Huis- en tuinboulevard
Bestemmingsplan - Gemeente Sittard-Geleen
Vastgesteld op 07-07-2016 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Huis- en tuinboulevard met identificatienummer NL.IMRO.1883.huistuinboulevard-VA02 van de gemeente Sittard-Geleen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aanduidingsmast:
een draagconstructie voor reclame van uitsluitend bedrijven die gevestigd zijn binnen het plan;
1.6 agrarisch grondgebruik:
grondgebruik dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren (niet zijnde een intensieve veehouderij);
1.7 ander bouwwerk
een bouwwerk geen gebouw zijnde, waaronder mede begrepen lantaarnpalen, bewegwijzering en ander straatmeubilair;
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.9 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.10 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.11 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.12 bijgebouw:
een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat een functionele eenheid vormt met, ondergeschikt en dienstbaar is, aan een hoofdgebouw;
1.13 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.14 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.15 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.16 bouwmarkt:
detailhandel met een al dan niet geheel overdekt winkelvloeroppervlak van minimaal 1000 m2 waarop het volledig assortiment van bouw- en doe-het-zelfproducten uit voorraad aan in hoofdzaak particulier maar ook aan vakman op basis van zelfbediening wordt aangeboden;
1.17 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop, ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.18 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.19 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.20 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.21 bruto vloeroppervlakte (bvo):
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
1.22 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstraling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, de vakman niet uitgesloten, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan voor verbruik ter plaatse;
1.23 calamiteitenweg:
een weg die of verhard oppervlak dat bedoeld en geschikt is als ontsluiting voor nood- en hulpdiensten die tevens dienst kan doen als extra ontsluiting van het plangebied voor het ontvluchten van het plangebied in geval van een calamiteit;
1.24 doe-het-zelfbranche:
de doe-het-zelf-branche wordt gevormd door winkels met een assortiment dat gericht is op gebruik en verbruik door voornamelijk particuliere consumenten voor werkzaamheden in, aan en om het huis. In de doe-het-zelfbranche onderscheiden we bouwmarkten, ijzer- en gereedschapszaken, verf- en behangzaken en houten bouw- en tuinmaterialen;
1.25 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.26 gevel:
elke buitenwand van een gebouw;
1.27 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.28 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf;
1.29 maaiveld:
de bovenkant van een afgewerkt terrein dat een gebouw c.q. bouwwerk omgeeft;
1.30 ondergeschikte horeca:
het qua aard en omvang beperkt bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit in direct verband met de andere ter plaatse toegestane hoofdactiviteiten (niet zijnde horeca);
De ondergeschiktheid uit zich onder meer in:
- het behoud van de uitstraling van de hoofdfunctie;
- het niet beschikbaar zijn van een aparte in- of uitgang van de ongeschikte horeca-activiteit;
- aan de hoofdactiviteit gekoppelde sluitingstijd;
- in geval van detailhandel maximaal 20% van het winkelvloeroppervlak;
1.31 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.32 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde verbonden is,betreedbaar is en afsluitbaar;
1.33 peil:
- a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdingang;
- b. in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.34 prostitutie:
het zich ten behoeve van een ander tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten;
1.35 ruimtelijke kwaliteit:
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte;
1.36 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.37 stedenbouwkundig beeld:
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaald of beoogd beeld, inclusief het ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere, door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormd danwel beoogd beeld;
1.38 tuincentrum (branche plant en dier):
detailhandelsbedrijf dat gericht is op:
- a. het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop van: Levend materiaal, waaronder in ieder geval begrepen zaden, bollen en knollen, bomen, heesters en coniferen, vaste planten en kamerplanten, eenjarige en tropische buitenplanten, snijbloemen, kleine huisdieren, alsmede;
- b. Niet- levend materiaal, waaronder in ieder geval begrepen meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen, grondproducten, potterie, cadeau-, sfeer en interieurartikelen,vijvermaterialen en bestratingsmateriaal, blokhutten, kastjes, serres en tuinhout, tuingereedschappen, (tuin)verlichting, tuinmeubelen en terrasaankleding, dierbenodigdheden, tuin- en outdoorkleding (met inbegrip van schoeisel), artikelen die voor het koken worden gebruikt en voor het nuttigen van maaltijden, buitenspeeltoestellen;
- c. De verhuur van machines, gereedschappen en aanhangers, het aanbieden van activiteiten op het gebied van tuinarchitectuur en tuinlease;
1.39 voorzieningen van openbaar nut:
kleinschalige nutsvoorzieningen, zoals schakelkastjes, ondergrondse lokale leidingen, tele- en datacommunicatieleidingen, riolering, (ondergrondse) straatvoorzieningen waaronder voorzieningen voor afvalstoffen;
1.40 winkel:
detailhandelsvestiging en/of daarmee vergelijkbare vestiging voor het leveren van producten aan of ten behoeve van voornamelijk particulier c.q. eindconsument.
1.41 winkelvloeroppervlakte:
alle overdekte, voor de consument toegankelijke en zichtbare ruimte. Dit is ook de (zichtbare) ruimte achter de toonbank en de etalage, maar bijvoorbeeld niet de personeelsruimten, magazijnen en buitenverkopen;
1.42 wijzigingsplan:
een wijzigingsplan als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.43 woninginrichtingsbranche:
de woninginrichtingsbranche wordt gevormd door winkels met een assortiment dat gericht is op gebruik door particuliere consumenten voor de inrichting van het huis. In de woninginrichtingsbranche wordt er onderscheid gemaakt in meubelspeciaalzaken, slaapkamerspeciaalzaken, woningtextielzaken, verlichtingszaken, gemengde zaken, tegelhandel, keukenspeciaalzaken, kurk- en parketzaken, badkamer- en sanitairzaken en zonweringszaken.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, ingangszuilen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarisch grondgebruik;
- b. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
3.2 Bouwregels
De volgende bouwregels zijn van toepassing:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 2 meter bedragen.
3.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming 'Horeca', met dien verstande dat:
- a. horeca-activiteiten van maximaal categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten, opgenomen in bijlage 1 van deze regels, zijn toegestaan;
- b. voldaan wordt aan het bepaalde in Artikel 10 onder g;
- c. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid, gebouwen:
- 1. uitsluitend gebouwd mogen ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – bouwvlak na wijziging”;
- 2. uit maximaal 2 bouwlagen mogen bestaan
- 3. maximaal 7 meter hoog mogen zijn;
- d. er geen sprake is van verkeerskundige en milieuhygiënische belemmeringen;
- e. bouwwerken stedenbouwkundig worden ingepast;
- f. wordt voldaan aan het parkeerbeleid en de parkeernormsystematiek van de gemeente Sittard-Geleen;
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
- h. is aangetoond dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is.
Artikel 4 Detailhandel
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de vestiging van winkels binnen de branches woninginrichting, doe-het-zelf, bouwmarkten en tuincentra;
- b. horeca in categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten, opgenomen in Bijlage 1 van deze regels;
- c. ondergeschikte horeca in categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten, opgenomen in Bijlage 1 van deze regels;
- d. ontsluitingswegen, paden, in- en uitritten;
- e. verhardingen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. aanduidingsmasten;
- i. voorzieningen van openbaar nut;
- j. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- k. kabels en leidingen zonder gevaarlijke stoffen zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen;
- l. andere bouwwerken;
- m. een calamiteitenweg ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - calamiteitenontsluiting';
met dien verstande dat:
- n. zelfstandige kantoorvestigingen en bedrijfswoningen niet zijn toegestaan;
- o. ondergeschikte dienstverlening welke een direct verband heeft met de winkelbranche en daaraan ondersteunend is en waarvan het oppervlakte is beperkt tot maximaal 10% van het winkelvloeroppervlak, niet over een afzonderlijke ingang beschikt en de parkeerbalans niet wordt verstoord.
4.2 Bouwregels
De volgende bouwregels zijn van toepassing:
- a. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd met uitzondering van winkelwagenstandplaatsen die ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'minimum winkelvloeroppervlakte (m2)' mag de winkelvloeroppervlakte per winkel niet minder bedragen dan ter plaatse is aangeduid;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum winkelvloeroppervlakte (m2)' mag de winkelvloeroppervlakte per winkel niet minder bedragen dan ter plaatse is aangeduid;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal winkels' mag het aantal winkels niet meer bedragen dan ter plaatse is aangeduid;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan ter plaatse is aangeduid;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan ter plaatse is aangeduid;
- g. de hoogte van een bouwlaag mag maximaal 6 meter bedragen;
- h. de dakhelling mag niet minder bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'minimum dakhelling (graden)' is aangeduid, waarbij het schuine dakvlak binnen deze aanduiding dient te stijgen vanaf de gevel die het dichtst bij de Urmonderbaan gelegen is;
- i. het aantal aanduidingsmasten mag niet meer dan 2 zijn, met dien verstande dat een aanduidingsmast:
- 1. op minder dan 20 meter vanaf de rand van de Urmonderbaan en de Mauritsweg niet is toegestaan;
- 2. maximaal 5 meter breed en maximaal 16 meter hoog mag zijn;
- j. de bouwhoogte van andere bouwwerken mogen maximaal 12 meter bedragen, met uitzondering van:
- 1. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 4 meter mag bedragen;
- 2. hoogspanningsmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 30 meter mag bedragen;
- 3. aanduidingsmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 16 meter mag bedragen.
- 4. pylonen, waarvan de bouwhoogte maximaal 14,5 meter mag bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels ten aanzien van:
- a. het bepaalde in lid 4.2 onder g voor een maximale hoogte van een bouwlaag van 10 meter met dien verstande dat:
- 1. de belangen van derden niet onevenredig nadelig (kunnen) worden geschaad;
- 2. de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig nadelig (kunnen) worden geschaad.
4.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Detailhandel is uitsluitend toegestaan op de begane grond, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' waar detailhandel ook is toegestaan op de eerste verdieping.
- b. De volgende parkeernorm dient in acht te worden gehouden: 2,5 parkeerplaats/100 m2 bruto vloeroppervlakte. In afwijking hiervan geldt een parkeernorm van 5,0 parkeerplaats/100 m2 bruto vloeroppervlakte voor 'horeca' als bedoeld in artikel 4.1 onder b;
- c. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum winkelvloeroppervlakte (m2)' mag de winkelvloeroppervlakte op de eerste verdieping van detailhandel niet meer bedragen dan ter plaatse is aangeduid;
- d. De oppervlakte van detailhandel in branchevreemde producten mag niet meer bedragen dan 10% van het bvo tot een maximum van 250 m² met een maximum oppervlak van 100 m² per branchegroep.
- e. Het winkelvloeroppervlak in de branches “Plant en Dier” en “Doe-het-zelf” mag ten opzichte van het winkelvloeroppervlakte ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan niet toenemen.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen van het bepaalde in lid 4.4 onder c afwijken, met dien verstande dat:
- a. aangetoond wordt dat vanwege een bijzonder winkelconcept of een andere bijzondere omstandigheid, het afwijken van de parkeernorm gerechtvaardigd is en;
- b. de parkeerbalans niet wordt verstoord.
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. langzaam verkeersvoorzieningen;
- c. kabels en leidingen zonder gevaarlijke stoffen zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen;
- d. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
5.2 Bouwregels
De volgende bouwregels zijn van toepassing:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 2 meter bedragen.
Artikel 6 Verkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten, alsmede opstelstroken, voet- en fietspaden;
- b. voorzieningen van openbaar nut;
- c. kabels en leidingen zonder gevaarlijke stoffen zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen;
bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groen;
- f. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 10 meter bedragen.
Artikel 7 Leiding - Hoogspanningsverbinding
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' bestemde gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een hoogspanningsverbinding.
7.2 Bouwregels
De volgende bouwregels zijn van toepassing:
- a. binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht;
- b. binnen deze bestemming mogen uitsluitend andere bouwwerken worden opgericht met een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
- c. in afwijking van het gestelde onder b mogen hoogspanningsmasten maximaal 30 meter bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 voor de bouw van gebouwen en andere bouwwerken ten dienste van de voor deze gronden geldende bestemming 'Detailhandel', met dien verstande dat:
- a. er geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan aan hetgeen als bedoeld in lid 7.1;
- b. er vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de hoogspanningsverbinding.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen;
- 2. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 meter;
- 3. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
- 4. het ophogen, egaliseren, verlagen of afgraven van de bodem of het anderszins wijzigen van maaiveld- of weghoogte.
- b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
- 1. het normale onderhoud betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
- c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van (ondergrondse) nutsleidingen.
Artikel 8 Waarde - Archeologie 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor doeleinden ter bescherming van archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
8.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn met dien verstande dat:
- a. in afwijking van het hierboven bepaalde mogen worden gebouwd, met uitzondering van:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
- 2. een bouwwerk zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
- 3. een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 50 m², met dien verstande dat, indien graafwerkzaamheden plaatsvinden dieper dan 30 cm, het bevoegd gezag als voorwaarde aan de omgevingsvergunning kan verbinden dat de bodemverstorende activiteit dient te worden begeleid door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 voor de bouw van gebouwen en andere bouwwerken ten dienste van de voor deze gronden geldende hoofdbestemming, indien:
- a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
- b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
- c. een afwijking als bedoeld onder a en b wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden gericht op:
- 1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. het doen van opgravingen of;
- 3. het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm en over een oppervlakte groter dan 50 m2, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
- 2. het verlagen van het waterpeil;
- 3. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
- b. Het verbod, als bedoeld in lid 8.4, sub a, is niet van toepassing indien:
- 1. de werken of werkzaamheden een oppervlakte hebben tot ten hoogste 50 m2 of minder diep zijn dan 30 cm;
- 2. er reeds een omgevingsvergunning of ontgrondingvergunning is verleend;
- 3. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
- 4. de werken of werkzaamheden behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
- 5. de werken of werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
- c. De in lid 8.4, onder a bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport overlegt, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en op basis van dat rapport kan aantonen dat:
- 1. op het betrokken terrein geen archeologische waarden aanwezig (meer) zijn;
- 2. de archeologische waarden niet worden geschaad.
- d. Mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, voorschriften te verbinden gericht op:
- 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
- 2. het doen van opgravingen (behoud ex situ);
- 3. begeleiding van de in de aanvraag beschreven activiteiten door een archeologisch deskundige.
8.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, blijkt dat:
- a. ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Onder het verbod op gebruik in strijd met het bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval begrepen:
- a. het gebruik voor een seksinrichting, straatprostitutie, seks- en/of pornobedrijf;
- b. het gebruik van onbebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
- c. het gebruik van onbebouwde staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
- d. het gebruik van onbebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
- e. het gebruik van onbebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- f. het gebruiken of laten gebruiken van de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken of in gebruik te geven op een wijzie of tot een doel, strijdig met de bestemming of de daarbij behorende regels.
- g. het maximaal oppervlakte aan winkelgebonden horeca mag maximaal 0,75 % van het in het plangebied gerealiseerde winkelvloeroppervlakte bedragen.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de regels ten aanzien van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- c. het overschrijden van bouwgrenzen, in het geval de bouwgrenzen niet samenvallen met een bestemmingsgrens, ten behoeve van de bouw van bouwwerken van ondergeschikte aard, zoals plinten, pilaren, kozijnen, gevelversiering, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, erkers, loggia's, erkers, keldertoegangen, dakoversteken, luifels en balkons, die qua aard en afmetingen bij de bestemming passen, met dien verstande dat de overschrijding niet meer dan 2,5 meter mag bedragen.
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor zover het betreft de begrenzingen van de op de verbeelding aangegeven bestemmingen, met dien verstande, dat de oppervlakte van de te wijzigen aaneengesloten bestemming, met niet meer dan 10% wordt gewijzigd met dien verstande dat:
- a. de belangen van derden niet onevenredig mogen worden geschaad;
- b. de aanliggende bestemmingen overeenkomstig worden gewijzigd;
- c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 13.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Lid 13.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het lid 13.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Lid 13.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
14.1 Citeertitel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Huis- en tuinboulevard.
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
De Huis- en tuinboulevard in Sittard-Geleen, genaamd Gardenz, richt zich op de woon- en tuinbranche en is gelegen aan de noordzijde van Geleen, aan de Urmonderbaan. Het is een locatie voor perifere detailhandel binnen de branches wonen, tuin en doe-het-zelf.
De consument heeft een toenemende behoefte om alles op het gebied van wonen en tuinieren bij elkaar te kunnen vinden.
Figuur 1.1: Huis- en tuinboulevard in Sittard-Geleen
1.2 Aanleiding En Doel
In de 'Streekplanuitwerking op onderdelen Westelijke Mijnstreek 1996' is het gebied ten zuiden van de Urmonderbaan en ten noorden van de wijk Lindenheuvel aangeduid als te ontwikkelen perifere detailhandelsvestigingslocatie (PDV-locatie). De begrenzing van de te ontwikkelen PDV-locatie is dan nog niet bepaald. Op dat moment is aan de Einighauserweg, op de huidige locatie van de Hornbach, dan alleen nog een tuincentrum gevestigd.
Om realisatie van de PDV-locatie mogelijk te maken is door de voormalige gemeente Geleen een voorontwerp van een bestemmingsplan opgesteld. Dit voorontwerp was erop gericht om winkels met een breed en diep aanbod binnen het thema “Tuin en Groen” mogelijk te maken. De PDV-locatie moest van bovenregionaal niveau zijn.
Dit voorontwerp is in de provinciale commissie gemeentelijke plannen besproken. Eén van de opmerkingen van de commissie had betrekking op het niet toelaten van de woninginrichtingsbranche en het op te stellen flankerende beleid c.q. regionaal detailhandelsbeleid.
In 2000 is op basis van dit voorontwerpbestemmingsplan vrijstelling van het “Hoofdzakenplan van de voormalige gemeente Sittard” een bouwvergunning voor het bouwen van een detailhandelsvestiging (tuinboulevard) verleend. Dit besluit had betrekking op het exploitatiegebied “Gardenz”. Het perceel waarop de tuin- en bouwmarkt Hornbach wordt gerealiseerd, het agrarische perceel ten noorden daarvan en de uitbreiding aan de westzijde maken hier geen deel van uit.
In 2008 is door de gemeenteraad de retailstructuurvisie vastgesteld. Voor een aantal perifere detailhandelslocaties, waaronder Gardenz, is het retailbeleid verder uitgewerkt. De locatie Gardenz werd aangewezen als locatie voor perifere winkels in de branches “tuin”, “doe-het-zelf” en “wonen”. Voor doe-het-zelf winkels werd daaraan de beperking toegevoegd dat de winkels maximaal 5.000 m2 winkelvloeroppervlakte mochten hebben. Over die laatste bepaling heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in haar uitspraak van 11 december 2013 (201210814/1/A1) inzake het projectbesluit “Hornbach” uitgesproken dat deze beleidsregel buiten toepassing moet worden gelaten (bij het nemen van een ruimtelijk besluit) omdat deze beleidsregel niet strekt tot de bescherming van een goede ruimtelijke ordening.
Op 23 augustus 2011 heeft het college besloten, na instemming van de gemeenteraad, een projectbesluit te nemen dat voorzag in de bouw van een winkel in woninginrichting (AenC Slapen) op de locatie van de voormalige boerderij Rosengarten.
Op 26 maart 2013 heeft het college opnieuw besloten, eveneens na instemming van de gemeenteraad, een projectbesluit te nemen en bouwvergunning te verlenen voor de bouw- en tuinmarkt Hornbach. Deze wordt momenteel gebouwd.
Ten slotte is tussen het college van Burgemeester en Wethouders en de ontwikkelaar 3WNewDevelopment overeengekomen om een aantal percelen gelegen ten westen van Gardenz toe te voegen aan de huis- en tuinboulevard indien dit planologisch mogelijk was.
Het plangebied wordt nu, rekening houdend met bovenstaande besluiten, voorzien van een juridisch kader in de vorm van een bestemmingsplan met regels en een verbeelding.
1.3 Vigerende Plannen
In dit plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Hoofdzakenplan voormalige gemeente Sittard'. Het vigerende bestemmingsplan op 19 april 1956 is vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Sittard en op 6 mei 1957 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten.
In dit vigerend bestemmingsplan is het onderhavig plangebied bestemd voor agrarische doeleinden. In deze bestemming mogen gebouwen worden opgericht ten dienste van agrarische bedrijven.
1.4 Planopzet En Leeswijzer
Het onderhavige bestemmingsplan bestaat uit de volgende onderdelen:
Verbeelding:
- Op de verbeelding zijn de bestemmingen in het plangebied weergegeven. Deze bestemmingen zijn gerelateerd aan de in de regels opgenomen juridische regeling.
Regels:
- In de regels is het gebruik van gronden, opstallen en andersoortig gebruik van de gronden juridisch geregeld voor zover gelegen binnen het plangebied.
Toelichting:
- In de toelichting worden de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de bestaande toestand en gewenste ontwikkelingen behandeld. Ook komt het geldende beleidskader aan bod. Daarnaast maken een inspraakrapport en de uitkomsten van het wettelijk overleg, deel uit van de toelichting.
De toelichting bij het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt een beeld gegeven van de huidige situatie. De gewenste ontwikkelingen worden beschreven in de daarop volgende hoofdstukken. In hoofdstuk 3 wordt het bestaande beleidskader toegelicht. Vervolgens komt in hoofdstuk 4 de beschrijving van het plan aan de orde. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op welke wijze de stedenbouwkundig en planologisch gewenste ontwikkelingen juridisch zijn vertaald. In hoofdstuk 6 wordt de economische uitvoerbaarheid nader belicht. Tot slot komt in hoofdstuk 7 de maatschappelijke uitvoerbaarheid aan de orde.
Hoofdstuk 2 Situatie
Dit hoofdstuk beschrijft de huidige situatie van het plangebied. Aan de orde komen de ligging, het vigerende planologische regime en de afwijking daarvan in het plan.
2.1 Ligging Plangebied
De Huis- en tuinboulevard Gardenz ligt in de gemeente Sittard-Geleen, ten zuiden van de Urmonderbaan (N294). Het plangebied ligt ten noorden van de wijk Lindenheuvel en is daardoor goed bereikbaar vanuit de twee kernen Sittard en Geleen. Nabij het plangebied is het natuur- en recreatiegebied 'Hof van Limburg' gelegen.
De aansluiting van de Urmonderbaan op belangrijke lokale en provinciale wegen, zoals de Middenweg en de Einighauserweg verzekert goede verbindingen met de directe omgeving van Sittard en Geleen. Het plangebied wordt ontsloten met een inrit vanaf de Urmonderbaan en een in- en uitrit vanaf de Einighauserweg. De vestiging van Hornbach was met drie in- en uitritten ontsloten. Na de uitbreiding blijft daar nog één inrit beschikbaar.
Op de onderstaande afbeeldingen zijn de ligging, in groter verband, en de begrenzing van het plangebied te zien.
Figuur 2.1: Ligging plangebied Huis- en tuinboulevard
2.2 Huidige Situatie
In het plangebied zijn reeds diverse winkels gevestigd. Dit zijn woongerelateerde en tuingerelateerde branches, met uitzondering van de bouwmarkt Gamma en de bouw- en tuinmarkt Hornbach.
Op basis van de eerder verleende vrijstelling kan detailhandel binnen de tuinbranche ontwikkeld worden in het plangebied.
Binnen de vastgestelde retailstructuurvisie bestaat ook de mogelijkheid om woongerelateerde detailhandel en doe-het-zelfzaken toe te staan. Hornbach vernieuwd zijn huidige vestiging en breidt deze uit. Daartoe heeft het College van Burgemeester en Wethouders, na instemming van de gemeenteraad, een projectbesluit genomen. Aan de noordoostzijde van het plangebied bevindt zich een agrarisch perceel.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Begin 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie bevat een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteits- en ruimtelijke ordeningsbeleid. Dit nieuwe beleid heeft onder meer de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte en de Structuurvisie Randstad 2040 vervangen. De structuurvisie heeft betrekking op:
- rijksverantwoordelijkheden voor basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, (water-)veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden;
- rijksbelangen met betrekking tot (inter-)nationale hoofdnetten voor mobiliteit en energie;
- rijksbeleid voor ruimtelijke voorwaarden die bijdragen aan versterking van de economische structuur.
Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt.
Het Rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van de ruimtelijke ordening. Een van de belangen van het Rijk is dan ook het hanteren van een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.
Integrale planvorming en besluitvorming moet op elk schaalniveau mogelijk zijn. De bestaande en toekomstige belangen dienen goed afgewogen te worden. In regio's waar krimp optreedt, is het belangrijk de leefbaarheid te waarborgen. Dit gebeurt bijvoorbeeld door het herstructureren van verstedelijking. De ruimte moet zorgvuldig worden benut.
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen, neemt het Rijk enkel nog een 'ladder' voor duurzame verstedelijking op (gebaseerd op de 'SER-ladder'). Dit is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De 'ladder' voor duurzame verstedelijking wordt behandeld in paragraaf 4.2.10.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) die het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid vormt voor bestemmingsplannen. Dat betekent dat het Barro regels geeft over bestemmingen, het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan het Barro aan de gemeente opdragen om in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren. Deze algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau.
Het Barro heeft geen gevolgen voor dit bestemmingsplan.
3.2 Provinciaal Beleid
Op 12 december 2014 zijn door Provinciale Staten van Limburg het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014), de Omgevingsverordening Limburg 2014 en het Provinciaal Verkeers en- Vervoersprogramma 2014 vastgesteld. Deze documenten zijn allen op 16 januari 2015 in werking getreden.
Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014
Op 12 december 2014 zijn door Provinciale Staten van Limburg het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014), de Omgevingsverordening Limburg 2014 en het Provinciaal Verkeers en- Vervoersprogramma 2014 vastgesteld. Deze documenten zijn allen op 16 januari 2015 in werking getreden.
In het POL2014 staan de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat centraal. Belangrijke uitdagingen zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, de fundamenteel veranderde opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op klimaatverandering. Kwaliteit staat centraal. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto 'meer stad, meer land', in het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Algemene principes voor duurzame verstedelijking, zoals de ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen, sluiten hierop aan. Op het gebied van woningbouw, bedrijventerreinen, kantoren en winkels liggen grote kwalitatieve opgaven. De uitdaging is om een omslag te maken van kwantiteit naar kwaliteit en meer schaarste te creëren. De sleutel daarvoor ligt in dynamisch voorraadbeheer. Per regio worden visies gemaakt waarin gezamenlijke ambities, principes en werkwijzen worden uitgewerkt. Voor sommige thema's gaat het ook om gezamenlijke programmering. Als basis hiervoor bevat het POL2014 uitgewerkte regiovisies voor Noord-, Midden- en Zuid-Limburg.
Locatietypen detailhandel
De provincie Limburg onderscheidt verschillende locatietypen voor detailhandel en ze geeft aan dat ontwikkeling van locaties, ondanks de algehele verwachte krimp in de provincie, gewenst is. Dit noemt men 'het nieuwe groeien': groei in kwaliteit in plaats van in kwantiteit. Groei in kwaliteit kan betekenen dat bestaande locaties een facelift krijgen, maar ook dat er wordt geherstructureerd en getransformeerd, waardoor er winkels worden verplaatst en geclusterd, zodat er weer aantrekkelijke winkelgebieden ontstaan zonder leegstand. In het POL2014 wordt onderscheid gemaakt in drie typen winkelgebieden waarbij de Huis- en tuinboulevard onder de derde categorie valt:
- 1. binnensteden, waar het accent ligt op 'shoppen', vrijetijdsbeleving en ontmoeten;
- 2. winkels voor de dagelijkse boodschappen, vaak geconcentreerd in buurt- of wijkwinkelcentra of in dorpskernen; en
- 3. de goed bereikbare, vaak aan de rand van de stad gelegen woonboulevards of andere winkelconcentraties waar doelgericht aankopen gedaan worden"
Kwalitatieve opgave voor de perifere clusters, winkels op bedrijventerreinen ongewenst
Daarnaast vestigt het POL2014 de aandacht op het feit dat nog veel winkels zich bevinden op bedrijventerreinen, waarbij opgemerkt wordt dat dit lang niet altijd 'logisch' is.
Het POL2014 ziet een kwalitatieve opgave voor de perifere winkelgebieden:
- "Er moet gewerkt worden aan de kwaliteit van de grootschalige winkelgebieden aan de rand van de steden. Deze gebieden hebben waarschijnlijk het meeste last van de ontwikkeling van online winkelen en van de economische teruggang. De opgave zal per winkelgebied sterk uiteenlopen. Er zijn centra met een aantrekkingskracht ver buiten de eigen regio. Veel centra richten zich vooral op de lokale/regionale consument."
De provincie neemt een duidelijk standpunt in over winkels op bedrijventerreinen:
- "We vinden dat winkels in principe niet op bedrijventerreinen thuishoren, behalve als het gaat om verkoop van goederen die zich bij uitstek lenen voor vestiging op zo'n terrein."
Daarbij denkt de provincie niet aan de branches Woninginrichting, Doe het Zelf of Plant en Dier, maar aan volumineuze goederen als auto's boten en caravans, landbouwvoertuigen, grof bouwmateriaal en brand- en explosiegevaarlijke goederen.
Ook schrijft de provincie:
- "We zetten in op compactere winkelgebieden en clustering van winkels."
Dynamisch Voorraadbeheer binnen Zuid-Limburg
De Provincie Limburg verdeelt de provincie in drie regio's: Noord, Midden en Zuid. Per regio moeten afspraken worden gemaakt over nieuwe plannen voor detailhandel in relatie tot de behoefte. De provincie noemt dit Dynamisch Voorraadbeheer. Sittard-Geleen behoort bij de regio Zuid-Limburg.
Om te voorkomen dat winkelcentra aan de rand van stedelijke gebieden uitgroeien tot nieuwe stedelijke centra wordt geen ruimte geboden aan branches die bij uitstek horen tot het stadscentrum, kleding, schoenen en supermarkten.
De provincie onderscheidt in Zuid-Limburg op het gebied van regionaal verzorgende perifere winkelcentra drie regionaal verzorgende locaties en één internationaal verzorgende locatie. De Huis- en tuinboulevard in Geleen is één van de vier regionaal verzorgende locaties, die in hetzelfde kwaliteitssegment opereren.
Provinciale Omgevingsverordening Limburg 2014
In de Omgevingsverordening Limburg 2014 zijn regels opgenomen die nodig zijn om het omgevingsbeleid van het POL2014 juridische binding te geven. De Omgevingsverordening is een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening en is uitgebreid met een nieuw hoofdstuk Ruimte. Het hoofdstuk Ruimte bevat regels die gericht zijn op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van het POL2014 in gemeentelijke bestemmingsplannen.
Dit bestemmingsplan is getoetst aan en is met de verordening in overeenstemming.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie gemeente Sittard-Geleen
De structuurvisie is op 10 juni 2010 vastgesteld. In deze structuurvisie wordt het plangebied aangeduid als gebied voor perifere detailhandel (zie onderstaande afbeelding).
Figuur 3.1: Globale ligging plangebied in de Structuurvisie Sittard-Geleen.
De Huis- en tuinboulevard is aangemerkt als perifere detailhandelslocatie. Op deze locatie zijn winkels geconcentreerd met een woninginrichting- doe-het-zelf- en tuinthema. De retailstructuurvisie gaat dieper in op het detailhandelsbeleid.
Retailstructuurvisie gemeente Sittard-Geleen
De retailstructuurvisie van de gemeente Sittard-Geleen is vastgesteld door de raad op 28 februari 2008. De structuurvisie bevat een brede visie op de toekomst van de gemeente en vormt het kader van alle ruimtelijke ontwikkelingen. Bij de vaststelling van de retailstructuurvisie heeft de gemeenteraad besloten de locatie Gardenz als perifere winkellocatie aan te wijzen voor winkels in de woon- en tuininrichting en doe-het-zelfbranche. Tevens heeft de gemeenteraad, in dezelfde raadsvergadering, besloten om inzake Hornbach alleen aanvragen voor vestigingen en/of uitbreiding van doe-het-zelfzaken op Gardenz in behandeling te nemen van winkels met een maximum winkelvloeroppervlak voor doe-het-zelf zaken van 5.000 m2. Dit onder de voorwaarde dat aanvullend te verrichten distributieplanologisch onderzoek uitwijst, dat er geen sprake is van ontwrichting van de aanbodstructuur.
Uitwerking van de retailstructuurvisie voor Handelsterrein Bergerweg & Industriepark Noord
Op 16 juli 2009 heeft de gemeenteraad besloten in te stemmen met het advies van Droogh Trommelen en Partners (DTNP) in het rapport van 27 mei 2009 'Detailhandel op Handelsterrein Bergerweg & Industriepark Noord' met dien verstande dat:
- 1. Gardenz de aangewezen perifere detailhandelslocatie is en blijft voor vestiging van perifere winkels in de branches tuin, doe-het-zelf en wonen. Er is sprake van een samenhangende en themagerichte ontwikkeling.
- 2. Binnen het thema tuin, doe-het-zelf en wonen op Gardenz zowel verplaatsers als nieuwe bedrijven zich mogen vestigen. De vestiging van nieuwe bedrijven in de woninginrichting wordt vooralsnog toegelaten tot maximaal 40% van het nog in te vullen bestaand en nieuw winkelvloeroppervlak. Voor verplaatsers uit de stad en regio wordt vooralsnog 60% van het nog in te vullen bestaande en nieuwe winkelvloeroppervlak gereserveerd. In de te actualiseren realisatieovereenkomst Gardenz wordt een bepaling opgenomen, waarin wordt geregeld dat de ontwikkelaar een actieve en aantoonbare inspanning doet om potentiële verplaatsers te interesseren voor Gardenz. Uit die door de ontwikkelaar van Gardenz op te stellen inventarisatie moet blijken welke bedrijven onder welke voorwaarden willen verplaatsen naar Gardenz. Indien aantoonbaar is dat zittende bedrijven in de woninginrichtingsbranche niet zijn geïnteresseerd in verplaatsing naar Gardenz, worden nieuwe vestigers in deze branche toegelaten.
- 3. Industriepark Noord en Gardenz de twee aangewezen locaties zijn voor doe-het-zelfwinkels. Op beide locaties is voor wat betreft de branche doe-het-zelf, uitbreiding van het doe-het-zelf- winkelvloeroppervlak mogelijk tot maximaal 5.000 m2 winkelvloeroppervlak per vestiging onder de voorwaarde dat daarmee de spreiding van de doe-het-zelflocaties niet in gevaar komt en er geen sprake is van duurzame ontwrichting
Over die laatste bepaling heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in haar uitspraak van 11 december 2013 (201210814/1/A1) inzake het projectbesluit “Hornbach” uitgesproken dat deze beleidsregel buiten toepassing moet worden gelaten (bij het nemen van een ruimtelijk besluit) omdat deze beleidsregel niet strekt tot de bescherming van een goede ruimtelijke ordening.
De ontwikkeling van onderhavig plan sluit aan bij het gemeentelijk beleid van de gemeente Sittard-Geleen. Zo biedt het plan de mogelijkheid voor verdere uitbreiding van het winkelvloeroppervlak waardoor het betreffende gebied verder kan ontwikkelen tot het beoogde concept en branchering van de Huis- en tuinboulevard Sittard-Geleen.
Archeologie en monumenten
Op grond van de Monumentenwet worden gemeenten verantwoordelijk geacht voor de omgang met archeologische waarden in het gemeentelijk grondgebied. Gemeenten moeten bijvoorbeeld bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening houden met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten.
Op 13 september 2012 is de beleidsnota 'Archeologie en monumenten' vastgesteld. In deze nota wordt het beleid beschreven voor de archeologie en monumenten. De nota actualiseert het eerdere beleid en houdt rekening met de recente wetswijzigingen.
Verspreid over de gehele gemeente zijn archeologische en cultuurhistorische resten aanwezig. Er zijn drie speerpunten benoemd:
- 1. erkenning en bescherming van de archeologie en monumenten;
- 2. behoud door ontwikkeling;
- 3. beleving van archeologie en monumenten.
Bij de nota hoort een beleidskaart. Hierop staan de verwachtingswaarden en de bekende vindplaatsen aangegeven. In tabel 4a van de beleidsnota is aangegeven hoe deze waarden hun vertaling kunnen krijgen in het bestemmingsplan. De beleidskaart is in het bestemmingsplan vertaald in twee dubbelbestemmingen, die ieder een bouwverbod (met afwijkingsmogelijkheid) en een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden bevatten ter bescherming van de archeologische waarden. Een omgevingsvergunningen kan pas worden verleend na het verrichten van archeologische onderzoek. De dubbelbestemming opgenomen in dit bestemmingsplan kent de volgende ondergrens:
- Waarde - Archeologie 2 (beleidscategorie 2): bouwverbod en omgevingsvergunningenstelsel voor (bouw)werken groter dan 50 m2 en dieper dan 30 cm;
Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de ligging van de dubbelbestemming kan worden gewijzigd, indien dat op basis van archeologisch onderzoek gerechtvaardigd is.
In dit bestemmingsplan komen geen andere monumentale waarden voor, zoals bedoeld in de gemeentelijke nota 'Archeologie en monumenten'.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
In dit hoofdstuk worden de verschillende onderdelen van het plan beschreven, voor zover die dienen te worden geregeld in het bestemmingsplan. Aan de orde komen het te realiseren plan en de randvoorwaarden waarmee rekening dient te worden gehouden bij de uitvoering van het plan. De randvoorwaarden volgen uit de resultaten van de uitgevoerde (veld)onderzoeken.
4.1 Te Realiseren Plan
Het plangebied betreft het gehele concept van de Huis- en tuinboulevard Sittard-Geleen. Zowel de reeds gerealiseerde als nieuw te realiseren bouwwerken worden meegenomen in het bestemmingsplan.
De woon- en tuinboulevard wordt onderverdeeld in twee verschillende categorieën. Hieronder komen de verschillende onderdelen aan bod:
- detailhandel binnen de branches woninginrichting, doe-het-zelf en tuin.
- ondergeschikte horeca en winkelgebonden horeca.
Zoals vermeld in hoofdstuk 2 heeft het plangebied, de afgelopen jaren, al een behoorlijke ontwikkeling ondergaan. Op het terrein van Gardenz zijn, naast enkele kleinere winkelformules, onder andere een vestiging van Gamma, Hornbach, Intratuin, Blokker, Kwantum, Jysk en Animal Plaza gevestigd.
Op het gedurende lange tijd onbebouwde terrein in het 'middengebied' wordt nu ook gebouwd. Hier vestigen zich een aantal woonwinkels.
Inrichting
Het gebied is ingericht met de kenmerken: open, modern en natuurlijk. De parkeerplaatsen zijn omheind door groene hagen en een deel van de gebouwen zijn bedekt met sedum (een plantsoort). Het terrein geeft een verzorgde indruk.
Er is sprake van een samenhangende en themagerichte ontwikkeling. In het plangebied mogen alleen woninginrichtingwinkels, tuincentra en bouwmarkten(beperkt) zich vestigen.
Uitbreiding
Hornbach vernieuwd en breidt haar huidige huisvesting uit. Het meest oostelijk gelegen gebouw op figuur 4.1 is Hornbach.
Nieuwe ontwikkelingen
Op de locatie Rosengarten is een winkel met woninginrichting ontwikkeld. Aan de westzijde van Gardenz wordt een perceel aan het plangebied toegevoegd.
Verkeer
Het volledige terrein van Gardenz is ingericht als een 30 km/u gebied. Het gemotoriseerd verkeer en fietsers maken, in het 30 km/u gebied, gebruik van dezelfde rijbaan.
Bereikbaarheid
Huis- en tuinboulevard is voor veel consumenten goed en snel te bereiken. Het plangebied ligt binnen vijf autominuten van het centrum van Sittard en Geleen.
In de huidige situatie is het terrein bereikbaar via de Urmonderbaan en de rotonde Egelantier/Mauritsweg. Hornbach is separaat bereikbaar via de Mauritsweg/Einighauserweg. Het terrein is in de toekomst bereikbaar vanaf de Urmonderbaan, via de rotonde Egelantier/Mauritsweg en vanaf de Mauritsweg/Einighauserweg. Er is een verbindingsweg gerealiseerd tussen Hornbach en Gardenz. Het terrein is via de rotonde Egelantier/Mauritsweg te verlaten.
Parkeren
Op het terrein is voldoende parkeergelegenheid aanwezig. Er dient te worden voldaan aan een parkeernorm van 2,5 parkeerplaats per 100 m2 bruto vloeroppervlak. Deze parkeernorm is opgenomen in de planregels van dit bestemmingsplan.
4.2 Randvoorwaarden Planrealisatie
Het is van belang dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is. Daarom is onderzoek verricht naar de mogelijke randvoorwaarden, waarmee rekening dient te worden gehouden bij de uitvoering van het plan. De afzonderlijke randvoorwaarden staan in onderstaande paragrafen vermeld. De onderzoeksrapporten zijn als separate bijlagen gevoegd bij dit bestemmingsplan.
4.2.1 Bodem
Wettelijk kader/inleiding
In verband met de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dient onderzoek verricht te worden naar de (te verwachten) bodemkwaliteit in het plangebied door het raadplegen van beschikbare bodemgegevens. Een nieuwe bestemming mag pas worden toegekend als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Daar waar sprake is van herbestemmen van bestaande situaties kan een diepgaand inzicht in de bodemsituatie vooraf achterwege blijven.
Bij bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem benodigd. Bouw kan pas plaatsvinden als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Daarom dient bij iedere nieuwe bouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te worden gebracht. De bodemonderzoeken voor eventuele nieuwe (vervangende) bouwactiviteiten mogen niet te oud zijn en moeten een vastgestelde informatiekwaliteit bieden. Indien aan die voorwaarden niet kan worden voldaan, dient aanvullend onderzoek plaats te vinden. Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel, dient vóór aanvang van de bouwwerkzaamheden een bodemsanering te worden uitgevoerd om de bodem wel geschikt te maken, of dient de omgevingsvergunning te worden geweigerd.
Bodemkwaliteitskaart
Op 26 april 2011 hebben burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen het Bodembeheerplan 2011 vastgesteld. Dat is vervolgens op 12 mei 2011 in werking getreden. Samen met de bodemkwaliteitskaart en de bodemfunctieklassenkaart geeft het Bodembeheerplan het toetsingskader voor het omgaan met diffuus verontreinigde grond binnen Sittard-Geleen.
Op 19 november 2013 hebben burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen een aanvulling van de bodemkwaliteitskaart voor de stof PCB's vastgesteld. Deze actualisatie van de bodemkwaliteitskaart met PCB's heeft niet geleid tot een herziening van de eerder vastgestelde bodemkwaliteitskaart uit 2010 en het bodembeheerplan uit 2011. Hierdoor behouden zij hun rechtskracht en kan de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel blijven gelden.
Het Bodembeheerplan is niet van toepassing bij de aanpak van zgn. puntverontreinigingen en ook niet bij de aanpak van verontreinigd grondwater.
Voor de aanpak van puntverontreinigingen gelden de Wet bodembescherming en het provinciale bodemsaneringsbeleid. (Diffuse) grondwaterverontreiniging kan worden aangepakt via het instrument van gebiedsgericht grondwaterbeheer, zodra de Wet bodembescherming daarin voorziet.
Het Bodembeheerplan 2011 en ruimtelijke ordening
Wat betreft de te hanteren bodemkwaliteitsdoelstellingen kent de Wet ruimtelijke ordening beleidsvrijheid die in het Bodembeheerplan, voor ruimtelijke ontwikkelingen, als volgt is ingevuld:
Het gebied waar de regels uit het Bodembeheerplan van toepassing zijn.
Het ruimtelijke plan is gelegen aan de rand van de kern Geleen en vanuit de Wet ruimtelijke ordening is dan ook de gemeente bevoegd gezag voor het beoordelen van de bodemkwaliteit.
De bodemkwaliteitsdoelstellingen die bij ruimtelijke ontwikkelingen worden nagestreefd.
Algemeen geldt hierbij dat op een locatie alleen sanerende maatregelen moeten worden getroffen, indien er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging.
Voor wat betreft de saneringsdoelstelling bij saneringen van historische verontreinigingen (ontstaan vóór 1987) wordt onverkort aangesloten bij de functiewaarden uit het generieke kader van het Besluit bodemkwaliteit. Bij de sanering van niet-historische verontreinigingen (ontstaan vanaf 1987) geldt de verwijdering van de veroorzaakte verontreiniging c.q. de herstelplicht van de bodemkwaliteit.
De mogelijkheden voor het hergebruik van grond.
Hierbij sluit de gemeente aan bij het generieke kader uit het Besluit bodemkwaliteit. D.w.z.: een partij her te gebruiken grond moet voldoen aan de bodemfunctieklasse (volgens de bodem-functieklassenkaart) van de ontvangende bodem en aan de bodemkwaliteitsklasse (volgens de bodem-kwaliteitskaart) van de ontvangende bodem. In de concrete gevallen geldt de strengste van beide eisen.
De mogelijkheden om gebruik te maken van informatie uit de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel voor de bodemkwaliteit.
Gebruik van de bodemkwaliteitskaart is ook mogelijk om bij ruimtelijke ontwikkelingen een voldoende betrouwbare voorspelling te kunnen doen over de te verwachten bodemkwaliteit. Algemeen geldt hierbij dat bij locaties die geen puntbron zijn c.q. naar verwachting niet beïnvloed zijn door een puntbron, de bodemkwaliteitskaart gebruikt kan worden om die voorspelling te doen.
Wanneer geldt de bodemkwaliteitskaart niet als bewijsmiddel voor de bodemkwaliteit en is bodemonderzoek nodig?
Bij ruimtelijke ontwikkelingen op locaties waar mogelijk sprake is van ernstige bodemverontreiniging, op locaties die zijn uitgezonderd van de bodemkwaliteitskaart en bij gronden met de bestemming moestuin/volkstuin, dient altijd een verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Het uitvoeren van een historisch onderzoek.
Dit ter onderbouwing van de verwachting dat de bodem geen puntbron is c.q. niet beïnvloed is door een puntbron, en (vermoedelijk) geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Voor meer gedetailleerde informatie en achtergronden wordt verwezen naar het Bodembeheerplan 2011 en het rapport bodemkwaliteitskaart en bodemfunctieklassenkaart uit juli 2010.
Onderzoek
Voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek (Bijlage 1) is er een onderzoeksgebied genomen waar het plangebied in valt. Het onderzoeksgebied is dan ook groter dan het plangebied. Dit verkennend bodemonderzoek is te vinden in de bijlage van deze toelichting.
Het doel van het bodemonderzoek is het steekproefsgewijs vastleggen van de actuele milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de onderzoeksgebied.
In het onderzoeksgebied zijn in het verleden een aantal onderzoeken uitgevoerd ten behoeve van de bodemkwaliteit. In deze onderzoeken zijn de analyseresultaten getoetst aan de destijds geldende toetsingswaarden.
In 2011 heeft tevens een vooronderzoek (Bijlage 2) plaatsgevonden.De resultaten van beide onderzoeken zijn onderstaand weergegeven.
Resultaten
Uit de toetsing komt naar voren dat de bodem voldoet aan de achtergrondwaarden met uitzondering van:
- 1. De sportvelden en het oude stamriool.
Hier voldoet de kwaliteit van de bovengrond voor de parameters PAK en minerale olie niet aan de achtergrondwaarden van de Regeling Bbk. Dit is niet van toepassing op het plangebied Huis- en tuinboulevard. - 2. Ter plaatse van de oude boerderij aan de Urmonderbaan 4, is bij de aanwezige dieseltanks sprake van een verontreiniging met minerale olie met concentraties boven de interventiewaarde.
Ook zijn hier verhoogde PAK-gehaltes ten opzicht van de achtergrondwaarde gemeten.
Inmiddels is deze ondergrondse tank verwijderd en de verontreiniging ontgraven. Vervolgens is de bodem aangevuld met schone grond waardoor dit geen belemmering meer vormt voor de ontwikkeling van de Huis- en tuinboulevard.
Conclusie
De bodemkwaliteit van het plangebied voldoet aan de achtergrondwaarden. De gebieden die niet voldoen, liggen niet in het plangebied.
4.2.2 Archeologie en cultuurhistorie
Wettelijk kader
Wet op de Archeologische Monumentenzorg
Ter implementatie van het Verdrag van Malta is op 1 september 2007 de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden. In deze wet is vastgelegd dat gemeenten in het kader van ruimtelijke ordening ook rekening dienen te houden met het archeologisch erfgoed. Daarom dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan inventariserend archeologisch onderzoek te worden gedaan, zodat in het plan, indien nodig, een passende regeling kan worden getroffen om aanwezige archeologische waarden te beschermen. In het kader van de modernisering van de Monumentenwet is in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen dat in een bestemmingsplan niet alleen een beschrijving moet staan op welke wijze rekening gehouden wordt met aanwezige of te verwachten monumenten in de grond (archeologie), maar ook met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Op 13 september 2012 is dit door de gemeenteraad ingevuld en is de beleidsnota 'Archeologie en monumenten' vastgesteld. Daarin staat hoe met archeologie in bestemmingsplannen moet worden omgegaan. Er bestaat een onderzoeksplicht in geval van een verstoringsdiepte van meer dan 30 cm en een verstoringsoppervlak, afhankelijk van de verwachtingswaarde variërend van meer dan 50 m2 tot meer dan 50.000 m2. (tabel 1 van de bijlagen behorende bij de beleidsnota).
Situatie plangebied
Een groot deel van het plangebied heeft een lage archeologische verwachtingswaarde. Aan de oostzijde bevindt zich echter een gebied met een zeer hoge en hoge archeologische waarde. Derhalve is archeologisch onderzoek uitgevoerd voor de locatie Hornbach.
Het onderzoeksgebied betreft het plangebied en de directe omgeving ervan. In het onderzoeksgebied zijn in het verleden al diverse archeologische resten opgespoord. In 2002 is er ten zuiden en ten westen van de Huis- en tuinboulevard (onderzoeksgebied Hof van Limburg) een aanvullende archeologische inventarisatie uitgevoerd. Dit onderzoek heeft uitgewezen dat er diverse archeologische resten in dit onderzoeksgebied te vinden zijn. Het betreffen resten uit de Steentijd, Prehistorie, Romeinse tijd en Middeleeuwen.
Een deel van de resten is in 2003 opgegraven. Deze resten zijn opgegraven in het gebied tussen het onderhavig plangebied en het tankstation. De resten dateren uit de jonge steentijd en de ijzertijd.
In het gebied, waar de resten uit de jonge steentijd zijn gevonden, is een vindplaats van de zogenaamde Steingroep. De Steingroep is een vrijwel onbekende cultuur. De vondsten dateren van tussen 3400 en 2450 voor Christus. Vondsten van de Steingroep zijn zeldzaam en de grondsporen zijn nog zeldzamer.
In hetzelfde gebied zijn ook grondsporen van een nederzetting en een complex leemwinningskuilen gevonden. Men gebruikte leem voor het dagelijks gebruik, bijvoorbeeld voor het maken van huizen of aardewerk. Op plaatsen waar geschikt leem werd gevonden, werd deze gewonnen in diepe kuilen, genoemd leemwinningskuilen. De zo ontstane kuilen werden later weer opgevuld met slachtafval, potscherven, houtskoolresten en plantaardig afvalmateriaal.
De IJzertijdsporen en vondsten dateren uit de 6e eeuw voor Christus. Ten zuiden van het onderhavige plangebied zijn archeologische resten van een Ijzertijd nederzetting aangetroffen. De resten zijn gedocumenteerd door een archeologische deskundige.
In het plangebied zijn diverse graafwerkzaamheden verricht onder leiding van een archeologische deskundige. Tijdens de graafwerkzaamheden zijn archeologische resten aangetroffen. Deze archeologische resten dateren uit de IJzertijd.
Voorafgaand aan de ontwikkelingen, is voor enkele plandelen waar nog onvoldoende archeologisch onderzoek is verricht, archeologisch aanvullend onderzoek dan ook verplicht. Op de plankaart zijn de gebieden met een archeologisch verwachtingswaarde aangeduid als dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. In de bij de gemeentelijke beleidsnota 'Archeologie en monumenten' behorende beleidskaart is aangegeven waar welke verwachtingswaarde bestaat. Op grond daarvan is die dubbelbestemming bepaald.
In de regels van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' is geborgd dat archeologisch onderzoek plaats moet vinden voorafgaand aan de werkzaamheden. De begrenzing van deze gebieden is gebaseerd op de resultaten van het archeologische onderzoek in het plangebied.
4.2.3 Water
Wettelijk kader/inleiding
In Nederland heeft water een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de watertoets. De watertoets houdt in dat bij het maken van ruimtelijke plannen al in een vroeg stadium bekeken moet worden wat de gevolgen zijn voor water en de ruimtelijke ordening. De watertoets is een proces waarbij overleg wordt gevoerd met de waterbeheerder. De waterbeheerder stelt in dit proces de kaders vast en geeft een wateradvies voor verschillende waterhuishoudkundige aspecten. De watertoets resulteert uiteindelijk in een waterparagraaf, die in de toelichting van het ruimtelijke plan wordt opgenomen.
Situatie plangebied
In 2012 is in opdracht van de gemeente Sittard-Geleen een watertoets opgesteld voor de Huis- en tuinboulevard. Deze watertoets is in Bijlage 9 van deze toelichting te vinden. In deze watertoets vindt onderlinge afstemming plaats tussen water en ruimte.
Het plangebied is grotendeels al ontwikkeld en het destijds ontworpen watersysteem is al gerealiseerd. Hieronder is het watersysteem beschreven en getoetst aan de huidige richtlijnen.
Afvalwater en regenwatersysteem
Het afvalwater- en regenwatersysteem op de Huis- en tuinboulevard Gardenz bestaat uit:
- een verbeterd gescheiden systeem;
- een gescheiden systeem;
- vijverpartijen.
Hieronder is een overzicht van het watersysteem in het onderzoeksgebied te zien. Het onderzoeksgebied is ruimer dan het plangebied van dit plan.
Figuur 4.1: Overzicht watersysteem plangebied
Afvalwatersysteem
Het afvalwater in het plangebied watert af naar het vuilwaterstelsel in het plangebied. Dit stelsel voert ter plaatse van de rotonde, met de Einighauserweg, onder vrij verval af naar het gemengde rioolstelsel van de gemeente Sittard-Geleen.
Het vuilwater afkomstig van Hornbach watert rechtstreeks af naar het gemengde rioolstelsel in de
Mauritsweg van de gemeente Sittard-Geleen.
Regenwatersysteem
Het regenwatersysteem op de Huis- en tuinboulevard bestaat uit de onderdelen:
- een regenwaterriool (gescheiden systeem);
- een verbeterd regenwaterriool (verbeterd gescheiden systeem);
- vijverpartijen.
Onderstaand is schematisch het regenwatersysteem weergegeven.
Figuur 4.2: Schematische weergave regenwatersysteem Gardenz
Verbeterd regenwaterriool (verbeterd gescheiden systeem).
In het oostelijk deel van het onderzoeksgebied ligt een verbeterd gescheiden stelsel. Het regenwater, afkomstig van de huidige verharding van het aangrenzende perceel (Hornbach) en het wegoppervlak van de Egelantier, watert af naar dit verbeterd gescheiden stelsel.
Het eerste vuile deel van het regenwater (first flush) van het verbeterd gescheiden stelsel wordt middels een gemaal afgevoerd naar het vuilwaterstelsel van de Huis- en tuinboulevard Gardenz. Dit gemaal bevindt zich langs de Egelantier, ter hoogte van de rotonde met de Einighauserweg. Via het vuilwaterstelsel wordt de first flush afgevoerd naar het gemengde rioolstelsel van de gemeente Sittard-Geleen.
Regenwaterriool (gescheiden systeem).
Het overig deel van het onderzoeksgebied watert af naar het regenwaterriool. Het regenwaterriool staat in verbinding met drie inundatievijvers waarin het regenwater geborgen wordt en geïnfiltreerd.
Vijverpartijen.
In het onderzoeksgebied zijn verschillende vijverpartijen aanwezig. Onderstaand is de functie van elke vijverpartij aangegeven:
- inundatievijvers;
- blauwe vijver;
- groene vijver;
- infiltratiezone.
Het regenwaterriool van de Huis- en tuinboulevard Gardenz watert af naar de inundatievijvers. Indien de berging in de inundatievijvers benut is, vindt overloop (over maaiveld) plaats naar de ‘blauwe vijver’. Het verbeterd gescheiden regenwaterriool watert rechtstreeks af naar de ‘blauwe vijver’. In de ‘blauwe vijver’ is een permanent waterpeil aanwezig. Boven dit permanente waterpeil is een bergende waterschijf beschikbaar. Indien deze benut is kan de ‘blauwe vijver’ overlopen naar de infiltratiezone, gelegen in het westelijk deel van het onderzoeksgebied. Naast de overloop vanuit de ‘blauwe vijver’ wordt regenwater afkomstig van de uitbreiding van de Huis- en tuinboulevard Gardenz aan de westzijde afgevoerd naar de infiltratiezone. Ter verduidelijking is dit schematisch weergegeven in figuur 4.2.
Uitbreiding Hornbach
Het regenwater afkomstig van de huidige verharding van Hornbach watert af naar het verbeterd gescheiden stelsel in de Egelantier. Het regenwater afkomstig van de nieuwe verharding (1,8 hectare) van Hornbach wordt geborgen op eigen terrein. De bergingsvoorziening op eigen terrein bestaat uit een greppel langs de Mauritsweg en een ondergrondse infiltratievoorziening onder het parkeerterrein.
Rioolstelsel Lindenheuvel
Aangrenzend aan het plangebied ligt de woonwijk Lindenheuvel. In dit gebied ligt een gemengd rioolstelsel van de gemeente Sittard-Geleen. Het surplus aan overstortwater van dit gemengde rioolstelsel stort via een bergbezinkvoorziening en een ‘groene vijver’ over op de ‘blauwe vijver’. Na afloop van de regenbui wordt het boven het permanente waterpeil van de ‘blauwe vijver’ geborgen water via de ‘groene vijver’ en bergbezinkbassin afgevoerd naar het gemengde rioolstelsel van de gemeente Sittard-Geleen.
Benodigde berging
Om piekafvoeren en wateroverlast te voorkomen moet het regenwatersysteem een neerslaggebeurtenis met een herhalingstermijn van 1 keer per 25 jaar kunnen bergen. Deze neerslaggebeurtenis is een regenbui van 35 mm met een duur van 45 minuten. Het afwaterende oppervlak in het plangebied betreft 9,51 hectare. Bij dit oppervlak is voor bij de maatgevende neerslaggebeurtenis een berging in het onderzoeksgebied benodigd van circa 3.330 m3. In de vijverpartijen in het onderzoeksgebied is ruim voldoende berging aanwezig. De beschikbare berging in de vijverpartijen is zelf zodanig dat een 100 jaarsregenbui (45 mm in 30 minuten) geborgen kan worden.
Voor de uitbreiding van Hornbach (1,8 hectare) is een berging op eigen terrein benodigd van circa 630 m3. In de greppel langs de Mauritsweg is een berging beschikbaar van 360 m³. De resterende benodigde berging (270 m3) wordt geborgen in het ondergronds infiltratiesysteem onder het parkeerterrein.
Hydraulische afvoercapaciteit
De hydraulische afvoercapaciteit van het regenwaterstelsel van Huis- en tuinboulevard Gardenz is gecontroleerd met bui 9 van de Leidraad Riolering. Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de afvoercapaciteit van het regenwaterstelsel in het oostelijk deel van het plangebied te gering is, er treedt wateroverlast op straat op.
Indien water op straat blijft staan zal dit water tijdelijk op het maaiveld (parkeerterrein) blijven staan. Indien dit tot overlast leidt, zijn onderstaande maatregelen mogelijk om het knelpunt op te lossen:
- vergroten diameter van het regenwaterstelsel;
- het deels afkoppelen van het aangesloten oppervlak en dit oppervlak aansluiten op een ander (nieuw) afvoersysteem richting de inundatievijvers;
- de nog te realiseren bebouwing rechtstreeks aansluiten op de inundatievijvers en niet op het gescheiden regenwaterstelsel;
- het regenwater over maaiveld afvoeren naar de inundatievijvers;
- de bergingscapaciteit in het regenwatersysteem uitbreiden.
Waterkwaliteit
Om de kwaliteit van het afstromende regenwater te waarborgen, dient de trits ‘schoonhouden-scheiden-schoonmaken’ te worden toegepast. Het toepassen van bronmaatregelen zorgen voor het schoonhouden van het afstromende regenwater. Daarnaast zijn de infiltratievoorzieningen voorzien van een bodempassage. De eventueel aanwezige verontreinigingen in het regenwater worden gebonden aan de bodemdeeltjes in de toplaag van de bodem van de infiltratievoorzieningen.
Het regenwaterriool in de Egelantier betreft een verbeterd gescheiden rioolstelsel, waarbij het eerste vuile deel van het regenwater (first flush) wordt afgevoerd naar het vuilwatersysteem. Het parkeerterrein van Hornbach watert hiernaar af. Het schone regenwater (dakwater) wordt geïnfiltreerd op eigen terrein.
Ten opzichte van 2012 zijn er geen veranderingen in het beleid of uitgangspunten geweest, waardoor deze waterparagraaf nog actueel is. Gemeente en waterschap zien daarom geen aanleiding om de waterparagraaf aan te passen.
4.2.4 Flora en Fauna
Wettelijk kader
De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. De soortenbescherming is in Nederland geregeld in de Flora- en faunawet en de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998.
Soortenbescherming
Het doel van de Flora- en faunawet is het instandhouden en beschermen van in het wild voorkomende plant- en diersoorten. De Flora- en faunawet kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden, maar er kan worden afgeweken van de verbodsbepalingen middels ontheffingen. Er bestaan drie beschermingsregimes voor drie verschillende groepen van beschermde soorten. Voor de algemeen beschermde soorten (tabel 1) geldt een algemene ontheffing voor ruimtelijke ingrepen. Ook voor de overige beschermde soorten (tabel 2) is ontheffing mogelijk, mits wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. Voor strikt beschermde soorten (tabel 3) kan enkel afgeweken worden na een uitgebreide toetsing.
Gebiedsbescherming
Door middel van gebiedsbescherming wordt een beschermingskader geboden voor de flora en fauna binnen aangewezen beschermde gebieden. Hieronder vallen de speciale beschermingszones volgens de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, gebieden die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), beschermde natuurmonumenten en staatsnatuurmonumenten. Een belangrijk onderdeel van de Natuurbeschermingswet is dat er geen vergunning gegeven mag worden voor handelingen of projecten die schadelijk kunnen zijn voor de kwaliteit van de habitats van soorten, waarvoor een gebied is aangewezen. Wanneer niet op voorhand uitgesloten kan worden dat er schadelijke effecten kunnen optreden, dan dient de initiatiefnemer een 'passende beoordeling' te maken. Dat betekent een onderzoek naar alle aspecten van het project en welke gevolgen die kunnen hebben voor datgene wat bescherming geniet.
Situatie plangebied
Voor het plangebied is een verkennend Flora- en Faunaonderzoek verricht om vast te stellen of en welke beschermde dier- en plantensoorten aanwezig zijn. Dit onderzoek is in Bijlage 3 van deze toelichting te vinden. Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet, niet van de EHS en ook niet van het Nationaal Landschap Zuid-Limburg.
Figuur 4.3: EHS en POG in het en nabij het plangebied (globale ligging plangebied)
Het plangebied is voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nesten niet geschikt om te dienen als broedhabitat. Wel dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van eventuele nesten van broedvogels in het broedseizoen. Wanneer deze wel aanwezig zijn, dient met verstorende werkzaamheden gewacht te worden tot na het broedseizoen.
Het plangebied vormt mogelijk het leefgebied voor enkele algemene soorten zoogdieren zoals mollen en enkele soorten muizen. Deze soorten zijn opgenomen in tabel 1, AMvB ex art. 75 van de Flora- en faunawet. Voor soorten in deze categorie geldt bij ruimtelijke ingrepen een vrijstelling van artikel 8 t/m 12 in het kader van de Flora en faunawet.
Voor het plangebied bestaat er vanuit de soortenbeschermingskaders geen belemmering, mits rekening gehouden wordt met het voorkomen van nesten tijdens het broedseizoen. In het plangebied blijft de zorgplicht van de Flora- en Faunawet van kracht.
Bij de sloop van Rosengarten is rekening gehouden met de resultaten en aanbevelingen uit het Flora en Fauna onderzoek. Dit rapport is te vinden in Bijlage 3.
4.2.5 Verkeer
Inleiding
Voor een goede ruimtelijke ordening is een goede verkeersafwikkeling en een veilige verkeersontsluiting van alle modaliteiten van belang. Bij ruimtelijke planning dienen verkeerskundige aspecten afgewogen te worden, omdat deze van grote invloed zijn op de het doelmatig functioneren van verschillende functies. Wanneer nieuwe ontwikkelingen worden gepland, is het van belang te onderzoeken welke effecten dit heeft op de verkeerskundige situatie om zo nodig passende maatregelen te kunnen nemen.
Onderzoek
Om inzicht te krijgen in de verkeers- en parkeersituatie van de huis- en tuinboulevard is een verkeersonderzoek uitgevoerd. Dit verkeersonderzoek is in Bijlage 8 van deze toelichting te vinden. Met behulp van verkeersmodellen is bepaald hoe de hoeveelheden verkeer zich gaan verspreiden over het wegennet. Tevens is berekend hoeveel parkeerplaatsen er nodig zijn in de huidige situatie en in de toekomstige situatie
Resultaten
De verkeersgeneratie voor de toekomstige situatie is berekend aan de hand van CROW publicatie 371. De totale verkeersgeneratie in de toekomstige situatie bedraagt 12.485 mvt/etm. Dit betekent een toename van 991 mvt/etm. Deze toename wordt veroorzaakt dor de uitbreidingen van A&C Rosengarten en de uitbreiding ten westen van het terrein. Ook deze cijfers zijn ingevoerd in het verkeersmodel om de verdeling over het netwerk te bepalen. In de volgende afbeelding worden de verkeersintensiteiten (mvt/etm) voor de toekomstige situatie weergegeven.
Figuur 4.4: Verkeersintensiteit toekomstige situatie
Conclusie
Op dit moment is de Huis- en tuinboulevard nog niet volledig ontwikkeld. In de huidige situatie is het verkeer goed af te wikkelen en is er voldoende parkeergelegenheid op het terrein aanwezig. Als gevolg van de volledige ontwikkeling van de Huis- en tuinboulevard en de uitbreiding en opwaardering van Hornbach (autonome situatie) zal de verkeersbelasting en de parkeerbehoefte toenemen. Dit zal nog verder toenemen als de geplande uitbreidingen (boerderij Rosengarten en Pey, ten westen van het plangebied) doorgang vinden.
Verkeersafwikkeling
Zowel in de autonome als in de toekomstige situatie zijn de verwachte verkeersintensiteiten goed af te wikkelen op het bestaande wegennet. Het wordt drukker op de wegen op het terrein van de Huis- en tuinboulevard, maar dit leidt niet tot problemen.
De verkeersregelinstallatie (VRI) op de kruising Einighauserweg – Urmonderbaan heeft een beperkte restcapaciteit, maar er zijn geen aanvullende maatregelen noodzakelijk om een goede doorstroming te waarborgen. Overwogen kan worden om het voorsorteervak voor linksafslaand verkeer richting Mauritsweg/Einighauserweg te verlengen. Hiervoor is voldoende ruimte aanwezig en hierdoor kan ook tijdens absolute piekmomenten al het linksafslaand verkeer in het voorsorteervak opstellen.
De rotonde Egelantier/Einighauserweg kan de verkeersstromen in de huidige en toekomstige situatie nog verwerken, maar de rotonde heeft weinig restcapaciteit. Om de doorstroming ter plaatse van de rotonde Egelantier/Einighauserweg te verbeteren kan overwogen worden om deze ruimer (volgens de geldende richtlijnen) vorm te geven of om te vormen tot een turborotonde.
Parkeren
In de autonome situatie, na de volledige ontwikkeling van de Huis- en tuinboulevard en de verbouwing/opwaardering van Hornbach, is er op de Huis- en tuinboulevard nog voldoende parkeergelegenheid. De ontwikkelingen in de toekomstige situatie (uitbreiding westzijde van 9.900 m2 en Rosengarten tot 5.050 m2) leiden tot een extra parkeervraag van 190 parkeerplaatsen. Hiervan kunnen 158 parkeerplaatsen aangelegd worden (ten westen van plangebied) en 32 parkeerplaatsen nabij de voormalige boerderij Rosengarten. Binnen het plangebied is voldoende ruimte beschikbaar voor deze extra hoeveelheid parkeerplaatsen.
4.2.6 Bedrijven en milieuzonering
Inleiding
In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan hinder door bedrijven in algemene zin. Bedrijfsactiviteiten kunnen hinder veroorzaken door onaangename geuren, lawaai, stof, trillingen of drukke verkeersbewegingen. Het is daarom wenselijk als bedrijfsactiviteiten of andere milieubelastende functies op een zekere afstand van woningen en andere hindergevoelige functies zijn gesitueerd. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft hiervoor een handreiking opgesteld: de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009).
In deze handreiking wordt aangegeven hoe door middel van milieuzonering de afstand tussen bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies voldoende blijft. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven op een passende afstand ten opzichte van woningen worden gesitueerd en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bestaande bedrijven worden gepland. Niet ieder bedrijf heeft evenveel invloed op de omgeving. In de handreiking worden bedrijfsactiviteiten daarom ingedeeld in zes categorieën. Per milieucategorie zijn richtafstanden opgenomen die aangehouden kunnen worden om hinder te voorkomen. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt in afstanden tot een rustige woonwijk en tot een gebied met een menging van functies. In figuur 4.6 zijn de richtafstanden weergegeven. Deze afstanden zijn gebaseerd op de mate van verspreiding van geluid, stof, gevaar en geur. De bedrijvigheid kan volgens de handreiking van de VNG ingedeeld worden in categorieën die lopen van 1 tot en met 6. Hierbij lopen de richtafstanden uiteen van 0 meter tot 1.500 meter.
Milieucategorie | Richtafstanden tot een rustige 'woonwijk' | Richtafstanden tot een 'gebied met menging van functies' | |
1 | 10 meter | 0 meter | |
2 | 30 meter | 10 meter | |
3 | 50-100 meter | 30-50 meter | |
4 | 200-300 meter | 100-200 meter | |
5 | 500-1.000 meter | 300-700 meter | |
6 | 1.500 meter | 1.000 meter |
Figuur 4.5: Richtafstanden per milieucategorie
De VNG-publicatie blijft een richtlijn, waarin in algemene zin richtafstanden zijn bepaald op basis van gemiddelde productieprocessen. Het kan daarom zinvol zijn om in specifieke situaties de bewuste bedrijven nader te beschouwen op hun bedrijfsactiviteiten. Het kan immers zo zijn dat een specifiek bedrijf er een andere bedrijfsvoering op nahoudt, waardoor de hinder minder is dan wat op grond van de VNG-publicatie wordt ingeschat.
Bovendien moeten bedrijven op basis van een vergunning krachtens de Wet milieubeheer / Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning milieu) of op basis van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) aan voorschriften voldoen. Deze voorschriften hebben onder meer als doel de hinder voor de omgeving te reguleren en op een acceptabel niveau te houden. Deze voorschriften bieden daarom ook inzicht in de hindersituatie.
Situatie plangebied
Bedrijven en milieuzonering
SBI-2008 | Omschrjiving | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | Categorie | ||||
4752 | Bouwmarkten, tuincentra, hypermarkten | 30 | 10 | 30 | 2 |
Figuur 4.6: Tabel met zonering voor bedrijven
Winkelgebonden horeca is onder dezelfde categorie te scharen als de bouwmarkten, tuincentra en hypermarkten.
De hindercontour voor bouwmarkten is 30 meter. De afstand tussen de dichtstbijzijnde woning en de dichtstbijzijnde bouwmarkt bedraagt meer dan 30 meter. Dit is ook te zien in figuur 4.7.
In dit plangebied is er geen sprake van bedrijfshinderlijke bedrijvigheid. Hinderlijke bedrijven worden in dit bestemmingsplan dan ook niet toegestaan.
4.2.7 Geluid
Wettelijk kader
De Wet geluidhinder (Wgh) biedt een toetsingskader voor het geluidniveau op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen. De wet kent een ondergrens, de zogenaamde voorkeursgrenswaarde. Wanneer de geluidbelasting lager is dan deze waarde, zijn de voorwaarden die de Wet geluidhinder stelt aan het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen niet van toepassing. Daarnaast is er in de wet een bovengrens opgenomen, de maximaal toelaatbare geluidbelasting. Indien de geluidbelasting hoger is dan deze waarde, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen in principe niet mogelijk. Wanneer de geluidbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare geluidbelasting ligt, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen aan beperkingen gebonden en alleen onder voorwaarden mogelijk. Dit wordt een 'hogere waarde' genoemd ('hoger' in de zin van hoger dan de voorkeursgrenswaarde) en wordt via een formele procedure vastgelegd.
Wegverkeerslawaai
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) artikel 74 hebben alle wegen een geluidzone. Uitzondering hierop zijn woonerven en straten met een maximumsnelheid van 30 km/u. De zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en of een weg binnen of buitenstedelijk is gelegen.
Voor de bepaling van de maximale vast te stellen geluidbelasting houdt de Wet geluidhinder rekening met de ligging van de geluidgevoelige bestemmingen en wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk en buitenstedelijk gebied. Binnen stedelijk gebied gelden over het algemeen minder strenge normen. In het kort komt het er op neer dat het gebied binnen de bebouwde kom behoort tot het stedelijke gebied, met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, dat gelegen is binnen de zone van een autoweg of autosnelweg. In het laatste geval en voor de situatie buiten de bebouwde kom gelden de normen die van toepassing zijn op het buitenstedelijke gebied.
Indien de geluidbelasting hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en maatregelen gericht op reductie van de geluidbelasting onvoldoende doeltreffend zijn of als deze overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard ontmoeten, zijn burgemeester en wethouders van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de geluidbelasting.
De gevels van geluidgevoelige bestemmingen kunnen ook worden uitgevoerd als een blinde of dove gevel (conform artikel 1b lid 5 van de Wgh). Hiermee vervalt de verplichting om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde, waarbij een kanttekening wordt geplaatst dat de geluidwering van deze gevels ten minste gelijk dient te zijn aan de hoogte van de geluidbelasting minus de maximale binnenwaarde.Ter anticipatie op het steeds stiller worden van motorvoertuigen mag alvorens te toetsen aan de geldende grenswaarden een aftrek worden toegepast op de berekende geluidbelasting. Deze aftrek bedraagt:
- 2 dB voor wegen waar de maximumsnelheid gelijk is aan of hoger is dan 70 km/uur;
- 5 dB voor overige wegen.
Industrielawaai
Een industrieterrein is volgens de Wet geluidhinder een terrein waar zich bedrijven kunnen vestigen die genoemd worden in artikel 40 van de Wet geluidhinder en onderdeel D van Bijlage I behorende bij het Besluit omgevingsrecht (de zogenaamde grote lawaaimakers). Op grond van hoofdstuk V van de Wet geluidhinder is rondom deze terreinen een zone vastgesteld, waarbuiten de etmaalwaarde van het gemiddelde geluidsniveau ten gevolge van alle bedrijven op dat terrein niet hoger mag zijn dan 50 dB(A). De zone is een planologisch aandachtsgebied, waarbinnen regels van kracht zijn, die aan zowel industriële activiteiten als aan woningbouw beperkingen opleggen. De ligging en omvang van de zone wordt met een bestemmingsplan vastgelegd. In het kader van het bestemmingsplan dient gekeken te worden naar de geluidsbelasting van geluidgevoelige bestemmingen in de omgeving van het industrieterrein. Indien de geluidsbelasting meer dan 50 dB(A) bedraagt, kan de gemeente een hogere waarde vaststellen. De maximale ontheffingswaarde voor nieuwe woningen bedraagt 55 dB(A).
Onderzoek
In opdracht van de Gemeente Sittard-Geleen heeft Royal HaskoningDHV een onderzoek naar wegverkeerslawaai en industrielawaai uitgevoerd. Voor dit onderzoek geldt net als in het verkeersonderzoek een autonome situatie en een toekomstige situatie. Dit onderzoek is in Bijlage 7 van deze toelichting te vinden.
Wegverkeerslawaai
De hoogst berekende geluidsbelasting in de toekomstige situatie (2025 na volledige planrealisatie) treedt op ten gevolge van verkeer op de Urmonderbaan en bedraagt 68 dB (inclusief aftrek) op de gevel van de woning Mauritsweg 20. Vanwege verkeer op de Mauritsweg/Einighauserweg is de hoogst berekende geluidsbelasting 59 dB (inclusief aftrek) op de gevel van de woning Mauritsweg 40.
Opgemerkt dient te worden dat de geluidsbelastingen vanwege beide wegen hoog zijn. Ter illustratie: voor nieuwe woningen in stedelijk gebied is 68 dB de maximaal te verlenen hogere waarde, voor nieuwe woningen in buitenstedelijk gebied is de maximaal te verlenen hogere waarde 58 dB. Het binnen de bebouwde kom gelegen deel van een (geluid)zone wordt stedelijk gebied genoemd.
De maximale toename van de geluidsbelasting vanwege de uitbreiding van Tuinboulevard Gardenz (situatie 2025 inclusief plan t.o.v. situatie 2015 zonder plan) is 0,8 dB vanwege de Mauritsweg/Einighauserweg en 0,7 dB vanwege de Urmonderbaan. Gezien de optredende geluidsbelastingen is de bijdrage van het plan beperkt.
Er is geen sprake van een reconstructie Wet geluidhinder, omdat er geen fysieke wijzigingen aan de wegen plaatsvinden. Daarnaast kan geconcludeerd worden dat de toename van de geluidsbelasting ook vrij beperkt is, de waarden blijven ruim binnen de grenswaarde voor een reconstructie Wet geluidhinder (1,5 dB).
In de huidige situatie zijn nog niet alle percelen van de Tuinboulevard gevuld. De huidige invulling van de Tuinboulevard ligt waarschijnlijk onder de waarde zoals aangenomen in de autonome situatie (61,8 ha) die in dit onderzoek als referentiesituatie gebruikt is. De resultaten uit tabel 4 laten zien dat de uitbreiding ruim voldoet aan de reconstructiecriteria Wet geluidhinder. De berekende stijging van de geluidsniveaus wordt voornamelijk veroorzaakt door de autonome groei van het wegverkeer (circa 0,6 dB) en is voor een klein deel het gevolg van de verkeersaantrekkende effecten van de Tuinboulevard (0,1 a 0,2 dB). Een kleinere vulling in de huidige situatie zal daarom niet leiden tot een onacceptabele groei van de geluidsniveaus.
Industrielawaai
Uit het onderzoek naar wegverkeerslawaai en industrielawaai (Bijlage 7) blijkt dat de indicatieve hindercontouren voor geluid de woningen in de omgeving van het plangebied niet overschrijden.
Conclusie
Wegverkeerslawaai
De toename van de geluidsbelasting ten gevolge van de wijzigingen aan Tuinboulevard Gardenz bedraagt maximaal 0,7 dB vanwege de Urmonderbaan en maximaal 0,8 dB vanwege de Mauritsweg/Einighauserweg. De maximale toename van de gecumuleerde geluidbelasting is 0,8 dB.
Van een reconstructie Wet geluidhinder is geen sprake omdat er geen fysieke wijzigingen aan de wegen plaatsvinden. Wel kan op basis van de gehanteerde grenswaarde voor een reconstructie (1,5 dB) geconcludeerd worden dat de berekende toenames acceptabel lijken in het kader van een goede ruimtelijke ordening.
De berekende stijging van de geluidsniveaus wordt voornamelijk veroorzaakt door de autonome groei van het wegverkeer (circa 0,6 dB) en is voor een klein deel het gevolg van de verkeersaantrekkende werking van de Tuinboulevard (0,1 a 0,2 dB). Ook bij een kleinere vulling in de huidige situatie zal de stijging van het geluidsniveau beperkt zijn.
Industrielawaai
Uit het onderzoek kan worden geconcludeerd dat er geen knelpunt is t.a.v. industrielawaai. De detailhandel op de Tuinboulevard zal naar verwachting zonder nadere maatregelen kunnen voldoen aan de normen uit het Activiteitenbesluit. De kans op hinder is beperkt.
4.2.8 Lucht
Wetgeving
De Nederlandse wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit in de buitenlucht vloeit voort uit titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm) (StB. 2007, 434) en de onderliggende regelgeving in AMvB’s1 en ministeriële regelingen. De Wm biedt de volgende grondslagen voor de onderbouwing dat een plan voldoet aan de wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit:
- a. het project leidt niet tot overschrijding van grenswaarden (art. 5.16, 1ste lid, onder a, Wm);
- b. als er aannemelijk is gemaakt dat er grenswaarden worden overschreden:
- 1. maar ten gevolge van het project is er per saldo sprake van een verbetering van de concentratie van de betreffende stof of blijft de concentratie gelijk (art. 5.16, 1ste lid, onder b, sub 1, Wm);
- 2. maar ten gevolge van een door het project optredend effect of een met het plan samenhangende maatregel is er per saldo sprake van een verbetering van de concentratie van de betreffende stof of blijft de concentratie gelijk (art. 5.16, 1ste lid, onder b, sub 2, Wm);
- c. het plan draagt niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit (art. 5.16, 1ste lid, onder c, Wm);
- d. het project is genoemd of beschreven in, dan wel past binnen of is in elk geval niet strijdig met het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (art. 5.16, 1ste lid, onder d, Wm).
Wanneer een plan voldoet aan één of meerdere van bovenstaande grondslagen, kan het wat luchtkwaliteit betreft doorgang vinden.
Onderzoek
In opdracht van de Gemeente Sittard-Geleen heeft Royal HaskoningDHV een onderzoek luchtkwaliteit uitgevoerd. Dit onderzoek is in Bijlage 7 van deze toelichting te vinden.
Uit de onderzoeken komen de volgende gegevens naar voren:
Figuur 4.7: Waarden luchtkwaliteit
Tabel 5 laat zien dat er geen overschrijdingen plaatsvinden van de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2. In 2025 dalen de concentraties duidelijk ten opzichte van 2015. Uit statistische analyse blijkt dat in het algemeen een overschrijding van het aantal toegestane overschrijdingen van de uurgemiddelde NO2-grenswaarde plaatsvindt bij een jaargemiddelde NO2- concentratie van 82 ìg/m³ of hoger. Tabel 5 toont aan dat concentraties van deze hoogte niet voorkomen, waarmee het aantal toegestane overschrijdingen van de uurgemiddelde NO2-grenswaarde niet overschreden wordt.
De grenswaarden voor PM10 (jaargemiddeld en etmaalgemiddeld) worden niet overschreden. Onder invloed van dalende achtergrondconcentraties en emissiefactoren van het wegverkeer, zullen de concentraties in de jaren na 2025 verder dalen. Hiermee voldoet het plan aan de luchtkwaliteiteisen uit de Wm.
Conclusie
Uit de resultaten blijkt dat de grenswaarden voor NO2 en PM10 uit de Wm in geen van de zichtjaren wordt overschreden. Het plan voldoet hiermee op grond van art. 5.16 lid 1 sub a aan de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer. Op het gebied van luchtkwaliteit zijn er daarom geen belemmeringen om het bestemmingsplan te wijzigen.
4.2.9 Externe veiligheid
Wettelijk kader
Externe veiligheid betreft de kans op overlijden voor burgers (aanwezig in bebouwing of verblijfsgebieden grenzend aan risicobronnen) als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen bij de risicobron. Risicobronnen kunnen bedrijven zijn, maar ook het transport van gevaarlijke stoffen over wegen, vaarwegen en spoorwegen en via buisleidingen. Ook risico's veroorzaakt door windturbines (afvallen rotorbladen) en dalend en stijgend vliegverkeer bij vliegvelden, wordt gerekend tot de externe veiligheidsrisico's.
Dit risico wordt uitgedrukt in plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico is de overlijdenskans per jaar als gevolg van het vrijkomen van gevaarlijke stoffen bij een ongeval. Dit kan op een kaart worden weergegeven met behulp van contouren. Het groepsrisico betreft de kans per jaar dat in één keer een groep mensen komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico kan met behulp van een diagram worden weergegeven.
Bevi
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. De norm voor het plaatsgebonden risico is vastgesteld op 10-6 per jaar. Voor kwetsbare objecten, zoals woningen en scholen, is dit een grenswaarde. Voor beperkt kwetsbare objecten, zoals bedrijfsgebouwen en sporthallen, is dit een richtwaarde.
Het besluit bevat eisen voor het plaatsgebonden risico en geeft ook aan hoe deze veiligheidseisen doorwerken in plannen voor de ruimtelijke ordening. Op grond van het besluit wordt in een ministeriële regeling voor een aantal bedrijfssectoren (LPG-tankstations, opslag van gevaarlijke stoffen (PGS 15), ammoniakkoelinstallaties) vaste veiligheidsafstanden vastgelegd. Voor de overige bedrijven wordt de veiligheidsafstand met een risicoberekening bepaald. Bij het maken van een bestemmingsplan moeten gemeenten hiermee rekening houden.
Het Bevi bevat geen wettelijke grenswaarde voor het groepsrisico; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het groepsrisico in het gebied rondom de inrichting. Er is een oriëntatiewaarde bepaald, die aangeeft wanneer de kans dat bij een ongeval 10, 100 of 1.000 doden vallen, voldoende klein is. Dit geeft houvast bij de beoordeling bij welke bevolkingsdichtheid in de omgeving van een risicobedrijf er nog sprake is van een voldoende veilige situatie. De gemeente dient verantwoording af te leggen met betrekking tot het groepsrisico. Het bevoegd gezag motiveert - kort gezegd - in ieder geval:
- het aantal personen in het invloedsgebied;
- het groepsrisico;
- de mogelijkheden tot risicovermindering;
- de alternatieven;
- de mogelijkheden om de omvang van de ramp te beperken;
- de mogelijkheid tot zelfredzaamheid.
Naast de verantwoording van het groepsrisico moet advies worden gevraagd aan de regionale brandweer over het groepsrisico en de mogelijke gevolgen van het bestemmingsplan voor de mogelijkheden van rampbestrijding en de zelfredzaamheid van de bevolking binnen het invloedsgebied van het bedrijf.
Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Dit besluit is vergelijkbaar met het Bevi, maar dan van toepassing op buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Buiten de regels over het plaatsgebonden risico en de verantwoording van het groepsrisico is in het Bevb bepaald dat in een bestemmingsplan de ligging van buisleidingen wordt weergeven en dat een regeling wordt opgenomen voor de belemmeringenstrook. Deze belemmeringenstrook ligt op vijf meter aan weerszijden van de buisleiding of vier meter in geval van aardgasleidingen.
Onderzoek
Voor het bestemmingsplan Huis- en Tuinboulevard is in 2010 en 2011 een studie externe veiligheid uitgevoerd. Het bestemmingsplan dat nu voorligt heeft iets andere terreingrenzen. Om deze reden diende het externe veiligheidsonderzoek geactualiseerd te worden. De gemeente Sittard-Geleen heeft Royal HaskoningDHV gevraagd deze actualisatie uit te voeren.Dit onderzoek is in de bijlage van deze toelichting te vinden.
Voor het betreffende plangebied is een onderzoek naar externe veiligheid verricht. Daaruit volgt dat binnen een straal van 3000 meter rondom de beoogde locatie voor het plangebied zich een aantal risicobronnen bevinden. Uit een beschouwing van deze risicobronnen is gebleken dat de volgende risicobronnen daadwerkelijk relevant zijn voor het bestemmingsplan vanwege externe veiligheid:
- aardgastransportleiding A521-01 (66,2 bar/18 inch);
- aardgastransportleiding Z540-14 (40 bar/12 inch);
- aardgastransportleiding A578-06 (40 bar/8 inch);
- ethyleenleiding;
- DPO-buisleiding;
- Bedrijventerrein Chemelot.
De risicoberekeningsmethodiek voor buisleidingen is sinds 2012 gewijzigd. Daarnaast zijn enkele uitgangspunten met betrekking tot de bevolking gewijzigd. De kwantitatieve risico-analyse (Bijlage 6) ten aanzien van de ethyleenleiding is daarom opnieuw uitgevoerd.
Plaatsgebonden risico buisleidingen en Chemelot
Er zijn in het plangebied geen 10-6 contouren aanwezig voor de aardgastransportleidingen. De 10-6 contour als gevolg van de ethyleenleiding ligt wel over het plangebied. Dit betreft echter een strook grond van circa 3 meter breed welke een overgang is tussen de Urmonderbaan en de Huis- en tuinboulevard. Qua gebruik is er derhalve al sprake van een fysieke belemmering.
Gesteld kan worden dat aan de norm voor het plaatsgebonden risico voor buisleidingen wordt voldaan.
Het plangebied valt tevens buiten de 10-6 contour van Chemelot.
Groepsrisico buisleidingen en Chemelot
De realisatie van het plangebied inclusief nieuwe ontwikkelingen leidt tot een toename van het groepsrisico door de buisleidingen (aardgastransportleidingen en ethyleenleiding) dat als nihil is aan te merken. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt niet overschreden. De realisatie van het plan leidt tevens niet tot een aantoonbare toename van het groepsrisico door Chemelot.
Conclusie
Er wordt voldaan aan de normen voor plaatsgebonden risico's.
Het opnemen van een veiligheidszone als gevolg van de ethyleenleiding heeft geen toegevoegde waarde omdat deze strook hoe dan ook bebouwingsvrij moet blijven. Gebouwen moeten immers binnen het bouwvlak worden opgericht volgens de reeds opgenomen planregels. Derhalve is de veiligheidszone niet opgenomen op de verbeelding en in de planregels.
De ontwikkelingen in het plangebied leiden niet tot een aantoonbare toename van het groepsrisico.
4.2.10 Ladder voor duurzame verstedelijking
Wettelijk kader
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen en het is wettelijk verplicht om de ladder voor duurzame verstedelijking (kortweg: 'duurzaamheidsladder') toe te passen als onderbouwing van een bestemmingsplan voor een "nieuwe stedelijke ontwikkeling". De 'duurzaamheidsladder' heeft als doel om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren en overprogrammering en leegstand op regionaal niveau te voorkomen. De ladder bestaat uit drie 'treden':
1. Bepalen regionale vraag naar ruimte: voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte waarin nog niet elders in de regio is voorzien? Het kan zowel om een kwantitatieve als een kwalitatieve behoefte gaan.
2. Bouwen binnen bestaand stedelijk gebied: indien er sprake is van een actuele regionale behoefte, dan moet worden beoordeeld of deze in bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden gerealiseerd, eventueel door benutting van beschikbare gronden, herontwikkeling of transformatie van bestaande locaties.
3. Bouwen buiten bestaand stedelijk gebied met meerdere modaliteiten: indien gekozen moet worden voor een locatie buiten het stedelijke gebied, dan gaat de voorkeur uit naar een plek die (in de toekomst) bereikbaar is via verschillende vervoerswijzen.
Onderzoek
In het ontwerpbestemmingsplan kwam de duurzaamheidsladder al aan de orde. Echter, nieuwe kennis en inzichten ten aanzien van behoeftenbepaling en de definitie van bestaand stedelijk gebied, veroudering van de gebruikte gegevens en het feit dat de Hornbach inmiddels planologisch mogelijk is gemaakt, maakt het noodzakelijk dat er nader onderzoek uitgevoerd wordt naar de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 10.
Trede 1: bepalen regionale behoefte
- Voor de hoofdbranches Doe Het Zelf en Plant en Dier bestaat momenteel geen enkele behoefte aan vierkante meters winkeloppervlak. Ook niet binnen het kwaliteitssegment van de regionaal verzorgende locaties waartoe Gardenz behoort.
- Voor de branche Woninginrichting geldt dat er in principe behoefte is aan ruimte op de regionaal verzorgende locaties. Het is echter niet te voorspellen wanneer de behoefte zich voordoet, waardoor het niet mogelijk is om de actuele behoefte in vierkante meters uit te drukken.
- Er is op dit moment een actuele regionale behoefte aan de uitbreiding van slaapwinkel AenC waardoor een grootschalige winkel van meer dan 4.000 m2 ontstaat die goed aansluit bij de hedendaagse vraag.
- Behoefte aan de westelijke kavel van 10.000 m2 is goed denkbaar, omdat het 'middengebied' middels dit bestemmingsplan wordt ingevuld met 'maar' maximaal 4.000 m2 winkelvloeroppervlak. Hierdoor kan de 10.000 m2 niet alleen worden opgevangen in het 'middengebied'.
- Omgaan met leegstand. Als de gewenste 'verschuiving' van de woonbranche naar Gardenz op gang komt wordt de kans op structurele leegstand van verspreide winkels op bedrijventerreinen groter. Dit betreft echter geen onaanvaardbare leegstand. Tevens is het geen aantasting van het woon- en leefklimaat of het ondernemersklimaat. Oplossingen als sloop en herbestemming liggen voor de hand. De gemeente formuleert beleid om de leegstand op bedrijventerreinen te bestrijden.
- De gemeente streeft daarnaast naar concentratie van winkels in de branche woninginrichting ter versterking van de winkelstructuur en ter voorkoming van verdere leegstand.
- De maximum behoefte aan Winkelgebonden horeca is 0,75% van het winkelvloeroppervlak. Bij de huidige invulling is dat 260 m2. Bij volledige planinvulling is dat 350 m2.
Trede 2: bouwen binnen bestaand stedelijk gebied
Op basis van de ligging in het stedelijk weefsel van Sittard-Geleen, te midden van infrastructuur en bebouwing, maar ook op basis van het provinciale en gemeentelijke beleid wordt geconcludeerd dat het plangebied is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. Het is weliswaar een groen terrein maar volgens de Structuurvisie valt het onder het 'stadsrandgroen'. Dit stadsrandgroen is stedelijk groen waarmee het conform het Bro is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. Daarnaast is het perceel direct verbonden met een bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing, in dit geval ten behoeve van thematische detailhandel en ligt het ingesloten binnen de infrastructuur van de Urmonderbaan, waaraan het bovendien is verbonden.
Geconcludeerd wordt dus dat het bewuste westelijke perceel is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied, waardoor wij vaststellen dat het gehele plangebied 'Huis- en Tuinboulevard' valt onder bestaand stedelijk gebied. Dit betekent dat de actuele regionale behoefte volledig kan worden opgevangen binnen bestaand stedelijk gebied.
Trede 3: bouwen buiten bestaand stedelijk gebied met meerdere modaliteiten
In trede 2 is aangetoond dat er sprake is van bestaand stedelijk gebied, derhalve is trede 3 vervolgens niet meer aan de orde.
Het is niet mogelijk om de uitbreiding die het bestemmingsplan mogelijk maakt binnen leegstaande gebouwen met monumentale waarden te realiseren.
4.2.11 Distributie Planologisch Onderzoek
Inleiding
Het Distributieplanologisch onderzoek (DPO) is een belangrijk instrument dat kan aantonen of in een bepaald gebied ruimte is voor de vestiging of uitbreiding van detailhandel.
Het wordt veelal gebruikt om te bepalen of een nieuw initiatief leidt tot duurzame ontwrichting van de voorzieningen structuur. Of er al dan niet sprake is van duurzame ontwrichting is ten dele een definitie kwestie. Duurzame ontwrichting wordt regelmatig op twee manieren geïnterpreteerd:
- 1. Er is sprake van duurzame ontwrichting wanneer als gevolg van een initiatief er een forse overschrijding ontstaat van de (theoretische) optimale omvang van het winkelvloeroppervlakte in een bepaalde branche.
- 2. Er is sprake van duurzame ontwrichting wanneer als gevolg van een initiatief er een onaanvaardbare afname van de in een verzorgingsgebied aanwezige variatie in het aanbod (van een bepaalde branche) plaatsvindt.
Onderzoek
Om de effecten van de toevoeging van nieuw aanbod op de woon- en tuinboulevard is een DPO (zie Bijlage 11) verricht. Het DPO richt zich op de toegestane hoofdbranches op dit terrein, namelijk Wonen, Plant & Dier (hieronder vallen tuincentra) en Doe-het-zelf (hieronder vallen bouwmarkten). Dit onderzoek is te vinden in de bijlage van deze toelichting.
Het DPO onderzoekt de theoretische haalbare omvang van de hoofdbranches van de volgende input:
- locatieanalyse;
- vraaganalyse;
- aanbodanalyse.
Locatieanalyse
De ligging van de Huis- en tuinboulevard is zeer sterk. Gardenz ligt zeer centraal in de regio. Door de ligging aan de Urmonderbaan is het grootste deel van de regio binnen 10 autominuten te bereiken.
Vraaganalyse
De regio Sittard-Geleen telde op 1 januari 2012 182.000 inwoners. Tot 2015 neemt het draagvlak met 2% af als gevolg van een teruglopend inwonertal. De basis van het gemiddeld besteedbaar inkomen te verwachten bestedingen per hoofd van de bevolking in de hoofdbranches zijn in de regio Sittard-Geleen 1% lager dan landelijk.
Aanbodanalyse
De Huis- en tuinboulevard biedt een omvangrijk aanbod aan tuincentra. Binnen deze branche heeft de Huis- en tuinboulevard een dominante positie binnen de regio. Elders in de regio is een beperkt aanbod aan tuincentra.
De vestiging van Gamma op Gardenz is de grootste bouwmarkt in de regio Sittard-Geleen. De dichtstbijzijnde grotere bouwmarkten zijn gevestigd in Heerlen. Het aanbod van bouwmarkten is redelijk gelijkmatig verspreid over de regio.
Het aanbod in de hoofdbranche wonen is op Gardenz redelijk beperkt van omvang. Gardenz ondervindt binnen de eigen regio aanzienlijke concurrentie van andere concentratielocaties zoals de Dr. Nolenslaan (Sittard-Noord) en industrieterrein Bergerweg. Buiten de directe regio is er een zeer dominante positie voor woonboulevard 'In de Cramer' in Heerlen.
Conclusie
Een uitbreiding van het aanbod op Gardenz met 20.000 m² wvo aan tuincentra, bouwmarkten of aanbod in de hoofdbranche wonen zal aanzienlijke gevolgen hebben op de detailhandel in de regio Sittard-Geleen. Veel kleinere bouwmarkten/tuincentra hebben primair een lokaal verzorgende functie. Deze functie zal door de vestiging van nieuw aanbod op Gardenz beperkt aangetast worden, maar wel blijven bestaan.
De uitbreiding leidt wellicht tot leegstand op sommige plekken maar niet tot onaanvaardbare leegstand: er vindt geen aantasting plaats van het woon- en leefklimaat of het ondernemersklimaat. De uitbreiding is immers beperkt tot de branche 'woninginrichting' en dient een minimum winkelvloeroppervlakte te hebben van 4.000m2. Deze locaties zijn elders niet binnen de regio beschikbaar. Daarnaast streeft de gemeente naar concentratie van winkels in de branche 'woninginrichting' ter versterking van de winkelstructuur en ter voorkoming van verdere leegstand. Het middengebied is inmiddels met ongeveer 4.000m2 wvo ingevuld.
4.2.12 Kabels en leidingen
Advies Hoogspanningsleidingen
Uit de huidige wetenschappelijke informatie blijkt dat er een zwakke statistisch significante correlatie bestaat tussen het wonen in de buurt van hoogspanningslijnen en het optreden van leukemie bij kinderen. Hoewel dit niet helemaal zeker is, zijn er aanwijzingen dat de verhoging van het risico te maken heeft met het verhoogde magnetische veld in de nabijheid van de hoogspanningslijnen. De grenswaarde waarboven het risico toeneemt, ligt in de buurt van 0,4 microTesla. Informatie over het mechanisme waardoor het magnetische veld leukemie zou veroorzaken is echter tot nu toe, ondanks de vele onderzoeken, niet bekend.
Op basis van de informatie en op grond van het voorzorgbeginsel, heeft het ministerie van VROM met een brief d.d. 3 oktober 2005 gemeenten, provincies en netbeheerders geadviseerd om nieuwe situaties waarbij kinderen worden blootgesteld aan magneetveld hoger dan 0,4 microTesla (jaargemiddelde) zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden.
Situatie plangebied
Gas-, water- en elektriciteitstransport vindt meestal ondergronds plaats. Ten behoeve van de bescherming van bepaalde ondergrondse kabels en leidingen worden in een bestemmingsplan beschermingszones geregeld. In de planregels en op de verbeelding zijn deze zones opgenomen voor de grotere kabels en leidingstroken, voor zover ze door het plangebied lopen.
Binnen het plangebied zijn geen ondergrondse kabels en leidingen gelegen.
Vanuit het noorden naar het zuiden wordt het plangebied doorkruist door een bovengrondse hoogspanningsverbinding (150 kV) van het bedrijf TenneT TSO B.V. Deze leiding heeft geen invloed of gevolgen voor de plannen in het plangebied. Een woon- en tuinboulevard is geen gevoelige functie omdat de verblijfstijd beperkt is, richtafstanden zijn derhalve hier niet van toepassing.
In onderhavig bestemmingsplan is de leiding als dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningverbinding' in de planregels opgenomen. Op de verbeelding is een beschermingszone ingetekend van 20 meter aan weerszijden van de leiding. Binnen deze beschermingszone mogen in beginsel geen bouwwerken worden opgericht.
Hoofdstuk 5 Toelichting Systematiek Bestemmingsplan
5.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop het stedenbouwkundige plan en de planologisch gewenste ontwikkelingen juridisch zijn vertaald in het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is vervat in de verbeelding en de planregels. Het plan gaat vergezeld van een toelichting.
5.2 Verbeelding
Bij de opzet van de verbeelding is de SVBP2012 als uitgangspunt gehanteerd. SVBP2012 staat voor Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen2012. In de SVBP2012 zijn onder andere bestemmingscategorieën vastgelegd en zijn uniforme kleuren en aanduidingen beschreven.
De gronden behorend tot onderhavig bestemmingsplan zijn op de verbeelding begrensd door de plangrens. Binnen het plangebied zijn bestemmingen toegekend aan verschillende functies. De bestemmingen op de verbeelding zijn in de planregels aangevuld met bouw- en gebruiksregels. De materiële inhoud van de bestemmingen is dus opgenomen in de planregels.
5.3 Planregels
Planregels zijn nodig om het gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van de bebouwing binnen het plangebied te regelen. De planregels zijn onder te verdelen in:
- a. Inleidende regels;
- b. Bestemmingsregels;
- c. Algemene regels;
- d. Overgangs- en slotregels.
Ad a) Inleidende regels
De inleidende regels zijn van algemene aard en betreffen de 'begrippen en de 'wijze van meten'.
o Artikel 1: begrippen
Hierin worden de in de planregels voorkomende begrippen omschreven en wordt de interpretatie van de diverse begrippen vastgelegd, zodat duidelijk wordt wat onder de begrippen wordt verstaan.
o Artikel 2: wijze van meten
Hierin wordt aangegeven hoe de in het plan voorkomende maten dienen te worden bepaald.
Ad b) bestemmingsregels
De bestemmingsregels betreffen de bepalingen die de materiële inhoud (gebruiksdoel) van de op de verbeelding aangegeven bestemmingen weergeven:
o Artikel 3: Agrarisch
De gronden voor de bestemming 'Agrarisch' zijn bestemd voor agrarisch grondgebruik en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding. Hiervoor geldt dat er uitsluitend andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 2 meter mogen worden opgericht. De bestemming Agrarisch kan door burgemeester en wethouders gewijzigd worden in de bestemming Horeca, mits wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 3.3. Zo dienen de bouwwerken stedenbouwkundig te worden ingepast en dient het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar te zijn.
o Artikel 4: Detailhandel
Deze bestemming geldt voor het grootste deel van het plangebied. De gronden zijn bestemd voor de vestiging van bedrijven binnen de branches woninginrichting, tuincentra en bouwmarkten. Branchering is aangebracht vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening en vindt plaats op basis van aard en omvang van de verkochte artikelen (volumineus) en bezoekersintensiteit. Door te brancheren wordt uitvoering gegeven aan de retailstructuurvisie van de gemeente Sittard-Geleen.
Retail is binnen de gemeente alleen toegestaan binnen enkele winkelgebieden waarbij de huis- en tuinboulevard (Gardenz) is aangewezen als locatie voor detailhandel in de branches woninginrichting, tuin en doe-het-zelf. Hierbij wordt tevens aangesloten op concentratiebeleid van de gemeente om verkoop van grootschalige detailhandel met een regionaal verzorgingsgebied te bundelen op perifere, goed bereikbare locaties. Door de aangebrachte branchering in dit plan wordt zorgvuldig omgegaan met het ruimtegebruik zoals dat in het retailstructuurvisiebeleid is bepaald.
Zelfstandige kantoorvestigingen zijn hier niet toegestaan. Kantoren ten behoeve van de hoofdfunctie detailhandel daarentegen wel.
Ondergeschikte horeca is in deze bestemming wel toegestaan, waarbij de ondergeschikte horeca ondersteunend moet zijn aan de detailhandelsfunctie.
Daar waar de aanduiding 'minimum dakhelling (graden)' is opgenomen, mag de dakhelling niet minder bedragen dan op de verbeelding is aangeduid. Om ervoor te zorgen dat het dak aan de voorzijde schuin naar achteren omhoog oploopt, is bepaald dat het dakvlak dient te stijgen vanaf de gevel die het dichtst bij Urmonderbaan is gelegen. Hierdoor wordt het dak op dezelfde wijze met een helling afgewerkt, als de reeds bestaande gebouwen op de Huis- en tuinboulevard. Hetgeen overeenkomt met stedenbouwkundig beeld van de Huis- en tuinboulevard.
Daar waar de aanduiding 'maximum aantal winkels' is opgenomen, mag het aantal winkels niet meer bedragen dan is aangeduid. Het maximum aantal winkels op de gronden met deze aanduiding is conform de bestaande situatie. Daar waar deze aanduiding niet is opgenomen op de verbeelding, is het aantal winkels niet aan een maximum gebonden.
Daar waar de aanduiding 'minimum winkelvloeroppervlakte (m2)' is opgenomen, mag de winkelvloeroppervlakte per winkel niet minder bedragen dan ter plaatse is aangeduid. Met deze regeling wordt voorkomen dat op de locaties binnen het plangebied waarop deze aanduiding is gelegen, kleine winkels worden gevestigd.
Binnen deze bestemming zijn maximaal twee aanduidingsmasten toegestaan waarbij geldt dat deze niet gesitueerd mogen worden binnen de zone van 20 meter vanaf de rand van de Urmonderbaan en de Mauritsweg en maximaal 16 hoog en maximaal 5 meter breed mogen zijn.
De hoogte van hoogspanningsmasten mogen in deze bestemming maximaal 30 meter bedragen.
Middels een omgevingsvergunning mag afgeweken worden van een maximale hoogte van een bouwlaag indien de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundige beeld niet onevenredig nadelig (kunnen) worden beïnvloed.
De opgenomen parkeernorm is afkomstig uit de Beleidsregels nota parkeernormen 2012, zoals vastgesteld op 15 maart 2012 door de gemeente Sittard-Geleen.
o Artikel 5: Groen
De gronden voor de bestemming 'Groen' zijn bestemd voor groenvoorzieningen, langzaamverkeersvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Hiervoor geldt dat er uitsluitend andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 2 meter mogen worden opgericht.
o Artikel 6: Verkeer
De gronden voor de bestemming 'Verkeer' zijn bestemd voor wegen en straten, opstelstroken en voet- en fietspaden. Hiervoor geldt dat er uitsluitend andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 10 meter mogen worden opgericht.
o Artikel 7: Leiding - Hoogspanningsverbinding
Deze dubbelbestemming is naast de daar voorkomende bestemmingen mede toegekend aan de aanleg, instandhouding en bescherming van een hoogspannigsverbinding. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend andere bouwwerken worden opgericht met een bouwhoogte van maximaal 25 meter.
Binnen deze zones is een omgevingsvergunning vereist voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en van werkzaamheden. In deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist voor bijvoorbeeld het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen, aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 meter. Werken en werkzaamheden die normaal onderhoud betreffen, zijn niet van toepassing op dit verbod voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en van werkzaamheden.
o Artikel 8: Waarde - Archeologie 2
Gemeente Sittard-Geleen heeft een eigen archeologiebeleid. In dit beleid kiest de gemeente voor verschillende waarden. Voor dit bestemmingsplan geldt waarde archeologie 2.
De dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie is naast de daar voorkomende bestemmingen mede toegekend aan de bescherming van archeologische waarden in de bodem. In dit artikel wordt geregeld wanneer een archeologisch onderzoek vereist is en worden maatregelen ter bescherming van eventuele waarden voorgeschreven.
De bescherming van de archeologische waarden is bovengeschikt aan die van de leidingen. Wanneer de dubbelbestemming Waarde Archeologie samenvalt met de dubbelbestemming Leiding, gaan de bepalingen van de dubbelbestemming Waarde Archeologie voor.
Ad c) algemene regels
De algemene regels zijn aanvullingen op de genoemde bestemmingen en hebben betrekking op:
o Artikel 9: anti-dubbeltelbepaling
Deze bepaling is erop gericht om grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog uitvoering kan worden gegeven, niet dubbel te kunnen laten tellen, waardoor er onbedoeld meer woningen gerealiseerd kunnen worden.
o Artikel 10: algemene gebruiksregels
De algemene gebruiksregels regelen welke vormen van gebruik van onbebouwde gronden respectievelijk bouwwerken in ieder geval moeten worden aangemerkt als een verboden gebruik, zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening respectievelijk de Woningwet.
o Artikel 11: algemene afwijkingsregels
Behalve de specifieke afwijkingsregels, opgenomen binnen de bestemmingsregels, kent het plan ook een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden. Deze bevoegdheden hebben als doel om flexibel te kunnen inspelen op afwijkingen en overschrijdingen van beperkte aard of omvang.
o Artikel 12: algemene wijzigingsregels
De algemene wijzigingsbevoegdheden hebben als doel het bestemmingsplan van flexibiliteit te voorzien. Via gedeeltelijke planwijziging, zoals bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, kan worden besloten tot wijziging van het plan, zonder dat daarvoor een normale (integrale) herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk is.
Ad d) overgangs- en slotregels
De overgangs- en slotregels zijn aanvullingen op de genoemde bestemmingen en hebben betrekking op:
o Artikel 13: overgangsrecht bouwwerken en gebruik
In dit artikel is vastgelegd dat bouwwerken die op het moment van ter visielegging van het ontwerpplan bestaan (of die kunnen worden gebouwd op grond van het bepaalde in of krachtens de Woningwet), mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels.
Ook ligt in dit artikel vast dat het gebruik van gronden en opstallen dat afwijkt van de planregels op het moment waarop het plan rechtskracht verkrijgt, mag worden voortgezet.
o Artikel 14: slotbepaling. Deze bepaling omvat de officiële citeertitel van de planregels.
5.4 Toelichting
Hoewel de plantoelichting juridisch niet bindend is, vormt zij de basis voor het bestemmingsplan. Het gebied dat ten grondslag ligt aan de bestemmingen en het gebruik van de gronden binnen het plangebied, is in de toelichting onderbouwd.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
De ontwikkeling van de Huis- en tuinboulevard, die in dit bestemmingsplan planologisch - juridisch geregeld wordt, is een private ontwikkeling. Alle kosten die verband houden met de realisering komen voor rekening van de private partij(en). De gemeente Sittard-Geleen loopt geen financieel risico bij deze planontwikkeling. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid van het plan verzekerd.
Exploitatieplan
In het kader van de Grondexploitatiewet (GREX) is het mogelijk dat in kader van de bestemmingsplanwijziging een exploitatieplan moet worden vastgesteld door de gemeenteraad. De centrale doelstelling van de Grondexploitatiewet, zoals opgenomen als afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening, is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling.
Het uitgangspunt van de Grondexploitatiewet is dan ook dat gemeenten een verplichting hebben tot kostenverhaal. Dit betekent, dat een gemeente de door haar gemaakte en nog te maken kosten verband houdende met ontwikkelingen door een particuliere grondeigenaar moet verhalen in het geval deze eigenaar tot een ontwikkeling van de gronden overgaat. De gemeente mag hier bovendien niet meer van afzien.
Op grond van artikel 6.12, tweede lid Wro kan van de verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan worden afgezien, indien (globaal) sprake is van de volgende factoren:
- het verhaal van de kosten van de grondexploitatie is anderszins verzekerd en
- het bepalen van een fasering en/of het vastleggen van locatie-eisen is niet noodzakelijk.
Geen noodzaak vaststellen exploitatieplan
Het voorliggende bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een ontwikkelingsplan, hierin is de huidige ruimtelijke structuur van een passende planologisch-juridische regeling voorzien. Met de uitvoering van dit plan is geen gemeentelijke investering gemoeid, dus er is geen noodzaak tot het vaststellen van een exploitatieplan.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt getoetst op de volgende wijze:
- in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat het bestuursorgaan dat is belast met de voorbereiding van een bestemmingsplan daarbij overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn;
- op grond artikel 3.8 lid 1 sub d van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) bestaat voor een ieder de mogelijkheid om bij de gemeenteraad zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan in te dienen.
Inspraak en overleg
Het voorontwerp bestemmingsplan heeft van 31 januari 2013 tot en met 13 maart 2013 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad een inspraakreactie in te dienen. Daarnaast is het bestemmingsplan in deze periode toegezonden aan een aantal overlegpartners. In Bijlage 12 van de toelichting is de volledige inspraak en overlegnota opgenomen. Hierin zijn alle reacties beantwoord.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 31 oktober 2013 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn 10 zienswijzen ingediend. De gemeente neemt de ingediende zienswijzen mee in haar besluitvorming over het plan. De uitkomsten van de zienswijzenfase zijn opgenomen in de 'Nota van zienswijzen' dat als bijlage bij dit bestemmingsplan is gevoegd.
Er zijn diverse wijzigingen aangebracht in onderhavig bestemmingsplan die zijn vastgelegd in de Nota van Wijzigingen, die als Bijlage 14 bij deze toelichting is gevoegd.