in 4.1, onder a tot en met w;
  2. ak. Bevi-inrichtingen, behoudens bestaande ter plaatse van de aanduidingen 'veiligheidszone - bevi' en 'veiligheidszone - lpg';
  3. al. vuurwerkinrichtingen;
  4. am. Wgh-inrichtingen, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'gezoneerd industrieterrein';
  5. an. inrichtingen die zijn genoemd in de onderdelen C of D van de Bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.3 Nadere eisen

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Bos

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bosgebied;
  2. b. bosbeheer en houtproductie;
  3. c. recreatief medegebruik in de vorm van voet-, fiets- en/of ruiterpaden;
  4. d. educatief medegebruik;
  5. e. de waterhuishouding;

met daarbij behorende:

  1. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. g. wegen en paden;
  3. h. doeleinden van openbaar nut.

5.2 Bouwregels

Op de voor 'Bos' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. kleinschalig gebruik voor agrarische doeleinden;

met daarbij behorende:

  1. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  3. e. verblijfsgebied;
  4. f. paden en verhardingen;
  5. g. parkeervoorzieningen;
  6. h. speelvoorzieningen;
  7. i. water;
  8. j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. k. doeleinden van openbaar nut.

6.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

Artikel 7 Kantoor

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;

met daarbij behorende:

  1. b. gebouwen, een (bedrijfs)woning daaronder niet begrepen met uitzondering van (bedrijfs)woningen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. e. tuinen;
  5. f. erven;
  6. g. terreinen;
  7. h. parkeervoorzieningen;
  8. i. groenvoorzieningen;
  9. j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  10. k. doeleinden van openbaar nut.

7.2 Bouwregels

Op de voor 'Kantoor' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

7.3 Nadere eisen

Artikel 8 Tuin

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
  2. b. erkers ten dienste van de aangrenzende bestemming 'Wonen';

met daarbij behorende:

  1. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. d. voorzieningen, zoals wegen, paden en parkeervoorzieningen.

8.2 Bouwregels

Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

Artikel 9 Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en voet- en fietspaden;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. nutsvoorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  3. f. ondergrondse afvalvoorzieningen;
  4. g. bermen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. water;
  7. j. waterhuishoudkundige voorzieningen;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.

9.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

Artikel 10 Verkeer - Verblijfsgebied

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten, pleinen en voet- en fietspaden;
  2. b. markten;
  3. c. parkeervoorzieningen, waaronder ook garageboxen;
  4. d. picknickplaatsen;

met daarbij behorende:

  1. e. gebouwen, alleen in de vorm van garageboxen;
  2. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. g. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. h. fietsenstallingen;
  5. i. ondergrondse afvalvoorzieningen;
  6. j. bermen;
  7. k. groenvoorzieningen;
  8. l. speelvoorzieningen;
  9. m. water;
  10. n. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  11. o. doeleinden van openbaar nut.

10.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

Artikel 11 Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor;

  1. a. waterberging;
  2. b. waterhuishouding;
  3. c. waterlopen, waterwegen en vijvers;

met daarbij behorende:

  1. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  3. f. kruisingen met wegen en (spoor)wegen, waaronder bruggen;
  4. g. dammen;
  5. h. duikers.

11.2 Bouwregels

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. de waterhuishouding;

met daarbij behorende:

  1. c. gebouwen;
  2. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. f. tuinen;
  5. g. erven;
  6. h. verhardingen;
  7. i. ontsluitingspaden;
  8. j. parkeervoorzieningen;
  9. k. groenvoorzieningen;
  10. l. speelvoorzieningen;
  11. m. water;
  12. n. doeleinden van openbaar nut.

12.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

12.3 Nadere eisen

12.4 Afwijken van de bouwregels

12.5 Specifieke gebruiksregels

12.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 13 Leiding - Gas

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de bescherming van de in de strook gelegen leidingen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas' voor de aanleg en instandhouding van een gastransportleiding.

13.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  1. a. hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding;
  2. b. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 14 Leiding - Hoogspanningsverbinding

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het transport van elektrische energie en daarbij behorende bouwwerken.

14.2 Bouwregels

  1. a. Op de voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd, waarbij geldt dat de bouwhoogte van palen en masten voor hoogspanningsleidingen niet meer mag bedragen dan 40 meter en de bouwhoogte van overige bouwwerken niet meer mag bedragen dan 1,50 meter;
  2. b. voor zover gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die zijn toegestaan op grond van de andere daar voorkomende bestemming(en), zijn gelegen binnen de gronden als bedoeld in 14.1, mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte.

14.3 Afwijken van de bouwregels

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Leiding - Riool

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de bescherming van de in de strook gelegen leidingen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool' voor de aanleg en instandhouding van een rioolpersleiding.

15.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  1. a. hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding;
  2. b. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Leiding - Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de bescherming van de in de strook gelegen leidingen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - water' voor de aanleg en instandhouding van een watertransportleiding.

16.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden geen bouwwerken worden opgericht.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  1. a. hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding;
  2. b. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 17 Waarde - Archeologische Verwachting 1

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische Verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de naar verwachting aanwezige archeologische waarden in de bodem.

17.2 Bouwregels

17.3 Nadere eisen

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 18 Waarde - Archeologische Verwachting 2

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische Verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de naar verwachting aanwezige archeologische waarden in de bodem.

18.2 Bouwregels

18.3 Nadere eisen

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 19 Waarde - Archeologische Verwachting 3

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische Verwachting 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de naar verwachting aanwezige archeologische waarden in de bodem.

19.2 Bouwregels

19.3 Nadere eisen

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 20 Waarde - Ecologische Verbindingszone

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologische verbindingszone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. behoud en ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden, zodanig dat door het realiseren van stapstenen voor flora en fauna verbindingen kunnen ontstaan tussen natuur- en natuurontwikkelingsgebieden;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en andere voorzieningen ten behoeve van en behorende bij de onder 20.1 onder a bedoelde doeleinden.

20.2 Bouwregels

Voor het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. op en in de voor 'Waarde - Ecologische verbindingszone' aangewezen gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
  2. b. een omgevingsvergunning voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming, wordt alleen verleend, als vaststaat dat daardoor de belangen van de ecologische verbindingszone niet onevenredig worden aangetast.

20.3 Nadere eisen

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 21 Waterstaat - Waterkering

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. waterkering;
  2. b. waterhuishouding;

met daarbij behorende:

  1. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.

21.2 Bouwregels

Voor het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. op en in de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen aangewezen gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met een bouwhoogte van maximaal 4 meter;
  2. b. een omgevingsvergunning voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming, wordt alleen verleend:
    1. 1. als vaststaat dat daardoor de belangen van de waterkering en waterhuishouding niet onevenredig worden aangetast;
    2. 2. nadat de beheerder van de waterkering daarover heeft geadviseerd.

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 22 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is gekomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 23 Algemene Bouwregels

23.1 Bestaande afstanden en maten

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand van bouwwerken, die rechtens tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in of krachtens het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal voorgeschreven respectievelijk maximaal toegestaan.

Artikel 24 Algemene Gebruiksregels

24.1 Strijdig gebruik

24.2 Parkeernormen

De inrichting van de gronden moet zodanig plaatsvinden, dat wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen zoals weergegeven in bijlage Parkeernormen die bij deze regels is gevoegd.

Artikel 25 Algemene Aanduidingsregels

25.1 Geluidzone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt dat die gronden naast de andere aangewezen bestemming(en), tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.

25.2 Veiligheidszone - bevi

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' geldt dat die gronden naast de andere aangewezen bestemming(en), tevens bestemd zijn voor de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in verband met een nabij aanwezige Bevi-inrichting.

25.3 Veiligheidszone - plaatsgebonden risico

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - plaatsgebonden risico' geldt dat die gronden naast de andere aangewezen bestemming(en), tevens bestemd zijn voor de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in verband met een nabij aanwezige risicobron.

25.4 Wro -zone - afwijkingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'wro -zone - afwijkingsgebied' kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning toestaan dat 5 meter hoger wordt gebouwd dan op de verbeelding is aangegeven, mits geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving als gevolg van gevaar, schade en/of hinder.

Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels

26.1 Afwijkingsbevoegdheid

Artikel 27 Algemene Wijzigingsregels

27.1 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 28 Algemene Procedureregels

28.1 Nadere eisen

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  1. a. het voornemen ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  3. c. de bekendmaking meldt de mogelijkheid voor belanghebbenden om schriftelijk of mondeling zienswijzen over het voornemen bij burgemeester en wethouders kenbaar te maken gedurende de onder a genoemde termijn;
  4. d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

28.2 Wijzigingen

Burgemeester en wethouders geven in geval van wijziging van het bestemmingsplan toepassing aan de procedureregels van artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 29 Overgangsrecht

29.1 Overgangsrecht bouwwerken

29.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 30 Slotregel

Deze planregels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Borculo, Bedrijventerreinen 2011.

Het bestemmingsplan Borculo, Bedrijventerreinen 2011 heeft van 25 april 2012 tot en met 5 juni 2012 in ontwerp ter inzage gelegen.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Berkelland, gehouden op 11 september 2012.

De griffier, De voorzitter,

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

Het bestemmingsplan Borculo, Bedrijventerreinen 2011 is onderdeel van de actualisatieopgave van de gemeente Berkelland. Het doel is om voor juli 2012 de bestemmingsplannen voor alle bedrijventerreinen binnen de gemeente vastgesteld te hebben. Er dient sprake te zijn van uniforme, actuele en gedigitaliseerde bestemmingsplannen die in overeenstemming zijn met het ruimtelijk beleid van Berkelland en de vereisten volgens de Wet ruimtelijke ordening.

Op deze wijze beschikt de gemeente op termijn weer over een doelmatig en passend planologisch regime, dat aan de inwoners en gebruikers voldoende rechtszekerheid biedt over hun rechten en plichten. De gemeente krijgt hiermee een instrument in handen om gewenste en ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen te sturen en te beheersen.

Er zijn vrijwel geen nieuwe ontwikkelingen in dit bestemmingsplan opgenomen (conserverend bestemmingsplan).

1.2 Begrenzing Plangebied

Het plangebied van dit bestemmingsplan bestaat uit de bedrijventerreinen Overberkel, Industrieterrein Borculo en Hambroek II. Deze terreinen liggen aan de noordoostkant van de kern Borculo en ze grenzen aan elkaar. Het plangebied wordt begrensd door de Geesterse Binnenweg/Oude Diepenheimseweg, Nobelstraat en Lichtenhorst aan de westzijde, de Needseweg aan de zuidzijde, de Hekweg aan de oostzijde en de Nettelhorsterweg aan de noordzijde. Het plangebied wordt doorsneden door de rivier de Berkel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBCL20110003-1000_0001.jpg"

Ligging en begrenzing plangebied

1.3 Geldende Bestemmingsplannen

Voor het plangebied gelden in totaal 12 bestemmingsplannen. Dit betreffen drie 'moederplannen' en de overige betreffen (partiële) herzieningen en wijzigingen. De drie 'moederplannen' zijn:

Bestemmingsplan Vastgesteld Goedgekeurd
Bestemmingsplan Industrieterrein Borculo 1982 27-10-1983 17-12-1984
Bestemmingsplan Hambroek II 26-05-1988 11-10-1988
Bestemmingsplan Bedrijventerrein Overberkel, Borculo 2008 07-07-2009 11-12-2009

Daarnaast is in 2010 het bestemmingsplan 'Borculo, geluidszone industrieterrein 2009' vastgesteld (20-04-2010).

Bovengenoemde bestemmingsplannen worden samen met de herzieningen en wijzigingen in zijn geheel vervangen.

1.4 Opzet Bestemmingsplan En Toelichting

Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen:

  1. 1. de toelichting: hierin worden de overwegingen beschreven die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming aan een stuk grond evenals een uitleg van de gebruikte bestemmingen;
  2. 2. de regels: hierin wordt per bestemming een omschrijving gegeven van het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing van de in dit plan begrepen gronden, en
  3. 3. een verbeelding, met daarop aangegeven de bestemmingen van alle gronden.


De inhoud van de toelichting is als volgt opgebouwd:

  • hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de huidige situatie van het plangebied. Kort ingegaan wordt op de historie en de huidige functionele structuur. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen de ruimtelijke en functionele structuur en enkele ruimtelijke kenmerken;
  • in hoofdstuk 3 is een beknopt overzicht opgenomen van de belangrijkste beleidsvisies van overheden die relevant zijn voor het plangebied;
  • de gevolgen of effecten op de planologische- en milieutechnische aspecten worden in hoofdstuk 4 beschreven. Aangezien het plan een conserverend karakter heeft zijn de gevolgen voor de verschillende aspecten minimaal. Toch dient in het kader van het nieuwe bestemmingsplan bij deze zaken stilgestaan te worden;
  • in hoofdstuk 5 worden de gehanteerde bestemmingen met bijbehorende regeling toegelicht;
  • hoofdstuk 6 heeft betrekking op de economische uitvoerbaarheid van het plan;
  • hoofdstuk 7 behandelt tenslotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Hierin worden de resultaten beschreven van de gevolgde inspraakprocedure en het vooroverleg conform artikel 3.1.1 Bro en de zienswijzen.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied

2.1 Historie Plangebied

De bedrijventerreinen zijn terreinen die zich na de Tweede Wereldoorlog hebben ontwikkeld. Vanuit het centrumgebied heeft deze ontwikkeling zich noordoostwaarts voorgedaan. De bedrijventerreinen zijn zeer gemengde terreinen met veel verschillende soorten bedrijvigheid en op sommige locaties burgerwoningen.

Het bedrijf Friesland Campina Domo is nadrukkelijk aanwezig in het plangebied. Dit bedrijf kent een zeer groot oppervlak, samen met het distributiecentrum dat ten noorden van de fabriek ligt. Dit bedrijf is al decennia lang in Borculo gevestigd en is de motor geweest voor de verdere ontwikkeling van bedrijventerreinen.

Vanaf halverwege de jaren tachtig van de vorige eeuw is de sprong over de Berkel gemaakt, met de uitgifte van het terrein Overberkel. Binnen het plangebied bevinden zich nog een paar vooroorlogse woningen en voormalige agrarische bedrijven.

Het terrein Hambroek II is voor een groot deel nog onbebouwd. Wel geldt hier een bestemmingsplan dat bedrijfsbebouwing mogelijk maakt.

2.2 Functionele Structuur

Er komt een veelheid aan type bedrijven voor. Het gaat hierbij van kleinschalige en lichte bedrijven tot zeer grote bedrijven uit een hoge milieucategorie. Naast de bedrijvenfunctie, komen ook vele andere functies voor, zoals: kantoren, een hondenkennel, woningen en een vakantieverblijf.

Voor het overige worden de bedrijventerreinen gekenmerkt door een sterk functionele indeling, gericht op een goede ontsluiting van de bedrijven met een orthogonale kavelstructuur. Het terrein is aan de noord- en oostzijde verbonden met provinciale wegen, de Hekweg en de Nettelhorsterweg. De Berkel vormt een duidelijke scheiding tussen het oude (Industrieterrein 1982) en het nieuwere deel (Overberkel). Op drie punten bevindt zich een oversteek. Op Overberkel komen vrij veel bedrijfswoningen voor.

Opvallend zijn de vele open plekken op het terrein, zowel aan de noord- als zuidzijde van de Berkel.

2.3 Deelaspecten Ruimtelijke Structuur

De ruimtelijke structuur wordt bepaald door de functionaliteit. Voor een bedrijventerrein is het vooral van belang dat het logisch is ingedeeld en dat sprake is van een goede ontsluiting. Met de ligging van twee provinciale wegen aan de randen is de bereikbaarheid goed te noemen. De interne ontsluitingsstructuur sluit logisch aan op de omliggende wegen.

De groen- en waterstructuur vormt een belangrijk element in de ruimtelijke structuur. De Berkel en het vele opgaande groen geven het gebied een aantrekkelijke uitstraling en zorgen er voor dat de terreinen bij elkaar niet te grootschalig overkomen.

Een zeer markant element vormt het complex van Friesland Campina Domo. Het neemt, vooral inclusief het distributiecentrum, een zeer groot oppervlak in beslag en de hoofdbebouwing is nadrukkelijk aanwezig in de omgeving. Daarnaast zijn de hoge schoorstenen markant.

Hoofdstuk 3 Beleid

Dit hoofdstuk geeft een beknopt overzicht van het ruimtelijke relevante beleid voor het voorliggende bestemmingsplan op nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau. Het vastgestelde beleid vormt het kader voor het gemeentelijke beleid in dit bestemmingsplan en geeft de bandbreedte weer waarbinnen ontwikkeld kan worden.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte/Barro

De inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 heeft gevolgen voor de doorwerking van het nationale ruimtelijke beleid. De nationale belangen die juridische doorwerking vragen, zijn geborgd door de AmvB Ruimte.
Op 30 december 2011 is vervolgens het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van kracht geworden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen en vervangt de AmvB Ruimte.

Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen en de uitoefening van defensietaken.
In de loop van 2012 zal het besluit worden aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de ecologische hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer. Ook zal het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving worden opgenomen.

De kaders van het nieuwe rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. In de SVIR zijn 13 nationale belangen gedefinieerd, waaronder het versterken van de mainportfuncties en het verbeteren van de rijksinfrastructuur, het behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora en fauna.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Streekplan Gelderland

Het Streekplan Gelderland 2005 is door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld op 29 juni 2005. Een streekplan geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkelingen in de komende 10 jaar. Dit streekplan is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het Streekplan Gelderland 2005 de status van een structuurvisie gekregen. In 2011 is de Ruimtelijke verordening van kracht geworden. De inhoud van het streekplan blijft voor de provincie de basis voor haar eigen regie in de ruimtelijke ordening.

De hoofddoelstelling van het Gelders ruimtelijk beleid voor de periode 2005-2015 is om in regionaal verband de ruimtebehoefte zorgvuldig te accommoderen en te bevorderen op een zodanige manier dat publieke (rijk, provincie, gemeenten, waterschappen) en private partijen de benodigde ruimte vinden. Dit op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt en die gebruik maakt van de aanwezige identiteiten en ruimtelijke kenmerken.

Hierbij hanteert de provincie de volgende subdoelen subdoelen als uitwerking van de hoofddoelstelling:

  • sterke stedelijke netwerken en regionale centra bevorderen;
  • versterken van de economische kracht en de concurrentiepositie van Gelderland;
  • bevorderen van een duurzame toeristisch-recreatieve sector in Gelderland met een bovengemiddelde groei;
  • de vitaliteit van het landelijk gebied en de leefbaarheid van daarin aanwezige kernen versterken;
  • de waardevolle landschappen verbeteren en de Ecologische Hoofdstructuur realiseren;
  • de watersystemen veilig en duurzaam afstemmen op de veranderende water aan- en afvoer en de benodigde waterkwaliteit;
  • een gezonde en veilige milieu(basis)kwaliteit bewerkstelligen;
  • met ruimtelijk beleid bijdragen aan de verbetering van de bereikbaarheid van en in de provincie;
  • bijdragen aan een evenwichtige regionaal gedifferentieerde ruimtelijke ontwikkeling, door de cultuurhistorische identiteiten en ruimtelijke kenmerken als inspiratiebron te hanteren in de ruimtelijke planning.

Bebouwd gebied
Volgens de beleidskaart ruimtelijke structuur van het Streekplan Gelderland 2005 zijn de bedrijventerreinen aangemerkt als 'bebouwd gebied'. Ten aanzien van bebouwd gebied is bepaald dat eventuele stedelijke ontwikkelingen in eerste instantie hierbinnen plaatsvinden. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor zijn nodig:

  • een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimte door fysieke aanpassingen;
  • het oplossen en voorkomen van milieuproblemen en –knelpunten door een duurzame planontwikkeling.

Voor de vernieuwing van het bestaand bebouwd gebied wil de provincie dat in de streekplanperiode:

  • de (in WGR-verband) samenwerkende gemeenten hun ambitie voor herstructurering en intensivering (inbreiding) van bestaand bebouwd gebied vastleggen;
  • de (in WGR-verband) samenwerkende gemeenten hun ambitie voor revitalisering van het huidige areaal aan bedrijventerrein vastleggen.

Bij transformaties (functieverandering van plekken) in bestaand bebouwd gebied gelden de volgende aanknopingspunten:

  • bij gunstige openbaar vervoerlocaties: passende publieksfuncties;
  • bij gunstige weglocaties: gemengde of specifieke (werk)functies (met goede wegontsluiting) hinderlijke/verouderde werkfuncties in de woonomgeving transformeren naar woonfuncties.

Ecologische verbindingszone
De Berkel is in het streekplan aangeduid als ecologische verbindingszone (EVZ). Ter verbinding van EHS-natuur en EHS-verweving worden in de streekplanperiode ecologische verbindingen gerealiseerd. De ecologische verbindingszones van provinciaal belang zijn opgenomen in dit streekplan op basis van de begrenzing en natuurdoelen zoals door de provincie uitgewerkt in het Gelderse gebiedsplan Natuur en landschap (zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 28 september 2004). Deze verbindingszones bestaan uit een aaneenschakeling van natuurelementen (stapstenen) die multifunctioneel gebied doorsnijden. Aangezien het gaat om smalle zones met een strategische ligging, is voor de realisering van de verbindingszones specifiek ruimtelijk beleid aan de orde. Het betreft een combinatie van planologische bescherming van de aanwezige waarden en planologische reservering (zoekzone) voor versterking van de natuurwaarden voor de doelsoorten die in het Gelderse gebiedsplan Natuur en landschap zijn aangegeven.

Net buiten het plangebied is de Berkel in het 'Streekplan 2005 Uitwerking- Kernkwaliteiten EHS' aangeduid als 'natuurgebied'. De kernkwaliteiten zijn:

  • De grond- en oppervlaktewateromstandigheden (kwaliteit en kwantiteit) behorende bij waterafhankelijke natuurdoeltypen;
  • De kwaliteit van het leefgebied van alle soorten, waarvoor conform de Flora- en faunawet bij ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing vereist is en die als zodanig worden genoemd in de AmvB Vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora en Faunawet;
  • De landschappelijke verwevenheid van natuur, bos en landschapselementen met cultuurgronden;
  • De stilte in stiltebeleidsgebieden en stiltegebieden (in geval de norm van 40 decibel wordt overschreden);
  • De uitwisselingsmogelijkheden voor planten en dieren in verbindingszones en tussen de verschillende leefgebieden in de overige delen van de EHS;
  • Het areaal en de kwaliteit van bestaande natuur-, bos- en landschapselementen en gebieden die aangewezen zijn voor nieuwe natuur en agrarische natuur.

Aangezien het voorliggende bestemmingsplan een conserverend plan is en er vrijwel geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt wordt voldaan aan de ruimtelijke uitgangspunten van het streekplan en worden geen verstoringen verwacht.

3.2.2 Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties

Op 30 juni 2010 hebben Provinciale Staten de Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het bedrijventerreinenbeleid uit het Streekplan Gelderland 2005.

De structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties is een aanpassing van het structuurvisiebeleid als gevolg van de volgende ontwikkelingen:

  • toekomstprognoses wijzen erop dat na 2020 de vraag naar bedrijventerreinen sterk afneemt. Vanaf 2025 is er zelfs sprake van krimp;
  • maatschappelijk is er weerstand tegen de verrommeling van het landschap ontstaan. Dit vertaalt zich in de vraag naar meer regie van de provincie op het (her)ontwikkelen van de juiste kwaliteit bedrijventerrein op de juiste plek.

Uitgangspunt van het nieuwe beleid is dat eerst optimaal gebruik wordt gemaakt van bestaande bedrijventerreinen voordat nieuwe terreinen worden ontwikkeld. Voldoende ruimte voor bedrijvigheid blijft een beleidsuitgangspunt, maar overschot aan bedrijventerrein moet worden voorkomen. Verder vraagt de provincie Gelderland aan de gemeenten om extra aandacht te besteden aan kwalitatieve aspecten, zoals een goede ruimtelijke inpassing, een zorgvuldige vormgeving en een zo laag mogelijke milieubelasting.

Ten aanzien van geluidsgezoneerde terreinen is het van belang de zonering goed vast te leggen in ruimtelijke plannen. Een deel van de bedrijventerreinen van Borculo is gezoneerd. De gemeente Berkelland heeft hiervoor onlangs een bestemmingsplan vastgesteld.

Aangezien het voorliggende bestemmingsplan de actuele situatie vastlegt, past dit plan binnen het beleid van de provincie.

3.3 Regionaal Beleid

Regionale structuurvisie Achterhoek
De visie 'Speerpunten Regionaal Ruimtelijk beleid Achterhoek 2011-2020' uit 2011 geeft de beleidsambities van acht Achterhoekse gemeenten voor de regionale economie, volkshuisvesting, landschappelijke kwaliteit, leefbaarheid en mobiliteit. De visie is een aanvulling (actualisatie) op de Regionale Structuurvisie Achterhoek uit 2004 en legt de nadruk op andere speerpunten ten gevolge van de demografische ontwikkelingen.

In de visie uit 2004 was uitgangspunt voor de positionering van de Achterhoek ten opzichte van andere regio's: de doorontwikkeling als een economisch en sociaal-cultureel zelfstandige regio die zich naar buiten toe met name profileert met haar kleinschaligheid en gebiedskwaliteiten. Een grotere dynamiek in de regio wordt nagestreefd met behoud van de eigen ruimtelijke kwaliteit.

Ten aanzien van bedrijventerreinen is het algemene uitgangspunt: het juiste bedrijf op de juiste locatie. Er wordt ruimte geboden voor groei van locale bedrijvigheid in bestaande sectoren als detailhandel, bouwnijverheid en industrie en in relatief nieuwe sectoren als recreatie, toerisme, dienstverlening en op het gebied van gezondheid en zorg. Aan nieuwe keuzes en ontwikkelingen gaat regionale afstemming vooraf.

Speerpunten zijn:

  • demografische ontwikkeling;
  • oriëntatie op externe relaties (met het KAN-gebied, Twente, Duitsland, Stedendriehoek);
  • de verandering van het platteland;
  • duurzame energie.

Regionaal Programma Bedrijventerreinen Achterhoek (RPB)
In mei 2011 is het RPB voor de Achterhoek vastgesteld.
De Provincie Gelderland heeft in 2010 verzocht om het opstellen van een Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB). Het RPB is een bestuursconvenant tussen regio en provincie. Doel van het RPB is de bedrijventerreinenopgave te definiëren en afspraken maken over te nemen maatregelen en activiteiten. Dit RPB is:

  • het regionale afsprakenkader over planning en programmering van bedrijventerreinen tussen Regio Achterhoek en provincie;
  • de vertaling en uitwerking van de gemeentelijke, regionale en provinciale doelstellingen op het gebied van bedrijventerreinen;
  • het toetsingskader voor de ontwikkeling van bedrijventerreinen in de regio.

Over de volgende onderwerpen zijn specifieke afspraken gemaakt:

  • afstemming vraag-aanbod;
  • regulering aanbod;
  • segmentering;
  • programmering herstructurering;
  • grondprijs(methodiek);
  • SER-ladder;
  • monitoring.

Belangrijkste opgave in het RPB is het reguleren van een eventueel overaanbod van terreinen. Najaar 2010 zijn de regiogemeenten in twee clusters (West - Achterhoek: Montferland, Doetinchem, Oude IJsselstreek, Bronckhorst en Oost-Achterhoek: Aalten, Berkelland, Oost Gelre, Winterswijk) aan de slag gegaan om zich te buigen over de afstemming vraag-aanbod en regulering van het aanbod.

Zowel in clusterverband als in het Programmateam Duurzame Economie (Regio Achterhoek) heeft intensief overleg plaatsgevonden. Ook is op een aantal momenten overleg met de verantwoordelijke Gedeputeerden ingelast. Uitgangspunt is dat niet getornd wordt aan harde plancapaciteit. De gemeenten hebben een deel van de zachte plannen gefaseerd en in omvang teruggebracht. Afgesproken is vanaf peildatum 1-1-2010 geen nieuwe plannen te ontwikkelen.

Waterschap Rijn en IJssel
Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Ook in deze wet is afstemming van ruimtelijke ontwikkelingen en water voor ruimtelijke plannen opgenomen. Al sinds enige jaren wordt in ruimtelijke plannen aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de waterhuishouding. Hiervoor wordt de watertoets doorlopen waarbij de conclusies ten aanzien van alle wateraspecten in een waterparagraaf worden beschreven.

In artikel 3.1.1 van het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan daarbij overleg pleegt met o.a. de waterschappen. In artikel 3.1.6. van datzelfde Besluit is aangegeven dat in de toelichting op een ontwerpbestemmingsplan is beschreven op welke wijze in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding.

Het Waterschap Rijn en IJssel heeft een handreiking ontworpen waarmee een initiatiefnemer zelf kan bepalen voor welke plannen en in welke mate het waterschap betrokken dient te worden bij het opstellen van een waterparagraaf. Voor meer complexe ontwikkelingen is deze handreiking voor het waterschap en de initiatiefnemer een leidraad en geheugensteun in het ontwerpproces. Gezamenlijk wordt invulling gegeven aan de wateraspecten en kan water een positieve bijdrage leveren aan de leefomgeving. Als er overeenstemming is over de inhoud van de waterparagraaf kan de gemeente de tekst opnemen in de toelichting van het ruimtelijk plan.

De waterparagraaf voor dit bestemmingsplan staat in paragraaf 4.3.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Structuurvisie Berkelland 2025

De Structuurvisie Berkelland 2025 geeft de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot het jaar 2025 weer. Het is een integrale visie die geldt voor het grondgebied van de hele gemeente.

Berkelland wil het sociaal en economisch draagvlak versterken door het realiseren van een aantrekkelijk ondernemersklimaat. De ligging van de gemeente Berkelland tussen Twente en Arnhem/Nijmegen biedt kansen voor economische ontwikkeling. Het RBT De Laarberg neemt hier een belangrijke positie in. Om deze te benutten voert de gemeente een proactief bedrijvenbeleid en stelt zij zich meedenkend en meewerkend op naar bedrijven. Primair wordt ingezet op behoud en uitbreiding van bestaande bedrijvigheid. De gemeente ondersteunt bedrijfsontwikkelingen in de kernen en faciliteert dit ook.

De gemeente Berkelland zet vooral in op verbetering/revitalisering van bedrijventerreinen, zodat het aantal bedrijventerreinen beperkt kan worden. Bedrijven worden gestimuleerd om ‘op te knappen’ in plaats van te verhuizen. Ook is het van belang om de samenwerking op de bestaande bedrijventerreinen en parkmanagement te stimuleren.

Voor de toekomst wordt een toename in samenwerking tussen de verschillende gemeenten voorzien. Door met de omliggende gemeenten samen te werken is het mogelijk op een verantwoorde manier naar de omvang van de bedrijventerreinen te kijken. Niet alleen lokaal, maar ook over de gemeentegrenzen heen.
De gemeente Berkelland richt zich voor de toekomst ten aanzien van economie en bedrijventerreinen op de volgende punten:

  • Verdergaande samenwerking met omliggende gemeenten;
  • Revitalisering van bestaande bedrijventerreinen in plaats van nieuwe uitgifte;
  • Duurzaamheid;
  • Samenwerking op bedrijventerreinen stimuleren;
  • Acties ondersteunen/opzetten;
  • In gesprek treden met bedrijven en meer gezamenlijk oppakken van acties en kansen.

De gemeente Berkelland hecht waarde aan het bevorderen van kleinschalige bedrijvigheid. Bestaande, verspreid liggende bedrijfsbestemmingen bieden doorgaans beperkte uitbreidingsmogelijkheden voor kleinere bedrijven. Ook bestaande gebouwen in het buitengebied bieden via het functieveranderingsbeleid ruimte voor diverse vormen van bedrijvigheid.
Er dient eerst optimaal gebruik te worden gemaakt van bestaande bedrijventerreinen voordat er nieuwe terreinen worden ontwikkeld. Voldoende ruimte voor bedrijvigheid blijft beleidsuitgangspunt, maar overschot aan bedrijventerrein moet worden voorkomen. Leegstand moet worden voorkomen.

Specifiek voor de bedrijventerreinen in Borculo geldt dat men op lange termijn lokale bedrijfsontwikkeling mogelijk wil maken.

3.4.2 Welstandsnota

Op 22 mei 2012 heeft de gemeenteraad de nieuwe Welstandsnota voor Berkelland vastgesteld.

Op bladzijde 14 van de vastgestelde nota staat welke welstandsvrije gebieden zijn aangewezen. Het bedrijventerrein in Borculo is vooralsnog welstandsvrij. Dit geldt voor het gehele bedrijventerrein. Het is een proef; binnen 2 jaar wordt de proef geëvalueerd. Of het gebied daarna welstandsvrij blijft is nu nog niet bekend. Die beslissing is dan aan de gemeenteraad. Afhankelijk van de evaluatie blijft het bedrijventerrein welstandsvrij of treedt het welstandsniveau 'soepel' in werking.

3.4.3 Beleidsvisie Externe Veiligheid

De beleidsvisie externe veiligheid (3 november 2008) geeft het ambitieniveau van de gemeente aan: hoe veilig moet het zijn in Berkelland?
Naast externe veiligheid in het algemeen, gaat het daarbij in het bijzonder over het omgaan met de normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Deze begrippen staan centraal in het externe veiligheidsbeleid. Bij het plaatsgebonden risico gaat het om de kans dat één persoon overlijdt als gevolg van een ongeval bij een risicobron. Bij het groepsrisico gaat het om de bij elkaar opgetelde kansen dat een groep personen gelijktijdig komt te overlijden.

Het ambitieniveau is afgestemd op het profiel van de gemeente Berkelland. Naast ruimte voor functies als landbouw, toerisme en wonen bestaat binnen de gemeente ook ruimte voor (industriële) bedrijvigheid.

In de beleidsvisie is daarom niet uitgegaan van een gelijkluidende normstelling voor het gehele grondgebied van de gemeente. Gekozen is voor een gebiedsgerichte benadering. Aan de ene kant gaat het om woonwijken, waar het ambitieniveau hoog is. Veilig wonen is hier het belangrijkste uitgangspunt. Risico’s moeten worden voorkomen of zoveel mogelijk worden beperkt. Aan de andere kant gaat het om industrieterreinen/ bedrijventerreinen. Hier zijn economie, bedrijvigheid en werkgelegenheid de belangrijkste uitgangspunten. Om bedrijven niet onnodig te beperken in de ontwikkelingsruimte is op bedrijventerreinen sprake van een lager ambitieniveau. Uiteraard moeten deze bedrijven wel voldoen aan de wettelijke normen.

Naast deze twee uitersten bestaan mengvormen van woon- en werkfuncties. Logischerwijs ligt het ambitieniveau hier tussen beide voorgaande niveaus in. In onderstaande tabel is het beleid per deelgebied samengevat:

Overschrijding grenswaarde plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten Overschrijding richtwaarde plaatsgebonden risico voor beperkt kwetsbare objecten Overschrijding oriënterende waarde groepsrisico Toename groepsrisico
Veilig wonen Niet acceptabel Niet acceptabel (m.u.v. bestaande situaties) Niet acceptabel (m.u.v. bestaande situaties) Niet acceptabel
Ruimte voor industrie Niet acceptabel Acceptabel onder voorwaarden Acceptabel onder voorwaarden Acceptabel onder voorwaarden
Ruimte voor wonen en werken Niet acceptabel Acceptabel onder voorwaarden Niet acceptabel (m.u.v. bestaande situaties) Acceptabel onder voorwaarden
Landelijk gebied Niet acceptabel Niet acceptabel (m.u.v. bestaande situaties) Niet acceptabel (m.u.v. bestaande situaties) Acceptabel onder voorwaarden

Hoofdstuk 4 Onderzoek En Uitvoerbaarheidsaspecten

Of een nieuw bestemmingsplan ook daadwerkelijk uitvoerbaar is hangt af van verschillende planologische en milieutechnische randvoorwaarden en uitgangspunten. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan getoetst op planologische en milieutechnische randvoorwaarden. Daar waar specifiek onderzoek is uitgevoerd wordt verwezen naar de bijlagen. In de toelichting zijn alleen de conclusies van de onderzoeken overgenomen.

4.1 Milieuaspecten

4.1.1 Beoordeling m.e.r.-plicht

In het kader van de actualisatie van de bestemmingsplannen voor de bedrijventerreinen is beoordeeld of sprake is van een m.e.r.-plicht. Hiervoor is een separate notitie opgesteld die is bijgevoegd als bijlage 1.

Conclusie van deze beoordeling is dat geen sprake is van een m.e.r.-plicht.

4.1.2 Kabels en leidingen

Rond kabels en leidingen kan vanaf een bepaalde maat sprake zijn van beschermings- en/of veiligheidszones rondom kabels en leidingen. In het plangebied van dit bestemmingsplan liggen verschillende planologisch relevante leidingen.

Hoogspanningsleiding
Langs de zuidrand van het bedrijventerrein Overberkel loopt evenwijdig aan de Berkel een 150 kV hoogspanningsverbinding. Deze hoogspanningsverbinding loopt via het elektriciteitsdistributiebedrijf (schakelstation) aan de Hekweg verder het buitengebied in. De leiding aan de oostzijde van het bedrijf heeft een zakelijke rechtsstrook van 35 meter. De leiding aan de westzijde heeft een zone van 45 meter.
Binnen deze strook is sprake van beperkingen met betrekking tot de bouwhoogte en plaatsing van bouwwerken.

Gastransportleidingen
In het plangebied liggen twee ondergrondse gastransportleidingen, bekend onder de naam N-569-84 en de A-529-04. De leidingen hebben een werkdruk van 40 en 66,2 bar. Aan weerszijden van beide leidingen dient een strook van 5 meter te worden vrijgehouden voor werkzaamheden van de leidingbeheerder. Voor meer informatie over de leidingen wordt verwezen naar paragraaf 4.1.6 Externe veiligheid.

4.1.3 Bodem

De Wet bodembescherming stelt regels over de bodemkwaliteit en (de sanering van) vervuilde grond. Voor het bestemmingsplan moet duidelijk zijn dat een eventuele bodemverontreiniging de verwezenlijking van het plan niet in de weg staat. Omdat het voorliggend bestemmingsplan een actualisatie betreft van de huidige situatie en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is een beschrijving gegeven van de huidige kwaliteit op basis van de bodemkwaliteits- en bodemfunctiekaart van de gemeente Berkelland.

Ten behoeve van dit bestemmingsplan is een notitie "Globale beschrijving bodemkwaliteit (per kern)" opgesteld (zie bijlage 2) waarbij de bodemkwaliteitskaart van de gemeente is beschouwd.

Het beheersgebied van Berkelland is verdeeld is twee zones:

  • zone bebouwd (dit zijn de woongebieden en bedrijventerreinen);
  • zone buitengebied

De bodemkwaliteitskaart is alleen van toepassing op locaties die (historisch) onverdacht zijn van bodemverontreiniging. Een industrieterrein kent veel verdachte activiteiten die een bodemverontreiniging kunnen veroorzaken.

Het gevolg is dat de bodemkwaliteitskaart voor een bedrijventerrein niet gebruikt kan worden als bewijsmiddel voor een milieuhygiënische verklaring (bodemonderzoek). Voor iedere aanvraag om een bestemmingsplanwijziging moet maatwerk geleverd worden. In veel gevallen blijft het uitvoeren van een bodemonderzoek noodzakelijk.

4.1.4 Milieuzonering

Algemeen
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaat men het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Op basis van gegevens van de gemeente is een bedrijvenlijst samengesteld waarop alle bedrijven die voorkomen op de bedrijventerreinen vermeld staan. Aan de verschillende bedrijven is een milieucategorie gekoppeld. Een milieucategorie geeft aan welke milieuhinder een bedrijf veroorzaakt en tot hoever deze milieuhinder reikt. Het betreft hier de milieuhinder van geluid, stof, geur, en/of externe veiligheid. De milieubelasting is voor die aspecten vertaald in richtlijnen voor aan te houden afstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Het milieuaspect met de grootste afstand is maatgevend en bepaalt in welke milieucategorie een bedrijfstype wordt ingedeeld.

Als basis voor het toekennen van de milieucategorieën zijn de SBI-codes gebruikt zoals die zijn weergegeven in 'Bedrijven en milieuzonering', een uitgave van de VNG (2009). SBI-codes worden over het algemeen gebruikt voor het concreet invullen van milieuzonering. In 'Bedrijven en milieuzonering' wordt onderscheid gemaakt in onderstaande milieuzones:

Milieucategorie Richtafstand t.o.v. rustig woongebied
Categorie 1 10 meter
Categorie 2 30 meter
Categorie 3.1 50 meter
Categorie 3.2 100 meter
Categorie 4.1 200 meter
Categorie 4.2 300 meter
Categorie 5.1 500 meter

Milieuzones algemeen
Op basis van de hiervoor genoemde milieucategorieën zijn de bedrijventerreinen opgedeeld in enkele zones. Daarbij is gekeken naar de afstand tot aan de omliggende gevoelige bestemmingen.

Met het opdelen van de bedrijventerreinen in verschillende zones wordt geregeld dat gevoelige bestemmingen zo min mogelijk overlast ondervinden van de aanwezige bedrijvigheid. Deze zogenaamde inwaartse zonering hanteert het principe dat in de zone die het dichtst bij de gevoelige bestemmingen ligt maximaal bedrijven toegelaten worden uit categorie 2. Bedrijven uit categorie 2 zijn over het algemeen goed inpasbaar nabij woonwijken. Deze eerste zone zal circa 30 meter breed zijn. Achter deze zone komt een zone te liggen waar bedrijven uit hogere categorieën toelaatbaar zijn.

De richtafstandenlijst van de VNG brochure "Bedrijven en milieuzonering" gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden of zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. In de VNG brochure zijn, in het kader van een goede ruimtelijke ordening en gekoppeld aan het omgevingstype, milieunormen opgenomen, waaraan de feitelijke milieubelasting kan worden getoetst. Er wordt bij het toepassen van de afstanden een onderscheid gemaakt tussen afstanden met betrekking tot een 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'.

Rustige woonwijk
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. Om een goede milieuzonering op te stellen is een analyse en beschrijving van de omgeving nodig. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden standaard ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.

Gemengd gebied
Naast het omgevingstype rustige woonwijk kent de VNG-uitgave ook het omgevingstype gemengd gebied. Wanneer sprake is van omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies, voor met name het aspect geluid, met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Het aspect geluid is veelal het maatgevende aspect. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven.
Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype gemengd gebied. Gezien de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen kent het gemengd gebied al een hogere milieubelasting. Dat rechtvaardigt het verlagen van de richtafstanden met één stap. De richtafstand van 30 meter voor een bedrijf in milieucategorie 2 kan dan bijvoorbeeld worden verkleind tot 10 meter en de richtafstand van 100 meter voor een bedrijf in milieucategorie 3.2 kan verlaagd worden tot 50 meter. Het systeem van richtafstanden gaat dus uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocaties en omgevingstype rustige woonwijk of gemengd gebied.

Milieuzonering bedrijventerreinen Borculo
Voor dit bestemmingsplan is er voor gekozen het plangebied en direct aangrenzende omgeving als een 'gemengd gebied' te beschouwen. Dit houdt in dat de eerdergenoemde aan te houden afstanden tot gevoelige bestemmingen met één trap worden verlaagd.

Deze keuze is gemaakt om de volgende redenen:

  • het betreft een historisch gegroeide situatie waarbij al lange tijd sprake is van het voorkomen van woningen nabij (hindergevende) bedrijven;
  • er is in de huidige situatie geen sprake van knelpunten: in het algemeen liggen de woningen op grote kavels waarbij sprake is van een relatief grote afstand tot de dichtstbijstaande bedrijven;
  • er wordt zo veel mogelijk recht gedaan aan de bestaande (en vergunde) rechten die de bedrijven hebben op basis van de vigerende bestemmingsplannen en milieuvergunningen;
  • het toepassen van een strikte zonering zou inhouden dat bestaande rechten onder het overgangsrecht worden gebracht. Dit levert problemen op bij toekomstige vergunningaanvragen;
  • op het terrein wordt grotendeels maximaal categorie 3.2 toegestaan. Op enkele locaties worden zwaardere categorieën tot 4.2 toegestaan. Op basis van de vigerende bestemmingsplannen, de huidige bedrijvigheid en de afstanden voortvloeiend uit de milieuzonering kan dit.

In de praktijk blijkt dat op de bedrijventerreinen Borculo acht bedrijven zijn die dichterbij omliggende gevoelige functies liggen dan is toegestaan op basis van de milieuzonering. In het voorliggende bestemmingsplan krijgen deze bedrijven een specifieke aanduiding binnen de bestemming `Bedrijventerrein`. Deze specifieke aanduiding regelt dat het betreffende bedrijf zijn huidige bedrijfsvoering mag voortzetten. Zodra het bedrijf stopt mag uitsluitend het huidige bedrijfstype of een bedrijfstype met een lagere milieucategorie terugkomen. Op deze manier wordt het huidige bedrijf niet belemmerd in zijn bedrijfsvoering en wordt op termijn een sanering van het bedrijventerrein veiliggesteld. Het gaat om de volgende bedrijven:

  • Hesselink Es 23: polyesterverwerkingsbedrijf;
  • Hekweg: elektriciteitsdistributiebedrijf (schakelstation);
  • Jonkerspad 5: productie diervoeding;
  • Needseweg 23: weiproductenfabriek;
  • Needseweg 23a: elektriciteitscentrale;
  • Needsewewg 31: installatiebedrijf;
  • Nobelstraat 2: bouwbedrijf;
  • Parallelweg 11-13, timmerfabriek met spuiterij;
  • Parallelweg 15: meubelmakerij.

Er is één uitzondering gemaakt op de milieuzonering. De milieuzonering rondom de burgerwoningen op het bedrijventerrein aan de Oude Diepenheimseweg is afgestemd op het vigerende bestemmingsplan Overberkel. In dat bestemmingsplan zijn de aan te houden afstanden ten opzichte van gevoelige bestemmingen berekend. Gewenst is om voor dit deel de bestaande milieuzonering over te nemen.

Geen zonering rondom bedrijfswoningen
Een bedrijfswoning is (vanzelfsprekend) geen gevoelig object in relatie tot het bedrijf waarbij die woning hoort. In dit bestemmingsplan zijn alleen de bestaande bedrijfswoningen als bedrijfswoning aangeduid, er worden geen nieuwe bedrijfswoningen toegestaan.
Bedrijfswoningen van derden zijn evenals 'burgerwoningen' gevoelige objecten voor de bepaling van de milieuruimte van bedrijven en de toepassing van de milieuregelgeving. De aanwezigheid van dergelijke woningen betekent in principe een beperking van de milieuruimte van omliggende bedrijven.

In de praktijk liggen bedrijfswoningen op of grenzen ze direct aan gronden waar bedrijven in categorie 2 (30 m), 3.1 (50 m) en hoger reeds zijn gevestigd (maximaal 4.2). Aangenomen mag worden dat in de milieuvoorwaarden die aan de omliggende bedrijven zijn gesteld, al rekening is gehouden met die bedrijfswoningen van derden.

Strikte toepassing van de milieuzonering in het bestemmingsplan op de her en der aanwezige bedrijfswoningen betekent dat rond vrijwel elke bedrijfswoning een zone categorie 1, vervolgens een zone categorie 2 enz. zou komen te liggen. Met daarbij als bepaling dat die zonering alleen geldt voor andere bedrijven dan het bedrijf waarbij de betreffende bedrijfswoning hoort. De aanwezigheid en situering van een bedrijfswoning op het ene bedrijfsperceel zou dan zonder meer bepalend zijn voor de milieuzonering / categorisering van het bedrijf / de bedrijven in de omgeving. Dat leidt ertoe dat op een bedrijventerrein met verspreid liggende bedrijfswoningen, de milieuruimte van bedrijven ernstig zou worden ingeperkt. Dat terwijl een bedrijventerrein nu juist dient om ruimte te bieden.

In de praktijk wordt echter de (relatieve) milieuhinder tussen bedrijven en bedrijfswoningen meestal als een bestaand gegeven, inherent aan het wonen op een bedrijventerrein, geaccepteerd, excessen daargelaten. Op de bedrijventerreinen in Borculo komen geen bedrijfswoningen voor die in de huidige situatie ernstige milieuhinder ondervinden.

Overige functieaanduidingen binnen bestemming 'Bedrijventerrein'
Ten aanzien van andere functies die niet direct passen binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn functieaanduidingen opgenomen. Dat wil zeggen dat alleen ter plaatse van die aanduiding, naast de bedrijvenbestemming, ook de betreffende functie mogelijk is.

Het gaat hierbij om het recreatieoord aan de Klapperdijk en de luchtbrug die loopt vanaf het terrein van Friesland Campina Domo naar Hambroek II.

4.1.5 Geluid

Aangezien dit bestemmingsplan geen nieuwe gevoelige bestemmingen mogelijk maakt, is geen onderzoek gedaan naar het thema geluid.

Geluidsgezoneerd industrieterrein
Het industrieterrein waar Friesland Campina Domo ligt betreft een gezoneerd industrieterrein. Het nu nog braakliggende Hambroek II behoort hier ook toe.

De geluidszone is in eerste instantie vastgelegd in het bestemmingsplan Industrieterrein Borculo 1982. Binnen dit industrieterrein is de vestiging mogelijk van zogenaamde 'grote lawaaimakers'. Na vaststelling van dit bestemmingsplan is de bedrijvigheid zodanig gegroeid dat na verloop van tijd sprake was van een ernstige overschrijding van de geluidsnormen op de vastgestelde zonegrenzen. In 2006 is daarom begonnen om de bestaande overschrijdingen door het treffen van maatregelen terug te dringen. Voor een groot deel is dit gelukt, alleen aan de noord- en oostzijde bleef sprake van een overschrijding.

Om deze overschrijding op te heffen heeft de gemeenteraad op 20 april 2010 deze zone (gedeeltelijk) herzien door vaststelling van een nieuw bestemmingsplan. Momenteel beschikt het industrieterrein weer over een actuele geluidszone. Deze zone is één op één overgenomen in dit bestemmingsplan en in de regels is hierover opgenomen dat in dit gebied geen nieuwe geluidsgevoelige functies gevestigd mogen worden.

Bij het vaststellen van bovengenoemd bestemmingsplan is rekening gehouden met een mogelijke toekomstige uitbreiding van Friesland Campina Domo op het terrein Hambroek II. Aangezien dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is nu geen rekening gehouden met deze mogelijkheid. Nieuwe 'grote lawaaimakers' worden niet mogelijk gemaakt.

4.1.6 Externe veiligheid

De milieudienst van de Regio Achterhoek heeft advies uitgebracht met betrekking tot de externe veiligheid. Dit advies is bijgevoegd als bijlage 3. In en rondom het plangebied is sprake van verschillende risicobronnen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBCL20110003-1000_0002.jpg"

Uitsnede risicokaart

Buisleidingen
In het plangebied liggen twee ondergrondse gastransportleidingen. Deze hogedruk aardgasleidingen worden gekenmerkt als de N-569-84 en de A-529-04. Voor beide leidingen is geen sprake van een PR 10-6 contour. Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

Inrichtingen

LPG-tankstation en LNG-tankstation
Aan de Nettelhorsterweg 11 ligt het tankstation Brandoil BV. Voor het tankstation geldt dat de LPG-doorzet in de milieuvergunning is gelimiteerd op 999 m3/jaar. Voor dit bedrijf gelden dan ook de Ro-afstanden 45 meter voor het vulpunt, 25 meter voor het ondergrondse reservoir en 15 meter voor de afleverzuil.
Het bedrijf wil aan de Nettelhorsterweg 11 de verkoop uitbreiden met LNG (liquefied natural gas = vloeibaar aardgas). Voor het bedrijf is op 16 mei 2012 een omgevingsvergunning onherroepelijk geworden voor het oprichten van een LNG-tank.Ten behoeve van van deze vergunning is een risicoanalyse (zie bijlage 4) opgesteld. Resultaat van deze analyse is dat de risicocontour van het gehele tankstation deels buiten de inrichting valt. Binnen de contour zijn geen kwetsbare objecten geprojecteerd danwel aanwezig. Het plaatsgebonden risico vormt derhalve geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Op de verbeelding zijn de vulpunten ten behoeve van LPG en LNG met de gecombineerde risicocontour opgenomen.

Ammoniak koelinstallatie en PGS 15 opslag
Friesland Campina Domo betreft een inrichting die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen valt. Binnen de inrichting is sprake van ammoniakopslag en een opslag voor gevaarlijke stoffen in een PGS 15 opslag. Voor deze PGS 15 opslag geldt dat de plaatsgebonden risicocontour een cirkel van 75 meter rond de opslag bedraagt. Voor de ammoniakkoelinstallatie geldt dat de plaatsgebonden risicocontour 0 meter rond de machinekamer bedraagt. Hierbij is er vanuit gegaan dat de ammoniakkoelinstallatie een inhoud heeft van tussen de 3200 en 6000 kg ammoniak. Uit navraag bij het bedrijf blijkt dat er sprake is van 3 installaties met respectievelijk een inhoud van 685, 1050 en 3800 kg. Beide contouren vallen niet over kwetsbare objecten. Het plaatsgebonden risico van beide risico-objecten vormt derhalve geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

Gasontvangststations (GOS)
Binnen het plangebied komen twee aardgasleidingen en twee gasontvangststations voor. Voor het gasontvangststation aan de Kamerlingh Onnesstraat 24 (Liander) heeft de plaatsgebonden risicocontour een diameter van 15 meter. Deze afstand is afkomstig uit tabel 3.12 van het besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. Voor het gasontvangststation aan de Needseweg 23 heeft de plaatsgebonden risicocontour eveneens een diameter van 15 meter.

Binnen de contouren van beide gasdruk meet- en regelstations zijn geen kwetsbare objecten gevestigd of geprojecteerd.

Groepsrisico
Het groepsrisico is in het advies berekend ten aanzien van alle risicobronnen. Voor alle onderzochte risico-objecten geldt dat sprake is van een laag groepsrisico. In dit geval wordt dan ook volstaan met een beperkte motivering van het groepsrisico.

Een beperkte motivering van de risico's dient in dit geval de volgende onderwerpen te bevatten:

  • de personendichtheid in het invloedsgebied van de risico-objecten;
  • de te verwachten toekomstige personendichtheid in het geval er concrete ontwikkelingen in het invloedsgebied zijn;
  • de mogelijkheden tot bestrijding en beperking van rampen;
  • de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in het plangebied.

Het bevoegd gezag (de gemeenteraad als het bestuursorgaan dat het bestemmingsplan vaststelt) is verplicht de regionale brandweer in de gelegenheid te stellen om een advies uit te brengen over de mogelijkheden tot bestrijding en beperking van rampen en de zelfredzaamheid van personen in het plangebied. Ten aanzien hiervan kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

  • voor geen van de risicobronnen geldt dat de oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt overschreden;
  • de zelfredzaamheid is hoog aangezien op de bedrijventerreinen zich geen functies met minder zelfredzame personen bevinden;
  • het groepsrisico rond het tankstation en de gasleidingen is te laag om zware maatregelen door te voeren.

Het bestemmingsplan zal worden voorgelegd aan de regionale brandweer voor advies.

4.1.7 Luchtkwaliteit

Bij het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan moet aangetoond worden dat wordt voldaan aan de wetgeving voor luchtkwaliteit. De relevante wetgeving is vastgelegd in titel 5.2 van de Wet milieubeheer, dikwijls de 'Wet luchtkwaliteit' genoemd. Ten behoeve van dit bestemmingsplan is een notitie "Luchtkwaliteit bedrijventerreinen gemeente Berkelland" opgesteld. Deze notitie is bijgevoegd als bijlage 5.

Uit de 'Wet luchtkwaliteit' volgt dat een voorgenomen ontwikkeling inpasbaar is, indien wordt voldaan aan minstens één van de volgende vier gronden (artikel 5.16 uit de Wet milieubeheer):

  1. 1. er worden geen grenswaarden voor de luchtkwaliteit overschreden;
  2. 2. de luchtkwaliteit verslechtert (per saldo) niet door de planontwikkeling;
  3. 3. de bijdrage van het plan aan de luchtkwaliteit is 'niet in betekenende mate';
  4. 4. de voorgenomen ontwikkeling is opgenomen in het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Bij de voorgenomen actualisatie van de bestemmingsplannen wordt voldaan aan de tweede grond: de luchtkwaliteit verslechtert niet door de planontwikkeling. Het nieuwe bestemmingsplan is namelijk conserverend van aard en biedt dus geen ruimte aan nieuwe ontwikkelingen. Dit betekent dat ten opzichte van de nu al bestemde situatie geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden die de luchtkwaliteit kunnen verslechteren. De voorgenomen ontwikkeling is daarmee wettelijk inpasbaar op basis van artikel 5.16 lid 1b van de Wet milieubeheer.

In de notitie is eveneens inzichtelijk gemaakt wat de omvang van de verontreiniging is in de gemeente Berkelland.

4.2 Ecologie

In Nederland is de bescherming van natuurwaarden in twee wetten geregeld, namelijk in de Flora- en faunawet (2002) en in de Natuurbeschermingswet (1998). De Flora- en faunawet is gericht op de bescherming van soorten, terwijl de Natuurbeschermingswet gericht is op de bescherming van leefgebieden.

Gebiedsbescherming
De bescherming van gebieden is geregeld via de Natuurbeschermingswet 1998 of via bestemmingsplannen van de gemeenten. De Natuurbeschermingswet bepaalt wat er wel en niet mag in de beschermde natuurgebieden. Activiteiten die mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor de natuurwaarden mogen niet plaatsvinden zonder vergunning. Verder is iedereen verplicht zorgvuldig om te gaan met natuurgebieden, de zogenaamde zorgplicht.

Het plangebied maakt zelf geen deel uit van een 'beschermd' natuurgebied (Natura 2000, Beschermd Natuurmonument, Nationaal Landschap). Ook liggen geen gebieden in de directe omgeving van het plangebied met een dergelijke status.

Wel is de door het plangebied stromende Berkel (inclusief oevers) aangemerkt als Ecologische verbindingszone (EVZ). Deze zone is zo bestemd in het bestemmingsplan dat de waarden in voldoende mate zijn gegarandeerd.

Aangezien het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is het niet vereist om ecologisch onderzoek uit te voeren.

Soortenbescherming
Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Aangezien het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is het niet vereist om ecologisch onderzoek uit te voeren.

4.3 Waterparagraaf

Waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel ontwikkeld waarmee met een aantal vragen in beeld te brengen is welke wateraspecten relevant zijn en met welke intensiteit het watertoetsproces doorlopen dient te worden. De vragen zijn gericht op de locatie van de ruimtelijke ontwikkeling en welke veranderingen er mogelijk worden gemaakt. Een handig hulpmiddel voor het in beeld brengen van beleidsopgaven is de Wateratlas van de provincie Gelderland.

Afhankelijk van de intensiteit van de watertoets wordt geadviseerd contact op te nemen met het waterschap. Waterschap Rijn en IJssel wil niet alleen een toetsende rol hebben, maar wil een medeoverheid zijn die de gemeente op het gebied van water ondersteunt bij haar planontwikkeling.

In onderstaande tabel is een aantal vragen gesteld. Afhankelijk van het antwoord op de vragen zijn drie niveaus in de intensiteit van het watertoetsproces te onderscheiden. Indien op geen enkele vraag 'ja' is geantwoord is geen watertoets nodig. Indien meerdere vragen met 'ja' beantwoord kunnen worden, dan is een verkorte of een uitgebreide watertoets nodig.

Thema Toetsvraag Relevant
Veiligheid
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?
Ja


Nee
Riolering en Afvalwaterketen 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?
Nee

Ja
Nee
Wateroverlast (oppervlakte-water)
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500 m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?
Nee

Nee

Nee

Nee
Oppervlakte-
waterkwaliteit
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd?
Nee
Grondwater-
overlast
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Is in het plangebied sprake van kwel?
3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?
Nee

Nee
Nee
Grondwater-
kwaliteit
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? Nee
Inrichting en beheer 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?
Ja

Nee
Volksgezondheid
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies voor, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?
Nee

Nee
Natte natuur 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?
Ja
Nee
Nee

Nee
Verdroging 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? Nee
Recreatie 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? Nee
Cultuurhistorie 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? Nee

De Berkel is een natte ecologische verbindingszone. Hierop is volgens de Wateratlas van de provincie Gelderland geen specifiek beleid of specifieke doelstelling van toepassing relevant voor dit bestemmingsplan. De Berkel zal overigens van een passende regeling worden voorzien om de bestaande waarden te beschermen. Langs de Berkel is aan de noordzijde een zone opgenomen ter bescherming van de waterkerende functie.

Ten zuiden van de Stationsweg loopt een persleiding. Ten behoeve van de bescherming van deze leiding bij (onderhouds)werkzaamheden is rondom een zone opgenomen.

Het waterschap zal advies worden gevraagd met betrekking tot het bestemmingsplan. In het kader van het vooroverleg wordt het bestemmingsplan voorgelegd aan het waterschap.

4.4 Archeologie En Cultuurhistorie

Berkelland beschikt over een Archeologische Beleidskaart en een monumentenlijst (rijks- en gemeentelijke monumenten). Ook heeft in 2011 een inventarisatie van de belangrijkste cultuurhistorische waarden van Berkelland plaatsgevonden in de vorm van een Cultuurhistorische beschrijving. Deze zal in 2012 worden afgerond. Dit bestemmingsplan is een conserverend plan en maakt geen nieuwe of ingrijpende ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Er vinden geen veranderingen plaats voor wat betreft de cultuurhistorische waarden (landschap, archeologie en monumenten). Daarom is geen aanvullend cultuurhistorisch onderzoek nodig.

Archeologie
Ten behoeve van dit bestemmingsplan is een Quickscan Archeologie opgesteld. Dit rapport is bijgevoegd als bijlage 6.

Volgens de Archeologische Beleidskaart van de gemeente Berkelland geldt voor het grootste deel van het bedrijventerrein te Borculo een middelmatige en lage archeologische verwachting (gele en groene zones, AWV 8, 9 en 10). Een deel van het terrein Overberkel kent een hoge archeologische verwachtingswaarde (AWV 6).

Er bevinden zich zes bekende archeologische vindplaatsen verspreid over de bedrijventerreinen (rode stippen, AWG categorie 3).

Conform het gemeentelijk Handboek Ruimtelijke Plannen zijn voor deze aangetroffen (verwachtings)waarden de volgende dubbelbestemmingen opgenomen:

dubbelbestemming code categorie beleidskaart
Waarde- Archeologische Verwachting 1 WR-AV1 AWV 6 (>100 m² en > 0,4 m)
Waarde- Archeologische Verwachting 2 WR-AV2 AWG 3
AWV 8
(>100 m² en > 0,3 m)
Waarde- Archeologische Verwachting 3 WR-AV3 AWV 9, 10 (> 2.500 m² en > 0,3 m)

Aangezien het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is geen separaat archeologisch onderzoek nodig.

Cultuurhistorie en monumenten
In het plangebied bevinden zich geen gebouwde monumenten (gemeentelijke of rijksmonumenten). Ook uit de Cultuurhistorische beschrijving komen voor dit gebied geen andere bijzondere waarden naar voren.

Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet

5.1 Algemene Juridische Opzet

Het bestemmingsplan is opgezet als een bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 3.1 Wro. De ruimtelijke indeling van het gebied, de toegestane functies en maten zijn op de plankaart en in de regels vrij gedetailleerd geregeld. Het is wenselijk dat het bestemmingsplan de mogelijkheid biedt om in te spelen op redelijke en acceptabele veranderingswensen. Daartoe wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de Wro biedt, in de vorm van de daarin opgenomen zogenaamde flexibiliteitbepalingen, namelijk de bevoegdheid van burgemeester en wethouders om af te wijken en het plan te wijzigen. De bedoelde afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden dienen voldoende "objectief" begrensd te zijn. De kwantitatieve omvang/reikwijdte ervan is vaak al in de betreffende regels zelf bepaald.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  1. 1. Inleidende regels.
  2. 2. Bestemmingsregels.
  3. 3. Algemene regels.
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

In hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast staat aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen moeten worden gemeten.

In hoofdstuk 2 worden de op de kaart aangegeven bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Ook worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld.

Hoofdstuk 3 bevat de bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen.

In hoofdstuk 4 komen het overgangsrecht en de slotregel aan de orde.

5.2 Toelichting Op De Regels

5.2.1 Bestemmingsregels

Bedrijventerrein

Staat van bedrijfsactiviteiten/milieuzonering
In de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn bedrijven toegestaan die zijn vermeld in bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten, die deel uitmaakt van de regels. Met aanduidingen op de verbeelding is bepaald welke categorie bedrijven waar is toegestaan (maximaal categorie 4.2). In de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn bij de diverse bedrijven voor de diverse milieufactoren, zoals geur, stof en geluid, afstandsmaten aangegeven. Het gaat daarbij om afstanden van bedrijven tot woonbebouwing die is gelegen in een "gemengd gebied" (of uiterlijk op de rand daarvan). Dit houdt in dat de afstanden die zijn genoemd ten aanzien van een "rustige woonwijk" met één stap kunnen worden verlaagd. De bij een bepaald bedrijf aangegeven grootste afstand is bepalend voor de categorie-indeling:

grootste afstand t.o.v. gemengd gebied categorie
0 m 1
10 m 2
30 m 3.1
50 m 3.2
100 m 4.1
200 m 4.2

Zo zijn binnen een bestemmingsvlak in de directe nabijheid van woonbebouwing toegestaan die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten in categorie 1 en 2 vallen. Op een afstand van 30 m tot 50 m zijn bedrijven in de categorieën 3.1 of 3.2 toegestaan. Daar waar gewenst is afgeweken van deze maat. Dit is in gevallen gedaan waar in de huidige situatie zich geen problemen voordoen.

Bestaande bedrijven die als zodanig in een hogere categorie vallen dan ter plaatse blijkens de categorie-aanduiding is toegestaan, zijn bestemd via een specifieke aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ...'. Het gaat hier om de volgende bedrijven:

  • Hesselink Es 23: polyesterverwerkingsbedrijf;
  • Hekweg: elektriciteitsdistributiebedrijf (schakelstation);
  • Jonkerspad 5: productie diervoeding;
  • Needseweg 23: weiproductenfabriek;
  • Needseweg 23a: elektriciteitscentrale;
  • Needsewewg 31: installatiebedrijf;
  • Nobelstraat 2: bouwbedrijf;
  • Parallelweg 11-13, timmerfabriek met spuiterij;
  • Parallelweg 15: meubelmakerij.

De specifieke bestemming houdt in dat de huidige activiteiten kunnen worden gecontinueerd. Daarna kan op die plaats alleen nog een bedrijf worden toegestaan, dat binnen de aangeduide categorie valt.

Als zich een bedrijf voor vestiging aandient dat in de Staat van Bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie valt dan ter plaatse is toegestaan, bijvoorbeeld in categorie 3.2, waar categorie 3.1 is toegestaan, dan kan dat bedrijf mogelijk toch worden ingepast. Via een afwijkingsbevoegdheid kan dat bedrijf worden toegestaan, mits het, gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving, redelijkerwijs kan worden gelijkgesteld met bedrijven die op de betreffende plaats als recht, in dit geval dus 3.1, zijn toegestaan. In de daartoe opgenomen procedure van ontheffing kan worden bezien of eventuele maatregelen mogelijk en toereikend zijn. Deze afwijkingsprocedure zal in de praktijk gelijk oplopen met de toetsingsprocedure van de beoogde bedrijfsactiviteiten in het kader van de Wet milieubeheer.

Het bestaande verkooppunt voor motorbrandstoffen, met LPG, is specifiek aangeduid. Ter plaatse of in plaats daarvan kunnen andere bedrijven zich vestigen, conform de bestemming. Beide vulpunten voor LPG en LNG zijn op de verbeelding aangeduid.

"Mogelijk zwaar geluidhinderlijke inrichtingen" Wet geluidhinder
De vestiging van "mogelijk zwaar geluidhinderlijke inrichtingen", in de zin van de Wet geluidhinder, is in dit gebied niet toegestaan. Dergelijke bedrijven zouden een te groot beslag leggen op de milieuruimte in het gebied en daarmee op de vestigingsmogelijkheden van andere bedrijven.

Het bestaande geluidsgezoneerde terrein is aangegeven op de verbeelding. Binnen deze gebiedsaanduiding mogen categoriale inrichtingen gevestigd worden. Op een klein deel aan de oostzijde zijn de gronden specifiek bestemd voor het bedrijf Friesland Campina. Bij de vaststelling van de vigerende geluidszone in 2009 is al rekening gehouden met deze uitbreiding van het bedrijf. Aldus wordt in dit bestemmingsplan de reeds vergunde geluidruimte opgevuld.

Rondom het gezoneerde terrein is een geluidscontour vastgesteld. Buiten deze contour mag het gezamenlijk lawaai afkomstig van het industrieterrein de waarde van 50 dB (A) niet overschrijden.

Overige functieaanduidingen binnen bestemming 'Bedrijventerrein'
Ten aanzien van andere functies die niet direct passen binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn functieaanduidingen opgenomen. Dat wil zeggen dat alleen ter plaatse van die aanduiding, naast de bedrijvenbestemming, ook de betreffende functie mogelijk is.
Het gaat hierbij om:

  1. a. het recreatieoord aan de Klapperdijk. Hier zijn ook dag- en verblijfsrecreatie (hotels en pensions met keuken, fitnesscentra, badhuizen en saunabaden), conferentieoorden en congrescentra toegestaan;
  2. b. de 10 m hoge luchtbrug die loopt vanaf het terrein van Friesland Campina Domo naar Hambroek II. Het gaat hierbij specifiek om kabels, leidingen en andere transportmiddelen.

Wegen en andere bijbehorende voorzieningen
Op de gronden binnen deze bestemming zijn naast bedrijfsvestigingen ook wegen met bijbehorende voorzieningen toegestaan, ter ontsluiting van de betreffende bedrijven. Tevens zijn fiets- en voetpaden, water, groen, parkeervoorzieningen, nutsgebouwtjes e.d. toegestaan.

Bevi's
In deze bestemming komen "bevi's" voor: inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, met een bepaald veiligheidsrisico buiten de inrichting. Rond de bevi's is een "veiligheidszone - bevi" aangeduid, zodanig dat buiten die zone niet het -maatgevende- plaatsgebonden risico van meer dan 10-6 per jaar wordt veroorzaakt.
Het plaatsgebonden risico is in het Besluit externe veiligheid inrichtingen omschreven als: "risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is". Bijvoorbeeld bedrijven, waarin koel- en vriesopslag plaatsvindt of kan plaatsvinden, kunnen een bevi zijn, vanwege de mogelijke toepassing van ammoniak als koel-/ vriesmiddel.

De plaats van de feitelijke risicobron van de bevi, binnen de betreffende "veiligheidszone - bevi", is voldoende bepaald; de risicobron zou fysiek binnen de veiligheidszone kunnen verschuiven, maar dan blijft gelden dat buiten de aangeduide veiligheidszone niet een plaatsgebonden risico van meer dan 10-6 per jaar mag worden veroorzaakt. Het risico van een risicobron / bevi kan ook afnemen doordat ter zake technische maatregelen (bijv. een ander brandblussysteem) worden getroffen.

Op het terrein van Friesland Campina Domo bevindt zich ammoniakopslag en een opslag voor gevaarlijke stoffen in de PGS15 opslag. De plaatsgebonden risicocontour van 75 m is op de verbeelding opgenomen.

Het verkooppunt voor motorbrandstoffen met LPG en LNG aan de Nettelhorsterweg is strikt genomen ook een bevi. Deze wordt op de verbeelding eveneens aangeduid als 'veiligheidszone - bevi'. Deze aanduiding hoort bij het verkooppunt motorbrandstoffen met LPG die, samen met vulpunt lpg en vulpunt lng, op de verbeelding wordt aangegeven.

Daarnaast bevinden zich op het terrein twee aardgas meet- en regelstations met een plaatsgebonden risicocontour van 15 m. Aangezien dit geen bevi's zijn is deze zone aangeduid als 'risicocontour plaatsgebonden risico'.

Naast de bestaande bevi, binnen een "veiligheidszone - bevi", zijn in het plan geen nieuwe bevi's aanwezig of toegestaan. Binnen een "veiligheidszone - bevi" zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten, als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen toegestaan. Het betreft in dit kader met name kantoren groter dan 1500 m² per object en ruimten voor kinderopvang.

In dit plan worden geen nieuwe bevi's bij recht toegelaten. Wel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om bevi's toe te laten. Hiervoor moet een wijzigingsprocedure worden doorlopen.

Bouwregels
Aan het bouwen van gebouwen op bedrijventerreinen zijn alleen die eisen aan de situering, oppervlakte en andere maatvoering gesteld, die nodig zijn om een ruimtelijk en planologisch verantwoorde invulling van het gebied te verkrijgen.

In dat kader dienen gebouwen binnen bouwvlakken te worden gebouwd, op een bepaalde afstand tot wegen en tot een van de zijdelingse perceelsgrenzen.

De hoogtemaat van de gebouwen is zo veel mogelijk gelijkgesteld. Daar waar afwijkingen zijn, zijn aparte aanduidingen op de verbeelding opgenomen. Bijzondere bouwbepalingen zijn opgenomen voor kantoorruimten op bepaalde locaties; dit is om een doelmatig ruimtegebruik te bevorderen en de ruimtelijke uitstraling te versterken.

In dit plangebied zijn alleen ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" bestaande bedrijfswoningen toegestaan. In een moderne bedrijfsvoering is een bedrijfswoning in principe geen noodzaak meer en bovendien kunnen bedrijfswoningen belemmeringen, met name qua milieuruimte, opleveren voor omliggende bedrijven.

Conform de gemeentelijke standaard zijn nadere eisen opgenomen met betrekking tot de plaats en afmeting van bebouwing.

Afwijken van bouwregels
Het bestemmingsplan bevat ontheffingsmogelijkheden betreffende het bouwen van ondergeschikte gebouwen buiten het bouwvlak, de minimumafstanden tot perceelsgrenzen en de toegestane bouwhoogten.

Afwijken van de gebruiksregels
Er is een regeling opgenomen waarmee het bevoegd gezag af kan wijken van de gebruiksregels in die zin dat bedrijven die in een hogere milieucategorie vallen dan algemeen toelaatbaar is, toch toegelaten kunnen worden. Bevi-inrichtingen, vuurwerkinrichtingen en Wgh-inrichtingen zijn hiervan uitgezonderd. Voor die twee is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Bos
De groenstrook langs de Berkel en twee percelen aan de oostzijde van het terrein Overberkel hebben de bestemming 'Bos' gekregen. Dit is overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan.

Groen
Deze bestemming is mede bedoeld om de karakteristieke groene ruimten in het plangebied vast te leggen.

Kantoor
Alleen het bestaande kantoor aan de Geesterse Binnenweg is als zodanig bestemd.

Tuin
Deze gronden behoren bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen. Ook mogen er erkers gebouwd worden ten dienste van de aangrenzende bestemming "Wonen".

Verkeer
Deze bestemming betreft 50 km-wegen met vooral een verbindingsfunctie. Er wordt niet voorzien in een verblijfsfunctie.

Verkeer-Verblijfsgebied
Deze bestemming geldt voor 30km-wegen en heeft betrekking op in het plangebied voorkomende dan wel daarvoor aangewezen wegen, straten en voet- en fietspaden. Deze wegen hebben ook deels een verblijfsfunctie en zijn kleinschaliger van aard dan de wegen met de bestemming 'verkeer'.

Water
Structureel water is als zodanig bestemd op de verbeelding.

Wonen
Deze bestemming heeft betrekking op alle woningen, al dan niet in combinatie met vrije beroepen, welke bij recht mogelijk zijn. Voorts zijn bedrijfsmatige activiteiten aan huis mogelijk, als het bevoegd gezag besluit om hiervoor bij een omgevingsvergunning af te wijken van het plan. Bedrijfsmatige activiteiten aan huis betreffen dus activiteiten die niet onder de vrije beroepen worden geschaard maar waaraan toch onder voorwaarden medewerking kan worden verleend als aan de opgenomen criteria hiervoor wordt voldaan.

De aangegeven maximale goot- en bouwhoogten zijn gebaseerd op het vigerende plan.

Waarde-Archeologische Verwachting 1, 2 en 3
Voor de bestemming WR-AV 1 geldt dat voor het bouwen in principe een onderzoeksrapport nodig is, dan wel andere informatie omtrent de archeologische situatie ter plekke moet worden overgelegd. Dit is niet het geval bij bouwwerken kleiner dan 100 m2 en wanneer de ingreep minder diep reikt dan 40 cm onder het maaiveld of wanneer op, dan wel maximaal tot 2,50 m uit de fundering wordt gebouwd. Voor de toelaatbaarheid van de vergunning is een advies van de archeoloog vereist. Verder kunnen aan de vergunning voorwaarden worden verbonden ter bescherming van de archeologische waarden.

Verder geldt voor diverse werkzaamheden nog een vergunningplicht. Ook hiervoor geldt dat een onderzoeksrapport dan wel andere goed bevonden informatie is vereist ter beoordeling van de toelaatbaarheid. De archeoloog wordt ook hier gehoord zodat het bevoegd gezag zich een goed beeld kan vormen ten aanzien van de toelaatbaarheid van de ingreep. Ook aan deze vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden ter bescherming van de archeologische waarden.

Voor de bestemmingen WR-AV 2 en WR-AV 3 gelden iets minder strenge regels. De regels verschillen voor wat betreft de toegestane oppervlakte en diepte van de gebouwen en de diepte van de werkzaamheden waarvoor geen vergunning is vereist.

Waarde-Ecologische verbindingszone
Ter bescherming van de ecologische waarden is voor de ecologische verbindingszone een dubbelbestemming opgenomen.

Waterstaat-Waterkering
De beschermingszone rondom de Berkel is opgenomen op de verbeelding om er voor te zorgen dat het waterschap bij het uitvoeren van eventuele werkzaamheden van te voren hierover wordt geraadpleegd.

5.2.2 Algemene overgangsregels

Anti-dubbeltelbepaling
Ingevolge het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) dient deze bepaling met deze formulering in de regels van een bestemmingsplan te worden opgenomen.

Algemene bouwregels
Deze regel dient om maten en percentages die in het verleden legaal zijn gerealiseerd, maar die van het plan blijken af te wijken, als recht in het nieuwe plan toe te staan. Zonder deze bepaling zouden die situaties (mogelijk) onder het overgangsrecht gaan vallen en niet als recht zijn toegestaan, maar slechts worden gedoogd. Deze bepaling versterkt de rechtszekerheid.

Algemene gebruiksregels
In de algemene gebruiksregels zijn bepaalde vormen van gebruik expliciet als strijdig gebruik aangemerkt. In het kader van het gemeentelijk beleid betreffende dergelijke inrichtingen wordt vestiging daarvan in het onderhavige gebied niet wenselijk geacht en daarom ook niet toegestaan.
Er zijn in dit artikel tevens parkeernormen opgenomen.

Algemene aanduidingsregels
Binnen de veiligheidszone LPG en de veiligheidszone plaatsgebonden risico is een regeling opgenomen dat de vestiging van kwetsbare objecten niet is toegestaan. Voor het overige is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om binnen het aangegeven gebied 5 meter hoger dan op de verbeelding staat aangegeven.

Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen op de in dit artikel genoemde, relatief ondergeschikte punten afwijken van de bepalingen van het plan. Het gaat daarbij om het realiseren van nutsvoorzieningen van beperkte omvang, ondergeschikte afwijkingen van diverse in het plan getrokken grenzen, het in beperkte mate afwijken van de diverse maten en percentages en het -onder voorwaarden- bouwen van antenne- en telecommasten.

Wijzigingsbevoegdheden
Het plan bevat een wijzigingsbevoegdheid waarmee tijdens de looptijd van het plan, desgewenst grenzen tussen bestemmingen en grenzen van aanduiding kunnen worden verschoven. Met deze wijzigingsmogelijkheid kan het plan ook in de toekomst op een goed controleerbare en doseerbare wijze flexibel worden gehouden. Voor bevi's en vuurwerkinrichtingen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Overgangsregels
Ingevolge het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) dienen de overgangsregels met deze formulering in de regels van een bestemmingsplan te worden opgenomen.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan een onderzoek worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan.

In het kader van de economische haalbaarheid wordt opgemerkt dat het hier om een conserverend plan van de gemeente zelf gaat. Het is niet noodzakelijk een exploitatieplan vast te stellen. Er zijn naast procedurele kosten geen andere kosten verbonden aan de vaststelling van dit plan.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Resultaten Inspraak

De procedure tot vaststelling van een bestemmingsplan is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening. Daarin is aangegeven, dat de gemeente waar nodig overleg over het plan moet voeren met verschillende instanties, voordat het ontwerpbestemmingsplan ter inzage kan worden gelegd. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing verklaard (zienswijzenprocedure).

Het voorontwerpbestemmingsplan 'Borculo, Bedrijventerreinen 2011' heeft van 23 november 2011 tot en met 3 januari 2012 ter inzage gelegen. Op 1 december 2011 is een inloopavond georganiseerd over dit plan in het gemeentehuis van Berkelland.

Na het voorontwerp ligt het ontwerpbestemmingsplan met aanpassingen ter inzage. Tegen dit ontwerpbestemmingsplan kunnen gedurende een termijn van 6 weken zienswijzen worden ingediend. Na afloop van deze termijn beoordeelt de gemeente de zienswijzen.
De gemeenteraad stelt daarna het bestemmingsplan 'Borculo, Bedrijventerreinen 2011' vast.

7.2 Resultaten Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het bestemmingsplan voorgelegd aan de volgende instanties:

  1. 1. Alliander,
  2. 2. Gasunie,
  3. 3. KPN,
  4. 4. Kamer van Koophandel,
  5. 5. Min Economische Zaken,
  6. 6. Provincie,
  7. 7. Vitens,
  8. 8. VNOG,
  9. 9. Vrom en
  10. 10. Waterschap Rijn en IJssel.

De instanties Alliander, KPN, het Ministerie van Economische Zaken en Vitens hebben niet gereageerd.
De instanties Gasunie, Kamer van Koophandel, provincie, VNOG, VROM en Waterschap hebben gereageerd.

7.2.1 Gasunie/Gastransport Services (District Noord) Postbus 162, 7400 AD Deventer

In de brief van 4 januari 2012 schreef de Gasunie:

  • A. Het plangebied bevat twee gastransportleidingen en twee gasontvangststations (GOS). Paragraaf 4.1.6 over Externe veiligheid spreekt over meet- en regelstations. Verzocht wordt dit aan te passen;
  • B. Ter waarborging van een veilig, bedrijfszeker gastransport en ter beperking van gevaar voor goederen en personen, geldt als belemmeringenstrook voor de 40 barleiding een zone van vier meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding. Voor de 66,2 barleiding bedraagt die zone 5 meter aan weerszijden vanuit het hart van de leiding. De breedte van de dubbelbestemming voor de 40 barleiding moet teruggebracht worden tot vier meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding. De strook voor de 66,2 barleiding is correct.
  • C. De toevoerleiding naar gasontvangststation N-316 staat niet correct op de verbeelding (blad 1). De correcte locatie staat op de bijgevoegde tekeningen N-316-KS-001 (wijz. 11) en N-569-84-KR-13 (wijz. 11). Het hele terrein van het GOS inclusief het hekwerk moet deze bestemming krijgen. Gasunie wil bij nieuwe ontwikkelingen bij een bestaand GOS rondom de bestemming van het GOS een dubbelbestemming: “Leiding-Gas”op laten nemen. Die dubbelbestemming biedt de ruimte om het station toegankelijk te houden voor inspectie en onderhoud. Voorts zorgt deze dubbelbestemming voor een vrije aanrijroute. Op blad 2 is de dubbelbestemming om het GOS aangegeven. Verzocht wordt genoemde dubbelbestemming met belemmeringenstrook van vier meter ook rondom GOS N-316, blad 1 te leggen.
  • D. De GOS zijn bestemd als “Bedrijf-Nutsvoorziening”, maar niet als B-NV op de verbeelding aangegeven. Verzocht wordt dat aan te passen.

Reactie gemeente

Ad a. Dit punt wordt aangepast;
Ad b. Deze wijzigingen worden aangebracht;
Ad c. De toevoerleiding naar GOS N-316 wordt conform de door Gasunie overgelegde tekeningen gecorrigeerd. Het terrein van het GOS wordt geheel bestemd als B-NV conform verzoek van de Gasunie;
Ad d. Dit punt wordt aangepast.

Het voorontwerpbestemmingsplan moet worden aangepast.

7.2.2 Kamer van Koophandel, Centraal Nederland, Postbus 9292, 6800 KZ Arnhem

Bij brief van 13 januari 2012 deelt de Kamer van Koophandel mede, dat in hoofdlijnen wordt ingestemd met het bestemmingsplan. Op enkele punten bestaan opmerkingen:

  • A. Conserverend bestemmingsplan:
    De KvK is in zijn algemeenheid geen voorstander van een conserverend bestemmingsplan. De KvK wil de ruimtelijke wensen van de bedrijven inventariseren en deze eventueel in het bestemmingsplan vastleggen.
  • B. Bedrijvigheid plangebied:
    Voor een goed inzicht in de economische activiteiten verzoekt de KvK om een lijst op te nemen van de aanwezige bedrijven in het plangebied. Dat overzicht kan naast de aard van de bedrijvigheid ook de eventuele uitbreidingsmogelijkheden aangeven.
  • C. Toekomst bedrijventerrein:
    In mei 2011 is het Regionaal Programma Bedrijventerrein (RPB) voor de Achterhoek vastgesteld. Doel hiervan is de bedrijventerreinopgave te definiëren en afspraken te maken over de te nemen maatregelen en activiteiten. De vertaling van het RPB staat in de structuurvisie “Berkelland 2025”. In die visie geeft de gemeente aan, dat vooral wordt ingezet op verbetering/revitalisering van bedrijventerreinen. Dat bedrijventerreinenbeleid moet worden doorvertaald in de diverse bestemmingsplannen. Het voorliggende bestemmingsplan is onvoldoende duidelijk over de toekomstplannen voor “Overberkel, Industrieterrein Borculo 1982 en Hambroek II” (dat nog vrijwel braak ligt).
  • D. Detailhandel in volumineuze goederen:
    Binnen de bestemming “bedrijventerreinen” is ook de vestiging van detailhandel in volumineuze goederen toegestaan. De KvK meent, dat de overheid zeer terughoudend moet zijn als het gaat om de vestiging van detailhandel op bedrijventerreinen. De vestiging van grootschalige / volumineuze detailhandel kan een duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandelsstructuur tot gevolg hebben. Door het ontwikkelen van een winkelareaal in de periferie vindt vaak een ongewenste verplaatsing van m2 verkoopoppervlak vanuit centrummilieus plaats. Als nieuwvestiging van detailhandel in volumineuze goederen op dit bedrijventerrein wordt toegestaan moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
    1. 1. er moet regionale afstemming plaatshebben. Grootschalige/perifere detailhandel moet zich zoveel mogelijk concentreren op een aantal plaatsen in de regio.
    2. 2. Vestiging mag geen negatieve gevolgen hebben voor de bestaande detailhandelsstructuur;
    3. 3. assortimentsverbreding en branchevervaging moet worden voorkomen. Daarvoor moeten nadere regels worden gesteld en gehandhaafd. De KvK wil die randvoorwaarden opnemen in het bestemmingsplan.

Reactie gemeente

De KvK heeft een gelijksoortige reactie ingediend bij het voorontwerpbestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011”. Gelet daarop is een aantal aanpassingen gedaan in het bestemmingsplan ”Eibergen, Bedrijventerreinen 2011” te weten: aanpassing van artikel 1.53 (detailhandel), toevoeging nieuw artikel 1.136 (volumineuze (grootschalige) detailhandel) en de toevoeging van twee afwijkingsregels. In navolging van het plan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011” (en ook Beltrum en Ruurlo) worden deze aanpassingen doorgevoerd in alle bestemmingsplannen bedrijventerreinen. In het voorontwerpbestemmingsplan “Borculo, Bedrijventerreinen 2011” waren deze aanpassingen al verwerkt. In antwoord op de reactie van de Kamer van Koophandel verwijzen wij dus naar onze reacties bij het bestemmingsplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011”. Hieronder worden die wijzigingen nog eens belicht.

Ad A t/m C:
In reguliere procedures voor bestemmingsplanherzieningen voor bedrijventerreinen met ontwikkelingsmogelijkheden vormen de genoemde punten normaliter onderdeel van de afwegingsaspecten. Hier is daarvan geen sprake, omdat het een conserverend bestemmingsplan betreft. (zie paragraaf 1.1 van de toelichting van dit bestemmingsplan voor de aanleiding en doelstelling van deze planherziening).

Deze actualisatieslag is als gevolg van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) eerst nodig. Volgens die Wro moeten al onze bestemmingsplannen voor 1 juli 2013 zijn vernieuwd conform de voorgeschreven standaarden. Berkelland kent ongeveer 400 plannen, die geactualiseerd moeten worden. Daarna kunnen wij, waar nodig, nieuwe meer ontwikkelingsgerichte plannen maken.

Ad D:
In het conceptbestemmingsplan“Borculo, Bedrijventerreinen 2011” omschreef artikel 1.53 het begrip “detailhandel in volumineuze goederen” (detailhandel, die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van de verkoop van auto's, boten, caravans, landbouwwerktuigen, wooninrichtingen, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair en naar de aard daarmee te vergelijken of gelijk te stellen artikelen).

De KvK heeft soortgelijke opmerkingen zoals hier al eerder gemaakt bij het voorontwerpbestemmingsplan“Eibergen, Bedrijventerreinen 2011”.Op grond daarvan is het ontwerpplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011 gewijzigd.
Artikel 1.53 is gewijzigd in “detailhandel” en er is een nieuw artikel 1.136 ((volumineuze (grootschalige) detailhandel” toegevoegd. Ten slotte zijn enkele afwijkingsregels opgenomen over “afwijken volumineuze (grootschalige) detailhandel” en “afwijken ondergeschikte detailhandel”.

Al die aanpassingen waren al opgenomen in het voorontwerpbestemmingsplanBorculo, Bedrijventerreinen 2011”. Die aanpassingen blijven ongewijzigd gehandhaafd in het ontwerpplan “Borculo, Bedrijventerreinen 2011”. Ze worden ook opgenomen in de nog in procedure te brengen bestemmingsplannen voor bedrijventerreinen.
Zie ook onze reactie in het kader van het voorontwerpplan “Eibergen, Bedrijventerreinen 2011”.

De door de KvK gewenste toevoeging van een aantal randvoorwaarden vormen in procedures tot bestemmingsplanherziening voor bedrijventerreinen met ontwikkelingsmogelijkheden zeker afwegingsaspecten.

Aanvullend verwijzen wij in dit kader nog naar het bestuursconvenant Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB) Achterhoek. Dit RPB heeft tot doel de bedrijventerreinenopgave te definiëren en afspraken te maken over te nemen maatregelen en activiteiten, waaronder de vertaling en uitwerking van de gemeentelijke, regionale en provinciale doelstellingen op het gebied van bedrijventerreinen.

Gevolgen voor het voorontwerpbestemmingsplan: neen

7.2.3 Provincie Gelderland

Bij brief van 7 februari 2012 deelt de provincie mee, dat er geen provinciale belangen in het voorontwerpbestemmingsplan aan de orde zijn.

Er zijn geen gevolgen voor het voorontwerpbestemmingsplan

7.2.4 Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland, Postbus 234, 7300 AE Apeldoorn (VNOG)

In de brief van 1 februari 2012 wijst de VNOG op drie risicobronnen in het plangebied “Borculo, Bedrijventerreinen 2011” te weten: Friesland Foods, een LPG-station en twee hogedrukaardgasleidingen. Bij alle risicobronnen blijft het groepsrisico onder de richtlijn en is het niet nodig extra risicoreducerende maatregelen te nemen. De VNOG heeft geen beperkende opmerkingen ten aanzien van het ontwerpbestemmingsplan en adviseert om de Notitie Externe veiligheidsscan bedrijventerreinen Borculo van 9 maart 2011 Regio Achterhoek op te nemen in de considerans van het bestemmingsplan als verantwoording van het aspect externe veiligheid. Nu het bestemmingsplan grotendeels buiten het bereik van de WAS-paal (Waarschuwings- en Alarmeringsstelsel) ligt adviseert de VNOG om alternatieven voor acute crisiscommunicatie te beschouwen. Gedacht wordt daarbij b.v. aan Keurmerk Veilig Ondernemen (georganiseerd op het bedrijventerrein) of Acute gevaarswaarschuwingen uitvoeren door hulpdiensten.

Reactie gemeente

De versie van 21 oktober 2011 van genoemde Notitie is al als bijlage 3 bij de toelichting van het bestemmingsplan opgenomen. Bestemmingsplantechnisch is dat voldoende. Het is niet nodig dit apart in de considerans te vermelden. Voor het overige zijn de opmerkingen van de VNOG ruimtelijk gezien niet relevant. Het advies met betrekking tot het bestemmingsplan “Borculo, Bedrijventerreinen 2011” is ter hand gesteld van de lokale brandweer en de ambtenaar openbare veiligheid.

Er zijn geen gevolgen voor het voorontwerpbestemmingsplan.

7.2.5 VROM-inspectie

In de mail van 21 december 2011 is meegedeeld, dat de inspectie niet meer inhoudelijk reageert op dit bestemmingsplan, dat ingevolge artikel 3.1.1 ter advisering is aangeboden. Er zijn veranderingen ingevoerd op het terrein van rijksadvisering over ruimtelijke plannen van andere overheden. Dat is uiteengezet in de SVIR (Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte). De Tweede Kamer heeft hiermee ingestemd op 14 en 22 november 2011.
Ten gevolge daarvan wordt de VROM-inspectie per 1 januari 2012 samengevoegd met de Inspectie V&W (Verkeer en Waterstaat) tot de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De ILT heeft in het nieuwe toezichtsbeleid geen adviserende en coördinerende rol met betrekking tot voorontwerp ruimtelijke plannen. Ten gevolge daarvan krijgen gemeenten na 1 januari 2012 geen gecoördineerd rijksadvies meer. Zo nodig wordt van de meest betrokken rijkspartners (bv. Rijkswaterstaat) voortaan afzonderlijk een reactie ontvangen. Gemeenten kunnen plannen overeenkomstig artikel 3.1.1/5.1.1 Bro naar hen sturen indien er directe eigenaars of beheerderssbelangen een rol spelen.

Reactie gemeente

Deze opmerkingen worden voor kennisgeving aangenomen. Voor zover de door de gemeente geraadpleegde instanties hebben gereageerd worden de ruimtelijk relevante opmerkingen in het bestemmingsplan verwerkt.

Gevolgen voor het voorontwerpbestemmingsplan: neen.

7.2.6 Waterschap Rijn en IJssel

Bij mail van 2 februari 2012 bericht het Waterschap, dat de persleiding vanaf Borculo (Friesland Foods) richting Lochem wordt gemist. De persleiding van Borculo naar Haarlo is correct vermeld. Voorts wordt opgemerkt, dat er meer watergangen als water zijn bestemd dan strikt noodzakelijk. Dat is niet bezwaarlijk maar geeft een versnipperd kaartbeeld. Op de bijlage heeft het Waterschap de Leggerwatergangen aangegeven.

Reactie gemeente

De persleiding Borculo richting Lochem vanaf Friesland Foods nu: Friesland Campina) wordt aangegeven. De overige opmerkingen worden voor kennisgeving aangenomen. Daarbij wordt opgemerkt, dat Borculo Bedrijventerrein 2011 een conserverend bestemmingsplan is, waarbij de oude bestemmingsplannen waar mogelijk worden overgenomen.

Gevolgen voor het bestemmingsplan: ja.

7.3 Resultaten Inspraak

Er is één schriftelijke inspraakreactie ingekomen

Samenvatting zienswijze
Indiener stelt, dat vóór 5 januari 2012 tegen het voorontwerpbestemmingsplan kon worden gereageerd. Het voorontwerpbestemmingsplan bepaalt, dat mag worden gebouwd tot 2,5 meter van de zijdelingse terreingrens. Toenemende activiteiten van de kringloopwinkel nu en mogelijk in de toekomst vergen meer uitbreidingsruimte voor winkel, werkplaats en opslag aan de oostzijde van het gebouw tot aan de zijdelingse terreingrens. De hoogte van de uitbreiding wordt aangepast aan de hoogte van de bestaande bebouwing en luifel. Voor de containers naast het gebouw is een uitbreiding van de luifel nodig.

Reactie gemeente

Het bestemmingsplan lag tot en met 3 januari 2012 ter inzage. De zienswijze is tijdig ingediend en uit dien hoofde ontvankelijk. Het bestemmingsplan “Borculo, Bedrijventerreinen 2011” is een conserverend bestemmingsplan. De afstand van 2,5 meter tot de zijdelingse terreingrens is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan “Industrieterrein Borculo 1982”. Door het opnemen van de minimumafstand tot de zijdelingse terreingrens wordt de bereikbaarheid van het terrein door hulpdiensten gewaarborgd (veiligheidsredenen).Daarnaast is er geen sprake van een concreet bouwplan. Er is in het kader van dit bestemmingsplan geen reden om het verzoek te honoreren

Gevolgen voor het ontwerpbestemmingsplan: neen.

7.4 Resultaten Ter Visielegging Van Het Ontwerp-bestemmingsplan

Het Ontwerpbestemmingsplan Borculo, Bedrijventerreinen 2011, heeft van 25 april tot en met 5 juni 2012 ter inzage gelegen. Gedurende die periode konden zienswijzen worden ingediend.
De gemeente heeft gedurende de periode van terinzagelegging twee schriftelijke zienswijzen ontvangen. Er zijn geen mondelinge zienswijzen ingediend.

De 'Zienswijzennota Ontwerpbestemmingsplan Borculo, Bedrijventerreinen 2011' geeft een overzicht van de indieners van zienswijzen, de inhoud van de zienswijzen, de beoordeling ervan en de eventueel daaruit voortvloeiende aanpassingen.
De nota is als bijlage 7 bij de toelichting gevoegd.

Besluit tot vaststelling
Het bestemmingsplan Borculo, Bedrijventerreinen 2011 is op 11 september 2012 door de gemeenteraad van Berkelland gewijzigd vastgesteld. Voor de inhoud van het besluit wordt verwezen naar de tekst van het bijgevoegde Vaststellingsbesluit.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Nadere Toelichting Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Deze bijlage is ontleend aan "Bedrijven en milieuzonering", Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).

1. Hoofdindeling

Tabel 1 omvat de bedrijfstypen met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) 2008. Bij die bedrijfstypen is rekening gehouden met de normaliter bij deze bedrijven voorkomende opslagen en installaties.

Tabel 2 omvat algemene opslagen en installaties voor situaties dat:

  1. 1. bedrijven bijzondere opslagen en/of installaties hebben, die anders dan "normaal" zijn voor die bedrijven of
  2. 2. het betreft opslagen en/of installaties, die op zich niet als een bepaald bedrijf of bedrijfstype kunnen worden aangemerkt, maar wel als een relevante bedrijfsactiviteit in het kader van een bestemmingsplan.

2. Afstanden voor geur, stof, geluid en gevaar

Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woonbebouwing, om hinder en schade aan mensen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de noodzakelijk geachte afstand bepaald. In principe geldt de afstand tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van een woning. Uit de vier verkregen afstanden kan de uiteindelijk noodzakelijk geachte afstand worden afgeleid: de grootste van de vier. Bij deze invulling zijn de volgende afstandscategorieën gehanteerd voor omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied:

10 m
30 m
50 m
100 m
200 m
300 m
500 m
700 m
1.000 m
1.500 m

Mocht een bedrijf meerdere SBI-codes kennen, dan moet voor elk aspect de grootste afstand worden genomen. Dat geldt ook voor de gebruikte installaties en opslagen.
Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties. Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs- /activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie.
Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor potentiële hinder, gevaar of schade.

3. Gevaar: risico (R) en vuurwerk (V)

Voor bepaalde bedrijfstypen is na de afstand voor gevaar de letter R van "risico" aangegeven. Dat houdt in dat voor deze bedrijfsactiviteiten moet worden nagegaan of het Bevi van toepassing is.
Daarnaast is bij bepaalde bedrijfstypen na de afstand voor gevaar de letter V van "vuurwerk" opgenomen. Voor deze bedrijfsactiviteiten dient getoetst te worden aan het Vuurwerkbesluit.

4. Categorie

De milieucategorie wordt afgeleid van de grootste afstand van de afstanden, die daarvóór in de kolommen geur, stof, geluid en gevaar zijn vermeld. De milieucategorie is vermeld in de kolom 'categorie'.
Onder de kop "categorie" is een indeling opgenomen, in tien mogelijke milieucategorieën:

milieucategorie grootste afstand
1 10 m
2 30 m
3.1 50 m
3.2 100 m
4.1 200 m
4.2 300 m
5.1 500 m
5.2 700 m
5.3 1.000 m
6 1.500 m


5. Indices voor verkeersaantrekkende werking, bodem (B) en lucht (L)

Het aspect verkeer(saantrekkende werking) is kwalitatief beoordeeld. Dat weerspiegelt zich in een indicatie omtrent de bronsterkte:
1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking;
2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
3. potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking.

Het aspect bodem (bodemverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een verhoogde kans op bodemverontreiniging geeft.
Het aspect lucht (luchtverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht heeft die mogelijk in planologisch opzicht relevant is.

6. Verklaring gebruikte afkortingen

- : niet van toepassing / niet relevant
< : kleiner dan
> : groter dan
= : gelijk aan
cat. : categorie
e.d. : en dergelijke
i.e. : inwonereenheden
kl. : klasse
n.e.g. : niet elders genoemd
o.c. : opslagcapaciteit
p.c. : productiecapaciteit
p.o. : productieoppervlak
b.o. : bedrijfsoppervlak
v.c. : verwerkingscapaciteit
u : uur
d : dag
w : week
j : jaar
B : bodemverontreiniging
L : luchtverontreiniging
R : risico (Besluit externe veiligheid inrichting mogelijk van toepassing)
V : vuurwerkbesluit van toepassing

Bijlage 3 Lijst Van Horecabedrijven

Horeca categorie 1:

zijn vormen van horeca:

  1. 1. die wat betreft exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen en daarmee qua openingstijden nagenoeg sporen en waar naast kleinere etenswaren alsmede alcoholvrije dranken wordt verstrekt, zoals een lunchroom, koffiehuis, ijssalon, broodjeszaak, croissanterie patisserie of een crêperie;
  2. 2. die wat betreft de exploitatievormen behoren bij en ondergeschikt zijn aan een sociaal/culturele hoofdfunctie, zoals kerkelijke centra.

Mogelijke effecten zijn: komen en gaan, parkeerdruk en afval op straat.

Horeca categorie 2:

zijn vormen van horeca:

  1. 1. die wat betreft exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, maar qua openingstijden daarvan afwijken in die zin, dat ze ook in (een deel) van de avonduren geopend zijn en waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt. Voorbeelden van dergelijke voorzieningen zijn een cafetaria, snackbar of een shoarmazaak;
  2. 2. waarin hoofdzaak al dan niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt. Voorbeelden zijn een café, bar, eetcafé, pub of een café-restaurant;
  3. 3. waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, die ter plaatse worden geconsumeerd, zoals een restaurant, bistro, poffertjeszaak, pannenkoekenhuis, hotel-restaurant of pension;
  4. 4. waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, die deels ter plaatse worden geconsumeerd maar voor een belangrijk deel ook elders, zoals pizzeria's of (afhaal)restaurants.

Mogelijke effecten zijn: komen en gaan, parkeerdruk, stankoverlast, afval op straat en afvalopslag.

Horeca categorie 3:

zijn vormen van horeca: waar zaalaccommodatie ter beschikking wordt gesteld ten behoeve van het organiseren van bijeenkomsten en partijen, en waar als nevenactiviteit wordt voorzien in het verstrekken van etenswaren en al dan niet alcoholhoudende dranken.

Mogelijke effecten zijn: komen en gaan, parkeerdruk en geluidsoverlast van vertrekkende bezoekers.

Horeca categorie 4:

zijn vormen van zware horeca zoals een discotheek en een dancing met een dansvloeroppervlak groter dan 10 m².

Mogelijke effecten zijn: komen en gaan, parkeerdruk, geluidsoverlast vanuit de inrich-ting, geluidsoverlast van vertrekkende bezoekers, openbare ordeproblemen.

Bijlage 4 Parkeernormen

Parkeernorm centrum
functie parkeer-
norm
bezoekers-
aandeel
eenheid
appartement 1,3 0,3 woning
woning sociale sector/rijtjeswoning 1,5 0,3 woning
woning middeldure sector 1,8 0,3 woning
woning dure sector 2,0 0,3 woning
serviceflat/aanleunwoning 0,6 0,3 woning
kamerverhuur 0,6 0,2 kamer
kantoren (zonder balie) 1,6 5% 100 m² bvo
kantoren (met balie) 2,4 20% 100 m² bvo
detailhandel 3,0 85% 100 m² bvo
grootschalige detailhandel 100 m² bvo
tuincentra 100 m² bvo
arbeidsextensieve/bezoekersextensieve bedrijven 0,7 5% 100 m² bvo
(loods,opslag,groothandel/transportbedrijf)
arbeidsintensieve/bezoekersextensieve bedrijven 2,0 5% 100 m² bvo
(industrie, garagebedrijf, werkplaats, transportbedrijf)
arbeidsextensieve/bezoekersintensieve bedrijven 1,1 35% 100 m² bvo
(showroom/toonzaal)
bedrijfsverzamelgebouw 1,5 10% 100 m² bvo
café/bar/discotheek/cafetaria 6,0 90% 100 m² bvo
restaurant 11,0 80% 100 m² bvo
museum/bibliotheek 0,6 95% 100 m² bvo
bioscoop/theater/schouwburg 0,3 zitplaats
sporthal 2,0 95% 100 m² bvo
sportveld (buiten) 20,0 95% ha. netto terrein
dansstudio/sportschool 3,5 95% 100 m² bvo
squashbanen 1,5 90% baan
tennisbanen 2,5 90% baan
bowlingbaan 2,0 95% baan
biljartzaal 2,0 95% tafel
evenementenhal 5,0 99% 100 m² bvo
zwembad 9,0 90% 100 m² opp.bassin
cultureel centrum/wijkgebouw 3,0 90% 100 m² bvo
verpleeg/verzorgingshuis 0,6 60% wooneenheid
arts/kruisgebouw/therapeut 1,8 65% behandelkamer
dagonderwijs (HBO/MBO) 6,0 leslokaal
middelbaar onderwijs (VWO/HAVO/Vmbo) 1,0 leslokaal
avondonderwijs 0,8 student
basisonderwijs 0,8 leslokaal
crèche/peuterspeelzaal/kinderdagverblijf 0,7 arbeidsplaats
hotel 1,0 kamer
religiegebouw 0,2 zitplaats
Parkeernorm rest bebouwde kom
functie parkeer-
norm
bezoekers-
aandeel
eenheid
appartement 1,5 0,3 woning
woning sociale sector/rijtjeswoning 1,5 0,3 woning
woning middeldure sector 1,8 0,3 woning
woning dure sector 2,0 0,3 woning
serviceflat/aanleunwoning 0,6 0,3 woning
kamerverhuur 0,6 0,2 kamer
kantoren (zonder balie) 1,6 5% 100 m² bvo
kantoren (met balie) 2,4 20% 100 m² bvo
detailhandel 3,5 85% 100 m² bvo
grootschalige detailhandel 7,5 100 m² bvo
Tuincentra 7,5 100 m² bvo
arbeidsextensieve/bezoekersextensieve bedrijven (loods, opslag, groothandel, transportbedrijf) 0,7
5%
100 m² bvo
arbeidsintensieve/bezoekersextensieve bedrijven (industrie, garagebedrijf, werkplaats, transportbedrijf) 2,0
5%
100 m² bvo
arbeidsextensieve/bezoekersintensieve bedrijven (showroom/toonzaal) 1,3
35%
100 m² bvo
bedrijfsverzamelgebouw 1,5 10% 100 m² bvo
café/bar/discotheek/cafetaria 6,0 90% 100 m² bvo
restaurant 11,0 80% 100 m² bvo
museum/bibliotheek 0,6 95% 100 m² bvo
bioscoop/theater/schouwburg 0,3 zitplaats
sporthal 2,5 95% 100 m² bvo
sportveld (buiten) 20,0 95% ha. netto terrein
dansstudio/sportschool 3,5 95% 100 m² bvo
squashbanen 1,5 90% baan
tennisbanen 2,5 90% baan
golfbaan 7,0 95% hole
bowlingbaan 2,0 95% baan
biljartzaal 2,0 95% tafel
evenementenhal 6,0 99% 100 m² bvo
zwembad 10,0 90% 100 m² opp.bassin
cultureel centrum/wijkgebouw 3,0 90% 100 m² bvo
verpleeg/verzorgingshuis 0,6 60% wooneenheid
arts/kruisgebouw/therapeut 1,8 65% behandelkamer
dagonderwijs (HBO/MBO) 6,0 leslokaal
middelbaar onderwijs (VWO/HAVO/Vmbo) 1,0 leslokaal
avondonderwijs 0,8 student
basisonderwijs 0,8 leslokaal
crèche/peuterspeelzaal/kinderdagverblijf 0,7 arbeidsplaats
hotel 1,0 kamer
religiegebouw 0,2 zitplaats
begraafplaatsen 20,0 gelijktijdige begrafenis
Parkeerplaatsen eigen terrein woningen
parkeervoorziening theoretisch aantal berekeningsaantal opmerkingen
enkele oprit zonder garage 1 0,8 oprit minimaal 5 meter diep
lange oprit zonder garage 2 1,0
dubbele oprit zonder garage 2 1,7 oprit minimaal 4,50 meter breed
garage zonder oprit 1 0,4
garagebox (niet bij woning) 1 0,5
garage met enkele oprit 2 1,0 oprit minimaal 5 meter diep
garage met lange oprit 3 1,3
garage met dubbele oprit 3 1,8 oprit minimaal 4,50 meter breed
Aanwezigheidspercentages
werkdag koop-
avond
zaterdag zondag-middag
overdag middag avond middag avond
woningen 50 60 100 90 60 60 70
detailhandel 30 70 20 100 100 0 0
kantoren 100 100 5 10 5 0 0
bedrijven 100 100 5 10 5 0 0
sociaal cultureel 10 40 100 100 60 90 25
sociaal medisch 100 100 30 15 15 5 5
dagonderwijs 100 100 0 0 0 0 0
avondonderwijs 0 0 100 0* 0 0 0
bibliotheek 30 70 100 75 75 0 0
museum 20 45 0 100 100 0 90
restaurant 30 40 90 70 70 100 40
café 30 40 90 75 75 100 45
bioscoop/theater 15 30 90 60 60 100 60
sport 30 50 100 100 100 90 85
* indien koopavond op donderdag 100 %

Bijlage 1 Notitie Beoordeling M.e.r.-plicht

Bijlage 1 Notitie beoordeling m.e.r.-plicht

Bijlage 2 Notitie Bodemkwaliteit

Bijlage 2 Notitie bodemkwaliteit

Bijlage 3 Advies Externe Veiligheid

Bijlage 3 Advies externe veiligheid

Bijlage 4 Toetsing Aan Bevi, Multi-fuel-tankstation Brand Oil Borculo

Bijlage 4 Toetsing aan Bevi, Multi-fuel-tankstation Brand Oil Borculo

Bijlage 5 Notitie Luchtkwaliteit

Bijlage 5 Notitie luchtkwaliteit

Bijlage 6 Quickscan Archeologie

Bijlage 6 Quickscan archeologie

Bijlage 7 Zienswijzennota Ontwerpbestemmingsplan Borculo, Bedrijventerreinen 2011

Bijlage 7 Zienswijzennota Ontwerpbestemmingsplan Borculo, Bedrijventerreinen 2011