KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bedrijf - Gasontvangstation
Artikel 6 Centrum
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Kantoor
Artikel 9 Maatschappelijk
Artikel 10 Recreatie
Artikel 11 Sport
Artikel 12 Tuin
Artikel 13 Verkeer
Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 15 Water
Artikel 16 Wonen
Artikel 17 Wonen - 1
Artikel 18 Wonen - 2
Artikel 19 Wonen - 3
Artikel 20 Leiding - Brandstof
Artikel 21 Leiding - Gas
Artikel 22 Waarde - Archeologie - 1
Artikel 23 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 24 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 25 Antidubbeltelregel
Artikel 26 Algemene Bouwregels
Artikel 27 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 29 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 30 Algemene Aanduidingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 31 Overgangsrecht
Artikel 32 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Ontstaansgeschiedenis
2.2 Huidige Situatie
2.3 Nieuwe Ontwikkelingen
2.4 Verkeer
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleid
3.1 Karakter
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleidskader
3.4 Regionaal Beleid
3.5 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Water
4.1 Inleiding
4.2 Beleidskader Water
4.3 Huidige Situatie
4.4 Toekomstige Situatie
4.5 Conclusie
Hoofdstuk 5 Milieu Conserverend Deel
5.1 Wegverkeerslawaai
5.2 Luchtkwaliteit
5.3 Bedrijven En Milieuzonering
5.4 Externe Veiligheid
5.5 Bodem
5.6 Archeologie
5.7 Ecologie
Hoofdstuk 6 Milieu Ontwikkelingslocaties
6.1 Schapenweide
6.2 Moerkapelse Zijde - Dorpsstraat
6.3 Pieter Posthof/bac
6.4 Bedrijventerrein Julianastraat-zuidplasstraat
6.5 Oranjestraat 43
6.6 Moerkapelse Zijde 40
6.7 Industriestraat 9-15
6.8 Pak-locatie
Hoofdstuk 7 Juridische Planvorming
7.1 Algemeen
7.2 Inleidende Regels
7.3 Bestemmingsregels
7.4 Algemene Regels
7.5 Overgangsrecht En Slotregel
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Economische Uitvoerbaarheid
8.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Svb 'Bedrijventerrein'
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Risicoberekeningen Gastransportleidingen
Bijlage 2 Milieukundig Advies Ontwikkelingslocaties
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Schapenweide
Bijlage 4 Besluit Hogere Waarden Wgh, Moerkapelse Zijde Hoek Dorpsstraat
Bijlage 5 Nota Van Beantwoording En Wijziging Inspraakreacties En Vooroverlegreacties
Bijlage 6 Nota Van Beantwoording En Wijziging Zienswijzen En Overlegreacties

Moerkapelle Dorp

Bestemmingsplan - Gemeente Zuidplas

Vastgesteld op 03-11-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Moerkapelle Dorp' van de gemeente Zuidplas.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1892.BpMoerkapelleDorp-Va01 met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat direct dan wel indirect verbonden is met het hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.8 achtergevel

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.

1.9 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.10 agrarisch bedrijf

een (gedeelte van) een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf.

1.11 archeologische waarden

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.12 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.13 bebouwingspercentage

een als aanduiding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van een bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.14 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.15 bedrijfsgebouw

een gebouw dat hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein.

1.16 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.17 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.18 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.19 bestaande situatie

  1. a. ten aanzien van bebouwing:

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

  1. b. ten aanzien van gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.

1.20 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.21 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.23 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.24 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.25 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.26 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.27 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.28 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.29 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.30 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.31 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.32 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.33 dakkapel

een constructie ter vergroting van een hoofdgebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.34 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een hoofdgebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.35 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.36 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.37 erfafscheidingen

schuttingen, muren, terrasschermen en andere gebouwde verticale afscheidingen welke al dan niet op de erfgrens zijn geplaatst.

1.38 erker

een uitbouw aan de voorzijde van een gebouw, niet zijnde een entree en aansluitend op een verblijfsruimte van het betreffende gebouw, waarvan de naar de openbare weg toegekeerde zijde en nog minimaal één andere zijde transparant is.

1.39 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.40 geschakelde woning

woning, waarvan het hoofdgebouw door middel van een bijgebouw verbonden is aan een ander hoofdgebouw en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd.

1.41 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.42 hobbykas

een gebouw, dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander doorzichtig materiaal en dat dient voor het hobbymatig telen van planten.

1.43 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen en functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.44 horecabedrijf

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.45 kantoor

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting gericht is op het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.46 kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.

1.47 kelder

een overdekte, met wanden omsloten voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel gelegen is, uitsluitend gesitueerd onder de hoofdbebouwing.

1.48 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit), en voor zover de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt en voor zover deze activiteiten een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.49 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.50 milieucategorie

een aan een bedrijfsactiviteit toegekende categorie volgens de in de bijlagen bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten.

1.51 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.52 Nevenfunctie

een bedrijfsmatige activiteit in combinatie met en ondergeschikt aan de uitoefening van het ter plaatse en bij wijze van hoofdfunctie uitgeoefende agrarische bedrijf.

1.53 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.54 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met een open constructie met maximaal één gesloten wand al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk.

1.55 perceelsgrens

grens van een bouwperceel.

1.56 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. voor gebouwen die in een dijk zijn gebouwd: de hoogte van de dijk;
  3. c. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

1.57 plaatsgebonden risico

  1. a. op de grens van of op een plaats buiten een inrichting aanwezige kans op overlijden van een persoon die gedurende een jaar onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven als gevolg van een ongeval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof is betrokken, waarbij deze kans is bepaald op grond van regels die hiervoor gelden als vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  2. b. op een locatie buiten een buisleiding, weg of spoorweg aanwezige kans op overlijden van een persoon die gedurende een jaar onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven als gevolg van een ongeval door getransporteerde gevaarlijke stoffen.

1.58 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.59 seksinrichting

het bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt – gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.

1.60 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.61 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.62 verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

1.63 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.64 weg

een voor het openbaar verkeer openstaande weg en/of pad, met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

1.65 Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.66 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van agrarische bedrijfsdoeleinden gericht op het hobbymatig houden van schapen;
  2. b. overdekte opslag van werktuigen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering;
  3. c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-detailhandel': tevens verkoop van streekeigen producten aan huis;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en voet- en fietspaden.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.3 Afwijkingssregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder j om de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens te verkleinen tot 0 of 1 m, mits daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolgde de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder k om de afstand van gebouwen die gebouwd worden op het bouwperceel en die niet aaneen worden gebouwd te verkleinen tot 0 of 1 m, mits daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolgde de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. het plaatsen van onderkomens of het geplaatst houden van onderkomens;
  2. b. woondoeleinden, met uitzondering van de bedrijfswoning als bedoeld in lid 3.1 onder b, die uitsluitend gebruikt mag worden voor woondoeleinden welke rechtstreeks verband houden met enige vorm van (agrarisch) bedrijf;
  3. c. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  4. d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  5. e. andere vormen van buitenopslag, niet eerder genoemd;
  6. f. seksinrichtingen;
  7. g. recreatieve doeleinden;
  8. h. het gebruik als kampeerterrein;
  9. i. de opslag en verkoop van vuurwerk;
  10. j. reclamedoeleinden.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 2': bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 3.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 4.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  5. e. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - 1 tot en met 5': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd, uit ten hoogste voor deze bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein':
    aanduiding SBI-code uit ten hoogste milieucategorie
    specifieke vorm van bedrijf - 1 251 1 3.2
    specifieke vorm van bedrijf - 2 49 4 3.2
    specifieke vorm van bedrijf - 3 252 1 4.1
    specifieke vorm van bedrijf - 4 251 1 3.2
    specifieke vorm van bedrijf - 5 28 1 3.2
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel toegestaan;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend een nutsvoorziening toegestaan;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - benzineservicestation': tevens een benzineservicestation toegestaan;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': uitsluitend een kantoor is toegestaan;
  10. j. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder g om de afstand van gebouwen en overkappingen tot de perceelsgrens te verkleinen tot ten minste 1 m, mits daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolgde de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

4.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afstand van bedrijfsbebouwing tot de zijerfgrens in verband met brandveiligheidseisen.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet op de ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. bedrijfswoningen.
  2. b. Bevi-inrichtingen;
  3. c. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  4. d. geluidszoneringsplichtige bedrijven;
  5. e. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  6. f. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m op onbebouwde gronden;
  7. g. kantoorvloeroppervlakte per bedrijf welke meer bedraagt dan 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte met een absoluut maximum van 400 m²;
  8. h. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is, in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  9. i. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  10. j. seksinrichtingen.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Bedrijf - Gasontvangstation

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Gasontvangstation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de aanleg en instandhouding van een gasontvangstation;
  2. b. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, lichtvoorzieningen, erf- en terreinafscheidingen en groen.

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Centrum

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel en dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1': uitsluitend horeca tot en met categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten toegestaan op de begane grond;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2': uitsluitend horeca tot en met categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten toegestaan op de begane grond;
  4. d. kantoren en praktijkruimten;
  5. e. verkeersvoorzieningen;
  6. f. wonen, met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  7. g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, laad- en losruimte, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en water.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden met inachtneming van artikel 30 en gelden de volgende regels:

6.3 Specifieke gebruiksregels

6.3.1 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  2. b. verkooppunten voor motorbrandstoffen;
  3. c. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel;
  4. d. losstaande reclame zuilen of losstaande andersoortige reclame-uitingen;
  5. e. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  6. f. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  7. g. (permanente) buitenopslag van goederen of materialen;
  8. h. het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens;
  9. i. seksinrichtingen.

6.3.2. Met betrekking tot het gebruik geldt dat de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning en bijgebouw met een maximum van 50 m2 bedraagt.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.1:

  1. a. om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 6.1 genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 6.1 genoemd;
  2. b. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 6.1 genoemd.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, speelvoorzieningen, verlichting en voet- en fietspaden;
  2. b. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 5 m;
  3. c. de bouwhoogte van verlichting bedraagt ten hoogste 6 m;
  4. d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet op de ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. (permanente) buitenopslag van goederen of materialen;
  4. d. het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens;
  5. e. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).

Artikel 8 Kantoor

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. wonen, uitsluitend op de verdiepingen, met aan-huis-gebonden beroepen;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

8.3 Specifieke gebruiksregels

8.3.1. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet op de ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. (permanente) buitenopslag van goederen of materialen;
  4. d. het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens;
  5. e. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden);
  6. f. seksinrichtingen.

8.3.2 Met betrekking tot het gebruik geldt dat de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning em bijgebouw met een maximum van 50 m² bedraagt.

8.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. overheidsvoorziening, bibliotheken, gezondheidszorg, onderwijs, religie, openbare dienstverlening en verenigingsleven;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'sporthal': uitsluitend een sporthal;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': uitsluitend een woning op de verdieping;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': uitsluitend een begraafplaats;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1': uitsluitend horeca tot en met categorie 1 van de Staat van Horeca-actviteiten op de begane grond;
  6. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet op de ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens;
  4. d. het plaatsen van losstaande reclame-uitingen;
  5. e. seksinrichtingen;
  6. f. zelfstandige horeca.

Artikel 10 Recreatie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening': een speelvoorziening;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, verlichting, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 5 m;
  3. c. de bouwhoogte van verlichting bedraagt ten hoogste 6 m;
  4. d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

10.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet op de ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. (permanente) buitenopslag van goederen of materialen;
  4. d. het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens;
  5. e. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden);
  6. f. seksinrichtingen.

Artikel 11 Sport

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'sporthal': een sporthal;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1': uitsluitend horeca tot en met categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten op de begane grond;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en (ontsluitings)wegen.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

11.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet op de ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. (permanente) buitenopslag van goederen of materialen;
  4. d. het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens;
  5. e. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden);
  6. f. seksinrichtingen;
  7. g. zelfstandige horeca.

Artikel 12 Tuin

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. aan-/uitbouwen;
  3. c. toegangspaden, in- en uitritten;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin': tuinhuisjes, bergkasten en hobbykassen.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin' mogen tuinhuisjes, bergkasten en hobbykassen worden gebouwd;
  2. b. op de overige gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin' bedraagt de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste 2,5 m en het gezamenlijk oppervlak van gebouwen ten hoogste 6 m² per tuin;
  4. d. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  5. e. de totale oppervlakte van overkappingen bedraagt ten hoogste 6 m²;
  6. f. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  7. g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

12.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet op de ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. (permanente) buitenopslag van goederen of materialen;
  4. d. het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens;
  5. e. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).

12.4 Afwijken van de bouwregels t.a.v. het realiseren van een aan-/uitbouw voor de voorgevel

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2 onder a en b ten aanzien van het realiseren van een aan-/uitbouw voor de voorgevel, indien:

  1. a. de diepte van de aan-/uitbouw ten hoogste 1,5 m bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel;
  2. b. de breedte van de aan-/uitbouw ten hoogste 50% van de breedte van de oorspronkelijke voorgevel bedraagt;
  3. c. de hoogte van de aan-/uitbouw gelijk is aan de hoogte van de verdiepingsvloer, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 4 m bedraagt;
  4. d. de diepte van de voortuin bedraagt, na voltooiing van de aan-/uitbouw, minimaal 2 m.

Artikel 13 Verkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de verkeersregeling, groen, parkeervoorzieningen, verlichting, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en water.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 20 m;
  3. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

13.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet op de ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  4. d. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).

Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, verlichting, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en water.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van verlichting bedraagt ten hoogste 6 m;
  3. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

14.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet op de ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  4. d. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen;
  5. e. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).

Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen, waterpartijen, bruggen, duikers, alsmede voorzieningen voor waterkering en waterhuishoudkundige voorzieningen.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.

15.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. woonschepen en drijvende woningen als ligplaats.

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend garages ten behoeve van de woningen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens een kantoor;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte': tevens een praktijkruimte;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, waterhuishoudkundige voorzieningen en water.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

16.3 Specifieke gebruiksregel

16.3.1 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet op de ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het bijgebouwen betreft;
  2. b. het gebruik van delen van de woning en bijgebouwen als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
  3. c. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn en tot 3 m erachter;
  4. d. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  5. e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  6. f. seksinrichtingen;
  7. g. opslag en verkoop van vuurwerk;
  8. h. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).

16.3.2 Met betrekking tot het gebruik geldt dat de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning en bijgebouw met een maximum van 50 m² bedraagt.

16.4 Afwijken van de bouwregels t.a.v. overschrijding bouwhoogte hoofdgebouw voor dakopbouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 16.2.1 onder d ten behoeve van het overschrijden van de maximaal toegestane bouwhoogte van een hoofdgebouw, indien:

  1. a. de breedte van de dakopbouw ten hoogste 85% van het dakvlak bedraagt;
  2. b. de hoogte van de dakopbouw ten hoogste 0,8 m bedraagt, gemeten vanaf de nok van het dak.

16.5 Afwijken van de bouwregels t.a.v. aan-/uitbouwen (erkers) voor de voorgevel

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2.2 onder b ten aanzien van het realiseren van een aan-/uitbouw voor de voorgevel, indien:

  1. a. de diepte van de aan-/uitbouw ten hoogste 1,5 m bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel;
  2. b. de breedte van de aan-/uitbouw ten hoogste 50% van de breedte van de oorspronkelijke voorgevel bedraagt;
  3. c. de hoogte van de aan-/uitbouw gelijk is aan de hoogte van de verdiepingsvloer, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 4 m bedraagt;
  4. d. de diepte van de voortuin bedraagt, na voltooiing van de aan-/uitbouw, minimaal 2 m.

16.6 Afwijken van de gebruiksregels t.b.v. mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.3.1 onder a, teneinde bewoning in vrijstaande bijgebouwen mogelijk te maken ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

  1. a. met een medische verklaring de noodzaak van mantelzorg wordt aangetoond;
  2. b. aangetoond wordt dat de mantelzorg tijdelijk van aard is;
  3. c. de niet zelfstandige woonruimte maximaal 70 m2 bedraagt binnen de bebouwingsregeling, als bedoeld in lid 16.2 past, tenzij mantelzorg wordt gefaciliteerd middels een pre-fab-woonunit;
  4. d. er geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt;
  5. e. de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt;
  6. f. per woning maximaal een omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg wordt verleend.

16.7 Afwijken van het bouwen t.b.v. mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2 ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

  1. a. het bevoegd gezag tevens een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid 16.6 verleent;
  2. b. er geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt;
  3. c. de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt;
  4. d. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning van mantelzorg wordt verleend;
  5. e. mantelzorg wordt gefaciliteerd middels een pre-fab-woonunit.

Artikel 17 Wonen - 1

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, waterhuishoudkundige voorzieningen en water.

17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

17.3 Specifieke gebruiksregel

17.3.1 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet op de ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het bijgebouwen betreft;
  2. b. het gebruik van delen van de woning en bijgebouwen als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
  3. c. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn en tot 3 m erachter;
  4. d. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  5. e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  6. f. seksinrichtingen;
  7. g. opslag en verkoop van vuurwerk;
  8. h. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).

17.3.2 Met betrekking tot het gebruik geldt dat de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning en bijgebouw met een maximum van 50 m² bedraagt.

17.4 Afwijken van de gebruiksregels t.b.v. mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.3.1 onder a, teneinde bewoning in vrijstaande bijgebouwen mogelijk te maken ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

  1. a. met een medische verklaring de noodzaak van mantelzorg wordt aangetoond;
  2. b. aangetoond wordt dat de mantelzorg tijdelijk van aard is;
  3. c. de niet zelfstandige woonruimte maximaal 70 m2 bedraagt binnen de bebouwingsregeling, als bedoeld in lid 17.2 past, tenzij mantelzorg wordt gefaciliteerd middels een pre-fab-woonunit;
  4. d. er geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt;
  5. e. de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt;
  6. f. per woning maximaal een omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg wordt verleend.

17.5 Afwijken van het bouwen t.b.v. mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2 ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

  1. a. het bevoegd gezag tevens een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid 17.4 verleent;
  2. b. er geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt;
  3. c. de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt;
  4. d. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning van mantelzorg wordt verleend;
  5. e. mantelzorg wordt gefaciliteerd middels een pre-fab-woonunit.

Artikel 18 Wonen - 2

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gestapelde en aaneengebouwde woningen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, waterhuishoudkundige voorzieningen en water.

18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

18.3 Specifieke gebruiksregel

18.3.1 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van d Wet op de ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn en tot 3 m erachter;
  2. b. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  4. d. seksinrichtingen;
  5. e. opslag en verkoop van vuurwerk;
  6. f. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).

18.3.2 Met betrekking tot het gebruik geldt dat de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning en bijgebouw met een maximum van 50 m² bedraagt.

18.4 Afwijken van de gebruiksregels t.b.v. mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.3.1 onder a, teneinde bewoning in vrijstaande bijgebouwen mogelijk te maken ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

  1. a. met een medische verklaring de noodzaak van mantelzorg wordt aangetoond;
  2. b. aangetoond wordt dat de mantelzorg tijdelijk van aard is;
  3. c. de niet zelfstandige woonruimte maximaal 70 m2 bedraagt binnen de bebouwingsregeling, als bedoeld in lid 18.2 past, tenzij mantelzorg wordt gefaciliteerd middels een pre-fab-woonunit;
  4. d. er geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt;
  5. e. de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt;
  6. f. per woning maximaal een omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg wordt verleend.

18.5 Afwijken van het bouwen t.b.v. mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2 ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

  1. a. het bevoegd gezag tevens een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid 18.4 verleent;
  2. b. er geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt;
  3. c. de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt;
  4. d. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning van mantelzorg wordt verleend;
  5. e. mantelzorg wordt gefaciliteerd middels een pre-fab-woonunit.

Artikel 19 Wonen - 3

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': tevens een parkeerterrein;
  3. c. ten minste 1,3 parkeerplaats per woning;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, tuinen, waterhuishoudkundige voorzieningen en water.

19.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

19.3 Specifieke gebruiksregel

19.3.1 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet op de ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het bijgebouwen betreft;
  2. b. het gebruik van delen van de woning en bijgebouwen als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
  3. c. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn en tot 3 m erachter;
  4. d. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  5. e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  6. f. seksinrichtingen;
  7. g. opslag en verkoop van vuurwerk;
  8. h. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).

19.3.2 Met betrekking tot het gebruik geldt dat de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning en bijgebouw met een maximum van 50 m² bedraagt.

19.4 Afwijken van de gebruiksregels t.b.v. mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.3.1 onder a, teneinde bewoning in vrijstaande bijgebouwen mogelijk te maken ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

  1. a. met een medische verklaring de noodzaak van mantelzorg wordt aangetoond;
  2. b. aangetoond wordt dat de mantelzorg tijdelijk van aard is;
  3. c. de niet zelfstandige woonruimte maximaal 70 m2 bedraagt binnen de bebouwingsregeling, als bedoeld in lid 19.2 past, tenzij mantelzorg wordt gefaciliteerd middels een pre-fab-woonunit;
  4. d. er geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt;
  5. e. de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt;
  6. f. per woning maximaal een omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg wordt verleend.

19.5 Afwijken van het bouwen t.b.v. mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

  1. a. het bevoegd gezag tevens een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid 19.4 verleent;
  2. b. er geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt;
  3. c. de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt;
  4. d. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning van mantelzorg wordt verleend;
  5. e. mantelzorg wordt gefaciliteerd middels een pre-fab-woonunit.

Artikel 20 Leiding - Brandstof

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een brandstoftransportleiding met een diameter van ten hoogste 12 inch en een druk van ten hoogste 80 bar.

20.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op of in deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 20.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 20.2 onder b. Een omgevingsvergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

20.5 Wijzigingsbevoegdheid

20.5.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro, artikel 3.6), de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding – Brandstof' te wijzigen door de bestemmingsvlakken met de dubbelbestemming 'Leiding – Brandstof' aan te passen, toe te voegen of te verwijderen met inachtneming van het bepaald in lid 20.5.2.

20.5.2 De wijzigingsbevoegdheid kan alleen worden toegepast:

  1. a. voor verwijdering: als de leiding definitief is verwijderd;
  2. b. voor aanpassing: als de leiding niet is verwijderd, mits:
    1. 1. geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
    2. 2. na voorafgaand advies van de betreffende leidingbeheerder;
  3. c. voor het toevoegen van nieuwe leidingen:
    1. 1. de veiligheid van de andere aanwezige leidingen niet wordt geschaad;
    2. 2. het groepsrisico is verantwoord;
    3. 3. na voorafgaand advies van de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 21 Leiding - Gas

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk gastransportleiding met een belemmeringenstrook van 5 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding.

21.2 Voorrangsbepaling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding – Gas' voorrang krijgt.

21.3 Bouwregels

  1. a. Op of in de in lid 21.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid;
  2. b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 22 Waarde - Archeologie - 1

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

22.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  2. b. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

22.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro, artikel 3.6), de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 1' op één of meerdere locaties te wijzigen door het verwijderen van deze dubbelbestemming ter plaatse indien:

  1. a. uit archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse géén archeologische waarden aanwezig zijn en de gronden daarom géén bescherming behoeven;
  2. b. de archeologische waarden in voldoende mate zijn opgegraven en/of gedocumenteerd.

Artikel 23 Waarde - Archeologie - 2

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

23.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  2. b. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

23.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro, artikel 3.6), de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2' op één of meerdere locaties te wijzigen door het verwijderen van deze dubbelbestemming ter plaatse indien:

  1. a. uit archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse géén archeologische waarden aanwezig zijn en de gronden daarom géén bescherming behoeven;
  2. b. de archeologische waarden in voldoende mate zijn opgegraven en/of gedocumenteerd.

Artikel 24 Waterstaat - Waterkering

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de waterkering en waterstaatkundige voorzieningen.

24.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 24.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 24.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatige functioneren van de waterkering. Alvorens te beslissen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het Hoogheemraadschap.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 25 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 26 Algemene Bouwregels

26.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

26.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. in geval van herbouw is lid 26.2 a onder 1 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 27 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  1. a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  2. b. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. de ruimte tussen bouwwerken;
  4. d. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 15%;
  2. b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen.

De bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 29 Algemene Wijzigingsregels

29.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen.

29.2 Wro-zone - wijzigingsgebied - 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden die zijn voorzien van de aanduiding 'Wro-zone – wijzigingsgebied - 1' te wijzigen in de bestemmingen Tuinen en Wonen zoals genoemd in de artikelen 12 en 16, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. het aantal woningen bedraagt ten hoogste 5;
  2. b. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 6 m;
  3. c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 9 m;
  4. d. uit bodemonderzoek moet blijken dat de bodem geschikt is voor de ter plaatse beoogde functie(s);
  5. e. uit overleg met de waterbeheerder blijkt dat er wordt voorzien in voldoende watercompensatie;
  6. f. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

29.3 Wro-zone - wijzigingsgebied - 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden die zijn voorzien van de aanduiding 'Wro-zone – wijzigingsgebied - 2' na bedrijfsbeëindiging van de ter plaatse aanwezige bedrijven te wijzigen in de bestemmingen Tuin en Wonen, zoals genoemd in artikelen 12 en 16, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. hoofdgebouwen dienen ten minste 10 m uit de verkeersbestemming Bredeweg en ten minste 5 m uit de verkeersbestemming Julianastraat gerealiseerd te worden;
  2. b. het oppervlak per perceel bedraagt maximaal 200 m2;
  3. c. het aantal woningen bedraagt ten hoogste 30;
  4. d. elke woning mag worden voorzien van een werkunit, waarbij bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' en kantoren zijn toegestaan;
  5. e. bedrijven worden enkel ontsloten vanaf de Bredeweg;
  6. f. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 6 m;
  7. g. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 9 m;
  8. h. uit bodemonderzoek moet blijken dat de bodem geschikt is voor de ter plaatse beoogde functie(s);
  9. i. uit overleg met de waterbeheerder blijkt dat er wordt voorzien in voldoende watercompensatie;
  10. j. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

29.4 Wro-zone - wijzigingsgebied - 3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden die zijn voorzien van de aanduiding 'Wro-zone – wijzigingsgebied - 3' te wijzigen in de bestemming Wonen zoals genoemd in artikel 16, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. het aantal woningen bedraagt ten hoogste 1;
  2. b. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m;
  3. c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 7 m;
  4. d. uit bodemonderzoek moet blijken dat de bodem geschikt is voor de ter plaatse beoogde functie(s);
  5. e. uit overleg met de waterbeheerder blijkt dat er wordt voorzien in voldoende watercompensatie;
  6. f. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

29.5 Wro-zone - wijzigingsgebied - 4

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden die zijn voorzien van de aanduiding 'Wro-zone – wijzigingsgebied - 4' te wijzigen in de bestemmingen Tuin en Wonen - 2 zoals genoemd in artikelen 12 en 18, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. het aantal gestapelde woningen bedraagt ten hoogste 8;
  2. b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 6 m;
  3. c. sprake is van een algehele bedrijfsbeëindiging ter plaatse;
  4. d. uit bodemonderzoek moet blijken dat de bodem geschikt is voor de ter plaatse beoogde functie(s);
  5. e. uit overleg met de waterbeheerder blijkt dat er wordt voorzien in voldoende watercompensatie;
  6. f. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 30 Algemene Aanduidingsregels

30.1 Geluidzone - weg

Binnen de aanduiding 'geluidzone - weg' is het bouwen van nieuwe geluidsgevoelige gebouwen, in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 2 in dit plan, uitsluitend toegestaan, indien is gebleken dat de geluidsbelasting vanwege wegverkeer op de gevels van de geluidsgevoelige gebouwen, de voorkeursgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder of de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting (hogere waarde) ingevolge het besluit Hogere Waarde, met inachtnemening van de in dit besluit Hogere waarde gestelde voorwaarde(n) (kenmerk 201110190), niet overschrijdt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 31 Overgangsrecht

31.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. c. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregel van dat plan.

31.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 32 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Moerkapelle Dorp, gemeente Zuidplas'. vastgesteld door de gemeenteraad van Zuidplas op 3 november 2011.

De griffier P. van Vugt, de voorzitter K.G.J. Kats,

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het bestemmingsplan voor het dorpsgebied van Moerkapelle is ouder dan tien jaar en dient derhalve te worden geactualiseerd. Naast een consoliderend deel van het bestemmingsplan, worden tevens enkele ontwikkelingslocaties meegenomen. Daartoe moet middels een ruimtelijke onderbouwing worden aangetoond dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

In 2005 heeft het college van de (toenmalige) gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle ingestemd met de planning voor de actualisatie van de bestemmingsplannen. In het advies dat aan dit besluit ten grondslag ligt is het doel van de actualiseringsronde voor de bestemmingsplannen beschreven: het aantal plannen tot een minimum beperken, digitaal maken van de plannen en de plannen aanpassen aan het huidige beleid.

De gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle is op 1 januari 2010 gefuseerd met de gemeenten Nieuwerkerk aan den IJssel en Moordrecht tot de nieuwe gemeente Zuidplas.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan Moerkapelle Dorp omvat vrijwel het gehele dorpsgebied van Moerkapelle, inclusief de Oranjestraat en het bedrijventerrein van Moerkapelle. Het bedrijventerrein ten westen van de Bredeweg, de Zuidplasstraat en de locatie Moerkapelle Oost, zijn meegenomen in de planvorming van het bestemmingsplan Zuidplas Noord. Het plangebied van bestemmingsplan Moerkapelle Dorp wordt omgeven door agrarisch gebied; aan de noord-, west- en oostzijde betreft dit de polder De Wilde Veenen en aan de zuidwestkant de Tweemanspolder. Voor dit gebied geldt het bestemmingsplan Tweemanspolder en Polder De Wilde Veenen. Figuur 1.1 geeft de ligging en begrenzing van het plangebied van voorliggend plan aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoerkapelleDorp-Va01_0001.png"

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan Dorpsgebied Moerkapelle (vastgesteld d.d. 20 juni 1995, goedgekeurd d.d. 6 februari 1996).

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt de bestaande situatie en de visie op de gewenste ontwikkeling beschreven. Daarnaast wordt de huidige verkeersstructuur beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het relevante beleidskader toegelicht. Hoofdstuk 4 gaat in op de waterkwaliteit van het plangebied. De relevante milieuonderzoeken voor het conserverend deel respectievelijk de ontwikkelingslocaties komen aan de orde in hoofdstuk 5 en 6. Een toelichting op de juridische regeling van het plan wordt gegeven in hoofdstuk 7. Hoofdstuk 8 ten slotte gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Moerkapelle is als ontginningsdorp ontstaan op een kruising van polderwegen (oude routes naar Zevenhuizen, Zoetermeer en Waddinxveen) en waterlopen (Ringvaart) in het veengebied. In eerste instantie waren de polders niet bedijkt. De afwatering vond op natuurlijke wijze via De Rotte plaats. Vanaf 1400 is er begonnen met het afgraven van veen waardoor het landschap veranderde in een plassengebied. Door de afgravingen is het oorspronkelijke dorp hoger in het landschap (en in het huidige dorp) komen te liggen. Om de afgegraven gronden te kunnen gebruiken voor de landbouw werden er polders gevormd. Uiteindelijk werden rond Moerkapelle drie polders drooggelegd. In 1665 viel de eerste polder de 'Honderd morgen' droog, daarna de 'Veenen' en als laatste in 1839 de 'Zuidplaspolder'. Als logisch gevolg van deze volgorde van drooglegging is Moerkapelle in eerste instantie richting het noordoosten gegroeid.

2.2 Huidige Situatie

Ruimtelijke opzet

Moerkapelle is ruimtelijk te verdelen in het oude dorpscentrum, een westelijk en oostelijk woongebied en het bedrijventerrein. Het dorpscentrum is grotendeels om de kruisingen van de Dorpsstraat met de Kerkstraat/Moerdijkstraat en de Moerkapelse Zijde/Bredeweg gesitueerd. De meeste voorzieningen zijn aan de Dorpsstraat gevestigd. Aan de Moerdijkstraat zijn nog enkele voorzieningen gevestigd. De Dorpsstraat heeft een kleinschalig bebouwingspatroon. Het straatprofiel is redelijk smal en de bebouwing staat zonder voortuinen dicht op de weg. De bebouwing bestaat voornamelijk uit een laag met kap en enkele woningen van twee lagen met kap die over het algemeen met de korte zijde naar de weg georiënteerd zijn. Aan de oostzijde staan enkele recent gebouwde woningen die zowel ruimtelijk als qua architectuur goed passen in het kleinschalige karakter van het dorp. Meer naar het noorden in de Dorpsstraat, richting de Herenweg is het straatprofiel breder en staat de bebouwing verder van de weg af. Het bebouwingspatroon is grootschaliger met 'nieuwere' bebouwing zoals het appartementencomplex met daaronder de Rabobank, de winkel BAC maar ook de kerk.

De monumentale hoger gelegen kerk met de daar tegenover gelegen boerderijen zijn karakteristiek voor het dorp. De boerderijen staan met de korte zijde direct aan de weg. Het centrumgebied komt ter plaatse van het oude Raadhuis op de kruising met de Raadhuisstraat tot een einde. Voor het voormalige Raadhuis is het klein en functioneel ingerichte Raadhuisplein gelegen. Een ruimtelijke relatie met de openbare ruimte voor de winkel BAC ontbreekt. In oost-westrichting doorsnijdt de Ringvaart het dorpscentrum. Dit is in de Dorpsstraat echter nauwelijks waarneembaar. De Ringvaart is in de Moerdijkstraat wel duidelijk aanwezig en bepaald voor een groot deel de karakteristiek van deze straat.

De uitbreidingen

Moerkapelle is in latere periodes gegroeid door planmatige woonwijken te realiseren tussen de oude bebouwingslinten. De Oranjewijk in het oosten is de eerste uitbreiding van het oude dorp. De ruimtelijke structuur wordt bepaald door het rechthoekige stratenpatroon, waarlangs overwegend gesloten bouwblokken staan. Het merendeel van de woningen bestaat uit korte rijwoningen met aan de Raadhuisstraat en Jonkheer van der Welstraat afgewisseld met twee-onder-een-kapwoningen. Aan de Raadhuisstraat is een basisschool gevestigd met daarachter tegen de oostelijke dorpsrand een sportcomplex.

Aan de Herenweg is in eenzelfde rechthoekig blok, maar dan volledig in het groen, de begraafplaats gelegen.

Ten noorden van de Oranjewijk is Swaanswijck gelegen dat in 2001 gereed is gekomen. De wijk heeft een heldere strokenverkaveling met enkele vrijstaande kavels. De woningen zijn op de straat georiënteerd, wat betekent dat de buitenste rij woningen met de achtertuinen naar het landschap zijn gekeerd. Het landschap is voelbaar (en zichtbaar) door het slingerende stratenpatroon waarbij ter plaatse van de vrijstaande kavels de straat het landschap raakt.

Het westelijk deel van Moerkapelle bestaat uit de Weidebuurt en de Hollevoet. De ruimtelijke structuur van de Weidebuurt wordt bepaald door het blokvormige stratenpatroon. De woningen zijn georiënteerd op de straat en staan in met de weg meedraaiende rooilijnen. Een belangrijke ruimtelijke drager van de wijk is de centrale groene as (Grutto en Papaverlaan) die vanuit het landelijk gebied uitmondt in de (schapen)weide naast de kerk. In de wijk worden korte rijwoningen afgewisseld met twee-onder-een-kapwoningen en vrijstaande woningen. In het noordwesten is, in afwijking van de ruimtelijke structuur van de wijk in een meer open setting een hofje en een begraafplaats gelegen. De bebouwing aan het hofje bestaat uit vrijstaande en geschakelde woningen. De uitstraling is divers.

Een andere wijk in het westelijk deel van Moerkapelle is de Hollevoet. Deze wijk is op te delen in twee gebieden. Een gebied ten noorden van de Hollevoeterlaan en een ten zuiden daarvan. Voor het noordelijk deel is een herontwikkelingstraject ingezet. De bebouwing in het zuidelijk deel wordt gekenmerkt door rooilijnen die per bouwblok een hoekverdraaiing hebben. De hoogteverschillen richting de Moerkapelse Zijde dragen bij aan een verbijzondering van de wijk. De bebouwing in het oosten van de wijk (aan het Westland) heeft meer een losse opzet, waarbij zowel de vrijstaande als de geschakelde woningen rond een groene plek zijn gegroepeerd. De zuidrand van Moerkapelle wordt gevormd door de Moerkapelse Zijde. Aan deze weg staat bedrijfsbebouwing afgewisseld met (bedrijfs)woningen.

Voor een drietal ontwikkelingen binnen voorliggend plangebied gelegen is reeds een vergunning verleend. Deze ontwikkelingen zijn bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan nog in uitvoering of moeten nog opgestart worden. Deze ontwikkelingen zijn daarom niet in paragraaf 2.3 (nieuwe ontwikkelingen) opgenomen, maar apart hieronder beschreven.

Het gaat om de volgende drie ontwikkelingen:

  1. 1. herontwikkeling voormalig NAM-terrein;
  2. 2. ontwikkeling Nieuwbouw Beth San;
  3. 3. supermarkt, ter hoogte van Dorpsstraat 12.

Herontwikkeling voormalig NAM-terrein

De eerste plannen voor de herontwikkeling van het voormalig NAM-terrein en het terrein van De Eersteling te Moerkapelle werden in 2004 gepresenteerd.

In 2005 is een prijsvraag uitgeschreven voor de ontwikkeling hiervan.

Vervolgens is in 2007 de ontwikkelingsovereenkomst ondertekend door de voormalige gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle, projectontwikkelaar Esprit Planontwikkeling en Bouwcombinatie Bakker, de Graaf en Van der Knaap B.V.

Het plan

Het plan De Eersteling is inmiddels gerealiseerd en bestaat uit 24 zorgappartementen, 9 starters huurappartementen en 4 vrije sectorhuurwoningen. Dit plan wordt ontwikkeld door Woningcorporatie Vestia in samenwerking met Aannemingsbedrijf Schipper B.V.

Het plan op het voormalige NAM-terrein bestaat uit de realisatie van 12 luxe koopappartementen, 8 rijwoningen en 8 twee-onder-een-kapwoningen. Door de kredietcrisis is dit programma onder druk komen te staan. Er is daarom gekozen voor een flexibelere opzet van dit deel van het plan.

Stedenbouwkundig plan

Een invulling van een vrijkomende locatie als het plangebied NAM - De Eersteling vergt in een dorpse omgeving een eigen opvatting over het bouwen. Er is gekozen voor een compacte schaal en eigentijdse bouwvormen voor de bebouwing van het plangebied. De openbare ruimte heeft een informeel karakter, waarbij auto's zo min mogelijk aanwezig zijn. Water speelt, zeker in het geval van een polderdorp, een belangrijke rol bij de bebouwing en de erven.

Het concept is als volgt opgebouwd:

  • het hele plangebied wordt als één project beschouwd, met twee verschillende karakters: de NAM-locatie als waterrijke en meer open deel, en de Eersteling-locatie als meer groen en besloten deel;
  • in oost-westrichting vormen enkele lijnen en vlakken een streepjescode van open en gesloten delen: te bebouwen en onbebouwde stroken;
  • tussen de verschillende 'strepen' worden dwarsrelaties gelegd, verbindingen tussen de bebouwingsstroken en de openbare ruimtes;
  • de hoekpunten worden gemarkeerd met herkenbare bebouwing;
  • aan de route Hollevoeterlaan-Akkerweg worden de aantakkingen met het plangebied gemarkeerd.

De maximale bebouwingshoogte is drie lagen, met uitzondering van de kop aan de polderrand, één van de markante plekken van het plangebied.

Het geheel is gesitueerd in een reeks verschillende gebouwen die gezamenlijk een ensemble vormen. De architectuur is verwant, met karakteristieke kappen en heldere kleuren als bindend principe. Daarnaast maken hagen langs de openbare ruimte en om de parkeerplaatsen het ensemble tot een ruimtelijk geheel. De aanwezigheid van water tot aan de Akkerweg draagt aan het planbeeld bij. Het inpassen van bestaande bomen zorgt voor een volwassen groen uiterlijk.

Alle bebouwing wordt voorzien van kappen. De inzet is om met de kapvorm, de dakopbouwen en de dakgoten en -overstekken een bindend thema te creëren voor alle afzonderlijke woongebouwen. Het zorgt voor een dorpse kwaliteit, maar tevens voor een herkenbaarheid van de buurt als geheel en als de woning afzonderlijk.

De architectuur van de gevels is in opbouw en materiaal geïnspireerd door de Moerkapelse omgeving. Heldere kleuren, oranje baksteen en wit hout als basismaterialen, met zorgvuldige detaillering. De woningen staan in het algemeen met een kleine voortuin aan de straat; de voortuin fungeert als terras, als plek waar het buurtgevoel kan ontstaan. De straten zijn ontdaan van parkeerplaatsen, zodat er volop ruimte is voor ontmoeting. De woningen oriënteren zich dan ook in hun plattegrond op de straat.

Ontwikkeling Nieuwbouw Beth San

Beth-San is een woonzorgcentrum dat zorg en huisvesting biedt aan 85 bewoners. Daarnaast zijn er een aantal kamers voor een kortdurende opname en is er plaats voor palliatieve terminale zorg.

Fase 1

In februari 2006 is door het college van burgemeester en wethouders van de voormalige gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle het besluit genomen tot ontwikkeling van de nieuwbouw Beth-San. Er wordt gebouwd aan een nieuw, modern woon-zorgcentrum met alle vormen van zorg. Dit nieuwe woon-zorgcentrum bestaat uit:

  • 40 verzorgingsappartementen;
  • 30 plaatsen waar kleinschalig wonen voor psychogeriatrische bewoners gerealiseerd wordt;
  • 12 verpleegkamers voor gehandicaptenzorg;
  • 3 tijdelijke opnameplaatsen;
  • 2 palliatieve plaatsen.

Ontwikkeling fase 1

Op 28 september 2009 is de 1e paal in de grond geslagen.

Op 17 mei 2010 is onder veel belangstelling van genodigden, bewoners, omwonenden en personeelsleden, de 1e steen gelegd van het woonzorgcentrum Beth-San.

Ontwikkeling fase 2 en 3

Naast het nieuwe zorgcentrum, zullen er nieuwe levensloopbestendige woningen gebouwd worden.

Het woningbouwprogramma zal bestaan uit:

  • sociale huurappartementen;
  • middeldure huurappartementen;
  • koopappartementen.

Fase 2 wordt rechts van Beth-San gerealiseerd. Deze serie bestaat uit twee blokken van 3 woonlagen waarvan diverse woningen uitzicht hebben op het Schapenweitje. Er zullen zowel koop- als huurwoningen worden gerealiseerd. De oplevering wordt eind 2012 verwacht, echter deze planning is mede afhankelijk van de ontwikkelingen op de woningmarkt.

Fase 3 wordt links van Beth-San gerealiseerd. De bouw hiervan is nog ongewis in verband met de kredietcrisis. In het bestemmingsplan is daarom een globale bestemming opgenomen, waarbij zowel de bestaande bebouwing als een nieuwbouwplan inpasbaar zijn.

Supermarkt ter hoogte van Dorpsstraat 12

De huidige supermarkt wordt verplaatst naar de ontwikkelingslocatie aan de Dorpstraat. Tevens worden hier twee bovenwoningen mogelijk gemaakt. In het vigerend bestemmingsplan Dorpsgebied Moerkapelle (1995) heeft deze locatie reeds een centrumbestemming waarbinnen woningen mogelijk zijn. Deze centrumbestemming blijft behouden en wordt licht uitgebreid aan de Dorpsstraat en ter plaatse van de Schapenweide. De ontsluiting van de supermarkt vindt plaats aan de Kerkstraatzijde. Hiertoe wordt in het bestemmingsplan een verkeersbestemming opgenomen ter plaatse van een voormalige agrarische bestemming.

2.3 Nieuwe Ontwikkelingen

In het kader van het revitaliseren van de dorpskern van Moerkapelle zijn ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, in het plangebied enkele nieuwe ontwikkelingen te verwachten. Uitgangspunt bij alle nieuwe ontwikkelingen vormt het behoud en waar mogelijk versterking van het dorpse karakter van Moerkapelle. De nieuwe ontwikkelingen die binnen het plangebied aanwezig zijn, zijn:

  1. 1. Schapenweide;
  2. 2. Moerkapelse zijde/Dorpstraat;
  3. 3. Pieter Posthof/BAC;
  4. 4. Bedrijventerrein Julianastraat-Zuidplasstraat;
  5. 5. Oranjestraat tussen 41 en 43;
  6. 6. Moerkapelse Zijde 40;
  7. 7. Industriestraat 9-15;
  8. 8. Pak-locatie.

Schapenweide

Op de locatie, tussen Kerkplein en Dorpsstraat, is momenteel een schapenweide, met een agrarische bestemming, gelegen. Door middel van het bestemmingsplan Moerkapelle Dorp wordt hier de bouw van 10 grondgebonden woningen mogelijk gemaakt. In het tot dusver vigerende bestemmingsplan was op deze gronden een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de bouw van 30 woningen. Omwonenden hechten aan zoveel mogelijk handhaving van de schapenweide. De gronden krijgen in het voorliggende bestemmingsplan daarom slechts deels een woonbestemming. De grondopbrengsten van de woningen zijn mede kostendragers voor de revitaliseringplannen voor de dorpskern. Daarnaast is ISV-subsidie voor deze plannen in het vooruitzicht gesteld. Het bedrijf Van der Spek-Palsgraaf wordt aan de achterzijde uitgebreid met een schuur, mede ter vervanging van een schuur die moet wijken voor de bouw van een kleine supermarkt. De gronden van het bedrijf behouden de agrarische bestemming.

Moerkapelse Zijde/Dorpsstraat

Op de locatie Moerkapelse Zijde hoek Dorpsstraat wordt de bouw van een winkel (op de hoek) mogelijk gemaakt met daarnaast een negental startersappartementen. Door de kredietcrisis in 2009/2010 is de realisering van dit complex vertraagd.

Pieter Posthof/BAC

Hier wordt de bouw van 7 appartementen mogelijk gemaakt met winkelruimte 'in de plint'. De winkelruimte is bedoeld voor kleinschalige bedrijven als een drogist, bakker, enzovoorts. Tevens wordt de bouw mogelijk gemaakt van twee zalen ten behoeve van de Hervormde Gemeente van Moerkapelle. Deze zalen zijn onder meer bedoeld voor jeugdactiviteiten. Het perceel heeft momenteel deels een centrumbestemming (waaronder wonen) en deels een maatschappelijke bestemming. In het nieuwe bestemmingsplan wordt de centrumbestemming uitgebreid en vervalt de maatschappelijke bestemming.

Bedrijventerrein Julianastraat-Zuidplasstraat

Het bedrijventerrein tussen de Julianastraat en de Zuidplasstraat wordt reeds aan twee zijden geflankeerd door woningen. In het bestemmingsplan Moerkapelle Dorp is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ter plaatse van de bedrijfsbestemmingen. In de algemene wijzigingsregels is opgenomen dat het gebied woningen en lichte bedrijvigheid mag gaan herbergen.

Oranjestraat tussen 41 en 43

Op het perceel tussen Oranjestraat 41 en 43 ligt reeds een woonbestemming. Er is echter geen bouwvlak opgenomen. In het bestemmingsplan Moerkapelle Dorp is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee in de toekomst een bouwvlak mogelijk kan worden gemaakt.

Moerkapelse Zijde 40

Op het perceel Moerkapelse Zijde 40 is reeds een woonbestemming gevestigd. In het bestemmingsplan Moerkapelle Dorp worden op het achterste deel van dit perceel 2 woningen mogelijk gemaakt middels het opnemen van twee bouwvlakken.

Industriestraat 9-15

Op het perceel tussen Industriestraat 9 en 15 ligt in het bestemmingsplan Dorpsgebied Moerkapelle een verkeersbestemming. In het bestemmingsplan Moerkapelle Dorp is voor deze percelen een bedrijfsbestemming beoogd.

Pak-locatie

Aan de Dorpsstraat 19 en Moerdijkstraat 1 is momenteel een supermarkt van 300 m² gesitueerd. Via een vergunning is het planologsich mogelijk gemaakt om de supermarkt naar de overzijde van de Dorpsstraat (locatie Supermarkt) te verplaatsen. In het bestemmingsplan Moerkapelle Dorp wordt deze vergunning verwerkt. Op de percelen die de supermarkt achterlaat worden enkele grondgebonden woningen en een winkel mogelijk gemaakt.

2.4 Verkeer

Externe wegenstructuur

De externe ontsluiting van Moerkapelle wordt gevormd door de Moerkapelse Zijde (aan de westzijde, voor verkeer uit de richting Zoetermeer), de Julianastraat (oostzijde, uit de richting Waddinxveen), de Bredeweg (zuidoostzijde, vanaf de aansluiting met de A12) en het Noordeinde (zuidzijde, vanuit Zevenhuizen). Deze wegen wikkelen het bestemmingsverkeer van en naar Moerkapelle af. Ook het doorgaande verkeer tussen met name Zoetermeer/Bleiswijk/Berkel en Rodenrijs en Waddinxveen maakt gebruik van deze wegen. Via de Bredeweg, het Noordeinde en de N219 zijn er aansluitingen met de Rijksweg A12 (Utrecht/Gouda/Den Haag) die ten zuiden van Moerkapelle ligt. Dit betekent dat er sluipverkeer is op de externe ontsluitingswegen naar Moerkapelle als er congestie optreedt op rijksweg A12. Het dorp bevindt zich met name ten noorden van deze ontsluitingswegen; vanaf de noordelijke richting wordt het dorp niet ontsloten. De Herenweg, die in het verlengde ligt van de Dorpsstraat, loopt ten noorden van het dorp dood in het landelijk gebied.

De grens van de bebouwde kom ligt op de Moerkapelse Zijde vlak voor de zijstraat Westland, op het Noordeinde 200 m voor de kruising in het dorp, op de Bredeweg vlak voor de Ambachtstraat en op de Julianastraat bij de splitsing met de Nijverheidsweg. De gemeente is voornemens een groot deel van de bebouwde kom te reconstrueren tot 30 km/h-gebied. Dit voornemen zal leiden tot een aantal inrichtingsmaatregelen die qua ruimte of bestemming geen invloed hebben op dit bestemmingsplan. Voor een aantal wegvakken die binnen de bebouwde kom liggen en niet binnen het 30 km/h-gebied vallen zal een maximumsnelheid van 50 km/h gehandhaafd blijven.

Interne wegenstructuur

Het dorp bevindt zich met name ten noorden van de lijn Moerkapelse Zijde/Bredeweg. Aan de zuidoostelijke kant van het dorp ligt een groot lokaal bedrijventerrein, dat wordt ontsloten door de Bredeweg. Op het bedrijventerrein bevinden zich veel aan transport gerelateerde bedrijven. Dit betekent dat de Bredeweg, de kruising met het Noordeinde en het Noordeinde zwaar worden belast met vrachtverkeer.

Het centrum van het dorp met winkelaanbod, ligt aan de Dorpsstraat. Deze straat vormt de centrale toegang tot het dorp. De Dorpsstraat, en in het verlengde daarvan de Herenweg, splitst het dorp in twee gedeelten. Het westelijke gedeelte (onder andere een nieuwbouwwijk) wordt ontsloten door de Akkerweg en de Hollevoeterlaan. Deze wijkverzamelstraten zijn georiënteerd op de Moerkapelse Zijde en de Dorpsstraat/Herenweg.

De interne ontsluiting van het oostelijke gedeelte van het dorp bestaat uit een aantal parallelle buurtverzamelstraten (de Beatrixlaan, de Jhr. van der Welstraat, de Moerdijkstraat en de Raadhuisstraat) die rechtlijnig aansluiten op de Dorpsstraat/Herenweg. De Raadhuisstraat ontsluit tevens het aan de oostzijde van het dorp gelegen sportpark 'De Wilde Veenen'. De ontsluitingsstructuur van het oostelijke gedeelte van Moerkapelle is sterker georiënteerd op de Dorpsstraat dan de ontsluitingsstructuur van het westelijke gedeelte.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleid

3.1 Karakter

Op een aantal kleinere woningbouwontwikkelingen na heeft dit bestemmingsplan een overwegend consoliderend karakter. Deze nieuwe ontwikkelingen sluiten aan bij de ruimtelijke beleidskaders van Rijk, provincie en gemeente.

3.2 Rijksbeleid

Nota Ruimte

Hoofddoelstelling van deze nota is om ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. De beperkt beschikbare ruimte in Nederland maakt het nodig dit op een efficiënte en duurzame wijze te doen, waarbij niet alleen rekening wordt gehouden met een kwantitatieve invulling hiervan, maar ook vorm wordt gegeven aan de kwalitatieve invulling. Meer specifiek richt het beleid zich vooral op:

  • versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
  • bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
  • borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
  • borging van de veiligheid.

Doelstellingen van het ruimtelijk beleid die van belang zijn voor het plangebied, zijn:

  • een efficiënt en zo mogelijk meervoudig ruimtegebruik;
  • bundeling van verstedelijking en economische activiteiten;
  • nieuwe bebouwing in bestaand bebouwd gebied of direct aansluitend daarop;
  • de opvangmogelijkheid in de gemeente van de eigen natuurlijke aanwas;
  • verbreding van het woningaanbod;
  • de sturende rol van water bij de ruimtelijke inrichting.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte & AMvB ruimtelijke ordening

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De ontwerpstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Doelen

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Nationale belangen

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in de ontwerp AMvB ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de ontwerp AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het plangebied zijn de volgende algemene bepalingen relevant.

  • Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren. In dit kader blijft het Rijk gebiedsgerichte afspraken maken met de stedelijke regio's (zoals Rotterdam) over de programmering van verstedelijking (woningbouw), zowel kwantitatief als kwalitatief.
  • Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
  • Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
  • Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
  • Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Het plangebied heeft geen directe relatie met één van de kaarten of bepalingen van het ontwerp van de AMvB Ruimte, er zijn dan ook geen aandachtspunten voor het onderhavige bestemmingsplan te verwachten.

3.3 Provinciaal Beleidskader

Provinciale ruimtelijke structuurvisie

De provinciale structuurvisie bevat hoofdlijnen van voorgenomen ontwikkelingen en hoofdzaken van het door de provincie te voeren ruimtelijk beleid.

'Visie op Zuid-Holland' bevat een aantal integrale hoofdopgaven, zijnde een concurrerend en aantrekkelijk internationaal profiel, een duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie, divers en samenhangend stedelijk netwerk, stad en land verbonden én een vitaal, divers en aantrekkelijk landschap.

De Zuidplaspolder is onderdeel van het stedelijke netwerk Zuid-Holland. Het woningbouwprogramma van de Zuidvleugel is deels in de Zuidplaspolder gepland. In de Zuidplaspolder is ook rekening gehouden met 200 ha voor nieuw duurzaam glastuinbouwgebied. Daarnaast is circa 80 ha glastuinbouw als transformatiegebied aangemerkt. Met het oog op de ontwikkelingen in de Zuidplaspolder is een geheel nieuwe regionale wegenstructuur ontworpen. De parallelverbinding A12-Moordrechtboog is hierin een essentieel gegeven. Andere onderdelen zijn de omleiding van de N219 bij Zevenhuizen en het verleggen van deze verbinding bij Nieuwerkerk aan den IJssel.

In de Provinciale Structuurvisie is het plangebied deels aangeduid als stedelijk gebied en deels als bedrijventerrein binnen de bebouwingscontour.

Provinciale Verordening Ruimte

Het plangebied is in de provinciale verordening aangeduid als stedelijk gebied en bedrijventerrein.

Met betrekking tot bedrijventerreinen stelt de verordening het volgende:

  1. 1. Bestemmingsplannen voor gronden die zijn gelegen op bedrijventerreinen wijzen geen bestemmingen aan die nieuwe (bedrijfs)woningen mogelijk maken. Dit uitgezonderd woningen behorende bij woonwerkeenheden op (delen van) bedrijventerreinen waar maximaal milieucategorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten is toegestaan en die niet binnen de invloedsfeer liggen van (delen van) bedrijventerreinen waar bedrijven in een hogere milieucategorie zijn toegestaan.
  2. 2. Bestemmingsplannen voor gronden die zijn gelegen op bedrijventerreinen moeten bedrijven uit de hoogst mogelijke milieucategorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten passend bij de omgeving van het bedrijventerrein mogelijk maken, waarbij rekening wordt gehouden met toekomstige ontwikkelingen. De toelichting van het bestemmingsplan moet hierover een verantwoording bevatten.

3.4 Regionaal Beleid

Intergemeentelijk Structuurplan Zuidplas (ISP)

In de Nota Ruimte is de driehoek RZG Zuidplas aangewezen als uitbreidingsruimte van de Zuidvleugel van de Randstad. Het ISP heeft betrekking op de ontwikkelingen van deze driehoek tot 2030. Het plan van de betrokken grondgemeenten Zuidplas, Waddinxveen en Gouda is tot stand gekomen in samenwerking met de provincie Zuid-Holland, de gemeente Rotterdam en het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard (HHSK).

Voor het plangebied is van belang dat het ISP uitgaat van 30.000 nieuwe woningen in de Zuidplas in de periode tot 2030. Nieuwe woningbouw vindt onder andere plaats door bestaande stedelijke gebieden te verdichten en nieuwe uitbreidingen te realiseren grenzend aan het bestaand stedelijk gebied. Voor het plangebied is verdichting van het bestaande dorpsgebied aan de orde. Doelgroepen zijn vooral senioren en starters. Daarnaast wordt vanaf de start van de Zuidplas rekening gehouden met verdere groei van voorzieningen op het gebied van sport, basisonderwijs en welzijn.

3.5 Gemeentelijk Beleid

Woonvisie Zuidplas

Door de samenvoeging van de drie kernen is nieuw beleid geformuleerd. Een belangrijk document hierin is de gemeentelijke Woonvisie. Als tussenstap naar een nieuwe Woonvisie is medio 2011 een analyse van de woningmarkt uitgevoerd. Deze analyse bestaat uit verschillende onderdelen:

  • in Zevenhuizen en Moerkapelle is in 2009 een woningmarktonderzoek uitgevoerd;
  • in 2007 heeft in Moordrecht een woningbehoefte onderzoek plaatsgevonden.

Van voornoemde gebieden is een geactualiseerd beeld van de woningbehoefte geschetst ter onderbouwing van de op te stellen Woonvisie.

Van de voormalige gemeente Nieuwerkerk aan den IJssel ontbrak een dergelijk document. Daarom is in mei 2011 in dit dorp een aanvullende woningmarktenquête gehouden.

Daarnaast heeft onderzoek plaatsgevonden naar de ontwikkelingen in de omgeving van de gemeente Zuidplas en zijn gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van omliggende gemeenten, Ballast Nedam, de Stadsregio Rotterdam en Bouwfonds. De lokaal werkzame woningcorporaties zijn eveneens nauw bij het proces betrokken.

De uit het onderzoek voortvloeiende marktrapportage is een tussenstap op weg naar de Woonvisie en schetst zoveel mogelijk de feitelijke situatie: de woningvoorraad en vraag naar en aanbod van woningen. Na het opstellen van de woningmarktrapportage is in de Visie op Hoofdlijnen ingegaan op de gemeente Zuidplas van nu, alsmede van de toekomst. De Visie op hoofdlijnen omvat 3 thema's:

  • passende huisvesting; doelgroepen van volkshuisvestingsbeleid;
  • de bestaande voorraad en ontwikkeling;
  • vitaliteit; hoe kan de gemeente zorgen voor vitale dorpen?

Nadat de hoofdlijnen zijn vastgesteld, wordt de visie verder uitgewerkt in concrete acties en maatregelen. Begin 2012 moet het uitvoeringsprogramma gereed zijn.

De markt in Moerkapelle

In zijn algemeenheid is het van groot belang dat er wordt gebouwd vanuit en aan het dorp. Dat er gewerkt wordt aan transformatie van de bestaande woningvoorraad daar waar mogelijk en noodzakelijk, en dat er gewerkt wordt aan een aantrekkelijke, levendige dorpskern.

Kwantitatief zijn, door woningbouw in de laatste jaren, de huidige tekorten op de woningmarkt ingelopen. De kwalitatieve frictie is (mede door de economische crisis) verschoven naar een tekort aan huurwoningen, waarbij met name in de nultredensector sprake is van een tekort.

Voorts wordt verwacht dat door de Europese regelgeving een groeiende behoefte is aan huurwoningen in de vrije sector. In de koopsector zou er op dit moment een tekort zijn aan appartementen (gelijkvloerse woningen).

Kansmarkten in de huursector zijn: voor senioren geschikte woningen met kwaliteit in gestapelde woningen en laagbouw.

In de koopsector zijn er kansmarkten voor seniorenwoningen in de hogere prijsklasse en woningen in de laagbouw.

Hoofdstuk 4 Water

4.1 Inleiding

In het Besluit ruimtelijke ordening is de 'watertoets' opgenomen. Deze heeft tot doel om ruimtelijke ontwikkelingen te toetsen aan het vigerende waterbeleid en de wateraspecten volwaardig mee te laten wegen bij de besluitvorming omtrent een goede ruimtelijke ordening. Van belang is hierbij dat bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening wordt gehouden met het feit dat wanneer sprake is van een toename van de verharding, er een watercompensatie moet plaatsvinden. Dit proces komt in samenwerking tussen de gemeente en waterbeheerder tot stand.

Het plangebied ligt in het beheersgebied van het HHSK. In het kader van de watertoets is over onderhavig bestemmingsplan en de uitgangspunten overleg gevoerd met de waterbeheerder. Het HHSK heeft positief geadviseerd met betrekking tot dit bestemmingsplan.

4.2 Beleidskader Water

Beleidskader duurzaam waterbeheer

Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is sinds 2000 van kracht en schrijft voor dat in 2015 alle waterlichamen een 'goede ecologische toestand' (GET), en voor sterk veranderde/kunstmatige wateren een 'goed ecologisch potentieel' (GEP) moeten hebben bereikt. De chemische toestand moet voor alle waterlichamen (natuurlijk en kunstmatig) in 2015 goed zijn.

Rijksbeleid

Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.

Provinciaal beleid

Het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 bevat de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid voor die periode. Het vervangt het provinciaal waterbeleid zoals dat is vastgelegd in het Beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006) en vervangt het Grondwaterplan 2007-2013 en beschrijft dan ook het strategische grondwaterbeleid voor Zuid-Holland. Verder voldoet het plan aan de eisen van de nieuwe Waterwet. De provincie vertaalt in dit plan het beleid uit het nationaal waterplan en het huidige Europese beleid naar provinciale kaders en doelstellingen voor de periode 2010-2015. Conform de herziene sturingsvisie water gaat het met name om de 'wat' vraag. De waterschappen beantwoorden in hun waterbeheerplannen vervolgens vooral de 'hoe' vraag.

Waterschapsbeleid

Het HHSK heeft recent het Waterbeheerplan 'Samenwerken aan de wateropgave'opgesteld voor de periode 2007-2010. De missie van het HHSK luidt kortweg 'Droge voeten en schoon water'. Samenwerking met andere overheden en maatschappelijke organisaties is noodzakelijk om te komen tot een geoptimaliseerd en duurzaam waterbeheer. In het plan wordt ingegaan op diverse randvoorwaardenscheppende wet- en regelgeving zoals de Europese Kaderrichtlijn Water welke betrekking heeft op de waterkwaliteit, de aanstaande Waterwet, de Wet ruimtelijke ordening, Wet gemeentelijke watertaken, Natuurbeschermingswet etc.

In het Bestemmingsplanadvies Zuidplaspolder (2007) geeft het HHSK aanbevelingen voor ruimtelijke ontwikkelingen in de Zuidplaspolder. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met het Bestemmingsplanadvies. Zo moeten de aanbevelingen leiden tot een veerkrachtiger watersysteem in de toekomst. Het advies schrijft onder meer voor dat nieuwe functies een bepaald percentage open water vereisen:

  • woonstedelijke functie : 8%;
  • bedrijventerrein : 12%;
  • glastuinbouw : 6% (bij voldoende gietwaterberging).

4.3 Huidige Situatie

Het plangebied bestaat uit het dorp Moerkapelle, inclusief het bedrijventerrein van Moerkapelle. Het bedrijventerrein ten westen van de Bredeweg en de locatie Moerkapelle Oost behoren overigens niet tot het plangebied.

Bodem en grondwater

De Zuidplaspolder, waarin het zuidoostelijke deel van het plangebied ligt, is een diepgelegen droogmakerij. De maaiveldhoogte van de kern Moerkapelle ligt op circa NAP -4,5 m, met uitzondering van de hoger gelegen delen langs de Ringvaart. De bodem in het plangebied bestaat uit lichte klei.

Volgens de Bodemkaart van Nederland is in het plangebied sprake van grondwatertrap VI. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand hier van nature tussen 0,4 m en 0,8 m beneden het maaiveld ligt, terwijl de gemiddelde laagste grondwaterstand meer dan 1,2 m beneden het maaiveld ligt.

Oppervlaktewater

Het bedrijventerrein in het zuidoostelijke deel van het plangebied ligt in de Zuidplaspolder. In het betreffende peilvak wordt een vast peil van NAP -5,8 m gevoerd. Het overige plangebied ligt in Polder de Wilde Veenen. Het peil in deze polder ligt tussen NAP -4 en -4,5 m. Door het plangebied loopt de Ringvaart van de Zuidplaspolder. De Ringvaart wordt aangemerkt als boezemwater met een bijbehorend peil van NAP -2,15 m. Langs de noordelijke plangrens loopt de Groote Duikertocht, dit is een hoofdwatergang. Verder bevinden zich in het plangebied diverse kleinere watergangen.

Waterkeringen

Langs de Ringvaart van de Zuidplaspolder bevindt zich aan weerszijden een boezemwaterkering.

Riolering

Het plangebied is aangesloten op een gemengd rioolstelsel. Dit betekent dat hemelwater en afvalwater beiden via dezelfde leiding worden afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie.

4.4 Toekomstige Situatie

In het grootste deel van het plangebied vinden geen ontwikkelingen plaats. De consoliderende delen van het bestemmingsplan bieden daarom weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren. In dit bestemmingsplan worden een aantal ontwikkelingen mogelijk gemaakt, zoals in paragraaf 2.3 beschreven.

Voor de ontwikkelingen en eventuele toekomstige ontwikkelingen, is het van belang om een aantal uitgangspunten toe te passen.

Waterhuishoudkundige randvoorwaarden ontwikkelingen

Concreet is het belangrijk om bij bouwwerkzaamheden duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen toe te passen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen. Indien desondanks uitloogbare materialen worden gebruikt, dienen deze te worden voorzien van een coating om uitloging tegen te gaan.

Conform de Leidraad Riolering West-Nederland en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater zijn er twee mogelijkheden. Indien open water in de directe omgeving aanwezig is, wordt hemelwater afgevoerd naar dat oppervlaktewater. Indien infiltratie mogelijk is, dan wordt schoon hemelwater geïnfiltreerd.

Daarnaast is het van belang om bij een toename van het verhard oppervlak, dit te compenseren in de vorm van nieuw oppervlaktewater. Hierbij dient een percentage van het brutoplangebied te worden ingericht als oppervlaktewater dat in verbinding staat met het bestaande watersysteem. Het gaat om de volgende percentages:

  • woonstedelijke functie : 8%;
  • bedrijventerrein : 12%;
  • glastuinbouw : 6% (bij voldoende gietwaterberging).

Beheer en onderhoud

In zijn algemeenheid geldt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het waterschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de Keur. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het dempen en het aanleggen van nieuwe watergangen, het werken in of nabij waterkeringen etc.

Bestemmingslegging

Hoofdwatergangen zijn direct als 'Water' bestemd. Waterkeringen hebben een dubbelbestemming, namelijk 'Waterstaat - Waterkering'.

4.5 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de ontwikkelingen die door het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, geen negatieve gevolgen hebben voor de bestaande waterhuishoudkundige situatie. De ontwikkelingen voldoen dan ook aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer. Wel dient bij het verlenen van een omgevingsvergunning gewezen te worden op de vereiste Keurverordening van het HHSK.

Hoofdstuk 5 Milieu Conserverend Deel

De Milieudienst Midden-Holland heeft een milieukundig advies opgesteld voor het conserverend deel van voorliggend bestemmingsplan

Het milieukundig advies richt zich op de volgende milieuaspecten:

  • wegverkeerslawaai;
  • luchtkwaliteit;
  • bedrijven en milieuzonering;
  • externe veiligheid;
  • bodem;
  • archeologie;
  • ecologie.

De milieuaspecten spoorwegverkeerslawaai en industrielawaai zijn niet relevant voor het onderzoeksgebied. Daarom is hier verder geen aandacht aan besteed.

Er zijn geen beperkingen voor het conserverend deel van bestemmingsplan Moerkapelle Dorp voor wat betreft wegverkeerslawaai, luchtkwaliteit, externe veiligheid, bodem, archeologie en ecologie. Voor wat betreft bedrijven en milieuzonering geldt dat het plan niet conserverend kan worden vastgesteld, maar dat rekening dient te worden gehouden met afstemming tussen milieugevoelige en milieubelastende functies. Geadviseerd wordt de bedrijfslocaties inwaarts te zoneren en voor de bestaande bedrijven maatbestemmingen op te nemen.

5.1 Wegverkeerslawaai

Wegverkeerslawaai kan de leefkwaliteit van een gebied sterk beïnvloeden. Mensen die veelvuldig worden blootgesteld aan een hoog niveau van wegverkeerslawaai kunnen hier lichamelijke en psychische klachten door oplopen. De Wet geluidhinder (Wgh) verplicht ertoe onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen binnen vastgestelde onderzoeksgebieden (zones) langs wegen (artikel 74-75 Wgh). Wegen met een snelheid van maximaal 30 km/h hebben op grond van de Wgh geen geluidszone. Dit betekent dat de geluidsbelasting vanwege 30 km/h-wegen niet wordt getoetst aan de normen uit de Wgh. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet de geluidsbelasting van deze wegen wel inzichtelijk worden gemaakt. Tevens stellen de Wgh en het Besluit geluidhinder regels aan de maximale geluidsbelasting op deze bestemmingen. Voor deze bestemmingen zijn voorkeursgrenswaarden opgesteld. In tabel 5.1 zijn de voor dit onderzoek relevante voorkeursgrenswaarden weergegeven.

Tabel 5.1 Voorkeursgrenswaarden (vgw) wegverkeerslawaai (artikel 82 Wgh en artikel 3.1 Bgh)

bestemming locatie weg vgw [dB]
woningen binnen bebouwde kom lokale en provinciale wegen 48
auto(snel)wegen 48
buiten bebouwde kom lokale en provinciale wegen 48
auto(snel)wegen 48

Indien bij de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kunnen onder voorwaarden hogere grenswaarden worden aangevraagd tot aan de maximale grenswaarde uit de Wgh (tabel 5.2). De voorwaarden voor hogere grenswaarden zijn vastgelegd in de Beleidsregel Hogere Waarden regio Midden-Holland (april 2007).

Tabel 5.2 Maximale grenswaarden wegverkeerslawaai (artikel 83 Wgh en artikel 3.2 Bgh)

bestemming locatie weg maximale
grenswaarde[dB]
woningen binnen bebouwde kom lokale en provinciale wegen 63
auto(snel)wegen 53
buiten bebouwde kom lokale en provinciale wegen 53
auto(snel)wegen 53

In het kader van een conserverend bestemmingsplan hoeft niet te worden getoetst aan voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden uit de Wgh. Er dient echter wel inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat binnen het plangebied. Dat kan door de geluidsbelasting vanwege de hoofdwegenstructuur in het plangebied in beeld te brengen.

Onderzoek

Ten behoeve van het bestemmingsplan Moerkapelle Dorp is de geluidsbelasting vanwege de hoofdwegenstructuur binnen het plangebied bepaald. Tevens is het effect op de geluidsbelasting van de verkeersaantrekkende werking van alle ontwikkellocaties gezamenlijk bepaald.

In figuur 5.1 zijn de berekende contouren weergegeven ten gevolge van wegverkeerslawaai voor de situatie met geplande ontwikkelingen voor het jaar 2020. De weergegeven contouren betreffen de gecumuleerde contouren exclusief aftrek artikel 110g Wgh. De contouren zijn een licht negatieve weergave van de werkelijke geluidsbelasting omdat geen rekening is gehouden met afscherming van gebouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoerkapelleDorp-Va01_0002.jpg"

Figuur 5.1 Geluidscontouren 2020 vanwege de relevante wegen inclusief geplande ontwikkelingen en exclusief correctie ex artikel 110g Wgh

Uit figuur 5.1 blijkt dat ter plaatse van de woningen aan de Dorpstraat, Herenweg, Moerkapelse Zijde, Onderweg en de Julianastraat geluidsbelastingen (exclusief correctie artikel 110g Wgh) van 58 tot 63 dB(A).

Om het effect van de verkeersaantrekkende werking inzichtelijk te maken, is een verschilkaart gemaakt (figuur 5.2). Weergegeven is het verschil tussen de situatie met en zonder geplande ontwikkeling (verschil = Lden weg met – Lden weg zonder).

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoerkapelleDorp-Va01_0003.jpg"

Figuur 5.2 Verschilkaart gecumuleerde geluidsbelasting wegverkeer met en zonder ontwikkelingen

Uit figuur 5.2 blijkt dat het verschil in geluidsbelasting voor het gebied Dorpstraat, Herenweg en Kerkstraat ligt tussen de 1 en 2 dB. Voor het overige gebied ligt het verschil tussen de 0 en de 1 dB.

Conclusie ten aanzien van plan

Ter plaatse van de onderzochte locaties binnen het plangebied worden de geluidsniveaus hoofdzakelijk bepaald door de zogenaamde, niet vanuit de Wet geluidhinder gezoneerde, 30 km/h-wegen. Als gevolg van de combinatie van klinkerbestrating en verkeersintensiteit, treden ter plaatse van de woningen relatief hoge geluidsbelastingen op.

Wanneer de berekende geluidsbelastingen worden beoordeeld overeenkomstig de Wgh (inclusief aftrek ex artikel 110g), worden de geluidsbelastingen ter plaatse van de woningen als passend bij het dorpse karakter van Moerkapelle en acceptabel beoordeeld.

De toename van de geluidsbelasting als gevolg van de beoogde ontwikkelingen zal ter plaatse van de woningen met minder dan 2 dB toenemen. Deze toename is niet met het menselijk gehoor waarneembaar.

5.2 Luchtkwaliteit

Indien mensen met regelmaat luchtverontreinigende stoffen inademen kan dit leiden tot effecten op de lichamelijke gezondheid. Daarom moet bij ruimtelijke planvorming rekening worden gehouden met de effecten van de plannen op de luchtkwaliteit.

Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna te noemen: Wet luchtkwaliteit), het Besluit niet in betekenende mate en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De grenzen voor deze stoffen zijn opgenomen in tabel 5.3. In 2010 moet aan de grenswaarden (jaargemiddelde en uurgemiddelde concentratie) voor NO2 worden voldaan. Voor PM10 geldt dat vanaf 2005 moet worden voldaan aan de (jaargemiddelde en 24-uursgemiddelde) grenswaarden.

Tabel 5.3 Grenswaarden Wet luchtkwaliteit

stof jaargemid-
delde
uurgemid-
delde
24-uursgemid-
delde
opmerkingen
NO2 40 µg/m3 200 µg/m3 n.v.t. uurgemiddelde mag 18x per jaar worden overschreden
PM10 40 µg/m3 n.v.t. 50 µg/m3 24-uursgemiddelde mag 35x per jaar worden overschreden

De Wet luchtkwaliteit en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen dat ruimtelijke plannen doorgang kunnen vinden indien de luchtkwaliteit niet in betekenende mate verslechtert en de plannen niet leiden tot het overschrijden van een grenswaarden.

In het Besluit nibm is een anticumulatiebepaling opgenomen, die zegt dat de effecten van beoogde ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied moeten worden meegenomen in de beoordeling van het betreffende plan. Hiermee wordt voorkomen dat verschillende nibm-projecten samen toch in betekenende mate bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit.

Onderzoek

Op een drietal locaties (figuur 5.3) zijn de concentraties van NO2 en PM10 in de huidige situatie (2011), de autonome situatie in 2020 en de situatie in 2020 inclusief de ontwikkeling onderzocht. De concentraties in de huidige situatie 2011 zijn overgenomen uit de Monitoringstool 2010. De concentraties NO2 en PM10 in 2020 (exclusief en inclusief alle ontwikkelingen) zijn berekend met CAR versie 9.0, conform standaard Rekenmethode I.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoerkapelleDorp-Va01_0004.jpg"

Figuur 5.3 Onderzoekslocaties luchtkwaliteit

De totale verkeersaantrekkende werking van de ontwikkellocaties wordt door de gemeente geschat op 1.850 motorvoertuigen per etmaal (mvt/etmaal). Dit extra verkeer is verdeeld over verschillende wegen in het plangebied. Voor de beschouwde wegen is uitgegaan van de door de gemeente geleverde verkeersintensiteiten, eveneens gebruikt in het wegverkeerslawaaionderzoek (tabel 5.4).

Tabel 5.4 Invoergegevens onderzoek luchtkwaliteit

2020 [mvt/etmaal] excl. ontwikkelingen 2020 [mvt/etmaal] incl. ontwikkelingen
Moerkapelse Zijde (Noordeinde richting Bredeweg) 2866
3146
Dorpstraat 2595 2970
Herenweg 2602 3422

In de tabellen 5.5 en 5.6 zijn de rekenresultaten voor de jaargemiddelde immissieconcentratie NO2 en PM10 opgenomen.

Tabel 5.5 Jaargemiddelde PM10 – concentratie (in µg/m³) op drie locaties (figuur 5.3)

locatie 1 2 3
situatie totale
concentra-tie
achter-
grond
concentra-tie
totale
concentra-tie
achter-
grond
concentra-tie
totale
concen-
tratie
achter-
grond
concentra-tie
huidige situatie 2011 24,8 24,2 24,4 24,2 24,5 24,3
situatie 2020 excl. ontwikkeling 22,3 21,9 22,3 21,9 22,3 21,9
situatie 2020 incl. ontwikkeling 22,4 21,9 22,3 21,9 22,3 21,9

Tabel 5.6 Jaargemiddelde NO2 – concentratie (in µg/m³) op drie locaties (figuur 5.3)

locatie 1 2 3
situatie totale
concentratie
achter-
grond
concentra-tie
totale
concen-
tratie
achter-
grond
concentra-tie
totale
concentra-tie
achter-
grond
concentra-tie
huidige situatie 2011 28,6 24,1 25,4 24,1 25,2 24,0
situatie 2020 excl. ontwikkeling 20,3 18,3 20,1 18,3 19,7 18,3
situatie 2020
incl. ontwikkeling
20,3 18,3 20,2 18,3 19,8 18,3

Uit het onderzoek blijkt dat al in 2011 de berekende concentraties NO2 en PM10 veel lager zijn dan de grenswaarden voor NO2 en PM10. De bijdrage van de planontwikkelingen op de concentraties NO2 en PM10 is minder dan 0,4 µg/m³, dus niet in betekenende mate (nibm).

Aldus wordt in het hele plangebied voldaan aan de grenswaarden, ook na voltooiing van de ontwikkelingen uit deel B in het plangebied.

Conclusie ten aanzien van plan

De geplande ontwikkelingen dragen nauwelijks bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit in het gebied. Daarom is het geen bezwaar vanwege de luchtkwaliteit om het bestemmingsplan vast te stellen.

5.3 Bedrijven En Milieuzonering

Bedrijvigheid is een milieubelastende activiteit. Tengevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar. Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, Algemene Maatregelen van Bestuur onder de Wet milieubeheer en de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009). Bedrijven en Milieuzonering geeft richtafstanden per categorie en per type bedrijvigheid aan. Binnen deze richtafstanden is bij een gemiddelde bedrijfsvoering hinder van het bedrijf te verwachten.

De te beoordelen situaties zijn te herleiden tot drie groepen en bijbehorende aanpak, te weten:

  • nieuwe milieugevoelige functies nabij bestaande bedrijven In deze situatie dient primair te worden beoordeeld of hinder te verwachten is van de specifieke bestaande bedrijven;
  • nieuwe bedrijfsbestemmingen nabij bestaande milieugevoelige functies In deze situatie is de bedrijfscategorie zoals deze wordt opgenomen in het bestemmingsplan leidend. Afhankelijk van deze categorie zal in eerste instantie een afstand van bijvoorbeeld 10 m (cat. 1), 30 m (cat. 2), 50 m (cat. 3.1), 100 m cat. 3.2), 200 m (cat. 4.1) tussen de gevoelige functies en belastende activiteiten moeten worden gerespecteerd;
  • nieuwe milieugevoelige functies nabij nieuwe bedrijfsbestemmingen In dit geval is de bedrijfscategorie zoals deze wordt opgenomen in het bestemmingsplan leidend. Afhankelijk van deze categorie zal in eerste instantie een afstand van biijvoorbeeld 10 m (cat. 1), 30 m (cat. 2), 50 m (cat. 3.1) tussen de gevoelige en belastende bestemmingen moeten worden gerespecteerd.

Daarnaast wordt het moment van vaststelling van een conserverend bestemmingsplan ook gebruikt om te heroverwegen of in de bestaande combinaties van milieugevoelige en milieubelastende functies sprake is van goede ruimtelijke ordening. De gemeente Zuidplas verkiest om in dit geval inwaarts te zoneren, dat wil zeggen met de woningen als uitgangspunt. Op deze wijze wordt de planologische ruimte voor bedrijven beter afgestemd op de feitelijke ruimte vanwege de Wet milieubeheer. Voor de bestaande bedrijven zal een maatbestemming worden opgenomen, zodat zij niet in hun bedrijfsvoering worden gehinderd. Uitgangspunt in bestaande situaties is dat categorieën 1 en 2 doorgaans inpasbaar zijn nabij woningen. Hinder van bestaande bedrijven op bestaande woningen wordt middels de Wet milieubeheer beheerst.

De richtafstanden in Bedrijven en Milieuzonering gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, zoals bijvoorbeeld bedoeld met de omgevingstypen rustige woonwijk of rustig buitengebied. In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype gemengd gebied kan een afwijkende systematiek worden toegepast, die meer ruimte biedt aan bedrijven. Dit omgevingstype en bijbehorende systematiek zullen dan wel in het bestemmingsplan moeten worden vastgelegd.

Onderzoek

Met behulp van het inrichtingenbestand van de Milieudienst is geinventariseerd welke bedrijven in het plangebied zijn gevestigd.

Behoudens het bedrijventerrein is geinventariseerd welke bedrijven in het plangebied onder categorie 3.1 of hoger vallen. Voor deze bedrijven zijn de milieuzones bepaald op basis van Bedrijven en Milieuzonering en gegevens uit milieuvergunningen en AMvB's.

201013892 Milieuparagraaf Bestemmingsplan Moerkapelle Dorp Deel A, definitief 7 Voor de bedrijven op het bedrijventerrein zijn middels dossieronderzoek en veldbezoek de milieucategorieën van alle aanwezige bedrijven bepaald. Tevens is op basis van de locaties en gebiedstypen van de huidige woningen bepaald welke categorieën bedrijven waar op het bedrijventerrein mogelijk zijn (inwaarts zoneren) en welke bedrijven op basis daarvan een maatbestemming zouden moeten krijgen.

In tabel 5.7 en figuur 5.4 zijn de bedrijven met categorie 3.1 en hoger weergegeven die buiten het bedrijventerrein van Moerkapelle zijn gelegen. In figuur 5.4 is ook de bijbehorende richtafstand conform Bedrijven en Milieuzonering 2009 weergegeven.

Tabel 5.7 Bedrijfslocaties in het plangebied (exclusief bedrijven op bedrijventerrein)

locatie naam bedrijfsaard SBI cat. richtafstand
Bredeweg 5 T. Zijderhand en Zoon goederenvervoer 494 3.1 50
Moerkapelse Zijde 32 Ottevanger
Machinefabrieken BV
productie landbouwmachines 28 1 3.2 100

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoerkapelleDorp-Va01_0005.jpg"

Figuur 5.4 Overige bedrijven in het plangebied

Op kleine afstand van de bedrijven uit tabel 5.7 liggen woningen. De bedrijven hebben echter geen klachten veroorzaakt in de omgeving. Geconcludeerd kan worden dat door de bedrijfsvoering van deze specifieke bedrijven de situatie in de omgeving aanvaardbaar is. Voor deze bedrijven wordt in dit bestemmingsplan een maatbestemming opgenomen en zal in de algemene toelaatbaarheid maximaal categorie 2 worden opgenomen.

In figuur 5.5 zijn de woningen weergegeven die bepalend zijn voor het inwaarts zoneren van het bedrijventerrein. Tevens is aangegeven of deze woningen zijn gelegen in gebiedstype rustige woonwijk en gemengd gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoerkapelleDorp-Va01_0006.jpg"

Figuur 5.5 Milieuzonering van bedrijven in (de nabijheid van)het plangebied

Uit figuur 5.5 kan worden opgemaakt dat de aanwezige woningen in en in de omgeving van het plangebied invloed hebben op de maximale toelaatbare categorie voor bedrijven.

In november 2010 heeft een inventarisatie plaatsgevonden van de aanwezige bedrijven op het bedrijventerrein. In figuur 5.6 zijn de aanwezige bedrijven op basis van de geconstateerde categorie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoerkapelleDorp-Va01_0007.jpg"

Figuur 5.6 Milieuzonering van bedrijven in (de nabijheid van)het plangebied

De lege vlakken in figuur 5.6 zijn parkeerterreinen of bedrijfspanden zonder gebruikers. Aan de bedrijfsverzamelgebouwen is de hoogste categorie van de aanwezige bedrijven gegeven.

Op basis van figuur 5.5 is de algemene toelaatbaarheid in het bestemmingsplan bepaald. Op basis van figuur 5.6 is bepaald voor welke percelen een specifieke toelaatbaarheid in het bestemmingsplan is opgenomen.

Conclusie ten aanzien van plan

Het bestemmingsplan wordt toelaatbaar geacht voor wat betreft het aspect Bedrijven en milieuzonering.

Hierbij is rekening gehouden met een afstemming tussen milieugevoelige en milieubelastende functies. Dit heeft tot gevolg gehad dat de bedrijfslocaties inwaarts zijn gezoneerd en dat voor de bestaande bedrijven maatbestemmingen op de verbeelding zijn opgenomen.

5.4 Externe Veiligheid

Activiteiten met gevaarlijke stoffen leveren risico.s op voor de omgeving. Door het stellen van eisen aan afstanden tussen de activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten (woningen, kantoren, scholen, enz.) worden de eventuele gevolgen van deze risico.s zoveel mogelijk beperkt.

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vormt het wettelijk kader voor het omgaan met risico.s ten gevolge van bedrijven (inrichtingen) met gevaarlijke stoffen.

Het wettelijk kader voor de risico.s ten gevolge van transport van gevaarlijke stoffen wordt gevormd door de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS), het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Daarnaast is, voor zover van toepassing, gebruik gemaakt van gegevens uit het Basisnet Weg (definitief ontwerp 2009) en het Basisnet Water (definitief ontwerp 2008).

Plaatsgebonden risico (PR)

Als 'harde' afstandseis voor externe veiligheid geldt een contour voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6), die wordt aangegeven als een afstand ten opzichte van de activiteit met gevaarlijke stoffen (risicobron). Binnen deze PR 10-6-contour mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn of worden geprojecteerd.

Groepsrisico (GR)

Afhankelijk van de aard van de risicobron is er sprake van een bepaald invloedsgebied. Binnen dit invloedsgebied moet worden onderzocht hoe groot de kans per jaar is dat een groep van ten minste 10 (zich binnen dit invloedsgebied bevindende) personen overlijdt ten gevolge van een ramp of zwaar ongeval met de betreffende risicobron. De uitkomst van dit onderzoek geeft de hoogte van het GR weer en wordt uitgedrukt in een curve, waarbij als norm voor het GR een oriënterende waarde is vastgesteld.

Onderzoek

Ter voorbereiding van bestemmingsplan Moerkapelle Dorp (conserverende deel) is onderzocht of er risicobronnen binnen of nabij het plangebied zijn gelegen die hierop van invloed zijn.

Mogelijke risicobronnen zijn inrichtingen, waar activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden of trans-portmodaliteiten bestemd voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals (spoor-, vaar-)wegen en buisleidingen.

De genoemde afstanden zijn grafisch weergegeven in figuur 5.7. Het betreft een indicatieve weergave. De op de verbeelding aangegeven contouren zijn leidend.

Inrichtingen

Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied zijn EV-relevante bedrijven gelegen. Geen van deze bedrijven valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Vanuit oogpunt van externe veiligheid zijn deze bedrijven dus niet relevant. De PR 10-6contour voor deze bedrijven ligt derhalve binnen de inrichtingsgrenzen. Aan de Akkerweg ligt een gasontvangstation (W-341). Rondom dit gasontvangstation geldt een bebouwingsvrije zone van 15 m.

Transport over de weg

In en nabij het plangebied zijn geen routes voor het transport van gevaarlijke stoffen gelegen. Wel zijn er ontheffingen verleend voor het transport van gevaarlijke stoffen over de Bredeweg. Het betreft de aan en afvoer naar het bedrijventerrein Moerkapelle. Het betreft (beperkt) transport van gevaarlijke stoffen in emballage en geen transporten lpg of propaan (brandbare gassen). Brandbare gassen zijn namelijk bepalend voor het risico. De risico's in verband met het transport van gevaarlijke stoffen is daarom niet relevant.

Transport over het spoor

In of nabij het plangebied zijn geen spoorwegen gelegen.

Transport over het water

In of nabij het plangebied zijn geen vaarwegen gelegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

Transport per buisleiding

In en nabij het plangebied zijn verschillende buisleidingen gelegen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd (zie figuur 5.7). Het betreffen hogedruk aardgasleidingen en een leiding bestemd voor brandbare vloeistoffen (zie tabel 5.8).

Tabel 5.8 Hogedruk aardgasleidingen

leiding diameter
(inch)
druk (bar) belemmeringenstrook (m) PR 10-6 invloedsgebied GR
A 518 30 66 5 0 380
A 518-01 4 66 5 0 60
A 553 36 66 5 0 430

Sinds 1 januari 2011 is het Belsuit Externe Veiligheid Buisleidingen (Bevb) van kracht. In het kader van dit besluit moet getoetst worden aan het plaatsgebonden risico en groepsrisico.

Plaatsgebonden risico

Uit eerdere door Gasunie uitgevoerde berekeningen in het kader van het plan 'NAM Eersteling' (Risicoberekening gastransportleidingen A 518-KR-014/015, A 553-KR-099/100 en A 518-01-KR-001/002, kenmerk DET 2007.M.0878, 3 december 2007, zie Bijlage 1) is gebleken dat ter hoogte van het plangebied geen PR 10-6 contour ontstaat voor de gasleidingen A 553 en A 518-01 ter hoogte van het plangebied. Voor de gasleiding A 518 is in deze berekening een PR 10-6 contour van 120 meter gegeven. Navraag bij Gasunie leverde destijds op dat er geen sprake is van een PR 10-6 contour voor deze leiding ter hoogte van het plangebied. Dit blijkt ook uit de PR 10-6 contouren die door de Gasunie in 2011 zijn verstrekt in het kader van de 'sanering plaatsgebonden risico Bevb'. Het plaatsgebonden risico vormt dus geen belemmering voor het plangebied.

Wel dient altijd de belemmeringenstrook te worden vrijgehouden in verband met onderhoudswerkzaamheden aan de leiding. Deze strook is voor de betreffende leidingen 5 meter.

Groepsrisico

In het kader van het plan 'NAM Eersteling' is ook het groepsrisico berekend (zie bovenstaande referentie). Uit deze berekeningen blijkt dat het groepsrisico ter hoogte van de kern Moerkapelle kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Sinds het uitvoeren van deze risicoberekening (december 2007) is de planologische situatie binnen de invloedsgebieden van de gasleidingen ter hoogte van de kern Moerkapelle Dorp niet gewijzigd.

In verband met de verantwoording van het groepsrisico is de regionale brandweer om advies gevraagd. Ten aanzien van de bestaande bebouwing binnen het invloedsgebied heeft de plaatselijke brandweer aangegeven dat de bereikbaarheid en beschikbaarheid van bluswater voldoende is.

In verband met de verantwoording van het GR is de Veiligheidsregio om advies gevraagd. Ten aanzien van de bestaande bebouwing binnen het invloedsgebied heeft de lokale brandweer aangegeven dat de bereikbaarheid en beschikbaarheid van bluswater voldoende is.

Tabel 5.9 Leiding brandbare vloeistoffen

diameter (inch) druk (bar) PR 10-6 Iivloedsgebied GR
12 80 15 ±30 m

Door het plangebied ('westelijke punt') ligt een brandstofleiding (zie figuur 5.9). Op transportleidingen met brandbare vloeistoffen is eveneens het Bevb van toepassing. De PR 10-6-contour voor deze leiding is berekend door het RIVM en ligt op 15 m. Er zijn geen kwetsbare objecten binnen deze contour gelegen. Door het RIVM is verder aangegeven dat er geen sprake is van GR bij een dichtheid van minder dan 255 personen per hectare binnen het invloedsgebied, buiten de PR 10-6-contour. Deze personendichtheid wordt hier bij lange na niet gehaald. Er is dus geen sprake van een GR ten gevolge van de brandstofleiding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoerkapelleDorp-Va01_0008.jpg"

Figuur 5.7 Contouren externe veiligheid

Conclusie ten aanzien van plan

Er zijn geen beperkingen voor het bestemmingsplan Moerkapelle Dorp vanwege Externe Veiligheid.

5.5 Bodem

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen.

Tevens is bij de realisatie van ruimtelijke plannen vaak grondverzet noodzakelijk. Dit grondverzet is middels het Besluit bodemkwaliteit aan regels gebonden. De gemeente Zuidplas beschikt over een vastgestelde bodemkwaliteitskaart en bijbehorend grondstromenbeleid. Uitgangspunt is dat grondverzet niet mag leiden tot verslechtering van de bodemkwaliteit ter plaatse. Alle grondverzet dient te worden gemeld bij de Milieudienst Midden-Holland.

Onderzoek

Van het plangebied is met behulp van het Bodem Informatie Systeem (BIS) alle bij de Milieudienst bekende informatie verzameld over de onderwerpen (figuur 5.8):

  • voormalige bedrijven (Bio-b);
  • huidige bedrijven;
  • tanks;
  • dempingen (Bio-s);
  • wbb-locaties;
  • bodemonderzoeken;
  • BSB-deelname (Bodemsanering op in gebruik zijnde bedrijfsterreinen);
  • toepassing grond (grondwerken);
  • bodemkwaliteitskaart en grondstromenbeleid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoerkapelleDorp-Va01_0009.jpg"

Figuur 5.8 Bodeminformatiekaart

Uit de uitgevoerde BIS-toets blijkt dat er binnen het plangebied geen slootdempingen bekend zijn bij de Milieudienst Midden-Holland.

Conclusie ten aanzien van plan

Uit het onderzoek blijkt dat binnen het plangebied Moerkapelle Dorp er, los van de ontwikkellocaties, geen directe vervolgacties op het gebied van bodem dienen te worden uitgevoerd ten behoeve van het vast te stellen bestemmingsplan. Het gebied is geschikt voor de huidige bestemmingen.

5.6 Archeologie

Het archeologisch erfgoed wordt binnen Nederland als zeer waardevol beschouwd. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) legt de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het archeologische erfgoed bij de gemeente. De taken in het kader van de Wamz behelzen onder andere het integreren van archeologie in de RO-procedures (zoals vergunningen en Projectbesluiten) en de koppeling tussen bestemmingsplannen en archeologische waarden en verwachtingen (artikel 38 en 41 Wamz).

De Wamz verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan of bij een omgevingsvergunning rekening te houden met in de bodem aanwezige of te verwachten archeologische waarden. De feitelijke bescherming daarvan krijgt gestalte door het opnemen van regels in het bestemmingsplan ten aanzien van de afgifte van omgevingsvergunningen in die gebieden die als archeologisch waardevol zijn aangemerkt. Aan de vergunning zelf kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden, met als uiterste de verplichting tot planaanpassing of het laten verrichten van een opgraving.

De gemeente Zuidplas heeft per 23 november 2010 vastgesteld beleid. Aan de hand van de hiervan onderdeel uitmakende archeologische verwachtingenkaart en beleidskaart is per gebied bepaald of en wanneer archeologisch (voor)onderzoek verplicht is.

Onderzoek

In het kader van het conserverend deel van bestemmingsplan Moerkapelle Dorp is inzicht gegeven in de verwachtingswaarden in de dorpskern van Moerkapelle en de gevolgen voor het bestemmingsplan Moerkapelle Dorp.

Op de verwachtingskaart van de gemeente Zuidplas (figuren 5.9 en 5.10) valt het plangebied binnen verschillende zones met verschillende waarden variërend van een zeer hoge, een hoge en een lage archeologische verwachting. Een deel van het plangebied bestaat uit de historische dorpskern. Hierbinnen zijn een brug en een kerk aanwezig. Tevens is binnen het plangebied maar buiten de historische kern een molenbiotoop te verwachten. Verder hebben op enkele locaties al archeologische onderzoeken plaatsgevonden.

Voor de diverse verwachtingen gelden verschillende beleidsmaatregelen. Voor gebieden met een zeer hoge verwachting geldt een archeologische onderzoeksplicht bij verstoringen groter dan 50 m² en een dieper ingrijpen in de bodem dan 30 cm beneden maaiveld. Bij een hoge archeologische verwachting is een onderzoeksplicht bij oppervlakten groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm. Voor een lage verwachting geldt een oppervlakte van 5.000 m² en een dieper ingrijpen dan 30 cm.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoerkapelleDorp-Va01_0010.jpg"

Figuur 5.9 Moerkapelle en directe omgeving op de archeologische verwachtingskaart gemeente Zuidplas

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoerkapelleDorp-Va01_0011.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoerkapelleDorp-Va01_0012.jpg"

Figuur 5.10 Detailuitsnede

Conclusie ten aanzien van plan

In het plangebied Moerkapelle Dorp komen lage, hoge en zeer hoge archeologische verwachtingswaarden voor. Conform het archeologisch beleid van de gemeente Zuidplas gelden voor deze drie zones verschillende onderzoeksplichten, zoals verwerkt in de regels van dit bestemmingsplan.

Derhalve is het bestemmingsplan toelaatbaar vanuit het oogpunt van archeologie.

5.7 Ecologie

Meer en meer wordt onderkend dat goed werkende ecosystemen voor mensen verschillende onmisbare functies hebben. Ter bescherming van deze eigenschappen van de natuurlijke omgeving en vanuit de gedachte dat alle levende wezens een intrinsieke waarde hebben, geldt een drietal landelijke wetten en beleidsplannen: de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet en het Natuurbeleidsplan 1990 (Nota Ruimte met daarin de Ecologische Hoofdstructuur). Daarnaast geldt provinciaal beleid, te weten: Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland en Provinciaal Compensatiebeginsel (Rode Lijst).

Bij een ruimtelijke ontwikkeling dient middels een quickscan (combinatie van bureauonderzoek en één veldbezoek) te worden vastgesteld of:

  • er overtreding van de verbodsbepalingen voor beschermde soorten plaatsvindt (toetsing Flora- en faunawet (Ffw), maar ook Provinciaal compensatiebeleid met betrekking tot biotopen van Rode Lijstsoorten);
  • er mogelijke significante gevolgen zijn voor beschermde gebieden (toetsing NB-wet);
  • er wezenlijke waarden en kenmerken voor Ecologische Hoofdstructuurgebieden aangetast worden.

Indien deze typen effecten niet optreden wordt de ruimtelijke ontwikkeling conform de eerder genoemde regelgeving toelaatbaar geacht.

Indien deze effecten wel optreden gelden verschillende werkwijzen om deze effecten te voorkomen of beheersen.

Onderzoek

Voor het conserverend bestemmingsplan is middels bureauonderzoek en een gebiedsbezoek op hoofdlijnen inzicht verkregen in de ecologie en (mogelijke) aanwezigheid van soorten in en om het plangebied.

Ligging plangebied en ecologische structuren

Het plangebied wordt omgeven door agrarisch gebied; aan de noord-, west- en oostzijde betreft dit de polder De Wilde Veenen, aan de zuidwestkant de Tweemanspolder. Deze twee polders maken deel uit van het nationaal landschap Groene Hart.

De zuidwestzijde van het plangebied, langs de Moerkapelse Zijde en het gebied ten noorden hiervan, kan gezien worden als een ecologisch belangrijke groenstructuur. Dit deel van het plangebied heeft een relatie met het ecologische, waardevolle gebied langs het riviertje De Rotte. Ten westen van het plangebied, langs De Rotte, loopt een ecologische verbindingszone. In de nota 'Ecologische verbindingszones in Zuid-Holland, aanwijzingen voor inrichting en beheer' van de Ppovincie Zuid-Holland (1998) wordt de betrokken ecologische verbinding aangeduid als een aaneengesloten moerasverbinding die geschikt is voor minder kritische diersoorten. De verbinding is van belang voor soorten watervleermuis, bunzing, hermelijn, wezel, gehakkelde aurelia, landkaartje en houtpantserjuffer.

Soorten kunnen vanuit het gebied langs de Rotte migreren via deze route naar de dorpskern om daar te foerageren of zich er te vestigen. In dit deel van het plangebied is een meer interessante vegetatie aanwezig ten opzichte van de vegetatie in de dorpskern en is soms sprake van een betere waterkwaliteit in de sloten.

Uit de Provinciale Structuurvisie blijkt dat het plangebied deels aangeduid wordt als stad- en dorpsgebied en deels als bedrijventerrein.

Flora

Met name in het zuidwestelijke deel van het plangebied (strook ten noorden van Moerkapelse Zijde), dat een ecologische relatie onderhoudt met het ecologisch waardevolle gebied langs De Rotte, is een interessante en soortenrijke vegetatie aanwezig langs bermen, soms beplant met oude elzen en knotwilgen, slootoevers (met onder andere grote egelskop) en houtsingels.

In de dorpskern zijn nauwelijks beschermde plantensoorten te verwachten. Wel is het mogelijk dat de beschermde tongvaren (tabel 2 Ffw) op oude, vochtige muren voorkomt.

De meeste sloten in plangebied bevatten weinig soortenrijke oevers, met uitzondering van de sloten in het zuidwestelijke deel van het plangebied. Over het algemeen zijn de oevers weinig natuurvriendelijk vormgegeven; de oevers zijn vaak steil en bevatten weinig karakteristieke soorten als riet en gele lis. De waterkwaliteit varieert van redelijk tot matig. Er zijn in de huidige situatie langs de slootoevers geen beschermde plantensoorten te verwachten.

Fauna

  • Vogels
    In de dorpskern komen diverse vogels voor, onder andere huismus, ekster, kauw, spreeuw, boerenzwaluw, gierzwaluw, houtduif en mogelijk kerkuil. Een aantal daarvan broedt in gebouwen, bijvoorbeeld onder dakpannen en in nissen.
  • Zoogdieren
    In de dorpskern bevinden zich veel panden met oudere dakpannen op het dak of nissen onder de gevel. Deze panden kunnen rust- en nestgelegenheid bieden aan vleermuiskolonies. Bomen en struweelachtige vegetaties kunnen als migratieroute en foerageergebied voor vleermuizen dienen. Zo bevindt zich langs de Raadhuisstraat een interessante bomenrij van linden, welke mogelijk een belangrijke migratieroute vormt voor vleermuizen.
    Naast vleermuizen zijn er verder geen beschermde zoogdieren in het plangebied te verwachten.
  • Vissen
    Van de sloten en tochten in het buitengebied is bekend dat de vissoorten Kleine modderkruiper en bittervoorn voorkomen.
  • Amfibieën
    In het plangebied zijn de algemeen beschermde soorten groene kikker, bruine kikker en gewone pad te verwachten. Van de (streng) beschermde rugstreeppad is bekend dat hij in de omgeving van het plangebied voorkomt. Binnen het plangebied kunnen ruige oeverhoekjes, sier- en volkstuintjes, speelveldjes en bouwplaatsen waar zand opgebracht is, een biotoop bieden aan deze soort.
  • Libellen en insecten
    Volgens het Natuurloket bevinden zich geen beschermde libellen of insectensoorten in de kilometerhokken waarbinnen het plangebied valt. Kijkend naar de aanwezige biotopen zijn deze ook niet te verwachten.

Conclusie ten aanzien van plan

Er zijn geen beperkingen voor vaststelling van het conserverend bestemmingsplan Moerkapelle Dorp.

Hoofdstuk 6 Milieu Ontwikkelingslocaties

De Milieudienst Midden-Holland heeft een milieukundig advies opgesteld voor de genoemde nieuwe ontwikkellocaties in paragraaf 2.3 (Bijlage 2).

Het milieukundig advies richt zich op de volgende milieuaspecten:

  • wegverkeerslawaai;
  • luchtkwaliteit;
  • bedrijven en milieuzonering;
  • externe veiligheid;
  • bodem;
  • archeologie;
  • ecologie.

De milieuaspecten spoorwegverkeerslawaai en industrielawaai zijn niet relevant voor het onderzoeksgebied. Daarom is hier verder geen aandacht aan besteed.

Voor de ontwikkellocaties zijn hieronder de aandachtspunten ten aanzien van de ruimtelijke procedure opgesomd. Vervolgens is uiteengezet hoe het aandachtspunt in het voorliggend bestemmingsplan is verwerkt.

Voor alle locaties gelden nog wel aandachtspunten ten aanzien van bijvoorbeeld de wijzigingsprocedure, omgevingsvergunningaanvraag of uitvoeringsfase. Deze aandachtspunten staan in de afzonderlijke hoofdstukken in het milieukundig advies vermeld.

Schapenweide

Aandachtspunt

Op het dakterras van de beoogde woningen moet een scherm worden geplaatst aan de zijde van het bedrijf van Maatschap Van der Spek-Palsgraaf, zodat het plan geen belemmeringen oplevert voor de uitbreiding van het akkerbouwbedrijf van Mts Van der Spek-Palsgraaf aan de Dorpsstraat 6.

Verwerking in bestemmingsplan

Op 7 april 2011 is door het akoestisch buro Tideman te Enschede een akoestisch rapport (Bijlage 3) voor de ontwikkellocatie Schapenweide opgesteld. De Milieudienst Midden-Holland heeft het rapport opnieuw beoordeeld en is akkoord met de inhoud gegaan.

Moerkapelse Zijde-Dorpsstraat

Aandachtspunt

Er dienen hogere grenswaarden wegverkeerslawaai te worden vastgesteld. Dit ontwerpbesluit dient gelijktijdig met het bestemmingsplan te worden gepubliceerd en ter inzage te gaan.

Verwerking in bestemmingsplan

De milieudienst heeft in opdracht van de gemeente Zuidsplas op 9 augustus 2011 een Besluit hogere waarden Wgh voor de locatie Moerkapelse Zijde hoek Dorpsstraat opgesteld (Bijlage 4). De hogere waarden zijn ondertussen door de gemeenteraad vastgesteld.

Bedrijventerrein Julianastraat-Zuidplasstraat

Aandachtspunt

Wijzigingsregels ten aanzien van woon-werkpanden opnemen.

Verwerking in bestemmingsplan

Voor alle wijzigingsgebieden zijn specifieke wijzigingsregels opgenomen.

Moerkapelse Zijde 40

Aandachtspunt

Woningbouw is mogelijk daar waar de geluidsbelasting, LAmax, ten gevolge van het bedrijfsverzamelgebouw lager is dan 75 dB(A). Opnemen van een maatwerkvoorschrift voor het meest dichtstbijzijnde bedrijf in het bedrijfsverzamelgebouw aan de Moerkapelse Zijde 38, 38a.

Verwerking in bestemmingsplan

Aan de Moerkapelse Zijde 38, 38a is een maatbestemming opgenomen. Hier zijn bedrijven tot en met maximaal categorie 2 toegestaan. Deze milieucategorie vormt geen belemmering voor de naastgelegen woningen.

Industriestraat 9-15

Aandachtspunt

Bedrijfsbestemming opnemen met deels maximaal categorie 2 en deels maximaal categorie 3.1.

Verwerking in bestemmingsplan

De aanduidingen zijn opgenomen op de verbeelding.

Pieter Posthof/BAC, Oranjestraat 43 en de PAK-locatie

Geen milieukundige aandachtspunten.

6.1 Schapenweide

6.1.1 Wegverkeerslawaai

De locatie Schapenweide ligt in de geluidszone van de Moerkapelse Zijde. Op de rand van de locatie is de geluidsbelasting berekend. Er is gerekend op een hoogte van 1,5 en 4,5 m omdat het hier grondgebonden woningen betreft. Bij de resultaten is de aftrek conform artikel 110g Wgh reeds toegepast.

De hoogst berekende waarde op de rand van het bouwvlak vanwege de Moerkapelse Zijde bedraagt 29 dB. Daarmee blijft de geluidsbelasting ruim onder de voorkeursgrenswaarde.

Voor de nieuwe weg, de Dorpsstraat, Herenweg, Moerdijkstraat en Jonkheer van Welstraat geldt dat deze niet zijn gezoneerd volgens de Wet geluidhinder. De cumulatieve geluidsbelasting van deze wegen op de geluidsgevoelige bestemmingen is wel berekend, zodat een uitspraak kan worden gedaan over het leefklimaat en eventueel benodigde gevelwering. De rekenresultaten zijn exclusief correctie ex artikel 110g Wgh, zie tabel 6.1.

Tabel 6.1 Rekenresultaten alle wegen inclusief de 30 km/h-wegen en indicatieve benodigde geluidswering

onderzoekslocatie Lden in dB benodigde geluidswering aanvullende gevelmaatregelen noodzakelijk in het kader van het Bouwbesluit
Schapenweide 46 dB 13 dB mee

Conclusie ten aanzien van plan

Er zijn geen beperkingen voor de ontwikkeling van woningen op locatie Schapenweide vanwege wegverkeerslawaai.

6.1.2 Luchtkwaliteit

In het hele plangebied wordt ook na realisatie van alle voorgenomen ontwikkelingen voldaan aan de grenswaarden voor PM10 en NO2.

Conclusie ten aanzien van plan

De realisatie van de ontwikkeling wordt conform Titel 5.2 van de Wet milieubeheer toelaatbaar geacht.

6.1.3 Bedrijven en milieuzonering

Voor wat betreft de ontwikkellocatie is beoordeeld of bedrijven worden belemmerd in de bedrijfsvoering of dat deze bedrijven een mogelijke belemmering vormen voor de geplande ontwikkeling.

Bij de ontwikkeling Schapenweide dient rekening te worden gehouden met het akkerbouwbedrijf van Mts Van der Spek-Palsgraaf aan de Dorpsstraat 6 (categorie 2). Dit bedrijf houdt hobbymatig tevens een aantal schapen. Vanwege de kleinschaligheid zullen deze schapen geen hinder (geur en geluid) veroorzaken naar de geprojecteerde woningen. De ontwikkeling valt samen met de uitbreiding van dit bedrijf met een loods. Deze loods zal op korte afstand (minder dan 10 m) komen te liggen van een van de geprojecteerde woningen. Vanwege deze korte afstand is met betrekking tot geluid nader onderzoek gedaan (Akoestisch onderzoek Schapenweide, Moerkapelle, Tideman, 11.073.01 ref 1). Uit dit onderzoek komt naar voren dat door het plaatsen van een scherm op het dakterras van deze woningen aan de zijde van het bedrijf van Maatschap Van der Spek-Palsgraaf de geluidsbelasting teruggedrongen wordt tot aan een waarde waarmee ruim aan de normstelling kan worden voldaan.

Omdat de loods gebruikt zal worden voor het stallen en onderhouden van werktuigen is geuronderzoek niet nodig.

Conclusie ten aanzien van plan

Uit het akoestisch onderzoek is naar voren gekomen dat, indien op het dakterras van de woningen een scherm wordt geplaatst aan de zijde van het bedrijf van Maarschap Van der Spek-Palsgraaf, het plan geen belemmeringen oplevert voor de uitbreiding van het akkerbouwbedrijf van Mts Van der Spek-Palsgraaf aan de Dorpsstraat 6.

Vanwege overige bedrijven zijn er geen beperkingen voor de ontwikkeling van woningen op de locatie Schapenweide.

6.1.4 Externe veiligheid

Geïnventariseerd is of de ontwikkellocatie binnen het invloedsgebied GR of binnen de PR-contour van een EV-relevante risicobron ligt.

Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied of PR-contour van een EV-relevante risicobron.

Conclusie ten aanzien van plan

Er zijn geen beperkingen voor de beoogde ontwikkeling vanwege externe veiligheid.

6.1.5 Bodem

Geïnventariseerd is welke bodeminformatie bekend is bij de Milieudienst met betrekking tot de ontwikkellocatie. De relevante informatie is weergegeven in figuur 6.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoerkapelleDorp-Va01_0013.jpg"

Figuur 6.1 Overzicht bodeminformatie Schapenweide

Bodemonderzoeken

Uit het Bodem Informatie Systeem blijkt dat overlappend met het plangebied twee bodemonderzoeken zijn uitgevoerd, zie tabel 6.2.

Tabel 6.2 Bodemonderzoeken

onderzoek conclusie vervolgactie
Locatie: Dorpsstraat 2: Verkennend bodemonderzoek, Tukkers, 13-11-1997 ter plaatse van het plangebied zijn licht verhoogde concentraties koper, lood, zink, PAK en minerale olie aangetoond in de bovengrond. In de ondergrond zijn geen verhogingen aangetroffen; het grondwater is niet onderzocht. geen
Locatie: De Schapenweide: Verkennend onderzoek, Geofox-Lexmond bv, 5-11-2010 ter plaatse van het plangebied zijn ten hoogste lichte verontreinigingen met zware metalen en PAK in de onder en/of bovengrond aangetoond; in het grondwater zijn lichte verontreinigingen met barium en naftaleen aangetroffen. geen

Conclusie ten aanzien van plan

Er zijn geen directe beperkingen voor de ontwikkeling van woningen op de locatie Schapenweide vanwege bodem.

6.1.6 Archeologie

De locatie Schapenweide grenst direct aan de historische kern van Moerkapelle. De oostelijke helft ligt in een zone met hoge archeologische verwachting. Deze hoge verwachting is gebaseerd op de ligging nabij en op het middeleeuwse bewoningslint. Op basis hiervan en de aangrenzende historische kern zijn de verwachtingen voor archeologische waarden daterende vanaf de middeleeuwen hoog. Omdat de verstoring hier groter is dan 100 m² en dieper dan 0,3 m dient hier archeologisch onderzoek plaats te vinden.

Het westelijke deel ligt in een zone met lage verwachting. Dit in verband met de veenwinning vanaf de middeleeuwen. De totale verstoring bedraagt hier minder dan 5.000 m2, waardoor op basis van het beleid hier geen archeologisch onderzoek plaats hoeft te vinden.

Conclusie ten aanzien van plan

Er zijn geen beperkingen voor de planologische procedure ten bate van de ontwikkeling van de locatie Schapenweide.

Voor verlening van de omgevingsvergunning dient nog archeologisch vooronderzoek te worden uitgevoerd.

6.1.7 Flora en fauna

Op woensdag 8 april 2009 is een veldbezoek aan het plangebied gebracht.

Het huidige grasland, dat nu begraasd wordt door schapen, heeft weinig actuele ecologische waarde.

Op het grasland staat een oud schuurtje, dat in verband met vermoedelijke aanwezigheid van de boerenzwaluw (indien nodig) buiten het broedseizoen dient te worden gesloopt. Sinds september 2009 staat de boerenzwaluw op de lijst met soorten waarvan het nest jaarrond beschermd kan zijn, als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen. Voor de sloop van het schuurtje moet worden nagegaan of de nesten van de boerenzwaluw jaarrond beschermd zijn.

Zowel de bomen als het struweel in en om het gebied bieden broedgelegenheid aan diverse vogels en kunnen voor vleermuizen van belang zijn als het gaat om vliegroutes- en foerageermogelijkheden. Vóór het kappen van bomen en het verwijderen van het struweel, dient een aanvullend onderzoek plaats te vinden naar het voorkomen van vleermuizen. Afhankelijk van de soort vleermuis en de betekenis van het plangebied voor deze soort, kan het nodig zijn om mitigerende- en compenserende maatregelen te nemen (verplaatsen van vliegroute door aanplant van bomen) en mogelijk door een ontheffing aan te vragen.

Eveneens dient tijdens het aanvullende veldonderzoek te worden gecontroleerd of de oudere bomen nesten bevatten van soorten zoals roofvogels en uilen; deze nesten worden door de Flora- en faunawet jaarrond beschermd. Ook nesten van de huismus zijn jaarrond beschermd. Voor het verwijderen van dergelijke nestgelegenheden moeten mitigatiemaatregelen worden genomen of dient een ontheffing te worden aangevraagd.

Indien uit het aanvullende onderzoek blijkt dat de bomen en het struweel van geringe betekenis zijn voor vleermuizen én indien blijkt dat er geen jaarrond beschermde nesten zijn, kunnen de bomen en het struweel buiten het broedseizoen van vogels worden verwijderd. Er is dan geen ontheffing nodig in het kader van de Flora- en faunawet.

Conclusie ten aanzien van plan

De planologische regeling voor woningen op locatie Schapenweide is vanwege flora en fauna toelaatbaar.

Vóór aanvang van de werkzaamheden dienen de volgende acties plaats te vinden:

  • voor sloop van schuurtje nagaan of boerenzwaluw jaarrond beschermd is;
  • aanvullend vleermuisonderzoek volgens het vleermuisprotocol van het NGB;
  • nestinspectie vogels met jaarrond beschermde nestplaats.

6.2 Moerkapelse Zijde - Dorpsstraat

6.2.1 Wegverkeerslawaai

De locatie Moerkapelse Zijde ligt in de geluidszone van de Moerkapelse Zijde, de Bredeweg en het Noordeinde. Op de rand van de locatie is de geluidsbelasting berekend met Geomilieu versie 1.71.

De hoogst berekende waarden vanwege de Moerkapelse Zijde bedragen 56 dB. Daarmee wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden. De maximale grenswaarde wordt niet overschreden. Maatregelen ter beperking van de geluidsniveaus zijn niet doeltreffend omdat de Dorpsstraat bepalend is voor het totale geluidsniveau. Daarom is een hogere grenswaarde vastgesteld voor deze locatie.

De hoogst berekende waarden vanwege de Bredeweg bedragen 38 dB. Daarmee wordt de voorkeursgrenswaarde niet overschreden.

De hoogst berekende waarden vanwege Noordeinde bedragen 36 dB. Daarmee wordt de voorkeursgrenswaarde niet overschreden.

Voor de nieuwe weg, de Dorpsstraat, Herenweg, Moerdijkstraat en Jonkheer van Welstraat geldt dat deze niet zijn gezoneerd volgens de Wet geluidhinder. De cumulatieve geluidsbelasting van deze wegen op de geluidsgevoelige bestemmingen is wel berekend zodat een uitspraak kan worden gedaan over het leefklimaat en de eventueel benodigde gevelwering. De rekenresultaten zijn exclusief correctie ex artikel 110g Wgh, zie tabel 6.3.

Tabel 6.3 Rekenresultaten alle relevante wegen inclusief de 30 km/h-wegen en indicatieve benodigde geluidswering

onderzoekslocatie Lden in dB benodigde geluidswering aanvullende gevelmaatregelen noodzakelijk in het kader van het Bouwbesluit
Moerkapelse -
Zijde/Dorpsstraat
62 29 dB ja

Conclusie ten aanzien van plan

De voorkeursgrenswaarde van 48 dB door geluid van de Moerkapelse Zijde wordt overschreden. Conform de Beleidsregel Hogere Waarden regio Midden-Holland (april 2007) is een hogere waarde van 56 dB vastgesteld. Hieraan zijn voorwaarden verbonden, zoals verwerkt in de regels van dit bestemmingsplan.

Derhalve is het plan toelaatbaar vanuit het oogpunt van wegverkeerslawaai.

6.2.2 Luchtkwaliteit

In het hele plangebied wordt ook na realisatie van alle voorgenomen ontwikkelingen voldaan aan de grenswaarden voor PM10 en NO2.

Conclusie ten aanzien van plan

De realisatie van de ontwikkeling wordt conform Titel 5.2 van de Wet milieubeheer toelaatbaar geacht.

6.2.3 Bedrijven en milieuzonering

Voor wat betreft de ontwikkellocaties is beoordeeld of bedrijven worden belemmerd in de bedrijfsvoering of dat deze bedrijven een mogelijke belemmering vormen voor de geplande ontwikkeling.

Locatie Moerkapelse Zijde ligt net buiten de zone van het bedrijf T. Zijderhand en Zoon aan de Bredeweg 5. De afstand is ongeveer 90 m. De ontwikkeling zal de bedrijfsvoering van dit bedrijf naar verwachting niet belemmeren. Tevens is direct naast deze ontwikkellocatie Schilderwerken Huisman B.V. (categorie 2) gevestigd op Moerkapelse Zijde 4. De uitbreiding van de centrumbestemming is echter op grotere afstand gelegen. Op het tussenliggende perceel was reeds een centrumbestemming van toepassing. De uitbreiding zal geen verdere beperking voor Schilderwerken Huisman B.V. veroorzaken.

Conclusie ten aanzien van plan

Er zijn geen beperkingen voor de ontwikkeling van locatie Moerkapelse Zijde vanwege bedrijven.

6.2.4 Externe veiligheid

Geïnventariseerd is of de ontwikkellocatie binnen het invloedsgebied GR of binnen de PR-contour van een EV-relevante risicobron ligt.

Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied of PR-contour van een EV-relevante risicobron.

Conclusie ten aanzien van plan

Er zijn geen beperkingen voor de beoogde ontwikkeling vanwege externe veiligheid.

6.2.5 Bodem

Geïnventariseerd is welke bodeminformatie bekend is bij de Milieudienst met betrekking tot de ontwikkellocatie.

Bodemonderzoeken

Uit het Bodem Informatie Systeem blijkt dat binnen of overlappend met de ontwikkellocatie op twee locaties in totaal vijf bodemonderzoeken zijn uitgevoerd, zie tabel 6.4.

Tabel 6.4 Bodemonderzoeken

onderzoek conclusie vervolgactie
Locatie: Dorpskern Moerkapelle
Historisch onderzoek, Oranjewoud, 30-09-2004


Verkennend bodemonderzoek, Oranjewoud, 20-01-2005
Uit het onderzoek blijkt dat er verhoogde concentraties aan zware metalen en PAK te verwachten zijn als gevolg van menselijke activiteiten.

In de grond ter plaatse van Moerkapelse Zijde 10 zijn licht verhoogde concentraties zware metalen aangetoond. Tevens is hechtgebonden asbest aangetroffen. In het grondwater zijn geen verontreinigingen aangetoond.
uitvoeren asbestonderzoek

Conclusie ten aanzien van plan

Ter plaatse van het plangebied dient een asbestonderzoek te worden uitgevoerd voor verlening van de omgevingsvergunning.

6.2.6 Archeologie

De locatie Moerkapelse Zijde-Dorpsstraat ligt grotendeels in een zone met een zeer hoge archeologische verwachting. Dit in verband met de ligging in de historische kern. De zuidoost-hoek van de locatie ligt in een gebied met een hoge archeologische verwachting. Dit vanwege de ligging buiten de historische kern, maar binnen de ontginningsas. Omdat de geplande verstoring groter is dan 50 m² en dieper gaat dan 0,3 m dient binnen het deel met een zeer hoge verwachting archeologisch vooronderzoek plaats te vinden. Alleen voor het zuidoostelijk deel is gezien het oppervlak geen verplichting tot archeologisch onderzoek. Hier geld een onderzoeksplicht vanaf 100 m². Met een totale oppervlakte van 60 m² wordt hier niet aan voldaan.

Het is niet uitgesloten dat ook onder de huidig bebouwde delen resten aanwezig zijn. Grondroerende werkzaamheden in het kader van de sloop van de huidige bebouwing dient hiertoe te worden begeleid door een erkend archeoloog ter voorkoming van het ongezien verdwijnen van archeologische resten.

Na de sloop dient een bureauonderzoek aangevuld met een verkennend booronderzoek uitgevoerd te worden om de bodemopbouw en verstoringen in kaart te brengen. Hierbij dienen ook eventuele resultaten van de sloopbegeleiding gerapporteerd te worden.

Conclusie ten aanzien van plan

Er zijn geen beperkingen voor de planologische procedure ten bate van de ontwikkeling van locatie Moerkapelse Zijde-Dorpsstraat.

Voor verlening van de omgevingsvergunning dient nog archeologisch vooronderzoek te worden uitgevoerd.

6.2.7 Flora en fauna

In de huidige situatie bevindt zich hier een bedrijfspand. Bij dit pand geldt dat nissen onder de dakrand, rust- en verblijfplaatsen kunnen bieden aan vleermuizen. Dit dient voor eventuele sloop nader te worden onderzocht.

Conclusie ten aanzien van plan

De planologische regeling voor woningen op de locatie Moerkapelse Zijde is vanwege flora en fauna toelaatbaar.

Vóór aanvang van de werkzaamheden dient de volgende actie plaats te vinden:

  • aanvullend onderzoek vleermuizen.

6.3 Pieter Posthof/bac

6.3.1 Wegverkeerslawaai

De locatie Pieter Posthof/BAC ligt in de geluidszone van de Moerkapelse Zijde en Noordeinde. Op de rand van de locatie is de geluidsbelasting berekend met Geomilieu versie 1.71. Er is gerekend op een hoogte van 4,5 en 7,5 m omdat het hier appartementen betreft. Bij de resultaten is de aftrek conform artikel 110g Wgh reeds toegepast.

Het hoogst berekende geluidsniveau vanwege de Moerkapelse Zijde bedraagt 26 dB. Het hoogst berekende geluidsniveau vanwege Noordeinde bedraagt 22 dB. Daarmee blijft de geluidsbelasting vanwege beide wegen ruim onder de voorkeursgrenswaarde.

Voor de nieuwe weg, de Dorpsstraat, Herenweg, Moerdijkstraat en Jonkheer van Welstraat geldt dat deze niet zijn gezoneerd volgens de Wet geluidhinder. De cumulatieve geluidsbelasting van deze wegen op de geluidsgevoelige bestemmingen is wel berekend zodat een uitspraak kan worden gedaan over het leefklimaat en eventueel benodigde gevelwering. De rekenresultaten zijn exclusief correctie ex artikel 110g Wgh, zie tabel 6.5.

Tabel 6.5 Rekenresultaten relevante wegen inclusief 30 km/h-wegen en indicatieve benodigde geluidswering

onderzoekslocatie Lden in dB benodigde geluidswering aanvullende gevelmaatregelen noodzakelijk in het kader van het Bouwbesluit
Pieter Posthof 59 dB 26 dB ja

Conclusie ten aanzien van plan

De ontwikkeling van woningen op locatie Pieter Posthof/BAC is toelaatbaar vanuit het oogpunt van wegverkeerslawaai.

Bij de omgevingsvergunningaanvraag moet een akoestisch onderzoek worden gevoegd waaruit blijkt dat kan worden voldaan aan het Bouwbesluit.

6.3.2 Luchtkwaliteit

In het hele plangebied wordt ook na realisatie van alle voorgenomen ontwikkelingen voldaan aan de grenswaarden voor PM10 en NO2.

Conclusie ten aanzien van plan

De realisatie van de ontwikkeling wordt conform Titel 5.2 van de Wet milieubeheer toelaatbaar geacht.

6.3.3 Bedrijven en milieuzonering

Voor wat betreft de ontwikkellocatie is beoordeeld of bedrijven worden belemmerd in de bedrijfsvoering of dat deze bedrijven een mogelijke belemmering vormen voor de geplande ontwikkeling.

Aan de overkant van de Dorpsstraat is het akkerbouwbedrijf van MTS Van der Spek gevestigd. De bedrijfsmatige activiteiten vinden echter op afstand van de Dorpsstraat plaats. De uitrit aan de Dorpsstraat wordt niet gebruikt voor bedrijfsmatige activiteiten. Door deze ontwikkeling zal de bedrijfsvoering van het akkerbouwbedrijf niet worden belemmerd. Ook de andere bedrijfsmatige activiteiten zullen niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd.

Voor een goede leefkwaliteit is er echter aandacht nodig voor het inpassen van de diverse bestemmingen binnen deze ontwikkeling. Zo dienen er bouwkundige voorzieningen te worden aangebracht wanneer een bakker (bakovens) wordt gevestigd. Deze bedrijfsactiviteiten dienen tevens in het kader van de Wet milieubeheer te worden gemeld bij het bevoegd gezag. Geadviseerd wordt om ten tijde van de omgevingsvergunning onderzoek te doen naar de aspecten geur en geluid en deze onderzoeken tevens toe te voegen aan de benodigde melding in het kader van de Wet milieubeheer.

Conclusie ten aanzien van plan

Er zijn geen beperkingen voor de ontwikkeling van de Pieter Posthof/BAC.

6.3.4 Externe veiligheid

Geïnventariseerd is of de ontwikkellocatie binnen het invloedsgebied GR of binnen de PR-contour van een EV-relevante risicobron ligt.

Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied of PR-contour van een EV-relevante risicobron.

Conclusie ten aanzien van plan

Er zijn geen beperkingen voor de beoogde ontwikkeling vanwege externe veiligheid.

6.3.5 Bodem

Geïnventariseerd is welke bodeminformatie bekend is bij de Milieudienst met betrekking tot de ontwikkellocatie.

Bodemonderzoeken

Uit het Bodem Informatie Systeem blijkt dat binnen het plangebied twee bodemonderzoeken zijn uitgevoerd, zie tabel 6.6.

Tabel 6.6 Bodemonderzoeken

onderzoek conclusie vervolgactie
Locatie: Pieter Posthof
Verkennend bodemonderzoek, Oranjewoud, 15-11-2006



















In de bovengrond zijn matig verhoogde concentraties lood en zink en licht verhoogde concentraties koper, kwik en PAK gemeten. In de ondergrond zijn een matig verhoogde concentratie lood en licht verhoogde concentraties koper, kwik en zink aangetroffen.
Naar aanleiding van de verhoogde gehalten aan lood en zink zijn twee mengmonsters uitgesplitst en separaat geanalyseerd op lood en zink. Hieruit is gebleken dat de grond ter plaatse van boring 1 sterk verontreinigd is met lood en zink en ter plaatse van boring 6 alleen met lood. In de overige boringen zijn licht tot matig verhoogde concentraties lood en zink aangetoond.
In het grondwater zijn licht verhoogde concentraties arseen en zink gemeten.
Opstellen sanerings- plan en saneren
Nader bodemonderzoek, Oranjewoud, 24-04-2007 In zowel de boven- als ondergrond zijn licht tot matig verhoogde concentraties lood en zink aangetroffen. De omvang van de verontreiniging met lood en zink boven de interventiewaarde bedraagt circa 65 m3. Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. De verontreiniging is immobiel en zou kunnen worden geïsoleerd door middel van een gesloten verharding.

Voor het nog niet eerder onderzochte deel van het plangebied dient historisch bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Conclusie ten aanzien van plan

Er zijn geen directe beperkingen voor de beoogde ontwikkeling.

Voor het deel van het plangebied dat nog niet is onderzocht dient in het kader van de omgevingsvergunning ten minste een historisch onderzoek NEN5725 te worden uitgevoerd.

Voor het deel van het plangebied dat reeds is onderzocht geldt dat een saneringsplan of BUS-melding moet worden opgesteld en moet worden gesaneerd. Dit traject is reeds ingezet. Het saneringsplan of de BUS-melding moet bij de aanvraag omgevingsvergunning worden meegeleverd.

6.3.6 Archeologie

Deze ontwikkellocatie valt geheel binnen de historische dorpskern met een zeer hoge archeologische verwachting. Bij een archeologisch booronderzoek dat op een onbebouwd deel van het terrein heeft plaatsgevonden zijn archeologische resten aangetroffen (Briels 2006, locatie B). Aanbevolen wordt om de resten middels een waarderend proefsleuvenonderzoek nader te onderzoeken en te waarderen (gaafheid, aard, datering, conservering).

Het is niet uitgesloten dat ook onder de huidig bebouwde delen resten aanwezig zijn. De sloop dient hiertoe te worden begeleid door een erkend archeoloog ter voorkoming van het ongezien verdwijnen van archeologische resten. Na sloop dient een karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek plaats te vinden ter vaststelling van of en zo ja welke archeologische waarden aanwezig zijn.

Conclusie ten aanzien van plan

Er zijn geen beperkingen voor de planologische procedure ten bate van de ontwikkeling van locatie Pieter-Posthof/BAC.

Voor verkrijgen van de omgevingsvergunning is karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek voor deze locatie verplicht. Tevens dient de sloop te worden begeleid door een erkend archeoloog.

6.3.7 Flora en fauna

Op woensdag 8 april 2009 is een veldbezoek aan het plangebied gebracht.

In de huidige situatie bevindt zich hier een bedrijfspand (firma Bac). Bij dit pand geldt dat nissen onder de dakrand, rust- en verblijfplaatsen kunnen bieden aan vleermuizen. Dit dient voor eventuele sloop nader te worden onderzocht.

Conclusie ten aanzien van plan

De planologische regeling voor woningen op locatie Pieter Posthof/BAC is vanwege flora en fauna toelaatbaar.

Vóór aanvang van de werkzaamheden dient de volgende actie plaats te vinden:

  • aanvullend onderzoek vleermuizen.

6.4 Bedrijventerrein Julianastraat-zuidplasstraat

6.4.1 Wegverkeerslawaai

De locatie Julianastraat-Zuidplasstraat ligt in de geluidszone van de Zuidplasstraat, de Bredeweg, de Julianastraat (deel 60 km/h), de Ambachtstraat en de Moerkapelse Zijde. Op de rand van de locatie is de geluidsbelasting berekend met Geomilieu versie 1.71. Er is gerekend op een hoogte van 1,5 en 4,5 m omdat het hier grondgebonden woningen betreft. Bij de resultaten is de aftrek conform artikel 110g Wgh reeds toegepast.

De hoogst berekende geluidbelastingen zijn als volgt:

  • Zuidplasstraat 48 dB
  • Bredeweg 53 dB
  • Julianastraat (deel 60 km/h) 45 dB
  • Ambachtstraat 28 dB
  • Moerkapelse Zijde 30 dB

Daaruit kan worden geconcludeerd dat alleen vanwege de Bredeweg voor een aantal woningen een hogere geluidsbelasting dan de voorkeursgrenswaarde is berekend. De berekende waarde is echter lager dan de maximale grenswaarde. Bij het wijzigingsplan voor deze locatie zal een hogere waardeprocedure moeten worden doorlopen. Verwacht wordt dat deze hogere waarde kan worden verleend.

Voor de Oranjestraat, Moerdijkstraat en de Nassaustraat geldt dat deze niet zijn gezoneerd volgens de Wet geluidhinder. De cumulatieve geluidsbelasting van deze wegen op de geluidsgevoelige bestemmingen is wel berekend, zodat een uitspraak kan worden gedaan over het leefklimaat en eventueel benodigde gevelwering. De rekenresultaten zijn exclusief correctie ex artikel 110g Wgh, zie tabel 6.7.

Tabel 6.7 Rekenresultaten relevante wegen inclusief 30 km/h-wegen en indicatieve benodigde geluidswering

onderzoekslocatie Lden in dB benodigde geluidswering aanvullende gevelmaatregelen noodzakelijk in het kader van het Bouwbesluit
Julianastraat-Zuidplasstraat 59 dB 26 dB ja

Conclusie ten aanzien van plan

Er zijn geen beperkingen voor de voorgenomen wijzigingsbevoegdheid vanwege wegverkeerslawaai. De geluidsbelasting ten gevolge van de Bredeweg komt uit boven de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder. Hiervoor zal ten tijde van een wijzigingsplan een hogere waarden moeten worden aangevraagd.

Bij een omgevingsvergunningaanvraag dient een akoestisch onderzoek te worden overlegd waaruit blijkt dat kan worden voldaan aan de grenswaarde voor het binnengeluidsniveau.

6.4.2 Luchtkwaliteit

In het hele plangebied wordt ook na realisatie van alle voorgenomen ontwikkelingen voldaan aan de grenswaarden voor PM10 en NO2.

Conclusie ten aanzien van plan

De realisatie van de ontwikkeling wordt conform Titel 5.2 van de Wet milieubeheer toelaatbaar geacht.

6.4.3 Bedrijven en milieuzonering

Voor wat betreft de ontwikkellocatie is beoordeeld of bedrijven worden belemmerd in de bedrijfsvoering of dat deze bedrijven een mogelijke belemmering vormen voor de geplande ontwikkeling.

De bestaande situatie van deze locatie kenmerkt zich door (zo goed als) aaneengesloten woningbouw aan de noord- en oost zijde en bedrijvigheid aan de zuid-west zijde. De locatie ligt tevens tussen de woonkern van Moerkapelle en het bedrijventerrein waardoor het kan worden getypeerd als een overgangsgebied. In figuur 6.2 is het huidige gebruik van de percelen opgenomen.

Met het gebruik van de wijzigingsbevoegdheid kan voor deze locatie een goede ruimtelijke ordening worden gerealiseerd. De volgende randvoorwaarden worden in de wijzigingsregels geborgd:

  • enkel bedrijven met categorie 1 en 2 toestaan;
  • geen toegangswegen voor de bedrijven vanaf de Julianastraat (saneren);
  • percelen mogen geen groter oppervlakte hebben dan 200 m²(eventueel een ontheffing tot 500 m²).
  • Aan de overzijde van de Zuidplasstraat mogen in een strook van 50 m bedrijven tot ten hoogste categorie 3.1 worden toegestaan (de feitelijke situatie voldoet daar al aan).

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoerkapelleDorp-Va01_0014.jpg"

Figuur 6.2 Huidig gebruik percelen bij wijzigingsbevoegdheid bedrijventerrein Julianastraat-Zuidplasstraat

Conclusie ten aanzien van plan

De wijzigingsbevoegdheid is vanuit het oogpunt van bedrijven en milieuzonering haalbaar. In de wijzigingsregels zijn de randvoorwaarden zoals hierboven benoemd verwerkt. Tevens is een wijzigingsregel opgenomen die verplicht tot het uitvoeren van een gedetailleerd onderzoek ten aanzien van bedrijven en milieuzonering.

6.4.4 Externe veiligheid

Geïnventariseerd is of de ontwikkellocatie binnen het invloedsgebied GR of binnen de PR-contour van een EV-relevante risicobron ligt.

Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied of PR-contour van een EV-relevante risicobron.

Conclusie ten aanzien van plan

Er zijn geen beperkingen voor de beoogde ontwikkeling vanwege externe veiligheid.

6.4.5 Bodem

Geïnventariseerd is welke bodeminformatie bekend is bij de Milieudienst met betrekking tot de ontwikkellocatie.

Voormalige bedrijven

Uit het voormalige bedrijfsbestand (Bio-b) van de provincie Zuid-Holland blijkt dat er in het verleden binnen het plangebied meerdere inrichtingen waar potentieel bodembedreigende activiteiten zijn uitgevoerd zijn gevestigd. In sommige gevallen dient bij herontwikkeling bodemonderzoek te worden uitgevoerd. In tabel 6.8 is per locatie alleen de meest bodembedreigende activiteit weergegeven. Het kan zijn dat er op de locatie nog meer bodembedreigende activiteiten zijn uitgevoerd.

Tabel 6.8 Voormalige bedrijfs- (bio-b)- activiteit met bijbehorende DNSX-score

adres bedrijfsactiviteit (DNSX-score) vervolgactie
Julianastraat 10 motoren- en turbinefabriek (266) uitvoeren HO
Julianastraat 13 brandstoffendetailhandel (vaste en vloeibare) (325) uitvoeren HO
Julianastraat 38 geprefabriceerde gebouwenfabriek (hout) (256) uitvoeren HO

Bodemonderzoeken

Uit het Bodem Informatie Systeem blijkt dat binnen het plangebied diverse bodemonderzoeken zijn uitgevoerd. In tabel 6.9 staat een overzicht van de onderzochte locaties en de vervolgactie.

Tabel 6.9 Bodemonderzoeken

locatie onderzoeken conclusie onderzoeken vervolgactie
Bredeweg 23 Nader onderzoek, Lexmond Milieu-adviezen, 31-7-1994
Saneringsevaluatie, Lexmond Milieu-adviezen, 26-1-1995
Op de locatie heeft een tanksanering plaatsgevonden. Er bleek een verontreiniging aanwezig. De locatie is voldoende onderzocht en gesaneerd. Uitvoeren actualiserend HO (rapporten ouder dan 5 jaar)
Bredeweg 25 Verkennend onderzoek, adviesbureau onbekend, 1-12-1997
Verkennend onderzoek, Lexmond Milieu-adviezen, 19-7-2000
Voldoende onderzocht Uitvoeren actualiserend HO (rapporten ouder dan 5 jaar)
Julianastraat 14 Verkennend onderzoek, Lexmond Milieu-adviezen, 1-4-1995 Voldoende onderzocht Uitvoeren actualiserend HO (rapporten ouder dan 5 jaar)
Julianastraat 2 Historisch onderzoek, Baas engineering BV, 30-4-2004 Voldoende onderzocht Uitvoeren actualiserend HO (rapporten ouder dan 5 jaar)
Julianastraat 48 Oriënterend onderzoek, Lexmond Milieu-adviezen, 19-3-1992 Voldoende onderzocht Uitvoeren actualiserend HO (rapporten ouder dan 5 jaar)
Zuidplasweg 1b-3 BSB onderzoek, Lexmond Milieu-adviezen, 30-8-2001
Historisch onderzoek, Lexmond Milieu-adviezen, 7-5-2001
Voldoende onderzocht Uitvoeren actualiserend HO (rapporten ouder dan 5 jaar)

In verband met de ouderdom van deze onderzoeken dienen deze en de nog niet onderzochte locaties bij nieuwbouw historisch te worden onderzocht.

Wbb-locaties

Binnen het plangebied zijn twee gevallen van ernstige bodemverontreiniging (Wbb-locatie) bekend (tabel 6.10).

Tabel 6.10 Wbb-locatie

Adres Wbb-code Besluit (Besluitdatum)
Nijverheidstraat 27 ZH166609021 Ernstig, geen spoed (2006)
Bredeweg 25 ZH166600031 Ernstig, niet urgent (1999) en vervolg op termijn (uitvoeren NO)(2005)

Conclusie ten aanzien van plan

Er zijn geen beperkingen vanwege bodem voor de planologische procedure ten bate van de wijzigingslocatie Julianastraat-Zuidplasstraat.

Voor het deel van het plangebied dat nog niet is onderzocht, of langer dan 5 jaar geleden is onderzocht, dient in het kader van het wijzigingsplan ten minste een (actualiserend) historisch onderzoek NEN5725 te worden uitgevoerd.

Voor de Wbb locaties binnen het plangebied geldt dat er een saneringsplan of BUS-melding moet worden opgesteld en moet worden gesaneerd. Het saneringsplan of de BUS-melding moet bij de aanvraag omgevingsvergunning worden meegeleverd.

6.4.6 Archeologie

De ontwikkellocatie ligt in een gebied met een overwegend lage verwachting op het aantreffen van archeologie, omdat het gebied reeds is verveend. Voor dit deel van het plangebied geldt een onderzoeksplicht als de werkzaamheden meer dan 5.000 m² beslaan en dieper gaan dan 0,3 m. De werkzaamheden in dit deel van het plangebied zullen naar verwachting ongeveer 7.000 m² beslaan, derhalve is archeologisch onderzoek verplicht.

In het noordwestelijk deel is een molenbiotoop, van waarschijnlijk de droogmakerijen, aanwezig. De molen zelf is niet meer boven het maaiveld aanwezig. De funderingen en resten van bijbehorende structuren kunnen echter in de ondergrond nog aanwezig zijn. De locatie van de molen alsook de directe omgeving heeft hierom een zeer hoge verwachtingswaarde gekregen. Omdat de grondverstorende werkzaamheden een totale oppervlakte van meer dan 50 m² hebben en dieper gaan dan 0,3 m is archeologisch (voor)onderzoek hier verplicht. Grondroerende werkzaamheden in het kader van de sloop van de huidige bebouwing op de locatie van en in de directe nabijheid van de molen dient hiertoe te worden begeleid door een erkend archeoloog ter voorkoming van het ongezien verdwijnen van archeologische resten.

Na (eventuele) sloop dient voor de ontwikkellocatie een bureauonderzoek aangevuld met een verkennend booronderzoek uitgevoerd te worden om de bodemopbouw en verstoringen in kaart te brengen.

Conclusie ten aanzien van plan

Er zijn geen beperkingen vanwege archeologie voor de planologische procedure ten bate van de wijzigingslocatie Julianastraat-Zuidplasstraat.

Archeologisch vooronderzoek is verplicht voordat werkzaamheden op de locatie zullen plaatsvinden. Tevens dient de sloop te worden begeleid door een erkend archeoloog.

6.4.7 Flora en fauna

Op vrijdag 8 oktober 2010 is een veldbezoek aan het plangebied gebracht.

Op deze locatie wordt de bestemming bedrijvigheid deels gewijzigd in een woonbestemming met de mogelijkheid voor lichte bedrijvigheid aan huis.

Momenteel bevinden zich binnen dit gebied een aantal bedrijfspanden, een aantal rijen met woningen en een kleine speeltuin. Ook in deze gebouwen bestaat de mogelijkheid dat er vleermuisverblijven of zwaluwnesten aanwezig zijn. Nader onderzoek naar de aanwezigheid hiervan is noodzakelijk, met het oog op een eventuele ontheffingsaanvraag.

Conclusie ten aanzien van plan

De planologische regeling voor woningen op het bedrijventerrein Julianastraat-Zuidplasstraat is vanwege flora en fauna toelaatbaar.

Vóór aanvang van de werkzaamheden dienen de volgende acties plaats te vinden:

  • aanvullend onderzoek vleermuizen;
  • aanvullend onderzoek gierzwaluwnesten.

6.5 Oranjestraat 43

6.5.1 Wegverkeerslawaai

De locatie Oranjestraat ligt in de geluidszone van de Onderweg en de Nijverheidstraat. Op de rand van de locatie is de geluidsbelasting berekend met Geomilieu versie 1.71. Er is gerekend op een hoogte van 1,5 en 4,5 m omdat het hier een grondgebonden woning betreft. Bij de resultaten is de aftrek conform artikel 110g Wgh reeds toegepast.

De hoogst berekende geluidbelastingen vanwege Onderweg en Nijverheidsstraat bedragen respectievelijk 44 en 18 dB. Daarmee wordt de voorkeursgrenswaarde niet overschreden.

In onderstaande tabel is de geluidbelasting op de onderzoekslocaties weergegeven van alle relevante wegen inclusief de 30 km/h-wegen (Oranjestraat) samen en de indicatieve benodigde geluidswering op de onderzoekslocaties. De rekenresultaten zijn exclusief correctie ex artikel 110g Wgh, zie tabel 6.11.

Tabel 6.11 Rekenresultaten relevante wegen inclusief 30 km/h-wegen en indicatieve benodigde geluidswering

onderzoekslocatie Lden in dB benodigde geluidswering aanvullende gevelmaatregelen noodzakelijk in het kader van het Bouwbesluit
Oranjestraat 43 51 dB 18 dB nee

Conclusie ten aanzien van plan

Er zijn geen beperkingen voor de ontwikkeling van woningen op locatie Oranjestraat 43 vanwege wegverkeerslawaai.

6.5.2 Luchtkwaliteit

In het hele plangebied wordt ook na realisatie van alle voorgenomen ontwikkelingen voldaan aan de grenswaarden voor PM10 en NO2.

Conclusie ten aanzien van plan

De realisatie van de ontwikkeling wordt conform Titel 5.2 van de Wet milieubeheer toelaatbaar geacht.

6.5.3 Bedrijven en milieuzonering

Voor wat betreft de ontwikkellocatie is beoordeeld of bedrijven worden belemmerd in de bedrijfsvoering of dat deze bedrijven een mogelijke belemmering vormen voor de geplande ontwikkeling.

Als gevolg van de beoogde bestemmingswijziging, zijn er geen bedrijfsmatige activiteiten in de omgeving van het perceel die in hun bedrijfsvoering zullen worden belemmerd.

Conclusie ten aanzien van plan

De wijzigingsbevoegdheid wordt toelaatbaar geacht.

6.5.4 Externe veiligheid

Geïnventariseerd is of de ontwikkellocatie binnen het invloedsgebied GR of binnen de PR-contour van een EV-relevante risicobron ligt.

Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied of PR-contour van een EV-relevante risicobron.

Conclusie ten aanzien van plan

Er zijn geen beperkingen voor de beoogde ontwikkeling vanwege externe veiligheid.

6.5.5 Bodem

Geïnventariseerd is welke bodeminformatie bekend is bij de Milieudienst met betrekking tot de ontwikkellocatie.

Bodemonderzoeken

Uit het Bodem Informatie Systeem blijkt dat binnen het plangebied één bodemonderzoek is uitgevoerd, zie tabel 6.12.

Tabel 6.12 Bodemonderzoeken

onderzoek conclusie vervolgactie
Locatie: Oranjestraat, naast 41 Verkennend bodemonderzoek, Lex- mond Milieu-adviezen, 31-3-1996
In de bovengrond zijn licht verhoogde concentraties PAK gemeten. In de ondergrond zijn geen verhoogde concentraties aangetroffen.
In het grondwater zijn licht verhoogde concentraties chroom, zink en xylenen gemeten.
Uitvoeren actualise- rend HO (rapport ouder dan 5 jaar)

Conclusie ten aanzien van plan

Er zijn geen beperkingen vanwege bodem voor de planologische procedure ten bate van de wijzigingslocatie Oranjestraat 43.

Wij het wijzigingsplan dient ten minste een actualiserend historisch onderzoek NEN5725 te worden uitgevoerd.

6.5.6 Archeologie

Het wijzigingsgebied ligt in een gebied waarvoor een lage verwachting voor het aantreffen van archeologie geldt, omdat het gebied reeds is verveend. Omdat de locatie kleiner dan 5.000 m² is geldt geen verplichting tot archeologisch onderzoek.

Conclusie ten aanzien van plan

Er zijn geen beperkingen vanwege archeologie voor de planologische procedure ten bate van de wijzigingslocatie Oranjestraat.

6.5.7 Flora en fauna

Op vrijdag 8 oktober 2010 is een veldbezoek aan het plangebied gebracht.

Dit perceel beschikt reeds over de bestemming wonen. Momenteel is dit perceel een tuin bij de woning op nummer 41. In deze tuin staan verschillende hoge bomen en struiken die geschikt zijn als broedgelegenheid voor verschillende vogelsoorten. Aanvullend onderzoek is noodzakelijk voor het bepalen van de aanwezigheid van nesten die jaarrond beschermd zijn. Tevens zou het kunnen dienen als foerageergebied voor vleermuizen. Er zijn op dit perceel geen gebouwen aanwezig die geschikt zijn als rust- en verblijfplaats voor vleermuizen. Nader onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen is dan ook niet nodig.

Conclusie ten aanzien van plan

De planologische regeling voor woningen op het perceel Oranjestraat 43 is vanwege flora en fauna toelaatbaar.

Vóór aanvang van de werkzaamheden dienen de volgende acties plaats te vinden:

  • kappen van bomen en struiken buiten het broedseizoen om verstoring van eventueel broedende vogels te voorkomen;
  • nestinspectie standvogels.

6.6 Moerkapelse Zijde 40

6.6.1 Wegverkeerslawaai

De locatie Moerkapelse Zijde 40 ligt in de geluidszone van de Moerkapelse Zijde. Op de rand van het nieuwe bouwblok is de geluidsbelasting berekend met Geomilieu versie 1.71. Er is gerekend op een hoogte van 1,5 en 4,5 m omdat het hier twee grondgebonden woningen betreft. Bij de resultaten is de aftrek conform artikel 110g Wgh reeds toegepast.

De hoogst berekende geluidsbelasting vanwege de Moerkapelse Zijde bedraagt 47 dB. Daarmee wordt de voorkeursgrenswaarde niet overschreden.

In de directe omgeving van het plan zijn geen andere wegen gelegen. Ten behoeve van de bouwaanvraag is een overzicht gegeven van de geluidsbelasting exclusief aftrek overeenkomstig artikel 110g Wgh. De rekenresultaten zijn exclusief correctie ex artikel 110g Wgh, zie tabel 6.13.

Tabel 6.13 Rekenresultaten relevante wegen inclusief 30 km/h-wegen en indicatieve benodigde geluidswering

onderzoekslocatie Lden in dB benodigde geluidswering aanvullende gevelmaatregelen noodzakelijk in het kader van het Bouwbesluit
Moerkapelse Zijde 40 52 dB 19 dB nee

Conclusie ten aanzien van plan

Er zijn geen beperkingen voor de ontwikkeling van woningen op locatie Moerkapelse Zijde 40 vanwege wegverkeerslawaai.

6.6.2 Luchtkwaliteit

In het hele plangebied wordt ook na realisatie van alle voorgenomen ontwikkelingen voldaan aan de grenswaarden voor PM10 en NO2.

Conclusie ten aanzien van plan

De realisatie van de ontwikkeling wordt conform Titel 5.2 van de Wet milieubeheer toelaatbaar geacht.

6.6.3 Bedrijven en milieuzonering

Voor wat betreft de ontwikkellocaties is beoordeeld of bedrijven worden belemmerd in de bedrijfsvoering of dat deze bedrijven een mogelijke belemmering vormen voor de geplande ontwikkeling.

Direct ten oosten van deze locatie zijn bedrijfsbestemmingen tot en met categorie 2 gelegen (Moerkapelse Zijde nr. 38, 38a en Moerkapelse Zijde 32). Voor Moerkapelse Zijde 32 is een maatbestemming opgenomen waarmee een machinefabriek mogelijk wordt gemaakt.

Voor het perceel Moerkapelse Zijde 40 wordt de bestemming gewijzigd van woondoeleinden (zonder bouwvlak) naar wonen met de mogelijkheid voor maximaal 2 woningen. Derhalve moet aangetoond worden dat de beoogde woningen verenigbaar zijn met de omliggende bedrijfsbestemmingen. Daarbij moet aandacht zijn voor het woon- en leefklimaat en dient te worden aangetoond dat de bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden gehinderd. Op korte afstand van dit perceel is in het bedrijfsverzamelgebouw een bedrijf gevestigd met een toegangsdeur richting de geprojecteerde woningen. Uit onderzoek naar de geluidsbelasting afkomstig van dit bedrijf is gebleken dat de geprojecteerde woningen ter plaatse mogelijk zijn. Tevens dient voor het betreffende bedrijf een maatwerkvoorschrift te worden opgenomen. Op basis van dit onderzoek wordt de ontwikkeling haalbaar geacht.

Conclusie ten aanzien van plan

De bouw van de geprojecteerde woningen aan de Moerkapelse Zijde 40 (de geluidsbelasting, LAmax, ten gevolge van het bedrijfsverzamelgebouw is lager dan 75 dB(A)) worden uitvoerbaar geacht. Tevens dient voor het meest dichtstbijzijnde bedrijf in het bedrijfsverzamelgebouw aan de Moerkapelse Zijde 38, 38a een maatwerkvoorschrift te worden opgenomen.

6.6.4 Externe veiligheid

Het plangebied ligt op 370 m afstand van de hogedruk aardgasleiding A 553. Zoals in hoofdstuk 5 van deel A is weergeven bedraagt het invloedsgebied van deze gasleiding 430 m. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied, maar gezien de afstand en de zeer beperkte omvang van de ontwikkeling zal het groepsrisico niet significant toenemen.

Conclusie ten aanzien van plan

Er zijn geen beperkingen voor de beoogde ontwikkeling vanwege externe veiligheid.

6.6.5 Bodem

Geïnventariseerd is welke bodeminformatie bekend is bij de Milieudienst met betrekking tot de ontwikkellocatie.

Bodemonderzoeken

Uit het Bodem Informatie Systeem blijkt dat binnen het plangebied een bodemonderzoek is uitgevoerd, zie tabel 6.14.

Tabel 6.14 Bodemonderzoeken

onderzoek conclusie vervolgactie
Locatie: Moerkapelse Zijde 40:
Verkennend en nader bodemonderzoek. Moerdijk Bodemsanering B.V., d.d. 13 januari 2011
Het historisch onderzoekonderzoek is onvolledig en moet worden aangevuld.

Uit het analytische onderzoek blijkt het volgende: In de bovengrond zijn ten hoogste lichte verontreinigingen met kwik, lood en PAK aangetoond. In de ondergrond is een sterke verontreiniging met minerale olie en een lichte verontreiniging met kobalt aangetoond. In het grondwater zijn geen verontreinigingen geconstateerd.
Naar aanleiding van de verontreiniging met minerale olie zijn aanvullende boringen gezet. Ter plaatse van deze boringen zijn geen verontreinigingen aangetroffen. De sterke verontreiniging met minerale olie is zeer plaatselijk. Er is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging.
Uitvoeren aanvullend historisch onderzoek. Zie hieronder
Aanvullend historisch onderzoek, Moerdijk Bodemsanering B.V., d.d. 1 juli 2011 Het aanvullende historisch onderzoek zijn de ontbrekende gegevens voldoende aangevuld. Er zijn geen nieuwe voor bodemverontreiniging verdachte locaties aangetroffen. De locatie is hiermee voldoende onderzocht. Geen

Tanks

Uit het Bodem Informatie Systeem blijkt dat er binnen het plangebied één tank bekend is, waar geen vervolgactie noodzakelijk is.

Conclusie ten aanzien van plan

De locatie is voldoende onderzocht. Er zijn geen beperkingen vanwege bodem voor de planologische procedure ten bate van de wijzigingslocatie Moerkapelse Zijde 40.

6.6.6 Archeologie

De locatie Moerkapelse Zijde 40 ligt in een zone met een lage archeologische verwachting. Dit in verband met vervening. Omdat de locatie kleiner dan 5.000 m² is geldt geen verplichting tot archeologisch onderzoek.

Conclusie ten aanzien van plan

Gezien de afmetingen van de locatie zijn geen beperkingen vanwege archeologie voor de ontwikkellocatie Moerkapelse Zijde 40.

6.6.7 Flora en fauna

Op maandag 13 december 2010 is een veldbezoek gebracht aan het plangebied.

Aan de voorzijde van het perceel staat een woning, omringd door een tuin. Aan de voorzijde van deze woning ligt een gazon met een aantal coniferen in struik- en hegvorm en vier zachte berken. Direct achter de woning ligt een betegeld terras. Achter het terras ligt grasland met een vijver alwaar de twee nieuw te realiseren woningen gesitueerd zullen worden. Het gazon en het grasland hebben weinig actuele ecologische waarde.

Het terrein is omringd door struiken. De struiklaag in de voortuin bestaat voornamelijk uit coniferen. Het struweel rond de achtertuin bestaat voornamelijk uit braam, meidoorn en vlier. Daarnaast staan in de achtertuin een treurwilg en een kersenboom. Zowel de bomen als het struweel bieden broedgelegenheid aan diverse vogelsoorten, zoals ook blijkt uit de oude nesten die zijn aangetroffen tijdens het veldbezoek.

Conclusie ten aanzien van plan

Er zijn geen beperkingen vanwege flora en fauna voor de planologische procedure voor de ontwikkeling van het perceel achter de Moerkapelse Zijde 40.

6.7 Industriestraat 9-15

6.7.1 Wegverkeerslawaai

Op de locatie Industriestraat 9-15 zullen geen geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt. Verder onderzoek naar de geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai is derhalve niet uitgevoerd. Eventuele effecten vanwege de verkeersgeneratie van het plan op omliggende woningen zijn inzichtelijk gemaakt in het hoofdstuk wegverkeerslawaai. Deze effecten zijn verwaarloosbaar.

Conclusie ten aanzien van plan

Er zijn geen beperkingen vanwege wegverkeerslawaai voor de beoogde bestemmingslegging op Industriestraat 9-15.

6.7.2 Luchtkwaliteit

In het hele plangebied wordt ook na realisatie van alle voorgenomen ontwikkelingen voldaan aan de grenswaarden voor PM10 en NO2.

Conclusie ten aanzien van plan

De realisatie van de ontwikkeling wordt conform Titel 5.2 van de Wet milieubeheer toelaatbaar geacht.

6.7.3 Bedrijven en milieuzonering

Voor wat betreft de ontwikkellocatie is beoordeeld of bedrijven worden belemmerd in de bedrijfsvoering of dat deze bedrijven een mogelijke belemmering vormen voor de geplande ontwikkeling.

De bedrijfswoning aan de Industriestraat 7 ligt op circa 20 m van de grens van het plangebied en is de maatgevende woning. Gelet op deze afstand kan voor bedrijfsactiviteiten ter plaatse van dit perceel maximaal categorie 2 worden toegestaan. Echter circa 80% van het perceel ligt op meer dan 30 m van deze bedrijfswoning. Vanaf deze afstand is categorie 3.1 toegestaan. Om voor het gehele perceel categorie 3.1 mogelijk te maken, wordt geadviseerd om een 10 m-strook aan de westzijde van het perceel te reserveren als buffer of kantoorfunctie.

Conclusie ten aanzien van plan

Aan de westzijde van het perceel is over een strook van 10 m breedte maximaal categorie 2 toegestaan. Het overige deel van het perceel is geschikt voor bedrijven in maximaal categorie 3.1.

6.7.4 Externe veiligheid

Geïnventariseerd is of de ontwikkellocatie binnen het invloedsgebied GR of binnen de PR-contour van een EV-relevante risicobron ligt.

Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied of PR-contour van een EV-relevante risicobron.

Conclusie ten aanzien van plan

Er zijn geen beperkingen voor de beoogde ontwikkeling vanwege externe veiligheid.

6.7.5 Bodem

Geïnventariseerd is welke bodeminformatie bekend is bij de Milieudienst met betrekking tot de ontwikkellocatie.

Bodemonderzoeken

Uit het Bodem Informatie Systeem blijkt dat binnen het plangebied twee bodemonderzoeken zijn uitgevoerd, zie tabel 6.15.

Tabel 6.15 Bodemonderzoeken

onderzoek conclusie vervolgactie
Locatie: Industriestraat, parkeerplaats

Verkennend bodemonderzoek, MH Nederland B.V., 27-4-2004

Verkennend bodemonderzoek, Oranjewoud B.V., 15-2-2008



In de grond zijn geen overschrijdingen van de streefwaarden aangetoond. In het grondwater is een lichte verhoging aan arseen aangetoond.

In de bovengrond is een lichte verontreiniging met koper aangetroffen. De ondergrond blijkt niet verontreinigd. In het grondwater is een lichte verontreiniging met chroom, xyleen en minerale olie en een matige verontreiniging met arseen.

Geen, de locatie is voldoende onderzocht.




Geen, de locatie is voldoende onderzocht.

Conclusie ten aanzien van plan

Er zijn geen beperkingen voor de ontwikkeling van bedrijvigheid op locatie tussen Industriestraat 9 en 15 vanwege bodem.

6.7.6 Archeologie

De locatie Industriestraat 9-15 ligt in een zone met een lage archeologische verwachting. Dit in verband met vervening. Omdat de locatie kleiner dan 5.000 m2 is geldt geen verplichting tot archeologisch onderzoek.

Conclusie ten aanzien van plan

Gezien de afmetingen van de locatie zijn geen beperkingen vanwege archeologie voor de ontwikkellocatie Industriestraat 9-15.

6.7.7 Flora en fauna

Op maandag 13 december 2010 is een veldbezoek gebracht aan het plangebied.

Het plangebied heeft weinig actuele ecologische waarde. Het perceel bestaat uit een geasfalteerd terrein met parkeervakken. Aan de randen van het terrein ligt een berm met gras, enkele struiken (hondsroos en laurierkers) en haagbeuken. Langs de Industriestraat staan enkele zwarte elzen. Hoewel er geen oude nesten zijn aangetroffen, bieden zowel de elzen als de haagbeuken broedgelegenheid aan algemene vogelsoorten, zoals merel en kraaiachtigen. Indien de bomen en/of het struweel verwijderd moeten worden, dient dit buiten het broedseizoen van vogels te gebeuren, zodat overtreding van de Flora- en faunawet wordt voorkomen.

Conclusie ten aanzien van plan

De planologische regeling voor een bedrijfsbestemming op de locatie Industriestraat 9-15 is op grond van flora en fauna toelaatbaar.

Indien bomen of struweel moeten worden verwijderd, dient dit in het kader van de zorgplicht buiten het broedseizoen voor vogels te gebeuren.

6.8 Pak-locatie

6.8.1 Wegverkeerslawaai

De PAK-locatie ligt in de geluidszone van de Moerkapelse Zijde en de Bredeweg. Op de rand van de locatie is de geluidsbelasting berekend met Geomilieu versie 1.71. Er is gerekend op een hoogte van 1,5 en 4,5 m omdat het hier een grondgebonden woning betreft. Bij de resultaten is de aftrek conform artikel 110g Wgh reeds toegepast.

De hoogst berekende geluidsbelastingen vanwege Moerkapelse Zijde en de Bredeweg bedragen respectievelijk 29 en 36 dB. Daarmee wordt de voorkeursgrenswaarde niet overschreden.

Voor de Dorpsstraat/Herenweg, Moerdijkstraat en Kerkstraat geldt dat deze niet zijn gezoneerd volgens de Wet geluidhinder. De cumulatieve geluidsbelasting van deze wegen op de geluidsgevoelige bestemmingen is wel berekend zodat een uitspraak kan worden gedaan over het leefklimaat en eventueel benodigde gevelwering. De rekenresultaten zijn exclusief correctie ex artikel 110g Wgh, zie tabel 6.16.

Tabel 6.16 Rekenresultaten relevante wegen inclusief 30 km/h-wegen en indicatieve benodigde geluidswering

onderzoekslocatie Lden in dB benodigde geluidswering aanvullende gevelmaatregelen noodzakelijk ihkv Bouwbesluit
PAK-locatie 62 dB 29 dB Ja

Conclusie ten aanzien van plan

De ontwikkeling van woningen PAK-locatie is toelaatbaar vanuit het oogpunt van wegverkeerslawaai. Bij de omgevingsvergunningaanvraag moet een akoestisch onderzoek worden gevoegd waaruit blijkt dat kan worden voldaan.

6.8.2 Luchtkwaliteit

In het hele plangebied wordt ook na realisatie van alle voorgenomen ontwikkelingen voldaan aan de grenswaarden voor PM10 en NO2.

Conclusie ten aanzien van plan

De realisatie van de ontwikkeling wordt conform Titel 5.2 van de Wet milieubeheer toelaatbaar geacht.

6.8.3 Bedrijven en milieuzonering

Voor wat betreft de ontwikkellocatie is beoordeeld of bedrijven worden belemmerd in de bedrijfsvoering of dat deze bedrijven een mogelijke belemmering vormen voor de geplande ontwikkeling.

De locatie ligt in midden van de dorpskern van Moerkapelle. De dorpskern wordt gekenmerkt door een gemengd gebied van detailhandel, horeca en wonen. De nieuwe bestemming wonen past goed op deze locatie. De nabijgelegen detailhandel en horeca veroorzaken naar verwachting geen overlast en/of klachten naar de bestaande woningen. De bedrijfsvoeringen van de nabijgelegen bedrijfsmatige activiteiten worden niet beperkt door de geplande ontwikkeling.

Conclusie ten aanzien van plan

De realisatie van woningen op deze locatie is vanwege bedrijven en milieuzonering toelaatbaar.

6.8.4 Externe veiligheid

Geïnventariseerd is of de ontwikkellocatie binnen het invloedsgebied GR of binnen de PR-contour van een EV-relevante risicobron ligt.

Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied of PR-contour van een EV-relevante risicobron.

Conclusie ten aanzien van plan

Er zijn geen beperkingen voor de beoogde ontwikkeling vanwege externe veiligheid.

6.8.5 Bodem

Geïnventariseerd is welke bodeminformatie bekend is bij de Milieudienst met betrekking tot de ontwikkellocatie.

Bodemonderzoeken

Uit het Bodem Informatie Systeem blijkt dat binnen het plangebied geen bodemonderzoek is uitgevoerd.

Tanks

Uit het Bodem Informatie Systeem blijkt dat er binnen het plangebied één tank bekend is. Het is onbekend wat voor een tank dit betreft en of deze nog aanwezig is.

Grondverzet

De gemeente Zuidplas beschikt over een vastgestelde bodemkwaliteitskaart en over bijbehorend grondstromenbeleid. Het plangebied ligt in zone 1 (voor 1900).

  • Grond uit zone 1:
    De grond uit deze zone dient voor hergebruik te worden gekeurd conform het Besluit bodemkwaliteit.

Conclusie ten aanzien van plan

Er zijn geen directe beperkingen voor het voorgenomen plan vanwege de bodemkwaliteit.

Voor de verlening van de omgevingsvergunning dient ten minste een historisch onderzoek NEN5725 te worden uitgevoerd.

6.8.6 Archeologie

De PAK-locatie ligt in een zone met een zeer hoge archeologische verwachting. Dit in verband met ligging in de historische kern. Omdat de verstoring hier groter is dan 50 m² en dieper gaat dan 0,3 m dient hier archeologisch onderzoek plaats te vinden.

Bij voorgaand archeologische onderzoek is vastgesteld dat op de locatie laat middeleeuwse en post middeleeuwse bebouwing te verwachten is. De locatie naast de kerk sluit een begraafplaats met graven echter ook niet uit. Vanwege de bestaande bebouwing was veldwerk niet mogelijk. Aanbevolen werd de sloop van de bebouwing archeologisch te begeleiden (Briels, 2006: RAAP notitie 1745).

Conclusie ten aanzien van plan

Er zijn geen beperkingen voor de planologische procedure ten bate van de ontwikkeling van PAK-locatie.

De sloop dient te worden begeleid door een erkend archeoloog. Na de sloop dient voor verlening van de omgevingsvergunning (ten minste) archeologisch vooronderzoek uit te worden gevoerd, opdat de archeologische waarde van het terrein voldoende wordt vastgesteld. Op basis van dat onderzoek kan de gemeente Zuidplas een selectiebesluit met betrekking tot eventuele archeologische resten nemen. Indien deze behoudenswaardig zijn kunnen voorwaarden tot behoud in of ex situ van de archeologische waarden worden opgenomen in de vergunningen.

6.8.7 Flora en fauna

Op maandag 13 december 2010 is een veldbezoek gebracht aan het plangebied.

De meest waardevolle ecologische elementen binnen het plangebied zijn de oude daken van de bestaande bebouwing. Tijdens het broedseizoen nestelen hier mogelijk gierzwaluwen en huismussen onder de dakpannen. Er dient aanvullend onderzoek plaats te vinden naar het voorkomen van de gierzwaluw en de huismus.

Zowel gierzwaluwen als huismussen zijn zeer nesttrouw en keren jaarlijks terug naar dezelfde plaats om te broeden. De nesten van beide soorten zijn daarom jaarrond beschermd in het kader van de Flora- en faunawet. Indien uit aanvullend onderzoek blijkt dat er nesten van de gierzwaluw en/of de huismus aanwezig zijn, dient er voor de sloop van de bestaande bebouwing een ontheffing aangevraagd te worden in het kader van de Flora- en faunawet en dienen er mitigerende en compenserende maatregelen te worden genomen.

De bestaande bebouwing kan mogelijk ook dienen als rust- of verblijfplaats voor vleermuizen. Ook hiernaar dient voor aanvang van sloopwerkzaamheden aanvullend onderzoek plaats te vinden. Indien rust- of verblijfplaatsen van vleermuizen worden aangetroffen, dient een ontheffing aangevraagd te worden in het kader van de Flora- en faunawet.

Conclusie ten aanzien van plan

Er zijn geen beperkingen vanwege flora en fauna voor de planologische procedure voor de ontwikkeling van het perceel ter plaatse van de PAK-locatie.

Vóór aanvang van de werkzaamheden dienen de volgende acties plaats te vinden:

  • nestinspectie mbt gierzwaluwen en huismussen;
  • vleermuisonderzoek.

Hoofdstuk 7 Juridische Planvorming

7.1 Algemeen

De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP 2008 kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn ook afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen.

7.2 Inleidende Regels

Conform SVBP 2008 bevatten de inleidende regels artikelen met de begripsbepalingen en de wijze van meten.

7.3 Bestemmingsregels

In het hoofdstuk Bestemmingsregels zijn alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Waar noodzakelijk is gebruik gemaakt van aanduidingen om toegestaan gebruik nader te specificeren.

Agrarisch

De gronden met de bestemming 'Agrarisch' zijn bestemd voor de uitoefening van agrarische bedrijfsdoeleinden gericht op het hobbymatig houden van schapen, overdekte opslag van werktuigen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering en de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en voet- en fietspaden. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - detailhandel': tevens verkoop van streekeigen producten aan huis. Gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd. Voor de gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zijn specifieke bouwregels opgenomen.

Binnen de bestemming zijn twee afwijkingsregels opgenomen. Een afwijkingsregels om de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens te verkleinen tot 0 of 1 m. En de andere afwijkingsregel om de onderlinge afstand van gebouwen die gebouwd worden op het bouwperceel en niet aaneen worden gebouwd te verkleinen tot 0 of 1 m. In beide gevallen moet worden aangetoond dat daardoor ook geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolgde de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken. Specifieke gebruiksregels maken deel uit van de bestemming.

Bedrijf

Binnen de bestemming Bedrijf zijn aparte aanduidingen opgenomen voor de gronden bestemd voor bedrijven uit de categorieën 2, 3.1, 3.2 en 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf 1 t/m 5' zijn tevens bedrijven uit ten hoogste voor deze bedrijfsactiviteit aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' is uitsluitend een kantoor toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is tevens detailhandel toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' is tevens een nutsvoorziening toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - benzineservicestation' is tevens een benzineservicestation toegestaan. Tevens zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen toegestaan. Gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd. Voor de gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zijn specifieke bouwregels opgenomen.

Een afwijkingsbevoegdheid voor de bouwregels maakt deel uit van de bestemming. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de afstand van gebouwen en overkappingen tot ten minste 1 m van de perceelsgrens, mits daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolgde de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Specifieke gebruiksregels en nadere eisen maken deel uit van de bestemming. Binnen de bestemming zijn daarnaast twee afwijkingsbevoegdheden opgenomen om bedrijven toe te laten uit één categorie hoger of om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn genoemd.

Bedrijf - Gasontvangstation

De voor 'Bedrijf - Gasontvangstation' aangewezen gronden zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van een gasontvangstation, ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, lichtvoorzieningen, erf- en terreinafscheidingen en groen.

Binnen deze bestemming zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste van de bestemming staan toegestaan. Gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd en de goothoogte van gebouwen is aangegeven op de verbeelding. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 m. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

Centrum

Binnen deze bestemming worden in beginsel geen beperkingen opgelegd aan die functies en activiteiten, die een goede centrumontwikkeling bevorderen. Binnen deze bestemming zijn detailhandel en dienstverlening (uitsluitend op de begane grond), kantoren, praktijkruimten en wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan. Tevens zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals verkeersvoorzieningen, groen, laad- en losruimte, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en water toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1': uitsluitend horeca tot en met categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten toegestaan op de begane grond. Ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2': uitsluitend horeca tot en met categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten toegestaan op de begane grond. Voor het bouwen is de algemene aanduidingsregel 'Geluidszone - weg' van toepassing. Binnen deze aanduiding is het bouwen van nieuwe geluidsgevoelige gebouwen, in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 2 uit de regels van dit plan, uitsluitend toegestaan, indien is gebleken dat de geluidsbelasting vanwege wegverkeer op de gevels van de geluidsgevoelige gebouwen, de voorkeursgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder of de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting (hogere waarde) ingevolge het Besluit Hogere Waarde, met inachtnemening van de in dit Besluit Hogere Waarde gestelde voorwaarde(n) (kenmerk 201110190), niet overschrijdt.

Gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd. De goothoogte van de gebouwen is op de verbeelding aangegeven. Voor de gebouwen, overkappingen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zijn specifieke bouwregels opgenomen.

Specifieke gebruiksregels maken deel uit van de bestemming. Binnen de bestemming zijn daarnaast twee afwijkingsbevoegdheden opgenomen om horecabedrijven toe te laten uit één categorie hoger of om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca- activiteiten zijn genoemd maar wel naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën.

Groen

Op deze gronden zijn groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, speelvoorzieningen, verlichting, voet- en fietspaden en bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen toegestaan. Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. De bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 5 m. De bouwhoogte van verlichting bedraagt ten hoogste 6 m. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m. Specifieke gebruiksregels maken deel uit van de bestemming.

Kantoor

De gronden met de bestemming 'Kantoor' zijn bestemd voor kantoren, en wonen (uitsluitend op de verdiepingen), met aan-huis-gebonden beroepen. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn ook mogelijk binnen deze bestemming. Gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd. De goothoogte van de gebouwen is op de verbeelding aangegeven. Voor de gebouwen, overkappingen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zijn specifieke bouwregels opgenomen.

Specifieke gebruiksregels maken deel uit van de bestemming. Binnen de bestemming is een bevoegdheid tot afwijken opgenomen, zodat het bevoegd gezag onder voorwaarden uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten kan toestaan.

Maatschappelijk

Alle buiten de bestemming 'Centrum' gelegen bestaande maatschappelijke voorzieningen zijn als zodanig bestemd. Het betreft hier onder andere overheidsvoorzieningen, bibliotheken, gezondheidszorg, onderwijs, religie, openbare dienstverlening en verenigingsleven. Ter plaatse van de aanduiding 'sporthal' is uitsluitend een sporthal toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'wonen' zijn woningen uitsluitend op de verdieping toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' is uitsluitend een begraafplaats toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1' is uitsluitend horeca tot en met categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten op de begane grond toegestaan. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn ook mogelijk binnen deze bestemming. Gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd. De goothoogte van de gebouwen is op de verbeelding aangegeven. Voor de gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zijn specifieke bouwregels opgenomen. Specifieke gebruiksregels maken deel uit van de bestemming.

Recreatie

De gronden met de bestemming 'Recreatie' zijn bestemd voor speelvoorzieningen en de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, parkeervoorzieningen, verlichting, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen. De speelvoorzieningen zijn met een aparte aanduiding op de verbeelding aangegeven. Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. De bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 5 m. De bouwhoogte van verlichting bedraagt ten hoogste 6 m. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m. Specifieke gebruiksregels maken deel uit van de bestemming.

Sport

De gronden met de bestemming 'Sport' zijn bestemd voor een sporthal en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en (ontsluitings)wegen. De sporthal is met een aparte aanduiding op de verbeelding aangegeven. Ter plaatse van de sporthal is de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1': uitsluitend horeca tot en met categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten op de begane grond opgenomen op de verbeelding. Gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd. De bouwhoogte van de gebouwen is op de verbeelding aangegeven. Voor de gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zijn specifieke bouwregels opgenomen. Specifieke gebruiksregels maken deel uit van de bestemming.

Tuin

De gronden met de bestemming 'Tuin' zijn bestemd voor tuinen bij de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, aan-/uitbouwen, toegangspaden en in- en uitritten.

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin' mogen tuinhuisjes, bergkasten en hobbykassen worden gebouwd. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin' bedraagt de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste 2,5 m en het gezamenlijk oppervlak van gebouwen ten hoogste 6 m² per tuin. Op de overige gronden mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. De bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m. De totale oppervlakte van overkappingen bedraagt ten hoogste 6 m². De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Specifieke gebruiksregels maken deel uit van de bestemming. Binnen de bestemming is een bevoegdheid tot afwijken opgenomen, zodat het bevoegd gezag onder voorwaarden aan- en uitbouwen voor de voorgevel kunnen toestaan.

Verkeer

De wegen in het plangebied zijn bestemd tot 'Verkeer'. Binnen deze bestemming zijn wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken en fiets- en voetpaden toegestaan. Daarnaast zijn de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de verkeersregeling, groen, parkeervoorzieningen, verlichting, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en water toegestaan. Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting ten hoogste 20 m bedraagt. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m. Specifieke gebruiksregels maken deel uit van de bestemming.

Verkeer - Verblijfsgebied

De gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' zijn bestemd voor verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, verlichting, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en water. Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. De bouwhoogte van verlichting bedraagt ten hoogste 6 m. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m. Specifieke gebruiksregels maken deel uit van de bestemming.

Water

De gronden met de bestemming 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen waterpartijen, bruggen, duikers, alsmede voorzieningen voor waterkering en waterhuishoudkundige voorzieningen. Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m. Specifieke gebruiksregels maken deel uit van de bestemming.

Wonen

De gronden met de bestemming 'Wonen' zijn bestemd voor wonen met daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Ter plaatse van de aanduiding 'garage' zijn uitsluitend garages ten behoeve van woningen toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' is tevens een kantoor toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte' is tevens een praktijkruimte toegestaan. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, waterhuishoudkundige voorzieningen en water zijn daarbij ook toegestaan.

Hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken. Per bouwperceel en hoofdgebouw is maximaal 1 woning toegestaan; splitsing van een bouwperceel (ten behoeve van nieuwbouw van een tweede woning) is niet toegestaan. De maximale goothoogte is op de verbeelding aangegeven. De bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de goothoogte van het hoofdgebouw vermeerderd met 5 m. De goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien de dakkapel wordt geplaatst in het dakvlak en de breedte van dakkapellen aan de voor-, zij- en achterkant van het hoofdgebouw ten hoogste 80% van het dakvlak bedraagt.

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn zowel binnen als buiten de bouwvlakken toegestaan. Voor de aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zijn specifieke bouwregels opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' mag ten hoogste 190 m² aan bijgebouwen en uitbouwen worden gebouwd mits de oppervlakte van de gronden groter is dan 375 m².

Specifieke gebruiksregels maken deel uit van de bestemming. Binnen de bestemming zijn vier afwijkingsbevoegdheden opgenomen, zodat het bevoegd gezag onder voorwaarden de bouwhoogte van hoofdgebouwen voor dakopbouwen kan overschrijden, aan-/uitbouw voor de voorgevel kan worden gerealiseerd, bewoning in vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg mogelijk wordt gemaakt en er kan worden afgeweken van de bouwregels ten behoeve van mantelzorg.

Wonen - 1

De gronden met de bestemming 'Wonen - 1' zijn bestemd voor nieuw te realiseren woningen met daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, waterhuishoudkundige voorzieningen en water zijn daarbij ook toegestaan.

De woningen dienen vrijstaand of twee-onder-een-kap te worden gebouwd. De voorgevels van hoofdgebouwen worden ten hoogste 3 m uit de aanduiding 'gevellijn' gebouwd. De diepte van hoofdgebouwen bedraagt, gemeten vanuit de bestemmingsgrens, ten hoogste 12 m. De goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m, tenzij anders vermeldt op de verbeelding. De bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de goothoogte van het hoofdgebouw vermeerderd met 5 m. De afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m. De goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien de dakkapel wordt geplaatst in het dakvlak en de breedte van dakkapellen aan de voor-, zij- en achterkant van het hoofdgebouw ten hoogste 80% van het dakvlak bedraagt.

Voor de aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zijn specifieke bouwregels opgenomen.

Specifieke gebruiksregels maken deel uit van de bestemming. Binnen de bestemming zijn twee afwijkingsbevoegdheden opgenomen, zodat het bevoegd gezag onder voorwaarden bewoning in vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg mogelijk kan maken en er kan worden afgeweken van de bouwregels ten behoeve van mantelzorg.

Wonen - 2

De gronden met de bestemming 'Wonen - 2' zijn bestemd voor nieuw te realiseren woningen. De woningen dienen gestapeld of aaneen gebouwd te worden. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, waterhuishoudkundige voorzieningen en water zijn daarbij ook toegestaan.

Gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd. De bouw- en goothoogte en bebouwingspercentage zijn op de verbeelding aangegeven. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn binnen de bouwvlakken toegestaan en worden meegerekend in de bebouwingspercentage. Voor de aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zijn specifieke bouwregels opgenomen.

Specifieke gebruiksregels maken deel uit van de bestemming. Binnen de bestemming zijn twee afwijkingsbevoegdheden opgenomen, zodat het bevoegd gezag onder voorwaarden bewoning in vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg mogelijk kan maken en er kan worden afgeweken van de bouwregels ten behoeve van mantelzorg.

Wonen - 3

De gronden met de bestemming 'Wonen - 3' zijn bestemd voor nieuw te realiseren woningen met daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, waterhuishoudkundige voorzieningen en water zijn daarbij ook toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' is tevens een parkeerterrein toegestaan voor ten minste 1,3 parkeerplaats per woning.

De woningen worden vrijstaand, twee-onder-een-kap en aaneen gebouwd. De voorgevels van de hoofdgebouwen worden ten hoogste 3 m uit de aanduiding 'gevellijn' gebouwd. De diepte van hoofdgebouwen bedraagt, gemeten vanuit de bestemmingsgrens, ten hoogste 12 m. De goothoogte is op de verbeelding aangegeven. De bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de goothoogte van het hoofdgebouw vermeerderd met 5 m. De afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m. De goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien de dakkapel wordt geplaatst in het dakvlak en de breedte van dakkapellen aan de voor-, zij- en achterkant van het hoofdgebouw ten hoogste 80% van het dakvlak bedraagt. Voor de aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zijn specifieke bouwregels opgenomen.

Specifieke gebruiksregels maken deel uit van de bestemming. Binnen de bestemming zijn twee afwijkingsbevoegdheden opgenomen, zodat het bevoegd gezag onder voorwaarden bewoning in vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg mogelijk kan maken en er kan worden afgeweken van de bouwregels ten behoeve van mantelzorg.

Leiding - Brandstof

De brandstofleiding met een diameter van ten hoogste 12 inch en een druk van ten hoogste 80 bar inclusief zakelijk rechtstrook heeft de dubbelbestemming 'Leiding - Brandstof' gekregen. In principe zijn op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m toegestaan.

Bouwwerken ten behoeve van andere (samenvallende) bestemmingen zijn alleen met een omgevingsverguning toelaatbaar. Een omgevingsvergunning wordt verleend, indien de belangen van de leiding hierdoor niet onevenredig worden geschaad. Er geldt tevens een omgevingsvergunningenstelsel voor diverse werken en werkzaamheden, teneinde de belangen van de leiding te beschermen.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Brandstof' onder een aantal voorwaarden te wijzigen door de bestemmingsvlakken aan te passen, toe te voegen of te verwijderen.

Leiding - Gas

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk gastransportleiding met een belemmeringenstrook van 5 m ter weerszijden van de hartlijn van de leiding. In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang krijgt.

Op of in deze bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig schaden. Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Waarde - Archeologie-1 en 2

Deze dubbelbestemmingen zijn toegekend aan de gronden met een hoge archeologische verwachtingswaarden (Waarde - Archeologie - 1) en een zeer hoge archeologische verwachtingswaarden (Waarde - Archeologie - 2). Op deze gronden mogen ten behoeve van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' en 'Waarde - Archeologie - 2' bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen mogen - op enkele uitzonderingen na - uitsluitend met een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag worden gebouwd. Daarnaast geldt voor diverse werken en werkzaamheden een omgevingsvergunningplicht.

Waterstaat - Waterkering

Deze dubbelbestemming is toegekend aan de gronden binnen de beschermingszone van de waterkering. Op deze gronden mogen ten behoeve van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen mogen - op enkele uitzonderingen na - uitsluitend met een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag worden gebouwd. Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij het HHSK omtrent de vraag of de belangen van de waterkering niet onevenredig worden geschaad.

7.4 Algemene Regels

In de algemene regels zijn de antidubbeltelregel, de algemene bouwregels, uitsluiting aanvullende werking bouwverordening, de algemene afwijkings- en wijzigingsregels en de algemene aanduidingsregels geluidszone opgenomen.

Er zijn vier wijzigingsbevoegdheden opgenomen in het bestemmingsplan.

Wro-zone - wijzigingsgebied - 1

Betreft de locatie ter hoogte van de Herenweg/Akkerweg. Deze gronden zijn bestemd als maatschappelijk. Met een wijzigingsbevoegdheid kunnen hier ten hoogste 5 woningen worden gerealiseerd.

Wro-zone - wijzigingsgebied - 2

Betreft de locatie Julianastraat-Zuidplasstraat. Deze gronden zijn bestemd als Bedrijf. Met een wijzgingsbevoegdheid kunnen hier ten hoogste 30 woningen worden gerealiseerd. Elke woning mag worden voorzien van een werkunit, waarbij bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' en kantoren zijn toegestaan.

Wro-zone - wijzigingsgebied - 3

Betreft de locatie Oranjestraat tussen huisnummer 41 en 43. Deze gronden zijn bestemd als wonen zonder bouwvlak. Met een wijzigingsbevoegdheid kan hier ten hoogste één woning worden gerealiseerd.

Wro-zone - wijzigingsgebied - 4

Betreft de locatie Oranjestraat 30 tot en 40. Deze gronden zijn bestemd als bedrijven. Met een wijzigingsbevoegdheid kunnen hier ten hoogste 8 gestapelde woningen worden gerealiseerd.

De wijzigingsbevoegdheden 1 en 4 zijn uit het vigerend bestemmingsplan (Dorpsgebied Moerkapelle) overgenomen.

7.5 Overgangsrecht En Slotregel

In artikel 3.2.1 Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan.

In de slotregel is aangegeven onder welke naam het bestemmingsplan kan worden aangeduid en op welke datum het bestemmingsplan is vastgesteld.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Economische Uitvoerbaarheid

In het bestemmingsplan Moerkapelle zijn een aantal ontwikkelingslocaties opgenomen.

Voor alle locaties is met de ontwikkelaar een anterieure overeenkomst aangegaan.

De voornoemde ontwikkelingen leiden derhalve niet tot twijfel met betrekking tot de haalbaarheid van het bestemmingsplan.

8.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

8.2.1 Voorontwerp

In het kader van het bepaalde in de gemeentelijke inspraakverordening is een inspraakprocedure gevolgd. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft vanaf donderdag 29 oktober 2009 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is op 9 november 2009 een inloopavond gehouden. In deze periode en op deze avond zijn betrokkenen en belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om te reageren op de inhoud van het voorontwerp bestemmingsplan.

De resultaten van de inspraak en het overleg zijn opgenomen in een afzonderlijke 'Nota van beantwoording en wijziging inspraakreacties en vooroverlegreacties voorontwerpbestemmingsplan Moerkapelle Dorp' (Bijlage 5).

8.2.2 Ontwerp

Het ontwerp bestemmingsplan 'Moerkapelle Dorp' heeft vanaf 1 juni 2011 tot en met 6 juli 2011 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen in te dienen.

De resultaten van de zienswijzen en het overleg zijn opgenomen in een afzonderlijke 'Nota van beantwoording en wijziging zienswijzen en overlegreacties ontwerpbestemmingsplan Moerkapelle Dorp' (Bijlage 6).

Bijlage 1 Svb 'Bedrijventerrein'

Bijlage 1 SvB 'bedrijventerrein'

Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten

Bijlage 1 Risicoberekeningen Gastransportleidingen

Bijlage 1 Risicoberekeningen gastransportleidingen

Bijlage 2 Milieukundig Advies Ontwikkelingslocaties

Bijlage 2 Milieukundig advies ontwikkelingslocaties

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Schapenweide

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek Schapenweide

Bijlage 4 Besluit Hogere Waarden Wgh, Moerkapelse Zijde Hoek Dorpsstraat

Bijlage 4 Besluit hogere waarden Wgh, Moerkapelse Zijde hoek Dorpsstraat

Bijlage 5 Nota Van Beantwoording En Wijziging Inspraakreacties En Vooroverlegreacties

Bijlage 5 Nota van beantwoording en wijziging inspraakreacties en vooroverlegreacties

Bijlage 6 Nota Van Beantwoording En Wijziging Zienswijzen En Overlegreacties

Bijlage 6 Nota van beantwoording en wijziging zienswijzen en overlegreacties