Moordrecht Buiten
Bestemmingsplan - Zuidplas
Vastgesteld op 11-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Moordrecht Buiten' van de gemeente Zuidplas;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1892.BpMoordrechtBuiten-Va01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 verbeelding:
de plankaart van het bestemmingsplan 'Moordrecht Buiten' bestaande uit de verbeelding(en) met nummer NL.IMRO.1892.BpMoordrechtBuiten-Va01;
1.4 aanbouw:
een uitbreiding van het hoofdgebouw waarbij een andere ruimte wordt gecreëerd of een bestaande ruimte wordt vergroot en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 aan-huis-verbonden bedrijf:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, alsmede kappers, schoonheidssalons, hondentrimsalons en pedicures die door hun beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;
1.8 aan-huis-verbonden beroep:
het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch gebied, die door hun beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;
1.9 achtergevel:
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel;
1.10 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren, waarbij de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengingsvermogen van de grond. Onder andere nader te onderscheiden in:
- a. akkerbouw en tuinbouw op open grond: de teelt van gewassen op open grond, al dan niet onder plat glas, daaronder niet begrepen bosbouw en sier- en fruitteelt;
- b. sierteelt: de teelt van siergewassen al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de verhandeling van boomkwekerijgewassen en vaste planten;
- c. glastuinbouw: de teelt van tuinbouwgewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
- d. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
- e. bosbouw: de teelt van bomen vanwege de houtproductie;
- f. boomkwekerij: de teelt van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
1.11 antenne-installatie:
Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.12 archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.;
1.13 archeologische waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.14 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.15 bebouwingspercentage
indien het percentage een bouwperceel betreft:
- een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
- dit percentage wordt slechts berekend over het gedeelte van het bestemmingsvlak of het bouwperceel, waarbinnen de bouwwerken mogen worden gebouwd.
1.16 bed en breakfast:
een horecagelegenheid ondergeschikt aan een woning die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is;
1.17 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of bij een terrein, slechts bestemd voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is';
1.18 beheerseenheid:
aaneengesloten terrein met een bij elkaar behorend aantal recreatiewoningen en/of kampeermiddelen, met bijbehorende centrale voorzieningen;
1.19 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.20 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.21 bijgebouw:
een vrijstaand gebouw dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;
1.22 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.23 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.24 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met uitzondering van onderbouw (kelder) en zolder;
1.25 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.26 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.27 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.28 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.29 coffeeshop:
gelegenheid waar handel in en/of gebruik van softdrugs plaatsvindt;
1.30 dagrecreatie:
vormen van recreatie, die plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;
1.31 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.32 dakkapel:
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie ten minste 0,3 m1 onder de noklijn is gelegen, de onderzijde van de constructie ten minste 0,3 m1 boven de dakgoot in het dakvlak is geplaatst en de zijkant ten minste 0,3 m1 van de zijkant van het dakvlak is gesitueerd;
1.33 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.34 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek dat al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen;
1.35 erker:
een uitbouw in één bouwlaag aan de voor- en/of zijgevel van een woning;
1.36 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.37 geluidsbelasting
de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein, een spoorweg of een weg, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.38 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.39 horeca(bedrijf):
een horeca-inrichting als bedoeld in de bij dit bestemmingsplan in de bijlage bij de regels behorende lijst van horeca-categorieën Horecabeleid Zuidplas.
1.40 kampeermiddel:
- a. een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan;
- b. enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan voor zover geen bouwwerk zijnde
een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.41 kampeerterrein:
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf tot een maximum van 31 aaneengesloten dagen;
1.42 kantoor:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek;
1.43 kap
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;
1.44 kassen:
bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering) met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, schaduw- en gaaskassen daaronder begrepen, uitgezonderd boog- en tunnelkassen;
1.45 kunstwerk:
bouwwerken ten behoeve van weg- en waterbouw;
1.46 landschapwaarde:
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur;
1.47 maatschappelijke dienstverlening:
het verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze en administratieve sfeer en andere vormen van dienstverlening, die een min of meer openbaar karakter hebben, met uitzondering van een seksinrichting;
1.48 mantelzorg
het bieden van zorg aan een persoon die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch en commercieel verband;
1.49 natuurwaarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige geologische, bodemkundige, ecologische en biologische elementen;
1.50 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-. water-, elektriciteits- en communicatievoorzieningen;
1.51 ondergeschikte horeca:
niet-zelfstandige horeca, uitsluitend zijnde horeca die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is;
1.52 ondergeschikte opslag:
het opslaan van goederen, grondstoffen, andere stoffen en materialen binnen een andere hoofdfunctie, dat daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is;
1.53 overkapping:
een bouwwerk met een open constructie met maximaal één gesloten wand;
1.54 peil:
- voor hoofdgebouwen: het bouwkundig peil dat maximaal 0,1 m1 boven of onder de wegkruin van de voorliggende weg ligt;
- voor aan - en uitbouwen: de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van het hoofdgebouw;
- in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
- indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.55 perifere detailhandel:
- a. detailhandel in zeer volumineuze goederen: auto’s, motoren, boten, caravans, keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering, tenten, ruitersportartikelen, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen;
- b. bouwmarkten.
1.56 recreatie:
alle vormen van dagrecreatie en verblijfsrecreatie;
1.57 recreatief medegebruik:
vormen van recreatie (zoals wandelen en fietsen) waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, doch in hoofdzaak kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn;
1.58 recreatiewoning:
een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet, geen caravan, geen caravanbouwwerk of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond;
1.59 risicovolle inrichtingen:
inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid.
1.60 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.61 Staat van Bedrijfsactiviteiten:
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage van deze regels deel uit maakt.
1.62 stacaravan
een caravan op wielen, die, mede gelet op de afmetingen, niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen; een stacaravan is bestemd om uitsluitend door een of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond, uitsluitend voor recreatieve doeleinden;
1.63 standplaats:
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen en/of kampeermiddel, waarop voorzieningen aanwezig zijn, die op het leidingnet van de nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten, kunnen worden aangesloten;
1.64 terras:
een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt;
1.65 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.66 verblijfsrecreatie:
vormen van recreatie die mede gericht zijn op verstrekken van nachtverblijf;
1.67 vloerpeil:
de hoogte van de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van het hoofdgebouw weergegeven ten opzichte van de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
1.68 voorgevel:
de gevel van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
1.69 voorgevellijn:
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen; bij een hoekperceel wordt de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel, die naar de weg of openbaar groen is gekeerd ook beschouwd als voorgevellijn;
1.70 voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of Besluit geluidhinder;
1.71 voorziening van openbaar nut:
voorziening ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
1.72 webwinkel:
het al dan niet hobbymatig dan wel bedrijfsmatig verkopen van goederen via internet, waarbij de goederen elders worden bezorgd en er geen sprake is van een voor het publiek toegankelijke winkelruimte of showroom;
1.73 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;
1.74 woonschip:
elk vaartuig of drijvend voorwerp dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf;
1.75 zelfstandige horeca:
een horecabedrijf dat als hoofdfunctie op een perceel aanwezig is;
1.76 zelfstandig kantoor:
een kantoor dat als hoofdfunctie op een perceel aanwezig is;
1.77 zijgevel:
een gevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw die voor- en achtergevel met elkaar verbindt;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
2.2 bebouwingspercentage
het deel van het bouwblok uitgedrukt in procenten dat gebouwd mag worden;
2.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer (exclusief isolatiemateriaal), de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.7 de breedte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van agrarische bedrijfsdoeleinden;
- b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij' is een kwekerij en zijn sierteeltbedrijven voor alle typen glastuinbouw toegestaan ;
- c. ondergeschikte verkoop van bedrijfsgebonden producten, met dien verstande dat maximaal 200 m2 van bestaande bebouwing en maximaal 75 m2 van nieuw te realiseren gebouwen ten behoeve van deze activiteit gebruikt wordt;
- d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan;
met de daarbij behorende:
- e. tuinen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. fiets- en voetpaden;
- h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. kunstwerken.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 26 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het stallen en/of plaatsen en/of geplaatst hebben van stacaravans en recreatiewoningen;
- b. wonen in vrijstaande bijgebouwen;
- c. seksinrichtingen;
- d. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
- f. het in gebruik hebben of geven van bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning als logies voor tijdelijke werkkrachten of recreanten.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Natuur- En Landschapswaarden
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het beweiden voor dieren, al dan niet in het kader van de agrarische bedrijfsvoering;
alsmede voor:
- b. behoud, herstel en versterking van de aanwezige natuur- en landschapswaarden, zoals de aanwezigheid van weidevogels, waarbij het open veenweidegebied met het karakteristieke slotenpatroon en waardevolle doorzichten behouden dient te worden;
met daaraan ondergeschikt:
- c. extensief recreatief medegebruik.
4.2 Bouwregels:
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 26 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het stallen en/of plaatsen en/of geplaatst hebben van stacaravans en recreatiewoningen;
- b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
- d. het in gebruik hebben of geven van bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning als logies voor tijdelijke werkkrachten of recreanten.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Bedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' uitsluitend bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' uitsluitend bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' uitsluitend bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - banketbakkersfabriek' is vervaardiging van brood en vers banketbakkerswerk toegestaan;
- e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - carrosserieherstelbedrijf' is een carrosserieherstelbedrijf toegestaan;
- f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - installatietechniekbedrijf' is een installatietechniekbedrijf toegestaan;
- g. niet-zelfstandige kantoren als onderdeel van de bedrijven als genoemd in sub a tot en met f, met een oppervlak van maximaal 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 2.000 m², met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' een maximum oppervlak van 1.500 m2 is toegestaan;
- h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' zijn zelfstandige kantoren toegestaan;
- i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg' is een verkooppunt voor motorbrandstoffen met verkoop van lpg toegestaan;
- j. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - tandartsenpraktijk' is een tandartsenpraktijk toegestaan;
- k. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca' is een ondergeschikte, horeca-inrichting uit ten hoogste horecacategorie 0 zoals die staan vermeld in Bijlage 2 Horeca categorieën Horecabeleid Zuidplas, met een oppervlakte van maximaal 140 m2, toegestaan;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' is een opslagbedrijf toegestaan;
- m. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan;
met de daarbij behorende:
- n. tuinen;
- o. parkeervoorzieningen;
- p. fiets- en voetpaden;
- q. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- r. kunstwerken.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 26 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. een geluidszoneringsplichtig bedrijf;
- b. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met verkoop van LPG, anders dan bedoeld in 5.1, onder i;
- c. seksinrichtingen
- d. zelfstandige kantoren, anders dan bedoeld in 5.1, onder h;
- e. horeca, anders dan bedoeld in 5.1, onder k;
- f. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- g. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Gemengd
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- a. de uitoefening van agrarische bedrijfsdoeleinden;
- b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is wonen toegestaan;
met de daarbij behorende:
- c. tuinen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. fiets- en voetpaden;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. ondergeschikte opslag;
- h. kunstwerken.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 26 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. een geluidszoneringsplichtig bedrijf;
- b. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met verkoop van LPG;
- c. seksinrichtingen
- d. zelfstandige kantoren;
- e. zelfstandige horeca;
- f. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- g. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' is een zendmast met een maximale bouwhoogte van 20 meter ;
- c. (ondergrondse) afvalinzamelpunten;
met de daarbij behorende:
- d. fiets- en voetpaden;
- e. voorzieningen van openbaar nut;
- f. waterlopen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. objecten van beeldende kunst;
- h. speelvoorzieningen;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. kunstwerken.
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.2 voor het bouwen van bergingen bij een woonschepenligplaats ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' en ter hoogte van de aanduiding 'woonschepenligplaats' met dien verstande dat:
- a. de gezamenlijke oppervlakte van de bergingen maximaal 12 m² mag bedragen;
- b. de bouwhoogte van een berging maximaal 2,5 meter mag bedragen.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 26 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. een jongerenontmoetingsplaats.
Artikel 8 Horeca
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. en horeca-inrichting uit ten hoogste horecacategorie 3 zoals die staan vermeld in Bijlage 2 Horeca categorieën Horecabeleid Zuidplas,
met de daarbij behorende:
- b. tuinen;
- c. niet-overdekte terrassen.
8.2 Bouwregels
8.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 26 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. seksinrichtingen;
- b. coffeeshops;
- c. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 9 Maatschappelijk
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke dienstverlening;
- b. een ondergeschikte horeca-inrichting uit ten hoogste horecacategorie 0 zoals die staan vermeld in Bijlage 2 Horeca categorieën Horecabeleid Zuidplas;
- c. een begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
met de daarbij behorende:
- d. tuinen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. fiets- en voetpaden;
- g. speelvoorzieningen;
- h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. kunstwerken.
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.2, onder a voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak, mits ten hoogste 5% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden wordt bebouwd en de goot- en bouwhoogte van gebouwen maximaal 3 meter respectievelijk 4 meter bedraagt en de bouwhoogte van overkappingen maximaal 3 meter bedraagt.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 26 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. permanente bewoning;
- b. seksinrichtingen;
- c. jeugd-/kinder-/buitenschoolseopvang, anders dan bedoeld in 9.1;
- d. zelfstandige horeca;
- e. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- f. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 10 Recreatie
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsrecreatie in recreatiewoningen en kampeermiddelen;
- b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca' is een ondergeschikte horeca-inrichting uit ten hoogste horecacategorie 0 zoals die staan vermeld in Bijlage 2 Horeca categorieën Horecabeleid Zuidplas toegestaan;
- c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garage' zijn garageboxen toegestaan;
- d. detailhandel in dagelijkse ge- en verbruiksvoorwerpen ten behoeve van de recreanten en hun bezoekers;
- e. kantoor en opslag ten behoeve van recreatieve doeleinden;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - appartementen' zijn maximaal 9 appartementen toegestaan;
met de daarbij behorende:
- h. terrassen;
- i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. parkeerterreinen;
- l. speelvoorzieningen;
- m. tuinen, erfafscheidingen, brandgangen, in- en uitritten.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaatsing van gebouwen en bouwwerken:
- a. ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
- b. ter voorkoming van hinder;
- c. ten behoeve van privacy en bezonning;
- d. ten behoeve van de brandveiligheid.
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 11 Sport - Golfbaan
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - Golfbaan' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een golfterrein;
- b. behoud van de aan het gebied eigen landschappelijke elementen waaronder beplanting, sloten en de kavelstructuur;
met de daarbij behorende:
- c. fiets- en voetpaden;
- d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. kunstwerken.
11.2 Bouwregels
11.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 26 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. zelfstandige horeca;
- b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
- d. seksinrichtingen.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 12 Tuin
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- c. toegangspaden en in- en uitritten;
- d. parkeervoorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 26 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 13 Verkeer
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
- b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - vrachtwagenparkeerplaats' is een langparkeerplaats voor vrachtwagens toegestaan;
- c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'jongerenontmoetingsplek' is een jongerenontmoetingsplek toegestaan;
- d. (ondergrondse) afvalinzamelpunten;
met de daarbij behorende:
- e. ongebouwde parkeervoorzieningen;
- f. voet- en fietspaden;
- g. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
- h. voorzieningen van openbaar nut;
- i. straatmeubilair;
- j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- k. kunstwerken.
13.2 Bouwregels
13.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 26 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. reclameuitingen.
Artikel 14 Water
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
- b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;
- c. ter plaatse van de Hollandsche IJssel is de afvoer en berging van water, ijs en sediment toegestaan;
- d. ter plaatse van de Hollandsche IJssel is scheepvaart toegestaan;
- e. bermen en groenvoorzieningen;
- f. extensief recreatief medegebruik;
- g. kunstwerken;
- h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' zijn woondoeleinden in de vorm van wonen in woonschepen toegestaan.
14.2 Bouwregels
14.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 26 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. wonen, anders dan bedoeld in 14.1 onder f ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats', met dien verstande dat:
- 1. per ligplaats ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' ten hoogste één woonschip mag worden afgemeerd;
- 2. de hoogte van een woonschip maximaal 3,5 meter mag bedragen, terwijl de hoogte over ten hoogste eenderde van de lengte van een woonschip maximaal 6,5 meter mag bedragen.
Artikel 15 Wonen
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. aan-huis-verbonden beroepen tot maximaal 30% van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en aan-, uit- en bijgebouwen met een maximum van 50 m²;
met de daarbij behorende:
- c. tuinen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. fiets- en voetpaden;
- f. speelvoorzieningen;
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. kunstwerken.
15.2 Bouwregels
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in 26 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het wonen in vrijstaande bijgebouwen;
- b. horeca;
- c. seksinrichtingen;
- d. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
15.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 16 Leiding - Brandstof
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Brandstof' aangeduide gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het herstel en de instandhouding van een ondergrondse brandstofleiding
16.2 Regels vanwege samenvallende bestemmingen
Waar een basisbestemming samenvalt met een dubbelbestemming, zoals aangegeven, geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn uitsluitend van toepassing/toelaatbaar voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming en het voor zover zulks, gehoord de beheerder van de brandstofleiding, verenigbaar is met het belang van de brandstofleiding.
16.3 Bouwregels
Op de in 16.1 bestemde gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen met een maximale hoogte van 3 meter.
16.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.3 en toestaan dat in de andere bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
- b. vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de leiding.
16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 17 Leiding - Water
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangeduide gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het herstel en de instandhouding van een ondergrondse drinkwatertransportleiding.
17.2 Regels vanwege samenvallende bestemmingen
Waar een basisbestemming samenvalt met een dubbelbestemming, zoals aangegeven, geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn uitsluitend van toepassing/toelaatbaar voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming en het voor zover zulks, gehoord de beheerder van de brandstofleiding, verenigbaar is met het belang van de brandstofleiding.
17.3 Bouwregels
Op de in 17.1 bestemde gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen met een maximale hoogte van 3 meter.
17.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.3 en toestaan dat in de andere bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
- b. vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de leiding.
17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 18 Waarde - Archeologie - 1
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden (met een lage archeologische verwachting).
18.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- b. het bepaalde in dit lid onder a.1 en a.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 0,5 ha;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro, artikel 3.6), de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' op één of meerdere locaties te wijzigen door het verwijderen van deze dubbelbestemming ter plaatse indien:
- a. uit archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse géén archeologische waarden aanwezig zijn en de gronden daarom géén bescherming behoeven;
- b. de archeologische waarden in voldoende mate zijn opgegraven en/of gedocumenteerd.
Artikel 19 Waarde - Archeologie - 2
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden (met een hoge archeologische verwachting).
19.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- b. het bepaalde in dit lid onder a.1 en a.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m2;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro, artikel 3.6), de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' op één of meerdere locaties te wijzigen door het verwijderen van deze dubbelbestemming ter plaatse indien:
- a. uit archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse géén archeologische waarden aanwezig zijn en de gronden daarom géén bescherming behoeven;
- b. de archeologische waarden in voldoende mate zijn opgegraven en/of gedocumenteerd.
Artikel 20 Waarde - Archeologie - 3
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden (met een zeer hoge archeologische verwachting).
20.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- b. het bepaalde in dit lid onder a.1 en a.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m2;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro, artikel 3.6), de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' op één of meerdere locaties te wijzigen door het verwijderen van deze dubbelbestemming ter plaatse indien:
- a. uit archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse géén archeologische waarden aanwezig zijn en de gronden daarom géén bescherming behoeven;
- b. de archeologische waarden in voldoende mate zijn opgegraven en/of gedocumenteerd.
Artikel 21 Waarde - Landschap
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve de daar andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. behoud en de ontwikkeling van de aan de rivier gebonden landschapswaarden in de vorm van:
- 1. de identiteit van de rivier als een samenhangend gebied met bijzondere kwaliteiten;
- 2. de landschappelijke herkenbaarheid van de zoetwatergetijderivier;
- 3. de visueel-ruimtelijke belevingswaarde (beeldkwaliteit) van de rivier vanaf het water en de dijken;
- 4. het realiseren van een met de zoetwatergetijderivier samenhangende inrichting van oevers;
- b. gebruik ten behoeve van de bescherming van de oevers.
21.2 Bouwregels
21.3 Afwijken van de bouwregels
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 22 Waterstaat - Waterkering
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. waterkeringen;
- b. waterstaatkundige voorzieningen;
- c. het onderhoud en instandhouding van dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering;
- d. watersystemen als fysiek systeem van waterlopen en andere met de waterhuishouding samenhangende voorzieningen.
22.2 Regels vanwege samenvallende bestemmingen
Waar een basisbestemming samenvalt met een dubbelbestemming, zoals aangegeven, geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn uitsluitend van toepassing/toelaatbaar voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming en het voor zover zulks, gehoord de beheerder van de waterkering, verenigbaar is met het belang van de waterkering/het waterstaatsbelang.
22.3 Bouwregels
22.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.3.1 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
- b. het waterstaatsbelang niet onevenredig wordt geschaad;
- c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.
22.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 23 Waterstaat - Waterlopen
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het beheer en het onderhoud van een watergang met de daarbij behorende oevers.
23.2 Regels vanwege samenvallende bestemmingen
Waar een basisbestemming samenvalt met een dubbelbestemming, zoals aangegeven, geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn uitsluitend van toepassing/toelaatbaar voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming en het voor zover zulks, gehoord de beheerder van de waterkering, verenigbaar is met het belang van de watergang/het waterstaatsbelang.
23.3 Bouwregels
23.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.3.1 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de watergang;
- b. het waterstaatsbelang niet onevenredig wordt geschaad;
- c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende watergang.
23.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 24 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 25 Algemene Bouwregels
25.1 Algemene bouwregels
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2, van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- b. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- c. de ruimte tussen bouwwerken.
25.2 Toegestane overschrijding
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1.50 meter bedraagt.
25.3 Toelaten bouwwerken met afwijkende maten
- 1. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
- 2. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
- 3. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in het voorgaande lid van dit artikel uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
Artikel 26 Algemene Gebruiksregels
26.1 Algemene gebruiksregels
Het is verboden de in de artikelen 3 tot en met 22 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de doeleinden.
26.2 Afwijking
Burgemeester en Wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 26.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 27 Algemene Aanduidingsregels
27.1 Geluidzone - industrie
27.2 Veiligheidszone - lpg
Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- 1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- 2. de bestemmingsregels voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bouwgrenzen met maximaal 3 meter, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
- 3. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
- 4. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 50 meter;
mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 29 Algemene Wijzigingsregels
- 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de Wro, ten aanzien van het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 3 meter mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding.
- 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wro, de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlagen van de regels te wijzigen, ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van bedrijven, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten ten aanzien van de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.
Artikel 30 Overige Regels
30.1 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
- a. bestaande ondergrondse bouwwerken zijn toegestaan;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a, zijn nieuwe afvalinzamelpunten en randvoorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding buiten bouwvlakken toegestaan binnen de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer';
- c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 meter onder peil, met dien verstande dat een randvoorziening ten behoeve van de waterhuishouding (bergbassins) tot maximaal 6 meter onder peil gebouwd mag worden;
- d. bij het berekenen van de bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen voor zover deze buiten de buitenwerkse gevelvlakken van een bovengronds gebouw gelegen zijn.
30.2 Ondergrondse werken
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
30.3 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 30.1, voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat:
- a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
- b. positief advies is ontvangen van de waterbeheerder;
- c. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
30.4 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 31 Overgangsrecht
31.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
31.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 31.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 31.1 met maximaal 10%.
31.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Het bepaalde in 31.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvóór geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
31.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
31.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 31.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
31.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in 31.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
31.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Het bepaalde in 31.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 32 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Moordrecht Buiten.
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Horeca Categorieën Horecabeleid Zuidplas
Categorie | Soort | Toelichting |
0 | Buurthuizen, sport- en recreatie-instellingen, sociaal-culturele instellingen | Horeca-achtige activiteiten in instellingen anders dan in categorie 1-5 (paracommerciële horeca) |
1 | Koffie en/of theeschenkerij gelegen in een 's avonds en 's nachts afgesloten winkelcentrum. | Een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen. In het bedrijf worden overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank verstrekt. |
2 | Cafetaria/ snackbar, fastfood en broodjeszaak, lunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel, koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkel, restaurant | Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden dan wel afgehaald kunnen worden. |
3 | Café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar | Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigde plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen |
4 | Discotheek/dancing, nachtcafé en een zalencentrum (met nachtvergunning) | Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren |
5 | Hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers | Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf |
Hoofdstuk 1 Inleiding
De gemeente Zuidplas is bezig met het actualiseren van bestemmingsplannen voor haar grondgebied. Met de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008, dienen alle gemeenten te beschikken over actuele bestemmingsplannen voor het gehele grondgebied. Een actueel bestemmingsplan is een plan van maximaal 10 jaar oud. Een niet actueel bestemmingsplan betekent dat er geen leges meer geïnd kunnen worden. Met de Wro is er een stimulans ontstaan voor het hebben van bestemmingsplannen, welke maximaal 10 jaar oud zijn. Onderhavig bestemmingsplan betreft de samenvoeging van een aantal niet actuele bestemmingsplannen (zie paragraaf 1.4) die vervangen worden door één actueel bestemmingsplan.
1.1 Doel
De gemeente Moordrecht, is op 1 januari 2010 gefuseerd met de gemeenten Nieuwerkerk aan den IJssel en Zevenhuizen-Moerkapelle tot de nieuwe gemeente Zuidplas. De gemeente Zuidplas streeft met dit plan (maar ook met de overige plannen) de volgende doelen na:
Dit bestemmingsplan is onderdeel van de actualiseringsronde. De actualiseringsronde heeft als doel te komen tot uniformiteit in regels en wijze van bestemmen, het verkrijgen van een actuele ruimtelijk-juridische vertaling van de bestaande bebouwing en het gebruik, het komen tot digitaal raadpleegbare en uitwisselbare bestemmingsplannen en het aantal plannen tot een minimum te beperken.
1.2 Gekozen Planopzet
Het onderhavige bestemmingsplan is conserverend teneinde de huidige aard van het gebied te behouden. Als uitgangspunt voor het plan dient daarom de omschrijving van de huidige situatie, zoals weergegeven in Hoofdstuk 2.
1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied is gelegen aan de noordoostzijde van Moordrecht. Het omvat de gronden van het bedrijventerrein 't Ambacht, het bedrijfsterrein aan de Oostpolderweg en de gronden buiten de bebouwde kom. De begrenzingen van het gebied worden bepaald door de randweg in het noorden, de Hollandsche IJssel in het zuidoosten, de gemeentegrens van Gouda in het noordoosten en de woonbebouwing aan de Tulpstraat in het zuidwesten.
Figuur 1.1: Ligging en begrenzing plangebied
Langs de Oostpolderweg, ten zuidwesten van Oostpolderweg 5, is een gedeelte buiten het plangebied gelaten, een zogenaamde 'witte vlek'. Deze is opgenomen om te voorkomen dat ter plaatse bestaande rechten vervallen. In het bestemmingsplan 'Oosteinde' (zie paragraaf 1.4) is voor deze locatie namelijk een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, welke het mogelijk maakt de gronden (deels) te bestemmen voor bedrijfsdoeleinden. Inmiddels is hieraan invulling gegeven en is voor het betreffende wijzigingsplan reeds een procedure opgestart. Dit wijzigingsplan heeft reeds ter inzage gelegen maar is nog niet vastgesteld of in werking getreden. Gebruikelijk is dat een nieuwe ontwikkeling wordt overgenomen in de in procedure zijnde bestemmingsplannen indien het ruimtelijke plan voor de betreffende ontwikkeling in werking is getreden. Omdat hiervan in dit geval nog geen sprake is, is voor deze gronden een 'witte vlek' opgenomen.
1.4 Vigerende Plannen
Het bestemmingsplan 'Moordrecht Buiten' is een actualisatie van:
- het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein 't Ambacht 3e fase en randweg', dat op 30-05-2000 is vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Moordrecht en op 29-08-2000 is goedgekeurd door de Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland.
- het bestemmingsplan '2e wijziging Bedrijventerrein 't Ambacht' dat op 07-02-2006 is vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Moordrecht en op 23-05-2006 is goedgekeurd door de Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland.
- het bestemmingsplan 'Bedrijfsterreinen', dat op 05-07-1988 is vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Moordrecht en op 03-01-1989 is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland.
- het wijzigingsplan 'Wijziging bestemmingsplan 'Bedrijfsterreinen', dat op 25-07-1989 is vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de voormalige gemeente Moordrecht.
- het bestemmingsplan 'Oosteinde', dat op 11-04-1995 is vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Moordrecht en op 21-11-1995 is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland.
- Het bestemmingsplan 'Aanpassing 2000 van het bestemmingsplan Oosteinde', dat op 19-12-2000 is vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Moordrecht en op 3 juli 2001 is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland.
1.5 Leeswijzer
Dit bestemmingsplan bestaat uit meerdere onderdelen: een verbeelding (plankaart) waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven en planregels waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen. Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
In deze toelichting wordt in hoofdstuk 2 de bestaande situatie van het plangebied beschreven, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het deelgebied 't Ambacht en het deelgebied Oosteinde. Het vigerende beleid wordt beschreven in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 bevat de waterparagraaf en hoofdstuk 5 de uitkomsten van de milieutechnische onderzoeken met de randvoorwaarden die daaruit voortvloeien. In hoofdstuk 6 wordt de juridische regeling beschreven. Ten slotte wordt in hoofdstuk 7 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid besproken.
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Bestaande Situatie Oosteinde
2.1.1 Ruimtelijke aspecten
Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan is gelegen in de Oostpolder, een niet verveende polder. Het maakt deel uit van het uitgestrekte veenweidelandschap in Zuid-Holland. Bijzonder is de ligging op de grens met het verveende en lager gelegen polderlandschap (Zuidplaspolder). Het gebied wordt van de Hollandsche IJssel afgeschermd door Schielands Hoge Zeedijk, een circa 6 m hoge waterkering. Ten noordwesten van het gebied ligt de Zuidplaspolder, een droogmakerij waarvan het polderpeil circa drie meter lager ligt dan dat van de Oostpolder. Beide polders worden van elkaar gescheiden door de Ringvaart; de boezem van de Zuidplaspolder. Het talud aan de zijde van de Zuidplaspolder is circa tien jaar geleden voorzien van beplanting, waardoor het zicht vanuit de Zuidplas enigszins wordt begrensd.
In een groot deel van het plangebied is nog de oude kavelstructuur herkenbaar in het aanwezige slotenpatroon. Ook in de recreatieparken en op de bedrijfsterreinen is dit patroon nog herkenbaar. In een aantal gevallen wordt het patroon versterkt door bomenrijen of andere opgaande beplanting. Opvallend is dat het slotenpatroon over het algemeen doorloopt tot de Ringvaart, terwijl aan de zijde van het Oosteinde een meer rafelige beëindiging is te zien. De kwelsloot aan de teen van de dijk, op de kaart uit ca. 1860 nog te zien, is hier verdwenen. Rond de bebouwing en de bijkomende erven langs het Oosteinde bevinden zich veelal erfafscheidingen van opgaande beplanting, waardoor in de lengterichting een meer gesloten zone is ontstaan. Op een paar plaatsen is nog een doorzicht mogelijk over de Oostpolder in de richting van de Zuidplaspolder, waardoor het karakteristieke landschap ervaren worden. In het noordoosten van het plangebied is, grenzend aan het golfterrein een plasje aanwezig. Dit betreft een vroegere dijkdoorbraak, Het Wiel genaamd. Het verdient ten zeerste aanbeveling om deze laatste mogelijkheden om de karakteristieke hoofdstructuur van het gebied te ervaren te handhaven.
In de bebouwingsstructuur van de Oostpolder zijn drie patronen herkenbaar. In de eerste plaats is dit het lint met woon- en bedrijfsbebouwing langs het Oosteinde, dat gekoppeld is aan de oorspronkelijke kavelstructuur. In de tweede plaats zijn dat het kassencomplex aan het Oosteinde en het bedrijfsterrein aan de Oostpolderweg, die een duidelijk waarneembaar ander schaalniveau in het gebied geïntroduceerd hebben. Om voldoende aaneengesloten grondoppervlak te verkrijgen, zijn hier wel sloten gedempt en kavels samengevoegd.
Het meeste opvallende bebouwingspatroon wordt geleverd door de bebouwing van de recreatieparken. Hier is het oorspronkelijke kavelpatroon in grote mate gerespecteerd. Door de grote aandacht van de eigenaren aan de privé-buitenruimte is hier voor het overgrote deel een weelderig begroeid verblijfsrecreatiepark ontstaan. Voorkomen moet worden dat dit door de bouw van kleine bouwwerken, zoals schuren en perceelsafscheidingen, te veel wordt aangetast.
2.1.2 Functionele aspecten
Het gebied Oostpolder kent een gevarieerde structuur, typerend voor een dorpsrandzone. Er wordt gewoond, er zijn bedrijven, er zijn vier grote recreatieparken en er is enige agro-industrie aanwezig (sierteelt, glastuinbouw). Daarnaast komen er nog enkele kleine weidegebiedjes in het plangebied voor. De vier recreatieterreinen zijn:
- 't Vissertje, Oosteinde 1, met 65 recreatieverblijven
- Klein-Moordrecht, Oosteinde 7, met 51 recreatieverblijven
- De Poldertuin, Oosteinde 11, met 97 recreatieverblijven
- Recreatiepark IJsseldreef, Oosteinde 13, met 119 recreatieverblijven
De huisjes hebben over het algemeen een beperkte omvang: een begane grond van 50 tot 65 m². Het parkeren van auto's vindt plaats op het parkeerterrein direct onderaan de dijk. De vakantiehuisjes en caravans zijn in eigendom van de gebruikers.
Op recreatiepark Klein-Moordrecht is een horecavoorziening aanwezig.
2.1.3 Verkeer en vervoer
Door het gebied loopt de ontsluiting voor autoverkeer van Moordrecht naar Gouda: Schielands Hoge Zeedijk Oost. Deze weg ligt bovenop de dijk langs de Hollandsche IJssel. Onderaan deze dijk ligt de weg Oosteinde. Deze voor autoverkeer doodlopende weg dient ter ontsluiting van de aanliggende percelen en recreatieterreinen. De recreatieterreinen zijn tevens te bereiken met afritten vanaf de dijk. Vanaf de dijk aan het Oosteinde loopt een autoroute in de richting van de brug over de Ringvaart. Bedrijventerrein 't Ambacht wordt in zuidelijke richting via de Oostpolderweg en aan de noordkant via de Middelweg richting de rijksweg A20/A12 en de provinciale weg N456 ontsloten.
Langzaam verkeer maakt gebruik van het Oosteinde. Deze fietsroute is een belangrijke verbinding met Gouda. De busverbinding tussen station Gouda en Rotterdam Centraal loopt via Moordrecht, met halteplaatsen op de Schielands Hoge Zeedijk Oost en de Oostpolderweg.
2.2 Bestaande Situatie 'T Ambacht
2.2.1 Ruimtelijke en functionele aspecten
Het bedrijventerrein 't Ambacht is gelegen aan de noordoostrand van het dorpsgebied en grenst aan het nog open, landelijk gebied van de Zuidplaspolder. Het terrein heeft een orthogonale opzet, met de kavelstructuur van het oorspronkelijk polderlandschap als hoofdrichting. De bebouwing op het bedrijventerrein kent een vrij grote samenhang. De gebouwen vormen een zekere mate van een straatwand. Aan de straatzijde zijn de kantoor- en representatieve gedeeltes van de bedrijfsgebouwen gesitueerd. In het 'Handboek inrichting Bedrijventerrein 't Ambacht 3e fase' uit 1999 (zie ook paragraaf 3.3.4) zijn diverse richtlijnen opgenomen met betrekking tot onder andere geleding, rooilijnen, bebouwingspercentage, bouwhoogte, architectuur, reclame, bestrating, beplanting en hekken. In dit bestemmingsplan zijn deze richtlijnen, voor zover ruimtelijk relevant, overgenomen.
Binnen het terrein zijn vijf zones te onderscheiden (zie figuur 2.1):
- Zone A grenzend aan de woonbuurt Dorp Noord III bestaat uit kleinschalige bedrijfsactiviteiten.
- Zone B wordt omsloten door de ontsluitingswegen en vormt een eiland in het bedrijventerrein. Hier zijn bedrijfsverzamelgebouwen gelegen. Dit zorgt voor een sterke ruimtelijke samenhang.
- Zone C bestaat uit twee randen, de noordwestrand en de zuidoostrand. Zij vormen de kopkanten van het ontsluitingscircuit. Deze randen zijn ingevuld met kleinschalige en middelgrote bedrijfsactiviteiten.
- Zone D grenst aan het open gebied en vormt de oostgrens van het bedrijventerrein. Deze zone biedt plaats aan de grootste kavels voor middelgrote en grote bedrijven.
- Zone E in de uiterste noordoosthoek, waar een vrachtwagenparkeerterrein is gesitueerd.
De rijweg kent een uniforme inrichting: een asfalt rijbaan, aan één zijde een trottoir en aan de andere zijde een groene berm met bomen en bodembedekkers.
Figuur 2.1: Zonering bedrijventerrein 't Ambacht
2.2.2 Verkeer en vervoer
Binnen het bedrijventerrein 't Ambacht is de wegstructuur een lus, met aan weerszijden van de weg bedrijven. Naar het noorden sluit deze weg via de Middelweg aan op de rijksweg A20/A12 en de provinciale weg N456.
In zuidelijke richting sluit de weg aan op de Oost Ringdijk (langs Ringvaart) en met een brug over de Ringvaart op de Oostpolderweg. De Oostpolderweg vormt de verbinding naar de Hollandsche IJssel (Oosteinde en Schielands Hoge Zeedijk Oost). Parkeren vindt plaats op het eigen terrein, grenzend aan de openbare weg of op binnenterreinen.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (maart 2012)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte. De structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau.
Door urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening (het kleiner worden van de groep jongeren in de bevolkingsopbouw) nemen de ruimtelijke verschillen toe. Vanaf 2035 groeit de bevolking niet meer. De samenstelling van de bevolking, en daarmee de samenstelling van huishoudens, verandert. Ambities tot 2040 zijn onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering. Ook wil het rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking. (Samenwerkende) gemeenten zorgen voor (boven)lokale afstemming van woningbouwprogrammering die past binnen de provinciale kaders. Ook zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de woningbouwprogramma's.
Ter versterking van het vestigingsklimaat in de stedelijke regio's rondom de main-, brain- en greenports geldt een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak. In krimpregio's wordt het interbestuurlijke programma bevolkingsdaling doorgezet. Verder wordt genoemd het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) Ecologische Hoofdstructuur (EHS), inclusief de Natura 2000-gebieden. De Hollandsche IJssel met haar oevers, welke deels binnen het plangebied is gelegen maakt onderdeel uit van deze EHS en krijgt in onderhavig bestemmingsplan een beschermende bestemming, evenals de ecologische verbindingszone in het verlengde van de Vijfde Tocht. Daarnaast wordt er in dit bestemmingsplan aandacht besteed aan de waterproblematiek en externe veiligheidsaspecten. Aangezien een structuurvisie geen bindende werking heeft voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld, zijn de nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen geborgd in de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte. Deze AMvB wordt aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en richt zich op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Daarnaast zorgt de AMvB voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf.
Met het voorliggende bestemmingsplan wordt voldaan aan de doelen en uitgangspunten zoals omschreven in het rijksbeleid.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Provinciale Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland'
Op 2 juli 2010 heeft de Provincie Zuid-Holland de Provinciale Structuurvisie – Visie op Zuid-Holland, vastgesteld. In de structuurvisie presenteert de provincie de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Zuid- Holland. De structuurvisie is een integrale ruimtelijke visie op 2020, met een doorkijk naar 2040. De structuurvisie is inmiddels driemaal herzien, waarbij de laatste herziening op 30 januari 2013 door Provinciale Staten is vastgesteld.
In de visie staat hoe de provincie samen met haar partners wil omgaan met de beschikbare ruimte. De kern van het provinciaal ruimtelijk beleid is het realiseren van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk om de economische concurrentiepositie te versterken. Hierdoor is in Zuid-Holland goed wonen, werken en recreëren voor iedereen binnen handbereik. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn daarbij belangrijke pijlers.
In het algemeen geldt dat behoud en verbetering van de landschappelijke kwaliteit van belang zijn en daarmee ook terughoudendheid van verdere verstedelijking. Prioriteit wordt daarom gegeven aan het vernieuwen, verbeteren, structureren en verdichten van het stedelijk gebied, met inachtneming van de eisen die aan een goed woon-, werk- en leefmilieu worden gesteld. De provincie stuurt op hoofdlijnen door kaders te stellen en het lokale bestuur ruimte te geven bij de ruimtelijke inrichting. Deze aanpak sluit aan bij de nieuwe stijl van besturen, 'Lokaal wat kan, provinciaal wat moet.'
De functiekaart geeft de gewenste en mogelijke ruimtelijke functies weer die in de structuurvisie zijn geordend, begrensd en vastgelegd als ruimtelijk beleid tot 2020. Zo biedt de kaart ruimte aan diverse belangen in Zuid-Holland. De functiekaart is vergelijkbaar met de voormalige streekplankaarten. Terwijl de functiekaart stuurt op het 'wat en waar', stuurt de kwaliteitskaart op het 'waar en hoe'. Op de kaart zijn zowel de bestaande als de gewenste kwaliteiten benoemd op een globale, regionale schaal. De kwaliteitskaart toont de diversiteit van Zuid-Holland en brengt de ruimtelijke kwaliteiten van provinciaal beleid in beeld. De kaart geeft vanuit een kwalitatieve invalshoek richting en randvoorwaarden aan de ordening en ontwikkeling van de ruimte in Zuid-Holland.
Op de functiekaart (figuur 3.1) is het plangebied verdeeld in vier deelgebieden, te weten (van zuidwest naar noordoost):
- 'Bedrijventerrein' (paars); voor een aantrekkelijk en concurrerend vestigingsmilieu is de beschikbaarheid van een op de vraag afgestemd areaal bedrijventerreinen een belangrijke randvoorwaarde. Behoud van (binnenstedelijke) bedrijvigheid staat voorop, al dan niet gelegen op bedrijventerreinen.
- 'Agrarisch landschap – inspelen op bodemdaling' (geel); de water- en bodemproblematiek in de veenweidegebieden is complex en samenhangend. Knelpunten zijn er binnen de volledige breedte van het waterbeheer: het gaat niet alleen om bodemdaling, maar ook om versnippering van het watersysteem, slechte waterkwaliteit (droge periodes) en wateroverlast (natte periodes). Om bodemdaling af te remmen geldt als vertrekpunt: 'Substantieel afremmen van de bodemdaling binnen een robuust en klimaatbestendig watersysteem, zodanig dat het op lange termijn goed betaalbaar en beheersbaar is en dat rekening wordt gehouden met behoud en ontwikkeling van de landschappelijke kernkwaliteiten'. Van belang blijft het behouden van het unieke Hollandse landschap van openheid, slagenverkaveling met lange kavels en vele sloten. Beheerdiensten, gericht op weidevogels, botanisch interessante slootkanten en waterberging leveren opbrengsten op. Verbreding van de bedrijfsvoering door (verblijfs)recreatie, streekeigen producten, educatie en zorg kan daar ook aan bijdragen. Over de agrarische gronden binnen onderhavig plangebied is tevens een ecologische verbinding gelegen, waarin de hoofdfunctie natuur is. Daarin is, mits niet in strijd met de hoofdfunctie, recreatief medegebruik mogelijk.
- 'Verblijfsrecreatiegebied' (roze); verblijfsrecreatie wordt in de structuurvisie beschouwd als een belangrijke economische impuls voor de omgeving in de vorm van werkgelegenheid en bestedingen in de recreatieve en toeristische sfeer. Om deze functie te behouden is permanente bewoning van recreatieverblijven uitgesloten. Uitbreiding van bedrijfsmatig geëxploiteerde complexen is mogelijk onder de strikte voorwaarde dat de kernkwaliteiten van het landelijk gebied niet worden aangetast en er sprake is van een duidelijk voordeel voor de omgeving.
- 'Recreatiegebied' (groen), de golfbaan; het gaat hierbij om groengebieden buiten het stads- en dorpsgebied met als hoofdfunctie openluchtrecreatie. Daarbinnen kunnen landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden voorkomen.
Daarnaast is langs de Hollandsche IJssel een primaire waterkering gelegen (roodbruine lijn op figuur 3.1)
Figuur 3.1 Functiekaart Provinciale Structuurvisie
3.2.2 Verordening Ruimte 'Visie op Zuid-Holland'
De Verordening is vastgesteld door Provinciale Staten van Zuid-Holland op 2 juli 2010 en op 26 juli 2010 in werking getreden. De Verordening Ruimte is gerelateerd aan de structuurvisie. De regels in de verordening zijn bindend en werken door in bestemmingsplannen. Voor onderhavig bestemmingsplan zijn de volgende artikelen relevant:
- Artikel 2 - Bebouwingscontouren
Om het stedelijk netwerk te versterken kiest de provincie het uitgangspunt om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Om dit te bereiken zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland voorzien van bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaande stedelijk gebied en kernen, rekening houdend met de reeds vastgelegde streekplangrenzen en plannen waar de provincie reeds mee heeft ingestemd. Verstedelijking buiten deze bebouwingscontouren is in principe niet toegestaan. Het plangebied ligt deels binnen deze contour (bedrijventerreinen) en deels er buiten (Oosteinde, recreatieterreinen en golfbaan). Voor het gebied buiten de bebouwingscontouren zijn enkele uitzonderingen opgenomen ten aanzien van ontwikkelingen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om ruimte voor ruimte projecten, niet-agrarische functies in vrijkomende agrarische gebouwen en nieuwe recreatiewoningen en bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen op bestaande complexen van recreatiewoningen, onder voorwaarde van goede landschappelijke inpassing.
- Artikel 5 - Ecologische hoofdstructuur
Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied. De bescherming van deze waarden vindt plaats door toepassing van een specifiek afwegingskader: het zogenaamde 'nee, tenzij'-regime. Dat betekent dat nieuwe plannen en projecten niet zijn toegestaan als deze een significant negatief effect hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied, tenzij daarmee een groot openbaar belang gediend is en er geen reële alternatieven voorhanden zijn. Binnen onderhavig plangebied behoort de Hollandsche IJssel met haar oevers tot de EHS. Deze heeft een bestemming gekregen welke is gericht op behoud en herstel. De ecologische verbinding Bentwoud-Krimpenerwaard maakt ook deel uit van de EHS en valt deels in dit plangebied. De desbetreffende gronden hebben de bestemming 'Agrarisch met waarden – Natuur en Landschapswaarden' gekregen. Ruimtelijke ontwikkelingen worden middels dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt.
- Artikel 7 - Kantoren
De in dit artikel opgenomen regeling betreft op hoofdlijnen een voorzetting van het bestaande kantorenbeleid van de provincie Zuid-Holland. Uitgangspunt van het beleid is dat kantoren gevestigd moeten worden op locaties die goed ontsloten zijn door het openbaar vervoer. Kantoorvestiging dient plaats te vinden binnen een cirkel van 800 meter rondom de belangrijkste knooppunten van van openbaar vervoer in de centra van de stelijke gebieden. Dit wordt algemeen gezien als een redelijke loopafstand. Eén van de uitzonderingen hierop vormen de bedrijfsgebonden kantoren met een bruto vloeroppervlak dat minder bedraagt dan 50% van het totale bruto vloeroppervlak en minder is dan 3.000 m2. Deze zijn buiten de hiervoor genoemde gebieden toegestaan.
- Artikel 8 - Bedrijventerreinen
Dit artikel bepaalt dat als een bestemmingsplan voorziet in een uitbreiding van een bedrijventerrein van ten minste 1 hectare aan aaneengesloten percelen, de toelichting een verantwoording dient te bevatten waarbij de behoefte aan de uitbreidingsvraag wordt onderbouwd. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt geen uitbreiding van bestaande bedrijventerreinen juridisch-planologisch mogelijk gemaakt. Het bedrijventerrein 't Ambacht en het aangrenzende bedrijfsterrein zijn in de Verordening Ruimte aangeduid als 'bedrijventerrein'. Nieuwe (bedrijfs-)woningen zijn niet toegestaan op bedrijventerreinen waar bedrijven met een hogere milieucategorie dan 2 zijn toegestaan. In onderhavig bestemmingsplan worden uitsluitend bestaande bedrijfswoningen positief bestemd.
- Artikel 9 - Detailhandel
Het detailhandelsbeleid van de provincie heeft als doelstelling de detailhandelsstructuur te versterken en de dynamiek in de sector te bevorderen. Het beleid is neergelegd in de Notitie Detailhandel Zuid-Holland. Uitgangspunt is dat nieuwe detailhandel gevestigd moet worden in de bestaande winkelgebieden in de centra van steden, dorpen en wijken of nieuwe wijkgebonden winkelcentra. De ladder voor duurzame verstelijking is leidend bij de accommodatie van de ruimtevraag. Uitzonderingen zijn mogelijk voor enkele branches (zogenaamde 'perifere detailhandel') die niet of niet goed inpasbaar zijn in de winkelcentra. Perifere detailhandel is ook buiten de aangewezen opvanglocaties voor perifere detailhandel, onder voorwaarden, toegestaan op bedrijventerreinen. Indien sprake is van een individueel bedrijf en het aandeel perifere detailhandel overstijgt de 10% van het totale oppervlakte van het bedrijventerrein niet, dan is een nieuwe perifere detailhandel mogelijk. In onderhavig bestemmingsplan is hiertoe een afwijkingsregeling opgenomen.Het totale oppervlakte van bedrijventerrein 't Ambacht en bedrijfsterrein Oostpolderweg bedraagt 128.230 m2. Het afhalen van via internet bestelde niet dagelijkse artikelen is mogelijk voor zover het gaat om een afhaalloket en niet om een winkel met toonzaal. Ook hiertoe is een regeling opgenomen in onderhavig bestemmingsplan.
- Artikel 11 - Regionale waterkeringen
Voor bestemmingsplannen zijn randvoorwaarden opgenomen die een onbelemmerde werking, instandhouding en het onderhoud van de regionale waterkeringen mogelijk maken. In het bestemmingsplan wordt de waterkering als zodanig bestemd. De daarbij behorende beschermingszone, zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Waterwet en als zodanig opgenomen in de vastgestelde legger van de watersysteembeheerder, krijgt in het bestemmingsplan de aanduiding 'vrijwaringszone'. De bescherming van de primaire waterkeringen en de bescherming van het kustfundament zijn nationale belangen. Daarom zijn hierover regels opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De dijken langs de Hollandsche IJssel zijn primaire waterkeringen. Deze zijn in onderhavig bestemmingsplan voorzien van een dubbelbestemming.
Momenteel wordt gewerkt aan een integrale herziening van de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte, die naar verwachting in 2014 zal worden vastgesteld.
Met het voorliggende bestemmingsplan wordt voldaan aan de doelen en uitgangspunten zoals omschreven in het provinciale beleid.
3.3 Beleid Gemeente Zuidplas
3.3.1 Structuurvisie Zuidplas 2030
De Structuurvisie Zuidplas 2030 is een kader voor de gebieds- en ruimtelijke opgaven die Zuidplas in de komende decennia wil realiseren. De gemeente Zuidplas wil een gemeente zijn van springlevende dorpen en buurtschappen, waar volop ruimte is voor bedrijvigheid en daarnaast met aantrekkelijke recreatiemogelijkheden in een groene omgeving. Dit alles met een goede bereikbaarheid en oog voor milieu en duurzaamheid.
In de structuurvisie is het gebied van de Oostpolder aangeduid als agrarisch landschap (groen) en recreatiepark (groene ster; zie figuur 3.2). Door dit gebied loopt in de dwarsrichting de te ontwikkelen groen-recreatieve verbinding Bentwoud-Krimpenerwaard (groene pijl). Onder een groen-recreatieve verbinding wordt verstaan een wandel- en fietsroute, die op een groene wijze is ingepast. Eventueel kan deze ook een ecologische betekenis hebben. In het bestemmingsplan is hiermee rekening gehouden.
De zone met de Ringvaart is aangeduid als Ringvaartpark (groene streeparcering). Het Ringvaartpark vormt een continue verbinding van water, groen en langzaam verkeer tussen de dorpen van Zuidplas. Naast het verbindende karakter biedt het Ringvaartpark op een laag schaalniveau verblijfswaarde voor omliggende wijken en buurten. Bedrijventerrein 't Ambacht evenals het bedrijfsterrein aan de Oostpolderweg, zijn – conform de bestaande contouren - weergegeven als bedrijventerrein (roze).
Figuur 3.2 Structuurvisiekaart Zuidplas 2030
3.3.2 Nota integraal toezichts- en handhavingsbeleid 2011-2015
De Nota integraal toezichts- en handhavingsbeleid 2011-2015 bevat de doelstellingen en prioriteiten van toezicht en handhaving op de naleving van het omgevingsrecht, de Algemene Plaatselijke Verordening Zuidplas en bijzondere wetten. Ook bevat de beleidsnota een beschrijving van de wijze waarop toezicht en handhaving zijn ingericht. Het college wil in 2015 door middel van toezicht en handhaving onder meer bereiken dat de bewoning van recreatiewoningen in strijd met het bestemmingsplan wordt teruggebracht.
3.3.3 Huidige regelgeving recreatieverblijven
Op landelijk en provinciaal niveau zijn er geen eisen gesteld ten aanzien van bebouwingsmaten voor recreatieverblijven. Een recreatieverblijf behoeft volgens de wet aan minder strenge eisen te voldoen, dan de eisen die aan een woning worden gesteld. De regelgeving ten aanzien van de oppervlaktemaat, inhoudsmaat, goot- en nokhoogte van recreatieverblijven is een bevoegdheid van de gemeente.
Het beleid van de gemeente is gericht op niet-permanente-bewoning van recreatieverblijven. De verschillende maten van het recreatieverblijf moeten niet dermate groot zijn, dat dit alsnog permanente bewoning in de hand werkt. Uit jurisprudentie ten aanzien van de oppervlaktemaat van recreatieverblijven blijkt dat een oppervlaktemaat van 65 m² een zeer aanvaardbare maat is en een zeer acceptabele basis vormt voor een recreatieverblijf dat voldoet aan de huidige (en toekomstige) eisen voor een recreatieverblijf. Dit mede met inachtneming van de perceelsoppervlakte waarop de verschillende recreatieverblijven zijn of worden gerealiseerd.
In een brief van de minister van VROM van 11 november 2003 is aangegeven dat de gemeenten en provincies primair verantwoordelijk zijn voor het opstellen en uitvoeren van het beleid betreffende permanente bewoning van recreatieverblijven. Tevens heeft de minister gesteld dat de verantwoordelijke partijen hun standpunt bij de burgers kenbaar moeten maken.
Het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas heeft op 19 december 2012 de 'Beleidsnota niet-recreatief gebruik van recreatieverblijven' vastgesteld. Het college stelt zichzelf in deze beleidsnota tot doel om het niet-recreatieve gebruik van recreatieverblijven te beperken, gezien een aantal negatieve effecten op ruimtelijk, maatschappelijk, economisch en sociaal gebied. Deze stelling van de problematiek rondom permanente bewoning vormt de onderbouwing van het beleid en geeft inzicht in het kader waarbinnen het beleid van permanente bewoning van de gemeente zich begeeft. Kort samengevat worden de volgende effecten van permanente bewoning van recreatieverblijven als negatief ervaren:
- Aantasting van het buitengebied als publiek bezit, waar iedereen vrij moet zijn te recreëren, te ontspannen en van de natuur te genieten.
- Onttrekking van de bestaande hoeveelheid recreatieverblijven aan de recreatieve doeleinden. Met als mogelijk gevolg een tekort voor de recreatiesector.
- Een mogelijk negatief ruimtelijk effect op de van oorsprong natuurlijk ogende recreatieterreinen die worden aangekleed met allerlei schuren, hekken, terrassen e.d.
- Groter beslag op de maatschappelijke en algemene voorzieningen.
- Op een recreatieterrein kunnen spanningen ontstaan tussen permanente bewoners en vakantiegangers, doordat de leefpatronen van beide groepen verschillen.
- De recreatieve sector leidt onder het feit dat toeristen en recreanten doorgaans een ander uitgavenpatroon hebben dan permanente bewoners.
De gemeente wil het niet-recreatief gebruik beperken door enerzijds goede voorlichting aan (potentiële) bewoners van recreatieparken over de (on)mogelijkheden van het gebruik van hun recreatieverblijf, anderzijds door handhaving op niet-recreatief gebruik. Deze handhaving is een prioriteit in de Nota integraal toezicht- en handhavingsbeleid 2011-2015 (zie ook paragraaf 3.3.2) van de gemeente Zuidplas. In die beleidsnota en de bijbehorende handhavingsuitvoeringsprogramma's staan de concrete doelstellingen.
Uitgangspunt van het landelijke beleid aangaande permanente bewoning is dat gebruik van recreatieverblijven dat niet in overeenstemming is met de recreatieve bestemming niet is toegestaan. In bepaalde gevallen kan het college echter besluiten om niet-recreatief gebruik toe te staan door middel van een persoonsgebonden omgevingsvergunning of een persoonsgebonden gedoogbeschikking. De voorwaarden voor een omgevingsvergunning zijn momenteel geregeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor).
De voormalige gemeente Moordrecht heeft reeds eind 1993 beleid vastgesteld ten aanzien van de permanente bewoning van recreatieverblijven. Dit beleid houdt in dat een ieder die voor 1 januari 1994 permanent woonachtig was in een recreatieverblijf in aanmerking kwam voor een persoons- en objectgebonden gedoogbeschikking. Op grond van dit beleid heeft de voormalige gemeente Moordrecht reeds eerder dan de andere dorpen binnen de gemeente Zuidplas handhavingszaken gestart tegen personen die recreatieverblijven in strijd met het bestemmingsplan gebruiken en geen gedoogbeschikking hebben. Om deze reden en het feit dat Moordrecht altijd heeft geweigerd persoonsgebonden omgevingsvergunningen af te geven, heeft het college van de gemeente Zuidplas geen persoonsgebonden omgevingsvergunningen verstrekt aan personen die het niet-recreatieve gebruik van recreatieverblijven in Moordrecht na de peildatum van 31 december 1993 hebben aangevangen. Zou het college dit namelijk wel hebben gedaan, dan zou dit leiden tot een ongelijke behandeling tussen bewoners van eenzelfde recreatiepark.
Het college treedt, gezien de omvang van het probleem en de capaciteit van handhaving, gefaseerd op tegen permanente bewoning. Gefaseerd betekent in dit geval dat het college per dorp de permanente bewoning aanpakt. Daarnaast kan het mogelijk zijn (afhankelijk van de omvang van de permanente bewoning) dat het college binnen een recreatiepark de aanschrijvingen niet in één keer uitdoet. Jaarlijks stelt het college een handhavingsuitvoeringsprogramma op, waarin zij aangeeft wat de activiteiten zijn die dat jaar zullen plaatsvinden, aangevuld met de voor dat jaar te realiseren doelstellingen. Om voldoende aanwijzingen te vinden of iemand een recreatieverblijf permanent gebruikt zullen vaak verschillende instrumenten in combinatie moeten worden gebruikt. Hierbij valt te denken aan verschillende visuele controles, controle van de Gemeentelijke basisadministratie en overige administratieve controles.
3.3.4 Handboek inrichting Bedrijventerrein 't Ambacht 3e fase (1999)
Voor de inrichting van 't Ambacht is een handboek opgesteld om te zorgen voor stedenbouwkundige samenhang. Regels zijn opgesteld voor de inrichting van de bedrijfskavels, de inrichting van de openbare ruimte en de architectuur van de gebouwen. Bedrijventerrein 't Ambacht is inmiddels volledig bebouwd en in gebruik. Alle ruimtelijk relevante aspecten uit het handboek zijn in onderhavig bestemmingsplan vertaald. Het gaat daarbij onder meer om:
- Erfgrenzen en rooilijnen; Uiterste rooilijnen liggen op een bepaalde, per zone verschillende afstand van de erfgrens. Langs de straat is dit 5 meter (in zone B, 4 en 6 meter), op de grens met een aangrenzende kavel bedraagt de afstand minimaal 3,5 meter. Minimaal 50% van de breedte van het gebouw (of de totale breedte van de gebouwen) moet in de aangegeven uiterste rooilijn worden gebouwd evenwijdig aan de straat. Hierdoor ontstaat in zekere mate een straatwand.
- Bebouwingspercentage; Maximaal 100% van het oppervlak binnen de bebouwingsgrenzen mag worden bebouwd met dien verstande dat het laden en lossen en het parkeren ook binnen de bebouwingsgrenzen zoals aangegeven op de bestemmingsplankaart, achter de voorgevel, wordt opgelost (met uitzondering van zone B).
- Bouwhoogte; De maximaal toegestane bouwhoogte is 10 meter tenzij anders aangegeven in de zonering. Op een aantal locaties zijn hoogteaccenten toegestaan van maximaal 12 meter.
Het handboek vormt daarnaast een toetsingskader voor de welstandsbeoordeling. In dat kader zijn onder meer voorwaarden opgenomen ten aanzien van architectuur, materiaalgebruik en inrichting van de percelen en het openbaar gebied. Momenteel wordt de welstandsnota van de gehele gemeente Zuidplas herzien, waarmee de welstandstoetsing voor dit bedrijventerrein op andersoortige wijze wordt vormgegeven. In onderstaande paragraaf wordt een doorkijk gegeven richting dit nieuwe welstandbeleid.
3.3.5 Welstandsbeleid
Op 21 maart 2013 is een nieuwe Welstandsnota voor de gemeente Zuidplas in werking getreden. Tot dat moment werden de welstandsnota's van de afzonderlijke fusiegemeenten gehanteerd. In de gemeente Zuidplas zijn verschillende ruimtelijk samenhangende gebieden te onderscheiden die relevant zijn ten aanzien van de toetsing aan redelijke eisen van welstand. Voor de (gebiedsgerichte) welstandsbeoordeling is de karakterisering van de bebouwing en de stedenbouwkundige omgeving van belang. Per deelgebied is een beknopte weergave van de ruimtelijke structuur gegeven, die wordt aangevuld met specifieke kenmerken van de architectuur zoals plaatsing, bebouwing, detaillering, kleur en materiaalgebruik.
Met betrekking tot het dijklint langs de Hollandsche IJssel in Moordrecht, gelegen binnen onderhavig plangebied, is in de welstandsnota het volgende opgenomen (citaat):
'De structuur van Moordrecht, als riviernederzetting, is bepaald door de ligging aan de Hollandsche IJssel. De bebouwing van Moordrecht is ontstaan aan de dijk. Dit dijklint is nog steeds duidelijk herkenbaar in de structuur van de kern. Tot de gebiedscategorie dijklint behoren de Schielands Hoge Zeedijk West, Westeinde en de Schielands Hoge Zeedijk Oost. Het ruimtelijk beeld van het dijklint wordt bepaald door de hoge dijk. Op deze dijk is een geasfalteerde weg gelegen die de doorgaande verbinding vormt naar Nieuwerkerk aan de IJssel in het westen en Gouda in het oosten. Aan de noordzijde is benedendijks een smalle weg gelegen met voornamelijk klinkerbestrating begeleid door een betontegel trottoir. Het dijklint kent een hoofdzakelijk organisch gegroeide bebouwing met enkele vrijstaande en geschakelde uitbreidingen. Het meest westelijk en oostelijk deel hebben een overwegend groen en landschappelijk karakter door vrijstaande woningen in een lage bebouwingsdichtheid teruggelegen op ruime kavels met daartussen ruime openingen naar de achtergelegen polder. De woningen hebben een grote diversiteit aan bebouwingskenmerken, verschil in materiaal- en kleurgebruik en zijn zowel evenwijdig als haaks gepositioneerd ten opzichte van de dijk.
De ruimtelijke karakteristiek van het dijklint wordt gekenmerkt door het relatief grote verschil in hoogte tussen de dijk en de benedendijkse bebouwing. Het gevelbeeld wordt vooral gekenmerkt door een grote mate aan variatie in bebouwingsdichtheid, bouwmassa en -hoogte, verspringingen ten opzichte van de voorgevellijn, vormgeving en functiemenging. Het dijklint heeft op sommige plaatsen een duidelijke relatie met het achterliggende landschap door middel van doorzichten tussen de bebouwingselementen.
Criteria
Onderstaande criteria vloeien voort uit de bestaande aanwezige karakteristieken en het gewenste beeld. De welstandscriteria dienen altijd in samenhang met de hiervoor behandelde beschrijving, waardebepaling en beleidsrichting van het gebied gehanteerd te worden.
- Situering
- 1. Behouden / versterken van de aanwezige zichtlijnen zorgt voor continuïteit en versterkt de verweving van het dijklint met aangrenzende gebieden.
- 2. Behouden van de oorspronkelijke peilmaat ten opzichte van de dijk.
- 3. Interpreteren van positionering verspringend ten opzichte van de rooilijn, zowel op als tegen of beneden de rivierdijk.
- 4. Interpreteren van gedifferentieerd bebouwingsbeeld.
- Massa en vorm
- 1. Interpreteren van de maat en schaal van de historische dijkbebouwing gerelateerd aan omliggende bebouwing.
- 2. Interpreteren van kapvorm en -richting van de omliggende historische bebouwing.
- 3. Herkenbaarheid van individuele gevels en panden in het totale gevelbeeld interpreteren.
- 4. Interpreteren van nieuwbouw vormgegeven als een compacte, op zichzelf staande hoofdmassa.
- 5. Accentuering van stedenbouwkundige geëigende situaties is wenselijk.
- Gevelkarakteristiek
- 1. Behouden van diversiteit in straatbeeld door individuele vormgeving en architectonisch verschil met de belendende bebouwing.
- 2. Behouden van op de dijk georiënteerde voorgevel.
- 3. Interpreteren van authentieke detailleringen zoals overstekken, geaccentueerde daklijsten en siermetselwerk.
- 4. Uitsluiten van blinde gevels aan de straatzijde.
- 5. Achterdakvlakken- en zijgevels zichtbaar vanaf de openbare ruimte behandelen als voorkant.
- Kleur en materiaal
- 1. Uitsluiten van sterk met de omgeving contrasterende kleuren en materialen.'
Met betrekking tot het bedrijventerrein 't Ambacht en het bedrijfsterrein aan de Oostpolderweg in onderhavig plangebied is in de welstandsnota het volgende opgenomen (citaat):
'De bedrijventerreinen in het dorp Moordrecht zijn relatief klein van schaal. Tot de gebiedscategorie bedrijventerreinen behoren 't Ambacht en de bedrijventerreinen aan de Oostpolderweg en Koningin Julianastraat en het kassencomplex aan het Oosteinde. De bedrijventerreinen worden gekenmerkt door een sterk op de functie gerichte, grootschalige bebouwing. De terreinen hebben veelal gemengde functies welke variëren van productiehallen en opslagloodsen tot een benzinepomp of garage. De kantoor- en kantinegedeelten zijn vaak in het bedrijfsgebouw geïntegreerd. De bebouwing is, enkele uitzonderingen daargelaten, veelal sober uitgevoerd. Door de grote, meestal gesloten gevels, ontstaat een enigszins besloten beeld. De meeste bebouwing heeft een eenvoudige hoofdvorm: een rechthoekige plattegrond, een enkele meters hoge onderbouw en een platdak. Andere kapvormen komen in mindere mate voor. De bedrijfsgebouwen zijn hoofdzakelijk voor op de kavel geplaatst, de ruimte voor de bebouwing wordt veelal gebruikt voor parkeren, terwijl er achter de bebouwing veelal sprake is van opslag. Het materiaal- en kleurgebruik voor de bebouwing op bedrijventerreinen is zeer uiteenlopend. Er komen afwisselend zowel betonnen platen en baksteengevels voor. Ook plaatmateriaal of damwandprofiel als gevelmateriaal is veelvuldig toegepast. Daarbij zijn de kleuren vaak onderling sterk uiteenlopend, aangezien ieder bedrijf zijn eigen kleurkeuze maakt.
Een uitzondering op de bovenstaande beschrijving wordt gevormd door enkele bebouwing rondom bedrijventerrein 't Ambacht. Hier is meer publieksgerichte bedrijvigheid gevestigd, waardoor de bebouwing meer op de omgeving is georiënteerd. Hierdoor is er overwegend meer aandacht aan de architectonische vormgeving geschonken met een transparantere gevelkarakteristiek, waardoor er minder sprake is van een besloten bebouwingsbeeld. Voor bedrijventerrein 't Ambacht is een beeldkwaliteitplan opgesteld (zie paragraaf 3.3.4: 'Handboek inrichting Bedrijventerrein 't Ambacht 3e fase')
Het ontwerp voor de bebouwing op bedrijventerreinen is doorgaans sterk gericht op de functionaliteit. Het beeld wordt in deze gebieden veelal bepaald door gesloten gevelwanden van eenvoudige materialen zoals damwandprofielen. Hierdoor worden deze gebieden doorgaans niet als aantrekkelijk en prettig ervaren. Een positieve uitzondering hierop wordt gevormd door de publieksgerichte bedrijfsbebouwing. Transparante vormgeving zorgt hier voor een meer open en toegankelijk karakter. Randen van bedrijventerreinen aan het open poldergebied of woongebieden dienen gevrijwaard te blijven van sterk contrasterende kleuren en reflecterende materialen. Een afschermende groenstrook kan hierop een goede aanvulling vormen.
Het bedrijfsterrein aan de Oostpolderweg is onderdeel van de pilot welstandsvrij bouwen. Er zijn daarom geen welstandscriteria waaraan wordt getoetst.'
Met betrekking tot de recreatieparken in Moordrecht, gelegen binnen onderhavig bestemmingsplangebied is het volgende opgenomen in de welstandsnota:
'Het recreatiegebied behelst de volgende parken: “Klein Moordrecht”, “'t Vissertje”, “De Poldertuin” en "IJsseldreef" en is ten noordoosten van de kern Moordrecht gelegen. Het recreatiegebied ligt benedendijks langs de dijk van de Hollandsche IJssel. De stedenbouwkundige structuur van het recreatiegebied is geënt op het onderliggende slagenlandschap en is opgebouwd met een aantal paden evenwijdig aan de richting van de slagen begeleid door kavels met vrijstaande recreatiewoningen. De recreatiewoningen zijn gebouwd in een relatief hoge bebouwingsdichtheid op kleine kavels. De kavels hebben een groene inrichting. Hierdoor zijn doorzichten binnen het gebied erg beperkt en ontstaat een besloten karakteristiek. De recreatiewoningen zijn veelal met de voorgevel aan het ontsluitingspad en evenwijdig aan de slagenrichting gesitueerd. De achtergevel is georiënteerd op en zichtbaar vanaf het water aan de achterkant van de kavel.
De recreatieparken "Klein Moordrecht", "De Poldertuin", "IJsseldreef" en "'t Vissertje” worden gekenmerkt door een besloten karakteristiek met een natuurlijke verschijningsvorm. Hierin zijn vrijstaande recreatiewoningen gesitueerd die voor wat betreft positionering, oriëntatie en bouwmassa grote samenhang vertonen.
Het welstandsbeleid is door de besloten ruimtelijke karakteristiek van het gebied met name gericht op de afstemming van veel voorkomende kleine bouwwerken bij het hoofdgebouw. Daarnaast is de achtergevel door zichtbaarheid voor de beeldvorming vanaf het water ook van belang.'
3.3.6 Woonvisie
De gemeente Zuidplas wil beschikken over een actuele Woonvisie, die het volkshuisvestelijk beleid voor de komende jaren uitzet. Dit vanuit een publieke verantwoordelijkheid om zorg te dragen voor een leefbare gemeenschap met voldoende en kwalitatief goede woningen voor haar inwoners. In het proces om te komen tot een Woonvisie is in 2011 op basis van een woningmarktonderzoek een visie op hoofdlijnen gepresenteerd: 'Wonen in de dorpen van de gemeente Zuidplas'.
De gemeente Zuidplas is een gemeente van dorpen en buurtschappen in een groene omgeving, centraal gelegen in de Randstad en deels behorend tot het Groene Hart. De huidige dorpse identiteit vormt een uitstekende basis om je thuis te voelen, nu en in 2030. Op grond van deze identiteit ontwikkelt de gemeente Zuidplas een dynamische en duurzame leefomgeving die zich nadrukkelijk onderscheidt van een puur stedelijke omgeving. Het ontstaan van de gemeente Zuidplas is voor een belangrijk deel ingegeven door de uitdagende ontwikkelopgave voor de Zuidplaspolder. Naast de ontwikkeling van glastuinbouw en overige bedrijvigheid, worden er woningen gerealiseerd. Maar het is van groot belang dat er:
- wordt gebouwd vanuit én aan de dorpen;
- gewerkt wordt aan transformatie van de bestaande woningvoorraad daar waar mogelijk en noodzakelijk, en;
- gewerkt wordt aan aantrekkelijke, levendige dorpskernen.
De gemeente ziet woningbouw als één van de bouwstenen voor instandhouding van het voorzieningenniveau. Maar het is niet het enige: veelal zal wat betreft instandhouding van voorzieningen aanspraak gemaakt moeten worden op samenwerking en creativiteit van de ondernemers om een aantrekkelijk aanbod te creëren (zie hiervoor ook de Economische Visie van de gemeente Zuidplas). Gelet op de aanstaande vergrijzing past daarbij tevens een bij de schaalomvang behorende infrastructuur van welzijns- en zorgdiensten op het niveau van de dorpen. In de visie op hoofdlijnen is deze 'missie' nader uitgewerkt, als opmaat naar de uiteindelijke Woonvisie.
3.3.7 Snippergroen
In mei 2011 is de beleidsnota 'Snippergroen' vastgesteld. Deze beleidsnota gaat in op het uitgeven en gebruik van groenstroken. De beleidsnota heeft ten doel beleid op te stellen voor het uitgeven van groenstroken, daar waar mogelijk verkopen van groenstroken, nieuwe verhuursituaties voorkomen en handhaven van ongewenste ingebruiknemingen eenvoudiger maken. Volgens de beleidsnota is snippergroen in vier categorieën ingedeeld:
- Verkeersgroen
- Gebruiksgroen
- Beeldbepalend groen
- Restgroen; niet zijnde verkeers-, gebruiks- of beeldbepalend groen
Het snippergroen beleid ten aanzien van bestemmingsplannen is dat snippergroen voor zover gewenst de bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer – Verblijfsgebied' krijgt. Een dergelijke bestemming maakt aanpassingen in het openbaar gebied ten behoeve van optimaliseren ruimte/parkeerplaatsen mogelijk zonder dat het bestemmingsplan hier een beperking in vormt.
Binnen de beleidsnota is tevens een regeling opgenomen voor nieuw op te stellen bestemmingsplannen:
- Het snippergroen dat in het verleden of in de nabije toekomst verkocht wordt, wordt meegenomen in de bestemming 'Wonen' (of een andere bestemming);
- De gronden die verhuurd zijn, worden niet specifiek bestemd in het op te stellen bestemmingsplan. Deze gronden zullen in het bestemmingsplan met name de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' krijgen. Op de gronden met deze bestemming zijn zowel groenvoorzieningen als parkeerplaatsen mogelijk;
- De gronden die wellicht in de toekomst worden verkocht: deze gronden mogen in gebruik genomen worden overeenkomstig de onderliggende bestemming (meestal 'Verkeer-Verblijfsgebied' of 'Groen').
3.3.8 Beeldkwaliteitsplan Hollandsche IJssel (1998)
Het beeldkwaliteitsplan, opgesteld in opdracht van de stuurgroep Hollandsche IJssel, omvat kwalitatieve spelregels voor het omgaan met nieuwe ontwikkelingen aan de Hollandsche IJssel tussen Gouda en de stormvloedkering in de gemeentes Krimpen a/d IJssel en Capelle a/d IJssel. De spelregels hebben betrekking op de dijken, oevers, buitenruimten en bebouwing.
Onderhavig plangebied grenst voor een groot gedeelte aan de Hollandsche IJssel. Het betreft een stuk waterkering met daarop de weg Schielands Hoge Zeedijk Oost. Langs de dijk loopt het oude lint langs het Oosteinde en zijn ook de recreatieparken en de golfbaan gelegen. In het beeldkwaliteitsplan staan uitgangspunten voor ruimtelijke ontwikkelingen geformuleerd die de specifieke kenmerken van het karakteristieke landschap waarborgen. Zo zijn uitgangspunten beschreven voor oeverbeplanting, oeververharding en verlichting langs de dijk. Om ervoor te zorgen dat deze kenmerken daadwerkelijk worden behouden, versterkt of ontwikkeld is in dit plan een dubbelbestemming 'Waarde - Landschap' opgenomen. De uitgangspunten mogen echter niet ten koste gaan van de veiligheid en kwaliteit van de waterkeringen. Daarom blijft de waterveiligheid als voorwaarde gelden. Met het onderhavige plan worden geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt die de landschappelijke waarde langs dit gedeelte van de Hollandsche IJssel kunnen aantasten.
Hoofdstuk 4 Water
Het is verplicht om in de toelichting bij een bestemmingsplan te verantwoorden op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Dit is bepaald in artikel 3.1.6, eerste lid, sub b van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze verantwoording wordt ook wel de waterparagraaf genoemd. Dit hoofdstuk kan als zodanig beschouwd worden.
4.1 Beleid
4.1.1 Kaderrichtlijn Water
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van de gewenste waterkwaliteit is 2015, met eventueel uitstel tot 2027. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebiedsbeheerplannen. In deze plannen staan de ambities en maatregelen beschreven; ook de ecologische ambities worden op dit niveau geregeld.
4.1.2 Nationaal Waterplan
In december 2009 heeft het kabinet het Nationale Waterplan vastgesteld. Het Nationale Waterplan is het formele rijksplan voor het nationale waterbeleid. In de Waterwet is vastgelegd dat het rijk dit plan eens in de zes jaar opstelt. Het is de opvolger van de Vierde Nota waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Op basis van artikel 2.3 Wro heeft de Minister de bevoegdheid om ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening structuurvisies vast te stellen. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening kan het Nationale Waterplan voor zover het de ruimtelijke aspecten betreft tevens worden aangemerkt als structuurvisie.
De Vierde Nota waterhuishouding ging uit van integraal waterbeheer en een watersysteembenadering. Dit wordt met het nationaal waterplan voortgezet. Met het Waterplan wordt ingezoomd op verschillende vlakken. Voor een duurzaam waterbeleid is het belangrijk om water de ruimte te geven en waar mogelijk mee te bewegen met en gebruik te maken van natuurlijke processen, zoals nu al gebeurt bij Ruimte voor de Rivier. Het rijk vindt het daarbij van belang dat bij alle wateropgaven en –maatregelen, andere opgaven en maatregelen zo veel mogelijk integraal in ogenschouw worden genomen. Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het ook van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn.
4.1.3 Beleidslijn Grote Rivieren
De beleidslijn Grote rivieren (vastgesteld januari 2006) van het rijk vervangt de beleidslijn 'Ruimte voor de rivier' uit 1996. De nieuwe beleidslijn biedt meer ruimte aan ontwikkelingsgerichte initiatieven. De beleidslijn Grote rivieren heeft tot doel:
- beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed te behouden;
- tegengaan van ontwikkelingen die rivierverruiming nu en in de toekomst onmogelijk maakt;
- voorkomen van onveilige situaties.
In tegenstelling tot de beleidslijn 'Ruimte voor de rivier' strekt het toepassingsbeleid van de nieuwe beleidslijn Grote rivieren zich onder andere uit over de Hollandsche IJssel. Voor de Hollandsche IJssel is ter hoogte van Moordrecht een bergend regime van toepassing.
4.1.4 Provinciaal Waterplan Zuid-Holland
Het beleid van de provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010 – 2015. Dit waterplan is op 11 november 2009 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Provinciaal Waterplan beschrijft op hoofdlijnen wat de provincie in de periode tot 2015 samen met haar waterpartners wil bereiken. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:
- Waarborgen waterveiligheid.
- Zorgen voor mooi en schoon water.
- Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening.
- Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem.
In het Waterplan zijn deze opgaven verder uitgewerkt in 19 thema's én voor drie gebieden, in samenhang met economische, milieu- en maatschappelijke opgaven.
4.1.5 Waterakkoord Hollandsche IJssel en Lek
Als water- en vaarwegbeheerder ziet Rijkswaterstaat toe op de waterkwantiteit en -kwaliteit van de Hollandsche IJssel. Op de Hollandsche IJssel is het 'Waterakkoord Hollandsche IJssel' van toepassing. Dit waterakkoord bevat regels inzake de aanvoer en afvoer van water uit de Hollandsche IJssel en de Lek ten behoeve van de watervoorziening in Midden-Holland (beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard). Het doel hiervan is, dat afspraken worden vastgelegd over de aan- en afvoer van water naar/van regionale watersystemen uit/naar het hoofdsysteem. Enerzijds legt het waterakkoord de in de praktijk gegroeide situatie vast. Anderzijds worden er afspraken gemaakt over bijzondere situaties als (dreigende) verzilting, calamiteiten en wateroverlast. Bij de afweging van belangen en de keuze van te nemen maatregelen zal in bijzondere omstandigheden door de beheerders steeds rekening moeten worden gehouden met de feitelijke toestand van dat moment. Het waterakkoord zal hierbij richtinggevend zijn. Ten aanzien van de Hollandsche IJssel wordt het volgende genoemd:
- Waterafvoer
Waterafvoer naar de Hollandsche IJssel vanuit Schieland vindt plaats door middel van vier gemalen (polder- en boezemgemaal) Abraham Kroes, Capelle (Middel Watering en Oostgaarde) en Hitland.
- Wateraanvoer
Aanvoer van water ten behoeve van peilhandhaving en doorspoeling voor het gehele beheersgebied vanuit de Hollandsche IJssel geschiedt bij de Snelle Sluis en bij Capelle. In totaal is de maximale behoefte voor Schieland 150 m3/min.
- Waterkwaliteit
Het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard heeft ook het kwaliteitsbeheer binnen het beheersgebied en voert in dit kader ook jaarlijks metingen uit naar de waterkwaliteit op een aantal punten.
4.1.6 Nautisch beheer Hollandsche IJssel
De Hollandsche IJssel is een hoofdvaarweg (CEMT-klasse Va) en wordt druk bevaren. Om de functionaliteit te waarborgen en te zorgen voor een veilige en vlotte afwikkeling van het scheepvaartverkeer, geldt voor deze rivieren de Waterwet, de Richtlijn Vaarwegen 2011 en het Binnenvaartpolitiereglement.
4.1.7 Waterbeheerplan Schieland en Krimpenerwaard
Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan HHSK 2010-2015, de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers. Het HHSK streeft ernaar om samen met gemeenten als partners op te trekken. Er moet worden ingezet op intensief overleg met gemeentebesturen voor het kunnen realiseren van projecten. Ruimtelijke ordening en waterhuishouding moeten in onderlinge relatie worden ontwikkeld. Op basis van ervaring en deskundigheid adviseert HHSK over de mogelijkheden voor een duurzaam watersysteem. De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat op een duurzamer wijze met het stedelijk waterbeheer dient te worden omgegaan, mede gezien de klimaatveranderingen. Aandachtspunten voor het duurzame stedelijk waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging waarbij zoveel mogelijk een ecologische inrichting wordt nagestreefd, het verantwoord afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen.
De visie is uitgewerkt in een concreet maatregelenplan:
- Het woongenot, de belevingswaarde en de recreatieve mogelijkheden op en in het water voor burgers nemen toe;
- De waterkwaliteit voldoet tenminste aan de algemene milieukwaliteitseisen;
- Het waterhuishoudkundig systeem kent goede aan- en afvoermogelijkheden, waarbij de doorspoelbaarheid en de mogelijkheid om onder normale omstandigheden het waterpeil binnen zekere marges te handhaven, voldoende worden gewaarborgd;
- Het watersysteem is zo ingericht dat het de ontwikkeling van biologisch gezond water bevordert.
Voor ontwikkelingen is het waterbeheerplan van HHSK 2010-2015 van het hoogheemraadschap van belang. Ontwikkelingen gaan vaak gepaard met een toename van het verharde oppervlak. In het waterbeheerplan van HHSK 2010 - 2015 is beschreven hoe het hoogheemraadschap omgaat met het bergen van oppervlaktewater bij een toenemende verharding van het oppervlak. In zijn algemeenheid geldt verder dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het Hoogheemraadschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de Keur. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanleg van overstorten, van de hemelwaterafvoer op het oppervlaktewater, het dempen en graven van water en het aanbrengen van verhard oppervlak. De Keur maakt het mogelijk dat het Hoogheemraadschap haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren.
4.2 Het Plangebied
4.2.1 Waterkwantiteit
In het bestemmingsplangebied is naast de Hollandsche IJssel een groot aantal waterpartijen en kavelsloten aanwezig. De belangrijkste waterlopen zijn als 'Water' bestemd in dit bestemmingsplan. De slotenstructuur zoals deze nu is mag niet gewijzigd worden. In het bestemmingsplan wordt niet voorzien in ontwikkelingen die van invloed zijn op de waterhuishouding, zoals bijvoorbeeld de demping van water of een toename van verharding. Het bestemmingsplan heeft derhalve geen gevolgen voor de waterkwantiteit.
4.2.2 Waterkwaliteit
In het bestemmingsplan wordt niet voorzien in maatregelen die nadelige gevolgen kunnen hebben voor de waterkwaliteit, gezien het feit dat de bestaande situatie wordt vastgelegd.
4.2.3 Riolering
Het algemeen beleid is dat schoon- en vuilwaterstromen worden gescheiden en gescheiden blijven tot aan het overnamepunt op de perceelsgrens. Schoon regenwater van gevels en daken dient bij voorkeur te worden benut (toiletspoeling, daktuinen e.d.) of te worden afgevoerd naar de bodem (infiltratie). Indien dit niet mogelijk of gewenst is, dient het water rechtstreeks afgevoerd te worden naar het oppervlaktewater via een regenwaterriool.
4.2.4 Grondwater
Een eigenaar van een erf mag geen hinder aan eigenaren van andere erven toebrengen in de loop, hoeveelheid of hoedanigheid van over het erf stromend water of van het grondwater en dergelijke. In geval van bouwactiviteiten dient er rekening mee gehouden te worden dat het niet is toegestaan om grondwateroverlast te veroorzaken door het aanbrengen van ondergrondse constructies en dat het verboden is om grondwater te onttrekken met als gevolg dat er sprake is van een grondwaterstandverlaging in de omgeving. Ook het ophogen van percelen is, gezien de mogelijk negatieve effecten voor aangrenzende percelen, niet zonder meer toegestaan.
Belangrijk is dat ruimtelijke ontwikkelingen geen verslechtering van de oorspronkelijke grondwaterstand en -stroming mogen veroorzaken (bodemdaling, grondwateroverlast en - onderlast, paalrot, zettingen). Daarom is versnelde afvoer van grondwater naar oppervlakte (permanente drainage) in principe niet toelaatbaar. De sponswerking van de bodem dient zoveel als mogelijk te worden benut. Onderhavig plan maakt geen nieuwe ondergrondse bebouwing, anders dan kleinschalige afvalinzamelpunten en randvoorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding mogelijk.
4.2.5 Drinkwatertransportleiding
Op grond van de Drinkwaterwet, welke sinds 1 juli 2011 van kracht is, is de bescherming van drinkwaterbelangen een belangrijke eis die wordt opgelegd aan bestuursorganen, waaronder drinkwaterbedrijven, maar ook gemeenten. Binnen het bestemmingsplangebied is een drinkwatertransportleiding gelegen met een diameter van 400 mm. Deze leiding is gelegen even ten noorden van en parallel aan de Ringvaart en is in beheer bij Oasen. Om de leiding te kunnen handhaven en onderhouden dient de bereikbaarheid van deze leiding te allen tijde gegarandeerd te worden. Hiertoe is een beschermingszone rond de leiding op de verbeelding opgenomen, waarbinnen bij de uitvoering van werkzaamheden rekening dient te worden gehouden met de leiding. Tevens moger er op deze strook geen bebouwing of belemmeringen uit andere hoofde aanwezig zijn.
De beschermingszone, met een breedte van 5 meter (2,5 meter ter weerszijden van de leiding), heeft in onderhavig bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Leiding - Water' gekregen. In de regels zijn bepalingen opgenomen ter bescherming van de belangen van de drinkwatertransportleiding.
Hoofdstuk 5 Milieu
De beleidsvelden milieu en ruimtelijke ordening groeien het laatste decennium steeds meer naar elkaar toe. Ook op rijksniveau wordt steeds meer aandacht gevraagd voor de wisselwerking tussen milieu en ruimtelijke ordening. Milieuwetgeving kan soms beperkingen opleggen aan de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen, maar is primair bedoeld om een zo optimaal mogelijke leefomgeving te realiseren.
De in de volgende paragrafen vermelde informatie is gebaseerd op het Milieukundig advies bestemmingsplan Moordrecht Buiten (2012186638, november 2012, Omgevingsdienst Midden Holland (ODMH)) zoals in Bijlage 1 bij dit plan opgenomen.
5.1 Wegverkeerslawaai
Wegverkeerslawaai kan de leefkwaliteit van een gebied sterk beïnvloeden. Mensen die veelvuldig worden blootgesteld aan een hoog niveau van wegverkeerslawaai kunnen hier lichamelijke en psychische klachten door oplopen. De Wet geluidhinder (Wgh) verplicht ertoe onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting op geluidgevoelige bestemmingen binnen vastgestelde onderzoeksgebieden (zones) langs wegen (art. 74-75 Wgh). Wegen met een snelheid van maximaal 30 km/uur hebben op grond van de Wgh geen geluidszone. Dit betekent dat de geluidsbelasting vanwege 30 km/uur wegen niet wordt getoetst aan de normen uit de Wgh. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet de geluidsbelasting van deze wegen wel inzichtelijk worden gemaakt.
Tevens stellen de Wgh en het Besluit geluidhinder regels aan de maximale geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen, waaronder de woonbestemming.
Voor deze geluidsgevoelige bestemmingen zijn voorkeursgrenswaarden opgesteld. Deze voorkeursgrenswaarden worden mede bepaald door de locatie van de gevoelige bestemmingen en het type weg. Bij realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen dient de geluidsbelasting ten hoogste de voorkeursgrenswaarde te bedragen. Indien bij de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan worden geconcludeerd dat de locatie niet zonder meer geschikt is voor de beoogde ontwikkeling.
Indien toch wordt beoogd de ontwikkeling doorgang te laten vinden dient een onderzoek te worden uitgevoerd naar de haalbaarheid van maatregelen om de geluidsbelasting te reduceren. Dit kunnen maatregelen aan de bron (bv. geluidsarm asfalt) of maatregelen in de overdrachtssfeer (bv. geluidswal) zijn. Indien deze maatregelen kunnen worden uitgevoerd en de geluidsbelasting daarmee tot (onder) de voorkeursgrenswaarde wordt teruggebracht kunnen de gevoelige bestemmingen alsnog worden gerealiseerd.
Indien maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn ofwel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard kan in sommige gevallen een Hogere Waarde worden vastgesteld. Ter bepaling of deze Hogere Waarde inderdaad kan worden vastgesteld is de Beleidsregel Hogere Waarden regio Midden-Holland (april 2007) vastgesteld. In situaties waarin aan deze Beleidsregel wordt voldaan kunnen hogere waarden worden vastgesteld tot de maximale grenswaarde uit de Wgh. In onderstaande tabel 5.1 zijn de voor dit onderzoek relevante voorkeursgrens- en maximale grenswaarden weergegeven.
bestemming | weg | voorkeurs- grenswaarde [dB] | maximale grenswaarde [dB] |
Woningen | Lokale en provinciale wegen | 48 | 63 |
Tabel 5.1: Voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden wegverkeerslawaai
5.1.1 Onderzoek
Ten behoeve van dit conserverend bestemmingsplan is de geluidsbelasting vanwege de hoofdwegenstructuur binnen en in de directe omgeving van het plangebied bepaald.
De relevante wegen voor het onderzoeksgebied zijn:
- Schielands Hoge Zeedijk Oost
- Oosteinde
- Oostpolderweg
- Zuidplaspolderweg
- Veenweg
- Ambachtweg
- Wethouder Visweg
- Middelblok (gemeente Ouderkerk)
De Oost Ringdijk is in het onderzoek niet meegenomen vanwege de geringe verkeersintensiteit van minder dan 600 mvt/etmaal.
In onderstaande figuur 5.1 zijn de berekende cumulatieve contouren weergegeven ten gevolge van wegverkeerslawaai (exclusief aftrek artikel 110g Wgh).
Figuur 5.1: Geluidscontouren 2021 ten gevolge van de wegen in de nabijheid van het plangebied excl. aftrek art. 110g Wgh
Uit de rekenresultaten blijkt dat met name de geluidsbelasting langs de Schielands Hoge Zeedijk Oost hoog is. In het gebied met de hoogste geluidsbelasting zijn echter geen geluidsgevoelige bestemmingen gelegen.
5.1.2 Conclusie ten aanzien van plan
Het conserverend bestemmingsplan kan zonder beperkingen vanwege wegverkeerslawaai worden vastgesteld.
5.2 Industrielawaai
De Wet geluidhinder (Wgh) verplicht ertoe een industrieterrein te zoneren, indien het bestemmingsplan de vestiging van zogenaamde grote lawaaimakers (conform art. 2.1 van het Besluit omgevingsrecht) toestaat (art. 40 Wgh). Dat betekent dat de maximale geluidsuitstraling van het industrieterrein wordt vastgelegd middels het opnemen van een 50 dB(A)-contour (voorkeursgrenswaarde) in het bestemmingsplan. Het gebied binnen deze contour is de zone van het industrieterrein. Middels zonering worden enerzijds bedrijven beschermd tegen oprukkende geluidsgevoelige bestemmingen en anderzijds worden geluidsgevoelige bestemmingen beschermd tegen eventuele uitbreidingen van de activiteiten op het industrieterrein.
Binnen de zone van een industrieterrein, dus bij een geluidsbelasting hoger van de voorkeursgrenswaarde, mogen in principe geen geluidsgevoelige bestemmingen worden geprojecteerd (art. 44 Wgh).
Indien bij de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen niet aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan, kan worden geconcludeerd dat de locatie niet zonder meer geschikt is voor de beoogde ontwikkeling.
5.2.1 Onderzoek
Onderhavig bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Dat houdt in dat bestaande functies in het gebied worden bestemd. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. In het kader van de Wet geluidhinder hoeft daarom geen onderzoek plaats te vinden naar de geluidsbelasting als gevolg van het industrielawaai. De geluidszone dient echter wel in beeld te worden gebracht.
In figuur 5.2 is de ligging van de zonegrens (50 dB(A)-contour) van het industrieterrein Middelblok over het plangebied weergegeven. De zone is op de verbeelding opgenomen middels de gebiedsaanduiding 'geluidzone – industrie'. Binnen deze zone is aanvullend geluidsonderzoek nodig bij de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen.
Figuur 5.2: Ligging zonegrens industrieterrein Middelblok over plangebied Moordrecht Buiten
5.2.2 Conclusie ten aanzien van het plan
Industrielawaai vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
5.3 Luchtkwaliteit
Indien mensen met regelmaat luchtverontreinigende stoffen inademen kan dit leiden tot effecten op de lichamelijke gezondheid. Daarom moet bij ruimtelijke planvorming rekening worden gehouden met de effecten van de plannen op de luchtkwaliteit en de luchtkwaliteit ter plaatse. Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna te noemen: Wet luchtkwaliteit), het Besluit niet in betekenende mate en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De grenzen voor deze stoffen zijn opgenomen in onderstaande tabel 5.2. Sinds 2011 moest reeds aan de grenswaarden (jaargemiddelde en 24-uursgemiddelde concentratie) voor PM10 worden voldaan. Voor NO2 geldt dat vanaf 2015 moet worden voldaan aan de (jaargemiddelde en uurgemiddelde) grenswaarden. Tot deze grenswaarden gelden zijn minder strenge grenswaarden van kracht.
stof | jaargem. | uurgem. | 24-uursgem. | opmerkingen |
NO2 | 40 µg/m3 | 200 µg/m3 | n.v.t. | Uurgemiddelde mag 18x per jaar worden overschreden |
PM10 | 40 µg/m3 | n.v.t. | 50 µg/m3 | 24-uursgemiddelde mag 35x per jaar worden overschreden |
Tabel 5.2: Grenswaarden Wet luchtkwaliteit
5.3.1 Onderzoek
Middels dit bestemmingsplan worden bestaande functies in het gebied bestemd. Volgens artikel 5.16, eerste lid van de Wet Milieubeheer kan een dergelijk plan, waarbij de luchtkwaliteit gelijk blijft, zonder meer doorgang vinden. Om toch een indruk van de concentraties NO2 en PM10 te geven zijn de immissies op twee locaties in het plangebied berekend, nabij de splitsing Zuidplaspolderweg – Veenweg en op de Oosteinde nabij De Poldertuin. Berekend is de bijdrage van het wegverkeer aan de concentraties NO2 en PM10.
jaar | rekenpunt | Jaargemiddelde NO2– concentratie (in µg/m3 ) | Jaargemiddelde PM10 – concentratie (in µg/m3 ) | ||
Totale concentratie | Achtergrond concentratie | Totale concentratie | Achtergrond concentratie | ||
2012 | 1 2 | 25,4 25,1 | 23,9 23,8 | 20,9 20,7 | 20,7 20,5 |
2022 | 1 2 | 18,9 18,4 | 17,9 17,7 | 18,6 18,3 | 18,3 18,1 |
Tabel 5.3: Jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10, ter plaatse van rekenpunt 1 (Oosteinde) en 2 (Zuidplaspolderweg-Veenweg)
Het bestemmingsplan Moordrecht Buiten staat ten opzichte van het vigerende plan geen nieuwe ontwikkelingen toe en leidt daarom niet tot een verandering in de luchtkwaliteit. Uit de berekeningsresultaten blijkt dat aan de grenswaarden voor NO2 en PM10 wordt voldaan.
5.3.2 Conclusie ten aanzien van plan
Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
5.4 Bedrijven En Milieuzonering
Bedrijvigheid is een milieubelastende activiteit. Tengevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar.
Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, Algemene Maatregelen van Bestuur onder de Wet milieubeheer en de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009). Bedrijven en Milieuzonering geeft richtafstanden per categorie en per type bedrijvigheid aan. Binnen deze richtafstanden is bij een gemiddelde bedrijfsvoering hinder van het bedrijf te verwachten.
De te beoordelen situaties zijn te herleiden tot drie groepen en bijbehorende aanpak, te weten:
- Nieuwe milieugevoelige functies nabij bestaande bedrijven. In deze situatie dient primair te worden beoordeeld of hinder te verwachten is van de specifieke bestaande bedrijven.
- Nieuwe bedrijfsbestemmingen nabij bestaande milieugevoelige functies. In deze situatie is de bedrijfscategorie zoals deze wordt opgenomen in het bestemmingsplan leidend. Afhankelijk van deze categorie zal in eerste instantie een afstand van bv. 10 meter (cat. 1), 30 meter (cat. 2), 50 meter (cat. 3.1), 100 meter (cat. 3.2), 200 meter (cat. 4.1) tussen de gevoelige functies en belastende activiteiten moeten worden gerespecteerd.
- Nieuwe milieugevoelige functies nabij nieuwe bedrijfsbestemmingen. In dit geval is de bedrijfscategorie zoals deze wordt opgenomen in het bestemmingsplan leidend. Afhankelijk van deze categorie zal in eerste instantie een afstand van bv. 10 meter (cat. 1), 30 meter (cat. 2), 50 meter (cat. 3.1) tussen de gevoelige en belastende bestemmingen moeten worden gerespecteerd.
De richtafstanden in Bedrijven en Milieuzonering gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, zoals bijvoorbeeld bedoeld met de omgevingstypen rustige woonwijk of rustig buitengebied. In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype gemengd gebied kan een afwijkende systematiek worden toegepast, die meer ruimte biedt aan bedrijven. Dit omgevingstype en bijbehorende systematiek zullen dan wel in het bestemmingsplan moeten worden vastgelegd.
5.4.1 Onderzoek
Met behulp van het inrichtingenbestand van de Omgevingsdienst is geïnventariseerd welke bedrijven in het plangebied zijn gevestigd. Voor deze bedrijven is voor zover mogelijk de milieucategorie bepaald op basis van Bedrijven en Milieuzonering en gegevens uit milieuvergunningen en AMvB's. Vervolgens is beoordeeld of de bestaande bedrijven conserverend kunnen worden bestemd. Uit dit onderzoek kan worden opgemaakt dat er geen bedrijven in het plangebied aanwezig zijn met een categorie 4.1 of hoger.
Aan de Ambachtweg 40 is een tankstation met LPG aanwezig. Dit bedrijf valt onder het Bevi. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 5.5 Externe veiligheid
5.4.2 Conclusie ten aanzien van plan
Voor de bedrijventerreinen kan de algemene bestemming tot en met categorie 3.2 toegestaan worden. Daarbij wordt aangesloten bij de milieuzonering conform het vigerende bestemmingsplan. Voor bestaande bedrijven die in een hogere milieucategorie vallen dan op grond van deze zonering is toegestaan wordt een maataanduiding opgenomen. Op de volgende percelen is een dergelijke maataanduiding opgenomen:
adres | bedrijfsaard | SBI | categorie |
Ambachtsweg 22 | Vervaardiging van niet-elektrische huishoudapparaten | 2752 | 3.1 |
Oostpolderweg 5 | Vervaardiging van brood en vers banketbakkerswerk | 1071 | 3.2 |
Veenweg 5 | Installatiebedrijf | 43 | 3.1 |
Zuidplaspolderweg 25 | Carrosserieherstel | 45204 | 3.2 |
Tabel 5.4: Bedrijven met hogere milieucategorie
Bij vertrek van deze bedrijven mag uitsluitend een soortgelijk bedrijf of een bedrijf uit de ter plaatse toegestane milieucategorie worden gevestigd.
Bedrijven en milieuzonering vormt daarmee geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
5.5 Externe Veiligheid
Activiteiten met gevaarlijke stoffen leveren risico's op voor de omgeving. Door het stellen van eisen aan afstanden tussen de activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten (woningen, kantoren, scholen, enz.) worden de eventuele gevolgen van deze risico's zoveel mogelijk beperkt.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vormt het wettelijk kader voor het omgaan met risico's ten gevolge van bedrijven (inrichtingen) met gevaarlijke stoffen. Het wettelijk kader voor de risico's ten gevolge van transport van gevaarlijke stoffen wordt gevormd door de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Daarnaast is, voor zover van toepassing, gebruik gemaakt van gegevens uit het Basisnet Weg (definitief ontwerp 2009) en het Basisnet Water (definitief ontwerp 2008).
5.5.1 Plaatsgebonden risico (PR)
Als 'harde' afstandseis voor externe veiligheid geldt een contour voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6), die wordt aangegeven als een afstand ten opzichte van de activiteit met gevaarlijke stoffen (risicobron). Binnen deze PR 10-6 contour mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn of worden geprojecteerd.
5.5.2 Groepsrisico (GR)
Afhankelijk van de aard van de risicobron is er sprake van een bepaald invloedsgebied. Binnen dit invloedsgebied moet worden onderzocht hoe groot de kans per jaar is dat een groep van ten minste 10 (zich binnen dit invloedsgebied bevindende) personen overlijdt ten gevolge van een ramp of zwaar ongeval met de betreffende risicobron. De uitkomst van dit onderzoek geeft de hoogte van het GR weer en wordt uitgedrukt in een curve, waarbij als norm voor het GR een oriënterende waarde is vastgesteld.
5.5.3 Onderzoek
Ter voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan is onderzocht of er risicobronnen binnen of nabij het plangebied zijn gelegen die hierop van invloed zijn.
Mogelijke risicobronnen zijn inrichtingen, waar activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden of transportmodaliteiten bestemd voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals (spoor-, vaar-)wegen en buisleidingen. Bij dit advies is de 'Visie Externe Veiligheid' (hierna te noemen Visie EV) van de gemeente Zuidplas betrokken, welke in de raadsvergadering van 19 april 2011 is vastgesteld.
5.5.4 Transport van gevaarlijke stoffen over de weg
5.5.5 Transport van gevaarlijke stoffen over het spoor
Ten noordwesten van plangebied, op 1.100 meter afstand, is het spoor Rotterdam – Utrecht gelegen. Over deze spoorlijn worden gevaarlijke stoffen getransporteerd. Op een dergelijke afstand speelt alleen het toxisch scenario. Bij nieuwbouw binnen het plangebied wordt geadviseerd om deze uit te voeren met afschakelbare ventilatie, zodat toxisch gas, na uitschakeling niet naar binnen kan worden gezogen.
5.5.6 Transport van gevaarlijke stoffen per buisleiding
5.5.7 Transport over het water
Het plangebied valt voor een deel over de Hollandsche IJssel. In het 'Definitief ontwerp Basisnet Water', (januari 2008) is de Hollandsche IJssel als 'groene vaarweg' aangeduid. Voor ruimtelijke ontwikkelingen nabij groene vaarwegen geldt dat er geen beperkingen zijn ten aanzien van het plaatsgebonden risico. Ook is er geen verantwoording van het groepsrisico nodig.
Op onderstaande figuur 5.3 zijn de voor EV relevante risicobronnen met hun eventuele contouren aangegeven.
Figuur 5.3: EV tekening Moordrecht Buiten, rood PR 10-6 contouren, blauw GR contouren, groen brandstofleiding Defensie
5.5.8 Conclusie ten aanzien van plan
In het kader van het bestemmingsplan Moordrecht Buiten heeft de gemeente advies aangevraagd bij de Veiligheidsregio Hollands Midden (zie Bijlage 2) en een verantwoording van het groepsrisico opgesteld in verband met het LPG tankstation en propaantank op het recreatiepark Poldertuin/ 't Vissertje (zie Bijlage 3).
5.6 Bodem
Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen.
Tevens is bij de realisatie van ruimtelijke plannen vaak grondverzet noodzakelijk. Dit grondverzet is middels het Besluit bodemkwaliteit aan regels gebonden. De gemeente Zuidplas beschikt over een vastgestelde bodemkwaliteitskaart en bijbehorend grondstromenbeleid. Uitgangspunt is dat grondverzet niet mag leiden tot verslechtering van de bodemkwaliteit ter plaatse. Alle grondverzet dient te worden gemeld bij de Omgevingsdienst Midden-Holland.
5.6.1 Onderzoek
Van het plangebied is met behulp van het Bodem Informatie Systeem (BIS) alle bij de Omgevingsdienst bekende informatie verzameld over de onderwerpen:
- Voormalige bedrijven (HBB);
- Huidige bedrijven;
- Tanks;
- (Sloot)dempingen (Bio-s);
- Bodemonderzoekslocaties;
- Toepassing grond (grondwerken);
- Bodemkwaliteitskaart en grondstromenbeleid.
5.6.2 Conclusie ten aanzien van plan
Uit het onderzoek blijkt dat er geen directe vervolgactie op het gebied van de bodem dient te worden uitgevoerd ten behoeve van het conserverend bestemmingsplan.
5.7 Archeologie
Het archeologisch erfgoed wordt binnen Nederland als zeer waardevol beschouwd. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) legt de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het archeologische erfgoed bij de gemeente. De taken in het kader van de Wamz behelzen o.a. het integreren van archeologie in de RO-procedures (zoals vergunningen en Projectbesluiten) en de koppeling tussen bestemmingsplannen en archeologische waarden en verwachtingen (art. 38 en 41 Wamz).
De Wamz verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan of bij een omgevingsvergunning rekening te houden met in de bodem aanwezige of te verwachten archeologische waarden. De feitelijke bescherming daarvan krijgt gestalte door het opnemen van voorschriften in het bestemmingsplan ten aanzien van de afgifte van omgevings- en aanlegvergunningen in die gebieden die als archeologisch waardevol zijn aangemerkt. Aan de vergunning zelf kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden, met als uiterste de verplichting tot planaanpassing of het laten verrichten van een opgraving.
De gemeente Zuidplas heeft per 23 november 2010 vastgesteld beleid. Aan de hand van de hiervan onderdeel uitmakende archeologische verwachtingenkaart en beleidskaart is per gebied bepaald of en wanneer archeologisch (voor)onderzoek verplicht is.
5.7.1 Onderzoek
Binnen onderhavig bestemmingsplangebied zijn tot op heden geen archeologische resten bekend.
In het plangebied komen zeer hoge, hoge en lage archeologische verwachtingswaarden voor (zie onderstaande figuur 5.5). Op basis van de beleidsadvieskaart is dit vertaald in het volgende beleid:
- Zeer hoge archeologische verwachting: archeologisch onderzoek is verplicht bij plangebieden met een oppervlak gelijk of groter dan 50 m² en bodemingrepen vanaf 0,3 m beneden maaiveld.
- Hoge archeologische verwachting: archeologisch onderzoek is verplicht bij plangebieden met een oppervlak gelijk of groter dan 100 m² en bodemingrepen vanaf 0,3 m beneden maaiveld.
- Lage archeologische verwachting: archeologisch onderzoek is verplicht bij plangebieden met een oppervlak gelijk of groter dan 0,5 ha en bodemingrepen vanaf 0,3 m beneden maaiveld.
Figuur 5.5: Uitsnede van de beleidsadvieskaart, gemeente Zuidplas. Het plangebied is zwart omkaderd.
5.7.2 Conclusie ten aanzien van plan
Voor de verschillende onderzoeksplichten zijn in het bestemmingsplan dubbelbestemmingen opgenomen en in bijbehorende regels is de onderzoeksplicht opgenomen. Er zijn geen beperkingen voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
5.8 Ecologie
Meer en meer wordt onderkend dat goed werkende ecosystemen voor mensen verschillende onmisbare functies hebben. Ter bescherming van deze eigenschappen van de natuurlijke omgeving en vanuit de gedachte dat alle levende wezens een intrinsieke waarde hebben, geldt een drietal landelijke wetten en beleidsplannen: de Flora- en Faunawet, de Natuurbeschermingswet en het Natuurbeleidsplan 1990 (Nota Ruimte met daarin de Ecologische Hoofdstructuur). Daarnaast geldt provinciaal beleid, te weten: Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland en Provinciaal Compensatiebeginsel (Rode lijst).
Bij een ruimtelijke ontwikkeling dient middels een quickscan (combinatie van bureauonderzoek en één veldbezoek) te worden vastgesteld of:
- Er overtreding van de verbodsbepalingen voor beschermde soorten plaatsvindt (toetsing Flora- en faunawet (FF-wet), maar ook Provinciaal compensatiebeleid met betrekking tot biotopen van Rode Lijst soorten);
- Er mogelijke significante gevolgen zijn voor beschermde gebieden (toetsing NB-wet);
- Er wezenlijke waarden en kenmerken voor Ecologische Hoofdstructuur-gebieden aangetast worden.
Indien deze typen effecten niet optreden wordt de ruimtelijke ontwikkeling conform de eerder genoemde regelgeving toelaatbaar geacht.
Indien deze effecten wel optreden gelden verschillende werkwijzen om deze effecten te voorkomen of te beheersen.
5.8.1 Onderzoek
5.8.2 Conclusie ten aanzien van het plan
De ecologische verbindingszone en het EHS-gebied zijn vertaald in de verbeelding. Voor de vaststelling van het bestemmingsplan zijn vanuit ecologie geen planologische bezwaren.
5.9 Milieueffectrapportage
De wet- en regelgeving voor milieueffectrapportage (m.e.r.) is vastgelegd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in de AMvB Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In de Wet milieubeheer zijn vooral de procedurele verplichtingen opgenomen. In Besluit m.e.r. is opgenomen wanneer een m.e.r. verplicht is.
5.9.1 Onderzoek
Een bedrijventerrein kan uiteenlopende bedrijfsmatige activiteiten mogelijk maken, die staan genoemd in kolom 1 van bijlage C en D Besluit m.e.r. Een plan-m.e.r. is verplicht indien het bestemmingsplan kaders stelt voor een m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit. In het Besluit m.e.r. zijn verschillende bedrijfsmatige activiteiten genoemd die m.e.r.-(beoordelings)plichtig zijn. Het gaat om de oprichting, uitbreiding en wijziging van installaties uit kolom 1 van de bijlagen C en D. Een bestemmingsplan dat één of meer van deze activiteiten mogelijk maakt, is volgens kolom 3 van die bijlagen plan-m.e.r.-plichtig. Dit geldt ook bij conserverende bestemmingsplannen. Oprichting, uitbreidingsmogelijkheden, of wijzigingen die volgens het vigerende bestemmingsplan mogelijk maar nog niet gerealiseerd zijn, moeten heroverwogen worden.
Bij het opstellen van de toegesneden Staat van Bedrijfsactiviteiten die onderdeel uitmaakt van dit plan, is aandacht besteed aan welke bedrijvigheid binnen de kaders van het bestemmingsplan Moordrecht Buiten mogelijk wordt gemaakt, bovenop de al gerealiseerde.
5.9.2 Conclusies ten aanzien van plan
De Staat van Bedrijfsactiviteiten is gecheckt met de categorieën in Besluit milieueffectrapportage. Er wordt geen m.e.r.-plichtige bedrijvigheid toegelaten die kan leiden tot m.e.r.-plicht. Er is daarom geen bezwaar vanwege de m.e.r.-plicht om het bestemmingsplan vast te stellen.
5.10 Provinciaal Milieubelang
Provincie Zuid-Holland heeft in de Provinciale Structuurvisie en in de Provinciale Milieuverordening het provinciaal milieubelang beschreven. Ruimtelijke plannen worden doorgaans na publicatie van het ontwerpbesluit aan de Provincie toegestuurd. De Provincie toetst dan of het provinciaal belang in het geding is en of er mogelijk in strijd met het provinciaal belang wordt gehandeld.
5.10.1 Resultaten
Voor de volgende vier thema's is getoetst of bij het voorgenomen bestemmingsplan het provinciaal milieubelang in het geding is.
5.10.2 Conclusie voor het plan
Vanuit het provinciaal milieubelang is er geen bezwaar het bestemmingsplan vast te stellen.
Hoofdstuk 6 Juridische Toelichting
6.1 Regels
De beschrijving en uitwerking van de regels is afgestemd op de Wro. Dit betekent dat enkele regels anders geformuleerd zijn dan tot op heden gebruikelijk was dan wel achterwege blijven omdat hierin op andere wijze wordt voorzien. Zo wordt bijvoorbeeld niet meer gesproken over vrijstellingen of ontheffingen, maar over afwijkingen bij omgevingsvergunning.
De opbouw van het bestemmingsplan isconform de SVBP2008 (standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen). Gesproken wordt in de Wro en het Bro over bestemmingen en regels. De regels in het bestemmingsplan staan in vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgang- en slotregels aan de orde komen.
6.1.1 Inleidende regels
In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Alleen die begripsbepalingen zijn opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Om op een eenduidige manier afstanden en oppervlakten te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.
6.1.2 Bestemmingsregels
Agrarisch
Gebruik
De nog resterende weidegronden tussen de Ringvaart en het Oosteinde hebben de bestemming 'Agrarisch' gekregen. Binnen deze zone is nog één glastuinbouwbedrijf aanwezig, dat specifiek is aangeduid als kwekerij. Hier mogen de gronden gebruikt worden ten behoeve van een volwaardige kwekerij, tuinbouwbedrijf en sierteeltbedrijf voor alle typen glastuinbouwteelt en ondergeschikte productiegebonden detailhandel. De aanwezige bedrijfswoning is specifiek aangeduid. Daarnaast mogen de gronden gebruikt worden ten behoeve van waterhuishoudkundige voorzieningen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, tuin, water en kunstwerken.
Bouwen
Alle gebouwen dienen binnen het opgenomen bouwvlak geplaatst te worden. Het bouwvlak mag volledig bebouwd worden tot een maximale goot- en bouwhoogte zoals weergegeven op de verbeelding. Ook voor de bedrijfswoning met aan-, uit- en aangebouwde bijgebouwen zijn specifieke bouwregels opgenomen.
Het plan voorziet in een afwijkingbevoegdheid, waarmee onder voorwaarden een vergroting van het oppervlak aan vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg is toegestaan.
Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden
Gebruik
De ecologische verbindingszone heeft de bestemming 'Agrarisch met waarden -Natuur- en landschapswaarden' gekregen. Binnen deze bestemming is het beweiden voor dieren, al dan niet in het kader van de agrarische bedrijfsvoering, mogelijk. Daarnaast is het beleid gericht op behoud, herstel en versterking van de aanwezige natuur- en landschapswaarden, zoals de aanwezigheid van weidevogels, waarbij het open veenweidegebied met het karakteristieke slotenpatroon en waardevolle doorzichten behouden dient te worden. Ondergeschikt extensief recreatief medegebruik is toegestaan.
Bouwen
Binnen deze bestemming is uitsluitend het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, tot een maximale bouwhoogte van 2 meter.
Bedrijf
Gebruik
Bedrijventerrein 't Ambacht en de bedrijven langs de Oostpolderweg hebben de bestemming 'Bedrijf' gekregen. Daarbij is een milieuzonering aangebracht, welke recht doet aan de gebruiksrechten uit de nu geldende bestemmingsplannen en het milieukundig onderzoek (hoofdstuk 5). Aan de westzijde van het bedrijventerrein 't Ambacht en nabij het Oosteinde zijn, door de aanwezigheid van woningen, bedrijven met een maximale milieucategorie 2 toegestaan. Meer naar het oosten worden bedrijven mogelijk gemaakt tot ten hoogste milieucategorie 3.2. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', 'bedrijf tot en met categorie 3.1' en 'bedrijf tot en met categorie 3.2' zijn bedrijven toegestaan, welke vermeld staan in de categorieën 1 tot en met 2, respectievelijk 1 tot en met 3.1, respectievelijk 1 tot en met 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Daarnaast zijn een aantal aanwezige bedrijven welke in een hogere categorie vallen dan ter plaatse toegestaan op grond van de zonering, specifiek aangeduid. Hier mag ter plaatse uitsluitend het bestaande of een gelijksoortig bedrijf worden gevestigd, of een bedrijf als passend binnen de zonering.
Tevens zijn een aantal specifieke functies binnen het bedrijventerrein aangeduid, te weten de tandartspraktijk aan het Oosteinde, twee kantoorgebouwen aan de Oostpolderweg, een ondergeschikte horecagelegenheid en het lpg-tankstation op bedrijventerrein 't Ambacht. Bedrijfswoningen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding toegestaan. Nieuwe bedrijfswoningen worden niet mogelijk gemaakt. Het plan voorziet in een drietal afwijkingbevoegdheden, waarmee onder voorwaarden afgeweken kan worden van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en waarmee onder voorwaarden webshops en perifere detailhandel mogelijk gemaakt worden. Daarnaast mogen de gronden gebruikt worden ten behoeve van tuinen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, water, kunstwerken en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Bouwen
Gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken opgericht worden. Op de verbeelding is het maximale bebouwingspercentage opgenomen. Daarbij is aangesloten bij de bestaande rechten. Voor het overgrote deel van het bedrijventerrein betekent dit dat maximaal 70% van het perceel bebouwd mag worden. Op de verbeelding is tevens de maximaal toegestane bouwhoogte opgenomen. Op het oudere gedeelte van bedrijventerrein 't Ambacht en op het bedrijfsterrein aan de Oostpolderweg mag de bebouwing maximaal 8,5 meter hoog zijn. Voor het nieuwere deel van bedrijventerrein 't Ambacht geldt een maximale bouwhoogte van 10 meter, met op enkele plekken hoogteaccenten tot 12 meter. Deze hoogteaccenten dragen bij aan het representatieve karakter van het terrein. Voor de bedrijfswoningen met aan-, uit- en (vrijstaande) bijgebouwen zijn specifieke bouwregels opgenomen.
Gemengd
Gebruik
Voor het perceel Oosteinde 19 is de bestemming 'Gemengd' opgenomen. Conform geldende rechten zijn hier bedrijven tot een maximale milieucategorie 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan, alsmede de uitoefening van agrarische bedrijfsdoeleinden. Wonen is slechts toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wonen'. Daarnaast mogen de gronden gebruikt worden ten behoeve van tuinen, waterhuishoudkundige voorzieningen, water, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, ondergeschikte opslag en kunstwerken.
Bouwen
Gebouwen en overkappingen mogen binnen deze bestemming uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht. Op de verbeelding is de maximale goot- en bouwhoogte weergegeven. In de regels zijn daarnaast maatvoeringsbepalingen voor de woning en de bijbehorende aan-, uit- en bijgebouwen opgenomen.
Groen
Gebruik
De gronden met de bestemming 'Groen' zijn bestemd voor groenvoorzieningen. Daarnaast mogen de gronden gebruikt worden ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzamelpunten, fiets- en voetpaden, voorzieningen van openbaar nut, parkeervoorzieningen, waterlopen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen, objecten van beeldende kunst, speelvoorzieningen en kunstwerken. De zendmast op bedrijventerrein 't Ambacht is specifiek aangeduid binnen deze bestemming.
Bouwen
Op of in de gronden mogen gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming. Daarnaast zijn kleinschalige bijgebouwen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', behorende bij de woonschepen in de Ringvaart. De gezamenlijke oppervlakte van deze bijgebouwen mag per woonschip niet meer bedragen dan 12 m2.
Horeca
Gebruik
Voor eetcafé East End, bij recreatiepark Klein Moordrecht, is de bestemming 'Horeca' opgenomen. Naast de horecavoorziening zijn deze gronden bestemd voor onder meer tuinen en niet-overdekte terrassen.
Bouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak gesitueerd worden. De bestaande bebouwing is vastgelegd middels maatvoeringsaanduidingen op de verbeelding.
Maatschappelijk
Gebruik
De Rooms-Katholieke kerk en het naastgelegen activiteitencentrum De Schakel hebben de bestemming 'Maatschappelijk' gekregen. Binnen deze bestemming is maatschappelijke dienstverlening, waaronder religieuze en sociale dienstverlening mogelijk, alsmede ondergeschikte horeca toegestaan. De begraafplaats bij de kerk is van een specifieke aanduiding voorzien.Daarnaast mogen de gronden gebruikt worden voor tuinen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, speelvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en kunstwerken.
Bouwen
Binnen deze bestemming mogen gebouwen en overkappingen uitsluitend binnen het bouwvlak gesitueerd worden, met inachtneming van de maatvoeringsbepalingen zoals opgenomen op de verbeelding en in de regels. Buiten het bouwvlak mag tot 50 m2 aan gebouwen en overkappingen worden gerealiseerd, met voor gebouwen een goot- en bouwhoogte van 3 meter respectievelijk 5 meter en voor overkappingen een bouwhoogte van 3 meter. Er is daarnaast een afwijkingbevoegdheid opgenomen voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak, mits ten hoogste 5% van de gronden buiten het bouwvlak wordt bebouwd.
Recreatie
Gebruik
De recreatieparken IJsseldreef, De Poldertuin, Klein Moordrecht en 't Vissertje hebben de bestemming 'Recreatie' gekregen. Binnen deze bestemming is verblijfsrecreatie in recreatiewoningen en kampeermiddelen mogelijk, waarbij het maximum aantal recreatiewoningen en jaarstandplaatsen voor kampeermiddelen per beheerseenheid (park) op de verbeelding is aangegeven middels de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoonverblijven' respectievelijk 'maximum aantal jaarstandplaatsen'. Tevens zijn binnen de bestemming detailhandel in dagelijkse ge- en verbruiksvoorwerpen ten behoeve van de recreanten en hun bezoekers toegestaan, kantoor en opslag ten behoeve van de recreatieve functie alsmede een ondergeschikte horecavoorziening ter plaatse van de aanduiding 'horeca'. Permanente bewoning van recreatiewoningen en kampeermiddelen is niet toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - appartementen' zijn maximaal 9 appartementen toegestaan. Bedrijfswoningen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding toegestaan. Parkeren ten dienste van de bestemming dient binnen het bestemmingsvlak 'Recreatie' te worden gerealiseerd. Daarnaast mogen de gronden gebruikt worden voor terrassen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, water, groenvoorzieningen, parkeerterrein, speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erfafscheidingen, brandgangen, in- en uitritten.
Bouwen
Recreatiewoningen mogen een maximum oppervlakte hebben van 65 m2 inclusief aan- en uitbouwen, tenzij de bestaande recreatiewoning reeds groter is. Recreatiewoningen dienen op een onderlinge afstand van ten minste 5 meter gebouwd te worden. Voor kampeermiddelen en voor appartementen geldt dat deze een oppervlakte mogen hebben van ten hoogste 35 m2. Bij de recreatiewoningen en kampeermiddelen mogen vrijstaande bijgebouwen met een maximum oppervlakte van 9 m2 worden gerealiseerd. Een kampeermiddel kan worden vervangen door een recreatiewoning, mits hierdoor het totaal aan recreatiewoningen en kampeermiddelen per beheerseenheid niet wordt vergroot.
Sport – Golfbaan
Gebruik
Het Moordrechtse deel van het golfterrein IJsselweide is bestemd tot 'Sport -Golfbaan'. Binnen deze bestemming is naast gebruik als golfterrein het behoud van de aan het gebied eigen landschappelijke elementen waaronder beplanting, sloten en de kavelstructuur van belang. Tevens zijn fiets- en voetpaden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en kunstwerken toegestaan.
Bouwen
Op of in de tot 'Sport – Golfbaan' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming.
Tuin
Gebruik
De gronden voor de voorgevels van de woningen hebben de bestemming 'Tuin' gekregen. Deze gronden mogen gebruikt worden als tuin, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, toegangspaden en in- en uitritten en parkeervoorzieningen.
Bouwen
Op of in de gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming. Voor wat betreft bebouwing zijn erkers toegestaan over een breedte van maximaal 50% van de voorgevel en/of de zijgevel. De bouwhoogte van deze erker bedraagt de hoogte van de eerste volledige bouwlaag vermeerderd met 0,25 meter, met een maximum van 4 m. De diepte van een aan- en/of uitbouw bedraagt maximaal 25% van de diepte van de gronden met de bestemming 'Tuin', met een maximum van 1 meter.
Verkeer
Gebruik
Alle wegen en straten binnen het plangebied hebben de bestemming 'Verkeer'. Ook het gebruik ten behoeve van fiets- en voetpaden, groenvoorzieningen, ongebouwde parkeervoorzieningen, voorzieningen van openbaar nut, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, straatmeubilair en kunstwerken is toegestaan. Het vrachtwagenparkeerterrein op bedrijventerrein 't Ambacht is binnen deze bestemming specifiek aangeduid, evenals de ernaast gelegen jongerenontmoetingsplek.
Bouwen
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. In de regels zijn hiervoor diverse maatvoeringen opgenomen. De maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is per type bouwwerk gespecificeerd in de regels.
Water
Gebruik
Alle waterlopen en -partijen, waaronder de Hollandsche IJssel en de Ringvaart, hebben de bestemming 'Water' gekregen. Binnen deze bestemming zijn watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen toegestaan, alsmede voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging, bermen en groenvoorzieningen, extensief recreatief medegebruik en kunstwerken, waaronder bruggen. De ligplaatsen voor woonschepen in de Ringvaart zijn specifiek aangeduid. Woonschepen mogen een maximale bouwhoogte hebben van 3,5 meter, waarbij deze maximale hoogte over ten hoogste eenderde van de lengte van een woonschip 6,5 meter mag bedragen.
Bouwen
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. De maximale bouwhoogte van deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is per type bouwwerk gespecificeerd in de regels.
Wonen
Gebruik
De zelfstandige woningen langs het Oosteinde hebben in het bestemmingsplan de bestemming 'Wonen' gekregen. Naast wonen mogen deze gronden ook gebruikt worden voor aan-huis-verbonden beroepen, tuinen, aan-, uit- en (vrijstaande) bijgebouwen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, speelvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Het plan voorziet in afwijkingsbevoegdheden om onder voorwaarden ook aan-huis-verbonden bedrijven, mantelzorg en webwinkels toe te staan.
Bouwen
Binnen deze bestemming dienen de hoofdgebouwen binnen de aangegeven bouwvlakken gerealiseerd te worden. Aan-, uit- en bijgebouwen mogen ook buiten de bouwvlakken opgericht worden, mits ze voldoen aan de opgenomen regeling qua oppervlakte, hoogtes en afstand tot de voorgevelrooilijn. Het plan voorziet in een afwijkingsbevoegdheid om ten behoeve van mantelzorg onder voorwaarden extra vrijstaande bijgebouwen mogelijk te maken.
Leiding – Brandstof
De 12” brandstofleiding van het depot in Pernis naar Klaphek (bij Nieuwegein), die het plangebied doorkruist even ten zuidwesten van de recreatieparken, heeft de dubbelbestemming 'Leiding - Brandstof' gekregen. Deze dubbelbestemming is gelegd op een zone van 5 meter aan weerszijden van de leiding. Binnen deze zone is een beschermingsregime van toepassing. Er mag in beginsel geen bebouwing worden opgericht, anders dan bouwwerken, geen gebouw zijnde welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen met een maximale hoogte van 3 meter. Daarnaast is er voor grondwerkzaamheden een omgevingsvergunning (aanlegvergunning) vereist, waarbij de leidingbeheerder een adviserende rol heeft.
Leiding - Water
Het plangebied wordt doorkruisd door een drinkwatertransportleiding met een doorsnede van 400 mm, welke de dubbelbestemming 'Leiding - Water' heeft gekregen. Deze dubbelbestemming is gelegd op een zone van 2,5 meter aan weerszijden van de leiding. Binnen deze zone is een beschermingsregime van toepassing. Er mag in beginsel geen bebouwing worden opgericht, anders dan bouwwerken, geen gebouw zijnde welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen met een maximale hoogte van 3 meter. Daarnaast is er voor grondwerkzaamheden een omgevingsvergunning (aanlegvergunning) vereist, waarbij de leidingbeheerder een adviserende rol heeft.
Waarde – Archeologie
Uit de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart blijkt dat delen van het plangebied een hoge of een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde hebben. Bouwactiviteiten kunnen die waarden verstoren, zodat deze activiteiten niet zonder meer zijn toegestaan in deze gebieden. Bescherming van deze mogelijk aanwezige waarden vindt plaats door middel van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie- 1' (lage verwachtingswaarde), 'Waarde - Archeologie - 2' (middelhoge verwachtingswaarde) en 'Waarde - Archeologie - 3' (zeer hoge verwachtingswaarde).
In de gebieden waar de archeologische waarde wordt verwacht, is een beschermingsregime van toepassing. Indien bebouwing wordt gerealiseerd waarbij de diepte van het regime en de oppervlakte van het regime niet worden overschreden, kan de bebouwing zonder voorwaarden plaatsvinden. Indien er sprake is van overschrijding van de in het regime vastgelegde maximale diepte en maximale oppervlakte, zal er een omgevingsvergunning (aanlegvergunning) verkregen moeten zijn. Aan deze vergunning kunnen voorwaarden gesteld worden, zoals het treffen van technische maatregelen, het verplichten tot het doen van opgravingen of het instellen van begeleiding door een deskundige.
Waarde – Landschap
De dubbelbestemming 'Waarde - Landschap' is bedoeld ter bescherming en behoud van de aan de Hollandsche IJssel gebonden landschapswaarden. Deze bestemming ligt over de bestemmingen 'Tuin', 'Groen' en 'Verkeer' en voorkomt dat hier enige bebouwing is toegestaan, al kan hiervan in bepaalde situaties en na verkregen advies worden afgeweken.
Waterstaat - Waterkering
De dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' is bedoeld ter bescherming van de waterkerende functie van de dijk. De bestemming bepaalt dat alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen kan worden verleend, door burgemeester en wethouders een schriftelijk advies moet zijn ingewonnen bij de beheerder van de waterloop en de waterkering omtrent de aanvaardbaarheid van de werken en/of werkzaamheden.
Waterstaat - Waterlopen
De dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen' is bedoeld voor de bescherming, het beheer en het onderhoud van de in het gebied gelegen hoofdwatergangen met de daarbij behorende oevers. De bestemming bepaalt dat alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen kan worden verleend, door burgemeester en wethouders een schriftelijk advies moet zijn ingewonnen bij de beheerder van de waterloop en de waterkering omtrent de aanvaardbaarheid van de werken en/of werkzaamheden.
6.1.3 Algemene regels
Antidubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meegeteld mag worden bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels
In de algemene bouwregels zijn algemene bepalingen opgenomen ten aanzien van (beperkte) overschrijdingen van bouwgrenzen en toegelaten bouwwerken met afwijkende maten. Daarnaast is de Bouwverordening deels buiten toepassing verklaard.
Algemene gebruiksregels
In dit artikel is een verbodsbepaling opgenomen voor strijdig gebruik.
Algemene aanduidingsregels
In dit artikel zijn regels opgenomen ten aanzien van de gebieden gelegen binnen de aanduidingen 'geluidszone – industrie' en 'veiligheidszone – lpg'. Binnen de geluidszone, ten gevolge van bedrijventerrein Middelblok, zijn geen nieuwe geluidsgevoelige functies toegestaan. Binnen de veiligheidszone van de lpg inrichting op bedrijventerrein 't Ambacht mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, waaronder ook kantoren groter dan 1500 m2 worden gerekend.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij omgevingsvergunning af te wijken van de regels ten behoeve van maximum toegestane maten, percentages en oppervlaktes. De criteria voor toepassing van deze afwijking zijn hierin tevens opgenomen.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor beperkte overschrijdingen of verschuivingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van (technisch) betere realisatie van projecten of correctie van afwijkingen.
Overige regels
In dit artikel zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van ondergronds bouwen en het uitvoeren van ondergrondse werken.
6.1.4 Overgangs- en slotregels
Overgangsregels
In dit artikel wordt inhoud gegeven aan het overgangsrecht betreffende bouwwerken en het gebruik, met de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
Slotregel
Als laatste is de slotregel opgenomen, welke de titel van het plan bevat.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de financiële haalbaarheid van het plan aangetoond te worden. Dit om te voorkomen dat recht gaat gelden dat niet realistisch blijkt te zijn. Op grond van artikel 6.12, lid 1 Wro moet voor een bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld indien er sprake is van een 'bouwplan'. Artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschrijft wat een 'bouwplan' is. De raad kan bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, wanneer:
- het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is (art. 6.12 Wro);
- er geen kosten te verhalen zijn (art 6.2.1a Bro).
De 'Grex-wet' is erop gericht dat de overheid kosten kan verhalen die gemaakt worden naar aanleiding van een bouwplan. Indien er geen kosten gemaakt worden, hoeven deze ook niet verhaald te worden.
Voorliggend bestemmingsplan is conserverend van karakter. Er worden ten opzichte van de vigerende plannen die zijn samengevoegd tot onderhavig plan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er bestaat op basis van het bovenstaande geen aanleiding tot kostenverhaal middels een exploitatieplan. Het vaststellen van een exploitatieplan is dan ook niet nodig. Derhalve wordt gesteld dat het voorliggende plan financieel-economisch haalbaar en uitvoerbaar is.
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.2.1 Inspraak en vooroverleg
Per 1 juli 2005 is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (UOV) in werking getreden. Artikel 6a Wro is daarmee vervallen en daarmee ook de inspraakverplichting. Dat betekent dat ruimtelijke plannen (o.a. bestemmingsplannen) worden voorbereid met toepassing van de UOV (Awb). Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.
De inspraakverordening van de gemeente Zuidplas geeft aan dat het college besluit of er inspraak verleend wordt bij bestemmingsplannen. Het college van de gemeente Zuidplas heeft besloten om het voorontwerp bestemmingsplan niet ter inzage te leggen voor inspraak. Hier is voor gekozen omdat sprake is van een conserverend plan waarin geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Wel is er een informele inloopavond gehouden. Deze avond heeft plaatsgevonden op woensdag 30 januari 2013. Tijdens deze avond is een ieder in de gelegenheid gesteld om kennis te nemen van de inhoud van het voorontwerp bestemmingsplan danwel vragen te stellen en op- en aanmerkingen te maken.
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerp bestemmingsplan toegezonden aan de overlegpartners. De resultaten van de reacties van de overlegpartners (HHSK en Rijkswaterstaat) zijn in het ontwerpbestemmingsplan verwoord.
7.2.2 Ontwerp terinzagelegging
Het ontwerpbestemmingsplan 'Moordrecht-Buiten' is overeenkomstig artikel 3.8 Wro vanaf 21 februari 2013 tot en met 3 april 2013 gedurende zes weken ter inzage gelegd ten behoeve van het indienen van zienswijzen. In deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om mondeling of schriftelijk te reageren op de inhoud van het ontwerpbestemmingsplan.
Gedurende de periode van ter inzage legging zijn drie zienswijzen ontvangen. De inhoud van de zienswijzen, de reactie van de gemeente op deze zienswijzen en de (ambtshalve) wijzigingen zijn samengevat in de 'Nota van beantwoording en wijzigingzienswijzen “Moordrecht Buiten”'. Deze nota is als bijlage bij deze toelichting toegevoegd.