KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Tuin
Artikel 5 Wonen
Artikel 6 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Planologische Regeling
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 De Bestaande Situatie
2.2 Voorgenomen Situatie
2.3 Ruimtelijke Inpassing
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Algemeen
4.2 Bedrijven En Milieuzonering
4.3 Ecologie
4.4 Bodem
4.5 Geluid
4.6 Water
4.7 Luchtkwaliteit
4.8 Archeologie
4.9 Cultuurhistorie
4.10 Externe Veiligheid
4.11 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Het Juridisch Systeem
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing
Bijlage 2 Lijst Aan-huis-verbonden Beroepen En Bedrijven
Bijlage 1 Stikstofdepositie Berekening En Memo
Bijlage 2 Ecologische Quickscan
Bijlage 3 Bodemonderzoek
Bijlage 4 Watertoets
Bijlage 5 Reactienota Zienswijzen

Wâlterswâld - Foarwei 14

Bestemmingsplan - Gemeente Dantumadiel

Vastgesteld op 08-07-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Wâlterswâld - Foarwei 14 met identificatienummer NL.IMRO.1891.BpWaFoarwei14-VA01 van de gemeente Dantumadiel;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbijbehorende bijlagen;

1.3 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:

een dienstverlenend beroep of bedrijf dat in of bij een woning en/of daarbij behorende ondergeschikte bebouwing wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroeps- of bedrijfsuitoefening ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

1.8 bebouwingsbeeld:

de visuele waarden van het totaal aan bebouwing en de bebouwing in het landschap;

1.9 bestaand:

het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, krachtens een bouwvergunning (vóór 1 oktober 2010)/omgevingsvergunning voor het bouwen (ná 1 oktober 2010);

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.13 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.15 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.16 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.17 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken, zijn toegelaten;

1.18 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.19 daghoreca

een bedrijf, in hoofdzaak gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen spijzen en/of dranken;

1.20 dak:

iedere boven beëindiging van een gebouw;

1.21 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.22 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.23 erf:

een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.24 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 gebruiken:

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.26 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt;

1.27 hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

1.28 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.29 huishouden:

een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;

1.30 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf. Niet als kampeermiddelen worden beschouwd: vaartuigen, woonwagens in de zin van de Woningwet, tenten in gebruik voor het houden van bijeenkomsten, tentoonstellingen of voorstellingen, en voertuigen in gebruik als directiekeet;

1.31 koffiehuis/coffeeshop:

een bedrijf waar bedrijfsmatig (niet-alcoholische) dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, één en ander in combinatie met de verkoop en het gebruik van softdrugs;

1.32 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.33 ondergeschikte bebouwing:

hieronder wordt de volgende bebouwing verstaan:

  • ondergeschikte gebouwen of delen van gebouwen;
  • een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overkapping en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omsloten;

1.34 overkapping:

een bouwwerk van 1 bouwlaag dat dient ter overkapping en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omsloten;

1.35 ondergeschikte gebouwen of delen van gebouwen:

hieronder wordt de volgende bebouwing verstaan:

  • een gebouw dat als afzonderlijke ruimte dan wel als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;
  • een op zichzelf staand gebouw, dat gelet op de bestemming en door zijn ligging en/of architectonische verschijningsvorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.36 peil:

  1. 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. 3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een plaatselijk aan te houden waterpeil);

1.37 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.38 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater, een seksautomatenhal, of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.39 visueel open erfafscheiding

een bouwwerk waarvan, loodrecht gemeten, 70% van de constructie licht en lucht doorlaat;

1.40 voorgevel:

de gevel van een hoofdgebouw, die in architectonisch opzicht als belangrijkste gevel valt aan te merken;

1.41 voorkeursgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

1.42 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Bij het meten van de goothoogte worden ondergeschikte bouwonderdelen als wolfseinden en goten van dakkapellen niet meegerekend;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 dakkapellen en/of dakopbouwen:

indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen en/of dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 1/3 van de gevelbreedte (op de achterzijde van het gebouw meer dan 2/3), wordt de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn of boeibord van de dakkapel en/of dakopbouw, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de dakkapel en/of dakopbouw, als goothoogte aangemerkt;

2.7 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van rooilijn, bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Bij het meten van de goothoogte worden ondergeschikte bouwonderdelen als wolfseinden en goten van dakkapellen niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, al dan niet met nevenactiviteiten;
  2. b. agrarische cultuurgrond;
  3. c. fiets- en voetpaden,

met de daarbij behorende:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. openbare nutsvoorzieningen;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. tuinen, erven en terreinen;
  5. e. waterlopen en waterpartijen;
  6. f. wegen en paden;
  7. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  1. a. de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:
  • een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • een goede woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als kampeerplaats voor kampeermiddelen, indien er sprake is van:
    1. 1. een kampeerterrein voor meer dan 15 kampeermiddelen;
    2. 2. een afstand van minder dan 50 m tussen het kleinschalige kampeerterrein en aanpalende bewoonde erven van derden;
    3. 3. een oppervlakte van het kleinschalige kampeerterrein die minder bedraagt dan 0,5 ha;
    4. 4. het terrein niet is voorzien van een adequate afschermende erfbeplanting met gebiedseigen soorten;
    5. 5. er gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen aanwezig zijn waarvan de oppervlakte meer bedraagt dan 50 m².

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen en voor de in het plan nader aangeduide functies.

4.2 Bouwregels

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in een woonhuis, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep en/of bedrijf, zoals genoemd in bijlage 2;
  2. b. ondergeschikte bebouwing

met de daarbij behorende:

  1. c. groenvoorzieningen;
  2. d. openbare nutsvoorzieningen;
  3. e. parkeervoorzieningen;
  4. f. tuinen, erven en terreinen;
  5. g. waterlopen en waterpartijen;
  6. h. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  1. a. de goothoogte, bouwhoogte en dakhelling van gebouwen en de afmetingen en, voor zover buiten een bouwvlak wordt gebouwd, de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:
  • een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • een goede woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • een goede woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,


bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 5.2.1, onder a voor het bouwen buiten het bouwvlak, mits er wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde, dan wel een verkregen hogere grenswaarde;
  2. b. het bepaalde in lid 5.2.1, onder c voor een goothoogte van hoofdgebouwen van ten hoogste 5,5 m;
  3. c. het bepaalde in lid 5.2.1, onder d voor een bouwhoogte van hoofdgebouwen van ten hoogste 11 m;
  4. d. het bepaalde in lid 5.2.2, onder d en e, ten behoeve van het bouwen van ondergeschikte bebouwing met een bouwhoogte die ten hoogste de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt.

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • een goede woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • het bepaalde in lid 5.1 en 5.5 voor de vestiging van aan-huis-verbonden beroepen die niet zijn genoemd in bijlage 2, mits deze aan-huis-ver-bonden beroepen naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat kunnen worden gelijk gesteld met de aan-huis-verbonden beroepen die wel zijn genoemd.

5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, naast de aangegeven samenvallende bestemmingen (basisbestemming), tevens bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden.

In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken geldt dat bij gebiedsoverstijgende ingrepen van meer 5.000 m² en dieper dan 30 cm een karterend (boor)onderzoek moet worden uitgevoerd.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • ondergrondse bouwlagen zijn uitsluitend toegestaan onder gebouwen;

8.2 Vlaggenmasten

In afwijking van hetgeen de bouwregels toelaten mag een vlaggenmast worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 6 m.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruik van gronden en bouwwerken in het plangebied is alleen toegestaan indien deze landschappelijk worden ingepast, met dien verstande dat:

  1. a. de landschappelijke inpassing wordt uitgevoerd en in stand wordt gehouden overeenkomstig de landschapsmaatregelen opgenomen in bijlage 1 van de toelichting;
  2. b. de landschappelijke inpassing is gerealiseerd uiterlijk binnen 2 jaar na onherroepelijkheid van het bestemmingsplan.

9.2 Strijdig gebruik

Onder met de bestemmingen strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  2. b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
  3. c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  1. a. het stallen of laten stallen van vlieg-, vaar- en voertuigen, anders dan ten behoeve van het woongenot;
  2. b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  3. c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor de opslag van schroot-, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • een goede woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen/rooilijnen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  5. e. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  6. f. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

Artikel 11 Overige Regels

11.1 Voldoende parkeergelegenheid

  1. a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  2. b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de op dat moment van toepassing zijnde CROW-normen bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  3. c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegde gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 12.1 sub a een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 12.1 sub a met maximaal 10%.
  3. c. Lid 12.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Lid 12.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanWâlterswâld - Foarwei 14

van de gemeente Dantumadiel.

Behorend bij het besluit van 8 juli 2024.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Foarwei 14 in Wâlterswâld is een melkveebedrijf gevestigd. De bedrijfsactiviteiten worden verplaatst naar de Hoeksterloane in Damwâld. De bedrijfswoning, een kop-hals-rompboerderij aan de Foarwei 14, zal als woonboerderij in gebruik worden genomen en de bedrijfsbebouwing zal worden gesloopt. Initiatiefnemer maakt gebruik van de ruimte-voor-ruimte regeling. Op basis van deze regeling zal ten oosten van de woonboerderij een reguliere woning worden gerealiseerd.

De gemeente Dantumadiel heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan de plannen. De gemeente heeft hierbij verschillende voorwaarden meegegeven. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch te kunnen regelen is één van de voorwaarden dat een nieuw bestemmingsplan moet worden opgesteld. Daarbij hoort een onderbouwing van een goede ruimtelijke ordening. Het voorliggende plan voorziet hierin. Bovendien gaat het plan ook in op de andere voorwaarden die de gemeente heeft gesteld.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied is gelegen ten oosten van de kern Wâlterswâld aan de Foarwei, een verbindingsweg tussen Wâlterwâld en Driezum. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpWaFoarwei14-VA01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied (Bron: pdok viewer)

1.3 Planologische Regeling

Het plangebied is momenteel geregeld in het bestemmingsplan Wâlterwâld-Súd dat is vastgesteld op 2 juli 2013 door de gemeente Dantumadiel.

Een uitsnede van het bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied is weergegeven in figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpWaFoarwei14-VA01_0002.jpg"

Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan Wâlterwâld-Súd (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)

In het geldende bestemmingsplan is het plangebied bestemd als 'Agrarisch'. Deze gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, al dan niet met nevenactiviteiten. Verder zijn de gronden bestemd voor agrarische cultuurgrond, fiets- en voetpaden, bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep en/of bedrijf, en voor ondergeschikte bebouwing bij bedrijfswoningen. De gronden zijn ook bestemd voor de daarbij behorende groenvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, wegen, paden en bouwwerken die geen gebouw zijn.

De voorgenomen ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. Daarom moet de agrarische bestemming worden gewijzigd in een woonbestemming.

1.3.1 Voorwaarden bestemmingsplan

Op 17 mei 2023 heeft de gemeente Dantumadiel middels een principebesluit laten weten in principe medewerking te willen verlenen aan de voorgenomen ontwikkeling aan de Foarwei 14 in Wâlterswâld. Het besluit is gekoppeld aan de volgende voorwaarden:

  1. 1. Er dient een bestemmingsplanprocedure doorlopen te worden. Hierbij zal onder andere een anterieure overeenkomst worden gesloten met de ontwikkelende partij;

Voor de voorgenomen ontwikkeling aan de Foarwei 14 in Wâlterswâld wordt op dit moment een bestemmingsplanprocedure voorbereid. Zoals genoemd in paragraaf 6.2 wordt er met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst gesloten.

  1. 2. Alle bijbehorende gebouwen, bouwwerken en erfverharding van het agrarische bedrijf dienen te worden verwijderd. De waardevolle kop-hals-rompboerderij dient nadrukkelijk te worden behouden;

Om de kop-hals- rompboerderij een volwaardige woonbestemming te kunnen geven worden de bestaande gebouwen, bouwwerken en verharding behorend bij het voormalige agrarische bedrijf verwijderd. Dit zal worden gedaan voordat de woning in gebruik wordt genomen.

  1. 3. In de plantoelichting dient te worden onderbouwd dat de ruimtelijke kwaliteit op en rond het perceel aanzienlijk zal verbeteren en dat geen beperkingen ontstaan voor de ontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving;

Door middel van een ruimtelijke inpassingsparagraaf (2.3) wordt de bestaande ruimtelijke kwaliteit omschreven. Daarnaast wordt ingegaan op hoe de ruimtelijke kwaliteit van het perceel en de omgeving verbetert door de voorgenomen ontwikkeling. In paragraaf 4.2 over milieuzonering is gemotiveerd dat er geen onaanvaardbare situatie ontstaan voor omliggende agrarische bedrijven. De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor de omgeving.

  1. 4. Dat de oppervlakte van de nieuwe (compensatie)woning inclusief bijgebouwen niet meer bedraagt dan 300 m2.

Bovenstaande voorwaarden zijn opgenomen in de bouwregels van dit nieuwe bestemmingsplan.

  1. 5. De te realiseren woning wordt stedenbouwkundig en landschappelijk zorgvuldig ingepast;

In paragraaf 2.3 wordt de ruimtelijke kwaliteit in combinatie met een goede en zorgvuldige stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing geborgd.

  1. 6. Dat aangetoond dient te worden dat voor de nieuwe woonlocatie voldaan kan worden aan de eisen van de Wet geluidhinder.

In paragraaf 4.5 worden de uitgangspunten voor de Wet geluidhinder uitgelicht en blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor de voorgenomen ontwikkeling.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan. Tenslotte gaat hoofdstuk 6 in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Dit bestemmingsplan is opgesteld om de beoogde ontwikkeling (het initiatief) mogelijk te kunnen maken. In dit hoofdstuk wordt het initiatief beschreven. De ontwikkeling moet op een goede manier worden ingepast in de omgeving. Daarom is in dit hoofdstuk ook een beschrijving van de huidige situatie opgenomen.

2.1 De Bestaande Situatie

Aan de Foarwei 14 in Wâlterswâld is een kop-hals-rompboerderij gesitueerd met agrarische bedrijfsbebouwing ten behoeve van een melkveebedrijf. Het bedrijf maakt deel uit van de lintbebouwing van de Foarwei tussen Wâlterswâld en Driezum. In figuur 2.1 is een luchtfoto van de huidige situatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpWaFoarwei14-VA01_0003.jpg"

Figuur 2.1 Luchtfoto plangebied (Bron: pdok viewer)

De bedrijfsactiviteiten van het melkveebedrijf zijn verplaatst naar de Hoeksterloane 34 in Damwâld. De bouwkundige staat van de bedrijfsgebouwen aan de Foarwei 14 is dermate slecht dat een nieuwe agrarische invulling niet wenselijk is.

2.2 Voorgenomen Situatie

Het voornemen is om de kop-hals-rompboerderij in gebruik te nemen als woonboerderij. De kop-hals-rompboerderij is in figuur 2.2 afgebeeld. De woonboerderij is gelegen op het kadastraal perceel N320. Zie figuur 2.3. De bedrijfsgebouwen op dit perceel zullen worden afgebroken, omdat deze niet meer worden gebruikt voor de agrarische onderneming en omdat de sloop van alle bijbehorende gebouwen, bouwwerken en erfverharding van het agrarische bedrijf één van de voorwaarden is waaronder de gemeente meewerkt aan het voornemen. De werktuigenberging, een gedeelte van het westelijk gelegen bedrijfsgebouw, wordt niet gesloopt. Deze zal als garage in gebruik worden genomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpWaFoarwei14-VA01_0004.png"

Figuur 2.1 Kop-hals-rompboerderij Foarwei 14 Wâlterswâld

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpWaFoarwei14-VA01_0005.jpg"

Figuur 2.3 Kadastrale percelen

Op perceel 667 zal een nieuwe woning worden gerealiseerd ter compensatie van de sloop van de bedrijfsgebouwen (ruimte-voor-ruimte regeling). Deze nieuwe woning zal deel gaan uitmaken van het bebouwingslint van de Foarwei. Perceel 668 zal als nieuwe ontsluiting fungeren voor de achterliggende agrarische percelen.

2.2.1 Verkeer en parkeren

Verkeersstructuur

De verkeersstructuur wordt voor de woonboerderij en de nieuw te bouwen woning niet gewijzigd. Beide woningen worden ontsloten op de Foarwei. Door het staken van de bedrijfsactiviteiten aan de Foarwei 14 zullen er geen verkeersbewegingen meer zijn van landbouwverkeer en bestemmingsverkeer voor het bedrijf. Voor de bereikbaarheid van de agrarische percelen die achter de woonboerderij en de nieuw te bouwen woning liggen, kan het landbouwverkeer gebruik maken van het agrarisch perceel ten oosten van de nieuw te bouwen woning.

Parkeren

Het uitgangspunt is dat het parkeren op eigen terrein moet worden geregeld. In het plangebied zijn voldoende mogelijkheden om het parkeren op de erven van de woningen op te lossen.

2.3 Ruimtelijke Inpassing

Wâlterswâld is onderdeel van de streekbebouwing in de gemeente Dantumadiel, die zich uitstrekt van Rinsumageast tot Driezum. Vanuit de streekdorpen werd het omliggende gebied in een opstrekkende verkaveling ontgonnen. Deze opstrekkende kavels zijn van oorsprong begrensd door houtwallen en elzensingels die nog vrijwel overal in het gebied terug zijn te vinden. Hierdoor overheerst deze opstrekkende verkaveling nu nog in het landschap. De oudere bebouwing, uit begin 20ste eeuw, is uitsluitend gesitueerd aan de Foarwei. Aan deze oudere panden is door de jaren heen nieuwe bebouwing toegevoegd. De bebouwing aan de Tsjerkeloane en de Broekloane, de belangrijkste as dwars op de Foarwei, is van latere datum en bestaat uit vrijstaande woningen en twee-onder-een-kapwoningen.

Een belangrijk uitgangspunt is dat er met het planvoornemen een verbetering van de omgevingskwaliteit wordt bereikt. De ruimtelijke kwaliteit van de gronden aan en rond de Foarwei 14 wordt verbeterd door het slopen van de bestaande bedrijfspanden op het perceel. Door meer openheid te creëren wordt de kenmerkende verkavelingsstructuur van de omgeving duidelijker zichtbaar. Ook worden de zichtlijnen naar het landelijk gebied versterkt.

De nieuw te realiseren woning wordt stedenbouwkundig ingepast. De omgeving van het plangebied bestaat uit vrijstaande woningen met één bouwlaag met kap. Qua dakvorm en materiaal van de nieuwe woning wordt aangesloten bij de omliggende bebouwing. In het huidige bestemmingsplan geldt voor woningen een maximale goothoogte van 3,5 meter en een maximale bouwhoogte van 9 meter. De nieuwe vrijstaande woning aan de oostkant van de Foarwei 14 wordt ingepast binnen bovenstaande uitgangspunten. De toegestane bouw- en goothoogte van het geldende bestemmingsplan wordt aangehouden. De ontwikkeling is volledig perceelsgebonden en wordt ingepast in de bestaande verkaveling in het gebied. De nieuwe woning draagt daarmee bij aan de ruimtelijke kwaliteit. De voorgenomen woningen sluiten functioneel goed aan op de directe omgeving.

Het complete planvoornemen is zorgvuldig landschappelijk ingepast in de bestaande landschappelijke structuren. De omgeving van het plangebied wordt omringd door de lintbebouwing van de Foarwei en daarnaast door agrarisch gebied, sloten, bomenrijen en bosschages. Zoals voorgenomen krijgt het plangebied door het verwijderen van de bedrijfsgebouwen meer open elementen. Dit is passend bij het landelijk gebied en de overgangspositie tussen de lintbebouwing en het omringende landelijk gebied. Door de positionering van de woningen wordt de bestaande lintbebouwing versterkt. De zichtlijnen blijven hierbij bestaan en de openheid van het landschap wordt niet beïnvloed. Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld welke is opgenomen in bijlage 1. Er wordt hiermee voldoende rekening gehouden met de landschappelijke waarden van het gebied.

Door middel van bovenstaande uitgangspunten is sprake van een goede ruimtelijke inpassing.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. Het is de bedoeling er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  1. 7. ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;
  2. 8. de economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  3. 9. steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  4. 10. een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Realiseren opgaven

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

  1. 1. De Omgevingsagenda
    In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.
  2. 2. De NOVI-gebieden
    Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.

De regio waarvan de gemeente Noardeast-Fryslân deel uitmaakt is niet aangewezen als NOVI-gebied. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen rijksbelangen als opgenomen in de NOVI.

Ladder voor Duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied. Voor wonen geldt op basis van jurisprudentie dat een ontwikkeling vanaf 12 woningen wordt aangemerkt als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'.

Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking

In het plangebied zal 1 woning buiten stedelijk gebied worden gerealiseerd. Gezien het feit dat er minder dan 11 woningen worden gerealiseerd is er qua omvang geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. De ontwikkeling vindt wel buiten bestaand stedelijk gebied plaats. Hierover heeft reeds afstemming met de gemeente plaatsgevonden. Door aansluiting te zoeken op de bestaande bebouwing aan de Foarwei wordt het landelijke karakter van het buitengebied niet aangetast. Bovendien heeft de gemeente aangegeven medewerking te willen verlenen aan deze ontwikkeling. In paragraaf 3.3 wordt zowel het woonbeleid als de visie beschreven.

Conclusie rijksbeleid

De ontwikkeling in Wâlterswâld is niet in strijd met het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal Beleid

Omgevingsvisie Fryslân - De romte diele

Op 23 september 2020 is de omgevingsvisie Fryslân - De romte diele vastgesteld waarin de ambitie voor de provincie voor 2030-2050 is uitgesproken. Hierbij wordt gewerkt met 9 principes die richting geven bij het maken van keuzes. Enerzijds zijn de principes inhoudelijk van aard, zoals zuinig ruimtegebruik, omgevingskwaliteit als ontwerpbasis, koppelen van ambities, gezondheid en veilig. Anderzijds zijn er samenwerkingsprincipes, zoals rolbewust, decentraal wat kan, het ja, mits principe, aansluiting zoeken en sturen op proces, ruimer op inhoud.

Als uitgangspunt geldt dat veranderingen niet tegen moeten worden gehouden, maar dat ambities worden gerealiseerd door gewenste nieuwe ontwikkelingen te laten aansluiten bij bestaande kwaliteiten.

De planontwikkeling past binnen het principe van omgevingskwaliteit als ontwerpbasis. De locatiebepaling van de woning is gebaseerd op de elementen in en de situatie en kwaliteit van de omgeving. Het gaat hier om een inpassing binnen het bestaande bebouwingslint, waarbij de materiaal en bebouwingsmogelijkheden aansluiten op de omliggende woningen. Daarnaast worden zichtlijnen vanaf de Foarwei naar het landelijk gebied behouden. Bovendien wordt verouderde agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt, waardoor de ruimtelijke kwaliteit verbetert. Het principe van omgevingskwaliteit past binnen de kwaliteiten die de provincie Fryslân wil behouden en bevorderen.

Verordening Romte 2014

Op 25 juni 2014 is de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld, deze is daarna een aantal keren partieel herzien. In de verordening zijn regels opgenomen die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen.

De volgende artikelen zijn van toepassing op de beoogde ontwikkeling in Wâlterswâld:

Artikel 1.3.1

In dit artikel is aangegeven dat een nieuwe stedelijke functie in of aansluitend op een bestaand bebouwingslint kan worden gerealiseerd indien de nieuwe functie leidt tot een landschappelijk aanvaardbare afronding of verdichting van een bebouwingslint of bebouwingscluster en geen afbreuk doet aan de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten.

Wâlterswâld is oorspronkelijk ontstaan langs twee veenontginningsassen, de Foarwei en de Achterwei. Deze zijn de basis van de kenmerkende wegenstructuur in het zandgebied; een centrale weg als occupatie-as door het streekdorp en een aantal dwarswegen evenwijdig aan de opstrekkende verkaveling naar de lager gelegen gebieden. Deze kenmerkende wegenstructuur is onderdeel van de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten van de Foarwei.

Naast de wegenstructuur van de Foarwei is er lintbebouwing ontstaan met woningen en enkele agrarische bedrijven. Daarnaast staat aan de Foarwei 55 een rijksmonument. Het betreft een klein voormalig agrarisch bedrijf dat haaks op de Foarwei gesitueerd is. Naast het rijksmonument zijn de panden aan de Foarwei 16 en Foarwei 71 als karakteristiek te kwalificeren. Ook wordt er waarde gehecht aan de kop-hals-rompboerderij aan de Foarwei 14.

De nieuw te bouwen woning wordt gebouwd in het bebouwingslint van de Foarwei, waardoor het bebouwingslint wordt verdicht. De ontwikkeling doet geen afbreuk aan de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten van de Foarwei in Wâlterswâld. De ontwikkeling wordt ingepast binnen de kenmerkende wegenstructuur, bestaande lintbebouwing en rijksmonumenten en karakteristieke panden.

Artikel 1.6.1

In dit artikel is aangegeven dat er maximaal één nieuwe woning in het landelijk gebied wordt toegestaan op een bestaand solitair bouwperceel indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • minimaal 1.000 m2 aan beeldverstorende bebouwing van een voormalig agrarisch bedrijf in het landelijk gebied moet worden gesloopt;
  • in de plantoelichting moet worden onderbouwd dat de ruimtelijke kwaliteit op en rond het perceel aanzienlijk zal verbeteren en dat geen beperkingen ontstaan voor de ontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving;
  • de oppervlakte per woning inclusief bijgebouwen mag niet meer dan 300 m2 bedragen, of de maat die het bestemmingsplan buitengebied als algemene regel hanteert voor bestaande burgerwoningen.

In de toelichting van dit bestemmingsplan wordt de beoogde ontwikkeling toegelicht. Hieruit blijkt dat wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden uit artikel 1.6.1.

Artikel 2.1.1

In dit artikel is aangegeven dat de plantoelichting van een ruimtelijk plan voor het landelijk gebied een ruimtelijke kwaliteitsparagraaf omvat waarin wordt aangegeven op welke wijze in het plan rekening wordt gehouden met de draagkracht van het landschap voor de opvang en inpassing van nieuwe functies, op grond van een analyse van de samenhang van de ondergrond, netwerken en nederzettingspatronen. Bovendien moet worden aangegeven op welke wijze het plan invulling geeft aan de blijvende herkenbaarheid van de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten.

Met de beoogde ontwikkeling wordt de kwaliteit van het bebouwingslint verbeterd door de sloop van achterliggende agrarische bebouwing bij Foarwei 14 in Wâlterswâld. Hierdoor komt de kop-hals-rompboerderij beter tot zijn recht. Bovendien wordt het bebouwingslint versterkt door verdichting van het lint.

In paragraaf 4.9 Cultuurhistorie wordt nader ingegaan op de cultuurhistorische situatie.

Artikel 2.2.1

In dit artikel is aangegeven dat in de plantoelichting wordt aangegeven op welke wijze het plan rekening houdt met de wijze van onderzoek naar en bescherming van archeologische waarden en verwachtingswaarde zoals aangegeven op de Famke.

Het aspect archeologie wordt beschreven in paragraaf 4.8.

Artikel 3.1.1

In dit artikel is aangegeven dat een ruimtelijke plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.

De provincie maakt met de woningbouwregio's bestuurlijke afspraken over de regionale woningbouwprogramma's. Dit wordt door de gemeenten vertaald in gemeentelijke woonplannen. Dit betekent dat in principe alle woningbouwmogelijkheden in een ruimtelijk plan moeten passen in een woonplan. De gemeente heeft afspraken gemaakt met de provincie over de invulling van de woningbouwplannen. In paragraaf 3.3 wordt ingegaan op het gemeentelijk woonbeleid.

Conclusie provinciaal beleid

De beoogde ontwikkeling in Wâlterwâld is niet in strijd met het provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Woonvisie 2020-2025

De gemeente Dantumadiel heeft de Woonvisie 2020-2025 vastgesteld. Met de woonvisie geeft de gemeente richting aan ontwikkelingen in de gemeente. De woonvisie is de basis voor de uitvoeringsagenda, woningbouwprogrammering en de prestatieafspraken. Eén van de speerpunten in deze visie is nieuwbouw in dorpen en wijken.

Regionale woningbouwafspraken en Woningbouwprogramma

De provincie en de gemeenten Dantumadiel, Noardeast-Fryslân, Achtkarspelen en Tytsjerksteradiel hebben afspraken met elkaar gemaakt over de woningbouw in de regio Noordoost-Friesland voor de komende 10 jaar. De woningbouwafspraken zijn vertaald in het Woningbouwprogramma 2021. Deze afspraken zijn door de provincie goedgekeurd.

Afwegingskader

Om ervoor te zorgen dat nieuwe woningbouwinitiatieven aansluiten bij de actuele, kwalitatieve woningbehoefte en de volkshuisvestelijke ambities van de gemeente, willen de regio Noordoost Friesland en de provincie de komende jaren sturen op basis van een gezamenlijke set van criteria. Hiervoor is in regionaal verband als werkdocument een Afwegingskader opgesteld waarmee nieuwe woningbouwinitiatieven op kwaliteit worden getoetst. Aan de hand van dit Afwegingskader wordt gekeken in hoeverre nieuwe plannen aantoonbaar inspelen op de kwalitatieve woningbehoefte en of zij bijdragen aan andere kwalitatieve ambities, zoals langer zelfstandig wonen, verduurzamen of het oplossen van een ruimtelijk knelpunt (bijvoorbeeld transformatie van leegstaand vastgoed).

Woningmarktanalyse Noordoost-Fryslân en Woningmarktmonitor

In 2020 is een woningmarktanalyse opgesteld om op regionaal niveau inzicht te krijgen in de woningbouwbehoefte. Samenwerking binnen de regio, zowel tussen gemeenten als tussen dorpen, is van belang bij het vaststellen van de woonprogrammering. De woningmarktanalyse biedt een kwalitatief afwegingskader waar gemeenten gebruik van kunnen maken bij het ontwikkelen van woningbouwplannen. De provincie Fryslân vraagt de regio om een offensieve regionale visie te maken. Dat betekent dat er geen dorp op slot wordt gezet en dat er ruimte is voor toekomstbestendig en zorgvuldig toevoegen van woningen. Daarbij houdt de provincie vast aan de lijn "binnendorps vrij, buitendorps beperkt". In de woningmarktanalyse is per dorp inzichtelijk gemaakt hoe de woningmarkt er nu voor staat en welke ontwikkelingen er te verwachten zijn. Op deze manier kan snel worden ingespeeld op ontwikkelingen.

De kern Wâlterswâld is een dorp waarvoor maatwerk geldt. Het gaat hier om dorpen met minder dan 1.000 inwoners. Het toevoegen van extra woningen vraagt in deze dorpen altijd om maatwerk en gebeurt alleen bij een concrete behoefte. In de woningmarktanalyse is een programma-indicatie gedaan voor de koopsector. In de maatwerkdorpen moet het toevoegen van extra woningen gericht zijn op de concrete, lokale behoefte. Uit de woningmarktanalyse blijkt dat in Wâlterswâld behoefte is aan twee-onder-een-kapwoningen en vrijstaande woningen.

Conclusie

Met de beoogde ontwikkeling in Wâlterswâld wordt één vrijstaande woning in de koopsector toegevoegd. Deze ontwikkeling voorziet in de behoefte en past binnen het gemeentelijk beleid.

Welstandsnota Dantumadiel

Het welstandsbeleid van de gemeente Dantumadiel is vastgelegd in de Welstandsnota Dantumadiel, waarvan de herziening is vastgesteld op 14 juli 2016. De welstandsnota maakt onderscheid in gebiedsgerichte criteria, objectgerichte criteria en de algemene criteria.

Binnen de gebiedsgerichte criteria worden vier gebieden onderscheiden, waaronder 'overig waardevolle lintbebouwing'. Het beleid in de linten is gericht op het beheer van de bestaande situatie. Voor deze gebieden worden over het algemeen geen ingrijpende veranderingen verwacht. Incidentele nieuwbouw dient zich te voegen in de kwaliteit van de bestaande omliggende bebouwing.

In de welstandsnota is aangegeven dat voor deze gebieden een aanduiding als regulier welstandsgebied geldt. De criteria zijn gericht op het handhaven en respecteren van de aanwezige basiskwaliteiten.

Voor de bouw van de nieuwe woning zal aansluiting worden gezocht bij de bestaande bebouwing van de lintbebouwing van de Foarwei. De bouwvergunning zal aan de Welstandsnota van de gemeente worden getoetst.

Conclusie Gemeentelijk beleid

Uit het bovenstaande blijkt dat de ontwikkeling van een vrijstaande woning in de koopsector bij het dorp Wâlterswâld past binnen het gemeentelijk woonbeleid. De ruimtelijke kwaliteit van de nieuw te bouwen woning wordt afgestemd op de reeds aanwezige basiskwaliteit.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

4.1 Algemeen

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om het minimaliseren van de invloeden vanuit het plangebied op de omgeving en omgekeerd. Dat zijn de milieu- en omgevingsaspecten geluid, luchtkwaliteit, bodem, externe veiligheid, water, ecologie, archeologie, cultuurhistorie, bedrijven en milieuhinder, en kabels en leidingen.

4.2 Bedrijven En Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'gemengd gebied'. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

Toetsing

Het plangebied bevindt zich in het lint van de Foarwei tussen Wâlterswâld en Driezum. Ten zuiden van het plangebied liggen agrarische en maatschappelijke bestemmingen.

Het agrarisch bedrijf dat ten zuiden van het plangebied ligt kent de aanduiding 'agrarisch kleinbedrijf'. Dit betekent dat op deze locatie een agrarisch bedrijf met een omvang van minimaal 5 tot maximaal 15 hectare mogelijk is. Op dit bedrijf wordt hobbymatig vleesvee gehouden. De afstand van het plangebied tot de agrarische bestemming is circa 12 meter. Als richtafstand voor bedrijfsgebouwen in de landbouw wordt 30 meter gehanteerd. Gezien de ligging in een gemengd gebied kan de richtafstand met een stap worden verkleind naar 10 meter. Bovendien wordt door de ligging van de bedrijfsgebouwen achter de bedrijfswoning en de kleinschalige aard van het bedrijf, het bedrijf niet in de mogelijkheden beperkt.

Binnen de maatschappelijke bestemming bevinden zich onder meer een kerkgebouw, een woning en een school. De richtafstand voor zowel een school als een kerk is 30 meter. Met een afstand van circa 40 meter tussen de kerk en het plangebied wordt voldaan aan deze richtafstand.

Het aspect bedrijven- en milieuzonering vormt geen belemmering voor dit plan.

4.3 Ecologie

Toetsingskader

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura 2000-gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

• soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;

• soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;

• overige soorten.

Toetsing

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde gebieden als Natura 2000 en Natuur Netwerk Nederland (Voormalige EHS). De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn het Lauwersmeer op 9,5 kilometer afstand, Groote Wielen op 11 kilometer afstand en de Waddenzee op 12,0 kilometer afstand tot het plangebied. Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de locatie van het plangebied (stedelijke omgeving) kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten.

Natura 2000-gebieden: stikstofdepositie

De ontwikkeling van het plangebied zou wel kunnen leiden tot een toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden in de omgeving. Om inzichtelijk te krijgen of er sprake is van stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden is een stikstofberekening voor zowel de realisatie- als de gebruiksfase uitgevoerd. De memo en de berekening zijn in bijlage 1 opgenomen. Hieruit blijkt dat er voor de realisatie- en gebruiksfase geen toename is van stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jr. Op basis van de berekening zijn significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden in de realisatie- en gebruiksfase uitgesloten. De beoogde herontwikkeling is derhalve uitvoerbaar in het kader van de Wet natuurbescherming.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlands natuurbeleid. Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.

Het plangebied ligt niet in, of direct naast het NNN. Gronden die tot het NNN behoren liggen op bijna 1 kilometer afstand van het plangebied. Gezien de afstand van het plangebied tot de NNN en de aard en omvang van het voornemen wordt geconcludeerd dat er geen aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van de NNN.

Soortenbescherming

Ten aanzien van de soortenbescherming gelden onder andere algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rustplaatsen of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten of het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort.

Ten behoeve van de planontwikkeling is ter plaatse van het agrarisch erf een ecologisch onderzoek uitgevoerd welke is opgenomen in bijlage 2. Uit dit onderzoek blijkt dat de aanwezigheid van beschermde plantensoorten kan uitgesloten worden op basis van habitateigenschappen. Het plangebied is ook onderzocht op beschermde diersoorten. De resultaten hiervan zijn hieronder uitgewerkt.

Vanwege de eigenschappen van de stallen in het plangebied en de ligging hiervan kan het voorkomen van nestplaatsen van huismussen hier niet op voorhand worden uitgesloten. In de stallen in het plangebied zijn ook nesten van de boerenzwaluw aangetroffen. Deze bevinden zich vooral in de jongveestal, waar zich drie nesten bevinden. De nesten van deze soort vallen onder categorie 5. Dit houdt in dat alleen sprake is van jaarrond bescherming als zwaarwegende ecologische argumenten dit rechtvaardigen. Hier is bijvoorbeeld sprake van als in de omgeving weinig alternatieve nestgelegenheid aanwezig is. De aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen in bebouwing in het plangebied kan ook niet op voorhand worden uitgesloten. Dit omdat aan de binnenkant van de melkveestal sprake is van betimmering waarachter vleermuizen kunnen verblijven. Deze ruimtes zijn via verschillende invliegopeningen voor vleermuizen bereikbaar. Negatieve effecten op andere soorten als gevolg van de voorgenomen werkzaamheden kunnen op voorhand worden uitgesloten.

Geadviseerd wordt om nader onderzoek uit te voeren om de aanwezigheid van jaarrond beschermde nesten van huismussen vast te stellen, dan wel uit te sluiten. Indien er jaarrond beschermde nesten van huismussen worden aangetroffen, dient voor deze soort een ontheffing te worden aangevraagd van de Wet natuurbescherming bij het bevoegd gezag, de provincie Fryslân. Ontheffing wordt doorgaans verleend indien compenserende en mitigerende maatregelen worden getroffen.

Ook wordt geadviseerd om een omgevingscheck uit te laten voeren voor de nesten van de boerenzwaluw zodat kan worden beredeneert of hier sprake is van zwaarwegende ecologische redenen die jaarrond bescherming van de nesten rechtvaardigen. Daarnaast is nader onderzoek nodig om de aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen vast te stellen, dan wel uit te sluiten.

Ter plaatse van de nieuw te bouwen woning aan de Foarwei zal geen sloop of kap plaatsvinden. Deze locatie is nu agrarisch in gebruik, zodat op voorhand beschermde plant en diersoorten kunnen worden uitgesloten. De zorgplicht is hier wel van toepassing.

Algemene zorgplicht

Onder de Wet natuurbescherming geldt, net als voorheen onder de Flora- en faunawet, een zorgplicht voor alle in het wild levende dieren. Die zorgplicht houdt in dat de werkzaamheden die nadelig kunnen zijn voor dieren en planten in redelijkheid zo veel mogelijk worden nagelaten of maatregelen worden genomen om onnodige schade aan dieren en planten te voorkomen.

Nader onderzoek

Er zal nader onderzoek plaatsvinden naar de huismus, boerenzwaluw en vleermuizen.

Er is nader onderzoek nodig om uit te sluiten of beschermde soorten in het plangebied worden gehinderd en om te bepalen of er eventueel mitigerende maatregelen nodig zijn. Voordat er werkzaamheden plaatsvinden in het plangebied moet hier uitsluitsel over zijn. Er treedt door de stikstofdepositie geen negatief effect op in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) beschermde Natura 2000-gebieden.

4.4 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Toetsing

Om inzicht te verkrijgen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is ten behoeve van de ontwikkeling in het plangebied op locatie voor de nieuw te bouwen woning een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn opgenomen in bijlage 3. Hieruit blijkt dat in de mengmonsters van de grond geen verhoogde gehalten zijn gemeten. In het grondwater (peilbuis 1) zijn voor barium, nikkel en dichloormethaan licht verhoogde concentraties gemeten. Van zware metalen is het bekend dat deze in (sterk)verhoogde concentraties in het grondwater voor kunnen komen zonder dat voor deze metalen verhoogde gehalten in de grond worden gemeten of er een andere directe verontreinigingsbron aanwezig is (verspreiding vanuit de omgeving). De gemeten concentraties aan de barium en nikkel hebben vermoedelijk dan ook een natuurlijke oorzaak. De oorzaak van de licht verhoogde concentratie aan dichloormethaan is onbekend. De gemeten concentraties zijn dusdanig (alleen overschrijding van de streefwaarde) dat aanvullend onderzoek naar deze parameters niet noodzakelijk is.

Het aspect bodem staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.5 Geluid

Toetsingskader

Wettelijke zones langs wegen

Langs alle wegen, met uitzondering van 30 km-wegen en woonerven, bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege een weg aan bepaalde wettelijke normen dient te voldoen. De breedte van een geluidzone voor wegen is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de binnen- of buitenstedelijke ligging. De breedte van een geluidzone van een weg is in tabel 1 weergegeven.

Tabel 1: schema zonebreedte aan weerszijden van de weg volgens artikel 74 Wgh

aantal rijstroken breedte van de geluidzone [m]
buitenstedelijk gebied stedelijk gebied
5 of meer 600 350
3 of 4 400 350
1 of 2 250 200

De breedte van de geluidzone wordt hierbij gemeten vanaf de as van de weg en is gelegen aan de buitenste rand van de weg.

In artikel 1 van de Wgh zijn de definities opgenomen van stedelijk en buitenstedelijk gebied. Deze definities luiden:

  • stedelijk gebied: gebied binnen de bebouwde kom, doch, voor de toepassing van de hoofdstukken VI en VII voor zover het betreft een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, voor zover liggend binnen de zone langs die autoweg of autosnelweg;
  • buitenstedelijk gebied: gebied buiten de bebouwde kom alsmede, voor de toepassing van de hoofdstukken VI en VII voor zover het betreft een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, het gebied binnen de bebouwde kom, voor zover liggend binnen de zone langs die autoweg of autosnelweg;

Dosismaat Lden

De berekende geluidsniveaus wordt beoordeeld op basis van de Europese dosismaat Lden (Lday-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. De berekende geluidwaarde in Lden vertegenwoordigt het gemiddelde geluidniveau over een etmaal.

Aftrek op basis van artikel 110g Wgh

De in de Wgh genoemde grenswaarden gelden inclusief de standaard aftrek op basis van artikel 110g van de Wgh. Dit artikel houdt in dat een aftrek mag worden gehanteerd welke anticipeert op het stiller worden van het verkeer in de toekomst door innovatieve maatregelen aan de voertuigen. Voor wegen met een representatief te achten snelheid lager dan 70 km/u geldt een aftrek van 5 dB. Voor wegen met een representatief te achten snelheid van 70 km/u of hoger geldt de volgende aftrek:

• 4 dB voor situaties dat de geluidbelasting zonder aftrek artikel 3.4 RMG 2012 57 dB bedraagt;

• 3 dB voor situaties dat de geluidbelasting zonder aftrek artikel 3.4 RMG2012 56 dB bedraagt;

• 2 dB voor andere waarden van de geluidbelasting.

De toegestane aftrek conform artikel 3.4 uit het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2012 is op alle genoemde geluidbelastingen toegepast, tenzij anders vermeld.

Nieuwe situaties

Voor de geluidbelasting op de gevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg, gelden bepaalde voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend, nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de maximaal toelaatbare hogere waarde niet te boven gaan. De maximale ontheffingswaarde voor wegen is op grond van artikel 83 Wgh afhankelijk van de ligging van de bestemmingen (binnen- of buitenstedelijk). Bestemmingen met een binnenstedelijke ligging, maar binnen de geluidzone van een autosnelweg, worden bij het bepalen van de geluidzone voor die autosnelweg gerekend tot buitenstedelijk gebied.

Toetsing

Het plangebied ligt in binnenstedelijk gebied (binnen de bebouwde kom) en binnen de zone van de Foarwei. De voorkeursgrenswaarde op basis van de Wet geluidhinder bedraagt Lden = 48 dB. De maximale ontheffingswaarde bedraagt Lden = 63 dB.

Beknopte berekening

Op basis van de Standaard Rekenmethode II uit het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 (RMG 2012) is een beknopt overdrachtsmodel opgesteld in het softwareprogramma Geomilieu, versie 2023.2 rev 2 van dgmr-software. Ter plaatse van de nieuwe woning binnen het plangebied zijn rekenpunten ingevoerd (waarneemhoogten van ho = +1,5 m/+4,5 m/+7,5 m). Voor de niet als hard ingevoerde bodemvlakken is gerekend met een gemiddelde bodemfactor van Bf = 0,5 (50% absorberend).

Verkeersgegevens

Voor wat betreft de verkeersgegevens is uitgegaan van onderzoeksgegeven uit het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Waterswal-Sud" (vastgesteld in 2013). Voor 2004 bedroeg de etmaalintensiteit op de Foarwei ca 1.780 mvt/etmaal. Voor 2033 (10 jaar na plandatum) is op basis van 1% autonome groei uitgegaan van afgerond 2.400 mvt/etmaal. Voor wat betreft de voertuig- en etmaalverdeling is uitgegaan van de verdeling uit 2004.

De Formerum is ter hoogte van het plangebied voorzien van een standaard asfaltverharding (referentiewegdek) en de maximaal toegestane rijsnelheid bedraagt 50 km/uur.

Berekeningsresultaten

In figuur 4.1 is een overzicht gegeven het rekenmodel met de berekende geluidbelasting vanwege de Foarwei, waarbij rekening is gehouden met de aftrek van 5 dB op basis van artikel 110g van de Wgh.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpWaFoarwei14-VA01_0006.png"

Figuur 4.1 Rekenmodel geluidbelasting

Uit figuur 4.1 blijkt dat er niet aan de voorkeursgrenswaarde van Lden = 48 dB vanwege de Formerum wordt voldaan. Wel wordt voldaan aan de maximale ontheffingswaarde van Lden = 63 dB.

Dit betekent dat binnen de randvoorwaarden van de Wgh het plan mogelijk is bij een hogere waarde van Lden = 52 dB. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend, nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Gezien de beperkte omvang van het plan worden maatregelen (geluidreducerend wegdek/geluidschermen) niet mogelijk en/of wenselijk geacht. Het vaststellen van een hogere waarde is derhalve mogelijk.

De geluidbelasting ter plaatse van de bestaande woonboerderij bedraagt Lden = 54-56 dB. Hiervoor hoeft geen hogere waarde te worden vastgesteld (bestaande bedrijfswoning is al toegestaan).

4.6 Water

Toetsingskader

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.

Toetsing

Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het Wetterskip Fryslân. De uitkomst van deze toets is dat de normale procedure moet worden gevolgd. Het resultaat van de watertoets is opgenomen in bijlage 4.

Waterkwantiteit

In het wateradvies is aangegeven dat door ruimtelijke ontwikkelingen de hoeveelheid verhard oppervlak toeneemt met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is.

Het is niet toegestaan zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in het wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater.

Het waterschap heeft naar aanleiding van de watertoets aangegeven dat als de watergangen in het plangebied worden gedempt, volledige compensatie van toepassing is. Hiervoor moet dan een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan.

Het plangebied bestaat in de huidige situatie deels uit erfverharding met agrarische bebouwing en deels uit grasland. Door de bouw van een nieuwe woning zal de verharding toenemen, maar door de sloop van de voormalige bedrijfsgebouwen en het verwijderen van de erfverharding zal het verharde oppervlak in het plangebied per saldo afnemen.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

In dit geval wordt aangesloten op de bestaande riolering. Het hemelwater wordt zoveel mogelijk geïnfiltreerd.

Het plangebied grenst aan een rioolpersleiding. De ligging van deze leiding heeft geen invloed op de beoogde planontwikkeling, omdat in de nabijheid van deze leiding geen ruimtelijke ingrepen zullen plaatsvinden.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Hier wordt in de uitvoeringsfase rekening mee gehouden.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Het waterschap heeft ook aangegeven dat aan de westzijde van de woonboerderij aan de Foarwei 14 een rioolgemaal van het waterschap is gelegen. Volgens Leidraad watertoets mogen hier binnen een straal van 30 meter geen nieuwe geurgevoelige ontwikkelingen plaatsvinden. Het waterschap geeft aan dat in zowel de regels, verbeelding en omschrijving van het ruimtelijk plan hiervoor aandacht moet zijn, het één en ander volgens de leidraad watertoets. In het plangebied worden aan de westzijde geen nieuwe geurgevoelige ontwikkeling gerealiseerd, waardoor dit niet hoeft te worden geborgd in dit bestemmingsplan.

Vanuit het aspect water is er geen belemmering voor de ontwikkeling in het plangebied.

4.7 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof Toetsing van Grenswaarde
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³
fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie 25 µg /m³

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Toetsing

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2022) is er in de directe omgeving van het plangebied sprake van een goede luchtkwaliteit. De luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan. Op voorhand kan gesteld worden dat dit plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Bovendien valt het project, met de bouw van 1 woning, onder de NIBM-regeling.

4.8 Archeologie

Toetsingskader

In de Erfgoedwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

FAMKE

Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie Friesland de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd-bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.).

Toetsing

Voor de planontwikkeling zijn de archeologische kaarten van FAMKE geraadpleegd. Deze kaarten geven de actuele status op het gebied van archeologie weer. Op basis van de advieskaart van FAMKE voor de periode ijzertijd-middeleeuwen is een karterend onderzoek 3 van toepassing. In deze gebieden kunnen zich archeologische resten bevinden uit de periode ijzertijd - middeleeuwen. Het gaat hier dan met name om vroeg en vol-middeleeuwse veenontginningen. Daarbij bestaat de kans dat er zich huisterpjes uit deze tijd in het plangebied bevinden. Ook de wat oudere boerderijen kunnen archeologische sporen of resten afdekken, hoewel de veengronden eromheen al afgegraven zijn. De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer 5.000 m² een historisch en karterend onderzoek te verrichten, waarbij speciale aandacht moet worden besteed aan eventuele Romeinse sporen en/of vroeg-middeleeuwse ontginningen.

Op basis van de advieskaart van FAMKE voor de periode steentijd-bronstijd is een quickscan van toepassing. Van deze gebieden wordt vermoed dat eventuele aanwezige archeologische resten al ernstig verstoord zijn, maar dit is niet met zekerheid te zeggen. De provincie beveelt daarom aan om bij ingrepen van meer dan 5.000 m² een quickscan te verrichten.

De oppervlakte van het plangebied bedraagt meer dan 5.000 m2. Dit zou betekenen dat een archeologisch onderzoek zou moeten plaatsvinden. Het perceel waar de nieuw te bouwen woning zal worden gebouwd bedraagt 1.905 m2. De daadwerkelijke ingreep betreft maximaal 300 m2. Op het perceel met de voormalige bedrijfsbebouwing hebben reeds grondroerende werkzaamheden plaatsgevonden. Op dit perceel zal ook niet worden gebouwd.

Op basis hiervan is geen archeologisch onderzoek nodig. Om de archeologische situatie wel te kunnen borgen zal een archeologische dubbelbestemming op het plangebied worden gelegd.

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.9 Cultuurhistorie

Toetsingskader

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Toetsing

Om te onderzoeken of sprake is van cultuurhistorische waarden is gebruik gemaakt van de Cultuurhistorische Kaart Fryslân. Hieruit komt naar voren dat de beoogde ontwikkeling geen cultuurhistorische waarden aantast. Het plangebied bevindt zich aan de Foarwei. Deze weg wordt op de cultuurhistorische kaart benoemd als verharde weg op de kaart Oude Paden Nieuwe Wegen. Door de sloop van de oude bedrijfsbebouwing en de bouw van een woning in het bebouwingslint wordt de wegenstructuur niet aangetast. Het lint wordt wel versterkt. Op de cultuurhistorische kaart wordt tevens aangegeven dat de kop-hals-rompboerderij aan de Foarwei 14 een boerderijplaats is. Door de sloop van de oude bedrijfsgebouwen komt deze boerderij beter tot zijn recht

Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.10 Externe Veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Toetsing

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. In de nabijheid van het plangebied is geen sprake van risicovolle inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waarmee rekening moet worden gehouden.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling in het plangebied.

4.11 Kabels En Leidingen

Toetsingskader

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

Toetsing

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting

5.1 Het Juridisch Systeem

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting Op De Bestemmingen

In het voorliggende bestemmingsplan wordt de beoogde situatie vastgelegd. Het plangebied in dit plan heeft drie bestemmingen gekregen. Deze is opgezet volgens het geldende bestemmingsplan en de recente standaarden van de gemeente Dantumadiel.

Agrarisch

De bestemming ‘Agrarisch’ is gericht op agrarische bedrijven met een grondgebonden bedrijfsvoering en agrarische cultuurgronden. Binnen de bestemming zijn wegen en paden toegestaan waarvan het gebruik ondergeschikt is aan de agrarische bestemming. Op of in de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. De noordzijde van het plangebied behoudt de agrarische functie in de vorm van cultuurgronden.

Tuin

De voortuinen bij de woningen zijn bestemd als ‘Tuin’. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Alleen erkers tot een breedte van ten hoogste 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw en tot een diepte van ten hoogste 1 meter en een bouwhoogte van ten hoogste de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan gebouwd wordt, zijn toegestaan. Op deze manier blijven de voortuinen van de woningen vrij van ondergeschikte bebouwing. En wordt de ligging van de woningen in het bebouwingslint en de bestaande afstand van de woningen tot de weg gehandhaafd.

Wonen

De bestemming ‘Wonen’ is gericht op woningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep. Het hoofdgebouw (de woning) mag alleen in het bouwvlak worden gebouwd. Bijbehorende bouwwerken mogen ook daarbuiten worden gebouwd. Het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal. Dit geldt voor de bestaande woning aan de Foarwei 14. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' geldt het maximale aantal woning. Voor het bouwvlak van de nieuwe woning is in de verbeelding het aantal '1' aangegeven. De gezamenlijke oppervlakte van de ondergeschikte bebouwing per hoofdgebouw bedraagt bij percelen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende oppervlakte ondergeschikte bebouwing' niet meer dan 220 m², met dien verstande dat niet meer dan 50% van het bouwperceel mag worden bebouwd, dan wel het bestaande percentage indien dit meer is. Deze specifieke bouwaanduiding is volledig over de woonbestemming heen gelegd.

Dubbelbestemming Waarde- Archeologie

Op de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' mogen bouwwerken of werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 5.000 m² slechts worden gebouwd of uitgevoerd, indien daar door het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning van afgeweken wordt. Een omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad. De dubbelbestemming met de grenswaarde van 5.000 m² is gebaseerd op de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) van de provincie.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Het concept-ontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg ter beoordeling voorgelegd aan de overlegpartners. Het vooroverleg heeft niet geleid tot wijziging van het bestemmingsplan.

Zienswijzeperiode

Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). De overlegpartners zijn geïnformeerd dat het bestemmingsplan ter inzage ligt.

Tijdens deze periode zijn 2 zienswijzen ingediend. De reactienota zienswijzen is opgenomen in bijlage 5. De zienswijzen hebben geleid tot het opstellen van een landschappelijk inpassingsplan welke is opgenomen in bijlage 1. Borging van de landschappelijke inpassing vindt plaats door middel van een voorwaardelijke verplichting welke is opgenomen in artikel 9.1.

Vaststelling

Het bestemmingsplan wordt vervolgens, eventueel gewijzigd, vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat voor belanghebbenden de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor een particuliere ontwikkeling in de gemeente Dantumadiel. Wat betreft de ontwikkeling aan de Foarwei 14 in Wâlterswâld is sprake van een particulier initiatief waaraan de gemeente haar medewerking verleent. Als uitgangspunt geldt dat initiatiefnemer beschikt over de benodigde financiële middelen. De kosten voor de aanlegfase wordt afgedekt via een anterieure overeenkomst welke zal worden toegevoegd aan de aanvraag omgevingsvergunning. Hiermee zijn de gemeentelijke kosten gedekt. De financiële haalbaarheid is niet in het geding.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

Voor de beoogde ontwikkeling zal de gemeente met de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst sluiten.

Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing

Bijlage 1 Landschappelijke inpassing

Bijlage 2 Lijst Aan-huis-verbonden Beroepen En Bedrijven

Bijlage 2 Lijst aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven

Bijlage 1 Stikstofdepositie Berekening En Memo

Bijlage 1 Stikstofdepositie berekening en memo

Bijlage 2 Ecologische Quickscan

Bijlage 2 Ecologische QuickScan

Bijlage 3 Bodemonderzoek

Bijlage 3 Bodemonderzoek

Bijlage 4 Watertoets

Bijlage 4 Watertoets

Bijlage 5 Reactienota Zienswijzen

Bijlage 5 Reactienota zienswijzen