Rekken, Dorp 2011
Bestemmingsplan - gemeente Berkelland
Vastgesteld op 24-01-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Rekken, Dorp 2011 van de gemeente Berkelland;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1859.BPRKN20090018-1000 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 verbeelding
- a. de analoge verbeelding van het bestemmingsplan Rekken, Dorp 2011, bestaande uit de kaart(en) met tekeningnummer(s) NL.IMRO.1859.BPRKN20090018-1000;
- b. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Rekken, Dorp 2011;
1.4 aan- of uitbouw
een aan het (hoofd)gebouw aanwezig gebouw dat in ruimtelijk en/of architectonisch opzicht ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van dat (hoofd)gebouw;
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planeisen planregels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 aanduidingsvlak
een geometrisch vlak waarop een aanduiding betrekking heeft;
1.8 aaneengebouwd
bebouwing die wordt gekenmerkt door een rij van minimaal drie aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen;
1.9 achtererf
het achter de woning gelegen gedeelte van het erf, voor zover gelegen achter de achtergevel en het verlengde daarvan en tussen de zijdelingse perceelgrenzen;
1.10 achtergevel
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel;
1.11 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een wormenkwekerij;
1.12 archeologisch deskundige
de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en Wethouders van Berkelland aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
1.13 archeologisch monument
een terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument;
1.14 archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en /of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SKIB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
1.15 archeologische waarde
een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.16 archeologische verwachting
een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.17 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.18 bebouwingspercentage
een op de verbeelding of in de planregels aangegeven percentage, dat de maximaal bebouwde oppervlakte binnen het bouwvlak of het bestemmingsvlak aangeeft;
1.19 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen;
1.20 bedrijfsgebouw
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die gebruikt worden voor het uitoefenen van een bedrijf;
1.21 bedrijfsmatige activiteiten aan huis
het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten met een kleinschalig karakter, niet zijnde de vrije beroepen, die in een gedeelte van de woning en/of de daarbij behorende (bij)gebouwen worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.22 bedrijfsruimte
een ruimte die onderdeel is van een gebouw en die dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.23 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.24 bestaand
- a. bij gebruik: het gebruik zoals aanwezig op het moment van inwerkingtreding van het plan, tenzij in de regels anders is bepaald;
- b. bij bouwwerken: de legaal aanwezige bebouwing die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaat of wordt gebouwd;
1.25 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.26 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.27 Bevi-inrichting
een inrichting zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.28 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in ruimtelijk en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.29 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een standplaats;
1.30 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, dit met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.31 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.32 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.33 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.34 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.35 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.36 bouwwerk, geen gebouw zijnde
alle overige bouwwerken die geen gebouw zijn;
1.37 coffeeshop
een horecabedrijf, dat tot doel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid, en van verdovende en/of hallucinogene stoffen als bedoeld in bijlage II van de Opiumwet;
1.38 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.39 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.40 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt;
1.41 dienstverlenend bedrijf
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, reisbureaus, detacherings- en uitzendbureaus, fotostudio's, galerieën en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.42 discotheek
een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek op een dansvloer van meer dan 10 m2 en het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;
1.43 doeleinden van openbaar nut
nutsvoorzieningen zoals stroom-, gas, water- en/of telecommunicatievoorzieningen;
1.44 ecologische waarden
de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;
1.45 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond, boven peil;
1.46 eerste verdieping
de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;
1.47 erf
het gedeelte van het bouwperceel voor zover dat behoort tot het zijerf en/of achterf, niet meegerekend de oppervlakte van het hoofdgebouw;
1.48 erfgrens
de grens van een erf;
1.49 erker
een ondergeschikte uitbouw van het hoofdgebouw met een beperkte omvang (breedte, hoogte, diepte) en transparante verschijningsvorm, waardoor het stedenbouwkundig aanzicht niet wezenlijk wordt beïnvloed;
1.50 evenement
elke voor publiek buiten de daarvoor ingerichte inrichtingen toegankelijke festiviteit, grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optocht, georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, met uitzondering van markten, als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen, en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
1.51 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.52 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.53 geschakeld hoofdgebouw
een hoofdgebouw dat door middel van een bijgebouw met een ander hoofdgebouw is verbonden en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelgrens mag worden gebouwd;
1.54 halfvrijstaande woning
een woning van het type twee-aaneen gebouwd, waarbij sprake is van twee-aaneen gebouwde hoofdgebouwen;
1.55 handel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen en/of bedrijven die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending al dan niet in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.56 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel in ruimtelijk en architectonisch opzicht, of gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.57 horecabedrijf
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt en/of ter plaatse zaalruimten worden verhuurd en beschikbaar gesteld.
Tot een horecabedrijf worden ook afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten gerekend;
1.58 huishouden
een huishouden bestaat uit één of meer personen die alleen of samen in een woonruimte wonen en zelf in hun dagelijkse behoeften voorzien;
1.59 kleinschalig kampeerterrein (minicamping)
een kampeerterrein met maximaal 25 kampeerplaatsen;
1.60 kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden genomen;
1.61 logiesverstrekkend bedrijf
een bedrijf waar, als toeristisch-recreatieve voorziening, tegen vergoeding, logies wordt verstrekt, waarbij de bed-en ontbijteenheden alleen zijn ingericht voor nachtverblijf;
1.62 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.63 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, sportvoorzieningen en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.64 nadere eis
een nadere eis zoals bedoeld in artikel 3.6. lid 1. onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.65 natuur(wetenschappe)lijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;
1.66 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving van de bestemming;
1.67 onderbouw
een bouwlaag, afgedekt door een vloer, die geheel of gedeeltelijk is gelegen beneden peil;
1.68 ondergeschikte horeca
een horecavoorziening binnen een andere hoofdbestemming of functie dan horeca, ten behoeve van en ondergeschikt aan die andere bestemming/functie voor de consumptie van dranken en etenswaren, in oppervlakte maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak (b.v.o.) met een maximum van 100 m2 (b.v.o) en/of maximaal 20% van de totale omzet;
1.69 onderkomens
voor verblijf geschikte voer- en vaartuigen en kampeermiddelen;
1.70 openbare ruimte
het gebied binnen de bebouwde kom van de gemeente Berkelland met een openbare functie, niet zijnde gebouwen, waarvan de gemeente Berkelland het eigendom en/of beheer heeft;
1.71 overkapping
een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en met niet meer dan één wand is uitgevoerd;
1.72 parkeervoorziening
voorzieningen voor het parkeren, zoals parkeerplaatsen en in- en uitritten;
1.73 peil
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. als in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.74 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.75 sportkantine
een verblijfslocatie waarin de verstrekking van drank- en etenswaren gericht is op gebruikers van de sportvoorziening;
1.76 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, als een gebouw met meer dan één zijde naar de weg is gekeerd, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel(s);
1.77 voorgevelrooilijn:
de voorgevelrooilijn is:
- a. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing:
- 1. de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
- b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:
- 1. bij een wegbreedte van meer dan 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg;
- 2. bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg;
1.78 vrij beroep
een beroep of het bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied;
1.79 vrijstaande woning
een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning;
1.80 vuurwerkbedrijf
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage of de handel in vuurwerk, de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;
1.81 watergang
een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;
1.82 waterhuishoudkundige voorziening
voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit;
1.83 Wgh-inrichting
een inrichting zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
1.84 winkel
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin goederen aan particulieren worden verkocht, ook al bedraagt die verkoop slechts 1% van de omzet van het bedrijf;
1.85 wonen
het leven in een permanent dag- en nachtverblijf alwaar een huishouden wordt gevoerd;
1.86 woning (wooneenheid)
een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.87 wooneenheid
zie: woning;
1.88 woongebouw
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen en/of appartementen omvat met één of meer gemeenschappelijke toegangen en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.89 zorgaccommodatie
een gebouw met een zorgfunctie als hoofdtak waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn;
1.90 zorgfunctie:
een zorgfunctie als neventak bij een bedrijf waarbij een directe relatie bestaat tussen de sociaal-medische opvang van personen en de bedrijfsactiviteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de bedrijfsactiviteiten;
1.91 zorgwoning
een woning die dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte al dan niet in combinatie met medische en/of verzorgende ondersteuning, bijvoorbeeld voor personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten, of anderszins verzorgingsbehoevenden;
1.92 zijerf
gedeelte van het erf dat aan de zijkant en achter het verlengde van de voorgevel van het gebouw is gelegen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als:
- a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en aan- of uitbouwen met een oppervlakte van 2 m2 of kleiner;
- b. overstekende daken;
- c. luifels als geïntegreerd onderdeel van een gebouw of een uitbouw;
buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,75 meter ten opzichte van de bouwgrens of bestemmingsgrens bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- d. voor verhoudingen in procenten (%);
- e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot en/of vanuit het hart van de lijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
- b. het weiden van vee;
- c. het verbouwen van gewassen;
- d. recreatief medegebruik in de vorm van voet-, fiets- en/of ruiterpaden;
- e. dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van parkeer- en picknickvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen kleinschalige voorzieningen;
- f. infrastructurele voorzieningen die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
- g. de waterhuishouding;
met daarbijbehorende:
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde - niet zijnde voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest;
- i. doeleinden van openbaar nut.
3.2 Bouwregels
Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende 'Staatvan Bedrijfsactiviteiten';
- b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', ook voor detailhandel;
met daarbijbehorende:
- c. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen met uitzondering van bedrijfswoningen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- f. tuinen;
- g. erven;
- h. terreinen;
- i. ontsluitingspaden;
- j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- k. groenvoorzieningen;
- l. parkeervoorzieningen;
- m. doeleinden van openbaar nut;
met dien verstande dat:
- n. detailhandel anders dan ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' niet is toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel en detailhandel genoemd in 4.1, onder b;
- o. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
- p. vuurwerkinrichtingen niet zijn toegestaan;
- q. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
- r. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 niet zijn toegestaan.
4.2 Bouwregels
Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
4.3 Nadere eisen
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten voor het openbaar nut;
- b. transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
met daarbijbehorende:
- c. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. erven;
- f. terreinen.
5.2 Bouwregels
Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Artikel 6 Cultuur En Ontspanning - Molen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning - Molen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden van de aanwezige molen;
- b. culturele activiteiten;
met daarbijbehorende:
- c. gebouwen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- f. tuinen;
- g. erven;
- h. terreinen;
- i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. doeleinden van openbaar nut;
- l. kleinschalig gebruik voor agrarische doeleinden;
- m. paden en verhardingen;
- n. parkeervoorzieningen;
- o. speelvoorzieningen;
- p. picknickplaatsen.
6.2 Bouwregels
Op de voor 'Cultuur en ontspanning - Molen' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
6.3 Nadere eisen
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. kleinschalig gebruik voor agrarische doeleinden;
met daarbijbehorende:
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- e. paden en verhardingen;
- f. verblijfsgebied;
- g. water;
- h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. speelvoorzieningen;
- k. doeleinden van openbaar nut.
7.2 Bouwregels
Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Artikel 8 Horeca
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecabedrijven zoals genoemd in categorie 3 van de bij deze regels behorende ''Lijst van horecabedrijven'';
- b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', tevens voor detailhandel;
met daarbijbehorende:
- c. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen met uitzondering van bedrijfswoningen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- f. tuinen;
- g. erven;
- h. terreinen;
- i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. parkeervoorzieningen;
- l. doeleinden van openbaar nut.
8.2 Bouwregels
Op de voor 'Horeca' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
8.3 Nadere eisen
Artikel 9 Maatschappelijk
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. culturele activiteiten;
- c. sport;
- d. verenigingen;
- e. gezondheidszorg;
- f. dierenartsenpraktijk;
- g. overheidsinstelling;
- h. kinder- en buitenschoolse opvang;
met daarbijbehorende:
- i. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen met uitzondering van (bedrijfs)woningen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- k. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- l. tuinen;
- m. erven;
- n. terreinen;
- o. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- p. groenvoorzieningen;
- q. speelvoorzieningen;
- r. parkeervoorzieningen;
- s. doeleinden van openbaar nut.
9.2 Bouwregels
Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
9.3 Nadere eisen
Artikel 10 Maatschappelijk - Begraafplaats
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een begraafplaats;
- b. een urnenmuur;
- c. een urnentuin;
met daarbijbehorende:
- d. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- g. tuinen;
- h. erven;
- i. terreinen;
- j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- k. groenvoorzieningen;
- l. parkeervoorzieningen;
- m. doeleinden van openbaar nut.
10.2 Bouwregels
Op de voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
10.3 Nadere eisen
Artikel 11 Maatschappelijk - Onderwijs
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Onderwijs' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen voor zover het betreft educatieve voorzieningen, kinderopvang en buitenschoolse opvang;
- b. speelvoorzieningen;
met daarbijbehorende:
- c. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- f. tuinen;
- g. erven;
- h. terreinen;
- i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. parkeervoorzieningen;
- l. doeleinden van openbaar nut.
11.2 Bouwregels
Op de voor 'Maatschappelijk - Onderwijs' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
11.3 Nadere eisen
Artikel 12 Maatschappelijk - Religie
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Religie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen voor zover het betreft levensbeschouwelijke voorzieningen, sociaal-culturele voorzieningen, en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;
- b. begraafplaatsen;
met daarbijbehorende:
- c. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen met uitzondering van bedrijfswoningen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- f. tuinen;
- g. erven;
- h. terreinen;
- i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. parkeervoorzieningen;
- l. doeleinden van openbaar nut.
12.2 Bouwregels
Op de voor 'Maatschappelijk - Religie' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
12.3 Nadere eisen
Artikel 13 Sport
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van sportactiviteiten, met uitzondering van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren;
- b. culturele activiteiten;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie', tevens voor een zend- en ontvangstinstallatie voor het landelijk waarschuwings- en alarmeringssysteem;
met daarbijbehorende:
- d. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- g. wegen;
- h. paden;
- i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. parkeervoorzieningen;
- l. doeleinden van openbaar nut;
- m. speelvoorzieningen;
en met dien verstande dat ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca is toegestaan.
13.2 Bouwregels
Op de voor 'Sport' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
13.3 Nadere eisen
13.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 14 Sport - Sporthal
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - Sporthal' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van sportactiviteiten, met uitzondering van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren;
- b. culturele activiteiten;
met daarbijbehorende:
- c. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- f. wegen;
- g. paden;
- h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. doeleinden van openbaar nut;
- l. speelvoorzieningen.
en met dien verstande dat ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca is toegestaan.
14.2 Bouwregels
Op de voor 'Sport - Sporthal' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
14.3 Nadere eisen
Artikel 15 Tuin
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
- b. erkers ten dienste van de aangrenzende bestemming 'Wonen';
met daarbijbehorende:
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. voorzieningen zoals wegen, paden en parkeervoorzieningen.
15.2 Bouwregels
Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Artikel 16 Verkeer
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en voet- en fietspaden;
- b. nutsvoorzieningen;
- c. parkeervoorzieningen;
met daarbijbehorende:
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- f. water;
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. ondergrondse afvalvoorzieningen;
- i. bermen;
- j. groenvoorzieningen.
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.
16.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten, pleinen en voet- en fietspaden;
- b. markten;
- c. parkeervoorzieningen, waaronder ook garageboxen;
- d. picknickplaatsen;
met daarbijbehorende:
- e. gebouwen, alleen in de vorm van garageboxen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- g. fietsenstallingen;
- h. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- i. water;
- j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- k. ondergrondse afvalvoorzieningen;
- l. speelvoorzieningen;
- m. bermen;
- n. groenvoorzieningen;
- o. doeleinden van openbaar nut.
17.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Artikel 18 Water
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging;
- b. waterhuishouding;
- c. waterlopen, waterwegen en/of vijvers;
met daarbijbehorende:
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- f. kruisingen met (spoor)wegen, waaronder bruggen;
- g. dammen;
- h. duikers.
18.2 Bouwregels
Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Artikel 19 Wonen
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' ook voor detailhandel;
- b. de waterhuishouding;
met daarbijbehorende:
- c. gebouwen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- f. tuinen;
- g. erven;
- h. verhardingen;
- i. ontsluitingspaden;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. groenvoorzieningen;
- l. speelvoorzieningen;
- m. water;
- n. doeleinden van openbaar nut.
19.2 Bouwregels
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
19.3 Specifieke gebruiksregels
19.4 Nadere eisen
19.5 Afwijken van de bouwregels
19.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 20 Wonen - Gestapeld
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen en appartementen;
- b. de waterhuishouding;
met daarbijbehorende:
- c. gebouwen;
- d. vrijstaande bijgebouwen;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- g. tuinen;
- h. erven;
- i. verhardingen;
- j. ontsluitingspaden;
- k. parkeervoorzieningen;
- l. groenvoorzieningen;
- m. speelvoorzieningen;
- n. water;
- o. doeleinden van openbaar nut.
20.2 Bouwregels
Op de voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
20.3 Specifieke gebruiksregels
20.4 Nadere eisen
Artikel 21 Leiding - Riool
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de bescherming van de in de strook gelegen leidingen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool' voor de aanleg en instandhouding van een rioolpersleiding.
21.2 Bouwregels
Op de voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht.
21.3 Afwijken van de bouwregels
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 22 Waarde - Archeologie 2
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
22.2 Bouwregels
22.3 Nadere eisen
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 23 Waarde - Archeologische Verwachting 1
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische Verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden in de bodem.
23.2 Bouwregels
23.3 Nadere eisen
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 24 Waarde - Archeologische Verwachting 3
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische Verwachting 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
24.2 Bouwregels
24.3 Nadere eisen
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 25 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 26 Algemene Bouwregels
26.1 Bestaande afstanden en maten
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand van bouwwerken, die rechtens tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in of krachtens het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal voorgeschreven respectievelijk maximaal toegestaan.
Artikel 27 Algemene Gebruiksregels
27.1 Strijdig gebruik
- a. Het is verboden de in het bestemmingsplan begrepen gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming en de daarbij behorende planregels.
- b. Onder een verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van:
- 1. bijgebouwen ten behoeve van bewoning;
- 2. gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen, materialen en producten;
- 3. gronden gebruiken als verkooppunt motorbrandstoffen;
- 4. het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
- 5. het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een coffeeshop.
27.2 Toegestaan gebruik
Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan:
- a. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden voor kortstondige evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift een omgevingsvergunning vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan;
- b. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen voor de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
- 1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;
- 2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";
- 3. hoogspanningsleidingen;
- 4. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer.
27.3 Parkeernormen
De inrichting van de gronden moet zodanig plaatsvinden dat wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen zoals weergegeven in de bijlage 'Parkeernormen' die bij deze regels is gevoegd.
Artikel 28 Algemene Aanduidingsregels
28.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop Piepermolen
Artikel 29 Algemene Afwijkingsregels
29.1 Afwijkingsbevoegdheid
Artikel 30 Algemene Procedureregels
30.1 Nadere eisen
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- a. het voornemen ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
- c. de bekendmaking meldt de mogelijkheid voor belanghebbenden om schriftelijk en/of mondeling hun zienswijze over het voornemen bij burgemeester en wethouders kenbaar te maken gedurende de ondera genoemde termijn;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
30.2 Wijzigingen
Burgemeester en wethouders geven in geval van wijziging van het bestemmingsplan toepassing aan de procedureregels van artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 31 Overgangsrecht
31.1 Bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
31.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het 31.1 met maximaal 10%.
31.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
31.4 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
31.5 Strijdig gebruik
- a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 31.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- b. Als het gebruik, bedoeld in 31.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
31.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Het bepaalde in 31.4 is niet van toepassing op het gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 32 Slotregel
Deze planregels worden aangehaald als:
Regels bestemmingsplan Rekken, Dorp 2011.
Het bestemmingsplan Rekken, Dorp 2011 heeft van 31 augustus 2011 tot en met 11 oktober 2011 in ontwerp ter inzage gelegen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Berkelland, gehouden op 24 januari 2012.
, voorzitter
, griffier
januari 2012.
Bijlagen Bij De Planregels
Bijlage 1 Parkeernormen
Bijlage 2 Lijst Van Horecabedrijven
Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Hoofdstuk 1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de aanleiding voor dit bestemmingsplan en de ligging en begrenzing van het plangebied beschreven. Dit wordt geïllustreerd met een kaartfragment, waaruit de ligging van het plangebied blijkt.
1.1 Aanleiding
De gemeente Berkelland wil voor haar grondgebied alle bestemmingsplannen actualiseren en op elkaar afstemmen. In de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) is bepaald dat een bestemmingsplan niet langer dan 10 jaar van kracht is. De gemeente Berkelland wil van circa 400 bestemmingsplannen naar minder dan 50 bestemmingsplannen.
Het voorliggende bestemmingsplan "Rekken, Dorp 2011" is een actualisatie van het dorp Rekken en regelt planologisch de bestaande situatie.
1.2 Vigerende Plannen
Er zijn in de loop der jaren de volgende bestemmingsplannen gemaakt:
Bestemmingsplan | Vastgesteld raad d.d. | Goedkeuring G.S. d.d. | |||
1 | Rekken | 08-03-1977 | 12-04-1978 | ||
2 | Rekken, Uitwerking 1978-1 | 06-09-1978 | 02-11-1978 | ||
3 | Rekken, Wijziging 1979-1 | 19-07-1979 | 27-09-1979 | ||
4 | Rekken, Uitwerking 1983-1 | 21-06-1983 | 05-08-1983 | ||
5 | Rekken, Wijziging 1989-1 | 06-06-1989 | 22-06-1989 | ||
6 | Rekken, Herziening 1980-1 | 13-03-1990 | 01-06-1990 | ||
7 | Rekken, Herziening II (bijgeb. Regeling) | 11-12-1990 | 20-03-1991 | ||
8 | Rekken, Herziening III | 10-04-1990 | 22-06-1990 | ||
9 | Rekken, Herziening 1983-1 | 13-03-1984 | 21-09-1984 | ||
10 | Rekken, Herziening IV | 10-11-1992 | 23-12-1992 | ||
11 | Rekken, Herziening, 1994-1 | 13-12-1994 | 09-02-1995 | ||
12 | Rekken, Herziening VI | 25-02-1997 | 10-04-1997 | ||
13 | Rekken, Uitwerking I, herz. 1983-1 | 10-12-1985 | 13-02-1986 | ||
14 | Rekken, Uitwerking II, 1983-1 | 08-04-1986 | 12-05-1986 | ||
15 | Rekken, Uitwerking III, herz. 1983-1 | 31-03-1987 | |||
16 | Rekken, Uitwerking IV, herz. 1983-1 | 19-08-1988 | 05-12-1988 | ||
17 | Rekken, Uitwerking V, herz. 1983-1 | 07-03-1989 | 01-05-1989 | ||
18 | Rekken, Uitwerking 1991-1 | 20-08-1991 | 03-09-1991 | ||
19 | De Woerden (Rekken) | 09-06-1992 | 07-09-1992 |
1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan “Rekken, Dorp 2011” in de gemeente Berkelland bestaat uit de volgende stukken:
- Verbeelding (plankaart), schaal 1:1.000 tekeningnummer NL.IMRO.1859.BPRKN20090018-1000.
- Planregels.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de onder het plan vallende gronden en opstallen aangegeven. In de planregels zijn de regels opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en een planbeschrijving zijn opgenomen. Bovendien wordt de juridische opzet van het plan toegelicht en wordt verslag gedaan van de inspraak- en overlegprocedure.
1.4 Situering Van Het Plan
Het plangebied omvat het dorp Rekken. Rekken ligt ten oosten van Eibergen. De begrenzing is verder afgestemd op het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan "Buitengebied". Zie Bijlage 1 Situering plangebied.
Hoofdstuk 2 Rekken
2.1 Bestaande Situatie
Rekken ligt geomorfologisch gezien op het Oost-Nederlands Plateau, waar de keileemlaag dicht aan de oppervlakte voorkomt. De nederzetting Rekken bestond reeds in de late Middeleeuwen. Rekken ligt aan de Berkel, die vormt van oudsher een belangrijke handelsroute naar het oosten. De Berkel, vroeger een drager, vormt tegenwoordig echter meer een barrière in het gebied en scheidt Rekken als het ware in twee delen. Het noordelijke deel omvat het op een natuurlijke verhoging gelegen oude dorpsgebied. De N.H.-kerk, de begraafplaats en het kerkplein zijn de belangrijkste en karakteristieke elementen van dit deel van Rekken. Daarnaast is er nog een winkel, een peuterspeelzaal, een kinderdagverblijf en een huisartsenpraktijk gevestigd. Ten oosten van de begraafplaats is een speeltuin aanwezig. Op de hoek van de Den Borgweg-Holterweg-De Lindenvoort is een school gebouwd. In dit noordelijk deel zijn de laatste jaren ook de meeste woningen gebouwd.
Door de kanalisatie in het verleden is de loop van de Berkel gewijzigd en is het oorspronkelijke karakter van de Berkel verdwenen. Door deze verlegging en de aanleg van de woonbuurt ten zuidwesten van de oude dorpskern, is de relatie met de Berkel en het omringende landschap minder fraai geworden. Het zuidelijke deel is beduidend kleiner dan het noordelijke deel en bestaat uitsluitend uit lintbebouwing langs de Rekkenseweg. De nabij de Berkel gelegen "Piepermolen" vormt samen met de Rooms Katholieke kerk met begraafplaats en de pastorie het zwaartepunt van het zuidelijke deel. Op de overgang van het noordelijke en het zuidelijke deel zijn, langs de Berkel en de Rekkenseweg, sportvelden gelegen.
De woningbouw in Rekken bestaat hoofdzakelijk uit grondgebonden eengezinswoningen in de koopsector. Voor de winkelvoorzieningen zijn de inwoners van Rekken bijna geheel aangewezen op Eibergen en/of Haaksbergen.
2.2 Geschiedenis
De buurtschap, en later kerkdorp Rekken wordt voor het eerst als 'Reke' in een 13e eeuws document vermeld. In 1316 is er sprake van de marke Rekene. In 1379 wordt op de noordoever van de Berkel een van de parochiekerk te Eibergen afhankelijke kapel gesticht. Het kerspel Eibergen, dus inclusief Rekken, behoorde kerkelijk tot het bisdom Munster en wereldlijk tot de heerlijkheid Borculo, die op zijn beurt een Munsters leengoed was.
Een van de belangrijkste goederen in het noordelijk deel was de hof Odink ("Eunk"). Deze hof was oorspronkelijk een bezit van de abdis van het Stift Vreden. Aan Odink was het erfmarkerichter- of erfholtrichterschap van de mark van Rekken verbonden. Het Stift heeft de Hof in de 14e eeuw verkocht aan de heren van Solms tot Ottenstein. Door het huwelijk van Otto van Bronckhorst en Borculo met Agnes van Solms in 1418, kwam de hof Odink en daarmee ook het erfmarkerichterschap van Rekken in handen van de heren van Borculo.
Op 20 december 1615 (oude jaarstijl) wees het Hof van Gelderland in een omstreden vonnis, de heerlijkheid Borculo en daarmee Rekken toe aan graaf Joost van Limburg en Bronkhorst. Daarmee kwam Rekken in de invloedssfeer van het graafschap of kwartier van Zutphen, een van de drie samenstellende kwartieren van het voormalige Hertogdom Gelre. Een gevolg was dat de Eibergse kerk, waartoe de kapel van Rekken behoorde, toegewezen werd aan de nederduits gereformeerde kerk (later Nederlands-hervormde kerk). Rekken behoorde tot 1651 tot het kerspel Eibergen. In dat jaar werd Rekken een zelfstandige kerkelijke gemeente, waaraan actief werd bijgedragen door de gereformeerden uit het in het Munsterland gelegen kerspel Vreden.
De komst van vorstbisschop Bernhard von Galen in 1650 en meer in het algemeen de Vrede van Münster in 1648, had aan weerszijden van de grens ingrijpende gevolgen voor de niet door de respectievelijke overheden toegestane religies. Voor katholieken in de Heerlijkheid Borculo en Groenlo werd het moeilijker hun geloof uit te dragen, hetgeen in 1651 leidde tot de oprichting van een kerk net over de grens in het Zwilbroek.
Anderzijds moesten de gereformeerden uit Vreden steeds meer gebruik maken van de kapel in Rekken. Zij waren grote voorstanders van de verzelfstandiging van Rekken, hetgeen bereikt werd met de benoeming van dominee Keitwerdius op 1 oktober 1651 tot predikant aldaar. Zwilbroek en Rekken zijn te beschouwen als politieke kerkstichtingen, omdat ze door de respectievelijke landsheren (de vorstbisschop en het Kwartier van Zutphen en Classis Zutphen) flink ondersteund werden.
Een ander goederencomplex was geformeerd rond de havezate Borgh of Merveld, gelegen op de noordelijke Berkeloever nabij de kapel, sedert 1651 kerk van Rekken. Van deze havezate zijn tot nu toe niet veel middeleeuwse bronnen bekend. De bezitter ervan had het genot van het jachtrecht in de heerlijkheid Borculo. Ook lijkt er sprake te zijn van invloed op de gang van zaken in kerkelijk Rekken, althans in het begin van de 17e eeuw. In de 18e eeuw deelde de havezate het lot van de meeste havezaten in de Oostelijke Achterhoek, namelijk verval, degradatie tot boerderij en in het onderhavige geval zelfs algehele sloop.
In 1872 werd op de zuidoever van de Berkel een rooms-katholieke kerk gebouwd, die gewijd werd aan de in 1867 heilig verklaarde Heilige Martelaren van Gorcum. De kerk was tot 1915 een bijkerk van de Mattheusparochie van Eibergen. Hij is gebouwd op gronden van de katholieke boeren Poppink (Bouwman), Bots (Butz) en Gieber (Olminkhof/Lubbers). Rondom deze kerk, met het gelijktijdig gestichte café Kerkemeijer, ontstond de katholieke kern van Rekken, bekend onder de naam `het Kip`, naar een boerderij aldaar. Tegenover de kerk werd in de jaren ´20 van de twintigste eeuw een rooms-katholieke lagere school gebouwd, die de naam St. Theresiaschool kreeg.
De school en de huizen aan de noordzijde van de Rekkenseweg op het Kip zijn gebouwd op gronden van het nabij gelegen erve Bots.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt het rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur opgenomen. Het nationale en provinciale beleid is beschreven in verschillende nota's over de ruimtelijke ordening, alsmede in het streekplan. Een "doorzetting" van dit beleid vindt plaats in de verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Berkelland is dit het geval. Het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is echter veelal van een andere schaal dan de schaal waarop een bestemmingsplan wordt opgesteld. Om die reden wordt slechts beknopt het beleid op rijksniveau toegelicht. Op het Streekplan Gelderland, het regionaal beleid en het gemeentelijk beleid wordt uitvoeriger ingegaan.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Nota Ruimte
De Nota Ruimte is een strategische nota op hoofdlijnen waarin het nationaal ruimtelijke beleid en de bijbehorende doelstellingen tot 2020 (met een doorkijk naar de periode 2020-2030) zijn opgenomen. Hoofddoel is het scheppen van ruimte voor de ruimtevragende functies met als (sub)doel de bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland. Naast deregulering en decentralisatie hanteert de Nota ontwikkelingsplanologie en uitvoeringsgerichtheid.
Het rijk mengt zich niet in kwesties op microniveau maar stuurt op hoofdlijnen. Het motto is, "Decentraal wat kan, centraal wat moet". De verantwoordelijkheid voor de inrichting van het ruimtelijk gebied wordt neergelegd bij decentrale overheden (provincie en gemeente).
Basiskwaliteit buiten de stedelijke netwerken
Het kabinet streeft buiten de stedelijke netwerken naar basiskwaliteit en bereikbaarheid voor steden en dorpen. In steden en dorpen wordt het draagvlak voor voorzieningen ondersteund. Het rijk beperkt zich tot het aangeven van kaders en normen. Uitgangspunt is dat iedere gemeente voldoende ruimte wordt geboden om te voorzien in de natuurlijke bevolkingsaanwas. Dat geldt ook voor meer landelijke gebieden.
Het is de bedoeling dat nieuwe bebouwing grotendeels geconcentreerd tot stand komt, dat wil zeggen in bestaande bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande bebouwde gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. De ruimte die in het bestaand stedelijk gebied aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden gebruikt. Revitalisering, herstructurering en transformatie van woon- en werkgebieden is cruciaal om de ruimtelijke doelen van het kabinet te halen. Het rijk stimuleert herstructurering en transformatie van zowel (verouderde) wijken als bedrijventerreinen. Het is voor het rijk belangrijk dat betrokken overheden voldoende ruimte reserveren voor groengebieden en andere recreatiemogelijkheden om de stad en dat recreatieve landschappen ontstaan en/of behouden blijven.
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Streekplan Gelderland 2005
Op 29 juni 2005 is door Gedeputeerde Staten van Gelderland het Streekplan Gelderland 2005 vastgesteld. Het streekplan voorziet in een integrale herziening van het ruimtelijke beleid van de provincie (Streekplan Gelderland 1996 en de daaropvolgende partiele herzieningen). In het Streekplan Gelderland 2005 wordt aangegeven, dat de provincie wil voorzien in voldoende ruimtelijke reservering voor de behoefte aan stedelijke functies. In de de regio's uit de Wet Gemeenschappelijke Regelingen (vanaf hier aangehaald als: WGR-regio's) zal de benodigde uitbreidingsruimte worden uitgewerkt in "zoekzones voor stedelijke functies". Gemeentelijke visies voor wonen en werken dienen daarvoor mede als basis. Tot het moment van vaststelling van de zoekzones als streekplanuitwerking dienen gemeentelijke locatievisies als overgangsbeleid tussen het inbreidingsregiem van het Streekplan 1996 en het zoekbeleid in het nieuwe streekplan.
Het streekplan geeft de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek, dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. De provincie vraagt de samenwerkende overheden de diverse ruimtelijke opgaven in de regionale plannen en programma's af te stemmen op de ruimtelijke structuur. In de interactieve voorbereiding van dit streekplan is daarom intensief overleg gepleegd met maatschappelijke organisaties, regio gemeenten, waterschappen en het rijk.
Na dit overleg is geconcludeerd dat het ruimtelijk beleid voor de periode 2005-2015 gericht zou moeten zijn op:
- een kwalitatieve benadering;
- een ontwikkelingsgerichte aanpak, waarbij de provincie minder gedetailleerd bestemmingsplannen toetst;
- gebiedsgericht en regionaal gedifferentieerd ruimtelijk beleid;
- het begeleiden van het (ruimtelijk) planvormingsproces.
In de uitgangspunten voor het ruimtelijk beleid zijn de ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten alsmede een regionale inzet bepalend. Door de Regio Achterhoek is in april 2004 de "Regionale structuurvisie Achterhoek" opgesteld. Uitgangspunt van deze structuurvisie is om de Achterhoek verder te ontwikkelen als een economisch, sociaal en cultureel zelfstandige regio die zich naar buiten toe met name profileert met haar kleinschaligheid en landschappelijke kwaliteiten. Het bevorderen van een volwaardig voorzieningenpeil in de grotere kernen is hierbij één van de ambities.
Het dorp Rekken komt in het streekplan niet specifiek voor. Op de beleidskaart ruimtelijke structuur valt het dorp Rekken binnen het "multifunctioneel gebied; bebouwd gebied 2000".
3.3.2 Provinciaal woonbeleid
Wat betreft het provinciaal woonbeleid wordt in het streekplan gerefereerd aan de Woonvisie Gelderland (2004). De woonvisie heeft het motto "Woonbeleid met kwaliteit" en bestaat uit drie delen: de algemene woonvisie, de regionale woonvisie en een kwalitatief woonprogramma (KWP). De woonvisie is erop gericht de spanning op de woningmarkt te verminderen door een voldoende aanbod van kwalitatief passende woningen en woonmilieus te realiseren, dat aansluit bij de voorkeuren van bewoners. Een belangrijk uitgangspunt hierbij is de bouw van woningen voor ouderen en starters en van de woonmilieus centrum-stedelijk en landelijk wonen. Voorts wil de provincie een versnelling bevorderen van herstructurering en transformatie van bestaand bebouwd gebied, het aanpakken van de stagnerende (nieuwbouw)productie, het vergroten van het aanbod aan levensloopbestendige woningen en wijken en het versterken van verscheidenheid en identiteit. Het woonprogramma wordt periodiek geactualiseerd.
De rapportages Wonen in Gelderland (monitoring) geven antwoord op de vraag of gemeenten, woningcorporaties en andere marktpartijen slagen in het nakomen van afspraken en voorzien in de regionale woningbehoefte (conform KWP). In oktober 2009 is de rapportage Wonen in Gelderland 2009 verschenen. Deze rapportage bevat informatie over de ontwikkelingen op de Gelderse woningmarkt.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Structuurvisie Berkelland 2025
De "Structuurvisie Berkelland 2025" geeft de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot het jaar 2025 weer. Het is een integrale visie die geldt voor het grondgebied van de hele gemeente.
Een uitgangspunt voor de gemeente is het behouden van de rust, de variatie en de kleinschaligheid van het woningaanbod. De vier hoofdkernen hebben daarbij ieder hun eigen kwaliteiten. Deze kwaliteiten moeten verder worden versterkt.
Berkelland streeft naar leefbare wijken en kernen met een gedifferentieerde woningvoorraad en bevolking. Woningbouw wordt geconcentreerd in de vier hoofdkernen en moet zo min mogelijk beslag leggen op ruimte buiten de bebouwde kom, dit betekent dat inbreiden zoveel mogelijk voor uitbreiden gaat. Inbreiden mag echter niet ten koste gaan van de kwaliteit van bestaande wijken.
In de structuurvisie worden de belangrijkste ontwikkelingen voor de vier grote kernen; Borculo, Eibergen, Neede en Ruurlo afzonderlijk weergegeven. In Rekken is het uitgangspunt het behouden van het dorpskarakter en de doorkijkjes in het dorp. Rekken heeft potentie om zich op toeristisch gebied verder te ontwikkelen vanwege de ligging nabij de Duitse grens.
3.4.2 Woningbouw
De Achterhoek krijgt de komende jaren te maken met bevolkingsdaling. Het aantal inwoners daalt nu al licht. Bevolkingsdaling heeft directe consequenties voor het draagvlak van diverse voorzieningen. Vanaf ongeveer 2025 krijgt de Achterhoek ook te maken met een dalend aantal huishoudens. Wanneer hier niet tijdig op ingespeeld wordt, heeft dit grote gevolgen voor de woningmarkt. De Achterhoekse gemeenten zijn op tijd om nu in te spelen op deze gewijzigde ontwikkelingen.
Ook hebben Nederland en de Achterhoek te maken met een sterke vergrijzing en daarmee een andere vraag op de woningmarkt. Daar komt bij dat we op dit moment (2011) in een tijd leven, die de vraag naar betaalbare woningen vergroot. Ook staan we aan de vooravond van grote bezuinigingen voor zowel gemeenten als corporaties, die investeringsmogelijkheden drastisch verkleinen. De opgave is groter, de mogelijkheden zijn kleiner.
Deze trends hebben een kwalitatieve en kwantitatieve druk op de woningbouwmarkt tot gevolg. De noodzaak wordt gevoeld en heeft ertoe geleid dat de zeven Achterhoekse gemeenten, zes woningbouwcorporaties en de provincie Gelderland de krachten bundelen en verantwoordelijkheid nemen voor de situatie op de Achterhoekse woningmarkt in de toekomst. De eerste regionale woonvisie voor de Achterhoek is hiervan het resultaat.
Voor de actualisering van de bestemmingsplannen in Berkelland heeft dit tot gevolg dat in de plannen geen sprake is van uitbreiding van het aantal woningen. Wij spreken hier dan van conserverende bestemmingsplannen.
3.4.3 Welstandsnota
De gemeente Berkelland heeft nog geen nieuw welstandsbeleid en valt op dit moment terug op de nota's van de voormalige gemeenten. Rekken valt binnen het welstandsbeleid van de voormalige gemeente Eibergen.
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden, Onderzoek En Verantwoording
4.1 Algemeen
Op grond van artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaren over de relevante feiten en de af te wegen belangen. Het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu, voor cultuurhistorische, landschappelijke en archeologische waarden, de waterhuishouding en andere waarden. Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan wordt onderzocht welke waarden bij het plan in het geding zijn en wat de gevolgen van het plan zijn voor deze waarden.
4.2 Milieuaspecten
In milieuhygienisch opzicht moet aandacht besteed worden aan de mogelijke hinder van geluid, eventuele bodem- en/of grondwaterverontreiniging, bedrijven en luchtkwaliteit.
4.2.1 Geluid
Ter bescherming van de burger in Nederland tegen overlast door geluid is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. In deze wet zijn normen opgenomen voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen (woningen, ziekenhuizen, scholen en dergelijke.) In de Wgh zijn ook normen opgenomen voor de maximaal toelaatbare geluidsbelastingen in ruimten binnen gebouwen. Op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) hoofdstuk VI, afdeling 1 bevindt zich aan weerszijden van een weg een zone. Als in deze zone geluidgevoelige bebouwing wordt geprojecteerd dan moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Het onderzoek moet aantonen of voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de gevels van de te realiseren woonbebouwing ten gevolge van het verkeer op de weg.
Gezien het conserverende karakter van dit bestemmingsplan is nader onderzoek naar geluidsbelasting niet van toepassing. Hierdoor is het niet relevant om nog nader op dit onderwerp in te gaan.
4.2.2 Bodem
Het bodembeleid is gebaseerd op de Wet bodembescherming. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. Bodemverontreiniging kan immers voor gezondheidsrisico's zorgen. Ook kan eventuele bodemverontreiniging gevolgen hebben voor de uitvoerbaarheid van de ruimtelijke plannen.
Om bouwen op verontreinigde grond tegen te gaan kan bij de aanvraag om bouwvergunning een bodemonderzoek noodzakelijk zijn. Het doel van een bodemonderzoek is om inzicht te krijgen in de eventuele aanwezigheid van verontreinigingen in de grond en het grondwater. Ook kan een nieuw bouwwerk het verwijderen van een bodemverontreiniging onmogelijk maken. De onderzoeksplicht komt voort uit de Woningwet.
Gezien het conserverende karakter van dit bestemmingsplan is geen onderzoek gedaan naar het voorkomen van bodemverontreiniging in het plangebied.
4.2.3 Bedrijven
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten.
Het is gebruikelijk om voor ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van bedrijvigheid aansluiting te zoeken bij de afstanden uit de publicatie Bedrijven en milieuzonering (VNG-uitgeverij, 2009). Andersom kan deze publicatie worden gebruikt voor het op verantwoorde wijze inpassen van bedrijvigheid in de fysieke omgeving. De VNG-publicatie geeft op systematische wijze informatie over de milieukenmerken van vrijwel alle voorkomende bedrijfstypen. Het biedt daarmee een hulpmiddel om ruimtelijke ordening en milieu op gemeentelijk niveau op elkaar af te stemmen.
Gezien het conserverende karakter van dit bestemmingsplan is nader onderzoek niet van toepassing. Hierdoor is het niet relevant om nog nader op dit onderwerp in te gaan.
4.2.4 Luchtkwaliteit
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.
Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
- a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde, die behoort bij de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen; of
- b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect; of
- c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen; of
- d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in werking getreden per 01-08-2009).
Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).
Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate" (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.
Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Vooralsnog geldt dat:
- voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
- voor infrastructuur dat bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
- voor kantoorlocaties is dat bij minder dan 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, of 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.
Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkeling mogelijk, die van grotere omvang is dan wat hiervoor is aangegeven en daarom kan geconcludeerd worden dat de luchtkwaliteit niet "in betekenende mate" verslechtert. Derhalve hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.
Bijzondere aandacht verdient verder het op 16 januari 2009 in werking getreden Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen). Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van rijks- en provinciale wegen beperkt. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen (gemeten vanaf de rand van de weg).
Waar in zo'n onderzoekszone de grenswaarden voor fijn stof of stikstofdioxide worden overschreden, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een gevoelige bestemming niet toenemen. Dit wordt bereikt door op zo'n plek de vestiging van bijvoorbeeld een school niet toe te staan. Is (dreigende) normoverschrijding niet aan de orde, dan is er ook geen bouwverbod voor gevoelige bestemmingen binnen de onderzoekszone. Wel moet in die situaties de locatiekeuze goed gemotiveerd worden; dat gebeurt in de context van de goede ruimtelijke ordening.
De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties dus niet als gevoelige bestemming gezien.
Het dorp Rekken kent één gevoelige bestemming (de basisschool), maar ligt buiten de hierboven aangegeven zones van 50 en 300 meter. Bovendien is geen sprake van realisatie van nieuwe gevoelige bestemmingen. Verder is vanuit de jaarlijkse luchtkwaliteitsrapportages bekend dat zich binnen de gemeente Berkelland geen overschrijdingen van luchtkwaliteitsnormen voordoen.
4.3 Water
Sinds 1 november 2003 is het verplicht ruimtelijke plannen te toetsen op waterhuishoudkundige aspecten: de zogenaamde watertoets. De watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Waterhuishoudkundige doelstellingen worden daarbij expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing genomen binnen deze ruimtelijke plannen en besluiten. Het watersysteem wordt hierbij op een integrale wijze benaderd. Zowel het oppervlaktewater als het grondwater worden dus -in samenhang- in beschouwing genomen. Daarbij gaat het naast de kwantiteit ook om de kwaliteit. De integrale benadering van het watersysteem betekent ook dat het watersysteem wordt benaderd in samenhang met andere beleidsvelden. De watertoets is een instrument om deze integrale benadering vorm te geven en om het watersysteem op orde te krijgen. De belangrijkste beleidsdocumenten waarin de waterhuishoudkundige doelstellingen zijn beschreven zijn de 4e Nota waterhuishouding, anders omgaan met water: Waterbeleid in de 21e eeuw, de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), de Beleidslijn Grote Rivieren en de Nota Ruimte.
In het nationaal Bestuursakkoord water (2003) wordt de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het op orde krijgen van het watersysteem benadrukt. De drietrapsstrategie: vasthouden, bergen en afvoeren wordt hierin onderschreven. De verantwoordelijkheid voor het treffen van de waterhuishoudkundige maatregelen ligt bij het waterschap. De verantwoordelijkheid voor de integrale afweging ligt bij de provincie en de gemeente. Zij leggen deze vast in provinciale plannen en streekplannen en in gemeentelijke structuurvisies en bestemmingsplannen.
Rekken ligt in het gebied van waterschap Rijn en IJssel. Aan de zuidzijde van Rekken stroomt de Berkel. Deze zorgt er onder andere voor een efficiënte afvoer van het oppervlaktewater. In geheel Berkelland is nagenoeg geen sprake van wateroverlast.
Gezien het feit dat in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt is in deze plansituatie nader onderzoek naar het toetsen op waterhuishoudkundige aspecten niet van toepassing. Hierdoor is het niet relevant om nog nader op dit onderwerp in te gaan.
4.4 Archeologie
Het Europese Verdrag van Valletta en de gewijzigde Monumentenwet 1998 regelen de omgang met het archeologisch erfgoed. Uitgangspunt van het Verdrag en de Wet op de archeologische monumentenzorg is het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk ter plekke (in-situ) te bewaren. Waar dit niet mogelijk is, betalen de “bodemverstoorders” het archeologisch onderzoek en mogelijke opgravingen.
Om een uitspraak te kunnen doen over de archeologische waarde van het plangebied is de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Berkelland geraadpleegd.
Archeologische beleidsadvieskaart
Ter ondersteuning van het gemeentelijke archeologische beleid heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Berkelland een archeologische landschappen- en beleidskaart gemaakt. De kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische verwachting van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Berkelland.
De archeologische verwachtingskaart is ontstaan door het inventariseren van de reliëf- en bodemkenmerken, de ontstaansgeschiedenis van het landschap, archeologische vindplaatsen en andere cultuurhistorische relicten in Berkelland.
Aan de hand van deze gegevens zijn 5 Archeologisch Waardevolle Gebieden (AWG) en 5 Archeologisch Waardevolle Verwachtingsgebieden (AWV) onderscheiden, waarin sprake is van verschillen in de verwachte dichtheid waarin archeologische resten voorkomen.
Rekken heeft een aantal Archeologisch Waardevolle Gebieden (AWG) en een aantal Archeologische Waardevolle Verwachtingsgebieden (AWV), zie Bijlage 2Archeologische verwachtingskaart, te weten:
- AWG categorie 3 (bekende archeologische vindplaats met rondom attentiezone van 50 meter). De uitgangspunten van het archeologisch beleid hierbij is het streven naar behoud in huidige staat. Inventariserend archeologisch onderzoek is verplicht als oppervlakte van de ingreep groter is dan 100 m2 en de diepte van de ingreep dieper reikt dan 30 cm -mv.
- AWG categorie 4 (historische dorpskernen of gemeentelijk gebouwd monument). De uitgangspunten van het archeologisch beleid hierbij is het streven naar behoud in huidige staat. Bij bodemingrepen dieper dan 30 cm -mv en groter dan 30 m2 is inventariserend archeologisch (bureau)onderzoek verplicht.
- AWV categorie 6 (geomorfologische eenheden met een plaggendek, plangebieden met een hoge acheologische verwachting). De uitgangspunten van het archeologisch beleid hierbij is het streven naar behoud in huidige staat. Inventariserend archeologisch onderzoek is verplicht als oppervlakte van de ingreep groter is dan 100 m2 en de diepte van de ingreep dieper reikt dan 40 cm -mv.
- AWV categorie 9 (gebieden met een lage archeologische verwachting). De uitgangspunten van het archeologisch beleid hierbij is dat het niet vereist is te streven naar behoud in huidige staat. Inventariserend archeologisch onderzoek is verplicht als oppervlakte van de ingreep groter is dan 2.500 m2 en de diepte van de ingreep dieper reikt dan 30 cm -mv.
- AWV categorie 10 (gebieden met een lage archeologische verwachting, verhoogde kans op archeologische off-site resten mogelijk goed geconserveerd). De uitgangspunten van het archeologisch beleid hierbij is het streven naar behoud in huidige staat. Inventariserend archeologisch onderzoek is verplicht als oppervlakte van de ingreep groter is dan 2.500 m2 en de diepte van de ingreep dieper reikt dan 30 cm -mv.
Conclusie archeologie
Bij bouwwerkzaamheden of andere werkzaamheden binnen het plangebied die het archeologisch bodemarchief kunnen verstoren kan een archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Gezien het conserverende karakter van dit bestemmingsplan is geen onderzoek gedaan naar het voorkomen van archeologische waarden in het plangebied.
4.5 Rijksmonumenten En Gemeentelijke Monumenten
In het plangebied bevindt zich zowel rijksmonumenten, als gemeentelijke monumenten. De rijksmonumenten worden beschermd door de Monumentenwet (1988). Met monumenten worden alle 'onroerende zaken' bedoeld. Tot die onroerende zaken horen gebouwen en objecten, zoals vaarten, bruggen, wegen, bomen en pleinen, die tenminste vijftig jaar oud zijn. Zij moeten van belang zijn door hun schoonheid, de wetenschappelijke en/of hun cultuurhistorische betekenis. Een monument kan worden aangewezen als rijksmonument wanneer het aan deze regels voldoet en als het een nationale, unieke waarde heeft. Daarnaast is het mogelijk bepaalde delen van een stad of dorp, waar in ieder geval één monument staat, aan te wijzen als beschermd stads- of dorpsgezicht. Door die bescherming wordt geprobeerd de historisch gegroeide structuur van een stad of dorp te handhaven.
In Bijlage 3 Monumenten zijn de rijksmonumenten en de gemeentelijke monumenten weergegeven.
4.6 Molenbiotoop
De Pierpermolen is een windmolen die uitgerust is om graan te malen. De molen is gelegen aan de Rekkenseweg, nabij de brug over de Berkel. Elke zaterdagmiddag zorgt een vrijwillige molenaar ervoor dat er graan wordt gemaald. Dit alleen is niet voldoende om een molen te laten functioneren. Het werktuig stelt ook eisen aan zijn omgeving: er moet wind zijn om de wieken in beweging te kunnen zetten. Om dit omgevingselement aan te duiden, werd in 1973 het begrip 'molenbiotoop' geïntroduceerd. De molenbiotoop heeft betrekking op de hele omgeving van een molen, voor zover die van invloed is op het functioneren van die molen als maalwerktuig én als monument. Naast windvang dient dan ook te worden gelet op de belevingswaarde van de molen. Gebouwen en bomen kunnen de molenbiotoop aantasten. Bomen en boomgroepen veroorzaken een extra nadeel voor de windvang, omdat zij met hun bladerkroon de wind enige tijd vasthouden, waardoor er grotere turbulentie optreedt en de wind met grotere kracht en met vlagen op de molen afkomt.
Een tweede aspect van de molenbiotoop heeft te maken met de belevingswaarde. Molens zijn een belangrijk element in het landschap en hebben vaak te maken met de ontstaansgeschiedenis van dat landschap. Omdat molens wind moesten kunnen vangen, stonden ze in een open landschap of staken ze in ieder geval boven hun omgeving uit. Die voor molens kenmerkende situatie moet zoveel mogelijk worden bewaard, willen de werktuigen volledig tot hun recht komen. Met andere woorden: molens horen in het zicht te staan. Als dat het geval is blijken molens zeer belangrijke herkenningspunten in een gebied te zijn.
In 1946 zijn voor de biotoop praktijknormen vastgelegd in de zogenaamde 1:100-regel. Deze regel houdt in dat elke 100 meter verder van de molen een obstakel 1 meter hoger mag zijn; de eerste 100 meter moet wel vrij blijven. Omdat de 1:100 regel in de bebouwde omgeving niet langer toepasbaar bleek, zijn door De Hollandsche Molen in 1982 nieuwe normen ontwikkeld. Deze zijn vastgelegd in het rapport "De inrichting van de omgeving van molens", rapport van de werkgroep Molenbiotoop van de Hollandsche Molen, vereniging tot behoud van molens in Nederland. Daarin staat aangegeven op welke manier met de molen rekening kan worden gehouden.
Er is een formule ontwikkeld om te bepalen hoe hoog een obstakel mag zijn op een bepaalde afstand van een molen zonder te veel windbelemmering te veroorzaken.
Deze biotoopformule luidt als volgt:
Hx = X/n + c*z of X = n(Hx – c*z)
Waarin:
H = hoogte obstakel
X = afstand obstakel tot molen
n = 140 voor open gebied, 75 voor ruw gebied, 50 voor gesloten gebied
c = constante = 0,2
z = askophoogte (helft van lengte gevlucht + eventuele stelling- of belthoogte)
Wanneer de omgeving van de molen voldoet aan de eisen uit de formule is er sprake van een toelaatbare situatie.
Voor de Piepermolen geldt dat binnen een afstand van 100 meter van de molen een gebouw (obstakel) niet hoger mag zijn dan 2,80 meter. Buiten deze eerste 100 meter geldt dat de biotoopformule moet worden toegepast. Gerekend moet dan worden met een askophoogte van 14,45 meter en moet worden uitgegaan van ruw gebied
4.7 Ecologie
Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. Bij de natuurwetgeving kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming. Soortbescherming vindt plaats via de Flora- en faunawet, de gebiedsbescherming gebeurt via de Natuurbeschermingswet 1998.
Soortbescherming
Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren (beschermde flora- en faunasoorten). Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen tot gevolg hebben dat beschermde soorten in het geding komen. Indien dergelijke soorten aanwezig zijn en door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling bedreigd worden, moet een omgevingsvergunning aangevraagd worden. Voor het aanvragen van een sloopvergunning is het noodzakelijk om hiernaar onderzoek te doen.
Gebiedsbescherming
Vanaf oktober 2005 vindt de gebiedsbescherming in Nederland plaats via de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998.
De Natuurbeschermingswet kent de volgende beschermde gebieden:
- De Natura 2000-gebieden (vogel- en habitatrichtlijngebieden).
- Beschermde natuurmonumenten (voorheen (staats)natuurmonumenten).
- De Ecologische Hoofdstructuur.
- Nationaal Landschappen.
Natura 2000-gebieden
Voor beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat er voor projecten en handelingen geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen mag optreden. Binnen de Natura 2000-gebieden zijn de vogelrichtlijngebieden en habitatrichtlijngebieden te onderscheiden. De Vogelrichtlijn heeft tot doel alle in het wild levende vogelsoorten op het grondgebied van de EU te beschermen. De Habitatrichtlijn is zowel gericht op de bescherming van soorten als natuurlijke habitats. Op circa 2,8 km vanaf Rekken bevindt zich het Natura 2000-gebied Buurserzand en Haaksbergerveen. Derhalve is het voor dit plan niet relevant om hier nader onderzoek naar te doen.
Beschermde natuurmonumenten
Beschermde natuurmonumenten hebben als doel om gebieden met een natuurwetenschappelijke of landschappelijke betekenis te vrijwaren tegen ingrepen. Het kan gaan om gebieden met zeldzame plant- en/of diersoorten, maar ook om gebieden die door hun ontstaansgeschiedenis, bodembouw of landschappelijke schoonheid waardevol zijn. Binnen een straal van 3 km van de kern Rekken bevindt zich geen beschermd natuurmonument. Daarnaast is het voor dit plan niet relevant om hier nader onderzoek naar te doen.
Nationaal landschap
In de Nota Ruimte wijst het rijk 20 Nationale Landschappen aan. Dit zijn gebieden met (inter)nationaal zeldzame of unieke landschapskwaliteiten en in samenhang daarmee bijzondere, natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. De opgave voor deze Nationale Landschappen is het behouden, duurzaam beheren en waar mogelijk versterken van de bijzondere kwaliteiten. De kern Rekken ligt niet in een nationaal landschap. Daarnaast is het voor dit plan niet relevant om hier nader onderzoek naar te doen.
Ecologische hoofdstructuur
De provincie Gelderland heeft de natuurwaarden in Gelderland begrensd in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). De kern Rekken grenst aan de EHS. Gezien het conserverende karakter van het onderhavige bestemmingsplan is de invloed op de PEHS zo minimaal dat het niet relevant is om hier nader onderzoek naar te doen.
4.8 Externe Veiligheid
4.8.1 Algemeen
Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang.
Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:
- inrichtingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.
Inrichtingen
De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen moeten tot een aanvaardbaar minimum worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) regels gesteld.
Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen moet onderzocht worden:
- of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico;
- of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.
Voor het plangebied zijn volgens de Risicokaart Prof geen inrichting(en) relevant.
Buisleidingen
Op 28 augustus 2009 is het ontwerp-Besluit externe veiligheidbuisleidingen gepubliceerd met bijbehorende aanbiedingsbrief. Het ontwerpbesluit, dat inmiddels is aangeboden aan de Eerste en Tweede Kamer is gebaseerd op de artikelen 5.1, eerste lid, 5.2, eerste lid, en 5.3, eerste en tweede lid, en 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en de artikelen 3.37 en 4.3, eerste en tweede lid van de Wet ruimtelijke ordening. Deze AMvB regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen.
Tot het inwerkingtreden van het nieuwe Besluit externe veiligheid buisleidingen geldt formeel de oude circulaire Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen (1984). Het is bekend dat de inhoud van deze circulaire sterk verouderd is. De circulaire bevat wel een mogelijkheid om af te wijken van de vermelde afstanden: voor aardgasleidingen is dat geregeld in hoofdstuk 5.4. Waar de afstanden uit de circulaire tot knelpunten leiden adviseert VROM om bij de Gasunie een risicoberekening op te vragen waarin de nieuwste inzichten zijn verwerkt.
In of bij het plangebied zijn geen buisleidingen gelegen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor
In de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen (2005) wordt een Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen aangekondigd, dat naar verwachting in 2009 wordt voorzien van een wettelijke basis. In dat kader zijn op 4 december 2008 de ontwerpen voor de Basisnetten Water en Weg, alsmede het conceptontwerp Basisnet Spoor aan de Tweede Kamer aangeboden.
Daarna is op 17 februari 2009 door de Basisnet-werkgroep Weg de eindrapportage "Voorstel Basisnet Weg" gepresenteerd.
In deze stukken wordt ook aandacht besteed aan het begrip "Plasbrandaandachtsgebied" (PAG). Onder een PAG wordt verstaan het gebied tot 30 meter van de weg waarin, bij realisering van kwetsbare objecten, rekening moet worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Een plasbrand is verbranding van een door bijvoorbeeld lekkage ontstane plas van brandbare vloeistof. Een PAG geldt alleen voor nieuw te bouwen kwetsbare objecten. Bestaande objecten binnen de PAG hoeven niet te worden gesaneerd.
Op dit moment wordt het beleidskader nog gevormd door de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (circulaire RNVGS, 4 augustus 2004) en de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (nota RNVGS, 1995/96). De circulaire is een operationalisering en verduidelijking van het beleid uit de nota. Op basis van deze beleidsstukken gelden er normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.In of nabij het plangebied zijn geen (water)wegen of spoorlijnen gelegen waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.
In of bij het plangebied vinden incidenteel vervoersbewegingen met gevaarlijke stoffen plaats. Het gaat daarbij in hoofdzaak om de bevoorrading van bedrijven in of bij het plangebied (bijvoorbeeld levering van benzine, gasflessen, bestrijdingsmiddelen, etcetera). De aard en omvang van deze transporten is uiterst beperkt, zodat met inachtneming van de vuistregels uit de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen duidelijk sprake is van verwaarloosbare risico's.
Hoofdstuk 5 Het Plan
5.1 Algemeen
In dit hoofdstuk zal worden aangegeven op welke wijze de binnen het plangebied voorkomende functies in het bestemmingsplan worden geregeld. Deze regeling, die op bescheiden wijze voor de bestaande functies mogelijkheden beoogt te bieden respectievelijk open te houden voor nieuwe in schaal en karakter passende ontwikkelingen, is niettemin overwegend conserverend van aard. In het algemeen kan dan ook worden gesteld dat het huidige gebruik van gronden en gebouwen de basis heeft gevormd voor dit onderdeel van het plan oftewel het onderhavige bestemmingsplan consolideert in dat opzicht in belangrijke mate de ruimtelijke situatie. Daarnaast wordt met dit plan beoogd voor de thans bestaande situatie kaders te bieden voor het behoud van een goed woon- en leefklimaat.
Naast de regeling voor het bestaande gebruik is het uitgangspunt dat met betrekking tot de bedrijfsactiviteiten in relatie tot de omringende woningbouw geen verslechtering mag optreden. In ieder geval geldt het "stand-still"-principe, met een voorkeur voor een vermindering van de (woon)milieubelasting.
Het voorliggende bestemmingsplan maakt voor de kern Rekken geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
5.2 Woonbebouwing
Ten aanzien van de binnen het plangebied aanwezige woningbouw is als uitgangspunt genomen, dat er geen redenen aanwezig zijn om niet tot de toekenning van een positieve (woon) bestemming over te gaan. Derhalve is aan iedere woning binnen het plangebied een positieve bestemming toegekend die is afgestemd op de verschijningsvorm van de betreffende woning. Te onderscheiden zijn het vrijstaande, het halfvrijstaande huis (dubbele woning) en de aaneengebouwde huizen, waaraan de bestemming "Wonen" is toegekend. Bij de bestemming "Wonen" wordt er van uitgegaan dat uitsluitend vrijstaande, halfvrijstaande en rijenwoningen woningen zijn gebouwd. De goothoogte en nokhoogte is voor alle woningen 6 meter, respectievelijk 10 meter, tenzij anders op de verbeelding (plankaart) is weergegeven. Met betrekking tot bijgebouwen geldt dat bij iedere woning een bepaalde oppervlakte bijgebouwen is toegestaan. Voor de bestemming "Wonen" geldt dat voor de berekening van de maximaal toegestane oppervlakte bijgebouwen het gedeelte binnen het bebouwingsvlak voor zover gelegen tussen de zijgevels en het verlengde daarvan niet wordt meegerekend. Onder het begrip bijgebouwen wordt begrepen vrijstaande bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen (aangebouwde bijgebouwen).
Naast de woonfunctie is ook de uitoefening van bepaalde beroepen aan huis een algemeen aanvaarde activiteit. Het betreft hier beroepsuitoefeningen, die door hun aard aanvaardbaar moeten worden geacht binnen het woonmilieu en waarvan mag worden aangenomen dat daar-van geen negatieve invloed uitgaat. Nadrukkelijk zij met betrekking tot dit onderwerp nog opgemerkt dat de woonfunctie, waarop de bestemming is afgestemd, hoofdzaak dient te blijven ofwel dat de uiterlijke kenmerken van de woonsfeer van het betreffende perceel, zoals dat tot uitdrukking komt in de gevelindeling, tuinaanleg en -gebruik, zoveel mogelijk gehandhaafd blijven.
Die delen van het woongebied die uit stedenbouwkundige overwegingen onbebouwd dienen te blijven - en welke als tuin of erf in gebruik (behoren) te zijn - zijn tot "Tuin" bestemd. Het betreft in vrijwel alle gevallen de voortuinen en soms ook de zijtuinen.
5.3 Bedrijvigheid
In Rekken zijn geen ambachtelijke, (groot)handels- en nijverheidsbedrijven binnen het plangebied aanwezig. De enige bedrijvigheid is 1 maal per week het malen van graan in de Piepermolen.
5.4 Overige Functies
Met betrekking tot de overige functies kan worden opgemerkt dat deze als zodanig zijn geaccepteerd. In veel gevallen heeft dit geleid tot een specifieke bestemming. Zo zijn de diverse winkelpanden bestemd tot "Detailhandel", en heeft de horecagelegenheid de bestemming "Horeca" gekregen. Tot de bestemming "Maatschappelijk" worden de openbare voorzieningen gerekend, zoals bijvoorbeeld de scholen, peuterspeelzalen, kinderdagverblijf; dorpshuis en de kerken. De begraafplaatsen hebben de gelijknamige bestemming gekregen. De sportvelden zijn tot slot bestemd als "Sport-Sportvelden".
Hoofdstuk 6 Toelichting Op De Planregels
6.1 Algemeen
De (plan)regels geven inhoud aan de op de plankaart aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de regels is geprobeerd het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts het strikt noodzakelijke vast te leggen.
Het kan in een concrete situatie voorkomen, dat afwijking van de gestelde normen gewenst is. Hiervoor zijn in het bestemmingsplan diverse afwijkingsmogelijkheden opgenomen.
De bevoegdheid om afwijking van bepaalde normen te verlenen is gebaseerd op artikel 3.6 van de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro). De uitvoering ervan berust bij burgemeester en wethouders. Deze flexibiliteitsbepaling maakt afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd moet blijven.
De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
- 1. Inleidende regels.
- 2. Bestemmingsregels.
- 3. Algemene regels.
- 4. Overgangs- en slotregels.
In hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen moeten worden gemeten.
In hoofdstuk 2 worden de op de kaart aangegeven bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Ook worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld.
Hoofdstuk 3 bevat de bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen.
In hoofdstuk 4 komt het overgangsrecht aan de orde en de slotregel.
6.2 Toelichting Op De Regels
Agrarisch
Deze bestemming is binnen het plangebied beperkt aanwezig en is zoveel mogelijk overeenkomstig het geldende plan opgenomen.
Bedrijf
Deze bestemming komt alleen voor op het adres Lindevoort 45. Binnen de bestemming wordt het mogelijk gemaakt de huidige bedrijfsactiviteiten te continueren. Er zijn alleen bedrijven tot en met categorie 2 van de "Staat van bedrijfsactiviteiten" van de VNG mogelijk. Het bedrijf voldoet hieraan. Deze Staat is als bijlage bij de planregels opgenomen. Daarnaast is op één locatie sprake van detailhandel. Deze is op de verbeelding aangeduid en ter plekke toegestaan.
Cultuur en ontspanning - Molen
Deze bestemming is gegeven aan de molen aan de Rekkenseweg 87.
Groen
Deze bestemming is mede bedoeld om de karakteristieke groene ruimten in het plangebied vast te leggen.
Horeca
Deze bestemming komt op één locatie voor (Rekkenseweg 44/46) en maakt het mogelijk de huidige horeca-activiteiten te continueren. Er zijn alleen horecabedrijven tot en met categorie 3 van de "Lijst van horecabedrijven" mogelijk. Deze lijst is als bijlage 2 bij de planregels opgenomen. Daarnaast is ook hier op één locatie sprake van detailhandel. De betreffende locatie is op de verbeelding weergegeven en detailhandel is krachtens de planregels op deze plek toegestaan.
Maatschappelijk
Deze bestemming is bedoeld voor maatschappelijke voorzieningen in het algemeen. Daar waar de toevoeging "Begraafplaats" is vermeld specifiek voor de bestaande begraafplaats, de toevoeging "Onderwijs" is vermeld voor de school en bij de toevoeging "Religie" voor de kerk.
Sport
Deze bestemming komt voor op het huidige sportterrein en het hierbij aansluitende gebied en biedt mogelijkheden voor het gebruik van de gronden voor de uitoefening van sportactiviteiten, met uitzondering van gemotoriseerde sporten en sporten met dieren. De sporthal heeft de bestemming "Sport - Sporthal" gekregen. Ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca zijn toegestaan. In de inleidende regels zijn deze begrippen nader verklaard.
Tuin
Deze gronden behoren bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen. Ook mogen er erkers gebouwd worden ten dienste van de aangrenzende bestemming "Wonen".
Verkeer
Deze bestemming is gegeven aan alle in het plangebied voorkomende doorgaande wegen, straten en voet- en fietspaden.
Verkeer - Garagebox
De garageboxen aan de Lindevoort hebben deze bestemming gekregen.
Verkeer - Verblijfsgebied
Deze bestemming heeft betrekking op alle in het plangebied voorkomende dan wel daarvoor aangewezen wegen, straten en voet- en fietspaden, hoofdzakelijk gericht op verblijf.
Er zijn ook gebruiksmogelijkheden voor parkeervoorzieningen, picknickplaatsen, groen- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Wonen
Deze bestemming heeft betrekking op alle woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep. Ook bestaat ruimte voor het gebruik voor aan huis gebonden bedrijven als voldaan wordt aan de opgenomen criteria voor het verlenen van een afwijking van de gebruiksregels.
De aangegeven maximale goot- en bouwhoogten zijn in hoofdlijnen gebaseerd op het geldende plan.
De appartementen aan de Rekkenseweg hebben de meer specifieke bestemming "Wonen - Gestapeld" gekregen.
Waarde - Archeologie 2, Waarde - Archeologische Verwachting 1, Waarde - Archeologische Verwachting 2 en Waarde - Archeologische Verwachting 3
Deze dubbelbestemmingen zijn gebaseerd op de beleidsnota "Archeologische monumentenzorg in de gemeente Berkelland". Wat wel of niet is toegestaan wordt in de regels aangegeven.
Voor de bestemming WR- A2 geldt dat voor het bouwen in principe een onderzoeksrapport nodig is, dan wel andere informatie omtrent de archeologische situatie ter plekke moet worden overgelegd. Dit is niet het geval bij kleine bouwwerken tot 30 m2 of wanneer op dan wel maximaal tot 2,50 m uit de fundering wordt gebouwd. Voor de toelaatbaarheid van de vergunning is een advies van de archeoloog vereist. Verder kunnen aan de vergunning voorwaarden worden verbonden ter bescherming van de archeologische waarden.
Verder geldt voor diverse werkzaamheden nog een vergunningplicht. Ook hiervoor geldt dat een onderzoeksrapport dan wel andere goedbevonden informatie is vereist ter beoordeling van de toelaatbaarheid. De archeoloog wordt ook hier gehoord zodat het bevoegd gezag zich een goed beeld kan vormen ten aanzien van de toelaatbaarheid van de ingreep. Ook aan deze vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden ter bescherming van de archeologische waarden .
Voor de bestemming WR-AV 1en WR-AV 3 gelden iets minder strenge regels. De regels verschillen voor wat betreft de toegestane oppervlakte van de gebouwen en werkzaamheden waarvoor geen vergunning is vereist.
De dubbelbestemming WR - A 2 komt overeen met de categorieAWG 4van de beleidsnota, WR - AV 1 met AWV 6 en WR - AV 3 met AWV 9 en 10.
Anti-dubbeltelbepaling
Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te kunnen voorkomen. Dit kan zich met name voordoen, indien een deel van een bouwperceel, dat reeds bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken, wederom - nu ten behoeve van de berekening van het maximale bebouwingspercentage van een ander bouwperceel - wordt betrokken.
Algemene gebruiksregels
Voor de redactie van de gebruiksregels is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte, dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit maakt het noodzakelijk, dat de bestemmingsomschrijving voldoende duidelijk is.
Algemene aanduidingsregels
Binnen dit artikel zijn regels opgenomen ter bescherming en herstel van de windvang van de molen aan de Rekkenseweg 87.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel is een aantal regels opgenomen, teneinde het mogelijk te maken dat het plan op ondergeschikte punten wordt aangepast. Dit evenwel met het voorbehoud dat de belangen van derden in redelijkheid niet mogen worden aangetast. Ook kleine afwijkingen (maximaal 10%) van de in de regels opgenomen, dan wel op de kaart aangegeven maten, kunnen volgens dit artikel mogelijk worden gemaakt.
Omdat een en ander zich niet beperkt tot één bestemming maar bij diverse bestemmingen gewenst of noodzakelijk kan blijken, zijn deze regels op alle bestemmingscategorieën van toepassing.
Overgangsrecht
Voor de redactie van deze bepalingen is het Besluit ruimtelijke ordening bepalend. Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing wordt mogelijk gemaakt. Indien de onder het overgangsrecht gebrachte bebouwing door een calamiteit verloren gaat is volledige herbouw toegestaan.
Het gebruik van gronden en opstallen dat in strijd is met dit bestemmingsplan op het tijdstip van het rechtskracht worden daarvan, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan een onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan.
In het kader van de economische uitvoerbaarheid wordt opgemerkt dat het hier om een conserverend plan van de gemeente zelf gaat.
Vanwege het bovenstaande is het niet noodzakelijk om een exploitatieplan vast te stellen. Het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het bestemmingsplan begrepen gronden is immers anderszins verzekerd.
Hoofdstuk 8 Inspraak En Overleg
8.1 Algemeen
De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening. Aangegeven is dat tussen de gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd, voordat een ontwerpbestemmingsplan ter visie kan worden gelegd. Bovendien is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing verklaard (zienswijzenprocedure).
Het voorontwerpbestemmingsplan “Rekken, Dorp 2011” heeft van 2 maart tot en met 12 april 2011 ter inzage gelegen. Op 9 maart 2011 is een inloopavond georganiseerd over het voorontwerpbestemmingsplan in Zalencentrum Kerkemeijer in Rekken.
Na het voorontwerp is het bestemmingsplan met aanpassingen in ontwerp ter inzage gelegd. Tegen dit ontwerpplan kunnen gedurende zes weken zienswijzen worden ingediend. Na deze termijn beoordeelt de gemeente de zienswijzen. De gemeenteraad stelt vervolgens het bestemmingsplan Rekken, Dorp 2011 (al dan niet gewijzigd) vast.
8.2 Overleg
Conform artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening is het bestemmingsplan voorgelegd aan de volgende instanties: het Waterschap Rijn en IJssel, Vitens, KPN, Gasunie, Liander en de VROM-inspectie.
Het Waterschap Rijn en IJssel en de VROM-inspectie hebben een reactie ingediend. De provincie heeft op 2 maart 2011 bericht dat het voorontwerpbestemmingsplan een plan van lokale aard is. Gedeputeerde Staten zien daarom geen reden om hierover advies uit te brengen.
Waterschap Rijn en IJssel
Het Waterschap schrijft dat de rioolpersleiding, het gemaal en de aanwezige watergang niet zijn opgenomen. Verzocht wordt dit aan te passen.
Beoordeling reactie
De constatering van het Waterschap is terecht. Het bestemmingsplan is hiervoor gewijzigd.
VROM-inspectie
De VROM-inspectie schreef dat het bestemmingsplan, gelet op de nationale belangen in de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid, geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
8.3 Inspraak
Er is één zienswijze ingekomen tegen het voorontwerpplan.
Indiener 1
Indiener merkt op dat op het parkeerterrein van het zalencentrum een cafetaria/kiosk staat. Deze is niet ingetekend op de verbeelding.
Beoordeling zienswijze
De reactie van indiener is terecht. In 2007 (29 mei 2007) is bouwvergunning verleend voor een kiosk. Op de verbeelding is een bouwvlak voor een kiosk opgenomen.
8.4 Ambtshalve Wijzigingen
De regels van het voorontwerpbestemmingsplan Rekken, Dorp 2011 zijn tekstueel aangepast aan het meest recente gemeentelijke Handboek Bestemmingsplannen. Inhoudelijk is hierdoor niets veranderd.
De enige wezenlijke wijziging betreft de bestemming en de gebruiksmogelijkheden op de locatie Den Borgweg 4 in Rekken. Naast de in het voorontwerpbestemmingsplan opgenomen 'woonbestemming' is het gewenst hier ook de functieaanduiding 'detailhandel' op te nemen. Dit om de verkoop van fietsen op deze locatie mogelijk te maken.
januari 2012.
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Situering Plangebied
Bijlage 2 Archeologische Verwachtingskaart
Bijlage 3 Monumenten
In onderstaande tabel zijn de rijksmonumenten weergegeven.
Adres | Omschrijving | Naam | |
Lindevoort 20 | Kerk | N.H. kerk van Rekken | |
Lindevoort 20 | Toren | Toren N.H. kerk | |
Rekkenseweg 87-89 | Molen | Piepermolen |
In onderstaande tabel zijn de gemeentelijke monumenten weergegeven.
Adres | Omschrijving | Naam | |
Lindevoort 14 | Koetshuis | ||
Lindevoort 22-22a | Peuterspeelzaal | vm Openbare School | |
Rekkenseweg 40 | Pastorie | Pastorie R.K. Kerk | |
Rekkenseweg 42 | Kerk | R.K. Kerk Martelaren van Gorcum | |
Rekkenseweg 44-46 | Woon-winkelhuis/cafe | Kerkemeijer |