KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Tuin
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 6 Wonen
Artikel 7 Waarde - Archeologie 4
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Antidubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Bouwregels
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 13 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Voorliggend Bestemmingsplan
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Omgeving
2.2 Plangebied
2.3 Het Planvoornemen
2.4 Landschappelijke En Stedenbouwkundige Inpassing
2.5 Infrastructuur
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid/regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Inleiding
4.2 Bodem
4.3 Water
4.4 Geluid
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Externe Veiligheid
4.7 Bedrijven En Milieuzonering
4.8 Kabels En Leidingen
4.9 Flora En Fauna
4.10 Stikstof
4.11 Archeologie En Cultuurhistorie
4.12 Besluit Milieueffectrapportage
Hoofdstuk 5 Juridische Opzet
5.1 Algemeen
5.2 De Verbeelding
5.3 De Regels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.3 Conclusie
Hoofdstuk 7 Procedure En Overleg
7.1 De Te Volgen Procedure
7.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening
7.3 Tervisielegging Ex Gemeentelijke Inspraakverordening Jº Afdeling 3.4 Algemene Wet Bestuursrecht
7.4 Tervisielegging En Naar Voren Brengen Zienswijzen Ex Art. 3.8 Wet Ruimtelijke Ordening Jº Afdeling 3.4 Algemene Wet Bestuursrecht
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Parkwoningen Sittard
Bijlage 2 Overzicht Beroep Of Bedrijf Aan Huis
Bijlage 3 Parkeernormen
Bijlage 1 Aerius Berekening
Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan Parkwoningen Sittard
Bijlage 3 Beschikking Hogere Grenswaarde
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 5 Verkennend Asbestonderzoek
Bijlage 6 Samenvatting En Toetsresultaat Watertoets
Bijlage 7 Indicatief Infiltratieonderzoek
Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 9 Flora En Fauna Quickscan
Bijlage 10 Aanvullend Vleemuizenonderzoek
Bijlage 11 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 12 Nota Inspraak En Vooroverleg Bestemmingsplan 3 Parkwoningen Wehrerweg
Bijlage 13 Nota Van Zienswijzen

3 parkwoningen Wehrerweg

Bestemmingsplan - Gemeente Sittard-Geleen

Vastgesteld op 17-09-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan '3 parkwoningen Wehrerweg' van de gemeente Sittard-Geleen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1883.BPparkwonwehr-VA01 de regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.6 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten (resten uit het verleden).

1.7 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overlijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit oude tijden.

1.8 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet (of voor de betreffende werkzaamheden een vergunning heeft van de minister van OCW) en werkend volgens de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA)

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bed & breakfast

het bedrijfsmatig en op kleine schaal tegen betaling aanbieden van logies/overnachting in een daarvoor geschikte woning gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met ontbijtmogelijkheid. Deze voorziening is nadrukkelijk niet bedoeld voor het laten overnachten van tijdelijke arbeiders of seizoensarbeiders.

1.11 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.12 bedrijf aan huis

het bedrijfsmatig verlenen van diensten cq. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot de beroepsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat op kleine schaal in een woning of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse en welke zijn opgenomen in Bijlage2 Overzicht beroep of bedrijf aan huis.

1.13 beroep aan huis

een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in een woning of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse en dat is opgenomen in Bijlage 2 Overzicht beroep of bedrijf aan huis.

1.14 bestaand

situatie ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.20 bouwlaag:

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.21 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.23 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.24 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of (af)leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

1.26 erf:

een al of niet omheind stuk grond, in ruimtelijke opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een ander gebouw, waarop ingevolge de voorschriften van het plan geen hoofdbebouwing is toegestaan en dat in beginsel behoort tot de kavel(s) waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst, zoals dat blijkt uit kadastrale gegevens.

1.27 erker:

een uitbreiding van het hoofdgebouw op de begane grond, geen afzonderlijke ruimte zijnde, waarvan de bestemming overeenkomt met de bestemming van het hoofdgebouw.

1.28 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van senior archeoloog.

1.29 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.30 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.31 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te merken.

1.32 huishouden

een alleenstaande dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren.

1.33 kelder

een ruimte in een gebouw die geheel of gedeeltelijk ondergronds gelegen is.

1.34 mantelzorg:

zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving en waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

1.35 nutsvoorziening

gebouwen en overkappingen ten behoeve van de waterhuishouding, de energievoorziening, en naar de aard daarmee gelijk te stellen openbare nutsvoorzieningen, niet zijnde geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven.

1.36 overkapping

een bijbehorend bouwwerk, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.

1.37 paardenbak

Een omheind stuk land, bedoeld voor het trainen en africhten van paarden waarop met paarden wordt gereden voor bedrijfsmatig of recreatief gebruik.

1.38 peil:

de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel.

1.39 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

1.40 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan, al dan niet in combinatie met elkaar:

a. bordeel;

b. erotische massagesalon;

c. parenclub;

d. (raam)prostitutiebedrijf;

e. seksautomatenhal;

f. seksbioscoop;

g. sekssauna/seksinrichting;

h. sekstheater.

1.41 tuin

de gronden van een bouwperceel behorende bij een woning, die feitelijk zijn ingericht ten dienste van het gebruik van de woning.

1.42 voorgevel

gevel aan de voorzijde van een gebouw gerelateerd aan de grens van het bouwvlak die is gericht naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

1.43 voorzieningen van algemeen nut

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.44 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de bouwperceelgrens

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortste is.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren en dakvlakken, zulks met inbegrip van erkers, dakkapellen alsmede kelders en/of andere ondergrondse bouwwerken met dien verstande dat bij woonruimten in gebouwen, die niet uitsluitend voor bewoning zijn bestemd, de inhoud van de woning wordt gemeten boven de afgewerkte vloer van de woonlaag c.q. woonlagen.

2.6 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 de vloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van een gebouw geeft, in bepaalde mate, de grootte van het gebouw weer. Vloeroppervlakte wordt in vierkante meter (m2) uitgedrukt, gemeten vanuit binnenwerks. Berekeningen: Lengten in één richting tenminste in decimeters bepalen. Product van lengten in twee richtingen, tenminste in centimeters bepalen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplanting;
  3. c. paden;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. kunstwerken;
  6. f. waterlopen en waterpartijen;
  7. g. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
  3. c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  6. f. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing;
  7. g. in het belang van een verantwoorde afvoer van hemelwater (infiltratie of retentie).

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin;

alsmede voor:

  1. b. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  2. c. nutsvoorzieningen;
  3. d. parkeervoorzieningen;

met bijbehorende:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan:

  1. a. ten dienste van de in artikel 4.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
    1. 1. gebouwen zijn niet toegestaan;
    2. 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    3. 3. van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens 1 m;
    4. 4. van erfafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens 2 m;
    5. 5. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m;
  2. b. ten dienste van de in artikel 5.1 en 4.1 omschreven doeleinden ten behoeve van tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda’s en afdaken, mits:
    1. 1. de diepte van de hiervoor onder b genoemde bouwwerken niet meer bedraagt dan 1,5 m;
    2. 2. op de betreffende gevel geen van de hiervoor onder b genoemde bouwwerken aanwezig zijn;
    3. 3. de hoogte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw + 0,25 m;
    4. 4. de breedte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2 onder a2 voor het oprichten van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een maximale bouwhoogte van 2 m.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  5. e. straatmeubilair;
  6. f. voorzieningen van algemeen nut;
  7. g. kunstwerken;
  8. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; wegen en voet- en fietspaden ten behoeve van doorgaand en overig verkeer.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
  3. c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  6. f. in het belang van een goede landschappelijke inpassing;
  7. g. in het belang van een verantwoorde afvoer van hemelwater (infiltratie of retentie).

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. beroep of bedrijf aan huis;

met de daarbij behorende:

  1. c. tuinen, erven en terreinen;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. f. groenvoorzieningen;
  5. g. paardenbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
  3. c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  6. f. in het belang van een goede landschappelijke inpassing;
  7. g. in het belang van een verantwoorde afvoer van hemelwater (infiltratie of retentie).

6.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.3 voor het vergroten van de maximale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m2;
  2. b. de bebouwing dient landschappelijk goed te worden ingepast met gebiedseigen beplanting, een en ander ter beoordeling van het bevoegd gezag.

6.5 Specifieke gebruiksregels

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 7 Waarde - Archeologie 4

7.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor doeleinden ter bescherming van de archeologische waarden;
  2. b. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  2. b. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
  3. c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
  4. d. een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 500 m2.

7.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2, sub a met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels;
  2. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt verleend, indien:
  1. 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  2. 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
  1. c. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning voorwaarden te verbinden gericht op:
  1. 1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. 2. het doen van opgravingen of;
  3. 3. het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken,geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. 1. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen,mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  2. 2. het verlagen van het waterpeil;
  3. 3. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    1. a. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  1. b. Het verbod, als bedoeld onder a, is niet van toepassing:
  1. 1. indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  2. 2. indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
  3. 3. indien de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 500 m2 of smaller zijn dan 1,5 m;
  4. 4. indien de werken of werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd op basis van een reeds eerder verleende vergunning;
  5. 5. indien de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
  6. 6. indien de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
  7. 7. indien de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  8. 8. indien objectief wordt aangetoond dat de bodem al zodanig is verstoord door in het verleden uitgevoerde werkzaamheden dat geen sprake meer is van archeologische verwachtingswaarde;
    1. a. ter plaatse van de figuren 'hartlijn leiding - brandstof', 'hartlijn leiding - gas', 'hartlijn leiding - riool', 'hartlijn leiding - water', hartlijn leiding - aardolieproducten', en hartlijn leiding - gas-etheen';
  1. c. Voor zover mede op basis van archeologisch onderzoek bepaald is dat de onder a genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
    1. a. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificatie.

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
  1. 1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
    1. a. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
  1. b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Bouwregels

9.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

9.2 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten

  1. a. Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan op grond van hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  3. c. De maximale hoogte van alarmmasten bedraagt 40 meter.

9.3 Parkeer-, laad- en losruimte

Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels

10.1 milieuzone - boringsvrije zone roerdalslenk zone 2

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het volgende:

  1. a. de in de regels voorgeschreven maatvoering met maximaal 10%;
  2. b. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter;
  4. d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter.

Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  1. a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  2. b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  3. c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Artikel 13 Algemene Procedureregels

13.1 Nadere eisen

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  1. a. het voornemen ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  4. d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

14.2 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  1. a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  2. b. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "3 parkwoningen Wehrerweg".

17 september 2020

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld ten behoeve van de bouw van drie parkwoningen ter plaatse van de Wehrerweg 231 en 233 in het buitengebied van Sittard. Op het betreffende perceel was één restaurant en waren twee woningen aanwezig. Door brand zijn deze verwoest en uiteindelijk gesloopt.Het voornemen is om ter compensatie op de locatie 3 zogenoemde parkwoningen te realiseren. Dit voornemen past niet binnen het geldende bestemmingsplan. Om dit planvoornemen mogelijk te maken dient dan ook een goede ruimtelijke en juridische onderbouwing te worden opgesteld.

Met betrekking tot dit planvoornemen is intensief overleg met de gemeente Sittard-Geleen gevoerd. Naar aanleiding van deze overleggen kan geconcludeerd worden dat de gemeente in principe medewerking wil verlenen aan het planvoornemen. Het college van burgemeester en wethouders heeft op 18 maart 2014 namelijk besloten om in te stemmen met de hoofdlijnen van de herontwikkeling van het betreffende terrein aan de Wehrerweg, waarbij de schematische opzet (blz. 14 van de toelichting) als uitgangspunt heeft gefungeerd. Op grond van het geldende bestemmingsplan is realisatie van het planvoornemen niet mogelijk. Middels het voorliggende bestemmingsplan wordt het planvoornemen mogelijk gemaakt.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied betreft de percelen Wehrerweg 231 en 233 6137 LC Sittard. De percelen, zijn kadastraal bekend als gemeente Sittard, sectie G, nummers 2205, 2206, 2207, 2208, 2209 en 2210. Het perceel heeft een oppervlakte van circa 5.000 m2.

De locatie ligt aan de rand van de kern Sittard. Het plangebied wordt begrensd door de Wehrerweg, agrarische gronden / groenvoorzieningen en de locatie Wehrerweg 221. Op de volgende afbeelding is de globale ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPparkwonwehr-VA01_0001.jpg"

Afbeelding: Globale ligging plangebied

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Het geldend bestemmingsplan ter plaatse betreft het bestemmingsplan 'Buitengebied Sittard' van de gemeente Sittard-Geleen. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 26 juni 2013. Op grond van het bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Wonen'. Deze gronden zijn bestemd voor wonen en de daarbij behorende voorzieningen. Voor de ligging van de woning geldt een bouwvlak en voor de ligging van bijgebouwen is de aanduiding 'bijgebouwen' van toepassing. Ook gelden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' en de gebiedsaanduidingen 'POG' en 'milieuzone - boringsvrije zone roerdalslenk zone 2'.

1.4 Voorliggend Bestemmingsplan

Middels dit bestemmingsplan wordt de vervangende nieuwbouw van twee woningen plus één extra woning mogelijk gemaakt. Voor het aantal woningen zal gebruik worden gemaakt van bouwvlakken. In totaal zullen ten behoeve van de 3 zogenoemde parkwoningen, 3 bouwvlakken binnen het plangebied worden opgenomen.

Het bestemmingsplan '3 parkwoningen Wehrerweg' bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (nr. NL.IMRO.1883.BPparkwonwehr-VA01);
  • regels.

Het bestemmingsplan wordt vergezeld door een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen 'gelezen' worden.

Op de verbeelding staan de bestemmingen van de gronden in het plangebied. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld die de uitgangspunten van het plan verzekeren.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt wel een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. Hierin wordt aangegeven wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Daarnaast wordt hier onderzoek weergegeven dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

1.5 Leeswijzer

In deze toelichting is in hoofdstuk 2 de bestaande en toekomstige situatie van het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 is ingegaan op het relevante ruimtelijk beleid. In hoofdstuk 4 wordt aandacht besteed aan de aspecten, die van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling van het plangebied. In hoofdstuk 5 zijn de juridisch-technische aspecten van de opgenomen regeling vermeld. In hoofdstuk 6 zijn de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid weergegeven. Hoofdstuk 7 sluit deze toelichting af met de resultaten van te voeren procedure.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Omgeving

Het plangebied ligt aan de rand van de kern Sittard. Tevens ligt het plangebied net ten westen van de landsgrens met Duitsland.

De omgeving bestaat uit bebouwing en een groenstrook met voornamelijk groenvoorzieningen. De oostzijde van het plangebied betreft de grens met Duitsland.

Ten westen van het plangebied liggen de woonwijken Europapark en Haagsittardpark. De woningen aan de rand van deze wijken en de bestaande woningen binnen het plangebied hebben een vrije uitkijk over het landelijke gebied van Duitsland.

Aan Duitse zijde bestaat de omgeving voornamelijk uit agrarisch gebied met weilanden en akkerbouw.

Ten oosten van het plangebied is de Duitse kern Wehr gelegen. Wehr ligt in het gebied Selfkant in de Duitse deelstaat Noord-Rijnland-Westfalen.

2.2 Plangebied

Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Wehrerweg die Sittard met Wehr en Süsterseel verbindt. Over de grens met Duitsland wordt deze weg de Landstraße genoemd. Aan de oostzijde bestaat de grens fysiek uit het buitengebied van Wehr. Kadastraal bestaat de grens hier uit de grens met Duitsland. De zuid- en westzijde van het plangebied bestaat uit een groenzone. De groenzone bestaat hier voornamelijk uit gras en bomen.

Op de locatie waren twee woningen met aangrenzend een restaurant aanwezig. In het pand is in het verleden tot twee maal brand uitgebroken. Na deze branden is de bebouwing niet gerenoveerd. Het betrof de laatste jaren ook niet bewoonde bebouwing met een achterstallig onderhoud. Inmiddels is de bebouwing gesloopt middels een melding.

Het perceel bij de woning en het restaurant is ingericht als tuin met voornamelijk cultuurgrassen. Aan de randen wordt het perceel landschappelijk ingepast door beplanting in de vorm van beukenhagen en diverse soorten bomen. Omdat de woning niet meer bewoond en het restaurant niet geëxploiteerd wordt is ook de tuin verwaarloosd. Het geheel heeft dan ook een verwaarloosde uitstraling en komt voor verbetering in aanmerking.

2.3 Het Planvoornemen

Het planvoornemen is om ter compensatie van de gesloopte bebouwing drie parkwoningen te realiseren. Een concreet bouwplan is echter nog niet voorhanden. Middels dit bestemmingsplan wordt beoogd de mogelijkheid voor het bouwen van 3 woningen te creëren. Vervolgens zullen de bouwplannen verder worden uitgewerkt.

De randvoorwaarden van de gemeente Sittard-Geleen zien met name toe op het maximaal aantal te realiseren woningen, natuurcompensatie en de aanleg van een pad ten behoeve van de ontsluiting. In samenspraak met de gemeente kunnen er 3 woningen gerealiseerd worden. Het plan voorziet in de realisatie van 3 zogenoemde parkwoningen. De woningen worden landschappelijke ingepast met aandacht voor kwaliteit. Door de invulling van het plangebied met dergelijke parkwoningen zullen de individuele bebouwingsmassa’s opgaan in het landschap en wordt een kwaliteitsslag gemaakt ten opzichte van de bestaande situatie. Tevens zal met deze invulling worden voorzien in natuurcompensatie.

Aangezien er nog geen concreet bouwplan voorhanden is zullen de maximaal gewenst bouwmassa’s middels bouwvlakken worden vastgelegd. Voor de woningen zal de maximale goothoogte 8 meter bedragen en de maximale bouwhoogte eveneens 8 meter. Bij de uitwerking van het bouwplan zal veelvuldig gebruik worden gemaakt van natuurlijke materialen en kleuren. Met deze opzet (vastleggen bouwvlakken en gewenst maximale goot- en bouwhoogte) wordt beoogd voldoende ontwerpvrijheid te creëren voor het verder concretiseren van de bouwplannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPparkwonwehr-VA01_0002.jpg"

Afbeelding: Schematische opzet

2.4 Landschappelijke En Stedenbouwkundige Inpassing

Het voorgaande in ogenschouw nemend, kunnen conclusies worden getrokken ten aanzien van de aanvaardbaarheid van het planvoornemen vanuit stedenbouwkundig oogpunt. Om de ruimtelijke kwaliteit te kunnen waarborgen is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan is opgenomen in Bijlage 2. In dit beeldkwaliteitsplan is aangegeven welke landschappelijke, stedenbouwkundige en architectonische uitstraling ter plaatse nagestreefd wordt. Omdat dit beeldkwaliteitsplan tegelijk met het bestemmingsplan wordt vastgesteld vormt dit een formeel ruimtelijk toetsingskader voor de toekomstige ontwikkeling op deze locatie. Hieronder is een afbeelding uit het beeldkwaliteitsplan opgenomen, die een goede impressie geeft van de beoogde ruimtelijke uitstraling:

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPparkwonwehr-VA01_0003.png"

Afbeelding: Uitsnede beeldkwaliteitsplan

Anderzijds wordt de ruimtelijke kwaliteit verbeterd doordat de huidige, niet wenselijke situatie wordt opgeheven. Door het slopen van de verwaarloosde panden en het realiseren van 3 moderne parkwoningen krijgt het plangebied een kwaliteitsimpuls. De huidige, niet wenselijke situatie wordt opgeheven. Om de plannen mogelijk te maken zullen enkele bestaande bomen gerooid moeten worden aan de zuidzijde van het perceel. Op het perceel ten oosten van het plangebied, dat in bezit is van de gemeente, zal herplant plaatsvinden ter compensatie van de te kappen bomen. De te rooien bomen zijn op de volgende afbeelding weergeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPparkwonwehr-VA01_0004.jpg"

Afbeelding: Te kappen bomen

Geconcludeerd kan worden dat het planvoornemen hiermee een aanvaardbare invulling vormt van het plangebied.

2.5 Infrastructuur

Voor het planvoornemen is het noodzakelijk de bestaande infrastructuur aan te passen. Dit is ook een randvoorwaarde vanuit de gemeente. Aan de westzijde van het plangebied zal voor de ontsluiting van de 3 woningen een nieuw pad/weg worden aangelegd. Deze weg zal aan de noordzijde aansluiten op de Wehrerweg. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de vroegere aansluiting van het voormalige restaurant op de Wehrerweg. Met andere woorden: het aantal aansluitingen op de Wehrerweg zal ten gevolge van de beoogde ontwikkeling niet toenemen. Gezien het (zeer) beperkte aantal te verwachten verkeersbewegingen behoeven er geen bijzondere verkeerstechnische maatregelen getroffen te worden bij deze aansluiting uit oogpunt van verkeersveiligheid. De uitrit moet wel als zodanig herkenbaar zijn (bijv. d.m.v. een uitritconstructie).

De bebouwde komgrens, zoals door de gemeenteraad in de bouwverordening (artikel 1.3, lid 2) is vastgesteld, reikt ter plaatse van de ontwikkellocatie tot aan de grens met Duitsland. De huidige komborden (met naamgeving van de gemeente Sittard-Geleen) staan echter ca. 90 meter in westelijke richting, waardoor de snelheidslimiet naar 50 km/uur voor weggebruikers pas geldt vanaf deze komborden. De geplande erfontsluitingsweg is in de huidige situatie echter gesitueerd tussen deze komborden en de landsgrens. De komborden zullen daarom verplaatst worden in oostelijke richting, waardoor de ontsluitingsweg van het plangebied komt te liggen binnen het gebied waarvoor de komborden de bebouwde kom ingevolge de Wegenverkeerswet aangeven en daarmee de maximale snelheidslimiet van 50 km/uur. Om de komborden te verplaatsen hoeven geen nadere verkeersbesluiten genomen te worden. Uitwegen op de Wehrerweg is onder deze omstandigheden toegestaan.

Met betrekking tot parkeren is de gemeentelijke Nota Parkeernormen Sittard-Geleen Parkeernormen van toepassing. Het betreft hier woningen in 'rest gemeente'. Conform de gemeentelijke nota geldt dan een parkeernorm van 1,7 parkeerplaatsen per woning, afgerond is dat 2 parkeerplaatsen per woning. De beoogde percelen krijgen een dermate grote oppervlakte dat dit aantal parkeerplaatsen op eigen terrein kan worden opgelost. In totaal zullen 6 parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd. Hiermee wordt voldaan aan de parkeernorm.

Parallel aan de nieuw te realiseren weg bestaat de mogelijkheid om op eigen terrein een halfverharde parkeerstrook met parkeerplaatsen te realiseren. Het plan voldoet dan ook ruimschoots aan de parkeernormen van de gemeente Sittard-Geleen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Bij ruimtelijke plannen moet worden weergegeven hoe rekening is gehouden met relevant beleid. In de volgende paragrafen wordt het relevante beleid op nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau en de relatie met de voorgenomen ontwikkeling behandeld.

3.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In 2012 is de nationale Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden.

De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze van invloed zijn op de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. De Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) is de ministeriële regeling.

Nationale belangen

Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Voor het plangebied zijn de volgende nationale belangen van toepassing:

  • Nationaal belang 4 'Efficiënt gebruik van de ondergrond': In hoofdstuk 4 is aangegeven hoe met dit belang rekening is gehouden.
  • Nationaal belang 8 'Verbeteren van de milieukwaliteit': In hoofdstuk 4 is ook aandacht geschonken aan de verschillende milieuaspecten.

In zijn algemeenheid dient er sprake te zijn van een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, is een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe stedelijke ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.

De ladder voor duurzame verstedelijking werkt met de volgende opeenvolgende stappen ('de treden van de ladder'):

  1. 1. Beoordeling door betrokken overheden of de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties en andere stedelijke voorzieningen. Naast de kwantitatieve beoordeling (aantal hectares of aantallen woningen) gaat het ook om kwalitatieve vraag (bijvoorbeeld een bedrijventerrein waar zware milieuhinder mogelijk is of een specifiek woonmilieu) op regionale schaal.
  2. 2. Indien de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag, beoordelen betrokken overheden of deze binnen bestaand bebouwd gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten.
  3. 3. Indien herstructurering of transformatie van bestaand bebouwd gebied onvoldoende mogelijkheden biedt om aan de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen, beoordelen betrokken overheden of deze vraag op locaties kan worden ontwikkeld die passend multimodaal ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Ad 1.

De voorgenomen ontwikkeling voorziet niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (artikel 1.1.1, lid 1, onder i) is voor stedelijke ontwikkeling een definitie opgenomen: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Het begrip 'woningbouwlocatie', zoals opgenomen in de definitie is niet nader gedefinieerd in het Bro. Het moet echter gaan om een ruimtelijke ontwikkeling van enige omvang. Het bouwen van één extra woning is geen stedelijke ontwikkeling in de zin van de ladder (AbRvS 14 januari 2014, nr. 201308263/2/R4). Met de voorgenomen ontwikkeling verbetert de ruimtelijke kwaliteit op de locatie.

Benadrukt wordt dat indien een ontwikkeling niet is aan te merken als een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in artikel 3.1.6, lid 2, van het Bro, dit niet betekent dat de woningbehoefte niet hoeft te worden aangetoond. In het kader van de uitvoerbaarheid van het voorliggende ruimtelijk plan moet de behoefte alsnog worden onderbouwd. In dat geval kan de ladder als leidraad dienen.

De woningen voorzien in een behoefte, waarmee een kwaliteitsimpuls wordt gegeven aan de locatie. Bij de bundeling van verstedelijking en economische activiteiten dient optimaal gebruik te worden gemaakt van de ruimte die in het bestaande bebouwde gebied aanwezig is. In het kader van de voorgenomen ontwikkeling zijn de 2 in slechte staat verkerende (afgebrande) woonpanden gesloopt. Hiermee wordt bijgedragen aan een veilige en leefbare samenleving. Hiervoor in de plaats worden 3 nieuwe woningen gerealiseerd. Ter compensatie van de extra te bouwen woning is een woning in Sittard ingewisseld. Daarmee is er geen sprake van een toename van het aantal woningen. Met het planvoornemen wordt het stedelijke gebied binnen de aangewezen grens stedelijke dynamiek intensiever gebruikt. Bovendien levert het planvoornemen een bijdrage aan een aantrekkelijk gebied door de landschappelijke inpassing van de nieuwe woningen. In hoofdstuk 2 is uitgebreid ingegaan op de planvorming met daarbij ook de ligging en kwaliteit van de locatie.

De provincie heeft nadere kaders gesteld, die zijn doorvertaald in het gemeentelijk beleid. In de volgende paragrafen is ingegaan op het provinciale, regionale en gemeentelijk beleid.

De ontwikkeling levert een bijdrage aan de vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit van de locatie.

Ad 2.

De locatie ligt binnen bebouwd gebied aan de rand van de kern Sittard. Met de voorgenomen ontwikkeling ontstaat een belangrijke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit op deze locatie. Deze verbetering is alleen mogelijk als de kavel kan worden herontwikkeld met de woningen. De locatie biedt voor de ontwikkeling de kwalitatieve en kwantitatieve geschiktheid.

Ad 3.

Met de ligging aan de Wehrerweg is de locatie goed ontsloten. Er wordt een ontsluitingsweg op de Wehrerweg gerealiseerd. In de huidige situatie zijn er ook ontsluitingen op de Wehrerweg. Aangezien er geen significante verkeerstoename ontstaat zal dit geen problemen opleveren. Multimodale ontsluiting is voor de 3 woningen niet noodzakelijk.

Verdrag van Malta

Het Verdrag van Malta (uit 1992) is een Europees verdrag, waarin de ondertekende landen hebben afgesproken bij ruimtelijke ontwikkelingen zoveel mogelijk rekening te houden met archeologie. Het uitgangspunt is 'behoud in situ' ofwel behoud in de bodem.

Het beleidskader wordt thans gevormd door de op het Verdrag van Malta gestoelde Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz), per 1 september 2007 in werking getreden, alsmede de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die 1 juli 2008 in werking is getreden. De gemeente Sittard-Geleen beschikt over een eigen beleidsadvieskaart waarop de archeologische waarden en het beleid zijn aangegeven.

Het planvoornemen voorziet er in om in de plaats van de voorheen in slechte staat verkerende panden, de bouw van 3 woningen gedeeltelijk op dezelfde locatie mogelijk te maken. In paragraaf 4.11 is nader ingegaan op het aspect archeologie.

Natura 2000

De Europese Unie (EU) heeft een zeer gevarieerde en rijke natuur, die van biologische, esthetische, genetische en economische waarde is. Om deze natuur te behouden heeft de EU het initiatief genomen voor Natura 2000. Dit is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van de EU. Dit netwerk vormt de hoeksteen van het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit.

Het netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992). Deze richtlijnen zijn in Nederland geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet 1998.

In paragraaf 4.9 komt het aspect flora en fauna nader aan de orde. In het kader van het planvoornemen zijn de verwaarloosde panden gesloopt en worden nieuwe woningen gebouwd op nagenoeg dezelfde locatie. De consequenties ten opzichte van natuurwaarden zullen dan ook nihil zijn. Als tegenprestatie voor het planvoornemen worden de woningen landschappelijk ingepast. Het planvoornemen heeft dan ook geen negatieve invloed op de natuurwaarden.

3.3 Provinciaal Beleid/regionaal Beleid

Wijzigingsverordening Omgevingsverordening Limburg 2014

Op 11 november 2016 hebben Provinciale Staten de Wijzigingsverordening van de Provinciale Omgevingsverordening 2014 vastgesteld. In deze Wijzigingsverordening zijn op een aantal thema’s algemene afspraken vastgelegd over de wijze waarop gemeenten en de provincie Limburg hebben te handelen in het kader van toepassing en uitwerking van het POL2014. Onder het thema ‘wonen’ is daarbij aangegeven dat partijen na vaststelling uitvoering zullen geven aan de Regionale Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg. Indien dit niet gebeurt mogen zij geen ruimtelijke plannen meer vaststellen die voorzien in de realisatie van woningen. Ook de ‘kruimelgevallen’ (uit het Bor) vallen nu onder de reikwijdte van de Omgevingsverordening; dit om te voorkomen dat een “lek” in de sturing op de voorraadontwikkeling blijft bestaan. Het gaat bij dergelijke kruimelgevallen om omgevingsvergunningen, die het mogelijk maken het gebruik van bestaande bouwwerken binnen de bebouwde kom te wijzigen voor onbepaalde tijd respectievelijk om tijdelijk afwijkend gebruik mogelijk te maken binnen én buiten de bebouwde voor de duur van maximaal tien jaar.

De voorgenomen ontwikkeling komt voort uit de sloop van landschapsontsierende panden. Hiervoor zijn twee woningen gesloopt en worden drie nieuwe woningen gerealiseerd. Ter compensatie van de extra te bouwen woning is door initiatiefnemer een adres elders in de stad ingewisseld om aan het beleid in deze te voldoen. Daarmee is er per saldo geen sprake van een toevoeging van nieuwe woningen aan de bestaande planvoorraad.

Sinds 11 december 2016 is de Wijzigingsverordening Omgevingsverordening Limburg 2014 van kracht. Volgens artikel 2.4.2 lid 5 van de Wijzigingsverordening moet de toelichting bij een ruimtelijk plan een verantwoording bevatten van de wijze waarop invulling is gegeven aan het bepaalde in de Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg. Ook dient, volgens lid 6 van dat artikel, te worden verantwoord welke bijdrage met de vaststelling van het plan wordt geleverd aan de regionale opgave gericht op het terugdringen van de planvoorraad van nog onbenutte bouwmogelijkheden voor woningen.


De voorgenomen ontwikkeling vindt plaats binnen bebouwd gebied, aan de rand van de kern Sittard. Met het toevoegen van 1 woning ter plaatse, die wordt gecompenseerd door de sloop van een andere woning elders, wordt voldaan aan de Omgevings- verordening en de Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg. Om een ongewenste toename van de woningvoorraad en daarmee leegstand tegen te gaan geldt in Sittard-Geleen de regel '1 erbij is 1 eraf': nieuwbouw is alleen mogelijk als er woningen gesloopt of onttrokken worden aan de woningvoorraad. In voornamelijk de suburbane woonmilieus ontbreekt het aan onderscheidende en gewenste woonkwaliteiten. Aan deze stelregel voldoet het plan. Naast de twee woningen die ter plaatse reeds zijn gesloopt, wordt er een woning aan de Rijksweg Zuid gesloopt. Met andere woorden, de mogelijkheid om het pand Rijksweg Zuid 27 in gebruik te kunnen nemen als woning, wordt als het ware ingeruild en als nieuwe woningbouwmogelijkheid (bouwvlak) toegevoegd aan het onderhavige plan. Dit is juridisch geborgd doordat de oorspronkelijke woonbestemming van het perceel Rijksweg Zuid 27 bij de laatstelijke bestemmingsplanactualisatie, gewijzigd werd naar de bestemming 'zakelijke dienstverlening'. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt tevens een bijdrage geleverd aan de vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit van de suburbane leefmilieus.

Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg (SVWZL)

Deze regionale structuurvisie is op 9.11.2016 door de raad van Sittard-Geleen vastgesteld. De Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg (SVWZL) is een gezamenlijke, Zuid-Limburgse, ruimtelijke visie op de woningmarkt, opgesteld door de 18 Zuid-Limburgse gemeenten (Beek, Brunssum, Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Maastricht, Meerssen, Nuth, Onderbanken, Schinnen, Simpelveld, Sittard- Geleen, Stein, Vaals, Valkenburg aan de Geul en Voerendaal) vanuit het besef dat ruimtelijke ontwikkelingen in één gemeente directe invloed hebben op andere gemeenten. Ook erkennen gemeenten met deze gemeenschappelijke aanpak, dat onderlinge concurrentie, zeker met de huidige bevolkingsontwikkeling en de ambities die Zuid-Limburg als kennisregio heeft, leidt tot negatieve effecten die uiteindelijk ten koste gaan van de kracht van de regio. Een overschot aan woningen is niet in het gezamenlijke belang, want dat kan negatieve gevolgen hebben voor de bestaande woningvoorraad, met alle gevolgen van dien voor leefbaarheid, doorstroming en betaalbaarheid. Doel van deze visie is het creëren van een excellent woon- en leefklimaat in Zuid-Limburg door een goed functionerende woningmarkt met aantrekkelijke, elkaar aanvullende woonmilieus. Dit is een voorwaarde voor het benutten van de economische potentie van de regio, een ambitie die Zuid- Limburg hoog in het vaandel heeft.

In deze SVWZL staat de transformatieopgave per gemeente centraal in de ontwikkeling van de woningvoorraad. De transformatieopgave wordt bepaald door de combinatie van de leegstand in de woningvoorraad (minus een gezonde frictieleegstand van 2%) en de huishoudensontwikkeling. De transformatieopgave per gemeente wordt tweejaarlijks vastgesteld en is een koersbepalende opgave voor de ontwikkeling van de woningvoorraad. Als belangrijke kansen op de Zuid-Limburgse woningmarkt worden genoemd:

  • het segment goedkope huurwoningen (onder liberalisatiegrens) en middeldure huurwoningen;
  • extramuralisering/wonen met zorg (met name bestaand vastgoed);
  • bijzondere exclusieve woonvormen;
  • studentenhuisvesting.

In de regio zijn de volgende afspraken gemaakt:

  • schrappen van programma dat geen toegevoegde waarde meer heeft;
  • transformatieopgave tweejaarlijks vaststellen per gemeente;
  • herinvulling waardevol bestaand vastgoed (zoals monumenten) heeft prioriteit;
  • compensatie verplicht bij nieuwe initiatieven reguliere woningen (in de volgorde slopen - financiële compensatie - overname sloopverplichting door gemeente - schrappen bestaande plancapaciteit: 1 nieuwe woning tegen 4 bestaande woningen (bij monumenten 1 op 1).

De 3 nieuwe woningbouwmogelijkheden maken onderdeel uit van de regionale woningmarktprogrammering als 'hard plan, niet vergund'. Door het slopen van de twee bestaande en afgebrande woningen aan de Wehrerweg alsmede door het inbrengen (door de initiatiefnemer) en wegbestemmen van de woonfunctie van het pand Rijksweg Zuid 27 te Sittard worden per saldo 3 woningen gesloopt c.q. aan de woningvoorraad onttrokken en komen daar dus 3 nieuwe woningen voor in de plaats. In verband met de ten tijde van het inbrengen van het initiatief (2013-2014) geldende regels (één erbij is, één eraf) en gemaakte afspraken over het saneren van deze rotte plek en deze opwaarderen tot een hoogwaardige entree van Sittard, wordt de voorgestane ontwikkeling met de daaraan gekoppelde compensatie binnen de daarvoor geldende kaders als passend beschouwd.

3.4 Gemeentelijk Beleid

Omgevingsvisie 2016

De gemeenteraad heeft op 9 november 2016 de Omgevingsvisie 2016 vastgesteld. Deze Omgevingsvisie 2016 komt in de plaats van de Structuurvisie Sittard-Geleen uit 2010.

De Omgevingsvisie 2016 is een van de instrumenten om de doelen en prioriteiten van de gemeente te realiseren. In de visie wordt aangegeven welke integrale koers de gemeente nastreeft en wat dit betekent voor de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Sittard-Geleen. Duidelijk wordt gemaakt welke ontwikkelingen gefaciliteerd worden en wat daarbij het ruimtelijk afwegingskader is. De omgevingsvisie biedt ruimte waar dat mogelijk is en is sturend waar dat nodig is. In de Omgevingsvisie wordt ook helder gemaakt welke instrumenten ingezet zullen worden om de komende periode richting te geven aan de uitvoering van de gemeentelijke doelen en prioriteiten. Met de Omgevingsvisie nodigt de gemeente al haar partners uit om samen de gemeente blijvend te ontwikkelen naar een gemeente waar het goed wonen, leven en werken is.

In de Omgevingsvisie is een visiekaart opgenomen, waarop aangegeven wordt welke ontwikkelingen er beoogd worden. Deze kaart is hieronder opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPparkwonwehr-VA01_0005.png"

In de omgevingsvisie worden uitspraken gedaan over de gewenste ontwikkelingsrichtingen. Het plangebied aan de Wehrerweg is gesitueerd binnen het gebied, dat op de visiekaart met een gele kleur is aangeduid als "transformeren, verdunnen en verduurzamen bestaand stedelijk gebied".

Voor dit gebied worden in de Omgevingsvisie 2016 onder andere de volgende ambitie uitgesproken:

"Binnen het bestaande (stedelijk) suburbane woongebied vormt verdunning (meer woningen slopen dan bouwen) de belangrijkste opgave".

Dit betekent echter niet, dat er helemaal geen nieuwe woningen toegevoegd kunnen worden. In de Omgevingsvisie 2016 wordt een link gelegd naar de Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg 2016 omdat daarin het thema wonen op Zuid-Limburgse schaal wordt onderzocht. Daar worden handreikingen gedaan voor de verdunningsopgave. Maar ook worden daar voorwaarden genoemd waaronder aantallen en typen woningen kunnen worden toegevoegd. Zo is het mogelijk door sloop van gebouwen kansen te bieden voor de ontwikkeling van de hoofdgroenstructuur. De herstructurering van het plangebied aan de Wehrerweg kan beschouwd worden als een voorbeeld van een ontwikkeling, waar door toevoeging van woonbebouwing in een landschappelijke setting de ruimtelijke structuur ter plaatse versterkt kan worden.

In de Omgevingsvisie 2016 wordt speciale aandacht besteed aan Duurzaamheid en klimaat. Duidelijk wordt gemaakt, dat dit een opgave voor ons allen is. Dat is op zich geen nieuw gegeven. Al in 2008 heeft de raad het beleidsplan Duurzame Energie 2008 - 2016 "Sittard-Geleen Duurzaam en Energiek" vastgesteld. In dat plan is aangegeven op welke wijze de gemeente Sittard-Geleen de zogenaamde 20/20/20 doelstellingen wil realiseren (In 2020 a. een energiebesparing gerealiseerd hebben van 20% en b. een aandeel van 20% van het energiegebruik met duurzame energie gerealiseerd hebben).

In de Omgevingsvisie 2016 worden deze doelstellingen verder uitgewerkt. Hieruit kan de volgende boodschap afgeleid worden: Ook kleinere ontwikkelingen (waaronder de 3 parkwoningen aan de Wehrerweg) zullen hun steentje moeten bijdragen. De ontwikkelaar is zich hiervan bewust en zal alles in het werk stellen om zijn bijdrage te leveren.

Woonvisie Sittard-Geleen 2016-2020

Deze Woonvisie Sittard-Geleen 2016-2020 met als werktitel 'Goed wonen in Sittard-Geleen', omvat het woonbeleid voor de periode 2016– 2020, met daarin kort een toekomstperspectief voor het wonen in 2040. Deze visie geeft een overzicht van de ambities en prioriteiten van het woonbeleid voor de komende jaren. Deze zijn gebaseerd op de ontwikkelingen op de woningmarkt en de uitgangspunten uit het coalitieakkoord en bovenliggende beleidskaders. De woonvisie is op 9 november 2016 vastgesteld door gemeenteraad van Sittard-Geleen.

De Woonvisie Sittard-Geleen 2016-2020 legt uitdrukkelijk de relatie met de Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg en de Regionale prestatieafspraken 2016-2018 (zie hiervoor de vorige paragraaf). De visie is een wettelijk vereiste om tot prestatieafspraken te kunnen komen met woningcorporaties. De woonvisie is echter breder dan een visie op de sociale huursector. Naast de thema's die raken aan de sociale huursector en de prestatieafspraken komen ook thema's aan bod die gelden voor de particuliere huur- en koopsector.

In deze woonvisie worden allereest kort de autonome trends benoemd die van invloed zijn op het wonen in de gemeente. Voornamelijk de demografische ontwikkelingen (krimp, vergrijzing en ontgroening), economische ontwikkelingen (huishoudinkomens en werkgelegenheid) en politieke ontwikkelingen (nieuwe wetgeving, decentralisaties) werken sterk door op het woonbeleid. Deze ontwikkelingen leiden tot een veranderende woningmarkt waarbij de gemeente te maken krijgt met een overaanbod aan woningen en een kwalitatieve vraagverandering. Dit resulteert in een transformatieopgave voor de bestaande woningvoorraad. Deze transformatieopgave is zowel kwalitatief als kwantitatief van aard en zal waarschijnlijk voornamelijk landen in de particuliere koopsector, in het bijzonder in de suburbane woonmilieus.

Om te zorgen voor voldoende woningen passend bij de (toekomstige) omvang van de bevolking dient de gemeente de komende jaren in te zetten op vermindering van de harde planvoorraad, het stimuleren van kwalitatieve verbetering/aanpassing van de bestaande woningvoorraad en de versterking van de diversiteit van met name de suburbane woonmilieus.

Het realiseren van de 'woonambities' om te komen tot een prettig woon-en leefmilieu in een aantrekkelijke regio vraagt naast de gemeentelijke inbreng ook om inspanningen van woningcorporatie, investeerders/beleggers en de particuliere woningbezitter zelf. Het uitvoeringsprogramma in dit document bevat een opsomming van maatregelen die de komende jaren genomen worden. Voor de uitvoering van het woonbeleid zal in de basis gebruik gemaakt worden van het instrumentarium uit de Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg.

In de Woonvisie is het hoofdstuk opgenomen "De transformatieopgave centraal". Dit hoofdstuk bevat een kwantitatieve opgave ten aanzien van de woningvoorraad in Sittard-Geleen. De gemeente wil, als gevolg van de diverse demografische en maatschappelijk ontwikkelingen, een gezonde balans van haar woningvoorraad creëren. Het aantal woningen mag niet toenemen binnen haar grenzen. Om een ongewenste toename van de woningvoorraad en daarmee leegstand tegen te gaan geldt in Sittard-Geleen de regel '1 erbij is 1 eraf': nieuwbouw is alleen mogelijk als er woningen gesloopt of onttrokken worden aan de woningvoorraad. In voornamelijk de suburbane woonmilieus ontbreekt het aan onderscheidende en gewenste woonkwaliteiten.

Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten

4.1 Inleiding

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichte onderzoek naar relevante feiten en belangenafweging (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht).

4.2 Bodem

Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s).

Verkennend bodemonderzoek

In het kader van het planvoornemen is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Aeres Milieu, Projectnummer AM10145, van 28 oktober 2010). In Bijlage 4 is het onderzoek toegevoegd.

Uit de analyseresultaten blijkt dat de bovengrond plaatselijk licht verontreinigd is met kobalt, zink en Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK-10 VROM). In de ondergrond zijn geen van de onderzochte componenten gemeten in een gehalte verhoogd ten opzichte van de (berekende) achtergrondwaarde. Het freatisch grondwater is niet onderzocht aangezien er geen grondwater binnen 5,0 m-mv is aangetroffen. Conform de NEN 5740 is dan ook geen onderzoek naar de grondwaterkwaliteit noodzakelijk.

De resultaten van dit bodemonderzoek geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een aanvullend of nader bodemonderzoek.

De milieu-hygiënische conditie van de bodem vormt geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling.

De aangetroffen lichte verontreinigingen in de bovengrond kunnen wel bij grondwater beperkingen opleveren ten aanzien van het (her)gebruik van de grond omdat dan veelal andere normen gelden. Ten aanzien van hergebruik van deze grond elders is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing.

Verkennend asbestonderzoek

Ook is een verkennend asbestonderzoek opgesteld (Lankelma, Opdrachtnummer 63687, van 11 november 2010). Het onderzoek is weergegeven in Bijlage 5.

Uit analyse blijkt dat in mengmonster MM2 14 mg/kg d.s. aan asbest is aangetroffen, hierbij zijn de ten tijde van de veldinspectie aangetroffen asbestverdachte plaatjes niet meegenomen. Op basis van het asbestonderzoek kan geconcludeerd worden dat de verdenking op asbest in de bodem op de onderzoekslocatie deels terecht is. Uit analyse van de toplaag (0,0 - 0,02 m-mv.) aan zowel de oost als westzijde van het pand blijkt dat er geen aanleiding aan te nemen dat eventueel bij de brand vrijgekomen asbest de toplaag heeft verontreinigd.

In de puinhoudende grondslag is zowel analytisch als visueel asbest en asbestverdacht materiaal aangetroffen. Aan de hand van het geheel aan onderzoeksresultaten kan geconcludeerd worden dat de puinhoudende grondslag asbesthoudend is. Op basis van onderhavig onderzoek kan geen concentratie berekening uitgevoerd worden. In het onderzoek is aangegeven dat nader onderzoek moet worden uitgevoerd. Dit is opgelost door de asbest-saneerder, die maatregelen heeft genomen, en deze laag 'schoon' heeft gemaakt. Hij heeft dat gedaan door het specifieke gebied te zeven om zo de asbestverontreiniging eruit te filteren. Deze methode heeft de asbestsaneerder met de gemeente Sittard kortgesloten in het kader van de verleende sloopmelding. Het bewijs van de uitgevoerde werkzaamheden zijn door de asbestsaneerder rechtstreeks aangeleverd aan de gemeente en maken deel uit van de verleende sloopmelding.

Conclusie

Vanuit het aspect bodem zijn er geen belemmeringen voor het planvoornemen. Er is voldaan aan het gemeentelijke bodembeleid, dat verwoord is in het Bodembeheerplan 2016-2020.

4.3 Water

Bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moet de watertoets worden toegepast. Dit houdt in dat alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf moeten bevatten. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het kader van de watertoets is sinds 2003 wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).

Watertoets

De initiatiefnemer heeft het Waterschap Roer en Overmaas (tegenwoordig Waterschap Limburg) geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van http://www.dewatertoets.nl. De samenvatting en het toetsresultaat hiervan zijn opgenomen in Bijlage 6.

Toetsresultaat

Uit de watertoets blijkt dat op basis van de gegeven antwoorden, vanwege de relatief kleine omvang en de ligging buiten de invloedszones, geen of weinig invloed op de waterhuishouding wordt verwacht. Op dit plan is daarom de korte watertoetsprocedure van toepassing. Dit houdt in dat het Watertoetsloket niet betrokken hoeft te worden bij de voorbereiding van het plan.

Afkoppelen

Aan de uitgangspunten van duurzaam waterbeheer kan invulling worden gegeven door het hemelwater dat afstroomt van daken en terreinverhardingen niet aan te sluiten op het vuilwaterriool, maar dit water apart op te vangen en zoveel mogelijk lokaal in de bodem te laten infiltreren. In Bijlage 6 zijn aandachtspunten opgenomen voor een goed ontwerp van deze infiltratievoorzieningen.


Waterhuishoudkundige situatie

Het planvoornemen betreft de sloop van 2 panden ten behoeve van de bouw van drie parkwoningen. Het totaal verhard oppervlak zal als gevolg van deze ontwikkeling toenemen. De toename aan verhard oppervlak is minder dan 2.000 m2.


Op de locatie voor de parkwoningen wordt hemelwater per nieuwe woning zoveel mogelijk afgekoppeld. In aansluiting op het nationale beleid hanteert het waterschap het beleid dat bij nieuwe plannen altijd onderzocht dient te worden hoe omgegaan kan worden met het schone hemelwater. Hierbij worden de volgende afwegingsstappen doorlopen: hergebruik, infiltratie, berging, lozing op het oppervlaktewater, lozing op de riolering.

Hergebruik van hemelwater wordt met name overwogen bij grootschalige voorzieningen als scholen, kantoorgebouwen en dergelijke. Voor een drietal woningen wordt dit, ook gezien de landelijke ervaringen met grijswatersystemen, niet gestimuleerd.

De 3 parkwoningen worden afzonderlijk aangesloten op de bestaande gemengde riolering aan de Wehrerweg. Het afvalwater en het eventuele overstortwater van de individuele percelen wordt via het riool afgevoerd naar de regionale rioolwaterzuiveringsinstallatie. Van de woningen wordt het hemelwater individueel afgekoppeld.

Derhalve kan worden geconcludeerd dat de watersituatie ter plaatse zal verbeteren ten opzichte van de bestaande situatie.

Indicatief infiltratieonderzoek

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een indicatief infiltratieonderzoek opgesteld (Aeres Milieu, Rapport code AM10145a, van 21 oktober 2010). Zie hiervoor Bijlage 7.

Uit de boringen die ter plaatse zijn uitgevoerd, blijkt dat het bodemtraject tot circa 1,4 meter onder maaiveld overwegend bestaat uit zand, uiterst fijn, sterk siltig. Dergelijke sedimenten vertonen in het algemeen een matige tot zeer matige doorlatendheid.

De indicatieve onverzadigde doorlatendheid (infiltratiesnelheid) is bepaald door Porchet-tests in vier boorgaten.

De Porchet-test geeft een 'gemiddelde' infiltratiesnelheid van circa 12 meter per dag. De gemeten waarden komen overeen met de literatuurwaarden voor zand, uiterst fijn, sterk siltig.

Voor het dimensioneren van eventuele infiltratievoorzieningen binnen het studiegebied kan worden uitgegaan van een horizontale doorlatendheid van circa 12 meter per dag. Hierbij is rekening gehouden met de praktijkervaring met infiltratievoorzieningen, dat in verloop van de tijd de doorlatendheid van de bodem afneemt. De verticale doorlatendheid zal in dit geval een factor 30 lager liggen.

Als een infiltratievoorziening zal worden gerealiseerd kan daarbij een verticale doorlatendheid van de bodem ter plaatse van ongeveer 0,5 tot 0,3 meter per dag worden gehanteerd.

De hemelwatervoorzieningen zullen moeten voldoen aan de eisen van het waterschap Limburg. Infiltratie- en bergingsvoorzieningen in het plan dimensioneren op 100 mm per etmaal voor Noord Limburg (ten noorden van Sittard) en 80 mm per twee uur ten zuiden van Sittard met een beschikbaarheid van de gehele berging binnen 24 uur. er dient dus voldoende opvangcapaciteit en een duurzame leegloop gerealiseerd te worden.

Voor de nieuwe bebouwing binnen het plangebied zullen voorzieningen worden aangelegd teneinde een bui van 80 mm per twee uur in het plangebied te kunnen bergen en infiltreren. Bij een concreet bouwplan zal nader worden uitgewerkt welke voorzieningen gerealiseerd worden en wordt berekend wat de capaciteit hiervan dient te zijn.

Beleidsplan Afvalwater Westelijke Mijnstreek

De gemeenten in de Westelijke Mijnstreek hebben tezamen met het Waterschap Roer en Overmaas en het Waterleidingsbedrijf Limburg een beleidsplan opgesteld, waarin aangegeven wordt hoe er omgegaan dient te gaan met water. Daarbij worden aparte beleidsregels geformuleerd voor stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater.

Hierboven is al aangegeven, dat er ter plaatse in ieder geval gezorgd zal worden voor het afkoppelen van het hemelwater, zowel van daken als van verharding, zodat dit hemelwater in het plangebied zelf kan infiltreren. Dit past naadloos in het beleid, dat in het Beleidsplan Afvalwater Westelijke Mijnstreek is geformuleerd ten aanzien van hemelwater.

Ook de andere maatregelen, die in het plangebied voorgesteld worden, passen in dit Beleidsplan.

4.4 Geluid

Een woning is een geluidgevoelig object in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh). Ten aanzien van wegverkeer is het plangebied gelegen aan de Wehrerweg. Deze weg is zoneplichtig waardoor de Wet geluidhinder hierop van toepassing is. Voor een zorgvuldige onderbouwing dienen de geluidsbelastingen op de gevels door wegverkeerslawaai dan ook inzichtelijk gemaakt te worden. Een akoestisch onderzoek is hiervoor dan ook noodzakelijk.

Akoestisch onderzoek

In verband met de voorgenomen ontwikkeling is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (BVA Verkeersadviezen, Publicatienummer 1688, van oktober 2016). Het onderzoek is toegevoegd in Bijlage 8.

De Wehrerweg heeft vanaf de grens met Duitsland tot aan de komgrens een maximum snelheid van 80 km. Vanaf de komgrens geldt een maximum snelheid van 50 km per uur. Het plangebied is gelegen binnen deze komgrens. Daarom is er gerekend met een snelheid van 50 km/uur tot aan de grens met Duitsland. Op de Lange Voer en de Straatsburglaan geldt een maximumsnelheid van 30 km/uur.

Omdat de exacte ligging van de 3 nieuwe woningen niet bekend is, is gerekend op de rand van de bouwvlakken, zoals op de verbeelding is aangegeven. Binnen elk bouwvlak mag één woning gebouwd worden. Aangezien de eerstelijns woning de achterliggende woningen afschermt van het verkeersgeluid op de Wehrerweg heeft het realiseren van deze woning dus invloed op de geluidsbelasting op de daarachter gelegen woning(en).

Omdat de exacte omvang van de woningen niet bekend is, is ervoor gekozen per bouwvlak/woning een aparte berekening te maken, waarbij uitsluitend de woning waarop de berekening betrekking heeft is gemodelleerd. De beide andere woningen zijn dus niet in het model opgenomen. Dit betekent dat de daadwerkelijke geluidsbelasting op de tweede en derdelijns woning in de werkelijkheid lager zal liggen dan nu is berekend. Ook hier is er dus sprake van een worst case situatie. Aan de hand van de ligging van de bouwvlakken kan wel worden vastgesteld waar de woningen zonder problemen kunnen worden gerealiseerd, waar procedures moeten worden gevolgd en waar maatregelen noodzakelijk zijn. Omdat de nieuwbouw niet meer dan twee bouwlagen zal krijgen is de geluidsbelasting op twee waarneemhoogtes berekend, namelijk 1,5 meter en 4,5 meter.

Op woning 1 (de meest noordelijke woning) bedraagt de geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer op de Wehrerweg afgerond maximaal 57 dB inclusief correctie op beide waarneemhoogtes, op woning 2 (de middelste woning) 50 dB en op woning 3 (de meest zuidelijke woning) 47 dB op de maatgevende waarneemhoogte 4,5 meter.

Op woning 1 en 2 wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. Op woning 3 blijft de geluidsbelasting onder de voorkeursgrenswaarde, deze kan zonder problemen worden gerealiseerd. Wel merken wij op dat het mogelijk is dat woning 1 woning 2 zodanig afschermt van de Wehrerweg dat ook voor woning 2 voldaan kan worden aan de voorkeursgrenswaarde.

In het akoestische rapport is aangegeven welk effect geluidschermen hebben op de berekende geluidsbelasting. Uit het onderzoek blijkt, dat ook hoge schermen onvoldoende effect hebben om de voorkeursgrenswaarde bij woning 1 te halen. Bovendien zijn geluidschermen uit landschappelijk oogpunt hier ongewenst. Daarom is er een procedure hogere grenswaarde gevolgd (Gemeenteblad 2020 nr. 30349 7 februari 202, zie Bijlage 3). Dit is mogelijk omdat de maximale grenswaarde in binnenstedelijk gebied 63 dB bedraagt. De naar de weg gekeerde gevel van woning 1 aan de Wehrerweg wordt een gevel waarin voorzieningen worden getroffen.

Conclusie

Rekening houdend met het bovenstaande kan worden voldaan aan het aspect geluid.

4.5 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een plan worden vastgesteld, indien:

  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 opgenomen grenswaarde, die behoort bij de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen; of
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect; of
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie of in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen; of
  • het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Ruimtelijke-economische besluiten die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM zijn uitvoeringsregels vastgesteld die betrekking hebben op het begrip NIBM.

Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10 In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Vooralsnog geldt dat:

  • voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor infrastructuur dat bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor kantoorlocaties is dat bij minder dan 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij één ontsluitende weg, of 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij twee ontsluitende wegen.

De voorgenomen ontwikkeling betreft een ontwikkeling die van geringere omvang is dan wat hiervoor is aangegeven (het betreft namelijk slechts enkele woningen) en daarom kan geconcludeerd worden dat de luchtkwaliteit niet 'in betekenende mate' zal verslechteren. Daarom hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit leidt niet tot belemmeringen van de voorgenomen ontwikkeling.

4.6 Externe Veiligheid

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking:

  • inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor.

Inrichtingen

De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:

  • of voldoende afstand in acht worden genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico;
  • of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.

Het plangebied is op basis van de provinciale risicokaart niet binnen de invloedssfeer gelegen van een risicovolle Bevi-inrichting.

Buisleidingen

In of nabij het plangebied zijn op basis van de provinciale risicokaart geen buisleidingen gelegen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.

Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor

In de directe nabijheid van het plangebied vindt volgens de provinciale risicokaart geen transport van gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor plaats.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid hoeft niet nader onderzocht te worden en vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling die middels dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt.

4.7 Bedrijven En Milieuzonering

Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven en inrichtingen kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.

Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van al aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Het doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.

In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen bedrijven of andere objecten met een milieuzonering gelegen, ook geen agrarische bedrijven. Onderzoek naar eventuele hinder veroorzaakt door bedrijven of andere objecten met een milieuzonering is gezien het bovenstaande niet aan de orde.

Conclusie

Vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor het planvoornemen.

4.8 Kabels En Leidingen

In of nabij het plangebied liggen geen kabels of leidingen, die ten behoeve van het gebruik en/of de veiligheid planologische bescherming behoeven, en daarmee een belemmering voor het planvoornemen betekenen.

Conclusie

Er zijn geen belemmeringen vanuit het aspect kabels en leidingen.

4.9 Flora En Fauna

Op basis van de flora en faunawet moet bij alle geplande ruimtelijke ingrepen nagegaan worden of er schade wordt toegebracht aan beschermde dier- en plantensoorten. De AMvB art. 75 van de Flora en faunawet, in werking getreden in februari 2005, introduceert een ontheffingsregeling en een gedragscode. Voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting geldt in twee gevallen een ontheffing wanneer sprake is van beschermde diersoorten in het plangebied:

  • een algemene ontheffing voor algemene beschermde soorten;
  • een ontheffing bij zeldzamer soorten, op voorwaarde dat gehandeld wordt conform een goedgekeurde gedragscode.

Voor de soorten, genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en in bijlage 1 van de AMvB, is altijd een ontheffing nodig. In artikel 2 van de Flora en faunawet is de zorgplicht opgenomen.

Dit houdt in dat iedereen 'voldoende zorg' in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten (en dus niet alleen de beschermde) en hun leefomgeving.

Het plangebied ligt bij het Nationaal Landschap Zuid Limburg, maar niet in het beschermingsgebied van het Nationaal Landschap. Dit Nationaal Landschap is een rivierterrassen landschap, doorsneden door diep ingesneden dalen, waarbij de rotsachtige ondergrond dagzoomt in de steile dalhellingen. Waar de ondergrond ondoorlatend is ontspringen bronnen die vervolgens als bronbeekjes afwateren op de Geul, de Gulp, de Geleenbeek en de Maas. Deze landschappelijke opbouw geeft over een korte afstand een grote afwisseling tussen de weidse, open plateaus en de intieme, besloten dalen.

Het plangebied ligt niet in of nabij de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) of een Natura 2000-gebied. Het planvoornemen betreft de sloop van verwaarloosde panden en de bouw van een nieuwe woningen op nagenoeg dezelfde locatie. Zoals eerder aangegeven zal het planvoornemen zowel ruimtelijk als landschappelijk ingepast worden. Naar verwachting heeft het planvoornemen dan ook geen negatieve invloed op de natuurwaarden.

Quickscan flora en fauna

In verband met de voorgenomen ontwikkeling is een quickscan flora en fauna uitgevoerd (Aeres Milieu, Projectnummer AM101451, van 22 juni 2010). Het onderzoek is toegevoegd in Bijlage 9.

Flora- en faunawet

Beschermde dieren uit de categorie 'algemene soorten': vrijstelling

Voor het vernietigen van holen et cetera en verstoren van beschermde zoogdieren van de categorie 'algemene soorten' voor ruimtelijke ingrepen, bestaat een vrijstelling op grond van 'AMvB artikel 75' van de Flora- en faunawet (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 2005). Er hoeft daarom geen ontheffing te worden aangevraagd.


Algemene vogels: geen directe schade

Door het verwijderen van de vegetatie buiten de periode 15 maart tot 15 juli (het broedseizoen van de meeste vogels) uit te voeren, wordt directe schade aan algemeen voorkomende vogels, hun nesten en eieren voorkomen. Er hoeft dus geen ontheffing voor algemene vogels te worden aangevraagd.


Huismus: compensatie van vernietiging van nesten

Vermoedelijk zijn er nesten van de huismus in het plangebied aanwezig. Nesten van deze soort worden jaarrond als vaste rust- en verblijfplaats gezien (Dienst Regelingen, 2009a, 2009b en 2009c). Indien er per nieuw te bouwen gebouw 1 vogelvide worden geplaatst, dan blijft er voldoende nestgelegenheid voor de huismus aanwezig. In plaats van vogelvides kan er ook worden gekozen voor het plaatsen van één nestkast per gebouw (elke nestkast biedt ruimte aan 3 broedparen). Deze dienen te worden gehangen tegen de aanwezige gebouwen. De vogelvides hebben het voordeel dat ze niet zichtbaar zijn van buitenaf. Als er volgens de hier gegeven aanbevelingen wordt gewerkt, dan is het niet nodig om voor de huismus een ontheffing op de Flora- en faunawet aan te vragen.


Vleermuizen: aanvullend onderzoek

Om uitsluitsel te krijgen over het al dan niet voorkomen van vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen is een aanvullend vleermuizenonderzoek uitgevoerd. Zie hiervoor de volgende subparagraaf.


Voorkomen doden of verwonden dieren

De in de Flora- en faunawet genoemde 'algemene zorgplicht' is ook op beschermde soorten uit de categorie 'algemene soorten' van toepassing. Beschermde diersoorten (ook die van de categorie 'algemene soorten') die tijdens het verwijderen van vegetatie en het vergraven van grond worden aangetroffen, moeten direct worden gevangen en na afloop van de werkzaamheden in het aangrenzende gebied worden vrijgelaten.


Overige regelgeving

Omdat het plangebied geen deel uitmaakt van de EHS, zijn er vanuit de EHS-regelgeving geen bezwaren vanuit het provinciale natuurbeleid. Het plangebied was voorheen onderdeel van de Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG). Op basis van het geldende provinciale beleid is dit niet meer aan de orde. Omdat er geen Natura 2000-gebieden of beschermde natuurmonumenten in of in de directe nabijheid van het plangebied zijn, is er geen vergunning nodig op grond van de Natuurbeschermingswet (ex artikel 19 d lid 1).

Aanvullend vleermuizenonderzoek

Naar aanleiding van de quickscan is een aanvullend vleermuizenonderzoek uitgevoerd (Aeres Milieu B.V., Kenmerk AM10145, van 16 juli 2010). Dit onderzoek is in Bijlage 10 opgenomen.

Hieruit blijkt het volgende:

  • Tijdens het onderzoek werden geen vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen gevonden. Deze zijn vermoedelijk afwezig.
  • Bij de verdere planvorming hoeft daarom geen rekening met vleermuizen te worden gehouden.

Conclusie

Vanwege het aspect flora en fauna zijn er geen belemmeringen voor het planvoornemen.

4.10 Stikstof

Ten aanzien van het aspect stikstof is er een AERIUS berekingen uitgevoerd voor het planvoornemen. Deze berekening is opgenomen in Bijlage 1. De resultaten zijn als volgt.

Aanlegfase

De aanlegfase genereert geen depositiewaarden hoger dan 0,00 mol/ha/jr in Natura 2000-gebieden.


Toekomstige gebruiksfase

Het toekomstig gebruik genereert geen depositiewaarden hoger dan 0,00 mol/ha/jr.in Natura 2000-gebieden.


Wet natuurbescherming

De aanlegfase en toekomstige gebruiksfase genereren geen depositiewaarden hoger dan 0,00 mol/ha/jr in Natura 2000-gebieden. De aanlegfase en toekomstige gebruiksfase vormen daarmee geen bedreiging voor het bereiken van de instandhoudingsdoelen voor Natura 2000-gebieden.


Conclusie

Er is voor de voorgenomen ontwikkeling m.b.t. stikstofdepositie geen vergunning Wet natuurbescherming onderdeel Gebiedsbescherming benodigd.

4.11 Archeologie En Cultuurhistorie

De modernisering van de monumentenzorg (MOMO) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.

Archeologie

Voor het plangebied is een archeologisch inventariserend veldonderzoek uitgevoerd (ArcheoPro, Projectcode: 10-113 Wehrerweg, Sittard, van 2 juli 2010). Het onderzoek is weergegeven in Bijlage 11.

Volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel geldt voor het plangebied een hoge verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van archeologische resten daterend vanaf midden paleolithicum tot en met de met de nieuwe tijd.

Om de kans op het aantreffen van archeologische indicatoren zo groot mogelijk te maken zijn binnen het plangebied 10 boringen gezet met behulp van een megaboor. Uit het met de megaboor verrichte onderzoek blijkt dat de bodem binnen het plangebied, uitgezonderd ter plaatse van boorpunt 1, geërodeerd en plaatselijk vergraven is. Hierdoor is de top van het bodemprofiel tot circa 70 cm diepte, verdwenen.

Tijdens het onderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.

In verband met de verstoring en erosie van de bodem en het ontbreken van archeologische indicatoren, geven de resultaten van het onderzoek volgens ArcheoPro geen aanleiding om archeologisch vervolgonderzoek te adviseren. Evenmin zijn tijdens het onderzoek archeologische resten aangetroffen waarmee tijdens de verdere planvorming of bij de uitvoering van de geplande werkzaamheden rekening zou moeten worden gehouden. Op basis van het archeologische onderzoek acht het onderzoeksbureau nader onderzoek niet nodig. De gemeente onderschrijft deze mening ten dele, in die zin, dat ter plaatse van de bouwkavels de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4 niet langer gehandhaafd hoeft te worden, maar voor de rest van het plangebied wel.

In verband met het volledig ontbreken van archeologische indicatoren binnen het plangebied, zijn de KNA-onderdelen Waardestelling en Beleidsadvies, in dit rapport niet nader uitgewerkt.

In alle gevallen geldt dat indien archeologische materialen en/of sporen aangetroffen worden, deze gemeld dienen te worden bij de gemeente Sittard-Geleen, conform Monumentenwet 1988, laatste wijzing van 1 september 2007, paragraaf 7, artikel 53 en verder.

Cultuurhistorie

Binnen of nabij het plangebied van onderhavig bestemmingsplan zijn geen gemeentelijke- of rijksmonumenten gelegen. Verder heeft het planvoornemen geen negatieve invloed op eventueel aanwezige cultuurhistorische elementen in de omgeving. Het planvoornemen heeft dan ook geen invloed op de cultuurhistorische waarden in het plangebied en de omgeving.

Conclusie

Vanuit de aspecten archeologie en cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor het planvoornemen.

4.12 Besluit Milieueffectrapportage

Het opstellen van een milieueffectrapportage (MER) en het doorlopen van de bijbehorende m.e.r.-procedure is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid die kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Dit is geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Er zijn drie onafhankelijke sporen die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht:


Uit toetsing aan de hand van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) blijkt dat het plan of besluit voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu. In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten planMER-plichtig, besluitm.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelings- plichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Voor (bestemmings)plannen dient te worden getoetst aan de activiteiten en drempelwaarden van onderdeel D van de bijlage bij het besluit m.e.r.. In het geval de activiteit genoemd wordt in onderdeel D, maar die onder de drempelwaarden vallen, dan is een 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' nodig. Bij de 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' dient te worden getoetst of belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden uitgesloten. De toetsing dient te worden gedaan aan de hand van de criteria uit Bijlage III bij de Europese richtlijn m.e.r. (kenmerk project, plaats project en kenmerk potentieel effect). Indien belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten, dan is niet alsnog een (plan)m.e.r. (-beoordeling) op grond van het Besluit m.e.r. noodzakelijk.


In het geval van een (bestemmings)plan: indien een 'passende beoordeling' op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 voor dit plan verplicht is vanwege de in het plan opgenomen activiteiten. Een passende beoordeling is verplicht indien significante negatieve effecten op Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten;


Wanneer Provinciale Staten in haar provinciale milieuverordening activiteiten hebben aangewezen, aanvullend op de activiteiten in het Besluit m.e.r., die kunnen leiden tot m.e.r.-plicht.


Toets MER-plicht

Het bestemmingsplan biedt een juridische-planologische regeling voor het slopen van panden en de realisatie van woonfuncties. De activiteit die mogelijk wordt gemaakt (wonen) valt onder categorie 'D 11.2 uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'. De drempelwaarden van de betreffende categorie worden niet overschreden of zijn niet van toepassing (oppervlakte van 200 hectare of meer, 2.000 of meer woningen en bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer). Dit betekent dat een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te worden uitgevoerd. Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt of niet alsnog een m.e.r.-procedure op grond van het Besluit m.e.r. moet worden doorlopen. In de volgende paragraaf is de 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' behandeld.


De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Geleenbeekdal) bedraagt circa 6 kilometer. Gelet op de soort activiteit (wonen) en de afstand tot aan het Natura 2000-gebied, de huidige situatie en de tussenliggende barrières, is geoordeeld dat is uit te sluiten dat er significante negatieve effecten optreden op het Natura 2000-gebied. Dit betekent dat er geen 'passende beoordeling' op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 voor dit plan verplicht is en er derhalve, via dit spoor, ook geen sprake is van een planMER-plicht.


De Provinciale Staten van Limburg hebben momenteel geen activiteiten aangewezen die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht. Derhalve is er via dit spoor ook geen sprake van een planMER-plicht voor dit bestemmingsplan.


Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Zoals in de vorige paragraaf is aangegeven, is een vormvrije m.e.r.-beoordeling altijd nodig als een besluit of plan wordt voorbereid over activiteiten die voorkomen op de D-lijst en die onder de drempelwaarden liggen. Dit is het geval bij het voorliggend bestemmingsplan. Bij de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te worden getoetst of belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden uitgesloten. De toetsing dient te worden gedaan aan de hand van de criteria uit Bijlage III bij de Europese richtlijn m.e.r. (kenmerk project, plaats project en kenmerk potentieel effect).


Gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten is geoordeeld dat er geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten, zoals deze in de voorgaande paragrafen zijn opgenomen. Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling is het relevant om te melden dat het plangebied niet in een Belvedere-gebied, een waterwingebied en een grondwaterbeschermingsgebied ligt.


Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen m.e.r.-procedure noodzakelijk op grond van het Besluit m.e.r.


Conclusie

Dit bestemmingsplan maakt geen activiteiten mogelijk die grote nadelige gevolgen hebben voor het milieu. Het opstellen van een milieueffectrapportage (MER) en het doorlopen van de bijbehorende m.e.r.-procedure is dan ook niet verplicht. Er is daarom geen MER opgesteld.

Hoofdstuk 5 Juridische Opzet

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het plangebied juridisch is vertaald.

Het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (plankaart) en de planregels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van deze gronden, regels omtrent de toegelaten bebouwing en eventueel specifieke regels voor het gebruik van de bouwwerken. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

De regels zijn opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) en bij de inhoud van de regels is grotendeels aangesloten bij het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Sittard'.

In dit hoofdstuk wordt de systematiek, de opbouw en indeling van de regels kort toegelicht.

5.2 De Verbeelding

Op de verbeelding zijn aangegeven:

  • de grens van het plangebied;
  • de (dubbel)bestemmingen en aanduidingen van de in het plangebied gelegen gronden;
  • bouwvlakken.

5.3 De Regels

Voor de leesbaarheid en raadpleegbaarheid dienen de regels in hoofdstukken te worden geplaatst. Daarbij dient conform een vaste volgorde te worden aangehouden, te weten:

  1. 1. Hoofdstuk 1 Inleidende regels
  2. 2. Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
  3. 3. Hoofdstuk 3 Algemene regels
  4. 4. Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 1 worden de in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen moeten worden gemeten.

In hoofdstuk 2 zijn specifieke regels opgenomen voor de op de verbeelding gegeven bestemmingen. De artikelen bestaan uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels, en zo nodig uit afwijkingsregels, specifieke gebruiksregels of vergunningsregels voor aanleggen. De bestemmingsomschrijving is bepalend voor het gebruik van de grond.

De hoofdstukken 3 en 4 bevatten regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen.

Toelichting op de plansystematiek

In het voorliggende bestemmingsplan heeft het plangebied de volgende bestemmingen en aanduidingen:

  • Groen
  • Verkeer - Verblijfsgebied
  • Wonen
  • Waarde - Archeologie 4 (dubbelbestemming)
  • bouwvlak
  • milieuzone - boringsvrije zone roerdalslenk zone 2

Groen

De strook voor de groenvoorzieningen in het plangebied (aan de oostzijde van het plangebied) heeft de bestemming 'Groen' gekregen.

Tuin

Aangrenzend aan de woonbestemming is de bestemming 'Tuin' opgenomen. Deze bestemming is in functioneel opzicht verbonden met de woonbestemming, maar biedt minder bouwmogelijkheden. Op deze wijze wordt de stedenbouwkundige kwaliteit voor deze gronden gewaarborgd.

Verkeer - Verblijfsgebied

Voor de ontsluitingsweg is de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' opgenomen.

Wonen

De locaties van de woonpercelen zijn bestemd tot 'Wonen'.

Milieuzone - boringsvrije zone roerdalslenk zone 2

De aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone roerdalslenk zone 2' is conform het geldende bestemmingsplan opgenomen.

Waarde - Archeologie 4

In het geldende bestemmingsplan was de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' opgenomen voor het gehele perceel. Nu is er voor gekozen om de bouwkavels vrij te stellen van deze dubbelbestemming. Voor de overige gronden van het perceel wordt de dubbelbestemming gehandhaafd.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Volgens artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening dient de gemeenteraad een grondexploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Volgens het tweede lid van dit artikel kan de gemeenteraad besluiten af te wijken van het vaststellen van exploitatieplan indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins is verzekerd.


Bij onderhavig bestemmingsplan is dit laatste van toepassing en is een exploitatieplan daarom niet nodig. De kosten van de grondexploitatie zijn anderszins verzekerd.

De gemeente Sittard-Geleen heeft aangegeven in principe medewerking te willen verlenen aan de realisering van 3 parkwoningen op de betreffende locatie. De met de realisering van het planvoornemen gepaard gaande kosten worden gedragen door de initiatiefnemer. Tevens zijn de eventuele gevolgen met betrekking tot de grondexploitatiewet en met betrekking tot planschade voor rekening van de initiatiefnemer.

Om het planvoornemen te realiseren is een anterieure overeenkomst gesloten tussen Beati en de gemeente Sittard-Geleen. Middels deze overeenkomst zal het kostenverhaal voor de realisatie en eventuele planschade worden verzekerd. Ook zal een overeenkomst worden afgesloten met betrekking tot de te realiseren groenstrook en de nieuwe weg.

Bijkomende kosten, zoals voor de aansluiting op de nutsvoorzieningen en de aanleg van de parkeervoorzieningen, komen eveneens voor rekening van de initiatiefnemer. Voor de gemeente Sittard-Geleen zijn er geen kosten aan het plan verbonden.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Aangenomen mag worden dat tegen het planvoornemen geen overwegende maatschappelijke bezwaren zullen bestaan, gelet op de omgevingsverbetering, de ruimtelijke en functionele aansluiting op de bestaande structuren in de omgeving en de groene inpassing van de nieuwe woningen. Daarnaast heeft er op 31 maart 2017 een bespreking met de directe buren plaatsgevonden over de plannen en is op 11 april 2017 een inloopavond voor alle belangstellenden georganiseerd. De reacties op de plannen waren hier veelal positief.

6.3 Conclusie

De realisatie van een drietal parkwoningen op de percelen gelegen aan de Wehrerweg leidt niet tot overwegende planologische bezwaren. Realisering betekent, na een afweging van de verschillende belangen, een aanvaardbare invulling van het plangebied.

Ten behoeve van voornoemde nieuwbouw is een wijziging van het geldende bestemmingsplan noodzakelijk. Deze wijziging bestaat uit het voorliggende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Procedure En Overleg

7.1 De Te Volgen Procedure

Voordat de wettelijke procedure ten behoeve van de vaststelling van het bestemmingsplan, zoals omschreven in hoofdstuk 3 van de Wet ruimtelijke ordening kan worden opgestart, wordt eerst aan de bewoners van de gemeente Sittard-Geleen en andere belanghebbenden de mogelijkheid geboden om middels de gemeentelijke inspraakprocedure hun mening over het voorontwerp plan te geven en invloed hier op uit te oefenen. De opdrachtgever heeft aangegeven een actieve rol te willen vervullen bij inspraakavonden met omwonenden en direct belanghebbenden. De resultaten van deze bijeenkomst(en) zullen betrokken worden bij de verdere planvorming.


Daarnaast wordt het voorontwerp bestemmingsplan aan diverse instanties toegezonden ten behoeve van overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze bepaling schrijft voor dat het bestuursorgaan (i.c. de gemeente Sittard-Geleen) dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan daarbij overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.


Na de inspraak en overlegronde wordt de vaststellingsprocedure zoals omschreven in art. 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening opgestart. Deze wettelijke procedure kan als volgt worden samengevat: de procedure start met een openbare kennisgeving van het ontwerpbestemmingsplan, waarna het ontwerpbestemmingsplan wordt gepubliceerd en gedurende een termijn van 6 weken door één ieder zienswijzen over het ontwerpbestemmingsplan kunnen worden ingebracht. Na de termijn van de terinzagelegging dient de gemeenteraad binnen 12 weken te beslissen omtrent de vaststelling van het plan. Na de publicatie van het vastgestelde bestemmingsplan hebben belanghebbenden 6 weken de tijd om tegen het plan in beroep te gaan. Het bestemmingsplan treedt de dag na afloop van de beroepstermijn in werking.

Het voorontwerpbestemmingsplan "3 parkwoningen Wehrerweg"' heeft ten behoeve van de inspraak vanaf 13 maart 2017 gedurende 6 weken, zowel analoog als digitaal ter inzage gelegen. Een ieder is in de gelegenheid gesteld om op het voorontwerp te reageren.

7.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen en diensten van betrokken instanties die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

De provincie Limburg heeft van deze mogelijkheid gebruikt gemaakt. Er is een vooroverleg reactie ontvangen waarin verwezen wordt naar gewijzigd provinciaal en regionaal beleid ten aanzien van woningbouw. De provincie heeft, met in achtname van de gewenste toevoegingen, een positief advies afgegeven. De volledig overlegreactie en het gemeentelijke commentaar daarop is opgenomen in de "Nota Inspraak en vooroverleg bestemmingsplan 3 parkwoningen Wehrerweg". Deze nota is als bijlage 10 opgenomen bij de toelichting van dit bestemmingsplan.

7.3 Tervisielegging Ex Gemeentelijke Inspraakverordening Jº Afdeling 3.4 Algemene Wet Bestuursrecht

Het voorontwerpbestemmingsplan '3 parkwoningen Wehrerweg' zal ter inzage worden gelegd. De resultaten van de inspraakreacties zullen te zijner tijd in deze paragraaf worden opgenomen.

Alle direct-omwonenden zijn middels een separate brief van de bestemmingsplan- procedure op de hoogte gebracht. Op 11 april 2017 is bovendien een informatie-avond gehouden, die bezocht werd door een zevental omwonenden. De bewoners van de woning Wehrerweg 221, die direct grenst aan het plangebied, zijn daarenboven nog eens afzonderlijk ter plaatse door de projectontwikkelaar en een gemeentelijk vertegenwoordiger bezocht, waarbij de ontwikkeling en procedure werden toegelicht.

Op het voorontwerpbestemmingsplan zijn drie inspraakreacties van omwonenden ontvangen, waarbij 1 inspraakreactie is ingediend door meerdere partijen. De samenvattingen van deze inspraakreacties, alsmede het gemeentelijke commentaar daarop, zijn eveneens opgenomen in de "Nota Inspraak en vooroverleg bestemmingsplan 3 parkwoningen Wehrerweg" welke als Bijlage 12 is opgenomen bij de toelichting van dit bestemmingsplan.

7.4 Tervisielegging En Naar Voren Brengen Zienswijzen Ex Art. 3.8 Wet Ruimtelijke Ordening Jº Afdeling 3.4 Algemene Wet Bestuursrecht

Voor de resultaten van de van de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure wordt verwezen naar het raadsvoorstel ten behoeve van de vaststelling van het bestemmingsplan '3 parkwoningen Wehrerweg'.

17 september 2020

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Parkwoningen Sittard

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Parkwoningen Sittard

Bijlage 2 Overzicht Beroep Of Bedrijf Aan Huis

Bijlage 2 Overzicht beroep of bedrijf aan huis

Bijlage 3 Parkeernormen

Bijlage 3 Parkeernormen

Bijlage 1 Aerius Berekening

Bijlage 1 AERIUS berekening

Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan Parkwoningen Sittard

Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan Parkwoningen Sittard

Bijlage 3 Beschikking Hogere Grenswaarde

Bijlage 3 Beschikking hogere grenswaarde

Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 5 Verkennend Asbestonderzoek

Bijlage 5 Verkennend asbestonderzoek

Bijlage 6 Samenvatting En Toetsresultaat Watertoets

Bijlage 6 Samenvatting en toetsresultaat watertoets

Bijlage 7 Indicatief Infiltratieonderzoek

Bijlage 7 Indicatief infiltratieonderzoek

Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 8 Akoestisch onderzoek

Bijlage 9 Flora En Fauna Quickscan

Bijlage 9 Flora en fauna quickscan

Bijlage 10 Aanvullend Vleemuizenonderzoek

Bijlage 10 Aanvullend vleemuizenonderzoek

Bijlage 11 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 11 Archeologisch onderzoek

Bijlage 12 Nota Inspraak En Vooroverleg Bestemmingsplan 3 Parkwoningen Wehrerweg

Bijlage 12 Nota Inspraak en vooroverleg bestemmingsplan 3 parkwoningen Wehrerweg

Bijlage 13 Nota Van Zienswijzen

Bijlage 13 Nota van zienswijzen