Bedrijventerreinen Born: Holtum Noord I & II en Sluisweg e.o.
Bestemmingsplan - Gemeente Sittard-Geleen
Vastgesteld op 25-09-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan'Bedrijventerreinen Born: Holtum Noord I & II en Sluisweg e.o.' van de gemeente Sittard-Geleen;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1883.BPHoltumnoord-VA02 met de bijbehorende regels en bijlage;
1.3 aan huis gebonden bedrijf
een bedrijf, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten en zorg of het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van handwerk, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw dan wel, in geval van een meergezinswoning of bovenwoning, vanuit de begane grondverdieping van een gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;
1.4 aan huis gebonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw dan wel, in geval van een meergezinswoning of bovenwoning, vanuit de begane grondverdieping van een gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt, een kapsalon hieronder begrepen;
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.8 ander-werk
een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;
1.9 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.11 bebouwingspercentage
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, dan wel binnen een bestemmingsvlak of bouwvlak, zoals nader bepaald in deze regels, in procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel, bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak;
1.12 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, vervoeren, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.13 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.14 bedrijfsvloeroppervlak
de inpandige overdekte ruimte die wordt benut in verband met de uitoefening van een bedrijf;
1.15 bedrijfswoning:
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.16 bestaand (bebouwing en gebruik)
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
1.17 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.18 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.19 Bevi-inrichting
inrichting als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.20 bijgebouw (inclusief aan- en uitbouw)
een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door zijn constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel staand hoofdgebouw;
1.21 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.22 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.23 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.24 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.25 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.26 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.27 carport
een overdekte stallingsgelegenheid voor auto's met niet meer dan twee wanden;
1.28 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of (af)leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
1.29 dienstwoning/bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond, noodzakelijk moet worden geacht;
1.30 erf
een al of niet omheind stuk grond, in ruimtelijke opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een ander gebouw, waarop ingevolge de regels van het plan geen hoofdbebouwing is toegestaan en dat in beginsel behoort tot de kavel(s) waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst, zoals dat blijkt uit kadastrale gegevens;
1.31 erker
een uitbreiding van het hoofdgebouw op de begane grond, geen afzonderlijke ruimte zijnde, waarvan de bestemming overeenkomt met de bestemming van het hoofdgebouw;
1.32 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.33 geluidsbelasting vanwege een industrieterrein
de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in of krachtens de Wet geluidhinder;
1.34 geluidsbelasting vanwege een spoorweg
de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer of op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in of krachtens de Wet geluidhinder;
1.35 geluidsbelasting vanwege het wegverkeer
de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in of krachtens de Wet geluidhinder;
1.36 geluidszoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.37 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.38 huishouden
de bewoning van een woning door:
- a. een persoon;
- b. meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur;
1.39 industrieterrein
een industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder;
1.40 kantoor
een ruimte of een complex van ruimten welke is bestemd om te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden;
1.41 kwetsbaar object
een (beperkt) kwetsbaar object, zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.42 mantelzorg
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.43 nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub d van de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan;
1.44 omgevingsvergunning
een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo);
1.45 omgevingsvergunning voor het afwijken
omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1, lid 1, onder c, jo. artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 1, van de Wabo;
1.46 omgevingsvergunning voor het bouwen
omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1, lid 1, onder a, van de Wabo;
1.47 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, op grond van artikel 2.1, lid 1, onder b, van de Wabo;
1.48 peil
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; - b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; - c. indien de onder a en b genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard - Geleen aan te wijzen peil;
1.49 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.50 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;
1.51 serviceshop
een gebouw, of een gedeelte van een gebouw bij een benzinestation waar behalve autogerelateerde artikelen bij wijze van serviceverlening ook artikelen als bijvoorbeeld kranten, dranken, ijs, en daarmee vergelijkbare versnaperingen worden verkocht.
1.52 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt;
1.53 verkoopvloeroppervlakte
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.54 Wgh-inrichting
een inrichting als bedoeld in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht (Bor);
1.55 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub a, van de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan;
1.56 wonen
het gebruiken van een gebouw als woning;
1.57 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
In deze regels wordt mede verstaan onder:
1.58 gebruiken
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.59 uitvoeren
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Wabo: uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m blijven buiten beschouwing.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. openbare nutsvoorzieningen/gasontvangststation;
alsmede voor:
- b. groenvoorzieningen en verhardingen;
- c. overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
- d. gebouwen;
- e. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De in dit lid bedoelde gronden zijn teven bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 17 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.
3.2 Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 3.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.
- b. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mogen ten hoogste 4 m bedragen;
- c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
- 1. erfafscheidingen 3 m;
- 2. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 3 m.
Artikel 4 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Met Lpg
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een verkooppunt van motorbrandstoffen inclusief lpg;
alsmede voor:
- b. detailhandel en horeca in de vorm van een serviceshop tot een oppervlakte van maximaal 75 m²;
- c. groenvoorzieningen en verhardingen;
- d. overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
- e. gebouwen;
- f. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De in dit lid bedoelde gronden zijn teven bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 17 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.
4.2 Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 4.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.
- b. De goot- en bouwhoogte van gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen binnen een bouwvlak bedraagt niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.
- c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
- 1. erfafscheidingen 2 m;
- 2. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 3 m.
Artikel 5 Bedrijventerrein
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven in maximaal categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
- b. bedrijven in categorie 2 en 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
- c. bedrijven in categorie 3.1 en 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
- d. bedrijven in categorie 3.1 tot en met 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1';
- e. bedrijven in categorie 3.1 tot en met 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2';
- f. bedrijven in categorie 3.1 tot en met 5.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.1';
- g. vestiging van bedrijven gericht op distributie, op- en overslag daaronder begrepen bedrijven waarbij lichte assemblage kan plaatsvinden en (dienstverlenende) bedrijven ten behoeve van of in een directe relatie met bovengenoemde bedrijven die geheel of gedeeltelijk gebruik maken van de door rail- en/of bargeterminal aangeboden dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - logistieke bedrijvigheid', met inachtneming van het bepaalde onder a t/m f;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 5.1' tevens voor een kolenveredelingsbedrijf in maximaal categorie 5.1;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 4.2' voor bedrijven in categorie 2 en 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en tevens voor een vuiloverslagstation in maximaal categorie 4.2;
- j. bestaande bedrijven, voor zover deze niet vallen onder a t/m f;
- k. voor zelfstandige kantoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'Kantoor';
- l. detailhandel, uitsluitend voor zover het betreft:
- 1. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse geproduceerde goederen;
- 2. detailhandel in automaterialen ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van detailhandel - automaterialen';
- 3. detailhandel in meubelen ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van detailhandel - meubels';
- 4. detailhandel zoals uitdrukkelijk genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- m. waterberging, in ieder geval ter plaatse van de aanduiding 'Waterberging';
alsmede voor:
- n. erven;
- o. groenvoorzieningen;
- p. nutsvoorzieningen;
- q. parkeervoorzieningen;
- r. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- s. wegen en paden;
- t. geluidwerende voorzieningen;
- u. interne kabel- en (ondergrondse en bovengrondse) leidingstraten;
- v. overige bijbehorende voorzieningen, waaronder mede begrepen energievoorzieningen;
- w. overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
- x. gebouwen;
- y. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De in dit lid bedoelde gronden zijn teven bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in de artikelen 14, 15, 16, 17 en 18 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.
5.2 Bouwregels
Op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de milieusituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de externe veiligheid.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van de in lid 5.1 genoemde functies gelden de volgende beperkingen:
- a. Seks- en/of pornobedrijven en/of prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan.
- b. Inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht zijn niet toegestaan, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - gezoneerd industrieterrein'.
- c. De oppervlakte van de ondergeschikte (productiegebonden) detailhandel mag niet meer bedragen dan 20% van het bedrijfsvloeroppervlak en nooit meer dan 500 m2.
- d. De oppervlakte van detailhandel in branchevreemde producten mag niet meer bedragen dan 10% van het bedrijfsvloeroppervlak tot een maximum van 250 m2 met een maximum oppervlak van 100 m2 per branchegroep.
- e. Niet zelfstandige kantoren mogen een bruto vloeroppervlak hebben van maximaal 30% van het bedrijfsoppervlak en nooit meer dan 500 m2.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. plantsoenen, groenstroken en overige aanplanten,
alsmede voor:
- b. voet- en fietspaden;
- c. speelvoorzieningen;
- d. kunstuitingen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- g. waterberging, in ieder geval ter plaatse van de aanduiding 'Waterberging';
- h. overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
- i. bouwwerken, geen gebouw zijnde.
De in dit lid bedoelde gronden zijn teven bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in de artikelen 14, 15, 17 en 18 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.
6.2 Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 6.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. de bouwhoogte van speelvoorzieningen en kunstuitingen mag ten hoogste 6 m bedragen;
- b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen.
Artikel 7 Recreatie
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een speeltuin
alsmede voor:
- b. sanitaire voorzieningen;
- c. een aan de speeltuin ondergeschikte horecavoorziening;
- d. voet- en fietspaden;
- e. groenvoorzieningen;
- f. kunstuitingen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- i. overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
- j. gebouwen;
- k. bouwwerken, geen gebouw zijnde.
De in dit lid bedoelde gronden zijn teven bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 17 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.
7.2 Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 7.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. De goot- en bouwhoogte van gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen binnen een bouwvlak bedraagt niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
- b. De bouwhoogte van speelvoorzieningen en kunstuitingen mag ten hoogste 8 m bedragen;
- c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen.
Artikel 8 Tuin
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuin;
alsmede voor:
- b. groenvoorzieningen;
- c. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. overige bijbehorende voorzieningen;
met de bijbehorende:
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De in dit lid bedoelde gronden zijn teven bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in de artikelen 14 en 16 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.
8.2 Bouwregels:
Bouwen is uitsluitend toegestaan:
- a. ten dienste van de in lid 8.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende regels:
- 1. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan, met dien verstande dat de bestaande bijgebouwen ter plaatse mogen worden gehandhaafd en herbouwd in maximaal de bestaande maatvoering;
- 2. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten hoogste mag bedragen:
- van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens 1 m;
- van erfafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens 2 m;
- van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
- b. ten dienste van de in artikel 13 lid 1, omschreven doeleinden ten behoeve van tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits:
- 1. de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;
- 2. de hoogte van erkers, entreeportalen en veranda's niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouwen + 0,25 m;
- 3. de breedte van erkers, entreeportalen en veranda's niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.2 onder b voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.
Artikel 9 Verkeer
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. geluidwerende voorzieningen;
alsmede voor:
- d. water;
- e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. bruggen, in ieder geval ter plaatse van de aanduiding 'brug';
- i. overige bijbehorende voorzieningen;
met daarbijbehorende:
- j. gebouwen
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- l. wegen, al dan niet gelijkvloerse kruisingen met spoorwegen en water;
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting, hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.
De in dit lid bedoelde gronden zijn teven bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in de artikelen 14, 15 en 17 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.
9.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
- a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de verlichting bedraagt maximaal 12 m.
- b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de verkeersgeleiding bedraagt maximaal 10 m.
- c. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstuitingen bedraagt maximaal 12 m.
- d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 m.
Artikel 10 Verkeer - Spoorverkeer
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Spoorverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorwegen, emplacementen, rangeerterreinen en goederenoverslag met de daarbij behorende gronden en voorzieningen;
alsmede voor:
- b. spoorwegovergangen ten behoeve van overig verkeer;
- c. ongelijkvloerse kruisingen ten behoeve van wegen, straten en water;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. bruggen, in ieder geval ter plaatse van de aanduiding 'brug';
- h. nutsvoorzieningen;
- i. overige bijbehorende voorzieningen;
met daarbijbehorende:
- j. gebouwen;
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De in dit lid bedoelde gronden zijn teven bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in de artikelen 14 en 17 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.
10.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer - Spoorverkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels, waarbij de
bouwhoogte wordt gemeten vanaf de bovenkant spoorstaaf:
- a. de bouwhoogte van verlichting mag niet meer bedragen dan 7 m;
- b. de bouwhoogte van voorzieningen voor de spoorgeleiding zoals draagconstructies voor bovenleidingen, seinpalen, bakens en andere spoorverkeersvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m;
- c. de bouwhoogte voor het onderbrengen van voorzieningen van de elektrotechnische systemen mag niet meer bedragen dan 7 m;
- d. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m en de oppervlakte niet meer dan 15 m2;
- e. de bouwhoogte van geluidsschermen mag niet meer bedragen dan 4 m;
- f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
Artikel 11 Water - Kanaal
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water - Kanaal' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. aan- en afvoer van water;
- b. waterhuishouding;
- c. waterberging;
- d. scheepvaartverkeer;
- e. havenactiviteiten, overslag en andere laad- en loswerkzaamheden;
alsmede voor:
- f. oevers en kaden;
- g. groenvoorzieningen;
- h. overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bruggen, duikers en oeverbeschoeiingen.
11.2 Bouwregels
Op de voor 'Water - Kanaal' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 8 m.
Artikel 12 Water - Watergang
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water - Watergang' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. aan- en afvoer van water;
- b. waterhuishouding;
- c. waterberging;
alsmede voor:
- d. oevers;
- e. groenvoorzieningen;
- f. overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bruggen, duikers en oeverbeschoeiingen.
De in dit lid bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 17 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.
12.2 Bouwregels
Op de voor 'Water - Watergang' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m.
Artikel 13 Wonen
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
alsmede voor:
- b. erven;
- c. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
- f. hoofdgebouwen;
- g. bijgebouwen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De in dit lid bedoelde gronden zijn teven bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 17 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.
13.2 Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 13.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
- b. de voorgevel van hoofdgebouwen mag uitsluitend in de voorste bouwgrens worden gebouwd;
- c. de horizontale diepte van het hoofdgebouw mag ten hoogste bedragen:
- 1. op de begane grond/eerste bouwlaag 15 m;
- 2. op de volgende bouwlagen 12,5 m,
met dien verstande dat de afstand van de achtergevel tot de achterste grens van het bouwperceel minimaal 5 m bedraagt;
- d. het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken, tot een oppervlakte van maximaal 70 m2, met dien verstande dat het oppervlak aan vrijstaande bijgebouwen maximaal 50 m2 mag bedragen.
- e. bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 2 m achter de voorste bouwgrens of de lijn in het verlengde daarvan worden gebouwd;
- f. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
goothoogte | bouwhoogte | |
van hoofdgebouwen | zie verbeelding | zie verbeelding |
van aangebouwde bijgebouwen | hoogte eerste bouwlaag hoofdgebouw + 0,25 m | goothoogte + afstand tot perceelsgrens, tot maximum van 5 m |
van vrijstaande bijgebouwen | 3 m | goothoogte + afstand tot perceelsgrens, tot maximum van 5 m |
van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens | - | 1 m |
van erfafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens | - | 2 m |
erfafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke bouwaanduiding - erfscheiding' | - | 8 m |
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | 3 m |
13.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 onder f voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.
13.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Onder verboden gebruik wordt tevens verstaan het gebruik van (vrijstaande)bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
13.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Wonen' geheel of deels te wijzigen in de bestemming 'Bedrijventerrein' al dan niet, voor zover het betreft de bestaande woning, voorzien van een aanduiding 'Bedrijfswoning' en mits het woon- en leefklimaat voor omliggende milieugevoelige functies niet zwaarder wordt belast. De regels van artikel 5 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
Artikel 14 Leiding - Gas
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor
- a. aanleg, instandhouding en bescherming van een ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding;
alsmede voor:
- b. belemmeringenstrook van 4 m aan weerszijden van de hartlijn van de leiding;
- c. leidingzone;
- d. veiligheidszone;
met daarbijbehorende:
- e. gebouwen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
Op de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd tot een bouwhoogte van maximaal 2,5 m.
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 Leiding - Riool
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor
- a. aanleg, instandhouding en bescherming van een ondergrondse rioolleiding;
alsmede voor:
- b. belemmeringenstrook van 2 m aan weerszijden van de hartlijn van de leiding;
- c. leidingzone;
met daarbijbehorende:
- d. gebouwen;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
Op de voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd tot een bouwhoogte van maximaal 2,5 m.
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 16 Waarde - Archeologie 1
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
16.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in artikel 3 tot en met 15 van deze regels, mogen op de in lid 16.1 genoemde gronden geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:
- a. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen ten behoeve van het bepaalde in artikel 3 tot en met 15 van deze regels, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, gelegen op minder dan 1 meter boven peil, niet wordt vergroot of veranderd;
- b. de bouw van een (bij)gebouw of een uitbreiding van een bestaand gebouw van ten hoogste 50 m² en graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm.
- c. archeologische vriendelijke gebouwen en andere bouwwerken binnen de bestemming Bedrijventerrein met dien verstande dat:
- 1. er een leeflaag aangelegd dient te worden, waarin eventuele verdiepingen van het maaiveld (zoals ten behoeve van de aanleg van docks, kabels en leidingen) of van de bebouwing (zoals ten behoeve van funderingen) gerealiseerd kunnen worden, zonder dat deze verdiepingen een onevenredig nadelig effect (kunnen) hebben op de archeologische waarden of deze waarden (kunnen) aantasten;
- 2. indien de leeflaag als bedoeld onder a onvoldoende diep is voor het realiseren van afdoende fundering, de aanleg van (paal)funderingen beneden de bedoelde leeflaag is toegestaan, mits hierdoor niet meer dan 1% verstoring van de archeologische waarden mag of kan optreden, hetgeen dient te worden aangetoond middels een specifiek daartoe uitgevoerd onderzoek;
- d. gebouwen en/of andere bouwwerken waarvan middels een geotechnisch en/of een archeologisch onderzoek is aangetoond, dat die door hun constructie en fundering geen onevenredig nadelige invloed hebben op de archeologische waarden in de bodem ter plaatse van de te realiseren gebouwen en/of andere bouwwerken.
16.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 16.2, voor het bouwen van gebouwen in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3 tot en met 15 van deze regels, groter dan 50 m², indien is gebleken dat het oprichten van het gebouw niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.
- b. Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 16.2, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
- 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
- c. De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' te wijzigen door:
- a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien op basis van archeologisch onderzoek blijkt dat er geen sprake is van een verstoring van de archeologische waarden.
Artikel 17 Waarde - Archeologie 2
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
17.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in artikel 3 tot en met 15 van deze regels, mogen op de in lid 17.1 genoemde gronden geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:
- a. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen ten behoeve van het bepaalde in artikel 3 tot en met 15 van deze regels, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, gelegen op minder dan 1 meter boven peil, niet wordt vergroot of veranderd;
- b. de bouw van een (bij)gebouw of een uitbreiding van een bestaand gebouw van ten hoogste 500 m² en graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 cm.
- c. archeologisch vriendelijke gebouwen en andere bouwwerken binnen de bestemming Bedrijventerrein, waarbij een leeflaag wordt aangelegd, waarin eventuele verdiepingen van het maaiveld (zoals ten behoeve van de aanleg van docks, kabels en leidingen) of van de bebouwing (zoals ten behoeve van funderingen) gerealiseerd kunnen worden, zonder dat deze verdiepingen een onevenredig nadelig effect (kunnen) hebben op de archeologische waarden of deze waarden (kunnen) aantasten.
Indien de in de vorige zin bedoelde leeflaag onvoldoende diep is voor het realiseren van afdoende fundering, is de aanleg van (paal)funderingen beneden de bedoelde leeflaag toegestaan, mits hierdoor niet meer dan 1% verstoring van de archeologische waarden kan optreden, hetgeen dient te worden aangetoond middels een specifiek daartoe uitgevoerd onderzoek. - d. gebouwen en/of andere bouwwerken waarvan middels een geotechnisch en/of een archeologisch onderzoek is aangetoond, dat die door hun constructie en fundering geen onevenredig nadelige invloed hebben op de archeologische waarden in de bodem ter plaatse van de te realiseren gebouwen en/of andere bouwwerken.
17.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 17.2, voor het bouwen van gebouwen in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3 tot en met 15 van deze regels, groter dan 500 m², indien is gebleken dat het oprichten van het gebouw niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.
- b. Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 17.2, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
- 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
- c. De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' te wijzigen door:
- a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien op basis van archeologisch onderzoek blijkt dat er geen sprake is van de aanwezigheid van archeologische waarden.
Artikel 18 Waterstaat - Beschermingszone Watergang
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het onderhoud van de in deze zone gelegen dan wel daaraan grenzende watergang.
Op of in de voor Waterstaat - Beschermingszone watergang' bestemde gronden geldt de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas.
18.2 Bouwregels
Op of in de voor Waterstaat - Beschermingszone watergang' bestemde gronden is het verboden te bouwen.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2, ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de ter plaatse geldende andere bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de watergang.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.3 wordt slechts verleend, nadat ter zake advies is ingewonnen van de beheersinstantie van de in lid 18.1 bedoelde watergang; de beslissing met betrekking tot de afwijking wordt aan de beheersinstantie meegedeeld.
Artikel 19 Waterstaat - Beschermingszone Waterkering
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Beschermingszone waterkering' aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het beheer en het onderhoud van regionale waterkeringen overeenkomstig de Legger Rijkswaterstaatswerken.
19.2 Bouwregels
Op de voor 'Waterstaat - Beschermingszone waterkering' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de genoemde bestemming worden opgericht.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de ter plaatse op de verbeelding aangewezen andere bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de waterkering, gehoord de beheerder.
Artikel 20 Waterstaat - Waterkering
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Beschermingszone waterkering' aangegeven gronden zijn behalve voor de andere voorkomende bestemmingen mede bestemd voor:
- a. directe en indirecte kering van het water;
- b. de bescherming, het beheer en het onderhoud van de waterkering waarbij kleischermen en kwelvoorzieningen ten behoeve van de kering van het water deel uitmaken van de waterkering;
- c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- d. tijdelijke voorzieningen zoals toegelaten in de onderliggende bestemmingen;
- e. permanente voorzieningen ten behoeve van de bereikbaarheid zoals toegelaten in de onderliggende bestemmingen met bijbehorende voorzieningen;
- f. de bescherming en ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden.
20.2 Bouwregels
Op of in de in lid 20.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde waterkering worden gebouwd tot een hoogte van maximaal 3,00 m. met uitzondering van lichtmasten en van tijdelijke voorzieningen waarvoor de maatvoering geldt zoals aangegeven in de onderliggende bestemmingen.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) anders dan voor tijdelijke voorzieningen en lichtmasten, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de waterkering, gehoord de beheerder.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 21 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 22 Algemene Bouwregels
22.1 Bestaande afmetingen, afstanden en percentages
- a. In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of Woningwet tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
- b. In die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels zijn voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
22.2 Percentageregeling
Een aangeduid of in de regels aangegeven percentage, geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 (bestemmingsregels) anders is bepaald.
22.3 Ondergronds bouwen
Het bepaalde in deze regels en/of zoals aangeduid omtrent de situering, de verticale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het bebouwingspercentage, is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 5 m mag bedragen.
Artikel 23 Algemene Gebruiksregels
23.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:
- a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels;
- d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor straatprostitutie, een seks- of pornobedrijf dan wel een prostitutiebedrijf.
Artikel 24 Algemene Aanduidingsregels
24.1 Geluidzone - industrie
24.2 Milieuzone - boringsvrije zone
24.3 Milieuzone - gezoneerd industrieterrein
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - gezoneerd industrieterrein' zijn de gronden mede bestemd voor het gezoneerde industrieterrein zoals bedoeld in art 1 van de Wgh. De geluidbelasting van de inrichtingen (zowel zoneplichtige als niet zone-plichtige) die gelegen zijn binnen deze aanduiding worden toegerekend aan de geluidzone door deze mee te nemen in de geluidsboekhouding van het ter plaatse gezoneerde industrieterrein.
24.4 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied (freatisch)
24.5 Veiligheidszone - bedrijven
24.6 Veiligheidszone - lpg
24.7 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen
24.8 Vrijwaringszone - straalpad
Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - straalpad' mag de hoogte van bouwwerken niet meer bedragen dan 100 m.
24.9 Vrijwaringszone - vaarweg
24.10 Vrijwaringszone - weg
24.11 Wro-zone - Holtum Noord III
Ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - Holtum Noord III' blijven de planregels van het bestemmingsplan Holtum Noord III, vastgesteld door de gemeenteraad van Sittard-Geleen op 15 maart 2012, met planIDN NL.IMRO.0994.2009BP001-VA01, van toepassing.
Artikel 25 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in het plan voor:
- a. het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, (bouw)hoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven afmetingen en afstanden;
- b. het afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende redenen zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;
- c. het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;
- d. het overschrijden van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen door:
- 1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda’s, afdaken en andere daarmee gelijk te stellen ondergeschikte delen van gebouwen, mits:
- de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;
- de bouwhoogte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw + 0,25 m;
- de breedte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw;
- de afstand tot de bestemmingsgrens minimaal 2,5 m bedraagt, daar waar het bestemmingsvlak grenst aan een bestemming ‘Verkeer’;
- 2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
- 1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda’s, afdaken en andere daarmee gelijk te stellen ondergeschikte delen van gebouwen, mits:
Artikel 26 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen te wijzigen ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 27 Algemene Procedureregels
27.1 Nadere eisen
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- a. het voornemen ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 28 Overige Regels
28.1 Voorrangsregeling bij meerdere bestemmingen
- a. Daar waar aan gronden meerdere bestemmingen zijn gegeven, gelden de regels van de dubbelbestemming primair ten opzichte van de andere daar voorkomende (enkel)bestemmingen.
- b. Daar waar meerdere dubbelbestemmingen samenvallen, gelden:
- 1. in de eerste plaats de regels van de bestemming Leiding - Gas;
- 2. in de tweede plaatse de regels van de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 2';
- 3. in de derde plaats de regels van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering';
- 4. in de vierde plaats de regels van de bestemming 'Waterstaat -Beschermingszone waterkering';
- 5. in de vijfde plaats de regels van de bestemming Leiding - Riool;
- 6. in de zesde plaats de regels van de bestemming 'Waterstaat -Beschermingszone watergang'.
28.2 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
28.3 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 tweede lid van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening;
- b. de invloed van de omgeving op een bouwwerk;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor het wegverkeer;
- d. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- f. de ruimte tussen bouwwerken;
- g. erf- en terreinafscheidingen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 29 Overgangsrecht
29.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
29.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 30 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplanBedrijventerreinen Born: Holtum Noord I & II en Sluisweg e.o..
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Planmotivering
De gemeente Sittard-Geleen is bezig met de actualisatie van de bestemmingsplannen die gelden voor de bestaande bedrijventerreinen in Born: Holtum Noord 1 & 2 en Sluisweg.
Het bedrijventerrein Sluisweg heeft een omvang van circa 30 ha netto en is gesitueerd in de oksel van het Julianakanaal en de goederenspoorlijn Sittard-Born en op korte afstand van de woonkernen Born en Buchten. Op het terrein is een veertigtal, vooral lokale, bedrijven aanwezig. Een dominante rol op het terrein wordt ingenomen door de Broekman Groep, een internationaal bedrijf dat een bedrijfsterrein van in totaal circa 12 ha exploiteert voor opslag en distributie van auto's.
Het bedrijventerrein kent een uitstekende bereikbaarheid op (boven)regionale schaal door de ligging nabij de op- en afritten A2 te Born, en is via de Sluisweg goed ontsloten. De wegen op het bedrijventerrein kennen een functionele inrichting met een ruim wegprofiel. De infra-structuur van het terrein is in 2007 geheel vernieuwd. De kwaliteit van het terrein is geborgd door middel van parkmanagement en een actieve bedrijvenvereniging.
Het bedrijventerrein Holtum Noord I & II en Sluisweg is een multimodaal bedrijventerrein gezien de ligging ten opzichte van de haven, spoor en weg. Daarnaast wordt geïnvesteerd in de ontwikkeling van een Ongehinderd Logistiek Systeem waardoor de aantrekkelijkheid van de locatie verder toeneemt.
Volgens het Programma Werklocaties Limburg 2020 van de Provincie Limburg wordt Holtum-Noord aangemerkt als Bedrijventerrein 1. Hiervoor gelden een aantal inrichtingsaspecten (zie Bijlage 1 Excerpt Programma Werklocaties Limburg 2020).
Bedrijventerrein Sluisweg is nog niet ingedeeld. De provincie merkt in het Programma op dat de indeling pas zal plaatsvinden nadat het terrein is gerevitaliseerd.
In het provinciale Rebissysteem staat de volgende informatie over Holtum-Noord:
In het provinciale Rebissysteem staat de volgende informatie over Sluisweg:
Doel van het nieuwe bestemmingsplan is het bieden van een adequate en eenduidige planologische regeling. De gemeente werkt hierbij met een handboek bestemmingsplannen waarin de standaard aanpak is beschreven.
Omdat het gaat om bestaande en al grotendeels ingerichte bedrijventerreinen, heeft het bestemmingsplan een beheersgericht karakter. Uitgangspunt is dan ook dat de feitelijke situatie, voor zover legaal, wordt vastgelegd. Binnen het plan zullen, eventueel via flexibiliteitsregelingen, reguliere ontwikkelingsmogelijkheden voor de aanwezige bedrijven worden geboden.
Voor een aantal aspecten is het gewenst om het ruimtelijk beleid dat geldt c.q. gaat gelden voor dit bedrijventerein nader te beschrijven. In deze toelichting zijn de ruimtelijke uitgangspunten voor deze aspecten voor dit bestemmingsplan vastgelegd en opgenomen in hoofdstuk 4. De vormt de onderlegger voor de planregels van dit bestemmingsplan. Zaken waarop beleid en wetgeving van het Rijk van toepassing zijn (zoals externe veiligheid) worden 1 op 1 vertaald in het bestemmingsplan en zijn dus niet hierin opgenomen.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Globaal wordt het plangebied begrenst door:
- In het zuiden de Sluisweg, Parkweg en Koningstraat;
- In het westen het Julianakanaal;
- In het noorden de ontsluiting van de Halve Maanweg op de A2, overgaand in de Holtum Noordweg en Gebroek.
- In het oosten de A2, vervolgens de Geleenbeek, het Spaans Vonderen en de buitenkant van de spoorlijn.
Ligging plangebied
Voor het plangebied vigeren de volgende bestemmingsplannen:
Naam | Vastgesteld | Goedgekeurd |
Hoofdzakenplan Born | 05-08-1960 | 25-10-1961 |
Hoofdzakenplan Susteren | 18-03-1963 | |
Holtummerheide | 21-01-1966 | 28-08-1966 |
Algemeen bp Nieuwstadt | 13-03-1977 | 22-05-1978 |
Buitengebied | 16-12-1985 | 24-04-1987 |
Holtum Noord II | 05-07-1999 | 21-10-1999 |
Wijzigingsplan Hoofdzakenplan | 24-09-1965 | 25-04-1966 |
Het voorliggende bestemmingsplan vervangt de opgesomde bestemmingsplannen voor het onderhavige plangebied.
1.3 Planopzet
Het bestemmingsplan “Bedrijventerreinen Born: Holtum Noord I & II en Sluisweg e.o.” is opgesteld conform de in de gemeente Sittard-Geleen gebruikelijke juridische regeling en is zodanig van opzet dat het duidelijke kaders biedt in het gebruik van het plan. Deze kaders worden bepaald door de artikelen 3.1.2 en 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro) genoemde onderdelen waarin een bestemmingsplan tenminste dient te voorzien:
Toelichting:
De toelichting bevat een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen. Tevens wordt aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. De resultaten van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro krijgen een plaats in de toelichting, evenals een omschrijving op welke wijze burgers en maatschappelijke instellingen bij de voorbereiding van het plan zijn betrokken. In artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt voorgeschreven dat een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen. De overige onderdelen van de toelichting geven invulling aan het bepaalde in dit artikel.
Verbeelding:
Op de (zowel analoge als digitale) verbeelding zijn de bestemmingen in het plangebied weergegeven. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen in het plangebied aangegeven. Deze bestemmingen zijn gerelateerd aan de in de regels opgenomen juridische regeling.
Planregels:
Hierin is het gebruik van de binnen het plangebied aangegeven gronden, bouwwerken en ander gebruik van de gronden juridisch geregeld. Per bestemming zijn doelen of doeleinden aangegeven.
1.4 Leeswijzer
Deze toelichting is opgebouwd uit de volgende onderdelen:
Hoofdstuk 2 Beleidskader
Hoofdstuk 3 Analyse plangebied
Hoofdstuk 5 Planopzet
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 2 Beleidskader
In dit hoofdstuk zal het Rijksbeleid, Provinciaal beleid, Regionaal beleid en Gemeentelijke beleid worden belicht in het kader van dit bestemmingsplan.
In Bijlage 2 Overzicht relevant beleid is een overzicht van de relevante beschouwde beleidsdocumenten opgenomen.
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
De SVIR vervangt oa.de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Deze Structuurvisie is vastgesteld op 13 maart 2012.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is het nieuwe kader dat de (nieuwe) ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 benoemt en de focus bepaalt voor de mobiliteitsinvesteringen. Het Rijk gaat gericht investeren in projecten die bijdragen aan een betere bereikbaarheid van de gebieden met de grootste economische verdiencapaciteit voor Nederland. En door weg, spoor, regionaal OV en vaarwegen in samenhang met ruimtelijke ontwikkeling te bekijken, gaan bereikbaarheid, leefbaarheid en duurzaamheid hand in hand.
De SVIR is de eerste stap naar meer ruimte voor ontwikkeling, het terugbrengen van de bestuurlijke drukte en het schrappen van regelgeving. De tweede stap wordt het het voorontwerp van de Omgevingswet die verschijnt voor de zomer. Deze integreert alle relevante wetten voor de ruimtelijke inrichting. Meer ruimte betekent ook minder en eenvoudigere regels en procedures.
Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- 1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- 2. Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- 3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn;
- 4. Het verkeers- en vervoersbeleid is ook opgenomen in het SVIR.
In de SVIR worden opgaven van nationaal belang geformuleerd voor de MIRT-regio Brabant en Limburg. Hiervan is een opgave relevant voor het plangebied: "Het verbeteren van het vestigingsklimaat van de Brainport Zuidoost-Nederland en Greenport Venlo door het optimaal benutten en waar nodig verbetren van deze gebieden via weg, water, spoor en lucht". Al maakt het plangebied hier strikt genomen geen onderdeel van uit draagt het wel bij met de aanwezige haven in het gebied.
Ook een goed en bestendig ontwerp en digitale beschikbaarheid van adequate ruimtelijke informatie is onderdeel van een gedegen afweging in de planvormende fase. Het Rijk stimuleert het vroegtijdig inzetten van ontwerp bij ruimtelijke plannen en zorgt voor een samenhangend stelsel van ruimtelijke (basis) registraties. Dit bestemmingsplan voldoet aan de "Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen" (SVBP 2008).
2.1.2 Nationaal Milieubeleidsplan-4 (NMP-4)
Op 8 juni 2001 is het vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4) door het kabinet vastgesteld. In het NMP4 is het doel gesteld om per 2030 de afwenteling van milieuproblemen, op volgende generaties en op mensen in arme landen, te stoppen. Dit kan worden bereikt door de grote milieuproblemen in clusters aan te pakken: energiehuishouding, biodiversiteit en hulpbronnen, milieudruk door de landbouw, stoffen, externe veiligheid, milieu en gezondheid en milieubeleid en de leefomgeving. Verandering kunnen worden georganiseerd via systeeminnovatie.
Milieubeleid en ruimtelijk beleid moeten elkaar versterken. Om de bijdrage van het milieubeleid aan de kwaliteit van de leefomgeving te versterken worden drie veranderingen aangebracht:
- de samenhang tussen milieu- en ruimtelijk beleid;
- de samenhang tussen het beleid van verschillende overheden wordt versterkt;
- de verantwoordelijk van medeoverheden voor de plaatselijke leefomgeving wordt vergroot.
Het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het definieren en realiseren van milieukwaliteit en de uitvoering van het beleid op het meest passende bestuursniveau komt te liggen.
Het NMP4 doet geen gebiedsspecifieke uitspraken. Wel worden voor de verschillende milieuaspecten aandachtspunten gegeven. Hier zal rekening mee moeten worden gehouden als er sprake is van nieuwe ontwikkelingen
2.1.3 Rooilijnen langs rijkswegen
Rijkswaterstaat hanteert het rooilijnenbeleid rondom rijkswegen en vaarwegen. Dit rooilijnenbeleid bestaat uit een bebouwingsvrije zone met aansluitend een overlegzone. De zones gelden voor zowel de hoofdrijbanen als voor de toe- en afritten van de Rijkswegen.
Autosnelwegen
Voor de autosnelweg dient een strook aan weerszijden vrij gehouden te worden van bebouwing, vanwege:
- mogelijke toekomstige reconstructies;
- de mogelijke aanleg van elektronische begeleiding van het wegverkeer;
- de aanwezigheid of de reservering van ruimte ten behoeve van een leidingstrook;
- het voorkomen van voor de weggebruiker afleidende effecten;
- het beperken van milieuhinder voor omwonenden.
De rooilijnen die hier uit voortkomt zijn vastgelegd in de nota "Rooilijnen langs rijkswegen". In dit geval betreft het de A2, hiervoor geldt een bebouwingsvrijezone van 50 meter, gemeten uit de as van de dichtsbijzijnde rijbaan, toe- of afrit.
De overlegzone langs rijkswegen is het gebied tussen de 50 en 100 meter, eveneens gemeten uit de as van de dichtstbijzijnde rijbaan, hiertoe behoort ook een toe- of afrit.
De bebouwingsvrije zone is ingesteld met het oog op onder andere ruimte voor toekomstige uitbreidingen, leidingstroken, voor verkeersveiligheid en beperking milieuhygiënische hinder, geluidhinder en voor externe veiligheid. In de bebouwingsvrije zones mag geen bebouwing plaatsvinden. In de overlegzone is bebouwing in principe wel toegestaan na overleg met Rijkswaterstaat en indien nodig onder voorwaarden.
Vaarwegen
Langs het Julianakanaal moet rekening worden gehouden met de rooilijn voor vaarwegen, dit is een bebouwingsvrije zone van 25 meter die gemeten wordt vanuit de theoretische oeverlijn. Voor de gronden gelegen binnen deze rooilijn gelden ook bovengenoemde beperkingen. Daarnaast wordt bij de havenuitvaarten, voor zover het een afstand van 300 meter uit een havenuitvaart betreft, een vrijwaringszone van 50 meter opgenomen met een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid.
De rooilijnen zijn vertaald als vrijwaringszones in de verbeelding en planregels van dit bestemmingsplan.
2.1.4 Rijk - erfgoed
Belangrijke wet- en regelgeving met betrekking tot cultureel erfgoed staat in de Monumentenwet 1988.
Met ingang van 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Het voorstel tot wijziging is een uitvloeisel van de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (MoMo) uit 2009. De wijziging houdt in dat bij het opstellen van een bestemmingsplan de gemeente handelt conform artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel van a.:
- a. Een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
In de Nota van toelichting is de motivatie voor de voorgenomen wijziging opgenomen. Met de wijziging wordt invulling gegeven aan de wens om meer generieke borging van cultuurhistorisch waarden vooraf in het proces van de ruimtelijke ordening te brengen, waardoor vermindering van sectorale regelgeving achteraf mogelijk is. Een van de doelen uit de beleidsbrief MoMo is: cultuurhistorische belangen borgen in de ruimtelijke ordening.
Door wijziging van artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a van het Bro dienen cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en moeten aangeven welke conclusies ze daar aan verbinden en op welke wijze ze deze waarden borgen in het bestemmingsplan. Voor enkele specifieke belangen, zoals archeologie, was in het Bro al voorgeschreven dat in de toelichting bij het bestemmingsplan dient te worden aangegeven op welke wijze met deze belangen is omgegaan. Deze wijze van borging via het systeem van de ruimtelijke ordening bestond in het Bro nog niet voor cultuurhistorische waarden in het algemeen.
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Provinciaal omgevingsplan Limburg 2006 (Actualisatie 2008, 2009 en 2011)
Op 22 september 2006 is een nieuw Provinciaal Omgevingsplan (POL) vastgesteld door Provinciale Staten van Limburg. Vervolgens is het nieuwe POL op 1 december 2006 gepubliceerd en daarmee in plaats getreden van het tot dan toe vigerende POL uit 2001. In 2008, 2009 en 2011 is het POL op onderdelen geactualiseerd. Net als het 'oude' POL is het POL 2006 een integraal plan dat verschillende, bestaande plannen voor de fysieke omgeving op de beleidsterreinen milieu, water, ruimte, mobiliteit, cultuur, welzijn en economie integreert. Het bevat de provinciale visie op de ontwikkeling van de kwaliteitsregio Limburg en beschrijft de ambities, de context en de hoofdlijnen van aanpak voor onderwerpen waarbij de provincie een rol speelt. Het POL 2006 is het beleidskader voor de toekomstige ontwikkelingen van Limburg tot een kwaliteitsregio.
De kwaliteitsregio Limburg wordt gedefinieerd als een regio waar het goed en gezond leven, wonen, leren, werken en recreëren is. Een regio die zich bewust is van de unieke kwaliteit van de leefomgeving en de eigen identiteit. En een regio die stevig is ingebed in internationaal verband. Ten behoeve van de kwaliteitsregio Limburg wordt ingezet op duurzame ontwikkeling. Dat is een ontwikkeling die tegemoetkomt aan de behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties in gevaar te brengen om ook in hún behoeften te voorzien.
In het algemeen kan worden gesteld dat het voorliggende bestemmingsplan een beheerplan betreft: het voorziet de bestaande ruimtelijke situatie van een actuele bestemmingsregeling. Het bestemminsplan is derhalve niet in strijd met dit provinciaal beleid.
POL-kaart 'perspectieven'
Ter beoordeling van deze toekomstige ontwikkelingen is de zogenaamde POL-kaart 'perspectieven' vervaardigd welke onderscheid maakt in negen ruimtelijke perspectieven. Voor het plangebied is perspectief 9 "Stedelijke bebouwing" van toepassing.
Daarnaast is een deel van het plangebied aangeduid als 'water' (betreft de haven aan het Julianakanaal). Het gehele plangebied is gelegen binnen de grens “stedelijke dynamiek”, zie onderstaande afbeelding.
De stedelijke bebouwing (P9) omvat de aanwezige of als zodanig reeds bestemde woon- en winkel- en voorzieningengebieden, bedrijventerreinen en bijbehorende wegen. Er is hier in veel gevallen nog de nodige ontwikkelingsruimte. De verstedelijkingsopgave wordt voor zover mogelijk hier ingevuld, met in achtneming van de randvoorwaarden vanuit het watersysteem (via de watertoets). Ook dient er aandacht te zijn voor de stedelijke wateropgaven ten aanzien van wateroverlast, afkoppeling, riolering, en ecologisch water (zie paragraaf 3.2.5 Water). Binnen de bestaande bebouwing verdienen de stedelijke centrumgebieden bijzondere aandacht. Dit zijn levendige gebieden met een sterke menging van functies. Hier komt de stedelijke dynamiek bij uitstek tot uiting. Behoud en versterking van die vitaliteit van binnensteden is uitgangspunt. Bijzonder belang wordt gehecht aan de aanwezigheid in centrumgebieden van woonfuncties en stedelijke voorzieningen (publieksgerichte kantoren, stedelijke recreatie, recreatief winkelen).
Zeven stadsregio's, waaronder Sittard, hebben de ruimte gekregen voor opvang van de stedelijke dynamiek in de provincie. Daar is ruimte voor stedelijke milieus, daar ligt het accent bij het bieden van een gevarieerd cultuuraanbod en hoogwaardige voorzieningen. Belangrijke economische functies horen bij uitstek hier thuis. Leefbare stadsregio's bieden aan de andere kant ook ruimte aan parken, groenstructuren en recreatiemogelijkheden. Natuur is hier vooral gebruiksnatuur. Veel aandacht verdient ook de sociale kwaliteit van de leefomgeving, zodat bewoners zich prettig, veilig en geborgen voelen. Al met al staan de stadsregio's voor grote herstructureringsopgaven om aan deze ontwikkelingen tegemoet te komen. De stedelijke dynamiek wordt aangeduid met een grens. Deze is bepaald op basis van de aanwezigheid van de natuurlijke waarden in het omliggende gebied, rekening houdend met de verwachte groei van de stedelijke functies. Soms is aangesloten bij aanwezige structuren zoals wegen om een duidelijke grens te geven. De grens is hard.
Themakaarten Blauwe, Groene en Kristallen Waarden
Om bepaalde basiswaarden te beschermen en te versterken heeft de provincie een drietal kaarten ontwikkeld waarop deze basiswaarden aangeduid worden. Het betreft de kaarten: Blauwe Waarden, Groene Waarden en Kristallen Waarden.
Op de zowel de Blauwe- als Groene Waarden kaart kent het plangebied geen specifieke aanduiding die van toepassing is. Het plangebied is dan ook niet gelegen in Ecologische Hoofd Structuur (EHS), Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG) of in een Natura 2000-gebied.
Wel blijkt uit de uitsnedes van de Kristallen Waardenkaart dat het (uiterst) noordelijk deel van het plangebied is aangeduid als freatisch grondwaterbeschermingsgbebied. Voor het gehele plangebied is de boringsvrije zone "Roerdalsenk zone II" gelegen. Dit betekent voor dit gebied dat er niet geboord mag worden dieper dan 30m. NAP. Dit ter bescherming van de strategische grondwatervoorraad.
Blauwe waardenkaart
Groene waardenkaart
Kristallen waardenkaart
2.2.2 Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan
In maart 2007 is het Provinciale verkeers- en vervoersplan vastgesteld. Limburg streeft voor het wegverkeer, en dan vooral voor het aan de economie gerelateerde verkeer, naar een goede bereikbaarheid via een adequaat en veilig ingericht wegennet.
De bereikbaarheid van Limburg via de weg wil de provincie op regionaal en bovenregionaal niveau op peil brengen en houden via een adequaat en samenhangend netwerk van hoofdwegen en regionaal verbindende wegen. Het hoofdwegennet (HWN) is primair bedoeld voor de afwikkeling van het lange afstandsverkeer. Het zorgt voor een goede bereikbaarheid van Limburg voor (inter)nationaal verkeer in de relaties met de Randstad en overig Nederland, Duitsland, België en overige Europese bestemmingen. Met het regionaal verbindend wegennet (RVWN) draagt de provincie zorg voor een goede regionale verbinding van de Limburgse kernen onderling en voor de bovenregionale verbindingen met het HWN. Het onderliggende lokale wegennet van de gemeenten zorgt uiteindelijk voor de bereikbaarheid van de verschillende bestemmingen. In het belang van de ontwikkeling van Limburg in euregionaal verband streeft de provincie naar een optimale afstemming van de grensoverschrijdende wegeninfrastructuur.
De provincie wil voor het wegverkeer betrouwbare en acceptabele reistijden van deur tot deur bereiken. Dit is van belang voor de bereikbaarheid van bestemmingen in Limburg, maar ook voor het transito verkeer. Het is een essentiële voorwaarde voor de (eu)regionale en (inter)nationale economische ontwikkeling.
De netwerkvisie heeft betrekking op het hoofdwegennet (HWN) in Limburg, dat gevormd wordt door autosnelwegen (A-wegen), en het regionaal verbindend wegennet (RVWN), dat bestaat uit de niet-autosnelwegen (N-wegen).
In het plangebied zijn geen A- en/of N-wegen gelegen, daarnaast bestreft dit bestemmingsplan een beheerplan. Bovenstaande beleid biedt geen concrete uitgangspunten en randvoorwaarden voor het onderhavige bestemmingsplan.
2.2.3 Nota Provinciaal erfgoedbeleid 2004
Het Provinciaal beleid op het gebied van archeologie is verwoord in de Nota provinciaal erfgoedbeleid uit 2004. In het POL2006 en de Handreiking Ruimtelijke Ontwikkeling Limburg is dit beleid verder uitgewerkt. Met betrekking tot archeologie is in het POL2006 als uitgangspunt opgenomen dat het archeologische erfgoed in de oorspronkelijke vindplaats moet worden beschermd. Archeologisch vooronderzoek is verplicht binnen monumenten en binnen een straal van 50 meter rond bekende archeologische terreinen en vindplaatsen (zoals aangeduid op respectievelijk de Archeologische Monumenten Kaart Limburg en aangegeven in het archeologisch digitale systeem Archis) én in gebieden met een hoge of middelhoge archeologische trefkans volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Uitgezonderd hiervan zijn plangebieden kleiner dan 2500 m2, tenzij deze binnen een straal van 50 meter van een archeologische vindplaats liggen.
Provinciale archeologische aandachtsgebieden
Door de nieuwe Wro hoeft de provincie niet meer de bestemmingsplannen van gemeenten goed te keuren. Haar toetsende rol is hierdoor veranderd. De provincie geldt nu meer als overlegpartij. Om aan te geven over welke onderwerpen de provincie in verband met de toetsing van bestemmingsplannen overleg wil voeren, heeft zij deze belangen vooraf kenbaar gemaakt.
Ten aanzien van het aspect archeologie heeft de provincie Limburg haar belang gedefinieerd in de vorm van een aantal “Provinciale archeologische aandachtsgebieden”. Dit zijn representatieve en relatief gave delen van de verschillende Limburgse cultuurlandschappen met een groot potentieel aan archeologische waarden. De provincie wil haar verantwoordelijkheid voor archeologie beperken tot deze aandachtgebieden. Het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan is niet gelegen in een dergelijk aandachtsgebied.
De gemeente Sittard-Geleen heeft een eigen beleid opgesteld waarin de uitgangspunten en randvoorwaarden op archeologisch gebied in kaart zijn gebracht en toegelicht. Dit zal worden belicht in paragraaf 3.2.6 Cultuurhistorie en archeologie
2.3 Regionaal Beleid
2.3.1 Regiovisie Westelijke Mijnstreek: "Ruimte voor nieuwe generaties" 2009
Met de regiovisie geven de gemeenten Sittard-Geleen, Schinnen, Beek, Stein en Provincie Limburg duidelijkheid over hun visie en hun prioriteiten aan het Rijk, wat daarmee een krachtige uitnodiging aan het Rijk is om te participeren in de ontwikkelingen in de Westelijke Mijnstreek.
De visie is het resultaat van de regiodialoog Westelijke Mijnstreek die erop gericht is om een gezamenlijke regionale agenda te bepalen van projecten en initiatieven van bovenregionaal belang. Daarnaast was de geplande verbreding van de A2 tussen de knooppunten het Vonderen en Kerensheide een aanleiding om naar synergie te zoeken tussen die ontwikkeling en andere gewenste ontwikkelingen in het gebied. Een inspirerende en integrale visie op de duurzame ontwikkeling van deze A2-zone tussen Maasbracht en Beek moet de basis leggen voor een gezamenlijke aanpak van marktpartijen en overheden om belangrijke projecten in dit gebied in samenhang te ontwikkelen en zo de regio in sociaal, fysiek én economisch opzicht te versterken.
De regiovisie heeft niet primair tot doel om een nieuwe toekomst voor de regio uit te tekenen. De kracht van de regiovisie zit in het verscherpen van de visie, het vergroten van samenhang, het concretiseren van samenwerking, het creëren van focus en het versneld realiseren van belangrijke projecten.
In deze regiovisie is de visie van de Ontwikkelingsagenda Nationaal Stedelijk Netwerk Zuid-Limburg verscherpt voor de Westelijke Mijnstreek. In de Ontwikkelingsagenda is vastgelegd dat het hoogtechnologische industriële cluster en sport in de Westelijke Mijnstreek onderscheidend zijn op de schaal van Zuid-Limburg. De regiovisie geeft hier een uitwerking aan.
Vanuit de Ontwikkelingsagenda van het Stedelijke Netwerk Zuid-Limburg en de Limburgagenda is gezamenlijke focus aangebracht in de vorm van vier speerpunten, te weten:
- Hoogtechnologische bedrijvigheid.
- Transformatie van de woningvoorraad.
- Ontwikkeling van de sportzone.
- Landschappelijke inpassing.
De belangrijkste opgaven voor Zuid-Limburg zijn:
- Innovative community: economische structuurversterking (incl. arbeidsmarkt); euregionale bereikbaarheid en mobiliteit; integrale gebiedsgerichte ontwikkeling.
- Work-Life Balance: culturele kwaliteit; Nationaal Landschap Zuid-Limburg; stedelijke kwaliteit.
Centraal in deze visie staat het motto ‘innovatie als motor voor economisch groei’. Het gebied is gelegen binnen de technologische driehoek ‘Eindhoven – Leuven - Aken’. De visie voor 2030 luidt als volgt:
De innovatieve bedrijvigheid in Westelijke Mijnstreek is een sterke pijler in de Technologische Topregio Eindhoven-Leuven-Aken. Er is ruimte voor nieuwe bedrijven. Er zijn nauwelijks files. Het woon- en leefklimaat is aantrekkelijk voor nieuwe werknemers. Er is een hechte (kennis)samenwerking tussen de universiteiten en hogescholen in het gebied. En de regio geniet van een dynamisch imago doordat topsport ruim baan krijgt.
Om deze visie te kunnen realiseren zijn een meerjarenuitvoeringsprogramma en investeringsprogramma opgesteld. In het meerjarenuitvoeringsprogramma zijn projecten opgenomen die bijdragen aan de realisatie van de visie. Dergelijke projecten zijn de verbreding van de A2 en de realisatie van een samenhangend logistiek netwerk op basis van de logistieke visie en uitvoeringsprogramma.
2.3.2 Logistieke visie knooppunt Zuid Limburg
In het kader van de regiovisie westelijke miijnstreek is de visie ten aanzien van logisitek in de regio opgesteld. Deze visie geeft de ambities weer op het gebied van multimodaal goederenvervoer. Tijdens de voorbereiding van deze visie bleek uit gesprekken met een aantal relevante verladers het belang van goede logistieke infrastructuur en samenwerking. Voor het bedrijfsleven is de aanwezigheid van een goede logistieke infrastructuur (multimodaal, kosteneffectief en betrouwbaar) een doorslaggevende randen vestigingsvoorwaarde. Dergelijke netwerken bieden ook mogelijkheden voor nieuwe vormen van bedrijvigheid in de logistieke/distributieve dienstverlening. Daarnaast biedt het mogelijkheden om door vraagbundeling in combinatie met inkomende en uitgaande goederenstromen de kosteneffectiviteit van vervoer te verbeteren.
Naast de ambities om de modaliteiten weg, water, spoor en lucht voor het vervoer van goederen van en naar Zuid Limburg te versterken, is het ‘interne’ netwerk ook van belang. Dit netwerk verbindt de belangrijkste productielocaties met de belangrijkste overslagcentra en kan ongehinderd transport accommoderen (Ongehinderd Logistiek Systeem). Deze ontwikkeling vormt een belangrijke voorwaarde voor bedrijven om zich te vestigen op bedrijventerrein Holtum Noord.
Deze visie is één van de pijlers die gebruikt zijn om de ontwikkelingsvisie voor de A2-zone Maasbracht- Beek op te stellen. Zie volgende paragraaf
2.3.3 Ontwikkelingsvisie A2-zone Maasbracht-Beek
Deze visie geeft onder andere antwoord op de vragen over hoe de gewenste economische ontwikkeling gefaciliteerd kan worden. De ontwikkelingsvisie is in concept opgesteld in 2009. De multimodaliteit binnen de regio is een belangrijk aspect. De haven in Born is direct aangesloten op het spoor. Daarnaast wordt gesproken over de mogelijkheid om Nedcar aan te sluiten op het spoor met een directe verbinding met deze haven. Ook is de uitstraling van de (economische) activiteiten in het gebied van belang. Daarom wordt nadruk gelegd op de presentatie van bedrijventerreinen waaronder Holtum Noord.
Het bedrijventerrein Holtum Noord is een multimodaal bedrijventerrein gezien de ligging ten opzichte van de haven, spoor en weg. Daarnaast wordt geïnvesteerd in de ontwikkeling van een Ongehinderd Logistiek Systeem waardoor de aantrekkelijkheid van de locatie verder toeneemt. Tevens is een stedenbouwkundige visie opgesteld voor het plangebied waarin veel aandacht besteed is aan de presentatie van het terrein. Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkeling van het bedrijventerrein past binnen het regionale beleid.
2.4 Gemeentelijke Beleid
2.4.1 Structuurvisie 2010
De gemeente Sittard-Geleen heeft in 2010 een structuurvisie opgesteld voor haar grondgebied. Deze structuurvisie is het eerste integraal ruimtelijk plan voor de totale gemeente sinds de herindeling in 2001. Het is een samenvoeging van alle bestaande ruimtelijke ambities en doelen van de gemeente Sittard-Geleen, op basis van vigerend beleid. De gemeenteraad heeft op 10 juni 2010 de structuurvisie van Sittard-Geleen vastgesteld.
Hieronder is een uitsnede van de structuurvisiekaart weergegeven voor het het noordelijk gelegen bedrijventerrein Holtum Noord. Het vormt een samenvattende kaart van het ruimtelijk beleid van Sittard-Geleen. De structuurvisiekaart is via de lagenbenadering opgebouwd uit de facetkaarten per beleidsgebied.
Het plangebied wordt in de structuurvisie aangeduid als "bestaand werkgebied" / "te ontwikkelen werkgebied" aangeduid.
De structuurvisie is gebaseerd op vigerend beleid. Naar de toekomst toe liggen er verschillende strategische opgaven die uitgewerkt moeten worden. De structuurvisie geeft als bestuurlijk document richting aan de inzet van gemeentelijke juridische bevoegdheden. Op gemeentelijk niveau wordt de structuurvisie vertaald naar juridisch bindende bestemmingsplannen
De economie in de gemeente Sittard-Geleen onderscheidt zich op twee niveaus: internationaal met de pijlers chemie, automotive en logistiek en regionaal met het midden en kleinbedrijf. Bedrijventerrein Holtum Noord is gelegen binnen het trimodale knooppunt aan de noordzijde van de gemeente. Hier ligt de nadruk op logistiek en automotive.
De gemeente heeft ook een aantal duurzaamheidsdoelstellingen die betrekking hebben op bedrijventerreinen. Van belang is dat bedrijventerreinen verduurzaamd moeten worden waarbij er extra aandacht is voor efficiënt ruimtegebruik, multifunctionaliteit en duurzame energie.
Het plangebied wordt in de structuurvisie aangeduid als "bestaand werkgebied" en "te ontwikkelen werkgebied". Voor dit laatste geldt dat dit reeds in ontwikkeld is als zodanig. Daarnaast is er in het havengebied een deel aangeduid als "herstructureringslocatie", dit is nog altijd van toepassing.
2.4.2 Stadsvisie 2016
In de Stadsvisie 2016 is een aantal uitgangspunten geformuleerd:
- In de beleidssfeer wordt ingezet op zonering om de externe veiligheid te verhogen, op landschappelijke inpassing van bedrijventerreinen en op het voorkomen van verdere ruimtelijke belasting en zonodig (landschappelijke) compensatie daarvan.
- De Value Added Logistic activiteiten op bedrijventerrein Holtum Noord worden verder uitgebouwd.
- In het cluster transport en logistiek wordt de toegevoegde waarde van de aanwezigheid van het vliegveld Maastricht-Aachen-Airport in de keten onderzocht. Intermodaal vervoer (rail, water en/of ondergronds) wordt gestimuleerd om een vermindering van transport over de weg te realiseren. Ook hier geldt dat de meerwaarde van samenwerking met Genk (logistiek centrum Hermes) onderzocht zal worden ten aanzien van marketing, promotie, acquisitie en ontwikkeling.
- De railinfrastructuur vraagt zowel ter verbetering van de bereikbaarheid als ter verbetering van de externe veiligheid aanpassing. De aanleg van een nieuwe railterminal op DSM-terrein is daartoe een noodzakelijke stap.
2.4.3 Bedrijventerreinenbeleid
Het gemeentelijke bedrijventerreinenbeleid bestaat uit de beleidsregels van het (provinciale) Programma Werklocaties 2020. De gemeente heeft in haar bedrijventerreinenplanning rekening gehouden met realisatie van Holtum Noord III vóór 2015 (inmiddels in aparte bestemingsplanprocedure). De noodzaak hiervan is gelegen in het vervallen van ca. 40 ha. van bedrijventerrein van De Loop-Zuid bij knooppunt Het Vonderen in St. Joost. Herstructurering van bedrijventerreinen heeft plaatsgevonden bij de terreinen Sluisweg, Borrekuil en Kampstraat. Samen met de verdere ontwikkeling van Industrie Park Swentibold en Trade Port Beek is er voor de Westelijke Mijnstreek voldoende capaciteit aan bedrijventerreinen. Per jaar zal een monitoring plaatsvinden, op basis waarvan de planning desgewenst aangepast kan worden.
2.4.4 Parkeerbeleid
Op 15 maart 2012 is de 'Nota Parkeernormen Sittard-Geleen; parkeernormensystematiek' vastgesteld. Het doel van de nota is het vaststellen van gemeentelijke parkeernormen voor nieuwe ruimtelijke plannen en (herstructurerings)projecten in de gemeente om in de toekomst de parkeerbehoefte te kunnen faciliteren en de bereikbaarheid en leefbaarheid van de gemeente te waarborgen. De nota is een actualisering en een vereenvoudiging van de nota 'Parkeernormensystematiek' uit 2005 en vormt de uitwerking van het onderdeel 'parkeerplaatsverplichting' uit het parkeerbeleidsplan. De normen voor woningen, bedrijven en voorzieningen zijn over het algemeen lager dan de voorheen gehanteerde normen. Daarnaast is het onderscheid in parkeernormen voor dure, middendure en goedkopen woningen vervallen. De nota is bedoeld als normenkader van de gemeente en is van toepassing op toekomstige ruimtelijke plannen en (herstructurerings)projecten. In het kader van het waarborgen van een duurzame parkeeroplossing bij nieuwe ontwikkeling (nieuwbouw, verbouw, uitbreiding of wijziging van functie) dient de parkeercapaciteit op eigen terrein te worden gerealiseerd om te voorkmen dat de parkeervraag wordt afgewenteld op de openbare ruimte. Hiervoor dienen bouwplannen getoetst te worden een de parkeernormen. De gemaakt afspraken worden vastgelegd in een parkeerovereenkomst. Om ontwikkelaars zo veel mogelijk te stimuleren tot het realiseren van parkeercapaciteit op eigen terrein of tot het benutten van bschikbare (over)capaciteit, wordt het parkeerfonds ingesteld. Als de initiatiefnemer niet kan voldoen aan de parkeereis dient hij ter compensatie een bijdrage in het parkeerfonds te storten. De nota kent een algemene strekking, in specifieke gevallen is maatwerk noodzakelijk.
In voorliggend bestemmingsplan worden geen nieuwe (directe) ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De parkeerdruk op de openbare ruimte zal derhalve niet toenemen ten gevolge van de vaststelling van dit bestemmingsplan.
2.4.5 Beleidsnota telecom zendinstallaties 2008
Voor het plaatsen van zendinstallaties vormen het bestemmingsplan en de welstandscriteria vaak de belangrijkste toetsingskaders bij het beoordelen van een aanvraag voor een bouwvergunning. Vigerende bestemmingsplannen laten in beginsel het oprichten van zendmasten niet toe.
Om tot een verantwoorde stedenbouwkundige, landschappelijke en maatschappelijke inpassing van zendinstallaties te komen, is beleid voor locatiekeuze en vormgeving noodzakelijk. De gemeente Sittard- Geleen heeft gekozen voor een gebiedsgerichte aanpak waarbij onderscheid gemaakt wordt in vijf gebiedstypen:
- Beschermd stadsgebied.
- Stedelijk gebied.
- Industriegebied.
- Buitengebied.
- Wegen/infrastructuur.
Vervolgens worden in elk gebied drie functies onderscheiden (woonfunctie, werkfunctie en recreatieve functie) en wordt binnen elk gebiedstype en functie aangegeven of een coöperatief dan wel restrictief beleid gevoerd zal worden als het gaat om locatiekeuze en plaatsing van zendinstallaties.
Woonfuncties | Werkfuncties | Recreatieve functies | |
Beschermd stadsgebied | restrictief | coöperatief | restrictief |
Stedelijk gebied | restrictief | coöperatief | coöperatief |
Industriegebied | restrictief | coöperatief | coöperatief |
Buitengebied | restrictief | restrictief | restrictief |
Infrastructuur | restrictief | coöperatief | restrictief |
Het onderhavige plangebied betreft het industriegebied van Sittard. Voor het gebied zal dan ook voornamelijk een coöperatief beleid worden gevoerd aangezien het om werkfuncties gaat.
2.4.6 Duurzaamheidsplan 2008-2016
Duurzame ontwikkeling is te kenschetsen als een ontwikkelingsproces waarbij gestreefd wordt naar het tot stand brengen van een duurzame samenleving. Dit dient te gebeuren door kansen en mogelijkheden te benutten voor het realiseren van een hoge ruimtelijke kwaliteit in combinatie met een zo laag mogelijke milieubelasting.
De gemeente Sittard-Geleen heeft duurzaamheid in haar beleidsdoelstellingen opgenomen en wenst deze structureel in ontwikkelingsplannen op te nemen. Dit is onder meer vastgelegd in de volgende beleidsplannen: Duurzame Energie 2001, Convenant Duurzaam Bouwen SWM 2002 en Klimaat- en Dubobeleid 2002. In de Nationale Pakketten Duurzaam Bouwen is een planvormingsproces opgenomen dat de milieukwaliteitsaspecten integraal met de ruimtelijke kwaliteitsaspecten benadert. Deze integrale aanpak is - mede voortkomend uit de ondertekening van het Convenant Dubo SWM - de leidraad voor de ontwikkelingen van gemeentelijke stedenbouwkundige plannen.
Voor het onderhavige plangebied zijn geen nieuwbouwontwikkelingen geregeld. In dat kader zal duurzaamheid dus ook maar beperkt aan de orde komen. Op het gebied van water en het beheer van het watersysteem bestaan er mogelijkheden. Centrale thema's op het gebied van duurzaam waterbeheer zijn: vasthouden gebiedseigen water, zuinig omgaan met water, tegengaan van verdroging, voorkomen van wateroverlast en het verminderen van piekafvoeren.
2.4.7 Bodembeheerplan
Op 26 april 2011 hebben Burgemeester en Wethouders van Sittard-Geleen het Bodembeheerplan 2011 vastgesteld. Dat is vervolgens op 12 mei 2011 in werking getreden. Samen met de bodemkwaliteitskaart en de bodemfunctieklassenkaart geeft het Bodembeheerplan het toetsingskader voor het omgaan met diffuus verontreinigde grond binnen Sittard-Geleen.
Het Bodembeheerplan is niet van toepassing bij de aanpak van zgn. puntverontreinigingen en ook niet bij de aanpak van verontreinigd grondwater. Voor de aanpak van puntverontreinigingen gelden de Wet bodembescherming en het provinciale bodemsaneringsbeleid. (Diffuse) grondwaterverontreiniging kan worden aangepakt via het instrument van gebiedsgericht grondwaterbeheer, zodra de Wet bodembescherming daarin voorziet.
Algemeen geldt hierbij dat op een locatie alleen saneringsmaatregelen moeten worden getroffen, indien er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging.
Voor wat betreft de saneringsdoelstelling bij saneringen van historische verontreinigingen (ontstaan vóór 1987) wordt onverkort aangesloten bij de functiewaarden uit het generieke kader van het Besluit bodemkwaliteit. Bij de sanering van niet-historische verontreinigingen (ontstaan vanaf 1987) geldt de verwijdering van de veroorzaakte verontreiniging c.q. de herstelplicht van de bodemkwaliteit.
Voor wat betreft de mogelijkheden voor het hergebruik van grond sluit de gemeente aan bij het generieke kader uit het Besluit bodemkwaliteit.
Gebruik van de bodemkwaliteitskaart is ook mogelijk om bij ruimtelijke ontwikkelingen een voldoende betrouwbare voorspelling te kunnen doen over de te verwachten bodemkwaliteit.
Algemeen geldt hierbij dat bij locaties die geen puntbron zijn c.q. naar verwachting niet beïnvloed zijn door een puntbron, de bodemkwaliteitskaart gebruikt kan worden om die voorspelling te doen.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen op locaties waar mogelijk sprake is van ernstige bodemverontreiniging, op locaties die zijn uitgezonderd van de bodemkwaliteitskaart en bij gronden met de bestemming moestuin/volkstuin, dient altijd een verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
2.4.8 Water
2.4.9 Beleidsnota archeologie en monumenten
De beleidsnota archeologie en monumenten geeft aan welk beleid de gemeente de komende jaren zal voeren ten aanzien van archeologie en monumenten. De beleidsnota is op 13 september 2012 in de gemeenteraad vastgesteld. Geregeld zijn de erkenning en bescherming, maar ook behoud door ontwikkeling, en de beleving van archeologie en monumenten.
De verordening voor het instellen van de ARK regelt het wettelijke kader rond de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit. Deze vervangt de huidige Welstandscommissie en de Monumentencommissie.
2.4.10 Visie spoorzone Sittard-Geleen
In 2005 stelde de gemeente Sittard-Geleen de spoorvisie 'Veiligheid, element van stedelijke planning in de Spoorzone Sittard-Geleen' op. Uitgangspunt van deze visie is dat op een verantwoorde manier wordt omgegaan met de toename van risico's als gevolg van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De nieuwe veiligheidsvisie spoorzone is op 13 september 2012 door de gemeenteraad vastgesteld.
In deze visie is opgenomen dat bij nieuwe ontwikkelingen een zone van 50 meter vrijgehouden wordt van kwetsbare en beperkt kwetsbare bestemmingen. Als binnen 200 meter een nieuwe (beperkt) kwetsbare bestemming gerealiseerd wordt, moeten tevens bouwkundige effect beperkende maatregelen worden toegepast.
2.4.11 Integrale gebiedsontwikkeling Nedcar/OLS en omgeving
Het college van burgemester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen heeft op 29 november 2011 een voorkeursbesluit genomen over een nieuwe spoorverbinding in combinatie met een wegverbinding tussen het logistieke knooppunt Born en de hoofdspoorbaan Sittard-Eindhoven.
Deze nieuwe verbinding, ook wel aangeduid als Ongehinderd Logistiek Systeem, dient ter vervanging van de bestaande spoorlijn Born-Sittard. Het college is tot dit besluit gekomen op basis van de overweging dat de toekomstige groei van het goederenvervoer over de huidige lijn niet mag leiden tot een aantasting van het leefklimaat voor de bewoners van de langs de lijn gelegen kernen Limbrichterveld, Hoogveld, Limbricht, Born, Buchten en Holtum. In het besluit om te komen tot een nieuwe spoorverbinding in combinatie met een wegverbinding heeft het college als uitgangspunt genomen de aantasting van het leefklimaat voor bijna 10.000 inwoners binnen deze wijken. De effecten op het leefklimaat vormen een optelsom van verschillende effecten, zoals geluid, trillingen, luchtkwaliteit, externe veiligheid, gezondheid, oversteekbaarheid en barrièrewerking.
De insteek is om dit o.a. middels het opstellen van een integrale gebiedsvisie in overleg met alle betrokken partijen gestalte te geven.
Hoofdstuk 3 Analyse Plangebied
3.1 Beschrijving Ruimtelijke Situatie
Het bedrijventerrein Sluisweg is ongeveer 30 ha groot en nagenoeg geheel uitgegeven.
Het Bedrijventerrein Holtum Noord wordt gevormd door de terreinen Holtum Noord I en Holtum Noord II en is gelegen tussen het Julianakanaal met de havens van Born en de A2. De omvang bedraagt circa 140 ha netto. Dit bedrijventerrein vormt een logistiek knooppunt waarop zowel een bargeterminal als een railterminal aanwezig zijn. Deze terminals worden door vele bedrijven in de regio gebruikt als opstapplaats voor de import en export van goederen in containers. In aanvulling op de overslag- en opslagactiviteiten van beide terminals zijn meerdere Public Logistics Centers ontwikkeld met plaats voor warehousing en 'value added logistics' en services. Tevens zijn voorzieningen voor multimodaal transport aanwezig.
Holtum Noord I is ongeveer 100 ha groot en in het kader van de herstructurering Zuid Limburg in de jaren 80 in exploitatie genomen. Het terrein ligt ten noorden van de woonkern Holtum. Het complex behoort tot het segment gemengd plus en is helemaal uitgegeven.
Ten noorden van het bedrijventerrein Holtum Noord I, ligt Holtum Noord II (circa 40 ha). De hier gelegen Barge Terminal Born (BTB) is in de afgelopen periode uitgebreid en planvorming voor verdere uitbreiding vindtplaats. Het gaat o.a. over:
- Aanleg van een nieuwe kade van circa 150 m.
- Verdieping van de haven.
- Uitbreiding van het terrein met ca. 4 ha opslagruimte.
3.2 Milieu- En Hinderaspecten
3.2.1 Geluid
Het industrieterrein Holtum-Noord betreft een gezoneerd industrieterrein. Dit betekent dat rondom het industrieterein een geluidszone is vastgesteld. De cumulatieve geluidsbelasting van alle bedrijven op het industrieterrein tezamen moet voldoen aan de grenswaarde van 50 dB(A) op de zonegrens en 55 dB(A) bij de woningen in de zone, tenzij bij de woningen een hogere grenswaarde is vastgesteld. De terreinen Holtum-Noord II en III maken geen deel uit van het gezoneerde terrein.
De geluidsbelasting vanwege het industrieterrein voldoet aan de vastgestelde geluidszone en aan de geldende grenswaarden bij woningen. De beoogde toekomstsituatie voor de Barge Terminal Born (BTB) is echter niet inpasbaar in deze geluidszone. Daarnaast is er weinig geluidsruimte beschikbaar voor wijzigingen en uitbreidingen bij andere bedrijven.
Het containeroverslagbedrijf Barge Terminal Born (BTB) is gevestigd op het industrieterrein Holtum Noord I. Dit is een gezoneerd industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder.
Dit betekent dat rondom Holtum Noord I een geluidszone is vastgesteld. De cumulatieve geluidsbelasting van alle op dit terrein gelegen bedrijven moet voldoen aan de grenswaarde van 50 dB(A) op de zonegrens en maximaal 55 dB(A) bij de woningen in de zone.
Op dit moment voldoet de geluidsbelasting vanwege dit industrieterrein aan de vastgestelde geluidszone en aan de geldende grenswaarden bij woningen. Maar met de beoogde toekomstige ontwikkelingen van Barge Terminal Born, zou er sprake zijn van een overschrijding van de geluidszone. Deze overschrijding zou alleen aan de noordzijde van dit industrieterrein gaan plaatsvinden, op grondgebied van Sittard-Geleen (zie figuur). (bron: aangepast zonemodel d.d. 23-01-2013 van industrieterrein Holtum-Noord, opgesteld door DGMR).
Voor de realisatie van de uitbreiding van Barge Terminal Born is een akoestisch onderzoek opgesteld door DHV ( 'BTB, industrieterrein Havens, Holtum Noord te Born. Geluidimmissie inclusief uitbreiding' van DHV, kenmerk HL.BA9490.R02 van maart 2012). In dit onderzoek is al uitgegaan van de best beschikbare technieken (BBT). Verdere geluidreducerende maatregelen, om daarmee aan de geluidzone te voldoen, zijn niet mogelijk gebleken.
Verdere reductie, zonder aanpassing van bestaande geluidemissierechten, is ook geen reële optie om de overschrijding op de zone op te lossen.
De enige haalbare optie die resteert is het verruimen van de geluidzone. Omdat deze zoneverruiming moet plaatsvinden aan de noordzijde van dit industrieterrein en binnen deze verruiming geen geluidsgevoelige bestemmingen aanwezig of gepland zijn en bovendien deze verruiming uitsluitend is gelegen op grondgebied van Sittard-Geleen, is deze relatief eenvoudig te realiseren.
Om deze zoneverruiming juridisch vast te leggen, moet zij verankerd worden in een bestemmingsplan. Daarom is deze zoneverruiming opgenomen in dit bestemmingsplan "Bedrijventerrein Born: Holtum Noord I & II en Sluisweg e.o."
3.2.2 Bodem
Op basis van de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart 2010 kan worden gesteld dat het plangebied de zonenaam industriegebied heeft. Enerzijds is het plangebied onderzocht en voldoet aan de kwaliteitsnormen voor functie industrie, anderzijds komen binnen het plangebied verdachte locaties voor waardoor de bodemkwaliteitskaart niet gebruikt kan worden als bewijsmiddel in het kader van het Besluit bodemkwaliteit alsmede het ruimtelijke spoor.
In het gemeentelijke bodembeheerplan 2011 is vastgelegd dat voor locaties waarvoor de bodemkwaliteitskaart niet bruikbaar is als bewijsmiddel in het ruimtelijke spoor een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd moet worden conform de NEN 5740-strategie.
Mocht binnen het plangebied grond vrijkomen die niet binnen de locatie mag worden hergebruikt dient afhankelijk van de eindbestemming aanvullend bodemonderzoek te worden uitgevoerd (bv AP04-onderzoek).
3.2.3 Externe veiligheid
3.2.4 Luchtkwaliteit
Overwegingen
In essentie is er sprake van een conserverend plan waarbij de verouderde plannen worden geactualiseerd naar de huidige wetgeving. De aard van de aanwezige bedrijven in relatie tot luchtkwaliteit verandert hiermee niet. Bij nieuwe ontwikkelingen zal hierbij een apart (Wabo)traject worden gevolgd.
Wettelijk kader
De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer (in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen). De Wet milieubeheer (Wm) kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere ten gevolge van het verkeer.
Conform artikel 5.16 van de Wm zijn bestuursorganen verplicht om bij de uitoefening van hun bevoegdheden de grenswaarden van de in de Wet genoemde stoffen in acht te nemen. Om welke bevoegdheden het gaat is expliciet vastgelegd, in het kader van het huidige project gaat het om een bestemmingsplanprocedure op grond van de Wet Ruimtelijke Ordening.
Indien het uitoefenen van bevoegdheden gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat sprake is van één van onderstaande gevallen (artikel 5.16 lid 1 Wm):
- a. het bestemmingsplan c.q. het projectbesluit leidt niet tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
- b. de luchtkwaliteit verbetert per saldo als gevolg van het bestemmingsplan c.q. het projectbesluit of blijft ten minste gelijk;
- c. het bestemmingsplan "niet in betekenende mate" bijdraagt bij aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen;
- d. de ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
Beoordeling
Het bestemmingsplan biedt geen nieuwe mogelijkheden die de luchtkwaliteit significant beïnvloeden en er is ook geen sprake is van een significante toename van de verkeersintensiteit ten opzichte van de mogelijkheden binnen het vigerende bestemmingsplan.
Daarmee is aannemelijk dat ten gevolge van de planwijziging de luchtkwaliteit niet zal verslechteren ten gevolge van het vigerende bestemmingsplan.
Op grond van de Wm is in dat geval geen onderzoek naar de luchtkwaliteit vereist. Er wordt immers voldaan aan het gestelde in artikel 5.16 lid 1 onder b: de luchtkwaliteit blijft tenminste gelijk ten gevolge van de vaststelling van de bestemmingsplanwijziging.
3.2.5 Water
Het bestemmingsplan is een zogenaamd beheerbestemmingsplan. Bij eventuele nieuwe ontwikkelingen wordt het hiervoor geldende waterbeleid gevolgd zoals opgenomen in hoofdstuk 2. Uitgangspunt bij nieuwbouw dan wel herinrichting is dat de voorkeursvolgorde vanuit het waterbeleid wordt toegepast.
Het uiterste noordelijk deel van het plangebied is aangeduid als freatisch grondwaterbeschermingsgebied. Voor het hele plangebied geldt dat het binnen de boringsvrije zone "Roerdalslenkzone II' is gelegen. In deze gebieden gelden beschermende maatregelen om de kwaliteit van het grondwater en de bodem te waarborgen. De Omgevingsverordening Limburg (OvL) is van toepassing op deze gebieden.
De Omgevingsverordening Limburg (OvL) sluit bepaalde categorieën bedrijven uit. Dit betekent dat ontwikkeling van bepaalde categorieën bedrijven in grondwaterbeschermingsgebieden niet zijn toegestaan. De bijlage behorende bij artikel 2.10 van de OvL geeft een overzich van deze categorieën bedrijven en is van toepassing op dit bestemmingsplan. Ook mogen in grondwaterbeschermingsgebieden diverse stoffen of maar een beperkte hoeveelheid hiervan niet worden opgeslagen in een inrichting. De bijlage behorende bij artikel 2.11 van de OvL geeft een overzicht van deze stoffen en is van toepassing op dit bestemmingsplan.
Tevens is het verboden om een bodemenergiesysteem (zie artikel 2.9, lid 1 van de OvL) aan te brengen in het grondwaterbeschermingsgebied en de Roerdalslenk, boringsvrije zone II. Daarnaast zijn bodemactiviteiten beneden 3,0 m-maaiveld in grondwaterbeschermingsgebieden niet zondermeer toegestaan (zie artikel 2.9 lid 4 van de OvL). Voorneming van deze activiteit dient minimaal vier weken voorafgaande aan de uitvoering hiervan schriftelijk worden gemeld aan de provincie Limburg.
Julianakaal en Maas
Het plangebied grenst aan de westzijde aan het Julianakanaal. Verder in westelijke richting ligt de Maas.
De hoogteligging van het plangebied is circa 30 - 33 m. + NAP. De hoogteligging van het plangebied verloopt van Noord naar Zuid van circa 30 m. + NAP naar 33 m. + NAP.
Het betreft een grondwaterinfiltratiegebied. Aan de noordzijde van het plangebied loopt de Geleenbeek. De Geleenbeek staat in rechtstreekse verbinding met de Maas. In het plangebied bevonden zich grindlagen. Deze grondlagen staan in verbinding met de Maas. Bij hoogwater Maas kan via deze grindlagen kwelwater optreden.
In het huidige situatie is geen informatie bekend over eventuele (grgond)wateroverlast in het plangebied.
Watersysteem
Het bedrijfsafvalwater is aangesloten op een zogenaamd droogweerafvoerstelsel (dwa-stelsel). Op het bedrijventerrein is een verbeterd gescheiden rioolstelsel aanwezig.
Waterzuiveringstechnische werken
In het bestemmingsplangebied Sluisweg en Holtum Noord I en II zijn de rioolwatertransportleiding Grevenbicht - E9 (65.03) en rioolwatertransportleiding Grevenbicht - Susteren (65.15) in beheer en onderhoud bij het WBL gelegen. In het plangebied betreft de rioolwatertransportleiding Grevenbicht - E9 (65.03) een beton/Ac/PVC leiding met een inwendige diameter van 400 mm. De rioolwatertransportleiding A2 - Susteren (65.15) betreft een GVK leiding met een inwendige diameter van 1000 mm.
Beide rioolwatertransportleidingen hebben een planologische beschermingszone van 5 meter breed, 2,50 meter aan weerszijden van de leiding, gemeten vanuit het hart van de leiding. Deze rioolwatertransportleidingen zijn via een dubbelbestemming in de regels opgenomen.
3.2.6 Cultuurhistorie en archeologie
Op grond van de nieuwe Monumentenwet worden gemeenten verantwoordelijk geacht voor de omgang met archeologische waarden in gemeentelijk grondgebied. Gemeenten moeten bijvoorbeeld bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening houden met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten.
Voor de gemeente Sittard-Geleen is een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart opgesteld (augustus 2010). Het doel van het opstellen van deze kaart is om ten behoeve van toekomstige planvorming en planuitvoering inzicht te verschaffen in de aanwezigheid en het karakter van de archeologische en historische resten in de gemeente. Door aan de verwachte en bekende archeologische en historische resten een concreet beleidsadvies te koppelen, vormt de kaart een eerste praktisch handvat bij de inpassing van de archeologie bij planvorming en uitvoering in de gemeente.
De verwachtingswaarden uit de beleidsadvieskaart zijn vertaald in archeologische waarden in dit bestemmingsplan. Hiermee is dit archeologisch beleid vertaald in een jurische regeling voor het plangebied. In de hierop volgende afbeelding is een uitsnede weergegeven waarin het plangebied is gelegen. Voor de exacte begrenzing en bijbehorende archeologische waarde wordt verwezen naar de verbeelding bij dit bestemmingsplan.
Voor elke verwachtingswaarde gelden restricties ten aanzien van bodemingrepen. In de hierop volgende tabel staat voor elke categorie aangegeven bij welke diepte nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
In onderstaande kaart is dit schematisch opgenomen.
De beleidsnota archeologie en monumenten is vastgesteld d.d. 13 september 2012.
Uitsnede archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart
Van de mogelijk 7 beleidscategorieën zijn er in dit plan 2 aanwezig, namelijk beleidscategorie 2 en 4.
Aan de beleidscategorieën 2 en 4 worden in dit bestemmingsplan planregels gekoppeld:
- Voor beleidscategorie 2 (= waarde archeologie 1) geldt dat er bij bodemingrepen groter dan 50 m2 en dieper dan 30 cm -Mv archeologisch vooronderzoek nodig is.
- Voor beleidscategorie 4 (= waarde archeologie 2) geldt dat er bij bodemingrpen groter dan 500 m2 en dieper dan 30 cm -Mv archeologisch vooronderzoek nodig is.
Verbeelding
Op de verbeelding zijn de dubbelbestemmingen opgenomen.
Cultuurhistorie
In het plangebied zelf zijn geen rijksmonumenten, provinciale- of gemeentelijke monumenten aanwezig. In de cultuurhistorische inventarisatie van de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart wordt binnen het plangebied enkel een deel in het zuiden aangeduid als "sedert 1830 weinig veranderd verkavelingspatroon". Zie onderstaande afbeelding. Dit biedt verder geen concrete randvoorwaarden voor het voorliggende bestemmingsplan.
3.2.7 Ecologie
Het plangebied is niet gelegen in een wat betreft natuur beschermd gebied, zoals een Natura 2000-gebied, Ecologisch Hoofdstructuur of Provinciale Ontwikkelingszone Groen.
Het plangebied heeft de functie industriegebied. Het onderhavige belemmeringsplan is een zogenaamd beheerbestemmingsplan dat geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt die een significant effect op flora en fauna hebben.
Indien in het plangebied ontwikkelingen plaatsvinden zal hiervoor het geldende wettelijk kader worden gevolgd zoals aanvraag van noodzakelijke vergunningen of ontheffingen en worden voldaan aan de verplichtingen zoals opgenomen in de flora- faunawet.
3.2.8 Kabels en leidingen in relatie tot externe veiligheid
In het plangebied ligt de hogedruk gasleiding W-540-014 van de Nederlandse Gasunie. In paragraaf 3.2.3 zijn de consequenties wat betreft externe veiligheid beschreven en in hoofdstuk 5 de bijbehorende planregels.
Hoofdstuk 4 Ruimtelijke Uitwerking
4.1 Algemeen
Het algemene beleidskader is in hoofdstuk 2 opgenomen. In deze paragraaf worden een aantal ruimtelijke aspecten verder uitgewerkt.
4.2 Aspecten
Voor de volgende aspecten (in alfabetische volgorde) worden in dit hoofdstuk de uitgangspunten geformuleerd, die uiteindelijk in het bestemmingsplan hun juridisch beslag krijgen:
- (Bedrijfs)woningen.
- Begrenzing plan.
- Bestemmingen.
- Buitenopslag (langs doorlopende wegen).
- Detailhandel.
- Categorie-indeling.
- Geluidgezoneerd bedrijventerrein.
- Groen/water in openbare ruimte.
- Kantoren.
- Maatvoeringen.
- Zichtlocaties aan de buitenkant/entreewegen.
(Bedrijfs)woningen
Binnen het plangebied is een aantal bedrijfswoningen aanwezig. Daarnaast bevinden zich hier tevens enkele burgerwoningen aan de Sluisweg alsmede een voormalige stationswachterswoning aan Aan de Laadhaven.
Ten aanzien van bedrijfswoningen op het bedrijventerrein dient te worden gekeken naar de milieuzonering zoals opgenomen in de handreiking Bedrijven en Milieuzonering (VNG 2009). De richtafstanden zoals die in de Handreiking worden genoemd kunnen niet zonder meer worden toegepast indien gevoelige functies (burgerwoningen en bedrijfswoningen) op een bedrijventerrein voorkomen. Het gaat hierbij enerzijds vaak om historisch gegroeide situaties waar burgerwoningen (verspreid of gegroepeerd) zijn vermengd met milieubelastende bedrijvigheid. Anderzijds gaat het ook om gevoelige functies die bewust op een bedrijventerrein zijn gesitueerd, zoals bedrijfswoningen. Deze situaties vallen buiten de kaders van de richtlijnenafstandenlijsten. Hier kan een lager kwaliteitsniveau van het woon- en leefklimaat worden aanvaard. Voor deze gevoelige functies is niettemin een minimaal beschermingsniveau noodzakelijk. Tegelijkertijd dient te worden voorkómen dat naburige bedrijven in het milieuvergunningenspoor onevenredig worden belemmerd door de aanwezigheid van gevoelige functies. Bestaande en nieuwe bedrijfswoningen dienen, evenals andere gevoelige functies, daarom bij de uitwerking van milieuzonering te worden betrokken. Voor het nieuw vestigen van gevoelige functies geldt bovendien dat dit planschade met zich mee kan brengen voor de omliggende bedrijven.
Het provinciale beleid gaat ervan uit dat er geen nieuwe (bedrijfs)woningen op bedrijventerreinen worden gesitueerd. De gemeente sluit zich hierbij aan.
Overigens dient te worden opgemerkt dat woningen een positieve rol kunnen spelen op een bedrijventerrein met het oog op de sociale veiligheid.
Voor de regeling in het bestemmingsplan kunnen de volgende uitgangspunten als leidraad dienen:
- Nieuwe gevoelige functies worden niet toegestaan.
- De locaties van bestaande - te handhaven - gevoelige functies worden strak begrensd; het verdient aanbeveling hier mogelijke planschade-effecten mee te wegen.
Begrenzing plan
Globaal wordt het plangebied begrensd door:
- In het zuiden de Sluisweg, Parkweg en Koningstraat.
- In het westen het Julianakanaal.
- In het noorden de ontsluiting van de Halve Maanweg op de A2, overgaand in de Holtum Noordweg en Gebroek.
- In het oosten de A2, vervolgens de Geleenbeek, het Spaans Vonderen en de buitenkant van de spoorlijn.
Zie ook,de bijgevoegde kaart.
Bestemmingen
In het plangebied is een diversiteit aan functies aanwezig. In het bestemmingsplan worden in ieder geval de volgende enkelbestemmingen opgenomen:
- Bedrijf - Nutsvoorziening: voor de grotere nutsvoorzieningen.
- Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen: voor het tankstation langs de A2.
- Bedrijventerrein: voor de bedrijventerreinen, via aanduidingen worden eventuele beperkingen aangebracht (maximale categorieën, bedrijfswoningen.
- Gemengd: het gebied tussen de Aldenhofweg, A2 en Parkweg.
- Groen: voor de structurele groenvoorzieningen, de slootjes en de paden.
- Tuin: de voortuin van de burgerwoningen.
- Verkeer: voor de doorgaande wegen alsmede de A2.
- Verkeer - Railverkeer: voor de spoorweg.
- Water - Kanaal: voor het Julianakanaal.
- Water - Watergang: voor de keurwatergangen.
- Wonen: de burgerwoningen die in het plangebied gelegen zijn, zoals langs de Sluisweg.
Buitenpandige opslag
Bedrijfskavels worden veelal gebruikt voor de opslag van goederen. Opslag kan zowel in- als buitenpandig plaatshebben. Buitenpandige opslag leidt over het algemeen tot een afname van de beeldkwaliteit en kan tevens voor brandgevaarlijke situaties zorgen dan wel ongedierte aantrekken. Volgens het beleid van de Provincie Limburg is voor lokale bedrijventerreinen zowel open als gesloten opslag gewenst. Ten behoeve van de aanwezige bedrijven, en de daarmee gerelateerde bedrijfsvoering, is open opslag noodzakelijk. Het betreft hier alleen bedrijfsgerelateerde opslag die niet permanent, dus tijdelijk en makkelijk te verwijderen.
In het bestemmingsplan wordt buitenpandige opslag toegelaten. Er wordt bij recht een buitenpandige opslaghoogte van maximaal 6 meter toegestaan.
Categorie-indeling
Bij het opstellen van dit bestemmingsplan dient de invloed van bestaande bedrijvigheid op de leefomgeving afgewogen te worden. Om milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten al in het ruimtelijk spoor te voorkomen, kunnen in het bestemmingsplan grenzen worden gesteld aan de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten. Het instrument hiervoor is milieuzonering.
Hiermee wordt een ruimtelijke scheiding aangebracht tussen milieubelastende functies (zoals bedrijven of industrie) en milieugevoelige functies (zoals wonen). In de praktijk wordt deze scheiding aangebracht door de toelaatbaarheid van bedrijven via de regels van een bestemmingsplan te koppelen aan een lijst van bedrijfsactiviteiten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de lijst van bedrijfstypen uit de brochure Bedrijven en Milieuzonering (uitgave 2009, Sdu Uitgevers) van de VNG. In deze basiszoneringslijst zijn vrijwel alle algemeen voorkomende bedrijfstypen ondergebracht volgens de SBI van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Elk type bedrijf is op deze wijze voorzien van een SBI-Code. In de VNG-brochure worden de bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën worden de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten gebruikt: geur, stof, geluid en gevaar (met name brand- en explosiegevaar). Er wordt een indeling in meerdere categorieën gemaakt. Per categorie wordt een indicatieve afstand ten opzichte van een 'rustige woonwijk' gegeven. Deze indicatieve afstanden lopen op per categorie:
- 10 meter voor bedrijven in categorie 1.
- 30 meter voor bedrijven in categorie 2.
- 50 meter voor bedrijven in categorie 3.1.
- 100 meter voor bedrijven in categorie 3.2.
- 200 meter voor bedrijven in categorie 4.1.
- 300 meter voor bedrijven in categorie 4.2.
- 500 meter voor bedrijven in categorie 5.1.
- 700 meter voor bedrijven in categorie 5.2.
- 1.000 meter voor bedrijven in categorie 5.3.
- 1.500 meter voor bedrijven in categorie 6.
De richtafstanden uit de basiszoneringslijst zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbare omgevingstype. Deze richtafstanden kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van een omgevingstype gemengd gebied (dus van 50 naar 30 meter voor milieucategorie 3.1.) Verdere reducties zijn niet te verantwoorden omdat in algemene zin niet aannemelijk kan worden gemaakt dat het woon- een leefklimaat niet wordt aangetast en het functioneren van bedrijven niet in gevaar wordt gebracht. De reductie met één afstandstap leidt niet tot een lager beschermingsniveau voor gevaar, omdat voor activiteiten, waarbij gevaar maatgevend is voor de richtafstanden, vrijwel altijd specifieke regelgeving (zoals het Bevi en het Vuurwerkbesluit) geldt. Bij een klein aantal activiteiten is gevaar bij de bepaling van richtafstanden hét maatgevende milieuaspect zonder dat dit samenhangt met het (mogelijk) van toepassing zijn van het Bevi. Het gaat dan om activiteiten zoals kerncentrales en schietinrichtingen die niet op doorsnee bedrijventerreinen en bedrijvenlocaties zoals in de gemeente voorkomen.
Hoewel het bestemmingsplan een conserverend plan betreft, bestaat de mogelijkheid dat andere bedrijven zich op het bestaande bedrijventerrein vestigen. Primair gaat het bestemmingsplan uit van het opnieuw bestemmen van bestaande mogelijkheden. Om maximaal gebruik te kunnen maken van de bedrijventerreinen wordt toepassing gegeven aan het inwaarts zoneren (incl. daar waar mogelijk reductie met één afstandstap) van deze bedrijventerreinen voor bedrijven in de milieucategorie 2 tot en met 5.1. Dat wil zeggen hoe groter de afstand tot de woonbebouwing (met uitzondering van bedrijfswoningen), hoe groter de toelaatbare hinder.
Detailhandel
In de Retailstructuurvisie is aangegeven dat buiten de winkelgebieden in eerste instantie alleen detailhandel wordt toegestaan in een aantal uitzonderingscategorieën: auto's, boten, caravans, scooters, motoren, bromfietsen, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, brand- en explosiegevaarlijke stoffen). Voor enkele specifieke doelgericht bezochte winkels (bijvoorbeeld in automaterialen) of winkels die vanwege de aard van de goederen of diensten niet passen in bestaande centra (bijvoorbeeld bromfietsen of scooters) kan een perifere locatie specifiek worden bestemd aldus de Retailstructuurvisie. De onderhavige bedrijventerreinen worden niet gezien als vestigingen voor perifere detailhandel. De perifere detailhandelslocaties betreffen Gardenz (met een profiel van Tuin, Woninginrichting en Doe-het-zelf) en Nolenslaan (alleen voor Doe-het-zelf).
Binnen het plangebied is reeds een aantal detailhandelsvestigingen aanwezig, zoals detailhandel in auto's en meubels.
In het bestemmingsplan zal geen nieuwvestiging van detailhandel worden toegestaan. Bestaande detailhandelsbedrijven zullen via een aanduiding worden geregeld. Wel wordt detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse geproduceerde goederen toegestaan. Via afwijking wordt detailhandel in brand- en explosiegevaarlijk goederen alsmede groeve bouwmaterialen toegestaan.
Geluidgezoneerde bedrijventerrein
Industrieterreinen kennen hun eigen regime op grond van de Wgh. Niet alle industrieterreinen zijn een industrieterrein in de zijn van de Wgh. Pas als daarop inrichtingen toegestaan zijn als bedoeld in artikel 2.4. van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (en de daarbij behorende bijlage) is daarvan sprake. Dit zijn 'inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken' ofwel grote lawaaimakers. Net als bij wegverkeerslawaai wordt in dat geval gebruik gemaakt van zones, maar bij industrielawaai is de omvang daarvan niet door de wet gefixeerd, maar moet deze vastgesteld worden aan de hand van de feitelijk optredende geluidsbelasting en eventueel in acht te nemen toekomstige ontwikkelingen. De zone is het gebied rondom het industrieterrein en de zogenaamde 50 dB(A)-contour.
Er is onderzoek gedaan naar de bestaande geluidzonering. Het blijkt dat het noodzakelijk is om de contour enigszins in op te schuiven.
Groen/water/paden in het openbaar gebied
In het gebied zijn een aantal structurele groenvoorzieningen aanwezig die de bebouwing aan het zich onttrekken dan wel verzachten. Deze voorzieningen hebben de bestemming Groen gekregen om deze te behouden. Ook de paden en sloten (niet zijnde keurwatergangen) die in deze groenbestemming gelegen zijn, hebben de Groen bestemming gekregen
Kantoren
Kantoren kunnen zowel zelfstandig zijn als een onderdeel vormen van een bedrijf. Veel bedrijven op de bedrijventerreinen hebben beschikking over een kantoor. Daarnaast zijn op het bedrijventerrein reeds een aantal zelfstandige kantoren aanwezig, met name op het deel Sluisweg.
Het provinciale beleid staat geen zelfstandige kantoren toe op bedrijventerreinen. Voor ondersteunende kantooractiviteiten dient volgens het provinciaal beleid te worden voorzien in een regeling die verzekerd dat deze activiteiten ondergeschikt zijn. De gemeente volgt de provinciale lijn. Daartoe zullen geen nieuwe zelfstandige kantoren worden toegestaan. Voor niet zelfstandige kantoren geldt dat het bruto vloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 30% van het totale bedrijfsoppervlak, met een maximum van 500 m2. Boven deze maat wordt een kantoor aangemerkt als een kwetsbaar object in het kader van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen.
Maatvoeringen
In het plangebied is een diversiteit aan bouwhoogten aanwezig. Per deelgebied worden de maximaal toegestane bouwhoogten in het bestemmingsplan bepaald. Bij het bepalen van de hoogte wordt onder meer gekeken naar de feitelijk aanwezige bouwhoogte en de afstand tot de weg. Voor bijzondere elementen wordt een via een aanduiding op de verbeelding een specifieke bouwhoogte mogelijk gemaakt. Bij dit laatste kan onder meer worden gedacht aan een reclamezuil.
In verband met de brandveiligheid en vanuit het oogpunt van welstand wordt er ook een minimum afstand tussen gebouwen voorgeschreven, te weten 3 meter.
Zichtlocaties
Voor zichtlocaties geldt dat de representativiteit van de locatie extra aandacht verdiend. Deze representativiteit onder meer worden aangestuurd via het bestemmingsplan en via de Welstandsnota. Het bestemmingsplan kan in beginsel geen uitspraken doen omtrent subjectieve aspecten zoals uiterlijke verschijningsvorm (kleur, materiaalgebruik e.d.). Wel kunnen in het bestemmingsplan regels worden opgenomen die mede bepalend zijn voor de uitstraling. Hierbij kan gedacht worden aan aspecten als het bepalen van een voorgevelrooilijn, het regelen van buitenopslag en parkeren, het regelen van goothoogte, bouwhoogte en dakhelling alsmede het opnemen van afstanden (bijvoorbeeld afstanden van bebouwing tot naastgelegen percelen).
In het bestemmingsplan zal worden geen specifieke regelingen ten aanzien van zichtlocaties opgenomen.
4.3 Beslispunten
Thema | Beslispunt |
(Bedrijfs)woningen | - Er worden geen nieuwe bedrijfswoningen toegelaten; bestaande rechten worden gerespecteerd, dit geschied via een aanduiding op de verbeelding. - Er worden geen nieuwe burgerwoningen toegelaten; bestaande rechten worden gerespecteerd, dit geschiedt door het opnemen van de bestemming Wonen. - Er wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de woonfunctie te laten vervallen. - Er wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de burgerwoning om te zetten in een bedrijfswoning. |
Categorie-indeling | - Bij de categorie-indeling wordt uitgegaan van inwaartse zonering, waarbij tevens rekening wordt gehouden met inwaarts gelegen gevoelige bestemmingen. - Maximaal wordt bedrijvigheid in categorie 5.1 toegestaan. |
Detailhandel | - Er worden geen nieuwe detailhandelsfuncties toegelaten; bestaande rechten worden gerespecteerd. - Detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse geproduceerde goederen wordt wel mogelijk gemaakt. - Via afwijking is detailhandel in explosie- en brandgevaarlijke goederen toegestaan alsmede detailhandel in grove bouwmaterialen. |
Geluidszonering | - In het bestemmingsplan zal een nieuwe geluidcontour worden opgenomen, zoals deze voortkomt uit het uitgevoerde akoestisch onderzoek. - Geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn uitsluitend toegestaan op het gedeelte van het bedrijventerrein dat hiervoor is bestemd. |
Groen/water/paden in het openbaar gebied | - Voor zover het structureel groen betreft krijgt het groen met de daarin gelegen sloten en paden de bestemming Groen. |
Kantoren | - Er worden geen nieuwe zelfstandige toegelaten; bestaande rechten worden gerespecteerd, door middel van het opnemen van een aanduiding op de verbeelding. - Onzelfstandige kantoren mogen een bruto vloeroppervlak hebben van maximaal 30% van het bedrijfsoppervlak en nooit meer dan 500 m2. |
Maatvoeringen | - De maatvoeringen van de bedrijfsgebouwen zullen op de verbeelding per deelgebied worden bepaald. - Bijzondere afwijkingen in maatvoering zullen via een aanduiding worden geregeld. - De voorgevelrooilijn wordt afgestemd op de bestaande stedenbouwkundige en verkeerstechnische situatie. Voorterreinen dienen daarbij onbebouwd te blijven. - Er wordt een afstand van 3 meter tussen bebouwing en de zijdelings perceelsgrenzen aangehouden; bestaande rechten worden gerespecteerd. - Reclamezuilen en -masten zijn niet toegestaan; bestaande rechten; bestaande rechten worden gerespecteerd. |
4.4 Procedure
De in de voorgaande paragrafen beschreven uitgangpunten en daarop betrekking hebbende voorstellen, zijn in de planregels en in de verbeelding verwerkt.
Hoofdstuk 5 Planopzet
5.1 Ruimtelijk Plan
De uit Hoofdstuk 2 (Beleidskader) en Hoofdstuk 3 (Analyse plangebied) voortvloeiende gegevens vormen belangrijke randvoorwaarden van het gemeentelijke ruimtelijke ordeningsbeleid met betrekking tot het plangebied. Leidraad is een ruimtelijke en functionele zonering van de bebouwde kom. Daarbij staat handhaving en versterking van de bestaande situatie centraal. Het bestemmingsplan heeft het karakter van een beheerplan, zoals ook uit de juridische regeling van het bestemmingsplan blijkt. Op de juridische regeling wordt in het vervolg van dit hoofdstuk dieper ingegaan.
5.2 Juridische Regeling
In deze paragraaf wordt een beschrijving gegeven van de juridische regeling van het bestemmingsplan. De juridische regeling bestaat uit de verbeelding en de planregels. Deze onderdelen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en dienen dan ook altijd gezamenlijk geraadpleegd en gelezen te worden.
5.2.1 Verbeelding
Bij de opzet van de verbeelding is de SVBP2008 (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen2008) als uitgangspunt gehanteerd. In de SVBP2008 zijn onder andere bestemmingscategorieën vastgelegd en zijn uniforme kleuren en aanduidingen beschreven. De aanduidingen dienen voor de leesbaarheid van de verbeelding (kadastrale indeling of bestaande bebouwing) of hebben betrekking op wat er wel of niet is toegestaan. Met een bouwvlak is de mogelijkheid en situering van bebouwing aangeduid.
Naast de hoofdbestemmingen bevat het plan ook enkele dubbelbestemmingen welke gerelateerd zijn aan de ligging van belangrijke leidingen, waterlopen, cultuurhistorische waarden en de ter plaatse geldende archeologische verwachtingswaarde.
5.2.2 Planregels
De regels bestaan uit vier hoofdstukken. Dit zijn de Inleidende regels, de Bestemmingsregels de Algemene regels en de Overgangs- en slotregels. Meer specifiek kan de inhoud van de artikelen als volgt worden weergegeven.
Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In het eerste artikel zijn de begrippen opgenomen die van belang zijn voor de toepassing van het plan. Het tweede artikel betreft de wijze van meten, waarin wordt aangegeven hoe bij de toepassing van de bestemmingsregels wordt gemeten.
Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk worden planregels gegeven voor de binnen het plangebied bestaande functies. Alle bestaande functies zijn in voorliggend bestemmingsplan positief bestemd. Per bestemming zijn de doeleinden c.q. de toegelaten gebruiksvormen van de gronden aangegeven. Indien wordt voldaan aan de voorgeschreven maatvoering (bebouwingspercentage, goothoogte en dergelijke) en wordt gebouwd binnen het eventueel aangegeven bouwvlak, kan hiervoor in de regel zonder meer een omgevingsvergunning voor het bouwen (voorheen bouwvergunning) worden verleend.
Algemene regels
Dit hoofdstuk bevat de volgende algemene regels:
Anti-dubbeltelregel: Dit artikel voorkomt dubbel gebruik van gronden bij bouwmogelijkheden, in de zin dat dezelfde gronden niet voor verschillende bouwplannen mogen worden meegenomen.
Algemene bouwregels: Hierin zijn opgenomen een splitsingsverbod voor woningen, een regeling voor ondergronds bouwen en een bepaling ten aanzien van de bouwhoogte.
Algemene gebruiksregels: Dit artikel bevat onder meer een algemeen verbod voor straatprostitutie, seksinrichtingen, sekswinkels, coffeeshops, smartshops, headshops en growshops.
Algemene aanduidingsregels: In dit artikel is een aantal zoneringen geregeld, namelijk de geluidszone-industrie, de milieuzone-boringsvrije zone, de milieuzone- grondwaterbeschermingsgebied (freatisch), de milieuzone-gezoneerd bedrijventerrein, de veiligheidszone-lpg, de vrijwaringszone-straalpad, de vrijwaringszone-vaarweg en de vrijwaringszone-weg.
Algemene afwijkingsregels: In deze bepaling zijn een aantal algemene afwijkingen opgenomen van de regels. Het betreft de mogelijkheid om onder voorwaarden maximaal 10% af te wijken van de voorgeschreven maatvoeringen en een afwijking om zend-, ontvangst- of sirenemasten toe te staan.
Algemene wijzigingsregels: Dit artikel bevat de mogelijkheid om onder voorwaarden bestemmingsgrenzen te overschrijden, de bijgevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten te wijzen en verwijzingen naar wettelijke regelingen aan te passen.
Algemene procedureregels: hierin staan de procedureregels voor nadere eisen vermeld.
Overige regels: In deze bepaling is opgenomen dat wettelijke regelingen waarnaar verwezen wordt, moeten worden gelezen zoals deze golden op het moment van de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Overgangs- en slotregels
Dit hoofdstuk bevat:
- Het overgangsrecht: hierin is bepaald dat legaal gebouwde bouwwerken, die op het moment van de tervisielegging van het plan aanwezig zijn, mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bouwregels zoals deze in dit nieuwe bestemmingsplan zijn opgenomen. Deze bouwwerken mogen eveneens deels worden vernieuwd of veranderd of in geval van tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden herbouwd. Voorwaarde is wel dat de afwijking van de bouwregels naar aard en omvang niet mag worden vergroot. Via een omgevingsvergunning is een eenmalige vergroting van maximaal 10% toegestaan.
Tevens is een regeling opgenomen die toeziet op het gebruik van gronden en opstallen. Wanneer het bestaande legale gebruik op het moment dat het bestemmingsplan rechtskracht krijgt, afwijkt van de regels, mag dit bestaande gebruik in die omvang worden gehandhaafd. Een intensivering van het gebruik is dus niet toegestaan. Ook naar aard mag het gebruik niet verder gaan afwijken. Wanneer het gebruik gedurende een termijn van meer dan een jaar onderbroken wordt dan mag het niet meer opnieuw worden opgepakt. - De slotregel.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het voorliggende bestemmingsplan is in hoofdzaak een beheerplan. Het plan heeft hoofdzakelijk tot doel de bestaande toestand vast te leggen en de burger voldoende rechtszekerheid te bieden. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen geregeld, die financieel onderbouwd moeten worden.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Gelet op de gemeentelijke inspraakverordening van de gemeente Sittard-Geleen heeft het (voorontwerp) bestemmingsplan in de periode van 29 november t/m 27 december 2012 ter visie gelegen. Gedurende deze termijn zijn ingezetenen en in de gemeente gevestigde natuurlijke of rechtspersonen, die rechtstreeks belanghebbende zijn, in de gelegenheid gesteld reacties schriftelijk kenbaar te maken bij Burgemeester en Wethouders.
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het bestuursorgaan dat is belast met de voorbereiding van een bestemmingsplan verplicht om daarbij overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten, waterschappen en die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening.
Het voorontwerp bestemmingsplan is daartoe naar de betreffende instanties verzonden.
In bijlage 3 is de Nota Inspraak en Vooroverleg voorontwerpbestemmingsplan "Bedrijventerreinen Born: Holtum Noord I & II en Sluisweg e.o." opgenomen waarin op de binnengekomen inspraak- en vooroverlegreacties is ingegaan.
6.3 Hernieuwde Vaststelling Naar Aanleiding Van Bestuurlijke Lus
Na de vaststelling van het bestemmingsplan ‘Bedrijventerreinen Bron: Holtum Noord I & II en Sluisweg e.o.’ is door één belanghebbende beroep ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De Afdeling heeft op 28 mei 2014 een uitspraak gedaan (nr. 201309331/1/R3); zie bijlage 4 bij deze toelichting. Naar aanleiding van de uitspraak dient een specifiek op het betreffende bedrijf (vuiloverslagstation) toegesneden regeling in het bestemmingsplan te worden opgenomen. De Afdeling heeft de raad van de gemeente Sittard-Geleen opgedragen om binnen 20 weken na verzending van de uitspraak het vaststellingsbesluit van 26 juni 2013 het bestemmingsplan op dit onderdeel te herzien. In het voorliggende bestemmingsplan is deze reparatie opgenomen.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Excerpt Programma Werklocaties Limburg 2020
Bijlage 1 Excerpt Programma Werklocaties Limburg 2020
Bijlage 2 Overzicht Relevant Beleid
Bijlage 2 Overzicht relevant beleid
Bijlage 3 Nota Inspraak En Vooroverleg
Bijlage 3 Nota Inspraak en Vooroverleg