KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden
Artikel 4 Groen - Landschapselement
Artikel 5 Natuur
Artikel 6 Tuin
Artikel 7 Verkeer
Artikel 8 Wonen
Artikel 9 Wonen - Landgoed
Artikel 10 Leiding - Water
Artikel 11 Waarde - Archeologie 3
Artikel 12 Waarde - Archeologie 5
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Artikel 14 Algemene Bouwregels
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 16 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
Artikel 18 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Landschap En Historie
2.2 Bestemmingsplan Buitengebied 2012
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijk
3.2 Provincie
3.3 Regio
3.4 Gemeente
Hoofdstuk 4 Inrichtingsplan
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Ecologie
5.2 Bodem
5.3 Archeologie/cultuurhistorie
5.4 Bedrijven En Milieuzonering
5.5 Externe Veiligheid
5.6 Geluid
5.7 Luchtkwaliteit
5.8 Geur
5.9 Watertoets
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Resultaten Vooroverleg
6.3 Resultaten Inspraak
6.4 Zienswijzen
Hoofdstuk 7 Juridische Toelichting
7.1 Toelichting Juridisch Systeem
7.2 Planopzet
Bijlage 1 Raadsbesluit 26 Oktober 2010
Bijlage 2 Quickscan Natuuronderzoek
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 4 Archeologisch Bureauonderzoek En Inventariserend Veldonderzoek
Bijlage 5 Inspraaknota

Buitengebied, Erve Giegink Borculo 2012

Bestemmingsplan - gemeente Berkelland

Vastgesteld op 17-09-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Buitengebied, Erve Giegink Borculo 2012" van de gemeente Berkelland.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1859.BPBGB20120006-0100 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 verbeelding

  1. a. de analoge verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied, Erve Giegink Borculo 2012, bestaande uit de kaart(en) met tekeningnummer(s) NL.IMRO.1859.BPBGB20120006-0100;
  2. b. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied, Erve Giegink Borculo 2012.

1.4 aan- of uitbouw

een aan het (hoofd)gebouw aanwezig gebouw dat ruimtelijk en/of architectonisch ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van dat (hoofd)gebouw.

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 aanduidingsvlak

een geometrisch vlak waarop een aanduiding betrekking heeft.

1.8 aan-huis-verbonden bedrijf

een bedrijf of op bedrijfsmatige wijze uitgeoefende activiteit met een kleinschalige karakter niet zijnde een aan-huis-verbonden beroep, dat in een gedeelte van de (bedrijfs)woning en/of de daarbij behorende (bij)gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woonfunctie van de bedrijfs(woning) en de daarbij behorende (bij)gebouwen als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.9 aan huis verbonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een (bedrijfs)woning en de daarbij behorende (bij)gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woonfunctie van de (bedrijfs)woning en de daarbij behorende (bij)gebouwen als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctiein overeenstemming is.

1.10 achtergevel

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.

1.11 afwijking van de bouwregels en/of de gerbuiksregels

een afwijking zoals bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder c van de Wet ruimtelijke ordening.

1.12 archeologische waarde(n)

waarde(n) die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of gebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

1.13 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen.

1.14 bestaand

  1. 1. bij gebruik: het gebruik zoals aanwezig op het moment van inwerkingtreden van het plan, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. 2. bij bouwwerken: de legaal aanwezige bebouwing die op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaat, wordt gebouwd of mag worden gebouwd krachtens en daartoe verleende omgevingsvergunning.

1.15 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 bijgebouw

een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zowel qua afmeting als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.20 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.24 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.25 bouwwerk, geen gebouw zijnde

alle overige bouwwerken die geen gebouw zijn.

1.26 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.27 extensieve (dag)recreatie

vormen van (dag)recreatief medegebruik van agrarische en/of natuurgebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen en strandjes.

1.28 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel in ruimtelijk en architectonisch opzicht, dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.30 landschappelijke inpassing

een zodanige vormgeving en inpassing dat deze optimaal is afgestemd op bestaande dan wel nog te ontwikkelen ruimtelijke, natuurlijke en cultuurhistorische landschapswaarden.

1.31 landschapswaarde/landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied en van de aanwezigheid van waarneembare landschappelijke structuren en/of elementen.

1.32 maaiveld

het oppervlak (of de gemiddelde hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft.

1.33 nadere eis

een nadere eis zoals bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan.

1.34 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.35 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, van één bouwlaag, dat een overdekte ruimte vormt met ten hoogste één wand.

1.36 peil

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. als in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.

1.37 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.38 terrashooiberg

een overkapping in de vorm van een hooiberg die dienst doet als terras en bestaat uit één of meerdere palen en een dak, dat langs de palen op en neer kan bewegen.

1.39 vloeroppervlakte

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond.

1.40 voorgevel

de gevel die grenst aan de weg.

1.41 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

  1. a. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aarde daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
  2. b. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
  3. c. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
  4. d. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als:

  1. a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en aan- of uitbouwen met een oppervlakte van 2 m² of kleiner;
  2. b. overstekende daken;
  3. c. luifels als geïntegreerd onderdeel van een uitbouw;

buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,75 m ten opzichte van de bouwgrens of bestemmingsgrens bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn, tenzij anders aangegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m²);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. e. voor hoeken/hellingen in graden (°).

2.4 meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch met waarden - Landschapswaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische doeleinden, waaronder mede wordt verstaan agrarisch natuurbeheer, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
  2. b. behoud, herstel en ontwikkeling van de aardkundige landschapswaarden;
  3. c. extensieve recreatie;
  4. d. paden en wegen;
  5. e. landschapelementen en landschappelijke inpassing door erfbeplanting;
  6. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals water en waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:

  1. a. het op of in deze gronden bouwen van gebouwen is niet toegestaan;
  2. b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 m, met dien verstande dat er geen sleufsilo's en mestopslagplaatsen mogen worden opgericht;
  3. c. paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  1. a. de inrichting van de niet bebouwde terreingedeelten;

ten behoeve van:

  1. b. de bescherming van landschapswaarden;
  2. c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  3. d. de woonsituatie;
  4. e. de verkeersveiligheid;
  5. f. de sociale veiligheid;
  6. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
    1. 1. het aanleggen of verharden van wegen, paden en banen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
    2. 2. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
    3. 3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse constructies, installaties of apparatuur met een grotere hoogte of diepte dan 1 m;
    4. 4. het vellen of rooien van houtgewas, voor zover het bepaalde in de Boswet niet van toepassing is;
    5. 5. het aanleggen of dempen van waterlopen, sloten en andere wateren.
  2. b. Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld onder a is vereist voor werken en werkzaamheden die:
    1. 1. het normale onderhoud betreffen;
    2. 2. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de grond;
    3. 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
  3. c. Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning slechts verlenen indien door de onder a genoemde werken of werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect de waarden en kwaliteiten van het bos en van de natuur niet in onevenredige mate (kunnen) worden aangetast, dan wel de mogelijkheden tot herstel van die waarden en kwaliteiten niet in onevenredige mate (kunnen) worden verkleind.

Artikel 4 Groen - Landschapselement

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen – Landschapelement' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen;
  2. b. behoud, herstel en ontwikkeling van landschapelementen en bos;
  3. c. (onverharde) paden en wegen;
  4. d. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. extensief recreatief medegebruik.

4.2 Bouwregels

Op of in de gronden met de bestemming 'Groen - Landschapselement' zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden;
  2. b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke waarden;
  3. c. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. extensief recreatief medegebruik.

5.2 Bouwregels

Op of in de gronden met de bestemming ‘Natuur’ zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Tuin

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Tuin ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
  2. b. erkers ten dienste van de aangrenzende bestemming 'Wonen - Landgoed'

met daarbijbehorende:

  1. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. d. voorzieningen, zoals wegen, paden en parkeervoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op de voor ' Tuin ' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder (on)verharde wegen, bermen, paden en parkeervoorzieningen;
  2. b. parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;
  3. c. geluidswerende voorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen, zoals wegbeplanting;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op of in de gronden met de bestemming ‘Verkeer’ zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
  3. c. terras, tuinen en erven;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting en landschappelijke inpassing;
  6. f. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  7. g. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals water, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.3 Specifieke gebruiksregels

met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende voorwaarden:

  1. a. aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met dien verstande dat de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 50 m²;
  2. b. detailhandel is niet toegestaan;
  3. c. het gebruiken van gebouwen ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is in een vrijstaand bijgebouw niet toegestaan;
  4. d. het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalig kamperen is niet toegestaan;
  5. e. de woningen binnen de bestemming 'Wonen' mogen niet in gebruik worden genomen als niet aan de volgende voorwaarde is voldaan:
    1. 1. aanleg en instandhouding van de landschappelijke elementen en paden zoals genoemd in het "Inrichtings- en beheersplan Landgoed Erve Giegink, Borculo" en die als bijlage bij deze regels is gevoegd, dient binnen de op de verbeelding aangewezen bestemmingen 'Verkeer' en 'Groen - Landschapselement' te hebben plaatsgevonden en verzekerd te zijn.

8.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • de situering van de bebouwing;
  • de maatvoering van de bebouwing;
  • dakhelling van de gebouwen;
  • de inrichting van de niet bebouwde terreingedeelten;

ten behoeve van:

  1. a. de bescherming van de landschapswaarden;
  2. b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de woonsituatie;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 9 Wonen - Landgoed

9.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
  3. c. terras, tuinen en erven;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting en landschappelijke inpassing;
  6. f. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  7. g. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals water, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.3 Specifieke gebruiksregels

met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende voorwaarden:

  1. a. aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met dien verstande dat de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 50 m²;
  2. b. detailhandel is niet toegestaan;
  3. c. het gebruiken van bijgebouwen ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is in een vrijstaand gebouw niet toegestaan;
  4. d. het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalig kamperen is niet toegestaan.
  5. e. de woning binnen de bestemming 'Wonen - Landgoed' mag niet in gebruik worden genomen als niet aan de volgende voorwaarde is voldaan:
    1. 1. aanleg en instandhouding van de landschappelijke elementen en paden zoals genoemd in het "Inrichtings- en beheersplan Landgoed Erve Giegink, Borculo" en die als bijlage bij deze regels is gevoegd, dient binnen de op de verbeelding aangewezen bestemmingen 'Verkeer' en 'Groen - Landschapselement' te hebben plaatsgevonden en verzekerd te zijn.

9.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • de situering van de bebouwing;
  • de maatvoering van de bebouwing;
  • dakhelling van de gebouwen;
  • de inrichting van de niet bebouwde terreingedeelten;

ten behoeve van:

  1. a. de bescherming van de landschapswaarden;
  2. b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de woonsituatie;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 10 Leiding - Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van een ondergrondse waterleiding;
  2. b. groenvoorzieningen.

10.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. bouwwerken voor de aanleg en instandhouding van de in 10.1 genoemde leidingen tot een maximale bouwhoogte van 2 m.

10.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 10.1 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de veilige ligging en de continuïteit van de watervoorziening en riolering dienen te zijn gewaarborgd;
  2. b. het bevoegd gezag dient schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Waarde - Archeologie 3

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

11.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 12 Waarde - Archeologie 5

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden in de bodem.

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

12.5 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene Bouwregels

14.1 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens de in de bestemmingsregels opgenomen afwijkingen, de volgende voorwaarden:

  1. a. Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend binnen de fundering van gebouwen, sleufsilo's en mestbassins toegestaan.
  2. b. De bouwdiepte van kelders en andere ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels

15.1 Burgemeester en Wethouders kunnen afwijken van:

  1. a. het bepaalde in het plan voor het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, hoogten met ten hoogste 10%;
  2. b. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, als de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. c. het bepaalde in het plan met het oog op de aanpassingen aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de ontheffing gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  4. d. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden met maximaal 2 meter, als een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
  5. e. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
      • de inhoud per gebouw niet meer dan 60 m³ bedraagt;
      • de hoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
  6. f. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken en toestaan dat deze worden vergroot:
    1. 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;
    2. 2. ten behoeve van de bouw van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot 3 m.
  7. g. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten wordt vergroot, mits:
    1. 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer bedraagt dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw.

15.2 De onder 15.1 bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

  1. a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. het straat- en bebouwingsbeeld;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de externe veiligheid.

Artikel 16 Overige Regels

16.1 Uitsluiting seksinrichtingen

Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik als seksinrichting.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Overgangsrecht bouwwerken: Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Voorwaarden voor afwijken: Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Niet van toepassing als: Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.2 Overgangsrecht gebruik

Behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van een bestemmingsplan bestaand gebruik, worden in een bestemmingsplan de volgende regels van overgangsrecht ten aanzien van gebruik opgenomen:

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze planregels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Buitengebied, Erve Giegink Borculo 2012 van de gemeente Berkelland.

Het bestemmingsplan Buitengebied, Erve Giegink Borculo 2012 heeft van 22 mei tot en met 2 juli 2013 in ontwerp ter inzage gelegen.

Aldus vastgesteld door de Raad in de vergadering van 17 september 2013,

voorzitter,

griffier,

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In juni 2010 is door IAA Stedenbouw en Landschap een concept beeldkwaliteitplan gemaakt voor Erve Giegink in Borculo. Hierin zijn tevens in hoofdlijnen de geschiedenis, de betekenis van de plek en de landschapsvisie beschreven. Dat document kende geen status, maar heeft geleid tot een intensiever overleg tussen de ontwikkelaar, de gemeente Berkelland en het waterschap Rijn en IJssel om tot een geïntegreerde planontwikkeling te komen. Deze overleggen hebben geresulteerd in diverse ontwikkelingsuitgangspunten.

De planontwikkeling is inmiddels zo ver dat deze uitgangspunten zijn verwerkt in een inrichtingsplan en een beeldkwaliteitsplan. Het inrichtingsplan en beeldkwaliteitplan dienen als basis voor dit bestemmingsplan.

Het doel van dit bestemmingsplan is om een nieuw landgoed te ontwikkelen. Binnen dit landgoed is ruimte voor de realisatie van een boerenerf en een nieuw landhuis. Daarnaast wordt in het plangebied ruimte gereserveerd voor een natuurlijker inbedding van de rivier de Berkel, het vis-passeerbaar maken van de stuw en een gedeeltelijke reconstructie van de es.

Onder een boerenerf wordt verstaan een het samenspel van de nieuw te bouwen woningen en schuren zoals dat er van oorsprong plaatsvindt op een karakteristiek boerenerf.

1.2 Ligging Plangebied

Borculo ligt in het westen van de gemeente Berkelland. De gemeente ligt in het oosten van Gelderland en grenst aan Duitsland. De gemeente Berkelland ligt in de regio Achterhoek, andere gemeenten in deze regio zijn Bronckhorst, Doetinchem, Groenlo, Winterswijk, Montferland, Oude IJsselstreek en Aalten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBGB20120006-0100_0002.jpg"

Figuur 1 Topografische kaart Borculo

Borculo is één van de elf kernen die samen de gemeente Berkelland vormen. Grotere plaatsen in de buurt van Borculo zijn in het westen Lochem en Ruurlo en in het oosten Neede en Eibergen. Berkelland telt in totaal ruim 45000 inwoners, hiervan wonen er ongeveer 10400 in de kern Borculo. Het plangebied ligt aan de rand van Borculo aan de Berkel, zoals te zien is op de bovenstaande kaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBGB20120006-0100_0003.jpg"

Figuur 2 Luchtfoto plangebied

Erve Giegink ligt net buiten Borculo, noordwestelijk van de historische stadskern. Het plangebied omvat het boeren-erf en de aanliggende akkers, weilanden en houtopstanden. Het gebied ligt langs de Oude Nettelhorsterweg, de historische verbinding van Borculo naar Geesteren, Diepenheim en Lochem. Aan de zuidzijde wordt het gebied begrensd door de Berkel. Die vormt een harde fysieke scheiding tussen het buitengebied en de stadskern van Borculo. Westelijk ligt het pad D'n Brummel, een oud voetpad over de es tussen de buurtschappen Heure en Respelhoek. Dit is tegenwoordig in gebruik als recreatieve fiets- en wandelroute.

Ten westen van het erf begint een tamelijk open landschap langs de Berkel, dat vooral bestaat uit weilanden, afgewisseld met enkele akkers en boomgroepen. Door de openheid van het landschap heeft men hier een weids uitzicht tot aan de Lochemer Berg.

Noordelijk en oostelijk van Erve Giegink is het landschap kleinschaliger. Weilanden en boerderijen worden afgewisseld met bossages, lanen en houtwallen; kenmerkend voor het hoevenlandschap.

In het noordelijk deel van het plangebied ligt een dichter bebost gebied dat aansluit op het lint van de Oude Nettelhorsterweg. In het bos is een poel gegraven, omzoomd door riet en andere beplanting. De landschappelijke gradiënt biedt voor diverse flora / fauna soorten een interessante biotoop.

Men bereikt het erf via een kort berkenlaantje vanaf de Oude Nettelhorsterweg. Het erf zelf wordt aan de voorzijde gekenmerkt door een besloten boomgaard. Hier zijn ook de overblijfselen van de door brand verwoestte woning te vinden. Direct hierachter staat de oorspronkelijke boerderij, met daarachter weer diverse bijgebouwen en schuren. Vanuit de omgeving zijn de verschillende gebouwen goed zichtbaar.

1.3 Leeswijzer

In de toelichting komen na deze inleiding aan de orde:

  • de bestaande situatie op de gebieden landschap en historie en het voorontwerp bestemmingsplan (Hoofdstuk 2);
  • een weergave van het relevant ruimtelijk beleid van het rijk, de provincie, het waterschap, de regio en de gemeente (Hoofdstuk 3);
  • een beschrijving van het inrichtingsplan voor de locatie (Hoofdstuk 4);
  • een beschrijving van de omgevingsaspecten die mede bepalend zijn voor de ontwikkeling van het plangebied (Hoofdstuk 5);
  • een onderbouwing van de uitvoerbaarheid van het plan, gebaseerd op de economische uitvoerbaarheid, het vooroverleg en de inspraak (Hoofdstuk 6);
  • een toelichting op het juridisch systeem en de plan opzet (Hoofdstuk 7).

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

2.1 Landschap En Historie

2.1.1 Historie

Rond de 12e eeuw werd op een goed te verdedigen plek langs de toenmalige loop van de Slinge het kasteel Borculo gebouwd. De Berkel stroomde oorspronkelijk vanaf Eibergen en Haarlo in noordwestelijke richting, via de loop van de huidige Bolksbeek. Pas later in de Middeleeuwen werd een verbinding tussen Haarlo en Borculo gegraven, zodat de verdedigingswerken van Borculo van meer water werden voorzien en er een bevaarbare verbinding tussen de Hanzesteden Zutphen en Vreden ontstond.

De op het kasteel woonachtige heren van Borculo bestuurden in eerste instantie slechts het gebied direct rondom het kasteel, maar breidden hun rechten in de loop der tijd uit zodat ook Geesteren, Neede, Eibergen en Groenlo onder hun bestuur kwamen.

In 1337 wordt voor het eerst de nederzetting Borculo genoemd. In 1375 kreeg Borculo stadsrechten en in 1777 werd de Heerlijkheid Borculo aangekocht door Prins Willem V van Oranje-Nassau. In 1795 werd de gemeente Borculo gevormd uit de toenmalige stad, het kasteel en het schependom Dijkhoek. De gemeente Geesteren ontstond uit de toenmalige voogdij Geesteren, waaronder ook het gebied rondom Erve Giegink viel. In 1817 werd Geesteren bij Borculo gevoegd. In 2005 werden de gemeenten Borculo, Ruurlo, Neede en Eibergen samengevoegd tot de huidige gemeente Berkelland.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBGB20120006-0100_0004.png"

Figuur 3 Historische kaarten omgeving plangebied

Erve Giegink lag oorspronkelijk aan de weg van Borculo naar Lochem. In de tweede helft van de 19e eeuw is de verbindingsweg recht getrokken, waardoor deze op korte afstand oostelijk langs Erve Giegink kwam te liggen. De oorspronkelijke route is nog lange tijd als zandpad bewaard gebleven en pas tijdens de Berkelomlegging opgeheven. Tot dezelfde tijd liep er ook een zandpad vanaf Erve Giegink in noordwestelijke richting, deels langs en deels over de es. Van deze oude paden en wegen is in het plangebied nauwelijks iets meer terug te vinden als gevolg van de afgravingen ten behoeve van de Berkelomlegging.

2.1.2 Landschap

De geografie van de Achterhoek en Twente is sterk bepaald door de in het landschap aanwezige stuwwallen. Het plangebied ligt op de flanken van één van deze stuwwallen, waardoor het maaiveld in zuidoostelijke richting langzaam op loopt. In het plangebied ligt het maaiveld rondom 14m +NAP, het centrum van Borculo ligt rond 16m +NAP en verder in zuidoostelijke richting loopt het maaiveld op tot 40m +NAP rond Winterswijk. Als gevolg hiervan is de stroomrichting van beken en rivieren overwegend noordwestelijk. De oorspronkelijke loop van de Berkel en andere rivieren in de regio laat dit zien.

Rond 1970 is de Berkel opnieuw gekanaliseerd en is de loop rondom Borculo gelegd. Het gebied rondom Erve Giegink werd hierdoor gescheiden van Borculo. Ook de oorspronkelijk in het landschap aanwezige richting werd door de Berkelomleiding doorsneden.

Op kleinere schaal bepalen vooral de essen het reliëf. Essen zijn natuurlijke welvingen die door menselijk ingrijpen zijn versterkt - ze werden jaarlijks met plaggen en mest opgehoogd. De essen, goed te zien op de hoogtekaart, steken 2 tot 4 meter boven het omliggende landschap uit. In de omgeving van Borculo hebben de essen vaak steile randen, die soms worden begeleid door bomen en struikgewas. Onderaan deze steilrand ligt meestal een sloot voor de afwatering.

Het landschap van het plangebied is verder onder te verdelen in drie landschappelijke eenheden; de es, de groene rand langs de Oude Nettelhorsterweg, en de Berkel-zone.

De es is door de afgraving in twee gebieden verdeeld; oost en west. Van het oostelijke deel is niets meer te zien. Het westelijke deel is zeer manifest aanwezig door de steilranden. Hier en daar komt wat begeleidende beplanting langs de rand voor. Op de scheiding tussen de beide delen loopt een fiets-voetpad.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBGB20120006-0100_0005.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBGB20120006-0100_0006.jpg"

Figuur 4 Landschap: de es en de groene rand

De laanbeplanting langs de Oude Nettelhorsterweg vormt tezamen met enkele bossages en houtopstanden een 'groene rand' aan de oostzijde van het plangebied. In deze groene rand is langs de weg diverse bebouwing opgenomen. Hier en daar ontbreekt wat beplanting in de rand.

De Berkel heeft over de gehele lengte aan beide zijden een kade met een onderhoudspad. De rivier is aan de zuidzijde stevig beplant. Aan de noordzijde (overgang plangebied) is geen beplanting aanwezig en gaat de kade over in lager gelegen weilanden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBGB20120006-0100_0007.jpg"

Figuur 5 Landschap: de Berkel-zone

2.2 Bestemmingsplan Buitengebied 2012

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBGB20120006-0100_0008.jpg"Figuur 6 Verbeelding Voorontwerp Bestemmingsplan Buitengebied 2012

Voor het buitengebied van de gemeente Berkelland is een nieuw bestemmingsplan in procedure. Het ontwerp zoals hier wordt behandeld is van december 2012.

Zoals op de bovenstaande kaart te zien is geldt er voor het plangebied de bestemming Agrarisch met waarde - Landschapswaarde met daarin een bouwvlak voor een agrarisch bedrijf.

Daarnaast gelden de volgende aanduidingen voor het plangebied of voor delen van het plangebied:

  • Waarde - Archeologie 4
  • Waarde - Archeologie 5
  • Waarde - Aardkundig

De ontwikkeling past niet binnen dit bestemmingsplan vandaar dat er een herziening plaats vindt. Waar mogelijk wordt aangesloten op het bestemmingsplan Buitengebied 2012.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijk

3.1.1 Nota Ruimte

De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. In de Nota Ruimte wordt het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020, waarbij de periode 2020-2030 geldt als doorkijk naar de lange termijn.

Beleidsdoelen

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is om op een duurzame en efficiënte wijze ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies, de leefbaarheid van Nederland te waarborgen en te vergroten en de ruimtelijke kwaliteit van de stad en platteland te verbeteren, waarbij speciaal aandacht wordt geschonken aan het scheppen van de juiste condities voor het toepassen van ontwikkelingsplanologie. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid.

Het kabinet wil overigens andere overheden stimuleren om zo mogelijk op gebieden als milieu en veiligheid, maar ook landschappelijke kwaliteit en ruimtelijk ontwerp, meer dan alleen basiskwaliteit te realiseren.

Het kabinet streeft naar basiskwaliteit voor steden en dorpen en de bereikbaarheid daarvan. Bundeling staat daarbij voorop. Het rijk beperkt zich over het algemeen tot het aangeven van kaders en normen. Bij de uitvoering krijgen decentrale overheden meer ruimte. Wel toetst het rijk in een aantal gevallen of de normen in voldoende mate worden nageleefd.

Plan

Het plangebied is gelegen nabij de stad Borculo op het platteland van oost Nederland. De voorgenomen ontwikkeling draagt bij aan het op een duurzame en efficiënte wijze ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Door dit plan wordt de ruimtelijke kwaliteit en beleving verbeterd. De inwoners van Borculo kunnen recreëren in en om het landgoed en de vistrap. Daarnaast wordt het vitale platteland bevorderd. De voorgenomen ontwikkeling is passend binnen het rijksbeleid.

3.2 Provincie

3.2.1 Ruimtelijke Verordening Gelderland

De Ruimtelijke Verordening Gelderland, 1e herziening is op 5 juli 2012 in werking getreden. Met een verordening kunnen Provinciale Staten regels stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen. Deze regels kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie (voorheen Streekplan Gelderland 2005), streekplanuitwerkingen en -herzieningen. De verordening is slechts een juridische vertaling van dit beleid, er is geen nieuw beleid aan toegevoegd. Om deze reden is (hierna) ook het relevante beleid uit het Streekplan Gelderland 2005, zoals dat tot voor kort gold, weergegeven.

3.2.2 Streekplan Gelderland 2005

Het streekplan voorziet in een integrale herziening van het vigerende ruimtelijke beleid van de provincie Gelderland.

Dit streekplan is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Om de afstemming met regionale ontwikkelingen te optimaliseren is dit streekplan mede gebaseerd op regionale structuurvisies die zijn aangeleverd door de Gelderse regio's.

Concrete doelstellingen voor de komende jaren zijn onder andere:

  • het bevorderen van sterke stedelijke netwerken en regionale centra;
  • het versterken van de economische kracht en de concurrentiepositie van Gelderland;
  • het bevorderen van een duurzame toeristische-recreatieve sector in Gelderland met een bovengemiddelde groei;
  • het versterken van de vitaliteit van het landelijk gebied en de leefbaarheid van daarin aanwezige kernen;
  • het verbeteren van de waardevolle landschappen en het realiseren van de Ecologische Hoofdstructuur;
  • de watersystemen veilig en duurzaam afstemmen op de veranderende wateraanvoer en –afvoer en de vereiste waterkwaliteit;
  • het bewerkstelligen van een gezonde en veilige milieu(basis)kwaliteit;
  • het verbeteren van de bereikbaarheid van en in de provincie;
  • het bijdragen aan een evenwichtige regionaal gedifferentieerde ruimtelijke ontwikkeling, door de cultuurhistorische identiteit en ruimtelijke kenmerken als inspiratiebron te hanteren in de ruimtelijke planning.

Aan de hand van de termen groenblauwe raamwerk, rode raamwerk en het multifunctionele raamwerk wordt de gewenste ruimtelijk ontwikkeling nader ingevuld.

Het groenblauwe raamwerk

Met het groenblauwe raamwerk worden de belangrijkste natuurgebieden, landschappen, rivieren, beken en andere waterlopen in Gelderland bedoeld. De provincie beschouwt deze als een samenhangend stelsel van waardevolle gebieden die kwetsbaar zijn voor intensieve vormen van ruimtegebruik en daarom ook bescherming van de provincie behoeven.

Landschapsontwikkeling; Inspiratiebron voor denkers en doeners

In de nota 'Landschapsontwikkeling, inspiratiebron voor denkers en doeners' heeft de provincie Gelderland een visie opgesteld voor haar landschappelijke kwaliteiten en kansen. De provincie benadert daarom het landschap met de strategie 'ontwikkeling met kwaliteit'. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten niet alleen worden afgestemd op aanwezige landschapskenmerken, maar er ook toe bijdragen dat de landschappelijke samenhang en toegankelijkheid verbeteren. Het streekplan benoemt de hoofdlijnen, het landschapsboek licht deze slechts toe. In het Landschapsboek wordt het gebied aangeduid als 'Berkelvlak' en 'Graafschap' en als volgt toegelicht:

Berkelvlak

Binnen een aantal randvoorwaarden is er in Berkelvlak voldoende ruimte voor vernieuwing. De randvoorwaarden zijn: het behouden van de kleinschaligheid, de openheid van het Berkeldal en het contrast tussen die twee. Ook het behoud van mooie ensembles, zoals de landgoederen en de broekgebieden en essen, is een randvoorwaarde. Vergroting van het contrast verhoogt de belevingswaarde. De kleinschalige delen van het landschap kunnen nog kleinschaliger gemaakt worden door beplanting. De aanleg van de ecologische verbindingszones zal de afwisseling in het landschap vergroten. Dat kan ook recreatie en toerisme aantrekken. Op de hoge delen is ruimte voor functieverandering; daar kan vanuit het landschap gezien ook nog worden gebouwd, bijvoorbeeld voor hoogwaardige recreatie. De Achterhoek wordt gekenmerkt door een zwerm van kleine bebouwingsclusters. Als er meer wordt gebouwd zou een beperkt aantal buurtschappen uit kunnen groeien tot nieuwe dorpsclusters, liefst op de hogere delen langs de beken. In het landbouwontwikkelingsgebied is aandacht voor de architectuur van de nieuwe (clusters van) boerderijen van belang. Vorm, materiaal en kleur kunnen een streekeigen identiteit genereren. Belangrijk is te bezien hoe de landbouw en andere grondgebruikers, het landschap kunnen blijven beheren.

Graafschap

Het is belangrijk de landschappelijke eenheid met de groene afwisseling van bossen, weilanden, beken en essen intact te laten. Randvoorwaarde is verder het handhaven van de open essen, het microreliëf, karakteristieke esdorpen, het reliëf van de Lochemerberg en de verkavelingsstructuur bij Barchem. In het bestemmingsplan kan hierop sterk de nadruk worden gelegd.

Aansluitend bij de groene lijnstructuren van houtwallen en lanen passen nieuwe landgoederen in dit landschap. Grotere eenheden bos genieten daarbij de voorkeur boven kleinere landschapselementen. De natuurfunctie van het gebied zorgt mede voor instandhouding van het landschap. Het afwisselende landschap trekt recreanten en is daarmee een economische factor. Regulering van de (extensieve) recreatie en het creëren van parkeerplaatsen aan recreatieve routes is gewenst om de beleving van het landschap niet te laten verstoren door het toerisme. Intensieve recreatie is eigenlijk alleen mogelijk in combinatie met een natuurtransferium of parkeervoorziening. Verbinding van bestaande elementen in het landschap zoals dorpen en gehuchten, landgoederen, bosjes zandwegen, watergangen kan leiden tot een vergroting van de recreatieve beleving en toegankelijkheid van het landschap. De scherpe overgangen tussen kernen en buitengebied kunnen ‘verzacht’ worden.

Om de landschappelijke rust te waarborgen zou in vrijkomende agrarische bebouwing alleen een woonfunctie en kleinschalige vormen van niet-agrarische bedrijvigheid gepast zijn. Grootschaliger bedrijvigheid in dergelijke gebouwen roept te veel extra verkeer op en dat vermindert de rust in het gebied. Uitbreiding van verblijfsrecreatie is mogelijk, mits zorgvuldig ingepast in het landschap en met strakke eisen aan het ontwerp. Belangrijk is te bezien hoe de landbouw, en andere grondgebruikers, het waardevolle landschap kunnen blijven beheren. Verevening kan ook bijdragen aan het beheer van het omringende landschap.

In de hele zone van Winterswijk tot en met de Graafschap zet het waterbeleid in op verhoging van grondwaterstanden. Indien dit leidt tot ander grondgebruik kan dit gevolgen voor het landschap hebben. Aandachtspunt is kwaliteitsverbetering van het landschap.

Nieuwe landgoederen

Landgoederen dragen bij aan de landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische kwaliteit van Nederland. De groeiende belangstelling voor deze vorm van wonen 'in het groen' is dan ook een positieve ontwikkeling. De provincie stimuleert het aanleggen van nieuwe landgoederen.

Het Streekplan van de provincie Gelderland biedt mogelijkheden voor functieverandering van landgoederen. Particulieren krijgen de mogelijkheid om nieuwe natuur te ontwikkelen, die duurzaam te beheren en daarmee de landschappelijke kwaliteit in hun eigen woonomgeving een impuls te geven.

Voorwaarden

Een nieuw landgoed is een openbaar toegankelijk natuurgebied, veelal bos, afgewisseld met agrarische gronden, met daarin een woongebouw 'van allure' met maximaal drie wooneenheden. Om van een nieuw landgoed te kunnen spreken, moet tenminste een oppervlakte van vijf hectare cultuurgrond worden bestemd tot 'natuur'. Het is de uitdaging om dit te combineren, zodat een eenheid ontstaat waarin de architectuur van het gebouw, de mogelijkheden voor natuurontwikkeling, de landschappelijke inrichting van het gebied en de ontsluiting voor de recreant tot hun recht komen.

Op themakaart 19 van het streekplan staat waar bebouwing van een nieuw landgoed mogelijk is en waar dit niet gewenst is. Daarnaast moet er ten minste vijf hectare nieuwe natuur ontstaan; hiervoor moet de bestemming van de grond worden gewijzigd. Het gebied moet als natuurgebied worden ingericht.

De gemeente maakt een afweging of een nieuw landgoed past in het landschap, geen strijdigheid oplevert met omliggende functies – met name agrarische – en of het landgoed op die plek de gewenste meerwaarde heeft. Ook kan de gemeente aanvullende eisen stellen. Daarnaast moet de gemeente met de initiatiefnemer van het landgoed een privaatrechtelijke overeenkomst met kettingbeding afsluiten over de inrichting, het beheer en de openstelling.

Bij initiatieven voor een nieuw landgoed moet er sprake zijn van een totaalvisie inclusief inrichtingsplan, beeldkwaliteitplan en exploitatieopzet en moet de gemeente met de initiatiefnemer een overeenkomst sluiten over de inrichting en het beheer.

Functieverandering naar wonen

Wonen is een geschikte vorm van (her)gebruik van vrijgekomen gebouwen in het buitengebied. Mede in het kader van het provinciale woonbeleid verlangt de provincie dat gemeenten de regionale behoefte aan landelijk wonen in het buitengebied in beginsel in vrijgekomen gebouwen in het buitengebied accommoderen.

Bij functieverandering kan hergebruik van de aanwezige gebouwen met meerdere wooneenheden plaatsvinden. De wooneenheden komen zoveel mogelijk in één gebouw, en hoogstens in twee gebouwen die bij elkaar staan. Met de meerdere wooneenheden per gebouw kan gedifferentieerd worden voorzien in de regionaal aanwezige kwalitatieve woonbehoefte.

Er wordt uitgegaan van een reductie van tenminste 50% van de bebouwing (alle opstallen, exclusief de bedrijfswoning) per bestemmingswijziging. Het resterend oppervlak aan gebouwen kan worden hergebruikt voor wonen. De gebouwen die niet voor wonen en bijgebouw worden hergebruikt, dienen te worden gesloopt. Als hergebruik van de aanwezige gebouwen voor wonen niet mogelijk is, kan na sloop van alle bedrijfsgebouwen vervangende nieuwbouw plaatsvinden in de vorm van meerdere wooneenheden in één gebouw, met een omvang van maximaal 50% van de gesloopte bebouwing.

Functieverandering van vrijgekomen gebouwen naar wonen door middel van bestemmingswijziging van het perceel naar een kleiner perceel 'wonen' zal door toepassing van verevening per saldo een positieve bijdrage aan de omgevingskwaliteit leveren. De wezenlijke kenmerken en waarden van de omgeving worden met functieverandering van vrijgekomen gebouwen naar wonen niet aangetast. Derhalve is functieverandering naar wonen ook toepasbaar in het groenblauwe raamwerk.

Plan

Het plangebied is gelegen nabij de stad Borculo op het platteland van oost Nederland. De voorgenomen ontwikkeling draagt bij aan het versterken van de economische kracht en de vitaliteit van het platteland. Het groenblauwe raamwerk wordt verbeterd door het versterken van de landschappelijke samenhang.

Het landgoed voldoet aan de eisen van een landgoed volgens dit beleidsstuk. Er wordt +/- 8 hectare nieuwe natuur aangelegd en bestemd, dat door een wandelpad over het plangebied toegankelijk wordt gemaakt. Het inrichtingsplan en beeldkwaliteitplan wordt in een apart hoofdstuk behandeld.

Het boerenerf is een goed voorbeeld van functieverandering en voldoet aan de hierboven gestelde eisen. De huidige gebouwen, inclusief bestaande dienstwoning, op het boerenerf worden gesloopt en daarvoor in de plaats komen er twee nieuwe woningen op het boerenerf te staan.

De voorgenomen ontwikkeling is passend binnen het streekplan Gelderland en het functieveranderingsbeleid van de regio Achterhoek.

3.2.3 Woonvisie Gelderland 2010-2019

Gedeputeerde Staten van Gelderland heeft op 12 januari 2010 het nieuwe Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (KWP3) vastgesteld. De provincie, de woningcorporaties, de gemeenten en de regio's in Gelderland hebben met elkaar afspraken gemaakt over de woningbouw en bestaande woningvoorraad voor de komende tien jaar. De partijen willen ervoor zorgen dat het woningaanbod in iedere regio van Gelderland ook in de toekomst goed aansluit bij de behoefte van de inwoners. In het programma zijn de afspraken vastgelegd. Deze afspraken zijn tot stand gekomen door een goede en intensieve samenwerking met de regio's, de gemeenten en de woningcorporaties.

Op het gebied van wonen is het algemene uitgangspunt van het Gelders kwalitatief woonbeleid dat gemeenten voorzien in het aanbod van woningen dat past bij de geconstateerde regionale kwalitatieve woningbehoefte. Het Gelders kwalitatief woonbeleid richt zich zowel op bestaand bebouwd gebied (herstructurering, transformatie) als op nieuw stedelijk gebied (uitbreiding). De belangrijkste ruimtelijke beleidsaccenten zijn:

  • het aanbod aan woningen en woonmilieus moet beter aansluiten bij de voorkeuren van bewoners. Om deze reden bevordert de provincie vooral de realisatie van woningen voor ouderen en starters en van de woonmilieus centrum-stedelijk en landelijk wonen;
  • voorts wil de provincie een versnelling bevorderen van herstructurering en transformatie van bestaand bebouwd gebied, het aanpakken van de stagnerende (nieuwbouw)productie, het vergroten van het aanbod aan levensloopbestendige woningen en wijken en het versterken van verscheidenheid en identiteit.

Om het woningaanbod zo goed mogelijk af te stemmen op de vraag is in het KWP3 rekening gehouden met de ontwikkelingen in de bevolkingsopbouw en in de woningmarkt. In de praktijk betekent dit dat op regionaal niveau meer huurwoningen en meer betaalbare woningen in het woningbouwprogramma moeten worden opgenomen, bij voorkeur op binnenstedelijke locaties. Bouwen op grote nieuwbouwlocaties buiten een stad of dorp (zoals Vinexlocaties) is steeds minder nodig. In het Kwalitatief Woonprogramma gaat het nadrukkelijk niet alleen om de aantallen te bouwen woningen. Er is bij de inwoners een grote behoefte aan huurwoningen en woningen in het betaalbare segment. Daarom zijn ook afspraken gemaakt over de aantallen betaalbare woningen (sociale huur tot € 647,53 en koop tot € 170.000). Er wordt bovendien rekening gehouden met een steeds groter wordende groep ouderen die het liefst zelfstandig wil blijven wonen. Verder zijn afspraken gemaakt over de verhouding koop/huur.

In de Achterhoek is geen regiobestuur dat zich bezighoudt op het gebied van woningbouw. Deze regionale coördinatietaak heeft gemeente Bronckhorst op zich genomen. Regio Achterhoek bestaat uit de gemeenten Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doetinchem, Oost-Gelre, Oude-IJsselstreek en Winterswijk. Daarnaast worden de ontwikkelingstrajecten ook afgesproken met de in de regio werkzame woningcorporaties De Woonplaats, ProWonen, Sité Woondiensten, Woningstichting Dinxperlo en Wonion. Deze woningcorporaties werken samen in het Achterhoekse Woningcorporatie Overleg (ACO).

De provincie, de gemeenten en de woningcorporaties hebben een behoefte geconstateerd in de periode 2010 – 2019 voor de regio Achterhoek van 5.900 woningen netto (nieuwbouw -/- sloop). Daarbij heeft de realisatie van betaalbare woningen aandacht en acht de regio het ook van belang dat er wordt ingezet op de realisatie van nultredenwoningen.

Met een woningbouwprogramma van de gezamenlijke gemeenten van circa 14.000 nieuwbouwwoningen voor de hele regio voor de periode 2010-2019 is er sprake van een forse overprogrammering aan nieuwbouw. De gezamenlijke gemeenten en woningcorporaties zien hier een taak deze opgave om te buigen naar een scenario dat beter past bij de behoefte. Beide hebben aangegeven dat een regionale verdeling hierbij niet ontbreken mag. De basis voor deze regionale verdeling zal de aangetoonde behoefte (het referentiekader) zijn waarbij ruimte wordt gelaten voor lokaal beleid.

Bij het jaarlijks monitoren en de processen rond de voortgang van de woningbouw wordt vervolgens de kwaliteit en kwantiteit continu geëvalueerd. Dit kan aanleiding zijn voor aanvullende nieuwe afspraken of wijzigingen in bestaande afspraken. De regio Achterhoek heeft in oktober 2010 een regionale woonvisie opgesteld. Deze wordt in paragraaf 3.3.2 behandeld.

Plan

De gewenste ontwikkeling van het plangebied voorziet in de realisatie van een landgoed met landhuis en twee vrijstaande woningen (waarvan één woning herbouw van de voormalige dienstwoning is) op een vrijgekomen agrarische locatie. Deze ontwikkeling sluit aan bij het stimuleren van het ‘landelijk wonen’, zoals één van de algemene doelstellingen is van het Gelders kwalitatief woonbeleid.

In paragraaf 3.3.2 wordt nader ingegaan op de afspraken en ambities die in de regio Achterhoek zijn geformuleerd.

3.3 Regio

3.3.1 Functies zoeken plaatsen zoeken functies

Op 9 januari 2007 hebben Gedeputeerde Staten van Gelderland besloten om op basis van een afwijking van het Streekplan Gelderland 2005 de door de Achterhoekse gemeenten opgestelde nota "Functies zoeken plaatsen zoeken functies"(functieverandering)te accorderen. Met dit beleid voor functieverandering/ hergebruik willen de samenwerkende gemeenten in de Achterhoek de volgende doelen bereiken:

  • Behouden van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied en waar mogelijk die kwaliteiten verder ontwikkelen. Dit betekent dat vooral rust, ruimte en groen behouden en versterkt moeten worden.
  • Impulsen geven aan nieuwe economische activiteiten, aan de agrarische sector, de natuur, de recreatie en de woonfunctie van het landelijk gebied.
  • Bijdragen aan doelstellingen vanuit het Reconstructieplan Achterhoek en Liemers door met toepassing van maatwerk uitplaatsing van intensieve veehouderijen uit de extensiveringsgebieden te stimuleren.

Methodiek functieverandering naar wonen

In tegenstelling tot functieverandering naar werken, kan er bij functieverandering naar wonen slechts sprake zijn van een hoofdfunctie. Ook wordt bij functieverandering naar wonen als zodanig geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende gebiedstypen aangezien zowel de provincie Gelderland als de samenwerkende gemeenten van de regio Achterhoek van oordeel zijn, dat functieverandering naar wonen ook in het groenblauwe raamwerk uitstekend mogelijk is. Wel moet ook bij functieverandering naar wonen een bijdrage worden geleverd aan de ruimtelijke kwaliteit die tegemoet komt aan de gebiedsprioriteit.

Het hergebruik/functieveranderings beleid voor wonen kent vier scenario's voor het realiseren van nieuwe woningen in het buitengebied:

  • I. boerderijsplitsing: dit is ook in veel bestemmingsplannen al mogelijk. Aan deze mogelijkheid is geen vereveningsregeling gekoppeld. Wanneer er splitsing plaatsvindt, waarbij één extra woning ontstaat met een oppervlakte niet groter dan 350 m², is verevening niet van toepassing. Dit is analoog aan het beleid voor bedrijfsmatige nevenfuncties. Bij een integrale herziening van een bestemmingsplan buitengebied, waarbij gemeenten conform wettelijke verplichting de bestaande toestand van een (burger-)woning (hoofdgebouw) positief moeten bestemmen, kan verevening eveneens buiten beschouwing worden gelaten;
  • II. hergebruik van bestaande gebouwen;
  • III. hergebruik van bestaande gebouwen in combinatie met sloop en nieuwbouw;
  • IV. volledige sloop van alle gebouwen (exclusief de bestaande (bedrijfs)woning) en nieuwbouw.

Uitgangspunt bij functieverandering naar wonen is dat het bebouwingsoppervlak wordt gereduceerd met 50%. Om maatwerk te kunnen leveren zijn de gezamenlijke gemeenten van oordeel dat, net als bij de functieverandering naar werken, naast of in de plaats van sloop, verkleining van het bouwvlak, behoud van karakteristieke/monumentale bebouwing, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing, verbetering infrastructuur, aanleg recreatieve voorzieningen en een financiële bijdrage vormen van verevening zijn, die kunnen worden ingezet al naar de gelang de specifieke situatie ter plaatse en de mate van functieverandering dit verlangt.

Toetsing

Boerenerf

Er wordt 1200 m² aan agrarische bedrijfsbebouwing (inclusief bestaande bedrijfswoning) gesloopt. Daarvoor in de plaats worden er twee nieuwe woonhuizen, met een maximaal oppervlak van 530 m², gebouwd. Dit is ruim binnen de regeling dat er 50% aan bebouwingsoppervlak wordt gereduceerd.

Landgoed

De ontwikkeling van het landgoed maken geen onderdeel uit van voornoemde toetsing, omdat deze als nieuwbouw en niet als herbouw worden aangemerkt, en worden als zelfstandig onderdeel van het initiatief beoordeeld. Gezien de milieu- en ruimtelijke kwaliteitswinst en het feit dat een nieuwe economische drager aan het buitengebied van Berkelland wordt toegevoegd, past het totale initiatief binnen de voorwaarden.

3.3.2 Regionale woonvisie Achterhoek 2010-2020

De kracht van de Achterhoek

De Achterhoek is … Natuurlijk, Eigenzinnig, Authentiek, Kleinschalig en Dynamisch!

En dat uit zich bijvoorbeeld in saamhorigheid, loyaliteit en ‘noaberschap’. De Achterhoek is een prachtig gebied waar mensen met veel plezier wonen, recreëren en werken. Er is veel natuur en ruimte aanwezig. In de grotere kernen zijn alle voorzieningen aanwezig om prettig te kunnen wonen. Deze kracht willen we behouden en uitdragen naar buiten.

Sterke punten op het gebied van wonen zijn met name:

  • de grote aandacht voor leefbaarheid, duurzaamheid en levensloopbestendig wonen;
  • goede prestaties op het gebied van betaalbaar wonen voor starters en lagere inkomensgroepen;
  • een gunstige lening voor starters op de woningmarkt (in een deel van de gemeenten);
  • een aantrekkelijk landschap en omgeving met een parkachtig karakter en hoge natuurlijkheid;
  • een veilige en kwalitatief hoogwaardige woonomgeving;
  • ruimte voor vernieuwende concepten zoals particulier opdrachtgeverschap, bouwen in het buitengebied en nieuwe landgoederen;
  • een rijk verenigingsleven;
  • tevreden inwoners.

Iedere gemeente heeft daarbij zijn eigen kracht en identiteit.

Natuurlijk zijn er ook zaken die aandacht vragen en bedreigingen voor de toekomst zijn. We denken dan aan het verkleinen van het aantal voorzieningen en werkgelegenheid en aantasting van de groene ruimte door uitbreiding in het buitengebied.

Kwaliteit van locaties

Kwaliteit gaat verder dan de differentiatie van de woningvoorraad. Ook locaties zijn van groot belang. Wonen in het buitengebied heeft een andere kwaliteit dan wonen in het centrum van een grote of kleine kern. Dit heeft te maken met aanwezigheid van voorzieningen, bereikbaarheid en woonmilieu. Nu er fors wordt ingegrepen in de nieuwbouwplannen, wordt dit aspect meegewogen in de prioritering van plannen. Het is belangrijk dat de plannen, die het meest bijdragen aan het versterken van de woonkwaliteit in de Achterhoek, uitgevoerd worden. Het bepalen van de beste locaties is maatwerk dat door de gemeenten zelf wordt gedaan.

Plan

De oorspronkelijk geplande woningtoevoegingen zijn getoetst aan opgestelde uitgangspunten, om te bepalen of ze door mogen gaan of komen te vervallen. De woonkwaliteit van de omgeving van de locatie wordt sterk verbeterd door het verplaatsen van het huidige bedrijf en het terugbouwen van woningen.

De ontwikkeling zorgt voor een nieuwe locatie met veel kwaliteit, die ook nog eens in de plaats komt van een agrarisch bedrijf.

3.4 Gemeente

3.4.1 Structuurvisie Berkelland 2025

Berkelland streeft naar een duurzame ontwikkeling van een enkelvoudige productieruimte naar een meervoudige gebruiksruimte. Dat betekent dat Berkelland met blijvende aandacht voor ontwikkelingsruimte voor de landbouw ook aandacht zoekt voor verweving met andere functies in het buitengebied.

De Structuurvisie heeft voor het buitengebied als doel om de kwaliteit van het landelijke gebied te beschermen en te verbeteren, rekening houdend met de veranderende functie. Verbetering van de kwaliteit leidt tot duurzame landbouw, versterkte natuur, verbetering van recreatieve mogelijkheden, verlaging van de milieubelasting, verbetering van de infrastructuur, het woon- en werkklimaat en de economische structuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBGB20120006-0100_0009.jpg"

Figuur 7 Plankaart Structuurvisie

Landbouw

Berkelland valt onder het reconstructiegebied Achterhoek en Liemers. Binnen de gemeente komen gebieden voor waar uitbreiding, hervestiging en nieuwvestiging van intensieve veehouderij niet mogelijk is (extensiveringsgebieden). In de Landbouwontwikkelingsgebieden (LOG) is dit wel mogelijk. Daarnaast zijn er verwevingsgebieden waar landbouw en andere functies zoals wonen en recreatie naast elkaar voorkomen. Bij verwevingsgebieden met primaat landbouw ligt het accent meer op landbouw dan op de andere functies. Voor de extensiveringsgebieden, LOG’s en verwevingsgebieden zijn uitgangspunten opgesteld.

Natuur

Om de instandhouding en de ontwikkeling van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) te waarborgen is de EHS aangegeven op de Structuurvisie plankaart. De provincie Gelderland heeft de wezenlijke kenmerken en waarden beschreven in de streekplanuitwerking Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse ecologische hoofdstructuur. Berkelland sluit hier in haar beleid op aan.

Water

De belangrijkste watergang in de gemeente Berkelland is de Berkel. Om het watersysteem van de Berkel weer te laten voldoen aan de eisen van het Waterbeleid 21e eeuw en de Kader Richtlijn Water wordt door Waterschap Rijn en IJssel gewerkt aan het weer natuurlijker en veerkrachtiger maken van het watersysteem. Dat gebeurt in samenhang met het realiseren van de EHS inclusief natte verbindingszones en het tegengaan van de verdroging van natuurgebieden.

In de gemeente liggen drie grondwaterbeschermingsgebieden. Deze worden milieutechnisch beschermd. Het waterbedrijf streeft er naar om intensieve gebruiksfuncties binnen het intrekgebied te voorkomen of te vervangen. Ten noorden van Neede ligt het HEN-water Teeselinksven. Dit water van het Hoogste Ecologische Niveau (HEN) dient beschermd te worden.

De Baakse Beek en de Koffiegoot zijn twee SED-wateren. Hiervoor gelden Specifieke Ecologische Doelstellingen.

Functieverandering en overige functies

De algemene uitgangspunten voor functieverandering zijn beschreven in de nota Functies zoeken plaatsen zoeken functies en de Notitie van Uitgangspunten Bestemmingsplan Buitengebied. Functieverandering is niet toegestaan in landbouwontwikkelingsgebieden (LOG’s).

Detailhandel is in het buitengebied in principe niet toegestaan, behalve voor streekeigen en/of ter plaatse vervaardigde agrarische producten. Bij initiatieven zal via een ontheffingsprocedure het afwegingskader ‘nee, tenzij’ worden gehanteerd en nadrukkelijk worden gekoppeld aan het streekeigen karakter van de activiteit en aan de functies landbouw, toerisme, recreatie en cultuurhistorie.

Horeca-activiteiten zijn in het buitengebied alleen als nevenactiviteit beperkt toegestaan. Door een ontheffingsmogelijkheid in de regels worden hieraan voorwaarden gesteld (o.a. functie, maximale oppervlakte).

Plan

De ontwikkeling voorziet in het aanleggen van een vistrap en natuurlijke poelen, wat aansluit op het onderdeel water van dit gemeentelijke beleid. Daarnaast vindt er functieverandering plaats van agrarisch naar wonen. In het landschapsplan is ruimtelijke kwaliteit toegevoegd aan de locatie. De ontwikkeling past binnen het gemeentelijke beleid.

3.4.2 Ruimtelijke Visie Buitengebied

De Ruimtelijke Visie Buitengebied onderscheidt elf landschappenensembles. Deze zijn onderverdeeld in 'Op het plateau', 'Eilanden in het nat' en 'Op het plat'. Ieder van de elf ensembles wordt beschreven aan de hand van hun verschijningsvorm en hun functionele karakteristiek. Daarnaast wordt er een indruk gegeven van de ontwikkelingen die van invloed zijn op de actuele en toekomstige ontwikkeling van het landschap; de zogenaamde 'stuwende krachten'.

Op de functiekaart in de Ruimtelijke Visie Buitengebied wordt de dorpsmarke Geesteren en Gelselaar ingedeeld in negen zones, ieder met een iets andere functionele karakteristiek. Daarop aansluitend zijn de motto’s voor de ontwikkeling van het landschap voor deze zones opgesteld en worden voorstellen gedaan voor eigen typerende landschapselementen waarmee de functionele ontwikkelingen in het landschap kunnen worden ingepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBGB20120006-0100_0010.jpg"

Figuur 8 Uitsnede plankaart Ruimtelijke Visie Buitengebied

6h Verwevingsgebied Respelhoek: ruilverkavelingslandschap met oude elementen met primaat landbouw.

Bouw ten westen van Geesteren aan een kleinschalig landschap met huisgaarden en elzensingels.

Het landschap verdicht doordat nieuwe landgoederen hier mogelijkheden krijgen te bouwen aan lanen, struweelsingels en bosschages. De afwisseling van openheid en beslotenheid is hier kenmerkend. Rondom het Berkeldal dient de openheid wel behouden te blijven, waarbij enkel lage hagen gestimuleerd worden om de biodiversiteit te verhogen. Op de dijken langs de Berkel ontsluiten paden het dal voor recreanten. Bij de Kattenbeek is waterberging mogelijk, waarbij de beek beter zichtbaar gemaakt wordt door enkele brug of voordes of recreatieve routes, een pad langs de beek en beekbegeleidende beplanting.

De landbouw behoudt voldoende toekomst, zoals mogelijk verweven met bestaande en nieuwe landschapselementen. Daarbij wordt de aanleg en het onderhoud van landschapselementen als heggen, hoogstamboomgaarden en knotbomen gestimuleerd, ook ten inpassing van nieuwe bebouwing.

Plan

De voorgenomen ontwikkeling voorziet in het aanleggen van een nieuw landgoed en wandelpaden langs een nieuw aan te leggen vistrap in de Berkel. In het bijbehorende landschapsplan is aansluiting met het omliggende landschap een belangrijk thema. De ontwikkeling past binnen het gemeentelijke beleid.

3.4.3 Nieuwe noabers en moderne marken langs de Berkel

In de Ruimtelijke Visie Buitengebied (RVB) wordt een visie op hoofdlijnen geformuleerd voor het buitengebied van de gemeente Berkelland. Deze visie is opgedeeld in een functioneel-ruimtelijke zonering, een ontwikkelingsstrategie en een streefbeeld.

In de visie wordt gesteld dat de gemeente Berkelland 'steureg vedan' verder bouwt aan een levend platteland door:

  1. 1. de belangrijke landschappelijke overgangen langs de Berkel als parels op te poetsen;
  2. 2. de identiteit te versterken van de elf moderne dorpsmarken en een boermarke, ieder met eigen karakteristiek uiterlijk;
  3. 3. te bouwen aan een netwerk van natuurlijke grenzen tussen de marken en daaraan de doorgaande recreatieve paden te koppelen;
  4. 4. daarbij in te spelen op de hedendaagse functiezonering en stuwende krachten. Die zijn voor iedere marke anders.

Elf eigentijdse landschaps-ensembles: Geesteren en Gelselaar op de essen

Nog meer naar het westen liggen Geesteren en Gelselaar, twee karakteristieke esdorpen, hooggelegen temidden van oude bouwlanden: de es. Om de es ligt een krans van boerderijen. De woeste gronden rondom zijn nu ontgonnen landbouwgebieden met een half-besloten landschap.

Op de Functiekaart Ruimtelijke visie Buitengebied Berkelland is aan het plangebied de functie "Wonen en kleinschalige bedrijvigheid onder voorwaarden inpasbaar" gekoppeld.

Functie wonen

Vrijkomende agrarische bebouwing

In een aantal gevallen kan het toevoegen van kleine aantallen wooneenheden - mits landschappelijk goed ingepast - in het buitengebied rondom de dorpskern voordelen hebben boven het aanplakken van woonwijkjes bij de bestaande dorpskern, zeker waar die liggen op traditioneel open essen. Voorbeelden kunnen de dorpen Gelselaar en Geesteren zijn, waar traditioneel de bebouwing rondom de es was gesitueerd. Zeker wanneer vrijkomende agrarische bebouwing kan worden benut voor het creëren van woonruimte aan bepaalde doelgroepen, zou dit de voorkeur kunnen hebben boven aantasting van het bestaande dorpsgezicht. Op open essen en in weidevogelgebieden wordt nieuwe bebouwing zo veel mogelijk vermeden. Bestaande uitbreidingsmogelijkheden voor bebouwing zullen onaangetast blijven, maar er zullen geen nieuwe vestigingen worden mogelijk gemaakt. Daarnaast zullen in het kader van landschapsontwikkeling grootschalige hoog opgaande beplantingen worden vermeden op de open essen. Zo houden deze gebieden ook op termijn hun karakter. Op erven kan echter wel een erfbeplanting worden aangebracht (van maximaal 5 tot 10 meter hoog). Dit wordt uitgewerkt in de ensembleboeken.

Het kan uit een oogpunt van functieverandering nodig zijn om woningen in vrijkomende agrarische bebouwing te realiseren. In dit geval wordt de notitie ‘Functies zoeken Plaatsen zoeken Functies’ gevolgd. Ook kan het vanwege de ruimtelijke kwaliteit noodzakelijk zijn om vrijkomende agrarische gebouwen te slopen. In dat geval zullen maximaal 2 woningen worden toegestaan. In geval van sloop kunnen dit ook 2 vrijstaande woningen zijn. Mocht uit oogpunt van ruimtelijke kwaliteit het niet gewenst zijn om op het eigen bedrijfsperceel te bouwen en doen zich mogelijkheden voor nabij kernen dan kunnen deze benut worden. Dit is een verruiming ten opzichte van de mogelijkheden in de notitie ‘Functies zoeken Plaatsen zoeken Functies’ (uitwerking van het Streekplan voor nieuwe functies).

Nieuwe landgoederen

Nieuwe landgoederen kunnen gesticht worden in delen van het groenblauwe raamwerk (EHS-verweving, EHS-verbindingszones) en in het multifunctioneel gebied, niet in EHS-natuur, waardevol open gebied, in weidevogel- en ganzengebieden van provinciaal belang.

Gebieden die met name geschikt geacht worden voor landgoedontwikkeling zijn gebieden met een grote mate van verweving, gebieden waar bosaanleg gewenst is, grondwaterbeschermingsgebieden e.d. (Streekplan Gelderland, 2005). Deze Ruimtelijke Visie Buitengebied gaat ervan uit dat ook een economische nevenfunctie (werken, bijvoorbeeld zorg) in een nieuw landgoed mogelijk moet zijn.

Nieuwe landgoederen kunnen een goede bijdrage leveren aan gewenste functies in het buitengebied. Deze Visie gaat er dan ook van uit dat nieuwe landgoederen nimmer doel op zichzelf zijn. In verband met de vereiste ruimtelijke kwaliteit gaat de voorkeur uit naar robuuste landgoederen met een omvang in de orde van grootte van 10 hectare. Ze kunnen alleen worden gerealiseerd als er ter plaatse een aantoonbare behoefte bestaat aan de te leveren maatschappelijke functies. Voorbeelden daarvan kunnen zijn: uitloopgebied bij een woonkern, duurzaam waterbeheer langs een waterloop, landschappelijke inpassing van bestaande niet-streekeigen bebouwing, realisatie van natuurdoelen in de Ecologische Hoofdstructuur, herstructurering landbouw, etc. Herstructurering landbouw betekent bijvoorbeeld dat door het realiseren van een nieuw landgoed verplaatsing van een (landbouw)bedrijf mogelijk wordt, waardoor elders duurzame landbouw ontwikkeld kan worden.

In alle gevallen dient ook een afweging gemaakt te worden van eventuele negatieve effecten op de maatschappelijke functievervulling voor het betreffende gebied, zoals verstening, verstoring van natuurwaarden, druk op infrastructuur en leefbaarheid en negatieve effecten op gewenste functies in het gebied. Waar mogelijk dienen functies gecombineerd te worden. Bestaande regels voor bouwen binnen de Ecologische Hoofdstructuur zullen worden gerespecteerd.

Streefbeeld voor het buitengebied in 2020

Voor Borculo is dit: "stad in het nat: maak een recreatieve beleving van water en landgoederen." Op enkele plaatsen dragen nieuwe landgoederen aan de dorpsranden bij aan de ontsluiting van de omgeving en leefbaarheid van de gebieden die de laatste jaren sterk zijn veranderd. ‘Dorpsgaard’, of ‘naobermeent’ zijn mogelijke termen voor zo'n openbaar toegankelijk groengebied. In die gebieden zijn de plannen en geldpotten voor natuur, bedrijvigheid, recreatie en dorpsuitbreiding aan elkaar gekoppeld wat tot grote nieuwe mogelijkheden heeft geleid. In plaats van een verdere verschraling en vervlakking van het landschap is het juist meer gevarieerd en beter toegankelijk geworden. De beplantingen en de waterpartijen in de landgoederen en recreatiegebieden om Borculo verwijzen er bijvoorbeeld naar dat het vanouds een strategische nederzetting was in een vrij nat gebied. Rond de Hambroekplas is een recreatief en ecologisch waardevol gebied ontstaan, een ‘overloopmoeras’. Aan de zuid- en westkant van de stad sluiten de lanen en bossen van landgoederen aan op de bebouwing. Op en tussen deze landgoederen ligt een recreatief uitloopgebied in de sfeer van Leo-Stichting en de Waterster.

Plan

De voorgenomen ontwikkeling voorziet in het vervangen van vrijkomende agrarische bebouwing door een boerenerf en het aanleggen van een nieuw landgoed. In het landschapsplan is aandacht voor de landschappelijke inpassing van de gebieden. De ontwikkeling past binnen het gemeentelijke beleid.

3.4.4 Woonvisie Berkelland

In de Woonvisie Berkelland staat het volgende over wonen in het buitengebied.

Het buitengebied

In het buitengebied zal nieuwe woningbouw beperkt blijven en de koers vooral gericht zijn op behoud van de landschappelijke verscheidenheid en kwaliteiten. Wel is een aantal ontwikkelingen het uitwerken waard, uiteraard met als uitgangspunt die verscheidenheid en kwaliteiten:

  • Aanpassingen aan woningen voor zorgbehoevenden moeten altijd mogelijk zijn in het buitengebied.
  • Nieuwe landgoederen kunnen een goede bijdrage leveren aan gewenste functies in het buitengebied. Nieuwe landgoederen zijn nimmer doel op zichzelf. Ze kunnen alleen worden gerealiseerd als er ter plaatse een aantoonbare behoefte bestaat aan de te leveren maatschappelijke functies.
  • Beperkte mogelijkheden van woningbouw op vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen. De Ruimtelijke Visie Buitengebied stelt dat bij beëindiging van een agrarisch bedrijf de mogelijkheid bestaat om gebouwen te slopen en, afhankelijk van het oppervlak te slopen bebouwing, per kavel maximaal twee vrijstaande woningen toe te voegen. Dit biedt dus mogelijkheden voor nieuwbouw in het landelijk gebied. Dit wel onder de voorwaarde van een adequate landschappelijke inpassing.
  • Woningsplitsing is reeds mogelijk op basis van de vigerende regelgeving. In het nieuwe bestemmingsplan buitengebied worden deze mogelijkheden geharmoniseerd.
  • Daarnaast zijn er op basis van het Streekplan zogenaamde zoekzones stedelijke ontwikkeling. In de Ruimtelijke Visie Buitengebied zijn deze zoekzones vanuit het Streekplan één op één overgenomen. Nadere concrete uitwerking hiervan moet nog plaatsvinden.

Koers voor het buitengebied:

  • Op het gebied van woningbouw is sprake van maatwerk.
  • Eventueel nieuwe landgoederen overwegen.
  • Beperkte woningbouw op de locatie van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen mogelijk maken.

Plan

De ontwikkeling voorziet in een nieuw landgoed en het hergebruiken van vrijkomende agrarische bebouwing. Hiermee voldoet het plan aan de Woonvisie Berkelland.

3.4.5 Raadsbesluit "Instroom nieuwe woningbouwplannen stoppen"

In de raadsvergadering van 26 oktober 2010 is de "instroom nieuwe woningbouwplannen stoppen" (zie Bijlage 1) behandeld en is besloten hiermee in te stemmen. Hieronder een korte samenvatting van het relevante deel van dit document.

De gemeente Berkelland is nauw betrokken bij het opstellen van de regionale woonvisie. De verwachting is dat de woningbouwplannen voor de periode 2010-2019 regionaal en lokaal fors naar beneden moeten worden bijgesteld. Alle betrokken gemeenten willen daarom voorkomen dat er nieuwe verzoeken voor extra woningbouw bijkomen in de kernen en het buitengebied. Functieverandering naar wonen in het buitengebied legt een groot beslag op de uitbreidingsmogelijkheden voor woningbouw. Het beleid van functieverandering is (regionaal) heroverwogen. Het advies is dan ook om, ten tijde van dit besluit, in afwachting van het nieuwe beleid de uitgangspunten voor functieverandering naar wonen in te trekken. Deze zijn door de raad vastgesteld als onderdeel van de uitgangspuntennotitie voorontwerp bestemmingsplan buitengebied Berkelland. In verband met de demografische teruggang als nieuw beleid geen medewerking meer verlenen aan bouwplannen die niet passen binnen het bestemmingsplan en leiden tot extra woningen. Dit is onderverdeeld in zes categorieën, waarvan er twee van belang zijn voor deze ontwikkeling.

1. Functieverandering naar wonen

Huidige regeling: stoppende of gestopte agrariërs worden gecompenseerd voor het slopen van stallen met een woningbouwmogelijkheid. Dit kan volgens het geldende beleid door vervangende nieuwbouw of door hergebruik van bestaande gebouwen.

Voorstel: het beleid 'functieverandering naar wonen' niet meer toe te passen. Het toestaan van extra woningen in het buitengebied om daarmee sloop van vrijgekomen agrarische gebouwen te bevorderen creëert mogelijk leegstand van woningen in de kernen. Dit is in strijd met een goede ruimtelijke ordening.

4. Landgoed

Huidige regeling: grondeigenaren worden gecompenseerd met een woningbouwmogelijkheid voor het aanleggen van en het wijzigen van de bestemming van minimaal 5 ha grond in nieuwe natuur.

Voorstel: Geen woningbouwmogelijkheid geven om aanleg van natuur te stimuleren. Het belang natuur weegt niet op tegen het op de markt brengen van woningen voor leegstand. Initiatiefnemers voor landgoederen kunnen ook NSW landgoederen aanleggen. Voor deze landgoederen geldt geen compensatie in de vorm van een nieuwe woonbestemming maar wel aanspraak op de (provinciale)subsidies en fiscale faciliteiten.

Plan

Deze ontwikkeling stamt uit de tijd ruim voor het bovenstaande beschreven raadsbesluit en behoort tot de plannen waaraan daarom wel medewerking wordt verleend.

Hoofdstuk 4 Inrichtingsplan

Landschapsvisie

Door een functieverandering worden de bestaande bedrijfswoningen met schuren vervangen voor een nieuwe landgoed.

De nieuwe bebouwing betreft:

  • een nieuw boerenerf ter plaatse van de bestaande boerderij met behoud van de erfkarakteristiek en realisatie van gebiedseigen erfafscheidingen;
  • een landhuis wat vraagt om een logische landschappelijke inpassing en gebruik van gebiedseigen erfafscheidingen.

De landschappelijke analyse en beoogde ontwikkeling van nieuwe natuur geeft aan dat er ruimte is voor een drietal woningen. De architectuur van de nieuwbouw dient in het landschap te passen en hierop afgestemd te worden, zodat een ruimtelijke samenhang ontstaat die het landgoed identiteit en karakter geeft.

De fysieke kwaliteit van de bestaande gebouwen is zeer slecht. Daarmee is hergebruik van de huidige gebouwen niet mogelijk. Door sloop van de bestaande bebouwing ontstaat ruimte voor een nieuw boerenerf, bestaande uit twee nieuwe woningen met een bijgebouw. Hierbij hoort een voor het erf karakteristieke hiërarchie in de bebouwing met een herkenbaar hoofdgebouw. Daarnaast is er, in het kader van de regeling voor nieuwe landgoederen, ruimte om centraal in het plangebied een landhuis te bouwen. Dit landhuis is door middel van de groenstructuur gescheiden van het boerenerf.

Inrichtingsplan

De nieuw te plaatsen bebouwing zal zich bevinden in het noordelijke deel wat hoger ligt en droger is. Het wat hoger gelegen landschap wordt gekarakteriseerd door een robuuste groenstructuur langs de Oude Nettelhorsterweg. Deze structuur wordt aangeheeld waarmee de bebouwing op een goede wijze kan worden ingepast. Binnen de groenstructuur ontstaan door beplanting omzoomde weides die bij beide erven horen.

Beplanting: Bij de erven zijn solitairen of kleine boomgroepen aangebracht. Deze markeren de overgang van de bebouwingsclusters naar het aanliggende landschap.

Water: Voor beide bebouwingslocaties wordt door middel van het realiseren van een greppel voorzien in de afwatering. Deze greppel loopt parallel aan de nieuwe bosrand die tussen beide bebouwingslocaties wordt aangeplant. Zowel de bebouwing als de erfverharding kunnen op de greppel afwateren. De greppel staat niet in de directe verbinding met de sloten langs de Oude Nettelhorsterweg. De greppel biedt voldoende infiltratiecapaciteit.

Infrastructuur: Beide bebouwingslocaties (landhuis en boerenerf) krijgen een eigen ontsluiting. Het bestaande Erve Giegink (locatie boerenerf) heeft al een ontsluitingsweg die begeleid wordt door een berkenlaantje. Deze weg moet worden hersteld om weer als zodanig te kunnen functioneren. Voor beide nieuwe ontsluitingswegen kan halfverharding worden toegepast (bijvoorbeeld grind of gravel) of een verharding van gebakken klinkers. Door aardetinten te gebruiken voegt het materiaal zich goed naar de landschappelijke omgeving.

Bebouwingslocaties: Om beide bebouwingslocaties aan te laten sluiten op de omgeving zijn enkele randvoorwaarden van kracht. De hiërarchie tussen hoofd- en bijgebouwen moet leesbaar zijn. Dit komt tot uiting in situering, massa, volume, hoogte, materialisering en uitstraling. Een goede inpassing in de landschappelijke context wordt in twee stappen bereikt. Door in het inrichtingsplan de groenstructuur te versterken (aan de flank van de voormalige es en op de grens met de Oude Nettelhorsterweg) worden beide erven onderdeel van het landschap. De voortzetting van de groene-kamer-structuur zorgt ervoor dat beide erven op een informele wijze worden ‘afgeschermd’.

In de beplanting is een onderscheid gemaakt tussen wat valt onder de groenstructuur van het landschappelijk inrichtingsplan en het groen dat valt binnen de inrichting van het specifieke erf. Binnen het erf is de terreininrichting aan de toekomstige eigenaar, rekening houdend met enkele randvoorwaarden. Zo dient de beplanting streek-eigen te zijn en dienen de erfafscheidingen met groenelementen (bv. hagen) te worden vormgegeven.

Samengevat

Alle bestaande bebouwing wordt vervangen voor drie nieuwe woningen, waarvan één nieuwe landhuis en twee woningen op een boerenerf ter plaatse van de oorspronkelijke boerderij. De woningen zijn landschappelijk ingepast en mogen met streekeigen beplanting worden, aangekleed, met als voorwaarde dat ze een onderdeel van het landschap moeten vormen. De erfinrichtingszone wordt in het beeldkwaliteitplan behandeld.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Ecologie

Bij ruimtelijke plannen moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. In de natuurwetgeving kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming. Soortbescherming vindt plaats via de Flora- en faunawet. De gebiedsbescherming gebeurt via de Natuurbeschermingswet 1998.

Soortbescherming

Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren (beschermde flora- en faunasoorten). Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen tot gevolg hebben dat beschermde soorten in het geding komen. Als dergelijke soorten aanwezig zijn en door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling bedreigd worden, moet een ontheffing aangevraagd worden. Voor het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het slopen van de gebouwen ter plaatse van de boerderij is het noodzakelijk om hiernaar onderzoek te doen.

Gebiedsbescherming

Vanaf oktober 2005 vindt de gebiedsbescherming in Nederland plaats via de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998.

De Natuurbeschermingswet kent de volgende beschermde gebieden:

  • de Natura 2000-gebieden (vogel- en habitatrichtlijngebieden);
  • beschermde natuurmonumenten (voorheen (staats)natuurmonumenten);
  • de Ecologische Hoofdstructuur;
  • Nationale Landschappen.

Natura 2000-gebieden

Voor beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat er voor projecten en handelingen geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen mag optreden. Binnen de Natura 2000-gebieden zijn de Vogelrichtlijngebieden en Habitatrichtlijngebieden te onderscheiden. De Vogelrichtlijn heeft tot doel alle in het wild levende vogelsoorten op het grondgebied van de EU te beschermen. De Habitatrichtlijn is zowel gericht op de bescherming van soorten als natuurlijke habitats. Op ruim 1,5 km van het plangebied bevindt zich het Natura 2000-gebied Stelkampsveld (Beekvliet). Het is daardoor voor dit plan niet van belang om hier verder onderzoek naar te doen.

Beschermde natuurmonumenten

Beschermde natuurmonumenten hebben als doel om gebieden met een natuurwetenschappelijke of landschappelijke betekenis te vrijwaren tegen ingrepen. Het kan gaan om gebieden met zeldzame plant- en/of diersoorten, maar ook om gebieden die door hun ontstaansgeschiedenis, bodembouw of landschappelijke schoonheid waardevol zijn. Binnen een straal van 3 km om het plangebied bevindt zich geen beschermd natuurmonument. Voor dit plan hoeft hier niet verder op worden ingegaan.

Ecologische Hoofdstructuur

De provincie Gelderland heeft de natuurwaarden in Gelderland begrensd in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Het plangebied ligt aan de ecologische verbindingszone de "Berkel". De ecologische verbindingszone krijgt in het plangebied meer ruimte, door de vistrap en ondiepe poelen en de nieuw aan te leggen natuur.

Nationaal Landschap

In de Nota Ruimte wijst het rijk 20 Nationale Landschappen aan. Dit zijn gebieden met (inter)nationaal zeldzame of unieke landschapskwaliteiten en in samenhang daarmee bijzondere, natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. De opgave voor deze Nationale Landschappen is het behouden, duurzaam beheren en waar mogelijk versterken van de bijzondere kwaliteiten. Het plangebied ligt nabij het Nationaal Landschap "Graafschap". Aangezien het in dit bestemmingsplan om 3 woningen gaat en er meerdere huizen staan tussen plangebied en het Nationaal Landschap, is het voor dit plan niet relevant om hier nader onderzoek naar te doen.

Quickscan Natuuronderzoek

Dor Ecochore is op de locatie een Quickscan Natuuronderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 2). Aan de hand van de hierdoor verkregen gegevens, aangevuld met literatuuronderzoek, is een goed beeld ontstaan van de waarde van de planlocatie voor beschermde dier- en plantsoorten.

De geplande ingrepen in het gebied zullen bestaan uit het slopen van alle bebouwing op het perceel en het verwijderen van enkele houtopstanden.

Op de planlocatie zijn vaste verblijfplaatsen aangetroffen (sporen van kerkuil) of worden nestlocaties van beschermde vogelsoorten verwacht. Hierdoor is nader vogelonderzoek, in de hiervoor geschikte periode van het jaar, naar de volgende soorten noodzakelijk vóórdat de sloop van de gebouwen kan worden uitgevoerd:

  • Huismus
  • Kerkuil
  • Steenuil
  • Boerenzwaluw

Overige zwaar beschermde dier- en plantsoorten zijn niet aangetroffen en worden eveneens niet verwacht.

Hierdoor zal door het uitvoeren van de werkzaamheden voor overige zwaar beschermde soorten geen overtreding plaatsvinden met de Flora- en faunawet.

Gezien het bovenstaande is nader onderzoek noodzakelijk voordat de sloop werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd. Bij aanwezigheid van beschermde soorten kunnen in het kader van de Flora- en faunawet compenserende en mitigerende maatregelen noodzakelijk zijn voor verdere uitvoering van de plannen.

In het aan de noordzijde grenzende bos is een reigerkolonie aanwezig met ruim 20 bezette nesten. Dit bosperceel blijft behouden waardoor eveneens de nestbomen in de toekomst gebruikt kunnen worden. Blauwe reigers kunnen worden geschouwd als cultuurvolgers. In Nederland zijn steeds vaker broedlocaties in de stedelijke omgeving aan te treffen.

De geplande ontwikkelingen betreffen het oprichten van een landgoed met verspreid enkele gebouwen en woningen. De bouw van de geplande noordelijke woning ligt op circa 100 meter afstand van de nestbomen. Redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de ontwikkeling van een landgoed, met bijhorende toegangsweg langs het bos, geen negatief effect zal hebben op het voortbestaan van de blauwe reigerkolonie. Bij de ontwikkeling van een landgoed kan worden aangenomen dat er geen significante toename is van storende effecten als geluid, trillingen, uitstoot ed.

5.2 Bodem

Beoordelingskader

Om te bepalen in hoeverre de milieuhygiënische bodemkwaliteit voor beperkingen kan zorgen voor de ruimtelijke ontwikkeling is een bodemtoets uitgevoerd. Het belangrijkste doel van de bodemtoets is het voorkomen van nieuwe bestemmingen op een locatie met bodemverontreiniging. Inzicht in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem (grond en grondwater) is van belang. Bodemverontreiniging kan immers voor hoge kosten zorgen bij de grondexploitatie (financiële haalbaarheid van de ruimtelijke plannen).

Overwegingen

Om te bepalen in hoeverre de milieuhygiënische bodemkwaliteit voor beperkingen kan zorgen is een bodemtoets uitgevoerd. De bodemtoets heeft het volgende aan het licht gebracht:

  • de locatie ligt in het buitengebied van Borculo;
  • uit ons milieubestand blijkt dat de locatie destijds in gebruik is geweest als gemengd agrarisch bedrijf. Binnen de inrichting is een bovengrondse dieselolietank aanwezig (geweest);
  • volgens ons tankbestand is er een ondergrondse brandstoftank aanwezig. Deze tank is niet meer in gebruik. Het is onduidelijk op welke manier deze tank buiten werking is gesteld. Vandaar is sprake van een potentieel verdachte locatie van bodemverontreiniging;
  • uit ons bodeminformatiesysteem blijkt dat er geen bodemonderzoeken bekend zijn van de locatie en de directe omgeving:
  • er zijn geen verdere concrete verdachte (historische) activiteiten van bodemverontreiniging bekend.

De bodemtoets toont aan dat er mogelijk sprake is van een geval van bodemverontreiniging. Voor de ruimtelijke procedure is een verkennend bodemonderzoek volgens NEN 5740 noodzakelijk.

Het bodemonderzoek moet uitsluitsel geven of sprake is van bodemverontreiniging en in hoeverre de bodemkwaliteit geschikt is voor het toekomstige gebruik.

Onderzoek

Door Van der Poel Milieu B.V. te Markelo is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 3). Het plangebied is in twee deellocaties opgedeeld.

Deellocatie A (toekomstig tweetal woningen) betreft een oude boerderij met stallen / schuren, welke deels is afgebrand. Onderzoekslocatie A heeft een totale oppervlakte van circa 6080 m². De onderzoekslocatie wordt omringd door weiland aan de noord- en westzijde. Aan de zuidkant van de locatie stroomt de Berkel en ten oosten van de locatie bevindt zich de oprit naar de Oude Nettelhorsterweg.

Deellocatie B (toekomstig landhuis) betreft een weiland en heeft een totale oppervlakte van circa 4800 m². De onderzoekslocatie wordt omringd door weiland aan de westzijde. Aan de zuidkant van de locatie bevindt zich deellocatie A, aan de noordkant bevindt zich bos en ten oosten ligt weiland met daarachter de Nettelhorsterweg.

Conclusies

Op grond van de onderzoeksresultaten die zijn voortgekomen uit het veldwerk en de chemische analyses kan worden geconcludeerd dat de hypothese “onverdachte locatie” niet geheel aanvaard kan worden. De nieuwe hypothese is 'verdacht' met een verhoogde aanwezigheid van minerale olie, PCB's, PAK, cadmium, koper, molybdeen en zink in de grond en barium, cadmium, kobalt, nikkel en zink in het grondwater.

De onderzoeksresultaten geven aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek ter plaatse van de voormalige bovengrondse dieselolietank nabij de veestal op deellocatie A. Het nader onderzoek moet voorafgaande aan de sloop van de gebouwen plaatsvinden en moet inzicht geven in de ernst en omvang van de met PAK en minerale olie verontreinigde grond.

Voor het overige deel van de onderzoekslocatie geven de onderzoeksresultaten geen aanleiding tot het uitvoeren van aanvullend bodemonderzoek of het treffen van sanerende maatregelen.

5.3 Archeologie/cultuurhistorie

Beoordelingskader

Het Europese Verdrag van Valletta en de gewijzigde Monumentenwet 1998 regelen de omgang met het archeologisch erfgoed. Uitgangspunt van beide is het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk ter plekke (in-situ) te bewaren. Waar dit niet mogelijk is, betalen de “bodemverstoorders” het archeologisch onderzoek en mogelijke opgravingen.

Om een uitspraak te kunnen doen over de archeologische waarde van het plangebied is de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Berkelland geraadpleegd. Deze kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische verwachting van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Berkelland. De kaart is ontstaan door het inventariseren van de reliëf- en bodemkenmerken, de ontstaansgeschiedenis van het landschap, archeologische vindplaatsen en andere cultuurhistorische waarden in Berkelland.

Aan de hand van deze gegevens zijn drie verwachtingszones onderscheiden, waarin sprake is van verschillen in de verwachte dichtheid waarin archeologische resten voorkomen:

  • gebieden met een hoge archeologische verwachting (rood gekleurd op de kaart);
  • gebieden met een middelmatige archeologische verwachting (geel);
  • gebieden met lage archeologische verwachting (groen).

Bij bodemingrepen dieper dan 30 cm –mv zijn per verwachtingszone oppervlakte criteria gesteld op basis waarvan archeologisch veldonderzoek noodzakelijk wordt.

  • Hoge archeologische verwachting => als de bodemverstoring groter is dan 250 m2;
  • Middelmatige archeologische verwachting => als de bodemverstoring groter is dan 1000 m2;
  • Lage archeologische verwachting => als de bodemverstoring groter is dan 5000 m2.

Onderzoek

Het onderzoeks- en adviesbureau BAAC bv heeft een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (zie Bijlage 4) met behulp van boringen (verkennende fase) uitgevoerd voor dit plangebied, de vispassage genaamd Elbrink. De minimale bodemverstoring is te verwachten tot in de C-horizont van de bodem, waarbij een gerede kans bestaat dat eventueel aanwezige archeologische waarden verstoord of vernietigd worden.

Conclusie

Uit het archeologisch onderzoek komt het volgende naar voren:

  • Binnen het plangebied zijn op basis van het bureauonderzoek nog geen archeologische resten bekend.
  • Ter plaatse van deelgebied Elbrink worden beekafzettingen van de Berkel verwacht en resten van een afgegraven dekzandrug. Ter plaatse van erf Giegink wordt een dekzandrug eventueel met esdek verwacht.
  • Voor het beekdal ter plaatse van deelgebied Elbrink geldt ook een middelhoge archeologische verwachting op bijzondere datasets welke gerelateerd zijn aan beekdalen. Voor de dekzandrug geldt een lage archeologische verwachting, omdat deze lijkt te zijn afgegraven. Ter plaatse van erf Giegink lijkt de dekzandrug nog aanwezig te zijn. Daarnaast betreft het een historische erf locatie. Voor dit erf geldt daarom een hoge archeologische verwachting.
  • In alle boringen zijn beekafzettingen en/of verspoelde dekzanden aangetroffen. Er is geen dekzandrug aangetroffen. Ter plaatse van deelgebied Elbrink blijft de bodemverstoring in het laagste deel van het terrein beperkt tot de bouwvoor. De bodem betreft echter wel een A/C profiel. Ter plaatse van het iets hoger gelegen deel van het terrein is diepere bodemverstoring aangetroffen, zeer waarschijnlijk gerelateerd aan de afgraving van de bovengrond. Ter plaatse van erf Giegink is een ophogingspakket aangetroffen dat geïnterpreteerd is als woonheuvel/terp.
  • De woonheuvel/terp ter plaatse van erf Giegink betreft een archeologische laag. Op deze locatie kunnen archeologische resten van voorlopers van de huidige hoeve worden verwacht. Vervolgonderzoek is hier noodzakelijk. Voor het overige deel van deelgebied Elbrink geldt dat de archeologische verwachting kan worden bijgesteld naar laag. Archeologische resten kunnen niet geheel uitgesloten worden. Vervolgonderzoek is niet noodzakelijk. Tijdens de uitvoer van de geplande werkzaamheden dient men echter alert te blijven op mogelijke archeologische resten. Hiervoor geldt een meldingsplicht.

Aanbevelingen

Ter plaatse van erf Giegink is vervolgonderzoek noodzakelijk. De huidige bebouwing kan gesloopt worden tot aan het maaiveld. Sloop onder het maaiveld dient archeologisch begeleid te worden. Na sloop van de huidige bebouwing is een proefsleuvenonderzoek noodzakelijk om te kunnen bepalen of archeologische resten van voorlopers van de huidige hoeve aanwezig zijn.

Ter plaatse van het overige deel van deelgebied Elbrink geldt een lage archeologische verwachting. Men dient tijdens uitvoer van de geplande werkzaamheden echter alert te blijven op eventueel aanwezige archeologische resten. Aanwezige resten kunnen bijzondere datasets betreffen. Indien archeologische resten worden aangetroffen dan geldt hiervoor een meldingsplicht. Conform de leidraad beekdalen in Pleistoceen Nederland32 dienen schriftelijke afspraken te worden gemaakt tussen de uitvoerder van de werkzaamheden en het bevoegd gezag omtrent de melding van en omgang met van dergelijke eventuele ‘toevalsvondsten’. Ook hier geldt een meldingsplicht conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988.

5.4 Bedrijven En Milieuzonering

Beoordelingskader

Het is gebruikelijk om voor ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van bedrijvigheid gebruik te maken van de afstanden uit de publicatie Bedrijven en milieuzonering (VNG-uitgeverij, 2009). Andersom is deze publicatie te gebruiken voor het verantwoord inpassen van bedrijvigheid in een woon- of werkomgeving. De publicatie geeft informatie over de milieukenmerken van vrijwel alle voorkomende bedrijfstypen. Het biedt daarmee een hulpmiddel om ruimtelijke ordening en milieu op elkaar af te stemmen.

Het is niet de bedoeling om de in deze publicatie genoemde richtafstanden zonder meer toe te passen. De afstanden zijn namelijk afhankelijk van de omgevings- en bedrijfskenmerken. Dit leidt tot een gemotiveerd toepassen van de afstanden. De uit de publicatie voortvloeiende afstanden staan hieronder per bedrijf vermeld. Uitgangspunt is dat de in de bedrijvenlijst genoemde afstanden gelden tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van de woning. De richtafstanden gelden ten opzichte van rustige woongebieden. Dit kan zowel een rustige woonwijk als een rustig buitengebied zijn.

Het kan zo zijn dat specifieke wet- en regelgeving andere afstanden voorschrijft. Deze gaan dan voor de afstanden uit de VNG-publicatie. Te denken valt aan de Wet geurhinder en veehouderij, het Activiteitenbesluit of het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Voor de beoordeling van concrete activiteiten kan concreet en gedetailleerd onderzoek naar de werkelijke milieubelasting zinvol of noodzakelijk zijn. Uit de globale beoordeling aan de richtafstanden kan blijken dat een ontwikkeling niet mogelijk is. Dit hoeft niet te betekenen dat deze hoe dan ook niet door kan gaan. Uit onderzoek naar de daadwerkelijke milieubelasting van bedrijven kunnen namelijk kleinere afstanden dan de richtafstanden volgen. Op dat moment is een afweging aan de orde met betrekking tot de belangen van woningbouw en bedrijvigheid. In die afweging speelt ook de langere termijn visie op de gewenste ontwikkeling van het bedrijventerrein of de bedrijfslocatie een rol.

Overwegingen

In de omgeving van de aangevraagde ontwikkeling bevinden zich de onderstaande bedrijven. Daarnaast liggen op ruimere afstand het bedrijventerrein Overberkel en enkele veehouderijbedrijven. Op het bedrijventerrein zijn bedrijven in maximaal milieucategorie 3.2 toegestaan. Dit komt overeen met een afstand van 100 meter. De nieuwe woningen liggen ruimschoots buiten deze afstand. Voor veehouderijbedrijven geldt maximaal milieucategorie 4.1. Dit komt overeen met een richtafstand van 200 meter. Ook hier liggen de nieuwe woningen ruimschoots buiten. De afstand tot het bedrijventerrein en tot veehouderijen vormt vanuit de systematiek van bedrijven en milieuzonering dus geen probleem. Onder het kopje 'Geur veehouderijen' staat meer informatie over de ligging van veehouderijen ten opzichte van de nieuwe woning.

Oude Nettelhorsterweg 8 – Steakhouse Al Paso

Betreft een restaurant. Op grond van de bedrijfsactiviteiten geldt volgens de VNG-publicatie een richtafstand van 10 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBGB20120006-0100_0011.jpg"

Figuur 9 Bedrijfsactiviteit restaurant

De nieuwe woningen bevinden zich buiten deze richtafstand. De functies wonen en werken zitten elkaar hier dus niet in de weg. Het bedrijf valt onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. Op grond van het Activiteitenbesluit gelden geen specifieke afstanden voor dit type bedrijf.

Oude Nettelhorsterweg 8 – Sport- en healthcenter Bodycheck

Betreft een sportschool/fitnesscentrum. Op grond van de bedrijfsactiviteiten geldt volgens de VNG-publicatie een richtafstand van 30 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBGB20120006-0100_0012.jpg"

Figuur 10 Bedrijfsactiviteit sportschool/fitnesscentrum

De nieuwe woningen bevinden zich buiten deze richtafstand. De functies wonen en werken zitten elkaar hier dus niet in de weg. Het bedrijf valt onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. Op grond van het Activiteitenbesluit gelden geen specifieke afstanden voor dit type bedrijf.

5.5 Externe Veiligheid

Beoordelingskader

Voor de beoordeling van het aspect externe veiligheid gelden de volgende kaders:

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen (plus de daaronder vallende Regeling externe veiligheid inrichtingen);
  • Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Berkelland;
  • Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen;
  • Besluit externe veiligheid buisleidingen (plus de daaronder vallende Regeling externe veiligheid buisleidingen).

Daarnaast kunnen het Activiteitenbesluit en Vuurwerkbesluit van belang zijn.

Besluit en Regeling externe veiligheid inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) regelt hoe een gemeente of provincie moet omgaan met risico's voor mensen buiten een bedrijf als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een bedrijf. In de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) staan regels over de veiligheidsafstanden en over de berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisco.

Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Berkelland

Op 24 februari 2009 heeft de gemeenteraad de Beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. Hiermee hebben de veiligheidsrisico's bij het werken met en het vervoeren van gevaarlijke stoffen een vaste plek gekregen bij besluitvorming rondom omgevingsvergunningen en bestemmingsplannen.

Het ambitieniveau is afgestemd op het profiel van de gemeente Berkelland. Naast ruimte voor functies als landbouw, toerisme en wonen bestaat binnen de gemeente ook ruimte voor industriële bedrijvigheid. In de beleidsvisie is daarom gekozen voor een gebiedsgerichte benadering. Zo staat voor woonwijken veiligheid hoog in het vaandel, terwijl op bedrijventerreinen ruimte blijft voor bedrijfsontwikkeling. Ook daar gelden echter de wettelijke veiligheidsnormen.

De toegestane hoogte van het groepsrisico en de bouwmogelijkheden binnen risicocirkels (plaatsgebonden risico) verschillen in de beleidsvisie per onderscheiden gebied. Naast woonwijken en bedrijventerreinen gaat het bij deze gebiedsindeling om gemengde gebieden (met woon- en werkfuncties) en het buitengebied.

Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen

Uitgangspunt voor deze circulaire is de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Voor de uitwerking en toepassing van de risiconormen is zoveel mogelijk aangesloten bij Bevi en Revi. Informatie uit risicoatlassen en toepassing van vuistregels wijst uit dat in Berkelland sprake is van een laag risiconiveau. Alleen bij ontwikkelingen in de omgeving van de N18 binnen de bebouwde kom van Eibergen is momenteel nog een nadere beoordeling van het groepsrisico nodig. Uit de Trajectnota/MER voor de nieuwe N18 komt naar voren dat bij het nieuwe tracé geen sprake is van een extern veiligheidsprobleem. Na ingebruikname van dit nieuwe tracé is ook binnen de kern Eibergen geen verdere beoordeling meer nodig van de risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg. Het vrachtverkeer rijdt straks om de kern Eibergen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg blijft dan beperkt tot bestemmingsverkeer en lokaal verkeer. Bij deze aantallen zijn de externe veiligheidsrisico's verwaarloosbaar klein.

Besluit en Regeling externe veiligheid buisleidingen

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) geeft onder andere veiligheidsafstanden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen aan. De normstelling is in lijn met het Bevi. De risicoafstanden en de manier van risicoberekening staan net als bij het Bevi in een regeling (Revb).

Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (voorheen VROM) adviseert om voor standaard buisleidingen met aardolieproducten de afstanden aan te houden uit het RIVM rapport Risicoafstanden voor buisleidingen met brandbare vloeistoffen K1K2K3 (augustus 2008). Voor afwijkende gevallen en andere brandbare chemische vloeistoffen zijn berekeningen nodig.

Voor het berekenen van risico's van ondergrondse gasleidingen (“hogedruk aardgastransportleidingen”) is het computerprogramma CAROLA beschikbaar.

Overwegingen

In de omgeving van deze locatie bevinden zich geen Bevi-bedrijven. De locatie valt buiten de plaatsgebonden risicocontouren van 10-6 per jaar. De locatie valt bovendien buiten het invloedsgebied van het groepsrisico. Ook vanuit het Activiteitenbesluit en het Vuurwerkbesluit krijgt deze locatie niet te maken met veiligheidsafstanden.

Bij deze ontwikkeling is geen sprake van vervoersbewegingen die vallen onder het vervoer van gevaarlijke stoffen. Op wegen in de omgeving is het aantal transporten met gevaarlijke stoffen bovendien zodanig gering, dat de plaatsgebonden risicocontouren van 10-6 per jaar binnen de rijbaan liggen en het groepsrisico verwaarloosbaar klein is.

In de omgeving zijn geen ondergrondse buisleidingen voor het vervoer van aardgas onder hoge druk of vloeibare brandstoffen aanwezig.

5.6 Geluid

Beoordelingskader

Binnen ruimtelijke procedures is het van belang om mogelijke hinder of overlast voor mensen voor het aspect geluid te beoordelen. Voor een aantal bestemmingen (zoals wonen) in combinatie met een aantal typen geluidbronnen is de Wet geluidhinder het wettelijk kader dat van belang is bij het opstellen van ruimtelijke plannen.

In de Wet geluidhinder staat beschreven dat alle wegen een zone hebben. Een uitzondering hierop zijn wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur of lager. De zone is een gebied waarbinnen een akoestisch onderzoek verplicht is als er een nieuwe woning mogelijk wordt gemaakt in het bestemmingsplan.

De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en of de omgeving binnenstedelijk of buitenstedelijk is. In de onderstaande tabel staan de zonebreedtes gegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBGB20120006-0100_0013.jpg"

Figuur 11 Zonebreedtes

In de Wet geluidhinder (Wgh) worden eisen gesteld aan: de toelaatbare geluidbelasting op de gevels van nog niet geprojecteerde woningen langs een bestaande weg binnen en buiten de bebouwde kom.

In artikel 82, lid 1 staat dat voor deze woningen de geluidbelasting van het verkeerslawaai op de gevel maximaal 48 dB mag zijn. Dit wordt de voorkeurswaarde genoemd.

Als niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kunnen burgemeester en wethouders van de gemeente een hogere toelaatbare waarde vaststellen. Dit wordt geregeld in het Besluit geluidhinder.

De maximaal te verlenen ontheffingswaarde voor een nieuw te bouwen woning in:

  • binnenstedelijk gebied bedraagt 63 dB.
  • buitenstedelijk gebied bedraagt 53 dB.
  • buitenstedelijk gebied: agrarische bedrijfswoningen maximaal 58 dB.

Uitgangspunt voor het vaststellen van een hogere waarde is dat :

  • maatregelen, gericht op het terugbrengen van de te verwachten geluidbelasting op de gevel, ten gevolge van de weg, tot 48 dB onvoldoende doeltreffend zijn,
  • dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard.

Op grond van de verwachting dat de geluidproductie van motorvoertuigen in de toekomst afneemt, mogen de berekende geluidbelastingen op de gevels worden gereduceerd:

  • met 2 dB bij wegen met een toegestane rijsnelheid van 70 km/h en hoger en
  • met 5 dB bij wegen met een rijsnelheid van lager dan 70 km/h.

Voor de bepaling van de geluidwering van de gevels (bij de bouwvergunning) mogen deze reducties niet worden toegepast.

Overweging bij nieuwbouw van geluidgevoelige bestemmingen

De ontwikkeling ligt binnen de zones van de Oude Nettelhorsterweg. Door de gemeente zijn de openveld contouren berekend van de geluidbelasting op het gebied. De uitgangspunten weergegeven in figuur 13 zijn gehanteerd voor de berekeningen.

De gegevens komen uit het verkeersmodel Berkelland model toekomst 2020. In verband met de afnemende bevolkingsdruk in de toekomst wordt 2020 voorlopig als zichtjaar voor de toekomst gebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBGB20120006-0100_0014.jpg"

Figuur 12 Uitgangspunten rekenmodel Oude Nettelhorsterweg een 60km weg

De berekeningen zijn uitgevoerd met het rekenmodel Geomilieu 1.90. De resultaten staan weergegeven in figuur 13 en 14. De weergave is inclusief de correctie voor het stiller worden van het wegverkeer van 5 dB.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBGB20120006-0100_0015.jpg"

Figuur 13 Openveld contour cum. geluidbelasting

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBGB20120006-0100_0016.jpg"

Figuur 14 Openveld contour cum. geluidbelasting voor Bouwbesluit

Conclusies

Uit de berekeningen blijkt dat er wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB in het gebied waar de gebouwen gepland zijn,waardoor aanvullend onderzoek voor de ruimtelijke procedure niet noodzakelijk is.

Voor toetsing aan het Bouwbesluit dient rekening te worden gehouden met de geluidbelasting zonder correcties. Deze is lager dan 53 dB op de gevel. Met een minimale geluidwering van de gevel van 20 dB is het binnenniveau gegarandeerd. Aanvullende maatregelen aan de gevel zijn dan ook niet nodig.

5.7 Luchtkwaliteit

Beoordelingskader

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.

In de Wet luchtkwaliteit staan ondermeer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:

  • Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • Besluit gevoelige bestemmingen (Luchtkwaliteitseisen);
  • Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007.

Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)

Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (nibm) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip “niet in betekenende mate” is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.

In de Regeling nibm is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:

  • woningen: 1500 met een enkele ontsluitingsweg;
  • woningen: 3000 met twee ontsluitingswegen;
  • kantoren: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.

Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling nibm kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden. Met grenswaarden voor beide stoffen van 40 µg/m3 komt dit neer op een bijdrage van 1,2 µg/m3.

Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)

Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze “gevoelige bestemmingen” zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen zijn geen gevoelige bestemmingen.

De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerzijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van “gevoelige bestemmingen” binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.

Regeling Beoordeling luchtkwaliteit 2007

In deze regeling staat staan criteria en eisen vastgelegd waaraan de berekeningen en de rekenmodellen moeten voldoen. Hieronder een overzicht van de rekenmodellen:

  • CARII: berekening van emissies voor binnenstedelijk verkeer;
  • NIBM-tool: eenvoudige berekening van emissies van verkeer volgens worst case benadering;
  • ISL2: berekening van emissies voor buitenstedelijk verkeer;
  • ISL3a: berekening van emissies van industrie (ondermeer veehouderijen).

Overwegingen

De Regeling nibm is van toepassing omdat de ruimtelijke procedure voorziet in de realisatie van drie woningen. De ruimtelijke procedure voorziet niet in de ontwikkeling van een gevoelige bestemming. Deze ligt bovendien op een afstand van:

  • meer dan 300 meter van een rijksweg;
  • meer dan 50 meter van een provinciale weg.

Aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit is niet nodig.

5.8 Geur

Beoordelingskader

Voor de beoordeling van geurhinder van veehouderijen gelden de volgende kaders:

  • Wet geurhinder en veehouderij;
  • Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Berkelland;
  • Besluit landbouw milieubeheer.

Wet geurhinder en veehouderij

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is van toepassing op vergunningplichtige veehouderijen. Het betreft alle bedrijven die niet onder de werkingssfeer van het Besluit landbouw milieubeheer vallen (met name intensieve veehouderijen). De Wgv maakt onderscheid tussen twee situaties:

  • de geuremissie (uitstoot) van een diercategorie is bekend;
  • de geuremissie van een diercategorie is niet bekend.

Dit leidt tot twee verschillende manieren van beoordelen (zie onderstaand kader).

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBGB20120006-0100_0017.jpg"

Voor de berekening van de geurbelasting zijn twee verspreidingsmodellen beschikbaar: V-Stacks Vergunning en V-Stacks Gebied. Die hebben elk hun eigen toepassingsgebied (zie onderstaand kader).

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBGB20120006-0100_0018.jpg"

Bij de beoordeling van ruimtelijke ontwikkelingen zijn drie stappen te onderscheiden:

  • De eerste stap gaat uit van de rand van het agrarisch bouwblok als rekenpunt. De invoerwaarden voorV-Stacks Gebied krijgen daarbij de waarde 0 toegekend. Het resultaat van deze berekening is de grootst mogelijke geurcontour die met de vergunde veebezetting kan optreden (“worst case scenario”). De situatie is toelaatbaar als het nieuwe of uit te breiden geurgevoelige object buiten deze geurcontour ligt.
  • Een tweede stap is nodig als het geurgevoelige object binnen de met stap 1 berekende geurcontour ligt. De invoerwaarden komen dan overeen met de vergunde situatie. De rand van het agrarisch bouwblok geldt daarbij nog steeds als uitgangspunt. Het is verstandig om in deze wat meer kritische situatie de berekeningen uit te voeren met V-Stacks Vergunning. Desgewenst is het mogelijk om met V-Stacks Gebied alsnog de geurcontour in beeld te brengen. De situatie is toelaatbaar als blijkt dat de geurbelasting op het geurgevoelige object voldoet aan de geurnorm.
  • Een derde stap is mogelijk als uit de voorgaande stappen blijkt dat de situatie niet toelaatbaar is. Daarbij geldt als voorwaarde dat een bestaande woning of ander geurgevoelig object de veehouderij meer in zijn uitbreidingsmogelijkheden beperkt dan de nieuwe ontwikkeling. Andersom geredeneerd: de geurbelasting op de nieuwe ontwikkeling moet kleiner zijn de geurbelasting op een bestaand geurgevoelig object. Hierbij geldt dezelfde emissiepuntbenadering als bij vergunningverlening (dus niet uitgaan van de rand van het agrarisch bouwblok, zoals bij stap 1 en 2). Berekeningen zijn wederom uit te voeren met V-Stacks Vergunning. Uiteindelijk blijkt uit deze stappen of een ruimtelijke ontwikkeling al dan niet toelaatbaar is.

Voor veehouderijen met vaste afstanden is de systematiek vergelijkbaar. De grens van het agrarisch bouwblok geldt daarbij in principe als meetpunt. Een uitzondering valt te maken voor situaties waarbij bestaande beperkingen meer bepalend zijn voor de uitbreidingsmogelijkheden van een veehouderij. Dan geldt afhankelijk van de situatie de rand van de stal of het emissiepunt als meetpunt.

Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Berkelland

De gemeente Berkelland heeft gebruik gemaakt van de in de Wet geurhinder en veehouderij opgenomen mogelijkheid tot het voeren van een eigen geurbeleid. De raad heeft bij besluit van 9 december 2008 de Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Berkelland vastgesteld.

Deze verordening is op 1 juli 2009 in werking getreden. Daarbij zijn de zeven kleine kernen (Beltrum, Geesteren, Gelselaar, Haarlo, Noordijk, Rekken en Rietmolen) aangewezen als gedeelte van het gemeentelijk grondgebied waarvoor een andere waarde en afstand van toepassing zijn.

Op grond van de verordening geldt binnen deze kernen 6,0 odour units per kubieke meter lucht als maximale waarde voor de geurbelasting van een veehouderij. Daarnaast geldt een minimale afstand van 75 meter voor veehouderijen waarvoor geen berekening van de geuremissie mogelijk is (met uitzondering van onder het Besluit landbouw milieubeheer vallende veehouderijen).

Besluit landbouw milieubeheer

Het Besluit landbouw is onder meer van toepassing op melkrundveehouderijen, paardenhouderijen en kleinschalige veehouderijen. Anders dan de Wgv onderscheidt het Besluit landbouw milieubeheer meer dan twee omgevingscategorieën. Het besluit kent een indeling van categorie I tot en met V. Daarbij gelden de volgende afstanden:

  • 100 meter voor categorie I en II;
  • 50 meter voor categorie III, IV en V.

Anders dan bij de Wgv hoeft niet per se sprake te zijn van een gebouw. Zo zijn de onbebouwde delen van kampeerterreinen, sportvelden en speeltuinen volgens de Wgv niet geurgevoelig, maar volgens het Besluit landbouw milieubeheer wel. Belangrijk aandachtspunt: voor onder het Besluit landbouw milieubeheer vallende bedrijven is de afstand van 75 meter uit de geurverordening niet van toepassing. Het besluit biedt namelijk geen ruimte om af te wijken van de minimaal in acht te nemen afstanden.

Overwegingen

De aangevraagde ontwikkeling vindt plaats buiten de bebouwde kom. Volgens het Besluit landbouw milieubeheer gaat het bij woningen in dit soort omgeving om objecten in categorie III. In de directe omgeving van deze locatie bevinden zich geen veehouderijen. Zie daarvoor onderstaande afbeelding (een uitsnede van de kaart van de geurbeoordeling uit het MER voor het nieuwe bestemmingsplan buitengebied). Overigens heeft de meest nabijgelegen veehouderij (Stikkersweg 3) de bedrijfsvoering inmiddels beëindigd. Het is dus duidelijk dat de nieuwe woningen ver buiten de geurcontouren van veehouderijen liggen. In het tussenliggende gebied is bovendien sprake van bestaande burgerwoningen, die eerder beperkend voor de uitbreidingsmogelijkheden van veehouderijen zijn dan de nieuwe woningen. De nieuwe woningen komen immers op grotere afstand van deze veehouderijen te liggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPBGB20120006-0100_0019.jpg"

Figuur 15 Veehouderijen met contour

5.9 Watertoets

In onderstaande watertoetstabel worden de thema's nog eens genoemd. Per thema wordt aangegeven of er wel of geen invloed is. de ontwikkeling aan de Nettelhorsterweg heeft gemiddelde invloed op de waterhuishouding.

Thema Toetsvraag Relevant Intensiteit
Veiligheid 1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?
Ja


Nee
2


2
Riolering en afvalwaterketen 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap?
Nee

Ja
Nee
2

1
1
Wateroverlast (oppervlaktewater) 1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?
Ja

Ja

Ja

Ja
1

1

1

1
Oppervlaktewaterkwaliteit 1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? Nee 1
Grondwateroverlast 1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
3. Is in het plangebied sprake van kwel?
4. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?
5. Beoogt het plan aanleg van drainage?
Nee

Nee
Nee

Nee
1

1
1

1
Grondwaterkwaliteit 1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? Nee 1
Inrichting en beheer 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?
Ja

Ja
1

2
Volksgezondheid 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?
Nee

Ja

1

1
Natte natuur 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?
Ja
Nee
Ja

Nee
2
2
1

1
Verdroging 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? Nee 1
Recreatie 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? Nee 2
Cultuurhistorie 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? Nee 1

Figuur 16 Watertoetstabel

Met de aanleg van de vispassage door Waterschap Rijn IJssel wordt een grote nieuwe watergang aan het gebied toegevoegd. Om de inpassing van het tracé zo vanzelfsprekend mogelijk te realiseren wordt de vispassage op een vloeiende manier in het landschap ingebed. Hierbij wordt de nieuwe morfologie van de ondergrond met daarin restanten van de oude es als leidraad gebruikt.

Ook worden er vanuit ecologie en hydrologie randvoorwaarden aan de vormgeving gesteld. Zo is de passage 11 meter breed gemaakt en telt deze 11 cascades om het hoogteverschil van 90 centimeter te overbruggen. Beide aansluitingen op de Berkel zijn haaks gemaakt om de in- en uitstroom zo gunstig mogelijk vorm te geven. Vanuit ecologische motieven zijn er twee poelen aangelegd die dienen als paaiplaats voor de vissen (Winde en aanverwante soorten). Tenslotte is de meest westelijke bocht scherp vormgegeven om een habitat te realiseren voor de oeverzwaluw.

Voor beide bebouwingslocaties wordt door middel van het realiseren van een greppel voorzien in de afwatering. Deze greppel loopt parallel aan de nieuwe bosrand die tussen beide bebouwingslocaties wordt aangeplant. Zowel de bebouwing als de erfverharding kunnen op de greppel afwateren. De greppel staat niet in de directe verbinding met de sloten langs de Oude Nettelhorsterweg. Aangenomen wordt dat de greppel voldoende infiltratiecapaciteit in zichzelf heeft. Daarnaast wordt het afvalwater op het bestaande riool aangesloten.

Over het plangebied loopt een persleiding van het Waterschap Rijn IJssel, deze is opgenomen op de plankaart met de bijbehorende regels.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

De uitvoering van het plan heeft geen financiële consequenties voor de gemeente aangezien de kosten worden gedragen door de initiatiefnemer. Verder heeft de gemeente met de initiatiefnemer een overeenkomst gesloten over het verhalen van eventueel uit te keren "Tegemoetkomingen in schade" (vroeger planschade).

6.2 Resultaten Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1 Bro dient de gemeente bij de voorbereiding van het bestemmingsplan overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welk in het plan in het geding zijn.

Het plan is in het kader van vooroverleg gestuurd naar:

  1. 1. Provincie Gelderland
  2. 2. Waterschap Rijn en IJssel

1. Provincie Gelderland

De Provincie Gelderland heeft een zestal opmerkingen. Deze hebben betrekking op de toelichting en de regels. De opmerkingen van de Provincie Gelderland zijn verwerkt in het voorliggende bestemmingsplan.

2. Waterschap Rijn en IJssel

Het Waterschap heeft een opmerking op de watertoetstabel, bij het thema veiligheid moet worden aangegeven dat er geen waterbergingsgebied aanwezig is. Daarnaast loopt er door het plangebied een persleiding van het Waterschap, deze wil het Waterschap graag op de verbeelding terug zien.

Beide punten worden overgenomen in het bestemmingsplan.

6.3 Resultaten Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan 'Erve Giegink' heeft van 24 oktober 2012 tot en met 4 december 2012 ter inzage gelegen. In die periode is 1 schriftelijke inspraakreactie ontvangen.

Deze inspraaknota (zie Bijlage 5) geeft een overzicht van de indieners van inspraakreacties, de inhoud van de inspraakreacties, de beoordeling ervan en de eventueel daaruit voortvloeiende wijzigingen. De inspraakreacties zijn als bijlage integraal opgenomen in deze nota. In deze nota worden ook vragen en/of opmerkingen opgenomen en behandeld die tijdens de inloopavond van 5 november 2012 zijn binnengekomen.

Tegen het bovengenoemde voorontwerpplan konden gedurende de bovengenoemde periode van zes weken inspraakreacties worden ingediend. In deze nota worden deze beoordeeld. In deze inspraaknota wordt aangegeven wat er wordt gewijzigd naar aanleiding van de ingediende inspraakreactie.

6.4 Zienswijzen

PM

Hoofdstuk 7 Juridische Toelichting

7.1 Toelichting Juridisch Systeem

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. In deze wet, het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de ministeriële regeling 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' (Rsro) zijn regels opgenomen ten aanzien van de standaardisering en digitale uitwisseling van bestemmingsplannen.

De standaardiseringregels hebben slechts betrekking op de uiterlijke verschijningsvorm in zowel digitale als analoge vorm. De standaarden zorgen ervoor dat het mogelijk is de digitale ruimtelijke informatie op een technisch en inhoudelijk correcte en eenduidige wijze beschikbaar te stellen en te raadplegen. De standaarden voorzien in een vaste opbouw, indeling en benaming van bestemmingen en ook in de daarbij behorende regels.

De Regeling standaarden ruimtelijke ordening is, in afwijking op de Wro en Bro, op 1 januari 2010 in werking getreden. De bij de Regeling standaarden ruimtelijke ordening behorende Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) is vanaf die datum verplicht.

7.2 Planopzet

7.2.1 Algemeen

Voorliggend bestemmingsplan bestaat uit planregels, een verbeelding en gaat vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Op de verbeelding wordt de bestemming van de grond aangewezen, in de planregels worden de bij de bestemming behorende regels voor het gebruik van de grond gegeven.

De toelichting maakt juridisch geen deel uit van het bestemmingsplan en heeft daarmee een andere status dan de planregels en de verbeelding. De toelichting van dit bestemmingsplan biedt ondermeer inzicht in de huidige situatie, de onderzoeksresultaten en de voorgenomen ontwikkeling.

De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels.

Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels.

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels.

Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels, hierin is het overgangsrecht en de titel van het bestemmingsplan opgenomen.

7.2.2 Inleidende regels

De artikelen 1 en 2 bevatten begripsomschrijvingen respectievelijk regels omtrent de wijze van meten.

7.2.3 Bestemmingsregels

Om recht te doen aan het uitgangspunt dat het plan niet meer dient te regelen dan noodzakelijk is, kent het plan slechts een beperkt aantal bestemmingen. Ook de bijbehorende bouw- en gebruiksregels zijn waar mogelijk beperkt in aantal en in mate van gedetailleerdheid. De regels zijn opgesteld conform de 'Standaard vergelijkbare Bestemmingsplannen' (SVBP 2008) en hebben voor elke bestemming dezelfde opbouw met achtereenvolgens, voor zover aanwezig, de volgende leden:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • afwijking van de bouwregels (indien aanwezig);
  • afwijking van de gebruiksregels (indien aanwezig);
  • wijzigingsbevoegdheid (indien aanwezig);
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (indien aanwezig).

Centraal staat de bestemmingsomschrijving. Daarin worden limitatief de functies en waarden genoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan respectievelijk worden beschermd. In een aantal gevallen geeft de bestemmingsomschrijving daarbij nog een nadere beperking in de vorm van een bestemmingscategorie of bijvoorbeeld een gebiedsbegrenzing, een maximale oppervlakte- of inhoudsmaat dan wel een beperking tot de bestaande bebouwing. De bouwregels zijn direct aan de bestemmingsomschrijving gerelateerd. Deze regels geven de bouwmogelijkheden aan.

Toelichting op de in dit bestemmingsplan opgenomen bestemmingen:

Agrarisch met waarden - Landschapswaarden:

De voor Agrarisch met Waarden - Landschapswaarden aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarisch gebruik en tevens wordt de landschappelijke en cultuurhistorische karakteristiek bewaakt.

Groen - Landschapselement:

De bestemming Groen - Landschapselement is opgenomen voor het landschapselement tussen het erve Giegink en het nieuw aan te leggen landgoed.

Natuur:

De bestemming Natuur is in dit bestemmingsplan opgenomen voor de gronden die bestemd zijn voor de vispassage en poelen.

Tuin:

De bestemming Tuin is opgenomen om te zorgen dat het landhuis geen bijgebouwen kan bouwen op of aan de es. Maar ook voor de oude boomgaard aan de wegkant bij de twee woningen.

Verkeer:

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor fiets- en voetpaden.

Wonen:

Deze bestemming betreft de twee woningen op het boerenerf binnen het plangebied. Het betreft hier het hoofdgebouw en eventueel aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen. Ter plaatse van de aanduiding bijgebouwen mag er een bijgebouw worden gebouwd. Ook zijn aan-huis-verbonden beroep mogelijk, ondergeschikt aan de woning.

Wonen - Landgoed:

Deze bestemming is voor het woongedeelte van het landgoed. Ter plaatse van de aanduiding bijgebouwen mag er een bijgebouw worden gebouwd.

Waarde - Archeologie 3 en 5:

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de gronden met een vermoedelijk archeologische waarde.

Leiding - Water:

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de persleiding van het Waterschap Rijn en Ijssel die door het plangebied loopt.

7.2.4 Algemene regels

In het hoofdstuk algemene regels worden, voor zover van toepassing, de algemene en aanvullende regels opgenomen. In dit bestemmingsplan worden de algemene regels beperkt tot de Anti-dubbeltelbepaling, de algemene aanduidingsregels, de algemene afwijkingsregels en de overige regels.

7.2.5 Overgangs- en slotregels

Tenslotte zijn in het laatste hoofdstuk van de voorschriften de overgangs- en slotbepalingen opgenomen. Ook deze bepalingen hebben een algemeen karakter en zijn op het gehele plangebied van toepassing.

Artikel 17: Overgangsregels

Het overgangsrecht ziet toe op bouwwerken die ooit met een bouwvergunning of een melding zijn gebouwd, of een gebruik dat ooit is toegestaan, maar dat nu, vanwege een bestemmings- of beleidswijziging onder het overgangsrecht zijn gebracht. Ook tientallen jaren aanwezige bouwwerken, die niet met een vergunning zijn gebouwd, of langdurig aanwezig gebruik worden met het overgangsrecht beschermd. Het overgangsrecht is er op gericht dat deze bouwwerken uiteindelijk zullen verdwijnen of het gebruik ervan wordt beëindigd, zodat de situatie in overeenstemming geraakt met de gegeven bestemming.

Artikel 18: Slotregel

Hier staat de benaming van het bestemmingsplan vermeld.

Bijlage 1 Raadsbesluit 26 Oktober 2010

Bijlage 1 Raadsbesluit 26 oktober 2010

Bijlage 2 Quickscan Natuuronderzoek

Bijlage 2 Quickscan Natuuronderzoek

Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 4 Archeologisch Bureauonderzoek En Inventariserend Veldonderzoek

Bijlage 4 Archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek

Bijlage 5 Inspraaknota

Bijlage 5 Inspraaknota