KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch - Intensieve Veehouderij
Artikel 5 Bedrijf
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Recreatie
Artikel 8 Tuin
Artikel 9 Wonen
Artikel 10 Waarde - Archeologie
Artikel 11 Waterstaat - Waterkering
3 Algemene Regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Artikel 13 Algemene Bouwregels
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
Artikel 17 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Aanleiding Planherziening
1.2 Plangebied
1.3 Totstandkoming Van Het Plan
1.4 Leeswijzer
2 Planbeschrijving
2.1 A. De Graaflaan 20
2.2 Boddens Hosangweg 60
2.3 Boddens Hosangweg 92
2.4 Van Hemessenkade 5 & 6
2.5 Vrouwgeestweg 49
2.6 Vrouwgeestweg 49 & T.o. 84
2.7 Vrouwgeestweg 92
2.8 Weteringpad 35
2.9 Weteringpad 5
3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
3.1 Zienswijzeprocedure
1 Staat Van Horeca-activiteiten
2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Partiële herziening Kernen Woubrugge-Hoogmade

Bestemmingsplan - gemeente Kaag en Braassem

Vastgesteld op 14-05-2013 - geheel onherroepelijk in werking

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Partiële herziening Kernen Woubrugge-Hoogmade van de Gemeente Kaag en Braassem;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML bestand NL.IMRO.1884.BPPartHerzKernenWH-VAS1 met de bijbehorende regels;

1.3 aan huis verbonden beroep:

de uitoefening van een beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied in een woning of bijgebouw, waarbij de woning overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.7 afhankelijke woonruimte:

een onderdeel van het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.8 antenne-installatie:

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.9 balkon:

open buitenruimte met balustrade uitkragend aan de verdieping van het aangrenzend hoofdgebouw;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage:

de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, in procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel;

1.12 bed and breakfast:

een activiteit ondergeschikt aan een woning die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is;

1.13 bedrijf aan huis:

een bedrijf of het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, waaronder een kappersbedrijf, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Detailhandel valt hier niet onder;

1.14 bestaand:

bij bouwwerken:
  • bestaand op het moment dat de ter inzage legging van dit bestemmingsplan als ontwerp, dan wel dat tijdstip vergund;
  • na dat tijdstip mag worden gebouwd krachtens de Woningwet, waarbij de aanvraag tot omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk voor dat tijdstip is ingediend.
bij gebruik:
  • bestaand ten tijde van het in kracht worden van het bestemmingsplan

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bijbehorende bouwwerken:

hieronder worden begrepen:
aanbouw:
een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag al dan niet met kap, een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw, een toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt en uit minimaal 2 gesloten wanden bestaat;
aangebouwd bijbehorend bouwwerk:
een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag al dan niet met kap, een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en niet in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw, een toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt en uit minimaal 2 gesloten wanden bestaat;
vrijstaand bijbehorend bouwwerk:
een vrijstaand gebouw dat zowel in bouwkundig (constructie) architectonisch en/of ruimtelijk visueel (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en uit minimaal 2 gesloten wanden bestaat;

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwlaag:

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en ruimte onder de kap;

1.21 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. Bij woningen betreft dit het gehele perceel inclusief voor- en zijtuinen;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 carport:

een overkapping met maximaal 1 wand dat, voorzien van een dak en ten hoogste twee wanden, door zijn plaatsing, indeling en inrichting uitsluitend bestemd is voor het stallen van motorvoertuigen;

1.25 dagrecreatie:

activiteiten gericht op ontspanning in de vrije tijd zoals sport en spel, natuurbeleving, amusement en uitstapjes, die uitsluitend plaatsvinden binnen een tijdsbestek van een dag, zonder overnachting en waartoe tevens kleinschalige horeca-activiteiten worden gerekend;

1.26 dakterras:

een buitenruimte, gelegen op een hoofdgebouw of op een bijbehorende bouwwerk voorzien van een afscheiding;

1.27 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt;

1.28 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf;

1.29 dienstverlening:

Het verrichten van arbeid ten behoeve van anderen;

1.30 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 geschakelde woning:

een woning, waarvan het hoofdgebouw door middel van een bijbehorend bouwwerk verbonden is aan een ander hoofdgebouw en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd;

1.32 gestapelde woning:

een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat al dan niet met daarbij behorende bergingen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;

1.33 glastuinbouwbedrijf

een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarisch bedrijf dat is gericht op het telen van gewassen, waarbij de productie in kassen plaatsvindt;

1.34 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.35 horeca:

Een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodaties;

1.36 intensieve veehouderij

agrarisch bedrijf met een bedrijfvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij;

1.37 kamerbewoning:

het gebruik van een hoofdgebouw of met het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken door meer dan twee onzelfstandige huishoudens;

1.38 kampeermiddelen:

niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.39 kantoren:

een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard;

1.40 kantoren met baliefunctie:

een kantoor waarvoor kenmerkend is dat de (economische) activiteit is gericht op structureel contact met publiek in een daarvoor bestemd en daartoe voor het publiek toegankelijk (deel van een) gebouw, zoals bank, postkantoor, reisbureau;

1.41 maatschappelijke en culturele voorzieningen:

Educatieve, sociale, medische, culturele, levensbeschouwelijke, sport en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsmede soortgelijke voorzieningen, of een combinatie daarvan, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.42 ondergronds bouwwerk:

een gedeelte van een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen beneden maaiveld;

1.43 overkapping:

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal 1 wand voorzien van een (overwegend) gesloten dak;

1.44 peil:

  • Voor een gebouw of bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatste van die hoofdtoegang;
  • voor een gebouw of bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld voor het begin van de bouw;

1.45 perceelsgrens:

Algemeen:
grens van een perceel
Voor:
de grens van een perceel gelegen aan de zijde van de voorgevel conform artikel 1.53 van de woning
Zij:
de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt
Achter:
aan de overzijde van de voorgevel
indien onduidelijkheid bestaat, wijzen burgemeester en wethouders een achterste perceelsgrens aan;

1.46 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.47 rijwoningen:

bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden in de perceelsgrens zijn gebouwd, met dien verstande dat de eindwoning slechts aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens hoeft te worden gebouwd.
afbeelding

1.48 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang als zij het bedrijfsmatig, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische- of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.49 staat van bedrijfsactiviteiten

De staat van bedrijfsactiviteiten die als bijlage bij deze regels behorende onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.50 staat van horeca activiteiten:

De staat van Horeca-activiteiten die als bijlage bij deze regels onderdeel van de regels uitmaakt;

1.51 twee-aaneen gebouwde woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen;
afbeelding

1.52 verblijfsrecreatieve onderkomens:

onderkomens bedoeld voor tijdelijk recreatief verblijf van personen die elders hun hoofdverblijf hebben; hieronder vallen onder andere kampeermiddelen, stacaravans, chalets en recreatiewoningen. De verblijfsrecreatieve onderkomens worden onderverdeeld in de volgende categorieën:
  1. categorie 1: kampeermiddelen, geen gebouwen zijnde (bijv. tenten of caravans op seizoensplaatsen);
  2. categorie 2: verblijfsrecreatieve gebouwen tot 36 m² (bijv. stacaravans, trekkershutten);
  3. categorie 3: verblijfsrecreatieve gebouwen tot 60 m² (bijv. stacaravans, chalets, recreatiewoningen op daarvoor bestemde terreinen); of met een groter oppervlak dan 60 m² maar met een maximale inhoud van 250 m³;
  4. categorie 4: verblijfsrecreatieve gebouwen tot 90 m² (bijv. vrijstaande recreatiewoningen).

1.53 voorgevel:

tenzij anders op de verbeelding is aangegeven:
afbeeldingafbeeldingafbeeldingafbeelding

1.54 voorgevellijn:

een denkbeeldige, dan wel op de verbeelding aangegeven, lijn die direct langs een voorgevel van een gebouw of in het verlengde ervan is gelegen;

1.55 voorzieningen van openbaar nut:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.56 vrijstaande woning:

een woning die vrij staat van een andere woning;
afbeelding

1.57 woning:

een gebouw of gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.58 zolder:

zolder onder een kap voor zover de hoogte van de borstwering ter plaatse van de omtrekmuren minder dan 80 cm boven de vloer is gelegen;

1.59 zomerseizoen;

de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 De afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens

De kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsscheiding van het bouwperceel, met daarin geen onderscheid tussen bodem of water

2.2 Afstand tussen gebouwen

De kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen zowel haaks als evenwijdig gepositioneerd

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouwen zijnde

Bij bouwwerk op vlak maaiveld:
  • tussen bovenkant van het bouwwerk (bij beweegbare delen te meten in de uiterste stand) en het peil
Bij bouwwerken op talud of dijk:
  • bovenkant van het bouwwerk (bij beweegbare delen te meten in de uiterste stand) en het gemiddelde maaiveldpeil van het aansluitend afgewerkt terrein

2.4 Lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of hart van scheidsmuren, gemeten 1 m boven peil

2.5 De bouwhoogte van een gebouw

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen

2.6 Bebouwingspercentage

Een in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden gebouwd. Hierbij worden ondergrondse bouwwerken die zichtbaar zijn boven peil meegerekend, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen

2.7 De goothoogte van een bouwwerk

Bij bouwwerk op vlak maaiveld:
  • de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan peil
Bij bouwwerken op talud of dijk:
  • de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot het gemiddelde maaiveldpeil van het aansluitend afgewerkt terrein

2.8 De oppervlakte van een gebouw

Tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren op 1 m boven peil

2.9 De oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk, met inbegrip van de buitenste verticale projecties van overkappingen

2.10 Vloeroppervlak van een gebouw

Gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw

2.11 Inhoud van een gebouw

Boven peil tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, buitenzijde van de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren en de buitenzijde van daken dit met inbegrip van aangebouwde bijgebouwen en dakkapellen

2.12 De inhoud van een bouwwerk, geen gebouw zijnde

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde aan de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen

2.13 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzicht van het horizontale vlak

2.14 De hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine

2.15 De hoogte van een zendmast voor telecommunicatie e.d.

Gemeten tussen de onderkant van de voet van de mast en het hoogste punt van de mast, het antenne-opstelpunt daaronder begrepen

2.16 De lengte van een steiger

De diepte, gemeten loodrecht op de oever tussen de boveninsteek van het water en het deel van de steiger dat daar het verst gelegen is
afbeelding

2.17 De breedte van een steiger

De breedte van een steiger gemeten zoals opgenomen in de onderstaande afbeelding

2.18 De hoogte van een woonschip

Van de waterspiegel tot aan het hoogste punt van het woonschip, ondergeschikte bouwdelen zoals schoorstenen, lichtkoepels en antennes niet meegerekend

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een agrarische bedrijfsvoering;
met daaraan ondergeschikt:
  1. voorzieningen van openbaar nut;
  2. infrastructurele voorzieningen;
  3. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. waterlopen en waterpartijen.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.1 sub a ten behoeve van de realisatie van een agrarisch hulpgebouw buiten het bouwvlak mits:
  1. de maximale oppervlakte van het hulpgebouw niet meer bedraagt dan 150 m²;
  2. de maximale goothoogte van het hulpgebouw niet meer bedraagt dan 3 m;
  3. de maximale bouwhoogte van het hulpgebouw niet meer bedraagt dan 5 m;
  4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. seksinrichtingen;
  2. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  4. een gebruik voor detailhandel met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde goederen of detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in agrarische nevenproducten.

Artikel 4 Agrarisch - Intensieve Veehouderij

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Agrarisch - Intensieve veehouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een agrarische bedrijfsvoering;
  2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': de uitoefening van een intensieve veehouderij;
  3. stallen en mestopslag;
  4. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' voor maximaal één bedrijfswoning;
met daaraan ondergeschikt:
  1. voorzieningen van openbaar nut;
  2. infrastructurele voorzieningen;
  3. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. waterlopen en waterpartijen.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.1 sub b en artikel 4 lid 2.1 sub d ten behoeve van de realisatie van een agrarisch hulpgebouw buiten het bouwvlak mits:
  1. de maximale goothoogte niet meer bedraagt dan 6 m;
  2. de maximale bouwhoogte niet meer bedraagt dan 9 m;
  3. uit advies van een door het bevoegd gezag aan te wijzen agrarisch deskundige blijkt dat de grotere hoogte noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
  4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. seksinrichtingen;
  2. het bewonen van de dienstwoning, zonder dat sprake is van daadwerkelijke agrarische bedrijfsvoering;
  3. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  4. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  5. een gebruik voor detailhandel met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde goederen of detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in agrarische nevenproducten.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die vallen onder de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
alsmede voor:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - scheepsbouw- en reparatiebedrijf', alsmede voor een scheepsbouw- en reparatiebedrijf;
  2. ondergeschikte kantooractiviteiten met een maximum van 50% van het bedrijfsvloeroppervlak.
met de daarbijbehorende:
  1. tuinen, erven en terreinen;
  2. parkeervoorzieningen,
  3. groenvoorzieningen;
  4. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. waterlopen en waterpartijen.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en omvang van de gebouwen mede in verband met de inrichting van de onbebouwde terreinen voor wat betreft de aan- en afvoerroutes van goederen en de parkeerruimte voor (vracht)verkeer, teneinde voldoende parkeergelegenheid alsmede goede inrij- en opsteklmogelijkheden veilig te stellen, met dien verstande dat daardoor de gebruikswaarde van het desbetreffende perceel niet onevenredig mag worden geschaad.

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 1 ten behoeve van:
  1. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een naast hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 5 lid 1, indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 5 lid 1 maar niet in de Lijst van bedrijven wordt genoemd;
  2. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 5 lid 1 maar niet in de Lijst van bedrijven wordt genoemd.
Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. bermen en beplanting;
  3. paden;
met daaraan ondergeschikt:
  1. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. waterlopen en waterpartijen.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 7 Recreatie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het uitoefenen van activiteiten gericht op dagrecreatie;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - watersportvoorzieningen': voorzieningen ten behoeve van de watersport alsmede voor:
    1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - categorie tot en met 2' een horecabedrijf van maximaal 200 m² in de categorie 2 als bedoeld in de Staat van horeca activiteiten;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie': voor maximaal het op de verbeelding aangeduide aantal verblijfsrecreatieve onderkomens, zoals genoemd in artikel 1.51 onder a en b;
met daaraan ondergeschikt:
  1. wegen en paden;
  2. waterlopen en waterpartijen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. evenementen.

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. seksinrichtingen;
  2. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 8 Tuin

8.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, toegangswegen, paden, water en groen.

8.2 Bouwregels

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
met de daarbij behorende:
  1. tuinen en erven;
  2. parkeervoorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9 lid 2.2 sub c ten einde een bestaande woning te splitsen;
  1. voorzien is in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  2. het bestaande bouwvolume niet wordt vergroot.

9.4 Specifieke gebruiksregels

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 10 Waarde - Archeologie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.

10.2 Bouwregels

  1. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming, zoals in artikel 10 lid 1 bedoeld, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.
  2. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschiften uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het college van burgemeester en wethouders kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10 lid 2 sub b. Deze omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de
betrokken locatie geen archeologisch waardvolle objecten worden verwacht.
Bovendien kan een omgevingsvergunning worden verleend indien de betrokken archeologische waarden, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning voorschriften te verbinden, gericht op:
  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. het doen van opgravingen;
  3. begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door een of meer bestemmingsvlakken met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen indien het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 11 Waterstaat - Waterkering

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat – Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het onderhoud en instandhouding van dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van de andere op de verbeelding aangegeven enkelbestemming te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering omtrent de vraag of de door de voorgenomen bouwactiviteit het belang van de waterkering niet onevenredig worden geschaad naar de eventuele te stellen voorwaarden door het hoogheemraadschap.

11.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verlenen van het bepaalde in:
  1. artikel 11 lid 2.1, voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijn, die noodzakelijk zijn in het kader
    van waterstaatsbelang;
  2. artikel 11 lid 2.2, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden
    genomen en het waterstaatbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Hiertoe dient de aanvrager een advies van de beheerder van de waterkering te overleggen.

11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

11.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen en de opgenomen begrenzing van de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering aan te passen op de legger van het Hoogheemraadschap van Rijnland indien deze gedurende de planperiode door het Hoogheemraadschap wordt gewijzigd.

3 Algemene Regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene Bouwregels

13.1 Algemeen

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

13.2 Ondergronds bouwen

  1. Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
    1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
    2. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
    3. in aanvulling op het bepaalde sub a en b is maximaal 1 niet - overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
      1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 m van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
      2. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijbehorende bouwwerken als bedoeld in artikel 4 in acht wordt genomen;
      3. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
      4. per perceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd;
    4. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt minimaal 2,6 m en maximaal 4 m onder peil;
    5. bij het berekenen van de blijkens de deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
  2. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13 lid 2 sub a onder 4 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m onder peil onder de voorwaarde dat:
    1. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
    2. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

13.3 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

13.4 Bestaande afstanden en maten

  1. Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk II is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
  2. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk II is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  3. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in sub a en b uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat afgeweken kan worden van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 15%;
  2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat nutsgebouwtjes, kunstobjecten, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, jongeren ontmoetingsplekken en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje maximaal 50 m³ bedraagt en een maximale hoogte van 3 m heeft;
  5. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m;
  6. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 m. Wat betreft zend- en ontvang- en/of sirenemasten gelden nog de volgende voorwaarden:
    1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan:
      1. buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden;
      2. binnen de bebouwde kom uitsluitend op bedrijventerreinen en sportparken.
    2. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
      1. op hoge gebouwen (minimale hoogte 14 m); bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zonodig in overleg met de monumentencommissie;
      2. tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten.

Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels

15.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
  1. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  2. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft.
De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

15.2 Wijzigingsgebied A. de Graaflaan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd op grond van het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht ter plaatse van de aanduiding “wro-zone wijzingsgebied” de aldaar voorkomende bestemming te wijzingen in de bestemming Wonen, Verkeer en Tuin indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. het aantal toe te voegen woningen mag ten hoogste 35 bedragen;
  2. de goot- en bouwhoogte van grondgebonden vrijstaande woningen maximaal 6,5 en 10 m bedraagt;
  3. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  4. de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
  5. het plan voorziet in voldoende watercompensatie dan wel in hetzelfde peilgebied voldoende compensatie plaatsvindt en dit in overleg gebeurd met het hoogheemraadschap van Rijnland (watertoets);
  6. dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is;
  7. dat wordt aangetoond dat er sprake is van een acceptabel woon en leefklimaat;
  8. dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
  9. verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zekergesteld;
  10. dat het wijzigingsplan stedenbouwkundig en landschappelijk inpasbaar is;
  11. dat het wijzigingsplan verkeerskundig inpasbaar is.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht voor bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuw of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 16 lid 1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 16 lid 1 sub a onder 1 van dit artikel met niet meer dan 10%.
  3. Het bepaalde in artikel 16 lid 1 sub a onder 1 van dit artikel is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

16.2 Overgangsrecht voor gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 16 lid 2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met het plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 16 lid 2 sub a , na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

16.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan grond en bouwwerken gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kunnen burgemeester en wethouders met het oog op beëindiging op termijn van die met het plan strijdige situatie, ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht met een omgevingsvergunning afwijken.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van bestemmingsplan Partiële herziening Kernen Woubrugge-Hoogmade van de Gemeente Kaag en Braassem.

1 Inleiding

1.1 Aanleiding Planherziening

Voor de kernen Woubrugge en Hoogmade vigeert het bestemmingsplan 'Kernen Woubrugge-Hoogmade'. Dit bestemmingsplan is op 18 oktober 2007 gewijzigd vastgesteld. Het college van Gedeputeerde Staten (GS) heeft op 21 oktober 2009 goedkeuring onthouden op onderdelen van dit plan. De afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 21 oktober 2009 het besluit van het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op onderdelen vernietigd. Hierdoor zijn een aantal planonderdelen van het bestemmingsplan 'Kernen Woubrugge-Hoogmade' niet geldend. Voor deze planonderdelen dient terug gevallen te worden op de bestemmingsplannen 'Woudwetering' (1976), 'Woudwetering, 1e herziening' (1981) en 'Kom Woubrugge' (1982).
Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO)
Vanuit artikel 30 ex. WRO heeft de wetgever de gemeenteraad verplicht om voor de onderdelen waarvoor goedkeuring is onthouden een nieuw bestemmingsplan op te stellen, waarbij het besluit van Gedeputeerde Staten in acht wordt genomen. Ten tijden van het goedkeuringsbesluit was de WRO geldend, derhalve is een partiële planherziening wettelijk verplicht. Inmiddels is de WRO vervangen door de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Voorgaande ontwikkelingen hebben de gemeente Kaag en Braassem ertoe doen besluiten voor de planonderdelen waar goedkeuring aan onthouden is en voor de planonderdelen die door de Raad van State zijn vernietigd, een herziening van het bestemmingsplan op te stellen. Door middel van deze partiële herziening worden de onthouden goedkeuring en de uitspraak van de Raad van State vertaald in een nieuwe planologische regeling. Daarnaast worden ook enkele andere fouten in het bestemmingsplan 'Kernen Woubrugge-Hoogmade' hersteld en wordt een wijzigingsbevoegdheid voor de A. de Graaflaan 20 opgenomen.

1.2 Plangebied

Het plangebied betreft de planonderdelen waar door het college van Gedeputeerde Staten goedkeuring aan onthouden is en de planonderdelen die door de Raad van State zijn vernietigd. De hiernavolgende tabel en afbeelding geven overzicht in de adressering, ligging en begrenzing van het plangebied.
afbeelding
Begrenzing plangebied
1. A. de Graaflaan 20 Woubrugge
2. Boddens Hosangweg 60 Woubrugge
3. Boddens Hosangweg 92 Woubrugge
4. van Hemessenkade 5 & 6 Woubrugge
5. Vrouwgeestweg 49 (recreatieterrein) Woubrugge
6. Vrouwgeestweg 49 (jachthaven) & (tegenover) 84 (Schaepskooi) Woubrugge
7. Vrouwgeestweg 92 Woubrugge
8. Weteringpad 35 Woubrugge
9. Weteringpad 5 Woubrugge
Vigerende bestemmingsplannen
Omdat aan enkele planonderdelen goedkeuring is onthouden en omdat enkele onderdelen zijn vernietigd, is het bestemmingsplan 'Kernen Woubrugge-Hoogmade' niet overal van toepassing. Voor het geldende recht moet daarom worden teruggevallen op de bestemmingsplannen zoals aangegeven in de volgende tabel.
Bestemmingsplan Vaststelling gemeenteraad Goedkeuring G.S.
Woudwetering 21-05-1976 07-03-1978
Woudwetering, 1e herziening 25-06-1981 08-11-1983
Kom Woubrugge 04-03-1982 30-10-1984
Kernen Woubrugge-Hoogmade 18-10-2007
24-06- 2008

1.3 Totstandkoming Van Het Plan

Voorliggend bestemmingsplan bestaat uit drie delen: de verbeelding, de regels en de toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De toelichting is meer het beschrijvende deel van het bestemmingsplan en bevat, indien noodzakelijk, de verantwoording van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt.
Het 'Handboek Bestemmingsplannen' van de gemeente Kaag en Braassem heeft als leidraad gefungeerd bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan. Het handboek heeft tot doel om de verschillende bestemmingsplannen binnen de gemeente zoveel mogelijk uniform te maken.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk worden in hoofdstuk 2 de te herstellen en wijzigen planonderdelen behandeld. Tot slot bevat hoofdstuk 3 de maatschappelijk uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van het vooroverleg en zienswijzeprocedure zijn opgenomen.

2 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de het besluit van Gedeputeerde Staten en uitspraak van de Raad van State. Daarbij is aangegeven op welke wijze deze in dit bestemmingsplan zijn vertaald. Verder worden enkele andere aanpassingen, zoals aangegeven in hiernavolgende tabel, gemotiveerd. Tevens wordt, indien van toepassing, ingegaan op milieurelevante aspecten. In de tabel is tevens desbetreffende paragraaf vermeld.
§ Adres Kern Basis aanpassing
2.1
A. de Graaflaan 20
- (incl. wijzigingsbevoegdheid)
Woubrugge
Uitspraak Raad van State
Gemeentelijk voornemen
2.2 Boddens Hosangweg 60 Woubrugge Besluit Gedeputeerde Staten
2.3 Boddens Hosangweg 92 Woubrugge Besluit Gedeputeerde Staten
2.4 van Hemessenkade 5 & 6 Woubrugge Herstel vigerend plan
2.5 Vrouwgeestweg 49 (recreatieterrein) Woubrugge Uitspraak Raad van State & besluit Gedeputeerde State
2.6 Vrouwgeestweg 49 (jachthaven) & (tegenover) 84 (Schaepskooi) Woubrugge
Uitspraak Raad van State
2.7 Vrouwgeestweg 92 Woubrugge Besluit Gedeputeerde Staten
2.8 Weteringpad 35 Woubrugge Herstel vigerend plan
2.9 Weteringspad 5 Woubrugge Ingediende zienswijzen
Zowel het besluit van Gedeputeerde Staten als de uitspraak van de Raad van State zijn als bijlage bij het voorliggende bestemmingsplan opgenomen.

2.1 A. De Graaflaan 20

Voor het agrarische perceel aan de A. de Graaflaan 20 kent bestemmingsplan "Kernen Woubrugge-Hoogmade" een beperking van de bouwmogelijkheden ten opzichte van het bestemmingsplan "Woudwetering". De Raad van State oordeelt dat, voorafgaand aan de vaststelling van het plan, de gevolgen van de beperking voor de veehouderij onvoldoende zijn onderzocht. Gelet hierop acht de RvS het plan "Kernen Woubrugge-Hoogmade" in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Derhalve is het bestemmingsplan voor de gronden waarop het agrarische bouwvlak is opgenomen vernietigd. De Raad van State heeft voor de overige gronden het plan in stand gelaten.
Het gevolg van de uitspraak van de RvS is dat voor de gronden, waar in het bestemmingsplan'"Kernen Woubrugge-Hoogmade" een bouwvlak is opgenomen, teruggevallen moet worden op de voorgaande regeling. Dit is bestemmingsplan "Woudwetering". Het bestemmingsplan "Kernen Woubrugge-Hoogmade" is voor de overige gronden, die op basis van "Woudwetering" voor bebouwing in aanmerking kwamen, niet vernietigd. Daarmee is reeds sprake van een beperkt bouwvlak.
In het kader van goede ruimtelijke ordening is met de zittende agrariër overleg gevoerd over de nieuwe bestemmingslegging. Daarbij is aangegeven dat de bedrijfsvoering mogelijk op termijn op deze locatie zal beëindigen. Het streven van gemeente en agrariër is om na deze bedrijfsbeëindiging de locatie aan te wenden ten behoeve van woningbouw.
Voorliggende partiële herziening voorziet in een bestemmingsregeling voor het huidige agrarische bedrijf. Hiertoe is de bestemming "Agrarisch - intensieve veehouderij" opgenomen. De milieutechnische haalbaarheid, inclusief vormvrij m.e.r., is aangetoond middels de in 2011 verleende omgevingsvergunning. Deze vergunning is als bijlage opgenomen bij de toelichting. Gelet op het voornemen na bedrijfsbeëindiging (bedrijfsverplaatsing) de locatie aan te wenden voor woningbouw is tevens een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de realisatie van woningen. De haalbaarheid van deze bevoegdheid is aangetoond in de ruimtelijke motivatie zoals opgenomen in de bijlage.

2.2 Boddens Hosangweg 60

Voor de woning aan de Boddens Hosangweg 60 is abusievelijk niet het gehele vlak teruggebracht tot de bestaande achtergevel. Daar hier duidelijk sprake is van een omissie heeft Gedeputeerde Staten voor dit perceel gedeeltelijk de goedkeuring onthouden. Hierdoor zijn er geen ongewenste bouwrechten ontstaan. Voorliggende partiële herziening herstelt dit en heeft derhalve betrekking op de hierna afgebeelde gronden.
afbeelding
Grens wijziging Boddens Hosangweg 60

2.3 Boddens Hosangweg 92

In het bestemmingsplan 'Kernen Woubrugge-Hoogmade' is voor de (woon)bebouwing op het perceel Boddens Hosangweg 92 een maximale inhoudsmaat van 750 m³ opgenomen. De woonbebouwing kent ten tijden van de vaststelling echter een inhoud van 950 m³. Daarmee is een deel (200 m³) van de aanwezige bebouwing onder het overgangsrecht gebracht.
Gedeputeerde Staten geven in het goedkeuringsbesluit aan dat op grond van vaste jurisprudentie dit slechts is toegestaan indien met een aan zekerheid grenzende mate van waarschijnlijkheid kan worden voorspeld dat de "extra" bebouwing binnen de planperiode zal worden gesloopt. Omdat het niet in de lijn der verwachting ligt dat de totale inhoudsmaat van de bebouwing terug gebracht zal worden naar het in het bestemmingsplan opgenomen maximum is GS van mening dat het meer in de rede had gelegen om de inhoud van de bestaande gebouwen als maximum op te nemen. Derhalve is goedkeuring aan de inhoudsmaat onthouden.
Op grond van artikel 30 ex. WRO moet de gemeenteraad een nieuw bestemmingsplan vaststellen waarmee uitvoering wordt gegeven aan het besluit van Gedeputeerde Staten. Nieuw vast te stellen bestemmingsplannen dienen echter wel overeenkomstig hetgeen bepaald in de Provinciale Ruimtelijke Verordening te worden opgesteld. In deze verordening is in het derde lid van artikel 3 opgenomen dat bestemmingsplannen die betrekking hebben op bestaande stedelijke functies in het gebied buiten de bebouwingscontouren bepalingen bevatten, die voorzien in de door de gemeente te bepalen maximale omvang van bestaande burgerwoningen en recreatiewoningen, alsmede de bijbehorende erfbebouwing. De hiernavolgende afbeelding toont de ligging van het perceel Boddens Hosangweg 92 (zwarte cirkel) buiten de (rode) bebouwingscontour.
afbeelding
Provinciale bebouwingscontour (rood) en Boddens Hosangweg 92 (zwart omcirkeld)
De meest recente gemeentelijke beleidslijn omtrent de maximale inhoudsmaat van woningen in het gebied buiten de bebouwingscontour is opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan 'Buitengebied Kaag en Braassem West'. Hierin wordt de inhoudsmaat van woningen op 750 m³ gemaximaliseerd. Voor situaties waarbij reeds een grotere inhoudsmaat aanwezig is, is deze inhoudsmaat als maximum opgenomen. Daarnaast is het mogelijk maximaal 50 m² aan vrijstaande bouwwerken en overkappingen te realiseren. Deze beleidslijn is middels een specifieke bouwaanduiding verankerd in het voorliggende plan. Voor de hiernavolgend afgebeelde gronden is een nieuwe regeling opgenomen.
afbeelding
Grens wijziging Boddens Hosangweg 92

2.4 Van Hemessenkade 5 & 6

In het bestemmingsplan 'Kernen Woubrugge-Hoogmade' is voor de gronden, gelegen ten westen van de percelen van Hemessenkade 5 & 6, abusievelijk de bestemming 'Verkeersdoeleinden, Groenvoorzieningen en Tuinen (VGT)' opgenomen. Middels voorliggende partiële herziening wordt de bestemming 'Tuin' voor deze gronden opgenomen. De hiernavolgende afbeelding toont de begrenzing van deze gronden.
afbeelding
Grens wijziging van Hemessenkade 5 & 6

2.5 Vrouwgeestweg 49

Aan het recreatieterrein aan de Vrouwgeestweg 49 heeft Geduputeerde Staten deels goedkeuring onthouden. Omdat het noordelijk deel van het terrein de bestemming 'Groen' heeft gekregen maar in gebruik is als recreatieterrein had dit als zodanig bestemd moeten worden. Daarnaast is Gedeputeerde Staten van mening dat de in artikel 28, lid 1, onder b, opgenomen minimale hoogte van 4 meter voor groenstroken niet kan worden afgedwongen. Derhalve heeft GS ook aan deze bepaling goedkeuring onthouden.
De Raad van State heeft vervolgens geoordeeld dat de vaststelling van het bestemmingsplan voor het recreatieterrein Vrouwgeestweg 49 in strijd is met artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Door het plan in zoverre niettemin goed te keuren heeft GS gehandeld in strijd met dit artikel, in samenhang met artikel 10.27 van de Awb. Derhalve heeft de Raad van State het bestemmingsplan op dit punt vernietigd. Om te komen tot een zorgvuldig bestemmingsplan zijn ter voorbereiding van de partiële herziening de gronden geïnventariseerd. Middels deze inventarisatie (bijlage) is inzicht verkregen in de huidige bebouwing. Negen van de vijftien recreatieonderkomens voldoen niet aan de gestelde maximale metrages. Voor deze situaties zal een handhavingstraject worden opgestart.
De voorliggende partiële herziening gaat uit van een correcte bestemmingslegging. Op basis van de onthouden goedkeuring van GS krijgen de desbetreffende gronden de bestemming 'Recreatie'. In navolging van de gemeentelijke beleidslijn, gesteld in bestemmingsplan Buitengebied Jacobswoude worden in dit artikel recreatieverblijven van maximaal 36 m², inclusief bijbehorende bouwwerken, mogelijk gemaakt. Daarbij zal de goot- en bouwhoogte gemaximaliseerd worden op respectievelijk 2,5 en 3,3 meter. Uit de inventarisatie blijkt dat deze goot- en bouwhoogte, al dan niet in combinatie met de in het "Kernen Woubrugge-Hoogmade" opgenomen vrijstellingsbepalingen voldoende toereikend zijn. Deze vrijstellingsbepalingen worden opnieuw van toepassing verklaard bij voorliggende partiële herziening. Binnen het bestemmingsplan "Kernen Woubrugge-Hoogmade" is de aanduiding 'hoogopgaande begroeiing' enkel voor de groenstrook langs het recreatieterrein opgenomen. Door deze aanduiding niet terug te laten komen op de verbeelding van de voorliggende herziening is voldoende uitvoering gegeven aan het besluit van GS.
Bedrijven en milieuzonering
De recreatiewoning is aan te merken als een geurgevoelig object. De afstand tot de veehouderij van aan de A. de Graaflaan 19 bedraagt ongeveer 83 meter. Bedrijf en milieuzonering is geen belemmering

2.6 Vrouwgeestweg 49 & T.o. 84

De Raad van State heeft geoordeeld dat het bestemmingsplan "Kernen Woubrugge-Hoogmade" een verruiming toestaat in de bouwmogelijkheden voor de gronden aan de Vrouwgeestweg 49 (met bestemming Recreatieve doeleinden (R3)) en tegenover 84 (met bestemming Bedrijfsdoeleinden (B(2)sr)). Door deze bouwmogelijkheiden is het mogelijk dat bebouwing dichterbij de veehouderij aan de A. de Graaflaan 20 komt te staan. Gelet hierop is aan de bestemming van deze plandelen onvoldoende onderzoek vooraf gegaan en is het plan in zoverre vastgesteld in strijd met de bij het nemen van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Derhalve heeft de Raad van State het bestemmingsplan op deze planonderdelen vernietigd.
Voorliggende partiële herziening repareert deze planonderdelen. De grootte van het bouwvlak voor het perceel Vrouwgeestweg tegenover 84 is overgenomen uit het bestemmingsplan Woudwetering (1976). Het bouwvlak van de Schaepskooi, Vrouwgeestweg 49, is gebasseerd op de verleende vergunning. Deze vergunning is als bijlage bij de toelichting gevoegd.
Bedrijven en milieuzonering
De afstand tot van de woningen tot de veehouderij wordt niet korter. De bestaande situatie voldoet volgens overgangsrecht aan Wet geurhinder en veehouderij. De afstand van woning nummer 49 tot emissiepunt varkensstal bedraagt ongeveer 30 meter. De afstand toto de woning aan de Vrouwgeestweg 84 bedraagt ongeveer 40 meter. Bedrijf en milieuzonering is geen belemmering

2.7 Vrouwgeestweg 92

In het vigerende plan is voor vier woningen, inclusief het perceel Vrouwgeestweg 92 te Woubrugge, een bestemmingsvlak opgenomen. De zuidelijke grens van dit bestemmingsplan loopt niet evenwijdig met de perceelsgrens. Tijdens de behandeling van het plan is bij Gedeputeerde Staten gevraagd het bestemmingsvlak zodanig vorm te geven dat deze gelijk loopt aan de perceelsgrens. Daarmee zou het bestemmingsvlak 3 meter van de perceelsgrens komen te liggen. Omdat er geen bezwaren bestaan tegen deze beperkte vergroting heeft de gemeente in de hoorzitting van 15 mei 2008 (zie bijlage; Goedkeuringsbesluit Gedeputeerde Staten) toegezegd de wijziging door te voeren.
Bedrijven en milieuzonering
De grens van Vrouwgeestweg 92 ligt op ongeveer 50 meter van het emissiepunt van de varkensstal op de locatie A. de Graaflaan 20. De afstand wordt door de aanpassing niet korter. Bestaande situatie blijft gehandhaafd. Bedrijf en milieuzonering is geen belemmering.
Bodem
Deze locatie betreft een voormalige saneringslocatie die voldoende gesaneerd is. Het betrof een verontreiniging met lood in de bovengrond ter plaatse van het hele terrein. De verontreiniging is door middel van een verharding geïsoleerd. Er dient wel rekening te worden gehouden dat de aangegeven verharding op de locatie in stand blijft. Ten behoeve van de aanpassing van het bouwvlak zoals ingetekend is geen bezwaar. Bodem vormt geen belemmering.
Geluid
In paragraaf 5.2.4 van de verkenning wijzigingsbevoegdheid wordt het onderwerp geluid besproken. Het plangebied ligt op korte afstand vanaf de weg (A. de Graaflaan). Doormiddel van de wijzingsbevoegdheid worden geluidgevoelige objecten mogelijk gemaakt. Er wordt vanuit gegaan dat de A. de Graaflaan een 30 km weg wordt. Zolang dit verkeersbesluit niet is genomen zal uitgegaan moeten worden van de huidige maximum snelheid.
Ondanks dat het plangebied ligt op korte afstand van de weg wordt niet verwacht dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB(A) wordt overschreden omdat de verkeersintensiteiten laag zijn.
Samenvatting
Voor geluid kan gesteld worden dater sprake is van een goede ruimtelijke ordening omdat de geluidsbelasting van de omgeving minimaal is. Daarbij zijn vanuit het Bouwbesluit eisen gesteld ten aanzien van de geluidsisolerende eigenschappen van de scheidingswanden, alsmede de buitengevel en kan dus gesteld worden dat er een woonruimte ontstaat waar het leefmilieu adequaat is.
Geluid is een belemmering.
Luchtkwaliteit
Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening dient afgewogen te worden of het aanvaardbaar is om het project op deze locatie te realiseren. In dit geval is getoetst aan de wensbeelden uit de Duurzaamheidsagenda 2011-2014.
De dichtst bijzijnde drukke weg is de N446 (rand de 10.000 mvt/etmaal). De kleinste afstand van de rand van deze weg tot de planlocatie is meer dan 150 meter. Om inzicht te geven in de mate van blootstelling aan luchtverontreiniging als gevolg van het plan kunnen de concentraties uit de digitale monitoringstool, die behoort bij het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) worden gebruikt. Uit deze monitoringstool blijkt dat langs de N446 in 2011 de concentraties stikstofdioxide en fijn stof veeI lager zijn dan de grenswaarden (respectievelijk 28,0 11g/m3 en 18,0 11g/m3 ). Het is de verwachting dat door het schoner worden van de autotechniek de concentratie van met name stikstofdioxide in de toekomst nog lager is. De woningen worden op meer dan 150 meter van de N446 gerealiseerd. De concentraties daar zijn lager.
Er wordt voldaan aan de wensbeelden voor luchtkwaliteit uit Duurzaamheidsagenda 2011- 2014.

2.8 Weteringpad 35

Abusievelijk zijn er in het plan "Kernen Wouburgge-Hoogmade" ter hoogte van de hooiberg aan het Weteringpad 35 te ruime bouwmogelijkheden opgenomen. Het betreft een stuk grond tussen hooiberg en de Woudwetering. Middels voorliggende partiële herziening wordt deze fout gecorrigeerd en een deel van dit bouwvlak wegbestemd.
Voorliggend bestemmingsplan heeft voor de in de hiernavolgende afbeelding begrensde gronden een nieuwe bedrijfsbestemming opgenomen. Deze bestemming maakt het realiseren van gebouwen niet mogelijk.
afbeelding
Grens wijziging Weteringpad 35

2.9 Weteringpad 5

De gemeente heeft ambtelijk en vanuit het college inderdaad meerdere malen bevestigd dat de genoemde planologische aanpassing wordt meegenomen in onderhavige bestemmingsplanherziening. In het oude bestemmingsplan Woudwetering heeft indiener een bouwvlak dat meer richting westen ligt. Met vigerend plan is dit zonder gegronde reden meer naar het oosten gelegd.
Naar aanleiding van een ingediende zienswijze en conform eerdere toezeggingen is het bouwvlak in westelijke richting vergroot.
afbeelding

3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een ontwerp bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

3.1 Zienswijzeprocedure

Het ontwerpbestemmingsplan Kernen Woubrugge-Hoogmade heeft van 14 maart 2013 t/m 24 april 2013 ter inzage gelegen. In deze periode zijn in totaal 8 zienswijzen ontvangen, waarvan 2 van een overlegpartner.
De reacties en beantwoording zijn opgenomen in de Nota van beantwoording welke als bijlage is opgenomen bij dit bestemmingsplan.

1 Staat Van Horeca-activiteiten

Horeca categorie 1:
Een horecabedrijf, dat qua exploitatie aansluiten bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereiden kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt.
Horeca categorie 2:
Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die terplaatste genuttigd plegen te worden. Daaronder worden begrepen: cafetaria/ snackbars, fastfood en broodjeszaken/ lunchroom, konditorei, ijssalon/ ijswinkel, koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels en restaurant.
Horeca categorie 3:
Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse , alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot (tap)dansen; daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eet-café, danscafé, pubs, juice- en healthbar.
Horeca categorie 4:
Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden vermaak en ontspanning (niet zijnde recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en als dat niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren: daaronder worden begrepen: discotheek/ dancing, nacht-café en zalen verhuur (met nachtvergunning).
Horeca categorie 5:
Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf: daaronder worden begrepen: hotel motel pension en overige logiesverstrekkers.

2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Staat van Bedrijfsactiviteiten