KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 5 Centrum - 1
Artikel 6 Centrum - 2
Artikel 7 Centrum - 3
Artikel 8 Cultuur En Ontspanning
Artikel 9 Detailhandel
Artikel 10 Dienstverlening - Zakelijk
Artikel 11 Groen
Artikel 12 Horeca - 1
Artikel 13 Horeca - 2
Artikel 14 Horeca - 3
Artikel 15 Maatschappelijk - 1
Artikel 16 Maatschappelijk - 2
Artikel 17 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 18 Tuin
Artikel 19 Verkeer
Artikel 20 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 21 Water - Watergang
Artikel 22 Wonen
Artikel 23 Wonen - Wonen En Detailhandel
Artikel 24 Wonen - Wonen En Maatschappelijk
Artikel 25 Wonen - Wonen En Zakelijke Dienstverlening
Artikel 26 Leiding - Gas
Artikel 27 Waarde - Archeologie - 1
Artikel 28 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 29 Waarde - Archeologie - 3
Artikel 30 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 31 Waterstaat - Beschermingszone Watergang
Artikel 32 Waterstaat - Watergang Overkluisd
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 33 Anti-dubbeltelregel
Artikel 34 Algemene Bouwregels
Artikel 35 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 36 Algemene Gebruiksregels
Artikel 37 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 38 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 39 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 40 Overgangsrecht
Artikel 41 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Planmotivering
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Planopzet
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Regionaal Beleid
2.4 Gemeentelijke Beleid
Hoofdstuk 3 Analyse Plangebied
3.1 Beschrijving Ruimtelijke Situatie
3.2 Milieu, Natuur, Water En Overige Aspecten
3.3 Archeologie
3.4 Cultuurhistorie
Hoofdstuk 4 Planopzet
4.1 Ruimtelijk Plan
4.2 Juridische Regeling
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlagen Waardestellend Cultuurhistorisch Gebiedsonderzoek
Bijlage 1 Waardestellend Onderzoek Sittard Versie 1.9
Bijlage 2 Bijlage A T/m C Overzicht Monumenten
Bijlage 3 Bijlage D Waardenkaarten
Bijlage 4 Bijlage D1 Waardekaart A0
Bijlage 5 Bijlage E Beeldbepalende Panden Totaal
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Samenvatting Structuurvisie Sittard-geleen
Bijlage 2 Beschermd Stadsgezicht
Bijlage 3 Achtergrondinformatie Uit Masterplan Zitterd Revisited
Bijlage 4 Luchtfoto Plangebied
Bijlage 5 Vooroverlegreactie Waterschap
Bijlage 6 Nota Inspraak En Vooroverleg
Bijlage 7 Uitspraak Engelenhof

Centrum Sittard

Bestemmingsplan - Gemeente Sittard-Geleen

Vastgesteld op 26-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplanCentrum Sittard van de gemeente Sittard-Geleen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1883.BPCentrumSittard-VA01 met de bijbehorende regels en bijlage;

1.3 verbeelding:

  1. a. analoge verbeelding:
    de verbeelding van het bestemmingsplan “Centrum Sittard”, bestaande uit twee kaartbladen, genaamd Verbeelding en Verbeelding - archeologie en cultuurhistorie, met het nummer NL.IMRO.1883.BPCentrumSittard-VA01;
  2. b. digitale verbeelding:
    een verbeelding van het bestemmingsplan “Centrum Sittard”, met de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1883.BPCentrumSittard-VA01.

1.4 aan huis gebonden bedrijf:

een bedrijf, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten en zorg of het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van handwerk, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw dan wel, in geval van een meergezinswoning of bovenwoning, vanuit de begane grondverdieping van een gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;

1.5 aan huis gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw dan wel, in geval van een meergezinswoning of bovenwoning, vanuit de begane grondverdieping van een gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt, een kapsalon hieronder begrepen;

1.6 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van de gronden;

1.7 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 aanleunterras:

een terras gelegen in het verlengde van het gevelterras wel of niet gescheiden door een voetpad;

1.9 aanleunterrasschotten:

terrasschotten die worden gebruikt voor een afbakening van het terras dan wel als windscherm;

1.10 afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.11 ambulante detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden vanaf een aangewezen standplaats op een vaste dag(en), waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending;

1.12 ander-werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;

1.13 archeologisch monument:

terrein dat van algemeen belang is wegens daar aanwezige zaken als hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde en die daarom op grond van de Monumentenwet worden beschermd;

1.14 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.15 atelier:

werkplaats van een beeldend kunstenaar, waarbij detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van ter plaatse vervaardigde producten is toegestaan;

1.16 balklaag:

een reeks balken die in één vlak liggen, bestemd om een vloer of zolder op te dragen;

1.17 balkon:

niet-gelijkvloers, voor een gevel aangebracht open platform dat vanuit de aangrenzende binnenruimte via een deur toegankelijk is en afgesloten is door een borstwering;

1.18 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.19 bebouwingspercentage:

de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, dan wel binnen
een bestemmingsvlak of bouwvlak, zoals nader bepaald in deze regels, in procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel, bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak;

1.20 bed & breakfast:

particuliere verstrekking tegen betaling, met een niet bedrijfsmatig karakter, aan derden van uitsluitend logies (met ontbijt) zonder dienstverlening - niet zijnde uitoefening van het hotel, pension of ander bedrijf - waarbij het aanbod zich beperkt tot maximaal 4 slaapplaatsen verdeeld over maximaal 2 kamers;

1.21 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.22 bedrijfsvloeroppervlak:

de inpandige en overdekte ruimte die wordt benut in verband met de uitoefening van een bedrijf;

1.23 beeldbepalend pand:

Gebouw of onderdeel van een gebouw dat kenmerkend is voor het cultuurhistorische beeld en van cultuurhistorische waarde is vanwege de historische verschijningsvorm, de historische ruimtelijke samenhang en/of historische betekenis, zoals die is aangewezen op de verbeelding en wordt beschermd via deze regels;

1.24 beeldbepalende boom:

boom, die kenmerkend is voor de omgeving en/of het historische beeld;

1.25 beschermd gezicht:

een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht als bedoeld in artikel 1. sub 1 onder d van de Erfgoedverordening Sittard-Geleen 2012 dan wel een beschermd stadsgezicht als bedoeld onder 1.26 van deze regels;

1.26 beschermd stadsgezicht:

een door de Minister aangewezen rijksbeschermd stadsgezicht in de zin van de Monumentenwet 1988;

1.27 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.28 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.29 bijgebouw (inclusief aan- en uitbouw):

een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door zijn constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel staand hoofdgebouw;

1.30 borstwering:

dichte, lage muur tot borsthoogte, later ook meer open, bij wijze van leuning of balustrade;

1.31 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;

1.32 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.33 bouwhistorisch onderzoek:

onderzoek naar de bouw, verbouwings- en gebruiksgeschiedenis van gebouwen, complexen van gebouwen, of gebieden, in hun ruimtelijke samenhang, aan de hand van de vorm, de constructies, de gebruikte materialen en de afwerking. Het onderzoek brengt – onder andere aan de hand van bouwsporen – in kaart hoe de oorspronkelijke situatie was, welke veranderingen er in de loop der tijd zijn aangebracht, en het beschrijft de bestaande situatie als uitkomst van die eerdere processen;

1.34 bouwhistorische waarde:

een waarde die wordt toegekend aan bouwwerken en die wordt bepaald aan de hand van een bouwhistorisch onderzoek. Bepalend voor de waarde zijn de aanwezige

authentieke bouwhistorische elementen, als neerslag van de desbetreffende

bouwstijl(en), bouwtraditie(s) en gebruiksgeschiedenis, alsmede de mate van

zeldzaamheid en gaafheid van deze elementen;

1.35 bouwlaag:

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.36 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten;

1.37 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.38 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.39 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.40 bovenwoning:

een woning, die zich geheel of nagenoeg geheel bevindt boven de begane grond verdieping van een gebouw;

1.41 carport:

een overdekte stallingsgelegenheid voor auto's met niet meer dan twee wanden;

1.42 consumentverzorgende (ambachtelijke) dienstverlening:

een met detailhandel vergelijkbare functie voor het verrichten van diensten gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk, zoals kapper, schoonheidsinstituut, schoenmaker, goudsmid, nagelstudio, pruikenmaker, hoedenmaker, (muziek)instrumentenmaker, pottenbakker, kledingmaker en fotograaf en dergelijke. Ondergeschikte detailhandel in producten samenhangend met de ter plaatse uitgeoefende ambachtelijke bedrijvigheid dan wel in ter plaatse vervaardigde goederen is toegestaan;

1.43 cultuurhistorie:

de beschavingsgeschiedenis: de overblijfselen van de geschiedenis van de door de mens gemaakte en beïnvloedde leefomgeving. Het betreft het onroerende deel van het cultureel erfgoed, waarin archeologie (bodemarchief), historische geografie (cultuurlandschap), historische stedenbouw, historische groen, architectuur- en bouwhistorie (gebouwen en complexen) worden betrokken;

1.44 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.45 dak:

Constructie van een gebouw, vlak of hellend, waarmee het gebouw is afgedekt en waarop de dakbedekking is aangebracht;

1.46 dakbedekking:

materiaal waarmee het dak is afgedekt om te voorkomen dat er water binnen kan komen;

1.47 dakterras:

een bouwkundige voorziening op het platte dak van een perceel dat bestaat uit een te betreden vlak, geheel of gedeeltelijk omgeven door een hekwerk;

1.48 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of (af)leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteiten;

1.49 dienstverlenend bedrijf/zakelijke dienstverlening:

een kantoor of een bedrijf met een publieksgerichte functie dat in hoofdzaak is gericht op het ter plaatse bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten gerieve van bedrijven/personen, zoals een voorlichtings-, advies-, reis- en uitzendbureau, een makelaars- en/of verzekeringskantoor of bank;

1.50 dienstwoning/bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond, noodzakelijk moet worden geacht;

1.51 eengezinswoning:

een complex van ruimten dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden;

1.52 eilandterras:

een terras welke door een weg kan worden gescheiden van het gevelterras of aanleunterras dat is gelegen op een plein of een pleinvormige verruiming;

1.53 eilandterrasschot:

terrasschotten die worden gebruikt voor de afbakening van het terras dan wel als windscherm;

1.54 erf:

een al of niet omheind stuk grond, in ruimtelijke opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een ander gebouw, waarop ingevolge de regels van het plan geen hoofdbebouwing is toegestaan en dat in beginsel behoort tot de kavel(s) waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst, zoals dat blijkt uit kadastrale gegevens;

1.55 erker:

een uitbreiding van het hoofdgebouw op de begane grond, geen afzonderlijke ruimte zijnde, waarvan de bestemming overeenkomt met de bestemming van het hoofdgebouw;

1.56 galerie:

ruimte voor het exposeren en verkopen van kunstwerken;

1.57 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.58 gebouwde elementen:

objecten en bouwwerken met cultuurhistorische waarde, zoals muren, kapellen, kruisen, straatmeubilair, kunstwerken e.d., zoals die zijn aangewezen op de verbeelding en worden beschermd via deze regels;

1.59 geleding:

onderverdeling van de gevel in kleinere vlakken. verticale, horizontale of figuratieve indeling van de gevel.

1.60 gemeentelijk monument:

onroerend monument, als bedoeld in het eerste lid onder c van de Erfgoedverordening Sittard-Geleen 2012;

1.61 gevel:

het gedeelte dat vanaf de straat zichtbaar is, van plint tot kap; indien de kap vanaf de straatzijde zichtbaar is en bijdraagt aan het totale historisch waardevolle gevelbeeld, valt deze ook onder het begrip gevel; als er sprake is van een zijgevel en deze aan de straat ligt, valt deze ook onder het begrip gevel; met gevel wordt ook aangeduid een gedeelte van de gevel van een bouwblok dat toegerekend kan worden aan de eigenaar van een pand;

1.62 gevelterras:

een terras tegen de buitengevel van een horecabedrijf;

1.63 gevelterrasschotten:

terrasschotten die haaks vanaf de gevel worden geplaatst;

1.64 geveltype:

De wijze waarop de gevel van een gebouw is opgebouwd, onderverdeeld en geleed en waardoor gevels zich van elkaar onderscheiden in verschillende typen;

1.65 gevelwand:

wand bestaande uit een aantal gevels van panden;

1.66 historisch waardevolle gevelwand:

bijzondere beschermwaardige gevelwand met een relatief hoge leeftijd en met een bijzondere samenhang, schoonheid en/of cultuurhistorische waarde;

1.67 historisch waardevolle groenstructuur:

Een bijzondere beschermwaardige, in de loop der geschiedenis ontstane, (ruimtelijke) opbouw van het groen in een bepaald gebied met een bijzondere samenhang, schoonheid en/of cultuurhistorische waarde;

1.68 historisch waardevolle haag:

bijzondere beschermwaardige haag met een bijzondere samenhang, schoonheid en/of cultuurhistorische waarde;

1.69 historisch waardevolle rooilijn:

De aan de straat gelegen grens van de bebouwing, die grotendeels is ontstaan in de middeleeuwen en van cultuurhistorische waarde is;

1.70 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken;

1.71 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel kunnen vormen, alsmede het bedrijfsmatig verstrekken van logies;

1.72 horeca van categorie discotheken (zware horeca) en partycentra:

de horecabedrijven waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek en het verstrekken van (sterk-) (alcoholische) dranken, zoals:

  • discotheek;
  • club;
  • partycentrum;
  • dancing;

1.73 horeca van categorie drankensector (middelzware horeca):

de horecabedrijven waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op de verstrekking van (sterk-) (alcoholische) dranken, zoals:

  • café/bar;
  • eetcafé;
  • horeca bij recreatiebedrijf;
  • horeca bij sportaccommodatie;
  • kiosk - ontmoetingscentrum;
  • koffiebar;
  • strandbedrijf;
  • zalencentrum (vergaderen);

1.74 horeca van categorie fastservicesector avondgebonden (lichte horeca):

de horecabedrijven waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op de verstrekking van spijzen en/of kleine maaltijden, die hoofdzakelijk in de avonduren geopend zijn:

  • crêperie;
  • fastfoodrestaurant;
  • shoarmazaak;
  • restauratie;
  • snackbar;

1.75 horeca van categorie fastservicesector winkelgebonden (lichte horeca):

de horecabedrijven waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op de verstrekking van spijzen en/of kleine maaltijden, die hoofdzakelijk tijdens de winkelopeningstijden geopend zijn:

  • fastfoodrestaurant;
  • lunchroom;
  • restauratie;
  • snackbar;
  • spijsverstrekkers;
  • ijssalon;

1.76 horeca van categorie hotelsector (lichte horeca):

de horecabedrijven waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het faciliteren van logies:

  • bed & breakfast;
  • hotelcafé;
  • hotel-café-restaurant;
  • hotel-garni;
  • hotel-restaurant;
  • pension;

1.77 horeca van categorie restaurantsector (lichte horeca)

De horecabedrijven waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op de verstrekking van maaltijden:

  • Bistro
  • Café-restaurant
  • Restaurant - Wegrestaurant

1.78 huishouden:

de bewoning van een woning door:

  1. a. een persoon;
  2. b. meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur;

1.79 internetwinkel:

het bedrijfsmatig via websites te koop aanbieden van goederen, alsmede het opslaan, verkopen en/of (af)leveren van deze goederen, waarbij de goederen niet ten verkoop worden uitgestald.

1.80 kampeermiddel:

  • een tent, tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  • enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;

een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of gebouwd dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.81 kantoor:

een ruimte of een complex van ruimten welke is bestemd om te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden;

1.82 kaprichting:

de richting waarin het dakvlak of de kap is gebouwd;

1.83 kapvorm:

De wijze waarop een gebouw is afgedekt;

1.84 kleurgebruik:

het toepassen van bepaalde kleuren;

1.85 kwetsbaar object:

een (beperkt) kwetsbaar object, zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen;

1.86 landschapswaarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van (niet levende en levende) natuur;

1.87 maatschappelijke doeleinden:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.88 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen, bestemd voor medische en verzorgende, sociaal-culturele, religieuze, militaire, educatieve en openbare dienstverlenende instellingen;

1.89 mantelzorg:

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.90 materiaalgebruik:

toepassing van bepaalde materialen;

1.91 meergezinswoning of gestapelde woning:

een gebouw dat dient voor de huisvesting van meerdere huishoudens in afzonderlijke woonruimten;

1.92 monumentale boom:

bijzondere beschermwaardige houtopstand met een relatief hoge leeftijd en met een bijzondere schoonheid of zeldzaamheidswaarde en die kenmerkend is voor de omgeving en/of het cultuurhistorische beeld;

1.93 nadere eis:

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub c van de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan;

1.94 natuurhistorische waarde:

een waarde die wordt toegekend aan karakteristieke elementen en patronen in het landschap alsmede sporen die de natuur en de mens in het landschap hebben achtergelaten, met cultuurhistorische waarde, zoals bomen, struiken, hagen, holle wegen, grafheuvels, poelen, grachten en vijvers;

1.95 omgevingsvergunning:

een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo);

1.96 omgevingsvergunning voor het afwijken:

omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo;

1.97 omgevingsvergunning voor het bouwen:

omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo;

1.98 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden:

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo;

1.99 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de
bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;

1.100 ondergeschikte bouwdelen/bouwdelen van ondergeschikt belang:

bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten de hoofdmassa van het hoofdgebouw uitsteken, zoals schoorstenen, antennemasten, windvanen, vlaggenmasten, wolfseinden en andere ondergeschikte dakopbouwen;

1.101 ondergronds:

beneden het peil;

1.102 ondersteunende horeca:

een niet zelfstandige horecafunctie, welke ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de detailhandelsfunctie;

1.103 ornament:

niet-zelfstandig decoratief element, dat is aangebracht op een voorwerp of gebouw om dit te versieren;

1.104 parcellering:

indeling in percelen;

1.105 peil:

de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel;

1.106 prostitutiebedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals
een bordeel of escortservice;

1.107 ruimtelijk historisch beeld:

een bepaald in de loop van de geschiedenis ontstaan beeld van verscheidenheid, samenhang en afwisseling in het ruimtegebruik in een gebied als totaliteit;

1.108 ruimtelijk historische belevingswaarde:

de mate waarin de gebruiker het verblijf in, of het gebruik van een ruimte een gebied als historisch kwalitatief ervaart;

1.109 ruimtelijke historische structuur:

een bepaald in de loop van de geschiedenis ontstaan patroon van verscheidenheid, samenhang en afwisseling in het ruimtegebruik in een gebied als totaliteit;

1.110 Rijksmonument:

beschermd monument als bedoeld in artikel 1 onder d van de Monumentenwet 1988, met uitzondering van een beschermd archeologisch monument als bedoeld in artikel 1 onder c van die wet en als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wabo;

1.111 seks- en of pornobedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel voor detailhandel in seks- en/of pornoartikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;

1.112 staat van bedrijfsactiviteiten:

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.113 terras:

een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid en/of verstrekt;

1.114 verharden van wegen:

het aanbrengen van een dichte deklaag in de vorm van bijvoorbeeld klinkers, asfalt of beton;

1.115 verkoopvloeroppervlak/nettovloeroppervlak:

het totale vloeroppervlak van een winkel/horecabedrijf, dat voor het winkelend/bezoekend publiek toegankelijk is;

1.116 volkstuin:

perceel grond dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld;

1.117 voorgevelrooilijn:

de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;

1.118 voorste bouwgrens:

de naar het verkeers- of verblijfsgebied gekeerde bouwgrens;

1.119 wijkvoorziening:

voorziening van facilitaire aard zijnde gemeenschapsvoorzieningen; hieronder worden geen detailhandel, onderwijsvoorzieningen of horeca begrepen;

1.120 wijziging:

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub a van de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan;

1.121 wonen:

het gebruiken van een gebouw als woning;

1.122 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

In deze voorschriften wordt mede verstaan onder:

1.123 gebruiken:

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.124 uitvoeren:

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daaraan gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 horizontale diepte van een bouwwerk:

tussen het voorste en het achterste punt van het bouwwerk, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren dan wel scheidslijnen en op het peil;

2.7 verticale diepte van een ondergronds bouwwerk:

van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een galerie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - galerie';
  2. b. bedrijven uit de categorieën 1 en 2 van de in de bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten alsmede een garagebedrijf ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
  3. c. een garagebedrijf ter plaatse van de aanduiding 'garage';
  4. d. wonen op de verdieping ter plaatse van de aanduiding 'wonen';

alsmede voor:

  1. e. erven en tuinen;
  2. f. nutsvoorzieningen;
  3. g. parkeervoorzieningen;
  4. h. een onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  5. i. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  6. j. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende:

  1. k. gebouwen;
  2. l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De in dit lid bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in de artikelen 27, 28, 29 en 30 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.

3.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 3.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd.
  2. b. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bedragen maximaal de/het op de verbeelding aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwingspercentage.
  3. c. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'wonen'.
  4. d. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    1. 1. van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens 1 m;
    2. 2. van erfafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens 2 m;
    3. 3. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
  5. e. nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
    2. 2. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder d voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.

3.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Onder verboden gebruik wordt tevens verstaan het gebruik van (gedeelten) van de gebouwen voor een aan huis gebonden beroep of een aan huis gebonden bedrijf, behoudens ter plaatse van de desbetreffende aanduiding.
  2. b. Ten aanzien van de in lid 3.1 genoemde functies gelden de volgende beperkingen:
    1. 1. seks- en/of pornobedrijven en/of prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan;
    2. 2. detailhandel en zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan, met uitzonderingen van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit;
    3. 3. benzineservicestations met LPG-verkoop zijn niet toegestaan;
    4. 4. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht zijn niet toegestaan;
    5. 5. het aantal bedrijven per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan het op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaande aantal.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. openbare nutsvoorzieningen;

alsmede voor:

  1. b. groenvoorzieningen en verhardingen;
  2. c. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende:

  1. d. gebouwen;
  2. e. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De in dit lid bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 27, 28, 29 en 30 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.

4.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 4.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. b. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mogen ten hoogste 4 m bedragen;
  3. c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
    1. 1. erfafscheidingen 2 m;
    2. 2. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 3 m.

Artikel 5 Centrum - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca van categorie fastfoodservicesector winkelgebonden;
  2. b. horeca van de categorieën restaurantsector en hotelsector ter plaatse van de aanduiding 'Horeca van categorie restaurantsector+hotelsector' ('h=Br+Bh');
  3. c. detailhandel;
  4. d. ondersteunende horeca;
  5. e. ambulante detailhandel, voor zover bestaand;
  6. f. consumentverzorgende (ambachtelijke) dienstverlening;
  7. g. een supermarkt ter plaatse van de aanduiding 'Supermarkt';
  8. h. een kantoor;
  9. i. galeries;
  10. j. ateliers;
  11. k. maatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  12. l. wonen uitsluitend op de verdiepingen, behoudens voor zover anders aangeduid dan wel voor zover bestaand;
  13. m. een parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'Parkeergarage';

alsmede voor:

  1. n. terrassen;
  2. o. erven en tuinen;
  3. p. nutsvoorzieningen;
  4. q. parkeervoorzieningen;
  5. r. een onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  6. s. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  7. t. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende:

  1. u. hoofdgebouwen;
  2. v. bijgebouwen;
  3. w. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De in dit lid bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in de artikelen 27, 28, 29, 30 en 31 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.

5.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 5.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd.
  2. b. de goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bedragen maximaal de/het op de verbeelding aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwingspercentage.
  3. c. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 650 m³.
  4. d. het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken; de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 meter, de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter.
  5. e. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    1. 1. van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens 1 m;
    2. 2. van erfafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens 2 m;
    3. 3. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
  6. f. nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
    2. 2. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2 onder e voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.

5.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van centrum - detailhandel begane grond' is detailhandel uitsluitend op de begane grond toegestaan.
  2. b. Ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van centrum - detailhandel eerste verdieping' is detailhandel uitsluitend op de eerste verdieping toegestaan.
  3. c. Ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van centrum - horeca begane grond' is horeca uitsluitend op de begane grond toegestaan.
  4. d. Ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van centrum - horeca begane grond en verdieping 1' is horeca uitsluitend op de begane grond en de eerste verdieping toegestaan, met dien verstande dat de maximale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 200 m2.
  5. e. Ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van centrum - wonen verdieping 2 en 3' is wonen uitsluitend op de tweede en derde verdieping toegestaan.
  6. f. Ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van centrum - wonen verdieping 2 t/m 5' is wonen uitsluitend op de tweede, derde, vierde en vijfde verdieping toegestaan.
  7. g. Ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van centrum - wonen verdiepingen' is wonen op de begane grond toegestaan.
  8. h. Gestapelde woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld'.
  9. i. Voor zover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding 'terras' is opgenomen, mogen binnen het betreffende bestemmingsvlak uitsluitend terrassen ter plaatse van deze aanduiding worden gesitueerd.
  10. j. Onder verboden gebruik wordt tevens verstaan het gebruik van achterterreinen voor buitenpandige horeca-activiteiten, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'terras'.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 5.1 voor de vestiging van horecabedrijven in een andere categorie dan op de verbeelding aangegeven, mits de horeca-activiteiten niet leiden tot een onevenredige inbreuk op het woon- en leefklimaat in de omgeving.
  2. b. het bepaalde in lid 5.1 voor het toestaan van wonen op de begane grond, mits dit niet leidt tot een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  3. c. het bepaalde in lid 5.4 sub i voor het toestaan van buitenpandige horeca-activiteiten op het achterterrein, mits:
    1. 1. het horeca-activiteiten betreft die op grond van de regels reeds in de gebouwen binnen het betreffende bestemmingsvlak zijn toegelaten;
    2. 2. de horeca-activiteiten niet leiden tot een onevenredige inbreuk op het woon- en leefklimaat in de omgeving.

Artikel 6 Centrum - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca van categorie drankensector ter plaatse van de aanduiding 'Horeca van categorie drankensector' ('h=C') en wel uitsluitend op de begane grond, behoudens voor zover anders aangeduid dan wel voor zover bestaand;
  2. b. horeca van categorie fastfoodservicesector winkelgebonden ter plaatse van de aanduiding 'Horeca van categorie fastfoodservicesector winkelgebonden' ('h=Aw') en wel uitsluitend op de begane grond, behoudens voor zover anders aangeduid dan wel voor zover bestaand;
  3. c. horeca van categorie fastfoodservicesector avondgebonden ter plaatse van de aanduiding 'Horeca van categorie fastservicesector avondgebonden' ('h=Aa') en wel uitsluitend op de begane grond, behoudens voor zover anders aangeduid dan wel voor zover bestaand;
  4. d. horeca van categorie restaurantsector en wel uitsluitend op de begane grond, behoudens voor zover anders aangeduid dan wel voor zover bestaand;
  5. e. detailhandel;
  6. f. kantoor;
  7. g. zakelijke dienstverlening;
  8. h. consumentverzorgende (ambachtelijke) dienstverlening;
  9. i. galeries;
  10. j. ateliers;
  11. k. wonen;

alsmede voor:

  1. l. terrassen;
  2. m. erven en tuinen;
  3. n. nutsvoorzieningen;
  4. o. parkeervoorzieningen;
  5. p. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  6. q. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende:

  1. r. hoofdgebouwen;
  2. s. bijgebouwen;
  3. t. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De in dit lid bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in de artikelen 27, 28, 29, 30 en 31 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.

6.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 6.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd.
  2. b. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bedragen maximaal de/het op de verbeelding aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwingspercentage.
  3. c. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 650 m³.
  4. d. het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken; de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 meter, de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter.
  5. e. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    1. 1. van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens 1 m;
    2. 2. van erfafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens 2 m;
    3. 3. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
  6. f. nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
    2. 2. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2 onder e voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.

6.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van achterterreinen voor buitenpandige horeca-activiteiten, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'terras'.
  2. b. Voor horeca in de categorie drankensector ('h=C') geldt dat voor zover een opstal gedurende een aaneengesloten periode van 2 jaren niet als horeca in de categorie drankensector in gebruik is geweest, de betreffende opstal niet meer voor deze functie mag worden gebruikt.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 6.1 voor de vestiging van horecabedrijven in een andere categorie dan op de verbeelding aangegeven, mits de horeca-activiteiten niet leiden tot een onevenredige inbreuk op het woon- en leefklimaat in de omgeving.
  2. b. het bepaalde in lid 6.1 voor het toestaan om de op de begane grond aanwezig horeca-activiteiten uit te breiden naar de 1e verdieping, mits deze horeca-activiteiten niet leiden tot een onevenredige inbreuk op het woon- en leefklimaat in de omgeving.
  3. c. het bepaalde in lid 6.4 voor het toestaan van buitenpandige horeca-activiteiten op het achterterrein, mits:
    1. 1. het horeca-activiteiten betreft die op grond van de regels reeds in de gebouwen binnen het betreffende bestemmingsvlak zijn toegelaten;
    2. 2. de horeca-activiteiten niet leiden tot een onevenredige inbreuk op het woon- en leefklimaat in de omgeving.

Artikel 7 Centrum - 3

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. kantoor;
  3. c. zakelijke dienstverlening;
  4. d. consumentverzorgende (ambachtelijke) dienstverlening;
  5. e. galeries;
  6. f. ateliers;
  7. g. wonen;

alsmede voor:

  1. h. terrassen;
  2. i. erven en tuinen;
  3. j. nutsvoorzieningen;
  4. k. parkeervoorzieningen;
  5. l. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  6. m. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende:

  1. n. hoofdgebouwen;
  2. o. bijgebouwen;
  3. p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De in dit lid bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in de artikelen 27, 28, 29 en 30 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.

7.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 7.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd.
  2. b. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bedragen maximaal de/het op de verbeelding aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwingspercentage.
  3. c. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 650 m³.
  4. d. het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken; de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 meter, de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter.
  5. e. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    1. 1. van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens 1 m;
    2. 2. van erfafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens 2 m;
    3. 3. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
  6. f. nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
    2. 2. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.2 onder e voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van achterterreinen voor buitenpandige horeca-activiteiten, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'terras'.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 7.1 voor het toestaan van wonen op de begane grond, mits dit niet leidt tot een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  2. b. het bepaalde in lid 7.4 voor het toestaan van buitenpandige horeca-activiteiten op het achterterrein, mits:
    1. 1. het horeca-activiteiten betreft die op grond van de regels reeds in de gebouwen binnen het betreffende bestemmingsvlak zijn toegelaten;
    2. 2. de horeca-activiteiten niet leiden tot een onevenredige inbreuk op het woon- en leefklimaat in de omgeving.

Artikel 8 Cultuur En Ontspanning

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. cultuur en ontspanning;
  2. b. een dansschool ter plaatse van de aanduiding 'dansschool';
  3. c. een seksinrichting ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting';
  4. d. een speelhal ter plaatse van de aanduiding 'Specifiek vorm van cultuur en ontspanning - speelhal';

alsmede voor:

  1. e. erven en tuinen;
  2. f. nutsvoorzieningen;
  3. g. parkeervoorzieningen;
  4. h. water en voorzieningen ten behoeve de waterhuishouding;
  5. i. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende:

  1. j. hoofdgebouwen;
  2. k. bijgebouwen;
  3. l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De in dit lid bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in de artikelen 27, 28, 29, 30, 31 en 32 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.

8.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 8.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. b. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bedragen maximaal de/het op de verbeelding aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwingspercentage;
  3. c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    1. 1. van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens 1 m;
    2. 2. van erfafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens 2 m;
    3. 3. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
  4. d. nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
    2. 2. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.2 onder c voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.

Artikel 9 Detailhandel

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. een supermarkt, ter plaatse van de aanduiding 'Supermarkt';
  3. c. wonen ter plaatse van de aanduiding 'wonen';

alsmede voor:

  1. d. erven en tuinen;
  2. e. nutsvoorzieningen;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. water en voorzieningen ten behoeve de waterhuishouding;
  5. h. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende:

  1. i. hoofdgebouwen;
  2. j. bijgebouwen;
  3. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De in dit lid bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in de artikelen 27, 28, 29 en 30 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.

9.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 9.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. b. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bedragen maximaal de/het op de verbeelding aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwingspercentage;
  3. c. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  4. d. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    1. 1. van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens 1 m;
    2. 2. van erfafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens 2 m;
    3. 3. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
  5. e. nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
    2. 2. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 9.2 onder d voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.

Artikel 10 Dienstverlening - Zakelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening - Zakelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dienstverlenende bedrijven, kantoren en instellingen op financieel, juridisch of (ontwerp)-technisch gebied dan wel op het gebied van communicatie, informatie en adviezen;

alsmede voor:

  1. b. erven en tuinen;
  2. c. nutsvoorzieningen;
  3. d. parkeervoorzieningen;
  4. e. een parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'Parkeergarage';
  5. f. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  6. g. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende:

  1. h. hoofdgebouwen;
  2. i. bijgebouwen;
  3. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De in dit lid bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in de artikelen 27, 28, 29, 30 en 31 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.

10.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 10.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. b. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bedragen maximaal de/het op de verbeelding aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwingspercentage;
  3. c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    1. 1. van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens 1 m;
    2. 2. van erfafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens 2 m;
    3. 3. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
  4. d. nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
    2. 2. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 10.2 onder c voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.

Artikel 11 Groen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. plantsoenen, groenstroken en overige aanplanten,

alsmede voor:

  1. b. voet- en fietspaden;
  2. c. speelvoorzieningen;
  3. d. kunstuitingen;
  4. e. een volkstuinencomplex ter plaatse van de aanduiding 'Volkstuin';
  5. f. een parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'Parkeergarage';
  6. g. een historische begraafplaats ter plaatse van de aanduiding 'Begraafplaats';
  7. h. nutsvoorzieningen;
  8. i. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  9. j. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende:

  1. k. additionele voorzieningen zoals liften en voetgangersuitgangen ten behoeve van de ondergrondse parkeervoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'Parkeergarage';
  2. l. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

De in dit lid bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in de artikelen 26, 27, 28, 29, 30 en 31 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.

11.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 11.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. gebouwen zijn enkel toegestaan ten behoeve van ondergronds parkeren, uitsluitend in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Parkeergarage';
  2. b. ten behoeve van additionele voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'Parkeergarage' mag maximaal 20 m2 aan bebouwing worden opgericht;
  3. c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen en kunstuitingen mag ten hoogste 6 m bedragen;
  4. d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen.

Artikel 12 Horeca - 1

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca van categorie drankensector;
  2. b. horeca van categorie fastfoodservicesector avondgebonden;
  3. c. horeca van categorie fastfoodservicesector winkelgebonden;
  4. d. horeca van categorie hotelsector ter plaatse van de aanduiding 'Horeca van categorie hotelsector' ('h=Bh');
  5. e. horeca van categorieën drankensector en restaurantsector ter plaatse van de aanduiding 'Horeca van categorie restaurantsector+hotelsector' ('h=Br+Bh');
  6. f. horeca van categorie restaurantsector;
  7. g. wonen, uitsluitend op de verdiepingen;

alsmede voor:

  1. h. terrassen;
  2. i. erven en tuinen;
  3. j. nutsvoorzieningen;
  4. k. parkeervoorzieningen;
  5. l. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  6. m. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende hoofdgebouwen;

  1. n. hoofdgebouwen;
  2. o. bijgebouwen;
  3. p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De in dit lid bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in de artikelen 27, 28, 29, 30 en 31 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.

12.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 12.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. b. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bedragen maximaal de/het op de verbeelding aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwingspercentage;
  3. c. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 650 m³.
  4. d. het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken; de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 meter, de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter.
  5. e. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    1. 1. van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens 1 m;
    2. 2. van erfafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens 2 m;
    3. 3. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
  6. f. nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
    2. 2. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.2 onder e voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik wordt tevens verstaan het gebruik van achterterreinen voor buitenpandige horeca-activiteiten, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'terras'.

12.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 12.1 voor de vestiging van horecabedrijven in een andere categorie dan ingevolge dat lid toegestaan, mits de horeca-activiteiten niet leiden tot een onevenredige inbreuk op het woon- en leefklimaat in de omgeving.
  2. b. het bepaalde in lid 12.4 voor het toestaan van buitenpandige horeca-activiteiten op het achterterrein, mits:
    1. 1. het horeca-activiteiten betreft die op grond van de regels reeds in de gebouwen binnen het betreffende bestemmingsvlak zijn toegelaten;
    2. 2. de horeca-activiteiten niet leiden tot een onevenredige inbreuk op het woon- en leefklimaat in de omgeving.

Artikel 13 Horeca - 2

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca van categorie drankensector ter plaatse van de aanduiding 'Horeca van categorie drankensector' ('h=C') en wel uitsluitend op de begane grond, behoudens voor zover anders aangeduid dan wel voor zover bestaand;
  2. b. horeca van categorie fastfoodservicesector winkelgebonden ter plaatse van de aanduiding 'Horeca van categorie fastservicesector winkelgebonden' ('h=Aw') en wel uitsluitend op de begane grond, behoudens voor zover anders aangeduid dan wel voor zover bestaand ;
  3. c. horeca van categorie restaurantsector ter plaatse van de aanduiding 'Horeca van categorie restaurantsector' ('h=Br') en wel uitsluitend op de begane grond, behoudens voor zover anders aangeduid dan wel voor zover bestaand ;
  4. d. horeca van categorie hotelsector ter plaatse van de aanduiding 'Horeca van categorie hotelsector' ('h=Bh') en wel uitsluitend op de begane grond, behoudens voor zover anders aangeduid dan wel voor zover bestaand;
  5. e. horeca van categorieën drankensector en restaurantsector ter plaatse van de aanduiding 'Horeca van categorie drankensector+restaurantsector' ('h=C+Br'), waarbij uitsluitend de restaurantfunctie op de verdieping is toegestaan'';
  6. f. zalenverhuur ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van horeca - zalenverhuur' en wel uitsluitend op de begane grond, behoudens voor zover anders aangeduid dan wel voor zover bestaand;
  7. g. wonen, uitsluitend op de verdiepingen;

alsmede voor:

  1. h. terrassen;
  2. i. erven en tuinen;
  3. j. nutsvoorzieningen;
  4. k. parkeervoorzieningen;
  5. l. een onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  6. m. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  7. n. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende hoofdgebouwen;

  1. o. hoofdgebouwen;
  2. p. bijgebouwen;
  3. q. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De in dit lid bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in de artikelen 27, 28, 29, 30 en 31 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.

13.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 13.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd.
  2. b. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bedragen maximaal de/het op de verbeelding aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwingspercentage; een en ander met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke bouwaanduiding - toren' een hoogteaccent is toegestaan met een maximale oppervlakte van 30 m2 en een maximale bouwhoogte van 27 m.
  3. c. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 650 m³.
  4. d. het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken; de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 meter, de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter.
  5. e. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    1. 1. van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens 1 m;
    2. 2. van erfafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens 2 m;
    3. 3. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
  6. f. nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
    2. 2. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 13.2 onder e voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik wordt tevens verstaan het gebruik van achterterreinen voor buitenpandige horeca-activiteiten, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'terras'.

13.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 13.1 voor de vestiging van horecabedrijven in een andere categorie dan ingevolge dat lid toegestaan, mits de horeca-activiteiten niet leiden tot een onevenredige inbreuk op het woon- en leefklimaat in de omgeving.
  2. b. het bepaalde in lid 13.4 voor het toestaan van buitenpandige horeca-activiteiten op het achterterrein, mits:
    1. 1. het horeca-activiteiten betreft die op grond van de regels reeds in de gebouwen binnen het betreffende bestemmingsvlak zijn toegelaten;
    2. 2. de horeca-activiteiten niet leiden tot een onevenredige inbreuk op het woon- en leefklimaat in de omgeving.

Artikel 14 Horeca - 3

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor horeca overeenkomstig de aanduiding:

  1. a. horeca van categorie drankensector;
  2. b. horeca van categorie fastfoodservicesector avondgebonden;
  3. c. horeca van categorie fastfoodservicesector winkelgebonden;
  4. d. horeca van categorie restaurantsector;
  1. a. detailhandel;
  2. b. kantoor;
  3. c. zakelijke dienstverlening;
  4. d. consumentverzorgende (ambachtelijke) dienstverlening;
  5. e. galeries;
  6. f. ateliers;
  7. g. wonen, uitsluitend op de verdiepingen;

alsmede voor:

  1. h. terrassen;
  2. i. erven en tuinen;
  3. j. nutsvoorzieningen;
  4. k. parkeervoorzieningen;
  5. l. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  6. m. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende hoofdgebouwen;

  1. n. hoofdgebouwen;
  2. o. bijgebouwen;
  3. p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De in dit lid bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in de artikelen Waarde - Archeologie - 1, Waarde - Archeologie- 2, Waarde - Archeologie - 3, Waarde - Cultuurhistorie en Waterstaat -Beschermingszone watergang voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.

14.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 14.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. b. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bedragen maximaal de/het op de verbeelding aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwingspercentage;
  3. c. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 650 m³.
  4. d. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    1. 1. van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens 1 m;
    2. 2. van erfafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens 2 m;
    3. 3. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
  5. e. nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
    2. 2. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 14.2 onder d voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.

14.4 Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik wordt tevens verstaan het gebruik van achterterreinen voor buitenpandige horeca-activiteiten, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'terras'.

14.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 14.1 voor de vestiging van horecabedrijven in een andere categorie dan ingevolge dat lid toegestaan, mits de horeca-activiteiten niet leiden tot een onevenredige inbreuk op het woon- en leefklimaat in de omgeving.
  2. b. het bepaalde in lid 14.4 voor het toestaan van buitenpandige horeca-activiteiten op het achterterrein, mits:
    1. 1. het horeca-activiteiten betreft die op grond van de regels reeds in de gebouwen binnen het betreffende bestemmingsvlak zijn toegelaten;
    2. 2. de horeca-activiteiten niet leiden tot een onevenredige inbreuk op het woon- en leefklimaat in de omgeving.

Artikel 15 Maatschappelijk - 1

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. instellingen en voorzieningen op medisch, sociaal-cultureel, educatief of religieus gebied dan wel op het gebied van sport en recreatie of openbaar bestuur, waaronder begrepen bejaarden- en verzorgingstehuizen;
  2. b. een zend- en ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'Zend-/ontvangstinstallatie';

alsmede voor:

  1. c. ondergeschikte horeca en detailhandel ten dienste van de onder a genoemde doeleinden;
  2. d. erven en tuinen;
  3. e. nutsvoorzieningen;
  4. f. parkeervoorzieningen;
  5. g. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  6. h. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende

  1. i. gebouwen;
  2. j. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

De in dit lid bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in de artikelen 27, 28, 29, 30 en 31 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.

15.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 15.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. de gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht;
  2. b. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bedragen maximaal de/het op de verbeelding aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwingspercentage;
  3. c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    1. 1. van erfafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens 2 m;
    2. 2. zend- en ontvangstinstallatie 45 m;
    3. 3. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
  4. d. nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
    2. 2. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 15.2 onder c voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.

Artikel 16 Maatschappelijk - 2

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. instellingen en voorzieningen op medisch, sociaal-cultureel, educatief of religieus gebied dan wel op het gebied van sport en recreatie of openbaar bestuur, waaronder begrepen bejaarden- en verzorgingstehuizen;
  2. b. consumentverzorgende (ambachtelijke) dienstverlening;
  3. c. een kantoor;
  4. d. galeries;
  5. e. ateliers;

alsmede voor:

  1. f. ondergeschikte horeca en detailhandel ten dienste van de onder a genoemde doeleinden;
  2. g. erven en tuinen;
  3. h. nutsvoorzieningen;
  4. i. parkeervoorzieningen;
  5. j. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  6. k. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende

  1. l. gebouwen;
  2. m. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

De in dit lid bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in de artikelen 28, en 30 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.

16.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 16.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. de gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht;
  2. b. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bedragen maximaal de/het op de verbeelding aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwingspercentage;
  3. c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    1. 1. van erfafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens 2 m;
    2. 2. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
  4. d. nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
    2. 2. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 16.2 onder c voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.

Artikel 17 Maatschappelijk - Begraafplaats

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een begraafplaats;

alsmede voor:

  1. b. groenvoorzieningen;
  2. c. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende

  1. d. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

De in dit lid bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in de artikelen 27, 28, 29 en 30 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.

17.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 17.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. gebouwen mogen niet worden opgericht;
  2. b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    1. 1. van erfafscheidingen 2 m;
    2. 2. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

Artikel 18 Tuin

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin;
  2. b. de gemeentelijke archiefkelder ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van maatschappelijk - gemeentelijke archiefkelder';
  3. c. een parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'Parkeergarage';

alsmede voor:

  1. d. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  2. e. nutsvoorzieningen';
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. overige bijbehorende voorzieningen;

met de bijbehorende:

  1. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De in dit lid bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in de artikelen 27, 28, 29, 30 en 31 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.

18.2 Bouwregels:

Bouwen is uitsluitend toegestaan:

  1. a. ten dienste van de in lid 18.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende regels:
    1. 1. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan, met dien verstande dat:
      • de bestaande bijgebouwen ter plaatse mogen worden gehandhaafd en herbouwd in maximaal de bestaande maatvoering;
      • ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van maatschappelijk - gemeentelijke archiefkelder' een ondergrondse gelegen gebouw is toegestaan;
      • ter plaatse van de aanduiding 'Parkeergarage' een ondergronds gebouw ten behoeve van parkeren is toegestaan;
    2. 2. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten hoogste mag bedragen:
      • van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens 1 m;
      • van erfafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens 2 m;
      • van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
  2. b. ten dienste van de in artikel 22 lid 1, 23 lid 1 en 25 lid 1 omschreven doeleinden ten behoeve van tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits:
    1. 1. de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;
    2. 2. de hoogte van erkers, entreeportalen en veranda's niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouwen + 0,25 m;
    3. 3. de breedte van erkers, entreeportalen en veranda's niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 18.2 onder b voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.

Artikel 19 Verkeer

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en voet- en fietspaden ten behoeve van doorgaand en overig verkeer;

alsmede voor:

  1. b. ondergrondse kantoordoeleinden ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van verkeer - kantoor ondergronds';
  2. c. garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garageboxen';
  3. d. parkeervoorzieningen en andere openbare ruimten;
  4. e. groenvoorzieningen;
  5. f. kunstuitingen;
  6. g. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  7. h. nutsvoorzieningen;
  8. i. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende:

  1. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De in dit lid bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in de artikelen 26, 27, 28, 29, 30, 31 en 32 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.

19.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 19.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. gebouwen zijn niet toegestaan, behoudens:
    1. 1. garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garageboxen'; de bouwhoogte van deze garageboxen mag niet meer dan 3 m bedragen;
    2. 2. een ondergronds gebouw ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van verkeer - kantoor ondergronds';
  2. b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    1. 1. van verlichting 6 m;
    2. 2. van voorzieningen voor de verkeersgeleiding 10 m;
    3. 3. van kunstuitingen 12 m;
    4. 4. van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2 m.
  3. c. nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten een op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
    2. 2. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m;

Artikel 20 Verkeer - Verblijfsgebied

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, voet- en fietspaden;
  2. b. pleinen;
  3. c. parkeerterreinen en andere openbare ruimten;

met zowel een functie voor verblijf als voor verkeer gericht op aangrenzende en nabijgelegen bestemmingen,

alsmede voor:

  1. d. ambulante detailhandel, voor zover bestaand;
  2. e. een parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'Parkeergarage';
  3. f. additionele voorzieningen ten behoeve van ondergrondse voorzieningen zoals voetgangersuitgangen, trappen, liften en balustraden;
  4. g. luifels, terrassen, terrasschotten en windschermen ter plaatse van de aanduiding 'terras';
  5. h. culturele en recreatieve activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - culturele activiteiten';
  6. i. speelvoorzieningen;
  7. j. groenvoorzieningen;
  8. k. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  9. l. kunstuitingen;
  10. m. nutsvoorzieningen;
  11. n. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende:

  1. o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De in dit lid bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in de artikelen 26, 27, 28, 29, 30, 31 en 32 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.

20.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 20.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. gebouwen zijn niet toegestaan, behoudens een ondergronds gebouw ten behoeve van ondergronds parkeren ter plaatse van de aanduiding 'Parkeergarage'.
  2. b. nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten een op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
    2. 2. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
  3. c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    1. 1. van verlichting 6 m;
    2. 2. van speelvoorzieningen 6 m;
    3. 3. van kunstuitingen 12 m;
    4. 4. van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2 m.
  4. d. voor terrasschotten geldt in afwijking van het bepaalde onder c, het volgende:
    1. 1. gevelterrasschotten worden geplaatst haaks op de gevel;
    2. 2. de maximale lengte van de gevelterrasschotten is gelijk aan de lengte van het gevelterras;
    3. 3. de bouwhoogte van gevelterrasschotten mag ten hoogste 2,20 m te bedragen;
    4. 4. de bouwhoogte van aanleunterrasschotten mag ten hoogste 1,50 m bedragen;
    5. 5. eilandterrasschotten zijn niet toegestaan.
  5. e. voor luifels geldt in afwijking van het bepaalde onder c, het volgende:
    1. 1. de luifels mogen tot maximaal 4 meter uit de bijbehorende gevel uitsteken, maar mogen nooit verder dan de trottoirrand reiken;
    2. 2. de luifels mogen tot maximaal 4 meter hoogte worden opgericht.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 20.2 onder a voor de realisatie van winterserres op locaties aan de Markt te Sittard, mits:

  1. a. het betreft winterserres bij horecapanden;
  2. b. de pui van de winterserres op een afstand van 4 meter uit de gevel wordt gesitueerd;
  3. c. de bouwhoogte van de pui aan de voorzijde niet meer dan 4 meter bedraagt;
  4. d. de winterserres niet buiten de periode van 1 oktober tot en met 1 april van enig jaar aanwezig zijn.

Artikel 21 Water - Watergang

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Watergang' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. aan- en afvoer van water;
  2. b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  3. c. waterberging;

alsmede voor:

  1. d. oevers en kaden;
  2. e. bruggen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  3. f. groenvoorzieningen;
  4. g. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende:

  1. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals duikers en oeverbeschoeiingen.

De in dit lid bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in de artikelen 26, 27, 28, 29, 30, 31 en 32 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.

21.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 21.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 m. bedragen.

Artikel 22 Wonen

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;

alsmede ter plaatse van de betreffende aanduiding voor bedrijvigheid overeenkomstig deze aanduiding:

  1. b. een galerie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - galerie';
  2. c. een kapsalon op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - kapsalon';
  3. d. zakelijke en consumentverzorgende (ambachtelijke) dienstverlening op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  4. e. een atelier ter plaatse van de aanduiding 'atelier';
  5. f. maatschappelijke doeleinden, zakelijke en consumentverzorgende dienstverlening alsmede wijkvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - voorzieningen';
  6. g. wijkvoorzieningen, horeca in de categorie restaurantsector alsmede ondergeschikte detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - stadsboerderij';
  7. h. kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';

alsmede voor:

  1. i. een onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  2. j. erven en tuinen;
  3. k. een parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'Parkeergarage';
  4. l. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  5. m. nutsvoorzieningen;
  6. n. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende:

  1. o. hoofdgebouwen;
  2. p. bijgebouwen;
  3. q. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De in dit lid bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in de artikelen 26, 27, 28, 29, 30 en 31 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.

22.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 22.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. b. de voorgevel van hoofdgebouwen mag uitsluitend in de voorste bouwgrens worden gebouwd;
  3. c. de horizontale diepte van het hoofdgebouw mag ten hoogste bedragen:
    1. 1. op de begane grond/eerste bouwlaag 15 m;
    2. 2. op de volgende bouwlagen 12,5 m,

met dien verstande dat de afstand van de achtergevel tot de achterste grens van het bouwperceel minimaal 5 m bedraagt;

  1. d. het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken, tot een oppervlakte van maximaal 70 m2, met dien verstande dat het oppervlak aan vrijstaande bijgebouwen maximaal 50 m2 mag bedragen.
    In afwijking van de vorige alinea geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering bijgebouwen' dat de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen mag worden gehandhaafd en dat bovendien maximaal 100 m2 aan bijgebouwen extra mag worden gebouwd, waarvan maximaal 50 m2 vrijstaand mag worden uitgevoerd;
  2. e. bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 2 m achter de voorste bouwgrens of de lijn in het verlengde daarvan worden gebouwd;
  3. f. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen ten hoogste bedragen:
goothoogte bouwhoogte
van hoofdgebouwen zie verbeelding zie verbeelding, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke bouwaanduiding - toren' een hoogteaccent is toegestaan met een maximale oppervlakte van 17 m2 en een maximale bouwhoogte van 26 m
van aangebouwde bijgebouwen hoogte eerste bouwlaag hoofdgebouw + 0,25 m goothoogte + afstand tot perceelsgrens, tot maximum van 5 m
van vrijstaande bijgebouwen 3 m goothoogte + afstand tot perceelsgrens, tot maximum van 5 m
van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens - 1 m
van erfafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens - 2 m
erfafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke bouwaanduiding - erfscheiding' - 8 m
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - 3 m

22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 onder f voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.

22.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Onder verboden gebruik wordt tevens verstaan het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.
  2. b. Gestapelde woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld'.
  3. c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - stadsboerderij' mag het bestaande verkoopvloeroppervlak voor de ondergeschikte detailhandelsfunctie worden gebruikt; dit verkoopvloeroppervlak mag niet worden uitgebreid.

22.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 23 Wonen - Wonen En Detailhandel

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Wonen en detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

op de begane grond en de verdieping:

  1. a. wonen;

uitsluitend op de begane grond:

  1. b. detailhandel;
  2. c. een kantoor ter plaatse van de aanduiding 'kantoor'.

alsmede voor:

  1. d. een onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  2. e. een fietsenstalling ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietsenstalling';
  3. f. erven en tuinen; erven en tuinen;
  4. g. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  5. h. nutsvoorzieningen;
  6. i. parkeervoorzieningen;
  7. j. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende:

  1. k. hoofdgebouwen;
  2. l. bijgebouwen;
  3. m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De in dit lid bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in de artikelen 27, 28, 29, 30 en 31 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.

23.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 23.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. b. de voorgevel van hoofdgebouwen mag uitsluitend in de voorste bouwgrens worden gebouwd;
  3. c. de horizontale diepte van het hoofdgebouw mag ten hoogste bedragen:
    1. 1. op de begane grond/eerste bouwlaag 15 m;
    2. 2. op de volgende bouwlagen 12,5 m,

met dien verstande dat de afstand van de achtergevel tot de achterste grens van het

bouwperceel minimaal 5 m bedraagt;

  1. d. het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken, tot een oppervlakte van maximaal 70 m2, met dien verstande dat het oppervlak aan vrijstaande bijgebouwen maximaal 50 m2 mag bedragen;
  2. e. bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 2 m achter de voorste bouwgrens of de lijn in het verlengde daarvan worden gebouwd;
  3. f. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen ten hoogste bedragen:
goothoogte bouwhoogte
van hoofdgebouwen zie verbeelding zie verbeelding
van aangebouwde bijgebouwen hoogte eerste bouwlaag hoofdgebouw + 0,25 m goothoogte + afstand tot perceelsgrens, tot maximum van 5 m
van vrijstaande bijgebouwen 3 m goothoogte + afstand tot perceelsgrens, tot maximum van 5 m
van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens - 1 m
van erfafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens - 2 m
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - 3 m

23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 23.2 onder f voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.

23.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Onder verboden gebruik wordt tevens verstaan het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.
  2. b. Gestapelde woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld'.

23.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 24 Wonen - Wonen En Maatschappelijk

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Wonen en maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

op de begane grond en de verdieping:

  1. a. wonen;

uitsluitend op de begane grond:

  1. b. maatschappelijke voorzieningen;

alsmede voor:

  1. c. erven en tuinen;
  2. d. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  3. e. nutsvoorzieningen;
  4. f. parkeervoorzieningen;
  5. g. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende:

  1. h. hoofdgebouwen;
  2. i. bijgebouwen;
  3. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De in dit lid bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in de artikel 27, 28, 29, 30 en 31 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.

24.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 24.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. b. de voorgevel van hoofdgebouwen mag uitsluitend in de voorste bouwgrens worden gebouwd;
  3. c. de horizontale diepte van het hoofdgebouw mag ten hoogste bedragen:
    1. 1. op de begane grond/eerste bouwlaag 15 m;
    2. 2. op de volgende bouwlagen 12,5 m,

met dien verstande dat de afstand van de achtergevel tot de achterste grens van het bouwperceel minimaal 5 m bedraagt;

  1. d. het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken, tot een oppervlakte van maximaal 70 m2, met dien verstande dat het oppervlak aan vrijstaande bijgebouwen maximaal 50 m2 mag bedragen;
  2. e. bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 2 m achter de voorste bouwgrens of de lijn in het verlengde daarvan worden gebouwd;
  3. f. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen ten hoogste bedragen:
goothoogte bouwhoogte
van hoofdgebouwen zie verbeelding zie verbeelding
van aangebouwde bijgebouwen hoogte eerste bouwlaag hoofdgebouw + 0,25 m goothoogte + afstand tot perceelsgrens, tot maximum van 5 m
van vrijstaande bijgebouwen 3 m goothoogte + afstand tot perceelsgrens, tot maximum van 5 m
van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens - 1 m
van erfafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens - 2 m
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - 3 m

24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 24.2 onder f voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.

24.4 Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik wordt tevens verstaan het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.

24.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 25 Wonen - Wonen En Zakelijke Dienstverlening

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Wonen en zakelijke dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

op de begane grond en de verdieping:

  1. a. wonen;

uitsluitend op de begane grond:

  1. b. zakelijke dienstverlening;

alsmede voor:

  1. c. erven en tuinen;
  2. d. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  3. e. nutsvoorzieningen;
  4. f. parkeervoorzieningen;
  5. g. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende:

  1. h. hoofdgebouwen;
  2. i. bijgebouwen;
  3. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De in dit lid bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in de artikelen 27, 28, 29, 30 en 31 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.

25.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 25.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. b. de voorgevel van hoofdgebouwen mag uitsluitend in de voorste bouwgrens worden gebouwd;
  3. c. de horizontale diepte van het hoofdgebouw mag ten hoogste bedragen:
    1. 1. op de begane grond/eerste bouwlaag 15 m;
    2. 2. op de volgende bouwlagen 12,5 m,

met dien verstande dat de afstand van de achtergevel tot de achterste grens van het bouwperceel minimaal 5 m bedraagt;

  1. d. het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken, tot een oppervlakte van maximaal 70 m2, met dien verstande dat het oppervlak aan vrijstaande bijgebouwen maximaal 50 m2 mag bedragen;
  2. e. bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 2 m achter de voorste bouwgrens of de lijn in het verlengde daarvan worden gebouwd;
  3. f. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
goothoogte bouwhoogte
van hoofdgebouwen zie verbeelding zie verbeelding
van aangebouwde bijgebouwen hoogte eerste bouwlaag hoofdgebouw + 0,25 m goothoogte + afstand tot perceelsgrens, tot maximum van 5 m
van vrijstaande bijgebouwen 3 m goothoogte + afstand tot perceelsgrens, tot maximum van 5 m
van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens - 1 m
van erfafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens - 2 m
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - 3 m

25.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 25.2 onder f voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.

25.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Onder verboden gebruik wordt tevens verstaan het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.
  2. b. Gestapelde woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld'.

25.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 26 Leiding - Gas

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Leiding - Gas" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een ondergrondse hoge druk gasvoedingsleiding met een diameter van 16 inch en een druk van 16 bar.

bar alsmede voor:

  1. b. binnen een afstand van 5 m ter weerszijde te weerszijde van de hartlijn van deze hogedruk gastransportleiding voor het beheer van de in sub a bedoelde leiding;
  2. c. de bescherming van het aangrenzende woon- en leefklimaat in verband met de in sub a bedoelde leiding;
  3. d. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende:

  1. e. gebouwen;
  2. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

26.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, is bouwen uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 26.1 omschreven doeleinden, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 25 m2;
  2. b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,5 m;
  3. c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 m.

26.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 26.2, ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de ter plaatse geldende andere bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de gasvoedingsleiding.

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 26.3 wordt niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen van de beheerder van de ondergrondse leiding.

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 27 Waarde - Archeologie - 1

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

27.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in artikel 3 tot en met 25 van deze regels, mogen op de in lid 27.1 genoemde gronden geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. a. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen ten behoeve van het bepaalde in artikel 3 tot en met 25 van deze regels, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, gelegen op minder dan 1 meter boven peil, niet wordt vergroot of veranderd;
  2. b. de bouw van een (bij)gebouw of een uitbreiding van een bestaand gebouw van ten hoogste 50 m² en graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm.

27.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 27.2, voor het bouwen van gebouwen in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3 tot en met 25 van deze regels, groter dan 50 m², indien is gebleken dat het oprichten van het gebouw niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.
  2. b. Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 27.2, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    3. 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  3. c. De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

27.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1' te wijzigen door:

  1. a. de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien op basis van archeologisch onderzoek blijkt dat er geen sprake is van een verstoring van de archeologische waarden.

Artikel 28 Waarde - Archeologie - 2

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

28.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in artikel 3 tot en met 25 van deze regels, mogen op de in lid 28.1 genoemde gronden geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. a. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen ten behoeve van het bepaalde in artikel 3 tot en met 25 van deze regels, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, gelegen op minder dan 1 meter boven peil, niet wordt vergroot of veranderd;
  2. b. de bouw van een (bij)gebouw of een uitbreiding van een bestaand gebouw van ten hoogste 100 m² en graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm.

28.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 28.2, voor het bouwen van gebouwen in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3 tot en met 25 van deze regels, groter dan 100 m², indien is gebleken dat het oprichten van het gebouw niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.
  2. b. Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 28.2, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    3. 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  3. c. De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

28.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' te wijzigen door:

  1. a. de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien op basis van archeologisch onderzoek blijkt dat er geen sprake is van een verstoring van de archeologische waarden.

Artikel 29 Waarde - Archeologie - 3

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

29.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in artikel 3 tot en met 25 van deze regels, mogen op de in lid 29.1 genoemde gronden geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. a. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen ten behoeve van het bepaalde in artikel 3 tot en met 25 van deze regels, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, gelegen op minder dan 1 meter boven peil, niet wordt vergroot of veranderd;
  2. b. de bouw van een (bij)gebouw of een uitbreiding van een bestaand gebouw van ten hoogste 500 m² en graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm.

29.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 29.2, voor het bouwen van gebouwen in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3 tot en met 25 van deze regels, groter dan 500 m², indien is gebleken dat het oprichten van het gebouw niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.
  2. b. Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 29.2, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    3. 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  3. c. De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

29.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3' te wijzigen door:

  1. a. de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien op basis van archeologisch onderzoek blijkt dat er geen sprake is van een verstoring van de archeologische waarden.

Artikel 30 Waarde - Cultuurhistorie

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de cultuurhistorische waarden, meer in het bijzonder voor:

  1. a. het behoud, herstel en versterken van de aanwezige ruimtelijke historische structuur en het ruimtelijk historische beeld en ruimtelijk historische belevingswaarden van het beschermde gezicht en de hierin aanwezige bebouwing;
  2. b. het behoud, herstel en het versterken van de karakteristieke hoofdvormen, de geveltypen, de geleding, het materiaal, het kleurgebruik en ornamenten van gebouwen alsmede het behoud van de historisch waardevolle rooilijn, het herstel en versterken van het ruimtelijk historisch beeld en belevingswaarde van de gevelwand ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand' en 'Specifieke vorm van waarde - historisch waardevolle gevel(wand)';
  3. c. het behoud van de historisch waardevolle rooilijn, het herstel en versterken van het ruimtelijk historisch beeld en belevingswaarde van de gevelwand ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van waarde - historisch waardevolle rooilijn';
  4. d. het behoud, herstel en versterken van de ruimtelijke historische belevingswaarden en cultuurhistorische waarden van gebouwde elementen ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van waarde - waardevol gebouwd element';
  5. e. het behoud en versterken van de aanwezige cultuurhistorische en/of natuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduidingen 'Beeldbepalende boom/monumentale boom', 'Specifieke vorm van waarde - historisch waardevolle hagen' en 'Specifieke vorm van waarde - historisch waardevolle groenstructuur'.

30.2 Bouwregels

30.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de afmeting en de plaats van de bebouwing, alsmede de opbouw en indeling van bestaande gevels ten behoeve van behoud en versterking van de cultuur- en bouwhistorische waardevolle karakteristieke verschijningsvorm van de cultuurhistorische waardevolle bebouwing.

30.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 30.2.1 sub a voor nieuwbouw ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van waarde - historisch waardevolle rooilijn', mits de gevelbreedte, het geveltype, de gevelgeleding, het materiaal- en kleurgebruik worden afgestemd op de historische maatvoering, historische verhoudingen en het beeld zoals deze van oudsher in het beschermde gezicht voorkomt.
  2. b. lid 30.2.1 sub b voor zover er geen sprake is van een historische voorgevelrooilijn en de bebouwing terug wordt geplaatst in de historische voorgevelrooilijn;
  3. c. lid 30.2.1 sub c voor zover de huidige goot- en bouwhoogte lager zijn dan de historische goot- en bouwhoogte en de historische maten en verhoudingen worden hersteld;
  4. d. lid 30.2.1 sub d voor zover er sprake is van een plat dak of de huidige dakvorm en/of dakrichting afwijkt van de historische dakvorm en de dakvorm in overeenstemming wordt gebracht met de historische dakvorm en richting;
  5. e. lid 30.2.1 sub e voor zover er sprake is van een ander gebouwenmateriaal dat zich voegt in de historische context;
  6. f. lid 30.2.1 sub f voor zover de gevelbreedte en de parcellering van hoofdgebouwen afwijkt van de historische gevelbreedte en parcellering en de historische gevelbreedte en de historische parcellering worden hersteld;
  7. g. lid 30.2.1 sub g mits de wijzigingen betrekking hebben op het opheffen van verstoringen aan deze gevel en de gevel door de wijziging in overeenstemming wordt gebracht met het historische beeld;
  8. h. lid 30.2.1 sub h indien reeds eerder een bouw- en cultuurhistorisch onderzoek heeft plaatsgevonden naar het pand en op basis hiervan voor de verbouwing voldoende informatie voorhanden is over de bouw- en cultuurhistorische waarden;
  9. i. lid 30.2.1 sub j, voor het realiseren van nieuwe dakterrassen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. de dakterrassen zijn niet zichtbaar vanaf de openbare weg;
    2. 2. de hoogte van afscheidingen bedraagt niet meer dan 1,00 meter, gemeten ten opzichte van de vloer waarop wordt gebouwd en de afscheidingen worden uitgevoerd in een open transparante constructie;
    3. 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van cultuurhistorische waarden.
  10. j. lid 30.2.1 sub k, voor het veranderen van de als 'Specifieke vorm van waarde - waardevol gebouwd element' aangeduide bouwwerken, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden.

30.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:

  1. a. een pand of gronden te gebruiken of laten te gebruiken op een dusdanige wijze dat de cultuurhistorische waarden worden ontsiert of in gevaar worden gebracht.

30.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

28.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

30.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 31 Waterstaat - Beschermingszone Watergang

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het onderhoud van de in deze zone gelegen dan wel daaraan grenzende watergang.

Op of in de voor Waterstaat - Beschermingszone watergang' bestemde gronden geldt de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas.

31.2 Bouwregels

Op of in de voor Waterstaat - Beschermingszone watergang' bestemde gronden is het verboden te bouwen.

31.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 31.2, ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de ter plaatse geldende andere bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de watergang dan wel voor zover het betreft de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat - profiel van vrije ruimte' de belangen van de toekomstige versterking, verbetering, aanleg of wijziging van een waterstaatswerk in het gedrang komen.

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 31.3 wordt slechts verleend, nadat ter zake advies is ingewonnen van de beheersinstantie van de in lid 31.1 bedoelde watergang; de beslissing met betrekking tot de afwijking wordt aan de beheersinstantie meegedeeld.

Artikel 32 Waterstaat - Watergang Overkluisd

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Watergang overkluisd' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het onderhoud van de in deze zone gelegen dan wel daaraan grenzende watergang.

Op of in de voor Waterstaat - Watergang overkluisd' bestemde gronden geldt de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 33 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 34 Algemene Bouwregels

34.1 Percentageregeling

Een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in de bouwregels van Hoofdstuk 2 anders is bepaald.

34.2 Bestaande afmetingen en afstanden en percentages

34.3 Ondergronds bouwen

34.4 Aantal woningen

Artikel 35 Algemene Aanduidingsregels

35.1 Vrijwaringszone - straalpad

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - straalpad' mag de hoogte van

nieuw op te richten bouwwerken niet meer bedragen dan 20 m.

Artikel 36 Algemene Gebruiksregels

Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming(en).

Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan:

  1. a. het opslaan, deponeren, lozen en/of storten van al dan niet afgedankte en/of aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en/of producten, alsmede het aanleggen en/of inrichten van opslag- en/of bergplaatsen hiervoor, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;
  4. d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels;
  5. e. een gebruik van gronden en bouwwerken voor straatprostitutie, een seks- of pornobedrijf dan wel een prostitutiebedrijf, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels.

Artikel 37 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in het plan voor:

  1. a. het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, hoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven afmetingen en afstanden;
  2. b. het afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  3. c. het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  4. d. het overschrijden van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen door:
    1. 1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda's, afdaken en andere daarmee gelijk te stellen ondergeschikte delen van gebouwen, mits:
      • de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;
      • de hoogte van erkers, entreeportalen en veranda's niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw + 0,25 m;
      • de breedte van erkers, entreeportalen en veranda's niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw;
      • de afstand tot de bestemmingsgrens minimaal 2,5 m bedraagt, daar waar het bestemmingsvlak grenst aan een bestemming Verkeer' of 'Verkeer -Verblijfsgebied';
    2. 2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - afwijkingsbevoegdheid' met volgnummer 1 toestaan van:
    1. 1. kantoren;
    2. 2. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
    3. 3. wonen, uitsluitend op de verdiepingen;

met dien verstande dat:

      • de nieuwe functie(s) geen onevenredige afbreuk mag (mogen) veroorzaken op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans
      • het toevoegen van woningen in overeenstemming is met het gemeentelijk woningbouwprogramma.
  1. f. ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - afwijkingsbevoegdheid' met volgnummer 2 toestaan van:
    1. 1. kantoren, met dien verstande dat:
      • uitsluitend op de begane grond een combinatie mogelijk is met maatschappelijke voorzieningen in de vorm van een tandartsenpraktijk, huisartsenpraktijk, fysiotherapiepraktijk of daarmee naar aard, omvang en uitstraling vergelijkbare functies;
      • één kantoor zich binnen maximaal één bouwlaag mag vestigen;
      • de nieuwe functie(s) geen onevenredige afbreuk mag (mogen) veroorzaken op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
    2. 2. wonen, met dien verstande dat:
      • de nieuwe functie(s) geen onevenredige afbreuk mag (mogen) veroorzaken op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans
      • het toevoegen van woningen in overeenstemming is met het gemeentelijk woningbouwprogramma.
  2. g. ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - afwijkingsbevoegdheid' met volgnummer 3 toestaan van;
    1. 1. kantoren uitsluitend op de begane grond en de eerste verdieping, met dien verstande dat:
      • een combinatie mogelijk is met maatschappelijke voorzieningen in de vorm van een tandartsenpraktijk, huisartsenpraktijk, fysiotherapiepraktijk of daarmee naar aard, omvang en uitstraling vergelijkbare functies;
      • de nieuwe functie(s) geen onevenredige afbreuk mag (mogen) veroorzaken op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans.
  3. h. ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - afwijkingsbevoegdheid' met volgnummer 4 toestaan van:
    1. 1. kantoren uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat:
      • een combinatie mogelijk is met maatschappelijke voorzieningen in de vorm van een tandartsenpraktijk, huisartsenpraktijk, fysiotherapiepraktijk of daarmee naar aard, omvang en uitstraling vergelijkbare functies;
      • de nieuwe functie(s) geen onevenredige afbreuk mag (mogen) veroorzaken op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans.
  4. i. ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - afwijkingsbevoegdheid' met volgnummer 5 toestaan van:
    1. 1. detailhandel ondergronds;
    2. 2. ondergrondse voorzieningen op het gebied van wellness;

met dien verstande dat:

      • de nieuwe functie(s) geen onevenredige afbreuk mag (mogen) veroorzaken op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
      • het toevoegen van detailhandel past binnen de gemeentelijke retailstructuurvisie.

Artikel 38 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

  1. a. de bestemmingen te wijzigen ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredige worden geschaad.
  2. b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1', 'Waarde - Archeologie - 2' en 'Waarde - Archeologie - 3' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 39 Overige Regels

39.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 tweede lid van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening;
  2. b. de invloed van de omgeving op een bouwwerk;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor het wegverkeer;
  4. d. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  5. e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  6. f. de ruimte tussen bouwwerken;
  7. g. erf- en terreinafscheidingen.

39.2 Meerdere bestemmingen

Daar waar op de verbeelding aan gronden meerdere bestemmingen zijn gegeven, hebben de regels van de dubbelbestemming voorrang op de overige regels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 40 Overgangsrecht

40.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

40.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder lid 40.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

40.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 40.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

40.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

40.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 40.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

40.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in het lid 40.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

40.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 40.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 41 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanCentrum Sittard.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Planmotivering

De gemeente Sittard-Geleen wil haar grondgebied voorzien van een actuele, planologisch-juridische regeling. De huidige bestemmingsplannen vigeren vaak reeds geruime tijd en zijn daardoor niet altijd meer actueel. Soms kunnen deze plannen ongewenste ontwikkelingen niet tegenhouden en vaak zijn ze voor gewenste ontwikkelingen niet voldoende voorwaarden scheppend.

Voor het centrumgebied van het stadsdeel Sittard heeft het gemeentebestuur besloten om één bestemmingsplan te maken, om te komen tot een eenduidig planologisch-juridisch kader.

Het onderhavige bestemmingsplan is een zogenaamd "beheerplan" waarbij de bestaande ruimtelijke situatie bestemd wordt en van een actuele bestemmingsregeling wordt voorzien. Dat betekent dat de bestaande situatie in hoofdlijnen gehandhaafd blijft.

Planologisch gezien vigeren diverse bestemmingsplannen en een aantal tussentijdse aanpassingen hierop. De vigerende bestemmingsplannen in het plangebied zijn:

Bestemmingsplan Vastgesteld Goedgekeurd
Bestemmingsplan Binnenstad deelplan 1
12-03-1981 29-06-1982
Bestemmingsplan Binnenstad deelplan 2
12-03-1981 29-06-1982
Bestemmingsplan Binnenstad deelplan 3
12-03-1981 29-06-1982
Bestemmingsplan Binnenstad deelplan 4
12-03-1981 29-06-1982
Bestemmingsplan Binnenstad deelplan 4 part. herz
08-10-1998 19-01-1999
Bestemmingsplan Binnenstad deelplan 7
12-03-1981 29-06-1982
Bestemmingsplan omgeving stadskantoor I
18-05-1978 05-12-1978
Bestemmingsplan omgeving stadskantoor II
17-11-1980 28-07-1981
Bestemmingsplan omgeving stadskantoor III
25-03-1991 16-07-1991
Bestemmingsplan Baenje-Casino-Park (+ wijzigingen)
20-05-1976 10-01-1977
Bestemmingsplan Engelenkampstraat west
25-03-1991 15-10-1991
Bestemmingsplan Steenweg e.o.
21-12-1981 28-06-1983
Uitbreidingsplan in hoofdzaken Sittard
19-04-1956 06-05-1957
Facetbestemmingsplan Horecavoorzieningen Centrum 27-01-2000 15-08-2000
Zitterd Revisited, fase 1 (Schootsvelden, Odasingel) 28-04-2005 31-01-2006
Zitterd Revisited, fase 4 (Den Tempel) 28-04-2005 31-01-2006
Kloosterkwartier 1-10-2009 n.v.t.

Het bestemmingsplan "Centrum Sittard" vervangt bovenstaande plannen.

De structuur van bestemmingsplannen dient vanaf 1 januari 2010 te voldoen aan de “Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen” (SVBP 2008). Dit houdt in dat met name de verschijningsvorm en een aantal begrippen zijn gestandaardiseerd. De vigerende bestemmingsplannen voldoen hier niet (meer) aan. Vandaar dat het voorliggende bestemmingsplan digitaal is opgesteld en gestandaardiseerd.

De actualisering van de vigerende bestemmingsplannen vindt plaats volgens de gebruikelijke systematiek voor het opstellen van bestemmingsplannen van de gemeente Sittard-Geleen.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

In onderstaande figuur is de ligging en begrenzing van het plangebied indicatief weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPCentrumSittard-VA01_0001.jpg"

1.3 Planopzet

Het bestemmingsplan “Centrum Sittard” is opgesteld conform de in de gemeente Sittard-Geleen gebruikelijke juridische regeling en is zodanig van opzet dat het duidelijke kaders biedt in het gebruik van het plan. Deze kaders worden bepaald door de artikelen 3.1.2 en 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro) genoemde onderdelen waarin een bestemmingsplan tenminste aan moet voldoen:

Toelichting:

De toelichting bevat een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen. Tevens wordt aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. De resultaten van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro krijgen een plaats in de toelichting, evenals een omschrijving op welke wijze burgers en maatschappelijke instellingen bij de voorbereiding van het plan zijn betrokken. In artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt voorgeschreven dat een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen. De overige onderdelen van de toelichting geven invulling aan het bepaalde in dit artikel.

Verbeelding:

Op de (zowel analoge als digitale) verbeelding, met IMRO-ID: NL.IMRO.1883.BPCentrumSittard-VA01, zijn de bestemmingen in het plangebied weergegeven. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen in het plangebied aangegeven. Deze bestemmingen zijn gerelateerd aan de in de regels opgenomen juridische regeling.

Planregels:

Hierin is het gebruik van de binnen het plangebied aangegeven gronden, bouwwerken en ander gebruik van de gronden juridisch geregeld.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting is opgebouwd uit de volgende onderdelen:

Hoofdstuk 1 Inleiding

Hoofdstuk 2 Beleidskader

Hoofdstuk 3 Analyse plangebied

Hoofdstuk 4 Planopzet

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

Hoofdstuk 2 Beleidskader

In dit hoofdstuk zal het Rijksbeleid, Provinciaal beleid en Gemeentelijke beleid worden belicht in het kader van dit bestemmingsplan.

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Nota Ruimte

De Nota Ruimte (op 27 februari 2006 in werking getreden) is een nota van het rijk, waarin de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland zijn vastgelegd. In de Nota Ruimte gaat het om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020 met een doorkijk naar 2030.

Deze nota is inmiddels vervangen door de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR).

2.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De SVIR vervangt o.a. de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Deze Structuurvisie is vastgesteld op 13 maart 2012.

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is het nieuwe kader dat de (nieuwe) ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 benoemt en de focus bepaalt voor de mobiliteitsinvesteringen. Het Rijk gaat gericht investeren in projecten die bijdragen aan een betere bereikbaarheid van de gebieden met de grootste economische verdiencapaciteit voor Nederland. En door weg, spoor, regionaal OV en vaarwegen in samenhang met ruimtelijke ontwikkeling te bekijken, gaan bereikbaarheid, leefbaarheid en duurzaamheid hand in hand.

De SVIR is de eerste stap naar meer ruimte voor ontwikkeling, het terugbrengen van de bestuurlijke drukte en het schrappen van regelgeving. De tweede stap wordt het voorontwerp van de Omgevingswet die verschijnt voor de zomer. Deze integreert alle relevante wetten voor de ruimtelijke inrichting. Meer ruimte betekent ook minder en eenvoudigere regels en procedures.

Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  1. 1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  2. 2. Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  3. 3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.


In de SVIR worden opgaven van nationaal belang geformuleerd voor de MIRT-regio Brabant en Limburg. Hiervan zijn geen specifieke opgaven relevant voor het plangebied.

2.1.3 Nationaal verkeers- en vervoersplan (NVVP)

In het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan (NVVP) "Van A naar Beter" schetst het kabinet het Nederlandse verkeers- en vervoersbeleid voor de periode 2004-2020. In het NVVP wordt aandacht besteed aan mobiliteitsmanagement. Mobiliteitsmanagement is een pakket van maatregelen om optimaal gebruik te maken van bestaande infrastructuur en om de bereikbaarheid per openbaar vervoer en fiets te verbeteren.

Mobiliteitsmanagement wordt vooral ingezet door lokale en regionale overheden en omvat de volgende instrumenten:

  • Locatiebeleid: situering van woonwijken en locaties voor bedrijven wordt meer geïntegreerd met het verkeers- en vervoersbeleid en met aandacht voor de bereikbaarheid per openbaar vervoer en fiets. Zo worden reizigers minder afhankelijk van de auto. Bij bedrijvenplanning wordt aandacht gegeven aan ontsluiting via meerdere vervoerwijzen (auto, openbaar vervoer en langzaam verkeer).
  • Parkeerbeleid: er komt meer regionale afstemming en samenwerking in het parkeerbeleid.
  • Vervoermanagement: het vervoermanagement bij bedrijven krijgt een nieuwe impuls in regionale programma's, waarbij aansluiting wordt gezocht bij arbeidsomstandigheden en milieuzorg binnen bedrijven. Bevordering van het gebruik van fiets, openbaar vervoer en carpoolen maken deel uit van het programma. ICT- ontwikkelingen bieden kansen voor de toepassing van flextijden en teletoepassingen.

Het NVVP doet geen gebiedsspecifieke uitspraken.

2.1.4 Nationaal Milieubeleidsplan-4 (NMP-4)

Op 8 juni 2001 is het vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4) door het kabinet vastgesteld. In het NMP4 is het doel gesteld om per 2030 de afwenteling van milieuproblemen, op volgende generaties en op mensen in arme landen, te stoppen. Dit kan worden bereikt door de grote milieuproblemen in clusters aan te pakken: energiehuishouding, biodiversiteit en hulpbronnen, milieudruk door de landbouw, stoffen, externe veiligheid, milieu en gezondheid en milieubeleid en de leefomgeving. Verandering kunnen worden georganiseerd via systeeminnovatie.

Milieubeleid en ruimtelijk beleid moeten elkaar versterken. Om de bijdrage van het milieubeleid aan de kwaliteit van de leefomgeving te versterken worden drie veranderingen aangebracht:

  • de samenhang tussen milieu- en ruimtelijk beleid;
  • de samenhang tussen het beleid van verschillende overheden wordt versterkt;
  • de verantwoordelijk van medeoverheden voor de plaatselijke leefomgeving wordt vergroot.


Het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het definiëren en realiseren van milieukwaliteit en de uitvoering van het beleid op het meest passende bestuursniveau komt te liggen.


Het NMP4 doet geen gebiedsspecifieke uitspraken. Wel worden voor de verschillende milieuaspecten aandachtspunten gegeven. Hier zal rekening mee moeten worden gehouden als er sprake is van nieuwe ontwikkelingen

2.1.5 Duurzaam bouwen

Onder duurzaam bouwen, ook milieubewust of ecologisch bouwen genoemd, wordt verstaan:

'het op zodanige wijze bouwen en beheren van gebouwen dat de schade voor het milieu in alle stadia, van ontwerp tot sloop zoveel mogelijk beperkt blijft'.

Essentieel hierbij is de onderlinge verwevenheid van ruimtelijke schaalniveaus en bouw-sectoren. Bouwen zal in alle fasen van het bouwproces moeten gebeuren met een verantwoordelijkheid voor het milieu.

Tegen deze achtergrond is door het ministerie van VROM een aanpak geformuleerd die er op gericht is duurzaamheidaspecten een sterkere en op termijn vaste positie te geven in de besluitvorming over de inrichting van de gebouwde omgeving. Met dit plan, het zgn. “Plan van aanpak Duurzaam Bouwen” wordt een schaalsprong gemaakt van experimenten op het gebied van duurzaam en energiezuinig bouwen naar een meer stelselmatige toepassing van deze principes in de brede bouwstroom. Duurzaam en energiezuinig bouwen dient vanzelfsprekend te worden in zowel de woning- en utiliteitsbouw.

Reeds in de stedenbouwkundige planfase moet rekening gehouden worden met principes van duurzaam bouwen. Bebouwing kan op de zon worden gericht en belemmeringen door gebouwen onderling kunnen worden beperkt om zoveel mogelijk gebruik te kunnen maken van zonne-energie voor ruimte- en tapwaterverwarming. Ook wind- en geluidshinder kunnen hierdoor aanzienlijk worden beperkt. Tijdens de bouw kan door zuinig om te gaan met materialen worden voorkomen dat er onnodig afval ontstaat. Door te kiezen voor duurzame, milieuvriendelijke materialen (bijvoorbeeld geen hardhout, geen PVC) kan in een latere fase bij onderhoud, renovatie of sloop de hoeveelheid (niet te hergebruiken) afval zo klein mogelijk worden gehouden. Op buurtniveau kan worden bijgedragen aan het milieu door de aanplant van groen (zuurstofproductie), een goede openbaar vervoer- en langzaam verkeersstructuur en de ontmoediging van het autoverkeer.

Zie ook paragraaf 2.4.9 Duurzaamheidsplan 2008-2016 verderop in dit hoofdstuk.

2.1.6 Rijk - erfgoed

Belangrijke wet- en regelgeving met betrekking tot cultureel erfgoed staat in de Monumentenwet 1988.

Met ingang van 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Het voorstel tot wijziging is een uitvloeisel van de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (MoMo) uit 2009. De wijziging houdt in dat bij het opstellen van een bestemmingsplan de gemeente handelt conform artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel van a.:

  1. a. Een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

In de Nota van toelichting is de motivatie voor de voorgenomen wijziging opgenomen. Met de wijziging wordt invulling gegeven aan de wens om meer generieke borging van cultuurhistorisch waarden vooraf in het proces van de ruimtelijke ordening te brengen, waardoor vermindering van sectorale regelgeving achteraf mogelijk is. Een van de doelen uit de beleidsbrief MoMo is: cultuurhistorische belangen borgen in de ruimtelijke ordening.

Door wijziging van artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a van het Bro dienen cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en moeten aangeven welke conclusies ze daar aan verbinden en op welke wijze ze deze waarden borgen in het bestemmingsplan. Voor enkele specifieke belangen, zoals archeologie, was in het Bro al voorgeschreven dat in de toelichting bij het bestemmingsplan dient te worden aangegeven op welke wijze met deze belangen is omgegaan. Deze wijze van borging via het systeem van de ruimtelijke ordening bestond in het Bro nog niet voor cultuurhistorische waarden in het algemeen.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 Provinciaal omgevingsplan Limburg 2006 (Actualisatie 2008, 2009 en 2011)

Op 22 september 2006 is een nieuw Provinciaal Omgevingsplan (POL) vastgesteld door Provinciale Staten van Limburg. Vervolgens is het nieuwe POL op 1 december 2006 gepubliceerd en daarmee in plaats getreden van het tot dan toe vigerende POL uit 2001. In 2008, 2009 en 2011 is het POL op onderdelen geactualiseerd. Net als het 'oude' POL is het POL 2006 een integraal plan dat verschillende, bestaande plannen voor de fysieke omgeving op de beleidsterreinen milieu, water, ruimte, mobiliteit, cultuur, welzijn en economie integreert. Het bevat de provinciale visie op de ontwikkeling van de kwaliteitsregio Limburg en beschrijft de ambities, de context en de hoofdlijnen van aanpak voor onderwerpen waarbij de provincie een rol speelt. Het POL 2006 is het beleidskader voor de toekomstige ontwikkelingen van Limburg tot een kwaliteitsregio.

De kwaliteitsregio Limburg wordt gedefinieerd als een regio waar het goed en gezond leven, wonen, leren, werken en recreëren is. Een regio die zich bewust is van de unieke kwaliteit van de leefomgeving en de eigen identiteit. En een regio die stevig is ingebed in internationaal verband. Ten behoeve van de kwaliteitsregio Limburg wordt ingezet op duurzame ontwikkeling. Dat is een ontwikkeling die tegemoetkomt aan de behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties in gevaar te brengen om ook in hún behoeften te voorzien.

POL-kaart 'perspectieven'

Ter beoordeling van deze toekomstige ontwikkelingen is de zogenaamde POL-kaart 'perspectieven' vervaardigd welke onderscheid maakt in negen ruimtelijke perspectieven. Voor het plangebied zijn de volgende perspectieven van toepassing:

  • P9: "Stedelijke bebouwing";
  • P2: "Provinciale Ontwikkelingszone Groen".

Daarnaast is een deel van het plangebied aangeduid als 'water' (betreft de gedeeltelijke overkluisde Keutelbeek). Het gehele plangebied is gelegen binnen de grens “stedelijke dynamiek”, zie onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPCentrumSittard-VA01_0002.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPCentrumSittard-VA01_0003.png"

De stedelijke bebouwing (P9) omvat de aanwezige of als zodanig reeds bestemde woon- en winkel- en voorzieningengebieden, bedrijventerreinen en bijbehorende wegen. Er is hier in veel gevallen nog de nodige ontwikkelingsruimte. De verstedelijkingsopgave wordt voor zover mogelijk hier ingevuld, met in achtneming van de randvoorwaarden vanuit het watersysteem (via de watertoets). Ook dient er aandacht te zijn voor de stedelijke wateropgaven ten aanzien van wateroverlast, afkoppeling, riolering, en ecologisch water (zie paragraaf 3.2.5 Water). Binnen de bestaande bebouwing verdienen de stedelijke centrumgebieden bijzondere aandacht. Dit zijn levendige gebieden met een sterke menging van functies. Hier komt de stedelijke dynamiek bij uitstek tot uiting. Behoud en versterking van die vitaliteit van binnensteden is uitgangspunt. Bijzonder belang wordt gehecht aan de aanwezigheid in centrumgebieden van woonfuncties en stedelijke voorzieningen (publieksgerichte kantoren, stedelijke recreatie, recreatief winkelen).

Zeven stadsregio's, waaronder Sittard, hebben de ruimte gekregen voor opvang van de stedelijke dynamiek in de provincie. Daar is ruimte voor stedelijke milieus, daar ligt het accent bij het bieden van een gevarieerd cultuuraanbod en hoogwaardige voorzieningen. Belangrijke economische functies horen bij uitstek hier thuis. Leefbare stadsregio's bieden aan de andere kant ook ruimte aan parken, groenstructuren en recreatiemogelijkheden. Natuur is hier vooral gebruiksnatuur. Veel aandacht verdient ook de sociale kwaliteit van de leefomgeving, zodat bewoners zich prettig, veilig en geborgen voelen. Al met al staan de stadsregio's voor grote herstructureringsopgaven om aan deze ontwikkelingen tegemoet te komen. De stedelijke dynamiek wordt aangeduid met een grens. Deze is bepaald op basis van de aanwezigheid van de natuurlijke waarden in het omliggende gebied, rekening houdend met de verwachte groei van de stedelijke functies. Soms is aangesloten bij aanwezige structuren zoals wegen om een duidelijke grens te geven. De grens is hard.

Themakaarten Blauwe, Groene en Kristallen Waarden

Om bepaalde basiswaarden te beschermen en te versterken heeft de provincie een drietal kaarten ontwikkeld waarop deze basiswaarden aangeduid worden. Het betreft de kaarten: Blauwe Waarden, Groene Waarden en Kristallen Waarden.

Zoals blijkt uit onderstaande uitsnedes van deze kaarten spelen de volgende aspecten een rol vanwege de aanwezigheid van de Keutelbeek:

  • Beek met specifiek ecologische functie (ecologisch water)
  • POG "Provinciale Ontwikkelingszone Groen"

Daarnaast is er voor een groot deel van het plangebied sprake van grondwaterbeschermingsgebied, genaamd:

  • Roerdalslenk zone II

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPCentrumSittard-VA01_0004.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPCentrumSittard-VA01_0005.png"

Blauwe waardenkaart

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPCentrumSittard-VA01_0006.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPCentrumSittard-VA01_0007.png"

Groene waardenkaart

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPCentrumSittard-VA01_0008.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPCentrumSittard-VA01_0009.png"

Kristallen waardenkaart

In het algemeen kan worden gesteld dat het voorliggende bestemmingsplan een beheerplan betreft: het voorziet de bestaande ruimtelijke situatie van een actuele bestemmingsregeling. Het bestemmingsplan is derhalve niet in strijd met het bovenstaande beleid.

2.2.2 Provinciale woonvisie Limburg

Gedeputeerde Staten hebben op 1 februari 2011 de Provinciale Woonvisie vastgesteld. Doel van de Provinciale Woonvisie is om samen met alle partners in de regio’s te bereiken dat de juiste woningen op de juiste plaats en op het juiste moment beschikbaar komen. De woonvisie is een uitwerking van het coalitieprogramma Investeren in Steden en Dorpen.

De visie behandelt met nadruk de bovenlokale en –regionale sturing van de woningmarktontwikkeling (zeker tegen de achtergrond van de veranderende demografische context) en op kwalitatieve aandachtspunten als herstructurering, leefbaarheid en duurzaamheid. De Woonvisie behandelt de woonbehoeften van verschillende doelgroepen en specifieke aandachtspunten voor de verschillende regio’s. Ook gaat de Woonvisie in op internationale aspecten van het wonen. Op basis van de provinciale en regionale woonvisies en met gebruikmaking van de regionale woonvisies, actuele onderzoeken en monitoring worden bestuurlijke afspraken over de woningbouwprogramma’s gemaakt.

2.2.3 Nota Provinciaal erfgoedbeleid 2004

Het Provinciaal beleid op het gebied van archeologie is verwoord in de Nota provinciaal erfgoedbeleid uit 2004. In het POL2006 en de Handreiking Ruimtelijke Ontwikkeling Limburg is dit beleid verder uitgewerkt. Met betrekking tot archeologie is in het POL2006 als uitgangspunt opgenomen dat het archeologische erfgoed in de oorspronkelijke vindplaats moet worden beschermd. Archeologisch vooronderzoek is verplicht binnen monumenten en binnen een straal van 50 meter rond bekende archeologische terreinen en vindplaatsen (zoals aangeduid op respectievelijk de Archeologische Monumenten Kaart Limburg en aangegeven in het archeologisch digitale systeem Archis) én in gebieden met een hoge of middelhoge archeologische trefkans volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Uitgezonderd hiervan zijn plangebieden kleiner dan 2500 m2, tenzij deze binnen een straal van 50 meter van een archeologische vindplaats liggen.

Provinciale archeologische aandachtsgebieden

Door de nieuwe Wro hoeft de provincie niet meer de bestemmingsplannen van gemeenten goed te keuren. Haar toetsende rol is hierdoor veranderd. De provincie geldt nu meer als overlegpartij. Om aan te geven over welke onderwerpen de provincie in verband met de toetsing van bestemmingsplannen overleg wil voeren, heeft zij deze belangen vooraf kenbaar gemaakt.

Ten aanzien van het aspect archeologie heeft de provincie Limburg haar belang gedefinieerd in de vorm van een aantal “Provinciale archeologische aandachtsgebieden”. Dit zijn representatieve en relatief gave delen van de verschillende Limburgse cultuurlandschappen met een groot potentieel aan archeologische waarden. De provincie wil haar verantwoordelijkheid voor archeologie beperken tot deze aandachtgebieden. Het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan is niet gelegen in een dergelijk aandachtsgebied.

De gemeente Sittard-Geleen heeft een eigen beleid opgesteld waarin de uitgangspunten en randvoorwaarden op archeologisch gebied in kaart zijn gebracht en toegelicht. Dit zal worden belicht in paragraaf 'Cultuurhistorie en archeologie'.

2.3 Regionaal Beleid

2.3.1 Regiovisie Westelijke Mijnstreek: "Ruimte voor nieuwe generaties"

Met de regiovisie geven de gemeenten Sittard-Geleen, Schinnen, Beek, Stein en Provincie Limburg duidelijkheid over hun visie en hun prioriteiten aan het Rijk, wat daarmee een krachtige uitnodiging aan het Rijk is om te participeren in de ontwikkelingen in de Westelijke Mijnstreek.

De visie is het resultaat van de regiodialoog Westelijke Mijnstreek die erop gericht is om een gezamenlijke regionale agenda te bepalen van projecten en initiatieven van bovenregionaal belang. Daarnaast was de geplande verbreding van de A2 tussen de knooppunten het Vonderen en Kerensheide een aanleiding om naar synergie te zoeken tussen die ontwikkeling en andere gewenste ontwikkelingen in het gebied. Een inspirerende en integrale visie op de duurzame ontwikkeling van deze A2-zone tussen Maasbracht en Beek moet de basis leggen voor een gezamenlijke aanpak van marktpartijen en overheden om belangrijke projecten in dit gebied in samenhang te ontwikkelen en zo de regio in sociaal, fysiek én economisch opzicht te versterken.

De regiovisie heeft niet primair tot doel om een nieuwe toekomst voor de regio uit te tekenen. De kracht van de regiovisie zit in het verscherpen van de visie, het vergroten van samenhang, het concretiseren van samenwerking, het creëren van focus en het versneld realiseren van belangrijke projecten.

In deze regiovisie is de visie van de Ontwikkelingsagenda Nationaal Stedelijk Netwerk Zuid-Limburg verscherpt voor de Westelijke Mijnstreek. In de Ontwikkelingsagenda is vastgelegd dat het hoogtechnologische industriële cluster en sport in de Westelijke Mijnstreek onderscheidend zijn op de schaal van Zuid-Limburg. De regiovisie geeft hier een uitwerking aan.

Vanuit de Ontwikkelingsagenda van het Stedelijke Netwerk Zuid-Limburg en de Limburgagenda is gezamenlijke focus aangebracht in de vorm van vier speerpunten, te weten:

  • Hoogtechnologische bedrijvigheid.
  • Transformatie van de woningvoorraad.
  • Ontwikkeling van de sportzone.
  • Landschappelijke inpassing.

De belangrijkste opgaven voor Zuid-Limburg zijn:

  • Innovative community: economische structuurversterking (incl. arbeidsmarkt); euregionale bereikbaarheid en mobiliteit; integrale gebiedsgerichte ontwikkeling.
  • Work-Life Balance: culturele kwaliteit; Nationaal Landschap Zuid-Limburg; stedelijke kwaliteit.

2.3.2 Woonmilieuvisie Westelijke Mijnstreek

Door de regiogemeenten is in 2007 gestart met het opstellen van een regionale Woonmilieuvisie Westelijke Mijnstreek. Deze strategische beleidsvisie is in mei 2008 vastgesteld door de deelnemende regiogemeenten.

Deze strategische visie formuleert het woonbeleid voor de periode tot aan de jaren 2020/2030, voor de Westelijke Mijnstreek als geheel en voor de 5 onderscheiden woonmilieus:

  1. 1. Centrum stedelijk wonen
    Sterk stedelijk
    Stadscentrum
  2. 2. Stedelijk wonen
    Stedelijk stadsdeel
  3. 3. Suburbaan wonen
    Matig stedelijk
    Stadsrand en bij industrie
  4. 4. Dorps wonen
    landelijk grotere kernen
  5. 5. Landelijk wonen
    Zeer landelijk
    Buurtschappen

Deze visie is een richtinggevend kader per woonmilieu. Het belangrijkste beleidsuitgangspunt uit de Woonmilieuvisie is één erbij, één eraf. De kwalitatieve doorvertaling van de visie naar de plannen en mogelijkheden binnen de woonmilieus is thans programmatisch vertaald in de sectorale structuurvisie Wonen (in 2e kwartaal 2011 vastgesteld door de raad). In dit bestemmingsplan zijn géén rechtstreekse bouwmogelijkheden opgenomen als gevolg van het feit dat er teveel nieuwbouw is gepland in de regio, weggezet tegen de verwachte bevolkingskrimp.

In deze visie worden zogenaamde 'Hotspots' in de regio aangewezen waar grotere ontwikkelingslocaties gesitueerd zijn. Het onderhavige plangebied is niet als een dergelijke 'hot spot' aangewezen. De visie geeft daarbij aan dat indien een locatie niet is opgenomen het wel een ontwikkelingslocatie kan betreffen, zij het kleiner van omvang.

Het centrum van Sittard wordt getypeerd als een centrum stedelijk woonmilieu (zie onderstaande afbeelding).

Het ‘centrum stedelijk wonen’ valt als woonmilieu te karakteriseren door de sterke menging. Dan gaat het om functiemenging en de aanwezigheid van veel voorzieningen. Vaak met een regionale functie. Maar ook om menging van bouwstijlen, koop en huur en woningtypen en huishoudens. Hier wordt gewoond in hoge dichtheden, met weinig open en groene ruimte. Ouderen en jongeren zijn sterk vertegenwoordigd in dit woonmilieu. Kortom, centrum stedelijk wonen betekent wonen in een omgeving met veel dynamiek.

Kenmerken van dit woonmilieu zijn:

  • Wonen in hoge dichtheden met weinig open en groene ruimte
  • Zeer sterke functiemenging en stedelijk voorzieningenniveau
  • Gemengde bouwperiode, bouwstijlen en historische bebouwing
  • Veel appartementen en sterke menging koop-huur
  • Overwegend goedkope en middeldure woningen
  • Veel kleine huishoudens, ouderen en jongeren
  • Relatief laag inkomen per huishouden
  • Centrum wonen omvat 4% van alle huishoudens en 1% van regio

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPCentrumSittard-VA01_0010.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPCentrumSittard-VA01_0011.png"

2.3.3 Structuurvisie Wonen in de Westelijke Mijnstreek (2011)

De gemeenten in de Westelijke Mijnstreek werken met hun partners in de regio samen aan de noodzakelijke kwaliteitsopgave op de regionale woningmarkt. Regionale samenwerking via een krachtige krimpaanpak is nodig, omdat bevolkingskrimp niet ophoudt bij de gemeentegrenzen. Alleen zo krijgt het adagium "van méér naar beter" echt vorm in de Westelijke Mijnstreek.


De regionale krimpaanpak verloopt voorspoedig via de volgende stappen:

  1. 1. Het vaststellen van de Woonmilieuvisie (2008).
  2. 2. Het vaststellen van de Regiovisie (2009) waarin de uitgangspunten van de Woonmilieuvisie zijn verwerkt in Speerpunt Transformatie Woningvoorraad.
  3. 3. Het uitvoeren van een regionaal en lokaal woononderzoek (2009).
  4. 4. Het vaststellen van een Krimpinstrumentarium (2010).


Om beleid uit de verschillende inititatieven aan elkaar te verbinden en hier regionaal mee aan de slag te kunnen, heeft de regio samen met haar partners, nu haar sectorale Structuurvisie Wonen ontwikkeld. In deze visie zijn keuzes gemaakt, waarmee nadrukkelijker (privaat- en publiekrechtelijk) gestuurd kan worden op de gewenste (woon)ontwikkelingen in de regio voor de korte en lange termijn.


Een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met voldoende dynamiek

De regio wil blijven werken aan een aantrekkelijke woon - en leefomgeving. Hier is het prettig wonen in gevarieerde, hoogwaardige woonmilieus, van stedelijk in de kern van Sittard tot zeer landelijk in de kleine dorpskernen. De regio wil de kwaliteit van het wonen in de regio aantrekkelijker maken door ontwikkelingen te stimuleren. In centrumstedelijke woonmilieus moeten daartoe woon- en centrumfuncties versterkt worden, onder meer door meer diversiteit in aanbod. In de overige woonmilieus ligt het accent op ruimte creëren en 'vergroenen'. Verder is toevoeging van toekomstbestendige woningen nodig; betaalbaar, duurzaam, levensloopgeschikt en kwalitatief hoogwaardig. De versterking in bestaande woongebieden staat hierbij voorop.

Om deze ambities voor de Westelijke Mijnstreek te bereiken, benoemen de gemeenten drie hoofduitgangspunten:

  1. 1. De regio wil ruimte bieden aan ontwikkelingen die bijdragen aan een goed woon- en leefklimaat in de Westelijke Mijnstreek.
  2. 2. De regio draagt zorg voor een evenwichtige regionale woningmarkt, kwantitatief en kwalitatief.
  3. 3. De regio werkt hieraan via een gebiedsgerichte benadering; door samenwerking en een integrale aanpak.

2.4 Gemeentelijke Beleid

2.4.1 Structuurvisie 2010

De gemeente Sittard-Geleen heeft in 2010 een structuurvisie opgesteld voor haar grondgebied. Deze structuurvisie is het eerste integraal ruimtelijk plan voor de totale gemeente sinds de herindeling in 2001. Het is een samenvoeging van alle bestaande ruimtelijke ambities en doelen van de gemeente Sittard-Geleen, op basis van vigerend beleid. De gemeenteraad heeft op 10 juni 2010 de structuurvisie van Sittard-Geleen vastgesteld.

Hieronder is een uitsnede van de structuurvisiekaart weergegeven voor het deel Sittard. Het vormt een samenvattende kaart van het ruimtelijk beleid van Sittard-Geleen. De structuurvisiekaart is via de lagenbenadering opgebouwd uit de facetkaarten per beleidsgebied.

Het centrum van Sittard wordt in de structuurvisie aangeduid als "centrumgebied; regionaal stedelijk centrum met centrumstedelijk wonen, recreatief".

Heden en toekomst van Sittard-Geleen worden mede bepaald door het unieke archeologische erfgoed dat de stad rijk is. De gemeente streeft er dan ook naar om deze bron van kennis en cultuurbeleving in de bodem te behouden en te beheren. Ook het behoud van cultuurhistorische elementen zoals de binnenstad van Sittard, versterkt de recreatieve beleving van Sittard-Geleen.

De structuurvisie is gebaseerd op vigerend beleid. Naar de toekomst toe liggen er verschillende strategische opgaven die uitgewerkt moeten worden. De structuurvisie geeft als bestuurlijk document richting aan de inzet van gemeentelijke juridische bevoegdheden. Op gemeentelijk niveau wordt de structuurvisie vertaald naar juridisch bindende bestemmingsplannen.

In bijlage 1 is een samenvatting van de structuurvisie opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPCentrumSittard-VA01_0012.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPCentrumSittard-VA01_0013.png"

2.4.2 Stadsvisie 2016

In 2007 is de stadsvisie 2012 (december 2002) verder verfijnt in de 'Stadsvisie 2016' opdat op basis daarvan scherpere keuzes gemaakt kunnen worden.

In de stadsvisie 2016 van Sittard-Geleen staat de volgende missie geformuleerd:

Sittard-Geleen wil zich ontwikkelen (transformeren) tot één herkenbare, samenhangende stad, waarin burgers, bedrijven en instellingen actief vorm en inhoud geven aan de stad. Kenmerken van deze ene stad zijn:

  • een sterke eigen, stedelijke identiteit;
  • de menselijke maat;
  • er wordt voortgebouwd op de unieke kenmerken van de samenhangende delen en de bestaande kleinschalige structuur van buurten en dorpen met ieder hun specifieke eigen identiteit;
  • innovatief en tegelijkertijd geworteld in een door industriële activiteiten gestempelde traditie;
  • een hoge kwaliteit van wonen, werken en recreëren;
  • de bijzondere kwaliteit van het landschap en de aanwezige natuurwaarden;
  • een open oog voor de trekkersrol van de stad in de regio Westelijke Mijnstreek en een krachtige complementaire positie in het (eu)regionale netwerk;
  • een antwoord op de demografische ontwikkeling.


Om de missie te realiseren wordt ingezet op drie strategische doelstellingen:

  1. 1. Het versterken van de sociale vitaliteit van de stad.
  2. 2. Het versterken van de stedelijke en regionale functies, waaronder de versterking van het landschap.
  3. 3. Actief inzetten op de transformatie van de economische structuur.


Ten aanzien van de het centrumgebied van Sittard zijn geen bijzondere uitgangspunten geformuleerd.

2.4.3 Masterplan Zitterd Revisited (1999-2009)

In 2002 werd het "Structuurplan Binnenstad Sittard en omgeving" door de gemeenteraad vastgesteld. In het structuurplan wordt beschreven hoe de gemeente de meest gewenste ontwikkeling ziet van de Binnenstad en zijn onmiddellijke omgeving. Na de vaststelling van het structuurplan werd het "Ontwikkelingsplan Zitterd Revisited" door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld als een verdere verfijning van het structuurplan en de ontwikkelingsvisie van Coenen.

Het Masterplan Zitterd Revisited staat voor een integrale en duurzame vernieuwing van het centrum van Sittard. Uitgangspunt van alle vernieuwing is het respecteren en versterken van het historisch karakter van de binnenstad. Want dáár ligt de kracht van Sittard. En daarmee ook de basis voor alle verdere vernieuwing. Rond de oude stad worden excellente woonmilieus ontwikkeld.

Als het project in 2020 klaar is, moet Sittard weer een regionaal ontmoetingscentrum zijn met een bovenregionale winkelfunctie.

In het Masterplan wordt een onderscheid gemaakt in 2 gebieden, te weten de middeleeuwse binnenstad met haar schootsvelden en het Stationskwartier. Voor elk gebied zijn in het plan de inrichtingsregels op hoofdlijnen omschreven. Naast deze gebieden is ook een aantal bijzondere plekken /locaties benoemd. Dit zijn met name pleinen en /of plekken waar verschillende “structuren”op een bijzondere manier bij elkaar komen.

Het Masterplan sluit aan bij de bestaande beeldkwaliteit van de binnenstad en streeft naar het waarborgen en versterken van een historisch, duurzaam en dynamisch karakter van het gebied.

Zitterd Revisited bestaat uit een vijftal deelgebieden:

  • Fase 1: Schootsvelden/Odasingel.
  • Fase 2: De Dobbelsteen.
  • Fase 3: Oude Ziekenhuislocatie.
  • Fase 4: Den Tempel.
  • Fase 5: Het Stationskwartier.

In bijlage 3 zijn de 5 deelgebieden ter illustratie opgenomen. In het plangebied liggen fase 1 en 4.

2.4.4 Parkeerbeleid

De gemeente Sittard-Geleen heeft in december 2004 het parkeerbeleidsplan vastgesteld. Belangrijkste bouwsteen van dit beleidsplan is de 'parkeerplaatsverplichting'. Doelstelling van deze verplichting is dat iedere ontwikkeling waarvoor een bouwvergunning en/of bestemmingsplanwijziging wordt aangevraagd, verplicht kan worden om in de eigen parkeerbehoefte te voorzien.

Op 1 oktober 2009 heeft de gemeenteraad van de gemeente Sittard-Geleen de nota "mobiliteit en parkeren" vastgesteld. De hierbij gehanteerde uitgangspunten zijn:

  • De bewoner centraal.
  • De bezoeker van de centra als betalende gast.
  • Vergroten zones vergunning parkeren.
  • Consolidatie en verevening betaald parkeren.

In de nota parkeernormen Sittard-Geleen, parkeernormsystematiek van januari 2012 is de visie en toepassingskader op parkeren opgenomen.


De gemeente is hierbij ingedeeld in vijf gebieden. Onderhavig bestemmingsplan betreft het gebied "centrum Sittard". In de gemeente Sittard-Geleen is geen sprake van een uitzonderlijke situatie of omstandigheden waarvan een hogere of lagere parkeerbehoefte verwacht kan worden, dan voor een gemiddelde Nederlandse gemeente met stedelijkheidsgraad 3. Uitgangspunt is daarom dat de minimum en maximum parkeernorm van CROW onverkort wordt gehanteerd. In de nota is ook aangegeven hoe een berekening van het parkeersaldo moet plaatsvinden bij nieuwe ontwikkelingen en waaraan moet worden voldaan bij algemene ontheffing van de parkeereis. In de gemeentelijke bouwverordening wordt dit juridisch geregeld.

Op 19 april 2012 heeft de gemeenteraad de nota: "uitvoering parkeerbeleid" vastgesteld. het doel van deze nota is o.a.:

  • Het wegnemen van parkeeroverlast in de straten rondom het centrum door fiscalisering van het vergunninggebied.
  • Optimaliseren van parkeren in de centra van Sittard en Geleen voor zowel bewoners, bezoekers en zakelijk belanghebbenden.
  • Gratis parkeren op algemene gehandicapten-parkeerplaatsen door gehandicapten per 1 januari 2013.

2.4.5 Beleidsnota telecom zendinstallaties

Voor het plaatsen van zendinstallaties vormen het bestemmingsplan en de welstandscriteria vaak de belangrijkste toetsingskaders bij het beoordelen van een aanvraag voor een bouwvergunning. Vigerende bestemmingsplannen laten in beginsel het oprichten van zendmasten niet toe.

Om tot een verantwoorde stedenbouwkundige, landschappelijke en maatschappelijke inpassing van zendinstallaties te komen, is beleid voor locatiekeuze en vormgeving noodzakelijk. De gemeente Sittard- Geleen heeft gekozen voor een gebiedsgerichte aanpak waarbij onderscheid gemaakt wordt in vijf gebiedstypen:

  • Beschermd stadsgebied.
  • Stedelijk gebied.
  • Industriegebied.
  • Buitengebied.
  • Wegen/infrastructuur.

Vervolgens worden in elk gebied drie functies onderscheiden (woonfunctie, werkfunctie en recreatieve functie) en wordt binnen elk gebiedstype en functie aangegeven of een coöperatief dan wel restrictief beleid gevoerd zal worden als het gaat om locatiekeuze en plaatsing van zendinstallaties.

Woonfuncties Werkfuncties Recreatieve functies
Beschermd stadsgebied restrictief coöperatief restrictief
Stedelijk gebied restrictief coöperatief coöperatief
Industriegebied restrictief coöperatief coöperatief
Buitengebied restrictief restrictief restrictief
Infrastructuur restrictief coöperatief restrictief

Het onderhavige plangebied betreft het centrumgebied van Sittard. Voor het gebied zal dan ook voornamelijk een restrictief beleid worden gevoerd met, waar nodig, een coöperatief beleid

2.4.6 Uitvoeringsbeleid reclame, uitstal en terrassen beleid

In het streven naar ruimtelijke kwaliteit en een goed stedelijk klimaat spelen reclames, uitstallingen en terrassen een belangrijke rol. De gemeente heeft hiertoe in 2007 de basisnota (kadernota) Integraal Reclamebeleid (raadsbesluit 11 oktober 2007) opgesteld en het uitvoeringsbeleid Uitvoeringsbeleid terrassen vastgesteld op 3 april 2008 (raadsbesluit) en op 11 april 2008 (burgemeestersbesluit); inwerkingtreding op 17 april 2008.

In de Integrale horecanota 2011-2015 is de evaluatie van het uitvoeringsbeleid terrassen genomen als afzonderlijk project. De evaluatie geeft aanleiding tot wijziging en hernieuwd vaststellen van het uitvoeringsbeleid m.b.t. terrassen. Op 11 april 2013 heeft de gemeenteraad van Sittard-Geleen vervolgens de beleidsnotitie 'Uitvoeringsbeleid terrassen 2012' vastgesteld.

Reclamebeleid
Het doel van het reclamebeleid is het bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit van de bebouwde en onbebouwde omgeving, beïnvloeding van het omgevingsbeeld en duidelijke en concrete criteria voor het aanvragen van reclames. Omdat niet iedere omgeving van dezelfde beeldkwaliteit is en ook niet even gevoelig is voor reclame is een onderscheid gemaakt in gebieden. Gebiedsgericht werken komt voort uit de welstandsnota waar per wijk of stadsdeel beschreven is wat het karakter en de kenmerken zijn en wat dit betekent voor de beeldkwaliteit, ook die van reclames. In de nota "Uitvoeringsbeleid reclame, uitstallingen en terrassen" (februari 2008) zijn voor het centrum van Sittard specifieke criteria opgenomen voor het plaatsen van reclame in het gevelvlak, loodrecht op de gevel en vrijstaande reclamezuilen.

Hierbij is een onderscheid gemaakt in verschillende gebieden c.q. bebouwingstypen.

  • Sittard centrum met het beschermd stadsgezicht.
  • Historisch gegroeide woongebieden.
  • Winkelgebieden.

Terrassenbeleid

In de beleidsnotitie 'Uitvoeringsbeleid terrassen 2012' zijn welstandscriteria gesteld waaraan omgevingsvergunningplichtige en APV activiteiten met betrekking tot terrassen moeten voldoen, zodat deze een bijdrage kunnen leveren aan het behoud of de versterking van de visuele kwaliteit van de gebouwde omgeving. Omgevingsvergunningplichtige - en APV activiteiten voor terrassen dienen aan deze welstandscriteria te wroden getoetst (terasschotten (incl. reclame), luifels/uitvalschermen, parasols e.d.) Deze nota maakt onderdeel uit van de Welstandsnota.

Het doel van het terrassenbeleid is het verkrijgen van een goede kwalitatieve uitstraling van terrassen, een goede ruimtelijke afstemming tussen de situering van terrassen en de ruimte die nodig is voor winkelend publiek en burgers met een functiebeperking en andere activiteiten, eenduidige en effectieve handhaving en deregulering. De gemeente is erbij gebaat als de openbare ruimte een ordelijke doch gezellige indruk uitstraalt. Horecaterrassen zijn hierbij beeldbepalende elementen. Goed ingerichte terrassen vormen een verlevendiging van het straat-/ marktbeeld en dragen bij aan de attractiviteit en kwaliteit van de openbare ruimte.

Het plangebied van het bestemmingsplan Centrum is binnen dit beleid grotendeels aangeduid als horecaconcentratiegebied. Met het oog op de gewenste beeldkwaliteit gelden ten aanzien van het gebruik van materialen en kleuren bij de inrichting van een terras een aantal eisen. Deze zijn vastgelegd in de nota.

Voor de markt in Sittard is in de nota een aantal specifieke criteria opgenomen voor wat betreft de situering toe te passen meubilair en de beeldkwaliteit.

In het onderhavige bestemmingsplan is voor de regeling van terrassen aangesloten bij het gemeentelijk beleid.

Uitstal- en handhavingsbeleid

Uitstallingen worden niet meer toegestaan (nulbeleid in de APV). Doel hiervan is de verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte, het voorkomen van overlast, verbetering van de verkeersveiligheid en het zorgen voor een ongehinderde doorgang.

2.4.7 Beleidskader winterserres

Aanleiding

Bij de behandeling van het 'Uitvoeringsbeleid reclame, uitstallingen en terrassen' in de vergadering van 3 april 2008 heeft de gemeenteraad de wens uitgesproken om, als aanvulling op het zomerterrassen beleid, de mogelijkheden te onderzoeken van winterterrassen/serres op de Markt te Sittard en Geleen. Het doel hierbij is het verblijfsklimaat op de markt te verbeteren en te verlengen voor de horeca.

Het beleidskader Winterserres

Dit is een beleidskader waaraan initiatieven voor winterserres, naast de bestaande wet- en regelgeving met betrekking tot bouwen, getoetst worden. Het plaatsen van een winterserre is geen verplichting. Reeds eerder is vermeld dat er binnen het bestaande zomerterrassenbeleid ook mogelijkheden zijn voor wintergebruik. Dit betekent dat per ondernemer bekeken kan worden of behoefte is aan een terras/serre in de winter en zo ja welke variant het beste bij de bedrijfsvoering past. Winterserres kunnen solitair worden geplaatst.

Het beoogd resultaat is de horeca op de markt in Sittard de mogelijkheden te bieden winterserres te hebben in de periode van 1 oktober t/m 1 april van enig jaar. Tevens is in juli 2009 amendement aangenomen met als besluit dat:

indien ondernemers de zijschotten zowel voor de zomer- als voor de winterterrassen kunnen gebruiken, deze niet telkens gewisseld hoeven te worden.

2.4.8 Integrale horecanota Sittard-Geleen (2010)

Op 15 december 2010 heeft de gemeenteraad de integrale horecanota vastgesteld. De horecanota bestaat uit 2 delen, t.w. een ruimtelijk-economisch visie en een richtinggevend beleidskader.

Voor het bestemmingsplan is vooral de horecavisie van belang. In dit deel wordt aangegeven op welke manier het horeca-aanbod (locatie, kwaliteit, type en mengfuncties) zich dient te ontwikkelen als reactie op ontwikkelingen en bewegingen in de markt, maar ook als mogelijk voortrekker op de weg naar een bruisende stad. Het vormt het toetsingskader voor toekomstige horeca-initiatieven en tevens het kader van waaruit de meer operationele werkzaamheden zullen plaatsvinden.

De visie richt zich met name op de beide stadscentra Sittard en Geleen en in mindere mate op de buitenwijken, overige kernen en het buitengebied. Dit vanwege de clustering van horeca in de twee centra en de met name lokaal sociale functie van de horeca in het buitengebied.

Kort samengevat constateert de horecanota in zijn algemeenheid dat er meer kwaliteit en diversiteit in het horeca-aanbod moet komen. Via een aantal actielijnen dient het aanbod in de beide stadscentra en de overige (dorps)kernen/buitengebied verbeterd te worden. Op basis van een overall-strategie wordt aan de hand van de termen "ontwikkelen", "consolideren" en "terugdringen" per horeca-categorie aangegeven hoe het aanbod in de gehele gemeente ontwikkeld dient te worden.

Ruimtelijk-economisch bepaalt de horecanota voor het stadscentrum Sittard 4 zoneringen waarbinnen de volgende vormen van horeca mogelijk zijn:

  1. 1. Daghoreca en winkelondersteunende horeca/mengvormen.
  2. 2. Culturele horeca/mengvormen.
  3. 3. Avondhoreca/restaurants.
  4. 4. Daghoreca overgaand in avond/nachthoreca.

Deze horecazonering uit de horecanota is in voorliggend bestemmingsplan juridisch vertaald.

Daarnaast wordt in de horecanota (onderdeel richtinggevens beleidskader) voorgesteld om de categorisering van het Bedrijfschap Horeca en Catering aan te houden en te laten landen in de bestemmingsplannen.

Bij dit bedrijfschap dienen alle huidige en nieuwe bedrijven ingeschreven te zijn/worden. Op deze wijze is het mogelijk de gestelde ontwikkelingen vanuit de visie te realiseren, omdat zo een relatie kan worden gelegd met de registratie (vierkante meters per sector). De categorieën zijn drankensector, restaurantsector, hotelsector en fastservicesector. Er wordt tevens aan iedere categorie een zwaarte gekoppeld, zodat bij wijziging van bestemming inzichtelijk is wat de mogelijk te volgen procedures zijn.

Voor de discotheken (vallen binnen de drankensector) dient een aparte categorie te komen en de fastservicesector zal in twee categorieën worden opgedeeld, te weten winkelgebonden horeca en avondgebonden horeca. Hierdoor kan worden voorkomen dat avondgebonden horeca zich vestigt in het winkelgebied.
De categorieën zijn:

  • Drankensector (middelzware horeca)
  • Discotheken (zware horeca) en partycentra
  • Restaurantsector (lichte horeca)
  • Hotelsector (lichte horeca)
  • Fastservicesector (lichte horeca)

2.4.9 Duurzaamheidsplan 2008-2016

In het duurzaamheidplan 'Sittard-Geleen duurzaam en energiek' worden op twee ambitieniveaus doelen en activiteiten beschreven. Het beschreven ambitieniveau "Klimaatakkoord" (een akkoord tussen het Rijk en de VNG) is te beschouwen als een basispakket van doelstellingen waarvan verwacht wordt dat iedere gemeente zich inspant om deze ambities te realiseren. In februari 2008 heeft de gemeente de eerste vervolgstap gezet door het Klimaatakkoord 2007-2011 met het Rijk te tekenen. Op hoofdlijnen betekent dit dat Sittard-Geleen de volgende doelstellingen onderschrijft:

  • In 2015 zijn de gemeentelijke inkopen 100% duurzaam.
  • In 2020 bedraagt het aandeel duurzame energie 20%.
  • In 2020 is nieuwbouw CO2 / klimaatneutraal.
  • Mobiliteit wordt schoner en zuiniger door het instellen van milieuzones en het stimuleren van biobrandstoffen.
  • Energiestromen bij bedrijven worden efficiënter benut.


Om een werkbaar duurzaamheidplan op te stellen met bijbehorend uitvoeringsprogramma zijn vijf kernthema's in het beleid benoemd, te weten:

  1. 1. Duurzame gemeentelijke organisatie.
  2. 2. Duurzame energie.
  3. 3. Duurzame ruimtelijke ontwikkeling: duurzame stedenbouw, duurzaam bouwen en duurzaam groen en water.
  4. 4. Duurzame mobiliteit.
  5. 5. Duurzame economie.

Binnen de ambitieniveaus zijn uitwerkingen in doelstellingen gemaakt, die leiden tot een aantal concrete activiteiten ter uitvoering. Eventuele ontwikkelingen binnen het plangebied moeten passen binnen deze kaders.

2.4.10 Retail structuurvisie

De gemeente Sittard-Geleen heeft de gewenste ontwikkeling van de stad geschetst in de Stadsvisie. Voor het onderdeel detailhandel is er een uitwerking van deze stadsvisie ontwikkeld in de vorm van de "Retail structuurvisie Sittard-Geleen". Hierin wordt gesteld op welke manier de detailhandelstructuur kan bijdragen in de genoemde doelstelling en op welke wijze dit een concrete vertaalslag kan krijgen naar projecten. In 2007 is deze retail structuurvisie uit 2004 geactualiseerd. De geactualiseerde versie is in februari 2008 vastgesteld.

Het centrum van Sittard krijgt het profiel van recreatief winkelgebied. Er wordt geconstateerd dat het centrum qua omvang achterblijft bij de concurrerende centra als Maastricht, Heerlen en Roermond.

Als Sittard de concurrentie aan wil dan moet gestreefd worden naar een uitgebreid recreatief winkelaanbod, een aantrekkelijke winkelrouting en een goed verblijfsklimaat. In de retail structuurvisie wordt geadviseerd om trekkers toe te voegen aan het bestaande winkelaanbod en er daarbij voor te zorgen dat de binnenstad ook winkels met grotere vloeroppervlaktes kan accommoderen. De ontwikkeling van de Dobbelsteen en Den Tempel kan daar een belangrijke rol in spelen.

Een retailadviescommissie heeft het college geadviseerd ten aanzien van de opgestelde retail structuurvisie. De retailadviescommissie onderschrijft het belang van de versterking van het stadscentrum van Sittard. Het centrum zou zich moeten ontwikkelen tot het belangrijkste winkelgebied in de regio met een uitgebreid en gevarieerd recreatief winkelaanbod.

Vanuit breder economisch belang moet het centrum van Sittard zich ontwikkelen tot een grootstedelijk stadscentrum van bovenregionale betekenis. Daarbij is sprake van een mix van hoogwaardige stedelijke voorzieningen over de volle breedte. Om dat te realiseren wordt voor de ontwikkeling van de retailsector in Sittard-centrum ingezet op kwalitatieve groei waarbij de argumenten van onderscheidendheid en het toevoegen van kwaliteit doorslaggevend zijn.

Deze beleidsvisie is kaderstellend voor ontwikkelingen op het gebied van de detailhandel in onderhavig plangebied. Bij deze ontwikkelingen dient er dus altijd gekeken te worden naar deze beleidsvisie.

2.4.11 Masterplan openbare ruimte binnenstad Sittard

Het masterplan is een uitwerking van 'Zitterd Revisited' voor de openbare ruimte en omvat principe-oplossingen voor de cruciale onderdelen in de openbare ruimte en definieert materiaal en sfeer voor de openbare ruimte. Hierbij wil de gemeente aansluiten bij de historische beeldkwaliteit van de oude binnenstad en deze te versterken, alsmede ruime aandacht voor cultuurhistorische thema's, zoals de schootsvelden en herintroductie van het thema 'water in de stad'.

In bijlage 3 is ter illustratie een indicatieve kaart van het masterplan binnenstad Sittard fase 1 gegeven.

2.4.12 Functieprofielen en branchering

De binnenstad van Sittard is het (boven-)regionale centrum voor de gemeente Sittard-Geleen en omgeving. In het centrum is o.a. de geplande ontwikkeling van De Dobbelsteen (o.a. Hoge School en circa 10.000 m² winkelvloeroppervlak), die moet leiden tot een grote impuls voor de binnenstad. Aan de andere kant hebben lokale en landelijke ontwikkelingen, zoals teruglopende bezoekersaantallen en toenemende internetbestedingen, hun invloed op het functioneren van het centrum.

Daarom wil de gemeente Sittard-Geleen het economische klimaat van de hele binnenstad versterken en heeft hiertoe in 2012 o.a. een onderzoek naar functieprofielen en branchering laten uitvoeren. In het navolgende worden voor het onderhavige bestemmingsplan relevante zaken beschreven.

Retailaanbod binnenstad Sittard

  • Het retailaanbod in de binnenstad van Sittard heeft een omvang van ruim 52.000 m² wvo,verdeeld over circa 250 winkels*. Het modische en overige niet-dagelijkse aanbod domineert, passend bij de recreatieve winkelfunctie. De leegstand bedraagt ruim 11.000 m² wvo, verdeeld over circa 65 panden.
  • De omvang van het retailaanbod in de binnenstad van Sittard ligt gelijk aan dat van een centrum van een gemiddelde kern met circa 75.000 inwoners. Het modische aanbod is relatief sterk aanwezig, terwijl meerdere overige niet-dagelijkse retailbranches ondervertegenwoordigd zijn. Met name de omvang van het aanbod in de branches bruin- en witgoed (elektronica), huishoudelijk en cadeau, en sport en spel is relatief beperkt. Ook aanbod in woninginrichting is ondergemiddeld.
  • Het horeca-aanbod in de binnenstad van Sittard bestaat uit circa 75 bedrijven. Het horeca-aanbod is gevarieerd.
  • In de binnenstad zijn daarnaast circa 60 dienstverlenende bedrijven (ambachten en baliefuncties) en culturele voorzieningen aanwezig, waaronder enkele galeries en twee musea.


Op onderstaande kaart is dit indicatief weergegeven.


afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPCentrumSittard-VA01_0014.jpg"

Gewenste positie deelgebieden

In de Toekomstvisie routing binnenstad bestaat de Sittardse binnenstad uit de volgende de gewenste deelgebieden (zie onderstaande kaart):

  • Compact kernwinkelgebied, bestaande uit Limbrichterstraat, Brandstraat, Voorstad, Walstraat, Paradijsstraat, Gruizenstraat en de Dobbelsteen.
  • Horecaplein en restaurantstraat Markt en eerste deel Putstraat.
  • Steenweg en Paardestraat aanloopmilieu met een divers aanbod tussen bronpunten (station en parkeergarage) en kernwinkelgebied. Voor de Steenweg is het doel het verbreden van de functies.
  • Aanloopmilieu diensten Rosmolenstraat. Voor de Rosmolenstraat is het doel het verbreden van de functies met dienstverlening.
  • Dwaalmilieu (o.a. cultuur) Kloosterkwartier.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPCentrumSittard-VA01_0015.jpg"

2.4.13 Water

2.4.14 Vigerend beleid cultuurhistorie en archeologie

Sittard-Geleen streeft naar het behoud en beheer van archeologische waarden in de bodem als bron van kennis en cultuurbeleving. Cultuurhistorische relicten worden behouden en geaccentueerd. In samenhang met ruimtelijke inrichting, geeft de dynamiek van het verleden mede richting aan heden en toekomst.


In het najaar van 2012 is de beleidsnota archeologie en monumenten vastgesteld. De beleidsnota archeologie en monumenten geeft aan welk beleid de gemeente komende jaren zal voeren ten aanzien van archeologie en monumenten. Ook is eind 2012 de nieuwe Erfgoedverordening Sittard-Geleen 2012 vastgesteld, evenals de verordening Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit (ARK). In de Erfgoedverordening zijn bepalingen opgenomen voor bescherming van gemeentelijk erfgoed. De verordening ARK regelt in de instelling van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit, die de taken van de huidige Welstands- en Monumentencommissies overneemt. Deze commissie zal in de eerste helft van 2013 operationeel worden. In de welstandsnota zijn voor een deel bepalingen opgenomen tot behoud van de historisch ruimtelijke karakteristiek van de gemeente. De subsidiëring van cultuurhistorisch erfgoed is geregeld in de "Subsidieverordening cultuurhistorisch erfgoed 2008". Voor de regio staat het beleid in het POL. Op landelijke niveau is de Monumentenwet van belang. In de navolgende paragraaf en in hoofdstuk 3 is dit verder voor het plangebied uitgewerkt.

Hoofdstuk 3 Analyse Plangebied

3.1 Beschrijving Ruimtelijke Situatie

3.1.1 Stedenbouwkundige aspecten

Het centrum van Sittard functioneert als belangrijke ‘ontmoetingscentrum’ met name gericht op winkelen, cultuur, ontmoeten en verblijven. Het centrum van Sittard heeft een sterke uitstraling door de historische binnenstad, de St. Petruskerk en de aanwezigheid van een aantal (internationale) hoofdkantoren.

Het centrum van Sittard heeft naast een voorzieningenfunctie ook een duidelijke woonfunctie. Bijvoorbeeld ten zuiden van de Engelenkampstraat is de woonfunctie overheersend.

Het plangebied bestaat in stedenbouwkundig opzicht uit twee delen. Het eerste deel betreft het oude stadscentrum tussen de stadswallen met centraal de markt. Dit gebied is voornamelijk verblijfsgebied met horeca, winkels en wonen boven winkels. Het tweede deel wordt gevormd door het gebied tussen het beschermd stadsgezicht en de singels. Dit gebied kenmerkt zich door de combinaties van excellent wonen, overige functies (maatschappelijk, kantoren) in het groen. In bijlage 4 is een luchtfoto van het plangebied opgenomen.

Ter illustratie is in bijlage 3 een nader beeld van het centrumgebied gegeven aan de hand van de zogenaamde morfologie-kaarten uit Zitterd Revisited:

  • Huidige situatie (2009).
  • Met bouwplannen masterplan.
  • Historische zichtlijnen.
  • Routes en plekken.
  • Groen.
  • Water.
  • Autoverkeer.
  • Langzaam verkeer.

3.1.2 Verkeerskundige aspecten

Ontsluiting

Het winkelgebied in het centrum van Sittard (globaal: Limbrichterstraat, Markt, Gruizenstraat, Putstraat, betreft verblijfsgebied en is enkel bereikbaar voor voetgangers, bestemmingsverkeer en laad- en losverkeer.

De ring rond de binnenstad (Wilhelminastraat, Engelenkampstraat, President Kennedysingel en Odasingel) is de primaire verkeersontsluiting van het plangebied.

Parkeren

Ten behoeve van het parkeren van winkelend publiek is een gevarieerd aantal parkeervoorzieningen aanwezig binnen het plangebied. Op het Tempelplein vindt bijvoorbeeld parkeren op maaiveld plaats. In het ABC-complex is een parkeergarage gesitueerd. Ook direct aangrenzend aan de westzijde van het ABC-complex is een parkeergarage aanwezig. Tenslotte zijn er op de locatie "Oude markt" nog een beperkt aantal parkeerplaatsen ter beschikking.

Daarnaast zijn de volgende parkeergarages aanwezig:

  • Parkeergarage Hub Dassenplein.
  • Odaparking.

De bewoners van het centrum van Sittard maken gebruik van bovengenoemde parkeervoorzieningen door middel van abonnementen of parkeren op eigen terrein.

Samenvattend wordt voor elke doelgroep een passende parkeervoorziening geboden. In de praktijk blijkt wel dat de bezoekers doorrijden tot het centrumgebied en de daar aanwezige parkeerplaatsen druk bezet zijn.

3.1.3 Groen

Het centrum van Sittard is een sterk stedelijk gebied met beperkte groenvoorzieningen. Hoogwaardige groene plekken zijn de historische wallen, grachten en beken, de schootsvelden en tuinen en plantsoenen. De groenstructuur bestaat uit de oude stadswal (Agnetenwal) met aan de noordzijde Jardin d'Isabel, een semi-openbare stadstuin. Aan de zuidzijde van het centrum is er een groengebied aanwezig tussen de Agnetenwal en de Engelenkampstraat. Dit betreft een deel van de tuin van het klooster. Daarnaast is er een groot perceel ten oosten van de wal bestemd als tuin. Ook hier betreft het de kloostertuin.

Meer zuidelijk behoren de Geleenbeek en de Keutelbeek met hun directe omgeving tot een onderdeel van de groenstructuur. Beide beken worden ter hoogte van de Engelenkampstraat overkluisd. De Geleenbeek is weer open ter plaatse van de oude stadsboerderij aan de Paardestraat. De Keutelbeek is weer open ter hoogte van de Haspelsestraat.

In de paragraaf 3.2.9 wordt nader ingegaan op de groene waarden in relatie tot cultuurhistorie.

3.1.4 Voorzieningen

Binnen de begrenzing van het onderhavige bestemmingsplan Centrum Sittard is sprake van zeer gemengde bestemmingen. In het kernwinkelgebied is voornamelijk sprake van winkels en horeca met daarboven een woonfunctie.

Aan de randen van het kernwinkelgebied zijn ook andere bestemmingen aanwezig zoals wonen, maatschappelijke doeleinden en bedrijfsdoeleinden. Onder de maatschappelijke doeleinden worden onder andere verstaan de religieuze instellingen (kloostercomplex, kerken e.d.), onderwijsinstellingen, zakelijke instellingen, museum het Domein, het postkantoor aan de Engelenkampstraat alsmede verschillende medische voorzieningen (apotheek, huisarts e.d.).

Daarnaast zijn er een enkele bedrijven binnen de plangrens aanwezig.

3.2 Milieu, Natuur, Water En Overige Aspecten

3.2.1 Geluid

Voor grote industrieterreinen, spoor- en verkeerswegen is in de Wet geluidhinder (Wgh) een wettelijk kader ontwikkeld voor geluidzonering gekoppeld aan een systeem van grenswaarden. Het zoneren behelst het creëren van een bepaalde afstand tussen een grote geluidveroorzakende functie (bv. verkeer/industrie) en geluidgevoelige gebieden (bv. woongebieden). Binnen een geluidzone geldt een beperking voor de bouw van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen.

Voor bestemmingsplan Centrum Sittard geldt dat dit plan het karakter heeft van een beheerplan. Dit betekent dat de bestaande bestemmingen, bebouwing en functies in het gebied gehandhaafd worden en overeenkomstig de huidige situatie geregeld worden in het bestemmingsplan. Er is in die zin geen sprake van nieuwbouw in het gebied. Om deze redenen is er geen noodzaak om akoestisch onderzoek uit te voeren

3.2.2 Bodem

Het bestemmingsplan Centrum Sittard betreft een beheerplan. De bestaande bestemmingen, bebouwing en functies in het gebied worden dus gehandhaafd en overeenkomstig de huidige situatie in het bestemmingsplan geregeld. Er is geen sprake van nieuwbouw in het gebied en dus bestaat er geen noodzaak om bodemonderzoek uit te voeren.

3.2.3 Externe veiligheid

Beleidskader

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in de richtlijnen voor stationaire bronnen en transportassen. De richtlijnen voor stationaire bronnen zijn vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen en de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen. De richtlijnen voor transport zijn vastgelegd in de Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen, het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen en de Regeling Externe Veiligheid Buisleidingen. In de hiervoor genoemde besluiten worden normwaarden gegeven voor twee verschillende typen risico’s; het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.


Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico geeft inzicht in de jaarlijkse kans op overlijden van een individu op een bepaalde afstand van een risicovolle activiteit. Het plaatsgebonden risico is geheel afhankelijk van de hoeveelheid en de aard van gevaarlijke stoffen en de ongevalfrequentie. De grenswaarde van het plaatsgebonden risico is een kans van één op de miljoen per jaar (10-6 per jaar). Binnen de risicocontour van 10-6 per jaar zijn kwetsbare objecten niet toegestaan.


Groepsrisico

Het groepsrisico wordt zowel bepaald door de mogelijke ongevallen en de bijbehorende ongeval-frequentie als het aantal aanwezigen in de nabijheid van een eventueel ongeval. Met het groepsrisico wordt aangegeven hoe hoog het totale aantal slachtoffers bij een ongeval kan zijn op basis van de aanwezige mensen. Het groepsrisico wordt getoetst aan de oriëntatiewaarde. Dit is geen harde norm, maar geldt als richtwaarde. Het bevoegd gezag bepaalt zelf of zij een groepsrisico in een bepaalde situatie acceptabel vindt of niet (het bevoegd gezag is de initiatiefnemer van het besluit, in dit geval het bestemmingsplan).

Verantwoordingsplicht groepsrisico

De Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen geeft aan dat bij overschrijding van de oriëntatiewaarde of bij een toename van het groepsrisico, de verantwoordingsplicht moet worden doorlopen. De officiële tekst uit de Circulaire luidt:

‘Over elke overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of toename van het groepsrisico moet verantwoording worden afgelegd. Het betrokken bestuursorgaan (het bevoegd gezag) moet, al dan niet in verband met de totstandkoming van een besluit, expliciet aangeven hoe de diverse factoren zijn beoordeeld en eventuele in aanmerking komende maatregelen, zijn afgewogen.’


In het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen is het volgende opgenomen over de verantwoordingsplicht:

‘Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op grond waarvan de aanleg van een buisleiding of de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar of een beperkt kwetsbaar object wordt toegelaten, wordt tevens het groepsrisico in het invloedsgebied van de buisleiding verantwoord.’


Tot slot schrijft het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen dat bij een ruimtelijk besluit binnen het invloedsgebied van het groepsrisico van een stationaire risicobron, de verantwoordingsplicht moet worden doorlopen.

Buiten de aangehaalde besluiten is de verantwoording van het groepsrisico sowieso een noodzakelijk onderdeel van een ‘goede ruimtelijke onderbouwing’ van een bestemmingsplan in het kader van de Wet ruimtelijke ordening.

Risico-inventarisatie

Uit de provinciale Risicokaart Limburg en Google Earth Pro blijkt dat het bestemmingsplan Centrum Sittard binnen het invloedsgebied ligt van de volgende risicobronnen: het bedrijventerrein Chemelot (circa 4 km), het spoor (circa 400 meter) en het emplacement (circa 400 meter).

Echter voor deze risicobronnen is de afstand tot het plangebied zo groot dat het geen invloed heeft voor het plaatsgebonden risico en groepsrisico, maar wel binnen de effectafstand van een zogenaamd toxisch scenario ligt. Om deze reden is geen groepsrisicoberekening uitgevoerd, maar is voor een kwalitatieve beschrijving gekozen.

Aan de westkant van het bestemmingsplan Centrum Sittard ligt de Rijksweg Zuid. Binnen de gemeente Sittard-Geleen geldt echter een routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De nabij of in het plangebied gelegen wegen zijn niet opgenomen in de gemeentelijke routering. Daarmee zijn de Rijksweg Zuid en andere gemeentelijke wegen niet relevant voor het bestemmingsplan.

Mogelijke ongevalscenario’s

Bevindingen uit risico-inventarisatie

Het bestemmingsplan Centrum Sittard-Geleen voldoet aan de richt- en grenswaarde voor het plaatsgebonden risico. Zoals aangegeven zijn er wel enkele scenario’s van de risicobronnen die –theoretisch- effect hebben op het bestemmingsplan. Dit is voor dit bestemmingsplan het zogenaamde 'toxische scenario'.

Toxische wolk

Bij ongevallen met giftige vloeistoffen en gassen is het scenario dat indirect of direct een gaswolk kan ontstaan. Als gevolg hiervan kan bij een percentage van de aanwezige personen letaal letsel kunnen optreden door blootstelling aan de gaswolk. Een toxisch ongevalscenario kent enige tijd tussen het ontstaan van het ongeval en het optreden van letsel bij aanwezigen. Daarbij is ook de duur van de blootstelling van invloed op de ernst van het letsel. De omvang, verplaatsingsrichting en verstrooiing van de gaswolk is mede afhankelijk van de weersgesteldheid op dat moment. Dit scenario kan bij alle eerder genoemde risicobronnen plaatsvinden.

Elementen verantwoordingsplicht groepsrisico

Verschillende stappen

Voor de vaststelling van het bestemmingsplan moeten de stappen van de verantwoordingsplicht groepsrisico worden doorlopen. Het bestemmingsplan is conserverend van aard en richt zich op het behoud van de al gerealiseerde functies. De verantwoording heeft daardoor een ander karakter dan bij de realisatie van nieuwe functies of de uitbreiding van bestaande functies.

Personendichtheid in invloedsgebied

Het plangebied Centrum Sittard heeft een centrumfunctie met veel detailhandel en horeca. Daarnaast zijn er een aantal kantoren gevestigd, waaronder het gemeentehuis, evenals een aantal onderwijsinstellingen als een hotel en een zorgcentrum. Het plangebied kent bovendien woningbouw.

Mogelijkheden voor hulpverlening

Voor de beschouwing van de mogelijkheden voor hulpverlening is een onderscheid gemaakt tussen de bereikbaarheid van het plangebied, in het plangebied en de bereikbaarheid van de risicobron.

De bereikbaarheid van het plangebied moet tweezijdig zijn. Dit is in het geval van een toxisch scenario belangrijk voor de hulpdiensten, zodat ze altijd bovenwinds kunnen aanrijden. In de huidige situatie voldoet het plangebied hieraan.

De bereikbaarheid in het plangebied moet ook tweezijdig zijn. Dit is voornamelijk voor de ontvluchting van de personen in dat gebied. De vluchtwegen dienen een andere route te zijn dan de aanrijdroute voor brandweervoertuigen. In de huidige situatie zijn er voldoende vluchtwegen voorhanden zonder dat de hulpdiensten worden gehinderd.

De bereikbaarheid van de risicobron is voor de bronbestrijding essentieel. Zonder deze bereikbaarheid kan de brandweer niet optreden bij een risicobron. Langs het spoor is over de hele lengte een parallelweg aanwezig voor de hulpdiensten (Westelijke randweg). Het bedrijventerrein Chemelot kent ook een goede infrastructuur qua wegen.

De bovenstaande beschouwing van de bereikbaarheid laat zien dat de brandweer snel ter plaatse kan zijn bij een risicobron en in het plangebied. Bij een ongeval met toxische gassen en vloeistoffen kan de brandweer, afhankelijk van de stofintensiteit en het groeiscenario, optreden door de gaswolk neer te slaan of te verdunnen met water. Hiervoor is in het plangebied voldoende bluswater aanwezig.

Mogelijkheden voor zelfredzaamheid van aanwezigen

Het succes van de zelfredzaamheid hangt af van twee aspecten:

- De mate waarin de gebiedsinrichting de zelfredzaamheid bevordert.

- De mogelijkheid om slachtoffers te voorkomen, gezien het maatgevende scenario.

In het plangebied bevinden zich vooral zelfredzame personen. Het gebied is verder goed omsloten (vluchtwegen) en er zijn voldoende objecten aanwezig om te schuilen. Voor een calamiteit met giftige stoffen is de beste optie om zo snel mogelijk schuilen in gebouwen. Bij een eventuele calamiteit behoeven de in het plangebied gelegen (basis)scholen en zorgcentrum specifieke aandacht.

De risico- en crisiscommunicatie kunnen bijdragen aan de zelfredzaamheid van de aanwezige personen. In navolging van de Kadernota Integrale Veiligheid 2011-2014 wil de gemeente Sittard-Geleen een project starten ter verbetering van de zelfredzaamheid van burgers.

Mogelijke risicoverlagende maatregelen

De mogelijkheden van de gemeente om bronmaatregelen te treffen zijn beperkt, in het kader van dit conserverende plan. De nabijgelegen risicobronnen liggen namelijk niet in het plangebied, maar op ruime afstand.

In het kader van toekomstige maatregelen aan het spoor (Basisnet) als ook onderzoek naar de verbetering van de veiligheid rondom het emplacement, wordt hiervan een verbetering verwacht.

Brandweeradvisering en verantwoording

Het brandweeradvies maakt onderdeel uit van de verantwoordingsplicht van het groepsrisico. Voor de verantwoording worden daarnaast nut en noodzaak en overige belangen afgewogen. De brandweer hanteert voor het advies een effectbenadering waarbij zij ervan uitgaan dat een calamiteit plaatsvindt. Op basis van het landelijke beleid en de vigerende wetgeving hanteert de gemeente Sittard-Geleen een risicobenadering, waarbij ook de kans op een calamiteit wordt meegenomen. Vanwege de lage kans op optreden van toxische ongevalscenario’s zullen extra maatregelen slechts beperkt bijdragen aan een verlaging van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In het bestemmingsplan is bovendien geen sprake van nieuwe ontwikkelingen.

Conclusie

Ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan treedt geen verslechtering op van het veiligheidsniveau en kan zelfs, afhankelijk van de realisatie van plannen rondom emplacement en zuidaansluiting Chemelot, een verbetering optreden voor de externe veiligheid in het plangebied. Daarmee achten wij het bestemmingsplan Centrum Sittard verantwoord.

3.2.4 Luchtkwaliteit

Nieuwe Wet luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer zijn per 15 november 2007 luchtkwaliteitseisen opgenomen (Staatsblad 2007, nummer 414, 434). De betreffende artikelen van de Wet milieubeheer worden in de regel aangeduid als “Wet luchtkwaliteit”. Met het inwerking treden hiervan is het tot dan toe geldende “Besluit luchtkwaliteit 2005” ingetrokken. In de “Wet luchtkwaliteit” zijn de Europese luchtkwaliteitseisen opgenomen. Verder voorziet de Wet in het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Daarbinnen werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren. De NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

In Nederland zijn de maatgevende luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2 ) en fijn stof (PM10). Conform artikel 5.16 van de Wet milieubeheer zijn bestuursorganen verplicht om bij de uitoefening van hun bevoegdheden de grenswaarden van de in de Wet genoemde stoffen in acht te nemen.

Uitvoeringsregels

Gelijktijdig met de Wet luchtkwaliteit zijn een aantal uitvoeringsregels in werking getreden. Deze uitvoeringsregels zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur (AMvB) en ministeriële regelingen (MR), dit betreft ondermeer:

  • Algemene Maatregel van Bestuur “Niet in betekenende mate” (Besluit nibm) (Stb. 2007, 440).
  • Ministeriële regeling: “Niet in betekenende mate” (regeling nibm ) (Stcrt. 2007, 218).
  • Ministeriële regeling “Beoordeling luchtkwaliteit 2007” (Stcrt. 2007, 220).
  • Ministeriële regeling “Projectsaldering luchtkwaliteit 2007” (Stcrt. 2007, 218).

In het Besluit nibm en de Regeling nibm zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip nibm. Indien voldaan wordt aan deze regels dan kan een ruimtelijke ontwikkeling zonder verdere toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

In de NSL is de nibm (“niet in betekenende mate”) 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10 . In de Regeling nibm is in artikel 4 invulling gegeven aan artikel 4 van het Besluit nibm en een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die nibm bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen dus zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Voor bijvoorbeeld een woonwijk bestaande uit 500 woningen en één ontsluitingsweg geldt dat deze nibm bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Aangezien er in het onderhavige geval geen sprake is van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling maar slechts het actualiseren van de bestaande situatie is nader onderzoek in het kader van luchtkwaliteit niet noodzakelijk.

3.2.5 Water

Het betreft een grondwaterinfiltratiegebied. Binnen het plangebied is geen primair oppervlaktewater aanwezig. Wel zijn twee watergangen in het gebied aanwezig: de Keutelbeek en de Geleenbeek.

In het plangebied liggen geen primaire waterkeringen of regenwaterbuffers. Het rivierbed van de Maas bevindt zich niet binnen het plangebied. Er is geen sprake van een grondwaterbeschermingsgebied en er is geen grondwateroverlast binnen het plangebied.

Een belangrijk uitgangspunt van Zitterd Revisited is de herintroductie van water rond de wallen en in de grachten. 'Water als ordenend principe' en 'integraal waterbeheer' zijn twee belangrijke principes voor Zitterd Revisited. De gemeente Sittard-Geleen is al enige jaren bezig met het uitwerken van het masterplan Zitterd-Revisited. Het Waterschap Roer en Overmaas is hierbij nauw betrokken. Hierbij gaat het om vier speerpunten:

  • Afkoppelen van hemelwater.
  • Introductie van water rond de wallen en in de grachten.
  • Overgaan op gescheiden rioolstelstel.
  • Ontkluizing van de Keutelbeek.

Het afkoppelen van hemelwater in een binnenstedelijk gebied is echter geen eenvoudige zaak. Water heeft een groot deel van de ontwikkeling van de stad bepaald. De Geleenbeek stroomde oorspronkelijk ten westen van de stadsomwalling. Ten zuiden van de stad werd een zijtak naar de stad toe gegraven. Deze aftakking was bedoeld om de grachten te voeden en de molens binnen de veste gaande te houden. Deze zogenoemde stadsbeek, ook wel Molenbeek, loopt dwars door de oude stad. De Molenbeek is door verstedelijking op strategische punten overkluisd. De stadsbeek of Molenbeek voerde tevens het water aan voor de grachten om de stad. Voor verdeling van het water was ter hoogte van het huidige Tempelplein een watersluis en verdeelwerk aanwezig. Dit waterwerk had verschillende functies. Hier werd het water gestuwd om de molens in de stad te kunnen voorzien van voldoende waterkracht.

Daarnaast werd vanaf het waterwerk water in de grachten geleid. Deze grachten hadden primair een verdedigingsfunctie. De grachten hadden behoudens een verdedigende functie ook een functie ten behoeve van het waterbeheer. Bij hevige regenval werd het water uit de stad en het water dat van de plateaus kwam opgevangen in de grachten en vervolgens geleidelijk via de beek afgevoerd. De grachten dienden hierbij als waterbuffer om overstroming van de stad tegen te gaan. In het kader van integraal waterbeheer is het wenselijk om gebaseerd op de historische situatie, waar mogelijk de bufferfunctie van de gracht te herstellen.

Vanuit duurzaam waterbeheer wil de gemeente overgaan tot een gescheiden rioolstelsel. Een gescheiden rioolstelsel voert het regenwater niet langer af naar zuiveringen, maar direct (of indirect) naar het oppervlaktewater. In het geval van Sittard zouden dit de grachten rond de omwalling kunnen zijn. Vanuit integraal waterbeheer is het noodzakelijk om de afvoer van hemelwater van het openbare rioolstelsel af te koppelen. Door afkoppelen en bij voorkeur infiltreren van het hemelwater in de bodem wordt een bijdrage geleverd aan het herstel van een natuurlijk functionerend watersysteem en het verminderen van verdroging. Vanwege de waterkwaliteit is doorstroming noodzakelijk. De grachten zullen verbonden worden met de Molenbeek. De historische verbondenheid met water kan nog voelbaarder worden gemaakt. Naast grachten kan ook het water in de beken zichtbaar gemaakt worden door delen van de Molenbeek en Keutelbeek op te leggen. Het zal een positief effect hebben op de herkenbaarheid, belevingswaarde en attractiviteit van de stad.

Ontkluizing Sittard Keutelbeek fase 1

Om de beleving van water in stedelijk gebied te vergroten wordt het benedenstroomse deel van de overkluizing in de Keutelbeek in Sittard over een lengte van 210 meter opgeheven. Dit is onderdeel van het stedenbouwkundige project Dobbelsteen. De beek wordt open en zichtbaar gemaakt en zo natuurlijk mogelijk ingericht. De open beek zal aan de rechterzijde natuurlijk worden ingericht. Dit geeft een impuls aan de ecologische waarden op dit traject.

3.2.6 Ecologie

Het centrum van Sittard is gelegen binnen het stedelijk gebied. Gezien de aanwezigheid van oude stadswallen en panden binnen de plangrens is het aannemelijk dat er in het centrum een aantal ecologische waarden aanwezig zullen zijn. Voor dit bestemmingsplan kan echter worden gesteld dat aangezien dit een beheerplan is er geen nieuwe ontwikkelingen plaats zullen vinden.

Indien beschermde soorten aanwezig zijn mag worden aangenomen dat deze bij een voortzetting van het bestaande grondgebruik niet in hun voortbestaan zullen worden bedreigd. Indien er ontwikkelingen plaatsvinden die passen binnen de mogelijkheden die het plan biedt, kan er sprake zijn van een ingreep die een ontheffing op basis van de Flora- en faunawet vereist.

3.2.7 Kabels en leidingen

Gas-, water- en elektriciteitstransport vindt meestal ondergronds plaats. Ten behoeve van de bescherming van bepaalde ondergrondse kabels en leidingen worden in een bestemmingsplan beschermingszones geregeld. In de planregels en op de verbeelding worden deze zones opgenomen voor de grotere kabels en leidingen, die door het plangebied lopen.

Binnen de begrenzing van onderhavig bestemmingsplan is in dit kader een Hogedrukgasvoedingsleiding aanwezig. Voor de Hogedrukgasvoedingsleiding geldt een beschermingszone van 4 meter (voor deze leiding speelt het aspect externe veiligheid geen rol) (het betreft namelijk een leiding met een uitwendige diameter kleiner dan 50 mm en een druk van minder dan 16 bar).

Daarnaast loopt een straalpad door het plangebied, deze kent een zone van 100m. aan weerszijden van de hartlijn. Dit is opgenomen in de verbeelding en geregeld in de planregels.

3.3 Archeologie

Voor de gemeente Sittard-Geleen is een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart opgesteld (augustus 2010). Het doel van het opstellen van deze kaart is om ten behoeve van toekomstige planvorming en planuitvoering inzicht te verschaffen in de aanwezigheid en het karakter van de archeologische en historische resten in de gemeente. Door aan de verwachte en bekende archeologische en historische resten een concreet beleidsadvies te koppelen, vormt de kaart een praktisch handvat bij de inpassing van de archeologie bij planvorming en uitvoering in de gemeente.

De verwachtingswaarden uit de beleidsadvieskaart zijn vertaald in archeologische waarden in dit bestemmingsplan. Hiermee is dit archeologisch beleid vertaald in een juridische regeling voor het plangebied. In onderstaande afbeelding is een uitsnede weergegeven waarin het plangebied is gelegen. Voor de exacte begrenzing en bijbehorende archeologische waarde wordt verwezen naar de verbeelding bij dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPCentrumSittard-VA01_0016.jpg"

Uitsnede archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart

Voor elke verwachtingswaarde gelden restricties ten aanzien van bodemingrepen. In onderstaande tabel staat voor elke categorie aangegeven bij welke diepte nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is. In het plangebied komen de categorieën 2, 3, 4 en 7 voor.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPCentrumSittard-VA01_0017.png"

Aan de bovenstaande categorieën zijn in dit bestemmingsplan planregels gekoppeld.

3.4 Cultuurhistorie

In opdracht van de gemeente Sittard-Geleen is door Buro4 een cultuurhistorische verkenning van de binnenstad en de zogenaamde uitlopers Sittard uitgevoerd. De rapportage inclusief de historische waardenkaart is in de Bijlagen Waardestellendcultuurhistorisch gebiedsonderzoek opgenomen (in de analoge versie van de toelichting op cd-rom bijgevoegd). Deze wordt bij het nadere invullen van het toetsingskader in het bestemmingsplan als leidraad gehanteerd.

In het navolgende is een samenvatting van dit onderzoek opgenomen.

3.4.1 Historisch-ruimtelijke ontwikkeling

Sittard is als nederzetting ontstaan bij een doorwaadbare plaats in de Geleenbeek, aan de belangrijke handelsroute tussen Keulen en Vlaanderen. De eerste vermelding dateert uit 1157. Er is dan sprake van Siter, wat in de literatuur wordt aangeduid als 'terrein tegen de helling'.


Sittard was in de Middeleeuwen omgeven door een dubbele gracht en een aarden wal, aanvankelijk voorzien van een houten palissade die echter al snel werd vervangen door een stenen muur. Uit zestiende en zeventiende-eeuwse bronnen is bekend dat Sittard in meerdere of mindere mate een rol heeft gespeeld in een aantal internationale oorlogen.


In de eerste helft van de zeventiende eeuw vonden omvangrijke herstelwerkzaamheden plaats aan de verdedigingswerken van Sittard. Tussen het einde van de achttiende eeuw en het einde van de negentiende eeuw werden de stadspoorten afgebroken en de buitenwallen (gedeeltelijk) afgegraven.


Vanaf de jaren twintig van de twintigste eeuw volgden de ruimtelijke ontwikkelingen zich in hoog tempo op. Dit had te maken met de snel groeiende bevolking van de westelijke mijnstreek in het algemeen en van Sittard in het bijzonder. Tussen 1917 en 1940 werden vooral nieuwe wijken gebouwd ver buiten het stadscentrum, in de nabijheid van de industrie en de belangrijkste infrastructuur (spoorlijn, rijksweg). De zuidrand van de binnenstad, langs de tegenwoordige Engelenkampstraat, kwam daarbij eveneens tot ontwikkeling. In de jaren kort na de Tweede Wereldoorlog werden de open plekken tussen het centrum en de buitenwijken geleidelijk opgevuld. De binnenstad met omliggende wallen en schootsvelden bleven vooralsnog voor het overgrote deel nog steeds 'buiten schot'.

3.4.2 Huidig ruimtelijk karakter

De binnenstad van Sittard is bij besluit van 17 mei 1972 door de Minister van OCW aangewezen rijksbeschermd stadsgezicht in de zin van de Monumentenwet.


De stadskern kenmerkt zich in het westelijk gedeelte door bochtige straten in een onregelmatig, enigszins concentrisch patroon met de St.-Petruskerk als middelpunt. Het stratenplan ten oosten van de overkluisde Molenbeek is van jonger datum en vormt samen met het westelijk deel een ovaalvormige nederzetting, die gekenmerkt wordt door een centraal gelegen plein (de (nieuwe) Markt) en een omwalling.

Van de vele malen gewijzigde omwalling bestaat nog een aanzienlijk gedeelte. Alleen aan de zuidkant is de wal verwijderd en vervangen door een straat. Het verloop van de wal is echter nog herkenbaar.


Schootsvelden

Rondom de ovaalvormige stad zijn de schootsvelden gelegen. Een belangrijk kenmerk van het schootsveld is de openheid, die eigen is aan de functionele militaire betekenis en tot ver in de twintigste eeuw nagenoeg onaangetast bleef.


De uitvalswegen

Het open veld buiten de omwalling van de stad, het schootsveld, werd van oudsher doorsneden door drie uitvalswegen: Paardestraat, Putstraat en Voorstad, Brandstraat, Steenweg en Stationsdwarsstraat.


Overige elementen in het gebied

De Molenbeek en de Geleenbeek zijn een belangrijke cultuurhistorische dragers van het gebied. De Geleenbeek die ten westen van de oude binnenstad loop is slechts over een klein gedeelte overkluist. De Molenbeek is alleen ten zuiden en noorden van de oude binnenstad niet overkluist. In het gebied ten zuiden van de Engelenkampstraat stromen beide beken langs de Parklaan en Kastanjelaan. Dit gebied kenmerkt zich over het algemeen door vooroorlogse woonhuizen op ruime verkaveling. In het oostelijke deel van dit gebied zijn enkele grotere gebouwen waaronder het stadhuis en appartementencomplexen aanwezig.

3.4.3 Cultuurhistorisch waarden

Algemeen

De binnenstad en een gedeelte van de schootsvelden zijn aangewezen tot rijksbeschermd gezicht. De begrenzing van dit beschermde gezicht is op de cultuurhistorische waardenkaart aangegeven. Om de verschillende waarden van dit beschermde gezicht in beeld te brengen heeft een inventarisatie plaatsgevonden, zijn de belangrijkste waarden onderstaand benoemd en aangegeven op een cultuurhistorische waardenkaart, welke deel zal gaan uitmaken van het bestemmingsplan.

Behoudens de binnenstad hebben ook de oude invalswegen van de binnenstad een hoge cultuurhistorische waarde. Om deze reden wil de gemeente de belangrijkste historisch invalsweg vanuit het westen (Brandstraat, Voorstad, Steenweg, Stationsstraat en Stationsdwarsstraat) aan wijzen als gemeentelijk beschermd gezicht. Daarmee wordt beoogd om de cultuurhistorische waardevolle ruimtelijke structuur te beschermen. De begrenzing van dit aan te wijzen beschermde gezicht is op de cultuurhistorische waardenkaart aangegeven. Tot slot komen verspreid in het gebied nog enkele waardevolle elementen voor die afzonderlijk zijn aangeduid en eveneens een bescherming zullen krijgen in het bestemmingsplan.


Zichtlijnen

De skyline van Sittard wordt gekenmerkt door de torenspitsen van de vele kerken en kapellen die de stad rijk is. Uitzicht op deze torenspitsen versterkt de oriëntatie in de binnenstad. Er ontstaat meer samenhang tussen de verschillende deelgebieden.


Straten, Markt en voormalige verdedigingswerken

De gebogen en organische structuur van het stratenpatroon van de binnenstad, met centraal het marktplein vormt een belangrijke cultuurhistorische kwaliteit. De straten en het plein in het stadshart van Sittard onderstrepen het historisch karakter van het centrum. Dat geldt eveneens voor de historische uitvalwegen. Ook de (verdedigings)wal (rijksmonument) vormt samen met de restanten van fort Sanderbout en de nog aanwezige openruimte van de voormalige schootsvelden een belangrijk historische structuur in het gebied. De wal, die de historische binnenstad omringd, is voor het grootste deel nog intact. Alleen het zuidwestelijke deel van de wal is met de grootschalige inbreidingen in dit stadsdeel verloren gegaan. Het is wenselijk om bij toekomstige ontwikkeling in deze omgeving de wal en andere historische structuren terug te brengen. Ook de nog aanwezig openruimte ter plaatse van de voormalige schootsvelden vormt een belangrijke historische kwaliteit. Het (waar mogelijk) terugbrengen van grachten of water in deze gebieden zal de belevingswaarde van de historische verdedigingswerken versterken.


Perceel indeling en open ruimten

In een groot deel van de binnenstad maar ook van de uitvalsweg in westelijke richting is de middeleeuwse indeling van percelen, zoals deze voorkwam op de eerste kadastrale minuutkaart, nog aanwezig of herkenbaar. Deze perceelindeling vindt zijn vertaling in de breedte van historische gevelwanden. Het is wenselijk om de historische perceelindelingen zoveel mogelijk te respecteren. Ook zijn in de historische binnenstad een groot aantal plekken onbebouwd gebleven. Enkele hiervan hebben een groen karakter. Het is mede op de leefbaarheid van de binnenstad wenselijk om deze open plekken waar mogelijk onbebouwd te laten en te voorzien van beplanting (groene longen)


Stedenbouwkundige korrel

Het huidige beeld van de binnenstad wordt met name bepaald door een aantal grotere religieuze gebouwen, waaronder de vele kerken, kapellen en kloosters die de stad rijk is. De straten in de historische kern van Sittard zijn daarnaast opgebouwd uit vele woonhuizen vaak met een winkelfunctie op de begane grond. Deze woon- en winkelgebieden hebben een fijnmazige stedenbouwkundige korrel die zijn basis vindt in de middeleeuwse oorsprong van de stad. Belangrijk en van ruimtelijk historische waarde hierbij zijn de perceelbreedte, goothoogte, nokhoogte en dakrichting. Waar nog aanwezig dient deze fijnmazige ruimtelijk historische structuur behouden te blijven. Alleen in het zuid-westelijke deel van de binnenstad is deze fijnmazige ruimtelijke structuur verstoord onder invloed van cityvorming en grootschalige winkelcomplexen. Deze verstoringen van de ruimtelijke structuur zijn op de waardenkaart aangegeven. Het verdient voorkeur om bij ontwikkelingen in dit stadsdeel de fijnmazige structuur en historische stedenbouwkundige korrel te herstellen.


Monumenten en cultuurhistorisch beeldbepalende gebouwen.

Een groot aantal panden in de binnenstad, aan de uitvalswegen van de binnenstad en in het overige deel van het gebied zijn aangewezen tot monument. Deze objecten zijn van algemeen belang is wegens de schoonheid, de betekenis voor de wetenschap of de cultuurhistorische waarde. Daarbij dient onderscheidt te worden gemaakt tussen rijksmonumenten die van nationaal belang zijn en zijn aangewezen op grond van de Monumentenwet 1988 en gemeentelijk monumenten, welke door de zijn aangewezen op grond van plaatselijke cultuurhistorische verordening. Deze gemeentelijk monumenten zijn weliswaar niet van rijksbelang maar wel van belang als uiting van de plaatselijk bouwtrant en historie.


Behoudens de op grond van Monumentenwet en plaatselijke verordening aangewezen monumenten zijn er ook andere gebouwen die van cultuurhistorisch belang zijn. Het betreft objecten, die niet in aanmerking komen voor aanwijzing tot gemeentelijk monument, maar waarvan het straatbeeld zowel op zichzelf als in zijn ruimtelijke context markante (bouw)historische kenmerken vertoont en vaak een belangrijk onderdeel vormt van de historisch gegroeide structuur. Deze cultuurhistorische beeldbepalende panden dragen evenals rijks- en gemeentelijke monumenten bij aan de beleving en identiteit van de gebouwde omgeving. Het is dan ook wenselijk om deze cultuurhistorische beeldbepalende panden in het bestemmingplan een bescherming te geven, zodat de ruimtelijke historische aspecten van deze waardevolle objecten bewaard blijven.


Middeleeuwse bebouwing en bouwhistorische waarden

Vele van de aanwezige bebouwing is van middeleeuwse oorsprong en bezit achter de vaak 19e of begin 20e eeuwse voorgevel een middeleeuwse kern met kelders, middeleeuws muurwerk en historische balk- en kapconstructies, welke van zeer hoge bouwhistorische waarden zijn. Over grote delen van de binnenstad weten we op (bouw)historisch gebied eigenlijk nog heel weinig. Deze onwetendheid kan, met name bij panden zonder monumentenstatus leiden tot verlies aan (onbekende) historische waarden. De gemeente wil door inzet van bouwhistorisch onderzoek de kennis over de geschiedenis vergroten en voorkomen dat er onbedoeld belangrijke zaken in de container verdwijnen.

In de planregels is een bepaling opgenomen die extra onderzoek voorschrijft voor panden die van vóór 1800 dateren. Of daarvan sprake is wordt bepaald aan de hand van de eerste kadastrale minuutkaart.

Historische rooilijnen en gevelwanden

Het huidige gevelbeeld van de binnenstad en westelijke invalsweg van de stad wordt met name bepaald door 19e en begin 20e eeuwse gevels. De percelering van de middeleeuwse stad is herkenbaar in de gevelbreedte. De gevelcompositie zijn veelal opgebouwd volgens de historische verhouding-reeks van de gulde snede. Ook is er sprake van een afwisselend beeld van kop- en lijstgevels. In de winkelstraten is de compositie van de winkel door het aanbrengen van winkelpuien vaak verstoord. Het is wenselijk om bij wijziging van de winkelpuien de compositie van de gevel (in moderne materialen) te herstellen.


Historische afscheidingen

De historische verdedigingswal is aan een zijde voorzien van muren en hagen, die de kloostertuinen en particuliere tuinen afschermen van de wal. Een aantal van deze monumentale muren dateren uit de 18e en 19e eeuw en dragen in belangrijke mate bij aan de historisch ruimtelijke beleving van de vestigingswal rondom de stad. Dat geldt ook voor de aldaar aanwezige hagen, die weliswaar niet monumentaal zijn, maar het historische beeld versterken.


Monumentaal groen en bomen

De Schootsvelden vormen in het stedelijk gebied een belangrijke schakel in de historische beleving van de stad, het groen en ecologisch netwerk. Via de beide beeklopen dringen landschap en ecologie door tot diep in de historische binnenstad. Om dit te versterken wordt het water in de beken weer zichtbaar gemaakt en wordt het water in de Schootsvelden teruggebracht.


In en rondom de historische binnenstad komen zowel solitaire bomen en boomclusters voor die van cultuurhistorische en/of beeldbepalende waarden zijn. Deze bomen, die op de cultuurhistorische waardenkaart zijn aangegeven, zijn belangrijk voor de herkenbaarheid en oriëntatie, het leefklimaat en de belevingswaarde. Daarnaast zijn verspreid over het plangebied een groot aantal solitaire bomen en of kleinere clusters aanwezig die monumentale of beeldbepalende waarden hebben en zijn aangegeven op de waardenkaart.

Hoofdstuk 4 Planopzet

4.1 Ruimtelijk Plan

De uit Hoofdstuk 2 (Beleidskader) en Hoofdstuk 3 (Analyse plangebied) voortvloeiende gegevens vormen belangrijke randvoorwaarden van het gemeentelijke ruimtelijke ordeningsbeleid met betrekking tot het centrum van Sittard. Leidraad is een ruimtelijke en functionele zonering van de bebouwde kom. Daarbij staat handhaving en versterking van de bestaande situatie centraal. Er zijn geen grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen voorzien in het centrum. Het bestemmingsplan heeft dan ook het karakter van een beheerplan, zoals ook uit de juridische regeling van het bestemmingsplan blijkt. Op de juridische regeling wordt in het vervolg van dit hoofdstuk dieper ingegaan.

Ten behoeve van de actualisatie van de vigerende bestemmingsplannen is in 2010 een veldinventarisatie verricht. Deze inventarisatie is specifiek gericht op: horeca (diverse categorieën, aan huis gebonden bedrijven, aan huis gebonden beroepen, bedrijfswoningen, detailhandel en supermarkten. De resultaten zijn verwerkt in het voorliggende bestemmingsplan.

4.2 Juridische Regeling

In deze paragraaf wordt een beschrijving gegeven van de juridische regeling van het bestemmingsplan. De juridische regeling bestaat uit de verbeelding en de planregels. Deze onderdelen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en dienen dan ook altijd gezamenlijk geraadpleegd en gelezen te worden.

4.2.1 Verbeelding

Bij de opzet van de verbeelding is de SVBP2008 (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen2008) als uitgangspunt gehanteerd. In de SVBP2008 zijn onder andere bestemmingscategorieën vastgelegd en zijn uniforme kleuren en aanduidingen beschreven. De aanduidingen dienen voor de leesbaarheid van de verbeelding (kadastrale indeling of bestaande bebouwing) of hebben betrekking op wat er wel of niet is toegestaan. Met een bouwvlak is de mogelijkheid en situering van bebouwing aangeduid.

Naast de hoofdbestemmingen bevat het plan ook enkele dubbelbestemmingen welke gerelateerd zijn aan de ligging van belangrijke leidingen, waterlopen, cultuurhistorische waarden en de ter plaatse geldende archeologische verwachtingswaarde.

4.2.2 Planregels

De regels bestaan uit vier hoofdstukken. Dit zijn de Inleidende regels, de Bestemmingsregels de Algemene regels en de Overgangs- en slotregels. Meer specifiek kan de inhoud van de artikelen als volgt worden weergegeven.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In het eerste artikel zijn de begrippen opgenomen die van belang zijn voor de toepassing van het plan. Het tweede artikel betreft de wijze van meten, waarin wordt aangegeven hoe bij de toepassing van de bestemmingsregels wordt gemeten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk worden planregels gegeven voor de binnen het plangebied bestaande functies. Alle bestaande functies zijn in voorliggend bestemmingsplan positief bestemd. Per bestemming zijn de doeleinden c.q. de toegelaten gebruiksvormen van de gronden aangegeven. Indien wordt voldaan aan de voorgeschreven maatvoering (bebouwingspercentage, goothoogte en dergelijke) en wordt gebouwd binnen het eventueel aangegeven bouwvlak, kan hiervoor in de regel zonder meer een omgevingsvergunning voor het bouwen (voorheen bouwvergunning) worden verleend.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Dit hoofdstuk bevat de volgende algemene regels:

Artikel 33 Anti-dubbeltelregel: Dit artikel voorkomt dubbel gebruik van gronden bij bouwmogelijkheden, in de zin dat dezelfde gronden niet voor verschillende bouwplannen mogen worden meegenomen.

Artikel 34 Algemene bouwregels: Hierin zijn opgenomen een splitsingsverbod voor woningen, een regeling voor ondergronds bouwen en een bepaling ten aanzien van de bouwhoogte.

Artikel 36 Algemene gebruiksregels: Dit artikel bevat onder meer een algemeen verbod voor straatprostitutie, seksinrichtingen, sekswinkels, coffeeshops, smartshops, headshops en growshops.

Artikel 37 Algemene afwijkingsregels: In deze bepaling zijn een aantal algemene afwijkingen opgenomen van de regels. Het betreft de mogelijkheid om onder voorwaarden maximaal 10% af te wijken van de voorgeschreven maatvoeringen en een afwijking om zend-, ontvangst- of sirenemasten toe te staan. Tevens mogen bouwgrenzen beperkt worden overschreden. Ten slotte is een vijftal zones aangewezen waar een verandering van functies wordt toegestaan.

Artikel 38 Algemene wijzigingsregels: Dit artikel bevat de mogelijkheid om onder voorwaarden bestemmingsgrenzen te overschrijden. Tevens is de mogelijkheid geboden om een dubbelbestemming Waarde - Archeologie aan gronden toe te kennen.

Artikel 39 Overige regels: In deze bepaling is de uitsluiting van de aanvullende werking van de Bouwverordening opgenomen. Voorts is aangegeven dat wettelijke regelingen waarnaar verwezen wordt, moeten worden gelezen zoals deze golden op het moment van de vaststelling van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Dit hoofdstuk bevat:

  • Het overgangsrecht: hierin is bepaald dat legaal gebouwde bouwwerken, die op het moment van de tervisielegging van het plan aanwezig zijn, mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bouwregels zoals deze in dit nieuwe bestemmingsplan zijn opgenomen. Deze bouwwerken mogen eveneens deels worden vernieuwd of veranderd of in geval van tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden herbouwd. Voorwaarde is wel dat de afwijking van de bouwregels naar aard en omvang niet mag worden vergroot. Via een omgevingsvergunning is een eenmalige vergroting van maximaal 10% toegestaan.
    Tevens is een regeling opgenomen die toeziet op het gebruik van gronden en opstallen. Wanneer het bestaande legale gebruik op het moment dat het bestemmingsplan rechtskracht krijgt, afwijkt van de regels, mag dit bestaande gebruik in die omvang worden gehandhaafd. Een intensivering van het gebruik is dus niet toegestaan. Ook naar aard mag het gebruik niet verder gaan afwijken. Wanneer het gebruik gedurende een termijn van meer dan een jaar onderbroken wordt dan mag het niet meer opnieuw worden opgepakt.
  • De slotregel.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het voorliggende bestemmingsplan is een beheerplan. Het plan heeft hoofdzakelijk tot doel de bestaande toestand vast te leggen en de burger voldoende rechtszekerheid te bieden. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen geregeld, die financieel onderbouwd moeten worden.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

5.2.1 Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het bestuursorgaan dat is belast met de voorbereiding van een bestemmingsplan verplicht om daarbij overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten, waterschappen en die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening.

Het bestemmingsplan is daartoe verzonden naar de relevante instanties.

Voor de adviezen en het gemeentelijk antwoord daarop wordt verwezen naar de in de Bijlage 6 opgenomen Nota vooroverleg en inspraak voorontwerpbestemmingsplan Centrum Sittard.

Voorts is op basis van voortschrijdende inzichten een aantal ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. Ook hiervoor wordt verwezen naar de Nota inspraak en vooroverleg voorontwerpbestemmingsplan Centrum Sittard.

5.2.2 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan Centrum Sittard heeft in het kader van de inspraak vanaf 11 oktober 2012 gedurende 4 werken, zowel analoog als digitaal ter inzage gelegen. Tijdens die termijn zijn er 36 reacties binnen gekomen.

Voor de reacties en het gemeentelijk antwoord daarop wordt verwezen naar de in de Bijlage 6 opgenomen Nota inspraak en vooroverleg voorontwerpbestemmingsplan Centrum Sittard.

In Bijlage 7 is ter informatie tevens de uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State opgenomen inzake Engelenhof. Dit omdat een aantal insprekers hiernaar verwijs.

5.2.3 Zienswijzen

Op de voorbereiding van het besluit omtrent de aanpassingen is de in artikel 3.8 Wro geregelde procedure van toepassing, dat wil zeggen dat het ontwerp gedurende zes weken ter inzage ligt, waarbinnen eenieder zijn zienswijze kenbaar kan maken.

Bijlagen Waardestellend Cultuurhistorisch Gebiedsonderzoek

Bijlage 1 Waardestellend Onderzoek Sittard Versie 1.9

Bijlage 2 Bijlage A T/m C Overzicht Monumenten

Bijlage 3 Bijlage D Waardenkaarten

Bijlage 4 Bijlage D1 Waardekaart A0

Bijlage 5 Bijlage E Beeldbepalende Panden Totaal

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Samenvatting Structuurvisie Sittard-geleen

Bijlage 1 Samenvatting Structuurvisie Sittard-Geleen

Bijlage 2 Beschermd Stadsgezicht

Bijlage 2 Beschermd Stadsgezicht

Bijlage 3 Achtergrondinformatie Uit Masterplan Zitterd Revisited

Bijlage 3 Achtergrondinformatie uit masterplan Zitterd Revisited

Bijlage 4 Luchtfoto Plangebied

Bijlage 4 Luchtfoto plangebied

Bijlage 5 Vooroverlegreactie Waterschap

Bijlage 5 Vooroverlegreactie Waterschap

Bijlage 6 Nota Inspraak En Vooroverleg

Bijlage 6 Nota inspraak en vooroverleg

Bijlage 7 Uitspraak Engelenhof

Bijlage 7 Uitspraak Engelenhof