KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Gemengd
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Maatschappelijk
Artikel 8 Tuin
Artikel 9 Verkeer
Artikel 10 Verkeer - Verblijf
Artikel 11 Water
Artikel 12 Wonen
Artikel 13 Waarde - Archeologie - 1
Artikel 14 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 15 Waterstaat - Waterkering
Artikel 16 Leiding - Riool
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 17 Antidubbeltelregel
Artikel 18 Algemene Bouwregels
Artikel 19 Algemene Gebruiksregels
Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 22 Overige Regels
Artikel 23 Werking Wettelijke Regelingen
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht
Artikel 25 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Doel
1.2 Gekozen Planopzet
1.3 Ligging En Begrenzing
1.4 Vigerende Plannen
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis En Ruimtelijke Karakteristiek
2.2 Functionele Analyse
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Water
Hoofdstuk 5 Milieu
5.1 Milieukundige Onderbouwing
5.2 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 6 Juridische Toelichting
6.1 Algemeen
6.2 Inleidende Regels
6.3 De Bestemmingen
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
7.1 Financiële Haalbaarheid
7.2 Plangebied
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Overleg 3.1.1. Bro
8.2 Inspraak
8.3 Zienswijzen En Vooroverleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Bijlage 1 Horeca Categorieën Horecabeleid Zuidplas
Bijlage 2 Standaard Svb
Bijlage 1 Milieukundige Onderbouwing
Bijlage 2 Advies Veiligheidsregio
Bijlage 3 Nota Zienswijzen

Moordrecht Oost

Bestemmingsplan - Gemeente Zuidplas

Vastgesteld op 14-05-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Moordrecht Oost 2013 van de gemeente Zuidplas.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1892.BpMoordrechtoost- met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 verbeelding:

de plankaart van het bestemmingsplan 'Moordrecht Oost 2013'.

1.4 aanbouw:

een uitbreiding van het hoofdgebouw waarbij een andere ruimte wordt gecreëerd of een bestaande ruimte wordt vergroot en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 aan-huis-verbonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, alsmede kappers, schoonheidssalons, hondentrimsalons en pedicures die door hun beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten.

1.8 aan-huis-verbonden beroep:

het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch gebied, die door hun beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten.

1.9 achtergevel:

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.

1.10 achtergevelbouwgrens:

de op de plankaart als zodanig aangegeven lijn aan de van de weg gekeerde zijde van het perceel, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.11 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren, waarbij de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengingsvermogen van de grond, onder andere nader te onderscheiden in:

  1. a. akkerbouw en tuinbouw op open grond: de teelt van gewassen op open grond, al dan niet onder plat glas, daaronder niet begrepen bosbouw en sier- en fruitteelt;
  2. b. veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
  3. c. sierteelt: de teelt van siergewassen al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de verhandeling van boomkwekerijgewassen en vaste planten;
  4. d. glastuinbouw: de teelt van tuinbouwgewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  5. e. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  6. f. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  7. g. bollenteelt: de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van bolbloemen;
  8. h. bosbouw: de teelt van bomen vanwege de houtproductie;
  9. i. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  10. j. boomkwekerij: de teelt van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
  11. k. paardenfokkerij: het houden van paarden gericht op productie en verkoop.

1.12 agrarisch deskundige:

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van land- en tuinbouw.

1.13 antenne-installatie:

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.14 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.15 archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.16 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.17 bebouwingspercentage:

  1. a. indien het percentage een bestemmingsvlak betreft:
    1. 1. de verhouding tussen de oppervlakte van het te bebouwen terreingedeelte en de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak;
  2. b. indien het percentage een bouwperceel betreft:
    1. 1. een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
    2. 2. dit percentage wordt slechts berekend over het gedeelte van het bestemmingsvlak of het bouwperceel, waarbinnen de bouwwerken mogen worden gebouwd.

1.18 bed & breakfast:

een horecagelegenheid ondergeschikt aan een woning die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is.

1.19 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of bij een terrein, slechts bestemd voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is.

1.20 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.21 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 bijgebouw:

een vrijstaand gebouw dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw.

1.23 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.24 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.25 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.26 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.27 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.28 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.29 café-restaurant:

een bedrijf, waar dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, één en ander niet in combinatie met een vermaakfunctie.

1.30 carport:

een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit maximaal 3 gesloten wanden, bestemd om te dienen als overdekte stalling voor motorrijtuigen op meer dan twee wielen en toegankelijk vanaf de openbare weg.

1.31 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie ten minste 0,3 m1 onder de noklijn is gelegen, de onderzijde van de constructie ten minste 0,3 m1 boven de dakgoot in het dakvlak is geplaatst en de zijkant ten minste 0,3 m1 van de zijkant van het dakvlak is gesitueerd.

1.32 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.33 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek dat al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen.

1.34 erf:

de grond deel uitmakende van een bouwperceel behorende bij een hoofdgebouw.

1.35 erker:

een uitbouw in één bouwlaag aan de voor- en/of zijgevel van een woning.

1.36 extensieve recreatie:

die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.

1.37 garagebox:

een gebouw dat blijkens zijn aard kennelijk is bestemd voor het stallen van een motorvoertuig.

1.38 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.39 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.40 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.41 horeca(bedrijf):

een horeca-inrichting als bedoeld in de bij dit bestemmingsplan behorende lijst van horeca-categorieën (bijlage 1)

1.42 inwoning:

het bewonen van een niet zelfstandige woonruimte die deel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen.

1.43 kantoor:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek.

1.44 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°.

1.45 kelder:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de onderkant niet boven peil is gelegen.

1.46 kunstwerk:

bouwwerken ten behoeve van weg- en waterbouw.

1.47 maatschappelijke dienstverlening:

het verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze en administratieve sfeer en andere vormen van dienstverlening, die een min of meer openbaar karakter hebben, met uitzondering van een seksinrichting.

1.48 mantelzorg:

het bieden van zorg aan een persoon die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband en commercieel verband.

1.49 natuurwaarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige geologische, bodemkundige, ecologische en biologische elementen.

1.50 ondersteunende horeca:

horecavoorzieningen binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren.

1.51 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-. water-, elektriciteits- en communicatievoorzieningen.

1.52 overkapping:

een bouwwerk met een open constructie met maximaal één gesloten wand.

1.53 peil:

  1. a. voor hoofdgebouwen: het bouwkundig peil dat maximaal 0,1 m1 boven of onder de wegkruin van de voorliggende weg ligt;
  2. b. voor bouwwerken op gronden met bestemming 'Verkeer - rail', met uitzondering van viaducten en duikers: de hoogte van de spoorstaaf;
  3. c. voor bouwwerken op het perron: de hoogte van het perron;
  4. d. voor aan - en uitbouwen: de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van het hoofdgebouw;
  5. e. in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
  6. f. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil.

1.54 recreatie:

alle vormen van dagrecreatie en verblijfsrecreatie.

1.55 recreatief medegebruik:

vormen van recreatie (zoals wandelen en fietsen) waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, doch in hoofdzaak kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn.

1.56 recreatiewoning:

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet, geen caravan, geen caravanbouwwerk of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond.

1.57 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.58 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.59 stacaravan:

een caravan die als een gebouw valt aan te merken.

1.60 standplaats:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen en/of kampeermiddel, waarop voorzieningen aanwezig zijn, die op het leidingnet van de nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten, kunnen worden aangesloten.

1.61 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.62 verkoop streekeigen producten:

het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak van een agrarische bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf/ in de regio zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf/ in de regio zijn verwerkt of bewerkt.

1.63 voorgevel:

de gevel van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.64 voorgevelbouwgrens:

de op de plankaart als zodanig aangegeven lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.65 voorgevellijn:

de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen; bij een hoekperceel wordt de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel, die naar de weg of openbaar groen is gekeerd ook beschouwd als voorgevellijn.

1.66 voorziening van openbaar nut:

voorziening ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.67 webwinkel:

een vorm van detailhandel waarbij goederen via internet verkocht worden, waarbij de goederen elders worden bezorgd en er geen sprake is van voor publiek toegankelijke winkelruimte, baliefunctie of showroom.

1.68 winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.

1.69 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.

1.70 woonschip:

elk vaartuig of drijvend voorwerp dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf.

1.71 woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.72 zijgevel:

een gevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw die voor- en achtergevel met elkaar verbindt.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 bebouwingspercentage

het deel van het bouwblok uitgedrukt in procenten dat gebouwd mag worden;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer (exclusief isolatiemateriaal), de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.7 de breedte van een gebouw:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bestaande agrarische (grondgebonden) bedrijven c.q. de uitoefening van bestaande agrarische (grondgebonden) bedrijfsactiviteiten;
  2. b. ondergeschikte verkoop van bedrijfsgebonden producten;
  3. c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning.

met de daarbij behorende:

  1. d. tuinen;
  2. e. parkeervoorzieningen;
  3. f. fiets- en voetpaden;
  4. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. h. kunstwerken.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 19 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. het stallen en/of plaatsen en/of geplaatst hebben van stacaravans en recreatiewoningen;
  2. b. wonen in vrijstaande bijgebouwen;
  3. c. seksinrichtingen;
  4. d. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  5. e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  6. f. het in gebruik hebben of geven van bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning als logies voor tijdelijke werkkrachten of recreanten.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' uitsluitend een nutsvoorziening.

met de daarbij behorende:

  1. b. tuinen;
  2. c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  3. d. parkeervoorzieningen;
  4. e. fiets- en voetpaden;
  5. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. g. kunstwerken.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 19 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. een geluidszoneringsplichtig bedrijf;
  2. b. wonen in vrijstaande bijgebouwen;
  3. c. seksinrichtingen;
  4. d. zelfstandige kantoren;
  5. e. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  6. f. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Gemengd

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. kantoren;
  3. c. maatschappelijke dienstverlening;
  4. d. detailhandel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  5. e. wonen;
  6. f. aan-huis-verbonden beroepen tot maximaal 30% van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en bouwwerken met een maximum van 50 m²;
  7. g. kleinschalige ondersteunende horeca met een maximale horecacategorie 2 (zoals opgenomen in bijlage 1) is toegestaan;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' is een volwaardige horecagelegenheid met een maximale horecacategorie 2 (zoals opgenomen in bijlage 1) toegestaan;

met de daarbij behorende:

  1. i. tuinen;
  2. j. aan- en uitbouwen en bijgebouwen
  3. k. parkeervoorzieningen;
  4. l. fiets- en voetpaden;
  5. m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. n. kunstwerken.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.3, onder b, voor het overschrijden van het maximaal toegestane oppervlak aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen , ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

  1. a. het college tevens afwijkt van het bestemmingsplan, zoals bedoeld in lid 5.5.2;
  2. b. er geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt;
  3. c. de bedrijfsvoering van nabijgelegen bedrijven niet wordt beperkt;
  4. d. per woning maximaal één ontheffing ten behoeve van inwoning voor mantelzorg wordt verleend.

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. (ondergrondse) afvalinzamelpunten;

met de daarbij behorende:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. voorzieningen van openbaar nut;
  4. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. g. objecten van beeldende kunst;
  6. h. speelvoorzieningen;
  7. i. kunstwerken.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

In afwijking van het bepaalde in lid 6.2.2 mogen per woonschepenplaats bergingen worden gebouwd binnen deze bestemming voor zover grenzend aan de bestemming 'Water' ter hoogte van de aanduiding 'woonschepenligplaats' met dien verstande dat:

  1. a. de gezamenlijke oppervlakte van de bergingen maximaal 12 m2 mag bedragen;
  2. b. de bouwhoogte van een berging maximaal 2,5 m mag bedragen.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 19, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. een jongerenontmoetingsplaats.

Artikel 7 Maatschappelijk

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke dienstverlening;
  2. b. woonzorgcentrum ;
  3. c. ondersteunende horeca;

met de daarbij behorende:

  1. d. tuinen;
  2. e. parkeervoorzieningen;
  3. f. fiets- en voetpaden;
  4. g. speeltoestellen;
  5. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. i. kunstwerken.

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 19, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. seksinrichtingen;
  2. b. jeugd-/kinder-/buitenschoolse opvang, anders dan bedoeld in lid 7.1;
  3. c. zelfstandige horeca;
  4. d. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  5. e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

7.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden die zijn voorzien van de aanduiding 'Wro-zone – wijzigingsgebied' te wijzigen in de bestemmingen 'Tuin' en 'Wonen' zoals genoemd in de artikelen 8 en 12 met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. het aantal woningen bedraagt ten hoogste 12;
  2. b. de bestaande goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet worden gewijzigd;
  3. c. in de uit de wijziging voortkomende extra behoefte aan parkeergelegenheid dient te worden voorzien;
  4. d. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden en bedrijfsactiviteiten van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  5. e. uit bodemonderzoek moet blijken dat de grond geschikt is voor de functie wonen;
  6. f. uit ecologisch onderzoek (quickscan) moet blijken dat voldaan wordt aan de Flora- en faunawet.

Artikel 8 Tuin

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw;
  2. b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. c. toegangspaden en in- en uitritten;
  4. d. parkeervoorzieningen.

8.2 Bouwregels

Artikel 9 Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;

met de daarbij behorende:

  1. b. ongebouwde parkeervoorzieningen;
  2. c. voet- en fietspaden;
  3. d. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  4. e. tuinen;
  5. f. voorzieningen van openbaar nut;
  6. g. straatmeubilair;
  7. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. i. kunstwerken.

9.2 Bouwregels

9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 19, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. reclame-uitingen.

Artikel 10 Verkeer - Verblijf

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
  2. b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garage' is een garagebox toegestaan;

en de daarbij behorende:

  1. c. voet- en fietspaden;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. groenvoorzieningen;
  4. f. speelvoorzieningen;
  5. g. voorzieningen van openbaar nut;
  6. h. straatmeubilair;
  7. i. (ondergrondse) afvalinzamelpunten;
  8. j. terrassen);
  9. k. standplaatsen;
  10. l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  11. m. objecten van beeldende kunst;
  12. n. kunstwerken.

10.2 Bouwregels

10.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 19, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. opslag van gevaarlijke stoffen/materialen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), waaronder begrepen consumentenvuurwerk.

Artikel 11 Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  2. b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;
  3. c. bermen en groenvoorzieningen;
  4. d. extensief recreatief medegebruik;
  5. e. kunstwerken;
  6. f. ter plaatse van de Hollandsche IJssel voor de afvoer en berging van water, ijs en sediment en voor scheepvaartverkeer;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' is een woonschepenligplaats toegestaan;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan', is recreatief gebruik toegestaan.

11.2 Bouwregels

11.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 19, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. woonschepen en drijvende woningen als ligplaats, anders dan bedoeld in lid 11.1, onder g.

11.4 Afwijken van de gebruiksregels

In afwijking van het bepaalde in lid 11.3 onder c mogen woonschepen uitsluitend afgemeerd worden ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' met dien verstande dat:

  1. a. per ligplaats ten hoogste één woonschip mag worden afgemeerd;
  2. b. de hoogte van een woonschip maximaal 3,5 m mag bedragen, terwijl de hoogte over ten hoogste een derde van de lengte van een woonschip maximaal 6,5 m mag bedragen.

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. aan-huis-verbonden beroepen tot maximaal 30% van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van 50 m²;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' is een woonwagenstandplaats toegestaan;

met de daarbij behorende:

  1. d. tuinen;
  2. e. parkeervoorzieningen;
  3. f. fiets- en voetpaden;
  4. g. speeltoestellen;
  5. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. i. kunstwerken.

12.2 Bouwregels

12.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in 19, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. het wonen in vrijstaande bijgebouwen;
  2. b. horeca;
  3. c. webwinkel;
  4. d. seksinrichtingen;
  5. e. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  6. f. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

12.4 Afwijken van de gebruiksregels

12.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding als bedoeld in lid 12.1, onder c, van de verbeelding te verwijderen, indien de activiteit ter plaatse gedurende een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.

Artikel 13 Waarde - Archeologie - 1

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  2. b. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

13.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro, artikel 3.6), de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 1' op één of meerdere locaties te wijzigen door het verwijderen van deze dubbelbestemming ter plaatse indien:

  1. a. uit archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse géén archeologische waarden aanwezig zijn en de gronden daarom géén bescherming behoeven;
  2. b. de archeologische waarden in voldoende mate zijn opgegraven en/of gedocumenteerd.

Artikel 14 Waarde - Archeologie - 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  2. b. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

14.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro, artikel 3.6), de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2' op één of meerdere locaties te wijzigen door het verwijderen van deze dubbelbestemming ter plaatse indien:

  1. a. uit archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse géén archeologische waarden aanwezig zijn en de gronden daarom géén bescherming behoeven;
  2. b. de archeologische waarden in voldoende mate zijn opgegraven en/of gedocumenteerd.

Artikel 15 Waterstaat - Waterkering

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. waterkeringen;
  2. b. waterstaatkundige voorzieningen;
  3. c. het onderhoud en instandhouding van dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering;
  4. d. watersystemen als fysiek systeem van waterlopen en andere met de waterhuishouding samenhangende voorzieningen.

15.2 Regels vanwege samenvallende bestemmingen

Waar een basisbestemming samenvalt met een dubbelbestemming, zoals aangegeven, geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn uitsluitend van toepassing/toelaatbaar voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming en het voor zover zulks, gehoord de beheerder van de waterkering, verenigbaar is met het belang van de waterkering/het waterstaatsbelang.

15.3 Bouwregels

15.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.3.1 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
  2. b. het waterstaatsbelang niet onevenredig wordt geschaad;
  3. c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.

15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Leiding - Riool

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een rioolleiding met een diameter van ten hoogste 35,5 cm.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 16.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 16.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 17 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 18 Algemene Bouwregels

18.1 Algemene bouwregels

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2, van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  2. b. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  3. c. de ruimte tussen bouwwerken.

18.2 Toegestane overschrijding

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt.

18.3 Toelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in het voorgaande lid van dit artikel uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 19 Algemene Gebruiksregels

19.1 Algemene gebruiksregels

Het is verboden de in de artikelen 3 tot en met 15 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de doeleinden.

19.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bouwgrenzen met maximaal 3 m1, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  3. c. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m1;
  4. d. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 50 m1;

mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), ten aanzien van het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 3 m1 mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding.
  2. b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels te wijzigen, ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van bedrijven, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten ten aanzien van de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 22 Overige Regels

22.1 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  1. a. bestaande ondergrondse bouwwerken zijn toegestaan;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a, zijn nieuwe afvalinzamelpunten en randvoorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding buiten bouwvlakken toegestaan binnen de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer - Verblijf';
  3. c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m¹ onder peil, met dien verstande dat een randvoorziening ten behoeve van de waterhuishouding (bergbassins) tot maximaal 6 m¹ onder peil gebouwd mag worden;
  4. d. bij het berekenen van de bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen voor zover deze buiten de buitenwerkse gevelvlakken van een bovengronds gebouw gelegen zijn.

22.2 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

22.3 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.1, voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m¹ onder peil onder de voorwaarde dat:

  1. a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  2. b. positief advies is ontvangen van de waterbeheerder;
  3. c. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

Artikel 23 Werking Wettelijke Regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.

24.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 24.1 met maximaal 10%.

24.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 24.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvóór geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

24.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

24.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 24.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

24.6 Afwijking

Indien het gebruik, bedoeld in lid 24.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

24.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in lid 24.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Moordrecht Oost 2013.

Hoofdstuk 1 Inleiding

De gemeente Zuidplas is bezig met het actualiseren van bestemmingsplannen voor haar grondgebied. Met de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008, dienen alle gemeenten te beschikken over actuele bestemmingsplannen voor het gehele grondgebied. Een actueel bestemmingsplan is een plan van maximaal 10 jaar oud. Een niet actueel bestemmingsplan betekent dat er geen leges meer geïnd kunnen worden. Met de Wro is er een stimulans ontstaan voor het hebben van bestemmingsplannen, welke maximaal 10 jaar oud zijn. Onderhavig bestemmingsplan betreft de samenvoeging van een aantal niet actuele bestemmingsplannen (zie paragraaf 1.4) die vervangen worden door één actueel bestemmingsplan.

1.1 Doel

De gemeente Moordrecht, is op 1 januari 2010 gefuseerd met de gemeenten Nieuwerkerk aan den IJssel en Zevenhuizen-Moerkapelle tot de nieuwe gemeente Zuidplas.

Dit bestemmingsplan is onderdeel van de actualiseringsronde. De actualiseringsronde heeft als doel het komen tot uniformiteit in regels en wijze van bestemmen, het verkrijgen van een actuele ruimtelijk-juridische vertaling van de bestaande bebouwing en het gebruik, het komen tot digitaal raadpleegbare en uitwisselbare bestemmingsplannen en het aantal plannen tot een minimum te beperken.

1.2 Gekozen Planopzet

Het onderhavige bestemmingsplan is conserverend van aard teneinde de huidige aard van het gebied te behouden. Als uitgangspunt voor het plan dient daarom de omschrijving van de huidige situatie zoals weergegeven in hoofdstuk 2.

Door een fusie van kerken is het kerkgebouw aan de Kerklaan 2 niet meer als kerkgebouw in gebruik. Om langdurige leegstand van dit karakteristieke gebouw te voorkomen is de gemeente in gesprek gegaan over het mogelijk wijzigen van de functie van dit gebouw. De mogelijkheid voor het intern verbouwen van dit gebouw (met het behoud van de karakteristieke uitstraling van de buitenzijde) voor de functie wonen is daarbij onderzocht. In dit bestemmingsplan is daarom een wijzigingsbevoegdheid opgenomen zodat de maatschappelijke bestemming in de toekomst mogelijk omgezet kan worden naar een woonbestemming met maximaal 12 appartementen.

1.3 Ligging En Begrenzing

Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld voor het plangebied Moordrecht Oost 2013. Het plangebied Moordrecht Oost 2013 wordt globaal begrensd door de Hollandse IJssel aan de zuidoostzijde, de dorpskern en de Middelweg aan de zuidwestzijde en het bedrijventerrein 't Ambacht aan de noordoostzijde. Aan de noordwestzijde strekken de weilanden van de Zuidplaspolder zich verder uit. Figuur 1.1 geeft de ligging en begrenzing van het plangebied aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoordrechtoost-Va01_0001.jpg"

1.4 Vigerende Plannen

In het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan zijn momenteel de volgende bestemmingsplannen van kracht:

  1. 1. Moordrecht Oost (vastgesteld 13 mei 1997);
  2. 2. Dorp Noord II (vastgesteld 23 juni 1992);
  3. 3. Dorp Noord III (vastgesteld 17 december 1996);
  4. 4. Landelijk gebied West (vastgesteld 10 oktober 1977).

1.5 Leeswijzer

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende regels, vergezeld van een toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. In de toelichting is een beschrijving van het plangebied opgenomen en zijn de aan het plan ten grondslag gelegen keuzes en beleidsuitgangspunten beschreven.

De toelichting bestaat uit 9 hoofdstukken. Hoofdstuk 2 beschrijft de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied. De voor het plan relevante beleidsuitspraken van Rijk, provincie en regio en het eigen gemeentelijke beleid zijn in hoofdstuk 3 beschreven.

Hoofdstuk 4 is de waterparagraaf waar alle voor het plangebied relevante wateraspecten worden behandeld. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de verschillende milieuaspecten. Hierbij vindt een toets aan de diverse milieu- en omgevingsaspecten plaats.

Een toelichting op de juridische systematiek, een omschrijving van de afzonderlijke bestemmingen, is beschreven in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven en in hoofdstuk 8 de maatschappelijke uitvoerbaarheid en de te doorlopen procedures.

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis En Ruimtelijke Karakteristiek

Algemeen

Moordrecht is een dorp aan de Hollandse IJssel, gelegen tussen Nieuwerkerk aan den IJssel en Gouda. Door Moordrecht loopt de Ringvaart. De Ringvaart ligt tussen Dorp Oost en de Dorp Noord (I, II en III).

De veenrijke omgeving maakte het mogelijk inkomsten te verwerven door turf te steken. Door de winning van turf ontstonden rond het dorp steeds grotere en diepe plassen, die samen de Zuidplas vormden. Het water werd een bedreiging voor de omliggende dorpen, daarom werd besloten de Zuidplas droog te maken. Snel daarna werden wegen aangelegd en tochten gegraven. De grond van de Zuidplaspolder werd gebruikt voor de veeteelt en landbouw.

Dorp Oost

De bebouwing ten zuidoosten van de Ringvaart is hoofdzakelijk in de zestiger en zeventiger jaren van de vorige eeuw tot stand gekomen. Het bebouwingspatroon is afgestemd op het strokenverkavelingslandschap, haaks op de Hollandse IJssel. Het gebied ligt door inklinking enkele meters lager dan de rivier. De woningbouw bestaat hoofdzakelijk uit rijwoningen met kap, met enkel aan de zuidoostelijke zijde enkele vrijstaande woningen. Naast woningbouw zijn hier ook diverse andere functies gevestigd, zoals maatschappelijke functies en kleinschalige bedrijvigheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoordrechtoost-Va01_0002.png"

Luchtfoto Dorp Oost

Woningen langs Middelweg en Ringvaart

Langs de Middelweg zijn met name vrijstaande en geschakelde woningen gebouwd in circa dezelfde periode als Dorp Oost. Langs de Ringvaart zijn tevens met name vrijstaande woningen gebouwd. In het meest zuidelijke gedeelte langs de Ringvaart zijn naast wonen ook andere functies aanwezig, zoals maatschappelijke functies, een restaurant en een kantorencomplex. In de Ringvaart liggen tevens enkele woonboten. Langs de Ringvaart staat oorspronkelijke bebouwing. Plekken tussen de bebouwing zijn na de oorlog ingevuld met nieuwere bebouwing. Zowel aan de noord als aan de zuidzijde zijn nieuwe woonbuurten (oost en noord I, II en III) gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoordrechtoost-Va01_0003.png"

Luchtfoto Middelweg

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoordrechtoost-Va01_0004.png"

Luchtfoto Ringvaart

Dorp Noord I

Vanaf de tweede helft van de tachtiger jaren zijn de uitbreidingsplannen van Dorp Noord gerealiseerd. Dorp Noord 1 was de eerste uitbreiding. De ruimtelijke structuur is voor een belangrijk deel gebaseerd op de oorspronkelijke verkaveling. Kenmerkende stedenbouwkundige elementen in de buurt zijn het aan de Ringvaart gelegen park Moerhout, dat voor de gehele woonbuurt een belangijke recreatieve functie vervult, de loodrecht op de verkaveling staande langzaamverkeersroutes, aangelegd ter plaatse van de oorsponkelijke landbouwontsluitingsweggetjes en de grote waterpartij achter de bebouwing langs de Ringvaart. Dit gebied ligt enkele meters lager dan de Ringvaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoordrechtoost-Va01_0005.png"

Luchtfoto Dorp Noord I

Dorp Noord II

In de eerste helft van de negentiger jaren is Dorp Noord 2 gerealiseerd. De bebouwing kent een eenvoudige orthogonale opbouw, waarbij de oorspronkelijk sloten zijn opgenomen in de stedenbouwkundige verkaveling. Dorp Noord II bestaat uit drie deelgebieden die elk een eigen karakter hebben. De bebouwing bestaat hoofdzakelijk uit rijwoningen. Aan de zuidoostelijke en zuidwestelijke rand zijn met name vrijstaande en twee-onder-één kapwoningen opgenomen in aansluiting op de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoordrechtoost-Va01_0006.png"

Luchtfoto Dorp Noord II

Dorp Noord III

Eind jaren negentig werd de afronding van Dorp Noord gerealiseerd. De woonbuurt wordt aan 3 zijden begrensd door water en groenzones. De vierde zijde wordt begrensd door de Zwanendreef die de belangrijkste ontsluiting voor de buurt vormt. Deze duidelijk aanwezige begrenzingen geven de buurt een zelfstandig ruimtelijk karakter binnen de totale dorpsstructuur van Moordrecht. Centraal in de buurt is een geheel door water omgeven gebied gerealiseerd. Op dit eiland zijn in een u-vorm bijzondere woningen gerealiseerd. Door de afwijkende vormgeving en specifieke schakeling rond een gemeenschappelijke en openbare pleinruimte, wordt het individuele karakter van de woningen benadruk. Dit woonplein heeft enkel aan de noordzijde een ontsluiting. De woningen aan de noordoostzijde vormen de begrenzing van de woonbuurt naar het bedrijventerrein (zie bovenzijde luchtfoto). De bebouwing bestaat voornamelijk uit rijwoningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoordrechtoost-Va01_0007.png"

Luchtfoto Dorp Noord III

2.2 Functionele Analyse

Binnen het plangebied zijn diverse functies gevestigd. Deze zijn hieronder per functie beschreven.

2.2.1 Wonen

De meest voorkomende functie binnen het plangebied is wonen. Het betreft met name grondgebonden woningen. De hoogte van de woningen varieert van 1 tot 3 lagen met over het algemeen een kap. Ook is een woonwagenstandplaats met 5 woonwagens aanwezig.

Uitzondering vormt het appartementencomplex in het zuidoosten van het plangebied en de woonboten in de Ringvaart.

De woonbebouwing aan de Middelweg bestaat overwegend uit vrijstaande of geschakelde woningen op ruime kavels.

2.2.2 Maatschappelijk

Binnen het plangebied zijn enkele maatschappelijke functies gevestigd. Dit betreft een zorgcentrum, 2 scholen en 2 kerken. Deze maatschappelijke functies zijn allemaal in het zuidelijke deel van het plangebied (Dorp Oost) gevestigd, in de buurt van het centrum van Moordrecht.

2.2.3 Groen- en watervoorzieningen

De grootste groenvoorziening binnen het plangebied betreft het park tussen het zorgcentrum en de Ringvaart. Het park is ingericht met vele boompartijen afgewisseld met enkele open plekken.

De grootste watervoorzieningen betreffen de Hollandse IJssel, Ringvaart en de ijsbaan. De ijsbaan is gelegen tussen de Narcisstraat, Leliestraat, Oostbuurtstraat en Burgemeester Brandtstraat in Moordrecht en heeft een lengte van 400 m. De ijsbaan is seizoensgebonden (open lucht ijsbaan) en is alleen geopend als de ijsdikte het toelaat.

De overige groen- en watervoorzieningen betreffen met name sloten, bermen en kleine plantsoenen.

2.2.4 Verkeer

De wegenstructuur van de kern Moordrecht is conform de richtlijnen van Duurzaam Veilig. Hieronder wordt zowel de externe als interne wegenstructuur kort behandeld.

Externe wegenstructuur

De Middelweg ligt ten westen van het plangebied en leidt in noordelijke richting naar zowel aansluiting Moordrecht van de A20 (Rotterdam-Gouda/Utrecht) en aansluiting Zevenhuizen op de A12 (Den Haag-Gouda/Utrecht). In zuidelijke richting gaat de Middelweg over in het Kerkplein, de Oost-Buurtstraat en de Schielandse Hoge Zeedijk Oost die langs Hollandse IJssel richting Gouda leidt. De doorgaande route door Moordrecht wordt gevormd door de Middelweg, de Koningin Julianastraat, de Prins Bernhardstraat en het Westeinde.

Het plangebied wordt door verschillende wegen ontsloten op de Middelweg of op wegen in het verlengde van de Middelweg. Zo is het noordelijk gedeelte van het plangebied vanaf de Middelweg direct te bereiken via de Land voor Waterweg of door de Ooievaardreef, Zwanendreef en de Veenweg die te bereiken zijn via de Wethouder Visweg en de Oostpolderweg.

Het zuidelijk gedeelte van het plangebied wordt ontsloten door de Molenlaan en de Crocusstraat. Deze sluiten respectievelijk aan op de Kerklaan en de Oost Buurtstraat.

De doorgaande route waaronder de Middelweg is een gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 50 km/h. Buiten de bebouwde kom hebben de wegen een maximumsnelheid van 60 km/h. Het Kerkplein en Oost Buurtstraat zijn erftoegangswegen binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 km/h. De Oostpolderweg is een gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom en heeft een maximumsnelheid van 50 km/h. De Schielandse Hoge Zeedijk Oost en de Wethouder Visweg zijn erftoegangswegen buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 60 km/h.

Interne wegenstructuur

De wegen binnen het plangebied zijn erftoegangswegen binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 km/h. Zowel het noordelijk als het zuidelijk gedeelte van het plangebied wordt gekenmerkt door een lussenstructuur en doodlopende straten. Door deze wegenstructuur wordt het verblijfskarakter van het plangebied verder geaccentueerd. Naast deze lussenstructuur voor het gemotoriseerde verkeer zijn er solitaire fietspaden. Deze fietspaden zorgen voor directe fietsroutes binnen het plangebied.

2.2.5 Overig

Overige bebouwing binnen het plangebied betreft bedrijvigheid gesitueerd aan het Oosteinde, een kantoorverzamelgebouw aan de Burgemeester Brandtstraat 2, het restaurant 'Ons Dorp' op de Kerklaan 10 en wat kleine dienstverlenende functies.

Hoofdstuk 3 Beleid

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Deze wet gaat uit van een scheiding tussen beleid en normstelling (juridische verankering). Het beleid wordt verankerd in structuurvisies. De normstelling vindt plaats in het bestemmingsplan en/of in algemene regels die overgenomen moeten worden in het bestemmingsplan. In dit hoofdstuk wordt voor dit bestemmingsplan hierop nader ingegaan.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Barro

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainport ontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit.

Doelen

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Nationale belangen

Voorgaande (hoofd)doelstellingen zijn in de structuurvisie vertaald naar nationale belangen. Deze zijn – direct of indirect – ook opgenomen in het Barro, waarmee zij juridisch doorwerken in bestemmingsplannen. De volgende rijksbeleidspunten zijn van toepassing op het plangebied.

  1. 1. een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren. In dit kader blijft het Rijk gebiedsgerichte afspraken maken met de stedelijke regio's over de programmering van verstedelijking (woningbouw), zowel kwantitatief als kwalitatief;
  2. 2. efficiënt gebruik van de ondergrond;
  3. 3. een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  4. 4. betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor- en vaarwegen;
  5. 5. het in stand houden van de hoofdnetwerken van weg, spoor- en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen;
  6. 6. verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  7. 7. ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  8. 8. ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  9. 9. ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  10. 10. zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Consequentie plangebied

Gezien het conserverende karakter van dit bestemmingsplan zijn bovenstaande punten wel van belang, maar hebben ze in het kader van dit bestemmingsplan geen consequenties.

3.1.2 Structuurvisie Randstad 2040

Op 5 september 2008 heeft het kabinet de structuurvisie Randstad 2040 vastgesteld. Bij de structuurvisie gaat het om een integraal toekomstperspectief dat richting kan geven aan de integrale rijksinzet in de Randstad met oog voor de lange termijn op het gebied van onder meer wonen, werken, infrastructuur, water, natuur en landschap. De structuurvisie draagt niet alleen bij aan de ambitie een duurzame en concurrerende topregio te ontwikkelen, maar ook aan een 'mooi Nederland'. De langetermijnvisie en de richting die het kabinet (samen met de regio) kiest, focust op fysiek-ruimtelijke onderwerpen, maar beperkt zich niet tot de ruimtelijke ordening alleen. Niet-fysieke onderwerpen die in belangrijke mate bijdragen aan de nagestreefde duurzame en concurrerende Randstad worden geagendeerd in de visie. Het gaat dan bijvoorbeeld om bevordering van de sociale cohesie, vergroting van de arbeidsparticipatie, kennis en innovatie.

In het kader van de structuurvisie moeten strategische keuzes worden gemaakt met betrekking tot:

  1. 1. klimaatbestendigheid van de laaggelegen delta;
  2. 2. ruimtelijke investeringsstrategie;
  3. 3. groenblauwe structuur als raamwerk voor verstedelijking;
  4. 4. verstedelijkingsstrategie;
  5. 5. bereikbaarheid in relatie tot ruimtelijke ontwikkeling;
  6. 6. ruimtelijk-economische typering en structuur;
  7. 7. toekomst van Schiphol.

Consequenties voor dit plan

Gezien het conserverende karakter van dit bestemmingsplan zijn bovenstaande keuzes wel van belang, maar hebben ze in het kader van dit bestemmingsplan geen consequenties.

3.1.3 Ontwerp-AmvB Ruimte

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Onder de Wro is een sterkere scheiding aangebracht tussen beleid en normstelling. Gemeenten, provincies en Rijk leggen hun beleid vast in structuurvisies. Deze binden alleen de eigen bestuurslaag. Bestaande structuurplannen, streekplannen en nationale ruimtelijke plannen als de Nota Ruimte worden in het kader van het overgangsrecht aangemerkt als een structuurvisie en verliezen daarmee hun externe werking.

Om de doorwerking van nationale ruimtelijke belangen in provinciale en gemeentelijke plannen te waarborgen, is op rijksniveau het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (de AMvB Ruimte) opgesteld. Er is voor gekozen om de 'nationale belangen' zoals genoemd in de Nota Ruimte beleidsneutraal vast te leggen in de eerste tranche AMvB Ruimte.

De AMvB Ruimte kan bepalingen bevatten rondom de verplichte doorwerking in bestemmingsplannen, beheersverordeningen of omgevingsvergunningen.

Consequenties voor dit plan

In het ontwerp van de AMvB Ruimte zijn geen regels opgenomen die van belang zijn voor het onderhavige plangebied.

3.1.4 Nota mobiliteit

De Nota Mobiliteit is het nationale verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer (1998) en is de opvolger van het Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV-2). In de Nota mobiliteit zijn de hoofdlijnen van het verkeers- en vervoersbeleid voor de komende vijftien jaar vastgelegd. Een duurzame samenleving is uitgangspunt.

De Nota Mobiliteit werkt het ruimtelijk beleid, zoals beschreven in de Nota Ruimte, verder uit en beschrijft de hoofdlijnen van het nationaal verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia. Uitgangspunt daarbij is dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling. Een goed functionerend systeem voor personen- en goederenvervoer en een betrouwbare bereikbaarheid van deur tot deur worden essentieel geacht om de economie en de internationale concurrentiepositie van Nederland te versterken.

Permanente verbetering van de verkeersveiligheid door reductie van het aantal verkeersslachtoffers is een belangrijk punt in de Nota Mobiliteit. Daarnaast wordt kwaliteit van de leefomgeving nagestreefd door duurzame mobiliteit. Belangrijke thema's daarin zijn aandacht voor klimaat, luchtkwaliteit, geluid en natuur en landschap.

Consequentie plangebied

Gezien het conserverende karakter van dit bestemmingsplan, biedt dit bestemmingsplan weinig mogelijkheden om de mobiliteit te verbeteren.

3.1.5 Nationaal milieubeleidsplan

Het nationale milieubeleidsplan is het strategisch milieubeleidsplan van de nationale overheid met een reikwijdte tot 2030 en richt zich in hoofdzaak op enkele hardnekkige milieuknelpunten.

Voor zeven grote milieuproblemen wordt beschreven dat over dertig jaar forse moeilijkheden kunnen worden verwacht wanneer nationaal en internationaal ingrijpen uitblijft:

  • verlies aan biodiversiteit;
  • klimaatverandering;
  • overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen;
  • bedreigingen van de gezondheid;
  • bedreigingen van de externe veiligheid;
  • aantasting van de leefomgeving;
  • mogelijk onbeheersbare risico's.

Op basis van enkele hardnekkige milieuproblemen en het uitgangspunt van duurzaamheid is in het nationaal milieubeleidsplan een vierledige ambitie neergelegd:

  • mondiaal: beschikbaarheid natuurlijke hulpbronnen en bescherming biodiversiteit;
  • Nederland: natuur en biodiversiteit;
  • Nederland: gezond en veilig;
  • Nederland: hoogwaardige leefomgeving.

Consequentie plangebied

Gezien het conserverende karakter van dit bestemmingsplan, biedt dit bestemmingsplan weinig mogelijkheden om bovengenoemde milieuproblemen te verbeteren.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Structuurvisie - Visie op Zuid-Holland

In deze Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. Gedupeerde Staten hebben op 2 juli 2010 de Provinciale Structuurvisie vastgesteld. De structuurvisie geeft een doorkijk naar 2040 en de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie. De nieuwe Structuurvisie en de Verordening Ruimte komen in de plaats van de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte.

De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

De visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

Consequentie plangebied

Het plangebied is aangewezen als 'stad en dorpsgebied' en water'. Dit in basis conserverende plan past binnen de doelstellingen van de Provinciale Structuurvisie.

3.2.2 Verordening Ruimte

In deze verordening zijn specifieke eisen gesteld waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Het plangebied ligt binnen de bebouwingscontour.

Consequentie plangebied

Dit in basis conserverende bestemmingsplan dat een aantal stedelijke functies toestaat, past binnen de Verordening Ruimte, aangezien deze functies binnen de bebouwingscontour zijn toegestaan.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Structuurvisie Zuidplas 2030

In deze Structuurvisie presenteert de gemeente Zuidplas op een compacte wijze de ruimtelijke visie tot 2030 en daarna. Hierin wordt op hoofdlijnen beschreven welke ambities Zuidplas heeft en welke koers Zuidplas volgt om die ambities te verwezenlijken. De Structuurvisie biedt een kader voor alle gebieds- en ruimtelijke opgaven die Zuidplas in de komende decennia wil realiseren. Het plangebied is in de Structuurvisie aangeduid als 'Dorp'. Hierover is in de Structuurvisie het volgende opgenomen:

"Wonen in de dorpen van Zuidplas

De dorpen in Zuidplas zijn levendige woongemeenschappen, waarvan het buitengebied ook vanuit het centrum goed bereikbaar is. De kleinschalige woonomgevingen in Moerkapelle, Moordrecht en Zevenhuizen zijn geleidelijk gegroeid tot de dorpen die we nu kennen. Ze kenmerken zich door een sterke sociale cohesie en rijk verenigingsleven. Nieuwerkerk aan den IJssel heeft de afgelopen decennia aanzienlijke groei van het aantal woningen en inwoners doorgemaakt en daardoor een groot-dorps karakter gekregen. Dit zie je terug in de sociale samenhang, die eerder zichtbaar is in wijken en buurten dan op dorpsniveau. Tegelijkertijd biedt het hogere aantal inwoners draagkracht voor een uitbreiding van voorzieningen, zoals detailhandel en zorg.

Sociale netwerken rondom onderwijs, sport en cultuur vergroten de leefbaarheid en levendigheid van een dorp. Het organiseren van die netwerken is iets dat vooral door inwoners van de dorpen zelf wordt gedaan. De gemeente faciliteert ontmoetingen in plekken als dorpshuizen, brede scholen en sportaccommodaties, maar ook in de openbare ruimte, zoals op dorpspleinen en in parken."

Tevens is het Ringvaartpark aangeduid. Hierover is in de Structuurvisie het volgende opgenomen:

"Het Ringvaartpark vormt een continue verbinding van water, groen en langzaam verkeer tussen onze dorpen. Hierdoor ontstaan interessante fiets- en wandelroutes, al dan niet in de overgang naar groen- en recreatiegebieden als Hitland, Groene Zoom en de Rottemeren. Naast het verbindende karakter biedt het Ringvaartpark op laag schaalniveau verblijfswaarde voor omliggende wijken en buurten, bijvoorbeeld voor het maken van een ommetje. Het uiteindelijke streven van Zuidplas is een doorlopend park langs de volledige Ringvaart."

Voorliggend bestemmingsplan betreft een conserverend plan, de toekomstige ambities zijn hierin niet meegenomen.

3.3.2 Overig gemeentelijk beleid

Gezien de conserverende aard van dit bestemmingsplan zijn de overige gemeentelijke beleidsstukken wel van belang, maar hebben deze geen rechtstreekse invloed op dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van Rijkswaterstaat en van het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard. Rijkswaterstaat water- en vaarwegbeheerder is van de Hollandsche IJssel. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerders over deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's. Van belang is dat de Hollandsche IJssel een Hoofdvaarweg is, Cemt klasse Va en druk wordt bevaren. Om de functionaliteit te waarborgen en te zorgen voor een veilige en vlotte afwikkeling van het scheepvaartverkeer, geldt voor deze rivieren de Waterwet, de Richtlijn Vaarwegen 2011 en het Binnenvaartpolitiereglement. Het beleid van het Hoogheemraadschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Provinciale Structuurvisie;
  • Verordening Ruimte.

Hoogheemraadschapsbeleid

Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan HHSK 2010-2015, de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers (Rijkswaterstaatswerken). Het HHSK streeft ernaar om samen met gemeenten als partners op te trekken. Er moet worden ingezet op intensief overleg met gemeentebesturen voor het kunnen realiseren van projecten. De ruimtelijke ordening en de waterhuishouding moeten in onderlinge relatie worden ontwikkeld. Op basis van ervaring en deskundigheid adviseert HHSK over de mogelijkheden voor een duurzaam watersysteem. De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat op een duurzame wijze met het stedelijke waterbeheer dient te worden omgegaan, mede gezien de klimaatveranderingen. Aandachtspunten voor het duurzame stedelijke waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging (waarbij zoveel mogelijk een ecologische inrichting wordt nagestreefd), het verantwoord afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen.

De visie is uitgewerkt in een concreet maatregelenplan:

  • het woongenot, de belevingswaarde en de recreatieve mogelijkheden op en in het water voor burgers nemen toe;
  • de waterkwaliteit voldoet ten minste aan de algemene milieukwaliteitseisen;
  • Het waterhuishoudkundig systeem kent goede aan- en afvoermogelijkheden, waarbij de doorspoelbaarheid en de mogelijkheid om onder normale omstandigheden het waterpeil binnen zekere marges te handhaven, voldoende worden gewaarborgd;
  • het watersysteem is zo ingericht dat het de ontwikkeling van biologisch gezond water bevordert.

Voor ontwikkelingen is het waterbeheerplan van HHSK 2010-2015 van het Hoogheemraadschap van belang. Ontwikkelingen gaan vaak gepaard met een toename van het verharde oppervlak. In het waterbeheerplan van HHSK 2010-2015 is beschreven hoe het Hoogheemraadschap omgaat met het bergen van oppervlaktewater bij een toenemende verharding van het oppervlak. In zijn algemeenheid geldt verder dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het Hoogheemraadschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de Keur. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanleg van overstorten, van de hemelwaterafvoer op het oppervlaktewater, het dempen en graven van water en het aanbrengen van verhard oppervlak. De Keur maakt het mogelijk dat het Hoogheemraadschap haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied bestaat uit de gebieden Dorp Oost en Dorp Noord I, II en III en wordt globaal begrensd door de Hollandse IJssel, de dorpskern, de Middelweg, het bedrijventerrein 't Ambacht en de weilanden van de Zuidplaspolder. Een deel van de Hollandse IJssel behoort tevens tot het plangebied.

Bodem en grondwater

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit veengrond. Er is sprake van grondwater trap II. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand van nature op minder dan 0,4 m beneden maaiveld ligt en dat de laagste grondwaterstand van nature varieert tussen 0,5 en 0,8 m beneden maaiveld. Het deel van het plangebied ten oosten van de Ringvaart heeft een maaiveldhoogte van circa NAP -1,4 m en het deel van het plangebied ten westen van de Ringvaart heeft een maaiveldhoogte van circa NAP -5,4 m.

Het plangebied ligt in de Zuidplaspolder in peilgebied 4 met een vast peil van NAP -6,25 m. Het maaiveld en de peilen in de Zuidplaspolder liggen diep ten opzichte van de omgeving. Dit heeft tot gevolg dat het diepe grondwater vanuit de omgeving richting de Zuidplaspolder stroomt, in de polder treedt kwel op (Bron: Peilbesluit Zuidplaspolder).

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoordrechtoost-Va01_0008.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoordrechtoost-Va01_0009.png"

Waterkwantiteit

In het plangebied is een deel van de Ringvaart (Ringvaart oost) gelegen. De Ringvaart is een boezem. De boezem wordt gebruikt om water naar de omliggende polders aan te voeren via inlaten, en overtollig water uit te slaan (via gemaal A. Kroes) op de Hollandse IJssel. De Ringvaart heeft hierdoor een functie voor wateraan- en -afvoer voor de Zuidplaspolder via de sloten die in het overige deel van het plangebied aanwezig zijn.

De Ringvaart heeft geen bergende functie. De uitmalingscapaciteit vanuit de polders is gelijk aan de afvoercapaciteit naar de Hollandse IJssel (Bron: Peilbesluit Ringvaart). Het deel van de Ringvaart dat in het plangebied is gelegen heeft een vast peil van NAP -2,15 m.

Ook een deel van de Hollandse IJssel ligt in het plangebied. Het peil in de Hollandse IJssel varieert sterk doordat het getij vanuit de zee tot aan Gouda doordringt. Het verschil tussen eb en vloed varieert van 1,8 m in de zomer tot 3,3 m in de winter.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

In een groot deel van het plangebied komt brak grondwater omhoog dat zorgt voor een afnemende waterkwaliteit. Het welwater bevat nabij Moordrecht gemiddeld 1350 mg chloride per liter (Bron: Peilbesluit Zuidplaspolder).

In de Ringvaart wordt op acht locaties de waterkwaliteit periodiek gemonitord. Een overzicht van de waterkwaliteit in 2002 is weergegeven in onderstaande tabel.

Tabel 4.1 Gehalten chloride, totaal-N en totaal-P in de Ringvaart in 2002

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoordrechtoost-Va01_0010.png"

Het chloridegehalte in de Ringvaart oost lag in 2001 en 2002 boven de norm van 200 mg/l. Deze verhoogde waardes worden verklaard door de zoute kwel in de Zuidplaspolder, die via gemaal Zuidplas door de polder wordt afgevoerd. De MTR-normen voor totaal-fosfaat (0,15 mg/l) en totaal-nitraat (2,2 mg/l) worden ook overschreden. De Ringvaart is dus erg voedselrijk, wat soms leidt tot een overmatige algengroei (Bron: Peilbesluit Ringvaart).

De Hollandse IJssel heeft lange tijd bekend gestaan als de meest vervuilde rivier in Nederland. In oktober 1996 tekenden 13 overheden het Startcontract Hollandsche IJssel. Dit uitvoeringsprogramma werd in juni 1999 gevolgd door het Uitvoeringscontract Hollandsche IJssel 1999-2010. Sindsdien werken 9 overheden samen met bewoners en bedrijven aan een bloeiende toekomst voor de Hollandse IJssel en omgeving. Door dit project is bereikt dat de Hollandse IJssel nu voldoet aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water voor 2015. De rivier is schoon met karakteristieke kenmerken zoals riet, slik, biezen en wilgen (op de oever). Nog tot eind 2012 wordt door het Rijk, provincie, waterschappen en gemeenten samengewerkt aan de verdere ontwikkeling van het gebied (www.rijksoverheid.nl).

Veiligheid en waterkeringen

In het plangebied zijn langs de Hollandse IJssel en de Ringvaart waterkeringen gelegen. Hierdoor liggen delen van het plangebied binnen de kern- en beschermingszone van de waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is aangesloten op een gemengd rioleringsstelsel. Als ontwikkelingen plaatsvinden of onderhoud aan de openbare ruimte wordt verricht (rioolvervanging), wordt onderzocht of de aanleg van een gescheiden stelsel of verbeterd gescheiden stelsel tot de opties behoort. Dit conform de beleidslijnen van HHSK.

Toekomstige situatie

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet bouwvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.

Gezien de conserverende aard van het plan wordt er momenteel niet concreet op verbeteringsmaatregelen ingegaan, voor zover deze noodzakelijk zijn. In overleg met de waterbeheerder kan in de nabije toekomst altijd gezocht worden naar mogelijkheden om het watersysteem te verbeteren. Kansrijke locaties worden benut en huidige knelpunten zoveel mogelijk aangepakt als daarom gevraagd wordt.

Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het Hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het Hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Water en Waterstaat in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

Hoofdstuk 5 Milieu

5.1 Milieukundige Onderbouwing

5.1.1 Inleiding

De beleidsvelden milieu en ruimtelijke ordening groeien het laatste decennium steeds meer naar elkaar toe. Ook op rijksniveau wordt steeds meer aandacht gevraagd voor de wisselwerking tussen milieu en ruimtelijke ordening. Milieuwetgeving kan soms beperkingen opleggen aan de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen, maar is primair bedoeld om een zo optimaal mogelijke leefomgeving te realiseren.

De in de volgende paragrafen vermelde informatie is gebaseerd op het Milieukundige onderbouwing bij bestemmingsplan Moordrecht Oost (2012200843, 3 december 2012, Omgevingsdienst Midden Holland) zoals in bijlage 1 bij dit plan opgenomen.

Op basis van de geluidsbelasting in het geluidregister voor spoorwegen is de breedte van de zone van de spoorbaan Gouda-Rotterdam bepaald op 600 meter. Het plangebied is gelegen op een grotere afstand dan 600 meter (buiten het aandachtgebied). Derhalve is spoorweglawaai niet verder beschouwd in dit onderzoek.

Het plangebied ligt niet binnen of nabij een geluidszone van een gezoneerde industrieterrein. Ten noordoosten van het plangebied ligt het bedrijventerrein Het Ambacht. Dit terrein heeft geen geluidsbeheerplan. Derhalve is industrielawaai niet verder beschouwd in dit onderzoek.

5.1.2 Wegverkeerslawaai

Wegverkeerslawaai kan de leefkwaliteit van een gebied sterk beïnvloeden. Mensen die veelvuldig worden blootgesteld aan een hoog niveau van wegverkeerslawaai kunnen hier lichamelijke en psychische klachten door oplopen. De Wet geluidhinder (Wgh) verplicht ertoe onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen binnen vastgestelde onderzoeksgebieden (zones) langs wegen (art. 74-75 Wgh). Wegen met een snelheid van maximaal 30 km/h hebben op grond van de Wgh geen geluidszone. Dit betekent dat de geluidsbelasting vanwege 30 km/h-wegen niet wordt getoetst aan de normen uit de Wgh. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet de geluidsbelasting van deze wegen wel inzichtelijk worden gemaakt.

Tevens stellen de Wgh en het Besluit geluidhinder regels aan de maximale geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen.

Voor deze bestemmingen zijn voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden opgesteld. In tabel 5.1 zijn de voor dit onderzoek relevante grenswaarden weergegeven.

Voor deze bestemmingen zijn voorkeursgrenswaarden opgesteld. Deze voorkeursgrenswaarden worden mede bepaald door de locatie van de gevoelige bestemmingen en het type weg. Bij realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen dient de geluidsbelasting ten hoogste de voorkeursgrenswaarde te bedragen. Indien bij de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan worden geconcludeerd dat de locatie niet zonder meer geschikt is voor de beoogde ontwikkeling.

Indien toch wordt beoogd de ontwikkeling doorgang te laten vinden dient een onderzoek te worden uitgevoerd naar de haalbaarheid van maatregelen om de geluidsbelasting te reduceren. Dit kunnen maatregelen aan de bron (bijvoorbeeld geluidsarm asfalt) of maatregelen in overdrachtssfeer (bijvoorbeeld geluidswal) zijn. Indien deze maatregelen kunnen worden uitgevoerd en de geluidsbelasting daarmee tot (onder) de voorkeursgrenswaarde wordt teruggebracht, kunnen de gevoelige bestemmingen alsnog worden gerealiseerd.

Indien maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn ofwel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard kan in sommige gevallen een hogere waarde worden vastgesteld. Ter bepaling of deze hogere waarde inderdaad kan worden vastgesteld is de Beleidsregel Hogere Waarden regio Midden-Holland (april 2007) vastgesteld. In situaties waarin aan deze Beleidsregel wordt voldaan, kunnen hogere waarden worden vastgesteld tot de maximale grenswaarde uit de Wgh. In onderstaande tabel zijn de voor dit onderzoek relevante voorkeursgrens- en maximale grenswaarden weergegeven.

Tabel 5.1 Voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden wegverkeerslawaai

bestemming weg voorkeursgrenswaarde [dB] maximale grenswaarde[dB]
woningen lokale en provinciale wegen 48 63

Onderzoek

Ten behoeve van het conserverende bestemmingsplan Moordrecht Oost is de geluidsbelasting vanwege de hoofdwegenstructuur binnen en in de directe omgeving van het plangebied bepaald.

De relevante wegen voor het onderzoeksgebied zijn:

  1. a. Dorpsstraat;
  2. b. Kattendijk;
  3. c. Kerklaan;
  4. d. Koningin Julianastraat;
  5. e. Middelblok;
  6. f. Middelweg;
  7. g. Oostpolderweg;
  8. h. Zuidplaspolderweg.

In onderstaande figuur zijn de berekende cumulatieve contouren weergegeven ten gevolge van wegverkeerslawaai voor het jaar 2022 (exclusief aftrek artikel 110g Wgh). Er is rekening gehouden met de afscherming van bestaande gebouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoordrechtoost-Va01_0011.png"

Figuur 5.1 Geluidscontouren 2022 ten gevolge van de wegen in de nabijheid van het plangebied exclusief aftrek artikel 110g Wgh

In het bestemmingsplangebied komt alleen direct langs de doorgaande wegen de geluidsbelasting boven de 63 dB. In de woonwijken is overwegend sprake van een geluidsbelasting lager dan 48 dB.

Resultaten Kerklaan 2

Het pand aan de Kerklaan 2 ligt binnen de zone van de Middelweg en de Kerklaan.

In onderstaande figuren zijn de resultaten van beide wegen opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoordrechtoost-Va01_0012.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoordrechtoost-Va01_0013.png"

Figuur 5.2 Geluidsbelasting ten gevolge van de Middelweg (links) en Kerklaan (rechts), Lden inclusief aftrek artikel 110g Wgh

Uit bovenstaande figuren blijkt dat zowel vanwege de Middelweg als de Kerklaan in de procedure voor het wijzigingsplan hogere waarden noodzakelijk zijn.

De gecumuleerde geluidsbelastingen als gevolg van alle wegen in de directe omgeving van het pand (exclusief aftrek artikel 110g Wgh) zijn weergegeven in onderstaande figuur. Deze geluidsbelastingen dienen aangehouden te worden bij de toetsing aan het Bouwbesluit.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoordrechtoost-Va01_0014.png"

Figuur 5.3 Geluidsbelasting ten gevolge van alle wegen in de directe omgeving van het pand, Lden exclusief aftrek artikel 110g Wgh

Vaststellen van hogere waarden is haalbaar gebleken (Milieukundige onderbouwing bij bestemmingsplan Moordrecht Oost, 2012200843, 23 januari 2013).

Conclusie ten aanzien van plan

Het conserverend bestemmingsplan kan zonder beperkingen vanwege geluidshinder worden vastgesteld. De wijzigingsbevoegdheid voor Kerklaan 2 is haalbaar bevonden. Hiervoor dienen wel hogere waarden vastgesteld te worden.

5.1.3 Luchtkwaliteit

Indien mensen met regelmaat luchtverontreinigende stoffen inademen kan dit leiden tot effecten op de lichamelijke gezondheid. Daarom moet bij ruimtelijke planvorming rekening worden gehouden met de effecten op de luchtkwaliteit ter plaatse.

Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna te noemen: Wet luchtkwaliteit), het Besluit niet in betekenende mate en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De grenzen voor deze stoffen zijn opgenomen in onderstaande tabel. Sinds 2011 moest reeds aan de grenswaarden (jaargemiddelde en 24-uursgemiddelde concentratie) voor PM10 worden voldaan. Voor NO2 geldt dat vanaf 2015 moet worden voldaan aan de (jaargemiddelde en uurgemiddelde) grenswaarden. Tot deze grenswaarden gelden zijn minder strenge grenswaarden van kracht.

Tabel 5.2 Grenswaarden Wet luchtkwaliteit

stof jaargemiddelde uurgemiddelde 24-uursgemiddelde opmerkingen
NO2 40 µg/m³ 200 µg/m³ n.v.t. uurgemiddelde mag 18x per jaar worden overschreden
PM10 40 µg/m³ n.v.t. 50 µg/m³ 24-uursgemiddelde mag 35x per jaar worden overschreden

Onderzoek

Het bestemmingsplan Moordrecht Oost heeft een conserverend karakter. Dit houdt in dat bestaande functies in het gebied worden bestemd. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Volgens artikel 5.16, eerste lid van de Wet milieubeheer kan een dergelijk plan, waarbij de luchtkwaliteit gelijk blijft, zonder meer doorgang vinden. Om toch een indruk van de concentraties NO2 en PM10 te geven zijn de immissies op twee locaties in het plangebied berekend. Berekend is de bijdrage van het wegverkeer aan de concentraties NO2 en PM10.

Tabel 5.3 Jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10, ter plaatse van rekenpunt 1 (105629, 444618)

situatie jaargemiddelde NO2-concentratie
(in µg/m³)
jaargemiddelde PM10-concentratie in µg/m³)
totale concentratie achtergrondconcentratie totale concentratie achtergrondconcentratie
situatie 2012 26,8 24,8 21,3 21,0
situatie 2022 19,9 18,8 18,6 18,4

Tabel 5.4 Jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10, ter plaatse van rekenpunt 2 (105726, 445098)

situatie jaargemiddelde NO2-concentratie (in µg/m³) jaargemiddelde PM10-concentratie in µg/m³)
totale concentratie achtergrondconcentratie totale concentratie achtergrondconcentratie
situatie 2012 24,7 23,8 20,6 20,5
situatie 2022 18,2 17,7 18,2 18,1

Uit de resultaten blijkt dat de jaargemiddelde concentraties van NO2 berekend voor het jaar 2012 ruim onder de grenswaarde liggen. Deze grenswaarde is echter vanaf 2015 geldig. Door het schoner worden van het verkeer worden in de toekomst geen overschrijdingen berekend. De jaargemiddelde PM10 concentraties voldoen in alle gevallen aan de grenswaarden.

Resultaten Kerklaan 2

De locatie Kerklaan is gelegen nabij rekenpunt 1. De berekende jaargemiddelde concentraties zijn dermate laag dat gesteld kan worden dat ter plaatse sprake is van een goed woon- en leefklimaat. De ontwikkeling betreft maximaal 12 appartementen. Dit aantal is veel lager dan de nibm-grens van 1.500 woningen. Gesteld kan daarom worden dat de betreffende ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Conclusie ten aanzien van plan

Uit de berekeningen is af te leiden dat het plangebied een redelijke luchtkwaliteit kent. Er is tevens geen sprake van overschrijding van grenswaarden voor NO2 en PM10. Daarom is het geen bezwaar vanwege de luchtkwaliteit om het bestemmingsplan inclusief wijzigingsbevoegdheid Kerklaan 2 vast te stellen.

5.1.4 Bedrijven en milieuzonering

Bedrijvigheid is een milieubelastende activiteit. Ten gevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar.

Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, Algemene Maatregelen van Bestuur onder de Wet milieubeheer en de brochure Bedrijven en milieuzonering (VNG, 2009). Bedrijven en Milieuzonering geeft richtafstanden per categorie en per type bedrijvigheid aan. Binnen deze richtafstanden is bij een gemiddelde bedrijfsvoering hinder van het bedrijf te verwachten.

De te beoordelen situaties zijn te herleiden tot drie groepen en bijbehorende aanpak, te weten:

  1. a. Nieuwe milieugevoelige functies nabij bestaande bedrijven
    In deze situatie dient primair te worden beoordeeld of hinder te verwachten is van de specifieke bestaande bedrijven.
  2. b. Nieuwe bedrijfsbestemmingen nabij bestaande milieugevoelige functies
    In deze situatie is de bedrijfscategorie zoals deze wordt opgenomen in het bestemmingsplan leidend. Afhankelijk van deze categorie zal in eerste instantie een afstand van bijvoorbeeld 10 m (cat. 1), 30 m (cat. 2), 50 m (cat. 3.1), 100 m (cat. 3.2), 200 m (cat. 4.1) tussen de gevoelige functies en belastende activiteiten moeten worden gerespecteerd.
  3. c. Nieuwe milieugevoelige functies nabij nieuwe bedrijfsbestemmingen
    In dit geval is de bedrijfscategorie zoals deze wordt opgenomen in het bestemmingsplan leidend. Afhankelijk van deze categorie zal in eerste instantie een afstand van bijvoorbeeld 10 m (cat. 1), 30 m (cat. 2), 50 m (cat. 3.1) tussen de gevoelige en belastende bestemmingen moeten worden gerespecteerd.

De richtafstanden in Bedrijven en milieuzonering gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, zoals bijvoorbeeld bedoeld met de omgevingstypen rustige woonwijk of rustig buitengebied. In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype gemengd gebied kan een afwijkende systematiek worden toegepast, die meer ruimte biedt aan bedrijven. Dit omgevingstype en bijbehorende systematiek zullen dan wel in het bestemmingsplan moeten worden vastgelegd.

Onderzoek

Met behulp van het inrichtingenbestand van de Omgevingsdienst is geïnventariseerd welke bedrijven in en nabij het bestemmingsplangebied zijn gelegen. Voor het bepalen van de categorie is uitgegaan van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering 2009 en gegevens uit milieuvergunningen en AMvB's.

Uit de inventarisatie blijkt dat in het plangebied op 5 locaties bedrijfsactiviteiten worden ontplooid.

Tabel 5.4 Bedrijfsactiviteiten in het plangebied

locatie naam bedrijfsaard SBI cat.
Crocusstraat 2 Aann. Annex Arie Palsgraaf aannemersbedrijf 4120 2
Kerklaan 10 Restaurant Ons dorp V.O.F. restaurants 56101 1
Leliestraat 35 Tandartspraktijk Leliestraat B.V. tandartspraktijken 86231 1
Molenlaan 1A Verenigingsgebouw 'De Zespunt' buurthuizen 94991 2
Reigerdreef 12 Tandartspraktijk Baas tandartspraktijken 86231 1

De activiteiten in het plangebied betreffen vooral wijkgebonden voorzieningen en diensten. Dit geldt niet voor het aannemersbedrijf aan de Crocusstraat. Geadviseerd wordt om voor dit bedrijf een maatbestemming in het plan op te nemen.

Resultaten Kerklaan 2

In de nabijheid van de locatie Kerklaan 2 is een aantal maatschappelijk bestemmingen gelegen: ter plaatse van de kerk aan de Molenlaan, het achterliggend buurthuis en de horecafunctie aan de Kerklaan 10.

De afstand tot de kerk aan de Molenlaan bedraagt meer dan 30 meter. Derhalve kan worden verondersteld dat er geen hinder ter plaatse van de wijzigingsbevoegdheid is te verwachten. Tevens zal een nieuwe woonbestemming niet leiden tot een beperking van de gebruiksmogelijkheden van de maatschappelijke bestemming.

Tussen de horecafunctie en de wijzigingsbevoegdheid is reeds een woonbestemming gelegen. Deze bestemming is bepalend voor de gebruiksmogelijkheden van het horecaperceel. Derhalve zal ook ter plaatse van de wijzigingsbevoegdheid het woon- en leefklimaat acceptabel zijn.

De afstand tussen het buurthuis en de locatie van woningen binnen de wijzigingsbevoegdheid bedraagt 17 meter. De omgeving van de wijzigingsbevoegdheid bestaat uit verschillende maatschappelijke bestemmingen, een ontsluitingsweg van het zuidelijke deel van Moordrecht richting de rijksweg en het winkelcentrum van Moordrecht. Het gebied kan daarom worden gekarakteriseerd als gemengd gebied. Voor een categorie 2-bestemming dient dan een afstand van 10 meter te worden aangehouden. Hieraan wordt voldaan.

Uit gegevens van de Omgevingsdienst blijkt dat bij bestaande woningen in de omgeving van het buurthuis hinder wordt ondervonden vanwege activiteiten in het buurthuis. Oorzaak van de hinder is dat de huisvesting niet passend is voor de activiteiten die in het buurthuis plaatsvinden. In het kader van de Wet milieubeheer wordt reeds actief gehandhaafd op overtredingen met betrekking tot geluid.
De afstand van de grens van de maatschappelijke bestemming van het buurthuis tot aan de locatie van de woningen binnen de wijzigingsbevoegdheid is even groot als de afstand tot reeds bestaande gevoelige bestemmingen aan dezelfde zijde van het buurthuis (ligplaats voor woonboten). Opgemerkt wordt dat reeds onder het vigerend plan (geluidgevoelige) woonzorgappartementen ter plaatse van de wijzigingsbevoegdheid kunnen worden gerealiseerd. Geconcludeerd kan worden dat geen verdere beperking van de gebruiksmogelijkheden van de maatschappelijke bestemming zal optreden bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid.

Opnemen van voorgenomen wijzigingsbevoegdheid wordt toelaatbaar geacht. De toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt haalbaar geacht. Geadviseerd wordt om de toelaatbaarheid vanwege bedrijven en milieuzonering bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid opnieuw te laten toetsen aan eventueel gewijzigde omstandigheden..

Conclusie ten aanzien van plan

Er zijn geen bezwaren voor vaststelling van het conserverend bestemmingsplan en de wijzigingsbevoegdheid Kerklaan 2. Geadviseerd wordt in de planregels te verankeren dat bij het wijzigingsplan onderbouwd dient te worden dat omliggende bedrijfsactiviteiten niet onevenredig worden belemmerd.

5.1.5 Externe veiligheid

Activiteiten met gevaarlijke stoffen leveren risico's op voor de omgeving. Door het stellen van eisen aan afstanden tussen de activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten (woningen, kantoren, scholen, enz.) worden de eventuele gevolgen van deze risico's zoveel mogelijk beperkt.

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vormt het wettelijk kader voor het omgaan met risico's ten gevolge van bedrijven (inrichtingen) met gevaarlijke stoffen.

Het wettelijk kader voor de risico's ten gevolge van transport van gevaarlijke stoffen wordt gevormd door de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Daarnaast is, voor zover van toepassing, gebruikgemaakt van gegevens uit het Basisnet Weg (definitief ontwerp 2009) en het Basisnet Water (definitief ontwerp 2008).

Plaatsgebonden risico (PR)

Als 'harde' afstandseis voor externe veiligheid geldt een contour voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6), die wordt aangegeven als een afstand ten opzichte van de activiteit met gevaarlijke stoffen (risicobron). Binnen deze PR 10-6-contour mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn of worden geprojecteerd.

Groepsrisico (GR)

Afhankelijk van de aard van de risicobron is er sprake van een bepaald invloedsgebied. Binnen dit invloedsgebied moet worden onderzocht hoe groot de kans per jaar is dat een groep van ten minste 10 (zich binnen dit invloedsgebied bevindende) personen overlijdt ten gevolge van een ramp of zwaar ongeval met de betreffende risicobron. De uitkomst van dit onderzoek geeft de hoogte van het GR weer en wordt uitgedrukt in een curve, waarbij als norm voor het GR een oriënterende waarde is vastgesteld.

Onderzoek

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan Moordrecht Oost is onderzocht of er risicobronnen binnen of nabij het plangebied zijn gelegen die hierop van invloed zijn. Mogelijke risicobronnen zijn inrichtingen, waar activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden of transportmodaliteiten bestemd voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals (spoor-, vaar-)wegen en buisleidingen. Bij dit advies is de 'Visie Externe Veiligheid' van de gemeente Zuidplas betrokken, welke in de raadsvergadering van 19 april 2011 is vastgesteld.

Onderstaand is het onderzoek in verkorte vorm weergegeven.

Inrichtingen

Binnen het plangebied zijn geen risicorelevante bedrijven aanwezig. Nabij het plangebied geldt het lpg-tankstation Van Gennep aan de Ambachtweg 40 als risicorelevant voor het plangebied. Overige risicorelevante bedrijven blijken geen invloed op het plangebied te hebben.

Voor Van Gennep geldt dat sprake is van een doorzet tot max.1.000 m3 per jaar. De in eerste instantie aan te houden afstanden in verband met het PR (Revi) zijn weergegeven in onderstaande tabel.

Tabel 5.6 PR 10-6-contouren lpg-tankstations volgens het Revi (bestaande situaties)

doorzet (m3) per jaar afstand (m) vanaf vulpunt afstand (m) vanaf ondergronds reservoir afstand (m) vanaf afleverzuil
< 1.000 45 25 15

De PR 10-6-contour valt niet over het plangebied. Het plaatsgebonden risico in verband met dit lpg-tankstation levert dus geen belemmering op voor het plangebied.

Voor lpg-tankstations geldt een invloedsgebied van 150 m vanaf het vulpunt en ondergrondse opslagtank. Deze invloedsgebieden zijn weergegeven in figuur 5.4. Deze invloedsgebieden vallen over het plangebied. Voor het lpg-tankstation Van Gennep ligt het berekende GR ruim onder de oriëntatiewaarde.

Het bestemmingsplan is conserverend waardoor het GR niet zal toenemen door een toename van de personendichtheid. Wel moet het GR worden verantwoord.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoordrechtoost-Va01_0015.png"

Figuur 5.4 Overzicht invloedsgebieden en PR-contouren in/nabij bestemmingsplan Moordrecht Oost

Transport over het water

Het plangebied valt voor een deel over de Hollandsche IJssel. In het 'Definitief ontwerp Basisnet Water', (januari 2008) is de Gouwe als 'groene vaarweg' aangeduid. Voor ruimtelijke ontwikkelingen nabij groene vaarwegen geldt dat er geen beperkingen zijn ten aanzien van het PR. Ook is er geen verantwoording van het GR nodig.

Transport over de weg

Het plangebied ligt buiten de afstanden voor plaatsgebonden risico en groepsrisico vanwege de A20, N207 en N456. Derhalve is alleen het toxisch scenario vanwege deze wegen nog van belang. Bij nieuwbouw binnen het plangebied wordt geadviseerd om deze uit te voeren met afschakelbare ventilatie, zodat toxisch gas niet naar binnen kan worden gezogen.

Transport over het spoor

Het plangebied ligt buiten de afstanden voor het PR en het GR vanwege het spoor Rotterdam-Utrecht. Derhalve is alleen het toxisch scenario vanwege dit spoor nog van belang. Bij nieuwbouw binnen het plangebied wordt geadviseerd om deze uit te voeren met afschakelbare ventilatie, zodat toxisch gas niet naar binnen kan worden gezogen.

Transport per buisleiding

Het plangebied ligt niet binnen de invloedsgebieden van risicorelevante gasleidingen (W 521-18, A 553, A803) of brandstofleidingen.

Verantwoording GR

Zoals hierboven beschreven zijn voor de verantwoording van het GR de volgende risicobronnen voor het plangebied relevant:

  • lpg-tankstation Van Gennep, Ambachtweg 40;
  • transport van toxische stoffen over spoor en weg.

Mogelijke scenario's

BLEVE-scenario

Het maatgevende scenario bij een lpg-tankstation is gebaseerd op het moment dat een lpg-tankwagen aan het lossen is. Het betreft een zogenaamde 'warme' BLEVE. Een 'warme' BLEVE is een ongevalscenario dat ontstaat door het domino-effect waarbij ten gevolge van een (plas)brand bij een tankwagen met brandbaar gas, de druk in de tankwagen zo hoog oploopt dat deze bezwijkt. In een straal van 150 m vanaf het incident zullen hierbij vooral dodelijke slachtoffers vallen.

Toxisch scenario

Bij toxische stoffen is het scenario mopgelijk dat ten gevolge van een ongeval de tankwagen lek raakt en een vloeistofplas vormt. Vervolgens verdampen deze toxische vloeistoffen waardoor een gaswolk ontstaat.

Bij een ongeval met toxisch gas ontstaat direct een toxische gaswolk. Bij de toxische scenario's zit er enige tijd tussen het ontstaan van het ongeval en het optreden van letsel bij aanwezigen. Daarbij is ook de duur van de blootstelling van invloed op de ernst van het letsel. De omvang, verplaatsingsrichting en verstrooiing van de gaswolk is mede afhankelijk van de weersgesteldheid op dat moment.

Toetsen kaders uit 'Visie Externe Veiligheid'

In april 2011 is door de gemeente Zuidplas de 'Visie Externe Veiligheid' vastgesteld (hierna te noemen 'Visie EV'). Met de 'Visie EV' geeft de gemeente Zuidplas aan hoe zij bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen op een verantwoorde manier wil omgaan met externe veiligheid. In de Visie EV'' zijn de ambities per gebiedstype weergegeven in de vorm van een matrix. Nieuwe ruimtelijke plannen kunnen aan deze kaders worden getoetst.

Voor het bestemmingsplan Moordrecht Oost is de matrix voor het gebiedstypen 'Wonen, recreëren' (zie onderstaande tabel) van toepassing. Zoals eerder beschreven, zijn de PR-contouren geen belemmering voor het plangebied. De woningen in het plangebied welke gelegen zijn binnen het 100% letaalgebied (blauw gearceerde gedeelte in figuur 5.4), zijn aan te merken als kwetsbare objecten. In het geval van lpg-tankstations is het wettelijk invloedsgebied (150 m vanaf het vulpunt en ondergrondse opslagtank) gelijk aan de 100% letaalzone. Conform de matrix uit de 'Visie EV' (onderstaande tabel) is dit toegestaan mits dit wordt verantwoord (geel vlak).

Tabel 5.6 Criteria gebiedstype 'Wonen, recreëren' / 'Visie Externe Veiligheid' gemeente Zuidplas, maart 2011

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoordrechtoost-Va01_0016.png"

Voor de verantwoording van het GR zijn in de 'Visie EV' voorwaarden opgenomen, waarmee rekening moet worden gehouden.

Omdat het een conserverend bestemmingsplan betreft zijn een aantal voorwaarden niet relevant (waaronder inrichting van het gebied). Hieronder worden de voorwaarden behandeld die relevant zijn in verband met bestemmingsplan Moordrecht Oost. Hierbij is gebruikgemaakt van het advies van de Veiligheidsregio voor bestemmingsplan Moordrecht Buiten, waarin het tankstation reeds is meegenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoordrechtoost-Va01_0017.png"

Figuur 5.5 Lpg-tankstation Ambachtweg en omgeving

Vluchtmogelijkheden

Zowel binnen de woonwijk als op het bedrijventerrein zijn voldoende mogelijkheden om van het lpg-tankstation af te vluchten.

Zelfredzaamheid

In de Visie EV is aangegeven dat de vestiging van nieuwe functies of objecten voor verminderd zelfredzame groepen binnen 100% letaal (oranje vlak) in eerste instantie niet is toegestaan. Op dit moment zijn er ook geen kwetsbare groepen gevestigd binnen deze contour.

Om te voorkomen dat de vestiging van verminderd zelfredzame personen in de toekomst gaat plaatsvinden zonder uitgebreide overweging, wordt in de planregels van het bestemmingsplan een artikel opgenomen waarin staat dat de vestiging van functies of objecten voor 'zeer kwetsbare groepen' niet is toegestaan. Ontheffing hiervan is mogelijk als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan.

In het kader van het transport van toxische stoffen over de A20, spoor en provinciale wegen, moet bij nieuwe gebouwen worden overwogen om deze te voorzien van de mogelijkheid om de mechanische ventilatie met één druk op de knop uit te schakelen, zodat wordt voorkomen dat toxische gassen naar binnen worden gezogen.

Bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen

Ten aanzien van het lpg-tankstation heeft de Veiligheidsregio aangegeven (zie bijlage 2) dat de bereikbaarheid van het tankstation voor de hulpdiensten voldoende is. Ook de primaire (brandkranen) en secundaire (oppervlaktewater) bluswatervoorzieningen bij het tankstation zijn voldoende.

Conclusie verantwoording GR

De gemeente Zuidplas is voornemens het bestemmingsplan Moordrecht Oost vast te stellen. In verband met dit bestemmingsplan moet onder andere het aspect externe veiligheid worden beschouwd. Voor de verantwoording van het GR zijn de volgende risicobronnen voor het plangebied relevant:

  • lpg-tankstation Van Gennep, Ambachtweg 40;
  • transport van toxische stoffen over spoor en weg.

Hieronder worden kort de belangrijkste constateringen en te nemen maatregelen samengevat, op basis waarvan het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad haar verantwoording kan baseren.

Situatie GR

De afstand tot de A20, N207, N456 en het spoor is zodanig (meer dan 200 m) dat de hoogte van het GR in verband met deze risicobronnen geen rol speelt. In verband met deze risicobronnen is alleen het toxisch scenario relevant. In verband met dit scenario moet bij nieuwe gebouwen worden overwogen om deze te voorzien van de mogelijkheid om de mechanische ventilatie met één druk op de knop uit te schakelen, zodat wordt voorkomen dat toxische gassen naar binnen worden gezogen.

Het GR in verband met het lpg-tankstation op bedrijventerrein 't Ambacht is reeds in 2006 berekend en is ruim onder de oriëntatiewaarde gelegen. Omdat het bestemmingsplan Moordrecht Oost conserverend van aard is zal het GR ook niet toenemen.

Maatregelen ter beperking van het GR

Ter beperking van het GR wordt in het bestemmingsplan een planregel opgenomen om de vestiging van 'zeer kwetsbare groepen' binnen het invloedsgebied van het lpg-tankstation tegen te gaan.

Verantwoording

Het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Zuidplas hebben kennis genomen van de inhoud van deze verantwoording en achten het GR, na het nemen van de voorgestelde maatregelen, aanvaardbaar.

Resultaten Kerklaan 2

De locatie Kerklaan 2 is niet gelegen in een PR 10-6-contour of een invloedsgebied GR van een risicobron. Tevens vormen de beoogde woningen zelf geen nieuwe risicobron voor de omgeving.

Conclusie ten aanzien van plan

Er is een verantwoording GR opgesteld en het GR wordt aanvaardbaar geacht. Er zijn geen verdere beperkingen vanwege externe veiligheid ten aanzien van het conserverend bestemmingsplan en de wijzigingsbevoegdheid voor Kerklaan 2.

5.1.6 Bodem

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen.

Tevens is bij de realisatie van ruimtelijke plannen vaak grondverzet noodzakelijk. Dit grondverzet is middels het Besluit bodemkwaliteit aan regels gebonden. De gemeente Zuidplas beschikt over een vastgestelde bodemkwaliteitskaart en bijbehorend grondstromenbeleid. Uitgangspunt is dat grondverzet niet mag leiden tot verslechtering van de bodemkwaliteit ter plaatse. Alle grondverzet dient te worden gemeld bij de Omgevingsdienst Midden-Holland.

Onderzoek

Van het plangebied is met behulp van het Bodem Informatie Systeem (BIS) alle bij de Omgevingsdienst bekende informatie verzameld over de onderwerpen:

  1. a. voormalige bedrijven (HBB);
  2. b. huidige bedrijven;
  3. c. tanks;
  4. d. (sloot)dempingen (Bio-s);
  5. e. bodemonderzoekslocaties;
  6. f. toepassing grond (grondwerken);
  7. g. bodemkwaliteitskaart en grondstromenbeleid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoordrechtoost-Va01_0018.png"

Figuur 5.6 Bodeminformatiekaart bij bestemmingsplan Moordrecht Oost

Uit het BIS blijkt dat binnen of overlappend met het plangebied diverse onderzoeken naar de bodem zijn uitgevoerd. Op sommige locaties daarvan is een vermoeden van bodemverontreiniging en moet nog een historisch of nader bodemonderzoek plaatsvinden op basis van de voormalige verdachte activiteit of voorgaand onderzoek. Dit onderzoek kan plaatsvinden bij een ruimtelijke ontwikkeling of in het kader van de vigerende milieuwetgeving (vergunning).

Voor enkele locaties geldt dat deze voldoende zijn onderzocht dan wel voldoende zijn gesaneerd.

Uit de uitgevoerde BIS-toets blijkt dat er binnen het plangebied geen slootdempingen bekend zijn bij de Omgevingsdienst.

Uit het onderzoek blijkt dat er geen directe vervolgactie op het gebied van de bodem dient te worden uitgevoerd ten behoeve van het conserverende bestemmingsplan.

Onacceptabele humane risico's als gevolg van de in de bodem aan te treffen verontreinigingen in combinatie met een gevoelig gebruik worden niet verwacht.

Resultaten Kerklaan 2

Er is geen bodeminformatie bekend over de locatie Kerklaan 2. Omdat bij de Omgevingsdienst niet bekend is dat bodembedreigende activiteiten op de locatie aanwezig zijn (geweest), wordt niet verwacht dat sprake is van bodemverontreiniging ter plaatse die niet met de bestemming 'Wonen' kan worden verenigd. Bovendien zullen bouwwerkzaamheden voornamelijk inpandig plaatsvinden.

Geadviseerd wordt in de wijzigingsregels op te nemen dat bij het wijzigingsplan bodemonderzoek dient te worden aangeleverd waaruit kan worden opgemaakt dat de grond geschikt is voor de functie wonen.

Indien bij de bouwwerkzaamheden wel in de grond wordt gewerkt dient bij de aanvraag Omgevingsvergunning (deel bouwen) ten minste een historisch bodemonderzoek conform NEN5725 te worden aangeleverd.

Conclusie ten aanzien van plan

Uit het onderzoek blijkt dat er geen directe vervolgactie op het gebied van de bodem dient te worden uitgevoerd ten behoeve van het conserverende bestemmingsplan.

Onacceptabele humane risico's als gevolg van de in de bodem aan te treffen verontreinigingen in combinatie met een gevoelig gebruik worden niet verwacht.

Derhalve zijn er geen belemmeringen vanwege het milieuaspect bodem voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid voor de Kerklaan 2 wordt toelaatbaar geacht.

5.1.7 Archeologie

Het archeologisch erfgoed wordt binnen Nederland als zeer waardevol beschouwd. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) legt de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het archeologische erfgoed bij de gemeente. De taken in het kader van de Wamz behelzen onder andere het integreren van archeologie in de RO-procedures (zoals vergunningen en Projectbesluiten) en de koppeling tussen bestemmingsplannen en archeologische waarden en verwachtingen (art. 38 en 41 Wamz).

De Wamz verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan of bij een omgevingsvergunning rekening te houden met in de bodem aanwezige of te verwachten archeologische waarden. De feitelijke bescherming daarvan krijgt gestalte door het opnemen van regels in het bestemmingsplan ten aanzien van de afgifte van omgevings- en aanlegvergunningen in die gebieden die als archeologisch waardevol zijn aangemerkt. Aan de vergunning zelf kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden, met als uiterste de verplichting tot planaanpassing of het laten verrichten van een opgraving.

De gemeente Zuidplas heeft per 23 november 2010 vastgesteld archeologisch beleid. Aan de hand van de hiervan onderdeel uitmakende archeologische verwachtingenkaart en beleidskaart is per gebied bepaald of en wanneer archeologisch (voor)onderzoek verplicht is.

Onderzoek

Volgens de verwachtingenkaart en de beleidsadvieskaart gelden er voor het plangebied bestemmingsplan Moordrecht Oost de volgende drie zones met een archeologische verwachting (figuur 5.7).

  • Zeer hoge archeologische verwachting: deze zone betreft de oude dorpskern waar archeologische sporen vanaf de late prehistorie tot en met de nieuwe tijd kunnen voorkomen. Deze kern bevindt zich langs de zuidoostelijke grens van het plangebied, ter hoogte van de weg Oosteinde. Daarnaast bevat deze zone verschillende locaties waar (voormalige) archeologische/cultuurhistorische waarden aanwezig kunnen zijn: ter hoogte van de Tulpstraat kunnen nog resten van een historische boerderij aanwezig zijn en rondom de brug over de Ringvaart (Middelweg-Kerkweg) kunnen nog archeologische sporen aanwezig zijn die terug gaan tot mogelijk de 18e eeuw en ouder. Deze archeologische resten kunnen direct onder het maaiveld aangetroffen worden.
  • Hoge archeologische verwachting: deze zone betreft een oude ontginningsas ter hoogte van de weg Oosteinde in het zuidoostelijke deel van het plangebied en een dieper gelegen stroomgordel in het gehele zuidwestelijke deel van het plangebied. Ter hoogte van de weg Oosteinde sluit deze zone aan op een deel van de oude dorpskern van Moordrecht. In deze zone kunnen sporen vanaf de middeleeuwen direct onder het maaiveld verwacht worden. In de diepere ondergrond van het zuidwestelijke deel van het plangebied zijn de afzettingen van een fossiele rivier aanwezig (zand en klei; Gouderak stroomgordel) waarin resten uit de prehistorie aanwezig kunnen zijn. Deze afzettingen worden vanaf circa 2,5 m en dieper onder het maaiveld verwacht. De stroomgordel zelf wordt afgedekt door een pakket wadafzettingen (zand en klei) waarvoor een lage archeologische verwachting geldt.
  • Lage archeologische verwachting: deze zone betreft globaal de noordoostelijke helft van het plangebied. De bodem is opgebouwd uit wadafzettingen die onder water zijn afgezet en de kans op het aantreffen van archeologische resten (vanaf de prehistorie) in deze afzettingen wordt gering geacht. Eventueel aanwezige archeologische resten worden vanaf het maaiveld verwacht.

Volgens de actuele database voor archeologische vindplaatsen, Archis2, zijn er vooralsnog geen bekende vindplaatsen geregistreerd binnen het plangebied.

Het plangebied Moordrecht Oost is voor een groot deel bebouwd na 1960 en tot die tijd was het plangebied voornamelijk in gebruik als weiland. Dit heeft consequenties voor de bestaande archeologische verwachting in het plangebied.

Voor het uiterst zuidoostelijke deel van het plangebied wordt de kans klein geacht op het voorkomen van (intacte) resten van voormalige historische boerderijen en sporen die te maken hebben met de oude dorpskern. Een uitzondering vormt de zone met een zeer hoge archeologische verwachting rondom de brug over de Ringvaart. De huidige bebouwing is hier minder intensief en de kans is dus aanwezig op sporen vanaf de late middeleeuwen en nieuwe tijd.

Voor het overige deel van het plangebied is er een (lage) trefkans op archeologische resten vanaf het maaiveld uit de periode vroege prehistorie tot heden. Gezien de landschappelijke inrichting en de bebouwing wordt de kans zeer gering geacht op de daadwerkelijke aanwezigheid van archeologische resten. Voor de dieper gelegen afzettingen van de Gouderakse stroomgordel (dieper dan 2,5 m onder maaiveld) in de zuidwestelijke helft van het plangebied is de verwachting dat deze nog wel intact zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoordrechtoost-Va01_0019.png"

Figuur 5.7 Uitsnede van de beleidsadvieskaart, gemeente Zuidplas

Geadviseerd wordt een dubbelbestemming op te nemen voor de gronden met een zeer hoge en hoge archeologische verwachting, conform de volgende beleidsregels:

  • Zeer hoge archeologische verwachting: archeologisch onderzoek is verplicht bij plangebieden met een oppervlak gelijk of groter dan 50 m² en bodemingrepen vanaf 0,3 m beneden maaiveld.
  • Hoge archeologische verwachting: archeologisch onderzoek is verplicht bij plangebieden met een oppervlak gelijk of groter dan 100 m² en bodemingrepen vanaf 0,3 m beneden maaiveld.

De omvang van de gronden met een zeer hoge archeologische verwachting dient beperkt te worden tot uitsluitend de zone (straal van 50 m) rondom de brug over de Ringvaart. De zone met een hoge archeologische verwachting geldt voor de zuidwestelijke helft van het plangebied, waar vanaf 2,5 m onder het maaiveld de afzettingen van een stroomgordel aanwezig zijn. Voor deze zone wordt tevens geadviseerd bodemingrepen vrij te geven tot een diepte van 2,0 m onder het maaiveld.

Resultaten Kerklaan 2

De locatie Kerklaan 2 ligt in een zone met een zeer hoge archeologische verwachting. Daarvoor geldt dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is indien grond wordt geroerd met een oppervlakte groter dan 50 m2 en verstoring dieper dan 30 cm. Deze onderzoeksplicht wordt reeds geborgd met de algemene dubbelbestemming 'Archeologie' in het bestemmingsplan. Indien het betreffende pand enkel inpandig wordt verbouwd zal archeologisch onderzoek niet noodzakelijk zijn.

Conclusie ten aanzien van plan

Voor de verschillende onderzoeksplichten is in het bestemmingsplan een dubbelbestemming opgenomen en in bijbehorende regels is de onderzoeksplicht opgenomen.

Voor het overige zijn geen beperkingen voor de vaststelling van het conserverende bestemmingsplan en de wijzigingsbevoegdheid voor Kerklaan 2.

5.1.8 Flora en fauna

Meer en meer wordt onderkend dat goed werkende ecosystemen voor mensen verschillende onmisbare functies hebben. Ter bescherming van deze eigenschappen van de natuurlijke omgeving en vanuit de gedachte dat alle levende wezens een intrinsieke waarde hebben, geldt een drietal landelijke wetten en beleidsplannen: de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet en het Natuurbeleidsplan 1990 (Nota Ruimte met daarin de Ecologische Hoofdstructuur). Daarnaast geldt provinciaal beleid, te weten: Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland en Provinciaal Compensatiebeginsel (Rode Lijst).

Bij een ruimtelijke ontwikkeling dient middels een quickscan (combinatie van bureauonderzoek en één veldbezoek) te worden vastgesteld of:

  1. a. er overtreding van de verbodsbepalingen voor beschermde soorten plaatsvindt (toetsing Flora- en faunawet (Ffw), maar ook Provinciaal compensatiebeleid met betrekking tot biotopen van Rode Lijstsoorten);
  2. b. er mogelijke significante gevolgen zijn voor beschermde gebieden (toetsing Nb-wet);
  3. c. er wezenlijke waarden en kenmerken voor Ecologische Hoofdstructuur-gebieden aangetast worden.

Nu hier sprake is van een conserverend plan wordt voornamelijk inzicht geboden in de aanwezigheid van beschermde gebieden in (de omgeving van) het plangebied, zodat kan worden bepaald of vanwege het plangebied externe effecten op de beschermde gebieden plaatsvinden.

Onderzoek

Op basis van literatuuronderzoek is bepaald of het plangebied zich in (de nabijheid van) een Natura 2000-gebied bevindt, dan wel in een Beschermd Natuurmonument. Tevens is bepaald of het plangebied binnen de groene gebieden van de Provinciale Structuurvisie (EHS, weidevogelgebied) ligt.

Het plangebied ligt niet in een Natura 2000-gebied. Directe effecten op Natura 2000-gebieden worden daarom uitgesloten. Het plangebied ligt op een afstand van circa 6 km van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, te weten het gebied 'Broekvelden, Vettenbroek en Polder Stein' en 'Donkse Laagten'. Het Natura 2000-gebied 'Boezems Kinderdijk' en het Natura 2000-gebied 'Donkse Laagten' zijn gelegen op respectievelijk 11 en 12,5 km afstand van het plangebied. Gezien het feit dat het bestemmingsplan conserverend van aard is en het plangebied in zijn huidige vorm (met woonblokken en sportvelden) niet of nauwelijks geschikt is voor aangewezen vogelsoorten voor de Natura 2000-gebieden, worden externe effecten met zekerheid uitgesloten. Ook van een toename van stikstof (heeft vaak een grote invloedssfeer met een grote reikwijdte) door een grotere verkeersintensiteit wordt uitgesloten. Externe effecten op aangewezen habitattypen worden dan ook eveneens uitgesloten.

In het zuiden van het plangebied ligt het EHS-gebied met de naam 'Moordrecht-Oost', behorende bij het gebied 'Oevers Hollandsche IJssel Noord'. Het plangebied ligt op een afstand van circa 375 m van de dichtstbijzijnde ecologische verbindingszone (evz), onderdeel van de EHS (zie figuur 5.8). Omdat het bestemmingsplan conserverend is, blijft de huidige situatie gehandhaafd. Effecten op de EHS worden daarom uitgesloten.

Op het moment dat er ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden in het plangebied dienen deze getoetst te worden aan de doelstellingen van de EHS-gebieden die in het zuiden van het plangebied liggen.

Andere provinciaal beschermde gebieden, zoals weidevogelgebied, zijn niet aanwezig nabij het plangebied. Het dichtstbijzijnde belangrijke weidevogelgebied is gelegen op circa 1.600 m afstand. Op basis van deze afstand en het feit dat het bestemmingsplan conserverend van aard is, worden effecten hierop uitgesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoordrechtoost-Va01_0020.png"

Figuur 5.8 EHS-gebieden (groen) in de omgeving van het plangebied (rode contour); ecologische verbindingszones (roze); weidevogelgebied (geel)

Resultaten Kerklaan 2

Er zijn geen beperkingen ten aanzien van de beoogde wijzigingsbevoegdheid. Geadviseerd wordt een voorwaardelijke regel op te nemen waarmee wordt geregeld dat bij het wijzigingsplan een quickscan Flora- en faunawet wordt uitgevoerd. Voor aanvraag van een omgevingsvergunning (bouwen/slopen) dienen alle noodzakelijke onderzoeken te zijn uitgevoerd.

Conclusie ten aanzien van plan

Omdat geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden binnen het conserverende bestemmingsplan, is schade aan deze waarden en aan door Flora- en faunawet beschermde soorten niet aan de orde.

Er worden ook geen effecten op omliggende beschermde gebieden verwacht. Derhalve zijn er geen beperkingen voor vaststelling van het conserverend bestemmingsplan en de wijzigingsbevoegdheid Kerklaan 2 vanwege ecologie en flora en fauna.

5.1.9 Milieueffectrapportage

De wet- en regelgeving voor milieueffectrapportage is vastgelegd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in de AMvB Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). Globaal zijn er 3 soorten m.e.r.:

  1. 1. Een plan-mer is wettelijk verplicht wanneer:
    1. a. het plan kaders stelt voor activiteiten in het plangebied waarvoor een projectmer noodzakelijk is, dan wel waarvoor beoordeeld moet worden of een projectmer noodzakelijk is. Dit zijn de activiteiten die genoemd zijn in kolom 1 van Bijlage C en D van het Besluit m.e.r. Voor activiteiten uit Bijlage D geldt de planmer-plicht direct als ze groter is dan de getalsmatige drempelwaarde in kolom 2. Als ze kleiner is dan die drempelwaarden, wordt de planmer-plicht bepaald door de vormvrije mer-beoordeling;
    2. b. de activiteiten in het bestemmingsplan leiden tot mogelijk significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden (passende beoordeling noodzakelijk).

Bij een planmer gaat het om besluiten uit kolom 3 van Bijlage C en D van het Besluit m.e.r.

  1. 2. Een projectmer is wettelijk verplicht wanneer:
    1. a. de activiteit genoemd is in Bijlage C van het Besluit m.e.r.;
    2. b. de initiatiefnemer of het bevoegd gezag besloten hebben dat voor een activiteit uit Bijlage D van het Besluit m.e.r. een milieueffectrapport opgesteld wordt, c.q. moet worden.

Bij een projectmer gaat het om besluiten uit kolom 4 van Bijlage C of D va het Besluit m.e.r. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om een bestemmingsplan dat in directe zin woningbouw mogelijk maakt waarvoor een projectmer-plicht geldt, of om een omgevingsvergunning voor het in werking hebben van een bedrijf (met aanzienlijke milieugevolgen).

  1. 3. Een mer-beoordeling is wettelijk verplicht voor de activiteiten in kolom 1 van Bijlage D van het Besluit m.e.r.
    1. a. Indien de activiteit groter is dan de getalsmatige drempelwaarden in kolom 2 van Bijlage D dient de in de Wet milieubeheer beschreven mer-beoordelingsprocedure beschreven te worden.
    2. b. Indien de activiteit kleiner is dan de getalsmatige drempelwaarden in kolom 2 van Bijlage D dient beoordeeld te worden of de in de Wet milieubeheer beschreven mer-beoordelingsprocedure al dan niet nodig is. Dit noemt men vormvrije mer-beoordeling.

Onderzoek

Het bestemmingsplan biedt ruimte aan de realisatie van maximaal 12 woningen in het bestaande gebouw aan de Kerklaan 2. De realisatie van woningen valt onder onderdeel D11.2 van het Besluit m.e.r.. De getalsmatige drempel voor een formele mer-beoordeling bedraagt 2.000 woningen.

In dit specifieke geval is het aantal woningen veel lager dan de drempel in het Besluit m.e.r. De woningen worden gerealiseerd in de kern van Moordrecht, waardoor geen effecten op beschermde gebieden zullen optreden. Milieueffecten van woningen betreffen met name geluidshinder op omliggende woningen vanwege de verkeersaantrekkende werking en gevolgen voor de luchtkwaliteit vanwege de verkeersaantrekkende werking. Het gaat in dit geval om 12 woningen die ongeveer 60 vervoersbewegingen extra zullen realiseren. Dit aantal gaat op in het bestaande verkeer op de Kerklaan zonder significante effecten op de omgeving te hebben. De luchtkwaliteit zal (conform hoofdstuk 3) niet in betekenende mate worden verslechterd door het voorgenomen plan.

Belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen derhalve worden uitgesloten.

Conclusie ten aanzien van het plan

Voor het bestemmingsplan Moordrecht Oost is het niet noodzakelijk een mer- of mer-beoordelingsprocedure te doorlopen.

5.2 Kabels En Leidingen

Afwegingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.

Onderzoek

In de milieukundige onderbouwing is ingegaan op de in de omgeving aanwezige risicorelevante leidingen. In het plangebied zijn verder geen planologisch relevante hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het projectgebied hoeft in de ruimtelijke onderbouwing geen rekening te worden gehouden.

Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Hoofdstuk 6 Juridische Toelichting

6.1 Algemeen

De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2008) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP2008 kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

Verbeelding

De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien, en voor zover, deze in de regels daaraan wordt gegeven. Soms heeft een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis en is deze uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid van de kaart (bijvoorbeeld topografische gegevens). De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers en overheid bindende deel van het bestemmingsplan.

Regels

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in meerdere hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse bepalingen artikelsgewijs worden besproken.

Toelichting

De toelichting heeft géén bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels. Door de grote flexibiliteit, of betere vrijheid in de regels, kan de rechtszekerheid van belanghebbenden in het gedrang komen. In de toelichting dienen derhalve duidelijk de beleidsintenties te worden aangegeven met betrekking tot het toekomstig grondgebruik. De toelichting heeft echter géén rechtstreeks bindende werking.

6.2 Inleidende Regels

Conform SVBP2008 bevatten de inleidende regels artikelen met de begripsbepalingen en de wijze van meten.

6.3 De Bestemmingen

In het hoofdstuk Bestemmingsregels zijn alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Waar noodzakelijk is gebruik gemaakt van aanduidingen om toegestaan gebruik nader te specificeren.

Artikel 3 Agrarisch

Gebruik

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor bestaande agrarische (grondgebonden) bedrijven c.q. de uitoefening van bestaande agrarische (grondgebonden) bedrijfsactiviteiten en ondergeschikte verkoop van bedrijfsgebonden producten, met de daarbij behorende tuinen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, water en kunstwerken.

Bouwen

Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. De maximale goot- en bouwhoogtes zijn aangegeven op de verbeelding. De maximale inhoud van bedrijfswoningen bedraagt 650 m3.

Artikel 4 Bedrijf

Gebruik

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn is dit bestemmingsplan uitsluitend opgenomen ter plaatste van een nutsvoorziening. Op de gronden ligt de aanduiding nutsvoorziening, waardoor uitsluitend een nutsvoorziening is toegestaan.

Bouwen

Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd waarbij het bouwvlak volledig mag worden bebouwd. De maximale goot - en bouwhoogte zijn op de verbeelding aangegeven.

Artikel 5 Gemengd

Gebruik

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor meerdere functies. Binnen de bestemming zijn de volgende functies toegestaan: het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten in de eerste bouwlaag die staan vermeld in de categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, kantoren, maatschappelijke dienstverlening, wonen, aan-huis-verbonden beroepen tot maximaal 30% van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 50 m², ondersteunende horeca. Ter plaatse van de aanduiding 'horeca' is een horecabedrijf met een maximale horecacategorie 2 toegestaan. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is detailhandel toegestaan.

Tevens zijn de daarbij behorende tuinen, bijbehorende bouwwerken, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, water en kunstwerken toegestaan.

Bouwen

Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, waarbij de maximale goot - en bouwhoogte op de verbeelding zijn aangegeven.

Artikel 6 Groen

Gebruik

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, (ondergrondse) afvalinzamelpunten en de daarbij behorende wegen en paden, parkeervoorzieningen, voorzieningen van openbaar nut, waterlopen en waterpartijen, objecten van beeldende kunst, speelvoorzieningen, tuinen en kunstwerken.

Bouwen

Binnen de bestemming mogen slechts gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m en een oppervlakte van maximaal 25 m².

Er is een afwijking opgenomen dat ter hoogte van de aanduiding 'woonschepenligplaats' per woonschepenplaats bergingen gebouwd mogen worden binnen deze bestemming voorzover grenzend aan de bestemming 'Water' met dien verstande dat de oppervlakte van de bergingen gezamenlijk maximaal 12 m2 mag bedragen en de hoogte van een berging maximaal 2,5 m mag bedragen;

Artikel 7 Maatschappelijk

Gebruik

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke dienstverlening en ondersteunende horeca. Met de daarbij behorende tuinen, bijbehorende bouwwerken, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, speeltoestellen, water en kunstwerken.

Bouwen

Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd. Het maximale bebouwingspercentage en de maximale goot - en bouwhoogte zijn aangegeven op de verbeelding.

Artikel 8 Tuin

Gebruik

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuin, water, toegangspaden, in- en uitritten en parkeervoorzieningen.

Bouwen

Op of in de gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming Wonen.

Artikel 9 Verkeer

Gebruik

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie. Met de daarbij behorende ongebouwde parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden, (ondergrondse) afvalinzamelpunten, groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting, tuinen, voorzieningen van openbaar nut, straatmeubilair, water en kunstwerken.

Bouwen

Op of in de gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

Artikel 10 Verkeer - Verblijf

Gebruik

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garage' is een garagebox toegestaan.

Bouwen

Op of in de gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

Artikel 11 Water

Gebruik

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging, bermen en groenvoorzieningen, extensief recreatief medegebruik en kunstwerken. Tevens is ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' een woonschepenligplaats toegestaan en ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' recreatief gebruik toegestaan.

Bouwen

Op of in de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

Artikel 12 Wonen

Gebruik

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen en aan-huis-verbonden beroepen tot maximaal 30% van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 50 m². Tevens zijn ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' maximaal 4 woonwagenstandplaatsen toegestaan met een maximale oppervlakte van 130 m2, een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 m1 en 6m1 en maximaal 30 m2 aan aan- uit- en bijgebouwen.

Tevens zijn de daarbij behorende tuinen, bijbehorende bouwwerken, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, speeltoestellen, water en kunstwerken toegestaan.

Bouwen

Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd waarbij splitsing van een bouwperceel ten behoeve van nieuwbouw van een woning niet is toegestaan. Hier geldt de situatie op het moment van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan als uitgangspunt. De maximale bouwhoogte is op de verbeelding aangeduid

Artikel 13en 14Waarde - Archeologie - 1en 2

Deze dubbelbestemming is toegekend aan de gronden met archeologische verwachtingswaarden. Op deze gronden mogen ten behoeve van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen mogen - op enkele uitzonderingen na - uitsluitend met een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag worden gebouwd. Daarnaast geldt voor diverse werken en werkzaamheden een omgevingsvergunningplicht.

Artikel 15 Waterstaat - Waterkering

Deze dubbelbestemming is toegekend aan de gronden binnen de beschermingszone van de waterkering. Op deze gronden mogen ten behoeve van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen mogen - op enkele uitzonderingen na - uitsluitend met een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag worden gebouwd. Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij het HHSK omtrent de vraag of de belangen van de waterkering niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

7.1 Financiële Haalbaarheid

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de financiële haalbaarheid van het plan aangetoond te worden. Dit om te voorkomen dat recht gaat gelden dat niet realistisch blijkt te zijn.

Op grond van artikel 6.12, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) moet voor een bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld indien er sprake is van een 'bouwplan'. Artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschrijft wat een 'bouwplan' is. De raad kan bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, wanneer:

  1. 1. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is (art. 6.12 Wro);
  2. 2. er geen kosten te verhalen zijn (art. 6.2.1a Bro).

De 'grex-wet' is erop gericht dat de overheid kosten kan verhalen die gemaakt worden naar aanleiding van een bouwplan. Indien er geen kosten gemaakt worden, hoeven deze ook niet verhaald te worden.

7.2 Plangebied

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt dus geen nieuwe bouwplannen mogelijk die aanleiding zouden geven tot het vaststellen van een exploitatieplan. De bestaande situatie heeft als uitgangspunt voor het bestemmingsplan gediend. Gelet op het voorgaande is onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid achterwege gelaten.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

8.1 Overleg 3.1.1. Bro

Het voorontwerpbestemmingsplan is voor vooroverleg opgestuurd naar de overlegpartners overeenkomstig artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De resultaten van de reeds ontvangen reacties van provincie en rijkswaterstaat zijn in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt.

8.2 Inspraak

Op 1 juli 2005 is de Wet Uniforme openbare Voorbereidingsprocedure in werking getreden. Artikel 6a Wro is daarmee vervallen en daarmee ook de inspraakverplichting. Dit betekent dat ruimtelijke plannen (bijvoorbeeld bestemmingsplannen) worden voorbereid met toepassing van de UOV (Awb). Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen op grond van bijvoorbeeld de gemeentelijke inspraakverordening.

In het onderhavige geval is ervoor gekozen om voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan tijdens een informele inloopavond het bestemmingplan te presenteren aan de inwoners. Tijdens deze avond zijn bewoners in de gelegenheid gesteld vragen te stellen.

8.3 Zienswijzen En Vooroverleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Het ontwerpbestemmingsplan ''Moordrecht Oost 2013'' heeft vanaf 31 januari 2013 tot en met 13 maart 2013 ter inzage gelegen.

Gedurende deze periode is een ieder de gelegenheid geboden om mondeling danwel schriftelijk zienswijzen in te dienen. Het plan is in genoemde termijn zowel digitaal als in papieren versie te raadplegen geweest.

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening is het ontwerpbestemmingsplan tevens digitaal aan diverse instanties ter kennis gesteld met het verzoek om binnen voornoemde termijn op de inhoud van het ontwerpbestemmingsplan te reageren.

De zienswijzen en de ambtshalve aanpassingen zijn samengevat in een Nota van beantwoording en wijziging zienswijzen. Deze nota is toegevoegd als bijlage 3 bij de toelichting.

Bijlage 1 Horeca Categorieën Horecabeleid Zuidplas

categorie soort toelichting

0
Buurthuizen, sport- en recreatie-instellingen, sociaal-culturele instellingen Horeca-achtige activiteiten in instellingen anders dan in categorie 1-5 (paracommerciële horeca)

1
Koffie en/of theeschenkerij gelegen in een 's avonds en 's nachts afgesloten winkelcentrum. Een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen. In het bedrijf worden overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank verstrekt.


2
Cafetaria/ snackbar, fastfood en broodjeszaak, lunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel, koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkel, restaurant Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden dan wel afgehaald kunnen worden.

3
Café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigde plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen

4
Discotheek/dancing, nachtcafé en een zalencentrum (met nachtvergunning) Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren
5 Hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf

Bijlage 2 Standaard Svb

Bijlage 2 Standaard SvB

Bijlage 1 Milieukundige Onderbouwing

Bijlage 1 Milieukundige onderbouwing

Bijlage 2 Advies Veiligheidsregio

Bijlage 2 Advies veiligheidsregio

Bijlage 3 Nota Zienswijzen

Bijlage 3 Nota zienswijzen