KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Woudenlandschap
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Tuin
Artikel 6 Verkeer - Verblijf
Artikel 7 Wonen
Artikel 8 Woongebied - I
Artikel 9 Woongebied - Ii
Artikel 10 Waarde-reliëf
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 12 Algemene Bouwregels
Artikel 13 Algemene Gebruiksregels
Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 16 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
Artikel 18 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Regeling
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Beschrijving Voorgenomen Ontwikkeling
3.1 Huidige Situatie
3.2 Visie Op Prikkebosk
3.3 Toekomstige Ontwikkeling
3.4 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
4.2 Milieuzonering
4.3 Archeologie
4.4 Landschap En Cultuurhistorie
4.5 Bodem
4.6 Water
4.7 Geluid (Wegverkeerslawaai)
4.8 Luchtkwaliteit
4.9 Ecologie
4.10 Externe Veiligheid
4.11 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 5 Beschrijving Juridische Regeling
5.1 Algemeen
5.2 Toelichting Op De Enkelbestemmingen
5.3 Toelichting Op De Dubbelbestemming En Aanduiding
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Prikkebosk 12 September 2023
Bijlage 2 Lijst Van Toegestane Beroepen En Bedrijven Aan Huis
Bijlage 1 Stedenbouwkundige Visie 2 December 2019
Bijlage 2 Stedenbouwkundig Plan Versie 12 September 2023
Bijlage 3 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 4 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 5 Aanvraag Digitale Watertoets
Bijlage 6 Quickscan Wnb
Bijlage 7 Stikstofberekening
Bijlage 8 Reactienota

Damwâld - Prikkebosk

Bestemmingsplan - Gemeente Dantumadiel

Vastgesteld op 08-07-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Damwâld - Prikkebosk met identificatienummer NL.IMRO.1891.BpDwPrikkebosk-VA01 van de gemeente Dantumadiel;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbijbehorende bijlagen;

1.3 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:

een dienstverlenend beroep of bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein of perceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.9 bestaand:

  1. a. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige bouwwerken, en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden: bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van dit plan;
  2. b. ten aanzien van het overige gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van dit plan;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.13 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.15 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.16 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.17 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijn toegelaten;

1.18 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.19 cultuurgrond

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die bedrijfsmatig voor grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten, dan wel hobbymatig in gebruik zijn;

1.20 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.21 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.23 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.24 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.25 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.26 erf

een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.27 erfbeplanting:

opgaande beplanting, zijnde bomen en struiken, die een scherm vormt op de grens van een bouwperceel waarop bebouwing voorkomt, en welke beplanting mede bepalend is voor de inpassing van de betreffende bebouwing in het landschap;

1.28 extensieve dagrecreatie

die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving zoals wandelen en fietsen en die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang, met daarbij behorende voorzieningen zoals picknickplaatsen, bewegwijzerings- en informatieborden;

1.29 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg;

1.31 geluidsgevoelige functies:

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

1.32 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.33 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering waarbij voldoende grond aanwezig is om in hoofdzaak de mestafzet en voerwinning te verwezenlijken, op de wijze van een melkrundveebedrijf, een melkgeitenhouderijbedrijf, een schapenhouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, een vollegronds tuinbouwbedrijf, een productiegericht paardenhouderijbedrijf, en naar de aard daarmee gelijk te stellen agrarische bedrijf;

1.34 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.35 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.36 horecaterras:

een al dan niet overdekt terras, behorende bij een al dan niet zelfstandig horecabedrijf en zich bevindend in de directe nabijheid van het betreffende bedrijf;

1.37 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; daaronder niet begrepen kamerverhuur;

1.38 internetdetailhandel:

detailhandel waarbij het te koop aanbieden van goederen plaatsvindt via het internet en de levering alleen geschiedt per post of koeriersdiensten;

1.39 kampeermiddel:

een mobiel en/of demontabel kampeermiddel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.40 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi-)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

1.41 kap:

een dakafdekking onder een hoek van meer dan 5° met het horizontale vlak;

1.42 kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

1.43 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

de in bijlage 2 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.44 kleinschalige duurzame energiewinning

energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, aard- en omgevingswarmte;

1.45 landschappelijke waarden:

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;

1.46 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt;

1.47 nutsgebouw:

een gebouw ten behoeve van een nutsvoorziening, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen en telefooncellen;

1.48 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van milieuvoorzieningen, de telecommunicatie, de waterhuishouding, natuurbeheer en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval wordt verstaan bergbezinkbassins, centrale voorzieningen voor de afvalinzameling en zendmasten;

1.49 ondergeschikte bebouwing

hieronder wordt de volgende bebouwing verstaan:

  • ondergeschikte gebouwen of delen van gebouwen;

1.50 ondergeschikte gebouwen of delen van gebouwen

hieronder wordt de volgende bebouwing verstaan:

  • een gebouw dat als afzonderlijke ruimte dan wel als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;
  • een op zichzelf staand gebouw, dat gelet op de bestemming en door zijn ligging en/of architectonische verschijningsvorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.51 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

1.52 peil:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil;
  4. d. in het geval de hoogte van het terrein op een perceel grote verschillen vertoont: de door burgemeester en wethouders bepaalde hoogte;

1.53 perceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.54 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.55 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.56 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.57 speelvoorziening:

een voorziening waar gelegenheid wordt geboden om te kunnen spelen, zoals een speeltuin of speelweide, een trapveld of een speelkooi of een daarmee vergelijkbare voorziening;

1.58 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.59 voldoende parkeergelegenheid

Van voldoende parkeergelegenheid is sprake, indien wordt voldaan aan de gemiddelde parkeernormering zoals opgenomen in de rij 'weinig stedelijk' en rest bebouwde kom, aanwezigheidspercentages en berekeningsaantallen zoals opgenomen in CROW publicatie 317 en 381. Op het moment dat de CROW een opvolger van de hiervoor genoemde publicatie publiceert, wordt deze 'opvolger' gehanteerd voor het bepalen of sprake is van voldoende parkeergelegenheid.

1.60 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien een perceel met meer dan één zijde grenst aan een weg, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.61 voorgevelrooilijn:

  1. a. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  2. b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:
    1. 1. bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg;
    2. 2. bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg;

1.62 voorkeursgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.63 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.64 woonhuis

een gebouw dat één woning omvat en dat in de verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.65 wonen

de nagenoeg zelfstandige bewoning van een woning conform het begrip woning;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens:

tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend gebouw, waar die afstand het kortst is;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk, niet bedoeld een overkapping:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenwerkse constructiedelen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Woudenlandschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Woudenlandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarisch gebruik, met uitzondering van boom-/sierteelt, houtteelt en bollenteelt;
  2. b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuurvriendelijke oevers langs watergangen;
  3. c. landschappelijke inpassing van bebouwing en/of erfbeplanting;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' uitsluitend voor een houtsingel;
  5. e. fiets-, wandel-, ontsluitings- en ruiterpaden en extensieve dagrecreatie;
  6. f. de waterhuishouding;
  7. g. bos en bebossing, uitsluitend voor zover de gronden zijn aangeduid met 'bos';
  8. h. het houden van hobbydieren.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, en de inrichting van de in lid 3.1 mogelijk gemaakte functies ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de ruimtelijke en cultuurhistorische waarden;
  7. g. de landschappelijke waarden;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;

met inachtname van het in bijlage 1 opgenomen Beeldkwaliteitsplan Prikkebosk.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen in de vorm van opgaand groen en grasperken;
  2. b. speelterreinen en speelvoorzieningen;
  3. c. moestuinen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. e. waterlopen en waterpartijen;
  2. f. wegen en paden;
  3. g. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

4.2 Bouwregels

  1. a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  2. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

met inachtname van:

  1. g. het in bijlage 1 opgenomen Beeldkwaliteitsplan Prikkebosk.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag:
    1. 1. waterlopen en waterpartijen te dempen;
    2. 2. houtsingels te rooien of te kappen.
  2. b. De in sub a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor normaal onderhoud en beheer.
  3. c. De in sub a bedoelde omgevingsvergunning mag slechts worden verleend indien door uitvoering van het werk of de werkzaamheid geen onevenredige afbreuk wordt gedaan of zal worden gedaan aan het landschappelijke karakter van het patroon van boomsingels en waterlopen en waterpartijen en de waterhuishoudkundige betekenis van de waterlopen en waterpartijen.
  4. d. De in sub a bedoelde omgevingsvergunning mag slechts worden verleend indien door uitvoering van het werk of de werkzaamheid geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het besloten karakter van het landschap en de daarbij behorende opstrekkende kavelstructuur.

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. paden;

5.2 Specifieke gebruiksregels

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Verkeer - Verblijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (woon)straten;
  2. b. paden;
  3. c. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. groenvoorzieningen;
  2. e. openbare nutsvoorzieningen;
  3. f. speelvoorzieningen;
  4. g. waterlopen en waterpartijen;

met de daarbijbehorende:

  1. h. overkappingen;
  2. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

  1. a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  3. c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde mag, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, niet meer bedragen dan 3 meter.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van overkappingen en van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, en de inrichting van het gebied ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de ruimtelijke en cultuurhistorische waarden;
  7. g. de landschappelijke waarden;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

met inachtname van:

  1. i. het in bijlage 1 opgenomen Beeldkwaliteitsplan Prikkebosk.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' uitsluitend voor een houtsingel;

met daaraan ondergeschikt

  1. c. een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, zoals genoemd in de bij deze regels in bijlage 2 opgenomen Lijst-aan-huis verbonden beroep of bedrijf;

met de daarbij behorende:

  1. d. groenvoorzieningen;
  2. e. openbare nutsvoorzieningen;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. tuinen, erven en terreinen;
  5. h. waterlopen en waterpartijen

met de daarbij behorende:

  1. i. groenvoorzieningen;
  2. j. openbare nutsvoorzieningen;
  3. k. parkeervoorzieningen;
  4. l. tuinen, erven en terreinen;
  5. m. waterlopen en waterpartijen;
  6. n. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen, de dakhelling en de nokrichting van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de ruimtelijke en cultuurhistorische waarden;
  7. g. de landschappelijke waarden;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

7.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de ruimtelijke en cultuurhistorische waarden, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 7.2.2 sub a voor het bouwen buiten het bouwvlak;
  2. b. het bepaalde in lid 7.2.2, sub b voor een goothoogte van hoofdgebouwen van ten hoogste 5,5 meter;
  3. c. het bepaalde in lid 7.2.2 , sub c voor een bouwhoogte van hoofdgebouwen van ten hoogste 11 meter;
  4. d. het bepaalde in lid 7.2.3, sub d en e ten behoeve van het bouwen van ondergeschikte bebouwing met een bouwhoogte die ten hoogste de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 6 meter mag bedragen.

7.5 Specifieke gebruiksregels

Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. e. het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen voor recreatief nachtverblijf;
  2. f. het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen voor niet-permanente bewoning;
  3. g. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande ondergeschikte gebouwen voor bewoning;
  4. h. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande ondergeschikte bebouwing voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  1. 1. het gebruiken of laten gebruiken van woningen in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, zodanig dat de woonfunctie niet in overwegende mate wordt uitgeoefend en er ernstige hinder of afbreuk wordt gedaan aan het woonmilieu. Dit is het geval als:
  2. 2. de oppervlakte meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met het oppervlak van aan het hoofdgebouw gebouwde ondergeschikte gebouwen, met een maximum van 45 m2;
  3. 3. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin niet primair is;
  4. 4. de oppervlakte van een reclamebord meer bedraagt dan 0,5 m2;
  5. 5. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
  6. 6. er sprake is van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking;
  7. 7. buitenopslag van goederen plaatsvindt;
  1. a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en gebouwen voor detailhandelsactiviteiten bij een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, anders dan direct voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik.

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de ruimtelijke en cultuurhistorische waarden, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken:

  1. a. van het bepaalde in 7.1 sub b voor de vestiging van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf dat niet is genoemd in de bij deze regels behorende Lijst aan-huis-verbonden beroep of bedrijf (bijlage 2), mits dit aan-huis-verbonden beroep of bedrijf naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat kan worden gelijk gesteld met de aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven die wel zijn genoemd.

7.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Woongebied - I

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - I' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' uitsluitend voor een houtsingel;

met daaraan ondergeschikt

  1. c. een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, zoals genoemd in de bij deze regels in bijlage 2 opgenomen Lijst-aan-huis verbonden beroep of bedrijf;

met de daarbij behorende:

  1. d. groenvoorzieningen;
  2. e. openbare nutsvoorzieningen;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. tuinen, erven en terreinen;
  5. h. waterlopen en waterpartijen;
  6. i. kleinschalige duurzame energiewinning.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen, de dakhelling en de nokrichting van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de ruimtelijke en cultuurhistorische waarden;
  7. g. de landschappelijke waarden;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

8.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de ruimtelijke en cultuurhistorische waarden, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in 8.2.2 sub b voor het bouwen van een hoofdgebouw met een oppervlakte groter dan 20% van de oppervlakte van het bouwperceel, met een maximum van 150 m²;
  2. b. het bepaalde in 8.2.3 sub a voor het bouwen van ondergeschikte bebouwing op minder dan 1 meter achter (de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en/of voor (de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw;
  3. c. het bepaald in lid 8.2.3 sub c voor het bouwen van ondergeschikte bebouwing met een goothoogte van meer dan 3,00 m, mits:
  1. 1. het gebouw aan het hoofdgebouw wordt gebouwd;
  2. 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan de goothoogte van het hoofdgebouw.
  1. d. het bepaalde in lid 8.2.3 sub d voor het bouwen van ondergeschikte bebouwing met een bouwhoogte van meer dan 6,00 m, mits:
  1. 1. het gebouw aan het hoofdgebouw wordt gebouwd;
  2. 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.

en wordt voldaan aan het in bijlage 1 opgenomen Beeldkwaliteitsplan Prikkebosk.

8.5 Specifieke gebruiksregels

Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen voor recreatief nachtverblijf;
  2. b. het gebruiken of laten gebruiken van een woonhuis voor meer dan één woning;
  3. c. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande ondergeschikte gebouwen voor bewoning;
  4. d. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande ondergeschikte bebouwing voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  5. e. het gebruiken of laten gebruiken van woningen in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, zodanig dat de woonfunctie niet in overwegende mate wordt uitgeoefend en er ernstige hinder of afbreuk wordt gedaan aan het woonmilieu. Dit is het geval als:
    1. 1. de oppervlakte meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met het oppervlak van aan het hoofdgebouw gebouwde ondergeschikte gebouwen, met een maximum van 45 m2;
    2. 2. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin niet primair is;
    3. 3. de oppervlakte van een reclamebord meer bedraagt dan 0,5 m2;
    4. 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    5. 5. er sprake is van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking;
    6. 6. buitenopslag van goederen plaatsvindt;
  6. f. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en gebouwen voor detailhandelsactiviteiten bij een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, anders dan direct voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik.

8.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de ruimtelijke en cultuurhistorische waarden, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken:

  1. a. van het bepaalde in 8.1 sub b voor de vestiging van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf dat niet is genoemd in de bij deze regels behorende Lijst aan-huis-verbonden beroep of bedrijf (bijlage 2), mits dit aan-huis-verbonden beroep of bedrijf naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat kan worden gelijk gesteld met de aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven die wel zijn genoemd;
  2. b. van het bepaalde in 8.2.2 onder g voor het toestaan van meer woningen dan het ter plaatse met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven met inachtname van het gestelde in 8.2.1 onder d.

8.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Woongebied - Ii

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - II' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' uitsluitend voor een houtsingel;

met daaraan ondergeschikt

  1. c. een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, zoals genoemd in de bij deze regels in bijlage 2 opgenomen Lijst-aan-huis verbonden beroep of bedrijf;

met de daarbij behorende:

  1. d. groenvoorzieningen;
  2. e. openbare nutsvoorzieningen;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. tuinen, erven en terreinen;
  5. h. waterlopen en waterpartijen;
  6. i. kleinschalige duurzame energiewinning.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen, de dakhelling en de nokrichting van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de ruimtelijke en cultuurhistorische waarden;
  7. g. de landschappelijke waarden;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

9.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de ruimtelijke en cultuurhistorische waarden, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in 9.2.2 sub b voor het bouwen van een hoofdgebouw met een oppervlakte groter dan 20% van de oppervlakte van het bouwperceel, met een maximum van 150 m²;
  2. b. het bepaalde in 9.2.3 sub a voor het bouwen van ondergeschikte bebouwing op minder dan 1 meter achter (de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en/of voor (de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw;
  3. c. het bepaald in lid 9.2.3 sub c voor het bouwen van ondergeschikte bebouwing met een goothoogte van meer dan 3,00 m, mits:
  1. 1. het gebouw aan het hoofdgebouw wordt gebouwd;
  2. 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan de goothoogte van het hoofdgebouw.
  1. d. het bepaalde in lid 9.2.3 sub d voor het bouwen van ondergeschikte bebouwing met een bouwhoogte van meer dan 6,00 m, mits:
  1. 1. het gebouw aan het hoofdgebouw wordt gebouwd;
  2. 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.

9.5 Specifieke gebruiksregels

Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen voor recreatief nachtverblijf;
  2. b. het gebruiken of laten gebruiken van een woonhuis voor meer dan één woning;
  3. c. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande ondergeschikte gebouwen voor bewoning;
  4. d. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande ondergeschikte bebouwing voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  5. e. het gebruiken of laten gebruiken van woningen in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, zodanig dat de woonfunctie niet in overwegende mate wordt uitgeoefend en er ernstige hinder of afbreuk wordt gedaan aan het woonmilieu. Dit is het geval als:
    1. 1. de oppervlakte meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met het oppervlak van aan het hoofdgebouw gebouwde ondergeschikte gebouwen, met een maximum van 45 m2;
    2. 2. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin niet primair is;
    3. 3. de oppervlakte van een reclamebord meer bedraagt dan 0,5 m2;
    4. 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    5. 5. er sprake is van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking;
    6. 6. buitenopslag van goederen plaatsvindt;
  6. f. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en gebouwen voor detailhandelsactiviteiten bij een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, anders dan direct voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik.

9.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de ruimtelijke en cultuurhistorische waarden, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken:

  1. a. van het bepaalde in 9.1 sub b voor de vestiging van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf dat niet is genoemd in de bij deze regels behorende Lijst aan-huis-verbonden beroep of bedrijf (bijlage 2), mits dit aan-huis-verbonden beroep of bedrijf naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat kan worden gelijk gesteld met de aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven die wel zijn genoemd;
  2. b. van het bepaalde in 9.2.2 onder g voor het toestaan van meer woningen dan het ter plaatse met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven met inachtname van het gestelde in 9.2.1 onder d.

9.7 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Waarde-reliëf

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Reliëf' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de landschappelijke waarde en cultuurhistorische waarde zoals deze tot uitdrukking komen in de al dan niet zichtbare hoogtes of laagtes in het landschap en daarmee samenhangende geomorfologische en cultuurhistorische waarden.

10.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend het afgraven, afschuiven of wijzigen van het reliëf.

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene Bouwregels

12.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen in afwijking van het bestemmingsplan, uitsluitend worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, hellingbanen, funderingen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m.

12.2 Bestaande maatvoeringen

Wanneer een bestaand gebouw, overkapping of bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde:

  • een grotere goothoogte;
  • een grotere bouwhoogte;
  • een grotere oppervlakte;
  • een grotere dakhelling;
  • een kleinere dakhelling.

heeft dan in de bouwregels in de van toepassing zijnde bestemming is toegestaan, dan mag:

  • de goot- en/of bouwhoogte en/of oppervlakte en/of dakhelling ten hoogste de bestaande goot en/ of bouwhoogte en/of oppervlakte en of dakhelling bedragen;
  • de dakhelling ten minste de bestaande dakhelling bedragen.

12.3 Verbod

In afwijking van het bepaalde in de verschillende bestemmingen is het verboden om op de gronden binnen een zone van 3 meter aan weerszijden van de houtsingels aangeduid met 'houtsingel' enig bouwwerk te bouwen.

12.4 Beeldkwaliteitsplan

Het in bijlage 1 opgenomen Beeldkwaliteitsplan Prikkebosk en de daarin opgenomen normen zullen mede als toetsingskader dienen voor burgemeester en wethouders bij het verlenen van omgevingsvergunning(en) voor bouwen.

Artikel 13 Algemene Gebruiksregels

13.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  2. b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
  3. c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  4. d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  5. e. het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  6. f. het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor de opslag van schroot-, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  7. g. het stallen of laten stallen van vlieg-, vaar- en voertuigen, anders dan ten behoeve van het woongenot;
  8. h. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken in strijd met het in bijlage 1 opgenomen Beeldkwaliteitsplan Prikkebosk.

13.2 Toegestaan gebruik

Tot een gebruik, toegestaan in dit bestemmingsplan, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden ten behoeve van een paardenbak bij een woning binnen het bestemmingsvlak waarin de woning is gesitueerd of direct grenzend aan dat bestemmingsvlak waarbij de paardenbak in de bestemming 'Agrarisch-Woudenlandschap' is gesitueerd met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel', waarbij de volgende voorwaarden gelden:
    1. 1. per woning is maximaal één paardenbak toegestaan;
    2. 2. de paardenbak wordt gebruikt ten dienste van de bewoners van de woning;
    3. 3. de oppervlakte van een paardenbak bedraagt ten hoogste 800 m²;
    4. 4. de afstand tussen een paardenbak en naastgelegen (bedrijfs)woningen van derden minimaal 25 m bedraagt;
    5. 5. de bouwhoogte van omheiningen van paardenbakken ten hoogste 1,7 m bedragen;
    6. 6. geen lichtmasten worden geplaatst;
    7. 7. geen stapmolen wordt geplaatst.

mits wordt voldaan aan het in bijlage 1 opgenomen Beeldkwaliteitsplan Prikkebosk.

Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels

14.1 vrijwaringszone - radar

Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels

15.1 Afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de in de aanduidingen aangegeven maatvoeringseisen met betrekking tot goot- en bouwhoogte tot ten hoogste 20% van die maatvoeringseisen;
  3. c. de regels in die zin dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  4. d. de regels in die zin dat gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, openbaar vervoer, bediening van kunstwerken, sanitaire voorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen worden gebouwd, mits:
    1. 1. de oppervlakte per gebouw ten hoogste 50 m² mag bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van een gebouwtje ten hoogste 3,00 m mag bedragen;
  5. e. de regels, ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
  6. f. de regels, ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 40,00 m;
  7. g. de regels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits:
    1. 1. de maximale oppervlakte van de plaatselijke verhoging ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak mag bedragen;
    2. 2. de vergroting ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  8. h. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    1. 1. trappen, trappenhuizen en galerijen;
    2. 2. entreeportalen, luifels, veranda's en balkons;
    3. 3. overstekende daken;

mits de bouwgrens met niet meer dan 1,50 m overschrijdend;

    1. 1. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de bouwgrens met niet meer dan 1,00 m overschrijdend.

15.2 Toetsingscriteria

De in lid 15.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. a. de milieusituatie;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de ruimtelijke en cultuurhistorische waarden;
  5. e. de landschappelijke waarden;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

en wordt voldaan aan het in bijlage 1 opgenomen Beeldkwaliteitsplan Prikkebosk.

Artikel 16 Overige Regels

16.1 Voldoende parkeergelegenheid

  1. a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  2. b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 17.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
  3. c. Lid 17.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 17.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 17.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Lid 17.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Bestemmingsplan Damwâld - Prikkebosk van de gemeente Dantumadiel.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het zuidoosten van Damwâld ligt een karakteristiek stukje Friese Woudenlandschap: Prikkebosk. Voor Prikkebosk heeft de gemeente Dantumadiel in het verleden al plannen gehad om woningen te bouwen. In een woningbehoefteonderzoek van 2018 komt al naar voren dat Prikkebosk wordt gezien als geschikte locatie voor woningen. In 2019 is in samenspraak met de omgeving verder nagedacht over de invulling van deze locatie. Dit heeft geresulteerd in de stedenbouwkundige visie Prikkebosk Damwâld (d.d. 2 december 2019). Deze visie voor Prikkebosk houdt rekening met de karakteristieken van het gebied, de woningbehoefte van de regio en het dorp én de wensen van de omwonenden.

De stedenbouwkundige visie uit 2019 is vervolgens uitgewerkt tot een stedenbouwkundig plan. De opzet van dit plan is om een bijzondere woonomgeving te creëren binnen de huidige structuren van het landschap. In het stedenbouwkundig plan wordt uitgegaan van maximaal 20 woningen, die geplaatst worden in 10 woonvlakken ('landschappelijke kamers'). Dit stedenbouwkundig plan vormt de basis voor het onderhavige bestemmingsplan. De stedenbouwkundige visie uit 2019 en het stedenbouwkundig plan uit 2023 zijn opgenomen als bijlage 1 en bijlage 2 bij de toelichting.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied van dit bestemmingsplan is circa 6 ha groot en is gelegen aan de oostzijde van de kern Damwâld. De locatie ligt ten zuiden van de Doniawei, de doorgaande weg door Damwâld. In westelijke richting sluit deze doorgaande weg aan op de N361. In oostelijke richting kruist de Doniawei, de Centrale As (de N356). De volgende figuur geeft de ligging van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpDwPrikkebosk-VA01_0001.png"

Figuur 1.1 : Begrenzing bestemmingsplan Damwâld-Prikkebosk (Bron: Pdok.nl)

1.3 Vigerende Regeling

Ter plaatse van het plangebied gelden de bestemmingsplannen Butengebiet Dantumadiel en Damwâld. Een uitsnede van de bestemmingsplannen ter plaatse van het plangebied zijn weergegeven in figuur 1.2

Het plangebied is voor het grootste gedeelte geregeld in het bestemmingsplan Damwâld, vastgesteld op 4 juli 2022. In dit bestemmingsplan is op het plangebied de bestemming 'Agrarisch' grotendeels van toepassing. Het betreft hier uitsluitend agrarische cultuurgrond. Bebouwing ten behoeve van agrarische bedrijven is niet toegestaan. Fiets- en voetpaden zijn binnen de agrarische bestemming eveneens toegestaan. In het midden van het plangebied, aan de westzijde, is een gedeelte van het plangebied bestemd als 'Bos'. De bouw van woningen is niet mogelijk op grond van het in geldende bestemmingsplan Damwâld (2022).

Het zuidelijke deel van het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Bûtengebiet Dantumadiel, vastgesteld op 2 juli 2013. De bestemmingen 'Agrarisch - Woudenlandschap' en 'Bos' zijn van toepassing. Eveneens is de dubbelbestemming 'Waarde-Reliëf' en de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone- radar' van toepassing. De gronden binnen de bestemming 'Agrarisch- Woudenlandschap' zijn primair bestemd voor agrarisch gebruik, met uitzondering van boom-/sierteelt, houtteelt en bollenteelt en het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden. Binnen deze bestemming zijn daarbijbehorende functies zoals fiets-, wandel- en ruiterpaden en extensieve dagrecreatie toegestaan. Gebouwen ten behoeve van wonen zijn niet toegestaan. Reguliere grondgebonden woningen zijn binnen deze bestemming niet mogelijk. De voor 'Waarde - Reliëf' aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de landschappelijke waarde en cultuurhistorische waarde van het gebied. Ter plaatse van de aanduiding ' vrijwaringszone - radar ' geldt dat die gronden - naast de aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming van de functionele bruikbaarheid van het radarstation. De bouwhoogte van bouwwerken mag niet meer bedragen dan 75 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpDwPrikkebosk-VA01_0002.png"

Figuur 1.2 : Plangebied bestemmingsplan Prikkebosk met geldende bestemmingsplannen als ondergrond (Bron: Pdok.nl/ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Leeswijzer

De juridisch-planologische regeling van dit bestemmingsplan wordt in de volgende hoofdstukken nader toegelicht en gemotiveerd. Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een uiteenzetting gegeven van het relevante beleid. In hoofdstuk 3 wordt een toelichting gegeven op het plangebied en komt het planvoornemen aan de orde. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de voor het plangebied relevante milieu- en omgevingsaspecten besproken. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische aspecten van het bestemmingsplan en in hoofdstuk 6 wordt tot slot een weergave gegeven van de uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Nationale Omgevingsvisie

De Omgevingswet bundelt alle huidige wetten over de leefomgeving. Daarbij hoort ook een Rijksvisie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Op 11 september 2020 is de NationaleOmgevingsvisie (NOVI) naar de Tweede Kamer gestuurd. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. Dit betreft onder meer:

Bij de opgaven wordt altijd rekening gehouden met een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving. De Nationale Omgevingsvisie schetst een duurzaam perspectief voor onze leefomgeving. Op het schaalniveau van dit bestemmingsplan biedt de NOVI geen concrete aandachtspunten.

2.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'Ladder voor duurzame verstedelijking'. De 'stappen van de Ladder' worden in artikel 3.1.6 lid 2 Bro als volgt omschreven: De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

De Ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. Bij het bepalen óf en hoe de Ladder moet worden toegepast zijn de volgende aspecten van belang:

  1. 1. Is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?
  2. 2. Is de stedelijke ontwikkeling nieuw?
  3. 3. Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?
  4. 4. Is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling?
  5. 5. Ligt de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?

ad 1: Is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?

ad 2: is de stedelijke ontwikkeling nieuw?

Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Uit jurisprudentie blijkt dat 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden. Op de locatie Prikkebosk worden maximaal 20 woningen ontwikkeld. Er is sprake van een stedelijke ontwikkeling. Ook is sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, omdat het gaat om het toevoegen van nieuwe woningen aan de woningvoorraad.

ad 3: Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?

Met de planontwikkeling van Prikkebosk wordt ingespeeld op de (boven-)regionale vraag naar woningen. In het onderzoek 'Woningbehoefte en ontwikkelruimte Damwâld' (KAW 2018) wordt geconstateerd dat een extra vraag naar woningen vooral denkbaar is door het meer dan gemiddeld aantrekken van mensen van buiten het dorp. Deze doelgroep kiest vooral voor ruim wonen in het hoge segment. De Woonvisie 2020-2025 en het Woningbouwprogramma Damwâld van 14 juni 2021 anticiperen hier eveneens op. In de regio en daarbuiten is vraag naar dorpskavels met een landschappelijk uitstraling. De ligging aan de Centrale As geeft Damwâld een goede bereikbaarheid, waardoor het aanbieden van deze woonvorm breder wordt gezien dan alleen de lokale markt. Het ruimtelijk verzorgingsgebied strekt zich dus verder uit dan alleen de kern Damwâld. Met de invulling van Prikkebosk wordt beoogd een bijzondere woonomgeving te creëren binnen de huidige structuren van het landschap. Er ontstaat een bijzonder woongebied met regionale uitstraling, door de mogelijkheid van het wonen in het landschap en de goede bereikbaarheid.

ad 4. Is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling?

Op basis van het onderzoek ‘Woningbehoefte en ontwikkelruimte Damwâld’ (KAW rapport, zie paragraaf 2.3.1 ) kan geconcludeerd worden dat er een extra vraag naar woningen ontstaat bij het aantrekken van mensen buiten het dorp. Vanuit de markt wordt - naast de vraag voor woningen vanuit het dorp en de directe omgeving - een (boven-)regionale vraag naar woningen geconstateerd. (Zie ook paragraaf 2.3.3). Er is in de regio en daarbuiten vraag naar dorpskavels met een landschappelijk uitstraling. De ligging aan de Centrale As geeft Damwâld een goede bereikbaarheid, waardoor het aanbieden van een bijzondere woonomgeving breder kan worden gezien dan alleen de lokale markt. De locatie Prikkebosk komt tegemoet aan een vraag naar bijzondere woonmilieus op (boven) regionaal niveau.

ad 5 Ligt de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?

Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan wordt niet gerekend tot 'bestaand bebouwd gebied' zoals weergegeven op kaart 1 van de Verordening Romte Fryslân 2014. Zie ook paragraaf 2.2.2. Het programma voor 'Prikkebosk' is gebaseerd op een groene uitstraling, landelijk wonen, een bijzondere woonkwaliteit, woningen binnen 'landschappelijke kamers' en een combinatie van wonen met hobbymatig agrarisch grondgebruik. Het stedenbouwkundig plan sluit aan op het bestaand stedelijk gebied. Een dergelijk kwalitatief programma is binnen het bestaand stedelijk gebied van Damwâld niet te realiseren.

Overigens dient in relatie tot bovenstaande vermeld te worden dat bij de ontwikkeling van de Centrale As tussen gemeente en provincie afspraken zijn gemaakt met betrekking tot de woningmarkt. Bijvoorbeeld over het buitenstedelijk inpassen van de zogenaamde Centrale As-woningen. Daarbij is afgesproken dat deze woningen los staan van de gebruikelijke woningmarktafspraken en dat hierbij nadrukkelijk wordt ingezet op bijzondere woonvormen, experimenten, anders dan de standaard woningontwikkeling. Zie verder paragraaf 2.2 en 2.3.

2.1.3 Bossenstrategie

De bossenstrategie (ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en gezamenlijke provincies, november 2020) is een uitwerking van een afspraak in het Klimaatakkoord. Met meer bomen kan er meer koolstof uit het broeikasgas CO2 worden vastgelegd, wordt de natuur versterkt en kan worden bijgedragen aan het herstellen van de biodiversiteit. De doelstelling van de bossenstrategie geeft aan dat verkend wordt hoe in 2030 in Nederland 10% procent meer bos kan worden gerealiseerd. Dit betekent een toename van 37.000 hectare bos waarvan 9.000 hectare extra bos buiten Natuurnetwerk Nederland gerealiseerd kan worden. Dit is 1% van de oppervlakte van Nederland extra bedekken met bos.

In het zuidelijk gedeelte van het plangebied wordt op enkele percelen de aanleg van bos mogelijk gemaakt. Deze ontwikkeling past binnen het beleidsvoornemen 'Bossenstrategie'.

2.1.4 Conclusie rijksbeleid

De voorgenomen ontwikkeling betreft een nieuwe stedelijke ontwikkeling waarbij het ruimtelijk verzorgingsgebied zich verder uitstrekt dan alleen de kern Damwâld. Er ontstaat een bijzonder woongebied met regionale uitstraling. De locatie Prikkebosk komt daarmee tegemoet aan de vraag naar bijzondere woonmilieus op (boven) regionaal niveau. Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan wordt weliswaar niet gerekend tot 'bestaand bebouwd gebied', maar het sluit hier wel op aan. Het voorgestelde kwalitatief programma is binnen het bestaand stedelijk gebied van Damwâld niet te realiseren. In het zuidelijk gedeelte van het plangebied wordt op enkele percelen de aanleg van bos mogelijk gemaakt. Deze ontwikkeling past binnen het beleidsvoornemen 'Bossenstrategie'.

Op grond van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de voorgenomen ontwikkeling niet in strijd is met het rijksbeleid.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 Streekplan Fryslân 2007 'Om de kwaliteit fan de romte'

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan) beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân 2007 'Om de kwaliteit fan de romte', vastgesteld op 13 december 2006. Het Streekplan zet in op de versterking van stedelijke gebieden, onder andere door het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en een duurzaam ruimtegebruik. Woningbouw en voorzieningen worden geconcentreerd in de bundelingsgebieden van de stedelijke centra. Inzet van het beleid is te zorgen voor sterke steden met voldoende draagvlak voor stedelijke voorzieningen en werkgelegenheid. In de Verordening Romte Fryslân 2014 zijn de beleidsuitgangspunten vertaald naar regels voor ruimtelijke projecten.

2.2.2 Verordening Romte Fryslân

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het uitgangspunt is dat de verordening niet meer regelt dan noodzakelijk is. Wat elders al goed geregeld is (in het Barro of in andere wet- en regelgeving) hoeft niet over te worden gedaan. Verder is rekening gehouden met de verantwoordelijkheid van gemeenten. Binnen randvoorwaarden is ruimte voor lokaal maatwerk.

Bestaand stedelijk gebied

In een ruimtelijk plan landelijk gebied mogen geen bouwmogelijkheden en gebruiksmogelijkheden worden opgenomen voor nieuwe stedelijke functies. (Artikel 1.1.1). Onder voorwaarden kan in een ruimtelijk plan een uitbreidingslocatie aansluitend op bestaand stedelijk gebied worden toegestaan.

Verantwoording 'bestaand stedelijk gebied'

Het plangebied van dit bestemmingsplan maakt geen onderdeel uit van het 'bestaand stedelijk gebied' (zie figuur 2.1). Het plangebied sluit wel aan op het 'bestaand stedelijk gebied'. Het voorliggende plan voorziet in een oost-west gericht bebouwingslint en de woonvlakken bevinden zich binnen de waar te nemen bebouwingsgrens van het dorp. Deze opzet sluit aan op het bestaand stedelijk gebied en past in de aanwezige stedenbouwkundige en landschappelijke structuur. Hiermee wordt voldaan aan het criterium om af te wijken van het verbod uit artikel 1.1.1. van de Verordening.

Zorgvuldig ruimtegebruik

Op grond van paragraaf 2.3, onder 2.3.1 van de provinciale verordening moet tevens worden voldaan aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Dit betekent dat de toelichting bij een ruimtelijk plan dat voorziet in een nieuwe stedelijke functie buiten bestaand stedelijk gebied een verantwoording bevat waaruit blijkt dat toepassing is gegeven van het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waaruit in ieder geval blijkt waarom die functie redelijkerwijs niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.

Verantwoording zorgvuldig ruimtegebruik

De gemeente Dantumadiel kiest ervoor de stedelijke ontwikkeling in het landelijk gebied te realiseren, omdat de aard van het plan voorziet in een bijzonder woonmilieu, passend in een gebied met een landelijk karakter. De dichtheid van de woonontwikkeling is laag en er is ruimte voor bijzondere woonvormen. De marktanalyses tonen aan dat er vraag is naar deze bijzondere, weids opgezette woonmilieus. Hiervoor is binnen het bestaand stedelijk gebied geen plek, omdat op deze locaties niet de gewenste oppervlakte gevonden kan worden en het landelijke woonmilieu daar niet op een soortgelijke manier gerealiseerd kan worden. Daarmee wordt voldaan aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpDwPrikkebosk-VA01_0003.png"

Figuur 2.1: Fragment 'Begrenzing bestaand bebouwd gebied' (Verordening Romte Fryslân 2014).

Natuur buiten de EHS

Een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op natuurgebieden buiten de ecologische hoofdstructuur, zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende kaart 'Natuur', voorziet in een passende bestemming met gebruiksregels gericht op behoud, herstel of ontwikkeling van natuurwaarden.

Ten zuidoosten van het plangebied voor dit bestemmingsplan zijn gronden aangewezen als 'Natuur buiten de EHS' (figuur 2.2). Deze gronden maken geen deel uit van het plangebied. Met de voorgestane bosontwikkeling in het zuidelijk gedeelte van het plangebied vindt een versterking plaats van de aanwezige natuurwaarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpDwPrikkebosk-VA01_0004.png"

Figuur 2.2 : Fragment kaart 'Natuur buiten de EHS' (Verordening Romte Fryslân 2014).

2.2.3 Woningbouwafspraken regio Noordoost - Fryslân

Experiment tot en met 2025

In de periode 2019 en 2020 heeft de provincie met de regio Noordoost - Fryslân diverse gesprekken gehad. Kern van deze gesprekken was hoe de balans te creëren op de woningmarkt in de regio. Deze gesprekken vormden de basis voor het inzetten van een experiment met de regio met een looptijd van 5 jaar tot en met 2025. Een en ander is verwoord in de brief van de provincie met als onderwerp 'Woningbouwafspraak regio Noordoost - Fryslân experiment tot en met 2025', d.d. 11 mei 2020. In halfjaarlijkse bestuurlijke overleggen wordt het gesprek aangegaan over de balans van de woningmarkt in de regio Noordoost - Fryslân. Na 2,5 jaar zal er een evaluatie plaatsvinden. In het kader van dit experiment is de regio vrij in het programmeren van zowel binnen- als buitenstedelijke projecten. De provincie gaat niet actief sturen. Er zal sprake moeten zijn van een goede verhouding c.q. balans tussen binnen- en buitenstedelijke programmering. De richtlijn hiervoor is 50% binnenstedelijk - 50% buitenstedelijk. Het uitgangspunt hierbij is dat binnenstedelijke programmering voor buitenstedelijke programmering gaat. Tevens wordt toegewerkt naar de woningbehoefte die voor de komende 10 jaar wordt gezien.

Centrale As-woningen

In een bestuurlijk overleg van 16 januari 2020 tussen de provincie en de gemeenten

Dantumadiel en Tytsjerksteradiel is afgesproken dat de nog resterende 265 woningen uit het compensatiepakket van De Centrale As- overeenkomst worden toegekend en buiten de regionale woningbouwafspraken worden gehouden. Dit betekent 150 woningen voor de gemeente Tytsjerksteradiel en 115 woningen voor de gemeente Dantumadiel. Deze woningen dienen binnen de woningbouwafspraken 2020-2030 te zijn opgeleverd.

2.2.4 Grutsk op 'e Romte!

De thematische structuurvisie Grutsk op 'e Romte! brengt specifiek in beeld welke landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten, structuren en elementen van provinciaal belang zijn, om daarmee doorwerking van deze belangen te realiseren. In Grutsk op 'e Romte worden landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd, gewaardeerd en van een richtinggevend advies voorzien. Het doel hiervan is behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, adviseren en inspireren. Op deze wijze verwacht de provincie Fryslân de doorwerking van de provinciale belangen in ruimtelijke plannen van gemeenten, rijk en provincie binnen Fryslân te borgen.

Het plangebied van dit bestemmingsplan wordt gerekend tot deelgebied 'Noordelijke Wouden'. De aspecten vanuit Grutsk op 'e Romte die van toepassing zijn op het plangebied Prikkebosk zijn de volgende:

  1. 1. Kleinschaligheid van het gebied met hoge dichtheid aan opstrekkende percelen (richting aan het landschap gevend), grensbeplanting van houtwallen en elzensingels ('in' de slootrand) en een dicht netwerk van kleinschalige infrastructuur (zandpaden en sloten). In en nabij de dorpskernen dichter bebouwde linten en buurten.
  2. 2. De samenhang van historische wegen met bebouwingslinten en rijke schakeringen aan wegbeplanting in verschillende vormen: singels, bomen, hagen. Op een aantal locaties de bossen behorend bij landgoederen in samenhang met het landschap.
  3. 3. De herkenbaarheid en beleefbaarheid van het natuurlijke reliëf in de vorm van dekzandruggen, de vele pingoruïnes, vuursteenvindplaatsen en kleine stuifduinen in restanten van voormalige heidevelden.

Planontwikkeling in relatie tot 'Grutsk'

De locatie Prikkebosk heeft de typische kenmerken van het Friese Woudenlandschap: kleine percelen met houtsingels als afrastering. Deze houtsingels zorgen ervoor dat de percelen als 'kamers' in het landschap liggen. Binnen de planvorming worden verdwenen houtsingels en watergangen teruggebracht. De Doniawei is de historische ontginningsas met bebouwingslint. Een nieuw oostwest gericht lint vormt de verbinding tussen het Fermanjepaad en de Dammeloane voor de nieuwe bebouwing. Ook in zuidelijke richting ontstaat een nieuwe verbinding, die de koppeling maakt met de aanwezige padenstructuur, waar vanuit het gebied recreatief kan worden beleefd en waarmee ook de huidige bebouwing aan het Fermanjepaad wordt ontsloten.

Een nieuwe parkachtige omgeving met wandelpaden en bossen wordt gecreëerd. Het natuurlijk reliëf naar de Doniawei op de dekzandrug is zichtbaar. Het zuidelijke deel van het plangebied is in het verleden afgegraven en ligt lager. De afwatering is in zuidelijke richting en wordt de ruimte gegeven om ook in de toekomst droge voeten te houden.

Conclusie
De opzet van het plan is om een bijzondere woonomgeving te creëren binnen de huidige structuren van het landschap. Daarmee is de planontwikkeling passend binnen de doelstellingen van 'Grutsk', namelijk het respecteren van de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten en het verder ontwikkelen van de ruimtelijke kwaliteit.

2.2.5 Conclusie provinciaal beleid

Uit oogpunt van zorgvuldig ruimtegebruik is de provincie terughoudend met het toestaan van stedelijke functies in het landelijk gebied. Uitbreidingen aansluitend op bestaand bebouwd gebied zijn wel (onder voorwaarden) toegestaan. Geconstateerd kan worden dat het plangebied voor dit bestemmingsplan aansluit op het 'bestaand bebouwd gebied'. In het kader van de woningbouwafspraken tussen de provincie en de regio Noordoost - Fryslân is de regio vrij in het programmeren van zowel binnen- als buitenstedelijke projecten. De richtlijn hiervoor is 50% binnenstedelijk - 50% buitenstedelijk. De locatie Prikkebosk kan dan ook gezien worden als behorende tot de 50% buitenstedelijke projecten. De gemeente Dantumadiel kan daarnaast in kader van het compensatiepakket van De Centrale As extra woningen bouwen die buiten de regionale woningbouwafspraken worden gehouden. Met de voorgestane bosontwikkeling in het zuidelijk gedeelte van het plangebied vindt bovendien een versterking plaats van de aanwezige natuurwaarden. De opzet van het plan is om een bijzondere woonomgeving te creëren binnen de huidige structuren van het landschap. De planontwikkeling respecteert daarmee de van provinciaal belang zijnde landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten.

Op grond van bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de planontwikkeling voor Prikkebosk zowel kwantitatief als kwalitatief in overeenstemming is met het provinciaal beleid en de afspraken die in het kader van het experiment woningbouwafspraken zijn gemaakt.

2.3 Gemeentelijk Beleid

2.3.1 Woningbehoefte en ontwikkelruimte Damwâld (KAW 2018)

KAW heeft in 2018 het rapport ‘Woningbehoefte en ontwikkelruimte Damwâld’ opgesteld. Dit onderzoek geeft weer dat Damwâld op het kantelpunt tussen krimp- en groeigebied ligt. Volgens het behoefteonderzoek kan Damwâld tussen 2017 en 2027 met 15 tot 85 woningen groeien. Daarna is een daling van het aantal huishoudens te verwachten. In dit advies wordt gestuurd op een groei van tussen de 45 en 65 woningen, waarbij een extra vraag kan ontstaan bij het aantrekken van mensen buiten het dorp. Dit aantal kan worden bijgestuurd op basis van de gemeentelijke ambities en de gesprekken hierover met de provincie. Ruimtelijk worden voldoende mogelijkheden gezien om meer woningen toe te voegen indien de vraag groter blijkt. Binnen het dorp zijn voldoende locaties aanwezig om invulling te geven aan de reguliere woningvraag. De extra vraag van 20 woningen is vooral denkbaar door het meer dan gemiddeld aantrekken van mensen van buiten het dorp. Deze doelgroep kiest vooral voor ruim wonen in het hoge segment. Tot 2027 is het belangrijk dat Damwâld haar positie als regionaal sub-centrum vasthoudt. In het onderzoek worden de uitbreidingslocaties in beeld gebracht die bruikbaar zijn voor woningbouw. Prikkebosk is één van deze locaties. Aanvullend op dit woningbehoefte rapport onderzoekt de gemeente de mogelijkheden voor starterswoningen. De realisatie van woningen in het plangebied kan de doorstroom bevorderen waardoor ruimte vrijkomt voor starters.

2.3.2 Woonvisie 2020-2025 gemeente Dantumadeel

De gemeente Dantumadiel heeft samen met inwoners, corporaties en belangenorganisaties de Woonvisie 2020-2025 opgesteld. Op 26 januari 2021 is de Woonvisie door de gemeenteraad vastgesteld. De woonvisie vormt de basis voor het woonbeleid van de gemeente. De visie geeft aan waar de gemeente in 2025 op het gebied van wonen wil staan. De woonvisie gaat niet alleen over nieuwbouwwoningen, maar ook over toegankelijkheid, natuur, duurzaamheid en voorzieningen. Ook wordt het gebruikt voor het maken van prestatieafspraken met de woningcorporaties en levert het belangrijke informatie op voor de Omgevingsvisie.

In de visie staan 7 speerpunten uitgewerkt:

  1. 1. Toekomst geven aan bestaande woningen en buurten.
  2. 2. Nieuwbouw in stad, dorpen en wijken, omgang met groei en krimp.
  3. 3. Ontwikkeling van de sociale huurvoorraad: betaalbaar, beschikbaar en met kwaliteit.
  4. 4. Wonen en zorg in dorpen en wijken.
  5. 5. Energietransitie en verduurzaming.
  6. 6. Leefbare dorpen: sociaal en veilig, met bereikbare voorzieningen.
  7. 7. Samenwerking gemeente, belanghebbenden en bewoners.

In de woonvisie wordt het volgende vermeld over de locatie Prikkebosk: De opzet van het plan Prikkebosk is om een bijzondere woonkwaliteit te creëren binnen de huidige structuren van het landschap. Het wonen krijgt een landelijke uitstraling door de kleinschaligheid, de landelijke architectuur en een afwisseling van wonen en agrarisch gebruik. Door het toepassen van eenvoudige verharding, weidehekken en lage beplanting voor de erfbegrenzing wordt het huidige karakter van het landschap zo min mogelijk aangetast. Bewoners kunnen eventueel een stukje weiland grenzend aan hun woning bijkopen. Er ontstaan kansen om het wandelnetwerk uit te breiden en de waterhuishouding te verbeteren. Er zal gestuurd worden op kwaliteit en samenhang in de architectuur van de woningen, waarbij wordt ingezet op landelijke stijlen met een moderne uitstraling, zoals schuurwoningen of moderne toepassingen van riet en hout.

Regionale samenwerking en woningbouwafspraken

Al jarenlang maakt de gemeente, in een regionale samenwerking, afspraken met de provincie Fryslân over de bouwprogrammering. Op grond van artikel 3.1.1 van de Verordening Romte Fryslân 2014 kan de Provincie alleen meewerken aan nieuwe ruimtelijke plannen die woningbouw bevatten indien de aantallen en de kwaliteit in overeenstemming zijn met een programma waarmee schriftelijk door de provincie afgestemd is. Om te komen tot een actueel gemeentelijk woningbouwprogramma vormen de regionale woningbouwafspraken de basis. Voor de gemeente volgt hieruit de uitdaging om een woonvisie te maken waaruit blijkt hoe vraag en aanbod op de woningmarkt in balans wordt gebracht. Recent zijn de regionale woningbouwafspraken tot en met 2025 vastgelegd als een experiment, met instemming van de provincie, met een grote eigen verantwoordelijkheid voor de regio gemeenten. Zie ook paragraaf 2.2.3.

2.3.3 Woningbouwprogramma Damwâld 14 juni 2021

Dantumadiel heeft op 26 januari 2021 de woonvisie voor alle dorpen in de gemeente vastgesteld. Voor Damwâld wordt een uitwerking opgesteld met daarin een overzicht van de actuele woonplannen en ontwikkellocaties in het dorp in relatie tot de woningbehoefte. Het woonprogramma Damwâld voegt daar stedenbouwkundige verkenningen, voor de potentiële ontwikkellocaties waar nog geen concrete plannen voor ontwikkeld zijn, aan toe.

In het 'Woningbouwprogramma Damwâld' is uitgewerkt welke locaties op dit moment in de markt bekend zijn voor potentiële woningbouwplannen en wordt inzicht gegeven of dit overeenkomt komt met de aantallen en locaties uit het woningbehoefteonderzoek. Alle locaties zijn hierin meegenomen. Op basis van dit rapport kan worden bepaald of er een bijstelling gewenst is en welke keuzes ten aanzien van de locaties kunnen worden gemaakt.

Ten aanzien van de marktsituatie wordt in het woningbouwprogramma Damwâld het volgende opgemerkt: 'Vanuit de huidige marktanalyse is het advies voor het woningbouwprogramma om als gemeente in te zetten op alle potentiële locaties, waarbij als aandachtspunt geldt dat alle doelgroepen aan bod komen. Door de marktpartijen en de woningbouwcorporatie wordt een specifieke behoefte gesignaleerd: er is ruimte op de particuliere markt voor levensloopbestendige huur- of koopappartementen voor ouderen in het (middel)hoge segment. Naast de vraag voor woningen vanuit het dorp en de directe omgeving, is er daarnaast ook een (boven-)regionale vraag. Er is in de regio en daarbuiten vraag naar dorpskavels met een landschappelijk uitstraling. De ligging aan de Centrale As geeft Damwâld een goede bereikbaarheid, waardoor het aanbieden van deze woonvorm breder wordt gezien dan alleen de lokale markt.'

De ruimtelijke visie geeft aan dat 'voor het aanbod voor een meer landelijke locatie voor de bovenregionale vraag de locatie Prikkebosk in beeld is. Het creëren van een bijzonder woonklimaat, buiten wonen in het landschap, dichtbij voorzieningen en een goede verbinding door de Centrale As, is aanvullend aan het reguliere aanbod in Damwâld. Op deze locatie is voldoende ruimte om in te zetten op bijzondere woonvormen, direct aansluitend aan het dorp. Prikkebosk is grotendeels in eigendom van de gemeente en de planvorming voor een bijzondere woonlocatie is gestart. Betrokkenheid van de omwonenden voor de eerste plannen is er en ook is er een regionale interesse.'

Ten aanzien van de woningbouwlocaties en de aantallen wordt voor Prikkebosk het volgende aangegeven: 'Bij de ontwikkeling van de Centrale As zijn tussen gemeente en provincie afspraken gemaakt met betrekking tot de woningmarkt. Bijvoorbeeld over het buitenstedelijk inpassen van de zogenaamde Centrale As-woningen. Daarbij is afgesproken dat deze woningen los staan van de gebruikelijke woningmarktafspraken en dat hierbij nadrukkelijk wordt ingezet op bijzondere woonvormen, experimenten, anders dan de standaard woningontwikkeling. De 20 extra woningen die benoemd worden in de Woningmarktanalyse van 2018, passen binnen deze context. De gemeente wil deze opgave invullen met bijzondere woonvormen in een landelijke omgeving. Het ‘hogere segment’, zoals dat in de analyse is verwoord, wordt daarbij gezien als enerzijds woningen in een bepaalde kwaliteits-/prijsklasse en anderzijds woonvormen die bijzonder/minder gebruikelijk zijn. Zo wordt voorkomen dat in Damwâld 'meer van hetzelfde wordt ontwikkeld', wat past in de afspraken over de Centrale As-woningen. De planvorming van de locatie Prikkebosk richt zich op een invulling van het agrarisch gebied binnen de dorpscontour van Damwâld tussen de Dammeloane en het Fermanjepaad in. Het gebied wordt gevormd door landschappelijke kamers, begrensd door elzensingels. Ingezet wordt op maximaal 20 kwalitatief hoogwaardige woningen en woningen met een bijzondere uitstraling of bijzonder in zijn samenhang en/of relatie met de omgeving. Er is plek voor unieke woonwensen en architectonische oplossingen die de relatie tussen het wonen en de omgeving duiden. De plannen zijn nog in ontwikkeling en worden uitgewerkt in overleg met de omwonenden, het dorp en de provincie.'

2.3.4 Landschapsbeleidsplan

In het Landschapsbeleidsplan (2003) zijn de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van dit deel van de Friese Wouden beschreven en zijn voorstellen gedaan voor de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling. Bijzondere aandacht is in het plan besteed aan onder meer het kleinschalige cultuurlandschap.

Op grond van de landschappelijke analyse is een visie opgesteld die gericht is op het behoud en versterking van de karakteristieke landschappen en op de ontwikkeling van nieuwe landschapskwaliteiten. Kenmerkend voor het landschap waarin het plangebied is gelegen zijn de elzensingels en het reliëf. In de beschrijving van het landschap wordt gesproken over het mozaïek van akkers en weilanden, waarbij behoefte was aan goede perceelscheidingen, omdat het vee niet op de akkers mocht komen. Omdat het keileem- en dekzandgebied te hoog ligt, kon niet worden volstaan met sloten waarin in de zomer onvoldoende water stond. Daarom werden de greppels en elzensingels als perceelscheiding gebruikt. De singels leverden brand en geriefhout. Het reliëf in het gebied kenmerkt zich door het hoogste punt van de dekzandrug tussen de Dammeloane en de Johannes Dirkslaan, bijna 3 meter + NAP.

2.3.5 Welstandsbeleid

De welstandsbeoordeling is volgens artikel 12 van de Woningwet gericht op het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk. Het bouwwerk moet zowel op zichzelf als ook in zijn omgeving worden beoordeeld, waarbij ook verwachte veranderingen van die omgeving een rol kunnen spelen. De welstandsnota vormt hierbij het toetsingskader. In beginsel zijn de meeste bestaande woongebieden in Dantumadiel welstandsvrij. De welstandsnota stelt dat bij nieuwe ontwikkelingen wel welstandsregels moeten gelden en dat deze specifiek op de beoogde ontwikkeling gericht moeten zijn. Om te komen tot een welstandskader voor de locatie Prikkebosk is een separaat beeldkwaliteitsplan opgesteld. Zie ook paragraaf 3.2 en bijlage 1 bij de regels.

2.3.6 Nota grondbeleid Dantumadiel 2020-2023

In deze nota is het grondbeleid voor de gemeente Dantumadiel voor de komende vier jaar

vastgelegd. Het grondbeleid is een middel om maatschappelijke doelen te bereiken, zoals wonen, werken, natuur, sport, cultuur, recreatie, zorg en onderwijs. De gemeente Dantumadiel hanteert een uiteenlopend grondbeleid variërend van actief tot faciliterend (passief). Bij grondbeleid gaat het om de totale set aan instrumenten, die de gemeente ter beschikking staat voor het op een zo economisch verantwoord mogelijke wijze uitvoering te kunnen geven aan het ruimtelijk beleid binnen de gemeente Dantumadiel.

Niet-functionele gronden/reststroken zijn gronden in de openbare ruimte die niet meer voor eigen bedrijfsvoering noodzakelijk zijn en verkocht kunnen worden tegen de vastgestelde grondprijs. De toetsingscriteria voor de uitgifte van reststroken zijn:

  • het mag geen structureel groen zijn of gronden met monumentale of beeldbepalende bomen;
  • geen gronden worden verkocht met archeologische of ecologische waarde;
  • geen planologische bezwaren (toekomstige ontwikkeling, bestemmingsplan etc.);
  • een aaneengesloten ligging (grond dient verbonden te zijn met het private eigendom van verzoeker). Indien de grond grenst aan meerdere particuliere percelen zullen de gronden worden verkaveld en aan iedere aangrenzende eigenaar worden aangeboden;
  • Het mag geen belemmering zijn voor verkeer/verkeersveiligheid;
  • Het mag geen belemmering zijn voor de waterhuishouding/riolering;
  • In beginsel wordt geen grond verkocht bij verdachte en aangetoonde bodemverontreiniging.

De reststroken die in het plan aan de orde zijn, liggen in het noordelijk deel van het plangebied. Deze liggen in het verlengde van de woonbestemmingen en hebben in het plan ook een woonbestemming gekregen aansluitend op de geldende woonbestemming.

2.3.7 Conclusie gemeentelijk beleid

In het KAW rapport uit 2018 wordt aangeven dat een extra vraag naar woningen kan ontstaan bij het aantrekken van mensen buiten het dorp. Deze doelgroep kiest vooral voor ruim wonen in het hoge segment. Dantumadiel heeft op 26 januari 2021 de Woonvisie 2020-2025 voor alle dorpen in de gemeente vastgesteld. In de woonvisie wordt Prikkebosk expliciet genoemd als locatie om een bijzondere woonkwaliteit te creëren binnen de huidige structuren van het landschap. In de woonvisie wordt tevens verwezen naar de recent vastgelegde regionale woningbouwafspraken tot en met 2025 met daarin een grote eigen verantwoordelijkheid voor de regiogemeenten. In het kader van deze afspraken mag 50 % van woningprogrammering buitenstedelijk worden gebouwd. Prikkebosk past als buitenstedelijk project in deze programmering. Het 'Woningbouwprogramma Damwâld' (14 juni 2021) is een uitwerking van deze woonvisie en geeft aan dat voor het aanbod voor een meer landelijke locatie voor de bovenregionale vraag de locatie Prikkebosk in beeld is.

Op grond van bovenstaand kan geconcludeerd worden dat de voorgenomen ontwikkeling van Prikkebosk zowel programmatisch als ruimtelijk past binnen het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 3 Beschrijving Voorgenomen Ontwikkeling

3.1 Huidige Situatie

3.1.1 Algemeen

Het plangebied van dit bestemmingsplan betreft een onbebouwd gebied aan de oostzijde van de kern Damwâld. De locatie Prikkebosk heeft de typische kenmerken van het Friese Woudenlandschap: kleine percelen met houtsingels als afrastering. Deze houtsingels zorgen ervoor dat de percelen als 'kamers' in het landschap liggen. Oude kaarten van het gebied laten zien dat deze structuur al lang aanwezig is. In het meest zuidelijk gedeelte van het plangebied zijn delen van de singels verwijderd, waardoor een grotere ruimte is ontstaan. De beplanting van de houtsingels bestaat vooral uit elzen en lagere begroeiing. Onderdeel van de singels zijn de sloten die het gebied ontwateren. De afwatering loopt van noord naar zuid, omdat het terrein naar het zuiden toe een ruime meter afloopt.

De meeste percelen in het gebied kennen een agrarisch grondgebruik. Aan de randen worden enkele percelen gebruikt voor het kleinschalig houden van schapen, paarden of voor moestuintjes. Het plangebied is min of meer de open ruimte die omsloten wordt door (de lintbebouwing van) de Doniawei, de Dammeloane en het Fermanjepaad. De Doniawei is de oorspronkelijke weg door het landschap, waarlangs de dorpen die nu Damwâld vormen, zijn ontstaan. Dit is dan ook het meest dicht bebouwde lint van de drie. De Dammeloane en het Fermanjepaad zijn onderdeel van de rechte ontginningslijnen in zuidelijke richting, waardoor het kenmerkende Woudenlandschap is ontstaan. De Dammeloane is een doorgaande route en daarom breder en dichter bebouwd dan het Fermanjepaad. Het lint is echter wisselend open en dicht, waardoor het Prikkebosk tussen de bebouwing door te ervaren is. Het Fermanjepaad heeft veel meer het karakter van een pad door het bos, maar aan de noordzijde van dit pad zijn de ‘open’ kamers van het plangebied goed te ervaren. Ten zuiden van het plangebied ligt het Halepaad, een door Damwâldsters gerestaureerd pad. Het Halepaad is een historische, spontaan ontstane route van aan elkaar gekoppelde informele paadjes. Nu loopt het Halepaad vanaf de Dammeloane naar de gereformeerde kerk, maar vroeger liep het nog veel verder door naar het oosten. Samen met de rechte bebouwingslinten Dammeloane en het Fermanjepaad vormt het Halepaad een onderdeel van de wandelrondjes die veel Damwâldsters maken. Een ander belangrijk deel van deze wandelrondjes is ook het Fermanjebosk dat ten zuidwesten van het plangebied is aangelegd eind jaren ‘70 van de vorige eeuw.

3.1.2 Landschappelijke analyse

Het lint Rinsumageest, Damwâld, Driesum is ontstaan op de landschappelijk hogere zandrug. De zandrug is geomorfologisch gezien het hoogste deel op het keileemplateau, ontstaan in de voorlaatste ijstijd. De weg over het droge deel van het keileemplateau fungeerde als ontginningsas voor de dorpen. Het landschap, grenzend aan het bebouwingslint kenmerkt zich door smalle percelen, haaks gelegen op het lint, begrensd door houtsingels van elzen. De elzensingels zijn ontstaan als perceel afscheiding omdat op de hogere zandgronden de sloten in de zomer droogvallen en de elzensingels werden gebruikt voor houtwinning.

Vanuit de ontginningsas over het hogere deel ontstonden laantjes in noord-zuidrichting, die ook weer bouwassen werden. Damwâld is door de jaren heen fors gegroeid en rond het dorp zijn nog verschillende restanten van het typerende elzensingellandschap aanwezig, zo ook het plangebied Prikkebosk. De singels vormen afgesloten kamers met een typerende maatvoering. De zo gevormde kavels zijn tussen de 35 en 50 meter breed en variëren in lengte tussen de 170 en 220 meter. Meer naar het zuiden toe worden de kavels breder en groter, maar altijd afgeschermd door de kenmerkende elzensingels.

3.1.3 Beschrijving plangebied

In figuur 3.1 is het plangebied afgebeeld. De Doniawei vormt de noordelijke grens van Prikkebosk. Deze weg ligt op de zandrug en is al eeuwenlang als route en als bewoningslint in gebruik. De Dammeloane en het Fermanjepaad zijn onderdeel van de rechte ontginningslijnen in zuidelijke richting, wat kenmerkend is voor het Woudenlandschap. Zij vormen de westelijke- en oostelijke begrenzing van het plangebied. De Dammeloane is een doorgaande route en daarom breder en dichter bebouwd dan het Fermanjepaad. Het lint is echter wisselend open en dicht, waardoor het Prikkebosk tussen de bebouwing door te ervaren is. Het Fermanjepaad heeft veel meer het karakter van een pad door het bos, maar aan de noordzijde van dit pad zijn de 'open' kamers van het plangebied goed te ervaren.

In het zuiden van het plangebied ligt het Halepaad, een door Damwâldsters gerestaureerd zandpad. Het is een historische route, die bestaat uit aan elkaar gekoppelde informele paadjes. Het Fermanjebosk vervult een belangrijke rol in de woonbeleving van Damwâld. Het wordt recreatief veel gebruikt voor wandelen, fietsen en paardrijden en het zorgt voor een natuurlijke en aantrekkelijke uitstraling van deze rand van het dorp.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpDwPrikkebosk-VA01_0005.jpg"

Figuur 3.1 Plangebied met een luchtfoto van de bestaande situatie (Bron: Pdok.nl)

3.2 Visie Op Prikkebosk

Planopzet

Een belangrijk vertrekpunt voor de planvorming rond Prikkebosk is dat de omgeving niet wordt aangepast aan het wonen, maar dat de woningen worden ingepast in de bestaande structuur van het landschap. Doel is - in samenspraak met omwonenden - een bijzonder woonklimaat te creëren. Daarnaast dient het gebied z'n landelijke uitstraling te behouden door de singels, kleinschaligheid, een landelijke architectuur en door een afwisseling van wonen en hobbymatig agrarisch gebruik.

De opzet van het plan is om een bijzondere woonomgeving te creëren binnen de huidige structuren van het landschap. Hiervoor worden in 10 zogenaamde 'landschappelijke kamers' in Prikkebosk woningen gesitueerd. De nieuwe woningen worden voornamelijk geconcentreerd in het midden van het plangebied, langs de oostwest verlopende ontsluiting. Op deze manier blijft er voldoende afstand tot aan de bestaande woningen aan de Doniawei.

Er wordt geen definitieve verkaveling gemaakt, zodat optimaal ingespeeld kan worden op de toekomstige vraag. Het uitgangspunt is om kavels met een gemiddelde omvang van 1.100 m2 aan te bieden in de woonkavel-kamers. Per woonkavel-kamer staat aangegeven hoeveel woningen dit maximaal betreft. Voor het gehele plangebied kunnen er binnen de 10 'kamers' maximaal 20 woningen worden gerealiseerd.

Het wonen krijgt een landelijke uitstraling door de kleinschaligheid, de landelijke architectuur en een afwisseling van wonen en agrarisch gebruik. Door het toepassen van eenvoudige verharding, weidehekken en lage beplanting voor de erfbegrenzing wordt het huidige karakter van het landschap zo min mogelijk aangetast. Er ontstaan kansen om het wandelnetwerk uit te breiden en de waterhuishouding te verbeteren. Ook is er ruimte voor omwonenden om het perceel te vergroten of om hobbymatig dieren te houden.

In het zuidelijk gedeelte vindt in het kader van de plannen met betrekking tot klimaatadaptatie bosaanleg plaats. Deze nieuwe bospercelen sluiten aan bij de al bestaande bospercelen in het zuidelijk gedeelte en vormen zo een groene afronding van de nieuwe woonwijk.

De keuze voor de weidse opzet in lage dichtheden hangt samen met het behoud van de landschappelijke kernkwaliteiten in het gebied. Het ontwerp past binnen de landschappelijke kamers van het Woudenlandschap, de landschappelijke karakteristiek blijft hiermee behouden. Het plan voorziet mede in de ontwikkeling van een padenstructuur in de bebouwde omgeving. Dit nodigt uit tot het maken van een ommetje. Dit zorgt voor een extra beleving van het dorp in verbinding het landelijk gebied.

Sturen op kwaliteit

Er zal gestuurd worden op kwaliteit en samenhang in de architectuur van de woningen, waarbij wordt ingezet op landelijke stijlen met een moderne uitstraling, zoals schuurwoningen of moderne toepassingen van riet en hout. Afstemming is vooral nodig binnen één woonkavel-kamer. Tussen de woonkavel-kamers onderling kunnen verschillen zijn. Hierdoor ontstaan ook kansen voor afwijkende woonvormen. Het uitgangspunt is vrijstaande woningen op ruime kavels, maar andere oplossingen zijn mogelijk zolang het beeld een landelijke uitstraling heeft en er afstemming is binnen de kamer. Het aantal woningen per kamer ligt nog niet vast zodat de mogelijkheid open blijft om bijzondere woonvormen toe te staan wanneer daar vraag naar is. Het maximum aantal woningen ligt vast per woonkamer, met uitzondering van de woonkamers binnen de bestemming 'Woongebied II'. De woningen zijn tussen deze woonkamers uitwisselbaar.

Beeldkwaliteitsplan

Om te komen tot een welstandskader is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Dit is nodig omdat de welstandsnota van de gemeente Dantumadiel geen uitgewerkte welstandscriteria voor ontwikkelingsprojecten bevat die “de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek doorbreken”. Oftewel, voor grotere plannen die de aard van de omgeving veranderen. Dergelijke uitwerkingen kunnen namelijk niet op voorhand worden voorzien, als er geen concreet (stedenbouwkundig) plan aan ten grondslag ligt. In de welstandsnota wordt aangegeven dat voor een ontwikkelingslocatie, zoals Prikkebosk, een welstandstoetsingskader dient te worden opgesteld. Voor dit kader gelden dezelfde eisen als voor de welstandsnota:

  • vaststelling in de vorm van beleidsregels door de gemeenteraad;
  • inspraak conform de gemeentelijke inspraakverordening;
  • welstandscriteria die “zoveel mogelijk” zijn toegespitst op het individuele bouwwerk en die specifieke aspecten van het bouwwerk normeren.

Het welstandstoetsingskader gaat niet meer mee voor inspraak, maar komt ter inzage te liggen bij het ontwerpbestemmingsplan. Het stedenbouwkundig plan (en het beeldkwaliteitsplan) vormt de basis voor dit kader. Deze is tijdens de inloopavonden besproken.

Het 'Beeldkwaliteitsplan Prikkebosk Damwâld' (d.d. 7 maart 2022) is opgenomen als bijlage 1 bij de regels. Het BKP maakt onderdeel uit van het afwegingskader in geval van het verlenen van een omgevingsvergunning. In de regels is een bepaling opgenomen die hier op toeziet.

3.3 Toekomstige Ontwikkeling

3.3.1 Algemene uitgangspunten

De volgende uitgangspunten liggen ten grondslag aan het stedenbouwkundig plan voor Prikkebosk:

  • Het bestaande landschap is bepalend bij de uitgangspunten voor het stedenbouwkundig plan.
  • Behouden en versterken van de bestaande kwaliteiten: woningen worden ingepast in de bestaande structuur van het landschap en de ruimte in de afgesloten kamers wordt behouden.
  • Herstel van oude verkavelingsstructuur: terugbrengen van verdwenen houtsingels en watergangen.
  • Creëren recreatieve parkachtige omgeving: aanleg wandelpaden en uitbreiding bos.
  • Gekozen wordt voor een nieuw lint, aansluitend aan de bestaande bebouwing. Tussen de bebouwingspercelen worden open ruimtes behouden om zicht op het landschap te behouden een doorkijken te creëren. Er wordt expliciet niet gekozen voor de verdichting van de bestaande linten, om de open ruimtes en beleefbaarheid van het landschap in stand te houden. De basis is het creëren van een nieuw oost-westelijk 'lint' en een zuidelijke weg, waaraan bebouwing is gekoppeld. De woningen liggen aan de weg en zijn gericht op de openbare ruimte. De woningen geven de indruk 'te gast zijn' in het landschap.

3.3.2 Stedenbouwkundige uitgangspunten

Voor de toekomstige ontwikkeling van het nieuwe woongebied Prikkebosk zijn in het 'Stedenbouwkundig plan Prikkebosk Dâmwald' (d.d. 12 september 2023) de volgende stedenbouwkundige uitgangspunten geformuleerd:

  • De bestaande singels in het gebied worden behouden en versterkt. In oost-westrichting volgt het nieuwe lint de bestaande singelstructuur. Nieuwe woningen worden in de landschappelijke kamers geplaatst.
  • Langs de singels wordt een strook vrijgehouden ten behoeve van het onderhoud van de singels.
  • Een deel van het Fermanjepaad wordt verbreed om de hoofdontsluiting aan te sluiten op de T.E. Teunissenwei.
  • Aan de oostkant wordt een voet- en fietsverbinding naar de R. de Breestrjitte aangelegd, welke tevens dienst doet als noodontsluiting voor de hulpdiensten.
  • Ten zuiden van en direct achter de bebouwing langs de hoofdontsluiting liggen nog 3 woonvlakken. Deze worden ontsloten via een secundair pad dat de bestaande singels volgt.
  • Het zuidelijke pad ontsluit ook de bestaande woning Fermanjepaad 9A.
  • Aan het einde van de zuidelijke weg een vlak grastegels ten behoeve van het opstellen van hulpdiensten en het keren van de vuilniswagen.
  • Bij bestaande woonpercelen, gelegen aan de randen van de landschapskamers, wordt de optie aangeboden om tuinen (c.q. woonpercelen) uit te breiden.
  • De gronden tussen de bestaande en nieuwe kavels worden verkocht voor agrarisch gebruik.
  • In het zuidelijke deel van het plangebied wordt het bos uitgebreid met dichte bospercelen en smalle open percelen omkaderd door singels.
  • Twee voormalige singels met watergangen worden teruggebracht.
  • Langs één van de singels komt een wandel-/ruiterpad dat het woongebied verbindt met het Halepaad.
  • Een verzoek voor een voedselbos kan worden verkend als invulling van de nieuwe bospercelen.

Bovenstaande uitgangspunten maken samen het stedenbouwkundig plan zoals afgebeeld in figuur 3.1 en toegevoegd aan bijlage 2 .

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpDwPrikkebosk-VA01_0006.png"

Figuur 3.1 Stedenbouwkundig plan (Bron: Roenom 12 september 2023)

Principes woonvlakken

Op de plankaart van het stedenbouwkundig plan zijn woonvlakken aangegeven met daarbinnen aangegeven het aantal woningen per woonvlak (figuur 3.2). Uitgangspunt voor de oranje woonvlakken is een traditionele verkaveling. Op de gele zijn traditionele en bijzondere verkavelingen/woonvormen mogelijk. Per woonvlak zijn in het stedenbouwkundige plan verdere detailleerde inrichtingsprincipes aangegeven. Onderscheid is gemaakt in:

  • Kavels gericht op de noordelijke weg met aandacht voor de hoek/zijkant gericht op het Fermanjepaad.
  • Kavels gericht op de noordelijke weg met aandacht voor doorkijken en richting van de landschappelijke kamer.
  • Woningen vormen samen een groep/eenheid.
  • Woningen vormen samen een groep/eenheid dat als geheel gericht is op de noordelijke weg.
  • Kavels gericht op de zuidelijke weg met een ondergeschikte positionering ten opzichte van de woningen aan het lint.
  • Woning positioneert zich als zichtbaar element door een opening in de nieuwe singel/erfbeplanting.
  • De woningen zijn te gast in het landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpDwPrikkebosk-VA01_0007.png"

Figuur 3.2 Woonvlakken bestemmingsplan Prikkebosk (Roenom 2023)

Gebruik agrarische gronden

De omwonenden zijn geïnteresseerd in het gebruik van de overige, agrarische gronden. Voor nieuwe bewoners kan dit ook interessant zijn. Veel bewoners aan de Doniawei hebben aangegeven dat zij hun tuin willen uitbreiden. Zolang de singels worden behouden kan hieraan worden meegewerkt. Wel onder de voorwaarde dat per landschappelijke kamer een nieuwe rechte lijn ontstaat. Dat betekent dus dat per kamer alle tuinen even diep moeten worden uitgebreid. Daarnaast dient de nieuwe grens tussen de tuinen en het landschap als één geheel te worden vormgegeven.

De overige percelen, gelegen tussen de nieuwe kavels en de bestaande linten langs de randen van Prikkebosk, behouden hun huidige uitstraling en agrarisch karakter. Waarbij wordt ingezet op meer extensief beheer en het hobbymatig gebruik door zowel de nieuwe als de bestaande bewoners. Het beoogde beeld is dus weilanden tussen de singels, waarop hobbymatig bijvoorbeeld paarden of schapen worden gehouden.

Bosontwikkeling

Vanuit het klimaatakkoord hebben gemeente een opgave om 1% nieuw bos aan te leggen. Daarnaast is er op de omwonendenavond aangegeven dat er behoefte is aan een voedselbos. Om deze reden wordt de aanleg van bos op enkele percelen in het zuidelijk gedeelte van het plangebied mogelijk gemaakt. Met de voorgestane bosontwikkeling in het zuidelijk gedeelte van het plangebied vindt bovendien een versterking plaats van de aanwezige natuurwaarden in de directe omgeving van het plangebied. De uitbreiding van het bos wordt tevens ingezet als een vergroting van het recreatieve netwerk en de recreatieve beleving van het Fermanjebosk.

3.4 Verkeer En Parkeren

Verkeer

Er is gekozen de aansluiting van de ontwikkeling te voorzien op de T.E. Teunissenwei, op de bebouwde kom van Damwâld. Er wordt geen doorgaande ontsluiting gerealiseerd op de Dammeloane, het buitengebied. Via de Rommert de Breestrjitte wordt voorzien in een noodontsluiting voor hulpdiensten op de Dammeloane. De locatie wordt ontsloten via de T.E. Teunissenwei, de hoofdontsluiting van de naastgelegen wijk. Deze weg leidt naar de Haadwei, de hoofdontsluiting van Damwâld. Bij de aanleg van de T.E. Teunissenwei is rekening gehouden met het toekomstig doortrekken van deze weg ten behoeve van een veel uitgebreider plan ter hoogte van het plan Prikkebosk. De T.E. Teunissenwei zal de toename van verkeer als gevolg van de ontwikkeling op Prikkebosk - gezien de lage bebouwingsdichtheid (maximaal 20 woningen) - goed af kunnen wikkelen.

Parkeren

Volgens de parkeerkencijfers van het CROW moeten voor vrijstaande koophuizen in niet stedelijke gebieden minimaal 1,9 (rest bebouwde kom) à 2 (buitengebied) parkeerplaatsen voorhanden zijn. De gemeente vraagt bij nieuwe ontwikkelingen het parkeren op eigen terrein te realiseren. Uitgaande van een parkeernorm van 2 parkeerplaatsen per woning zijn er binnen het plangebied 40 parkeerplaatsen nodig. Gezien de oppervlakte uit te geven grond (circa 2 ha) en een gemiddelde kaveloppervlakte van 1.100 m2 kan er ruimschoots aan deze norm worden voldaan.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen 6 weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de ontwikkeling van 20 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

Uit de informatie in deze beoordeling blijkt dat het plangebied niet is gelegen in kwetsbaar gebied en/of gebied met een beschermde status. Verder leiden de aard en omvang van het project niet tot belangrijke nadelige milieugevolgen. Het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure is niet noodzakelijk. De m.e.r.-beoordelingsnotitie is als bijlage 3 aan het ontwerpbestemmingsplan toegevoegd.

4.2 Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieu-hinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In bepaalde gevallen kan gemotiveerd worden dat er geen sprake is van een 'rustige woonwijk', maar van een 'gemengd gebied'. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een lint in een dorpskern waar meerdere functies naast elkaar zitten. Of bij een gebied dat langs een drukke ontsluitingsweg ligt. Bij een 'gemengd gebied' kunnen de richtafstanden met één afstandsstap verkleind worden. Uitzondering hierop is de richtafstand voor externe veiligheid. Deze wordt niet verkleind.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpDwPrikkebosk-VA01_0008.png"

Figuur 4.1 : Milieucategorie met bijbehorende richtafstanden VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)

Onderzoek en conclusies

In het plangebied van dit bestemmingsplan en de directe omgeving komen geen bedrijven voor. De agrarische bedrijven in de omgeving bevinden zich op ruime afstand van de woningbouwontwikkeling Prikkebosk. De bestemmingsgrens van het dichtstbijzijnde gelegen agrarisch bedrijf bevindt zich op 250 meter van de meest nabij gelegen bestemmingsgrens van de bestemming 'Woongebied'. Voor zover sprake zou kunnen zijn van beperkingen, zijn deze nu al aanwezig door de woningen die reeds aanwezig zijn op een veel kortere afstand van dit agrarisch bedrijf.

Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' vormt geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling.

4.3 Archeologie

Toetsingskader

Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Doelstelling van het Verdrag van Valletta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

Onderzoek en conclusies

Op de FAMKE (Friese Archeologische Monumentenkaart Extra) is het bodemarchief zo goed mogelijk in kaart gebracht. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd - bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.). De adviezen die voor de verschillende zones in Fryslân gegeven worden variëren van ‘streven naar behoud' tot ‘geen nader onderzoek nodig'. Deze adviezen geven aan welke vervolgstappen noodzakelijk zijn om op een verantwoorde manier om te gaan met het bodemarchief in een nieuw te maken bestemmingsplan, een bestemmingsplanwijziging, een ontgronding of een sanering.

De advieskaart ijzertijd-middeleeuwen geeft aan dat voor het gehele plangebied een karterend onderzoek 3 van toepassing is: dit betekent dat bij ingrepen van meer 5.000 m² een historisch en karterend onderzoek moet worden verricht. De advieskaart steentijd-bronstijd (figuur 4.2) geeft aan dat voor het noordelijk gedeelte van het plangebied een karterend onderzoek 1 nodig is bij ingrepen van meer dan 500 m². Voor het zuidelijk gedeelte is een quickscan nodig bij ingrepen van meer dan 5.000 m².

In het kader van dit bestemmingsplan is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het archeologisch onderzoek is opgenomen als bijlage 4 bij de toelichting van dit bestemmingsplan. Op basis van dit onderzoek wordt het volgende geconcludeerd: De bodem in het plangebied is tot een diepte van 80 centimeter verstoord. Intacte podzolbodems zijn niet aangetroffen. Archeologische indicatoren ontbreken volledig. Gezien het bovenstaande geven de resultaten van het onderzoek geen aanleiding tot archeologisch vervolgonderzoek. Evenmin zijn archeologische resten aangetroffen waarmee tijdens de verdere planvorming rekening zou moeten worden gehouden.

In alle gevallen blijft onverminderd van kracht dat indien tijdens toekomstig graafwerk in het plangebied toch archeologische vondsten worden gedaan of archeologische grondsporen worden aangetroffen, hiervan direct melding dient te worden

gemaakt bij de minister conform de Erfgoedwet 2015, artikel 5.10 & 5.11. Geadviseerd wordt dit te doen bij de gemeente Dantumadiel.

Het aspect 'Archeologie' vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpDwPrikkebosk-VA01_0009.png"

Figuur 4.2: Fragment advieskaart steentijd-bronstijd (Oranje: karterend onderzoek 1. Roze: quickscan) (Bron: FAMKE)

4.4 Landschap En Cultuurhistorie

Toetsingskader

De regering heeft in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Burgers krijgen hiermee het recht om bij de planning van bouwwerkzaamheden aan te geven of er cultureel erfgoed wordt geraakt.

Op provinciaal niveau brengt de thematische structuurvisie Grutsk op ’e Romte! specifiek in beeld welke landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten, structuren en elementen van provinciaal belang zijn, om daarmee doorwerking van deze belangen te realiseren. Het plangebied van dit bestemmingsplan wordt gerekend tot deelgebied 'Noordelijke Wouden'. Zie verder paragraaf 2.2.4.

Onderzoek en conclusie

Aan het landschap als geheel kan een cultuurhistorische betekenis worden toegekend. De locatie Prikkebosk heeft de typische kenmerken van het Friese Woudenlandschap: kleine percelen met houtsingels als afrastering. Deze houtsingels zorgen er voor dat de percelen als 'kamers' in het landschap liggen. Oude kaarten van het gebied laten zien dat deze structuur al lang aanwezig is. Het landschap en de singels zijn daarmee onderdeel van de cultuurhistorie. De opzet van het plan is om een bijzondere woonomgeving te creëren binnen de huidige structuren van het landschap. Daarmee is de planontwikkeling passend binnen de doelstellingen van 'Grutsk', namelijk het respecteren van de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten en het verder ontwikkelen van de ruimtelijke kwaliteit. Met de structuur van de houtsingels wordt in de planontwikkeling van de woonkavels dan ook rekening gehouden. De bestaande en nieuwe (verdwenen) houtsingels zijn op de verbeelding aangeduid. Aan deze aanduiding is een beschermende regeling gekoppeld.

Het aspect 'Cultuurhistorie' vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.5 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat als de bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig gesaneerd wordt, dat het kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen worden bij voorkeur op schone grond gerealiseerd. Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening.

Onderzoek en conclusie

Het betreft een onverdachte locatie, die in het verleden in gebruik is geweest als agrarisch gebied. Het bodemloket laat geen bijzonderheden zien op deze locatie (zie www.bodemloket.nl/kaart). Er hebben in het verleden geen (bedrijfs)activiteiten plaatsgevonden die extra aandacht verdienen omdat ze de bodemkwaliteit beïnvloed kunnen hebben. In het kader van de aanvragen omgevingsvergunning zal een bodemonderzoek worden uitgezet.

Het aspect 'Bodem' vormt geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling.

4.6 Water

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moeten ruimtelijke plannen voorzien zijn van een waterparagraaf. Hiervoor wordt het proces van de watertoets doorlopen. Bij het watertoetsproces gaat het om het hele proces van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het waterschap beoordeelt wat de invloed van het project is op de waterhuishouding en geeft een wateradvies. Waterhuishoudkundige consequenties van een plan mogen niet op de omgeving worden afgewenteld. Het waterschap streeft ernaar de ingrepen binnen een peilgebied water neutraal te houden. Wateraspecten die met een specifiek instrument kunnen worden geregeld, worden in de watertoets wel gesignaleerd, maar niet geregeld.

4.6.1 Watertoets

Via www.dewatertoets.nl is het plan op 11 november 2021 aangemeld bij het Wetterskip Fryslân. (Dossiercode 00002659.). Zie bijlage 5. Hieruit blijkt dat de normale procedure gevolgd moet worden. Het plan heeft invloed op de waterhuishouding en/of raakt de belangen van het waterbeheer.

4.6.2 Wateradvies

Op het plan Prikkebosk heeft It Wetterskip het volgende wateradvies gegeven:

Wateroverlast

Het is bij het waterschap bekend dat er af toe wateroverlast wordt ervaren door de bewoners. Dit is relatief eenvoudig op te lossen door onderhoud uit te voeren aan de bestaande afwatering. In de legger van Wetterskip Fryslân zijn de sloten aangeduid als zogenoemde schouwsloten, dit houdt in dat het onderhoud ligt bij de aanliggende perceeleigenaren. De gemeente zal de bestaande schouwwatergangen die zij in eigendom hebben op profiel brengen. Dit betekent een bodembreedte van 0,5 meter, taluds van 1:1 of flauwer en een bodemhoogte van 0,75 meter onder het aangrenzende maaiveld. Er wordt een schouwwatergang verbreed (figuur 4.3 en bijlage 2) waardoor de waterafvoerende functie van het noorden van het plangebied wordt verbeterd.

Toename verhard oppervlakte en watercompensatie

Algemeen

Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan 5 jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is.

Het is niet toegestaan zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in dit wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Bij het graven van extra oppervlaktewater wordt de volgende compensatienorm gehanteerd:

  • Boezem 5%, dit heeft alleen betrekking op de Friese boezem.
  • Polder 10%.
  • Vrij afstromend, alternatieve maatregelen.

Uiteraard is het toepassen van alternatieve maatregelen in het plan ook mogelijk.

Indien er niet wordt gecompenseerd door extra oppervlaktewater te graven waarbij bovenstaande percentages worden gehanteerd of indien er geen overeenstemming plaatsvindt in de watertoetsprocedure over alternatieve maatregelen dan dient een watervergunning bij het waterschap te worden gevraagd.

In relatie tot het plangebied

Voor de locatie Prikkebosk geldt dat de toename van het verhard oppervlakte circa 8.500 m2 betreft (circa 2.480 m2 wegen en circa 20 x 300 m2= 6.000 m2 aan bebouwing).In overleg met Wetterskip Fryslân is gekozen om in het plangebied in te zetten op het meer vasthouden van water in de bestaande sloten en greppels. Dit heeft de voorkeur boven het realiseren van nieuw oppervlaktewater ten behoeve van watercompensatie. Door de aanwezigheid van een keileemlaag is het plangebied in de zomer vaak droog en bij zware buien is het van belang dat het water kan worden afgevoerd. Het betreft het verbreden van de centrale watergang naar de bestaande hoofdontwatering van het plan.

Er wordt een stuw aangebracht waardoor het water hoger en langer in de greppels blijft staan. Naast het vasthouden van water vindt er een verbreding plaats van de belangrijkste afvoerende sloot van het plangebied waardoor meer oppervlaktewater ontstaat. Er wordt voldaan aan de compensatienorm voor de ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpDwPrikkebosk-VA01_0010.png"

Figuur 4.3 Watercompensatie Prikkebosk (Bron: Roenom 2023)

Hemelwater

Afwatering van hemelwater op de daken direct op de sloten en greppels. De wegen liggen met hun afschot in de richting van de nieuwe hoofdsloot en wateren hierop af .

Ruimtelijke adaptatie

We hebben te maken met sterk veranderende klimatologische omstandigheden, waarbij perioden van extreme droogte en extreme neerslag steeds meer de overhand nemen. Bij nieuwbouwplannen in bebouwd gebied wordt gestreefd naar een klimaatbestendig inrichting. Enkele voorstellen voor concrete maatregelen zijn:

  • het plan zoveel mogelijk te 'vergroenen' om wateroverlast en hittestress tegen te gaan. Er wordt zo weinig mogelijk verharding (tegels, bestrating, beton, asfalt) aangebracht. Bij een hevige bui kan het regenwater hierdoor in de grond zakken en het biedt zo ook kansen voor de biodiversiteit;
  • verlaagd liggende terreinen aanleggen die als tijdelijke waterberging ingezet kunnen worden, bijvoorbeeld parkeerplaatsen;
  • voldoende hoogteverschil tussen bouw- en straatpeil, waterdoorlatende of waterbergende verharding;
  • hergebruik van hemelwater om bijvoorbeeld toiletten door te spoelen;
  • het toepassen van koele materialen met een reflecterend vermogen (bijvoorbeeld kiezen voor lichte bestrating om te zorgen voor minder opwarming);
  • voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het proces worden meegenomen.

Met inachtneming van het advies van It Wetterskip vormt het aspect 'Water' geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling.

4.7 Geluid (Wegverkeerslawaai)

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.

Onderzoek en conclusies

De woningen zijn geluidgevoelige objecten. De meeste wegen rondom het plangebied vallen in een 30 km/uur-zone. Daarom hebben deze wegen geen wettelijk geluidszone. Formeel vallen de nieuwe woningen in Prikkebosk wel in de geluidszone van de Doniawei, maar gelet op de afstand tot die weg (meer dan 200 meter) is hier geen overschrijding van de geluidsnorm te verwachten.

Het aspect 'Geluid' vormt geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling.

4.8 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijnstof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven.

Tabel: Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof Toetsing van Grenswaarde
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³
fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie 25 µg /m³

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek en conclusie

In dit plan wordt de realisatie van maximaal 20 woningen toegestaan. Het aantal vervoersbewegingen die de voorgestane ontwikkeling met zich mee brengt, is veel geringer dan het aantal vervoersbewegingen ten gevolge van de toetsing vrijgestelde categorieën zoals hierboven genoemd. De conclusie is dan ook dat de voorgestane ontwikkeling dit plangebied, niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Daarnaast blijkt dat er geen sprake is van overschrijding van luchtkwaliteitsnormen binnen de provincie. (Bron: Luchtkwaliteit Provinciale wegen, prognose 2020). Problemen aangaande de luchtkwaliteit, zoals overschrijdingen van een grenswaarde, worden, gelet op de voorgenomen ontwikkeling en de bestaande luchtkwaliteit, dan ook niet verwacht. Op basis van artikel 5.16, lid 1, aanhef en onder c kan het project zonder nader onderzoek doorgang vinden. De voorgestane ontwikkeling wordt dan ook niet belemmerd door het aspect luchtkwaliteit.

4.9 Ecologie

4.9.1 Toetsingskader

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

4.9.2 Onderzoek en conclusies

Omdat het hier een ruimtelijke ingreep betreft, dient een toetsing te worden uitgevoerd in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb). Zo dient te worden onderzocht of als gevolg van de uitvoering van het plan sprake is van effecten op wettelijk beschermde soorten flora en fauna en/of natuurgebieden (Natura 2000), alsook in het kader van houtopstanden. Om hierin inzicht te krijgen wordt in eerste instantie een ecologische quickscan uitgevoerd. Bij dit onderzoek wordt een inschatting gemaakt van de (mogelijk) binnen de invloedssfeer van het plan aanwezige beschermde natuurwaarden en de effecten van de voorgenomen plannen op deze waarden. De ecologische quickscan is opgenomen als bijlage 6 bij de toelichting.

Deze ecologische beoordeling geeft, voor zover mogelijk, antwoord op de volgende vragen:

  1. 1. Komen binnen het plangebied (biotopen van) onder de Wnb beschermde soorten voor?
  2. 2. Komen binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden beschermde natuurgebieden voor?
  3. 3. Wat zijn de mogelijke effecten van de werkzaamheden op deze beschermde natuurwaarden en -gebieden, zowel tijdens de realisatie als na afloop hiervan?
  4. 4. Voor welke soorten en hun leefgebied wordt de wet mogelijk overtreden en in hoeverre kunnen overtredingen vermeden, dan wel verzacht worden?
  5. 5. Wat zijn de te ondernemen vervolgstappen met betrekking tot het voorkomen van schade aan beschermde soorten binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden?

Effectbespreking en aanbevelingen

Het project kan doorgang vinden binnen het kader van de Wet natuurbescherming, mits men zich houdt aan de hieronder volgende aanbevelingen.

Algemene broedvogels

Binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden komen waarschijnlijk vogels tot broeden waarvan de nesten alleen tijdens de broedtijd beschermd zijn. Geadviseerd wordt om de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Voor het broedseizoen wordt over het algemeen de periode van 15 maart - 15 juli aangehouden. Afhankelijk van de soort en klimatologische omstandigheden kunnen soorten echter eerder of later in het jaar tot broeden komen. Wat voor deze soorten van belang is, is of er sprake is van een broedgeval. Zo ja, dan is deze altijd beschermd.

Zorgplicht

Er kunnen soorten voorkomen in het plangebied waarvoor een vrijstelling geldt in geval van schade aan deze soorten (bijvoorbeeld veldmuis). Op deze soorten is wel de zorgplicht van toepassing. Deze kan tot uiting worden gebracht door zo te werken dat dieren de kans krijgen om te vluchten naar habitat buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden of dieren (zoals vrijgestelde amfibieën) naar een dergelijke habitat te verplaatsen.

Natuurnetwerk Nederland

In het zuidwestelijke deel van het plangebied wordt mogelijk een wandelpad gerealiseerd binnen een gebied dat onder het NNN valt. Geadviseerd wordt om dit wandelpad in overleg met bevoegd gezag te realiseren en om negatieve effecten op het NNN voor zover mogelijk te voorkomen. Hieraan kan worden voldaan door bijvoorbeeld een onverhard wandelpad te realiseren, in plaats van een verhard wandelpad. Hierdoor kan de inzet van mobiele werktuigen en de verstoring op het gebied als gevolg hiervan worden voorkomen. Tevens wordt geadviseerd om de kap van bomen voor de eventuele realisatie van dit wandelpad te voorkomen.

Overzicht vervolgstappen

Het planvoornemen kan zonder bezwaren doorgang vinden binnen de kaders van de vigerende natuurwetgeving, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • Broedvogels: Werken buiten het broedseizoen (grofweg 15 maart - 15 juli). Is dit niet mogelijk? Dan voor aanvang werkzaamheden broedvogelcheck uit laten voeren.
  • Licht beschermde en vrijgestelde soorten: Naleven van de zorgplicht.
  • Natuurnetwerk Nederland: Eventueel wandelpad realiseren in overleg met bevoegd gezag (provincie Fryslân), onverhard maken en tevens de kap van bomen voorkomen.
  • Houtopstanden: Er is mogelijk sprake van een meld en/of herplantingsplicht.

4.9.3 Stikstofdepositie

Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebied

Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd.

Het plangebied ligt niet binnen een Natura 2000-gebied. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden betreft de Waddenzee ( kilometer). Ondanks dat de voorgenomen locatie voor woningbouw buiten de grenzen van de Natura 2000- gebieden ligt, kan de ontwikkeling van het plangebied leiden tot een toename van stikstofdepositie in de Natura 2000-gebieden in de omgeving. In het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) moet beoordeeld worden of het plan leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van de beschermde habitats en de habitats van soorten binnen de Natura 2000-gebieden. Het is daarom noodzakelijk om een AERIUS berekening uit voeren om te bepalen of stikstofdepositie een knelpunt vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.

Wettelijk kader

Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 met betrekking tot het Programma Aanpak Stikstof wordt bij vrijwel ieder plan stilgestaan bij de mogelijke stikstofemissie en het effect daarvan op Natura 2000-gebieden. Per 1 juli 2021 trad de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) en het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (Bsn) in werking. De Wsn en de Bsn regelden een vrijstelling voor de vergunningsplicht van artikel 2.7 lid 2 Wnb voor de aanlegfase van bouwwerkzaamheden. Op 2 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3159) is in de zaak van Porthos een uitspraak gedaan door de Afdeling Bestuursrechtspraak over deze partiële bouwvrijstelling. Uit deze uitspraak blijkt dat art. 2.9a van de Wnb en art. 2.5 Bnb in strijd is met art. 6 van de Habitatrichtlijn uit de Wet natuurbescherming. Er wordt daarom teruggegaan naar de situatie vóór 1 juli 2021 waarbij ook de aanlegfase van bouwprojecten moet worden doorgerekend voor stikstofdepositie om significant negatieve effecten op Natura 2000 gebieden te kunnen uitsluiten.

Stikstofberekening

De berekening met AERIUS genereert een rekenresultaat waarin wordt geconstateerd dat er als gevolg van de gewenste ontwikkeling geen stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden waarbij sprake is van een overschrijding van meer dan 0,00 mol N/ha/jaar. De aanleg- en exploitatiefase zijn worstcase in dezelfde berekening meegenomen. Er treedt door de stikstofdepositie geen negatief effect op in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) beschermde Natura 2000-gebieden. Een vergunning van de Wnb is in het kader van de stikstofdepositie dan ook niet nodig. De stikstofberekening en de bijbehorende memo zijn opgenomen in bijlage 7.

4.9.4 Conclusie

Er is geen nader onderzoek nodig naar beschermde diersoorten. Door middel van de ecologische quickscan is uitgesloten dat beschermde soorten in het plangebied worden gehinderd. Mitigerende maatregelen zijn niet noodzakelijk. Er treedt door de stikstofdepositie geen negatief effect op in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) beschermde Natura 2000-gebieden.

4.10 Externe Veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.

Onderzoek en conclusies

Overeenkomstig de professionele risicokaart waarin relevante risicobronnen getoond worden, zijn er geen risicovolle inrichtingen met een externe werking. Ook vindt er in de omgeving geen transport van gevaarlijke stoffen plaats via de weg, het water of door buisleidingen. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Tijdens het vooroverleg heeft daarnaast overleg plaatsgevonden met de Brandweer Fryslân. Vanuit de Brandweer zijn ook geen verdere aandachtspunten meegegeven.

4.11 Kabels En Leidingen

Toetsingskader

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

Toetsing

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig die nog niet zijn onderzocht. Wel is een rioolpersleiding aanwezig, wat ook invloed heeft op het stedenbouwkundig ontwerp. Op deze leiding mag namelijk niet worden gebouwd.

Conclusie

Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling

Hoofdstuk 5 Beschrijving Juridische Regeling

5.1 Algemeen

In de voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bouwregels van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.

5.2 Toelichting Op De Enkelbestemmingen

5.2.1 Agrarisch-Woudenlandschap

De onbebouwde percelen binnen het plangebied hebben de bestemming 'Agrarisch- Woudenlandschap' gekregen. De bestemmingsomschrijving ziet toe op agrarisch gebruik. Het betreft hier de zogenaamde 'bebouwingsvrije zone' waarin de agrarische functie worden behouden, maar waarbij het accent verschuift van landbouw naar agrarisch natuur-/ecologisch beheer en het kleinschalig, hobbymatig houden van dieren. Voor de bebouwingsvrije zone wordt een hobbymatig agrarisch gebruik en dito uitstraling voorzien. Met de bebouwingsvrije zone wordt de bestaande landschappelijke kwaliteiten in tact gehouden. Om de uitstraling van kleinschalig, hobbymatig agrarisch gebruik te borgen en de inpasbaarheid zijn boom-/sierteelt, houtteelt en bollenteelt niet toegestaan. Ook de landschappelijke inpassing van bebouwing en/of erfbeplanting is binnen deze bestemming geregeld. Verder zijn de ontsluitingspaden en fiets-, wandel- en ruiterpaden binnen de bestemming mogelijk.

De bestaande en nieuwe houtsingels zijn vanwege hun belang voor de landschappelijke structuur specifiek aangeduid op de verbeelding (dit geldt ook voor de andere bestemmingen waarin deze bestaande nieuwe houtsingels voorkomen). Deze aanduiding is gericht op de instandhouding van deze landschappelijke elementen. Het geheel of gedeeltelijk verwijderen van deze houtsingels is niet toegestaan. Een uitzondering hierop is dat ten behoeve van de toegang tot de 'woonkamers', middels dammen, het nodig kan zijn de houtsingels gedeeltelijk te verwijderen. Daartoe is een regeling opgenomen die toeziet op een uitzondering van het verbod om de houtsingels te verwijderen. Ten hoogste 2 dammen mogen in iedere lange zijde van een perceel met een breedte van ten hoogste 10 m per dam worden gerealiseerd, mits 75% van de oorspronkelijke lengte van de houtsingel resteert. In iedere korte zijde van een perceel is een dam met een breedte van ten hoogste 10 m toegestaan, mits 75% van de oorspronkelijke lengte van de houtsingel resteert.

Per landschappelijke kamer is dus één toegang aan de korte zijde toegestaan, met een breedte van maximaal 10 meter. Aan de lange zijden zijn twee toegangen toestaan, waarbij dient te worden opgemerkt dat een tweede toegang aan lange zijde alleen in uitzonderlijke gevallen mogelijk is. Uitgangspunt is de landschappelijke structuur zo veel mogelijk overeind te houden.

Vanuit het klimaatakkoord hebben gemeente een opgave om 1% nieuw bos aan te leggen. Daarnaast is er op de omwonendenavond aangegeven dat de mogelijkheid van een voedselbos verkend kan worden. Om deze reden wordt de aanleg van bos op enkele percelen in het zuidelijk gedeelte van het plangebied mogelijk gemaakt. Hiertoe is de aanduiding 'Bos' op de verbeelding opgenomen en in de regels.

5.2.2 Groen

De nieuw aan te leggen beplanting zijn onder de bestemming 'Groen' gebracht. De bestemmingsomschrijving ziet toe op groenvoorzieningen in de vorm van opgaand groen en grasperken en (bestaande) moestuinen. Tevens zijn speelterreinen en speelvoorzieningen toegestaan zodat bijvoorbeeld een trapveldje tot de mogelijkheden behoort. Binnen de bestemming 'Groen' mag niet worden gebouwd.

5.2.3 Tuin

Direct achter het bestaande perceel aan de zijde van de het Fermanjepaad liggen mogelijkheden om stukken land aan te kopen, waardoor de tuin ten behoeve van het wonen kan worden uitgebreid. Op een deel van dit perceel is de bestemming 'Tuin' van toepassing aansluitend op de bestemming zoals opgenomen in bestemmingsplan 'Damwâld'. Het overige deel, krijgt evenals de andere percelen, de bestemming 'Wonen' (zie paragraaf 5.2.5).

5.2.4 Verkeer-Verblijfsgebied

De ontsluitingswegen binnen het plangebied zijn onder de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' gebracht. De bestemmingsomschrijving ziet toe op (woon)straten, paden, parkeer, groen en speelvoorzieningen. Ook openbare nutsvoorzieningen en waterlopen en waterpartijen zijn toegestaan. Binnen deze bestemming mag niet worden gebouwd.

5.2.5 Wonen

Direct achter de bestaande tuinen aan de zijde van de Doniawei (en een perceel aan het Fermanjepaad) liggen mogelijkheden voor de omwonenden om stukken land aan te kopen, waardoor zij hun tuin ten behoeve van het wonen kunnen uitbreiden.

In de 'Nota grondbeleid" staan criteria voor de verkoop van dergelijke zogenaamde 'reststroken'. Zie ook paragraaf 2.3.6. Een voorwaarde is verder dat de inrichting van de tuin past bij het landschap en dat ook hier de afrastering natuurlijk overgaat in het landschap.

Op de uitbreiding van de tuin geldt de woonbestemming die aansluit aan op de geldende woonbestemming uit het bestemmingsplan Damwâld.

5.2.6 Woongebied I en II

De 'woonkavel-kamers' zijn onder de bestemming 'Woongebied - I' en 'Woongebied II' gebracht (deze kamers zijn opgenomen in bijlage 2 en in het BKP zoals opgenomen in bijlage 1 van de planregels).

De aangewezen gronden zijn in beide woongebieden bestemd voor wonen. Een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf is onder voorwaarden toegestaan. Groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, erven en terreinen zijn eveneens onder de bestemming gebracht. De bouwregels bevatten naast enkele algemene regels bouwregels voor hoofdgebouwen en bouwregels voor ondergeschikte bebouwing. Het totaal aantal woningen mag niet meer bedragen dan 20. Voor Woongebied I is dit nog gespecificeerd in maximaal 15 woningen en in Woongebied II maximaal 5 woningen.

De als 'woongebieden' bestemde gronden kunnen uit één of meerdere bouwpercelen bestaan. Op de verbeelding is per bestemmingsvlak het maximaal aantal woningen weergegeven, met uitzondering van de bestemming 'Woongebied II' waar op de verbeelding het maximaal aantal woningen ontbreekt. Deze aantallen zijn hier onderling uitwisselbaar.

Voor het bouwen geldt voor alle bestemmingen dat het in bijlage 1 opgenomen Beeldkwaliteitsplan Prikkebosk en de daarin opgenomen normen mede als toetsingskader zullen dienen voor burgemeester en wethouders bij het verlenen van omgevingsvergunning(en) voor bouwen (deze gelden ook voor de binnenplanse afwijkingen).

Met een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels. Voorwaarde hierbij is dat in ieder geval het beeldkwaliteitsplan in acht moet worden genomen. Het kan daarbij gaan om het bouwen van een hoofdgebouw met een oppervlakte groter dan 20% van de oppervlakte van het bouwperceel, met een maximum van 150 m².

Als hoofdgebouw mogen alleen woonhuizen worden gebouwd, zijnde het gebouw dat één woning omvat. De bouwpercelen kunnen variëren in grootte: om te voorkomen dat op de kleine kavels te grote woonhuizen kunnen komen is opgenomen dat de oppervlakte van een hoofdgebouw maximaal 20% van de oppervlakte van het bouwperceel mag bedragen, met een maximum oppervlakte van 150 m².

In het plan zijn zowel woningen met een kap als woningen met plat dak denkbaar. Het kan daarbij gaan om 1 bouwlaag (al dan niet met kap) of 2 bouwlagen (al dan niet met kap). De bouwhoogte van een hoofdgebouw is daarom op maximaal 11 meter gesteld. De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 6,5 meter.

Voor ondergeschikte bebouwing (ondergeschikte gebouwen of delen van gebouwen zijnde aan- uit en bijgebouwen) geldt het volgende: de gezamenlijke oppervlakte van de ondergeschikte bebouwing per woonhuis bedraagt 75 m² bij een bouwperceel met een oppervlakte tot 500 m². Bij een bouwperceel groter dan 500 m2 is dit 100 m², vermeerderd met 10% van het deel van het bouwperceel dat groter is dan 500 m², tot een maximum van in totaal 150 m² aan ondergeschikte bebouwing. De bouwhoogte van ondergeschikte bebouwing mag niet meer bedragen dan 6 meter, maar moet ten minste 1 meter lager zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.

De situering van ondergeschikte bebouwing moet ten minste 1 meter achter de naar de weg gekeerde gevel (of lijn) plaatsvinden dan wel op ten minste de bestaande afstand achter (de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevels van het hoofdgebouw, indien deze minder is dan 1 meter.

Hiervan kan worden afgeweken met een omgevingsvergunning, dit betekent dat ook voor of ter hoogte naar de weg keerde gevel van het hoofdgebouw kan worden gebouwd. Deze afwijking is vooral bedoeld wanneer gekozen wordt voor de minder traditionele woonvormen.

5.3 Toelichting Op De Dubbelbestemming En Aanduiding

5.3.1 Waarde-Reliëf

In het zuidelijk gedeelte van het plangebied is sprake van het voorkomen van al dan niet zichtbare hoogtes of laagtes in het landschap. Ter bescherming van dit reliëf is de dubbelbestemming 'Waarde - Reliëf' opgenomen. De aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de landschappelijke waarde en cultuurhistorische waarde in de vorm van al dan niet zichtbare hoogtes of laagtes in het landschap en daarmee samenhangende geomorfologische en cultuurhistorische waarden. Het afgraven, afschuiven of wijzigen van het reliëf is hier niet toegestaan.

5.3.2 Vrijwaringszone - radar

Ten noordwesten van Leeuwarden ligt het militair luchtvaartterrein Leeuwarden. Rond het luchtvaartterrein ligt een radarverstoringsgebied. Dit gebied is op de verbeelding aangeduid als "vrijwaringszone -radar". Om de radar goed te laten werken mogen in deze zone geen hoge gebouwen worden gerealiseerd. In de regels is een maximale bouwhoogte van 75 meter opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Planproces

Vanaf het opstellen van de visie voor Prikkebosk is gekozen voor een gebiedsontwikkeling met een open procesmatige aanpak waarin de input van de omwonenden een belangrijke rol speelt. Deze procesvorm vraagt meer flexibiliteit in de planvorming en de rol van de overheid hierin is faciliterend. Deze vorm van gebiedsontwikkeling sluit wat vorm en inhoud betreft aan bij de gedachten van de Omgevingswet.

Bij de visievorming in 2019 zijn alle omwonenden, dorpsbelangen en sleutelfiguren uit Damwâld betrokken en geconsulteerd. Voor de visievorming in 2019 zijn meerdere werksessies georganiseerd en is het resultaat tijdens een inloopavond besproken. Op de intensief bezochte avond is in groepen gewerkt aan de uitwerking van het plan. Vanuit de verschillende groepen zijn bouwstenen benoemd en deze zijn overgenomen in de stedenbouwkundige uitgangspunten van de visie. Door deze sessies met de omgeving is de kennis over het gebied opgehaald uit de omwonenden en is inzicht verkregen in de wensen en bezwaren. De visie is eind 2019 vastgesteld.

Vanuit de visievorming is in 2020 gewerkt aan een uitwerking van het stedenbouwkundig plan. Tijdens dit proces zijn de plannen in inloopavonden met de omwonenden besproken. Daarnaast zijn er gesprekken gevoerd met omwonenden die interesse hebben in het uitbreiden van hun tuin, gebruik willen maken van de agrarische gronden of andere verzoeken hebben. Een eerste opzet is besproken met de provincie Fryslân en vanuit de input van de provincie zijn herzieningsvoorstellen opgesteld. In juli 2021 zijn deze voorstellen voorgelegd aan de omwonenden tijdens een inloopavond. De input van de provincie, in combinatie met de opgehaalde input tijdens de inloopavond, heeft geleid tot het voorliggende stedenbouwkundig ontwerp.

Tevens is contact geweest met de brandweer. Door de brandweer is aangegeven dat in de uitwerking rekening moet worden gehouden met een keerlus, putten en voldoende wegbreedte en passeerpassages. Dit is meegenomen in de stedenbouwkundige uitgangspunten.

Bestemmingsplanprocedure

Over de vertaling van het planvoornemen in het (ontwerp)bestemmingsplan worden de gebruikelijke inspraakmogelijkheden geboden. In het kader van het wettelijke verplichte vooroverleg volgens artikel 3.1.1. Bro is het concept ontwerp van dit bestemmingsplan voorgelegd aan provincie Fryslân. De provincie heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben. Wetterskip Fryslân heeft inhoudelijk meegedacht met de planvorming. De resultaten hiervan zijn verwerkt in paragraaf 4.6 Water.

Zienswijzen

Vervolgens heeft het ontwerpbestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen. Er zijn zes zienswijzen ingediend. De verwerking van de zienswijzen zijn in bijlage 8 toegevoegd. Hierin wordt ook aangegeven of, en zo ja, op welke wijze, het bestemmingsplan is aangepast.

Vaststelling

Het bestemmingsplan is naar aanleiding van de zienswijzen op 8 juli 2024 ongewijzigd vastgesteld. Uiteindelijk is tegen het vaststellingsbesluit beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Aangaande de economische uitvoerbaarheid zijn de volgende aspecten van belang. Ten behoeve van de planontwikkeling worden de gronden binnen het plangebied geheel aangekocht dan wel zijn reeds in eigendom van de gemeente. De kosten van het plan worden grotendeels gedekt door inkomsten vanwege de planontwikkeling. Op grond hiervan wordt de economische uitvoerbaarheid aangetoond.

De Grondexploitatiewet (onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening) stelt een gegarandeerd kostenverhaal verplicht bij het opstellen van bestemmingsplannen waarin bepaalde bouwplannen mogelijk worden gemaakt. Een exploitatieplan is verplicht, tenzij het verhalen van kosten al anderszins is verzekerd, het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is en het stellen van eisen en regels omtrent werken en werkzaamheden in het exploitatiegebied niet noodzakelijk is. In dat geval dient de gemeenteraad tegelijk met vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan expliciet en gemotiveerd te besluiten om géén exploitatieplan vast te stellen.

In de situatie van de planontwikkeling binnen onderhavig plangebied wordt geen exploitatieplan vastgesteld. Omdat alle gronden in eigendom zijn (of komen) van de gemeente zijn er geen kosten te verrekenen met andere eigenaren. Om deze reden is het opstellen van een exploitatieplan niet aan de orde.

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Prikkebosk 12 September 2023

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Prikkebosk 12 september 2023

Bijlage 2 Lijst Van Toegestane Beroepen En Bedrijven Aan Huis

Uitoefening van (para-)medische beroepen, waaronder:

individuele praktijk voor huisarts, psychiater, psycholoog, fysiotherapie of bewegingsleer, voedingsleer, mondhygiëne, tandheelkunde, logopedie, enz. individuele praktijk dierenarts.

Kledingmakerij:

- (maat)kledingmakerij en kledingverstelbedrijf;

- woningstoffeerderij.

Kantoorfunctie ten behoeve van bedrijvigheid die elders wordt uitgeoefend, zoals:

- schoonmaakbedrijf, schoorsteenveegbedrijf, glazenwasserij, maar ook ten behoeve van bijvoorbeeld een groothandelsbedrijf.

Reparatiebedrijfjes, waaronder:

- schoen-/lederwarenreparatiebedrijf;

- uurwerkreparatiebedrijf;

- goud- en zilverwerkreparatiebedrijf;

- reparatie van kleine (elektrische) gebruiksgoederen;

- reparatie van muziekinstrumenten.

In ieder geval zijn autoreparatiebedrijven uitgezonderd.

Advies- en ontwerpbureaus, waaronder individuele praktijk voor:

- reclame ontwerp;

- grafisch ontwerp;

- architect.

(Zakelijke) dienstverlening, waaronder individuele praktijk voor:

- notaris;

- advocaat;

- accountant;

- assurantie-/verzekeringsbemiddeling;

- exploitatie en handel in onroerende zaken.

Overige dienstverlening:

- kappersbedrijf;

- schoonheidssalon;

- pedicure.

Onderwijs:

- autorijschool;

- onderwijs niet in te delen naar specificatie, mits zonder werkplaats of laboratorium.

Verkoop van goederen via internet:

het verkopen van goederen aan personen, waarbij goederen aan huis worden verkocht, maar uitsluitend via internet en waarbij de bezorging of levering voornamelijk via de post of pakketdienst plaatsvindt.

Ambachtelijke bedrijvigheid en/of kunstnijverheid:

het, geheel of overwegend door middel van handwerk, vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen, waarbij:

  1. 1. het productieproces wordt grotendeels met de hand of althans niet in hoofdzaak gemechaniseerd, geautomatiseerd of met behulp van werktuigen die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskrachten worden aangedreven, uitgevoerd, of:
  2. 2. voor zover van laatstbedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt, zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid.

Bijlage 1 Stedenbouwkundige Visie 2 December 2019

Bijlage 1 Stedenbouwkundige visie 2 december 2019

Bijlage 2 Stedenbouwkundig Plan Versie 12 September 2023

Bijlage 2 Stedenbouwkundig plan versie 12 september 2023

Bijlage 3 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Bijlage 3 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Bijlage 4 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 4 Archeologisch onderzoek

Bijlage 5 Aanvraag Digitale Watertoets

Bijlage 5 Aanvraag digitale watertoets

Bijlage 6 Quickscan Wnb

Bijlage 6 Quickscan Wnb

Bijlage 7 Stikstofberekening

Bijlage 7 Stikstofberekening

Bijlage 8 Reactienota

Bijlage 8 Reactienota