KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Tuin (Artikel 7)
Artikel 3 Verkeer - Verblijf (Artikel 9)
Artikel 4 Wonen (Artikel 10)
Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregel
Artikel 5 Overgangsrecht
Artikel 6 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Planologische Regeling
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 De Bestaande Situatie
2.2 Voorgenomen Situatie
2.3 Toetsing Aan Wijzigingscriteria
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Algemeen
4.2 Bedrijven En Milieuzonering
4.3 Ecologie
4.4 Bodem
4.5 Geluid
4.6 Water
4.7 Luchtkwaliteit
4.8 Archeologie
4.9 Cultuurhistorie
4.10 Externe Veiligheid
4.11 Kabels En Leidingen
4.12 Mer-beoordeling
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Het Juridisch Systeem
5.2 Verbeelding
5.3 Regels
5.4 Toelichting Op De Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Quickscan Ecologie
Bijlage 2 Watertoets
Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek

Wâlterswâld - Adolarstrjitte

Wijzigingsplan - Gemeente Dantumadiel

Vastgesteld op 21-02-2023 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het wijzigingsplan Wâlterswâld - Adolarstrjitte, met identificatienummer NL.IMRO.1891.WPAdolarstrjitte-VA01 van de gemeente Dantumadiel.

1.2 wijzigingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

De begrippen, voor zover relevant voor dit wijzigingsplan, van het bestemmingsplan Wâlterswâld - Sud met identificatienummer NL.IMRO.1891.BPWâlterswâldSud-0401, zoals vastgesteld op 2 juli 2013 door de raad van de gemeente Dantumadeel, zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Tuin (Artikel 7)

De regels van de bestemming 'Tuin', voor zover relevant voor dit wijzigingsplan, van het bestemmingsplan Walterswald - Sud met identificatienummer NL.IMRO.1891.BPWalterswaldSud-0401, zoals vastgesteld op 2 juli 2013 door de raad van de gemeente Dantumadeel, zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'groen' uitsluitend groenvoorzieningen, bermen en waterlopen zijn toegestaan.

Artikel 3 Verkeer - Verblijf (Artikel 9)

De regels van de bestemming 'Verkeer - Verblijf', voor zover relevant voor dit wijzigingsplan, van het bestemmingsplan Walterswald - Sud met identificatienummer NL.IMRO.1891.BPWalterswaldSud-0401, zoals vastgesteld op 2 juli 2013 door de raad van de gemeente Dantumadeel, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4 Wonen (Artikel 10)

De regels van de bestemming 'Wonen', voor zover relevant voor dit wijzigingsplan, van het bestemmingsplan Walterswald - Sud met identificatienummer NL.IMRO.1891.BPWalterswaldSud-0401, zoals vastgesteld op 2 juli 2013 door de raad van de gemeente Dantumadeel, zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'groen' uitsluitend groenvoorzieningen, bermen en waterlopen zijn toegestaan.

Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregel

Artikel 5 Overgangsrecht

5.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

5.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 6 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplanWâlterswâld - Adolarstrjitte van de gemeente Dantumadiel.

Behorende bij het besluit van 21 februari 2023.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Uit een woonbehoefteonderzoek voor de regio noordoost Friesland is gebleken dat in Wâlterswâld vooral behoefte is aan vrijstaande woningen, twee-onder-één-kapwoningen en bungalows in de koopsector.

In het bestemmingsplan Wâlterswâld-Súd dat is vastgesteld op 2 juli 2013 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de ontwikkeling van woningen in twee gebieden met de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied'. Met dit wijzigingsplan wordt invulling gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid en wordt de ontwikkeling van een woonwijk met 6 vrijstaande en 4 twee-onder-één-kapwoningen ten noordoosten van de kern Wâlterswâld juridisch-planologisch geregeld.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied ligt aan de noordoostkant van de kern Wâlterswâld. Het plangebied is een agrarisch perceel dat aan de west- en zuidkant grenst aan de Bonifatiusstrjitte. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.WPAdolarstrjitte-VA01_0001.jpeg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planologische Regeling

Voor het plangebied is het bestemmingsplan Wâlterswâld-Súd van toepassing, dat is vastgesteld op 2 juli 2013 door de gemeente Dantumadiel. Een uitsnede van het bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied is weergegeven in figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.WPAdolarstrjitte-VA01_0002.jpeg"

Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan Wâlterswâld-Súd

Het plangebied is bestemd als 'Agrarisch'. Hierin is tevens de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' opgenomen om onder voorwaarden deze aanduiding te wijzigingen in die zin dat de bestemmingen worden gewijzigd in 'Tuin', 'Verkeer - Verblijf' en 'Wonen'. Dit wijzigingsplan geeft toepassing aan de wijzigingsbevoegdheid. In paragraaf 2.3 wordt op de voorwaarden ingegaan waaronder invulling kan worden gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt het juridische systeem toegelicht. Ten slotte wordt in hoofdstuk 6 de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan besproken.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 De Bestaande Situatie

Het plangebied bestaat uit een agrarisch stuk grond dat aan de zuid- en westkant grenst aan de bebouwing van de kern Wâlterswâld. Het plangebied wordt aan de oost-, zuid- en westzijde begrensd door houtsingels. In figuur 2.1 is een luchtfoto van de huidige situatie opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.WPAdolarstrjitte-VA01_0003.jpeg"

Figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige situatie

2.2 Voorgenomen Situatie

Het voornemen is op 10 kavels 6 vrijstaande woningen en 4 twee-onder-één-kapwoningen te bouwen met de bijbehorende groen-, water- en infrastructuur. De kavelgrootte varieert van 298 tot 849 m2. Het noordelijke gedeelte van de Bonifatiusstrjitte wordt ten behoeve van dit plan doorgetrokken in oostelijke richting. Daarnaast wordt het plangebied via een langzaamverkeersverbinding ontsloten op het Mearikkerpaad dat ten oosten van het plangebied loopt en een noord-zuid langzaamverkeerverbinding vormt tussen de Achterwei (ten noorden van Wâlterswâld) en de Foarwei (ten zuiden van Wâlterswâld). Het zuidelijk gelegen gedeelte van de Bonifatiusstrjitte krijgt een aftakking naar het plangebied. Voor het plangebied wordt de werknaam Adolarstrjitte gebruikt, verwijzend naar één van de hulpen van Bonifatius. Het stedenbouwkundig ontwerp is weergegeven in figuur 2.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.WPAdolarstrjitte-VA01_0004.jpg"

Figuur 2.2 Stedenbouwkundig ontwerp Adolarstrjitte

Stedenbouwkundige inpassing

De ontwikkeling Adolarstrjitte vormt ruimtelijk gezien de noordoostelijke afronding van de kern Wâlterswâld. De verkeersstructuur sluit aan op de rechtlijnige bestaande wegenstructuur van de aangrenzende wijk. De ruime kavels van het noordoostelijke gedeelte van het dorp worden ook in de dorpsuitbreiding toegepast. Het uitbreidingsgebied valt onder gebiedstype 10 van het welstandsbeleid: individuele bouw. Voor dit gebied is qua welstand een regulier ambitieniveau van kracht waarbij de nadruk ligt op de basiskwaliteit. Daarnaast worden incidentele veranderingen mogelijk geacht, mits deze respect tonen voor het reeds aanwezige bebouwingsbeeld. De hoofdvorm van de woning kan bestaan uit één tot twee bouwlagen met een kap. De bebouwing kent een individuele uitstraling en heeft een enkelvoudige tot samengestelde massaopbouw. Eventuele aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn ondergeschikt en in een afgeleide architectuur of kennen een bijzondere vormgeving. De bebouwing heeft hoofdzakelijk een stenig of houten karakter met eventueel accenten in moderne materialen. De kleurstelling is terughoudend en traditioneel en de woning kent een eenvoudige tot sterke detaillering.

Landschappelijke inpassing

Het plangebied maakt deel uit van een gebied met strokenverkaveling met houtsingels en elzensingels op de perceelsranden. Elzensingels zijn kenmerkend voor de omgeving en daarmee een belangrijk en beeldbepalend element in het landschap Deze singels worden bij de ontwikkeling in stand gehouden waardoor het besloten landschap gehandhaafd blijft en de verkavelingsstructuur niet wordt aangetast.

Verkeer en parkeren

Verkeersstructuur

De nieuw te ontwikkelen woonwijk grenst aan een 30 km/uur zone. De ontsluiting van de woningen in het plangebied Adolarstrjitte vindt plaats via de wijkontsluitingsweg Bonifatiusstrjitte. In oostelijke richting wordt een langzaam verkeerverbinding aangelegd die aansluit op de bestaande noord-zuidverbinding.

Parkeren

Voor de parkeerbehoefte zijn de parkeercijfers uit de CROW publicatie 381 gehanteerd. Dit betekent dat voor de 10 woningen in het plangebied 20 parkeerplaatsen benodigd zijn. Het uitgangspunt is dat het parkeren op eigen terrein moet worden geregeld. In het plangebied zijn voldoende mogelijkheden om het parkeren op eigen terrein op te lossen. Daarnaast is het plan van een parkeerstrook voor langsparkeren voorzien die ruimte biedt voor circa 7 parkeerplaatsen.

2.3 Toetsing Aan Wijzigingscriteria

In het bestemmingsplan Wâlterswâld-Súd is het plangebied bestemd als 'Agrarisch' met de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied'. Op grond van artikel 3.9 kunnen burgemeester en wethouders het plan binnen de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' wijzigen in die zin dat de bestemmingen worden gewijzigd in 'Tuin', 'Verkeer - Verblijf' en 'Wonen'. Om gebruik te kunnen maken van de wijzigingsbevoegdheid moet worden voldaan aan een aantal wijzigingscriteria. Hieronder zijn de wijzigingscriteria weergegeven zoals deze zijn opgenomen in het bestemmingsplan Wâlterswâld-Súd. Per criterium wordt een toelichting gegeven hoe hieraan wordt voldaan.

  1. 1. het aantal woningen dient te passen binnen het door Gedeputeerde Staten geaccordeerde woonplan;

In paragraaf 3.3 wordt ingegaan op het woonplan. Hieruit blijkt dat op regionaal niveau akkoord is op het woningbouwprogramma.

  1. 2. voorafgaand aan de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ecologisch onderzoek wordt verricht;

Ten behoeve van de ontwikkeling is een ecologische quickscan uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn opgenomen in paragraaf 4.3.

  1. 3. voorafgaand aan de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid archeologisch onderzoek wordt verricht;

Ten behoeve van de ontwikkeling is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in paragraaf 4.8.

  1. 4. voorafgaand aan de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in het kader van de watertoets overleg wordt gepleegd met het waterschap;

Ten behoeve van de ontwikkeling is een watertoets uitgevoerd. Hierop wordt ingegaan in paragraaf 4.6.

  1. 5. er kan worden voldaan aan de bepalingen in de Wet geluidhinder;

In paragraaf 4.5 wordt ingegaan op de geluidsaspecten. Hieruit blijkt dat er geen strijd is met de Wet geluidhinder.

  1. 6. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

Hieraan wordt voldaan, omdat voor het straat- en bebouwingsbeeld ruimtelijk wordt aangesloten op de reeds aanwezige bebouwing. Bovendien is In het ontwerp aandacht besteed aan de nieuwe woonsituatie en de verkeersveiligheid in en om het plangebied. Hierbij is het gebruik van de aangrenzende gronden als uitgangspunt genomen.

  1. 7. er voldoende aandacht dient te worden besteed aan een goede landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing;

In paragraaf 2.2 is ingegaan op de stedenbouwkundige structuur en de landschappelijke inpassing.

  1. 8. de bestemmingsregels van artikel 7, 9 en 10 van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

In dit wijzigingsplan wordt verwezen naar de bestemmingsregels van artikel 7, 9 en 10 uit het moederplan die van toepassing zijn op dit wijzigingsplan.

Uit bovenstaande blijkt dat het plan voldoet aan alle daarvoor geldende criteria. Er kan daarom gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. Het is de bedoeling er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  1. 1. ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;
  2. 2. de economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  3. 3. steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  4. 4. een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Realiseren opgaven

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

  1. 1. De Omgevingsagenda
    In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.
  2. 2. De NOVI-gebieden
    Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.

De regio waarvan de gemeente Dantumadiel deel uitmaakt is niet aangewezen als NOVI-gebied. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen rijksbelangen als opgenomen in de NOVI, maar draagt wel bij aan de opgave om de regio sterker en leefbaarder te maken.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de aangewezen nationale belangen. Het plangebied raakt geen van deze belangen.

Ladder voor Duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Er is sprake van een stedelijke ontwikkeling als er in een plan 11 of meer woningen worden gerealiseerd. In het plangebied zullen 10 woningen grenzend aan stedelijk gebied worden gerealiseerd. Gezien het feit dat er minder dan 11 woningen worden gerealiseerd hoeft de laddertoets niet te worden toegepast, maar er moet wel worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Deze toelichting voorziet hierin.

De woningbouwlocatie bevindt zich op een locatie waarop een wijzigingsbevoegdheid van toepassing is waarbij de bestemming kan worden omgezet in een woonbestemming. Eén van de voorwaarden om gebruik te kunnen maken van de wijzigingsbevoegdheid is dat de ontwikkeling past binnen het vastgestelde woonplan. In paragraaf 3.3 wordt zowel het woonbeleid als de visie beschreven.

Conclusie Rijksbeleid

De ontwikkeling heeft geen raakvlakken met nationale belangen. Het voornemen is daarom niet in strijd met de uitgangspunten zoals die zijn gesteld in het Barro. Uit het voorgaande blijkt dat de gewenste ontwikkeling geen rijksbelangen raakt.

3.2 Provinciaal Beleid

Omgevingsvisie Fryslân - De romte diele

Op 23 september 2020 is de omgevingsvisie Fryslân - De romte diele vastgesteld waarin de ambitie voor de provincie voor 2030 - 2050 is uitgesproken. Hierbij wordt gewerkt met 9 principes die richting geven bij het maken van keuzes. Enerzijds zijn de principes inhoudelijk van aard, zoals zuinig ruimtegebruik, omgevingskwaliteit als ontwerpbasis, koppelen van ambities, gezondheid en veilig. Anderzijds zijn er samenwerkingsprincipes, zoals rolbewust, decentraal wat kan, het ja, mits principe, aansluiting zoeken en sturen op proces, ruimer op inhoud. De insteek om de ambities te realiseren is niet door verandering tegen te houden, maar door de gewenste nieuwe ontwikkelingen te laten aansluiten bij bestaande kwaliteiten.

De planontwikkeling past binnen het principe van omgevingskwaliteit als ontwerpbasis, omdat de woningbouw nauw aansluit op de woningbouwtypen die in de aangrenzende straten rondom het plangebied in Wâlterswâld zijn gerealiseerd. Daarnaast worden de bestaande ruimtelijke structuren gerespecteerd en wordt de ontwikkeling landschappelijk ingepast. Bovendien worden met de ontwikkeling stedelijke functies gebundeld, omdat de uitbreiding aansluit op het bestaand stedelijk gebied. De ontwikkeling vormt aan de noordoostkant de ruimtelijke afronding van de kern Wâlterswâld.

Verordening Romte 2014

De Provincie Fryslân wil de ruimtelijke kwaliteit bevorderen. Dit wordt gedaan door middel van het opstellen van een provinciale structuurvisie waarin het ruimtelijk beleid wordt geschetst. De Verordening Romte vertaalt deze visie naar regels. Op 25 juni 2014 is de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld, deze is daarna een aantal keren partieel herzien. In de verordening zijn regels opgenomen die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen.

In artikel 1 van de verordening worden regels gegeven gericht op het bundelen van stedelijke functies in stedelijk gebied. Indien dit niet mogelijk is, kan aansluitend op bestaand stedelijk gebied een uitbreidingslocatie worden toegestaan. Op grond van de verordening kan de gewenste ontwikkeling dus aansluitend op de bestaande bebouwing worden gerealiseerd.


In artikel 3 is bepaald dat een ruimtelijk plan voor woningbouw in overeenstemming moet zijn met een

woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. Hiervan mag afgeweken worden indien het woningbouwproject niet meer dan 11 woningen bevat en gelegen is binnen bestaand stedelijk gebied. In onderhavige situatie is sprake van 10 woningen en heeft de instemming van GS.

Het plangebied kan door middel van een wijzigingsplan mogelijk worden gemaakt met het bestemmingsplan Walterswald - Sud. Eén van de voorwaarden is dat het plan moet passen binnen het door Gedeputeerde Staten vastgestelde woonplan. Uit paragraaf 3.3 blijkt dat hieraan wordt voldaan.

Conclusie Provinciaal beleid

De ontwikkeling past binnen het provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Woonvisie 2020-2025

De gemeente Dantumadiel heeft de Woonvisie 2020-2025 vastgesteld. Met de woonvisie geeft de gemeente richting aan ontwikkelingen in de gemeente. De woonvisie is de basis voor de uitvoeringsagenda, woningbouwprogrammering en de prestatieafspraken. Eén van de speerpunten in deze visie is nieuwbouw in dorpen en wijken.

Regionale woningbouwafspraken en Woningbouwprogramma

De provincie en de gemeenten Dantumadiel, Noardeast-Fryslân, Achtkarspelen en Tytsjerksteradiel hebben afspraken met elkaar gemaakt over de woningbouw in de regio Noordoost-Fryslân voor de komende 10 jaar. De woningbouwafspraken zijn vertaald in het Woningbouwprogramma 2021. Deze afspraken zijn door de provincie goedgekeurd.

Afwegingskader

Om ervoor te zorgen dat nieuwe woningbouwinitiatieven aansluiten bij de actuele, kwalitatieve woningbehoefte en de volkshuisvestelijke ambities van de gemeente, willen de regio Noordoost Friesland en de provincie de komende jaren sturen op basis van een gezamenlijke set van criteria. Hiervoor is in regionaal verband als werkdocument een Afwegingskader opgesteld waarmee nieuwe woningbouwinitiatieven op kwaliteit worden getoetst. Aan de hand van dit Afwegingskader wordt gekeken in hoeverre nieuwe plannen aantoonbaar inspelen op de kwalitatieve woningbehoefte en of zij bijdragen aan andere kwalitatieve ambities, zoals langer zelfstandig wonen, verduurzamen of het oplossen van een ruimtelijk knelpunt (bijvoorbeeld transformatie van leegstaand vastgoed).

Woningmarktanalyse Noordoost-Fryslân en Woningmarktmonitor

In 2020 is een woningmarktanalyse opgesteld om op regionaal niveau inzicht te krijgen in de woningbouwbehoefte. Samenwerking binnen de regio, zowel tussen gemeenten als tussen dorpen, is van belang bij het vaststellen van de woonprogrammering. De woningmarktanalyse biedt een kwalitatief afwegingskader waar gemeenten gebruik van kunnen maken bij het ontwikkelen van woningbouwplannen. De provincie Fryslân vraagt de regio om een offensieve regionale visie te maken. Dat betekent dat er geen dorp op slot wordt gezet en dat er ruimte is voor toekomstbestendig en zorgvuldig toevoegen van woningen. Daarbij houdt de provincie vast aan de lijn "binnendorps vrij, buitendorps beperkt". In de woningmarktanalyse is per dorp inzichtelijk gemaakt hoe de woningmarkt er nu voor staat en welke ontwikkelingen er te verwachten zijn. Op deze manier kan snel worden ingespeeld op ontwikkelingen.

De kern Wâlterswâld is een dorp waarvoor maatwerk geldt. Het gaat hier om dorpen met minder dan 1.000 inwoners. Het toevoegen van extra woningen vraagt in deze dorpen altijd om maatwerk en gebeurt alleen bij een concrete behoefte. In de woningmarktanalyse is een programma-indicatie gedaan voor de koopsector. In de maatwerkdorpen moet het toevoegen van extra woningen gericht zijn op de concrete, lokale behoefte. Uit de woningmarktanalyse blijkt dat in Wâlterswâld behoefte is aan twee-onder-een-kapwoningen en vrijstaande woningen.

Conclusie

Met de planontwikkeling in Wâlterswâld worden 4 twee-onder-een-kapwoningen en 6 vrijstaande woningen in de koopsector toegevoegd op een locatie die als potentiële woonlocatie in het geldend bestemmingsplan is opgenomen. Deze ontwikkeling voorziet in de behoefte en past binnen het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

4.1 Algemeen

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om het minimaliseren van de invloeden vanuit het plangebied op de omgeving en omgekeerd. Dat zijn de milieu- en omgevingsaspecten geluid, luchtkwaliteit, bodem, externe veiligheid, water, ecologie, archeologie, cultuurhistorie, bedrijven en milieuhinder, en kabels en leidingen.

4.2 Bedrijven En Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Toetsing

In de beoogde situatie worden woningen gerealiseerd. Hiermee wordt een milieugevoelige functie toegevoegd en moet worden getoetst aan de richtafstanden zoals vermeld in de VNG-brochure. Gezien het feit dat er in de directe omgeving van het plangebied voornamelijk woningen aanwezig zijn, wordt de omgeving van het plangebied getypeerd als een 'rustige woonwijk'.

Bedrijfsmatige functies zijn op een dusdanig grote afstand van het plangebied dat de bouw van de woningen de ontwikkelingsmogelijkheden van deze bedrijven niet beperkt.

Het plangebied grenst aan agrarische gronden die zich ten noorden en ten oosten van het plangebied bevinden. Gezien het gebruik van deze gronden staat dit de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

Conclusie

Er zijn geen bedrijven in de directe omgeving van het plangebied en door het gebruik en de afstand tot de agrarische percelen vormt het aspect milieuzonering geen belemmering voor het plan.

4.3 Ecologie

Toetsingskader

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een ruimtelijk plan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling of voortoets de zekerheid is verkregen dat het plan, of het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van een plan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Toetsing

Gebiedsbescherming

Natura-2000 gebieden

Het plangebied ligt niet in een gebied dat in het kader van de Wet natuurbescherming is aangewezen. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden, Lauwersmeer, Groote Wielen en Waddenzee, bevinden zich op respectievelijk 9,3 kilometer, 10,8 kilometer en 11,8 kilometer van het plangebied (figuur 4.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.WPAdolarstrjitte-VA01_0005.png"

Figuur 4.1 Natura 2000-gebieden t.o.v. het plangebied (bron: AERIUS Calculator)

Gezien de afstand van het plangebied ten opzichte van de Natura 2000-gebieden kunnen directe effecten zoals areaalverlies en versnippering worden uitgesloten. De ontwikkeling van het plangebied zou wel kunnen leiden tot een toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden in de omgeving.

Stikstofdepositie

Het plangebied ligt op 11,8 km afstand van de Waddenzee en er worden 10 (gasloze) woningen gerealiseerd. Op basis hiervan is geen stikstofberekening uitgevoerd en zijn er geen belemmeringen voor stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden te verwachten. Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State op 2 november 2022 mag er geen gebruik meer worden gemaakt van de bouwvrijstelling. Dit betekent dat er nog een stikstofberekening wordt uitgevoerd voor de aanlegfase. Dit zal worden uitgevoerd met de nieuwste versie van de aeriuscalculator die naar verwachting in januari 2023 ter beschikking komt. De resultaten hiervan worden opgenomen in dit wijzigingsplan.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Het plangebied ligt niet binnen Natuurnetwerk Nederland (figuur 4.2). Ten oosten van het plangebied op een afstand van 50 meter ligt een strook 'Natuur buiten NNN'. Deze strook is de noord-zuid verbinding voor langzaam verkeer waarop de langzaamverkeerroute van het plangebied wordt aangesloten. Gezien de afstand van het plangebied ten opzichte van NNN-gebieden kunnen directe effecten zoals areaalverlies en versnippering worden uitgesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.WPAdolarstrjitte-VA01_0006.png"

Figuur 4.2 Natuurnetwerk Nederland t.o.v. het plangebied (bron: Provincie Friesland)

Houtopstanden

Het plangebied wordt volledig omringd door bomenrijen (voornamelijk elzen). De groenstroken rondom het plangebied worden in stand gehouden, waardoor er geen herplanting of andere maatregelen hoeven te worden getroffen.

Soortenbescherming

Ten behoeve van de planontwikkeling is een ecologisch onderzoek uitgevoerd welke is opgenomen in bijlage 1. Uit dit onderzoek komt het volgende naar voren:

  • Roofvogels: Ten zuidoosten van het plangebied op een afstand van circa 90 meter is een potentieel jaarrond beschermd nest in de boomsingel aangetroffen. Gezien het feit dat het nest zich op een afstand van meer dan 75 meter van het plangebied bevindt kunnen negatieve effecten worden uitgesloten.
  • Algemene broedvogels: Binnen het plangebied kunnen vogelsoorten tot broeden komen waarvan de nesten geen jaarronde bescherming genieten, maar wel beschermd zijn wanneer er sprake is van een broedgeval. Geadviseerd wordt om de voorgenomen werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Voor het broedseizoen wordt over het algemeen de periode van 15 maart-15 juli aangehouden.
  • Zorgplicht: Er kunnen andere soorten voorkomen in het plangebied waarvoor een vrijstelling geldt in het geval van schade aan deze soorten. De zorgplicht van de Wnb (art. 1.11) schrijft echter voor dat men verplicht is om alles wat redelijkerwijze mogelijk is, te doen of juist te laten om schade aan wilde planten en dieren zo veel mogelijk te voorkomen.

Conclusie

Het aspect ecologie staat zowel met betrekking tot gebieds- als soortenbescherming de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.4 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Toetsing

Wonen is een bodemgevoelige functie, waardoor inzichtelijk moet worden gemaakt wat de bodemkwaliteit is. Een bodemonderzoek wordt uitgevoerd, waarvan de resultaten in een later stadium aan dit wijzigingsplan worden toegevoegd.

Conclusie

Gezien de bodemgevoelige functie van het plan wordt de bodemkwaliteit onderzocht.

4.5 Geluid

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Toetsing

Het plangebied grenst aan bestaand stedelijk gebied. De wegen in Wâlterswâld betreffen allen 30 km/uur wegen. Voor deze wegen is het niet noodzakelijk een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uit te voeren.

Conclusie

Het aspect geluid staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.6 Water

Toetsingskader

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Wetterskip Fryslân, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het plan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europees:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening Ruimte

Waterschapsbeleid

Ten behoeve van elk ruimtelijk plan wordt de digitale watertoets uitgevoerd. De watertoets zorgt ervoor dat in alle ruimtelijke plannen aandacht wordt besteed aan veiligheid, kwaliteit én kwantiteit van water. Als richtlijn bij het beoordelen van ruimtelijke plannen werkt Wetterskip Fryslân met de Leidraad Watertoets. Hierin staat voor alle wateraspecten uitgangspunten omschreven waarmee rekening moet houden bij de planontwikkeling.

Wetterskip Fryslân focust zich vooral op dijkversterkingsprojecten, omdat deze vaak gemeente-overschrijdend zijn. Ten aanzien van reserveringszones wil provincie Fryslân samen met Wetterskip Fryslân, Rijkswaterstaat en gemeenten de reserveringszones voor toekomstige versterkingen op de Waddeneilanden bepalen. Dit wordt vastgelegd in de omgevingsverordening. In het Waterbeheerplan 2022-2027 wil Wetterskip Fryslân de volgende acties nemen:

Aanpassen van de normering of aanwijzing van keringen rondom gebieden met overwegend een natuurfunctie en/ of langs gebieden met een functie als bergingsgebied. Dit geldt ook voor polders waar Wetterskip Fryslân heeft vastgelegd dat – na overleg met belanghebbenden – de kaden bij hoge boezemstanden mogen overlopen om daarmee de boezem te ontlasten.

Het maken van procesafspraken in 2022 met de Waterschappen over het gebruik van de Legger als bronbestand voor de actuele ligging en normering van regionale keringen in de omgevingsverordening.

Tussen 2023 en 2027 worden afspraken gemaakt over de beoordeling van kunstwerken/afsluitmiddelen als onderdeel van de regionale keringen.

In 2023 worden door de provincie en het waterschap afspraken gemaakt over het herstelprogramma regionale keringen tot 2027en zo nodig voor de periode na 2027.

Toetsing

Ten behoeve van de planontwikkeling is de digitale watertoets uitgevoerd, welke is opgenomen in bijlage 2. Uit de watertoets blijkt dat de normale procedure moet worden gevolgd.

Huidige situatie

Algemeen

In de bestaande situatie bestaat het plangebied uit een agrarisch stuk grond dat aan de zuidwest kant grenst aan bebouwing van de kern Wâlterswâld. Het plangebied is momenteel volledig onbebouwd.

Bodem en grondwater

Het plangebied maakt geen deel uit van een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem van het plangebied uit lemig fijn zand. In het plangebied is sprake van een grondwatertrap IVc. Dit betekent dat de hoogste gemiddelde grondwaterstand (GHG) 44 centimeter onder maaiveld ligt. De gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG) is 147 centimeter onder het maaiveld. Het maaiveld ligt op circa +1 meter ten opzichte van het NAP.

Waterkwantiteit

Ten zuiden en ten westen van het plangebied bevinden zich (schouw)watergangen (figuur 4.3). De beschermingszone van deze watergangen is 5 meter. Werkzaamheden binnen de beschermingszone zijn vergunnings- of meldingsplichtig. Deze watergangen blijven behouden en de bestaande onderhoudstroken blijven gehandhaafd. De grond van de onderhoudstroken wordt niet uitgegeven en ook niet bebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.WPAdolarstrjitte-VA01_0007.png"

Figuur 4.3 Uitsnede legger wateren (bron: Provincie Friesland)

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Binnen het plangebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Er bevinden zich ook geen natte ecologische verbindingszone zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland binnen of in de nabijheid van het plangebied.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied bevindt zich niet in de kernzone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het gebied is niet aangesloten op het rioleringssysteem.

Toekomstige situatie

Algemeen

Het Wetterskip geeft met betrekking tot de toename van verharding aan dat door ruimtelijke ontwikkelingen de hoeveelheid verhard oppervlak toeneemt met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is.

Het is niet toegestaan zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in dit wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Bij het graven van extra oppervlaktewater hanteert het Wetterskip de volgende compensatienorm:

  • Boezem 5%, dit heeft alleen betrekking op de Friese boezem;
  • Polder 10%,
  • Vrij afstromend, alternatieve maatregelen.

Het Wetterskip geeft aan dat het toepassen van alternatieve maatregelen in het plan ook mogelijk is. Afhankelijk van de maatregel kunnen andere normen gelden dan hier vermeld. Indien er niet wordt gecompenseerd door extra oppervlaktewater te graven waarbij bovenstaande percentages worden gehanteerd of indien er geen overeenstemming plaatsvindt in de watertoetsprocedure over alternatieve maatregelen dan dient een watervergunning bij het waterschap te worden gevraagd.

Planvoornemen

Het voornemen is om op het plangebied 10 woningen te realiseren. Hierbij is sprake van een verhardingstoename van meer dan 800 m2. Hiermee wordt niet voldaan aan de 10% norm die het Wetterskip op deze locatie hanteert. Volgens de keur betekent dit dat er watercompensatie dient plaats te vinden. Aan de noordzijde van het plangebied zal dit worden gerealiseerd door middel van het graven van een sloot. Het Wetterskip en de gemeente Dantumadiel hebben reeds overeenstemming over de compensatie door de sloot op de noordgrens van het plangebied te voorzien van een flauwe oeverzone. Dit wordt gerealiseerd aan noordelijke zijde en valt buiten het plangebied.

Bodem en grondwater

De beoogde ontwikkeling heeft geen gevolgen voor bodem en grondwater.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied bevindt zich niet in de beschermingszone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI

In dit plan wordt aangesloten op de bestaande riolering grenzend aan het plangebied. Het hemelwater wordt zoveel mogelijk geïnfiltreerd.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse, mits rekening wordt gehouden met de compensatieplicht.

Vanuit het aspect water is er geen belemmering voor de ontwikkeling in het plangebied.

4.7 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof Toetsing van Grenswaarde
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/ m³
fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie 25 µg /m³

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Toetsing

Het voornemen is om 10 woningen mogelijk te maken. Dit aantal valt ruim onder de grens van 1.500 woningen, die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijnstof in de lucht. Er wordt dan ook voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan met behulp van Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (GCN en GDN) van het RIVM (https://geodata.rivm.nl/gcn/). Uit deze tool blijkt dat in 2021 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof te plaatse van het plangebied ruimschoots onder de grenswaarden lagen. Deze concentraties bedroegen in 2021: lager dan 10 µg/m³ voor NO2, tussen 6 en 8 µg/m³ voor PM2,5 en lager dan 14µg/m³ voor PM10.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.8 Archeologie

Toetsingskader

In de Erfgoedwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

FAMKE

Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie Friesland de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd-bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.).

Toetsing

Voor de planontwikkeling zijn de archeologische kaarten van FAMKE geraadpleegd. Deze kaarten geven de actuele status op het gebied van archeologie weer. Uit de advieskaart van FAMKE voor de periode ijzertijd-middeleeuwen blijkt dat karterend onderzoek 3 noodzakelijk is. In deze gebieden kunnen zich archeologische resten bevinden uit de periode ijzertijd - middeleeuwen. Het gaat hier dan met name om vroeg en vol-middeleeuwse veenontginningen. De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer dan 5.000 m² een historisch en karterend onderzoek te verrichten, waarbij speciale aandacht moet worden besteed aan eventuele Romeinse sporen en/of vroeg-middeleeuwse ontginningen.

Uit de advieskaart van FAMKE voor de periode steentijd-bronstijd blijkt dat een quickscan moet worden uitgevoerd. Van deze gebieden wordt vermoed dat eventuele aanwezige archeologische resten al ernstig verstoord zijn, maar dit is niet met zekerheid te zeggen. De provincie beveelt daarom aan om bij ingrepen van meer dan 5.000 m² een quickscan te verrichten. Een quickscan is een extensief booronderzoek waarmee duidelijk gemaakt wordt of het steentijd bodemarchief intact is. Bij een intact bodemarchief kan dan over worden gegaan op een karterend onderzoek 2 (6 boringen per hectare).

Ten behoeve van de ontwikkeling is een archeologisch onderzoek uitgevoerd, waarbij onder andere boringen zijn uitgevoerd. Hierbij zijn twee scherfjes middeleeuws aardewerk aangetroffen in de boor en een deels gaaf bodemprofiel. Dit kan duiden op een archeologische vindplaats en reden voor vervolgonderzoek. Hierom is waarderend booronderzoek uitgevoerd met een grotere boordiameter en een dichter boorgrid. De resultaten van het archeologisch onderzoek zijn opgenomen in bijlage 3. Het onderzoek heeft geen duidelijke aanwijzingen opgeleverd voor de aanwezigheid van een vindplaats. Het advies dat wordt gegeven op basis van de onderzoeksresultaten is om geen nader onderzoek te laten uitvoeren en het gebied op archeologische gronden vrij te geven voor de voorgenomen plannen. Zowel de gemeente Dantumadiel als provincie Fryslân hebben dit advies overgenomen.

Conclusie

Het aspect archeologie staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.9 Cultuurhistorie

Toetsingskader

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Toetsing

Wâlterswâld is een kern in de gemeente Dantumadiel en is gelegen in het singellandschap van de Noardlike Fryske Wâlden. De ontwikkeling van Wâlterswâld heeft vooral plaatsgevonden langs de Foarwei en in de laatste decennia voornamelijk vanuit de Foarwei naar het noorden langs de Tsjerkeloane. Aan het begin van de jaren zeventig werd de Fuldastrjitte en de Prysterikke aangelegd, gevolgd door het Waldheem en Bonifatiusstrjitte. Deze werden uitgebreid tot het huidige areaal. Dit is gebied waarop de nieuwe ontwikkeling aansluit.

Om te onderzoeken of sprake is van cultuurhistorische waarden is gebruik gemaakt van de Cultuurhistorische Kaart Fryslân. Hieruit komt naar voren dat er geen cultuurhistorische elementen en structuren in het plangebied aanwezig zijn. De aanwezige boomsingels zijn wel cultuurhistorische landschapselementen. De boomsingels worden gerespecteerd en blijven intact.

Conclusie

Het aspect cultuurhistorie staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.10 Externe Veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Toetsing

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. In de omgeving van het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water en door buisleidingen plaats. Er bevinden zich ook geen risicovolle inrichtingen in de buurt van het plangebied.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied.

4.11 Kabels En Leidingen

Toetsingskader

Ter plaatse planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).

Toetsing

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

Conclusie

Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.12 Mer-beoordeling

Beleid en normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken en plaats van de projecten en de kenmerken van potentiële effecten.

Toetsing

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r. beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op de oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 10 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Daarnaast blijkt uit de beoordeling van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten in dit hoofdstuk, dat, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten er geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden door het plan. Er is dan ook geen aanleiding voor het doorlopen van een mer-procedure.

Conclusie

Er zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen door het plan optreden. Het doorlopen van een mer-procedure is niet nodig.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting

5.1 Het Juridisch Systeem

Het wijzigingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit wijzigingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.

5.2 Verbeelding

Bij het wijzigingsplan Wâlterswâld - Adolarstrjitte hoort een verbeelding. Op deze verbeelding is het plangebied met de toekomstige bestemmingen weergegeven. Voor dit gebied vervangt het wijzigingsplan de bestemming van de gronden in het bestemmingsplan Wâlterswâld-Súd. Na het onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt het plan deel uit van het bestemmingsplan Wâlterswâld-Súd.

5.3 Regels

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan Wâlterswâld-Súd zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan. In verband met aanduiding 'groen' ter plaatse van de boomsingels en schouwsloten is de bestemming 'Tuin' en 'Wonen' aangevuld met de regel dat ter plaatse van de aanduiding 'groen' uitsluitend groenvoorzieningen, bermen en waterlopen zijn toegestaan.

5.4 Toelichting Op De Bestemmingen

In het voorliggende wijzigingsplan wordt de beoogde situatie vastgelegd. Het plangebied in dit plan heeft overeenkomstig het moederplan drie bestemmingen gekregen. Deze zijn opgezet volgens het geldende bestemmingsplan en de recente standaarden van de gemeente Dantumadiel.

Tuin

De voortuinen bij woningen zijn bestemd als ‘Tuin’. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Alleen erkers tot een breedte van ten hoogste 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw en tot een diepte van ten hoogste 1 meter en een bouwhoogte van ten hoogste de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan gebouwd wordt, zijn toegestaan. Op deze manier blijven de voortuinen van de woningen vrij van ondergeschikte bebouwing. Binnen deze bestemming is een aanduiding opgenomen voor groen. Dit gedeelte maakt deel uit van de onderhoudsstrook ten behoeve van de watergangen. Deze grond wordt niet uitgegeven en ook niet bebouwd.

Verkeer - Verblijf

De woonstraten, paden, parkeervoorzieningen en dergelijke zijn bestemd als ‘Verkeer - Verblijf’.

Wonen

De bestemming ‘Wonen’ is gericht op woningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep. Het hoofdgebouw (de woning) mag alleen in het bouwvlak worden gebouwd. Bijbehorende bouwwerken mogen ook daarbuiten worden gebouwd. Binnen deze bestemming is een aanduiding opgenomen voor groen. Dit gedeelte maakt deel uit van de onderhoudsstrook ten behoeve van de watergangen. Deze grond wordt niet uitgegeven en ook niet bebouwd. Ook de westelijke houtsingel is gelegen binnen deze aanduiding.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Het concept-ontwerpwijzigingsplan is in het kader van het vooroverleg ter beoordeling voorgelegd aan de overlegpartners. Alleen Wetterskip Fryslân heeft gereageerd. Het waterschap heeft aangegeven dat niet wordt voldaan aan de 10%-norm voor watercompensatie. In overleg is bepaald dat de sloot op de noordgrens van het plangebied wordt voorzien van een flauwe oeverzone. Dit gebeurt in noordelijke richting, buiten de grens van het wijzigingsplan. In paragraaf 4.6 wordt hier op ingegaan.

Zienswijzeperiode

Het ontwerpwijzigingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

Vaststelling

Het wijzigingsplan is 21 februari 2023 vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het wijzigingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Met de uitvoering van dit plan wordt de bouw van 10 woningen mogelijk gemaakt. De gronden waarop deze woningen worden gebouwd, zijn gemeentelijk eigendom. De opbrengsten worden gegenereerd uit de uitgifte van de gronden. De kosten die uit het plan (kunnen) voortvloeien zijn onder andere planschadekosten, plankosten, kosten voor bouw- en woonrijp maken, kosten voor voorbereiding en toezicht.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

Er wordt geen exploitatieplan conform artikel 6.12 Wro opgesteld, omdat het kostenverhaal is geregeld door opbrengsten uit de uitgifte van gronden.

Bijlage 1 Quickscan Ecologie

Bijlage 1 Quickscan Ecologie

Bijlage 2 Watertoets

Bijlage 2 Watertoets

Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 3 Archeologisch onderzoek