KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Groen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Moerkapelse Zijde 32
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Bij Het Plan Behorende Stukken
1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.4 Vigerend Bestemmingsplan
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Situatiebeschrijving
2.1 Inleiding
2.2 Huidige Situatie
2.3 Nieuwe Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Water
4.2 Geluid
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
4.4 Luchtkwaliteit
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Bodem
4.7 Cultuurhistorie
4.8 Ecologie
4.9 Milieueffectrapportage
4.10 Parkeren
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Plansystematiek
5.2 Opbouw Regels
5.3 Toelichting Bij De Regels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlagen
Bijlage 1 Plattegrond Indeling Functies Oude En Nieuwe Situatie
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Geluiduitstraling Van De Gehele Inrichting Na Uitbreiding
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Geluiduitstraling Naar De Omgeving
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Geluidemissie (Voormalige) Sporthal
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Verkeer Moerkapelse Zijde 38
Bijlage 6 Bodemrapportage
Bijlage 7 Bouwvergunning 1980
Bijlage 8 Watertoets

Moerkapelse Zijde 32 en Kerkstraat 15a Moerkapelle

Bestemmingsplan - Gemeente Zuidplas

Vastgesteld op 26-11-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Moerkapelse Zijde 32 en Kerkstraat 15a Moerkapelle' met identificatienummer NL.IMRO.1892.BpMkpZijde32Mkp-Va01 van de gemeente Zuidplas.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw:

een aan een bedrijfswoning gebouwd gebouw dat direct dan wel indirect verbonden is met het hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.6 achtererf:

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bebouwingspercentage:

een als aanduiding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van een bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.9 bedrijf:

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.10 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein.

1.11 bedrijfs- of dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.12 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.13 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen:

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die voor of op het tijdstip van vaststelling van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.14 bestaande situatie:

  1. a. ten aanzien van bebouwing:

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van vaststelling van dit bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

  1. b. ten aanzien van gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van vaststelling van dit bestemmingsplan.

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 bevoegd gezag:

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

1.18 bijgebouw:

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.20 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.21 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.22 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.23 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.25 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.26 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een bedrijfswoning, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.27 erfafscheiding:

schuttingen, muren, terrasschermen en andere gebouwde verticale afscheidingen welke al dan niet op de erfgrens zijn geplaatst.

1.28 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 geluidsgevoelige object:

woning of andere geluidsgevoelig gebouw danwel geluidsgevoelig terrein, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder (Wgh).

1.30 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.31 kantoor:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting gericht is op het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.32 kelder:

een overdekte, met wanden omsloten voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel gelegen is, uitsluitend gesitueerd onder de hoofdbebouwing.

1.33 milieucategorie:

een aan een bedrijfsactiviteit toegekende categorie volgens de in de bijlagen bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten.

1.34 kunstwerk:

een civieltechnische constructie of installatie in de infrastructuur die een of meer functies vervult.

1.35 NEN:

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.36 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.37 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met een open constructie met maximaal één gesloten wand al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, waaronder een fietsenstalling.

1.38 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.39 perceelsgrens:

grens van een bouwperceel.

1.40 peil:

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van vaststelling van dit plan.

1.41 plaatsgebonden risico:

  1. a. op de grens van of op een plaats buiten een inrichting aanwezige kans op overlijden van een persoon die gedurende een jaar onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven als gevolg van een ongeval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof is betrokken, waarbij deze kans is bepaald op grond van regels die hiervoor gelden als vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  2. b. op een locatie buiten een buisleiding, weg of spoorweg aanwezige kans op overlijden van een persoon die gedurende een jaar onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven als gevolg van een ongeval door getransporteerde gevaarlijke stoffen.

1.42 seksinrichting:

het bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt – gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.

1.43 Staat van bedrijfsactiviteiten Moerkapelse Zijde 32

de Staat van bedrijfsactiviteiten Moerkapelse Zijde 32 die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.44 voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.45 weg:

een voor het openbaar verkeer openstaande weg en/of pad, met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

1.46 Wgh-inrichtingen:

bedrijven, zoals bedoeld in onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht (Bor), die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.47 zijerf:

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn naast de zijgevel van het hoofdgebouw of een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand:

De afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk:

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 vloeroppervlakte:

De gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 2': bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten Moerkapelse Zijde 32;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1': een bedrijfsactiviteit met SBI-code '281' uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteitenMoerkapelse Zijde 32;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': tevens opslag ten behoeve van de uitvoering van de bedrijfsactiviteit als bedoeld onder b., voor zover de opslagactiviteiten zelf ten hoogste vallen in categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten Moerkapelse Zijde32;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': uitsluitend een bedrijfswoning met bijbehorende gronden en bouwwerken;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, kunstwerken en laad- en losvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afstand van bedrijfsbebouwing tot de zijerfgrens in verband met brandveiligheidseisen.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen, water, kunstwerken, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, verlichting en voet- en fietspaden.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. c. voor nutsvoorzieningen bedraagt de bouwhoogte maximaal 3 meter en de oppervlakte maximaal 25m2.
  4. d. de bouwhoogte van verlichting bedraagt ten hoogste 6 m;
  5. e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Parkeren

Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en/of het wijzigen van de functie van gebouwen en/of gronden wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw en/of gronden in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Hierbij gelden de parkeernormen, zoals vastgelegd in de op 29 september 2013 vastgestelde 'Beleidsnota Parkeernormen'. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, dient getoetst te worden aan diens rechtsopvolger.

6.2 Laden en lossen

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Hierbij wordt uitgegaan van de ASVV 2012 van het CROW. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, dient getoetst te worden aan diens rechtsopvolger.

6.3 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 3.1 is niet van toepassing indien ten tijde voorafgaand aan de vaststelling van deze parapluherziening in afwijking van de op 29 september 2013 vastgestelde ‘Beleidsnota Parkeernormen’ reeds andere parkeernormen zijn afgesproken, zoals blijkend uit een raadsbesluit, collegebesluit of contractuele overeenkomst tussen gemeente en ontwikkelende partij.

Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, dient getoetst te worden aan diens rechtsopvolger.

6.4 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1:

  1. a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  2. b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - via een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:
    1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 15%;
    2. b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen;
  2. 2. De bevoegdheid tot afwijken als bedoeld in onder 1 wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 8 Overige Regels

8.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. c. het onder lid a bepaald is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregel van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Moerkapelse Zijde 32 en Kerkstraat 15a Moerkapelle' van de gemeente Zuidplas.

Bijlagen

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Moerkapelse Zijde 32

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Moerkapelse Zijde 32 te Moerkapelle is een machinefabriek gevestigd. Als gevolg van de sterk toegenomen exportomzet van de laatste jaren, en gezien de voor de komende jaren te verwachten aanhoudende vraag naar installaties voor de graanverwerkende en de diervoederindustrie, heeft het machinebedrijf behoefte aan extra bedrijfsruimte.

Achter dit pand bevindt zich op het perceel Kerkstraat 15a een sporthal die in eigendom is van het aangrenzende/voorliggende bedrijf. Het bedrijf wil de hal bij het bedrijf betrekken. Hiervoor dient de bestemming van de sporthal te worden gewijzigd. Via onderhavig bestemmingsplan wordt aan de benodigde herziening van het planologisch regime invulling gegeven.

In de praktijk is de sporthal al voor de beoogde bedrijfsdoeleinden in gebruik genomen. Omdat het planologisch gezien een nieuwe situatie betreft, wordt in deze plantoelichting gesproken van een nieuwe ontwikkeling.

1.2 Bij Het Plan Behorende Stukken

Dit bestemmingsplan wordt gevormd door een set van digitale bestanden. Deze digitale versie bestaat uit een toelichting, regels, een digitale verbeelding (GML) en bijlagen. Het bestemmingsplan kan ook analoog worden geraadpleegd.

1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied omvat de percelen Moerkapelse Zijde 32 en Kerkstraat 15a te Moerkapelle. Ook de woning Moerkapelse Zijde 34 te Moerkapelle maakt onderdeel uit van het plangebied. De onderstaande afbeelding toont globaal de ligging ervan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMkpZijde32Mkp-Va01_0001.jpg"

Afbeelding 1: luchtfoto met de globale ligging van het plangebied (Bron: Bing Maps)

Het plangebied grenst zowel aan woningen als bedrijfsbebouwing. De Moerkapelse Zijde is de oude weg naar Zoetermeer en vormt tegenwoordig de zuidrand van het dorp Moerkapelle. Aan de overzijde van de weg begint het polderlandschap dat Moerkapelle omringt en waar direct langs de Moerkapelse Zijde glastuinbouwbedrijven gevestigd zijn.

Op de volgende plattegrond worden de objecten in het plangebied en in de directe omgeving weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMkpZijde32Mkp-Va01_0002.jpg"

Afbeelding 2: GBKN plangebied en omgeving

Westelijk grenst het plangebied aan het bedrijfspand Moerkapelse Zijde 38 en 38a. Ten noorden van het plangebied zijn de achtertuinen gelegen van de rijwoningen aan de Hollevoeterlaan 1 t/m 12 en Kerkstraat 17. Het plangebied en de tuinen zijn hier fysiek van elkaar gescheiden door een pad. De volgende foto illustreert dit.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMkpZijde32Mkp-Va01_0003.png"

Afbeelding 3: pad tussen de sporthal en de achterliggende woningen gezien vanaf de Kerkstraat

Aan de noordoostzijde is het plangebied direct gelegen aan de Kerkstraat. Aan de overkant van de weg bevindt zich het kerkgebouw van de Gereformeerde Gemeente Moerkapelle. De volgende foto geeft het zicht vanaf een deel van de Kerkstraat op de sporthal.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMkpZijde32Mkp-Va01_0004.png"

Afbeelding 4: zicht op sporthal vanaf de Kerkstraat

1.4 Vigerend Bestemmingsplan

Het plangebied ligt binnen de grenzen van het bestemmingsplan 'Moerkapelle Dorp'. Op 3 november 2011 heeft de raad van de gemeente Zuidplas dit bestemmingsplan "Moerkapelle Dorp" gewijzigd vastgesteld. Met ingang van 25 januari 2012 is dit bestemmingsplan onherroepelijk.

Door middel van het voorliggende bestemmingsplan worden de binnen het plangebied vigerende bestemmingen zodanig herzien, dat de ingebruikname van de bestaande sporthal als deel van de machinefabriek mogelijk wordt. Na de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan vormt dit plan het planologisch-juridisch toetsingskader, bijvoorbeeld ten aanzien van het verlenen van omgevingsvergunningen voor bouw- en gebruiksactiviteiten.

In paragraaf 3.3.2 wordt het geldende bestemmingsplan nader besproken.

1.5 Leeswijzer

In het navolgende hoofdstuk van deze toelichting wordt een beschrijving gegeven van de situatie. Deze gaat in op de gevolgen van het plan voor de ruimtelijk-functionele structuur (van de omgeving) van het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt het relevant geachte Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid beschreven. Hoofdstuk 4 bevat een toets aan de van belang zijnde wet- en regelgeving voor omgevingsaspecten zoals bodem, bedrijven en milieuzonering, geluidhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid, water, ecologie en cultuurhistorie. Het daaropvolgende hoofdstuk geeft een juridische planbeschrijving ten aanzien van de regels en verbeelding. In het laatste hoofdstuk zal worden ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en maatschappelijke aanvaardbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Situatiebeschrijving

2.1 Inleiding

Familiebedrijf

Aan de Moerkapelse Zijde 32 is "Ottevanger Milling Engineers" gevestigd. In 1909 is dit bedrijf opgericht en richtte zich het in eerste instantie op het onderhoud en de reparatie van molens in de omgeving van Moerkapelle. Daarna heeft het bedrijf zich gericht op de productie van machines voor de veevoederindustrie in Nederland en later op de buurlanden Duitsland en België. Vanaf de zestiger jaren van de vorige eeuw is het bedrijf meer internationaal gaan opereren met het ontwerp en de bouw van machines en installaties voor de graanverwerkende en mengvoederindustrie. Het is één van de toonaangevende Europese bedrijven op dit gebied geworden.

Export

Hoewel de thuismarkt altijd een basis is geweest voor de verdere ontwikkeling van Ottevanger Milling Engineers, is de export duidelijk belangrijker geworden dan de thuismarkt. De exportontwikkeling wordt mogelijk gemaakt, omdat het bedrijf voorop loopt in de sector.

Bedrijf met zes vestigingen

In Aalten, Heteren, Zutphen, Schijndel en Moerkapelle ontwerpt en produceert men installaties met behulp van de modernste technieken. Een belangrijk onderdeel van de activiteiten van Ottevanger bestaat uit het ontwerpen en leveren van machines en installaties voor de voedingsmiddelenindustrie en bedrijven, die granen en gelijksoortige grondstoffen verwerken, zoals bloem- en rijstmolens, mouterijen, koffie-, cacao- en specerijenfabrieken.

Ottevanger Milling Engineers ontwikkelt, ontwerpt en produceert conventionele installaties en containerinstallaties. Bij het ontwerpen van al de installaties wordt rekening gehouden met de strengste milieuvoorschriften en veiligheidseisen door de toepassing van adequate voorzieningen voor luchtreiniging en geluid- en warmte-isolatie. De conventionele installaties kunnen in bestaande fabrieken worden opgebouwd uit componenten en machines, die in met name de vestigingen in Aalten en Moerkapelle worden geproduceerd en geassembleerd. Steeds meer worden er niet alleen installaties door de klant gevraagd, maar wenst men complete fabrieken. Daarbij levert Ottevanger niet alleen de machines e.d., maar is het bedrijf ook verantwoordelijk voor de gebouwen waarin de machines worden geïnstalleerd. Op deze wijze zijn er over de hele wereld al verscheidene fabrieken gerealiseerd.

Het bedrijf bestaat uit verschillende zelfstandig opererende organisaties, die complementair zijn.

2.2 Huidige Situatie

De thuishaven van het bedrijf is Moerkapelle. Aan de Moerkapelse Zijde 32 beschikt het bedrijf over een fabriek met bijbehorende voorzieningen. Op het terrein bevinden zich onder meer een productieruimte met een draaierij, een spuiterij, een fabricageafdeling, de assemblage van containerinstallaties en magazijnen ten behoeve van de productie.

Ottevanger heeft een zeer sterke groei gekend over de laatste 10 jaar. Van een bedrijf met een omzet van ca. 10 miljoen in 2002 groeide men naar ca. 20 miljoen in 2005 naar ca. 50 miljoen in 2014 met ca. 250 werknemers. De vestiging in Moerkapelle was qua oppervlakte te klein om de groei van het bedrijf aan te kunnen. Men was genoodzaakt om ruimte elders te huren (ca. 1.500 m2), maar was hierdoor gedwongen inefficiënt te werken. Bovendien werd door de beperkte ruimte de verdere ontwikkeling van het bedrijf in Moerkapelle geremd.

Door de sterke groei zijn er bovendien onwenselijke situaties ontstaan in verband met de vereiste kwaliteit van de productie. Sommige bedrijfsactiviteiten vonden noodzakelijkerwijs buiten plaats. Op de expeditieruimte buiten vond de opslag van gereed product plaats, wat niet goed was voor het product, maar ook leidde tot relatief veel bedrijfsactiviteiten in de open lucht.

Deze groei van Ottevanger heeft er overigens niet toe geleid, dat het bedrijf in een hogere milieucategorie valt. Dit is nog altijd milieucategorie 3.2. Deze categorie is toegestaan op grond van het bestemmingsplan "Moerkapelle Dorp".

2.3 Nieuwe Situatie

Productiekwaliteit en verplaatsing productieruimte

De eisen die aan de productiekwaliteit moeten worden gesteld, worden steeds hoger. De voortdurende groei en ook de voortgaande innovatie maken het noodzakelijk om het productieproces aan te passen. De productielijn van containerinstallaties was aan vernieuwing toe om aan de groeiende vraag te voldoen. De reorganisatie van de productie maakte een aantal wijzigingen noodzakelijk. Hierdoor werd het mogelijk om het verladen niet meer met een extern ingehuurde kraan op het buitenterrein te laten plaatsvinden. Bovendien was wenselijk om een nieuwe spuitcabine in te bouwen om aan de hoogste milieu- en kwaliteitseisen te kunnen voldoen.

Binnen het bestaande bedrijf aan de Moerkapelse Zijde 32 zijn geen mogelijkheden om uit te breiden en is het noodzakelijk om de naastgelegen sporthal op te nemen in het bedrijfscomplex. Deze hal is eigendom van Ottevanger en maakte het mogelijk om een deel van de huidige productieruimte te verplaatsen naar het voorste deel van de sporthal (Kerkstraat 15a). Door deze verplaatsing is het mogelijk om de verkoopafdeling weer in hetzelfde gebouw te huisvesten, hetgeen voor de interne communicatie zeer wenselijk is.

Compensatie via verlaging milieucategorie Moerkapelse Zijde 32

Het vigerende bestemmingsplan "Moerkapelle Dorp" bepaalt, dat voor het perceel Moerkapelse Zijde 32 een maximale milieucategorie 2 van toepassing is. Deze maximering houdt verband met de woningbouw in de directe omgeving. Echter dit perceel kent een zogenaamde maatwerkaanduiding. Hierbinnen is een machinefabriek in milieucategorie 3.2 toegestaan. De fabriek valt binnen SBI-code 281, zoals opgenomen in de bijgevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Onderhavig bestemmingsplan leidt tot een gedeeltelijke verschuiving van de genoemde maatwerkaanduiding. De sporthal aan de Kerkstraat 15a, die direct grenst aan het perceel Moerkapelse Zijde 32 wordt deels betrokken bij de maatwerkaanduiding voor een machinefabriek in milieucategorie 3.2. Dit betreft uitsluitend het zuidelijke deel van de sporthal.

De toekenning van een hogere milieucategorie aan het zuidelijke deel van de sporthal wordt echter ruimschoots gecompenseerd. Hiertoe wordt een deel van de maatwerkaanduiding voor een machinefabriek van het perceel Moerkapelse Zijde 32 verwijderd. Dit betreft de voorzijde van het perceel Moerkapelse Zijde 32. Als gevolg van deze verwijdering geldt ter plaatse van de kantoren van de firma Ottevanger in het vervolg als maximum milieucategorie 2. In onderstaand schema is deze verschuiving van bestemmingen naar oppervlak inzichtelijk gemaakt.

Bestaand Nieuw
Categorie 2 (kantoren) - 1081 m2
Categorie 2 (opslag) - 1192 m2
Categorie 3.2 2183 m2 1960 m2
Sporthal 2050 m2 -
Totaal 4233 m2 4233m2

Per saldo neemt de omvang van de maatwerkaanduiding met milieucategorie 3.2 hierdoor met ongeveer 223 m2 af. Dit levert een planologische verbetering voor het woon- en leefklimaat op.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMkpZijde32Mkp-Va01_0005.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMkpZijde32Mkp-Va01_0006.jpg"

Afbeelding 5: Bestaande (links) en nieuwe (rechts) omvang maatwerkbestemming

Opslag in noordelijke deel voormalige sporthal

Door aan de achterzijde van de sporthal de opslag van de fabriek te realiseren kan eventuele overlast voor de woningen aan de Hollevoeterlaan worden vermeden. Op de bij dit bestemmingsplan behorende verbeelding is dan ook voor het noordelijke gedeelte van de hal een specifieke aanduiding opgenomen. Deze aanduiding regelt dat ten behoeve van de machinefabriek alleen opslag en laden en lossen geoorloofd zijn.

De afvoeren van de bestaande installaties in de huidige productieruimte zullen worden gebruikt voor de nieuw te realiseren installaties. Op deze wijze zijn deze afgeschermd ten opzichte van de omliggende woningbouw.

Nieuwe indeling activiteiten

Ter illustratie is bij dit bestemmingsplan een plattegrond van de beoogde nieuwe indeling van het bedrijfsgebouw aan de Moerkapelse Zijde 32 / Kerkstraat 15a opgenomen (zie bijlage 1). De wijzigingen worden hierna opgesomd:


1.
De productieruimte met draaierij en hamermolen-fabricage wordt vrijgemaakt voor:
- een nieuwe tekenkamer / engineeringsafdeling;
- kantoor / werkplaats chef en inkoop / calculatie;
- spreekruimte.

2.
De hoge hal met lager deel wordt vrijgemaakt van het magazijn, opslag van ruw materiaal en halffabricaatstellingen en wordt ingericht voor:
- mechanische bewerking / draaierij;
- fabricagelijn ''hamermolens'';
- fabricagelijn reinigers – mixers – wegers;
- container fabricage.

3.
De sporthal wordt ingericht voor:
- opslag (magazijnen);
- opslag van halffabricaten;
- een spuiterij;
- de afmontage en opslag van gereed product;
- expeditie (afvoer van gereed product).

Tot slot

Het betreft wijzigingen bij een bestaand bedrijf. In verhouding tot de totale oppervlakte van de al bestaande fabriek is de vergroting relatief beperkt. Bovendien wordt vanwege het gedeeltelijke gebruik van de voormalige sporthal als machinefabriek de maximale milieucategorie van het bedrijfsgebouw aan de Moerkapelse Zijde 32 gedeeltelijk verlaagd naar 2. Het bestaande bouwvlak en de bestaande maatvoering van de sporthal wijzigen niet. Dit betekent dat in beginsel ook bij nieuwbouw de bouwmassa niet zal toenemen. Uitbreiding is alleen mogelijk met gebruikmaking van een afwijkingsbevoegdheid. Bij toepassing van een dergelijke bevoegdheid vindt een afzonderlijke toetsing en belangenafweging plaats.

Daarnaast kent de bedrijfsuitbreiding de volgende positieve effecten:

  • De ontsluiting zal geheel vanaf de Moerkapelse Zijde plaatsvinden.
  • In de oude situatie werd nog regelmatig aan de oostzijde van de hal (Kerkstraat) door gebruikers van de sporthal geparkeerd, met name in de avonden en het weekend. In de nieuwe situatie vindt parkeren volledig op eigen terrein plaats.
  • De aan- en afvoer van goederen vindt daarmee ook plaats via de Moerkapelse Zijde, waarbij Kerkstraat 15a bereikbaar is via de toegangsweg tussen Moerkapelse Zijde 32 en 38.
  • De woonbestemming van de particuliere woning aan de Moerkapelse Zijde 34 wordt gewijzigd in een bedrijfsbestemming; daardoor wordt de woning aangemerkt als bedrijfswoning, behorende bij de machinefabriek, en is deze niet langer gevoelig voor milieu-invloeden van de naastgelegen machinefabriek.
  • De buitenopslag van producten door de machinefabriek is niet meer nodig, dit leidt tot een fraaier aangezicht van het bedrijfsterrein en verbetering van de kwaliteit van het product.
  • Het laden van containers op vrachtauto's kan inpandig gebeuren, waardoor niet langer buiten opgestelde hydraulische kranen nodig zijn.
  • De geluidsproductie buiten wordt verminderd door de verplaatsing van activiteiten naar binnen.
  • Afname van de maatwerkbestemming (productie, bedrijfscategorie 3.2) van 2183 m2 naar 1960 m2.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak welke ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het van kracht zijnd ruimtelijk en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. Door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden, zoals de economische crisis, klimaatverandering en de door het tegelijkertijd plaatsvinden van groei, stagnatie en krimp toenemende regionale verschillen, zijn de beleidsnota's op het gebied van zowel ruimte als mobiliteit gedateerd. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is zo de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR is vastgesteld op 13 maart 2012.

De SVIR vervangt verschillende bestaande nota's zoals:

  • de Nota Ruimte;
  • de Structuurvisie Randstad 2040;
  • de Nota Mobiliteit;
  • de MobiliteitsAanpak;
  • de structuurvisie voor de Snelwegomgeving;
  • de agenda Landschap;
  • de agenda Vitaal Platteland;
  • Pieken in de Delta.

In de SVIR staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.

Ladder voor Duurzame Verstedelijking

De sturing op verstedelijking, zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering, laat het Rijk los. Om niettemin wel het zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen, is door het Rijk een ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze ladder is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Daardoor wordt de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut.

Zoals in hoofdstuk 2 is beschreven heeft het bedrijf dringend behoefte aan uitbreiding van het bedrijfspand. De behoefte van het bedrijf om uit te breiden ziet uitsluitend op een uitbreiding aansluitend aan de bestaande bedrijfslocatie. Een andere mogelijkheid om in deze behoefte te voorzien is niet voorhanden en een totale bedrijfsverplaatsing is onrealistisch. Met dit project wordt in de behoefte voorzien binnen het bestaande stedelijk gebied. Bovendien heeft de uitbreiding een beperkte omvang en wordt hiervoor gebruik gemaakt van bestaande bebouwing, waarmee een nieuwe invulling wordt gegeven aan een vrijgekomen locatie in de dorpskern. Dit past binnen de filosofie van de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De hiervoor behandelde structuurvisie is een beleidsstuk zonder bindend karakter voor lagere overheden. Om naleving van deze en andere structuurvisies te kunnen afdwingen, is besloten tot de vaststelling van algemene regels. Deze zijn opgenomen in het " Besluit algemene regels ruimtelijke ordening" (Barro).

Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden en op 1 november 2014 voor het laatst gewijzigd. In het Barro zijn geen specifieke regels opgenomen die op het onderhavige plan van toepassing zijn. Er worden geen nationale belangen geraakt en het project is niet strijdig met het Barro.

3.1.3 Conclusie

Het beleid van het Rijk richt zich op nationale belangen. Wat het Rijk daaronder schaart komt via onder meer de hiervoor behandelde beleidsstukken en algemene regels tot uiting. Het plan is niet in strijd met het Rijksbeleid.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Visie Ruimte en Mobiliteit en Verordening Ruimte

De Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) is op 9 juli 2014 door Provinciale Staten vastgesteld en op 1 augustus 2014 in werking getreden. De VRM geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.

De provincie richt zich op een efficiënte benutting van de ruimte en de netwerken, met blijvende aandacht voor de kwaliteit. Hierbij zal de bestaande situatie gelden als vertrekpunt, vormt de maatschappelijke vraag de leidraad voor het handelen en stuurt de provincie op het bereiken van haar doelen. De VRM biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel.

Vier rode draden geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:

  1. 1. Beter benutten en opwaarderen van wat er is;
  2. 2. Vergroten van de agglomeratiekracht;
  3. 3. Verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  4. 4. Bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

Bebouwde ruimte

Het plangebied is, net als de gehele bebouwde kom van Moerkapelle, aangeduid als 'bebouwde ruimte'. Voor de bebouwde ruimte streeft de provincie naar een compact, samenhangend en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied. De provincie wil de bebouwde ruimte beter benutten en opwaarderen. Dit leidt tot een intensiever en compact ruimtegebruik.

Ladder voor duurzame verstedelijking

De provincie wil op verschillende manieren bijdragen aan het beter benutten van de bebouwde ruimte. Eén van die manieren is het opnemen van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' in de Verordening ruimte. Volgens de ladder voor duurzame verstedelijking moet een nieuwe stedelijke ontwikkeling primair plaatsvinden binnen het 'bestaand stads- en dorpsgebied' (BSD). Het BSD is gedefinieerd als: 'het bestaand stedenbouwkundig stelsel van bebouwing, met inbegrip van daartoe bouwrijp gemaakte terreinen, ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid (uitgezonderd glastuinbouw), detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal-culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

Met deze herontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande vrijgekomen bebouwing, wordt aangesloten bij de provinciale visie.

3.2.2 Conclusie

Er wordt gebruik gemaakt van een bestaand pand dat zijn functie heeft verloren. Het hergebruik hiervan in combinatie met de eerder genoemde afname van de maatwerkbestemming, milieucategorie 3.2 levert een ruimtelijke kwaliteitswinst op. Het plan is in overeenstemming met het provinciaal ruimtelijk beleid.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Structuurvisie Zuidplas 2030

In de Structuurvisie Zuidplas 2030 presenteert de gemeente Zuidplas haar ruimtelijke visie tot 2030 en daarna. De structuurvisie beschrijft op hoofdlijnen welke ambities er zijn en welke koers wordt gevolgd om die ambities te verwezenlijken. De Structuurvisie biedt een kader voor de gebieds- en ruimtelijke opgaven die Zuidplas in de komende decennia wil realiseren. Daarmee vormt het document een basis voor onder meer toekomstige bestemmingsplannen. De Structuurvisie Zuidplas 2030 is op 27 november 2012 vastgesteld door de gemeenteraad.

Moerkapelle wordt in de structuurvisie aangeduid als een buurtschap. Daarbij is het aangemerkt als een locatie voor de concentratie van voorzieningen. Dit betreft een bundeling van commerciële en maatschappelijke functies. Tevens vormen de contouren van Moerkapelle Dorp een landschappelijke dorpsrand. Hier gaat het dorp over in groen buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMkpZijde32Mkp-Va01_0007.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMkpZijde32Mkp-Va01_0008.png"

Afbeelding 6: uitsnede kaart en legenda gemeentelijke structuurvisie

De aanduiding "concentratie voorzieningen" geeft ruimte aan bijvoorbeeld productiebedrijven. De bestaande bedrijven en functies maken hier onderdeel van en het herbestemmen van de bestaande bebouwing doet hieraan geen afbreuk.

3.3.2 Bestemmingsplan Moerkapelle Dorp

In het bestemmingsplan "Moerkapelle Dorp" kennen de gronden van de machinefabriek de bestemming "Bedrijf". De betreffende gronden zijn bestemd voor de "specifieke vorm van bedrijf - 5". Binnen deze specifieke vorm van bedrijf is een machinefabriek in milieucategorie 3.2 geoorloofd.

Gebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Binnen het bouwvlak geldt een maximaal bebouwingspercentage van 80%. De goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte. In dit geval betreft dit een maximale goothoogte van 6 meter. De bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de goothoogte van het gebouw vermeerderd met 4 meter, in dit geval dus 10 meter. De bouwhoogte van overkappingen is maximaal 3 meter en de totale oppervlakte van overkappingen bedraagt ten hoogste 30 m2.

De volgende afbeelding is een uitsnede van de plankaart van "Moerkapelle Dorp".

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMkpZijde32Mkp-Va01_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMkpZijde32Mkp-Va01_0010.png"

Afbeelding 7: uitsnede bestemmingsplankaart " Moerkapelle Dorp" met deel legenda

De sporthal is gelegen binnen de bestemming "Sport". De betreffende gronden sluiten aan de noordoostzijde direct aan op de huidige gronden van de machinefabriek. De beoogde bedrijfsuitbreiding ter plaatse van de sporthal past niet binnen deze sportdoeleinden. Binnen de sportbestemming is ter plaatse van het bouwvlak de aanduiding "sporthal" van toepassing. Binnen het bouwvlak zijn gebouwen toegestaan met een hoogte van maximaal 6 meter. Het bestaande gebouw is echter hoger, namelijk 7,5 meter, conform de vergunning uit 1980 die als bijlage 7 is opgenomen.

Op de plankaart zijn aan de voorzijde, ingeklemd tussen de gronden met de bestemming "Bedrijf", een woonbestemming en tuinbestemming zichtbaar. Deze gronden worden meegenomen in deze bestemmingsplanherziening. De betreffende gronden worden opgenomen binnen de bedrijfsbestemming, waarbij de woning als bedrijfswoning wordt aangemerkt.

Via dit bestemmingplan neemt de totale oppervlakte met een maatwerkaanduiding voor een machinefabriek af. De sporthal op Kerkstraat 15a wordt deels bij de maatwerkaanduiding voor een categorie 3.2-bedrijf betrokken. Per saldo wordt de oppervlakte van de maatwerkaanduiding echter minder. Daardoor kent een groter deel van het totale bedrijfsperceel als maximum milieucategorie 2. Dit komt zowel op de verbeelding als via de planregels tot uiting en wordt in hoofdstuk 5 uitgebreider toegelicht.

3.3.3 Conclusie

De aanwezigheid van een machinefabriek past binnen de gemeentelijke structuurvisie. Bovendien sluiten de bestaande sporthal en bijbehorende gronden direct aan op de huidige bedrijfslocatie. Gezien deze ligging is een uitbreiding ter plaatse van de sporthal een logische keuze. Bovendien biedt het de mogelijkheid om alle opslag naar binnen te verplaatsen en kan ook het laden van containers op de vrachtauto's inpandig plaatsvinden (zie paragraaf 2.3). Alles overziend leidt de bedrijfsuitbreiding niet tot een breuk met de opzet van het bestemmingsplan voor Moerkapelle Dorp en leidt het totaalplan tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Water

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Dit Hoogheemraadschap is ter plaatse verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied in meer of mindere mate relevante nota's.

Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is sinds 2000 van kracht en schrijft voor dat in 2015 alle waterlichamen een 'goede ecologische toestand' (GET), en voor sterk veranderde/kunstmatige wateren een 'goed ecologisch potentieel' (GEP) moeten hebben bereikt. De chemische toestand moet voor alle waterlichamen (natuurlijk en kunstmatig) in 2015 goed zijn. Deze kaderrichtlijn stopt echter niet na 2015 en wordt via Rijks-, provinciaal en waterschapsbeleid verder geïmplementeerd.

Nationaal beleid

De kern van het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw is "water de ruimte geven". Het water de ruimte geven betekent dat waterschappen in het landschap en in de stad ruimte maken om water op te slaan. Het betekent ook dat beken en rivieren in noodgevallen gecontroleerd buiten hun oevers mogen treden.

Op 22 december 2009 is de Waterwet van kracht geworden. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. In de Waterwet zijn eisen opgenomen met betrekking tot het Nationaal Waterplan, zoals ten aanzien van de voorbereiding, vormgeving en inrichting van het Nationaal Waterplan. Het Nationaal Waterplan (NWP) is het rijksplan voor het waterbeleid voor de periode 2016-2021. Het NWP beschrijft de maatregelen die genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.

In mei 2011 hebben het Rijk, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Unie van Waterschappen (UvW) en de Vereniging van waterbedrijven in Nederland (Vewin) het Bestuursakkoord Water (BAW) ondertekend.

Doel van het Bestuursakkoord Water is te blijven zorgen voor:

  • veiligheid tegen overstromingen
  • een goede kwaliteit water
  • voldoende zoet water.


De vijf partners willen dit bereiken door doelmatiger te werken, dat wil zeggen: goede kwaliteit tegen lagere kosten en minder bestuurlijke drukte. Noodzakelijke investeringen leiden daardoor niet tot sterke stijging van de lokale lasten voor burgers en bedrijven. De partners streven daarnaast ook naar doelmatigheid, door met minder kosten en minder bestuurlijke drukte de werkzaamheden te verrichten. Het BAW loopt van 2011 tot 2021, wanneer de Omgevingswet in werking treedt.

Provinciaal beleid

De provincie Zuid-Holland hanteert het regionaal waterplan 2016-2021. Dit waterbeleid, dat eens in de 6 jaar wordt herzien, staat niet op zichzelf maakt is geïntegreerd in verschillende andere beleidsdocumenten. Voor zover het de ruimtelijke component betreft is het waterbeleid opgenomen in de Visie Ruimte en Mobiliteit.

Waterschapsbeleid

Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan HHSK 2016-2021 Met Mensen en Water, de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers. Het HHSK streeft ernaar om samen met gemeenten als partners op te trekken. Er moet worden ingezet op intensief overleg met gemeentebesturen voor het kunnen realiseren van projecten. De ruimtelijke ordening en de waterhuishouding moeten in onderlinge relatie worden ontwikkeld. Op basis van ervaring en deskundigheid adviseert het HHSK over de mogelijkheden voor een duurzaam watersysteem. De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat op een duurzamere wijze met het stedelijk waterbeheer dient te worden omgegaan, mede gezien de klimaatveranderingen. Aandachtspunten voor het duurzame stedelijk waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging waarbij zoveel mogelijk een ecologische inrichting wordt nagestreefd, het verantwoord afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen.

Ontwikkelingen gaan vaak gepaard met een toename van het verharde oppervlak. In het waterbeheerplan van HHSK 2016-2021 is beschreven hoe het Hoogheemraadschap omgaat met het bergen van oppervlaktewater bij een toenemende verharding van het oppervlak. In zijn algemeenheid geldt verder dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het Hoogheemraadschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de Keur. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanleg van overstorten, van de hemelwaterafvoer op het oppervlaktewater, het dempen en graven van water en het aanbrengen van verhard oppervlak. De Keur maakt het mogelijk dat het Hoogheemraadschap haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren.

Huidige en toekomstige situatie plangebied

Bodem en grondwater

De maaiveldhoogte van Moerkapelle Dorp, waarvan het plangebied deel uitmaakt, ligt op circa NAP -4,5 m. De bodem in het plangebied bestaat uit lichte klei. Volgens de bodemkaart van Nederland is in het plangebied sprake van grondwatertrap VI. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand hier van nature tussen 0,4 m en 0,8 m beneden het maaiveld ligt, terwijl de gemiddelde laagste grondwaterstand meer dan 1,2 m beneden het maaiveld ligt.

Oppervlaktewater

Moerkapelle-Dorp ligt in Polder de Wilde Veenen. Het peil in deze polder ligt tussen NAP -4 en -4,5 m.

Riolering

Het plangebied is aangesloten op een gemengd rioolstelsel. Dit betekent dat hemelwater en afvalwater beiden via dezelfde leiding worden afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie.

Omvang verhard oppervlak

Dit bestemmingsplan ziet op de gebruikswijziging van bestaande bebouwing inclusief bijbehorende gronden. Er wordt geen uitbreiding van gebouwen of oppervlakteverharding beoogd. Tevens is er anderszins geen sprake van wijzigingen ten aanzien van het bestaande waterhuishoudingsysteem.

Overleg met het Hoogheemraadschap

Op 3 april 2019 is er via www.dewatertoets.nl, een watertoets uitgevoerd voor een plan, zie bijlage 8. Uitkomst hiervan is dat er geen waterstaatkundige belangen zijn. Het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard geeft daarom een positief wateradvies.

Conclusie

Het plan betreft het gebruik van een bestaand gebouw. Er vindt in het kader van dit plan geen uitbreiding van verhard oppervlak plaats. Dit bestemmingsplan is niet in strijd met de geldende regels en beleidsuitgangspunten ten aanzien van het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.

4.2 Geluid

Een belangrijke basis voor de ruimtelijke afweging in het kader van het aspect geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Deze wet biedt geluidgevoelige bestemmingen (zoals woningen) bescherming tegen geluidhinder van wegverkeerlawaai, spoorweglawaai en industrielawaai door middel van zonering.

Industrielawaai in relatie tot milieuzonering speelt bij zogenaamde 'grote lawaaimakers'. Aangezien het in dit geval een machinefabriek betreft welke valt in milieucategorie 3.2, is geen sprake van een grote lawaaimaker. Zonering in het kader van de Wgh is dus niet aan de orde.

Niettemin moet beoordeeld worden of het akoestisch mogelijk is om het bedrijf uit te breiden. Derhalve heeft een gespecialiseerd akoestisch bureau een geluidonderzoek uitgevoerd en de bevindingen en conclusies in rapportages vastgelegd. Die komen hierna aan de orde.


Onderzoeken

Door 'Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV' zijn akoestische onderzoeken uitgevoerd naar de akoestische consequenties van de herinrichting en de wijziging binnen de percelen Moerkapelse Zijde 32 en Kerkstraat 15a. De berekeningen zijn uitgevoerd met behulp van de "Handleiding meten en rekenen Industrielawaai 1999". Deze handleiding geeft richtlijnen en aanwijzingen voor het meten en berekenen van het geluid afkomstig van inrichtingen.

De bevindingen zijn in de rapportages vastgelegd, die als bijlagen 2, 3, 4 en 5 bij deze plantoelichting zijn gevoegd. In de rapporten is de geluidbelasting ter plaatse van de omliggende woningen beoordeeld. Daarbij was het doel om aan te tonen dat na de wijzigingen binnen het bedrijf voldaan kan worden aan de relevante grenswaarden voor geluid.

Geluiduitstraling naar de omgeving

Het onderzoek zoals weergegeven in de "Notitie 20111488-07 Akoestisch onderzoek Ottevanger te Moerkapelle, beschouwing geluiduitstraling naar de omgeving d.d. 19-3-2013" betrof een onderzoek naar de geluidsuitstraling als gevolg van de wijzigingen in de sporthal (Kerkstraat 15a) en Moerkapelse Zijde 32. In dit onderzoek, dat mede is gebaseerd op "Notitie 20111488-06, d.d. 9-11-2012", werd geconcludeerd dat de wijzigingen niet zouden leiden tot het overschrijden van toegestane geluidsproductie en derhalve geen negatief effect hebben op de omliggende woningen.

De geluiduitstraling van de inrichting naar de omgeving is berekend met behulp van een akoestisch overdrachtsmodel. In het onderhavige onderzoek is uitgegaan van het strengste toetsingskader, dat wil zeggen:

  • Toetswaarde LAr,LT = 45 dB(A) etmaalwaarde;
  • Toetswaarde LAmax = 65 dB(A) etmaalwaarde.

Uit de berekeningsresultaten blijkt dat voor wat betreft het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau voldaan wordt aan de toetswaarde van LAr,LT = 45 dB(A) etmaalwaarde. De woning Kerkstraat 15 vormt een uitzondering, aangezien de geluidbelasting daar LAr,LT = 46 dB(A) bedraagt. Daar de bestaande activiteiten (installaties) hier bepalend zijn en op basis van het Activiteitenbesluit een grenswaarde van LAr,LT = 50 dB(A) is toegestaan, is ook deze geluidbelasting toelaatbaar. De bepalende maximale geluidniveaus worden veroorzaakt door de vrachtwagens en bestelwagens op het buitenterrein. Hoewel maximale geluidniveaus ten gevolge van laad- en losactiviteiten in de dagperiode in het Activiteitenbesluit van toetsing zijn uitgezonderd, dienen deze in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel te worden meegenomen. Uit de berekeningsresultaten blijkt dat voor wat betreft de maximale geluidniveaus voldaan wordt aan de toetswaarde van LAmax = 65 dB(A) etmaalwaarde.

Vergelijking bedrijfsmatig gebruik en gebruik als sporthal

Het onderzoek "Notitie 20140887-02: Akoestisch onderzoek Ottevanger te Moerkapelle, Geluidemissie (voormalige) sporthal, d.d. 8-10-14" werd ingesteld om het effect van de nieuwe situatie in de fabriek Moerkapelse Zijde 32 en Kerkstraat 15a te vergelijken met de situatie, waarbij de sporthal nog volledig in gebruik was als sporthal. DPA Cauberg Huygen concludeerde:

"Uit het onderzoek blijkt dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ten gevolge van de voorgenomen activiteiten van Ottevanger in de voormalige sporthal in de dagperiode minder dan 45 dB(A) bedraagt. In de avond- en nachtperiode vinden geen activiteiten in de voormalige sporthal plaats. Vanuit akoestisch oogpunt treedt dan ook geen verslechtering voor de omgeving op vanwege de voorgenomen functieverandering."

Hieruit blijkt, dat de activiteiten van Ottevanger in de voormalige sporthal geen extra belasting opleveren voor de omgeving.

Effecten plaatsing geluidsscherm Moerkapelse Zijde 38

Het derde onderzoek, de "Notitie 20140887-04 Akoestisch onderzoek verkeer Moerkapelse Zijde 38, d.d. 24-10-14" betrof de noodzaak c.q. wenselijkheid om een geluidsscherm te realiseren op de perceelgrenzen van Moerkapelse Zijde 38 als gevolg van de afvoer van gereed product vanuit de voormalige sporthal. Moerkapelse Zijde 38 is een bedrijfsverzamelgebouw eigendom van Ottevanger met de maatbestemming 3.2 en gelegen naast Moerkapelse Zijde 32 en een deel van de expeditie van Ottevanger vindt plaats via het terrein van Moerkapelse Zijde 38. De conclusie van DPA Cauberg Huygen luidt als volgt:

"Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat in de bestaande situatie ter plaatse van de woningen Schieland 15 en 17 de voorkeursgrenswaarde van LAeq =50 dB(A) in de dagperiode met 2 dB wordt overschreden. Gelet op de goede bouwkundige staat van de woningen wordt er vanuit gegaan dat de binnenwaarde van 35 dB(A) in deze woningen gewaarborgd is.
Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat na het plaatsen van het scherm bij alle woningen voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde.

Met het scherm wordt in de dagperiode ter plaatse van de meeste woningen een reductie van 7 à 8 dB gerealiseerd, waarmee het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen aanzienlijk verbeterd."

Ottevanger Zal het geluidsscherm op de perceelgrenzen van Moerkapelse Zijde 38 realiseren. Dit is vastgelegd in de planregels door middel van een voorwaardelijke verplichting.

Conclusie

Uit de uitgevoerde berekeningen blijkt dat de voorgenomen bedrijfsuitbreiding akoestisch inpasbaar is. Door aan deze ontwikkeling ook de realisatie van een geluidsscherm aan de achterzijde van Moerkapelse Zijde 38 te koppelen wordt de geluidssituatie verder verbeterd.

4.3 Bedrijven En Milieuzonering

Bij het realiseren van een project moet rekening gehouden worden met de ruimtelijke uitstraling en invloed van zowel bestaande als toekomstige bedrijven in de omgeving. Dit is van belang om de kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Voor het bepalen van de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde Lijst van Bedrijfsactiviteiten. In deze lijst wordt per bedrijfscategorie aangegeven welke milieu-invloed (in de vorm van geur, stof, geluid, gevaar) hiervan uit kan gaan en wat de indicatieve afstand is die hierbij minimaal in acht genomen moet worden.

Beoordeling

Het machinebedrijf valt in milieucategorie 3.2. Voor geur, stof en gevaar geldt bij categorie 3.2 een indicatieve richtafstand van 30 m. Voor geluid wordt een indicatieve richtafstand van 100 m gehanteerd. Aangezien het afstanden van indicatieve aard zijn, kan hiervan worden afgeweken. Een afwijking dient te worden gemotiveerd.

Algemeen

In het algemeen kan worden gesteld dat de machinefabriek op dit moment reeds functioneert binnen een woonomgeving. Dit gebeurt op een veilige manier met inachtneming van de geldende milieu- en veiligheidsregels.

Opslag

De sporthal wordt deels gebruikt voor de opslag van goederen. Dit is het noordelijke gedeelte van hal. Deze zone dient mede als buffer tussen de machinefabriek en de woningen aan de Hollevoeterlaan en is als dusdanig op de verbeelding opgenomen en kent de maximale milieucategorie 2.

Productie

De productie vindt vooral plaats binnen de bestaande bedrijfsgebouwen. De sporthal op Kerkstraat 15a wordt deels betrokken bij de maatwerkaanduiding voor een machinefabriek in milieucategorie 3.2. Dit betreft het zuidelijke deel van de sporthal. Het noordelijke deel laat uitsluitend opslag en laden en lossen toe. De toekenning van een hogere milieucategorie aan het zuidelijke deel van de sporthal wordt echter ruimschoots gecompenseerd door deze van een deel van het bestaande pand van Ottevanger te verwijderen. Als gevolg van deze verwijdering geldt ter plaatse van de kantoren van de firma Ottevanger in het vervolg als maximum milieucategorie 2. Per saldo neemt de omvang van de maatwerkaanduiding met milieucategorie 3.2 hierdoor met ongeveer 223 m2 af. De productieruimte blijft in de nieuwe situatie minder dan 2.000 m2. Het bedrijf blijft daardoor in milieucategorie 3.2 vallen.

De normen met betrekking tot geur, stof en gevaar zijn in hoofdzaak gericht op het productiegedeelte. Deze wordt deels verhuisd naar de voormalige sporthal. Ten aanzien van deze aspecten wordt ook in de nieuwe situatie aan de richtafstand van 30 meter voldaan.

In dit geval is de verspreiding van geur en stof beperkt. De bestaande afvoeren zullen worden gebruikt voor de nieuw te realiseren installaties. Met andere woorden, de emissiepunten blijven gelijk aan de bestaande situatie. De ingebruikname van de sporthal brengt hierin geen verandering.

Ook de uitstoot van geur en stof vanuit de spuitcabine blijft gelijk. Net als in de oude situatie is de ruimte afgestemd op gebruikmaking door één werknemer. De productiecapaciteit neemt ter plaatse niet toe. Bij de incidentele behoefte aan meer capaciteit worden de spuitwerkzaamheden uitbesteed en daarmee elders uitgevoerd.

Bij een machinefabriek ligt ten aanzien van de milieubelasting de nadruk op de geluidsaspecten. Uit het uitgevoerde akoestisch onderzoek blijkt dat de bestemmingswijziging van de sporthal akoestisch inpasbaar is (zie paragraaf 4.2). Geluidhinder wordt redelijkerwijs niet verwacht. Daarom is de bestaande afstand tussen de omliggende woningen en het nieuwe bedrijfsgedeelte acceptabel.

Conclusie

Het aspect milieuzonering geeft geen belemmeringen ten aanzien van de beoogde bedrijfsuitbreiding.

4.4 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Hiermee wordt de wijziging van de Wet Milieubeheer ten aanzien van de luchtkwaliteitseisen bedoeld. De wet maakt een onderscheid in projecten die “in betekenende mate” (IBM) en “niet in betekenende mate” (NIBM) bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarnaast worden er bestemmingen genoemd die extra gevoelig zijn voor luchtvervuiling (gevoelige bestemmingen).

Uiteraard moet niet alleen bij gevoelige bestemmingen maar bij alle projecten sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. Uit dit oogpunt moet afgewogen worden of het aanvaardbaar is om een bepaald project op een bepaalde plaats te realiseren. Hierbij speelt de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol, ook als het project zelf hier niet of nauwelijks aan bijdraagt. Projecten die “niet in betekenende mate” leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven volgens de Wet luchtkwaliteit niet langer afzonderlijk getoetst te worden op de grenswaarde, tenzij een dreigende overschrijding van één of meerdere grenswaarden te verwachten is. De grens van “niet in betekenende mate” ligt bij 3% van de grenswaarde van een stof.

Beoordeling

Per werkdag bezoeken naar schatting 15 personenvoertuigen, 5 bestelwagens en 11 vrachtwagens het machinebedrijf. Het weekdaggemiddelde komt daarmee uit op een aantal van 62 (extra) verkeersbewegingen, waarbij het aandeel van het vrachtverkeer 36% bedraagt.

Deze verkeersgegevens zijn gebruikt als invoer voor de zogenaamde "NIBM-tool" van InfoMil. De berekening via deze "tool" leidt tot een aandeel stikstofdioxide (NO2) van 0,33 ug/m3. En het aandeel van fijn stof (PM10)is op basis van de genoemde verkeersgegevens 0,05 ug/m3. In beide gevallen wordt de norm van 1,2 ug/m3 niet overschreden, waardoor de bedrijfsuitbreiding niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

Gezien de uitkomsten van deze berekening is een luchtkwaliteitonderzoek niet noodzakelijk.

Conclusie

Het plan voldoet aan het onderdeel luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer. Hierdoor zijn er geen belemmeringen voor dit plan met betrekking tot de luchtkwaliteit.

4.5 Externe Veiligheid

Besluit externe veiligheid inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) schrijft voor dat het met betrekking tot de externe veiligheid noodzakelijk is inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.

Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten

Onder beperkt kwetsbare objecten wordt onder andere verstaan: verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare en dienst- en bedrijfswoningen van derden, hotels, restaurants, kantoren en winkels voor zover deze objecten niet tot de kwetsbare objecten behoren en bedrijfsgebouwen en vergelijkbare objecten.

Kwetsbare objecten zijn onder andere woningen (met uitzondering van de beperkt kwetsbare objecten) en andere objecten waar zich gedurende een groot deel van de dag grote groepen mensen bevinden of een deel van de dag kwetsbare groepen mensen bevinden.

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon dodelijk getroffen wordt door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom de inrichting. De grenswaarde voor het PR is voor nieuwe kwetsbare objecten (op enkele uitzonderingssituaties na) gesteld op een niveau van 10-6 per jaar op het object. Voor beperkt kwetsbare objecten is deze waarde een richtwaarde. Dit wil zeggen dat hiervan alleen om gewichtige redenen kan worden afgeweken. De norm 10-6 per jaar betekent dat de kans op een dodelijke situatie door een ongeval met gevaarlijke stoffen op een te bebouwen plek maximaal één op een miljoen per jaar mag zijn.

Groepsrisico

Het groepsrisico (GR) drukt de cumulatieve kans per jaar uit dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting, waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is. Dit wordt vertaald in een dichtheid van personen binnen het invloedsgebied van de inrichting. De normen voor het GR hebben een oriënterende waarde.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Bevi.

Beoordeling

Het machinebedrijf valt niet onder de reikwijdte van het Bevi. Het is daarmee geen risicovol bedrijf vanuit het oogpunt van externe veiligheid. Verder is aan de hand van de risicokaart (www.risicokaart.nl) geconcludeerd dat het plangebied:

  • niet gelegen is nabij routes voor het transport van gevaarlijke stoffen,
  • zich niet bevindt binnen de risicocontour en/of het invloedsgebied van een risicovol bedrijf of vergelijkbaar object, en
  • zich niet bevindt binnen de risicocontour van een buisleiding, maar wel binnen het invloedsgebied van enkele buisleidingen van Gasunie.

De afstand tussen het plangebied en de betreffende buisleidingen bedraagt circa 400 meter, waarmee het plangebied ruimschoots buiten de 10-6 contour van het plaatsgebonden risico ligt. Tussen het plangebied en de gasleidingen staan woon- en bedrijfsbebouwing.

Met de functiewijziging is geen sprake van een toename van de bezettingsgraad - het aantal gelijktijdig aanwezige personen - in het gebied. Ook is geen sprake van een functie gericht op verminderd zelfredzame personen. Er is hierdoor geen sprake van een (onaanvaardbare) toename van het groepsrisico. Daarbij is het pand voorzien van vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, ook van de risicobron af.

Conclusie

De normstelling voor externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde bedrijfsuitbreiding. Bovendien kennen de bedrijfsprocessen van Ottevanger Milling Engineers geen bijzondere risicovolle handelingen en wordt er niet met gevaarlijke stoffen gewerkt.

4.6 Bodem

Het project vereist dat inzicht verkregen wordt in de milieukundige gesteldheid van de bodem van de uitbreidingslocatie. Deze dient geschikt te zijn voor de nieuwe functie. In verband hiermee is bodemonderzoek uitgevoerd op de projectlocatie.

Bodemonderzoek

In december 2006 heeft Geofox-Lexmond nader bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 6). De aanleiding tot dit nadere onderzoek werd gevormd door, bij een eerder onderzoek, aangetroffen verhoogde gehalten aan minerale oliën in de grond. Het doel van het onderzoek was het vaststellen van de ernst, zowel mate als omvang, van de verontreiniging. Ook was het onderzoek erop gericht om via zintuiglijke waarnemingen na te gaan of asbest in de bodem aanwezig is.

Bij het onderzoek zijn in de bodem olieproducten waargenomen. Deze hebben geleid tot een lichte mate van verontreiniging met minerale olie in de grond en in het grondwater. Gezien de relatief geringe mate en omvang is geen sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging. Er bestaat geen noodzaak tot sanering.

Ten aanzien van asbest wordt in het rapport opgemerkt dat geen sprake is van een asbestverdachte locatie.

Hierna is een afbeelding opgenomen waaruit blijkt op welke plaatsen boringen zijn uitgevoerd. De locaties zijn ook in het bijgevoegde rapport aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMkpZijde32Mkp-Va01_0011.png"

Afbeelding 8: locaties boringen nader bodemonderzoek

Sinds de uitvoering van het onderzoek hebben geen activiteiten plaatsgevonden die tot een verslechtering van de bodemkwaliteit kunnen leiden. Ook zal er geen roering van de grond plaatsvinden omdat gebruik wordt gemaakt van bestaande panden.

Omdat er geen nieuwbouw en/of gevoeliger gebruik plaats gaat vinden op de locatie is het, op grond van de Nota ‘Bodemkwaliteit bij Bouwen’ (2013) van Omgevingsdienst Midden-Holland (ODMH), niet noodzakelijk dat een bodemonderzoek wordt uitgevoerd voor de voorgenomen bestemmingswijziging,

Conclusie

De bodemkwaliteit staat niet in de weg aan de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.7 Cultuurhistorie

Inleiding

Binnen de ruimtelijke ordening wordt cultuurhistorie over het algemeen geassocieerd met de gebouwde omgeving, zoals monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten, maar ook met archeologische waarden. Naast deze cultuurhistorische elementen is er de laatste jaren steeds meer aandacht gekomen voor landschappelijke structuren, ofwel het historisch cultuurlandschap en de historische geografie. De bescherming van cultuurhistorische elementen is vastgelegd in de Monumentenwet 1988.

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt specifieke eisen aan het opstellen van bestemmingsplannen. Deze zien zowel op archeologische waarden als op monumentale gebouwen en op historisch waardevolle landschapselementen.

Op de planlocatie bevinden zich geen bouwwerken met een monumentale status. Van enige waardevolle landschapselementen is ook geen sprake, aangezien het bestaande bebouwing betreft.

Parapluherziening Archeologie

De gemeente Zuidplas heeft het archeologiebeleid voor het plangebied vastgelegd in de "Parapluherziening Archeologie" die op 8 maart 2018 is vastgesteld. Deze biedt een eenduidige regeling ter bescherming van archeologische waarden.

Voor de locatie Moerkapelse Zijde 32 en Kerkstraat 15a is in het paraplubestemmingsplan geen dubbelbestemming opgenomen. Het gebied kent namelijk een lage archeologische verwachtingswaarde, waardoor deze is vrijgesteld van archeologisch onderzoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMkpZijde32Mkp-Va01_0012.jpg"

Afbeelding 9: uitsnede paraplubestemmingsplan archeologie

Bovendien is er als gevolg van dit plan geen sprake van roering van grond doordat gebruik wordt gemaakt van de bestaande bebouwing.

Conclusie

De vaststelling van dit bestemmingsplan wordt niet belemmerd door cultuurhistorische en archeologische aspecten.

4.8 Ecologie

Inleiding

Ter bescherming van ecologische waarden moet er bij ruimtelijke ingrepen een afweging worden gemaakt in het kader van beschermde natuurgebieden en beschermde planten- en diersoorten op basis van de Wet natuurbescherming. De natuurbescherming kan worden verdeeld in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

De gebiedsbescherming is verankerd door middel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Deze omvat:

  • bestaande natuurgebieden, waaronder de 20 Nationale Parken;
  • gebieden waar nieuwe natuur wordt aangelegd;
  • landbouwgebieden, beheerd volgens agrarisch natuurbeheer;
  • ruim 6 miljoen hectare grote wateren: meren, rivieren, het Nederlandse deel van de Noordzee en de Waddenzee;
  • alle Natura 2000-gebieden.

De bescherming van inheemse (van nature in Nederland voorkomende) en uitheemse planten- en diersoorten die in het wild leven, is geregeld door een stelsel waarin voor diverse categorieën een beschermingsregime is opgesteld.

Beoordeling

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de functiewijziging van bestaande bebouwing. Nieuwe of extra bebouwing wordt via dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. Ook leidt het nieuwe bestemmingsplan niet tot ruimte voor meer oppervlakteverharding. Alleen al daarom kan de bestemmingswijziging redelijkerwijs niet van nadelige invloed zijn op eventueel bestaande natuurwaarden. Bovendien is sprake van een "versteende omgeving" bestaande uit het bedrijf en omliggende bebouwing, zoals woningen. Gespecialiseerd ecologisch onderzoek is dan ook niet nodig.

Conclusie

Vanuit ecologisch oogpunt bestaan geen belemmeringen die aan de bedrijfsuitbreiding in de weg staan.

4.9 Milieueffectrapportage

In onderdeel D van het besluit milieueffectrapportage (m.e.r.) is bepaald voor welke activiteiten, besluiten en plannen een m.e.r.-beoordeling plaats moet vinden. Bij elke categorie zijn drempelwaarden opgenomen.

Beoordeling

In artikel 11.3 van onderdeel D wordt een m.e.r.-beoordeling verplicht gesteld bij een uitbreiding van een industrieterrein van tenminste 75 hectare. Deze drempelwaarde wordt bij dit project bij lange na niet gehaald. Het huidige project blijft ruim onder de genoemde drempelwaarde.

Op grond van het Besluit m.e.r. moet echter ook bij projecten onder de drempelwaarden worden nagegaan of er belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn te verwachten. Aan de hand van de volgende hoofdlijnen kan de noodzaak tot een m.e.r.-beoordeling worden ingeschat:

  • de projectomvang in relatie tot de drempelwaarde,
  • de mogelijke nabijheid van een gevoelig gebied, en/of
  • de eventuele cumulatie met andere projecten.

De beoordelingscriteria zijn:

  • de kenmerken van het project, in het bijzonder de projectomvang, de cumulatie met andere projecten, het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, de productie van afvalstoffen, verontreiniging en hinder evenals het risico van ongevallen;
  • de plaats van het project, waarbij rekening wordt gehouden met de mate van kwetsbaarheid van het milieu in de omgeving, door in het bijzonder het bestaande grondgebruik en het opnamevermogen van het natuurlijke milieu mee te wegen;
  • de kenmerken van het potentiële milieueffect, met name met betrekking tot het geografisch gebied en grootte van de bevolking.

Het betreft in dit geval de uitbreiding van een bestaand bedrijf. De drempelwaarde van 75 hectare wordt daarbij in het geheel niet benaderd. Van de nabijheid van een natuurgebied is geen sprake. Ook bevindt zich anderszins geen kwetsbare natuur in de omgeving.

Het potentiële milieueffect is beoordeeld in relatie tot het geografisch gebied en de woningdichtheid van de omgeving. In dit kader speelt onder meer de externe veiligheid. In paragraaf 4.5 is toegelicht dat de machinefabriek niet wordt aangemerkt als een risicovol object. Daarbij wordt de totale oppervlakte van de maatwerkbestemming voor een categorie 3.2-bedrijf beduidend minder. Daardoor nemen de eventuele risico's eerder af dan toe. Verder is het bedrijf via de Moerkapelse Zijde goed bereikbaar voor de brandweer en andere hulpdiensten in geval van een calamiteit.

Geluid is een ander relevant aspect in relatie tot de milieueffecten van het bestemmingsplan. In paragraaf 4.2 is al gemotiveerd waarom de voorgenomen bedrijfsuitbreiding akoestisch inpasbaar is. Voor meer informatie wordt naar de genoemde paragraaf verwezen.

Hiermee is voldaan aan de vormvrije m.e.r.-beoordelingsplicht. Een formele m.e.r.-beoordeling is niet aan de orde.

Conclusie

Gezien vorenstaande hoeft geen formele m.e.r.-beoordeling plaats te vinden.

4.10 Parkeren

Parapluplan parkeren

Op 3 april 2018 is de "Parapluherziening Parkeren" vastgesteld. Hierin is parkeerregeling opgenomen voor alle onderliggende bestemmingsplannen, waaronder "Moerkapelle-Dorp". Deze parkeerregeling is ook overgenomen in de regels bij dit bestemmingsplan.

Op grond van de op 29 september 2013 vastgestelde 'Beleidsnota Parkeernormen', waarnaar de parkeerregeling verwijst neemt de parkeerbehoefte voor het gebied af. Voor een sporthal geldt namelijk een hogere parkeernorm, dan voor de bedrijfsbestemming.

Ook in de praktijk is er sprake van een goede parkeersituatie. Voor de werknemers is voldoende parkeergelegenheid op het bedrijfsterrein aanwezig en ook het parkeren door bezoekers en leveranciers vindt op eigen terrein plaats.

Conclusie

De parkeerdruk neemt door de functiewijziging af en staat dan ook niet in de weg aan de vaststelling van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Plansystematiek

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Daarom stelt onder andere de Wro eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP2012 kent hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

5.2 Opbouw Regels

De regels zijn onderverdeeld in inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels.

De Inleidende regels bevatten de begrippen en de wijze van meten. In de Bestemmingsregels zijn de in het plan voorkomende bestemmingen opgenomen. Onder Algemene regels zijn regels geformuleerd die niet beperkt zijn tot een specifieke bestemming, maar gelden voor het gehele plangebied, zoals de anti-dubbeltelregel en algemene afwijkingsregels. Tot slot zijn in de Overgangs- en slotregels de overgangsbepalingen en de slotregel opgenomen.

5.3 Toelichting Bij De Regels

Begrippen

In de SVBP2012 is een aantal begrippen voorgeschreven. Voor zover relevant zijn deze begrippen overgenomen uit de SVBP2012. De lijst is verder aangevuld met een aantal voor dit plan relevante begrippen uit het bestemmingsplan "Moerkapelle Dorp".

Wijze van meten

De wijze van meten is overgenomen uit het bestemmingsplan "Moerkapelle Dorp" en sluit voor de omschrijvingswijze aan op de SVBP2012.

Bedrijf

Binnen de bestemming Bedrijf is een bedrijf toegestaan welk valt binnen de milieucategorieën 1 en 2. Daarbij is de voorwaarde dat het type bedrijf voorkomt op de Staat van bedrijfsactiviteiten Moerkapelse Zijde 32, welke deel uitmaakt van de regels van dit bestemmingsplan. Daarnaast mag zich binnen een deel van de bestemming een bedrijf vestigen dat valt in categorie 3.2, voor zover sprake is van bedrijfsactiviteiten als bedoeld in SBI-code "281". Hiermee is de aanwezigheid van de bestaande machinefabriek planologisch gewaarborgd en kan deze binnen een deel van de voormalige sporthal worden uitgebreid.

De voormalige sporthal wordt niet volledig bestemd voor een machinefabriek. Daartoe wordt de noordzijde van de hal uitgesloten van dit gebruik. Deze zone bevindt zich aan de zijde van de Hollevoeterlaan. Hier zal uitsluitend opslag (en laden en lossen) plaatsvinden ten behoeve van de machinefabriek of een andere vorm van opslag voor zover deze voorkomt op de Staat van bedrijfsactiviteiten Moerkapelse Zijde 32. Dit komt overeen met ten hoogste milieucategorie 2. Ten opzichte van de bestaande situatie wordt de oppervlakte met een maatwerkaanduiding t.b.v. milieucategorie 3.2 per saldo verminderd met ongeveer 223 m2.

Tevens zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, kunstwerken, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen toegestaan. Gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd. Voor de gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zijn specifieke bouwregels opgenomen. Een afwijkingsbevoegdheid voor de bouwregels maakt deel uit van de bestemming. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de afstand van gebouwen en overkappingen tot ten minste 1 m van de perceelsgrens, mits daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

De omvang van het bouwvlak van de huidige sporthal wordt in het onderhavige bestemmingsplan gehandhaafd. De maximale bouwhoogte wordt in overeenstemming gebracht met de feitelijke situatie, overeenkomstig de bouwvergunning uit 1980 (zie bijlage 7 bij deze plantoelichting). Daarmee wordt de maximale bouwhoogte 8 meter.

Binnen de bestemming zijn daarnaast twee afwijkingsbevoegdheden opgenomen om bedrijven toe te laten uit één categorie hoger of om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd.

De bestemming van de bestaande woning aan de Moerkapelse Zijde 34 wordt herzien. In plaats van de geldende (particuliere) woonbestemming krijgt deze de aanduiding 'bedrijfswoning'. De woning wordt bovendien onderdeel van de bedrijfsbestemming. Hiermee worden, eventuele, milieuhygiënische knelpunten voorkomen. In tegenstelling tot een particuliere woning kent een bedrijfswoning namelijk geen milieuhygiënische bescherming tegen het bijbehorende bedrijf.

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan. Voor de aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zijn specifieke bouwregels opgenomen.

Groen

Op deze gronden zijn groenvoorzieningen, water, kunstwerken, speelvoorzieningen, verlichting en voet- en fietspaden toegestaan. Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. De bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 5 m. De bouwhoogte van verlichting bedraagt ten hoogste 6 m. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m. Specifieke gebruiksregels maken deel uit van de bestemming.

Algemene regels

In de algemene regels zijn de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, de algemene afwijkings- en wijzigingsregels en de regels voor de uitsluiting van de aanvullende werking van de bouwverordening opgenomen. Deze zijn overgenomen uit het bestemmingsplan "Moerkapelle Dorp" voor zover zij relevant bleken voor dit plan.

Daarnaast is de parkeerregeling overgenomen uit de "Parapluherziening Parkeren".

Overgangs- en slotregels

De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in artikel 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening. Met het overgangsrecht wordt beoogd dat bouwwerken en gebruik, die wel in overeenstemming zijn met het oude bestemmingsplan, maar niet met het nieuwe, kunnen voortduren. Volledige herbouw van een dergelijk bouwwerk is niet toegestaan, tenzij het teniet gaat als gevolg van een calamiteit. Voor het strijdige gebruik geldt dat als dit langer dan een jaar is onderbroken, niet meer hervat mag worden.

In de slotregel is de aanhalingstitel van de regels vastgelegd.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het machinebedrijf is eigenaar van de gronden binnen het plangebied. De gewenste gebruikswijziging kan daarmee door de grondeigenaar in beginsel zonder tussenkomst van derden worden geëffectueerd.

Verder is met betrekking tot financiële aspecten, zoals kostenverhaal en planschade, een anterieure overeenkomst gesloten tussen de gemeente Zuidplas en aanvrager.

Alles overziend staat de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in redelijkheid vast.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Vooroverleg

Zoals aangegeven in paragraaf 4.1 heeft vooroverleg met het Hoogheemraadschap plaatsgevonden via de digitale watertoets. Dit heeft geleid tot een positief wateradvies.

6.2.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemming heeft vanaf donderdag 1 augustus tot en met woensdag 11 september 2019 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode kon iedereen een zienswijze indienen. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.

Bijlagen

Bijlage 1 Plattegrond Indeling Functies Oude En Nieuwe Situatie

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Geluiduitstraling Van De Gehele Inrichting Na Uitbreiding

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Geluiduitstraling Naar De Omgeving

Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Geluidemissie (Voormalige) Sporthal

Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Verkeer Moerkapelse Zijde 38

Bijlage 6 Bodemrapportage

Bijlage 7 Bouwvergunning 1980

Bijlage 8 Watertoets