KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 5 Verkeer - Wegverkeer 3
Artikel 6 Water
Artikel 7 Leiding - Co2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Antidubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Bouwregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 12 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Doel
1.2 Bestaande Situatie
1.3 Planbeschrijving
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Regionaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten
3.1 Inleiding
3.2 Archeologie En Cultuurhistorie
3.3 Bedrijven En Milieuzonering
3.4 Bodem
3.5 Externe Veiligheid
3.6 Duurzaamheid
3.7 Flora En Fauna
3.8 Geluid
3.9 Kabels En Leidingen
3.10 Luchtkwaliteit
3.11 M.e.r.
3.12 Verkeer En Parkeren
3.13 Water
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Economische Uitvoerbaarheid
4.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
4.3 Handhavingsaspecten
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Algemeen
5.2 Regels
5.3 Geometrische Plaatsbepaling
Hoofdstuk 6 Procedure
6.1 Voorbereidingsfase
6.2 Ontwerpfase
6.3 Vaststellingsfase
Bijlage 1 Historisch Bodemonderzoek D.d. 4 Juni 2017
Bijlage 2 Quickscan Ecologie Hospicelocatie D.d. 7 Juni 2017
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek D.d. 1 Juli 2018
Bijlage 4 Ontwerp Hogere Waardenbesluit
Bijlage 5 Nota Van Beantwoording Zienswijzen

Hoek Julianastraat-Middelweg

Bestemmingsplan - Gemeente Zuidplas

Vastgesteld op 28-11-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Hoek Julianastraat-Middelweg, Moerkapelle" met identificatienummer NL.IMRO.1892.BpHkJlnastrMdwMkp-Va01 van de gemeente Zuidplas.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen.

Verdere begrippen in alfabetische volgorde:

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan-huis-verbonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot de hieronder omschreven "aan-huis-verbonden beroepen", gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie worden uitgeoefend, met uitzondering van seksinrichtingen.

1.6 aan-huis-verbonden beroep

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch,medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bouwwerken kan worden uitgeoefend, waaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel of consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten.

1.7 achtergevel

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.

1.8 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.12 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.14 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.15 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.16 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 dakkapel

een constructie ter vergroting van een hoofdgebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen.

1.21 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een hoofdgebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.22 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.23 erfafscheidingen

schuttingen, muren, terrasschermen en andere gebouwde verticale afscheidingen welke al dan niet op de erfgrens zijn geplaatst.

1.24 erker

een uitbouw aan de voorzijde van een gebouw, niet zijnde een entree en aansluitend op een verblijfsruimte van het betreffende gebouw, waarvan de naar de openbare weg toegekeerde zijde en nog minimaal één andere zijde transparant is.

1.25 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.26 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.27 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen en functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.28 horecabedrijf

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken.

1.29 kunstwerk

een civieltechnische constructie of installatie in de infrastructuur die een of meer functies vervult;

1.30 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, zorgcentra (huisartsen, fysiotherapiepraktijk en apotheek), alsmede voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, met inbegrip van horeca ondergeschikt aan en behorend bij deze voorzieningen.

1.31 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.32 perceelsgrens

grens van een bouwperceel.

1.33 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg, aan de zijde van de voorgevelbouwgrens;
  2. b. voor gebouwen die in een dijk zijn gebouwd: de hoogte van de dijk;
  3. c. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van vaststelling van dit plan;
  4. d. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil.

1.34 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.35 seksinrichting

het bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt – gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.

1.36 straatmeubilair

het geheel van artefacten in het openbaar gebied waaronder masten, palen, armaturen, zitelementen en banken, schermen, afrasteringen en hekwerken, fietsenrekken en parkeerbeugels, speeltoestellen, afvalbakken, (deels) ondergrondse afvalcontainers, richtingaanwijzers en borden uitgezonderd reclameborden.

1.37 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.38 weg

een voor het openbaar verkeer openstaande weg en/of pad, met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. b. tuinen;
  2. c. parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  3. d. fiets- en voetpaden;
  4. e. speeltoestellen;
  5. f. voorzieningen van openbaar nut;
  6. g. groenvoorzieningen;
  7. h. water;
  8. i. kunstwerken.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. seksinrichtingen;
  2. b. zelfstandige horeca;
  3. c. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  4. d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1, teneinde een woonfunctie mogelijk te maken, met dien verstande dat:

  1. a. er ter plaatse sprake is van een goed woon- en leefklimaat, o.a. voor wat betreft wegverkeerslawaai;
  2. b. maximaal 1 hoofdgebouw (woning) is toegestaan;
  3. c. voldaan dient te worden aan de bouwregels in 3.2.2;
  4. d. bijbehorende bouwwerken enkel binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  5. e. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven tot maximaal 30% van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 50 m² zijn toegestaan.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;

met de daarbij behorende:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. verlichting;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. f. water.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  4. d. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen;
  5. e. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).

Artikel 5 Verkeer - Wegverkeer 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegverkeer 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met de functie van verblijf/verblijfsgebied en ter ontsluiting van de aanliggende of nabijgelegen gronden;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. bermen en groenvoorzieningen;
  5. e. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  6. f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. g. nutsvoorzieningen, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen;
  8. h. geluidwerende voorzieningen en geluidsreducerende maatregelen;
  9. i. verbindingen ten behoeve van het wegverkeer (bruggen) en overige kunstwerken en infrastructurele voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. j. verhardingen;
  2. k. bermen, bermsloten en greppels;
  3. l. beplanting en overig groen;
  4. m. dammen en/of duikers;
  5. n. straatmeubilair;
  6. o. werken en werkzaamheden, bruggen, tunnels, viaducten en andere kunstwerken;
  7. p. werken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van geleiding, beveiliging, signalering en regeling van het verkeer;
  8. q. bouwwerken, werken en werkzaamheden, kunstwerken, infiltratievoorzieningen, kleinschalige infrastructurele voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de afvalinzameling en overige voorzieningen, waaronder begrepen ecovoorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen;
  4. d. het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens;
  5. e. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. watergangen met oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  2. b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;
  3. c. bermen en groenvoorzieningen;
  4. d. kunstwerken en duikers.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. woonschepen en drijvende woningen als ligplaats.

Artikel 7 Leiding - Co2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - CO2' aangeduide gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het herstel en de instandhouding van een CO2 -leiding ter plaatse van de weergegeven 'hartlijn leiding – CO2'.

7.2 Regels vanwege samenvallende bestemmingen

Waar een basisbestemming samenvalt met een dubbelbestemming, geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn uitsluitend van toepassing/toelaatbaar voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming en het voor zover zulks, gehoord de beheerder van de gasleiding, verenigbaar is met het belang van de gasleiding.

7.3 Bouwregels

Op de in 7.1 bestemde gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leiding met een maximale hoogte van 3 m1.

7.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.3 en toestaan dat ingevolge de andere bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits:

  1. a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  2. b. vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de leiding;
  3. c. dit geen kwetsbare objecten betreffen.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Bouwregels

9.1 Parkeren

Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en/of het wijzigen van de functie van gebouwen en/of gronden wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw en/of gronden in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Hierbij gelden de parkeernormen, zoals vastgelegd in de op 29 september 2013 vastgestelde 'Beleidsnota Parkeernormen'. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, dient getoetst te worden aan diens rechtsopvolger.

9.2 Laden en lossen

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Hierbij wordt uitgegaan van de ASVV 2012 van het CROW. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, dient getoetst te worden aan diens rechtsopvolger.

9.3 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 9.1 is niet van toepassing indien ten tijde voorafgaand aan de vaststelling van dit bestemmingsplan in afwijking van de op 29 september 2013 vastgestelde ‘Beleidsnota Parkeernormen’ reeds andere parkeernormen zijn afgesproken, zoals blijkend uit een raadsbesluit, collegebesluit of contractuele overeenkomst tussen gemeente en ontwikkelende partij. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, dient getoetst te worden aan diens rechtsopvolger.

9.4 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.1:

  1. a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  2. b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

9.5 Toegestane overschrijding

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 meter bedraagt.

9.6 Toelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. 1. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van
    bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de
    Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de
    inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
  2. 2. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van
    bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de
    Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  3. 3. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in het voorgaande lid van dit artikel uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. 1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. 2. de bestemmingsregels voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bouwgrenzen met maximaal 3 m1, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  3. 3. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m1;
  4. 4. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 50 m1;

mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

11.1 Algemeen

  1. 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), ten aanzien van het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 3 m1 mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;
  2. 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), ten aanzien van het wijzigen, toevoegen en/of schrappen van aanduidingen, mits het wijzigingen bedtreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad;

Artikel 12 Overige Regels

12.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken - geen bouwwerken zijnde - en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

12.2 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

13.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in13.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 13.1 met maximaal 10%.

13.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Bepaling 13.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 13.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.6 Afwijking

Indien het gebruik, bedoeld in 13.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 13.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan "Hoek Julianastraat-Middelweg, Moerkapelle"' van de gemeente Zuidplas.

Hoofdstuk 1 Inleiding

De gemeente Zuidplas wenst een nieuw bestemmingsplan op te stellen om de ontwikkeling van een hospice mogelijk te maken op de hoek van de Julianastraat en de Middelweg te Moerkapelle. Ook de verlegging van een deel van de Middelweg dient met het bestemmingsplan mogelijk te worden gemaakt.

De gewenste ontwikkelingen zijn binnen het geldende bestemmingsplan niet mogelijk. Een nieuw juridisch-planologisch kader dient te worden opgesteld. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet hierin.

1.1 Doel

Het primaire doel van het bestemmingsplan 'Hoek Julianastraat-Middelweg, Moerkapelle' is het bieden van een juridisch-planologisch kader waarbinnen de ontwikkeling van een hospice op de hoek van de Julianastraat en de Middelweg te Moerkapelle mogelijk kan worden gemaakt. Ook de verlegging van een deel van de Middelweg dient met het bestemmingsplan mogelijk te worden gemaakt.

Daarnaast sluit het voorliggende bestemmingsplan aan op de gemeentelijke doelstellingen in het kader van de actualisatie van bestemmingsplannen waarbij de belangrijkste doelen zijn:

  1. 1. het komen tot uniformiteit in regels en wijze van bestemmen;
  2. 2. het verkrijgen van een actuele ruimtelijk-juridische vertaling van de bestaande bebouwing en het gebruik (conserverende bestemmingsplannen) en het eventueel mogelijk maken van kleinschalige nieuwe ontwikkelingen (ontwikkelingsgerichte bestemmingsplannen);
  3. 3. het komen tot digitaal raadpleegbare en uitwisselbare bestemmingsplannen.

1.2 Bestaande Situatie

Vigerende bestemmingsplannen

In het plangebied is momenteel het bestemmingsplan "Tweemanspolder en polder De Wilde Veenen (herziening)" van kracht. Dit bestemmingsplan is door de raad van de voormalige gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle op 30 oktober 2012 vastgesteld.

Tevens zijn de bestemmingsplannen "Parapluherziening Archeologie'' (vastgesteld: 6 maart 2018) en "Parapluherziening Parkeren" (vastgesteld: 24 april 2018) in het plangebied van kracht.

Ligging van het plangebied in de omgeving

Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan ligt, zoals de naam al zegt, op de hoek van de Julianastraat en de Middelweg, ten oosten van Moerkapelle. Het plangebied bestaat uit een onbebouwd grasveld. Ten noorden en ten oosten liggen agrarische gronden. Ten zuiden van het plangebied liggen voornamelijk kassen. Ook zijn ten zuidoosten en ten zuidwesten van het plangebied bedrijfsterreinen aanwezig. Aan de Sportweg, Oranjestraat en Julianastraat, ten westen van het plangebied, liggen vrijstaande woningen. Tussen het plangebied en de Julianastaat ligt een watergang.

Afbeelding 1.1. geeft de begrenzing van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpHkJlnastrMdwMkp-Va01_0001.jpg"

Afbeelding 1.1.: globale ligging en begrenzing bestemmingsplangebied (bron: Google Maps)

Verkeer - ontsluiting

De ontsluiting van het plangebied vindt in de huidige situatie plaats via de Middelweg. Deze weg is verbonden aan de Julianastraat die naar de kern van Moerkapelle leidt. Het plangebied en de Julianastraat worden gescheiden door een watergang.

1.3 Planbeschrijving

Zoals eerder beschreven maakt dit bestemmingsplan het realiseren van een hospice en de verlegging van een deel van de Middelweg mogelijk. Op afbeelding 1.2. zijn de bestemmingen weergegeven. Het hospice komt binnen het bouwvlak met de bestemming 'Maatschappelijk' te liggen. De bestaande wegen en het nieuwe weggedeelte hebben een verkeersbestemming gekregen. De bestaande watergang is bestemd als 'Water'.

De ontwikkeling van het hospice en de verlegging van de Middelweg zijn hieronder nader beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpHkJlnastrMdwMkp-Va01_0002.jpg"

Afbeelding 1.2: verbeelding bestemmingsplan

1.3.1 Verlegging Middelweg

De Middelweg wordt verplaatst naar de oostelijke rand van het plangebied. Dit wordt gedaan om een verkeersveiliger ontsluiting van fase 3 van de nieuwe woonwijk 'Jonge Veenen' te krijgen. Het hospice zal ontsloten worden via de Julianastraat.

1.3.2 Het hospice

In het hospice worden 4 cliëntkamers gerealiseerd met een gedeelde ruimte met een keuken, tv/leeshoek, woonkamer en eetkamer. Tevens wordt een stiltekamer gerealiseerd in het hospice. Op de eerste verdieping wordt onder andere een logeerkamer beschikbaar gemaakt. Het gebied rond het hospice wordt, deels ingericht als parkeerterrein met 9 parkeerplaatsen (7 voor het hospice en 2 voor omwonende) en voor het overige groen ingericht, zoals te zien is op afbeeldingen 1.3. en 1.4.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpHkJlnastrMdwMkp-Va01_0003.png"

Afbeelding 1.3: toekomstige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpHkJlnastrMdwMkp-Va01_0004.png"

Afbeelding 1.4.: impressiebeeld hospice

Visie

Het doel van palliatieve terminale zorg is het bereiken van de best mogelijk kwaliteit van het leven van gasten en hun naasten in de laatste levensfase.

Met de laatste levensfase wordt in principe de laatste drie maanden bedoeld. De laatste fase wordt gekenmerkt door de overgang van curatieve zorg naar palliatieve terminale zorg.

Juist in deze fase, waarin het menselijk leven op zijn kwetsbaars is, wil Hospice- Elim tegemoetkomen aan de vraag naar christelijke hospicezorg. Niet om mensen beter te maken, maar om nog iets te doen waardoor mensen zich beter voelen in de laatste levensfase.

Missie

Het Hospice- Elim is een bijna-thuis-huis in oprichting. De missie van Hospice- Elim wordt als volgt geformuleerd:

“Mensen, vanuit christelijke naastenliefde, een mogelijkheid bieden in een bijna-thuissituatie om begeleid en verzorgd hun laatste levensfase door te brengen als dat thuis niet mogelijk of niet wenselijk is.”

Hospice-Elim wil deze missie vervullen door in een aangepaste huisvesting een laagdrempelige bijna-thuissituatie aan te bieden. Praktisch zal dit vorm worden gegeven door een team van professionals zoals huisartsen, thuiszorgmedewerkers en geschoolde vrijwilligers, die, zo nodig, 24 uur per dag aanwezig zijn voor de gasten die er verblijven. Uitgangspunt van de zorg is dat de wensen van de gast centraal staan.

Om dit alles mogelijk te maken zal er betaald coördinatorswerk gedaan moeten worden. De benodigde professionele ondersteuning in de zorg en mogelijk op verschillende facilitaire deelgebieden kan betrokken worden vanuit zorg- en verpleeghuis Beth-San wat eveneens gesitueerd is in Moerkapelle. Daarnaast wordt onderzocht of andere zorgorganisaties, al dan niet gefinancierd vanuit zorgverzekering en/of WMO, zorg kunnen leveren in het hospice. De huisartsenzorg vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de huisartsenpraktijk Moerkapelle.

Doelstellingen

De eerste jaren zal het hospice, om een duidelijke eigen plek te krijgen in de regio, voldoende bekend moeten worden en blijven bij potentiële gasten en hun verwijzers en laten zien dat het hospice in een duidelijke behoefte voorziet om het bestaan van het hospice te kunnen rechtvaardigen. Daarbij zal nooit uit het oog worden verloren dat de kwaliteit van leven van de gasten in de palliatieve terminale fase met hun naasten, centraal staat.

Om dit te realiseren zal er ook actief aandacht besteed worden aan additionele financieringsbronnen. Een speciale vriendenstichting van het hospice is daarbij onontbeerlijk.

De stichting wil dit hospice vestigen in de plaats Moerkapelle, maar dan wel voor alle inwoners van de gemeenten Zuidplas, Zoetermeer, Waddinxveen, Gouda en deels uit Alphen a/d Rijn. Daarnaast mag verwacht worden dat de identiteit van Hospice-Elim te Moerkapelle ook gasten aantrekt van buiten deze regio.

1.4 Leeswijzer

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende Regels vergezeld van een Toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. In de toelichting is een beschrijving van het plan(gebied) opgenomen en zijn de aan het plan ten grondslag gelegen keuzes en beleidsuitgangspunten beschreven.

De toelichting bestaat uit 6 hoofdstukken. De voor het plan relevante beleidsuitspraken van Rijk, provincie en regio en het eigen gemeentelijke beleid zijn in hoofdstuk 2 beschreven.

Hoofdstuk 3 behandelt de relevante omgevingsaspecten en wordt ingegaan op de verschillende milieu-aspecten. Hierbij vindt er een toets aan de diverse milieu- en omgevingsaspecten plaats.

In hoofdstuk 4 worden de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven en in hoofdstuk 6 de te doorlopen procedures. Een toelichting op de juridische systematiek en een omschrijving van de afzonderlijke bestemmingen is beschreven in hoofdstuk 5.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 SVIR en Barro

Het Rijk heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De leidende gedachte van het rijksbeleid is ruimte maken voor groei en beweging, waarbij het Rijk zich vooral concentreert op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van Rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau. In het rijksbeleid (SVIR en Barro) worden dan ook geen specifieke uitspraken gedaan met betrekking tot het voorliggende plangebied.

Rijksladder

Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De Ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten.

De provincies kunnen nadere invulling geven aan de toepassing van de Ladder. Provincies hebben hun ruimtelijk beleid en hun instrumentarium afgelopen jaren aangepast aan de Ladder. Iedere provincie maakt daar keuzes in, afhankelijk van de provinciale visie en de specifieke provinciale belangen.

In paragraaf 2.2 wordt onder 'Visie Ruimte en Mobiliteit' een ladderonderbouwing gegeven.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 Visie, Programma's en Verordening

Op 9 juli 2014 hebben Provinciale Staten van de Provincie Zuid-Holland de Visie Ruimte en Mobiliteit, het Programma Ruimte, het Programma Mobiliteit en de Verordening Ruimte vastgesteld. Het beleid is op 1 augustus 2014 in werking getreden. In 2016, 2017 en 2018 zijn actualisaties vastgesteld.

Deze tijd vraag om maatwerk, flexibiliteit en aanpassingsvermogen, onder andere omdat ontwikkelingen minder voorspelbaar zijn en demografische ontwikkelingen in de diverse regio's verschillen. Maatwerk, flexibiliteit, aanpassingsvermogen en samenwerking zijn sleutelbegrippen in de Visie Ruimte en Mobiliteit.

De ruimte voor ontwikkeling van bovenregionaal belang in de Zuidplaspolder is indicatief aangeduid in het beleidsbeeld 'ruimtelijke hoofdstructuur' van de Visie Ruimte en Mobiliteit. Afspraken over aard en omvang van die ontwikkeling zijn opgenomen in het Programma Ruimte: het betreft 7.000 woningen tot 2030 in dorpse en landelijke woonmilieus. Het gaat om een indicatie, niet om een streefaantal of ambitie. De meeste woonmilieus kunnen naar verwachting in voldoende mate binnen het bestaande stads- en dorpsgebied worden opgevangen. Volgens de huidige inzichten is er onvoldoende ruimte elders in de Zuidvleugel om de vraag naar dorpse en landelijke woonmilieus te kunnen accomoderen. Nieuwe dorpse woonmilieus worden in eerste instantie ontwikkeld in aansluiting op de bestaande kernen van Moerkapelle en Zevenhuizen. De voorgenomen ontwikkeling sluit hierop aan door tegen de bestaande kern van Moerkappele te bouwen.

Visie Ruimte en Mobiliteit

De provincie Zuid-Holland heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in de “Visie Ruimte en Mobiliteit”. Aan de voorgenoemde visie is een programma Ruimte en een programma Mobiliteit gekoppeld, waarin beschreven wordt welke instrumenten de provincie inzet om de doelen en ambities uit de Visie Ruimte en Mobiliteit te realiseren. De regels die voortkomen uit de visie en de beide programma's, zijn vastgelegd in de Verordening Ruimte. Deze regels hebben een directe doorwerking in bestemmingsplannen.

De provincie benoemt vier rode draden (beter benutten wat er is, vergroten agglomeratiekracht, verbeteren ruimtelijke kwaliteit en bevorderen van de transitie naar water- en energie-efficiënte samenleving). Deze zijn uitgewerkt in regelgeving, onder meer door het toepassen van de ladder voor duurzame verstedelijking.

Op 1 juli 2017 is de Nieuwe Ladder voor Duurzame Verstedelijking in werking getreden (artikel 3.1.6 lid twee en drie Bro). De nieuwe Ladder is ten opzichte van de voorgaande Ladder vereenvoudigd. De drie treden zijn komen te vervallen en er is een nieuwe bepaling toegevoegd. De Laddertoets geldt alleen voor plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken. Toetsing aan de nieuwe Ladder houdt in dat een plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het plan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

De ontwikkeling van het hospice is aan te merken als een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van art. 1.1.1 onder i van het Besluit ruimtelijke ordening. Dit is af te leiden uit de "Handreiking Ladder" van Infomil. Uit de daarin genoemde jurisprudentie volgt dat een zorgcomplex als nieuwe stedelijke ontwikkeling kan worden aangemerkt. Bij nieuw ruimtebeslag door een gebouw is in beginsel de ondergrens 500 m2, zo volgt eveneens uit jurisprudentie. Indien het bouwvlak volledig wordt bebouwd, dan is het gebouw groter dan 500 m2.


De voorgenomen ontwikkeling sluit aan op de bebouwde ruimte van Moerkapelle (zie afbeelding 2.1), maar ligt net buiten het bestaand stads- en dorpsgebied in de zin van de Verordening Ruimte. De vraag is of het hospice niet binnen dit gebied kan worden gerealiseerd. Hiervoor is het beleidsdocument "Wonen in de dorpen van de gemeente Zuidplas" (24 oktober 2011) van belang. Zoals uit paragraaf 1.3.2 volgt wil het hospice een laagdrempelige bijna-thuissituatie aanbieden. In het beleidsdocument staat dat volgens de Economische Visie van de gemeente het niveau van het aantal gezondheids- en welzijnszorginstellingen per 1.000 inwoners in de gemeente Zuidplas onder het gemiddelde van Oost-Zuid-Holland en Nederland ligt: 2,7 ten opzichte van respectievelijk 2,9 en 3. Ook volgt uit genoemd beleidsdocument dat zich in Moerkapelle nog geen hospice bevindt. Na onderzoek blijkt zich in de gemeente Zuidplas slechts één hospice te bevinden, in Nieuwerkerk aan de IJssel. Moerkapelle is zodoende geschikt voor de vestiging van het hospice, om in ieder geval de rest van de gemeente deze zorg aan te kunnen bieden (de wens is echter om gasten uit de regio en daarbuiten aan te trekken, zie paragraaf 1.3.2). Het plangebied betreft een kleine kavel in de oksel van twee bestaande wegen, die wordt toegevoegd aan het bebouwd gebied van Moerkapelle en er direct op aansluit. Het is daarom te verantwoorden dat het hospice buiten het bestaand stads- en dorpsgebied wordt gebouwd. Overigens treedt door het hospice slechts een kleine verkeersgeneratie op (zie paragraaf 3.12.2).


In aanvulling op het bovenstaande wordt het volgende opgemerkt. Door demografische veranderingen in de opbouw en samenstelling van gezinnen, vergrijzing, verder individualisering/eenzaamheid en als gevolg daarvan afnemende sociale contacten, bestaat er in de komende jaren een sterk toenemende behoefte aan het organiseren van laagdrempelige ondersteuning in de laatste levensfase om tot een respectvol en waardig levenseinde te komen. Dit wordt bereikt door het realiseren van een hospice met de visie, missie en doelstellingen zoals beschreven in paragraaf 1.1.


De conclusie is dat vanuit ruimtelijk en sociaal oogpunt gezien de ontwikkeling van het hospice te rechtvaardigen is. Zodoende wordt voldaan aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpHkJlnastrMdwMkp-Va01_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpHkJlnastrMdwMkp-Va01_0006.png"

Afbeelding 2.1: uitsnede bebouwd gebied

2.3 Regionaal Beleid

2.3.1 Intergemeentelijke Structuurplan voor de Zuidplaspolder (ISP)

In 2006 is het Intergemeentelijke Structuurplan (ISP) voor de Zuidplaspolder vastgesteld. Het Intergemeentelijk Structuurplan Zuidplas (ISP) is een gemeenschappelijk plan van de vijf betrokken grondgebiedgemeenten (Zevenhuizen-Moerkapelle, Moordrecht, Waddinxveen, Nieuwerkerk aan den IJssel en Gouda), in samenwerking met de provincie Zuid-Holland, de gemeente Rotterdam en het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Het plangebied ISP bestaat globaal uit de Zuidplaspolder, de bovenlanden langs de Hollandsche IJssel; de Eendragtspolder, de Tweemanspolder, Polder de Wilde Veenen en een zone ten westen van Waddinxveen. De grootschalige (her)ontwikkeling in het gebied, zoals omschreven in het ISP, wordt in dit bestemmingsplan niet gefaciliteerd. De geplande (her)ontwikelling van de Zuidplaspolder is door de crisis in 2008 en de vernietiging van de bestemmingsplannen "Zuidplas-West (Nieuwerkerk aan den IJssel)" en "Zuidplas-West (Zevenhuizen-Moerkapelle)" getemporiseerd. Grootschalige ontwikkelingen zijn thans niet aan orde. Er is nog wel ruimte voor kleinschalige ontwikkelingen aan de linten.

De voorliggende ontwikkeling staat los van het ISP en voorziet in de realisatie van een hospice. De voorgenomen ontwikkeling is kleinschalig van aard, waardoor deze eenvoudig kan worden ingepast bij een eventuele toekomstige (grootschalige) ontwikkeling van het gebied. Een dergelijke grootschalige transformatie is thans niet aan de orde. Gelet hierop vormt de beoogde ontwikkeling geen belemmering voor de gewenste grootschalige ontwikkelingen in de Zuidplaspolder.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpHkJlnastrMdwMkp-Va01_0007.png"

Afbeelding 2.2: ligging plangebied (rode stip) ten opzichte van het Intergemeentelijk structuurplan.

2.4 Gemeentelijk Beleid

2.4.1 Structuurvisie Zuidplas 2030

De Structuurvisie Zuidplas 2030 is een kader voor de gebieds- en ruimtelijke opgaven die Zuidplas in de komende decennia wil realiseren. De gemeente Zuidplas wil een gemeente zijn van springlevende dorpen en buurtschappen, waar volop ruimte is voor bedrijvigheid en daarnaast met aantrekkelijke recreatiemogelijkheden in een groene omgeving. Dit alles met een goede bereikbaarheid en oog voor milieu en duurzaamheid.

Consequentie plangebied

In de structuurvisie is het plangebied aangeduid als 'Agrarisch landschap', langs het 'Ringvaartpark'. De gemeente Zuidplas staat tot 2030 en daarna voor grote en uitdagende ontwikkelopgaven. Er wordt gebouwd voor de eigen inwoners en nieuwe inwoners, die veelal in de omliggende steden zullen werken. Het bouwen gebeurt primair binnen en aan de bestaande dorpen, maar op termijn ook grootschalig in het middengebied van de Zuidplaspolder. Gezien de dorpse identiteit is een (sub)urbane benadering van deze verstedelijkingsopgave in het hart van de gemeente niet gepast. Daarom ontwikkelt Zuidplas op termijn een vijfde dorp in het middengebied van de Zuidplaspolder.

In de structuurvisie is direct naast het nu voorliggende plangebied de woonwijk 'Moerkapelle-Oost' gepland (zie afbeelding 2.3, aangeduid als '2'). Het bouwen van een hospice kan goed ingepast worden op deze woonlocatie aan de rand van een bestaand dorp, waardoor er geen strijd is met de structuurvisie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpHkJlnastrMdwMkp-Va01_0008.png"

Afbeelding 2.3.: uitsnede kaartbeeld structuurvisie Zuidplas 2030 (het plangebied is rood omcirkeld)

2.4.2 Welstandsnota

In de gemeentelijke Welstandsnota (4 juni 2015) zijn meer gebieden dan voorheen welstandsvrij gemaakt. Alleen kwetsbare gebieden zijn niet welstandsvrij. Het voorliggende plangebied is geheel aangeduid als 'welstandsniveau zwaar' (zie afbeelding 2.4.; paarse arcering). De ruimtelijke hoofdstructuur met belangrijke structuurdragers blijven opgenomen in het regime zware sturing. Het omvat onder andere de ringvaart met aangrenzende, kwetsbare gebieden van de open polders van het Groene Hart. Het plangebied valt hieronder.

Door de gemeenteraad is in het verlengde van het oorspronkelijke ‘Handboek Kwaliteit Zuidplaspolder’ een specifiek beeldkwaliteitplan voor de lanen en linten vastgesteld, ‘Beeldkwaliteitplan Linten en kwaliteitzone Ringvaart’, met daarbij een specifieke regeling voor daaruit voortvloeiende afdrachten.

In de welstandsnota zijn de lanen en linten welstandsvrij verklaard. Dit laat zich des te meer gelden nu in een aantal gevallen hoge ambities op het gebied van openbare ruimte niet meer planmatig kunnen worden ingevuld. Bovendien is er binnen de lanen en linten sprake van een zodanig palet aan ontwikkelmogelijkheden dat er geen noodzaak is om onevenredig hoge eisen te stellen.

In de 'Welstandsnota Zuidplas 2015' wordt voorgesteld om het vastgestelde beeldkwaliteitplan, ‘Beeldkwaliteitplan Linten en kwaliteitzone Ringvaart’, ook te beschouwen als een ambitiedocument op basis waarvan initiatiefnemers kunnen worden gefaciliteerd bij de vormgeving van hun ontwikkelplannen. De verordening waarin de afdrachten hiervoor zijn vastgelegd biedt voldoende flexibiliteit om hierbij op basis van maatwerk afdrachten te kunnen vaststellen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpHkJlnastrMdwMkp-Va01_0009.png"

Afbeelding 2.4.: uitsnede kaart welstandsnota (het plangebied is geel omcirkeld)

Bij het ontwikkelen van de voorgenomen plan zal rekening worden gehouden met het vastgestelde ‘Beeldkwaliteitplan Linten en kwaliteitzone Ringvaart’.

Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de ruimtelijke (on)mogelijkheden inzichtelijk gemaakt. Waar nodig dient een vertaling plaats te vinden naar de juridische regeling. Het uitgangspunt hierbij is dat de juridische regeling zowel de ruimtelijke kwaliteit als de milieukwaliteit voldoende dient te borgen.

3.2 Archeologie En Cultuurhistorie

3.2.1 Gemeentelijke beleidsota archelogie

Het archeologisch erfgoed wordt binnen Nederland als zeer waardevol beschouwd. De Erfgoedwet (2016) legt de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het archeologische erfgoed bij de gemeente. De wet verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan of bij een omgevingsvergunning rekening te houden met in de bodem aanwezige of te verwachten archeologische waarden. De feitelijke bescherming daarvan krijgt gestalte door het opnemen van voorschriften in het bestemmingsplan ten aanzien van de afgifte van omgevingsvergunningen in die gebieden die als archeologisch waardevol zijn aangemerkt. Aan de vergunning zelf kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden, met als uiterste de verplichting tot planaanpassing of het laten verrichten van een opgraving.

De gemeente Zuidplas heeft per 23 november 2010 vastgesteld beleid. Aan de hand van de hiervan onderdeel uitmakende archeologische verwachtingenkaart en beleidskaart is per gebied bepaald of en wanneer archeologisch (voor)onderzoek verplicht is. Een onderzoekverplichting geldt voor gebieden met een zeer hoge, hoge, middelhoge en lage archeologische verwachting. Bij de evaluatie van de beleidsadvieskaart is op 23 juli 2013 besloten dat er geen onderzoekverplichting meer geldt voor gebieden met een lage archeologische verwachting.

Visie erfgoed en ruimte 'Kiezen voor karakter'

In de Visie erfgoed en ruimte 'Kiezen voor karakter' (2011) zet het Rijk uiteen hoe cultureel erfgoed wordt geborgd in de ruimtelijke ordening. De moderne monumentenzorg is ontwikkelings- en gebiedsgericht. Bovendien vindt het Kabinet samenwerking met publieke en private partijen van belang.

In de Visie wordt het karakter van Nederland gevat in vier kenmerkende eigenschappen: waterland, stedenland, kavelland en vrij land. De gebiedsgerichte omgang met erfgoed vergt dat deze karakteristieken worden verbonden met opgaven uit andere sectoren en dat de economische, sociaal-culturele en ecologische kracht van het erfgoed beter wordt uitgebaat.

3.2.2 Onderzoek

Het plangebied ligt in een gebied waar volgens de beleidsadvieskaart de archeologische verwachting laag is. Een nader archeologisch onderzoek is niet nodig. Een archeologische dubbelbestemming wordt niet in het plan opgenomen.

Op de cultuurhistorische hoofdstructuur van de provincie Zuid-Holland zijn in het plangebied geen cultuurhistorische waarden aangeduid. In het plangebied is geen cultuurhistorisch waardevolle bebouwing aanwezig, dus er is geen sprake van een verstoring.

De historisch landschappelijke lijnen hebben een 'redelijk hoge waarde'. De historisch landschappelijke lijnen veranderen als gevolg van de voorgenomen ontwikkelingen in dit plangebied niet. Het aspect 'cultuurhistorie' vormt derhalve geen belemmering voor het bestemmingsplan.

3.2.3 Conclusie ten aanzien van het plan

Omdat nader archeologisch onderzoek niet nodig is en er geen archeologische dubbelbestemming in het plan wordt opgenomen zijn er geen beperkingen voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

3.3 Bedrijven En Milieuzonering

3.3.1 Wet- en regelgeving

Bedrijvigheid is een milieubelastende activiteit. Ten gevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar.

Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, het Activiteitenbesluit milieubeheer en de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009). Bedrijven en Milieuzonering geeft richtafstanden per categorie en per type bedrijvigheid aan. Binnen deze richtafstanden is bij een gemiddelde bedrijfsvoering hinder van het bedrijf te verwachten.

De te beoordelen situaties zijn in te delen in drie groepen met bijbehorende aanpak, te weten:

• Nieuwe milieugevoelige functies nabij bestaande bedrijven.

• Nieuwe bedrijfsbestemmingen nabij bestaande milieugevoelige functies.

• Nieuwe milieugevoelige functies nabij nieuwe bedrijfsbestemmingen.

De richtafstanden in Bedrijven en Milieuzonering gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, zoals bijvoorbeeld bedoeld met de omgevingstypen rustige woonwijk of rustig buitengebied. In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype gemengd gebied kan een afwijkende systematiek worden toegepast, die meer ruimte biedt aan bedrijven.

3.3.2 Onderzoek

Op basis van het vigerende bestemmingsplan is bepaald welke bedrijfscategorieën zich in (de omgeving van) het plangebied kunnen vestigen. Vervolgens is bepaald of de planologische mogelijkheden conflicteren met de beoogde ontwikkeling. Daar waar dit het geval is, is de specifieke en feitelijke situatie verder bekeken.

Daarnaast is met behulp van het inrichtingenbestand van de Omgevingsdienst geïnventariseerd of er bedrijven in en om het plangebied zijn gevestigd die mogelijk een belemmering vormen voor de beoogde ontwikkeling. Voor deze bedrijven zijn de milieuzones bepaald op basis van Bedrijven en Milieuzonering.

3.3.3 Planspecifiek

De planlocatie ligt aan de Julianaweg, die de grens markeert tussen enerzijds woongebied en open weidelandschap (ten noorden) en anderzijds glastuinbouwgebied (ten zuiden). Een glastuinbouwbedrijf ligt op korte afstand van het plangebied. Het betreft Double Check Lily, dat zijn hoofdingang heeft aan de Van Hasseltweg 9. Aan zijde van de Julianaweg heeft het bedrijf een in- en uitgang die zal worden gebruikt voor de afvoer van gewassen. Omdat er aan de Julianaweg al bestaande woningen zijn (Julianaweg 96 en 98), die tussen het bedrijf en het plangebied liggen, zal er ter plaatse van het plangebied geen sprake zijn van (geluids-) hinder door het glastuinbouwbedrijf. Het betreffende bedrijf zal ook niet belemmerd worden in zijn bedrijfsvoering vanwege de realisatie van het hospice.

Voor het overige zijn er geen bedrijven in de omgeving gelegen die van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling.

3.3.4 Conclusie ten aanzien van het plan

Het plan kan voor wat betreft het aspect 'Bedrijven en milieuzonering' worden vastgesteld.

3.4 Bodem

3.4.1 Kader/wetgeving

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen.

Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft (Wbb):

• Niet saneren

Indien de verontreiniging voor het beoogde doel niet hoeft te worden gesaneerd kan het ruimtelijke plan voor wat betreft deze verontreiniging zonder meer doorgang vinden.

• Saneren

Indien de verontreiniging moet worden gesaneerd dient een saneringsplan te worden opgesteld en ingediend bij de Omgevingsdienst Midden-Holland. In sommige gevallen kan worden volstaan met het indienen van een BUS-melding (Besluit Uniforme Saneringen). Na goedkeuring door het bevoegd gezag kan de sanering doorgang vinden. Na afloop dient de sanering te worden geëvalueerd en ook dit verslag dient ter goedkeuring te worden voorgelegd. Tijdens de saneringsprocedure kan de ruimtelijke procedure worden voortgezet. Echter, een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen kan pas in werking treden nadat is vastgesteld dat er geen sprake is van een ernstige en spoedeisende sanering (art. 6.2. c. Wabo).

Een onderzoeks- en saneringstraject heeft soms grote financiële consequenties voor de beoogde plannen. Enerzijds omdat de kosten van sanering hoog kunnen zijn, anderzijds omdat deze trajecten van grote invloed kunnen zijn op de planning. In het kader van de Grondexploitatiewet dienen deze kosten tijdig in kaart te worden gebracht. Het is daarom aan te bevelen reeds in een vroeg stadium van planvorming (historisch-) bodemonderzoek voor het hele plangebied uit te voeren. Deze bodemonderzoeken zijn ook noodzakelijk bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen.

Bij de realisatie van ruimtelijke plannen is vaak grondverzet noodzakelijk. Dit grondverzet is middels het Besluit bodemkwaliteit aan regels gebonden. De gemeente Zuidplas beschikt over een vastgestelde bodemkwaliteitskaart en bijbehorende Nota Bodembeheer. Uitgangspunt is dat bij hergebruik van grond de kwaliteit moet aansluiten bij de functie ter plaatse. Nagenoeg alle grondverzet dient te worden gemeld bij het Meldpunt Bodemkwaliteit (www.meldgrond.nl).

3.4.2 Onderzoek

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd (Antea, kenmerk 417516, d.d. 14 juni 2017), opgenomen in bijlage 1. Het onderzoek is uitgevoerd overeenkomstig de richtlijnen uit de NEN 5725.

Uit het historisch onderzoek is gebleken dat er op de locatie geen bronnen aanwezig zijn (geweest) die verontreiniging van de bodem hebben kunnen veroorzaken. Bij de Omgevingsdienst Midden-Holland zijn niet meer gegevens bekend dan dat er in de rapportage vermeld staan. De locatie wordt terecht als onverdacht aangemerkt.

De locatie wordt als voldoende onderzocht beschouwd en geschikt geacht voor de toekomstige bestemmingswijziging en nieuwbouwplannen.

3.4.3 Conclusie ten aanzien van het plan

Uit het onderzoek blijkt dat de bodem in het plangebied geschikt is voor de beoogde bestemming. Voor wat betreft het aspect 'Bodem' kan het plan worden vastgesteld.

3.5 Externe Veiligheid

3.5.1 Kader/wetgeving

Activiteiten met gevaarlijke stoffen leveren risico's op voor de omgeving. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt)) vormen het wettelijk kader voor het omgaan met deze risico's. Door het stellen van eisen aan afstanden tussen de activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten (woningen, kantoren, scholen, enz.) worden de eventuele gevolgen van deze risico's zoveel mogelijk beperkt.

Plaatsgebonden risico (PR)

Als “harde” afstandseis voor externe veiligheid geldt een contour voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6), die wordt aangegeven als een afstand ten opzichte van de activiteit met gevaarlijke stoffen (risicobron).

Binnen deze PR 10-6 contour mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn of worden geprojecteerd.

Groepsrisico (GR)

Afhankelijk van de aard van de risicobron is er sprake van een bepaald invloedgebied. Binnen dit invloedgebied moet worden onderzocht hoe groot de kans per jaar is dat een groep van ten minste 10 (zich binnen dit invloedgebied bevindende) personen overlijdt ten gevolge van een ramp of zwaar ongeval met de betreffende risicobron. De uitkomst van dit onderzoek geeft de hoogte van het GR weer en wordt uitgedrukt in een curve, waarbij als norm voor het GR een oriënterende waarde is vastgesteld.

De hoogte van het GR moet door middel van een bestuurlijke afweging worden verantwoord.

Als binnen het invloedgebied (beperkt) kwetsbare bestemmingen worden geprojecteerd, geldt ook voor de hiermee samenhangende toename van het GR een bestuurlijke verantwoordingsplicht.

Bij dit onderzoek is de 'Visie Externe Veiligheid' van de gemeente Zuidplas betrokken, welke in de raadsvergadering van 19 april 2011 is vastgesteld.

3.5.2 Conclusie ten aanzien van het plan

Het plangebied ligt niet in de nabijheid van (invloedsgebieden van) risicobronnen. Het plan kan voor wat betreft het aspect 'Externe Veiligheid' worden vastgesteld.

3.6 Duurzaamheid

Duurzaamheid is onder andere zodanig bouwen, renoveren en beheren dat, gedurende de hele kringloop van het bouwwerk en de gebouwde omgeving, het milieu en de menselijke gezondheid zo min mogelijk negatieve effecten ondervinden. Het begrip duurzaamheid speelt op verschillende schaalniveaus een rol, zowel op het niveau van de stad, de wijk als het gebouw. Het Bouwbesluit vormt het minimaal te realiseren kwaliteitsniveau in Nederland. In dit besluit is voor nieuwbouw van woningen de Energie Prestatie Normering (EPN) opgenomen. De EPN houdt in dat eisen worden gesteld aan het maximale energieverbruik van het gebouw. Dit is vastgelegd in een getal: de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). Sinds 1995 is het verplicht een EPC - berekening in te dienen in het kader van het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het bouwen. Voor alle nieuw te realiseren bouwwerken zullen zodoende EPC - berekeningen moeten worden uitgevoerd, op welke wijze de aspecten 'energie' en 'duurzaamheid' bij het bouwen betrokken worden. De EPC voor woningen is per 1 januari 2011 aangescherpt naar 0,6. Per 1 januari 2015 is dit aangescherpt naar 0,4 en in 2020 moeten woningen energieneutraal zijn (EPC 0).

3.7 Flora En Fauna

3.7.1 Inleiding en methode

Ter bescherming van natuur en daaraan gekoppelde waarden, gelden landelijke wetten en beleidsplannen: de Wet natuurbescherming (Wnb), de Wro en de Ecologische Hoofdstructuur (nu hernoemd als Natuurnetwerk Nederland). Daarnaast geldt provinciaal beleid, te weten: Provinciale visie Ruimte en Mobiliteit Zuid-Holland (VRM) en Provinciaal Compensatiebeginsel 2013.

Bij een ruimtelijke ontwikkeling dient middels een quickscan (combinatie van bureauonderzoek en één veldbezoek) te worden vastgesteld of:

  • Er overtreding van de verbodsbepalingen voor beschermde soorten plaatsvindt (toetsing Wnb);
  • Er mogelijke significante gevolgen zijn voor beschermde gebieden (toetsing Wnb);
  • Er wezenlijke waarden en kenmerken voor Ecologische Hoofdstructuur-gebieden aangetast worden.

Indien deze typen effecten niet optreden wordt de ruimtelijke ontwikkeling conform de eerder genoemde regelgeving toelaatbaar geacht. Indien deze effecten wel optreden gelden verschillende werkwijzen om deze effecten te voorkomen of te beheersen.

Er is een quickscan ecologie uitgevoerd op 27 juni 2017, met kenmerk 2017276374. Hieronder wordt ingegaan op de conclusies van dit onderzoek. De volledige quickscan is in bijlage 2 opgenomen.

3.7.2 Conclusie ten aanzien van het plan

Maatregelen

Voor de toekomstige nieuwbouwactiviteiten op de locatie van de huidige paardenwei en de openbare ruimte in de omgeving zijn met de juiste maatregelen een aantal overtredingen te voorkomen. Bij de werkzaamheden dient op de volgende manier rekening gehouden te worden met in de Wet natuurbescherming (en per 2021 de Omgevingswet) beschermde soorten:

  • Schade aan broedende vogels dient te worden voorkomen. Er dient buiten het broedseizoen te worden gewerkt, vogelnesten die in gebruik zijn in het plangebied mogen niet worden verstoord. Als dit niet kan worden nageleefd, dienen in aanwezigheid van een ter zake kundige betreffende vogels de werkzaamheden te worden uitgevoerd, waarbij nesten worden afgeschermd en schade en verstoring wordt voorkomen. Als dit niet mogelijk is, dient het werk uitgesteld te worden.
    Bij voorkeur wordt voor aanvang start broedseizoen (15 maart) het terrein bouwrijp gemaakt. Als dan vervolgens vogelverschrikkers worden geplaatst, wordt het broeden van kievit ontmoedigd.
  • Voor de rugstreeppad geldt een risico op vestiging tijdens het voortplantingsseizoen van de soort. Als dit seizoen niet kan worden gemeden, dient het bouwterrein te worden af met een paddenscherm. Hiermee worden risico's op vertraging door deze soort weggenomen. Dit helpt ook om andere kleine amfibieën te weren van het bouwterrein (dus als zorgplichtmaatregel voor bruine kikker en gewone pad).
  • Het aanwezige huiszwaluwnest geeft aan dat de locatie in trek is bij de soort. De nieuwe ontwikkeling kan bijdragen aan een versterking van de plaatselijke huiszwaluwpopulatie, indien bij het ontwerp rekening wordt gehouden met deze soort. De zwaluwen helpen bovendien de toekomstige gebruikers van de hospice het gebouw insectvrij te houden.
  • Bij aanvullende buitenverlichting langs de Middelweg en op het erf dient rekening te houden met foeragerende vleermuizen, door de aanwezige sloot en aan te leggen tuin/erf niet te beschijnen. Alleen het wegdek en de gevel dienen te worden aangelicht. Bovendien kan amberkleurige buitenverlichting worden gekozen die minder verstorend effect op nachtdieren heeft (onderzoek WUR 2016).

Gebiedsbescherming

Maatregelen betreffende beschermde natuurgebieden zijn niet nodig. Het plangebied ligt niet in beschermde gebieden en veroorzaakt geen externe effecten op beschermde natuurgebieden.

Soortenbescherming

De platte schijfhoren kan voor de aanwezige sloot niet worden uitgesloten. Nader onderzoek naar deze soort is nog nodig om vast te kunnen stellen of de ontheffingsplicht voor het deels dempen van de sloot nodig is. Er wordt nader onderzoek verricht naar de Platte Schijfhoren. Zodra dit onderzoek is afgerond, wordt het verwerkt in het het vast te stellen plan en als bijlage toegevoegd.

3.8 Geluid

3.8.1 Wegverkeerslawaai

De Wet geluidhinder (Wgh) bepaalt dat er akoestisch onderzoek verricht dient te worden gedurende de bestemmingsplan-procedure, indien het bestemmingsplan het volgende mogelijk maakt:

  1. 1. nieuwe infrastructuur;
  2. 2. nieuwe geluidsgevoelige functies.

De Wgh geeft aan dat wegen, met een rijsnelheid van 50 km/uur of hoger, wettelijke onderzoekszones heeft. Indien er binnen deze zones een nieuwe geluidgevoelige functie juridisch-planologisch wordt mogelijk gemaakt, dient er een akoestisch onderzoek plaats te vinden. Als uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de gevel van een nieuwe geluidsgevoelige functie wordt overschreden, zal er een hogere grenswaarde vastgesteld moeten gaan worden (uitgaande dat er geen maatregelen te treffen zijn, waardoor de gevelbelasting wel aan de voorkeursgrenswaarde voldoet). Dit is een bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders. Het ontwerpbesluit van de hogere grenswaarde dient gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd te worden.

3.8.2 Onderzoek

Naar aanleiding van de voorgenomen ontwikkeling is door de ODMH een Akoestisch onderzoek opgesteld (kenmerk: 2018180455, d.d. 13 juli 2018), opgenomen in bijlage 3. Uit dit onderzoek volgt dat de Julianastraat en de Middelweg akoestisch relevant zijn. Als gevolg van de Julianastraat en de Middelweg wordt ter plaatse van het zorgcomplex de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. Maatregelen ter reductie van de geluidsniveaus stuiten op bezwaren van financiële aard. Ten behoeve van het zorgcomplex dienen hogere waarden vastgesteld te worden van 56 dB, 52 dB en 51 dB.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt verder dat er geen sprake van een reconstructie in de zin van de Wgh en dat het woon- en leefklimaat binnen het plangebied varieert van tamelijk slecht tot redelijk.

Spoorweglawaai en Industrielawaai zijn voor dit plan niet relevant.

3.8.3 Conclusie ten aanzien van het plan

Het plan kan voor wat betreft het aspect 'Geluid' worden vastgesteld. Het ontwerpbesluit tot vaststelling hogere waarden – opgenomen als Bijlage 4 bij deze toelichting – wordt gelijktijdig met het ontwerpwijzigingsplan ter inzage gelegd.

3.9 Kabels En Leidingen

Naast de hiervoor beschreven milieuaspecten kunnen er nog andere belemmeringen in of nabij het plangebied aanwezig zijn die van invloed kunnen zijn op de planvorming. Het gaat bijvoorbeeld om de aanwezigheid van straalpaden, planologisch relevante kabels en leidingen (zoals waterleidingen of rioleringsleidingen), beschermingszones en dergelijke.

Consequentie voor het plangebied

Aan de oostzijde van het plangebied is een CO2-leiding gesitueerd. Deze is aangeduid op de verbeelding. In het plangebied zijn verder geen planologisch relevante leidingen of andere belemmeringen aanwezig die bescherming behoeven, of die de planuitvoering in de weg staan.

3.10 Luchtkwaliteit

3.10.1 Kader/wetgeving

Indien mensen met regelmaat luchtverontreinigende stoffen inademen kan dit leiden tot effecten op de lichamelijke gezondheid. Daarom moet bij ruimtelijke planvorming rekening worden gehouden met de effecten van de plannen op de luchtkwaliteit en de luchtkwaliteit ter plaatse.

Titel 5.2I van de Wet milieubeheer (hierna te noemen: Wet luchtkwaliteit), het Besluit niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) bevatten grenswaarden voor luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De grenzen voor deze stoffen zijn opgenomen in onderstaande tabel.

stof jaargemiddelde uurgemiddelde 24-uursgemiddelde Opmerkingen
NO2 40 µg/m3 200 µg/m3 n.v.t. Uurgemiddelde mag 18x per jaar worden overschreden
PM10 40 µg/m3 n.v.t. 50 µg/m3 24-uursgemiddelde mag 35x per jaar worden overschreden

Tabel 3.1: Grenswaarden Wet luchtkwaliteit

Wet luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit (artikel 5.16, eerste lid, Wm) stelt dat een ruimtelijke plan of project doorgang kan vinden indien het project niet leidt tot overschrijding van de grenswaarde, de luchtkwaliteit verbetert of gelijk blijft, een project Niet In Betekenende Mate (NIBM) bijdraagt of het project is opgenomen of past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Lucht (NSL).

Regeling NIBM

De Ministeriële Regeling NIBM geeft een uitwerking aan het Besluit NIBM en een getalsmatige invulling van de NIBM-grens. Voor een aantal categorieën van projecten kan met zekerheid worden gesteld dat de 3%-grens niet zal worden overschreden. Het betreft onder andere woningbouw van = 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg, waarbij een luchtkwaliteitsonderzoek niet meer nodig is.

Tevens is in het Besluit NIBM, art.5 een anticumulatie bepaling opgenomen, die zegt dat de effecten van beoogde ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied moeten worden meegenomen in de beoordeling van het betreffende plan.

3.10.2 Planspecifiek

Op basis van de monitoringstool van de NSL kunnen ter plaatse de berekende concentraties voor fijn stof en NO2 worden weergegeven (zie afbeeldingen 3.1. en 3.2.). Hieruit blijkt dat de concentraties niet boven de 35 µg/m3 uitkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpHkJlnastrMdwMkp-Va01_0010.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpHkJlnastrMdwMkp-Va01_0011.png"

Afbeelding 3.1.: berekende concentraties NO2

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpHkJlnastrMdwMkp-Va01_0012.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpHkJlnastrMdwMkp-Va01_0013.png"

Afbeelding 3.2.: berekende concentraties PM10

Dit plan maakt slechts een kleinschalige maatschappelijke functie mogelijk, en draagt daarom “niet in betekenende mate” (NIBM) bij aan de concentraties relevante stoffen in de lucht.

3.10.3 Conclusie ten aanzien van het plan

Het aspect 'Luchtkwaliteit' staat vaststelling van dit plan niet in de weg.

3.11 M.e.r.

3.11.1 Kader/wetgeving

De wet- en regelgeving voor milieueffectrapportage (m.e.r.) is vastgelegd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in de AMvB Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In de Wet milieubeheer zijn de procedurele verplichtingen en de m.e.r.-plicht voor plannen met effecten op Natura 2000-gebieden opgenomen. In Besluit m.e.r. (onderdelen C en D van de bijlage) zijn activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r. of een m.e.r.-beoordeling verplicht is.

3.11.2 Planspecifiek

Dit plan maakt geen activiteiten mogelijk die zijn opgenomen in onderdeel C en D van de Bijlage van het Besluit m.e.r.. Een verdere toetsing in dit kader in niet nodig.

3.11.3 Conclusie ten aanzien van het plan

Het Besluit m.e.r. staat vaststelling van dit plan niet in de weg.

3.12 Verkeer En Parkeren

3.12.1 Kader/wetgeving

Mobiliteitsvisie Zuidplas

In 2012 heeft de raad van Zuidplas de gemeentelijke structuurvisie vastgesteld. Hierin staan de ruimtelijke ambities tot 2030 van Zuidplas beschreven. De ambities op het gebied van verkeer en infrastructuur zijn hierin vrij algemeen opgenomen. Daarom heeft het college van B&W besloten een mobiliteitsvisie te maken. Hierin krijgen alle wensen van de gemeente op het terrein van verkeer en vervoer een plaats.

Verkeerscirculatieplan voor Moerkapelle, Zuidplas

Met een zeer uitgebreid burgerparticipatietraject is een Verkeerscirculatieplan (VCP) opgesteld voor Moerkapelle. Het college van B&W heeft begin mei 2015 ingestemd met het plan en een aantal concrete maatregelen.

Parapluherziening parkeren

Het doel van de parapluherziening is het bieden van een eenduidige regeling ten aanzien van het aspect 'parkeren' in Zuidplas. De paraplubestemmingsplan vormt de juridische vertaling van het geactualiseerde parkeerbeleid. Het doel van deze nota is dan ook om ervoor te zorgen dat voldoende parkeerplaatsen bij nieuwbouw, verbouw of functieverandering van voorzieningen (woningen, bedrijven, sport, recreatie, et cetera) worden gerealiseerd. Centraal staat dat de veroorzaker van de parkeervraag verantwoordelijk is voor het realiseren van de benodigde parkeerplaatsen bij een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling. Bij het bepalen van de hoeveelheid benodigde parkeerplaatsen voor het parkeren of stallen van auto's, dient met de in deze beleidsregel opgenomen normen rekening te worden gehouden. Hierbij gelden de parkeernormen, zoals vastgelegd in de op 29 september 2013 vastgestelde 'Beleidsnota Parkeernormen'.

Beleidsnota Parkeernormen

De gemeente Zuidplas wil de toenemende vraag naar parkeergelegenheid op zodanige wijze faciliteren dat de kwaliteit van de openbare ruimte behouden blijft en de bereikbaarheid van de dorpen kan worden gewaarborgd. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is het van groot belang dat er een oplossing wordt gecreëerd voor het parkeervraagstuk. Parkeernormen zijn instrumenteel in het behouden van evenwicht tussen vraag en aanbod van parkeerplaatsen.

De Nota parkeernormen bevat een procedure voor de toetsing van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling en de vaststelling van een parkeereis. Belangrijk bij de vaststelling van de parkeereis is dat rekening wordt gehouden met de omstandigheden in de omgeving.

3.12.2 Onderzoek

Verkeer

Ten aanzien van het verkeer wordt alleen de hoek van de Middelweg iets veranderd om de veiligheid van fietsers te verbeteren. De structuur wordt met de voorgenomen ontwikkeling niet aangetast. Uit de CROW verkeersgeneratiecijfers blijkt een verkeersgeneratie van maximaal 0,7 (verkeersbewegingen per etmaal) per wooneenheid (categorie matig stedelijk/rest bebouwde kom) per wooneenheid inclusief bezoek. Hierdoor treedt een kleine verkeersgeneratie op die geen effect heeft op de nabijgelegen wegen.

Parkeren

De Beleidsnota Parkeren hanteert voor een verpleeg- en verzorgingshuis minimaal 0,5 en maximaal 0,7 parkeerplaatsen per wooneenheid. Er worden 4 zorgwoningen in het plangebied gerealiseerd. Dit betekent dat er 3 parkeerplaatsen nodig zijn. Wel dient er rekening gehouden te worden met bezoekers. Met de realisatie van het hospice worden er circa 9 parkeerplaatsen gerealiseerd, waarvan 7 voor het hospice en 2 voor omwonenden. Dit biedt ruim voldoende parkeergelegenheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpHkJlnastrMdwMkp-Va01_0014.png"

Tabel 3.2: parkeernorm verpleeg- en verzorgingstehuis

3.12.3 Conclusie ten aanzien van het plan

Het aspect 'Verkeer en parkeren' levert geen belemmering op voor het onderhavige plan.

3.13 Water

3.13.1 Kader/wetgeving

Het Rijk, de VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen hebben in februari 2001 de startovereenkomst Waterbeheer 21ste eeuw ondertekend. Deze startovereenkomst is in 2003 omgezet in het Nationaal Bestuursakkoord Water dat in juni 2008 is geactualiseerd. Hiermee hebben deze partijen elkaar gecommitteerd om een watertoets toe te passen bij het opstellen van ruimtelijke plannen.

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voorts bepaald dat waterbeheerders dienen te worden geraadpleegd bij het opstellen van bestemmingsplannen. De watertoets is een instrument om bij alle ruimtelijke plannen en besluiten waarin waterhuishoudkundige aspecten voorkomen te toetsen of in voldoende mate rekening wordt gehouden met die aspecten. Het gaat daarbij vooral om aandacht voor de waterkwantiteit (ruimte voor water, berging, infiltratie, aan- en afvoer), aandacht voor effecten op de waterkwaliteit en aandacht voor de veiligheid (overstroming).

3.13.2 Onderzoek

Ontwikkeling

In het plangebied wordt de realisatie van een hospice mogelijk gemaakt. Het te ontwikkelen gedeelte van het plangebied is in de huidige situatie vrijwel geheel onverhard. Alleen de Middelweg is verhard. In het zuidelijk deel van het plangebied ligt een watergang.

Watersysteem

Het plangebied is gelegen in het noorden van de Zuidplaspolder welke is onderverdeeld in circa 25 peilgebieden. Zoals blijkt uit afbeelding 3.3. is het voorliggende plangebied gelegen binnen peilgebied GPG-823 met een vaste peil van -5,02 m NAP.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpHkJlnastrMdwMkp-Va01_0015.png"

Afbeelding 3.3: overzicht peilgebieden

De peilgebieden wateren via natuurlijk verval of door kleine gemalen af op de hoofdwatergangen. Het polderwater wordt door het gemaal Zuidplas én het gemaal Abraham Kroes in de ringvaart gepompt.

Veiligheid

De waterkering Honderdmorgensedijk bevindt zich aan de rand van het plangebied. Dit is echter een secundaire waterkering en heeft geen beschermingszone. Deze dijk scheidt de Zuidplaspolder en De Wilde Veenen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpHkJlnastrMdwMkp-Va01_0016.png"

Afbeelding 3.4.: uitsnede legger HHSK

Wateroverlast oppervlaktewater

Door het bouwen van het hospice en het aanleggen van de weg met parkeerplaatsen zal het verhard oppervlak toenemen met 741 m2. De netto verharding bedraagt 741 m2 – 500 m2 = 241 m2. Door de toename van verhard oppervlak, zal neerslag geheel en versneld worden geloosd op het oppervlaktewater. Ten gevolge van deze lozing wordt de bergingscapaciteit van de polder eerder bereikt. Dit nadelige effect kan worden opgeheven door het creëren van aanvullende waterberging. Hiervoor moet 24 m2 aanvullende oppervlaktewater worden gegraven, overeenkomende met 10% van de toename verhard oppervlak.

Bij het waterschap is een watervergunning aangevraagd en verleend voor het aanbrengen van het verhard oppervlak, het verbreden van een hoofdwatergang en het aanbrengen en hebben van een dam met duiker in de hoofdwatergang. Hierbij mag maximaal 52 m2 aan oppervlaktewater worden gedempt en mag het verhard oppervlakte binnen het plangebied niet meer bedragen dan 741 m2. De hoofdwatergang wordt met 80 m2 verbreed.

Grondwater en kwel

Door de relatief lage ligging ten opzichte van omringende polders, alsmede het goed doorlatende Pleistocene zandpakket en de relatief goed doorlatende venige deklaag, is in de gehele Zuidplaspolder sprake van kwel. In grote delen van de Zuidplaspolder is de opwaartse kwelstroom meer dan 0,5 mm per dag. In de gehele polder is sprake van verhoogde chloride-concentraties, een aanwijzing voor brakke kwel. Als gevolg van het verschil in stijghoogten (verschil tussen diepe en ondiepe grondwaterstanden) kunnen waterbodems omhoog worden gedrukt. Het opbarsten van veenbodems, als gevolg van deze opwaartse kweldruk, vormt met name in het zuidelijk deel van de Zuidplaspolder een risico voor de stabiliteit van de bodem.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Economische Uitvoerbaarheid

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan.

Exploitatieplan

Op grond van het bepaalde in artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening is de gemeenteraad verplicht een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop aangewezen bouwplannen zijn voorgenomen. In afwijking van het eerste lid kan de gemeenteraad bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen indien:

a. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is;

b. het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is; en

c. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels niet noodzakelijk is.

4.1.1 Kostenverhaal

Met betrekking tot de realisatie van de hopice is tussen de gemeente en de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst gesloten. Het kostenverhaal is hiermee anderszins verzekerd en het opstellen van een exploitatieplan is niet noodzakelijk. Gezien het bovenstaande wordt de economische uitvoerbaarheid van het plan voldoende gewaarborgd geacht.

4.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Omwonende hebben de wens het 'hoekje' op de Middelweg en Julianastraat veiliger voor fietsers te maken1 . Met de voorgenomen ontwikkeling zal dit dan ook gerealiseerd gaan worden. Tevens heeft overleg met omwonenden - die niet onverdeeld blij zijn met de komst van het hospice - er toe geleid dat het pand wat is gedraaid ten opzichte van het eerdere plan.

In het kader van de bestemmingsplanprocedure wordt de mogelijkheid geboden om zienswijzen in te dienen. Daarmee wordt de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan voldoende gewaarborgd geacht.

  1. 1. Hartvanzuidplas, 'Volgende stap voor bijna-thuis-huis Moerkapelle', d.d. 29 maart 2018

4.3 Handhavingsaspecten

Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor controle en handhaving ligt bij de gemeente. Handhaving kan worden omschreven als elke handeling die erop gericht is de naleving van regelgeving te bevorderen of een overtreding te beëindigen.

Om te voorkomen dat onduidelijkheden ontstaan bij het interpreteren van de regels uit dit bestemmingsplan (wat eventueel tot handhavingssituaties zou kunnen leiden), zijn de gronden bij het opstellen van dit bestemmingsplan vrij gedetailleerd bestemd. Binnen de bestemmingen is weinig flexibiliteit, veel rechtszekerheid en daarmee weinig kans op interpretatieverschillen. Ook zijn de verbeelding, de regels en de toelichting zodanig op elkaar afgestemd dat interpretatieproblemen en problemen met betrekking tot de uitvoering zo veel mogelijk worden voorkomen.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting

5.1 Algemeen

Het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De regels zijn gerelateerd aan de verbeelding, zodat de verbeelding en regels te allen tijde in onderlinge samenhang dienen te worden bezien en toegepast.

Verbeelding

De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien, en voor zover, deze in de regels daaraan wordt gegeven. Soms heeft een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis en is deze uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid van de kaart (bijvoorbeeld topografische gegevens). De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers en overheid bindende deel van het bestemmingsplan.

Regels

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in meerdere hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse bepalingen artikelsgewijs worden besproken.

Toelichting

De toelichting heeft géén bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels. Door de grote flexibiliteit, of beter vrijheid in de regels, kan de rechtszekerheid van belanghebbenden in het gedrang komen. In de toelichting dienen derhalve duidelijk de beleidsintenties te worden aangegeven met betrekking tot het toekomstig grondgebruik. De toelichting heeft echter géén rechtstreeks burgers bindende werking.

5.2 Regels

De regels bestaan uit vier hoofdstukken:

  • Inleidende regels (hoofdstuk 1)
  • Bestemmingsregels (hoofdstuk 2)
  • Algemene regels (hoofdstuk 3)
  • Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4)

Het plan is opgesteld op basis van de digitaliserings- en standaardiseringsvereisten, versie 2012 (IMRO en SVBP 2012, inclusief de wijzigingen van december 2013). De regels zijn inhoudelijk overgenomen uit de omliggende plannen. Hierna wordt een korte toelichting gegeven op de in het plan voorkomende bestemmingen.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In dit hoofdstuk is een aantal begrippen verklaard dat wordt gebruikt in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel "Wijze van meten” opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden. Tevens zijn, waar mogelijk, flexibiliteitsbepalingen opgenomen. In dit hoofdstuk komen de volgende artikelen voor:

Maatschappelijk

Op de locatie van het nieuwe hospice is de bestemming 'Maatschappelijk' opgenomen. Tevens is hier een bouwvlak opgenomen waarbinnen gebouwd mag worden, evenals een gevellijn en een aanduiding ten behoeve van de parkeergelegenheid. Binnen deze bestemming is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen, teneinde een woonfunctie onder voorwaarden mogelijk te maken.

Verkeer

Het te verleggen deel van de Middelweg is binnen het bestemmingsplan opgenomen met de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer 3', conform het bovenliggende vigerende bestemmingsplan "Zuidplas Noord" (10 augustus 2011 onherroepelijk). De overige delen van het plangebied met een verkeersfunctie zijn voorzien van de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied', conform het vigerende bestemmingsplan "Moerkapelle Dorp" (3 november 2011 vastgesteld). De Middelweg, in het verlengde van de Oranjestraat, heeft in laatstgenoemd bestemmingsplan de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'.

Water

Aan de zuidelijke rand van het plangebied is een watergang aanwezig. Deze is voorzien van de bestemming 'Water'.

Leiding - CO2

Aan de oostzijde van het plangebied is een CO2-leiding gesitueerd. Deze bestemming is opgenomen om onderhoudswerkzaamheden aan deze leiding mogelijk te maken. Vanuit externe veiligheid is er geen noodzaak om deze bestemming op te nemen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

In dit hoofdstuk worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld. Het gaat om de volgende artikelen.

Anti-dubbeltelregel

In deze regel is vastgelegd dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om omgevingsvergunning niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.

Algemene bouwregels

In dit artikel is de regeling van de het eerder genoemde bestemmingsplan "Parapluherziening Parkeren" (vastgesteld: 24 april 2018) opgenomen. Verder zijn aanvullende bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen kunnen gelden. Er is een regeling opgenomen over toegestane overschrijding van aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen door onderschikte bouwdelen. Ook is een regeling opgenomen over het toelaten van bouwwerken met afwijkende maten.

Algemene afwijkingsregels

In de algemene afwijkingsregels staan enkele algemene afwijkingsmogelijkheden, zoals het afwijken van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages met ten hoogste 10%.

Algemene wijzigingsregels

In de algemene wijzigingsregels zijn twee algemene wijzigingsbevoegdheden opgenomen. De plaats, richting en/of afmetingen van de bestemmingsgrenzen kunnen met maximaal 3 meter worden gewijzigd. Ook is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het wijzigen, toevoegen en/of schrappen van aanduidingen.

Overige regels

Dit artikel legt vast dat met de wettelijke regelingen waarnaar in het plan wordt verwezen, wordt bedoeld: de wettelijke regelingen zoals deze gelden op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan. Tevens is een algemene regeling opgenomen voor ondergrondse werken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.

5.3 Geometrische Plaatsbepaling

Voor het verbeelden van de geometrisch bepaalde bestemmingen is een ondergrond gebruikt uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN). Dit bestand is opgebouwd in coördinaten in het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting, of kortweg Rijksdriehoekscoördinaten (ook wel: RD-coördinaten). Dit zijn de coördinaten die in Nederland worden gebruikt als grondslag voor onder meer geografische aanduidingen, waarbij de exacte locatie van een gebied wordt vastgelegd. In het plan is met behulp van lijnen, coderingen en arceringen aan gronden een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn met aanduidingen nadere regels aangegeven. Op een afdruk van de geometrische plaatsbepaling, de verbeelding, zijn alle bestemmingen en aanduidingen naast elkaar zichtbaar.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Voorbereidingsfase

6.1.1 Vooraankondiging

Op grond van artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient voorafgaand aan een procedure van een bestemmingsplan, waarin een ruimtelijke ontwikkeling wordt gefaciliteerd, een vooraankondiging te worden gepubliceerd waarin de gemeente aangeeft een bestemmingsplan voor te bereiden. Deze vooraankondiging is op (1 augustus 2018) gepubliceerd in Hart van Holland.

6.1.2 Overleg

Conform artikel 3.1.1 van het Bro dienen burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met de wettelijke overlegpartners. In dat kader is hen het (voor)ontwerpbestemmingsplan voor advies toegezonden. De ontvangen overlegreacties zijn betrokken bij de verdere procedure (zie paragraaf 6.2).

6.1.3 Inspraak

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening is inspraak mogelijk, dit is echter niet verplicht. De gemeente kan op basis van haar gemeentelijke inspraakverordening beslissen het bestemmingsplan voor inspraak vrij te geven. Besloten is om in dit geval geen inspraakprocedure te voeren, eventuele reacties kunnen ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan worden ingediend in de vorm van zienswijzen.

6.2 Ontwerpfase

Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is artikel 3.8 Wro (gelezen in samenhang met afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht) van toepassing. De kennisgeving van het ontwerpbesluit tot vaststelling van het bestemmingsplan moet in de Staatscourant worden geplaatst alsmede in een huis-aan-huis-blad (i.c. Hart van Holland). Tevens dient de kennisgeving langs elektronische weg te geschieden.

Het ontwerpbestemmingsplan is gedurende 6 weken ter inzage gelegd en tevens langs elektronische weg beschikbaar gesteld. Binnen deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling een zienswijze op het plan in te dienen. Er zijn 5 overlegreacties en 1 zienswijze ontvangen. Deze zijn beantwoord in Bijlage 5 Nota van beantwoording zienswijzen. De overlegreacties en de zienswijze geven geen aanleiding tot het aanpassing van het bestemmingsplan. Wel zijn er ambtshalve wijzigingen doorgevoerd.

6.3 Vaststellingsfase

Het bestemmingsplan zal binnen 12 weken na terinzagelegging door de gemeenteraad worden vastgesteld. Het vaststellingsbesluit en het bestemmingsplan worden vervolgens voor zes weken ter inzage gelegd. Gedurende de ter inzagelegging kan beroep tegen het plan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dit kan uitsluitend wanneer ook een zienswijze tegen het ontwerp is ingediend of tegen die onderdelen die de gemeenteraad gewijzigd heeft vastgesteld.

Bijlage 1 Historisch Bodemonderzoek D.d. 4 Juni 2017

Bijlage 1 Historisch bodemonderzoek d.d. 4 juni 2017

Bijlage 2 Quickscan Ecologie Hospicelocatie D.d. 7 Juni 2017

Bijlage 2 Quickscan ecologie Hospicelocatie d.d. 7 juni 2017

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek D.d. 1 Juli 2018

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek d.d. 1 juli 2018

Bijlage 4 Ontwerp Hogere Waardenbesluit

Bijlage 4 Ontwerp hogere waardenbesluit

Bijlage 5 Nota Van Beantwoording Zienswijzen

Bijlage 5 Nota van beantwoording zienswijzen