Biesenhof te Geleen
Bestemmingsplan - Gemeente Sittard-Geleen
Ontwerp op 14-12-2023 - in voorbereiding
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 het plan:
het bestemmingsplan "Biesenhof te Geleen" van de gemeente Sittard-Geleen;
1.2 de verbeelding:
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1883.Biesenhof-ON01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.6 ambacht(elijke):
het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, ver- of bewerkt;
1.7 ander bouwwerk:
bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.8 archeologisch monument
terrein dat van algemeen belang is wegens daar aanwezige zaken als hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde en die daarom op grond van de Monumentenwet worden beschermd
1.9 archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten (resten uit het verleden).
1.10 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit oude tijden.
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.12 bedrijfsactiviteiten:
vormen van bedrijf vergelijkbaar met of zoals opgenomen in Bijlage 1 bij de regels: toegesneden lijst van bedrijfstypen, uit bijlage B. van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering";
1.13 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten;
1.14 beeldbepalend pand:
te handhaven gebouw of bouwwerk gezien de betekenis voor het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.
1.15 beschermde monumenten:
Onroerende monumenten welke zijn ingeschreven in de, ingevolge van de Monumentenwet 1988, vastgestelde registers, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde, alsmede terreinen van algemeen belang wegens aanwezigheid daar van voornoemde zaken;
1.16 bestaand:
bij bouwwerken:
aanwezig en vergund ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
bij gebruik:
aanwezig en vergund ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;
1.17 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.18 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.19 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.20 bijgebouw:
een gebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat aan dat hoofdgebouw;
1.21 boogkas:
elke constructie van hout, metaal of ander materiaal welke met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt ter bescherming, vervroeging of verlenging van tuinbouw- en fruitteeltproducten;
1.22 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.23 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.24 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.25 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten;
1.26 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.27 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.28 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.29 cultuurhistorie
de beschavingsgeschiedenis: de overblijfselen van de geschiedenis van de door de mens gemaakte en beïnvloedde leefomgeving. Het betreft het onroerende deel van het cultureel erfgoed, waarin archeologie (bodemarchief), historische geografie (cultuurlandschap), historische stedenbouw, historische groen, architectuur- en bouwhistorie (gebouwen en complexen) worden betrokken.
1.30 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.
1.31 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van senior archeoloog.
1.32 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.33 diepploegen
het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 30 cm (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik. Ploegen minder dan 30 cm diep wordt beschouwd als normaal onderhoud en beheer.
1.34 erosiebestrijding:
het beperken of tegengaan van verplaatsing van bodembestanddelen onder invloed van afstroming van oppervlaktewater;
1.35 evenement:
al of niet periodiek terugkerende en / of incididentele gebeurtenissen op het gebied van sport, cultuur, kunst, folklore, handel, recreatie, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en vergelijkbare gebeurtenissen;
1.36 extensief recreatief medegebruik:
vormen van recreatief medegebruik gericht op landschapsbeleving, die plaatsvinden in gebieden met weinig of geen recreatieve voorzieningen en waarbij per oppervlakte-eenheid relatief weinig mensen aanwezig zijn;
1.37 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.38 graft:
taludvormig hoogteverschil van minimaal 0,75 meter in maaiveldhoogte met een hellingpercentage van meer dan 25% tussen de voet en de kruin van het talud met een voetlengte van minimaal 10 meter;
1.39 groenstrook:
strook of zone die doorgaans dwars op de helling en evenwijdig met de hoogtelijnen is gelegen en voornamelijk begroeid is met grassen en kruiden met als bijzondere functie te voorzien in een remmende werking voor afstromend oppervlaktewater en sedimentatie van bodemmateriaal;
1.40 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering, waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond;
1.41 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.42 horecabedrijf:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
1.43 huishouden:
De bewoning van een woning door:
- a. een persoon;
- b. meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur.
1.44 kamerverhuur:
de bedrijfsmatige verhuur van onzelfstandige woonruimten binnen een bestaand (woon)gebouw niet bestemd voor recreatieve bewoning.
1.45 kampeeraccommodatie:
een bouwwerk, ter beschikking gesteld voor het houden van recreatief nachtverblijf, niet zijnde een hotel, een pension of een woning, anders dan een zomerhuis;
1.46 kampeermiddelen:
tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 47 van de Woningwet een bouwvergunning vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.47 kampeerterrein:
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
1.48 kleinschalig gebruik:
gebruik van gemengd gebied door de Biesenhof als buitenruimte voor bijvoorbeeld een speelweide en kleinschalige activiteiten, als ook voor burgers ten behoeve van recreatief medegebruik;
1.49 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
1.50 monumentale waarde:
waarden van zaken of welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;
1.51 natuurlijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
1.52 niet grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering, waarbij hoofdzakelijk geen gebruik wordt gemaakt van open grond;
1.53 omgevingsvergunning
een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).
1.54 omgevingsvergunning voor het afwijken
omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.
1.55 omgevingsvergunning voor het bouwen
omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo.
1.56 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo.
1.57 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1.20 m boven straatpeil is gelegen;
1.58 onderkomens:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;
1.59 peil:
voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
- de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan een weg grenst:
- de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.60 permanente bewoning:
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;
1.61 recreatief medegebruik:
het medegebruik van gronden voor routegebonden recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, ruitersport en kanovaren, en voor plaatsgebonden recreatieve activiteiten, zoals voor sportvisserij, alsmede voor route-ondersteunende voorzieningen, zoals picknick-, uitzicht-, rust- en informatieplaatsen, voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten;
1.62 seksinrichting:
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.63 stedenbouwkundig beeld:
ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen;
1.64 waterbuffer:
van nature aanwezige of kunstmatig aangelegde voorziening waarin afstromend water samenstroomt en/of wordt opgevangen en die dit water tijdelijk vast houdt met een vertraagde leegstroom;
1.65 wateroverlast:
periodieke bovennormale oppervlaktewaterafvoer die stroomafwaarts tot schade en/of overlast leidt of kan leiden;
1.66 wonen:
bewonen van een woning uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.
1.67 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
- a. de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);
- b. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
- c. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
- d. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
- e. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of) het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
- f. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
- g. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Natuur En Landschap
3.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarisch gebruik;
- b. bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast;
- c. instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;
- d. bescherming van aangrenzend natuurgebied, de zogenaamde buffering;
- e. instandhouding en herstel van de bestaande (veld)wegen en paden en ter ontsluiting van de afzonderlijke percelen;
- f. recreatief medegebruik;
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de verbeelding aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 18.
3.2 Bouwregels
Op de tot 'Agrarisch met Waarden - Natuur en landschap' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijking van de gebruiksregels
3.6 Vergunning voor het verrichten van werken en werkzaamheden
Artikel 4 Gemengd - Biesenhof
4.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. behoud en/of herstel van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden;
- b. een doelmatig hergebruik van de Biesenhof met:
- 1. een feestzaal, met dien verstande dat het te gebruiken bedrijfsvloeroppervlak voor deze functie niet meer bedraagt dan 833 m²;
- 2. een restaurant/brasserie, met dien verstande dat het te gebruiken bedrijfsvloeroppervlak voor deze functie niet meer bedraagt dan 887 m²;
- 3. wonen in een woning, tot ten hoogste één woning;
- 4. hotelkamers, tot een maximum zoals op de verbeelding is aangeduid, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘(hot)'op de verbeelding;
- 5. een ijssalon, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding '(cat)' op de verbeelding;
- 6. een parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding '(p)' op de verbeelding.
- c. recreatief medegebruik, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding '(sgd-kg)' op de verbeelding;
met de daarbij behorende voorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de verbeelding aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 18.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.6 Vergunning voor het verrichten van werken en werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Gemengd - Biesenhof - kleinschalig gebruik' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (vergunning voor het verrichten van werken en werkzaamheden) de volgende werken, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. aanbrengen van gesloten oppervlakteverharding.
- 2. bouwen van gebouwen en bouwwerken;
- b. Het verbod, als bedoeld onder a, is niet van toepassing voor:
- 1. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- 2. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- 3. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- 4. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd.
- c. De werken of werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 4.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het beschermen van de archeologische waarden.
- b. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
- b. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
- c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
- d. een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 50 m2.
5.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2, sub a met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels;
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt verleend, indien:
- 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
- 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
- c. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning voorwaarden te verbinden gericht op:
- 1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. het doen van opgravingen of;
- 3. het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerkzijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken,geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen,mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
- 2. het verlagen van het waterpeil;
- 3. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
- b. Het verbod, als bedoeld onder a, is niet van toepassing:
- 1. indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
- 2. indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
- 3. indien de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 50 m2 of smaller zijn dan 1,5 m;
- 4. indien de werken of werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd op basis van een reeds eerder verleende vergunning;
- 5. indien de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
- 6. indien de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
- 7. indien de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
- 8. indien objectief wordt aangetoond dat de bodem al zodanig is verstoord door in het verleden uitgevoerde werkzaamheden dat geen sprake meer is van archeologische verwachtingswaarde;
- c. Voor zover mede op basis van archeologisch onderzoek bepaald is dat de onder a genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
- 3. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificatie.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
- a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 4
6.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het beschermen van de archeologische waarden.
- b. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
- c. Voor de 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden geldt dat bij bodemverstoringen groter dan 500 m² en dieper dan 30 cm -Mv archeologisch vooronderzoek nodig is.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
- b. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
- c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
- d. een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 500 m2.
6.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2, sub a met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels;
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt verleend, indien:
- 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
- 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
- c. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning voorwaarden te verbinden gericht op:
- 1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. het doen van opgravingen of;
- 3. het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen,mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
- 2. het verlagen van het waterpeil;
- 3. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
- b. Het verbod, als bedoeld onder a, is niet van toepassing:
- 1. indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
- 2. indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
- 3. indien de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 500 m2 of smaller zijn dan 1,5 m;
- 4. indien de werken of werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd op basis van een reeds eerder verleende vergunning;
- 5. indien de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
- 6. indien de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
- 7. indien de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
- 8. indien objectief wordt aangetoond dat de bodem al zodanig is verstoord door in het verleden uitgevoerde werkzaamheden dat geen sprake meer is van archeologische verwachtingswaarde;
- c. Voor zover mede op basis van archeologisch onderzoek bepaald is dat de onder a genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
- 3. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificatie.
Artikel 7 Waarde - Beekdal
7.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor instandhouding en versterking van de natuurlijke waterhuishouding, betreffende zowel het oppervlaktewater als het grondwater, en de daarvan afhankelijke landschappelijke en natuurlijke waarden, alsmede de realisering van een veerkrachtig watersysteem, geschikt voor waterconservering en opvang van hoge waterafvoeren.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de verbeelding aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 18.
7.2 Vergunning voor het verrichten van werken en werkzaamheden
Artikel 8 Waarde - Cultuurhistorie
8.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor instandhouding en versterking van de cultuurhistorisch waardevolle elementen (monumenten) en patronen (verkavelingen, wegenpatronen, beplantingspatronen, stedenbouwkundig beeld), waarbij in het geval sprake is van beschermde rijksmonumenten tevens het dienaangaande bepaalde uit de Monumentenwet van toepassing.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de verbeelding aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 18.
8.2 Bouwregels
8.3 Vergunning voor het verrichten van werken en werkzaamheden
8.4 Sloopvergunning
Artikel 9 Waarde - Ecologie
9.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor instandhouding en versterking van de samenhang tussen abiotische (niet-levende natuur) en biotische (levende natuur) kenmerken van de betreffende plangebiedsdelen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de verbeelding aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 18.
9.2 Bouwregels
Op de tot Waarde - Ecologie aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
9.3 Vergunning voor het verrichten van werken en werkzaamheden
Artikel 10 Waterstaat - Beschermingszone Water
10.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor bescherming, beheer en onderhoud van primaire wateren, zoals watergangen en regenwaterbuffers, overeenkomstig de Keur van het waterschap.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de verbeelding aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 18.
10.2 Bouwregels
Boven of op de tot 'Waterstaat - Beschermingszone water' aangewezen gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, uitsluitend worden gebouwd:
- a. bouwwerken van geringe omvang, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van primaire wateren,
met dien verstande dat:
- b. de hoogte ten hoogste 3.50 m mag bedragen.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.4 Specifieke gebruiksregels
Op de gronden binnen de dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone water' zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het waterschap van toepassing.
Artikel 11 Waterstaat - Erosie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor het bestrijden en voorkomen van:
- a. bodemerosie en wateroverlast;
- b. het verloren gaan van het voortbrengend vermogen van de bodem;
- c. de aantasting van het grondwaterpakket.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de verbeelding aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 18.
11.2 Specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 14 wordt ten minste verstaan het gebruik van de grond voor:
- a. het geheel of gedeeltelijk egaliseren of slechten van graften;
- b. het in hun functioneren belemmeren of aantasten van aanwezige of kunstmatige waterbuffers (inclusief aan- en afvoervoorzieningen).
11.3 Afwijken van de gebruiksregels
11.4 Vergunning voor het verrichten van werken en werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 13 Algemene Bouwregels
13.1 Verbod
Het is verboden op de in het plan begrepen gronden enig bouwwerk te bouwen, waarbij de op de verbeelding aangegeven bouwgrens wordt overschreden, behoudens overschrijdingen, die volgens deze regels zijn toegestaan.
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
14.1 Strijdig gebruik
Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming(en).
14.2 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan:
- a. een gebruik van gronden en bouwwerken als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- b. een gebruik van gronden en bouwwerken als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
- d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels;
- e. een gebruik van gronden en bouwwerken voor straatprostitutie, een seks- of pornobedrijf dan wel een prostitutiebedrijf, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels.
Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels
15.1 Vrijwaringszone - Spoor
Binnen de vrijwaringszone rond spoorwegen zijn de artikelen 19 tot en met 21 van de Spoorwegenwet van toepassing. Conform deze artikelen mag niet zonder een ministeriële regeling worden gebouwd, respectievelijk mogen niet zonder omgevingsvergunning werken of werkzaamheden worden uitgevoerd, die in strijd zijn met de Spoorwegwet.
Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels
16.1 Algemeen
Burgemeester en Wethouders kunnen, behoudens voor gronden bestemd voor 'Agrarisch met Waarden -Natuur en landschap' en met inachtname van het bepaalde in de dubbelbestemmingen, afwijken van de regels van het plan ten aanzien van de bebouwing van niet voor bewoning bestemde gronden met gebouwen en andere bouwwerken, ten dienste van het openbare nut met dien verstande dat:
- a. de hoogte ten hoogste 3.50 m mag bedragen;
- b. de inhoud ten hoogste 50 m3 mag bedragen.
16.2 Omgevingsvergunning voor afwijken met 10%
16.3 Afwijken evenementen
Burgemeester en Wethouders kunnen, behoudens voor gronden bestemd voor 'Agrarisch met Waarden -Natuur en landschap' en met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen, afwijken van de regels van het plan door het verlenen van een omgevingsvergunning ten aanzien van het toestaan van evenementen die met een zekere regelmaat (bijvoorbeeld jaarlijks) plaatsvinden en een planologische relevantie hebben vanwege de duur van de activiteit (inclusief het opbouwen en afbreken) en/of vanwege de omvang van de activiteit (aantal deelnemers/toeschouwers), mits:
- de evenementen zijn toegestaan overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);
- het evenement maximaal 15 dagen duurt, inclusief het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement;
- er niet meer dan drie evenementen per jaar plaatsvinden;
- er geen horeca ter plaatse plaatsvindt, anders dan inherent aan het toegestane evenement;
- er geen detailhandel ter plaatse plaatsvindt, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten;
- kan worden voldaan aan de parkeerregels in Artikel 17; ;
- aan de van toepassing zijnde milieuwet- en –regelgeving wordt voldaan;
- geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu en de natuur ontstaan;
- de verkeershinder beperkt blijft dan wel voorzien wordt in alternatieve routes;
- belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
16.4 Afwijking tijdelijk kamperen
Burgemeester en Wethouders kunnen, behoudens voor gronden bestemd voor Natuur en met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen, afwijken van de regels van het plan ten aanzien van het gebruik van de grond als standplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen ten behoeve van het toestaan van tijdelijke vormen van kamperen, mits:
- de periode van kamperen niet meer bedraagt dan 10 aaneengesloten dagen;
- niet meer dan 4 maal per jaar;
- aanwezige waarden en belangen niet onevenredig worden geschaad;
- belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 17 Parkeerregels
17.1 Parkeerregel bij bouwen en gebruikswijzigingen
De in het plangebied aanwezige gronden mogen slechts worden bebouwd en/of in gebruik worden genomen en/of het gebruik van deze gronden mag enkel worden gewijzigd onder de voorwaarde dat voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en/of in stand gehouden.
17.2 Voldoende parkeergelegenheid
Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien voldaan wordt aan het parkeer(normen)beleid van de Raad, getiteld 'Nota Parkeernormen Sittard-Geleen Parkeernormensystematiek', zoals vastgesteld op 15 maart 2012 en in werking getreden d.d. 9 mei 2012, met inbegrip van de daarin opgenomen ontheffingsmogelijkheden. Indien het parkeer(normen)beleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, is sprake van voldoende parkeergelegenheid wanneer aan dit gewijzigde beleid wordt voldaan
Artikel 18 Voorrangsregels
18.1 Realisatie nieuw beleid door dubbelbestemmingen
De realisatie van nieuw beleid door middel van dubbelbestemmingen hoeft niet gebiedsbreed (binnen de gehele dubbelbestemming) te zijn, wil de doelstelling gehaald worden. Als er echter afbreuk gedaan wordt aan de gegeven gebiedsbreedte c.q. niet de gehele dubbelbestemming wordt benut, moet voor het resterende gedeelte aangetoond worden dat dit voldoende is om het beoogde beleid voor dat gebied te realiseren. Dat wil zeggen dat de omvang van de opgenomen dubbelbestemmingen zo ruim is dat, om het nagestreefde beleid te doen slagen, niet altijd de gehele dubbelbestemming behoeft te worden benut.
18.2 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen
Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat, gelet op het totaalbeleid voor het buitengebied, dubbelbestemmingen gericht op het instandhouden of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven dubbelbestemmingen met bebouwing. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:
- Waarde - Archeologie 2;
- Waarde - Archeologie 4;
- Waarde - Beekdal;
- Waarde - Cultuurhistorie;
- Waarde - Ecologie;
- Waterstaat - Beschermingszone water;
- Waterstaat - Erosie;
Uitzondering hierop, in de vorm van nevenschikking, is mogelijk, wanneer compensatie van eventueel verlies aan kwaliteit is gegarandeerd.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
19.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. Overna het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
19.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan
Artikel 20 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: de regels behorende bij het bestemmingsplan 'Biesenhof te Geleen' van de gemeente Sittard-Geleen.
Hoofdstuk 1 Inleiding
Aan de Biesenweg 1 te (6164 RB) Geleen is de Rijksmonumentale Hoeve 'Biesenhof' gelegen. Ter plekke wordt onder andere een brasserie/restaurant, een feestzaal en vijf hotelkamers geëxploiteerd bekend onder de naam 'De Biesenhof'.
Geconstateerd is dat de planologisch-juridische situatie niet in overeenstemming is met de feitelijke gebruiksactiviteiten ter plekke en dat er in de loop der jaren een tekort aan parkeerplaatsen is ontstaan. De wens is om de feitelijke situatie planologisch-juridisch correct te regelen en daarbij het gebruik van de brasserie/restaurant als feestzaal ook mogelijk te maken. Ten behoeve van dit voornemen is een concreet plan opgesteld waarin de ontwikkeling van de Biesenhof mogelijk wordt gemaakt.
Uitsnede topografische kaart met aanduiding plangebied
De beoogde ontwikkelingen ter plaatse van onderhavige locatie zijn meerledig:
- 1. Gebruik van Biesenhof planologisch-juridisch correct regelen.
Op grond van het vigerende bestemmingsplan 'Geleenbeekdal', vastgesteld door de gemeenteraad in 2009, is ter plekke onder andere het volgende toegestaan:
- ambachtelijke nijverheid in de vorm van een kaarsenmakerij/pottenbakkerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘(an)’ op de plankaart;
- verkoop-/expositieruimte voor kaarsen, tuin- en woningdecoratiemateriaal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘(ve)’ op de plankaart;
- wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘(w)’ op de plankaart;
- recreatieruimte/brasserie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘(rb)’ op de plankaart;
- restaurant, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘(rt)’ op de plankaart;
- expositieruimte ter plaatse van de binnenplaats;
- parkeervoorzieningen.
met de daarbij behorende voorzieningen.
Voorts geldt op grond van bouwregels van onderhavige locatie dat:
- het oppervlak van de ruimten voor ambachtelijke nijverheid in totaal ten hoogste 200 m² mag bedragen;
- het oppervlak van de ruimten voor verkoop-/expositieruimte in totaal ten hoogste 600 m² mag bedragen;
- het oppervlak van de ruimten voor recreatieruimte/brasserie in totaal ten hoogste 175 m² mag bedragen;
Op basis het bestemmingsplan zijn de volgende onderdelen afwijkend van de planologisch-juridische situatie ter plekke:
- Feestzaal (noordzijde)
- Feestzaal (westzijde)
- Hotelkamers (oostzijde)
- IJssalon
- 2. Uitbreiding parkeerterrein (oplossen parkeerproblematiek).
Op 6 juli 2017 is door de gemeente Sittard-Geleen een omgevingsvergunning verleend voor de uitbreiding van de Biesenhof aan de zuidzijde van de Rijksmonumentale hoeve. Ten behoeve van de beoogde uitbreiding waren 72 extra parkeerplaatsen beoogd. Deze zijn tot op heden nog niet gerealiseerd waardoor in de loop der tijd, in combinatie met de afwijkende planologische situatie ter plekke, een tekort aan parkeerplaatsen is ontstaan. In paragraaf 6.3 van voorliggende toelichting wordt hierop verder ingegaan.
- 3. Herinrichting en gebruik van de omgeving (inrichtingsplan).
Naar aanleiding van verschillende gesprekken met onder andere de gemeente en de provincie is een inrichtingsplan en bestemmingsplan uitgewerkt waarin het totaalplan in een mogelijk planologisch-juridisch kader uiteen is gezet.
Voorliggend document voorziet in een toelichting op bijbehorende regels en verbeelding voor een mogelijk planologisch-juridisch kader.
Hoofdstuk 2 Plangebied En Planontwikkeling
In dit hoofdstuk worden het plangebied, de huidige situatie en het plan beschreven. Tevens wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de ruimtelijke effecten van het project.
2.1 Ligging Plangebied
Het plangebied is gelegen aan de Biesenweg 1 ten zuidoosten van Geleen, in de driehoek tussen het spoortraject Sittard-Heerlen, de Biesenweg en de Geleenbeek. Aan de oostzijde van de Geleenbeek ligt het Stammenderbos gelegen in de gemeente Beekdaelen. Ten noorden van het plangebied ligt de visvijver de Driepoel.
Luchtfoto met aanduiding plangebied
Kadastraal betreft het plangebied de percelen kadastraal gemeente Geleen – sectie E – nummers 1407, 1408, 1604, 11671, 1837 en 1838. De percelen zijn in eigendom van de Biesenhof en de gemeente Sittard-Geleen. In de volgende afbeelding is de eigendomsverhouding schetsmatig weergegeven.
Uitsnede kadastrale kaart met aanduiding plangebied en eigendomsverhouding
2.2 Bestaande Situatie
Ter plaatse van onderhavige locatie is sprake van een Rijksmonumentale carréhoeve 'De Biesenhof' (monumentennummer 16047) gelegen tussen agrarische en natuurgronden ten zuidoosten van Geleen. Het Rijksmonumentale gebouw is dertig jaar geleden opgeknapt waarin sindsdien de succesvolle onderneming 'De Biesenhof' wordt geëxploiteerd. Ter plekke is op dit moment sprake van:
- 1. Brasserie/restaurant (vergund, sinds 2017)
- 2. Feestzaal 1 (westzijde, niet vergund)
- 3. Feestzaal 2 (noordzijde, niet vergund)
- 4. Hotelkamers (vijf stuks aan de oostzijde, vergund)
- 5. Bedrijfswoning (oostzijde, vergund)
- 6. IJssalon (westzijde, niet vergund)
- 7. Loods (vergund, sinds 2009)
- 8. Parkeerplaats (vergund, sinds 2009)
Het parkeerterrein wordt gehuurd van de gemeente. Zoals omschreven in Hoofdstuk 1 is er sinds 2017 een tekort aan parkeerplaatsen en dient hier nog in te worden voorzien. De overige gronden binnen het plangebied betreffen landbouwgronden in gebruik door derden.
De bestaande situatie (vergund) wordt inzichtelijk gemaakt aan de hand van onderstaande tekening.
Situatietekening - bestaande bebouwing en vergund
De bestaande situatie (feitelijke gebruik) wordt inzichtelijk gemaakt aan de hand van het volgende beeld- en kaartmateriaal.
Situatietekening – bestaande bebouwing en feitelijke gebruik
De bestaande situatie wordt weergegeven aan de hand van de volgende foto's.
Luchtfoto's plangebied (bron: Slagboom & Peeters, 10 april 2023)
2.3 Beoogde Planontwikkeling
De beoogde ontwikkeling ter plaatse van onderhavige locatie is meerledig. Op de diverse onderdelen wordt hierna ingegaan.
2.3.1 Correctie planologisch-juridsche situatie
Opgemerkt wordt dat het planologisch-juridisch kader op de verbeelding van het vigerende bestemming niet in lijn is met de feitelijke situatie ter plekke. In dat kader is initiatiefnemer voornemens om de het gebruik van de bebouwing, die feitelijk al lange tijd op onderhavige locatie aanwezig is, en in aanvulling daarop het gebruik van de brasserie/restaurant als feestzaal, planologisch-juridisch correct te regelen. In onderstaande afbeelding is het beoogde gebruik van de bebouwing weergegeven.
Situatietekening met aanduiding beoogd gebruik
2.3.2 Uitbreiding parkeerterrein
Het huidige parkeerterrein, gelegen ten westen van de Rijksmonumentale hoeve, zou op basis van de vergunde situatie een capaciteit moeten hebben van circa 100 voertuigen. Het terrein is in eigendom van de gemeente en wordt gehuurd door de Biesenhof. Dit parkeerterrein is gekenmerkt als 'natuurtransferium' ten behoeve van de recreatieve- en natuurfuncties in de directe omgeving. Dientengevolge is het een openbare parkeerterrein voor bezoekers (wandelaars en fietsers) van het omliggende gebied en functies. Voorts worden 25 parkeerplaatsen voorzien op het eigen terrein van de Biesenhof.
Gelet op de feitelijk aanwezige functies in de Biesenhof is de capaciteit van het parkeerterrein onvoldoende om parkeerruimte te kunnen bieden aan zowel de gasten/bezoekers van de Biesenhof als te dienen als openbare parkeergelegenheid voor wandelaars en fietsers. In die situatie komt het voor dat auto's in de berm van de Biesenweg worden geparkeerd. Daarnaast komt het regelmatig voor dat in de nacht/avond uren op het parkeerterrein sociaal onveilige situaties ontstaan omdat er weinig toezicht is. De bestaande situatie van het parkeerterrein wordt middels onderstaande obliek foto inzichtelijk gemaakt.
Obliek - parkeerplaats bestaand
Om bovengenoemde onwenselijke (parkeer)situatie te kunnen oplossen is het voornemen om de capaciteit van het bestaande parkeerterrein te vergroten voor minimaal 212 personenwagens. Een uitbreiding van het parkeerterrein in westelijke- en zuidelijke richting qua inrichting analoog aan het bestaande in het groen gelegen parkeerterrein, is daarbij voorzien. Een gedeelte van het nieuwe parkeerterrein bestaat uit verstevigd grasland om de openheid van het gebied te behouden en in piekmomenten (tijdelijk) te kunnen gebruiken voor extra parkeerruimte. Voorts kan in dat kader De Biesenhof voorzien in het onderhoud en toezicht van de parkeerplaats. In paragraaf 6.3 wordt hierop verder ingegaan.
2.3.3 Herinrichting en gebruik omgeving
Om de ontwikkelingen rondom de Biesenhof in een breder perspectief te plaatsen is een inrichtingsplan uitgewerkt waarbij rekening is gehouden met de feitelijk en de beoogde activiteiten, het daartoe benodigde ruimtebeslag en de verbindingen met de fysieke (leef)omgeving.
Naast de hierboven genoemde concrete plannen binnen onderhavig plangebied is het voornemen om de gronden in het totaalplan te implementeren c.q. op te waarderen. Het voornemen is dan ook om de gronden in eigendom nabij de Biesenhof nog meer te betrekken en te verfraaien om de kwaliteit en de beleving van de het gebied te blijven ontwikkelen.
Daarnaast is De Biesenhof op een recreatief aantrekkelijke plek gesitueerd langs de Geleenbeek en worden er mogelijkheden gezien om een betere aansluiting (voetverbinding) te realiseren tussen de Rijksmonumentale hoeve en het naastgelegen Geleenbeekdal, en het westelijk gelegen Parc Glana en Geleen-Zuid.
Initiatiefnemer hecht veel waarde aan de geschiedenis van de Biesenhof alsook de natuur in de directe omgeving. Naast de wens om zo volledig mogelijk energieneutraal te worden is op termijn de wens om de mogelijkheid te onderzoeken om in de directe omgeving meer grond te kunnen werven en daar de landschappelijke kwaliteiten te kunnen blijven ontwikkelen.
2.3.4 (Landschaps)visie en inrichtingsplan
Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkelingen is door bureau Verbeek een eerste (landschaps)visie is uitgewerkt (d.d. 2 mei 2022) en ambtelijk besproken met verschillende vakdisciplines van de gemeente Sittard-Geleen en de provincie, het waterschap en gemeente Beekdaelen. Desbetreffende visie is bijgevoegd als Bijlage 1 bij voorliggend plan. Na meerdere overleggen zijn - op basis van voornoemde visie - de plannen nader geconcretiseerd. In dat kader is een nieuw inrichtingsplan uitgewerkt. In dit plan zijn bovengenoemde ontwikkelingen opgenomen. Het inrichtingsplan is in onderstaande afbeelding weergegeven en opgenomen als Bijlage 3 bij deze toelichting.
Inrichtingsplan Biesenhof te Geleen
2.4 Ruimtelijk-visuele Effecten
Ieder plan gaat gepaard met het optreden van ruimtelijk-visuele effecten. Beoordeeld dient te worden of de effecten die optreden vanuit ruimtelijk-visueel oogpunt aanvaardbaar mogen worden bevonden. Zo ook voorliggend planontwikkeling op basis waarvan het mogelijk wordt om - naast handhaving van de bestaande Rijksmonumentale Hoeve en parkeerplaats - een uitbreiding van het parkeerterrein te realiseren ter plaatse van een momenteel agrarisch gebied.
Vooraleerst wordt het geheel landschappelijk ingepast en wordt rondom in het toe te voegen fysieke terrein voorzien in nieuwe groene aanplant analoog aan de bestaande gerealiseerd groen. Omdat een gedeelte van het parkeerplaats als verstevigd grasland wordt gerealiseerd blijft - ondanks de beoogde uitbreiding van de parkeerplaats - de openheid en het reliëf grotendeels zichtbaar. In het inrichtingsplan bijgevoegd als Bijlage3 zijn de landschappelijke inpassingen nader geconcretiseerd.
Streetview vanaf Biesenweg/spoor overweg (Google Streetview, juni 2023)
Voorts bestaan er plannen om de Cötelbeek te ontkluisen en vanuit de gemeente Beek via Geleen-Zuid te ontkluisen en te verleggen zodat de beek in de nabijheid van de Biesenhof in de Cötelbeek uitstroomt. Getracht wordt om de Cötelbeek in te passen in de plannen van de Biesenhof.
Streetview vanaf Biesenweg (Google Streetview, juni 2023)
Gelet op bovenstaande zullen de ruimtelijk-visuele effecten als gevolg van voorliggend plan voornamelijk bepaald worden door de uitbreiding van de parkeerplaats. De uitbreiding van het parkeerterrein is noodzakelijk gezien de vergunde (en nieuwe functies) van de Biesenhof. Dit komt de parkeeroverlast en de verkeersveiligheid ten goede. Onder de voorwaarde dat de parkeerplaats zorgvuldig landschappelijk wordt ingepast conform de hiervoor opgenomen inrichtingsplan is de uitbreiding van de parkeerplaats aanvaardbaar.
Hoofdstuk 3 Planologisch-juridische Situatie
3.1 Bestemmingsplan 'Geleenbeekdal'
Ter plaatse van onderhavige locatie is in eerste instantie het bestemmingsplan 'Geleenbeekdal', vastgesteld door de gemeenteraad om 9 juli 2009, van kracht. Voorts is een aantal dubbelbestemmingen ter plaatse van het plangebied van toepassing. Deze dubbelbestemmingen worden nader toegelicht in paragraaf 3.1.4.
Uitsnede geldend planologisch-juridisch kader met aanduiding plangebied
Op grond van het van toepassing zijnde bestemmingsplan gelden ter plaatse van het plangebied de bestemmingen 'Gemengd – Biesenhof', 'Agrarisch – Bedrijf', en 'Agrarisch met waarden – Natuur en landschap'. In navolgende paragrafen worden deze bestemmingen nader toegelicht.
3.1.1 Bestemming 'Gemengd-Biesenhof'
Voor het bestaande terrein van de Rijksmonumentale hoeve en het parkeerterrein is de bestemming 'Gemengd – Biesenhof' van kracht met daarbinnen opgenomen 'bouwvlak'. Voorts zijn binnen het bouwvlak lettertekenaanduidingen 'restaurant (rt)', recreatieruimte/brasserie (rb), 'wonen (w)', 'ambachtelijke nijverheid (an)' en 'verkoop/expositie' van toepassing.
Begrenzing bestemming 'Gemengd - Biesenhof'
Op grond van de bestemming 'Gemengd - Biesenhof' zijn de gronden in z'n algemeenheid bestemd voor het doelmatig hergebruik van de Biesenhof en behoud en herstel van aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden. Voorts zijn ter plekke diverse functies toegestaan indien dit als zodanig is aangeduid op de verbeelding.
3.1.2 Bestemming 'Agrarisch - Bedrijf'
Ter plaatse van de bestaande loods en het direct aangrenzend gelegen terrein geldt de bestemming 'Agrarisch – Bedrijf'. Deze gronden zijn in z'n algemeenheid bedoeld voor agrarische bedrijven. Voorts is de lettertekenaanduiding 'maximaal aantal bedrijfswoningen 0 (0bw)' van toepassing.
Begrenzing bestemming 'Agrarisch - Bedrijf'
3.1.3 Bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap'
De overige gronden binnen het plangebied zijn bestemd voor 'Agrarisch met waarden – Natuur en landschap'. Op grond van de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' zijn deze gronden in z'n algemeenheid bedoeld voor agrarisch grondgebruik.
Begrenzing percelen met dubbelbestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap'
3.1.4 Dubbelbestemmingen
Naast de bestemmingen 'Gemengd – Biesenhof', 'Agrarisch – Bedrijf', en 'Agrarisch met waarden – Natuur en landschap' is een aantal dubbelbestemmingen ter plaatse van het plangebied van toepassing:
- a. Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'
- b. Dubbelbestemming 'Waarde - Beekdal'
- c. Dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'
- d. Dubbelbestemming 'Waterstaat - Erosie'
- e. Dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie'
- f. Dubbelbestemming 'Waarde - Recreatieve ontsluitingsstructuur'
- g. Dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone'
Ter plaatse van deze dubbelbestemmingen zijn, naast de daar voorkomende bestemming, diverse aanvullende regels van toepassing. Dit wordt nader toegelicht in navolgende paragrafen:
- a. Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' in paragraaf Archeologie & cultuurhistorie;
- b. Dubbelbestemming 'Waarde - Beekdal' in paragraaf Natuurbescherming & landschap;
- c. Dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' in paragraaf Archeologie & cultuurhistorie;
- d. Dubbelbestemming 'Waterstaat - Erosie' in paragraaf Waterhuishouding;
- e. Dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' in paragraaf Natuurbescherming & landschap;
- f. Dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone' in paragraaf Waterhuishouding.
3.2 Facetbestemmingsplan 'Begripsbepaling'
Op 7 juni 2018 is het facetbestemmingsplan 'Begripsbepaling' vastgesteld. Met dit facetbestemmingsplan is sprake van een gebiedsdekkende juridisch-planologische regeling waarin de begripsbepalingen 'huishouden', 'kamerverhuur', 'wonen' en 'woning' uniform en conform de meest recente standaarden van de gemeente Sittard-Geleen zijn opgenomen.
3.3 Facetbestemmingsplan 'Parkeren'
Op 13 september 2018 is het facetbestemmingsplan 'Parkeren' vastgesteld. Met dit facetbestemmingsplan is sprake van een gebiedsdekkende juridisch-planologische regeling waarin de waarmee een bestuursrechtelijk borging van de voor de gemeente Sittard-Geleen geldende parkeernormen is verankerd.
3.4 Omgevingsvergunning 'Uitbreiding Biesenhof'
Op 6 juli 2017 is een omgevingsvergunning verleend met toepassing van een buitenplanse uitgebreide voorbereidingsprocedure. Hiermee is de – inmiddels gerealiseerde – uitbreiding aan de zuidzijde van de Rijksmonumentale hoeve vergund.
Situatietekening omgevingsvergunning met aanduiding uitbreiding
Hoofdstuk 4 Beleid
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het Rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid. Het Rijksbeleid wordt besproken aan de hand van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Voor de beschrijving van het provinciale beleid is gebruik gemaakt van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL). Voort is het regionale beleid ontleend aan de Visie Vrijetijdseconomie 2030 en het gemeentelijke beleid aan de Toekomstvisie 2030, Omgevingsvisie 2016 en de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.
4.1 Rijksbeleid
4.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: 'NOVI') vastgesteld. In de NOVI staat de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal, waarmee wordt bedoeld dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden.
In de NOVI wordt gebruik gemaakt van afwegingsprincipes bij het maken van keuzes:
- 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies,
- 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en
- 3. Afwentelen wordt voorkomen.
In de NOVI zijn de volgende belangrijkste keuzes opgenomen:
- een klimaatbestendige inrichting van Nederland. Dat betekent dat Nederland zodanig wordt ingericht dat het land de klimaatveranderingen aan kan. Daarvoor is nodig dat functies meer in evenwicht met natuurlijke systemen (bodem en water) worden ingepast;
- de verandering van de energievoorziening. Bij de inpassing van duurzame energie dient oog te zijn voor omgevingskwaliteit;
- de overgang naar een circulaire economie, waarbij Nederland tegelijk goed kan blijven concurreren en een aantrekkelijk vestigingsklimaat kan bieden;
- de ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland, waarmee wordt gestuurd op een goed bereikbaar netwerk van steden;
- het bij elkaar plaatsen van zogenaamde logistieke functies (bijvoorbeeld distributiecentra, datacenters) om hiermee de openheid en de kwaliteit van het landschap te behouden;
- het toekomstbestendig maken van het landelijk gebied in goed evenwicht met de natuur en landschap.
Daarbij wordt bijvoorbeeld gewerkt aan de overgang naar de kringlooplandbouw zodat gebruik van de grond meer wordt afgestemd op de natuurlijke water- en bodemsystemen.
Ter uitvoering van de in de NOVI gemaakte keuzes is een Uitvoeringsagenda opgesteld. Daarin staat hoe samen met mede overheden en de samenleving uitvoering zal moeten worden gegeven aan de NOVI. In de Uitvoeringsagenda staat een overzicht van instrumenten voor de verschillende beleidskeuzes uit de NOVI. De NOVI wordt uitgewerkt in algemene rijksregels, bestuurlijke afspraken, beleidsprogramma's, inzet van financiële middelen en kennisontwikkeling. Daarnaast wordt gebiedsgericht gewerkt met Omgevingsagenda's en NOVI-gebieden.
In de NOVI wordt ten aanzien van Zuid-Limburg aangegeven dat de regio sociaaleconomische en fysieke opgaven heeft die van betekenis zijn in een bijzondere grensoverschrijdende omgeving (met regio's rond het Duitse Aken, het Waalse Luik en het Vlaamse Hasselt). De opgaven die te maken hebben met bereikbaarheid (drielandentrein), circulaire economie (Chemelot) en bevolkingsdaling (voormalige mijnstreek) zijn stuk voor stuk fors en vragen alle drie internationale afstemming en overleg. Een rijksrol is daarbij noodzakelijk.
4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Barro voorziet in de juridische borging van het nationale ruimtelijke beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Navolgende onderwerpen met nationaal belang zijn opgenomen in het Barro en de eerste aanvulling (Stb. 2012, nr. 388):
- project Mainportontwikkeling Rotterdam;
- kustfundament en de daarbuiten gelegen primaire waterkeringen;
- grote rivieren en rijksvaarwegen en de veiligheid daarom heen;
- toekomstige rivierverruiming van de Maastakken;
- Waddenzee en Waddengebied, en IJsselmeergebied;
- verstedelijking in het IJsselmeer;
- defensie;
- erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
- hoofdwegen en landelijke spoorwegen;
- elektriciteitsvoorziening;
- ecologische hoofdstructuur.
4.1.3 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro)
Naast het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) in werking getreden. In het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen, gebieden, objecten en zones worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. In de Rarro wordt daar uitvoering aan gegeven.
4.1.4 Conclusie Rijksbeleid
De beoogde planontwikkeling levert geen strijd op met de Nationale Omgevingsvisie, het Barro en de Rarro. Het Rijksbeleid is niet aan de orde, omdat sprake is van een kleinschalige ontwikkeling en er geen onderwerpen vanuit de NOVI en Barro op het plangebied van toepassing zijn. Ook gelden er vanuit de Rarro geen beperkingen ten aanzien van het planvoornemen.
4.2 Provinciaal Beleid
4.2.1 Provinciale Omgevingsvisie (POVI)
Op het moment van inwerkingtreding van de nieuwe Omgevingswet dient de provincie te beschikken over een Provinciale Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. De provincie heeft in dat verband het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (OvL2014) vervangen door de Omgevingsvisie Limburg (hierna ook: de POVl). De POVI richt zich op de langere termijn (2030-2050) en beschrijft onderwerpen zoals wonen, bodem, infrastructuur, milieu, ruimtelijke economie, water, natuur, luchtkwaliteit, landschap en cultureel erfgoed. Maar ook de aspecten gezondheid en een gezonde leefomgeving worden in de Omgevingsvisie meegenomen. Onderhavig plangebied is gelegen binnen de door de provincie aangewezen 'groenblauwe mantel'.
Uitsnede kaart 'Limburgse principes' (POL2014) met aanduiding plangebied
Groenblauwe mantel
De 'groenblauwe mantel' betreft de gebieden die als een soort mantel tussen en om het Natuurnetwerk Limburg zijn gelegen. Het zijn gebieden waar de provincie goede combinatiemogelijkheden ziet voor duurzame vormen van (kringloop) land- en tuinbouw en andere economische functies, vooral door hergebruik van reeds aanwezige monumentale en beeldbepalende gebouwen. De focus ligt hier op het versterken van het klimaat-adaptieve karakter met meer ruimte voor de beken en Maas, de biodiversiteit en kernkwaliteiten van het landschap.
In deze 'groenblauwe mantel' wordt door de provincie terughoudend beleid gevoerd ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen c.q. nieuwe bebouwing. Bij voorliggende ontwikkeling is het de intentie om onder anderen het parkeerterrein uit te breiden. Het uit te breiden parkeerterrein wordt voorzien in een groene setting, analoog aan de bestaande uitstraling. De gewenste ontwikkelingen leidt tot het oplossen van de parkeerproblematiek ter plekke en als gevolg daarvan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
4.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014
Naast de indeling in zoneringen is tevens sprake van diverse provinciale beschermingsgebieden, waartoe op grond van de Omgevingsverordening Limburg 2014 specifieke regelgeving geldt.
Uitsnede kaart 'milieubeschermingsgebieden' Omgevingsverordening Limburg 2014 met ligging plangebied
Beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg
Onderhavig plangebied is blijkens de kaart 'Milieubeschermingsgebieden' gelegen in het beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg.
In Nederland zijn in totaal 20 zogenaamde nationale landschappen aangewezen. Dit zijn landschappen met elk een unieke combinatie van cultuurhistorische en natuurlijke elementen. De Nationale Landschappen kenmerken zich door de specifieke samenhang tussen de verschillende onderdelen van het landschap, zoals natuur, reliëf, grondgebruik en bebouwing.
De kernkwaliteiten zijn voor het Nationaal Landschap Zuid-Limburg betreffen: 'schaalcontrast van zeer open naar besloten', 'het groene karakter', 'reliëf en ondergrond' en 'rijk en gevarieerd cultuurhistorisch erfgoed'. Bij (ruimtelijke) ontwikkelingen binnen een nationaal landschap dienen de geformuleerde kernkwaliteiten in acht te worden genomen.
Ten behoeve van de in casu gewenste ontwikkelingen is een inrichtingsplan vervaardigd welke is bijgevoegd als Bijlage 3. In dat plan is aansluiting gezocht bij de omliggende kwaliteiten van het gebied, het Geleenbeekdal, en de verbinding met het stedelijke gebied van Geleen-Zuid.
Op grond van de omgevingsverordening geldt voorts primair een verbod op het verrichten van handelingen in beekdalen, bronnen of bronzones, graften en holle wegen. Onderhavig plangebied is gelegen in een beekdal. Binnen beekdalen is het verboden grondwerkzaamheden op of in de bodem uit te voeren die leiden tot aantasting van het reliëf, behalve werkzaamheden voor herstel en onderhoud van het beekdal, en ontwateringswerkzaamheden uit te voeren. Grondwerkzaamheden die leiden tot aantasting van het reliëf zijn niet voorzien.
In paragraaf 6.5.3 wordt nader ingegaan op het Nationaal Landschap Zuid-Limburg.
4.2.3 Omgevingsverordening Limburg 2021 (Ovl 2021)
Met de komst van de Omgevingswet is een nieuwe (provinciale) omgevingsverordening nodig die past binnen de kaders en het instrumentarium van de Omgevingswet. Daartoe hebben Provinciale Staten van Limburg in december 2021 de Omgevingsverordening Limburg 2021 (OvL2021) vastgesteld. In hoofdzaak is de nieuwe OvL2021 een beleidsneutrale omzetting van de OvL2014. Weliswaar is sprake van een aantal gewijzigde onderwerpen. Dit betreft instructieregels aan gemeenten op het gebied van wonen, zonne-energie, na-ijlende effecten van de steenkoolwinning en huisvestingsnormen voor internationale werknemers.
De inwerkingtreding van de OvL2021 zal gelijktijdig met inwerkingtreding van de Omgevingswet gaan plaatsvinden. Weliswaar worden nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen door de provincie in de geest van de nieuwe OvL2021 beoordeeld. Voor de in casu gewenste ontwikkelingen heeft dit geen gevolgen.
4.2.4 Ladder voor duurzame verstedelijking
De zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' is opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid, Besluit ruimtelijke ordening en luidt als volgt:
"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."
De ladder voor duurzame verstedelijking is door de provincie verankerd in de Omgevingsverordening Limburg 2014 (OvL2014) in artikel 2.2.2, lid 1. Aanvullend op deze ladder heeft de provincie bepaald dat tevens de mogelijkheden van herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen worden onderzocht.
Uitgangspunt voor toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking is dat sprake dient te zijn van een stedelijke ontwikkeling. Conform artikel 2.2.1 van de Omgevingsverordening Limburg 2014 (OvL2014) is de definitie van een stedelijke ontwikkeling een 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
Op basis van jurisprudentie (o.a. uitspraak Raad van State d.d. 28 juni 2017, 201608869/1/R3) blijkt dat een ontwikkeling in beginsel als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef onder i Bro wordt aangemerkt indien wordt in een terrein met een ruimtebeslag van meer dan 500 m2 of in een gebouw met een bruto-vloeroppervlakte groter dan 500 m2.
Onderhavige planontwikkeling betreft vooraleerst het uitbreiden van het bestaande parkeerterrein, ten behoeve van het kunnen voorzien in afdoende parkeergelegenheid voor de activiteiten van de Biesenhof en bezoekers (wandelaars, fietsers) van het omliggende gebied. .
Het ruimtebeslag van de gewenste uitbreiding van het parkeerterrein is groter dan 500 m2. Vanuit die gedachte dient de behoefte aan de gewenste ontwikkeling nader te worden beschouwd. In paragraaf 6.3 wordt nader ingegaan op de behoefte.
4.2.5 Limburgse Kwaliteitsmenu
Voor (ruimtelijke) ontwikkelingen in het 'buitengebied' was voorheen het Limburgs Kwaliteitsmenu van kracht. In dit kwaliteitsmenu gaf de provincie de Limburgse gemeenten een handreiking op welk wijze ze om moeten gaan met ontwikkelingen in het buitengebied. Gemeenten dienden in een structuurvisie dit provinciale beleidskader te verwerken en aan te geven op welke wijze zij toepassing geven aan het Limburg Kwaliteitsmenu.
In het algemeen betreft het Limburgs Kwaliteitsmenu een beleidsregel die onder voorwaarden ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Limburg toestaat. Daarbij dient sprake te zijn van 'kwaliteitswinst'. Deze kwaliteitswinst kan op diverse wijze tot stand komen, zoals bijvoorbeeld het realiseren van een landschappelijke inpassing, het slopen van bedrijfsbebouwing of glasopstanden, of het realiseren van natuur. De provincie geeft in het Limburgs Kwaliteitsmenu richtlijnen en drempelwaarden voor het bepalen van de hoogte van de tegenprestatie bij verschillende soorten ruimtelijke ontwikkelingen.
De uitbreiding van de parkeerplaats dient op basis van het LKM geschaard worden onder de module 'Niet-gebiedseigen recreatie en toerisme'. Als basis geldt, voor elke ontwikkeling met betrekking tot bouwen, bouwwerken en verharding, dat de ontwikkeling wordt ingepast op basis van een (landschaps)visie, dat is afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken (landschappelijke en ruimtelijke inpassing). Daarnaast geldt in op grond van de module 'Niet-gebiedseigen recreatie en toerisme' in beginsel een aanvullende kwaliteitsbijdrage ter hoogte van € 25,-/m2 bruto-vloeroppervlakte.
Initiatiefnemer is bereid om nieuw groen te realiseren in lijn met de reeds aanwezige groen ter plekke. Hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 6.5.4.
4.2.6 Conclusie provinciaal beleid
Gelet op vorenstaande uiteenzetting van het vigerende provinciale beleid, bestaan er geen onoverkomelijke belemmeringen met betrekking tot voorliggende planontwikkeling. De ter plaatse van onderhavig plangebied van toepassing zijnde provinciale zonering 'Groenblauwemantel' impliceert geen belemmeringen vanuit beleidsoogpunt. Voorts is geen sprake van strijdigheid met de uitgangspunten van het beschermingsgebied 'Nationaal Landschap Zuid-Limburg' en eventuele andere beschermingsgebieden. Ook voldoet onderhavige planontwikkeling aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
4.3 Gemeentelijk Beleid
4.3.1 Toekomstvisie 2030
In de 'Toekomstvisie 2030' benoemt de gemeente expliciet dat ze wil door ontwikkelen tot een attractieve complementaire woon- en werkstad waar steeds meer behoefte is aan nieuwe woonvormen en concepten, circulair bouwen en wonen (inclusief duurzaam gedrag), vaak gemixt met werk-, ontmoetings-, zorg- en andere functies.
Voorliggend plan voorziet - in fysieke zin - in de uitbreiding van de parkeerplaats ten behoeve van de bestaande functies in de Biesenhof zoals horecadoeleinden en de recreatie- en ontmoetingsmogelijkheden. Gelet hierop draagt het plan bij aan de ontwikkeling tot een attractieve complementaire woon- en werkstad.
4.3.2 Omgevingsvisie 2016
De gemeente Sittard-Geleen heeft op 15 december 2016 de 'Omgevingsvisie 2016' vastgesteld. Een omgevingsvisie bevat ten eerste de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming en het behoud van het grondgebied van Sittard-Geleen, en ten tweede de hoofdzaken van het voor de fysieke leefomgeving te voeren integrale beleid. Met de omgevingsvisie wil de gemeente inspelen op de aankomende nieuwe Omgevingswet. De prioriteiten, accenten en ruimtelijke opgaven van de gemeente Sittard-Geleen is vertaald aan de hand van een kaartbeeld.
Kaartbeeld omgevingsvisie met aanduiding plangebied
Per thema zijn kaartbladen vervaardigd waarop het door de gemeente gevoerde beleid is gevisualiseerd. De voor onderhavig ontwikkelingen relevante kaartbladen betreffen de thema's 'Groen, natuur en landschap', 'Rail, water en wegverkeer' en 'Identiteitsdragers ruimtelijke kwaliteit'.
Groen, natuur en landschap
Het plangebied is volgens de kaart 'Groen, natuur en landschap' gelegen in het gebied gekenmerkt als 'kleinschalige landbouw, natuur en recreatie' en 'natte ecologische verbindingszone' (Geleenbeekdal). In de voor deze aangewezen gebieden is het beleid er op gericht de landschappelijke waarden en functies te behouden en te versterken, zodat een aantrekkelijk natuurlandschap gerealiseerd wordt die fungeert als 'tuin' voor de omringende steden en dorpen. Voor wat betreft de stads- en dorpsranden, waarin de Biesenhof gelegen is, gaat het niet alleen om de landschappelijke inpassing maar dienen deze gebieden ook als recreatieve en ecologische schakel tussen stad en land.
Kaart 'groen, natuur en landschap'
In dat kader wordt opgemerkt dat de Biesenhof niet alleen en rol vervult ten behoeve van horecadoeleinden maar ook een belangrijke rol als recreatieve functie. De Biesenweg wordt namelijk in de Omgevingsvisie gekenmerkt als een 'primaire fietsroute' en het gebied ten noorden van de Biesenweg gekenmerkt als 'identiteitsdragers ruimtelijke kwaliteit'. Waarschijnlijk hangt dit nauw samen met het feit dat in het verleden door de gemeente ingestemd is om ter plaatse van de Biesenhof een te voorzien voor afdoende parkeerplaatsen middels een 'natuurtransferium'.
In feite wordt als gevolg van voorliggend plan de relatie tussen stad en land geoptimaliseerd door het positief bestemmen van de recreatieve functies ter plekke waarbij tegelijkertijd meerruimte wordt gecreeëerd voor natuur door de ter plekke aanwezige landbouwgronden een nieuwe passende (natuurlijke)functie te geven. De wens om uiteindelijk te worden gekenmerkt als 'landgoed' biedt daarbij kansen om het gebied in lijn met de toekomstvisie van de gemeente verder te ontwikkelen.
4.3.3 Nota Ruimtelijke Kwaliteit
Op 20 maart 2021 heeft de raad van de gemeente Sittard-Geleen de Nota Ruimtelijke Kwaliteit vastgesteld. Met die nota geeft de gemeente sturing aan bouwplannen om zo de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving te waarborgen. Met deze nota anticipeert de gemeente op de aankomende Omgevingswet. Het doel van deze nota is het vertalen, waarborgen en versterken van de ruimtelijke kwaliteit in de gebouwde omgeving.
Het beekdalenlandschap
Het beekdalenlandschap van de Geleenbeek en de Roode Beek is beeldbepalend aan de oostzijde van de gemeente. Het dal van de Geleenbeek wordt, naast de beek zelf, gevormd door bos- en natuurterreinen en agrarisch cultuurlandschap. De afwisseling tussen open en gesloten, natuurlijk en agrarisch, stedelijk en landelijk zorgt voor een kleinschalig en gevarieerd landschap. De Geleenbeek is in het landschap herkenbaar aanwezig.
Op grond van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit dient een initiatief in het landschap rekening te houden met:
- a. het herkenbaar houden van de specifieke eigenschappen van elk van de zeven landschapstypen, zoals die hierboven zijn beschreven;
- b. het behoud van de nog bestaande elementen van het oorspronkelijke landschap, zoals die hierboven zijn beschreven;
- c. het behouden van de zachte overgangen tussen het landschap en de dorpen;
- d. het behoud van kenmerkende zichtlijnen;
- e. de sfeer van de plek die soms niet alleen aan de beplanting is af te lezen, maar ook aan kenmerkende gebouwde elementen in het landschap, zoals kastelen;
- f. de natuur- en ecologische waarden en de natuurbeleving;
- g. de functie van het landschap als drager van/schakel binnen de ecologische structuur van Sittard-Geleen;
- h. de agrarische functie van het cultuurlandschap;
- i. de functie van het landschap als recreatiegebied voor de bewoners van de gemeente;
- j. het feit dat (tijdelijke) reclame-uitingen in het landschap al snel ontsierend werken, denk aan reclames in weilanden en groenvoorzieningen. Reclames in het landschap dienen daarom beperkt te blijven. Raadpleeg hiertoe ook het Reclamebeleid 2015 en het Handboekdeel (tijdelijke) reclames.
Op het moment is ter plaatse van het plangebied een parkeercapaciteitprobleem waardoor regelmatig de ruimtelijke kwaliteit van het gebied door onder anderen foutparkeren in het geding komt. Dit 'verspreid parkeren' zal als gevolg van voorliggend plan worden opgelost door te voorzien in de nieuwe parkeerbehoefte en het concentreren van de parkeerplaatsen. Gelet hierop zal worden voorzien in een parkeeroplossing welke ondanks de ruimtevraag, indirect een positieve invloed heeft op het beekdalenlandschap. Voorliggend plan impliceert daarmee in positieve zin bij te dragen aan de agrarische-, natuur/ecologische- en recreatievefunctie(s) ter plekke. Gelet hierop is voorliggend plan passend binnen de door de gemeente opgestelde Nota Ruimtelijke Kwaliteit.
4.3.4 Conclusie gemeentelijk beleid
Gelet op het vorenstaande uiteenzetting van het gemeentelijke beleid wordt geconcludeerd dat onderhavige planontwikkeling niet strijdig is met dit beleid.
Hoofdstuk 5 Milieutechnische Aspecten
Bij de realisering van een planontwikkeling moet in de eerste plaats rekening worden gehouden met aspecten uit de omgeving die een negatieve invloed kunnen hebben op het plangebied. Dit geldt omgekeerd ook voor de uitwerking die het project heeft op zijn omgeving. Voor de locatie zijn in dit hoofdstuk de milieuaspecten bodem, geluid, milieuzonering, luchtkwaliteit en externe veiligheid onderzocht.
5.1 Bodem
5.1.1 Algemeen
Indien sprake is van een planologische functiewijziging dan wel het toevoegen van een nieuwe verblijfsruimte, dient te worden bezien of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plekke geschikt is voor het voorgenomen gebruik.
5.1.2 Verkennend bodem- en asbestonderzoek
Voorliggende planontwikkeling voorziet onder anderen in de fysieke uitbreiding van de parkeerplaats. Hoewel de fysieke uitbreiding een planologische functiewijziging betreft, wordt een parkeerplaats niet gezien als een 'verblijfsruimte'. Een verkennend bodem- en asbestonderzoek is in dat kader niet aan de orde.
5.1.3 Bodemkwaliteits- en bodemfunctieklassenkaart
De gemeente Sittard-Geleen heeft in het kader van haar bodembeleid de bodemkwaliteits- en bodemfunctieklassenkaart opgesteld. De bodemkwaliteitskaart geeft de diffuse bodemkwaliteit weer die als input wordt gebruikt voor het opstellen van de nota bodembeheer. De nota bodembeheer geeft de uitwerking aan het bodembeheer en het grondstromenbeleid van de gemeente Sittard-Geleen. Dit betreft het bodembeheer in het kader van bestemmingsplannen, planontwikkeling, bouwplannen, het grondstromenbeleid voor toepassen van grond en het gebruik van de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel voor de kwaliteit van vrijkomende grond in het kader van de Regeling en Besluit bodemkwaliteit.
Volgens de bodemfunctieklassenkaart is het plangebied gelegen in een gebied dat is aangemerkt als 'overig (Landbouw/Natuur)'. Deze aangewezen gebieden zijn niet ingedeeld in een functieklasse. Gelet op het gebruik van de gronden ten behoeve van agrarische- en natuurdoeleinden worden onoverkomelijke belemmeringen in dat kader niet verwacht.
5.1.4 Conclusie bodem
Op voorhand worden geen onoverkomelijke belemmeringen vanwege het aspect bodem verwacht.
5.2 Geluid
5.2.1 Algemeen
Met betrekking tot het aspect geluid kan sprake zijn van geluidbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai, industrielawaai en spoorweglawaai. Bij voorliggend planontwikkeling is in beginsel geen sprake van het realiseren van een nieuw geluidgevoelig objecten. In dat kader is akoestisch onderzoek nog niet aan de orde.
5.2.2 Beoordeling
Ten behoeve van het planologisch-juridisch toevoegen van de functies 'feestzalen' dient in het kader van geluid beschouwd te worden ter plekke een goed woon- en leefklimaat gerealiseerd kan worden. In dat kader is akoestisch onderzoek aan de orde. Hierop wordt nader ingegaan in 5.3.3.
Voor wat betreft wegverkeerlawaai is relevant dat ter plaatse van de Biesenweg/Spaubeeklaan een maximale snelheid geldt van 60 kilometer per uur. Dergelijke wegen zijn op basis van de Wet geluidhinder gezoneerd. Voorts loopt door het plangebied het spoortraject Sittard - Herzogenrath op grond waarvan tevens een wettelijke geluidzone van toepassing is.
Wanneer er ontwikkelingen worden gerealiseerd binnen deze geluidzones zal middels een akoestisch onderzoek moeten worden aangetoond dat de gevelbelasting ter plaatse van nieuwe geluidgevoelige objecten niet als zodanig is dat de in de Wet geluidhinder opgenomen voorkeursgrenswaarde wordt overschreden.
Voorliggend planontwikkeling voorziet niet in een nieuw geluidgevoelig object. Akoestisch onderzoek is in dat kader niet aan de orde.
5.2.3 Conclusie geluid
Vanwege de toevoeging van de functie 'feestzaal' zal er een akoestisch onderzoek moeten plaatsvinden. Daartoe is een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de planregels. Op voorhand worden geen onoverkomelijke belemmeringen vanwege het aspect geluid verwacht.
5.3 Milieuzonering
5.3.1 Algemeen
Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat (andersom) nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden. Het waar mogelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:
- het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
- het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
De gemeente beslist zelf of zij op een bepaalde locatie bedrijven of woningen wil mogelijk maken. Dit besluit dient echter wel zorgvuldig te worden afgewogen en te worden verantwoord.
5.3.2 Bestaande bedrijfsactiviteiten
Ten behoeve van de beoogde planontwikkeling dient te worden beschouwd of sprake is van bestaande bedrijfsactiviteiten in de directe omgeving van het plangebied die van invloed zijn op het voornemen. In dat kader wordt opgemerkt dat in de nabij omgeving geen sprake is van bedrijfsactiviteiten die mogelijk van invloed zijn.
Andersom dient te worden beschouwd of de nieuwe (feitelijke) activiteiten ter plekke een belemmering vormen voor milieugevoelige objecten in de directe omgeving. In dat kader wordt opgemerkt dat ten noorden van het plangebied sprake is van milieugevoelige objecten namelijk woonwagens.
5.3.3 Nieuwe bedrijfsactiviteiten
Huidige situatie
De afstand tussen de bestemming van de Biesenhof en de bestemming 'Wonen' bedraagt circa 25 meter. In dat kader wordt niet voldaan aan de richtafstand. Gelet op de bestaande planologisch-juridische situatie ter plekke is binnen de bestaande bebouwing toegestaan om bedrijfsactiviteiten in de vorm van kaarsenmakerij/pottenbakkerij te bezigen. Voor dergelijke bedrijven (SBI-2008: 232, 234 Aardewerkfabrieken, vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW) geldt een minimale richtafstand van 30 meter vanwege geluid.
De woonlocatie bevindt reeds binnen deze richtafstand waardoor aangenomen kan worden dat in dat kader een goed woon- en leefklimaat aanwezig is. Gelet hierop kan aangenomen worden dat bedrijfsactiviteiten met een vergelijkbare richtafstand van 30 meter voor geluid passend kan zijn ter plaatse van de Biesenhof.
Nieuwe situatie
Voorliggende planontwikkeling maakt planologisch-juridisch gezien een nieuwe bedrijfsfunctie (o.a. feestzalen) in de Biesenhof mogelijk . Uitgaande van de categorie 'Theaters, schouwburgen, concertgebouwen en evenementenhallen' (SBI-2008: 9004) genoemd in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)' dient voor deze bedrijvigheid een grootste richtafstand van 30 meter (vanwege geluid) in acht te worden genomen tussen de grens van de inrichting en de gevel van een (geluid) gevoelig object. Gelet op bovenstaande uiteenzetting wordt niet voldaan aan de richtafstand maar kan een nieuwe planologische functie ter plekke alsnog passend zijn. Gelet daarop dient, voor het realiseren van een goed woon- en leeklimaat ter plekke, te worden beschouwd of er ten opzichte van geluid wordt voldaan aan de geluidsnormen. Het realiseren van een goede woon- en leefklimaat ter plekke is in voorliggend plan geborgd middels een voorwaardelijke verplichting.
5.3.4 Conclusie milieuzonering
Onoverkomelijke belemmeringen vanwege het aspect milieuzonering worden niet verwacht.
5.4 Luchtkwaliteit
5.4.1 Algemeen
Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen inzake de luchtkwaliteit opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna ook: Wm). Omdat de luchtkwaliteitseisen op zijn genomen in titel 5.2 van de Wm, staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'.
Het doel van titel 5.2 Wm is om de mensen te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op hun gezondheid. In de wet- en regelgeving zijn de richtlijnen uit de Europese regelgeving opgenomen, waaraan voorgenomen ontwikkelingen dienen te voldoen.
Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid van een bestuursorgaan ex. artikel 5.16 Wm:
- er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
- een project leidt al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit;
- een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) of een regionaal programma van maatregelen.
5.4.2 Het besluit NIBM
Deze Algemene maatregel van Bestuur (AmvB) legt vast wanneer een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de toename van concentraties van bepaalde stoffen in de lucht. Een project is NIBM wanneer het aannemelijk is dat het een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijnstof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Het NSL is vanaf augustus 2009 van kracht, zodat de 3% grens aangehouden dient te worden.
In de regeling NIBM is (onder andere) aangegeven dat een plan tot 1.500 woningen niet in betekenende mate bijdraagt aan de toename van de concentratie fijnstof en stikstofdioxide in de lucht. Van dergelijke ontwikkeling is bij onderhavig plan geenszins sprake.
NIBM-tool InfoMil
Ook zal het plan niet leiden tot een dusdanig aantal toenemende verkeersbewegingen dat de grenswaarde van de luchtkwaliteit daarmee wordt overschreden. InfoMil heeft een NIBM-tool ontwikkeld waarmee een 'worst-case' berekening kan worden verricht voor het bijdrage van het extra verkeer als gevolg van een plan op de luchtkwaliteit. Dit rekenmodel toont aan dat tot 2.434 extra voertuigen (weekdaggemiddelde) niet in betekende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Hierbij wordt uitgegaan van 0% vrachtverkeer.
In paragraaf 6.3.1 is berekend dat de totale maximale theoretische verkeersgeneratie van de nieuwe situatie 313 bedraagt (weekdaggemiddelde). Hierbij is uitgegaan van volledige bezetting van 100%. Gelet hierop kan worden aangenomen dat onderhavig planontwikkeling niet in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
5.4.3 Besluit gevoelige bestemmingen
Dit besluit is gericht op de beperking van de vestiging in de nabijheid van provinciale en rijkswegen van gevoelige bestemmingen, zoals gebouwen voor kinderopvang, scholen, verzorgings- of verpleegtehuizen. Het besluit is niet van toepassing op onderhavig planvoornemen.
5.4.4 Conclusie luchtkwaliteit
Gelet op vorenstaande worden onoverkomelijke belemmeringen vanwege het aspect luchtkwaliteit niet verwacht.
5.5 Externe Veiligheid
Het voornemen is primair het planologisch-juridisch correct regelen van de feitelijke gebruikssituatie van de Biesenhof en het uitbreiden van het parkeerterrein. Dientengevolge is in beginsel geen sprake van het realiseren van een nieuw (beperkt) kwetsbaar object. Het aspect externe veiligheid vormt daardoor geen belemmering voor de planontwikkeling.
Indien het voornemen is om in de nabije omgeving een (beperkt) kwetsbaar object te realiseren, is relevant dat de locatie is gelegen binnen het invloedsgebied van de spoorweg. In dat kader zal mogelijk een onderzoek naar externe veiligheid plaats dienen te vinden.
5.5.1 Beleid
In het algemeen is het beleid van de externe veiligheid gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving voor wat betreft handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen, als op het vervoer van deze stoffen.
Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), vloeit de verplichting voort om in het kader van ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied als gevolg van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze risico's worden beoordeeld op twee soorten risico: het groepsrisico en het plaatsgebonden risico.
5.5.2 Groepsrisico
Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen tegelijkertijd komt te overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek. In het Bevi is een verantwoordingsplicht binnen het invloedsgebied opgelegd, i.c. het gebied binnen de zogenaamde 1%-letaliteitsgrens, zijnde de afstand vanaf een risicobedrijf waarop nog slechts 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving overlijdt bij een ongeval op het risicobedrijf.
Voor elke verandering van het groepsrisico, dit kan een af- of toename zijn, in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd. Deze verantwoording ziet toe op de wijze waarop de toelaatbaarheid van de verandering van het groepsrisico in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van het groepsrisico, worden ook andere aspecten meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Hieronder vallen onder meer de zelfredzaamheid en de bestrijdbaarheid van een calamiteit.
Verantwoording van het groepsrisico
Voor bepaalde situaties geldt op basis van het beleid een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico. Deze verantwoordingsplicht houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan of het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht. In het Bevi, de Bevt (Besluit externe veiligheid transportroutes) en het Bevb (Besluit externe veiligheid buisleidingen) zijn bepalingen opgenomen waaraan deze verantwoording dient te voldoen.
De verantwoording van het groepsrisico is conform het Bevi van toepassing indien sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling binnen het invloedsgebied van een Bevi-inrichting. Voor buisleidingen geldt dat de verantwoording van het groepsrisico van toepassing is binnen de 1%-letaliteitsafstand van de buisleiding. Als de ruimtelijke ontwikkeling buiten de 100%-letaliteitsafstand plaatsvindt of buiten de 10-8 plaatsgebonden risicocontour voor toxische stoffen, of het groepsrisico kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde of met minder dan 10% toeneemt, kan een aantal onderdelen van de verantwoording achterwege worden gelaten. In dat geval richt de focus zich hoofdzakelijk op de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval alsmede hulpverlening en zelfredzaamheid.
Conform het Bevt dient een significante toename van het groepsrisico of een overschrijding van de oriëntatiewaarde verantwoord te worden.
5.5.3 Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans dat een onbeschermd individu in een jaar komt te overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron. Voorbeelden van risicobronnen zijn bedrijven, wegen en spoorlijnen. De 10-6-contour is de maatgevende grenswaarde. Dit houdt in dat er een kans van 1 op 1 miljoen is op overlijden.
(Beperkt) kwetsbare objecten
Indien sprake is van de realisatie van (beperkt) kwetsbare objecten moet er getoetst worden aan de richtlijnen voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Voorbeelden van dergelijke objecten zijn woningen, ziekenhuizen, scholen, hotels en restaurants. Voorliggend planontwikkeling voorziet niet in de toevoeging van een nieuw (beperkt) kwetsbaar object. Gelet hierop is in dat kader geen sprake van een toename van het risico.
Risicovolle bronnen
Ten behoeve van de beoordeling van mogelijke externe veiligheidsrisico's, is de risicokaart via de Atlas Leefomgeving geraadpleegd. Op de risicokaart is informatie opgenomen over transportroutes, buisleidingen en risicovolle inrichtingen. In onderstaande afbeelding is een uitsnede van de risicokaart weergegeven.
Uitsnede risicokaart met aanduiding plangebied
Gelet op bovenstaande kaart is onderhavig plangebied gelegen in de nabijheid van risicovolle bronnen. Zo vindt in de directe omgeving transport plaats van gevaarlijke stoffen. Geen sprake is van transportleiding van gevaarlijke stoffen of risicovolle inrichtingen die van invloed zijn op voorliggende locatie.
Voorliggend plan impliceert in een toename van het potentieel aantal personen binnen het plangebied. Gelet op de feitelijke bedrijfsactiviteiten ter plekke is er echter sprake van een marginale uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten. In dat kader behoeft geen significante toename in het groepsrisico te worden verwacht. Bovendien vindt momenteel geen transport van gevaarlijke stoffen over het spoortraject Sittard-Herzogenrath plaats.
De veiligheidsregio Zuid-Limburg dient in het kader van onderhavig plan een advies uit te brengen waar rekening mee gehouden dient te worden.
5.5.4 Conclusie externe veiligheid
Als gevolg van onderhavige planontwikkeling ontstaan er geen (extra) risico's in het kader van externe veiligheid. Daarbij kan worden gesteld dat de zelfredzaamheid goed. Gelet op de aanwezige (buiten)ruimte zijn er voldoende vluchtwegen indien sprake is van een calamiteit en/of risicobron. Ook is de bereikbaarheid van de locatie bij een eventuele calamiteit goed. Hierdoor is de planontwikkeling in het kader van de externe veiligheid verantwoord te noemen. Onoverkomelijke belemmeringen vanwege het aspect externe veiligheid worden niet verwacht.
Hoofdstuk 6 Overige Ruimtelijke Aspecten
Naast de diverse milieutechnische aspecten, zoals uiteengezet in Hoofdstuk 5, dient tevens te worden gekeken naar de overige ruimtelijke aspecten. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de aspecten archeologie, kabels en leidingen, verkeer en parkeren, waterhuishouding, natuur- en landschap, flora en fauna en duurzaamheid.
6.1 Archeologie & Cultuurhistorie
6.1.1 Algemeen
De Nederlandse wetgeving ten aanzien van archeologische waarden is momenteel aan veranderingen onderhevig. De Monumentenwet 1988 is vanaf 1 juli 2016 deels overgegaan in de Erfgoedwet. De onderdelen over omgevingsrecht uit de Monumentenwet gaan met inwerkingtreding van de Omgevingswet over in deze wet. Voor deze onderdelen is een overgangsregeling in de Erfgoedwet opgenomen.
De Erfgoedwet en de Omgevingswet regelen de omgang met het archeologisch erfgoed. Uitgangspunt van de wetgeving is om het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk ter plekke te bewaren en beheersmaatregelen te nemen om dit te bewerkstelligen. Op grond van deze wetten worden gemeenten verantwoordelijk geacht voor de bescherming van archeologische waarden.
Artikel 9.1 (overgangsrecht omgevingswet) van de Erfgoedwet zegt:
Voormalig artikel 38a: De gemeenteraad houdt bij de vaststelling van een bestemmingsplan of een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.1, onderscheidenlijk artikel 3.38, van de Wet ruimtelijke ordening en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten (lees: archeologische resten)
Voormalig artikel 41: De aanvrager van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (o.a. gebruiken van gronden in strijd met een bestemmingsplan) kan in het belang van de archeologische monumentenzorg worden verplicht een rapport over te leggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 van die wet in voldoende mate is vastgesteld.
In 2012 heeft de gemeente Sittard-Geleen de “beleidsnota Archeologie en Monumenten gemeente Sittard-Geleen” vastgesteld. Onderdeel van deze beleidsnota is een archeologische beleidskaart, die gebaseerd is op een aantal archeologische verwachtingskaarten. De archeologische verwachtingskaarten geven inzicht in de (verwachte) aanwezigheid van archeologische resten. De verwachtingskaarten zijn vervolgens omgezet naar één beleidskaart. Op de archeologische beleidskaart zijn gebieden waarvoor dezelfde beleidsuitgangspunten gelden samengevoegd. Zo zijn er 7 archeologische beleidscategorieën ontstaan (zie onderstaande tabel).
Categorie | Verwachting/waarde |
1 | AMK-terrein; terrein van zeer hoge archeologische waarde, beschermd wordt bepaald door de RCE |
2 | AMK-terrein; terrein van zeer hoge en hoge archeologische waarde AMK-terrein; terrein van hoge archeologische waarde, kern Sittard AMK-terrein; terrein van archeologische waarde Zone rondom ARCHIS-waarneming/vondstmelding/vindplaats |
3 | AMK-terrein; terrein van hoge archeologische waarde, historische kernen |
4 | Hoge verwachting voor droge landschappen Hoge verwachting voor droge landschappen, provinciaal aandachtsgebied Middel hoge verwachting voor droge landschappen Middel hoge verwachting voor droge landschappen, provinciaal aandachtsgebied Hoge verwachting voor natte landschappen Hoge verwachting voor natte landschappen, Maasafzettingen Middelhoge verwachting voor natte landschappen Onbekende verwachting voor droge en natte landschappen |
5 | Lage verwachting voor droge landschappen, provinciaal aandachtsgebied |
6 | Lage verwachting voor droge en natte landschappen |
7 | Lage verwachting voor ontgronde gebieden Lage verwachting voor vrijgegeven onderzoeksgebieden Geen restricties |
6.1.2 Archeologische verwachtingswaarden
Voor onderhavig plan is de archeologische beleidskaart Gemeente Sittard-Geleen uit de beleidsnota 'Archeologie en Monumenten Sittard-Geleen (2012)' geraadpleegd.
Uitsnede 'Archeologische beleidskaart Gemeente Sittard-Geleen' met aanduiding plangebied
Op basis van deze archeologische gegevens, in combinatie met de landschappelijke gegevens uit paragraaf 4.3.2, geldt voor het bestemmingsplangebied een onbekende verwachting (beleidscategorie 4). Beekdalen zijn van oudsher de gebieden die menselijke activiteit hebben aangetrokken. De waarde hiervan is onbekend, maar de vondsten die er worden gedaan zijn vaak van hoge kwaliteit en cultuurhistorisch van grote waarde.
De hoge verwachtingswaarde van het gebied heeft ertoe geleid tot het opnemen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Concreet betekent dit dat voor deze gebieden een archeologische onderzoeksplicht geldt indien de bodemingrepen dieper reiken dan 30 cm - Mv én de omvang van het gebied groter is dan 500 m². Voorliggend plan verziet in een groter oppervlak dan 500 m². Het voorzien in bescherming van de mogelijke archeologische verwachtingswaarde ter plekke is geborgd middels een voorwaardelijke verplichting in voorliggend bestemmingsplan verankerd.
Te allen tijde geldt dat mochten tijdens de graafwerkzaamheden vondsten en/of sporen worden aangetroffen waarvan vermoed wordt dat het om archeologische sporen of vondsten kan gaan, dit conform de Erfgoedwet (paragraaf 5.4) terstond gemeld moet worden aan de bevoegde overheid, in dit geval de gemeentelijke archeoloog.
6.1.3 Cultuurhistorie
Rijksmonument Biesenhof
De geschiedenis van de Biesenhof gaat terug tot in de 13e eeuw, als bezit van de Ridders van de Duitse Orde te Alden Biesen. In dat kader is onderhavige locatie gekenmerkt als Rijksmonument (monumentnummer: 16047) en zijn de gronden ter plekke mede bestemd voor behoud en/of herstel van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden.
Dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'
Op grond van het bestemmingsplan is ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' tevens de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' van toepassing. De aangewezen gronden zijn mede bestemd voor instandhouding en versterking van de cultuurhistorisch waardevolle elementen (monumenten) en patronen (verkavelingen, wegenpatronen, beplantingspatronen, stedenbouwkundig beeld). Ter plekke is onder andere sprake van een beschermde rijksmonumentale hoeve, dientengevolge is het bepaalde uit de Monumentenwet van toepassing.
Het plan voorziet niet in bouwkundige wijzigingen aan de Rijksmonumentale carréboerderij. Wel is sprake van nieuwe ontwikkelingen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' zoals de uitbreiding van de parkeerplaats. In dat kader wordt aan de gemeente advies gevraagd. Onoverkomelijke belemmeringen worden in dat kader echter niet verwacht.
6.1.4 Conclusie archeologie en cultuurhistorie
Onoverkomelijke belemmeringen vanwege het aspect archeologie worden niet verwacht.
6.2 Kabels En Leidingen
6.2.1 Boven-/ ondergrondse leidingen
Door het plangebied lopen geen bovengrondse leidingen. Er is op dat gebied derhalve geen sprake van bijbehorende (planologische) beschermingszones en/of belangen van derden op dit punt. Wel is langs de spoorlijn ten westen van het plangebied sprake van de dubbelbestemming 'Leiding - Ondergronds'. Op grond daarvan zijn de gronden bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse leidingen voor gastransport en rioolwatertransport. Deze gronden zijn gelegen buiten het plangebied waardoor ter plekke geen bouw- en of grondwerkzaamheden plaatsvinden.
6.2.2 Nutsvoorzieningen
De aanwezigheid van kabels en leidingen met betrekking tot de nutsvoorzieningen in de omgeving is evident. De nieuw te realiseren functies zullen hierop moeten worden aangesloten. Bij het nader uitwerken van de aansluitingen, dient met de verschillende netwerkbeheerders contact te worden opgenomen.
6.2.3 Conclusie kabels en leidingen
Onoverkomelijke belemmeringen vanwege het aspect kabels en leidingen worden niet verwacht.
6.3 Verkeer En Parkeren
Met betrekking tot onderhavige planontwikkeling dienen de (eventuele) gevolgen voor de verkeersstructuur alsmede het parkeren inzichtelijk te worden gemaakt. Ten behoeve van het in beeld brengen van de verkeersgeneratie is onder anderen gebruik gemaakt van de CROW-richtlijnen (publicatie 387). Voorts is uitgegaan van een gebied gekenmerkt als 'matig stedelijk' gelegen in 'rest gemeente' en een bezettingsgraad van 100%.
6.3.1 Verkeersstructuur
Ten behoeve van het beoogde plan dient te worden beoordeeld of de planontwikkeling gevolgen heeft voor de verkeerstructuur, doorstroming, afwikkeling en veiligheid. In dat kader wordt hierna opeenvolgend de verkeersgeneratie van de huidige planologische situatie, de feitelijke situatie en de nieuwe situatie in beeld gebracht. Vooropgesteld wordt dat geen nieuwe in-/uitritten op de openbare weg worden gerealiseerd. Gebruik wordt gemaakt van de bestaande ontsluiting van het plangebied.
Verkeersgeneratie op basis van de huidige planologische- en vergunde situatie
De totale theoretische verkeersgeneratie van het planologisch toegestaan gebruik van de Biesenhof is in onderstaande tabel weergegeven. Hierbij is uitgegaan van:
- 1. de functies van de huidige vergunde- en planologisch situatie;
- 2. oppervlaktes zijn op basis van de tekeningen uit gebruikersvergunning (brandveiligheid) uit 2023;
- 3. de categorie 'woonwinkel' voor de functie 'verkoop/expositie' (verkoopruimte voor kaarsen, tuin- en woningdecoratiemateriaal);
- 4. de categorie 'bedrijf arbeids extensief/bezoekers extensief' voor de functie 'ambachtelijke nijverheid' (kaarsenmakerij en pottenbakkerij).
In onderstaande afbeelding is de gehanteerde oppervlaktes voor deze berekening weergegeven.
Situatietekening vergunde situatie
Theoretische verkeersgeneratie vergund | ||||||
Categorie | Eenheid | Norm | Omvang | Totaal | ||
1 | Recreatieruimte/brasserie | Kantoor met baliefunctie | 100 | 14,8 | 887 | 132 |
2 | Restaurant | Kantoor met baliefunctie | 100 | 14,8 | 222 | 33 |
3 | Verkoop/expositie | Woonwinkel | 100 | 11 | 487 | 54 |
4 | Ambachtelijke nijverheid | Arb.int/Bez. Ex. | 100 | 10,9 | 124 | 14 |
5 | Wonen | Koop, vrijstaand | 1 | 8,6 | 1 | 9 |
6 | Hotel (per kamer) | 1* hotel | 1 | 0,68 | 5 | 4 |
7 | Loods | Arb.ex/Bez. Ex. | 100 | 5,7 | 250 | 15 |
Totaal | 261 |
Tabel berekening verkeersgeneratie huidige vergunde situatie
Uit bovenstaande berekening blijkt dat de verkeersgeneratie van de vergunde situatie circa 261 voertuigbewegingen per werkdagetmaal bedraagt.
Theoretisch maximale verkeersgeneratie feitelijk gebruik
De totale theoretische verkeersgeneratie van het feitelijke gebruik van de Biesenhof is in onderstaande tabel weergegeven. Hierbij is uitgegaan van een volledige bezetting van 100% in één werkdagetmaal. In werkelijkheid zal dit nauwelijks tot nooit het geval zijn waardoor onderstaande genoemde resultaten als richtlijn gebruikt dienen te worden.
De CROW voorziet niet in een norm voor verkeersgeneratie voor de in casu planologisch-juridisch correct te regelen openbare horeca (type restaurant en een ijssalon). Weliswaar kan dit worden benaderd door gebruikmaking van de kengetallen voor de functie 'kantoor met baliefunctie'. Deze functie vervult een min of meer gelijkaardige functie aan café/bar/cafetaria, namelijk relatief veel verplaatsingen voor relatief korte duur.
In onderstaande afbeelding is het feitelijke gebruik weergegeven.
Situatietekening feitelijke gebruik
Theoretische verkeersgeneratie feitelijke gebruik | ||||||
Categorie | Eenheid | Norm | Omvang | Totaal | ||
1 | Brasserie/restaurant | Kantoor met baliefunctie | 100 | 14,8 | 887 | 132 |
2 | Feestzaal 1 | Discotheek | 100 | 17,2 | 222 | 39 |
3 | Feestzaal 2 | Discotheek | 100 | 17,2 | 611 | 106 |
4 | IJssalon | Kantoor met baliefunctie | 100 | 14,8 | 90 | 14 |
5 | Wonen | Koop, vrijstaand | 1 | 8,6 | 1 | 9 |
6 | Hotel (per kamer) | 1* hotel | 1 | 0,68 | 5 | 4 |
7 | Loods | Arb.ex/Bez. Ex. | 100 | 5,7 | 250 | 15 |
Totaal | 319 |
Tabel berekening verkeersgeneratie feitelijke gebruik
Uit bovenstaande berekening blijkt dat de theoretisch maximale verkeersgeneratie van het feitelijk gebruik van de Biesenhof circa 319 motorvoertuigbewegingen per werkdagetmaal bedraagt.
Theoretisch maximale verkeersgeneratie nieuwe situatie
Ten behoeve van de beoogde planologische correctie wijzigt de verkeersgeneratie niet. Ten opzichte van de vergunde situatie neemt de verkeersgeneratie echter toe met circa 58 (319-261) voertuigbewegingen.
In dit verband is het benoemenswaardig dat een gedeelte van de bezoekers dagrecreanten zijn die veelal met de fiets of wandelend onderhavige locatie bezoeken. Voorts wordt opgemerkt dat bovenstaande berekening een zogenoemde 'worst-case scenario' betreft. Veelal zal sprake zijn van een relatief verspreide verkeersbewegingen welke voornamelijk namelijk wordt bepaald- en afgewisseld door - de restaurant- en feestzalen functies.
Gelet hierop is de locatie prima ontsloten vanuit regionaal oogpunt bezien. Er is een korte verbinding met de nabijgelegen Rijksweg via de Spaubeeklaan en gelet op het feitelijke gebruik en de bestaande vekeersstructuur ter plekke kan worden aangenomen dat de Biesenweg de toename van het aantal verkeersbewegingen gemakkelijk aan kan. In onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied en de ontsluitingswegen (rood) weergegeven. Problemen in de verkeersdoorstroming, -afwikkeling, en/of -veiligheid als gevolg van de theoretische verkeersgeneratie zijn dan ook niet aan de orde.
Uitsnede topografische kaart met aanduiding ontsluitingswegen rondom (rood)
6.3.2 Parkeren
Ten behoeve van de beoogde activiteiten ter plaatse van het plangebied dient te worden voorzien in afdoende parkeergelegenheid. In dat kader wordt hieronder een uiteenzetting gegeven over de parkeerbehoefte van de vergunde/planologische situatie en de nieuwe situatie. Hierbij is gebruik gemaakt van de Nota Parkeren 2012 van de gemeente Sittard-Geleen en is uitgegaan van een volledige bezetting van 100%. In werkelijkheid zal dit nauwelijks tot nooit het geval zijn waardoor onderstaande genoemde resultaten als richtlijn gebruikt dienen te worden.
Bestaande situatie en historie
Op het moment zijn ter plaatse van de parkeerplaats bij de Biesenhof 125 parkeerplaatsen aanwezig. In dat kader is relevant dat onderhavige locatie in 2008 door de gemeente is gekenmerkt als natuurtransferium op grond waarvan 100 parkeerplaatsen voorzien zouden zijn en 25 gebruikt zou mogen worden door de Biesenhof (briefkenmerk: 8/130137). In de huidige situatie zijn 100 parkeerplaatsen voorzien voor natuurtransferium en 25 voor de Biesenhof. Verder is in 2017 een omgevingsvergunning verleend voor de uitbreiding van de Biesenhof op grond waarvan aanvullend 75 parkeerplaatsen voorzien zouden moeten worden. Die zijn echter nooit gerealiseerd met als gevolg dat op piekmomenten er parkeeroverlast op de Biesenweg ontstaat.
Parkeerbehoefte op basis van de vergunde- en planologiche
De berekening van de parkeerbehoefte van het planologisch toegestaan gebruik van de Biesenhof is in onderstaande tabel weergegeven. Hierbij is uitgegaan van:
- 1. de functies van de huidige vergunde- en planologisch situatie;
- 2. oppervlaktes zijn op basis van de tekeningen uit gebruikersvergunning (brandveiligheid) uit 2023;
- 3. de categorie 'woonwinkel' voor de functie 'verkoop/expositie' (verkoopruimte voor kaarsen, tuin- en woningdecoratiemateriaal);
- 4. de categorie 'bedrijf arbeids extensief/bezoekers extensief' voor de functie 'ambachtelijke nijverheid' (kaarsenmakerij en pottenbakkerij).
Theoretische parkeerbehoefte vergund | |||||||
Categorie | Bron | Eenheid | Norm | Omvang | Totaal | ||
1 | Recreatieruimte/brasserie | Restaurant | Parkeernota 2012 | 100 | 12 | 887 | 107 |
2 | Restaurant | Restaurant | Parkeernota 2012 | 100 | 12 | 222 | 27 |
3 | Verkoop/expositie | Woonwinkel | CROW | 100 | 2,1 | 487 | 11 |
4 | Ambachtelijke nijverheid | Arb.int/Bez. Ex. | Parkeernota 2012 | 100 | 2,5 | 124 | 4 |
5 | Wonen | Woning | Parkeernota 2012 | 1 | 1,7 | 1 | 2 |
6 | Hotel (per kamer) | Hotel | Parkeernota 2012 | 1 | 0,5 | 5 | 3 |
7 | Loods | Arb.ex/Bez. Ex. | Parkeernota 2012 | 100 | 0,8 | 250 | 2 |
Totaal | 156 |
Tabel berekening parkeerbehoefte vergund
Uit bovenstaande berekening blijkt dat, planologisch-juridisch gezien en op grond van de parkeernormen van de gemeente, de parkeerbehoefte voor de vergunde activiteiten van de Biesenhof 156 parkeerplaatsen bedraagt.
Parkeerbehoefte nieuwe situatie
Naar aanleiding van meerdere overleggen met de gemeente is ten behoeve van het bepalen van de nieuwe omvang van de parkeerplaats de huidige parkeerbehoefte onderzocht. Voor het bepalen van de oppervlaktes is gebruik gemaakt van de gebruikersvergunning van de Biesenhof uit 2023. De parkeerbehoefte berekening is gebaseerd op de gebruikersvergunning en de Nota Parkeernormen 2012. De berekening is toegespitst op de plannen zoals omschreven in paragraaf 2.3. In onderstaande afbeelding zijn de uitgangspunten met betrekking tot de berekening van parkeerbehoefte gevisualiseerd.
Situatietekening nieuwe situatie met aanduiding uitgangspunten
Gelet op de tekeningen van de gebruikersvergunning wordt opgemerkt dat op sommige plaatsen in de Biesenhof een extra verdieping en/of vide aanwezig is. Deze zullen echter niet tegelijkertijd gebruikt worden waardoor deze ruimtes t.b.v. bepaling van de parkeerbehoefte achterwege gelaten kunnen worden. Om die reden zijn in de planregels maximale bedrijfsvloeroppervlaktes gesteld ten aanzien van het gebruik. Enkel de vergaderzaal op de verdiepingsvloer in de zuidvleugel is meegenomen in de berekening.
Dubbelgebruik
Indien sprake is van twee of meer functies die gebruik maken van dezelfde parkeervoorziening kunnen aanwezigheidspercentages worden toegepast (CROW publicatie 182). Deze percentages zijn door het CROW opgesteld om een optimaal aantal parkeerplaatsen bij meerdere ruimtelijke functies te waarborgen (gecombineerd gebruik van de parkeervoorzieningen). Maatgevend voor de parkeereis is het moment met de hoogste gesommeerde parkeerbelasting op basis van de aanwezigheidspercentages. Ten behoeven van voorliggende planontwikkeling kan hiervan gebruik worden gemaakt. Opgemerkt wordt dat ten behoeve van een natuurtranferium geen aanwezigheidspercentages beschikbaar zijn. In dat geval is gebruik gemaakt van de aanwezigheidspercentage uit categorie 'museum', welke ten opzichte een natuurtransferium ongeveer aan elkaar gelijk kunnen worden gesteld.
In onderstaande tabel is de parkeerbehoefte berekening van de nieuwe situatie weergegeven op basis van Nota Parkeernormen 2012 en de te hanteren aanwezigheidspercentage.
Tabel berekening parkeerbehoefte inclusief dubbelgebruik
Op grond van bovenstaande berekening is de theoretische parkeerbehoefte van de Biesenhof als gevolg van voorliggend plan afgerond 212 parkeerplaatsen (rood gemarkeerd). Ten opzichte van de vergunde situatie betekent dit een toevoeging van 56 (212 - 156) parkeerplaatsen. Ten opzichte van de feitelijke situatie ter plekke betekent dat een toevoeging van 87 (212 - 125) parkeerplaatsen.
De bestaande parkeerplaats en de nodige uitbreiding met in totaal 212 parkeerplaatsen is in onderstaande afbeelding gevisualiseerd. De gronden noodzakelijk voor de uitbreiding zullen nog in bezit moeten komen van de Biesenhof. De gronden zijn nog in eigendom van de gemeente.
Uitsnede inrichtingsplan met parkeerplaats Biesenhof
6.3.3 Conclusie verkeer en parkeren
Gelet op bovenstaande uiteenzetting worden onoverkomelijke belemmeringen vanwege het aspect verkeer- en parkeren niet verwacht.
6.4 Waterhuishouding
6.4.1 Provinciaal beleid
De provincie Limburg kent als uitgangspunt dat verdroging zo veel mogelijk moet worden tegengegaan en dat de waterkwaliteit, met het oog op een duurzaam gebruik in de toekomst, erg belangrijk is. Verder sluit de provincie aan bij het beleid van de Vierde Nota Waterhuishouding om infiltratie van water in de bodem te bevorderen en water meer terug te brengen in stedelijk gebied.
Binnen de waterbeheersplannen van Limburg is integraal waterbeheer een belangrijk begrip. Ook hier speelt verdroging en waterkwaliteit een belangrijke rol in het beleidsproces. Ter invulling van (specifiek) ecologische functies stelt het Waterschap onder andere dat, ter voorkoming van verdroging, grondwaterstanden (daar waar dat mogelijk is) verhoogd moeten worden door peilbeheer. Ook dient het rioleringsbeheer door gemeenten op en aan de aan watergangen en -plassen toegekende functies, afgestemd te worden. Naast die ecologische functie dienen er ook mensgerichte hoofdfuncties ten behoeve van industrie of drinkwater ingepast te worden. Tevens dient er plaats te zijn voor mensgerichte nevenfuncties.
6.4.2 Gemeentelijk beleid
Het gemeentelijk beleid is opgenomen in het Beleidsplan Water en klimaatadaptatie 2022-2027 en luidt voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen als volgt:
- 1. Bij nieuwbouw wordt hemel- en grondwater door de particulier op eigen terrein verwerkt of gebufferd. Alleen als aantoonbaar is gemaakt dat het niet mogelijk is deze verwerking tot stand te brengen mag van dit uitgangspunt afgeweken worden.
- 2. Bij nieuwbouw sluit de gemeente aan op de vereisten in de Keur van het waterschap Limburg. Hierin staat dat bij vergunningsplichtige lozingen op een oppervlaktewater een dynamische berging van minimaal 80mm/m2 uur moet worden aangelegd. Dit betekent dat:
- a. grote ontwikkelingen die onder de Keur vallen moeten voldoen aan de 80mm/m2 uur die in de Keur staan genoemd;
- b. kleine ontwikkelingen en aanpassingen aan de openbare ruimte moeten streven om aan de 80mm/m2 uur te voldoen.
- 3. De gemeente hanteert de trits: vasthouden – bergen – afvoeren. Dit betekent dat er eerst geprobeerd wordt om hemelwater tijdelijk vast te houden op de plek waar het is gevallen, als dat niet mogelijk is proberen het hemelwater te bergen op een plek waar het valt; en daarna het hemelwater zo af te voeren dat het geen problemen geeft.
- 4. Verder hanteert de gemeente trits: schoonhouden – scheiden – zuiveren. Dit betekent dat er eerst wordt geprobeerd om schoon hemelwater niet vervuild te laten worden, ten tweede het schone hemelwater gescheiden af te voeren en ten derde proberen het water dat vervuilt is geraakt te zuiveren.
6.4.3 Watertoets Waterschap Limburg
Vanaf 1 november 2003 zijn de overheden wettelijk verplicht om alle ruimtelijke plannen, die van invloed zijn op de waterhuishouding, voor advies voor te leggen aan de waterbeheerders. Tot juli 2004 kwam het voor dat voor de watertoets verschillende waterbeheerders (waterschapsbedrijf, waterschap, provincie en Rijkswaterstaat) apart moesten worden benaderd. Die gaven dan afzonderlijke wateradviezen. Dat zorgde voor veel onduidelijkheid en papieren rompslomp.
Sinds de nieuwe keur van april 2019 dienen alle plannen te worden voorgelegd aan het waterschap Limburg. Het waterschap geeft haar advies over de plannen. De hele oppervlakte van de nieuw woning dient te worden gezien als nieuw verhard oppervlakte en daarom dient het hemelwater te worden verwerkt in het plangebied. Infiltratie- en bergingsvoorzieningen in het plan dienen gedimensioneerd te worden 80 mm per twee uur met een beschikbaarheid van de gehele berging binnen 24 uur.
6.4.4 Afvalwater en hemelwater
Op welke wijze wordt omgegaan met het afval- en hemelwater binnen onderhavig plangebied wordt hierna uiteengezet.
Afvalwater
Het afvalwater als gevolg van onderhavige planontwikkeling zal worden geloosd op de gemeentelijke riolering van de gemeente Sittard-Geleen. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt is het afvoeren van afvalwater via de gemeentelijke riolering vereist en daarmee tevens de beste optie.
Hemelwater van onverhard en semi-verhard terrein.
Het hemelwater dat valt op de onverharde en semi-verharde terrein delen binnen de locatie zal, zo nodig na beperkte oppervlakkige afstroming, rechtstreeks infiltreren in de bodem.
Hemelwater (dak)verhardingen
Het hemelwater dat valt op de nieuwe (dak)verharding zal worden opgevangen en oppervlakkig worden afgevoerd, hetzij via aanwezige paden hetzij via goten, naar de naastgelegen gronden, alwaar het hemelwater rechtstreeks kan infiltreren in de bodem.
Capaciteit hemelwatervoorziening
Het streven is om bij nieuwbouw 100% van het verharde oppervlak af te koppelen van de gemeentelijke riolering. Daarbij is het streven om alles zoveel mogelijk klimaat adaptief aan te leggen. Het opgevangen hemelwater dient binnen de eigen perceelsgrenzen te worden afgehandeld. Zo kan het hemelwater worden benut voor hergebruik, bijvoorbeeld middels een grijswatercircuit. Overtollig hemelwater dient op eigen terrein te kunnen worden gebufferd om vervolgens in de bodem te infiltreren.
Op 1 april 2019 zijn de nieuwe Beleidsregels Keur Waterschap Limburg 2019 in werking getreden. In deze beleidsregels is vastgelegd dat bergings-/infiltratievoorziening minimaal gedimensioneerd dienen te worden op een neerslaggebeurtenis met een herhalingstijd eens in de 100 jaar gebaseerd op het gemiddelde klimaatscenario 2050. Voor Zuid-Limburg (Heuvelland) geldt bij maatwerk een buiduur van twee uur, zijnde 80 mm.
Vanwege voorliggend planvoornemen kan een hemelwatervoorziening worden gerealiseerd. Bij verdere uitwerking van de plannen kan worden ingegaan op hoe het hemelwater ter plekke kan worden opgevangen.
Opvang schoon hemelwater
In de hemelwatervoorziening mag enkel schoon hemelwater opgevangen worden waaraan geen verontreinigde stoffen zijn toegevoegd. Uitloging bij infiltratie kan worden voorkomen door alleen schoon hemelwater te infiltreren in de bodem. Door het gebruik van niet-uitlogende materialen in de bouw wordt verontreiniging van het hemelwater voorkomen.
Voorkomen van wateroverlast
Verder kan bij het bepalen van het bouwpeil en afschot hiermee rekening te houden, worden voorkomen dat geen water in eventueel de te realiseren gebouwen kan vloeien. Daarnaast kan ten aanzien van wateroverlast voor derden – gelet op het overwegend vlakke terrein – worden gesteld dat hiervan geen sprake zal zijn.
6.4.5 Klimaatadaptatie
In de omgevingsverordening Limburg 2014 wordt ten aanzien van klimaatadaptatie voorgeschreven dat de toelichting bij een ruimtelijke plan dat een nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt een beschrijving bevat van de wijze waarop de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de risico's en gevolgen van klimaatverandering en de maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om de risico's en gevolgen van klimaatverandering te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt.
In dat kader is de kaart 'klimaatrisico' op www.atlasleefomgeving.nl geraadpleegd. Het risico op deze kaart laat zien waat je last kan hebben van een hoge gevoelstemperatuur (hittestres) én waar (wateroverlast) kan ontstaan naar een hevige regenbui. Hierbij geldt hoe groener de kleur, hoe hoger het risico (1 is laag, 5 is hoog).
Uitsnede kaart 'Klimaatrisico' (RIVM, 2020)
Gelet op kaart 'klimaatrisico' is onderhavige locatie gelegen binnen gebied gekenmerkt met een risicoscore 3,6 tot 3,8. Gelet hierop en het feit dat onderhavige locatie is gelegen in een Beekdal kan worden aangenomen dat de kans op risico's en gevolg vanwege droogte ter plekke minimaal is. Daarentegen dient wel rekening te worden gehouden met mogelijke risico's- en gevolgen vanwege van wateroverlast en overstromingen. In dat kader zal ten behoeve van de voorliggend worden voldaan aan het beleid zoals wordt omschreven in bovengenomede paragraven.
6.4.6 Conclusie waterhuishouding
Onoverkomelijke belemmeringen vanwege het aspect waterhuishouding worden niet verwacht.
6.5 Natuurbescherming & Landschap
Bij het opstellen van ruimtelijke plannen moet rekening worden gehouden met de gevolgen van de ontwikkeling voor de natuur. Het natuurbeschermingsrecht is te vinden in verdragen, Europese en nationale regelgeving en in nationaal en provinciaal beleid. Vanuit de Europese regelgeving wordt met name nadruk gelegd op de bescherming van plant- en diersoorten (Vogelrichtlijn) en leefgebieden (Habitatrichtlijn). Ten behoeve hiervan zijn dan ook diverse beschermingsgebieden aangewezen. De belangrijkste beschermingszones zijn Natura 2000-gebieden. In het vervolg van deze paragraaf wordt specifiek ingegaan op respectievelijk gebiedsbescherming en soortenbescherming.
6.5.1 Gebiedsbescherming
De bescherming van Natura 2000-gebieden is geregeld in de Wet natuurbescherming, die de implementatie vormt van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De Natura 2000-gebieden vormen samen een Europees netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Als ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van natuurwaarden binnen een Natura 2000-gebied, moet een vergunning worden aangevraagd. Gedeputeerde staten van de provincie zijn het bevoegd gezag voor verlening van deze vergunning. Indien eerst een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor een activiteit waarvoor tevens een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming is vereist, dan haakt de natuurtoets aan bij de omgevingsvergunning. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland (voorheen EHS). Ten aanzien van ontwikkelingen binnen het Natuurnetwerk Nederland geldt het 'nee, tenzij-principe'.
Uitsnede kaart 'Natuur' met aanduiding plangebied
Het plangebied ligt buiten de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebeid is 'Geleenbeekdal'. Dit betreft een Habitatrichtlijngebied en ligt op ca. 300 meter afstand ten zuidoosten van het plangebied.
Omdat stikstofemissie mogelijk een effect kan veroorzaken op Natura 2000-gebieden, dient onderzocht te worden of er voor de planontwikkeling een vergunning in het kader van de Wet Natuurbescherming nodig is.
Effecten kunnen in beginsel alleen optreden door zogenaamde externe werking, waarbij veranderingen en activiteiten binnen de locatie kunnen leiden tot veranderingen van de milieusituatie in de natuurgebieden. Voor onderhavig planvoornemen betreft het de uitstoot van stikstof als gevolg van de realisatie en het gebruik ervan. Dit betekent dat moet worden beoordeeld of een natuurvergunning is vereist als gevolg van de uitstoot van stikstof tijdens de realisatiefase en de gebruiksfase van voorliggend plan.
Derhalve is door Aelmans ROM B.V. een stikstofonderzoek uitgevoerd voor zowel de realisatiefase en de gebruiksfase. De rapportage hiervan is opgenomen in Bijlage 4.
Uit de resultaten van het onderzoek naar de invloed van NOx- en NH3-emissie van de realisatie- en gebruiksfase op Natura 2000-gebieden blijkt, dat er als gevolg van de realisatiefase en de gebruiksfase in de nieuwe situatie geen sprake is van een toename van stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden. Een vergunning in het kader van de Wet Natuurbescherming is derhalve niet nodig.
6.5.2 Soortbescherming
Behalve de mogelijke effecten op natuurgebieden moet tevens duidelijk zijn of het betreffende plan effecten heeft, en zo ja welke, op beschermde soorten. De soortenbescherming is eveneens vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Deze wet is de implementatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn voor wat betreft de soortenbescherming.
In verband met de uitvoerbaarheid van ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met soortenbescherming en dan met name de aanwezigheid van beschermde soorten in het projectgebied. In ruimtelijke plannen mogen geen mogelijkheden worden geboden voor ruimtelijke ontwikkelingen waarvan op voorhand redelijkerwijs kan worden ingezien dat in het kader van de Wet natuurbescherming geen ontheffing zal worden verleend.
Standaard geldt voor het projectgebied de algemene zorgplicht zoals die in Wet natuurbescherming centraal staat (artikel 1.11 Wnb). Dit houdt in dat voorafgaand aan een ingreep alle maatregelen genomen dienen te worden om nadelige gevolgen voor in het wild levende dieren en planten zoveel mogelijk te voorkomen, beperken of ongedaan te maken. Bovendien moeten de handelingen in logisch verband staan met de ontwikkeling en geen doel op zich vormen. Deze zorgplicht geldt ten allen tijde, ook indien een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingplan of vrijstelling is verleend.
Gelet op het huidige gebruik van gronden ten behoeve van groen en/of agrarische doeleindenden is eventuele aanwezig beschermde plant- en diersoorten niet uitgesloten. In dat kader dient een ecologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Onoverkomelijk belemmeringen in dat kader worden echter niet verwacht.
6.5.3 Kernkwaliteiten
Zoals geconstateerd in paragraaf 4.2.2 is het plangebied gelegen in het 'Beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg.
In de omgevingsverordening Limburg 2014 wordt ten aanzien van het beschermingsgebied 'Nationaal Landschap Zuid-Limburg voorgeschreven dat de toelichting bij een ruimtelijke plan dat betrekking heeft op een gebied gelegen in deze gebieden - waarvan in casu sprake is - een beschrijving bevat van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten, de wijze waarop met de bescherming en versterking van de kernkwaliteit is omgegaan en hoe de negatieve effecten zijn gecompenseerd.
Schaalcontrast van zeer open naar besloten
Het plangebied ligt op de overgang tussen de stad Geleen en het buitengebied en natuurlandschap in het dal van de Geleenbeek. Ter plekke is naast de bebouwing van de Biesenhof veel beplanting aanwezig die is georiënteerd op de Geleenbeek. Daardoor is sprake van een halfopen tot besloten landschap. Dit wordt verder versterkt door de bomenlaan langs de Biesenweg.
Echter, naar de achterzijde van het terrein is sprake van een open landschap, waardoor binnen het plangebied sprake is van een overgang van besloten naar open. De openheid aan de achterzijde is een kwaliteit en dient behouden te worden. Door de beoogde uitbreiding van de parkeerplaats zo min mogelijk naar 'achteren' te realiseren en een gedeelte van de benodigde parkeerplaatsen 'in het groen' mogelijk te maken. Hiermee blijft enerzijds het 'open landschap' ter plekke behouden en anderzijds voorziet het groen (incidenteel) in extra parkeerplaatsen voor de Biesenhof. De beplanting is en blijft geconcentreerd langs de Biesenweg. De bestaande bedrijfsloods (zonder enige cultuurhistorische waarde) blijft behouden.
Middels voorliggend plan wordt extra beplanting toegevoegd op de parkeerplaats. Gekozen wordt voor verspreide bomen, zoals op de huidige parkeerplaats, geïnspireerd op een hoogstamfruitboomgaard. Binnen deze gaard blijven doorkijkjes mogelijk, passend bij de bestaande halfopen tot besloten landschap. Het bestaande schaalcontrast wordt beschermd en versterkt.
De achterzijde van het terrein blijft open, waardoor de openheid van het landschap en het schaalcontrast ter plekke wordt behouden en versterkt.
Het groene karakter
Het groene karakter ter plekke wordt gedefinieerd door de beekbegeleidende beplanting, de bomenlaan langs de Biesenhof, de boomgaard(en) en het grasland rond de Biesenhof. Voorliggend plan voorziet in een verdere landschappelijke inpassing bij de huidige landschapselementen. Passend bij grote monumentale bebouwing zijn de fruitboomgaarden, die van oudsher veelvuldig rond kastelen en boerenhoven zijn aangelegd. Ter plaatse van de Biesenhof wordt dit concept, met hagen rond en op de parkeerplaats aangevuld met verspreide aanplant van bomen. Daarmee wordt de verharding en de auto's op een landschappelijke en cultuurhistorische wijze ingebed in het groene landschap ter plekke. Verder wordt voorzien in een aanvullende fruitweide aan de achterzijde. Derhalve wordt het groene karakter ter plekke versterkt.
Reliëf en ondergrond
Ter plaatse van het plangebied is sprake van een beekdal en lichte reliëf, aflopend richting de Geleenbeek. Voorliggend plan voorziet in de uitbreiding van de parkeerplaats op een vlakker gedeelte van het plangebied ten westen van de Biesenhof. Ter plekke van de bestaande en beoogde parkeerplaats is het reliëf minimaal; er is een licht maaiveldverloop van enkele decimeters over een lengte van 100 meter. Voor de uitbreiding van de parkeerplaats is door het zeer geringe hoogteverschil niet noodzakelijk om het maaiveldverloop of de ondergrond aan te passen en diepe graafwerkzaamheden uit te voeren. Als gevolg van voorliggend planontwikkeling wordt dit bestaand reliëf, alsook de ondergrond, niet gewijzigd dan wel onevenredig aangetast.
Rijk en gevarieerd cultuurhistorisch erfgoed
Binnen het plangebied is sprake van cultuurhistorisch erfgoed; namelijk de Biesenhof (Rijkmonumentale Hoeve) en een kazemat (kleine bunker) uit de Tweede Wereldoorlog. De kazemat neemt een belangrijke plaats in de inrichtingsplan en wordt landschappelijk beter geaccentueerd, waardoor de cultuurhistorische waarden van het object beter leesbaar zijn.
Voorliggend plan voorziet verder in een planologische correctie van de functies in de Biesenhof. Dat is nodig om het feitelijke gebruik te kunnen voortzetten en het Rijksmonument duurzaam in stand te kunnen houden voor de volgende generaties. Indien sprake is van (ver)bouwwerkzaamheden zullen deze worden voorgelegd aan de monumentencommissie, waarbij uitgangspunt is dat de bestaande cultuurhistorische waarden worden versterkt.
De bestaande loods aan de voorzijde, naast de Biesenhof, heeft geen cultuurhistorische waarden en doet momenteel afbreuk aan de belevingswaarde. Eventuele vervangen en/of nieuwbouw in de toekomst vindt plaats na akkoord van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit en na afstemming met Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Verder wordt door de aanplant van hoogstamfruitboomgaarden, ter inpassing van de parkeerplaatsen een cultuurhistorisch waardevol landschapselement teruggebracht, waardoor de waarden verder worden versterkt.
6.5.4 Inrichtingsplan
Zoals aangegeven in paragraaf 4.2.5 is ten behoeve van voorliggende ontwikkeling een inrichtingsplan vervaardigd. Betreffend plan is op schaal bijgevoegd als Bijlage 3.
Inrichtigsplan (inclusief landschappelijke inpassing)
Kwaliteitswinst
Zoals omschreven in paragraaf 6.3 voorziet voorliggend plan onder andere in een fysieke uitbreiding van de parkeerplaats bij de Biesenhof. De grote van de fysieke uitbreiding wordt voornamelijk bepaald door de functies die reeds in Biesenhof aanwezig zijn en voor de Natuurtransferium.
Als gevolg van voorliggend plan wordt kwaliteitswinst behaald door het combineren van deze feitelijk nodig ruimtevraag en het ontwikkeling van Biesenhof en de natuur. Dit wordt onder andere gedaan door:
- het behouden van een Rijksmonument;
- het verfraaien van de entree van de Rijksmonumentale Hoeve;
- het (in de toekomst mogelijk) versterken van de verbinding met Geleen Zuid en het agrarische cultuurlandschap door het aanleggen van een nieuwe wandelverbinding, waardoor de Biesenhof een belangrijke spil wordt in de recreatieve routes rond Geleen;
- het beter leesbaar maken van de historie en het landschap door de onder andere de kazemat een prominente plek te geven in de plannen. Dit wordt versterkt door de kazemat bereikbaar te maken middels een nieuw wandelpad en eventueel plaatsen van informatieborden;
- verbeteren woon- en leefomgeving en verkeersveiligheid door het oplossen van het parkeerproblematiek;
- het opwaarderen van de groenstructuur bij de Biesenhof, passend bij de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden middels nieuwe aanplant in de vorm van fruitboomgaarden. Andere functies als parkeren worden geïntegreerd in deze groene structuren door het combineren van functies in de directe nabijheid van de Biesenhof (bv. parkeren in een hoogstamfruitboomgaard) ;
- opwaarderen ruimtelijke kwaliteiten door het herinrichten en ontwikkelen van de buitenruimte bij Biesenhof. Door bovenstaande maatregelen worden de verschillende kernkwaliteiten als 'contrast tussen zeer open en besloten', 'groene karakter' en 'rijk en gevarieerd cultuurhistorisch erfgoed' versterkt.
De daadwerkelijke realisatie en duurzame instandhouding wordt middels voorliggend bestemmingsplanprocedure publiekrechtelijk geborgd middels voorwaardelijke verplichtingen.
6.5.5 Conclusie natuurbescherming
Onoverkomelijke belemmeringen vanwege het aspect natuurbescherming worden niet verwacht.
6.6 Duurzaamheid
Duurzame stedenbouw verbreedt de aandacht naar meer aspecten dan alleen de verkaveling en ontsluiting. Duurzaamheid gaat ook om een zuinig ruimtegebruik, milieuvriendelijkheid, veilig verkeer en vervoer en natuur en rekening houden met het waterhuishoudingsysteem, omgevingsinvloeden, landschapsstructuren en landschapselementen.
Dit betekent dat gelet wordt op het materiaalgebruik, de vormgeving, gebruik van alternatieve energiebronnen, compact bouwen, intensief ruimtegebruik en flexibel bouwen (levensloopbestendig). Bij verder uitwerking van de daadwerkelijke vergunningaanvragen voor het bouwen worden mogelijke duurzaamheidsmaatregelen onderzocht.
Duurzaam bouwen heeft een volwaardige plaats in het ontwerp, het bouwen en beheren van de bebouwing. Tijdens de bouw wordt door zuinig om te gaan met bouwmaterialen voorkomen dat er onnodig afval ontstaat.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
De uitvoerbaarheid van de planontwikkeling dient in relatie tot de gemeentelijke financiën te zijn gewaarborgd. Daarbij dient ook te worden onderzocht of en in hoeverre de voorgenomen afwijkingen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan aanleiding kunnen geven tot aanspraken om planschade als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening.
7.1 Grondexploitatie
7.1.1 Algemeen
Afdeling 6.2 van de Wet ruimtelijke ordening draagt de titel 'Grondexploitatie'. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de mogelijkheden voor gemeenten (en ook provincie en Rijk indien deze als planwetgever optreden) om langs publiekrechtelijke weg eisen te stellen aan het in exploitatie brengen van gronden. Het gaat dan onder andere om eisen op het gebied van kostenverhaal, sociale woningbouw, particulier opdrachtgeverschap en fasering van de invulling van den openbare ruimte. Ook zijn in afdeling 6.2 Wro twee bepalingen opgenomen over de wijze waarop langs privaatrechtelijke weg eisen gesteld kunnen worden aan het in exploitatie brengen van gronden.
7.1.2 Exploitatieplan
Afdeling 6.4 Wro beschrijft een publiekrechtelijk stelsel waarbinnen door gemeenten (en in voorkomend geval provincie of Rijk) eisen gesteld kunnen worden aan de grondexploitatie. Dit publiekrechtelijk instrumentarium is aanvullend van aard. Het primaat ligt bij vrijwillige civielrechtelijke afspraken. Deze civielrechtelijke afspraken worden gemaakt in hetzij een anterieure overeenkomst (er is nog geen exploitatieplan vastgesteld) hetzij een posterieure overeenkomst (er is al een exploitatieplan vastgesteld).
Artikel 6.12, lid 1 Wro bepaalt dat de gemeenteraad wordt verplicht om de gronden, waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen, een exploitatieplan op te stellen. Artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening geeft aan om welke bouwplannen het gaat.
Hoofdregel is dat er een plicht bestaat voor het opstellen van een exploitatieplan. Onder artikel 6.12, lid 2 Wro wordt hierop echter een aantal uitzonderingsmogelijkheden geboden:
- het verhaal van kosten over de in het plan of besluit begrepen kosten is anderszins verzekerd;
- het is niet nodig een tijdvak te bepalen waarbinnen de grondexploitatie zal plaatsvinden;
- het is niet nodig een fasering op te nemen waarbinnen werken, werkzaamheden en bouwplannen uitgevoerd moeten worden;
- het is niet nodig eisen en/of regels omtrent de uitvoering te stellen aan het bouwrijp maken en/of de inrichting van de openbare ruimte en/of de aanleg van nutsvoorzieningen;
- het is niet nodig regels te stellen omtrent de uitvoering van de in het bestemmingsplan opgenomen bepalingen omtrent sociale huur en/of koopwoningen, kavels voor particulier opdrachtgeverschap of branches in de detailhandel.
Ten behoeve van voorliggende planontwikkeling wordt voorgesteld om een anterieure overeenkomst tussen de gemeente en initiatiefnemer af te sluiten waarin het verhaal van kosten is verzekerd.
7.2 Planschade
Artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening biedt de grondslag voor de vergoeding van zogenoemde planschade. Deze schadevergoeding wordt (in beginsel) door het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente toegekend aan degene die als gevolg van een planontwikkeling schade lijdt.
Artikel 6.4a Wro bepaalt dat de gemeente de mogelijkheid heeft om met een initiatiefnemer van een planontwikkeling een overeenkomst te sluiten. De strekking van dergelijke planschadeovereenkomst is dat de door derden geleden schade geheel (of gedeeltelijk) voor rekening komt van de initiatiefnemer, omdat de schade voortvloeit uit het op zijn of haar verzoek ten behoeve van een planontwikkeling wijzigen van het bestemmingsplan of verlenen van een omgevingsvergunning.
Ten behoeve van voorliggende planontwikkeling wordt voorgesteld om in de anterieure overeenkomst afspraken op te nemen waarin eventuele voor vergoeding in aanmerking komende planschadeclaims voor rekening komen van initiatiefnemer.
7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid / Omgevingsdialoog
Initiatiefnemer hecht veel waarde aan communicatie met de omgeving. In het kader van de maatschappelijke uitvoerbaarheid zal overleg worden gepleegd met de omgeving/belanghebbenden. De uitkomst van de gesprekken zullen meegenomen worden in de planontwikkeling.
Hoofdstuk 8 Planstukken
Het bestemmingsplan 'Biesenhof te Geleen' van de gemeente Sittard-Geleen bestaat uit voorliggende toelichting, regels en een verbeelding.
8.1 Algemeen
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Behalve een vernieuwd stelsel voor processen voor de ruimtelijke ordening in Nederland, worden met de inwerkingtreding van de Wro ook de resultaten van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen) wettelijk verankerd. Dit houdt in dat nagenoeg alle instrumenten uit de Wro door bronhouders digitaal beschikbaar zijn, waardoor de bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar worden. Hiervoor is het pakket 'RO Standaarden 2012' ontwikkeld, dat wettelijk is vastgelegd in de bij de Wro behorende 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening'.
Vergelijkbaarheid van bestemmings- en inpassingsplannen wordt door de SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012) op drie manieren gerealiseerd:
- er is een begrippenkader gegeven dat in de plannen toegepast moet worden. Het gaat dan bijvoorbeeld om lijsten van bestemmingshoofdgroepen met mogelijke gebruiksdoelen, dubbelbestemmingen, aanduidingen, indeling van regels etc. Voor het hanteren van het begrippenkader is geen specifieke software vereist;
- er is een verplichte 'analoge verbeelding' voorgeschreven, hetgeen inhoudt de manier waarop het plan op papieren kaarten moet worden getoond. Er zijn dwingende regels inzake de opmaak van het plan. Voor het opmaken van plannen is in de praktijk speciale software benodigd;
- er is een verplichte 'digitale verbeelding' voorgeschreven, waarmee wordt gedoeld op het tonen van het plan in een digitale omgeving (website).
Vanaf 1 januari 2010 dient een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar te zijn. Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan deze digitaliseringverplichting.
8.2 Toelichting, Regels En Verbeelding
Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. De regels en verbeelding vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderling verband te worden bezien. De regels en de verbeelding zijn namelijk onlosmakelijk met elkaar verbonden, aangezien op de verbeelding de bestemmingen visueel zijn weergegeven en de regels onder andere het gebruik en de bouwmogelijkheden bij deze bestemmingen geven.
8.2.1 Toelichting
De toelichting van het bestemmingsplan heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het totale plan. De toelichting geeft namelijk een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten zoals deze aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting een belangrijk hulpmiddel bij de interpretatie van het bestemmingsplan.
8.2.2 Regels
Conform de SVBP2012 dienen de regels van een bestemmingsplan volgens een bepaalde opbouw te worden opgesteld, waarbij opgemerkt dient te worden dat niet elk bestemmingsplan alle elementen van navolgende opbouw bevat:
- 1. Hoofdstuk 1: Inleidende regels
- a. Begrippen
- b. Wijze van meten
- 2. Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
- a. Bestemmingen
- b. Voorlopige bestemmingen
- c. Uit te werken bestemmingen
- d. Dubbelbestemmingen
- 3. Hoofdstuk 3: Algemene regels
- a. Anti-dubbeltelregel
- b. Algemene bouwregels
- c. Algemene gebruiksregels
- d. Algemene aanduidingsregels
- e. Algemene afwijkingssregels
- f. Algemene wijzigingsregels
- g. Verwezelijking in de naaste toekomst
- h. Algemene procedureregels
- i. Overige regels
- 4. Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
- a. Overgangsrecht
- b. Slotregel
De regels van de verschillende bestemmingen worden als volgt opgebouwd, waarbij eveneens geldt dat een bestemmingsregel niet alle elementen hoeft te bevatten:
- Bestemmingsomschrijving
- Bouwregels
- Nadere eisen
- Afwijken van de bouwregels
- Specifieke gebruiksregels
- Afwijken van de gebruiksregels
- Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- Wijzigingsbevoegdheid
Vorenstaande gestandaardiseerde opbouw is gehanteerd bij het opstellen van de regels behorende bij voorliggend bestemmingsplan.
8.2.3 Verbeelding
De 'vroegere' plankaart wordt in het kader van het huidige planologische regime aangeduid als 'verbeelding'. Op een verbeelding wordt de grens van het plangebied weergegeven waarbinnen onder meer de verschillende (dubbel)bestemmingen, bouwvlakken en bouw-/functie-/maatvoeringsaanduidingen (en de ligging daarvan) visueel zijn weergegeven.
De verbeelding met betrekking tot voorliggend bestemmingsplan is ingetekend op schaal digitaal raadpleegbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl.
De verbeelding is direct (juridisch) verbonden met de bijbehorende regels. In deze regels worden de condities en voorwaarden gesteld behorende bij de verschillende bestemmingen.
Hoofdstuk 9 Vooroverleg, Inspraak En Formele Procedure
9.1 Inleiding
De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerp bestemmingsplan ter visie kan worden gelegd. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
9.2 Vooroverleg
Artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, waar nodig, overleg plegen andere betrokken overheden en overheidsdiensten (wettelijke adviseurs). Daarbij moet worden gedacht aan naburige gemeenten, het waterschap, en de diensten van het Rijk en de provincie. Overleg met het waterschap is altijd verplicht, terwijl het tot de verantwoordelijkheid van de gemeente behoort om te beoordelen of overleg met de desbetreffende diensten van het Rijk en de provincie nodig is. Artikel 3:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is van overeenkomstige toepassing.
De bedoeling van dit vooroverleg is voornamelijk om de opstellers van het plan tijdig de mogelijkheid te geven het plan desgewenst aan opmerkingen van andere overheden aan te passen.
In verband met de inwerkingtreding van de Omgevingswet en met het doel om dit bestemmingsplan nog vast te kunnen stellen onder het regiem van de Wet ruimtelijke ordening is er geen vooroverleg gevoerd. Wel zijn waterschap, provincie en de buurgemeente geïnformeerd over het nieuwe bestemmingsplan. Met de informele reacties is in het plan rekening gehouden. Bovendien voorziet het bestemmingsplan niet in nieuwe grootschalige ontwikkelingen, behalve de vervanging van een agrarisch loods en de uitbreiding van het parkeerterrein, die de belangen van waterschap, provincie of buurgemeente ingrijpend raken.
9.3 Formele Procedure
9.3.1 Algemeen
De wettelijke (formele) bestemmingsplanprocedure, die circa 26 weken in beslag neemt, bestaat uit navolgende stappen:
- 1. Openbare kennisgeving van het ontwerp bestemmingsplan.
- 2. Ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan met alle bijbehorende stukken gedurende 6 weken. Tevens wordt de bekendmaking toegezonden aan belanghebbende overheidsinstanties.
- 3. Gedurende de termijn van ter inzage legging kan een ieder zienswijzen naar voren brengen.
- 4. Vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad binnen 12 weken.
- 5. Algemene bekendmaking van het bestemmingsplan door ter inzage legging met voorafgaande kennisgeving en toezending van het besluit tot vaststelling aan Gedeputeerde Staten en betrokken Rijksdiensten, Waterschappen en gemeenten: binnen 2 weken dan wel, indien Gedeputeerde Staten of de inspecteur zienswijzen hebben ingebracht of het bestemmingsplan gewijzigd is vastgesteld, binnen 6 weken na vaststelling.
- 6. Mogelijkheid tot beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen 6 weken na bekendmaking voor belanghebbenden.
- 7. Inwerkingtreding op de dag na afloop van de beroepstermijn, zijnde 6 weken na de bekendmaking, tenzij binnen deze termijn een verzoek om voorlopige voorziening is ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
9.3.2 Zienswijzen
Het ontwerp van voorliggend bestemmingsplan heeft vanaf ...-...-2023 tot en met ...-...-2023 voor zienswijzen ter visie gelegen. Gedurende deze termijn zijn wel/geen zienswijzen ingekomen.
Bijlage 1 Lijst Van Monumenten En Beeldbepalende Panden
Bijlage 1 Lijst van monumenten en beeldbepalende panden
Bijlage 2 Inrichtingsplan
Bijlage 1 Visie Verbeek
Bijlage 2 Tekeningen Gebruikersvergunning 2023
Bijlage 2 Tekeningen gebruikersvergunning 2023
Bijlage 3 Inrichtingsplan
Bijlage 4 Rapportage Stikstoftoets
Bijlage 4 Rapportage stikstoftoets
Bijlage 5 Aerius-berekening Realisatiefase
Bijlage 5 AERIUS-berekening realisatiefase