Esse-Kleinpolder
Bestemmingsplan - Gemeente Zuidplas
Vastgesteld op 30-10-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan "Esse-Kleinpolder:" van de gemeente Zuidplas;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1892.BpEsseKleinpolder-Va01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 verbeelding
de plankaart van het bestemmingsplan 'Esse-Kleinpolder' bestaande uit de verbeeldingen met nummers 1, 2 en 3;
1.4 aanbouw
een uitbreiding van het hoofdgebouw waarbij een andere ruimte wordt gecreëerd of een bestaande ruimte wordt vergroot en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 aaneengebouwde woning
een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;
1.8 aan-huis-verbonden bedrijf
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, alsmede kappers, schoonheidssalonnen, hondentrimsalonnen en pedicures die door hun beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;
1.9 aan-huis-verbonden beroep
het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch gebied, die door hun beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;
1.10 achtergevel
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel;
1.11 achtergevelbouwgrens
de op de plankaart als zodanig aangegeven lijn aan de van de weg gekeerde zijde van het perceel, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;
1.12 ambachtelijke bedrijvigheid
het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen die verband houden met het ambacht;
1.13 antenne-installatie
Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.14 appartementen
boven dan wel beneden elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;
1.15 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;
1.16 archeologische waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
1.17 autohandel
een bedrijf, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verrichten van onderhoud en de verkoop van auto's en motorfietsen alsmede de verkoop van bijbehorende accessoires;
1.18 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.19 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.20 bestaand:
- bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
- bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
1.21 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.22 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.23 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;
1.24 bijzondere woonvoorzieningen
een (gedeelte van een) gebouw dat dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte bijvoorbeeld ten behoeve van personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten, of anderszins verzorgingsbehoevenden;
1.25 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.26 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.27 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met uitzondering van onderbouw (kelder) en zolder;
1.28 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.29 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.30 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.31 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.32 café-restaurant
een bedrijf, waar dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, één en ander niet in combinatie met een vermaakfunctie;
1.33 coffeeshop
gelegenheid waar handel in en/of gebruik van softdrugs plaatsvindt;
1.34 cultuurhistorische waarden
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door de tengevolge van een vroeger cultuur- of levenspatroon ontstane in het terrein waarneembare vormen van landschap, welke hetzij van waarde zijn voor de wetenschap, hetzij een zodanige zeldzaamheidswaarde bezitten dat het behoud van belang is te achten;
1.35 dagrecreatie
vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;
1.36 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.37 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie ten minste 0,3 m1 onder de noklijn is gelegen, de onderzijde van de constructie ten minste 0,3 m1 boven de dakgoot in het dakvlak is geplaatst en de zijkant ten minste 0,3 m1 van de zijkant van het dakvlak is gesitueerd;
1.38 dakopbouw
het vergroten van een bestaande ruimte door het realiseren van een verhoging van het bestaande dak (nokverhoging) of door het optrekken van de gevel;
1.39 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.40 dienstverlening
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek dat al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen;
1.41 erf
de grond deeluitmakende van een bouwperceel behorende bij een hoofdgebouw;
1.42 erker
een uitbouw aan de voorzijde van een gebouw, niet zijnde een entree en aansluitend op een verblijfsruimte van het betreffende gebouw, waarvan de naar de openbare weg toegekeerde zijde en nog minimaal één andere zijde transparant is.
1.43 extensieve recreatie
die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen;
1.44 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.45 groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan wederverkopers dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.46 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.47 horeca(bedrijf)
Horeca 1:Een horeca-inrichting, welke overwegend gericht is op het verstrekken van kleinere etenswaren en alcoholvrije dranken (koffie en/of theeschenkerij, broodjeszaak, lunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel, restaurants in musea en zorginstellingen).
Horeca 2:Een horeca-inrichting, welke overwegend gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden dan wel afgehaald kunnen worden (cafetaria / snackbar, fastfood, afhaalcentrum, eetwinkel, restaurant).
Horeca 3:Een horeca-inrichting, welke overwegend gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen (café,bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar).
Horeca 4:Een horeca-inrichting, welke overwegend gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren (discotheek /dancing, nachtcafé en een zalencentrum met nachtvergunning)
Horeca 5:Een horeca-inrichting, welke overwegend gericht is op het verstrekken van nachtverblijf (hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers).
1.48 inwoning
het bewonen van een niet zelfstandige woonruimte die deel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen;
1.49 jongerenontmoetingsplaats
een plaats in de openbare ruimte waar jongeren elkaar kunnen ontmoeten en kunnen recreëren;
1.50 kantoor
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek;
1.51 kantoorgebouw
een gebouw, dat dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder is begrepen congres- en vergaderaccommodatie;
1.52 kap
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;
1.53 kelder
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de onderkant niet boven peil is gelegen;
1.54 kunstwerk
bouwwerken ten behoeve van weg- en waterbouw, waaronder bruggen;
1.55 maatschappelijke dienstverlening
het verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze en administratieve sfeer en andere vormen van dienstverlening, die een min of meer openbaar karakter hebben, met uitzondering van een seksinrichting;
1.56 mantelzorg
het bieden van zorg aan een persoon die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband en commercieel verband;
1.57 natuurwaarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige geologische, bodemkundige, ecologische en biologische elementen;
1.58 oeverlijn
de lijn die de grens aangeeft tussen oever en water, ten tijde van het zomerpeil;
1.59 ondergrondse bouwwerken
een (gedeelte van een) gebouw of ruimte, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op minimaal 1,75 meter beneden peil, verticaal gemeten straks langs de omtrek van het gebouw.
1.60 ondersteunende horeca
horecavoorzieningen binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren;
1.61 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-. water-, elektriciteits- en communicatievoorzieningen;
1.62 omgevingsvergunning
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.63 overkapping
een bouwwerk met een open constructie met maximaal één gesloten wand, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk;
1.64 peil
- 1. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- 2. voor gebouwen die in een dijk zijn gebouwd: de hoogte van de dijk;
- 3. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.65 permanente bewoning
als een gebouw niet conform de ter plaatse geldende bestemming wordt gebruikt, maar als hoofd (woon-) verblijf;
1.66 recreatie
alle vormen van dag- en verblijfsrecreatie;
1.67 recreatief medegebruik
vormen van recreatie (zoals wandelen en fietsen) waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, doch in hoofdzaak kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn;
1.68 risicovolle inrichtingen
inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid.
1.69 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.70 Staat van bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uit maakt.
1.71 standplaats ten behoeve van ambulante handel
verkoopwagen of kraam op de openbare weg van waaruit ondernemers detailhandel bedrijven;
1.72 terras
een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt;
1.73 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.74 voorgevel
de gevel van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
1.75 voorgevelbouwgrens
de op de plankaart als zodanig aangegeven lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;
1.76 voorgevellijn
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen; bij een hoekperceel wordt de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel, die naar de weg of openbaar groen is gekeerd ook beschouwd als voorgevellijn;
1.77 voorziening van openbaar nut
voorziening ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
1.78 vrijstaande woning
Een vrijstaande woning heeft minimaal aan drie zijden een privé-buitenruimte, die bovendien langs twee van de gevels gemiddeld ten minste 2,5 m breed is (eventueel bebouwd met een schuur of garage);
1.79 winkel
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
1.80 woning
een complex van ruimten, uitsluitend voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;
1.81 woonschip
elk vaartuig of drijvend voorwerp dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf;
1.82 zeer kwetsbare groep
een groep personen, die door geestelijke of lichamelijke beperkingen of door zeer jonge leeftijd of door opsluiting voor langere tijd, niet in staat zijn om zich zelfstandig binnen korte tijd in veiligheid te brengen of bescherming te zoeken voor een dreigend gevaar door het vrijkomen van een gevaarlijke stof.
1.83 zijgevel
een gevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw die voor- en achtergevel met elkaar verbindt;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer (exclusief isolatiemateriaal), de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de horizontale bouwdiepte van een gebouw
een lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg toegekeerde gevel;
2.7 de verticale bouwdiepte van een gebouw
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorie 1 tot en met 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
- b. niet-zelfstandige kantoren als onderdeel van de bedrijven als genoemd in sub a, met een oppervlak van maximaal 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 2.000 m²;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autohandel' is een autohandel toegestaan;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transport' is, zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging, een transportbedrijf met de SBI-code 494 en uit ten hoogste milieucategorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten toegestaan;
met de daarbij behorende:
- e. tuinen;
- f. bijbehorende bouwwerken;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. fiets- en voetpaden;
- i. waterlopen en waterpartijen;
- j. kunstwerken.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 20,wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. een geluidszoneringsplichtig bedrijf;
- b. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met verkoop van LPG;
- c. seksinrichtingen;
- d. zelfstandige kantoren;
- e. zelfstandige horeca;
- f. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- g. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 1 sub a, ten behoeve van:
- a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 3 lid 1 sub a, indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 3 lid 1 sub a;
- b. de uitoefening van een bedrijfsactiviteiten, niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten wordt genoemd, maar die gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 3 lid 1 sub a.
Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp, gevaar, verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf, visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduidingen als bedoeld in artikel 3 lid 1, te verwijderen, waarmee de bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten maximaal toelaatbaar is. Een en ander met dien verstande dat de betreffende activiteit, als bedoeld in artikel 3 lid 1, beëindigd is en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.
- b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de Staat van bedrijfsactiviteiten wordt gewijzigd door het onderbrengen van een bedrijf in een andere categorie, dan wel door het opnemen dan wel afvoeren van een bedrijf, indien ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne, dan wel technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf - Nutsvoorziening aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- b. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' een antennemast;
- c. bijbehorende bouwwerken;
- d. kunstwerken.
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. (ondergrondse) afvalinzamelpunten;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'jongerenontmoetingsplaats' een jongerenontmoetingsplaats;
- d. wegen en paden;
- e. voorzieningen van openbaar nut;
- f. waterlopen en waterpartijen;
- g. objecten van beeldende kunst;
- h. speelvoorzieningen;
- i. tuinen;
- j. kunstwerken.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 20, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. een jongerenontmoetingsplaats, behalve daar waar de jongerenontmoetingsplaats specifiek is aangeduid.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Horeca
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een horecabedrijf met een maximale horecacategorie 3;
met de daarbij behorende:
- a. tuinen;
- b. niet-overdekte terrassen;
- c. bijbehorende bouwwerken;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. fiets- en voetpaden;
- f. waterlopen en waterpartijen;
- g. kunstwerken.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 20, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. seksinrichtingen;
- b. coffeeshops;
- c. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 7 Kantoor
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren, zonder baliefunctie;
met de daarbij behorende:
- a. tuinen;
- b. bijbehorende bouwwerken;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. fiets- en voetpaden;
- e. waterlopen en waterpartijen;
- f. kunstwerken.
7.2 Bouwregels
7.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 20, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. kantoren met een baliefunctie;
- b. seksinrichtingen;
- c. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 8 Maatschappelijk
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke dienstverlening;
- b. ondersteunende horeca;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' is een begraafplaats toegestaan;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal' is een gemaal toegestaan;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'religie' is een religieus gebouw toegestaan;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf' is een kinderdagverblijf toegestaan;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - peuterspeelzaal' is een peuterspeelzaal toegestaan;
met de daarbij behorende:
- h. tuinen;
- i. bijbehorende bouwwerken;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. fiets- en voetpaden;
- l. waterlopen en waterpartijen;
- m. kunstwerken.
8.2 Bouwregels
8.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 20, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. permanente bewoning;
- b. seksinrichtingen;
- c. jeugd-/kinder-/buitenschoolseopvang;
- d. zefstandige horeca;
- e. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- f. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 9 Recreatie
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dagrecreatie;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin' een speeltuin;
- c. ondersteunende horeca;
met de daarbij behorende:
- a. terrassen;
- b. bijbehorende bouwwerken;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. fiets- en voetpaden;
- e. speelvoorzieningen;
- f. waterlopen en waterpartijen;
- g. kunstwerken.
9.2 Bouwregels
9.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 20, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. permanente bewoning;
- b. seksinrichtingen;
- c. zefstandige horeca;
- d. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 10 Tuin
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- b. erkers en serres;
- c. toegangspaden, in- en uitritten;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-parkeren' mogen de gronden worden gebruikt als tuin bij de woning onder de voorwaarde dat per woning één bruikbare onbebouwde parkeerplaats wordt ingericht en instandgehouden;
- f. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van tuin-bijgebouw’ : een bijgebouw
10.2 Bouwregels
Artikel 11 Verkeer
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
met de daarbij behorende:
- b. ongebouwde parkeervoorzieningen;
- c. voet- en fietspaden;
- d. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
- e. tuinen;
- f. voorzieningen van openbaar nut;
- g. straatmeubilair;
- h. waterlopen en waterpartijen;
- i. kunstwerken.
11.2 Bouwregels
11.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 20, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
en de daarbij behorende: - b. voet- en fietspaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. tuinen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. voorzieningen van openbaar nut;
- h. straatmeubilair;
- i. (ondergrondse) afvalinzamelpunten;
- j. terrassen;
- k. standplaatsen ten behoeve van ambulante handel;
- l. waterlopen en waterpartijen;
- m. objecten van beeldende kunst;
- n. kunstwerken.
12.2 Bouwregels
12.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12 lid 2.2 sub b voor het vergroten van de maximale oppervlakte.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 20, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 13 Water
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
- b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;
- c. bermen en groenvoorzieningen;
- d. extensief recreatief medegebruik;
- e. dammen en duikers;
- f. steigers en vlonders;
- g. kunstwerken;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' is een ligplaats t.b.v. een woonschip toegestaan.
13.2 Bouwregels
13.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 20, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. woonschepen en drijvende woningen als ligplaats.
Artikel 14 Wonen
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'garage' een garagebox;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte' een huisartsenpraktijk;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - schoonheids- en kapsalon' een schoonheids- en kapsalon tot maximaal 30% van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 50 m² ;
- e. aan-huis-verbonden beroepen tot maximaal 30% van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 50 m²;
met de daarbij behorende:
- f. tuinen;
met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-parkeren' de gronden alleen mogen worden gebruikt als tuin bij de woning onder de voorwaarde dat per woning één bruikbare onbebouwde parkeerplaats wordt ingericht en instandgehouden;
- g. toegangspaden en in- en uitritten;
- h. bijbehorende bouwwerken;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. voetpaden;
- k. speelvoorzieningen;
- l. waterlopen en waterpartijen;
- m. kunstwerken.
14.2 Bouwregels
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 20, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het wonen in vrijstaande bijgebouwen;
- b. horeca;
- c. seksinrichtingen;
- d. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
14.5 Afwijken van de gebruiksregels
14.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 15 Wonen - 1
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - schoonheids- en kapsalon' een schoonheids- en kapsalon tot maximaal 30% van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 50 m² ;
- c. aan-huis-verbonden beroepen tot maximaal 30% van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 50 m²;
met de daarbij behorende:
- d. tuinen;
met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-parkeren' de gronden alleen mogen worden gebruikt als tuin bij de woning onder de voorwaarde dat per woning één bruikbare onbebouwde parkeerplaats wordt ingericht en instandgehouden;
- e. toegangspaden en in- en uitritten;
- f. bijbehorende bouwwerken;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. voetpaden;
- i. speelvoorzieningen;
- j. waterlopen en waterpartijen;
- k. kunstwerken.
15.2 Bouwregels
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 20, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het wonen in vrijstaande bijgebouwen;
- b. horeca;
- c. seksinrichtingen;
- d. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
15.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 16 Leiding - Riool
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangeduide gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het herstel en de instandhouding van een ondergrondse riooltransportleiding
16.2 Bouwregels
Op de in artikel 16 lid 1 bestemde gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen met een maximale hoogte van 3 meter.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16 lid 3 en toestaan dat in de andere bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
- b. vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de leiding.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 17 Waarde - Archeologie
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
17.2 Bouwregels
Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- b. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de bestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk van de kaart wordt verwijderd, indien:
- a. uit archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse géén archeologische waarden aanwezig zijn en de gronden daarom géén bescherming behoeven;
- b. de archeologische waarden in voldoende mate zijn opgegraven en/of gedocumenteerd.
Artikel 18 Waarde - Cultuurhistorie
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
18.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in artikel 18 lid 1, met daarop beschermde rijksmonumenten, aangewezen ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988, en gemeentelijke monumenten, aangewezen ingevolge de gemeentelijke monumenten verordening, mag uitsluitend worden gebouwd indien en voor zover zulks nodig is voor inrichting en/of behoud en/of herstel van bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
- a. de gevels in de aangegeven bouwgrenzen zullen worden gebouwd;
- b. geen wezelijke veranderingen worden aangebracht in de aangegeven kapvorm, hoogtematen, gevel- en raamindeling, zulks met inbegrip van waardevolle details als erkers, dakkapellen, kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels, en soortgelijke bouwdelen, zoals vastgelegd in de aanwijzing tot beschermd monument ex artikel 6 van de Monumentenwet 1988.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18 lid 2, mits dit noodzakelijk is voor het herstel of de verbetering van de architectonische en cultuurhistorische waarden van het monument.
18.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 19 Waterstaat - Waterkering
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. waterkeringen;
- b. waterstaatkundige voorzieningen;
- c. het onderhoud en instandhouding van dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering;
- d. watersystemen als fysiek systeem van waterlopen en andere met de waterhuishouding samenhangende voorzieningen.
19.2 Bouwregels
19.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17 lid 3.1 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
- b. het waterstaatsbelang niet onevenredig wordt geschaad;
- c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 21 Algemene Bouwregels
21.1 Algemeen
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2, van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- 1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
- 2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- 3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- 4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- 5. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- 6. de ruimte tussen bouwwerken.
21.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
- 1. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
- 2. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in het voorgaande lid van dit artikel uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
21.3 Waterstaatkundige objecten
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels in artikel 3 t/m 17 voor het aanbrengen, plaatsen, wijzigen of vervangen van waterstaatkundige objecten zoals hoofdwatergangen, overige watergangen, peilscheidingen, stuwen, inlaten, kleine gemalen en overige bouwwerken geen gebouwen zijnde. Voor maatvoering en onderhoud dient te worden voldaan aan de Keur en Legger van Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard.
21.4 Toegestane overschrijding
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1.50 meter bedraagt.
Artikel 22 Algemene Gebruiksregels
22.1 Algemene gebruiksregels
Het is verboden de in de artikelen 3 tot en met 19 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de doeleinden.
22.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 22 lid 1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 23 Algemene Aanduidingsregels
23.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop
23.2 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen
Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 15% van die maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van het kantoorgebouw als bedoeld in Artikel7;
- b. de bestemmingsregels voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bouwgrenzen met maximaal 3 m1, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
- c. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m1;
- d. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 50 m1;
mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 25 Algemene Wijzigingsregels
- 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), ten aanzien van het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 3 m1 mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding.
- 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de lijst van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlagen van de regels te wijzigen, ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van bedrijven, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten ten aanzien van de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.
Artikel 26 Overige Regels
26.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
26.2 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
- a. bestaande ondergrondse bouwwerken zijn toegestaan;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a, zijn nieuwe ondergrondse afvalinzamelpunten en randvoorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding buiten bouwvlakken toegestaan binnen de bestemmingen 'groen' en 'verkeer-verblijf';
- c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m¹ onder peil, met dien verstande dat een randvoorziening ten behoeve van de waterhuishouding (bergbassins) tot maximaal 6 m¹ onder peil gebouwd mag worden;
- d. bij het berekenen van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen voor zover deze buiten de buitenwerkse gevelvlakken van een bovengronds gebouw gelegen zijn.
26.3 Zwembaden
Voor het bouwen van zwembaden gelden de volgende voorwaarden:
- a. een zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevellijn en op een afstand van ten minste 3 meter van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
- b. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijgebouwen in acht wordt genomen;
- c. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
- d. per perceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd;
- e. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
- f. bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
26.4 Ondergrondse werken
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken -geen bouwwerken zijnde- en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
26.5 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 25 lid 1, voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m¹ onder peil onder de voorwaarde dat:
- a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
- b. positief advies is ontvangen van de waterbeheerder in casu het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard;
- c. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 27 Overgangsrecht
27.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan
27.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 27 lid 1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 27 lid 1 met maximaal 10 %.
27.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Bepaling artikel 27 lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvóór geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
27.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
27.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 27 lid 4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
27.6 Afwijking
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 27 lid 4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
27.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Het bepaalde in artikel 27 lid 4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 28 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Esse-Kleinpolder'.
Vastgesteld door de gemeenteraad van Zuidplas op
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Met de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008, dienen alle gemeenten te beschikken over actuele bestemmingsplannen voor het gehele grondgebied. Een actueel bestemmingsplan is een plan van maximaal 10 jaar oud.
De gemeente Zuidplas is bezig met het actualiseren van bestemmingsplannen voor haar grondgebied. Om deze actualisatie van het eigen grondgebied overzichtelijk te maken is de 'Notitie Actualisering bestemmingsplan Zuidplas tot 2020' in maart 2010 vastgesteld. In deze Notitie is onder meer voorliggend bestemmingsplan Esse-Kleinpolder aangeduid als één van de plannen die voor juli 2013 moeten zijn geactualiseerd.
1.2 Doel
Met het voorliggende bestemmingsplan streeft de gemeente Zuidplas voor de wijken Esse en Kleinpolder de volgende doelen na:
- het komen tot uniformiteit in regels en wijze van bestemmen;
- het verkrijgen van een actuele ruimtelijk-juridische vertaling van de bestaande bebouwing en het gebruik (conserverend bestemmingsplan) en het eventueel mogelijk maken van nieuwe ontwikkelingen (ontwikkelingsgericht bestemmingsplan);
- het komen tot een digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar bestemmingsplan.
1.3 Gekozen Planopzet
Bij de planbeschrijving wordt aangegeven hoe de beoogde ontwikkelingen zijn vastgelegd in het bestemmingsplan. Het onderhavige bestemmingsplan is voornamelijk conserverend teneinde de huidige aard van het gebied te behouden. Als uitgangspunt voor het plan dient daarom de omschrijving van de huidige situatie, zoals weergegeven in hoofdstuk 2. Als aanvulling op de huidige situatie worden in de paragraaf "nieuwe ontwikkelingen" van hoofdstuk 3 de ontwikkelingen beschreven die binnen het plangebied worden beoogd. Verder is per thema omschreven hoe het in het bestemmingsplan is geregeld.
1.4 Ligging En Begrenzing
Het plangebied is een woonwijk die begrensd wordt door het spoortraject tussen Rotterdam en Gouda, de Schielandweg (N219) en de woonwijk Esse Zoom.Dwars door het plangebied ligt de Ringvaart.
Afbeelding 1; Ligging plangebied
1.5 Vigerende Plannen
In het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan zijn momenteel de volgende bestemmingsplannen van kracht:
'Bestemmingsplan Kleinpolder 1985', vastgesteld door de gemeenteraad op 19 maart 1985 en gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 3 december 1985.
'Eerste partiële herziening van het bestemmingsplan Kleinpolder', vastgesteld door de gemeenteraad op 2 september 1986 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 6 januari 1987.
'Bestemmingsplan Kleinpolder – Herziening II', vastgesteld door de gemeenteraad op 6 oktober 1987 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 5 april 1988.
'Bestemmingsplan Kleinpolder, Herziening III', vastgesteld op 7 maart 1989 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 10 oktober 1989.
'Bestemmingsplan Kleinpolder Hoog', vastgesteld 2 februari 1998 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 15 mei 1998.
'Bestemmingsplan Kortenoord', vastgesteld door de gemeenteraad op 4 juni 1996 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 8 oktober 1996.
'Bestemmingsplan Esse/Park Zoom', vastgesteld door de gemeenteraad 2 juli 1991 en gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 18 februari 1992.
Voor 'Bestemmingsplan Esse/Park Zoom' zijn in totaal 14 uitwerkingsplannen gemaakt, waarvan 8 binnen de grenzen van voorliggend planvoornemen zijn gelegen. In onderstaand schema zijn de vigerende uitwerkingsplannen opgenomen:
Naam uitwerkingsplan | Vaststelling Burgemeester en Wethouders | Goedkeuring Gedeputeerde staten |
Uitwerkingsplan I | 2 februari 1993 | 6 april 1993 |
Uitwerkingsplan II | 3 Januari 1996 | 21 maart 1996 |
Uitwerkingsplan IV | 22 februari 1994 | 3 mei 1994 |
Uitwerkingsplan X | 20 februari 1996 | 21 mei 1996 |
Uitwerkingsplan XII | 4 maart 1997 | 10 juni 1997 |
Uitwerkingsplan XIII | 7 oktober 1997 | 16 december 1997 |
Uitwerkingsplan XIV | 30 maart 1999 | 22 juni 1999 |
Uitwerkingsplan XV | 15 februari 2000 | 27 april 2000 |
1.6 Leeswijzer
Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende regels, vergezeld van een toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. In de toelichting is een beschrijving van het plangebied opgenomen en zijn de aan het plan ten grondslag gelegen keuzes en beleidsuitgangspunten beschreven.
De toelichting bestaat uit 10 hoofdstukken. Hoofdstuk 2 beschrijft de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt het plan beschreven en worden de ontwikkelingen binnen het plangebied opgenoemd. De voor het plan relevante beleidsuitspraken van rijk, provincie en regio en het eigen gemeentelijke beleid zijn in hoofdstuk 4 beschreven.
Hoofdstuk 5 is de waterparagraaf waar alle voor het plangebied relevante wateraspecten worden behandeld. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de verschillende milieuaspecten en hoofdstuk 7 behandelt de relevante omgevingsaspecten. Hierbij vindt er een toets aan de diverse milieu- en omgevingsaspecten plaats. Een toelichting op de juridische systematiek, een omschrijving van de afzonderlijke bestemmingen is beschreven in hoofdstuk 8. In hoofdstuk 9 wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven en in hoofdstuk 10 de maatschappelijke uitvoerbaarheid en de te doorlopen procedures.
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis
Het plangebied is gelegen in het dorp Nieuwerkerk aan den IJssel ten oosten van Rotterdam. Nieuwerkerk aan den IJssel is vooral bekend omdat het laagste punt van Nederland aan de rand van dit dorp is gelegen (6,76 meter onder N.A.P.).
Het ontstaan van Nieuwerkerk aan den IJssel is terug te voeren tot rond het jaar 1250. Destijds werd de plaats nog Nuwekerke genoemd en de eerste bebouwing ontstond rond de 'S-Gravenweg welke ook naamgevend was voor het buurtschap 'S-Gravenweg. De belangrijke verkeersfunctie van de 'S-Gravenweg is door de aanleg van de N219 voor het overgrote deel komen te vervallen. Overigens is deze N219 aangelegd op het oude spoorwegtracé tussen Rotterdam en Gouda. Nieuwerkerk aan den IJssel ontleent zijn naam aan het feit dat de kerk van de nabijgelegen plaats Ouderkerk aan den IJssel ouder is.
Afbeelding 2; Historische plattegrond Nieuwerkerk aan den IJssel omstreeks 1868
Lange tijd was Nieuwerkerk aan den IJssel een relatief kleine plaats. De drooglegging van de Zuidplaspolder in 1839 en de latere drooglegging van de naastgelegen Alexanderpolder in 1866 zorgde voor een enorme toename van landbouwgronden. In deze tijd werd tevens de spoorlijn tussen Rotterdam en Gouda voltooid welke zorgde voor een verbeterde bereikbaarheid en een stimulans voor het dorp. Na de Tweede Wereldoorlog volgt een verdere groei door het aanleggen van de Oranjebuurt en de grote groepen forenzen die zich hier vestigen. In de daarop volgende decennia worden diverse wijken gebouwd waaronder de wijk Zuidplas uit de jaren '80. In deze zelfde jaren wordt een nieuw station gebouwd om de bereikbaarheid groot te houden. De meest recente wijken liggen in het plangebied: Esse en Kleinpolder.
2.2 Ruimtelijke Karakteristiek
De wijken Kleinpolder en Esse zijn onderverdeeld in diverse buurten met hun eigen karakteristiek. De oudste buurt is de Oranjewijk, later zijn Kleinpolder-Laag en Kleinpolder-Hoog gebouwd. Als laatste zijn Esse-Laag en -Hoog begin jaren '90 aangelegd. De aanvulling 'hoog'en 'laag' duidt op de onderlinge hoogte ligging.
Afbeelding 3; Groen en water structuur Afbeelding 4; Wijkenkaart
De wijk is herkenbaar door de nadrukkelijk aanwezigheid van water. De Ringvaart loopt dwars door de wijk heen en hieraan zijn een groot aantal waterpartijen aangesloten. Tevens liggen in de Ringvaart een aantal woonboten. Vooral Esse-Hoog wordt gekenmerkt door het vele water. Behalve het water zijn er ook een paar grote groenstroken in de wijk. Het grootste centrale groen is het Essepark tussen Esse-Hoog en Esse-Laag. De meest noordelijke punt is eveneens een brede groenstrook welke voornamelijk wordt gebruikt door de hierin gelegen speeltuin en het jongerencentrum.
2.3 Functionele Analyse
Esse en Kleinpolder zijn echte woonwijken en kennen slechts een beperkt aantal aanvullende functies. De meeste functies zijn gelegen langs de Kerklaan omdat deze een belangrijke verbinding vormt met de overige wijken en het centrum ten westen van het spoor.
Afbeelding 5; Functiekaart
Aan de noordzijde van het plangebied zijn een jongerencentrum en een grootschalige particuliere speelvoorziening aanwezig. De zuidwestzijde wordt voornamelijk vormgegeven door de grote algemene begraafplaats van Nieuwerkerk aan den IJssel.
2.4 Verkeer - Ontsluiting
Het plangebied wordt richting het zuiden ontsloten op de N219 en richting het noorden via de Kerklaan en de Doortocht. De woonwijken zijn voornamelijk autoluw. Het verkeer vanaf de woonwijk naar de wijken ten westen van het spoor kunnen het spoor op slechts drie punten passeren; de Kerklaan en de Doortocht midden in het plangebied en de N219 net ten noorden van het plangebied.
Afbeelding 6; Verkeersstructuur
Het plangebied kent een hoge parkeerdruk, om deze reden zijn in het verleden in de vastgestelde uitwerkingsplannen in het plangebied verplichte parkeerplaatsen bestemd bij de woningen. Hiermee is parkeren op eigen terrein middels de planregels verplicht gesteld. Om te voorkomen dat de parkeerdruk in het plangebied in de toekomst nog verder toeneemt door het anders gebruiken van de voortuinen is in het nu voorliggende bestemmingsplan bij de betreffende woningen uit de uitwerkingsplannen een voorwaardelijke verplichting opgenomen tot het instandhouden van één parkeerplaats per woning. Hiermee wordt het aantal beschikbare parkeerplaatsen in de betreffende straten gewaarborgd.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Ontwikkelingen
Hoewel het planvoornemen conserverend van aard is, zijn een tweetal kleine ontwikkelingen ten opzichte van de vigerende plannen meegenomen. De ontwikkeling voor de Kerklaan 19-21 is reeds inidividueel getoetst op milieutechnische aspecten en is in een bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.
De toetsing op milieutechnische aspecten ten behoeve van de wijzigingsbevoegdheid voor de ontwikkeling aan de Beatrixstraat is opgenomen in dit plan en er is een toekomstige onderzoeksplicht voor dit perceel bij de uitoefening van de wijzigingsbevoegdheid.
Kerklaan 19-21 ontwikkeling kantoorvilla
Deze ontwikkeling betreft de bouw van een kantoorvilla aan de Kerklaan 19-21 in de wijk Kleinpolder. Op de huidige locatie staan twee woningen en het perceel heeft dan ook een woonbestemming. In het nieuwe bestemmingsplan zal het perceel de bestemming 'Kantoor' krijgen. Op 7 december 2010 heeft het bevoegd gezag in principe medewerking verleend aan het omschreven initiatief. De aanvrager zorgt zelf voor de toetsing van het planvoornemen aan het ruimtelijke beleid en de milieutechnische aspecten samen met de bijbehorende onderzoeken. De financiële haalbaarheid moet eveneens individueel aangetoond worden. De ruimtelijke onderbouwing voor dit initiatief is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.
Afbeelding 7; Schetsontwerp kantoorvilla
Beatrixstraat tussen 68 en 70
Tussen de percelen van de Beatrixstraat 68 en 70 zal het door middel van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk worden om in de toekomst een woning te realiseren. Het gaat hier om een vrijstaande woning op een leeg perceel aan de Ringvaart. In het vigerende bestemmingsplan is op deze locatie geen bouwblok opgenomen. In de wijzigingsbevoegdheid wordt opgenomen waar de woning mag komen. Ten behoeve van deze wijzigingsbevoegdheid zijn de milieutechnische aspecten nader bekeken en opgenomen in voorliggende toelichting.
Bedrijven en milieuzonering:
Voor wat betreft de ontwikkellocatie is beoordeeld of bedrijven worden belemmerd in de bedrijfsvoering of dat deze bedrijven een mogelijke belemmering vormen voor de geplande ontwikkeling.
Als gevolg van de beoogde bestemmingswijziging, zijn er geen bedrijfsmatige activiteiten in de omgeving van het perceel die in hun bedrijfsvoering zullen worden belemmerd. Omgekeerd zijn er evenmin omliggende bedrijfsactiviteiten die belemmerend of randvoorwaardelijk zijn voor de geplande woningbouw.
Geluid:
De ontwikkelingslocatie is gelegen buiten de geluidscontouren van het spoor zoals te zien is in afbeelding 12 (paragraaf 6.3). Locatiespecifiek geluidsonderzoek als gevolg van het wegverkeer dient plaats te vinden bij het gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid. Op basis van de thans ter beschikking staande gegevens is woningbouw in beginsel mogelijk.
Luchtkwaliteit:
De ontwikkelingslocatie is aan het einde van een doodlopende straat gelegen in een rustig deel van de wijk Esse. De toetsing van de in dit plan meegenomen ontwikkelingen zijn getoetst in paragraaf 6.4.
Externe veiligheid:
Deze ontwikkellocatie betreft het omzetten van een maatschappelijke bestemming naar een woonbestemming voor 1 woning. Deze locatie ligt op meer dan 200 meter afstand van zowel het spoor als de N 219. In de “Visie Externe Veilgheid” van de gemeente Zuidplas is aangegeven dat kwetsbare objecten op meer dan 200 meter afstand van spoor en weg zijn toegestaan onder algemene voorwaarden. De enige relevante maatregel is dat nieuwe gebouwen worden voorzien van de mogelijkheid om de mechanische ventilatie met één druk op de knop uit te schakelen, zodat wordt voorkomen dat toxische gassen naar binnen worden gezogen.
Bodem:
In paragraaf 6.6 is opgenomen dat bodem bij elke ontwikkeling individueel wordt onderzocht. Betreffende de ontwikkelingslocatie op het perceel aan de Beatrixstraat tussen 68 en 70 hoeft in het kader van voorliggende actualisatie geen onderzoek plaats te vinden. Echter, in april 2007 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op de beoogde locatie. De locatie was door de vroegere aanwezigheid van een kade verdacht en kunnen er verontreinigingen worden verwacht. Uit het onderzoek is gebleken dat de zandige toplaag ter plaatse van de kade licht verontreinigd is met zink, PAK en EOX. Tevens zijn in de zandige toplaag sporen van puin waargenomen. Elders op de locatie is de zandige toplaag met sporen van puin licht verontreinigd met PAK en minerale olie. De zandige ondergrond is licht verontreinigd met PAK. In de overige grond zijn geen verontreinigingen gevonden zowel in de bodem als in het grondwater. Geconcludeerd wordt dat de aangetroffen verontreinigingen geen aanleiding geven tot vervolgonderzoek of het nemen van saneringsmaatregelen. De locatie wordt geschikt geacht voor het beoogde gebruik.
Flora en Fauna:
Op het gebied van flora en fauna is geen onderzoek gedaan in het kader van voorliggende actualisatie. Om uit te sluiten dat beoogde ontwikkeling nadelige gevolgen heeft voor de aanwezige flora en fauna zal bij het gebruiken van de wijzigingsbevoegdheid onderzoek plaats moeten vinden.
Archeologie en cultuurhistorie:
Het plangebied is gelegen in de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' welke de archeologische waarden in de bodem beschermt. Archeologisch onderzoek is vereist, maar zal pas noodzakelijk zijn als de wijzigingsbevoegdheid wordt gebruikt.
Conclusie ten aanzien van plan:
Met inachtneming van de toekomstige onderzoeksplicht op het perceel bij het daadwerkelijk gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid, is het plaatsen van een wijzigingsbevoegdheid op het perceel tussen Beatrixstraat 68 en 70 toelaatbaar. Er zijn geen belemmeringen geconstateerd die realisering van de nieuwe woonbestemming in de weg staan.
3.2 Wijze Van Bestemmen
De hiervoor genoemde ontwikkelingen worden, afhankelijk van hoe concreet de plannen hiervoor zijn, mogelijk gemaakt met het voorliggende bestemmingsplan. Dit kan op een aantal manieren.
Direct bestemmen
Indien plannen concreet zijn, en de milieukundige en economische haalbaarheid is aangetoond, kunnen de plannen direct (bij recht) opgenomen worden in het bestemmingsplan. Uit alle benodigde onderzoeken moet blijken dat de ontwikkeling mogelijk is. Het bestemmingsplan biedt dan direct een bouwtitel voor de ontwikkeling.
Opnemen van een wijzigingsbevoegdheid of een uitwerkingsverplichting
Indien de haalbaarheid van een ontwikkeling nog niet is aangetoond, of als nog niet helemaal duidelijk is hoe er ontwikkeld gaat worden, kan er een wijzigingsbevoegdheid of een uitwerkingsverplichting opgenomen worden in het bestemmingsplan. Van belang is dat bij beide flexibiliteitbepalingen duidelijke voorwaarden geformuleerd worden, die voldoende rechtszekerheid bieden. Voorwaarden die vastleggen waar een toekomstige ontwikkeling aan moet voldoen.
Indien de mogelijke ontwikkeling na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan concreter wordt, kan er gebruik gemaakt worden van bv de wijzigingsbevoegdheid. Er zal dan eerst een wijzigingsplan opgesteld moeten worden en in werking moeten treden, voordat er een bouwtitel aanwezig is. Aanvullend op de bestemmingsplanprocedure, zal er dus nog een juridisch-planologische procedure voor het wijzigingsplan doorlopen moeten worden. Bij vaststelling van het 'moederplan' zal in ieder geval aangetoond moeten worden dat de ontwikkeling haalbaar is uit oogpunt van geluid en luchtkwaliteit. Bij een uitwerkingsverplichting dient tevens economische haalbaarheid globaal aangetoond te worden (voor een wijzigingsbevoegdheid geldt deze verplichting niet). De overige onderzoeken worden bij de wijzigings- of uitwerkingsprocedure uitgevoerd.
De ontwikkelingen
De ontwikkelingen worden/zijn allen individueel getoetst aan de relevante ruimtelijke-, beleids-, en milieutechnische aspecten. De ontwikkelingen worden dan ook direct bestemd in het bestemmingsplan Esse-Kleinpolder. Daarnaast is ter hoogte van de Beatrixstraat tussen nrs. 68 en 70 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
Hoofdstuk 4 Beleid
4.1 Europees- En Rijksbeleid
4.1.1 Nota Ruimte
Op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte, de Planologische Kernbeslissing (PKB) Nationaal Ruimtelijk Beleid, in werking getreden.
In de Nota Ruimte is het nationaal ruimtelijk beleid voor de periode 2004 tot 2020 met een doorkijk naar 2030 op hoofdlijnen vastgelegd. De nota bevat geen concrete beleidsbeslissingen maar stelt een aantal beleidsdoelen als leidraad voor de ontwikkelingen in de komende periode. Hoofddoel is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies.
4.1.2 Structuurvisie Randstad 2040
Op 5 september 2008 heeft het kabinet de structuurvisie Randstad 2040 vastgesteld. Bij de structuurvisie gaat het om een integraal toekomstperspectief dat richting kan geven aan de integrale rijksinzet in de Randstad met oog voor de lange termijn op het gebied van onder meer wonen, werken, infrastructuur, water, natuur en landschap. De structuurvisie draagt niet alleen bij aan de ambitie een duurzame en concurrerende topregio te ontwikkelen, maar ook aan een 'mooi Nederland'. De lange termijnvisie en de richting die het kabinet (samen met de regio) kiest, focust op fysiek-ruimtelijke onderwerpen, maar beperkt zich niet tot de ruimtelijke ordening alleen. Niet-fysieke onderwerpen die in belangrijke mate bijdragen aan de nagestreefde duurzame en concurrerende Randstad worden geagendeerd in de visie. Het gaat dan bijvoorbeeld om bevordering van de sociale cohesie, vergroting van de arbeidsparticipatie, kennis en innovatie.
4.1.3 Ontwerp-AmvB Ruimte
Om de doorwerking van nationale ruimtelijke belangen in provinciale en gemeentelijke plannen te waarborgen is op rijksniveau het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (de AMvB Ruimte) opgesteld. Er is voor gekozen om de 'nationale belangen' zoals genoemd in de Nota Ruimte beleidsneutraal vast te leggen in de eerste tranche AMvB Ruimte.
De AMvB Ruimte kan bepalingen bevatten rondom de verplichte doorwerking in bestemmingsplannen, beheersverordeningen of omgevingsvergunningen. In het ontwerp van de AMvB Ruimte zijn geen regels opgenomen die van belang zijn voor het onderhavige plangebied.
STATUS:
Op 30 juni 2011 heeft de minister de nieuwe ontwerp AMvB ruimte als bijlage bij de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) gepubliceerd. Een deel van de AMvB ruimte heeft al in 2009 ter inzage gelegen en hierop is geen inspraak meer mogelijk. Inmiddels is de AMvB op 22 augustus 2011 vastgesteld, de inwerkingtreding volgt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
4.1.4 Nota Belvedère
Het beleid in de Nota Belvedère (Ministeries van OCW, VROM, LNV, V&W, 1999) is gericht op het scheppen van goede voorwaarden om de cultuurhistorische identiteit meer van invloed te laten zijn op de inrichting van de ruimte en expliciet te betrekken bij ruimtelijke ontwikkelingen en planvormingsprocessen. Het doel is tweeledig, enerzijds verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en anderzijds behoud van het cultureel erfgoed. In de Nota zijn zogeheten Belvedèregebieden aangewezen. Dit zijn in cultuurhistorisch opzicht de meest waardevolle gebieden van Nederland waarbij wordt gestreefd om te komen tot een consistente inbreng vanuit het cultuurbeleid in het ruimtelijk beleid.
Consequentie rijksbeleid plangebied
Het planvoornemen betreft de actualisatie van een aantal verouderde bestemmingsplannen. Het plan is grotendeels conserverend van aard. De kleinschalige ontwikkelingen welke meegenomen worden in de actualisatie worden individueel getoetst op het landelijke beleid. Derhalve is verantwoording voor deze ontwikkelingen niet noodzakelijk in voorliggende toelichting.
4.2 Provinciaal Beleid
4.2.1 Eerste Herziening Structuurvisie - Visie op Zuid-Holland
In de Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. Gedeputeerde Staten hebben op 2 juli 2010 de Provinciale Structuurvisie vastgesteld. Inmiddels is de structuurvisie aangevuld met de Eerste Herziening welke op 23 februari 2011 is vastgesteld door Gedeputeerde Staten. De Eerste Herziening borduurt voort op de structuurvisie, echter zijn een aantal stukken tekst in de originele structuurvisie aangepast, vervangen of verwijderd.
De structuurvisie geeft een visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie en een doorkijk naar 2040. De nieuwe Structuurvisie en de Verordening Ruimte komen in de plaats van de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte.
Afbeelding 8; Uitsnede functiekaart Structuurvisie Zuid-Holland
De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers.
Het uitgangspunt is “lokaal wat kan, provinciaal wat moet”. In de provinciale structuurvisie geeft de provincie aan wat zij als provinciaal belang beschouwt en hoe zij daarop wil gaan sturen. Het beleid gaat in op verschillende provinciale belangen. Van belang voor het plan is de bundeling van verstedelijking, infrastructuur, voorzieningen en economische activiteiten gericht op concentratie en functieafstemming (knopen- en locatiebeleid). Verder dient kansrijke en innovatieve binnenstedelijke verdichting plaats te vinden, vooral rond openbaar vervoerknooppunten. Ook is de opvang van de bevolkingsgroei in het Groene Hart en de Delta in regionale, goed ontsloten kernen en daartoe aangewezen relatief verstedelijkte zones belangrijk.
Samengevat verwoordt de Visie op Zuid-Holland de volgende vijf integrale hoofdopgaven:
- aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
- duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
- divers en samenhangend stedelijk netwerk;
- vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
- stad en land verbonden.
Eerste herziening van de Verordening Ruimte
Omdat de Verordening Ruimte onderdeel is van de structuurvisie is deze tevens herzien. Gezamenlijk met de Eerste Herziening van de Structuurvisie Zuid-Holland is de Eerste Herziening van de Verordening Ruimte vastgesteld op 23 februari 2011. De regels in de verordening zijn bindend en werken door in bestemmingsplannen.
4.2.2 Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS)
De CHS (provincie Zuid Holland, 2002) biedt een overzicht in hoofdlijnen van het cultureel erfgoed van de provincie. Daartoe zijn de belangrijkste archeologische, historisch-landschappelijke en historisch-stedenbouwkundige structuren, patronen en terreinen op kaart gezet en gewaardeerd. De provincie heeft met de CHS een onderlegger willen verschaffen voor een integraal - in samenhang met overige beleidsvoornemens - en gebiedsgericht monumentenbeleid. Op deze kaart zijn de historisch waardevolle structuren en gebieden in drie kwaliteitsniveaus aangegeven; zeer hoog, hoog en redelijk hoog waardevol. De kaart heeft een signaalfunctie bij het ontwerpen aan de stad.
Consequentie provinciaal beleid plangebied
Het planvoornemen betreft de actualisatie van een aantal verouderde bestemmingsplannen. Het plan is grotendeels conserverend van aard. De kleinschalige ontwikkelingen welke meegenomen worden in de actualisatie worden individueel getoetst op het provinciale beleid. Derhalve is verantwoording voor deze ontwikkelingen niet noodzakelijk in voorliggende toelichting.
4.3 Gemeentelijk Beleid
4.3.1 'Wonen in de dorpen van de gemeente Zuidplas' Visie op hoofdlijnen
Doordat de Woonvisie 2004-2010 inmiddels verouderde ontstond binnen de gemeente Zuidplas de behoefte naar een actuele woonvisie welke het volkshuisvestelijk beleid voor de komende jaren uitzet. Dit vanuit een publieke verantwoordelijkheid om zorg te dragen voor een leefbare gemeenschap met voldoende en kwalitatief goede woningen voor haar inwoners. In het kader van deze woonvisie is een woningmarktonderzoek uitgevoerd en inmiddels afgerond. Nadat de hoofdlijnen zijn vastgesteld door de gemeenteraad, wordt de visie verder uitgewerkt in concretere acties en maatregelen.
4.3.2 Welstand
Op 11 mei 2004 is door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Nieuwerkerk aan den IJssel de welstandsnota vastgesteld. Het doel van de welstandsnota is dat het beleidsdocument burgemeester en wethouders voorzien in criteria voor het beoordelen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een object op welstandsvereisten.
Binnen het dorp Nieuwerkerk aan den IJssel is sprak van twee soorten criteria:
- De objectgerichte criteria
- De gebiedsgerichte criteria
De objectgerichte criteria richten zich op bijzondere objecten. De objecten zijn als zodanig zeer herkenbaar en bezitten specifieke kenmerken. In Nieuwerkerk aan den IJssel komen twee van deze objecten voor: Historische agrarische bebouwing en tuinderswoningen.
De gebiedsgerichte criteria maakt onderscheid in gebieden met een samenhangende structuur en uiterlijk. Deze welstandsgebieden zijn op een kaart aangegeven en voor elk gebied is specifiek welstandsbeleid bepaald. Het plangebied ligt in vijf verschillende welstandsgebieden:
- Linten vanuit het Oude dorp
- Oranjebuurt
- Parkzoom, Esse-Hoog, Esse-Laag, Kleinpolder
- Centrumgebied
- Groene gebieden in het dorp: (sport)parken en begraafplaats
Afbeelding 9; Uitsnede kaart welstandsgebieden
Linten vanuit het Oude dorp
Het deel van de Kerklaan dat door het plangebied loopt wordt gekarakteriseerd door vrijstaande bebouwing dat op een organische manier is ontstaan. Langs de Kerklaan zijn zowel oude als nieuwe bouwstijlen te vinden. De situering van de bebouwing is voornamelijk naar de linten georiënteerd met in de meeste gevallen diepe voortuinen. Aan deze linten staan een aantal gebouwen welke bijzondere cultuurhistorische en architectonische waarden hebben. Binnen het plangebied ligt het voormalige station van Nieuwerkerk aan den IJssel (nu in gebruik als horecagelegenheid). Voor dit station geldt dat de beeldbepalende elementen zo veel mogelijk behouden dienen te worden.
Oranjebuurt
De Oranjebuurt is gebouwd in de jaren '50 en dankt zijn naam aan het feit dat alle straten zijn vernoemd naar leden van het koningshuis. De wijk laat zich karakteriseren als een typische wijk uit de wederopbouwperiode. Het welstandsbeleid voor deze wijk is relatief licht omdat de wijk zich vooral richt op wonen en de woonkwaliteit.
Parkzoom, Esse-Hoog, Esse-Laag, Kleinpolder
Behalve Parkzoom vallen al deze wijken binnen het plangebied. De wijken zijn de nieuwste woonwijken in Nieuwerkerk aan den IJssel en hebben een moderne uitstraling. De uitstraling van de wijken is divers door de verschillende woningtypes en de uiteenlopende architectuur. Het welstandsbeleid voor deze wijken is relatief licht omdat de wijken zich vooral richten op wonen en de woonkwaliteit.
Centrumgebied
Het centrum gebied wordt gevormd door de concentratie van een winkelcentrum, het raadhuis, het station, het politiebureau en de bibliotheek. Rondom deze functies liggen een aantal wooncomplexen. Voor het gebied geldt een bijzonder welstandsbeleid, vanwege de centrum- en publieksfunctie. Het beleid richt zich voornamelijk op het versterken van de positieve ruimtelijke karakteristiek van het gebied.
Groene gebieden in het dorp: (sport)parken en begraafplaats
De begraafplaats en een wijkpark zijn de enige zones van bovengenoemd welstandsgebied welke binnen de grenzen van het plangebied liggen. Beiden liggen ingeklemd tussen de wijk Esse en het spoor. Het gebied kent weinig bebouwing en veel groen. Het reguliere welstandsregime richt zich dan ook op de instandhouding van deze groene uitstraling.
4.3.3 Snippergroen
In mei 2011 is de beleidsnota snippergroen voor de gemeente Zuidplas vastgesteld. Deze beleidsnota gaat in op het uitgeven en gebruik van groenstroken. De beleidsnota heeft ten doel beleid op te stellen voor het uitgeven van groenstroken, daar waar mogelijk verkopen van groenstroken, nieuwe verhuursituaties voorkomen en handhaven van ongewenste ingebruiknemingen eenvoudiger maken. Volgens de beleidsnota is snippergroen in vier categorieën ingedeeld:
- Verkeersgroen
- Gebruiksgroen
- Beeldbepalend groen
- Restgroen; niet zijnde verkeers-, gebruiks- of beeldbepalend groen
Het snippergroen beleid ten aanzien van bestemmingsplannen is dat snippergroen voor zover gewenst de bestemming 'verkeer' of 'verkeer – verblijfsgebied' krijgt. Een dergelijke bestemming maakt aanpassingen in het openbaar gebied t.b.v. optimaliseren ruimte/parkeerplaatsen mogelijk zonder dat het bestemmingsplan hier een beperking in vormt.
Binnen de beleidsnota is tevens een regeling opgenomen voor nieuw op te stellen bestemmingsplannen:
- 1. Het snippergroen dat in het verleden of in de nabije toekomst verkocht wordt, wordt meegenomen in de bestemming 'wonen' (of een andere bestemming).
- 2. De gronden die verhuurd zijn, worden niet specifiek bestemd in het op te stellen bestemmingsplan. Deze gronden zullen in het bestemmingsplan met name de bestemming 'verkeer – verblijfsgebied' krijgen. Op de gronden met deze bestemming zijn zowel groenvoorzieningen als parkeerplaatsen mogelijk.
- 3. De gronden die wellicht in de toekomst worden verkocht: deze gronden mogen in gebruik genomen worden overeenkomstig de onderliggende bestemming (meestal 'verkeer – verblijfsgebied' of 'groen').
Consequentie gemeentelijk beleid plangebied
De actualisatie van de verouderde bestemmingsplannen van de wijken Esse en Kleinpolder hebben geen invloed op het gemeentelijke beleid, omdat er geen sprake is van een zogenaamd ontwikkelingsplan. Wel geeft de Beleidsnota Snippergroen kaders omtrent de omgang met snippergroen in voorliggend bestemmingsplan; zo is aan de Polderkade het snippergroen meegenomen in de woonbestemming. Het beperkte aantal kleinschalige ontwikkelingen wordt individueel getoetst aan het vigerende beleid, zodoende is toetsing in onderhavig plan niet noodzakelijk.
Hoofdstuk 5 Water
5.1 Kader
Wettelijk kader
Het Rijk, de VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen hebben in februari 2001 de startovereenkomst Waterbeheer 21ste eeuw ondertekend. Deze startovereenkomst is in 2003 omgezet in het Nationaal Bestuursakkoord Water dat in juni 2008 is geactualiseerd. Hiermee hebben deze partijen elkaar gecommitteerd om een watertoets toe te passen bij het opstellen van ruimtelijke plannen.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voorts bepaald dat waterbeheerders dienen te worden geraadpleegd bij het opstellen van bestemmingsplannen. De watertoets is een instrument om bij alle ruimtelijke plannen en besluiten waarin waterhuishoudkundige aspecten voorkomen te toetsen of in voldoende mate rekening wordt gehouden met die aspecten. Het gaat daarbij vooral om aandacht voor de waterkwantiteit (ruimte voor water, berging, infiltratie, aan- en afvoer), aandacht voor effecten op de waterkwaliteit en aandacht voor de veiligheid (overstroming).
Vierde Nota Waterhuishouding
Ten aanzien van de waterhuishouding is het Rijksbeleid verwoord in de Vierde Nota Waterhuishouding. Deze nota vormt de basis voor de watertoets, welke in het Besluit ruimtelijke ordening voor alle ruimtelijke plannen is voorgeschreven. Centrale doelstelling van de nota is "Het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het in stand houden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd". In de nota is beleid geformuleerd ten aanzien van verschillende watersystemen, waarbij ondermeer veiligheid (beheer waterkeringen) en kwaliteit centraal staan. Ook wordt gestreefd naar goede afstemming tussen verschillende overheden en daarbij horende (ruimtelijke) plannen.
In de Vierde Nota Waterhuishouding is het water in de stad apart benoemd, door middel van zeven aangrijpingspunten:
- het uitvoeren van een knelpuntenonderzoek stedelijk waterbeheer;
- het ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie van gemeenten en waterbeheerders op het waterbeleid en doorvertaling naar bestemmings- en waterbeheersplannen;
- een meer op ecologische, hydrologische aspecten en belevingswaarde gebaseerde planning van de verstedelijking;
- aandacht voor de waterketen in relatie tot duurzaam bouwen;
- voortgaan met het opstellen en uitvoeren van gemeentelijke rioleringsplannen, het terugdringen van overstortingen en het verwijderen van vervuilde waterbodems;
- het bevorderen van waterbesparing en hergebruik van water;
- het afkoppelen van verhard oppervlak en infiltratie van water in de bodem.
Waterschapsbeleid (WBP 2010-2015)
Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan HHSK 2010-2015, de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers. Het HHSK streeft ernaar om samen met gemeenten als partners op te trekken. Er moet worden ingezet op intensief overleg met gemeentebesturen voor het kunnen realiseren van projecten. De ruimtelijke ordening en de waterhuishouding moeten in onderlinge relatie worden ontwikkeld. Op basis van ervaring en deskundigheid adviseert HHSK over de mogelijkheden voor een duurzaam watersysteem. De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat op een duurzamer wijze met het stedelijk waterbeheer dient te worden omgegaan, mede gezien de klimaatveranderingen. Aandachtspunten voor het duurzame stedelijk waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging waarbij zoveel mogelijk een ecologische inrichting wordt nagestreefd, het verantwoord afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen.
De visie is uitgewerkt in een concreet maatregelenplan:
- Het woongenot, de belevingswaarde en de recreatieve mogelijkheden op en in het water voor burgers nemen toe;
- De waterkwaliteit voldoet tenminste aan de algemene milieukwaliteitseisen;
- Het waterhuishoudkundig systeem kent goede aan- en afvoermogelijkheden, waarbij de doorspoelbaarheid en de mogelijkheid om onder normale omstandigheden het waterpeil binnen zekere marges te handhaven, voldoende worden gewaarborgd;
- Het watersysteem is zo ingericht dat het de ontwikkeling van biologisch gezond water bevordert.
Voor ontwikkelingen is het waterbeheerplan van HHSK 2010 – 2015 van het hoogheemraadschap van belang. Ontwikkelingen gaan vaak gepaard met een toename van het verharde oppervlak. In het waterbeheerplan van HHSK 2010 – 2015 is beschreven hoe het hoogheemraadschap omgaat met het bergen van oppervlaktewater bij een toenemende verharding van het oppervlak. In zijn algemeenheid geldt verder dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het Hoogheemraadschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de Keur. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanleg van overstorten, van de hemelwaterafvoer op het oppervlaktewater, het dempen en graven van water en het aanbrengen van verhard oppervlak. De Keur maakt het mogelijk dat het Hoogheemraadschap haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren.
5.2 Het Plangebied
Waterkwantiteit
In het bestemmingsplan is een aantal waterlopen aanwezig. Het gaat om een deel van de Ringvaart welke binnen het plangebied sterk gekanaliseerd is. De waterloop is als 'Water' bestemd in dit bestemmingsplan. In het bestemmingsplan wordt niet voorzien in de demping van water of in een toename van verharding. Het bestemmingsplan heeft derhalve geen gevolgen voor de waterkwantiteit.
Waterkwaliteit
In het bestemmingsplan wordt niet voorzien in maatregelen die gevolgen kunnen hebben voor de waterkwaliteit omdat de bestaande situatie wordt vastgelegd.
Riolering
Het algemeen beleid is dat schoon- en vuilwaterstromen worden gescheiden en gescheiden blijven tot aan het overnamepunt op de perceelsgrens. Schoon regenwater van gevels en daken dient bij voorkeur te worden benut (toiletspoeling, daktuinen e.d.) of te worden afgevoerd naar de bodem (infiltratie) en indien dit niet mogelijk of gewenst is dan rechtstreeks afgevoerd te worden naar het oppervlaktewater via een regenwaterriool.
Binnen het plangebied liggen een aantal riooltransportleidingen welke verbonden zijn met de rioolzuiveringsinstallatie ten noordoosten van het plangebied. Het planvoornemen betreft enkel de actualisatie van een aantal vigerende bestemmingsplannen en recente individueel getoetste ontwikkelingen. In het plangebied komen geen ontwikkelingen welke gevolgen hebben voor het rioleringsstelsel of de afvoercapaciteit.
Grondwater
Een eigenaar van een erf mag geen hinder aan eigenaren van andere erven toebrengen in de loop, hoeveelheid of hoedanigheid van over het erf stromend water of van het grondwater en dergelijke. Binnen dit plangebied verdient dit extra aandacht door de bijzondere lage ligging van de woonwijken.
In geval van bouwactiviteiten dient er rekening mee gehouden te worden dat het niet is toegestaan om grondwateroverlast te veroorzaken door het aanbrengen van ondergrondse constructies en dat het verboden is om grondwater te onttrekken met als gevolg dat er sprake is van een grondwaterstandverlaging in de omgeving.
Belangrijk is dat ruimtelijke ontwikkelingen geen verslechtering van de oorspronkelijke grondwaterstand en -stroming mag veroorzaken (bodemdaling, grondwateroverlast en - onderlast, paalrot, zettingen). Daarom is versnelde afvoer van grondwater naar oppervlakte (permanente drainage) in principe niet toelaatbaar. De sponswerking van de bodem dient zoveel als mogelijk te worden benut. Het gebruik van kunstmatige ontwateringmiddelen (drains en grindkoffers) is in principe niet toegestaan. Het grondwaterpeil is daarom bepalend voor de landgebruikfunctie. Dit betekent dat het landgebruik zo wordt ingericht dat de actuele grondwatersituatie gunstig is voor de betreffende landgebruikfunctie (natuur voor hoge grondwaterstand, stedelijk gebied voor lagere grondwaterstanden).
Onderhavig planvoornemen is gelegen in op een voor grondwater gevoelige locatie. Het planvoornemen voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen, slechts enkele individueel getoetste ontwikkelingen welke in voorliggende actualisatie worden meegenomen. Door het uitblijven van nieuwe ontwikkelingen en de conserverende aard van een actualisatie heeft het planvoornemen geen invloed op het grondwater of de grondwaterstand.
Hoofdstuk 6 Milieu
6.1 Inleiding
De beleidsvelden milieu en ruimtelijke ordening groeien het laatste decennium steeds meer naar elkaar toe. Ook op rijksniveau wordt steeds meer aandacht gevraagd voor de wisselwerking tussen milieu en ruimtelijke ordening. Milieubeleid kan soms beperkingen opleggen aan de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen, maar is primair bedoeld om een zo optimaal mogelijke leefomgeving te realiseren.
De in de volgende paragrafen vermelde informatie is gebaseerd op het milieukundig onderzoek van de Milieudienst Midden-Holland (rapport van januari 2012 met kenmerk 201113588). De milieukundige rapportage is als bijlage aan de toelichting van het bestemmingsplan gevoegd.
6.2 Bedrijven En Milieuzonering
Bedrijvigheid is een milieubelastende activiteit. Tengevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar.
Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, Algemene Maatregelen van Bestuur onder de Wet milieubeheer en de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009). Bedrijven en Milieuzonering geeft richtafstanden per categorie en per type bedrijvigheid aan. Binnen deze richtafstanden is bij een gemiddelde bedrijfsvoering hinder van het bedrijf te verwachten.
De te beoordelen situaties zijn te herleiden tot drie groepen en bijbehorende aanpak, te weten:
- Nieuwe milieugevoelige functies nabij bestaande bedrijven
In deze situatie dient primair te worden beoordeeld of hinder te verwachten is van de specifieke bestaande bedrijven. - Nieuwe bedrijfsbestemmingen nabij bestaande milieugevoelige functies
In deze situatie is de bedrijfscategorie zoals deze wordt opgenomen in het bestemmingsplan leidend. Afhankelijk van deze categorie zal in eerste instantie een afstand van bv. 10 meter (cat. 1), 30 meter (cat. 2), 50 meter (cat. 3.1), 100 meter (cat. 3.2), 200 meter (cat. 4.1) tussen de gevoelige functies en belastende activiteiten moeten worden gerespecteerd. - Nieuwe milieugevoelige functies nabij nieuwe bedrijfsbestemmingen
In dit geval is de bedrijfscategorie zoals deze wordt opgenomen in het bestemmingsplan leidend. Afhankelijk van deze categorie zal in eerste instantie een afstand van bv. 10 meter (cat. 1), 30 meter (cat. 2), 50 meter (cat. 3.1) tussen de gevoelige en belastende bestemmingen moeten worden gerespecteerd.
De richtafstanden in Bedrijven en Milieuzonering gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, zoals bijvoorbeeld bedoeld met de omgevingstypen rustige woonwijk of rustig buitengebied. In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype gemengd gebied kan een afwijkende systematiek worden toegepast, die meer ruimte biedt aan bedrijven. Dit omgevingstype en bijbehorende systematiek zullen dan wel in het bestemmingsplan moeten worden vastgelegd.
Onderzoek
Omdat het een conserverend bestemmingsplan betreft is met behulp van het inrichtingenbestand van de Milieudienst geïnventariseerd welke bedrijven in het plangebied zijn gevestigd en welke bedrijven in de omgeving van het plangebied mogelijk invloed hebben.
In tabel I zijn de bedrijven in het plangebied weergegeven. De nummers verwijzen naar de figuren 10 en 11.
naam | locatie | bedrijfsaard | SBI | Cat. | |
1 | Cartoons | Kerklaan 13-15 | Cafetaria | 561 | 1 |
2 | Firma D. Kraan | Kerklaan 34 | Opslag visbenodigdheden | 47 | 1 |
3 | K.F. v.d. Weijden | Kerklaan 37-39 | autobedrijf | 452 | 2 |
4 | Handelsbedrijf L. Boer en Zn. | Kerklaan 43 | transportbedrijf | 494 1 | 3.1 |
5 | KPN B.V. | Koningin Emmahof 17a | mast | 61 | 1 |
6 | Rioolgemaal | Dijkgraaflaan 17 | gemaal | 37 | 1 |
Tabel I: bedrijfslocaties in het plangebied
Behoudens het transportbedrijf aan de Kerklaan 43 betreffen het bedrijven die in het algemeen geaccepteerd zijn in een rustige woonwijk. Het transportbedrijf ligt aan een drukke doorgaande weg en veroorzaakt, voor zover bij de Milieudienst bekend, geen hinder. Voor dit bedrijf wordt in dit bestemmingsplan een maatbestemming opgenomen en zal in de algemene toelaatbaarheid maximaal categorie 2 worden opgenomen.
Afbeelding 10; Bedrijven om en nabij het plangebied (noordelijk deel)
Afbeelding 11; Bedrijven om en nabij het plangebied (zuidelijk deel)
Buiten het plangebied ligt op vrij korte afstand een aantal bedrijven aan de 's Gravenweg.
Heijmans Technische Infra, 's-Gravenweg 340B
Bij dit bedrijf vindt opslag plaats in de open lucht. Doordat de ontsluiting van de locatie op grote afstand van woningen ligt, wordt er geen overlast ondervonden.
Vente Veevoederbedrijf, 's-Gravenweg 312.
Dit bedrijf geeft mogelijk geuroverlast en heeft voor geur een richtafstand van 300 meter. Deze afstand komt over het plangebied. Er zijn echter geen klachten.
Kalverslachterij T. Boer & Zn., 's-Gravenweg 114.
Dit bedrijf heeft voor geur een richtafstand van 100 meter. Deze afstand komt over het plangebied. Het bedrijf veroorzaakt zowel geur- als geluidsklachten bij woningen in het plangebied. Echter bij normale bedrijfsvoering voldoet het bedrijf aan de voorwaarden in zijn milieuvergunning.
Conclusie ten aanzien van plan
Er zijn binnen het plangebied geen bedrijven die hinder veroorzaken bij de bestaande woningen. Buiten het plangebied is Kalverslachterij T. Boer & Zn aan de 's Gravenweg 114 gelegen, die geur- en geluidsklachten veroorzaakt bij woningen in het plangebied. Bij een normale bedrijfsvoering van dit bedrijf zal er geen overlast plaatsvinden. Voor het transportbedrijf aan de Kerklaan 43 is een maatbestemming op de verbeelding opgenomen. Vanuit bedrijven en milieuzonering kan het bestemmingsplan worden vastgesteld.
6.3 Geluid
6.3.1 Wegverkeerslawaai
Wegverkeerslawaai kan de leefkwaliteit van een gebied sterk beïnvloeden. Mensen die veelvuldig worden blootgesteld aan een hoog niveau van wegverkeerslawaai kunnen hier lichamelijke en psychische klachten door oplopen. De Wet geluidhinder (Wgh) verplicht ertoe onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting op geluidgevoelige bestemmingen binnen vastgestelde onderzoeksgebieden (zones) langs wegen (art. 74-75 Wgh). Wegen met een snelheid van maximaal 30 km/uur hebben op grond van de Wgh geen geluidszone. Dit betekent dat de geluidbelasting vanwege 30 km/uur wegen niet wordt getoetst aan de normen uit de Wgh. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet de geluidbelasting van deze wegen wel inzichtelijk worden gemaakt.
Tevens stellen de Wgh en het Besluit geluidhinder regels aan de maximale geluidsbelasting op geluidgevoelige bestemmingen.
Voor deze bestemmingen zijn voorkeursgrenswaarden opgesteld. In tabel II zijn de voor dit onderzoek relevante voorkeursgrenswaarden weergegeven.
Bestemming binnenstedelijk | Weg | Voorkeurs grenswaarde | Maximale grenswaarde |
Woningen | Lokale en provinciale wegen | 48 | 63 |
Tabel II: voorkeursgrenswaarden (vgw) wegverkeerslawaai (Art. 82 Wgh en art. 3.1 Bgh)
In het kader van een conserverend bestemmingsplan hoeft niet te worden getoetst aan voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden uit de Wet geluidhinder. Er dient echter wel inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat binnen het plangebied. Dat kan door de geluidsbelasting vanwege de hoofdwegenstructuur in het plangebied in beeld te brengen.
Onderzoek
Voor de relevante wegen is per weg de geluidsbelasting binnen het gehele plangebied berekend. Tevens zijn de gecumuleerde geluidsbelastingen van alle gezoneerde wegen tezamen en van alle wegen (inclusief de 30 km/h wegen) binnen het onderzoeksgebied berekend. De rekenresultaten zijn weergegeven middels contouren, zie afbeelding 12.
De berekeningen zijn uitgevoerd met Geomilieu versie 1.81. De gevolgde rekenmethode voor het bepalen van de geluidsbelasting is conform de Standaard Rekenmethode II van bijlage III van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006. Er is gerekend op een hoogte van 5 meter. Bij de resultaten per weg is de aftrek conform artikel 110g Wgh reeds toegepast. Voor de berekeningen is gebruik gemaakt van de modelintensiteiten uit de VMK van de gemeente Zuidplas voor het jaar 2021.
Aan de westzijde van de N219 staat aan beide zijden van de kruising met de Kerklaan een geluidsscherm. De locatie van het scherm is overgenomen uit de VMK. De hoogte van het scherm is ingeschat op 2,5 meter boven het maaiveld.
Afbeelding 12; Gecumuleerde geluidscontouren over het gehele plangebied ten gevolge van alle wegen excl. aftrek art. 110g Wgh
Conclusie ten aanzien van plan
Direct langs de wegen binnen het plangebied treden gecumuleerde geluidsbelastingen, exclusief aftrek artikel 110g Wgh, op tot 63 dB, die verder binnen het gebied snel afnemen tot 48 dB en lager. Alleen direct langs de Kerklaan en de N219 treden gecumuleerde geluidsbelastingen, exclusief aftrek artikel 110g Wgh, op tot boven de 63 dB.
Op basis van de berekende geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer binnen het plangebied kan gesteld worden dat deze acceptabel zijn en geen belemmering vormen voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
6.3.2 Spoorwegverkeerslawaai
Spoorwegverkeerslawaai kan de leefkwaliteit van een gebied sterk beïnvloeden. Mensen die veelvuldig worden blootgesteld aan hoog niveau van spoorwegverkeerslawaai kunnen hier lichamelijke en psychische klachten door oplopen. De Wet geluidhinder (Wgh) en het Besluit geluidhinder verplichten ertoe onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting op geluidgevoelige bestemmingen binnen vastgestelde onderzoeksgebieden (zones) langs spoorwegen (art. 1 Wgh en art 1.3 Bgh). Tevens stelt de Wgh regels aan de maximale geluidsbelasting op deze bestemmingen.
Voor geluidgevoelige bestemmingen zijn voorkeursgrenswaarden opgesteld. Bij realisatie van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen dient de geluidsbelasting ten hoogste de voorkeursgrenswaarde te bedragen. In tabel III zijn de voor dit onderzoek relevante voorkeursgrens- en maximale grenswaarden weergegeven.
bestemming | Voorkeurs- grenswaarde | Maximale grenswaarde |
Woningen | 55 | 68 |
Tabel III: voorkeursgrens- en maximale grenswaarden (vgw) spoorwegverkeerslawaai (art. 4.9 Bgh) in dB
Onderzoek
Voor het spoorwegtraject Gouda-Rotterdam (zone 300 meter) is berekend wat de geluidsbelasting op het plangebied is. Er zijn geen andere relevante spoorwegtrajecten voor dit onderzoeksgebied. De rekenresultaten zijn weergegeven middels contouren, zie afbeelding 13 (inclusief toeslag van 1,5 dB i.v.m. de GPP).
De berekeningen zijn uitgevoerd met Geomilieu versie 1.81. De gevolgde rekenmethode voor het bepalen van de geluidsbelasting is conform de Standaard Rekenmethode II van bijlage III van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006. Voor de berekeningen is gebruik gemaakt van de prognose van uit het ASWIN waarbij de gemiddelde intensiteiten van de jaren 2007 t/m 2009 zijn bepaald.
Afbeelding 13; Geluidscontouren binnen het gehele plangebied ten gevolge van de spoorweg Gouda – Rotterdam inclusief 1,5 dB GPP toename
Uit afbeelding 13 blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 55 dB in het grootste deel van het plangebied niet wordt overschreden en dat slechts binnen een klein deel van het plangebied (noord en zuidzijde) de geluidsbelasting uitkomt boven de maximale grenswaarde van 68 dB.
Conclusie ten aanzien van plan
Uit de berekeningsresultaten naar spoorweglawaai blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 55 dB in het grootste deel van het gebied niet wordt overschreden. Aan de noord- en zuidzijde, daar waar geen geluidsscherm aanwezig is, komt de geluidsbelasting boven de maximale grenswaarde van 68 dB.
In grote delen van het plangebied is de geluidssituatie goed tot matig.
6.4 Luchtkwaliteit
Indien mensen met regelmaat luchtverontreinigende stoffen inademen kan dit leiden tot effecten op de lichamelijke gezondheid. Daarom moet bij ruimtelijke planvorming rekening worden gehouden met de effecten van de plannen op de luchtkwaliteit en de luchtkwaliteit ter plaatse.
Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna te noemen: Wet luchtkwaliteit), het Besluit niet in betekenende mate en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De grenzen voor deze stoffen zijn opgenomen in tabel IV. In 2011 moet aan de grenswaarden (jaargemiddelde en 24-uursgemiddelde concentratie) voor PM10 worden voldaan. Voor NO2 geldt dat vanaf 2015 moet worden voldaan aan de (jaargemiddelde en uurgemiddelde) grenswaarden. Tot deze grenswaarden gelden zijn minder strenge grenswaarden van kracht.
stof | jaargemiddelde | uurgemiddelde | 24-uursgemiddelde | Opmerkingen |
NO2 | 40 µg/m3 | 200 µg/m3 | n.v.t. | Uurgemiddelde mag 18x per jaar worden overschreden |
PM10 | 40 µg/m3 | n.v.t. | 50 µg/m3 | 24-uursgemiddelde mag 35x per jaar worden overschreden |
Tabel IV: Grenswaarden Wet luchtkwaliteit
Onderzoek
Op een drietal locaties (afbeelding 14) zijn de concentraties van NO2 en PM10 in de huidige situatie in 2011 en de situatie in 2020 in beeld gebracht. De locaties zijn gelegen bij de drukste wegvakken binnen het plangebied. Op de drie locaties zijn de intensiteiten van de nabij gelegen wegen lager dan de verkeerscijfers die gehanteerd zijn voor het geluidsonderzoek naar wegverkeerslawaai. In orde van grootte zijn de intensiteiten 1,1-1,4x lager. De concentraties zijn overgenomen uit de Monitoringstool 2010.
Afbeelding 14; Onderzoekslocaties luchtkwaliteit
De uurconcentratie NO2 is niet berekend omdat er in Nederland geen sprake is van meer dan de toegestane 18 maal overschrijding van de grenswaarde van de uurconcentratie NO2. Overige in de Wet luchtkwaliteit opgenomen stoffen hebben momenteel in Nederland een dermate lage concentratie dat in deze situatie zondermeer wordt voldaan aan de grenswaarden voor deze stoffen. In dit onderzoek zijn deze stoffen dus niet nader beschouwd.
In de tabellen V en VI zijn de resultaten voor de jaargemiddelde immissieconcentratie NO2 en PM10 opgenomen.
Locatie | 1 | 2 | 3 | |||
Situatie | Totale concentratie | Achtergrond concentratie | Totale Concentratie | Achtergrond concentratie | Totale concentratie | Achtergrond concentratie |
Huidige situatie 2011 | 25,4 | 25,0 | 25,5 | 25,0 | 25,3 | 24,6 |
Situatie 2020 | 22,8 | 22,5 | 22,8 | 22,5 | 22,7 | 22,2 |
Tabel V: Jaargemiddelde PM10 – concentratie (in µg/m3 ) op drie locaties (afbeelding 14)
Locatie | 1 | 2 | 3 | |||
Situatie | Totale concentratie | Achtergrond concentratie | Totale Concentratie | Achtergrond concentratie | Totale concentratie | Achtergrond concentratie |
Huidige situatie 2011 | 29,0 | 26,4 | 30,5 | 26,4 | 30,5 | 25,7 |
Situatie 2020 | 21,9 | 20,3 | 22,3 | 20,3 | 22,0 | 19,4 |
Tabel VI: Jaargemiddelde NO2 – concentratie (in µg/m3 ) op drie locaties (Afbeelding 14)
Uit het overzicht blijkt dat al in het huidige jaar, 2011, de berekende concentraties NO2 en PM10 veel lager zijn dan de grenswaarden voor NO2 en PM10.
Opgemerkt wordt dat de verkeersintensiteiten die opgenomen zijn in de Monitoringstool, voor de Kerklaan en de N219, lager zijn dan de gehanteerde intensiteiten voor het wegverkeerslawaaionderzoek. De concentraties hebben een ruime marge ten opzichte van de grenswaarden voor beide stoffen. Daarmee kan verondersteld worden dat met de hogere intensiteiten eveneens voldaan wordt aan de gestelde normen.
Conclusie ten aanzien van plan
Het plangebied kent in de huidige situatie (2011) een relatief goede luchtkwaliteit, die in de komende jaren naar verwachting verder gaat verbeteren. Daarom is het geen bezwaar vanwege de luchtkwaliteit om het bestemmingsplan vast te stellen.
6.5 Externe Veiligheid
Activiteiten met gevaarlijke stoffen leveren risico's op voor de omgeving. Door het stellen van eisen aan afstanden tussen de activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten (woningen, kantoren, scholen, enz.) worden de eventuele gevolgen van deze risico's zoveel mogelijk beperkt.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vormt het wettelijk kader voor het omgaan met risico's ten gevolge van bedrijven (inrichtingen) met gevaarlijke stoffen.
Het wettelijk kader voor de risico's ten gevolge van transport van gevaarlijke stoffen wordt gevormd door de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Daarnaast is, voor zover van toepassing, gebruik gemaakt van gegevens uit het Basisnet Weg (definitief ontwerp 2009) en het Basisnet Water (definitief ontwerp 2008).
Plaatsgebonden risico (PR)
Als “harde” afstandseis voor externe veiligheid geldt een contour voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6), die wordt aangegeven als een afstand ten opzichte van de activiteit met gevaarlijke stoffen (risicobron). Binnen deze PR 10-6 contour mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn of worden geprojecteerd.
Groepsrisico (GR)
Afhankelijk van de aard van de risicobron is er sprake van een bepaald invloedsgebied. Binnen dit invloedsgebied moet worden onderzocht hoe groot de kans per jaar is dat een groep van ten minste 10 (zich binnen dit invloedsgebied bevindende) personen overlijdt ten gevolge van een ramp of zwaar ongeval met de betreffende risicobron. De uitkomst van dit onderzoek geeft de hoogte van het GR weer en wordt uitgedrukt in een curve, waarbij als norm voor het GR een oriënterende waarde is vastgesteld.
Onderzoek
Ter voorbereiding van het bestemmingsplan Esse-Kleinpolder is onderzocht of er risicobronnen binnen of nabij het plangebied zijn gelegen die hierop van invloed zijn.
Mogelijke risicobronnen zijn inrichtingen, waar activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden of transportmodaliteiten bestemd voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals (spoor-, vaar-)wegen en buisleidingen. Wat betreft hoogspanningslijnen is onderzocht of het plangebied overlapt met magneetveldzones van hoogspanningslijnen. Bij dit advies is de “Visie Externe Veiligheid” van de gemeente Zuidplas betrokken, welke in de raadsvergadering van 19 april 2011 is vastgesteld.
De genoemde afstanden zijn grafisch weergegeven in afbeelding 15. Het betreft een indicatieve weergave. De op de verbeelding aangegeven contouren zijn leidend.
Inrichtingen
Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied zijn enkele EV-relevante inrichtingen gelegen (zie afbeelding 15 voor de ligging en tabel VII voor de gegevens van de inrichting).
Bedrijfsnaam | Adres | Soort bedrijf | Aard risico | PR 10-6 (mtr) | Invloeds-gebied GR (mtr) | Afstand tot plangebied (mtr) | |
1. | Gasdrukregel-station | Prinses Irenestraat 2 | Gasdrukregel- station | Aardgas | 15 | n.v.t. | binnen plangebied |
2. | Gasdrukregel-station | Vecht 2 | Gasdrukregel- station | Aardgas | 15 | n.v.t. | binnen plangebied |
3. | Vente Veevoeder B.V. | 's Gravenweg 312 | Groothandel veevoeders | Stofexplosie | n.v.t. | 50 | 90 |
Tabel VII: EV-relevante bedrijven
Wettelijk gezien moeten alleen bedrijven, die zijn aangewezen in het Bevi, getoetst worden aan de risico's voor de omgeving. Geen van de in tabel VII genoemde bedrijven valt onder het Bevi. Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening zijn in tabel VII de bedrijven die niet onder het Bevi vallen toch opgenomen. Voor Vente Veevoerder B.V. betreft de genoemde 50 meter een effectafstand in het kader van een mogelijke stofexplosie. Deze contour overlapt niet met het plangebied. De genoemde 15 meter voor de gasdrukregels is formeel geen PR 10-6 contour maar een veiligheidsafstand.
Afbeelding 15; EV tekening bestemmingsplan Esse-Kleinpolder
Transport over de weg
In en nabij het plangebied zijn de A20 en de N219 relevant in verband met het transport van gevaarlijke stoffen (zie afbeelding 15).
De A20 is op de kleinste afstand op ruim 900 meter afstand van het plangebied gelegen. De N219 is binnen het plangebied gelegen.
A20
In het Basisnet weg (oktober 2009) zijn de risicoplafonds in verband met het transport van gevaarlijke stoffen vastgelegd.
Plaatsgebonden risicocontour
In het Basisnet weg is vastgelegd waar de PR 10-6 contour maximaal kan komen te liggen. In het Basisnet wordt dit de Veiligheidszone genoemd. In dit gebied zijn kwetsbare objecten en in principe beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan. Ter hoogte van het plangebied bedraagt de veiligheidszone 32 meter gemeten vanuit het midden van de weg. Deze zone overlapt niet met het plangebied.
Groepsrisico
Gezien de afstand van de A20 tot het plangebied is alleen het transport van sterke toxische gassen (GT4) van belang. Hiervan wordt slechts een zeer beperkte hoeveelheid (3 transporten per jaar) vervoerd. Binnen het plangebied hoeft dus alleen rekening te worden gehouden met het scenario van het vrijkomen van toxische gassen. In het kader van de verantwoording groepsrisico is relevant dat nieuwe gebouwen worden voorzien van de mogelijkheid om de mechanische ventilatie met één druk op de knop uit te schakelen, zodat wordt voorkomen dat toxische gassen naar binnen worden gezogen.
N219
In 2008 zijn er tellingen uitgevoerd voor de N219 naar het aantal transporten gevaarlijke stoffen. Uit deze tellingen blijkt dat er brandbare vloeistoffen (benzine, diesel) en brandbare gassen worden getransporteerd (LPG, propaan).
Plaatsgebonden risico
Aan de hand van de tellingen uit 2008 is het plaatsgebonden risico berekend. Uit de berekeningen blijkt dat de PR 10-6 contour op de weg zelf is gelegen. Het plaatsgebonden risico in verband met de N219 levert dus geen belemmeringen op voor het plangebied.
Groepsrisico
Op basis van de tellingen uit 2008 is ook het groepsrisico voor de N219 ter hoogte van het plangebied berekend. Uit de berekeningen blijkt dat het groepsrisico ter hoogte van het plangebied kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.
Transport over het spoor
Direct ten westen van het plangebied is het spoor Rotterdam – Utrecht (zie afbeelding 15) gelegen. Over deze spoorlijn worden gevaarlijke stoffen getransporteerd.
Plaatsgebonden risico
Bij eerdere berekeningen voor dezelfde hoeveelheden transporten in Gouda is gebleken dat de PR 10-6 contour op 8 meter vanuit het midden van het spoor is gelegen en daarmee niet overlapt met het plangebied. Het plaatsgebonden risico vormt dan ook geen belemmering voor het plangebied.
Groepsrisico
Het groepsrisico ter hoogte van het plangebied is in 2009 berekend ter hoogte van de kern Nieuwerkerk aan den IJssel in het kader van de “Signaleringskaart Midden-Holland”. Ter hoogte van het plangebied ligt het groepsrisico boven de oriëntatiewaarde.
In juni 2010 is het ontwerp Basisnet spoor vastgesteld. Kern van het Basisnet Spoor is dat een aantal maatregelen worden genomen om het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor veiliger te maken. Uit risicoberekeningen blijkt dat met deze veiligheidsmaatregelen het groepsrisico voor de gehele gemeente Zuidplas onder de oriëntatiewaarde zal komen te liggen. Het voormalig ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft per brief aan de gemeente Zuidplas bevestigd dat met de generieke maatregelen uit het Basisnet Spoor het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde zal uitkomen.
Voor het conserverend bestemmingsplan is een verantwoording groepsrisico opgesteld. Dit rapport met kenmerk 201128876, d.d. 13 januari is opgenomen in de bijlagen.
In de “Visie Externe Veiligheid” van de gemeente Zuidplas is aangegeven dat binnen het gebiedstype “Wonen” tot 200 meter van het spoor, voor nieuwe vestiging van verminderd zelfredzame personen (o.a. kinderdagverblijven, basisschool, ziekenhuizen) een “nee, tenzij” beleid geldt.
In de planregels is een voorschrift opgenomen waarin wordt aangegeven dat de vestiging van functies of objecten voor “zeer kwetsbare groepen” binnen 200 meter van het spoor niet is toegestaan. Dit geldt niet voor bestaande vestiging van functies of objecten voor “zeer kwetsbare groepen” .
Tevens is in de planregels opgenomen dat het college van burgemeester en wethouders bevoegd zijn om hiervan af te wijken, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan.
Ter voorkoming dat toxische gassen naar binnen worden gezogen, dit in verband met transport van toxische stoffen over de A20 en het spoor, is in de planregels opgenomen dat nieuwe gebouwen voorzien moeten worden van de mogelijkheid om de mechanische ventilatie met één druk op de knop uit te schakelen.
Transport per buisleiding
Ten zuidwesten van het plangebied, op de grens met de gemeente Capelle aan den IJssel is een hogedruk aardgasleiding gelegen (zie afbeelding 15). De specificatie van deze leiding is in tabel VIII weergegeven. Deze leiding is op 440 meter afstand van het plangebied gelegen. Het invloedsgebied van deze leiding overlapt dus niet met het plangebied. Het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen vormt dan ook geen belemmering voor het plangebied.
Leiding | Diameter (inch) | Druk (bar) | Belemmeringen- strook | Invloedsgebied GR |
A 518 | 30 | 66 | 5 | 380 |
Tabel VIII: Hogedruk aardgasleidingen
Transport over het water
In de nabijheid zijn geen vaarwegen gelegen die relevant zijn in verband met externe veiligheid.
Hoogspanningslijnen
Aan de zuidwest zijde van het plangebied parallel aan de gemeentegrens met Capelle aan den IJssel is een hoogspanningslijn gelegen. Deze hoogspanningslijn is op 400 meter afstand van het plangebied gelegen. Het betreft een hoogspanningslijn met een spanning van 380 kV. De indicatieve magneetveldzone voor deze hoogspanningslijn bedraagt 215 meter aan weerszijden van de lijn. Deze zone overlapt niet met het plangebied. Deze hoogspanningslijn vormt dus geen belemmering voor het plangebied.
Conclusie ten aanzien van plan
Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen inrichtingen, vaarwegen en buisleidingen, gelegen die in het kader van externe veiligheid een beperking vormen voor het plangebied. Ook indicatieve magneetveldzones in verband met hoogspanningslijnen vormen geen beperking voor het plangebied.
Langs de oostgrens van het plangebied is de N219 gelegen. Direct ten westen van het plangebied is het spoor Rotterdam-Gouda gelegen. Over de N219 en het spoor worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Het plaatsgebonden risico in verband met de N219 en het spoor vormt geen belemmering voor het plangebied.
De uitgevoerde verantwoording van het groepsrisico is in de toelichting van het ontwerp bestemmingsplan opgenomen. In vervolg op deze verantwoording is in de planregels een voorschrift opgenomen waarin wordt aangegeven dat de vestiging van functies of objecten voor “zeer kwetsbare groepen” binnen 200 meter van het spoor niet is toegestaan. Dit geldt niet voor bestaande vestiging van functies of objecten voor “zeer kwetsbare groepen”. Tevens is in de planregels opgenomen dat het college van burgemeester en wethouders bevoegd zijn om hiervan af te wijken, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Ter voorkoming dat toxische gassen naar binnen worden gezogen is in de planregels opgenomen dat nieuwe gebouwen voorzien moeten worden van de mogelijkheid om de mechanische ventilatie met één druk op de knop uit te schakelen.
6.6 Bodem
Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen.
Tevens is bij de realisatie van ruimtelijke plannen vaak grondverzet noodzakelijk. Dit grondverzet is middels het Besluit bodemkwaliteit aan regels gebonden. De gemeente Zuidplas beschikt over een vastgestelde bodemkwaliteitskaart en bijbehorend grondstromenbeleid. Uitgangspunt is dat grondverzet niet mag leiden tot verslechtering van de bodemkwaliteit ter plaatse. Alle grondverzet dient te worden gemeld bij de Milieudienst Midden-Holland.
Onderzoek
Van het plangebied is met behulp van het Bodem Informatie Systeem (BIS) alle bij de Milieudienst bekende informatie verzameld over de onderwerpen (afbeelding 16):
- Voormalige bedrijven (Bio-b);
- Huidige bedrijven;
- Tanks;
- Dempingen (Bio-s);
- Bodemonderzoeken;
- Toepassing grond (grondwerken);
- Bodemkwaliteitskaart en grondstromenbeleid.
Afbeelding 16; Bodeminformatiekaart
Uit de uitgevoerde BIS-toets blijkt dat er binnen het plangebied geen toegepaste grondwerken bekend zijn bij de Milieudienst.
Conclusie ten aanzien van plan
Uit het onderzoek blijkt dat er geen directe vervolgactie op het gebied van bodem dient te worden uitgevoerd ten behoeve van het plangebied Esse-Kleinpolder. Onacceptabele humane risico's als gevolg van de in de bodem aan te treffen verontreinigingen in combinatie met een gevoelig gebruik worden niet verwacht. Er is geen sprake van zaken die het vaststellen van het bestemmingsplan in de weg staan.
Hoofdstuk 7 Omgevingsaspecten
7.1 Archeologie
Het archeologisch erfgoed wordt binnen Nederland als zeer waardevol beschouwd. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) legt de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het archeologische erfgoed bij de gemeente. De taken in het kader van de Wamz behelzen o.a. het integreren van archeologie in de RO-procedures (zoals vergunningen en Projectbesluiten) en de koppeling tussen bestemmingsplannen en archeologische waarden en verwachtingen (art. 38 en 41 Wamz).
De Wamz verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan of bij een omgevingsvergunning rekening te houden met in de bodem aanwezige of te verwachten archeologische waarden. De feitelijke bescherming daarvan krijgt gestalte door het opnemen van voorschriften in het bestemmingsplan ten aanzien van de afgifte van omgevings- en aanlegvergunningen in die gebieden die als archeologisch waardevol zijn aangemerkt. Aan de vergunning zelf kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden, met als uiterste de verplichting tot planaanpassing of het laten verrichten van een opgraving.
De gemeente Zuidplas heeft per 23 november 2010 vastgesteld beleid. Aan de hand van de hiervan onderdeel uitmakende archeologische verwachtingenkaart en beleidskaart is per gebied bepaald of en wanneer archeologisch (voor)onderzoek verplicht is.
Onderzoek
In het kader van het bestemmingsplan Esse-Kleinpolder wordt inzicht gegeven in de verwachtingswaarden in de Esse-Kleinpolder.
Op de beleidskaart van de gemeente Zuidplas valt het plangebied binnen verschillende zones met verschillende waarden variërend van een zeer hoge, een hoge en een lage archeologische verwachting. De zeer hoge verwachting concentreert zich bij een brug en sluis langs de Kerklaan. Verder grenst het plangebied aan de ontginningsas lang de s' Gravenweg waar voor de huisplaatsen een zeer hoge verwachting geldt. De hoge verwachting geldt voor de stroomgordel van de Gouderak en enkele rivierduinen die binnen het plangebied liggen. Hierop kunnen respectievelijk archeologische waarden daterende uit het Meso-/Neoliticum en uit Paleo-/Mesolithicum verwacht worden. De overige delen betreffen gebieden met een lage verwachting (afbeelding 17).
Voor de diverse verwachtingen gelden verschillende beleidsmaatregelen. Voor gebieden met een zeer hoge verwachting geldt een archeologische onderzoeksplicht bij verstoringen groter dan 50 m² en een dieper ingrijpen in de bodem dan 30 cm beneden maaiveld. Bij een hoge archeologische verwachting is een onderzoeksplicht bij oppervlakten groter dan 100 m² en een verstoringsdiepte van 30 cm en lager. Voor een lage verwachting geldt een oppervlakte van 5000 m² en een dieper ingrijpen dan 30 cm.
Verder is er een gebied met een hoge verwachtingswaarde op een grotere diepte. Hier geldt dat vanaf verstoringen dieper dan 3 m beneden huidig maaiveld en een oppervlakte groter dan 100 m² een onderzoeksplicht bestaat. Voor verstoringen dieper dan 30 cm onder maaiveld, maar ondieper dan 3 m onder maaiveld geldt een lage verwachting (met een onderzoeksplicht bij een verstoring groter dan 5000 m²).
Afbeelding 17; De Esse-Kleinpolder en directe omgeving op de archeologsiche beleidskaart gemeente Zuidplas.
Conclusie ten aanzien van plan
In het plangebied Esse-Kleinpolder zijn zones met een zeer hoge, hoge en lage verwachting op archeologische sporen. Conform het archeologisch beleid van de gemeente Zuidplas is voor de betreffende zones in de regels van het bestemmingsplan een relevante dubbelbestemming archeologie opgenomen, waarmee werken in de grond aan regels wordt gebonden. Het bestemmingsplan is toelaatbaar vanuit het oogpunt van archeologie.
7.2 Flora En Fauna
Meer en meer wordt onderkend dat goed werkende ecosystemen voor mensen verschillende onmisbare functies hebben. Ter bescherming van deze eigenschappen van de natuurlijke omgeving en vanuit de gedachte dat alle levende wezens een intrinsieke waarde hebben, geldt een drietal landelijke wetten en beleidsplannen: de Flora- en Faunawet, de Natuurbeschermingswet en het Natuurbeleidsplan 1990 (Nota Ruimte met daarin de Ecologische Hoofdstructuur). Daarnaast geldt provinciaal beleid, te weten: Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland en Provinciaal Compensatiebeginsel (Rode lijst).
Bij een ruimtelijke ontwikkeling dient middels een quickscan (combinatie van bureauonderzoek en één veldbezoek) te worden vastgesteld of:
- Er overtreding van de verbodsbepalingen voor beschermde soorten plaatsvindt (toetsing Flora- en faunawet (FF-wet), maar ook Provinciaal compensatiebeleid met betrekking tot biotopen van Rode Lijst soorten);
- Er mogelijke significante gevolgen zijn voor beschermde gebieden (toetsing NB-wet);
- Er wezenlijke waarden en kenmerken voor Ecologische Hoofdstructuur-gebieden aangetast worden.
Indien deze typen effecten niet optreden wordt de ruimtelijke ontwikkeling conform de eerder genoemde regelgeving toelaatbaar geacht.
Indien deze effecten wel optreden gelden verschillende werkwijzen om deze effecten te voorkomen of beheersen.
Onderzoek
Voor het bestemmingsplan is middels bureauonderzoek en een gebiedsbezoek op hoofdlijnen inzicht verkregen in de ecologie en (mogelijke) aanwezigheid van soorten in en om het plangebied.
In het bestemmingsplan vinden geen ruimtelijke ontwikkelingen plaats. Schade aan de door Flora- en faunawet beschermde soorten is daarom uitgesloten voor deze delen. Er zijn daarmee vanuit de discipline ecologie geen planologische bezwaren voor deze delen. Nieuwe ontwikkelingen of wijzigingsbevoegdheden moeten altijd opnieuw getoetst worden aan de natuurwetgeving.
Enkele soorten, beschermd door de Flora- en faunawet, waarmee in de toekomst mogelijk rekening mee moet worden gehouden, kunnen in het plangebied voorkomen. Het habitat is echter voor veel soortgroepen geheel ongeschikt door de stedelijke omgeving. Het voorkomen van beschermde soorten uit de soortgroepen vissen, reptielen, vlinders, libellen en overige ongewervelden wordt daarom in deze toets niet verder beschreven. Relevante soortgroepen worden hieronder kort algemeen beschreven.
Fauna
- Vogels
In het hele plangebied kunnen algemene broedvogels voorkomen. Deze zijn beschermd tijdens het broeden. Nesten van deze soorten mogen niet zondermeer worden verwijderd. - Zoogdieren
In het gebied komen geen beschermde grondgebonden zoogdiersoorten van tabel 2 en 3 voor. Vleermuizen kunnen wel in de wijk voorkomen en zijn allemaal opgenomen in tabel 3. Soorten die veel in een stedelijke omgeving worden aangetroffen zijn de gewone- en ruige dwergvleermuis en laatvlieger. - Amfibieën
Naast algemene amfibieën worden geen soorten verwacht die zwaarder beschermd zijn (tabel 2&3) door de Flora- en faunawet. Er is geen water aanwezig en daarmee geen mogelijkheden voor voortplanting. De rugstreeppad komt in de omgeving voor en kan gebruik maken van bouwrijp gemaakte kavels. Door de sterk stedelijke omgeving wordt deze soort echter niet verwacht. Voor tabel 1 soorten die wel in kleine aantallen kunnen voorkomen geldt een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Wel is de zorgplicht van kracht.
Conclusie ten aanzien van plan
Voor het plangebied Esse-Kleinpolder zijn vanuit de discipline ecologie geen planologische bezwaren.
7.3 Kabels En Leidingen
Planologisch relevante leidingen en leidingstroken dienen in het bestemmingsplan te worden bestemd en voorzien van stroken waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.
Binnen het plangebied zijn een aantal riooltransportleidingen aanwezig welke richting de rioolzuiveringsinstallatie ten noordoosten van het plangebied lopen. Tevens is op een afstand van 440 meter ten westen van het plangebied een aardgastransportleiding gelegen.
Het planvoornemen is conserverend van aard en voorziet niet in grote ontwikkelingen. De kleinschalige ontwikkelingen welke door middel van voorliggend bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt liggen niet in de directe omgeving van de riooltransportleidingen.
Hoofdstuk 8 Juridische Toelichting
8.1 Algemeen
Het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels (zogenaamde planregels). De regels zijn gerelateerd aan de verbeelding, zodat kaart en regels te allen tijde in onderlinge samenhang dienen te worden bezien en toegepast.
Verbeelding
De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien, en voor zover, deze in de regels daaraan wordt gegeven. Soms heeft een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis en is deze uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid van de kaart (bijvoorbeeld topografische gegevens).
Regels
De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in meerdere hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse bepalingen artikelsgewijs worden besproken.
Toelichting
De toelichting heeft géén bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels. Door de grote flexibiliteit, of beter vrijheid in de regels, kan de rechtszekerheid van belanghebbenden in het gedrang komen. In de toelichting dienen derhalve duidelijk de beleidsintenties te worden aangegeven met betrekking tot het toekomstig grondgebruik.
8.2 De Bestemmingen
Bedrijf
Gebruik
De bestemming 'Bedrijf' is enkel bedoeld voor bedrijfsmatige bebouwing welke passend is binnen de op de bedrijfslocaties gelegen aanduidingen en vallen binnen categorie 1 of 2 van de bij het plan gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autohandel' is een autohandel toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transport' is een transportbedrijf tot en met categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan. Tevens zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, bijbehorende bouwwerken, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, waterlopen en waterpartijen en kunstwerken toegestaan.
Binnen de bestemming 'Bedrijf' is het strijdig gebruik als specifieke gebruiksregel vastgelegd. Middels een omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de specifieke gebruiksregel. Tevens is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen welke het mogelijk maakt om bedrijven met een bedrijfscategorie groter dan 1 of 2 toe te staan op een bedrijfslocatie.
Bouwen
Binnen de bestemming Bedrijf mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven nok- en goothoogtes. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak op worden gericht. Bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden opgericht.
Bedrijf - Nutsvoorziening
Gebruik
De bestemming Bedrijf – Nutsvoorziening is specifiek gericht op Nutsvoorzieningen zoals transformatorhuisjes, gemalen. Behalve nutsvoorzieningen mogen op de bestemde gronden ook bijbehorende bouwwerken en kunstwerken worden gerealiseerd.
Bouwen
Binnen de bestemming Bedrijf – Nutsvoorziening mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven nok- en goothoogtes. De gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de bestemming.
Groen
Gebruik
De bestemming Groen richt zich op groenvoorzieningen, (ondergrondse)afvalinzamelpunten, wegen en paden, voorzieningen van openbaar nut, waterlopen en waterpartijen, objecten van beeldende kunst, speelvoorzieningen, tuinen en kunstwerken. Ter plaatse van de aanduiding 'jongerenontmoetingsplaats' is een zogenaamde JOP toegestaan; dit betreft de reeds bestaande JOP. Het strijdig gebruik binnen de bestemming is vastgelegd in een specifieke gebruiksregel.
Bouwen
Binnen de bestemming Groen is uitsluitend bebouwing toegestaan ten dienste van de bestemming.. Het gaat om gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut.
Horeca
Gebruik
De bestemming Horeca is bedoeld voor horecagelegenheden tot en met horecacategorie 3 met daarbij behorende tuinen, niet overdekte terrassen, bijbehorende bouwwerken, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, waterlopen en waterpartijen en kunstwerken. Het strijdig gebruik binnen de bestemming is vastgelegd in een specifieke gebruiksregel.
Bouwen
Binnen de bestemming Horeca mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven nok- en goothoogtes. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd, buiten het bouwvlak mogen enkel bouwwerken geen gebouwen zijnde worden geplaatst.
Kantoor
Gebruik
De bestemming Kantoor is bedoeld voor kantoorgebouwen zonder baliefunctie met alle bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, bijbehorende bouwwerken, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, waterlopen en waterpartijen en kunstwerken. Het strijdig gebruik binnen de bestemming is vastgelegd in een specifieke gebruiksregel.
Bouwen
Binnen de bestemming Kantoor mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven nok- en goothoogtes. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd, buiten het bouwvlak mogen enkel bouwwerken geen gebouwen zijnde worden geplaatst.
Maatschappelijk
Gebruik
De bestemming maatschappelijk richt zich op alle voorzieningen met een maatschappelijke functie. Het gaat om bijvoorbeeld: maatschappelijke dienstverlening, ondersteunende horeca, begraafplaatsen en de daarbij behorende voorzieningen zoals tuinen, bijbehorende bouwwerken, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, waterlopen en waterpartijen en kunstwerken. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf' is een kinderdagverblijf toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - peuterspeelzaal is een peuterspeelzaal toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'religie' is een religieuze instelling, zoals een kerk, toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' is een begraafplaats met bijbehorende voorzieningen toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'gemaal' is een gemaal met bijbehorende voorzieningen toegestaan.
Bouwen
Binnen de bestemming maatschappelijk mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven nok- en goothoogtes. Het strijdig gebruik binnen de bestemming is vastgelegd in een specifieke gebruiksregel.
Recreatie
Gebruik
De bestemming Recreatie richt zich uitsluitend op het mogelijk maken van een speeltuin met de bijbehorende gebouwen ten dienste van de bestemming en daarbij ondersteunende horeca, terrassen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, speelvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen en kunstwerken. Tevens mogen binnen deze bestemming voorzieningen zoals parkeergelegenheden, verhardingen of bijbehorende bouwwerken worden opgericht. Het strijdig gebruik binnen de bestemming is vastgelegd in een specifieke gebruiksregel.
Bouwen
Binnen de bestemming Recreatie mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd. De bestemming richt zich uitsluitend op het mogelijk maken van een speeltuin met de bijbehorende voorzieningen. Gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen in het gehele bestemmingsvlak gebouwd worden.
Tuin
Gebruik
De bestemming Tuin richt zich specifiek op tuinen met de daarin gelegen erkers en serres, - toegangspaden en in- en uitritten. Ter plaatse van de specifieke vorm van tuin - bijgebouw [st-b) zijn bijbehorende bouwwerken toegestaan welke niet passen binnen de standaardregeling voor erkers en serres.
De woningen die in de voor dit plan geldende uitwerkingsplannen een verplichte parkeerplaats toegewezen hebben gekregen hebben middels de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-parkeren' wederom een voorwaardelijke verplichting gekregen tot het inrichten en instandhouden van een onbebouwde parkeerplaats bij de woning.
Bouwen
Binnen de bestemming Tuin mogen enkel bouwwerken geen gebouwen zijnde die ten dienste van de bestemming zijn worden gerealiseerd en, daar waar specifiek aangeduid : een bijgebouw.
Verkeer
Gebruik
De bestemming Verkeer richt zich specifiek op wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie. Tevens mogen binnen deze bestemming de bijbehorende parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, groenvoorzieningen, tuinen, voorzieningen van openbaar nut, straatmeubilair, waterlopen en waterpartijen en kunstwerken worden gerealiseerd. Het strijdig gebruik binnen de bestemming is vastgelegd in een specifieke gebruiksregel.
Bouwen
Binnen de bestemming Verkeer mogen gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht mits deze ten dienste van de bestemming zijn. De bouwmogelijkheden beperken zich tot gebouwen van openbaar nut en voornamelijk bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals, lichtmasten, antennemasten en straatmeubilair.
Verkeer - Verblijfsgebied
Gebruik
De bestemming Verkeer – Verblijfsgebied richt zich specifiek op wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie. Tevens mogen binnen deze bestemming de bijbehorende voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen, speelvoorzieningen, voorzieningen van openbaar nut, straatmeubilair, ondergrondse afvalinzamelpunten, terrassen, standplaatsen, waterlopen en waterpartijen, objecten van beeldende kunst en kunstwerken worden gerealiseerd. Het strijdig gebruik binnen de bestemming is vastgelegd in een specifieke gebruiksregel.
In een aantal specifiek gevallen in de Kleinpolderlaan zijn bijgebouwen aanwezig binnen deze bestemming die bij de woningen horen. Deze bijgebouwen zijn op de verbeelding specifiek aangeduid als bijgebouw.
Bouwen
Binnen de bestemming Verkeer mogen gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht mits deze ten dienste van de bestemming zijn. De bouwmogelijkheden beperken zich tot gebouwen van openbaar nut en voornamelijk bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals, lichtmasten, antennemasten en straatmeubilair. Betreffende de oppervlakte van speelvoorzieningen is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen welke het mogelijk maakt de een speelvoorziening met een groter oppervlak toe te staan.
Water
Gebruik
De bestemming Water richt zich specifiek op watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen met de daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoeren waterberging. Alsmede bermen, groenvoorzieningen, extensief recreatief medegebruik, dammen en duikers, steigers en vlonders, kunstwerken en woonschepen. De woonschepen mogen enkel liggen binnen de specifieke functieaanduiding 'woonschepenligplaats'. Het strijdig gebruik binnen de bestemming is vastgelegd in een specifieke gebruiksregel.
Bouwen
Binnen de bestemming Water zijn geen gebouwen toegestaan, enkel bouwwerken geen gebouwen zijnde die ten dienste van de bestemming zijn mogen worden gerealiseerd. Vlonders en steigers mogen uitsluitend worden opgericht mits er een positief advies is ontvangen van de waterbeheerder (Hoogheemraadschap Schieland en Krimpenerwaard).
Wonen
Gebruik
De bestemming Wonen richt zich op wonen met daar ondergeschikt aan-huis-verbonden beroepen. Tevens mogen binnen deze bestemming tuinen, toegangspaden, in- en uitritten, bijbehorende bouwwerken, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, speelvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen en kunstwerken worden opgericht. Het strijdig gebruik binnen de bestemming is vastgelegd in een specifieke gebruiksregel.
De woningen die in de voor dit plan geldende uitwerkingsplannen een verplichte parkeerplaats toegewezen hebben gekregen hebben middels de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-parkeren' wederom een voorwaardelijke verplichting gekregen tot het inrichten en instandhouden van een onbebouwde parkeerplaats bij de woning.
Betreffende het gebruik kan door burgemeester en wethouders afgeweken worden van de regels voor het mogelijk maken van aan huis verbonden bedrijven en/of mantelzorg.
Bouwen
Binnen de bestemming Wonen mogen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken uitsluitend ter plaatse van een bouwvlak worden opgericht, met inachtneming van de op de verbeelding opgenomen goot- en nokhoogtes. Overkappingen en bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
Om te voorkomen dat op grotere percelen die een groter bouwvlak hebben gekregen extra woningen worden gebouwd ten opzichte van de huidige situatie is een verbod tot splitsing van bestaande bouwpercelen opgenomen. Dit omdat in dit bestemmingsplan de gevolgen van de toevoeging van extra woningen niet is onderzocht en dus niet kan worden onderbouwd.
Het is mogelijk om af te wijken van de bouwregels voor het realiseren van dakopbouwen of het deels gebruiken van een hoofdgebouw voor mantelzorg.
Betreffende de ontwikkeling aan de Beatrixstraat tussen 68 en 70 is een wijzigingsbevoegdheid op genomen. Deze wijzigingsbevoegdheid geeft de mogelijkheid om in de toekomst een bouwvlak aan te wijzen op het perceel wat als wijzigingsgebied is aangewezen. De wijzigingsbevoegdheid laat maximaal 1 vrijstaande woning toe.
Wonen-1
Gebruik
De woningen die in de voor dit plan geldende uitwerkingsplannen een verplichte parkeerplaats toegewezen hebben gekregen hebben middels de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-parkeren' wederom een voorwaardelijke verplichting gekregen tot het inrichten en instandhouden van een onbebouwde parkeerplaats bij de woning.
Bouwen
Voor de woningen die in de voor dit plan vigerende uitwerkingsplannen een hele specifieke regeling opgelegd hebben gekregen voor wat betreft het profiel van de woning (tweelaags of drielaags) zijn middels een Wonen-1 bestemming specifieker bestemd dan de standaard woonbestemming. Middels specifieke maatvoeringsaanduidingen zijn de typerende profielen van deze woningen vastgelegd. Dit om het stedenbouwkundig karakter van de betreffende straten te behouden.
Dubbelbestemming leiding - Riool
Gebruik
De dubbelbestemming Leiding – Riool richt zich specifiek op het aanleggen, herstellen en op de instandhouding van ondergrondse riooltransportleidingen. De regels omschreven in de dubbelbestemming zijn leidend ten opzichte van de regels in de basisbestemming.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsvlak van de dubbelbestemming te verwijderen, wijzigen of toe te voegen mits wordt voldaan aan de daarbij gestelde voorwaarden.
Bouwen
Binnen de dubbelbestemming Leiding – Riool mag niet worden gebouwd met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen. Middels een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van de bouwregels voor het bouwen in de basisbestemming. Het is in de regels verboden om zonder omgevingsvergunning werken, geen gebouwen zijnde of werkzaamheden uit te voeren.
Dubbelbestemming waarde - Archeologie
Gebruik
De dubbelbestemming Waarde – Archeologie richt zich specifiek op bescherming en behoud van aanwezige archeologische waarden in de bodem. De regels omschreven in de dubbelbestemming zijn leidend ten opzichte van de regels in de basisbestemming.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsvlak van de dubbelbestemming te verwijderen, wijzigen of toe te voegen mits wordt voldaan aan de daarbij gestelde voorwaarden.
Bouwen
De dubbelbestemming Waarde – Archeologie heeft betrekking op de bouwregels van de op deze gronden geldende bestemmingen. In het geval waarbij het gaat om vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, wordt uitgebreid zijn de regelingen uit de dubbelbestemming van toepassing. Mits via een archeologisch rapport is aangetoond dat archeologisch materiaal niet verstoort zal worden kunnen burgemeester en wethouders middels een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels. Tevens kan middels een omgevingsvergunning afgeweken worden voor een werk, geen gebouw zijnde of werkzaamheden, mits er wordt voldaan aan de in de regels gestelde voorwaarden.
Dubbelbestemming waterstaat - Waterkering
Gebruik
De dubbelbestemming Waterstaat – Waterkering richt zich specifiek op waterkeringen, waterstaatkundige voorzieningen, het onderhoud en instandhouding van waterkeringen en watersystemen als fysiek systeem van waterlopen. De regels omschreven in de dubbelbestemming zijn leidend ten opzichte van de regels in de basisbestemming.
Bouwen
Binnen de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkeringen mag niet worden gebouwd met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de waterkeringen. Middels een omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders werken, geen gebouwen zijnde en werkzaamheden toestaan, met als voorwaarde dat schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder. ;
Werking wettelijke regelingen
In de regels bij bestemmingsplannen wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. Zo ook in dit bestemmingsplan.
Sinds jaar en dag mag van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABvRS) een bestemmingsplan slechts volgens de vereiste procedure van de Wro worden gewijzigd en heeft de Afdeling er bezwaren tegen dat een plan impliciet kan worden gewijzigd, zoals het geval kan zijn als zonder verdere aanduiding een van-toepassingverklaring van een wettelijke regeling in de regels is opgenomen.
Het is dan ook nodig dat verwijzingen naar toepasbare wettelijke regelingen worden gefixeerd, namelijk naar de tekst ervan zoals die op het moment van vaststelling van het plan gold. Wordt dit nagelaten, dan bestaat het risico dat de ABvRS een eventueel vaststellingsbesluit van de raad alsnog vernietigt.
Hoofdstuk 9 Economische Uitvoerbaarheid
9.1 Financiële Haalbaarheid
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de financiële haalbaarheid van het plan aangetoond te worden. Dit om te voorkomen dat recht gaat gelden dat niet realistisch blijkt te zijn.
Op grond van artikel 6.12, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) moet voor een bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld indien er sprake is van een 'bouwplan'. Artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschrijft wat een 'bouwplan' is. De raad kan bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, wanneer:
- het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is (art. 6.12 Wro);
- er geen kosten te verhalen zijn (art 6.2.1a Bro).
De 'grex-wet' is erop gericht dat de overheid kosten kan verhalen die gemaakt worden naar aanleiding van een bouwplan. Indien er geen kosten gemaakt worden, hoeven deze ook niet verhaald te worden.
Voorliggend bestemmingsplan betreft een conserverend plan waarbij enkele kleinschalige nieuwe ontwikkelingen worden meegenomen. De financiële haalbaarheid van de nieuwe ontwikkelingen is individueel geregeld in een anterieure overeenkomst. Daarmee is de financiële haalbaarheid gewaarborgd.
9.2 Plangebied
Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe bouwplannen mogelijk die aanleiding zouden geven tot het vaststellen van een exploitatieplan. Wel worden in het bestemmingsplan enkele ontwikkelingen meegenomen welke individueel de economische uitvoerbaarheid hebben moeten aantonen. Met betrekking tot de Kerklaan 19-21 is de financiële haalbaarheid in de bijbehorende ruimtelijke onderbouwing aangetoond. Zoals in elk bestemmingsplannen is het mogelijk om binnen bestaande bebouwingscontouren sloop-nieuwbouwplannen te ontwikkelen. In die gevallen, voor zover zij zich zullen voordoen, zijn er echter geen kosten voor de gemeente, waardoor kostenverhaal niet aan de orde is.
Conclusie:
Op grond van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er geen exploitatieplan opgesteld behoeft te worden. Wel zal de raad, voor vaststelling van het bestemmingsplan moeten besluiten dat er geen exploitatieplan wordt vastgesteld.
Hoofdstuk 10 Maatschappelijke Betrokkenheid
10.1 Overleg 3.1.1. Bro
Het voorontwerpbestemmingsplan is voor vooroverleg opgestuurd naar de overlegpartners overeenkomstig artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
In het kader van het vooroverleg heeft de gemeente 2 reacties ontvangen:
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
In de brief van 23 mei 2012 heeft het hoogheemraadschap een reactie gegeven op voorliggend bestemmingsplan. Het waterschap merkt op dat een verwijzing naar het Waterbeheersplan 2010-2015 van Schieland en de Krimpenerwaard ontbreekt. De bij de brief bijgevoegde passage over het waterbeersplan is opgenomen in voorliggend bestemmingsplan.
Kamer van Koophandel
Bij brief van 9 mei 2012 heeft de Kamer van Koophandel gereageerd op voorliggend bestemmingsplan. De Kamer van Koophandel stelt dat het vergunningenstelsel zoals opgenomen is voor bedrijven aan huis een onnodige drempel is voor (startende) ondernemers.
De gemeente is echter van mening dat het direct toestaan van bedrijven aan huis in een overwegend rustige woonwijk niet wenselijk is. Het bestemmingsplan zal hiervoor niet gewijzigd worden.
Het tweede punt van de Kamer van Koophandel is het gebruik van een Maatbestemmingen voor bedrijven binnen het plangebied. Dit zou het voor bestaande bedrijven moeilijk, zo niet onmogelijk, maken aanvullende activiteiten te ontplooien. Daarnaast zou het bij bedrijfsbeeindiging moeilijker zijn om het bedrijf te verkopen. Tevens heeft de Kamer van Koophandel begrepen van de eigenaar van het in het plangebied aanwezige transportbedrijf dat er nog geen overleg had plaatsgevonden tussen hem en de gemeente.
De gemeente is van mening dat de toegestande bedrijfscategorieen afdoende aanvullende activiteiten toestaan om bestaande bedrijven verder te ontwikkelen. Bij bedrijfsbeeindiging kan het bestaande bedrijf verkocht worden conform de maatbestemming of als bedrijfsruimte voor toegestane bedrijfscategorieen. De maatbestemming zal volgens de gemeente geen grote invloed hebben op een mogelijke verkoop van de bedrijfslocatie. Inmiddels heeft tussen de gemeente en de eigenaar van het transportbedrijf overleg plaatsgevonden.
Door een bekendmaking in Hart vanHolland is voldaan aan de meldingseis overeenkomstig artikel 1.3.1 Bro van het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan.
10.2 Inspraak
Per 1 juli 2005 is de Wet Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Wet UOV) in werking getreden. Artikel 6a van de Wet ruimtelijke ordening is daarmee vervallen en daarmee ook de inspraakverplichting. Dat betekent dat ruimtelijke plannen (o.a. bestemmingsplannen) worden voorbereid met toepassing van de UOV (Awb). Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen b.v. op grond van de gemeentelijke inspraakverordening.
In het onderhavige geval is er voor gekozen om het concept-ontwerpbestemmingsplan tijdens een informele inloopavond te presenteren aan de inwoners. De inloopavond heeft plaatsgevonden op maandag 23 april 2012. Tijdens die avond zijn de bewoners in de gelegenheid gesteld op- en aanmerkingen te plaatsen op het plan. Ook is aan diegenen die niet in staat waren om bij de inloopavond aanwezig te zijn, de gelegenheid geboden om op het gemeentehuis het bestemmingsplan in te komen zien, alwaar zij ook nog op- en aanmerkingen konden geven.
Tijdens de informatieavond zijn 11 personen aanwezig geweest. 5 personen hadden vragen over ontwikkelingen die buiten het plangebied lagen. De andere zes personen hebben kennis genomen van het plan, waarbij 1 persoon heeft aangegeven het niet eens te zijn met de nieuwe ontwikkeling van het kantoor aan de Kerklaan.
Gelet op het bovenstaande is besloten geen inspraakronde te houden en het ontwerpplan direct na de inhoudelijke behandeling door de raadscommissie Ruimte ter inzage te leggen ten behoeve van het indienen van zienswijzen.
10.3 Zienswijzen
Overeenkomstig artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening is uitvoering gegeven aan de eis het ontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen vanaf 5 juli 2012 gedurende zes weken. In deze periode zijn 5 zienswijzen ontvangen.
Van de 5 zienswijzen hebben 2 geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan. De zienswijzen en de aanpassingen zijn terug te lezen in de Nota van zienswijzen en wijzigingen.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Horeca Categorieën
Horeca categorieën Horecabeleid Zuidplas
Categorie | Soort | Toelichting | |
0 | Buurthuizen, sport- en recreatie-instellingen, sociaal-culturele instellingen | Horeca-achtige activiteiten in instellingen anders dan in categorie 1-5 (paracommerciële horeca) | |
1 | Koffie en/of theeschenkerij gelegen in een 's avonds en 's nachts afgesloten winkelcentrum. | Een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen. In het bedrijf worden overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank verstrekt. | |
2 | Cafetaria/ snackbar, fastfood en broodjeszaak, lunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel, koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkel, restaurant | Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden dan wel afgehaald kunnen worden. | |
3 | Café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar | Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigde plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen | |
4 | Discotheek/dancing, nachtcafé en een zalencentrum (met nachtvergunning) | Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren | |
5 | Hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers | Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf |
Bijlage 1 Milieuadvies
Bijlage 2 Verantwoording Groepsrisico
Bijlage 2 Verantwoording groepsrisico