KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Bedrijventerrein
Artikel 5 Detailhandel - Perifeer
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Horeca
Artikel 8 Maatschappelijk
Artikel 9 Recreatie
Artikel 10 Tuin
Artikel 11 Verkeer
Artikel 12 Water
Artikel 13 Wonen
Artikel 14 Waarde - Archeologie - 1
Artikel 15 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 16 Waarde - Archeologie - 3
Artikel 17 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 18 Anti-dubbeltelregel
Artikel 19 Algemene Bouwregels
Artikel 20 Algemene Gebruiksregels
Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 24 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 25 Overgangsrecht
Artikel 26 Slotregel
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Behorende Bij Artikel 3
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Behorende Bij Artikel 4
Bijlage 3 Horeca Categorieën Horecabeleid Zuidplas
Bijlage 4 Beeldkwaliteitplan
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Fusiegemeente Zuidplas
1.2 Aanleiding
1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.4 Doel
1.5 Vigerend Plan
1.6 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Ruimtelijke Aspecten
2.2 Functionele Aspecten
2.3 Verkeer En Vervoer
Hoofdstuk 3 Ontwikkeling
3.1 Ruimtelijke Aspecten
3.2 Functionele Aspecten
3.3 Verkeer En Vervoer
3.4 Water En Groen
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Beleid Gemeente Zuidplas
Hoofdstuk 5 Water
5.1 Beleid
5.2 Het Plangebied
Hoofdstuk 6 Milieu
6.1 Wegverkeerslawaai
6.2 Luchtkwaliteit
6.3 Bedrijven En Milieuzonering
6.4 Externe Veiligheid
6.5 Bodem
6.6 Archeologie
6.7 Ecologie
6.8 Milieueffectrapportage
6.9 Provinciaal Milieubelang
Hoofdstuk 7 Juridische Toelichting
7.1 Regels
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Economische Uitvoerbaarheid
8.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Milieukundig Advies
Bijlage 2 Nota Van Beantwoording En Wijziging
Bijlage 3 Uitspraak Raad Van State

Nijverheidscentrum

Bestemmingsplan - Zuidplas

Onherroepelijk op 11-06-2013 - deels onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Nijverheidscentrum 2013 van de gemeente Zuidplas;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1892.BpNijverheidscentr-On01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 verbeelding:

de plankaart van het bestemmingsplan 'Nijverheidscentrum 2013' bestaande uit de verbeelding(en) met nummer(s) NL.IMRO.1892.BpNijverheidscentr-On01;

1.4 aanbouw:

een uitbreiding van het hoofdgebouw waarbij een andere ruimte wordt gecreëerd of een bestaande ruimte wordt vergroot en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 aan-huis-verbonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, alsmede kappers, schoonheidssalons, hondentrimsalons en pedicures die door hun beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;

1.8 aan-huis-verbonden beroep:

het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch gebied, die door hun beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;

1.9 achtergevel:

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel;

1.10 antenne-installatie:

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.11 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.;

1.12 archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.13 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.14 bebouwingspercentage

indien het percentage een bouwperceel betreft:

  • een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
  • dit percentage wordt slechts berekend over het gedeelte van het bestemmingsvlak of het bouwperceel, waarbinnen de bouwwerken mogen worden gebouwd.

1.15 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of bij een terrein, slechts bestemd voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is';

1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 bijgebouw:

een vrijstaand gebouw dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.20 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met uitzondering van onderbouw (kelder) en zolder;

1.22 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.27 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een hoofdgebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.28 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.29 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek dat al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen;

1.30 erker:

een uitbouw in één bouwlaag aan de voor- en/of zijgevel van een woning;

1.31 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 geluidsbelasting

de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein, een spoorweg of een weg, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.33 hobbykas:

permanent aanwezig gebouw waarvan de wanden en het dak overwegend bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend voor het hobbymatig kweken of trekken van vruchten, bloemen of planten;

1.34 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.35 horeca(bedrijf):

Een horeca-inrichting als bedoeld in de bij dit bestemmingsplan behorende lijst van horeca-categorieën Horecabeleid Zuidplas.

1.36 kampeermiddel:

  1. a. een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan;
  2. b. enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan voor zover geen bouwwerk zijnde

een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.37 kantoor:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek;

1.38 kap

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;

1.39 kunstwerk:

bouwwerken ten behoeve van weg- en waterbouw;

1.40 maatschappelijke dienstverlening:

het verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze en administratieve sfeer en andere vormen van dienstverlening, die een min of meer openbaar karakter hebben, met uitzondering van een seksinrichting;

1.41 mantelzorg

het bieden van zorg aan een persoon die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch en commercieel verband;

1.42 ondersteunende horeca

horecavoorzieningen binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren;

1.43 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-. water-, elektriciteits- en communicatievoorzieningen;

1.44 overkapping:

een bouwwerk met een open constructie met maximaal één gesloten wand;

1.45 peil:

  • voor hoofdgebouwen: het bouwkundig peil dat maximaal 0,1 m1 boven of onder de wegkruin van de voorliggende weg ligt;
  • voor aan - en uitbouwen: de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van het hoofdgebouw;
  • in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
  • indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

1.46 perifere detailhandel:

detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen en detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten en caravans), tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling (en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden);

1.47 recreatie:

alle vormen van dagrecreatie en verblijfsrecreatie;

1.48 risicovolle inrichtingen:

inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid.

1.49 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.50 Staat van bedrijfsactiviteiten:

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage van deze regels deel uit maakt.

1.51 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.52 verblijfsrecreatie:

vormen van recreatie die mede gericht zijn op verstrekken van nachtverblijf;

1.53 vloerpeil:

de hoogte van de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van het hoofdgebouw weergegeven ten opzichte van de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;

1.54 voorgevel:

de gevel van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.55 voorgevellijn:

de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen; bij een hoekperceel wordt de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de de zijgevel, die naar de weg of openbaar groen is gekeerd ook beschouwd als voorgevellijn;

1.56 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of Besluit geluidhinder;

1.57 voorwerpen van beeldende kunst

door kunst voortgebrachte voorwerpen, zoals schilderijen en beelden;

1.58 voorziening van openbaar nut:

voorziening ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.59 waterstaatkundige voorzieningen

werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers;

1.60 webwinkel:

het al dan niet hobbymatig dan wel bedrijfsmatig verkopen van goederen via internet, waarbij de goederen elders worden bezorgd en er geen sprake is van een voor het publiek toegankelijke winkelruimte of showroom;

1.61 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

1.62 zijgevel:

een gevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw die voor- en achtergevel met elkaar verbindt;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 bebouwingspercentage

het deel van het bouwblok uitgedrukt in procenten dat gebouwd mag worden;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer (exclusief isolatiemateriaal), de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.7 de breedte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' uitsluitend bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten behorende bij artikel 3 (bijlage 1);

alsmede voor:

  1. b. niet-zelfstandige kantoren als onderdeel van de bedrijven als genoemd in sub a, met een oppervlak van maximaal 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 2.000 m²;

met de daarbij behorende:

  1. c. tuinen;
  2. d. in- en uitritten;
  3. e. parkeervoorzieningen;
  4. f. wegen, straten en paden;
  5. g. water en waterstaatkundige voorzieningen;
  6. h. groenvoorzieningen, bermen en taluds;
  7. i. voorzieningen van openbaar nut;
  8. j. kunstwerken.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder e om gebouwen en overkappingen aan de voorzijde van het perceel tot op de perceelsgrens te realiseren, mits daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolgde de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en aan de beoogde beelkwaliteit.

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' uitsluitend bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten behorende bij artikel 4 (bijlage 2);
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' uitsluitend bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten behorende bij artikel 4 (bijlage 2);
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' uitsluitend bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten behorende bij artikel 4 (bijlage 2);
  4. d. een telefonie schakelcentrale met antennemast met een bouwhoogte van ten hoogste 40 meter, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';

alsmede voor:

  1. e. reparatie en onderhoud van elektromotoren, elektrische generatoren en transformatoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - repararatie- en onderhoudsbedrijf';
  2. f. een plaatwerkerij / bedrijf in gespecialiseerde reparatie en slepen van auto's, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - plaatwerkerij';
  3. g. een meubelfabriek, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - meubelfabriek';
  4. h. een dierenartsenpraktijk, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenartsenpraktijk';
  5. i. een sport- en bewegingscentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - sport- en therapiecentrum';
  6. j. een vrachtwagenstalling met koeling, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vrachtwagenstalling met koeling';
  7. k. niet-zelfstandige kantoren als onderdeel van de bedrijven als genoemd in sub a tot en met f, met een oppervlak van maximaal 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 2.000 m²;
  8. l. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met de daarbij behorende:

  1. m. tuinen;
  2. n. in- en uitritten;
  3. o. parkeervoorzieningen;
  4. p. wegen, straten en paden;
  5. q. water en waterstaatkundige voorzieningen;
  6. r. groenvoorzieningen, bermen en taluds;
  7. s. voorzieningen van openbaar nut;
  8. t. kunstwerken.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder e om de afstand van gebouwen en overkappingen tot de perceelsgrens te verkleinen tot ten minste 1 m, mits daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolgde de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 20 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. een geluidszoneringsplichtig bedrijf;
  2. b. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met verkoop van LPG;
  3. c. seksinrichtingen
  4. d. zelfstandige kantoren;
  5. e. zelfstandige horeca;
  6. f. zelfstandige detailhandel;
  7. g. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  8. h. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond. .

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Detailhandel - Perifeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel - Perifeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een woonwinkel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - woonwinkel';

alsmede voor:

  1. b. ondersteunende horeca;
  2. c. een inpandige bedrijfswoning;

met de daarbij behorende:

  1. d. tuinen;
  2. e. in- en uitritten;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. wegen, straten en paden;
  5. h. water en waterstaatkundige voorzieningen;
  6. i. groenvoorzieningen, bermen en taluds;
  7. j. voorzieningen van openbaar nut;
  8. k. kunstwerken.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 20 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. detailhandel, anders dan bedoeld in 5.1, onder a;
  2. b. een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
  3. c. coffeeshops;
  4. d. seksinrichtingen;
  5. e. zelfstandige horeca;
  6. f. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  7. g. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, bermen en taluds;
  2. b. (ondergrondse) afvalinzamelpunten;

met de daarbij behorende:

  1. c. in- en uitritten;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. wegen, straten en paden;
  4. f. water en waterstaatkundige voorzieningen;
  5. g. kunstwerken;
  6. h. voorzieningen van openbaar nut;
  7. i. brandgangen;
  8. j. speelvoorzieningen;

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 20 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. een jongerenontmoetingsplaats.

Artikel 7 Horeca

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. en horeca-inrichting uit ten hoogste horecacategorie 4 zoals die staan vermeld in Bijlage 3 Horeca categorieën Horecabeleid Zuidplas;

met de daarbij behorende:

  1. b. tuinen;
  2. c. niet-overdekte terrassen;
  3. d. in- en uitritten;
  4. e. parkeervoorzieningen;
  5. f. wegen, straten en paden;
  6. g. water en waterstaatkundige voorzieningen;
  7. h. groenvoorzieningen, bermen en taluds;
  8. i. voorzieningen van openbaar nut;
  9. j. kunstwerken.

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 20 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. seksinrichtingen;
  2. b. coffeeshops;
  3. c. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  4. d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  2. b. ondersteunende horeca;

alsmede voor:

  1. c. een gemeentewerf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gemeentewerf';

met de daarbij behorende:

  1. d. tuinen;
  2. e. in- en uitritten;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. wegen, straten en paden;
  5. h. water en waterstaatkundige voorzieningen;
  6. i. groenvoorzieningen, bermen en taluds;
  7. j. kunstwerken.

8.2 Bouwregels

8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 20 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. permanente bewoning;
  2. b. seksinrichtingen;
  3. c. jeugd-/kinder-/buitenschoolseopvang;
  4. d. zelfstandige horeca;
  5. e. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  6. f. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 9 Recreatie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. volkstuinen, ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  2. b. een verenigingsgebouw, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - vogel- en postduivenvereniging';

met de daarbij behorende:

  1. c. in- en uitritten;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. wegen, straten en paden;
  4. f. water en waterstaatkundige voorzieningen;
  5. g. groenvoorzieningen, bermen en taluds;
  6. h. kunstwerken;
  7. i. voorzieningen van openbaar nut.

9.2 Bouwregels

9.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 10 Tuin

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. in- en uitritten;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. water en waterstaatkundige voorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen, bermen en taluds;
  6. f. kunstwerken.

10.2 Bouwregels

Artikel 11 Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  2. b. (ondergrondse) afvalinzamelpunten;

alsmede voor:

  1. c. een weegbrug, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - weegbrug';

met de daarbij behorende:

  1. d. in- en uitritten;
  2. e. parkeervoorzieningen;
  3. f. groenvoorzieningen, bermen en taluds;
  4. g. water en waterstaatkundige voorzieningen;
  5. h. kunstwerken;
  6. i. voorzieningen van openbaar nut;
  7. j. brandgangen, in ieder geval ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - brandweerstraat';
  8. k. speelvoorzieningen.

11.2 Bouwregels

11.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 20 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. reclameuitingen.

Artikel 12 Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  2. b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;
  3. c. groenvoorzieningen, bermen en taluds;
  4. d. kunstwerken, dammen en duikers.

12.2 Bouwregels

12.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 20 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 13 Wonen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. aan-huis-verbonden beroepen tot maximaal 30% van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en aan-, uit- en bijgebouwen met een maximum van 50 m²;

met de daarbij behorende:

  1. c. tuinen;
  2. d. in- en uitritten;
  3. e. parkeervoorzieningen;
  4. f. wegen, straten en paden;
  5. g. water en waterstaatkundige voorzieningen;
  6. h. groenvoorzieningen, bermen en taluds;
  7. i. speelvoorzieningen;
  8. j. kunstwerken.

13.2 Bouwregels

13.3 Afwijken van de bouwregels

13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in 20 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. het wonen in vrijstaande bijgebouwen;
  2. b. horeca;
  3. c. seksinrichtingen;
  4. d. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  5. e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

13.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 14 Waarde - Archeologie - 1

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  2. b. het bepaalde in dit lid onder a.1 en a.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 0,5 ha;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

14.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro, artikel 3.6), de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' op één of meerdere locaties te wijzigen door het verwijderen van deze dubbelbestemming ter plaatse indien:

  1. a. uit archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse géén archeologische waarden aanwezig zijn en de gronden daarom géén bescherming behoeven;
  2. b. de archeologische waarden in voldoende mate zijn opgegraven en/of gedocumenteerd.

Artikel 15 Waarde - Archeologie - 2

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden (met een hoge archeologische verwachting).

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  2. b. het bepaalde in dit lid onder a.1 en a.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m2;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

15.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro, artikel 3.6), de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' op één of meerdere locaties te wijzigen door het verwijderen van deze dubbelbestemming ter plaatse indien:

  1. a. uit archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse géén archeologische waarden aanwezig zijn en de gronden daarom géén bescherming behoeven;
  2. b. de archeologische waarden in voldoende mate zijn opgegraven en/of gedocumenteerd.

Artikel 16 Waarde - Archeologie - 3

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden (met een zeer hoge archeologische verwachting).

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  2. b. het bepaalde in dit lid onder a.1 en a.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m2;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

16.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro, artikel 3.6), de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' op één of meerdere locaties te wijzigen door het verwijderen van deze dubbelbestemming ter plaatse indien:

  1. a. uit archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse géén archeologische waarden aanwezig zijn en de gronden daarom géén bescherming behoeven;
  2. b. de archeologische waarden in voldoende mate zijn opgegraven en/of gedocumenteerd.

Artikel 17 Waterstaat - Waterkering

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. waterkeringen;
  2. b. waterstaatkundige voorzieningen;
  3. c. het onderhoud en instandhouding van dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering;
  4. d. watersystemen als fysiek systeem van waterlopen en andere met de waterhuishouding samenhangende voorzieningen.

17.2 Regels vanwege samenvallende bestemmingen

Waar een basisbestemming samenvalt met een dubbelbestemming, zoals aangegeven, geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn uitsluitend van toepassing/toelaatbaar voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming en het voor zover zulks, gehoord de beheerder van de waterkering, verenigbaar is met het belang van de waterkering/het waterstaatsbelang.

17.3 Bouwregels

17.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.3.1 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
  2. b. het waterstaatsbelang niet onevenredig wordt geschaad;
  3. c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.

17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 18 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Algemene Bouwregels

19.1 Algemene bouwregels

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2, van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  2. b. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  3. c. de ruimte tussen bouwwerken.

19.2 Toegestane overschrijding

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1.50 meter bedraagt.

19.3 Toelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. 1. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
  2. 2. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in het voorgaande lid van dit artikel uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 20 Algemene Gebruiksregels

20.1 Algemene gebruiksregels

Het is verboden de in de artikelen 4 tot en met 17 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de doeleinden.

20.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels

21.1 Veiligheidszone - leiding

Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 15% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bouwgrenzen met maximaal 3 meter, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  3. c. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
  4. d. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 50 meter;

mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels

23.1 Algemene wijzigingsregels

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), ten aanzien van het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 3 meter mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding.
  2. b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de lijst van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlagen van de regels te wijzigen, ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van bedrijven, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten ten aanzien van de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

23.2 Wro-zone - wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouderszijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening, het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' te wijzigen in de bestemmingen 'Bedrijf' en/of 'Verkeer' ten behoeve van uitbreiding van de aangrenzende bedrijvenstrook danwel een verbindingsroute, hetzij voor gemotoriseerd verkeer, hetzij voor langzaamverkeer, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. b. bij de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid dient schrifterlijk advies te worden ingewonnen bij de brandweer inzake bereikbaarheid van aangrenzende kavels;
  3. c. bij uitbreiding van de bedrijvenstrook dienen de maximale bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage overeenkomstig de direct aangrenzende gronden in acht te worden genomen;
  4. d. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid worden de regels zoals opgenomen in de artikelen 3 danwel respectievelijk 11 onverminderd van kracht.

Artikel 24 Overige Regels

24.1 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  1. a. bestaande ondergrondse bouwwerken zijn toegestaan;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a, zijn nieuwe afvalinzamelpunten en randvoorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding buiten bouwvlakken toegestaan binnen de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer';
  3. c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 meter onder peil, met dien verstande dat een randvoorziening ten behoeve van de waterhuishouding (bergbassins) tot maximaal 6 meter onder peil gebouwd mag worden;
  4. d. in afwijking van het bepaalde onder a en c, geldt dat de ondergrondse bouwdiepte van bouwwerken ten behoeve van warmte-koude opslag maximaal 120 m onder peil bedraagt;
  5. e. bij het berekenen van de bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen voor zover deze buiten de buitenwerkse gevelvlakken van een bovengronds gebouw gelegen zijn.

24.2 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

24.3 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 24.1, voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat:

  1. a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  2. b. positief advies is ontvangen van de waterbeheerder in casu het Hoogheemraadschap;
  3. c. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

24.4 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 25 Overgangsrecht

25.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

25.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 25.1 met maximaal 10%.

25.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het bepaalde in lid 25.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvóór geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

25.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

25.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 25.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

25.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 25.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

25.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in lid 25.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 26 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Nijverheidscentrum 2013.

Bijlagen Bij De Regels

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Behorende Bij Artikel 3

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Behorende Bij Artikel 4

Bijlage 3 Horeca Categorieën Horecabeleid Zuidplas

Categorie Soort Toelichting

0
Buurthuizen, sport- en recreatie-instellingen, sociaal-culturele instellingen Horeca-achtige activiteiten in instellingen anders dan in categorie 1-5 (paracommerciële horeca)

1
Koffie en/of theeschenkerij gelegen in een 's avonds en 's nachts afgesloten winkelcentrum. Een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen. In het bedrijf worden overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank verstrekt.


2
Cafetaria/ snackbar, fastfood en broodjeszaak, lunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel, koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkel, restaurant Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden dan wel afgehaald kunnen worden.

3
Café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigde plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen

4
Discotheek/dancing, nachtcafé en een zalencentrum (met nachtvergunning) Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren
5 Hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf

Bijlage 4 Beeldkwaliteitplan

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Fusiegemeente Zuidplas

Sinds 1 januari 2010 maakt het dorp Zevenhuizen, samen met Moerkapelle, Moordrecht en Nieuwerkerk aan den IJssel, onderdeel uit van de nieuwe fusiegemeente Zuidplas.

In dit document wordt zoveel mogelijk van de gemeente Zuidplas gesproken. Daar waar beslissingen voor 1 januari 2010 hebben plaatsgevonden, wordt eventueel nog gerefereerd aan de voormalige gemeente Zevenhuizen.

1.2 Aanleiding

Met voorliggend bestemmingsplan komt de gemeente Zuidplas haar verplichting na om het bestemmingsplan 'Dorpsgebied Zevenhuizen' voor het deelgebied Nijverheidscentrum te actualiseren. De reden voor de actualisatie is onder meer dat het vigerende bestemmingsplan ouder is dan tien jaar. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat bestemmingsplannen ouder dan tien jaar dienen te worden herzien. Gezien het feit dat het vigerende bestemmingsplan dateert uit 1995 is actualisatie noodzakelijk.

Daarnaast biedt dit bestemmingsplan het planologisch-juridisch kader voor de beoogde uitbreiding aan de zuidzijde van het bestaande bedrijventerrein. Deze gronden maken deel uit van het vigerende bestemmingsplan 'Landelijk gebied Zevenhuizen' (uit 1990) en zijn bestemd voor agrarische doeleinden. Voor de uitbreiding is reeds op 21 december 1999 het bestemmingsplan 'Uitbreiding Nijverheidscentrum' vastgesteld. Aan dit plan is echter door Gedeputeerde Staten op 4 juli 2000 in zijn geheel goedkeuring onthouden. Het daartegen gerichte beroep is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bij uitspraak van 1 mei 2002 ongegrond verklaard. De reden hiervoor was dat het plan in strijd met het provinciaal beleid was, te weten de wens het terrein te reserveren voor bedrijven afkomstig van Nesselande. Inmiddels is dit beleid door de provincie verlaten.

De gronden op het bestaande bedrijventerrein Nijverheidscentrum zijn reeds volledig uitgegeven en in gebruik. Vestiging van nieuwe bedrijven op het bestaande terrein is niet meer mogelijk. Onderhavig bestemmingsplan bevat een nadere onderbouwing voor het te ontwikkelen gebied.

1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de zuidzijde van het dorp Zevenhuizen, ten oosten van de Zuidplasweg. Het omvat grotendeels de gronden van het bestaande bedrijventerrein Nijverheidscentrum en een strook gronden aan de zuidzijde van het bestaande bedrijventerrein, waar nieuwe bedrijfsontwikkeling is beoogd. Aan de zuidzijde van het plangebied zal een nieuw woongebied worden ontwikkeld.

Een tweetal bestaande woningen aan de Zuidplasweg maken deel uit van het plangebied (aan de zuidwestzijde) om een logische begrenzing van het onderhavige bestemmingsplan te verkrijgen.

De begraafplaats en aangrenzende volkstuinen, aan de noordzijde van het bestaande Nijverheidscentrum maken tevens deel uit van het plangebied, alsmede een aantal percelen aan de westzijde van de Zuidplasweg, waar onder meer een woonwinkel, restaurant en gemeentewerf zijn gevestigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpNijverheidscentr-On01_0001.jpg"

Figuur 1.1: Ligging en begrenzing plangebied

1.4 Doel

Het doel van de actualisatie van het bestemmingsplan is het plan in overeenstemming te brengen met de Wro, digitaal beschikbaar te stellen en het implementeren van de uitgangspunten van het huidige beleid en wet- en regelgeving.

Daarnaast wordt de beoogde uitbreiding van het bedrijventerrein aan de zuidzijde planologisch-juridisch mogelijk gemaakt.

1.5 Vigerend Plan

Het bestemmingsplan 'Nijverheidscentrum Zevenhuizen' is een gedeeltelijke actualisatie van de bestemmingsplannen:

  • 'Dorpsgebied Zevenhuizen', vastgesteld d.d. 20 juni 1995;
  • 'Landelijk Gebied 1990', vastgesteld d.d. 28 augustus 1990.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpNijverheidscentr-On01_0002.jpg"

Figuur 1.2: Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Dorpsgebied Zevenhuizen'

1.6 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit meerdere onderdelen: een verbeelding (plankaart) waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven en planregels waarin de regels voor de op de plankaart vermelde bestemmingen zijn opgenomen. Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De plankaart vormt samen met de planregels het bindende deel van het bestemmingsplan. In deze toelichting worden de keuzes, die in het bestemmingsplan gemaakt zijn, nader gemotiveerd en verantwoord.

In Hoofdstuk 2 van de toelichting wordt de bestaande situatie van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 3 betreft de beoogde uitbreiding van het Nijverheidscentrum aan de zuidzijde. Het vigerende beleid wordt beschreven in Hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf en Hoofdstuk 6 de uitkomsten van de milieutechnische onderzoeken met de randvoorwaarden die daaruit voortvloeien. In Hoofdstuk 7 wordt de juridische regeling beschreven. Ten slotte wordt in Hoofdstuk 8 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid besproken.

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

2.1 Ruimtelijke Aspecten

Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan is gelegen in de Zuidplaspolder, een laaggelegen, verveende en drooggelegde polder (droogmakerij).

De Zuidplasweg bepaalt de westrand van het Nijverheidscentrum. Deze weg is gelegen parallel aan de ringvaart en heeft aan de zijde van het Nijverheidscentrum een parallelweg, ter ontsluiting van de bedrijfsstraten en enkele woningen c.q. boerderijen meer naar het zuiden. Het aanzien van het plangebied is vanaf de Zuidplasweg zeer wisselend: een groen beeld bij de begraafplaats, één grote bedrijfshal staat direct aan de weg, voor een groot deel grote bedrijfsgebouwen met een bomenrij aan de weg, doorzichten in de bedrijfsstraten en in het zuidelijk deel een twee-onder-een-kap woning met tuinen.

Aan de westzijde van de Zuidpolderweg zijn achter een stevige groenstructuur een woonwinkel, een restaurant en een gemeentewerf gesitueerd. Aan de achterzijde grenzen deze percelen aan de woonkern Zevenhuizen, waarvan zij gescheiden worden door de ringvaart en een groenstructuur met waterkerende functie.

In de huidige situatie bepaalt de bebouwing van het Nijverheidscentrum de zuidrand van het dorp. Vanaf de oostzijde is door de aanwezigheid van kassen vanuit het open landschap geen direct zicht op het bedrijventerrein.

De interne structuur van het bedrijventerrein volgt de richting van de oorspronkelijke polderverkaveling.

De bebouwing op het bedrijventerrein heeft een gevarieerde, doch grotendeels grote schaal.

Ter plaatse van de beoogde uitbreiding van het bedrijventerrein zijn voormalig agrarische gronden gelegen, welke reeds bouwrijp gemaakt zijn ten behoeve van de nieuwe bebouwing. De ontsluitingsweg ten behoeve van de uitbreiding is reeds gerealiseerd en vormt de zuidrand van het plangebied.

2.2 Functionele Aspecten

Het Nijverheidscentrum heeft een bruto vloeroppervlakte van 12,6 ha en een netto oppervlakte van 9,7 ha. Het terrein is volledig uitgegeven. De bedrijfstakken handel, industrie en bouw zijn er vertegenwoordigd. Daarnaast zijn er enkele kleinschalige bedrijven gevestigd.

In het noordelijk deel van het plangebied, aansluitend op de bestaande woongebied van Zevenhuizen, bevindt zich een zone met verschillende voorzieningen: een begraafplaats, het clubgebouw van de postduiven- en vogelvereniging, volkstuinen, een fitnesscentrum en een parkeerterrein voor vrachtwagens.

In de zuidhoek van het bedrijventerrein zijn aan de Zuidplasweg een tweetal woningen (twee-onder-een-kapper) gelegen.

Aan de westzijde van de Zuidpolderweg zijn een woonwinkel, een restaurant en een gemeentewerf gesitueerd.

2.3 Verkeer En Vervoer

Het Nijverheidscentrum wordt aan de zuidzijde ontsloten via de N219, die aansluit op de A12, en de Zuidplasweg. Het terrein heeft één aansluiting op de Zuidplasweg en een tweetal aansluitingen op de parallelweg langs deze Zuidplasweg. De interne verkeersstructuur bestaat uit twee lusvormige ontsluitingsstraten, één grote en één kleine. De parallelweg langs de Zuidplasweg maakt deel uit van de, deels samenvallende, rondlopende ontsluitingsroutes.

De nieuwe ontsluitingsweg voor de uitbreiding ligt aan de zuidzijde van het plangebied en takt aan de noordzijde aan op de interne ontsluitingsstructuur van het Nijverheidscentrum en aan de zuidzijde op de parallelweg langs de Zuidplasweg.

De Zuidplasweg is de zuidelijke toegangsweg tot de kern Zevenhuizen.

Hoofdstuk 3 Ontwikkeling

3.1 Ruimtelijke Aspecten

De nieuwe strook voor bedrijfsontwikkeling aan de zuidzijde van het plangebied heeft een oppervlakte van ruim 2 ha en sluit in functionele zin aan op het huidige bedrijventerrein, maar ruimtelijk gezien wordt de overgang gemaakt naar de nieuw te realiseren woonwijk Zevenhuizen Zuid. Voor deze ontwikkeling zijn stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld, welke onderstaand worden toegelicht. afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpNijverheidscentr-On01_0003.jpg"

Figuur 3.1: Vogelvlucht impressie uitbreiding Nijverheidscentrum

De uitbreiding van het Nijverheidscentrum kan worden beschouwd als een overgangszone tussen het bestaande Nijverheidscentrum en de toekomstige woonwijk. In deze zone is om milieutechnische redenen geen woningbouw mogelijk. Aan de achterzijde van het perceel worden de bedrijven zo veel mogelijk over de volle breedte van de kavel gebouwd, zodat de bebouwing een geluidwerende functie richting de toekomstige woonwijk Zevenhuizen Zuid hebben. De bedrijfskavels hebben een diepte van 60 meter, de breedte is variabel bij uitgifte. Het parkeren dient volledig op eigen terrein te worden voorzien. Parkeerstroken of insteekparkeerplaatsen op eigen terrein aangrenzend op de openbare weg zijn niet toegestaan.

Een gemengde bestemming (woon-werkkavels) is daarom moeilijk te realiseren. Het is echter wel noodzakelijk om functioneel als ruimtelijk (beeldkwaliteit) een goede invulling van de strook te maken die in harmonie is met de rand van de woonwijk Zevenhuizen Zuid. Daarbij ligt de nadruk op kleinschalige (lichte) bedrijven (t/m milieucategorie 2). Ontheffing naar milieucategorie 3.1 is mogelijk indien er maatwerkoplossingen worden getroffen, om te voorkomen dat er conflicten ontstaan tussen de drijven en de toekomstige woningbouw.

De bebouwing in deze zone kan bijdragen aan de hoogwaardige beeldkwaliteit van de ruimte tussen de voorgevels van de bedrijfsgebouwen en van de woningen aan de noordwestelijke rand van het aanliggende woongebied. De bedrijvenstrook is met name geschikt voor bedrijven die een representatieve uitstraling in een groene setting belangrijk vinden.

De nieuwe dubbele rij bomen langs de weg markeert een zelfstandig ruimte ('Laan'), die tussen het woongebied en het bedrijvengebied is gelegen. Zowel de bebouwing op de bedrijfskavels als de woningen van de rand van de wijk zijn in het beeld georiënteerd op die laan. In de rand van de woonwijk zijn de voorzijden van de woningen op de Laan en een naast gelegen singel georiënteerd.

Tussen de uitbreiding van het Nijverheidscentrum en het bestaande Nijverheidscentrum blijft een smalle strook onbebouwd omdat deze toegankelijk moet zijn voor de brandweer (voor de bestaande bedrijfspanden). In deze strook liggen ook te handhaven leidingen. Een gedeelte van deze strook is ingeplant voor een visuele afscheiding van het bestaande Nijverheidscentrum gedurende de ontwikkelingsfasen van de woonwijk.

De gewenste stedenbouwkundige situatie kan het beste aan de hand van onderstaand dwarsprofiel worden (figuur 3.2) weergegeven (van rechts naar links).

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpNijverheidscentr-On01_0004.jpg"

Figuur 3.2: Profiel uitbreiding Nijverheidscentrum

In de huidige situatie wordt de zuidoostelijke rand van het Nijverheidscentrum gevormd door de achterzijden van min of meer aaneengesloten bedrijfspanden, bijna allemaal zonder raamopeningen of andere gevelonderbrekingen. Met een beplantingsstrook achter op de nieuw uit te geven kavels wordt het zicht op deze achterkanten verbroken.

De bedrijfsgebouwen die vóór de lange (grijze) wand worden gerealiseerd dienen zich vooral te oriënteren op de woonwijk en samen met de nog te realiseren woonwijk een karakteristieke stedenbouwkundige ruimte te vormen. De kwaliteit van deze ruimte is voor de gehele woonwijk Zevenhuizen Zuid van belang. De ruimte vormt een van de twee hoofdtoegangen tot het hart van de wijk.

De lengte van de nieuwe bedrijvenstrook bedraagt ruim 320 meter. Afhankelijk van de vraag naar de grootten van de bedrijfskavels zal het aantal bedrijfspercelen ongeveer 10 bedragen (zie voorbeeldverkaveling figuur 3.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpNijverheidscentr-On01_0005.jpg"

Figuur 3.3: Voorbeeldverkaveling uitbreiding Nijverheidscentrum

Gezien de stedenbouwkundige situatie wordt gestreefd naar een uitstraling van bedrijfsgebouwen met een zeker individueel karakter (imago) met de 'voorgevel' gericht naar de Laan. Er moet worden gestreefd naar de situering van de hoogwaardige functies aan de voorzijden van het gebouw (entrees, en ontvangstruimten balies, kleine bedrijfskantoren, etalages etc.)

Een en ander dient te worden vertaald in hoogwaardiger materiaalgebruik (bijvoorbeeld baksteen en glas) en detaillering in de voorgevel in vergelijking tot de achtergelegen ruimten van de bedrijvigheid en opslag.

Het individuele karakter van de bedrijfsgebouwen wordt versterkt doordat de bebouwing aan de voorzijde van de kavel vrij in de ruimte staan. Aan de achterzijde wordt meer over de breedte van de kavel gebouwd, zodoende kan geluid vanaf het achterliggende bedrijventerrein worden geweerd. Daardoor kan aan de achterzijde sprake zijn van aaneengesloten bebouwing indien twee bedrijven tot op de grens willen bouwen. Voor een strook van 10 meter aan de achterzijde van de percelen is dit met recht mogelijk gemaakt, voor het overige is het middels een afwijkingsbevoegdheid mogelijk gemaakt tot op de perceelsgrens te bouwen. Het voorste deel van de van de bebouwing zal wel op een minimale afstand van 3 meter uit de zijdelingse perceelgrens worden gerealiseerd. Voor de beeldkwaliteit is het in ieder geval wenselijk om een beeld te maken van 'vrijstaande' panden gezien vanaf de toegangslaan.

Het individuele karakter van elk bedrijf wordt versterkt door het herkenbaar maken van de zijdelingse perceelgrenzen. Daartoe zullen groene hagen of een combinatie van groen en bouwwerken op de perceelsgrenzen langs het voorste deel van de percelen moeten worden aangebracht. Door de groene inkadering van het voorste deel van de percelen worden de geparkeerde auto's afgeschermd en worden de verscheidene verhardingsvlakken die in het voorgebied zullen ontstaan geleed op de perceelgrenzen.

Opslag (van bouwmaterialen, ongerede goederen en afval) in de buitenlucht dient zoveel mogelijk te worden beperkt, en aan het zicht te worden onttrokken.

De hoofdvorm van de gebouwen zal, gezien de vorm van de percelen, worden ontwikkeld in de diepte van het perceel. De vorm van de daken wordt niet voorgeschreven. Een zadeldak met de richting loodrecht op de Laan draagt wel bij tot het verzelfstandigen van het bedrijf (individueel karakter). Een afwisseling van platte daken of daken met zadeldak of halfrond is denkbaar. De afwisseling van de dakvormen draagt bij tot de schaalverkleining van de strook van ruim 300 meter lengte. De verhouding met de schaal van de overliggende woonwijk wordt daardoor verbeterd.

Het voorste deel van de gebouwen dienen zoals eerder is gesteld een relatie te leggen met de woonwijk. Dat betekent:

  • toepassing van baksteen voor het gehele voorste deel of markante onderdelen van het voorste deel.
  • een evenwicht tussen verticale en horizontale gevelonderdelen.
  • natuurlijke kleuren (de kleuren die vergelijkbaar zijn met die van een normale woonwijk)
  • bescheiden naam-aanduidingen en vormgeving van reclame e.d.

De rooilijn van de bedrijfsbebouwing is op minimaal 8 m van de openbare ruimte gelegd, waardoor een open beeld met ruimte voor parkeren en groen ontstaat. De singel langs de zuidzijde van de ontsluitingsweg mondt aan de noordzijde, waar de ontsluiting aantakt op het bestaande Nijverheidscentrum, uit in een bredere waterpartij ten noorden van deze aantakking.

De hierboven omschreven doelstellingen ten aanzien van de beeldkwaliteit van de bedrijvenstrook zijn, zoals gezegd, benaderd vanuit een beschouwing van het dwarsprofiel over het bestaande Nijverheidscentrum en de toekomstige woonwijk (zie figuur 3.2). De beeldkwaliteitcriteria zijn als Bijlage 4 bij de regels opgenomen en vormen als onderdeel van deze regels een toetsingskader bij de bouwplanbeoordelingen.

De regels betreffen de alle kavels. Bijzondere aandacht moet nog worden gegeven aan de twee hoekkavels. De hoekkavels worden evenals de tussengelegen kavels georiënteerd op de Laan. De zijdelingse perceelgrenzen gelegen aan groengebieden met voet en of fietspaden. De gebouwen op de hoekkavels zullen ook uitdrukking moeten geven van een ruimtelijke relatie met het openbaar gebied. Dit komt tot uitdrukking in het materiaalgebruik, geleding van de bouwmassa en de gevels. De zijdelingse perceelgrens die aan het openbaar gebied grenst dient over de volle lengte te worden voorzien van beplanting. De afstand tot de gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt hier minimaal 3 meter.

3.2 Functionele Aspecten

De uitbreiding van het Nijverheidscentrum is niet (meer) benodigd voor bedrijven uit Nesselande; zij hebben immers elders een plek gevonden. De beoogde uitbreiding is bedoeld voor de vestiging van bedrijven vanuit de directe omgeving en voorziet daarmee in de lokale behoefte. De beoogde functie van de uitbreiding sluit aan bij de bestaande functie en doelgroep. Gezien de beperkte grootte en ligging naast een te ontwikkelen woongebied leent het terrein zich niet voor distributie/transport/logistiek. Het terrein is geschikt voor bedrijven bijvoorbeeld behorend tot de sectoren kleinschalige industrie/(groot)handel en bouwnijverheid. Het nieuw te ontwikkelen deel vormt daarmee een logische functionele overgangszone tussen het bestaande bedrijventerrein en de nieuw te ontwikkelen woonwijk.

Binnen de uitbreiding van het bedrijventerrein zullen uitsluitend bedrijven tot milieucategorie 2 mogelijk worden gemaakt (zie ook paragraaf 6.3). Nieuwe bedrijfswoningen worden niet toegestaan.

3.3 Verkeer En Vervoer

De nieuwe bebouwing is gelegen aan de ontsluitingsweg die aantakt op de (parallelweg langs de) Zuidplasweg en aan de oostzijde op de bestaande wegen van het bedrijventerrein.

Daarnaast is er in het masterplan rekening gehouden met een tweetal mogelijke doorsteken vanuit de nieuwe woonwijk naar het bestaande Nijverheidscentrum. Zo zou er een straat in het Nijverheidscentrum (in bijzondere omstandigheden) wellicht doorgetrokken kunnen worden. De huidige situatie met betrekking tot de eigendommen van bestaande bedrijven laat dit niet direct toe, maar middels een wijzigingsbevoegdheid wordt de mogelijkheid geboden deze verbinding, welke een ruimtelijke verbetering zou betekenen ten opzichte van de huidige doorsteek aan de noordzijde van de nieuwe bedrijvenstrook, in de toekomst te realiseren.

Direct ten noorden van de woningen Zuidplasweg 5 en 7 is er daarnaast de mogelijkheid voor een langzaamverkeersverbinding. Deze verbinding biedt de mogelijkheid (in de toekomst) een aantrekkelijke route te maken tussen de woonwijk en het centrum van Zevenhuizen. De meest zuidelijke kavel van de nieuwe bedrijvenstrook vraagt gezien de ligging aan deze toekomstige verbindingsroute om een bijzondere vormgeving van de bebouwing.

De nieuwe bedrijfskavels zullen worden ontsloten via individuele of gecombineerde inritten met een breedte van maximaal 7 meter.

3.4 Water En Groen

De beoogde uitbreiding wordt gesitueerd op een voormalig agrarisch perceel. Ten gevolge van de uitbreiding van het bedrijventerrein neemt het aandeel verhard oppervlak toe. Hemelwater zal daardoor versneld afstromen. Dit kan gecompenseerd worden door het realiseren van meer open water. Het plan voorziet in de verbreding en herinrichting van de watergang aan de zuidzijde van het plangebied (als singel langs de ontsluitingsweg) en in de aanleg van een waterpartij aan de Zuidplasweg en een brede watergang aan de oostzijde van de uitbreidingsstrook. Hiermee kan voldoende extra berging worden gerealiseerd. In hoofdstuk 5 wordt dieper op het aspect water ingegaan.

Het brede profiel van de ontsluitingsweg biedt ruimte aan een groene overgang van het bedrijventerrein naar de nieuwe woonbuurt. In het profiel wordt een dubbelzijdige bomenrij opgenomen. De reeds geplante bomen langs de weg staan op grote afstand van elkaar zodat een toegang tot de nieuwe kavels vanaf de weg altijd is in te passen.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (maart 2012)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte. De structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau.

Door urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening (het kleiner worden van de groep jongeren in de bevolkingsopbouw) nemen de ruimtelijke verschillen toe. Vanaf 2035 groeit de bevolking niet meer. De samenstelling van de bevolking, en daarmee de samenstelling van huishoudens, verandert. Ambities tot 2040 zijn onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering. Ook wil het rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking.

Ter versterking van het vestigingsklimaat in de stedelijke regio's rondom de main-, brain- en greenports geldt een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak. In krimpregio's wordt het interbestuurlijke programma bevolkingsdaling doorgezet. Verder wordt genoemd het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) Ecologische Hoofdstructuur (EHS), inclusief de Natura 2000-gebieden.

Aangezien een structuurvisie geen bindende werking heeft voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld, zijn de nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen geborgd in de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte. Deze AMvB wordt aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en richt zich op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Daarnaast zorgt de AMvB voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf.

Met het voorliggende bestemmingsplan wordt voldaan aan de doelen en uitgangspunten zoals omschreven in het rijksbeleid.

4.2 Provinciaal Beleid

4.2.1 Provinciale Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland'

Op 2 juli 2010 heeft de Provincie Zuid-Holland de Provinciale Structuurvisie – 'Visie op Zuid-Holland', vastgesteld. In de structuurvisie presenteert de provincie de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Zuid- Holland. De structuurvisie is een integrale ruimtelijke visie op 2020, met een doorkijk naar 2040. De structuurvisie is inmiddels tweemaal herzien, waarbij de laatste herziening op 29 februari 2012 door Provinciale Staten is vastgesteld.

In de visie staat hoe de provincie samen met haar partners wil omgaan met de beschikbare ruimte. De kern van het provinciaal ruimtelijk beleid is het realiseren van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk om de economische concurrentiepositie te versterken. Hierdoor is in Zuid-Holland goed wonen, werken en recreëren voor iedereen binnen handbereik. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn daarbij belangrijke pijlers.

In het algemeen geldt dat behoud en verbetering van de landschappelijk kwaliteit van belang zijn en daarmee ook terughoudendheid met verdere verstedelijking. Prioriteit wordt daarom gegeven aan het vernieuwen, verbeteren, structureren en verdichten van het stedelijk gebied, met inachtneming van de eisen die aan een goed woon-, werk- en leefmilieu worden gesteld. De provincie stuurt op hoofdlijnen door kaders te stellen en het lokale bestuur ruimte te geven bij de ruimtelijke inrichting. Deze aanpak sluit aan bij de nieuwe stijl van besturen, 'Lokaal wat kan, provinciaal wat moet.'

De functiekaart geeft de gewenste en mogelijke ruimtelijke functies weer die in de structuurvisie zijn geordend, begrensd en vastgelegd als ruimtelijke beleid tot 2020. Zo biedt de kaart ruimte aan diverse belangen in Zuid-Holland. De functiekaart is vergelijkbaar met de voormalige streekplankaarten. Terwijl de functiekaart stuurt op het 'wat en waar', stuurt de kwaliteitskaart op het 'waar en hoe'. Op de kaart zijn zowel de bestaande als de gewenste kwaliteiten benoemd op een globale, regionale schaal. De kwaliteitskaart toont de diversiteit van Zuid-Holland en brengt de ruimtelijke kwaliteiten van provinciaal beleid in beeld, De kaart geeft vanuit een kwalitatieve invalshoek richting en randvoorwaarden aan de ordening en ontwikkeling van de ruimte in Zuid-Holland.

Op de functiekaart (figuur 4.1) is het plangebied volledig aangeduid als bedrijventerrein. Voor een aantrekkelijk en concurrerend vestigingsmilieu is de beschikbaarheid van een op de vraag afgestemd areaal bedrijventerreinen een belangrijke randvoorwaarde. Het beleid is dan ook gericht op behoud van (binnenstedelijke) bedrijvigheid, al dan niet gelegen op bedrijventerreinen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpNijverheidscentr-On01_0006.jpg"

Figuur 4.1: Functiekaart Provinciale Structuurvisie

4.2.2 Verordening Ruimte 'Visie op Zuid-Holland'

De Verordening is vastgesteld door Provinciale Staten van Zuid-Holland op 2 juli 2010 en op 26 juli 2010 in werking getreden. De Verordening Ruimte is gerelateerd aan de structuurvisie. De regels in de verordening zijn bindend en werken door in bestemmingsplannen. Voor onderhavig bestemmingsplan zijn de volgende artikelen relevant:

  • Artikel 2 - Bebouwingcontouren

Om het stedelijk netwerk te versterken kiest de provincie het uitgangspunt om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Om dit te bereiken zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland voorzien van bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaand stedelijk gebied en kernen, rekening houdend met de reeds vastgelegde streekplangrenzen en plannen waar de provincie reeds mee heeft ingestemd. Verstedelijking buiten deze bebouwingscontouren is in principe niet toegestaan. Het plangebied ligt binnen deze contour (bedrijventerreinen).

  • Artikel 8 - Bedrijventerreinen

Dit artikel bepaalt dat als een bestemmingsplan voorziet in een uitbreiding van een bedrijventerrein van ten minste 1 hectare aan aaneengesloten percelen, de toelichting een verantwoording dient te bevatten waarbij de behoefte aan de uitbreidingsvraag wordt onderbouwd. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt een dergelijke uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein juridisch-planologisch mogelijk gemaakt. De verantwoording van de uitbreidingsvraag is opgenomen in paragraaf 3.2. Het bedrijventerrein Nijverheidscentrum, inclusief de uitbreiding, is in de Verordening Ruimte aangeduid als 'bedrijventerrein'. De oorspronkelijk voorziene uitbreidingsruimte van 6 hectare wordt niet benut, gezien de afgenomen behoefte voor vestiging van bedrijven uit Nesselande. De beoogde uitbreiding is nu voornamelijk bedoeld voor de vestiging van bedrijven vanuit de directe omgeving en voorziet daarmee in de lokale behoefte. De uitbreidingsruimte is in verband daarmee terug gebracht tot 2,5 hectare. Nieuwe (bedrijfs-)woningen zijn niet toegestaan op bedrijventerreinen waar bedrijven met een hogere milieucategorie dan 2 zijn toegestaan. In onderhavig bestemmingsplan worden uitsluitend bestaande bedrijfswoningen positief bestemd.

4.2.3 Interregionale Structuurvisie driehoek Rotterdam-Zoetermeer-Gouda (ISV)

De Interregionale Structuurvisie over de driehoek Rotterdam-Zoetermeer-Gouda (Zuidplaspolder) is in september 2004 vastgesteld en behelst een langetermijnvisie voor de transformatie van het gebied naar de functies wonen, werken en glastuinbouw. In de ISV is ten aanzien van bedrijventerreinen een analyse van de werkmilieu's in de driehoek opgenomen. Er wordt voor de periode 2010-2030 in en om de driehoek RZG een aanzienlijke vraag naar ruimte voor bedrijventerreinen verwacht, met name door overloop vanuit de Rotterdamse regio. Deze behoefte komt naar verwachting vooral van bedrijven die zich op één of andere wijze bezighouden met logistieke activiteiten (zo'n 60 tot 70%). Daarnaast is er een vraag naar ruimte vanuit consumentendiensten (onder andere bouw, horeca, detailhandel, reparatie en overige dienstverlening) en zakelijke dienstverlening (beide 15 tot 20%). Behoefte aan grootschalige kantoorlocaties wordt niet verwacht. Wel dient rekening gehouden te worden met een lokale vraag naar kleinschalige kantoren, die zich met name in en rondom de woonkernen in de Zuidplaspolder zal manifesteren. De regio staat dan ook primair het oriënteren van (nieuwe) bedrijventerrein op de A20 voor. Een goede bereikbaarheid is daarbij van groot belang.

Gezien de beperkte ruimte in de driehoek RZG wordt gestreefd naar het intensief gebruiken van de ruimte, zoals twee of meer verdiepingen per pand en meervoudig ruimtegebruik en het stapelen van functies: kassen op het dak van bedrijfsruimten. Desalteniettemin zal tevens een selectief uitgiftebeleid gevoerd moeten worden, waarbij de terreinen in de driehoek elk een eigen profiel moeten krijgen. Criteria voor een economisch selectiviteitsbeleid zijn onder andere:

  • het versterken van de economische structuur;
  • de toegevoegde waarde op respectievelijk regionaal, provinciaal of nationaal niveau;
  • het type werkgelegenheid;
  • de kwaliteit (uitstraling);
  • intensief ruimtegebruik;
  • het oplossen van problemen elders.

Verder is variatie in omvang een aandachtspunt. Gestreefd moet worden naar werkgebieden met voldoende kwaliteit, in het bijzonder voldoende faciliteiten en verbetering van de ontsluiting. Daarom zij er eerder enkele grote terreinen nodig dan een verspreid aantal kleinere terreinen. Ook omdat de beoogde functies een goede bereikbaarheid vereisen en de hiervoor benodigde infrastructuur makkelijke gerealiseerd kan worden wanneer sprake is van enkele grootschalige terreinen. In het ISV is in dit kader berekend dat de capaciteit van de N219 moet worden uitgebreid en dat het te volgen tracé nader dient te worden onderzocht.

De uitbreiding van het Nijverheidscentrum in zuidelijke richting past goed in dit streven en is dan ook als zodanig op de plankaart van het ISV opgenomen. Het ISV heeft als basis gediend voor het Intergemeentelijk Structuurplan Zuidplas. Van de oorspronkelijk voorziene uitbreidingsruimte van 6 hectare is geen sprake meer, gezien de afgenomen behoefte voor vestiging van bedrijven uit Nesselande. De beoogde uitbreiding is nu voornamelijk bedoeld voor de vestiging van bedrijven vanuit de directe omgeving en voorziet daarmee in de lokale behoefte. De uitbreidingsruimte is in verband daarmee terug gebracht tot 2,5 hectare.

4.2.4 Intergemeentelijk Structuurplan (ISP)

Het Intergemeentelijk Structuurplan (ISP) vormt een uitwerking van het ISV en is in januari en februari 2006 door alle vijf de betrokken gemeenten (Gouda, Waddinxveen en de toenmalige gemeenten Zevenhuizen-Moerkapelle, Nieuwerkerk aan den IJssel en Moordrecht) vastgesteld. Met betrekking tot het Nijverheidscentrum wordt in het ISP het volgende aangegeven:

De N219 wordt als randweg van Zevenhuizen vormgegeven. De 2x1 omlegging is reeds uitgevoerd in 2010. Hierna zal afhankelijk van de ontwikkelsnelheid van de Zuidplas, de weg in beide richtingen met 2 rijstroken worden uitgevoerd. Ter voorkoming van sluipverkeer door de kern zijn maatregelen nodig op de voormalige N219 in de kern Zevenhuizen en de Noordelijke Dwarsweg.

Ten zuiden van Zevenhuizen fungeert een groenzone als groene geleding tussen de dorpsuitbreiding van Zevenhuizen en het beoogde toekomstige Ringvaartdorp. Deze zone is onderdeel van de robuuste verbinding Bentwoud-Krimpenerwaard via de Waterparel. Tevens ligt hier een ruimtereservering voor een waterverbinding ('Westelijke Dwarstocht') die dient als toevoerkanaal naar een eventueel aan te leggen gemaal aan de ringvaart (gemaal Nijverheidscentrum). De N219 is in deze zone ingepast.

4.3 Beleid Gemeente Zuidplas

4.3.1 Structuurvisie Zuidplas 2030

De Structuurvisie Zuidplas 2030 is een kader voor de gebieds- en ruimtelijke opgaven die Zuidplas in de komende decennia wil realiseren. De gemeente Zuidplas wil een gemeente zijn van springlevende dorpen en buurtschappen, waar volop ruimte is voor bedrijvigheid en daarnaast met aantrekkelijke recreatiemogelijkheden in een groene omgeving. Dit alles met een goede bereikbaarheid en oog voor milieu en duurzaamheid.

In de structuurvisie is het plangebied aangeduid als bedrijventerrein en toekomstig bedrijventerrein (de te ontwikkelen strook). Aan de oost- en zuidzijde zijn, buiten het plangebied gelegen, gebieden aangeduid als toekomst dorp/buurtschap.

Zuidplas zet in op het benutten van bestaande bedrijventerreinen, alvorens over te gaan tot uitbreiding van het oppervlak aan bedrijventerrein. Als onderdeel van de woonwijk Zevenhuizen-Zuid is voorzien in een beperkte uitbreiding van het bedrijventerrein Nijverheidscentrum.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpNijverheidscentr-On01_0007.jpg"

Figuur 4.2: Structuurvisiekaart Zuidplas 2030

4.3.2 Welstandsbeleid

In 2013 is de vaststelling van een nieuwe Welstandsnota voor de gemeente Zuidplas voorzien. Tot dat moment worden de welstandsnota's van de afzonderlijke fusiegemeenten gehanteerd. In Zuidplas zijn verschillende ruimtelijk samenhangende gebieden te onderscheiden die relevant zijn ten aanzien van de toetsing aan redelijke eisen van welstand. Voor de (gebiedsgerichte) welstandsbeoordeling is de karakterisering van de bebouwing en de stedenbouwkundige omgeving van belang. Per deelgebied is een beknopte weergave van de ruimtelijke structuur gegeven, die wordt aangevuld met specifieke kenmerken van de architectuur zoals plaatsing, de bebouwing zelf, detaillering, kleur en materiaalgebruik opgenomen. De lokale bedrijventerreinen in Zuidplas hebben elk een eigen karakter. Zware sturing op het gebied van welstand is over het algemeen niet op zijn plaats. Het behoud van een zeker basisniveau wel. Daarom zullen deze locaties in de basis een licht welstandregime meekrijgen.

Met betrekking tot het Nijverheidscentrum in de ontwerp welstandsnota het volgende opgenomen.

'Het is een ouder bedrijventerrein, waarin het accent ligt op productiebedrijven en ambachtelijke productie. Kenmerkend is de vertegenwoordiging van aan glastuinbouw gelieerde bedrijvigheid. Er is een toenemende aandacht voor de beeldkwaliteit van zowel het terrein als de individuele bedrijfsbebouwing. Dit vindt enerzijds plaats vanuit het streven van de gemeente naar een goede ruimtelijke ordening. Anderzijds hechten ook bedrijven steeds meer waarde aan de vormgeving van hun bedrijfspand en van het terrein waarvan het onderdeel uitmaakt. Een aansprekend pand op een verzorgd terrein wordt door steeds meer bedrijven als een visitekaartje voor hun onderneming beschouwd.'

Gesuggereerd wordt om nieuwe gebieden te ontwikkelen met behulp van een eenvoudig beeldkwaliteitsplan, om zo de bestaande dorpse woonmilieus op een goede manier te waarborgen. Ook voor de uitbreiding van het Nijverheidscentrum is een dergelijk beeldkwaliteitplan opgesteld (zie Bijlage 4 bij de regels).

4.3.3 Snippergroen

In mei 2011 is de beleidsnota 'Snippergroen' vastgesteld. Deze beleidsnota gaat in op het uitgeven en gebruik van groenstroken. De beleidsnota heeft ten doel beleid op te stellen voor het uitgeven van groenstroken, daar waar mogelijk verkopen van groenstroken, nieuwe verhuursituaties voorkomen en handhaven van ongewenste ingebruiknemingen eenvoudiger maken. Volgens de beleidsnota is snippergroen in vier categorieën ingedeeld:

  • Verkeersgroen
  • Gebruiksgroen
  • Beeldbepalend groen
  • Restgroen; niet zijnde verkeers-, gebruiks- of beeldbepalend groen

Het snippergroen beleid ten aanzien van bestemmingsplannen is dat snippergroen voor zover gewenst de bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer – Verblijfsgebied' krijgt. Een dergelijke bestemming maakt aanpassingen in het openbaar gebied ten behoeve van optimaliseren ruimte/parkeerplaatsen mogelijk zonder dat het bestemmingsplan hier een beperking in vormt.

Binnen de beleidsnota is tevens een regeling opgenomen voor nieuw op te stellen bestemmingsplannen:

  • Het snippergroen dat in het verleden of in de nabije toekomst verkocht wordt, wordt meegenomen in de bestemming 'Wonen' (of een andere bestemming);
  • De gronden die verhuurd zijn, worden niet specifiek bestemd in het op te stellen bestemmingsplan. Deze gronden zullen in het bestemmingsplan met name de bestemming 'Verkeer' krijgen. Op de gronden met deze bestemming zijn zowel groenvoorzieningen als parkeerplaatsen mogelijk;
  • De gronden die wellicht in de toekomst worden verkocht: deze gronden mogen in gebruik genomen worden overeenkomstig de onderliggende bestemming (meestal 'Verkeer' of 'Groen').

Hoofdstuk 5 Water

Het is verplicht om in de toelichting bij een bestemmingsplan te verantwoorden op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Dit is bepaald in artikel 3.1.6, eerste lid, sub b van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze verantwoording wordt ook wel de waterparagraaf genoemd. Dit hoofdstuk kan als zodanig beschouwd worden.

5.1 Beleid

5.1.1 Kaderrichtlijn Water

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015, met eventueel uitstel tot 2027. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebiedsbeheerplannen. In deze plannen staan de ambities en maatregelen beschreven; ook de ecologische ambities worden op dit niveau geregeld.

5.1.2 Nationaal Waterplan

In december 2009 heeft het kabinet het Nationale Waterplan vastgesteld. Het Nationale Waterplan is het formele rijksplan voor het nationale waterbeleid. In de Waterwet is vastgelegd dat het rijk dit plan eens in de zes jaar opstelt. Het is de opvolger van de vierde Nota waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Op basis van art. 2.3 Wro heeft de Minister de bevoegdheid om ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening structuurvisies vast te stellen. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening kan het Nationale Waterplan voor zover het de ruimtelijke aspecten betreft tevens worden aangemerkt als structuurvisie.

De Vierde Nota waterhuishouding ging uit van integraal waterbeheer en een watersysteem-benadering. Dit wordt met het nationaal waterplan voortgezet. Met het waterplan wordt ingezoomd op verschillende vlakken. Voor een duurzaam waterbeleid is het belangrijk om water de ruimte te geven en waar mogelijk mee te bewegen met en gebruik te maken van natuurlijke processen, zoals nu al gebeurt bij Ruimte voor de Rivier. Het rijk vindt het daarbij van belang dat bij alle wateropgaven en –maatregelen, andere opgaven en maatregelen zo veel mogelijk integraal in ogenschouw worden genomen. Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het ook van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn.

5.1.3 Provinciaal Waterplan Zuid-Holland

Het beleid van de provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010 – 2015. Dit waterplan is 11 november 2009 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Provinciaal Waterplan beschrijft op hoofdlijnen wat de provincie in de periode tot 2015 samen met haar waterpartners wil bereiken. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:

  • Waarborgen waterveiligheid.
  • Zorgen voor mooi en schoon water.
  • Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening.
  • Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem.

In het plan zijn deze opgaven verder uitgewerkt in 19 thema's én voor drie gebieden, in samenhang met economische, milieu- en maatschappelijke opgaven.

5.1.4 Waterbeheerplan Schieland en Krimpenerwaard

Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan HHSK 2010-2015, de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers. Het HHSK streeft ernaar om samen met gemeenten als partners op te trekken. Er moet worden ingezet op intensief overleg met gemeentebesturen voor het kunnen realiseren van projecten. Ruimtelijke ordening en waterhuishouding moeten in onderlinge relatie worden ontwikkeld. Op basis van ervaring en deskundigheid adviseert HHSK over de mogelijkheden voor een duurzaam watersysteem. De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat op een duurzamer wijze met het stedelijk waterbeheer dient te worden omgegaan, mede gezien de klimaatveranderingen. Aandachtspunten voor het duurzame stedelijk waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging waarbij zoveel mogelijk een ecologische inrichting wordt nagestreefd, het verantwoord afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen.

De visie is uitgewerkt in een concreet maatregelenplan:

  • Het woongenot, de belevingswaarde en de recreatieve mogelijkheden op en in het water voor burgers nemen toe;
  • De waterkwaliteit voldoet tenminste aan de algemene milieukwaliteitseisen;
  • Het waterhuishoudkundig systeem kent goede aan- en afvoermogelijkheden, waarbij de doorspoelbaarheid en de mogelijkheid om onder normale omstandigheden het waterpeil binnen zekere marges te handhaven, voldoende worden gewaarborgd;
  • Het watersysteem is zo ingericht dat het de ontwikkeling van biologisch gezond water bevordert.

Voor ontwikkelingen is het waterbeheerplan van HHSK 2010-2015 van het hoogheemraadschap van belang. Ontwikkelingen gaan vaak gepaard met een toename van het verharde oppervlak. In het waterbeheerplan van HHSK 2010 - 2015 is beschreven hoe het hoogheemraadschap omgaat met het bergen van oppervlaktewater bij een toenemende verharding van het oppervlak. In zijn algemeenheid geldt verder dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het Hoogheemraadschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de Keur. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanleg van overstorten, van de hemelwaterafvoer op het oppervlaktewater, het dempen en graven van water en het aanbrengen van verhard oppervlak. De Keur maakt het mogelijk dat het Hoogheemraadschap haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren.

5.2 Het Plangebied

5.2.1 Waterkwantiteit

In het bestemmingsplangebied is aan de noordoostzijde van het bedrijventerrein een watergang gelegen. Daarnaast bevindt zich een kleine waterpartij bij de bestaande woningen aan de Zuidplasweg. Dit bestaande oppervlaktewater wordt behouden.

De uitbreiding van het bedrijventerrein zal leiden tot een toename van verhard oppervlak. Hemelwater zal daardoor versneld afstromen. Ter compensatie dient extra open water te worden toegevoegd. Hierin wordt voorzien door middel van de brede singel die aan de zuidzijde van het plangebied wordt gerealiseerd, door middel van een waterpartij achter de woningen Zuidplasweg 5 en 7 en door middel van een brede watergang aan de oostzijde van het plangebied, die doorloopt in de nieuwe woonwijk Zevenhuizen Zuid.

De waterstructuur wordt in goed overleg met het Hoogheemraadschap in samenhang met de ontwikkeling van Zevenhuizen Zuid beschouwd. In en rond het plangebied wordt in ruime mate voorzien in oppervlaktewater, waarmee de waterkwantiteit in voldoende mate is geborgd.

5.2.2 Waterkwaliteit

Gezien het feit dat grotendeels de bestaande situatie wordt vastgelegd, wordt in het bestemmingsplan niet voorzien in maatregelen die nadelige gevolgen kunnen hebben voor de waterkwaliteit. De oevers in het plangebied worden voorzien van beschoeiing.

5.2.3 Riolering

Het algemeen beleid is dat schoon- en vuilwaterstromen worden gescheiden en gescheiden blijven tot aan het overnamepunt op de perceelsgrens. Schoon regenwater van gevels en daken dient bij voorkeur te worden benut (toiletspoeling, daktuinen e.d.) of te worden afgevoerd naar de bodem (infiltratie) Indien dit niet mogelijk of gewenst is, dient het water rechtstreeks afgevoerd te worden naar het oppervlaktewater via een regenwaterriool. Doordat de uitbreiding omringd wordt met water, is er altijd oppervlaktewater in de buurt. De overige verharding (wegen, parkeerplaatsen, terreinen met opslag e.d.) worden aangesloten op een verbeterd geschieden rioolstelsel.

5.2.4 Grondwater

Een eigenaar van een erf mag geen hinder aan eigenaren van andere erven toebrengen in de loop, hoeveelheid of hoedanigheid van over het erf stromend water of van het grondwater en dergelijke. In geval van bouwactiviteiten dient er rekening mee gehouden te worden dat het niet is toegestaan om grondwateroverlast te veroorzaken door het aanbrengen van ondergrondse constructies en dat het verboden is om grondwater te onttrekken met als gevolg dat er sprake is van een grondwaterstandverlaging in de omgeving. Ook het ophopen van percelen is, gezien de mogelijk negatieve effecten voor aangrenzende percelen, niet zonder meer toegestaan.

Belangrijk is dat ruimtelijke ontwikkelingen geen verslechtering van de oorspronkelijke grondwaterstand en -stroming mogen veroorzaken (bodemdaling, grondwateroverlast en - onderlast, paalrot, zettingen). Daarom is versnelde afvoer van grondwater naar oppervlakte (permanente drainage) in principe niet toelaatbaar. De sponswerking van de bodem dient zoveel als mogelijk te worden benut. Onderhavig plan maakt geen nieuwe ondergrondse bebouwing, anders dan kleinschalige afvalinzamelpunten en randvoorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding mogelijk.

In het voortraject voor deze ontwikkeling is er reeds in 2006 overleg geweest met het Hoogheemraadschap van Schieland. Geconcludeerd is dat de ontwikkeling bijdraagt aan een robuust watersysteem. Het Hoogheemraadschap heeft ingestemd met deze ontwikkeling.

Hoofdstuk 6 Milieu

De beleidsvelden milieu en ruimtelijke ordening groeien het laatste decennium steeds meer naar elkaar toe. Ook op rijksniveau wordt steeds meer aandacht gevraagd voor de wisselwerking tussen milieu en ruimtelijke ordening. Milieuwetgeving kan soms beperkingen opleggen aan de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen, maar is primair bedoeld om een zo optimaal mogelijke leefomgeving te realiseren.

De in de volgende paragrafen vermelde informatie is gebaseerd op het Milieukundig advies bestemmingsplan Moordrecht Buiten (2012012271, februari 2013, Omgevingsdienst Midden Holland (ODMH)) zoals in Bijlage 1 bij dit plan opgenomen.

6.1 Wegverkeerslawaai

Wegverkeerslawaai kan de leefkwaliteit van een gebied sterk beïnvloeden. Mensen die veelvuldig worden blootgesteld aan een hoog niveau van wegverkeerslawaai kunnen hier lichamelijke en psychische klachten door oplopen. De Wet geluidhinder (Wgh) verplicht ertoe onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen binnen vastgestelde onderzoeksgebieden (zones) langs wegen (art. 74-75 Wgh). Tevens stellen de Wgh en het Besluit geluidhinder regels aan de maximale geluidsbelasting op deze bestemmingen.

Onder geluidsgevoelige bestemmingen wordt verstaan (Art. 1 Wgh):

  • Woningen
  • Onderwijsgebouwen en kinderdagverblijven
  • Ziekenhuizen en verpleeghuizen
  • Geluidsgevoelige terreinen (woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonschepen)

Voor deze bestemmingen zijn voorkeursgrenswaarden opgesteld. Deze voorkeursgrenswaarden worden mede bepaald door de locatie van de gevoelige bestemmingen en het type weg. Bij realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen dient de geluidsbelasting ten hoogste de voorkeursgrenswaarde te bedragen. In onderstaande tabel 6.1 zijn de voor dit bestemmingsplan relevante voorkeursgrenswaarden weergegeven.

bestemming locatie Weg Vgw [dB]
Woningen Binnen bebouwde kom Lokale en provinciale wegen 48
Auto(snel)wegen 48
Buiten bebouwde kom Lokale en provinciale wegen 48
Auto(snel)wegen 48
Onderwijsgebouwen en kinderdagverblijven - - 48
Ziekenhuizen en verpleeghuizen - - 48
Geluidsgevoelige terreinen - - 53

Tabel 6.1: voorkeursgrenswaarden (vgw) wegverkeerslawaai (Art. 82 Wgh en art. 3.1 Bgh)

6.1.1 Onderzoek

Onderhavig bestemmingsplan heeft een overwegend conserverend karakter. Dat houdt in dat bestaande functies in het gebied worden bestemd. De enige wijziging is de omzetting van een deel agrarisch gebied naar bedrijfsbestemming, inclusief de reeds gerealiseerde nieuwe ontsluitingsweg voor deze kavels. Er worden geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt.

In het kader van de Wet geluidhinder hoeft daarom geen onderzoek plaats te vinden naar de geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeerslawaai. Op basis van een goede ruimtelijke ordening is de cumulatieve geluidsbelasting van de relevante wegen in en in de directe omgeving van het plangebied in beeld gebracht. De rekenresultaten zijn weergegeven in onderstaande figuur 6.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpNijverheidscentr-On01_0008.jpg"

Figuur 6.1: Geluidscontouren ten gevolge van de wegen in de directe omgeving van het plangebied Nijverheidscentrum exclusief aftrek art. 110g Wgh

6.1.2 Conclusie ten aanzien van het plan

Uit figuur 6.1 blijkt dat met name de geluidsbelasting langs de Zuidplasweg hoog is. In dit gebied zijn twee bestaande woningen gelegen. Deze woningen zijn echter opgenomen op een saneringslijst wegverkeerslawaai, waardoor op termijn mogelijk maatregelen getroffen kunnen worden. Er zijn geen belemmeringen om het bestemmingsplan te kunnen vaststellen.

6.2 Luchtkwaliteit

Indien mensen met regelmaat luchtverontreinigende stoffen inademen kan dit leiden tot effecten op de lichamelijke gezondheid. Daarom moet bij ruimtelijke planvorming rekening worden gehouden met de effecten van de plannen op de luchtkwaliteit en de luchtkwaliteit ter plaatse. Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna te noemen: Wet luchtkwaliteit), het Besluit niet in betekenende mate en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De grenzen voor deze stoffen zijn opgenomen in onderstaande tabel 6.2. Sinds 2011 moest reeds aan de grenswaarden (jaargemiddelde en 24-uursgemiddelde concentratie) voor PM10 worden voldaan. Voor NO2 geldt dat vanaf 2015 moet worden voldaan aan de (jaargemiddelde en uurgemiddelde) grenswaarden. Tot deze grenswaarden gelden zijn minder strenge grenswaarden van kracht.

stof jaargem. uurgem. 24-uursgem. opmerkingen
NO2 40 µg/m3 200 µg/m3 n.v.t. Uurgemiddelde mag 18x per jaar worden overschreden
PM10 40 µg/m3 n.v.t. 50 µg/m3 24-uursgemiddelde mag 35x per jaar worden overschreden

Tabel 6.2: Grenswaarden Wet luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit (artikel 5.16, eerste lid, Wm) stelt dat een ruimtelijke plan of project doorgang kan vinden indien:

  • een project niet tot het overschrijden van een grenswaarde leidt;
  • de luchtkwaliteit tengevolge van het project (per saldo) verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • een project 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentratie van relevante stoffen in de buitenlucht (De NIBM bijdrage is gedefinieerd als een toename van de concentraties van zowel fijn stof (PM10) als stikstofdioxide (NO2) met minder dan 3% van de grenswaarde of wel 1,2 µg/m3 PM10 of NO2 jaargemiddeld.);
  • een project is opgenomen of past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Lucht (NSL). Het programma bevat een pakket maatregelen dat erop gericht is om grote ruimtelijke projecten of projecten in betekenende mate'' (IBM-projecten) tijdig aan de grenswaarden te laten voldoen.

6.2.1 Onderzoek

Onderhavig bestemmingsplan is deels conserverend en deels wordt agrarisch gebied omgezet in een bedrijfsbestemming. Het conserverende gedeelte betreft het bestaande bedrijventerrein Nijverheidscentrum, wat niet leidt tot verslechtering van de luchtkwaliteit. Volgends artikel 5.16, eerste lid onder b van de Wet milieubeheer is het vaststellen van dit deel van het bestemmingsplan zondermeer mogelijk.

Voor het uitbreidingsgedeelte inclusief nieuwe ontsluitingsweg direct grenzend aan het zuidoostelijk deel van het bedrijventerrein is nader onderzoek naar de bijdrage aan de luchtverontreiniging ten gevolge van dit deel van het plan uitgevoerd. Volgens opgave van de gemeente Zuidplas gaat het om een bedrijventerrein van 2,5 ha met een werkdaggemiddelde verkeersintensiteit van 535 motorvoertuigen. Deze motorvoertuigen zijn voor de jaren 2015 en 2020 opgeteld bij de verkeersgegevens uit de RVMH. Voor de jaren 2015 en 2020 is gerekend met de cijfers uit het toekomstige jaar 2022 en kan dus als worst case beschouwd worden. In het milieukundig advies zijn de berekeningsresultaten voor de autonome situatie 2011 en de situaties in 2015 en 2020 ter plaatse van een drietal woningen aan de Zuidplasweg weergegeven. Uit deze berekeningsresultaten blijkt dat ruimschoots aan de grenswaarden voor NO2 en PM10 wordt voldaan.

6.2.2 Conclusie ten aanzien van plan

In de verkeersgegevens van de Monitoringstool is geen rekening gehouden met de realisatie van een bedrijventerrein op deze locatie. Daarom is een berekening uitgevoerd naar de bijdrage aan de luchtverontreiniging ten gevolge van de planontwikkeling. Uit de berekeningsresultaten blijkt dat ruimschoots aan de grenswaarden voor NO2 en PM10 wordt voldaan. Het conserverende gedeelte van de plan leidt niet tot verslechtering van de luchtkwaliteit en kan volgends artikel 5.16, eerste lid onder b van de Wet milieubeheer zondermeer vastgesteld worden.

Volgens Titel 5.2 van de Wet milieubeheer kan dit bestemmingsplan vast worden gesteld.

6.3 Bedrijven En Milieuzonering

Bedrijvigheid is een milieubelastende activiteit. Tengevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar.

Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, Algemene Maatregelen van Bestuur onder de Wet milieubeheer en de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009). Bedrijven en Milieuzonering geeft richtafstanden per categorie en per type bedrijvigheid aan. Binnen deze richtafstanden is bij een gemiddelde bedrijfsvoering hinder van het bedrijf te verwachten.

De te beoordelen situaties zijn te herleiden tot drie groepen en bijbehorende aanpak, te weten:

  • Nieuwe milieugevoelige functies nabij bestaande bedrijven. In deze situatie dient primair te worden beoordeeld of hinder te verwachten is van de specifieke bestaande bedrijven.
  • Nieuwe bedrijfsbestemmingen nabij bestaande milieugevoelige functies. In deze situatie is de bedrijfscategorie zoals deze wordt opgenomen in het bestemmingsplan leidend. Afhankelijk van deze categorie zal in eerste instantie een afstand van bv. 10 meter (cat. 1), 30 meter (cat. 2), 50 meter (cat. 3.1), 100 meter (cat. 3.2), 200 meter (cat. 4.1) tussen de gevoelige functies en belastende activiteiten moeten worden gerespecteerd.
  • Nieuwe milieugevoelige functies nabij nieuwe bedrijfsbestemmingen. In dit geval is de bedrijfscategorie zoals deze wordt opgenomen in het bestemmingsplan leidend. Afhankelijk van deze categorie zal in eerste instantie een afstand van bv. 10 meter (cat. 1), 30 meter (cat. 2), 50 meter (cat. 3.1) tussen de gevoelige en belastende bestemmingen moeten worden gerespecteerd.

De richtafstanden in Bedrijven en Milieuzonering gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, zoals bijvoorbeeld bedoeld met de omgevingstypen rustige woonwijk of rustig buitengebied. In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype gemengd gebied kan een afwijkende systematiek worden toegepast, die meer ruimte biedt aan bedrijven. Dit omgevingstype en bijbehorende systematiek zullen dan wel in het bestemmingsplan moeten worden vastgelegd.

6.3.1 Onderzoek

Omdat direct naast het nieuw te ontwikkelen gedeelte bedrijventerrein binnen onderhavig plangebied nieuwe woningbouw zal worden uitgewerkt (Zevenhuizen Zuid) zal hiermee rekening worden gehouden. Zevenhuizen-Zuid valt onder bestemmingsplan 'Zuidplas West, gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle' dat op 16 juni 2009 is vastgesteld door de raad en op 11 augustus 2011 onherroepelijk is geworden. Door middel van een inwaartse zonering vanaf de randen van het Nijverheidscentrum is aangegeven welke delen van het plangebied conserverend kunnen worden bestemd en welke delen een aangepaste bestemming dienen te krijgen. Tevens is met behulp van het inrichtingenbestand van de Omgevingsdienst geïnventariseerd welke bedrijven in het plangebied zijn gevestigd. Voor deze bedrijven zijn voor zover mogelijk de milieucategorie bepaald op basis van Bedrijven en Milieuzonering en gegevens uit milieuvergunningen en AMvB's. In het plan voor Zevenhuizen-Zuid wordt een bufferzone van 50 meter rondom het Nijverheidscentrum aangehouden, waarbinnen geen milieugevoelige gebouwen worden gerealiseerd.

In figuur 6.2 is een voorstel voor deze inwaartse zonering weergegeven, waarbij het conserverend karakter van het plangebied en de toekomstige woningbouw als uitgangspunten zijn genomen. De nieuwe strook ten zuidenoosten van het bestaande bedrijventerrein krijgt de bestemming 'Bedrijf', waarbinnen ten hoogste milieucategorie 2 wordt mogelijk gemaakt, met afwijkingsmogelijkheden (onder voorwaarden) naar een categorie hoger.

In het vigerende bestemmingsplan (Dorpsgebied Zevenhuizen 1995) worden voor een groot deel van het bestaande bedrijventerrein maximaal categorie 4-bedrijven toegestaan en voor een kleiner deel maximaal categorie 3 toegestaan. De staat van inrichtingen, behorende bij het vigerende bestemmingsplan, is afgeleid van een tabel uit een rapport, dat vóór 1990 door het VNG is opgesteld. Dit rapport is een voorganger van de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering 2009.

Voor onderhavig bestemmingsplan wordt de huidige systematiek van Bedrijven en Milieuzonering 2009 toegepast. Hierbij treden er duidelijke verschillen bij het zoneren van het plangebied. Dit heeft meerdere oorzaken.

  • Er is een onderscheid gemaakt tussen categorie 3.1 en 3.2 bedrijven, terwijl in het vigerende plan categorie 3 wordt gehanteerd (dit geldt ook voor categorie 4).
  • Door voortschrijdend inzicht is de categorie-indeling van meerdere bedrijven in de staat van inrichtingen van het vigerende plan veranderd. Veelal vallen bedrijven thans onder een lagere categorie, enkele bedrijven zijn nu hoger ingedeeld.
  • De indeling op SBI-codes is gewijzigd en bedrijfsactiviteiten hebben een andere SBI-code gekregen.
  • Op grond van jurisprudentie is milieuzonering noodzakelijk op een bestaand bedrijventerrein.

Tevens hecht de provincie Zuid-Holland er waarde aan om hogere categorie bedrijfsactiviteiten toe te staan op bedrijfsterreinen, voor zover dat mogelijk is (Verordening Ruimte). In dit bestemmingsplan bestaat deze mogelijkheid niet.

Uitgangspunt bij onderhavig bestemmingsplan is om de vigerende bestemmingen zo veel als mogelijk over te nemen. Hiertoe is een transponeringstabel (zie tabel 6.3) opgesteld. In deze tabel is de categorie-indeling uit het vigerende bestemmingsplan vertaalt naar de categorie-indeling volgens Bedrijven en milieuzonering 2009.

Oud Nieuw (t.a.v. rustige woonwijk)
Categorie 1 (woonwijk) Categorie 1 (10 meter)
Categorie 2 (gemengd gebied) Categorie 2 (30 meter)
Categorie 3 (rand woonwijk) Categorie 3.1 (50 meter)
Categorie 4 (100 m met afscherming, 200 m zonder afscherming) Categorie 3.2 en 4.1
Categorie 5 (250 – 500 meter) Categorie 4.2 en hoger (vanaf 300 meter)

Tabel 6.3: Transponeringstabel

Op basis van deze tabel is de bedrijfszonering binnen onderhavig bestemmingsplan vormgegeven. Uitgangspunt daarbij is dat in principe dezelfde milieucategorie als in het vigerende plan wordt gehanteerd, tenzij inwaartse zonering (zie figuur 6.2) leidt tot een lagere categorie, in welk geval van die lagere categorie wordt uitgegeaan. De inwaartse zonering mag niet leiden tot hogere categorieën dan vigerend.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpNijverheidscentr-On01_0009.jpg"

Figuur 6.2: Voorstel inwaartse zonering bedrijventerrein Nijverheidscentrum

Om een betere overgang te maken tussen het bestaande bedrijventerrein en de nieuwe woningen van Zevenhuizen Zuid is besloten in afwijking van bovenstaand voorstel voor de strook bestaande bedrijven direct ten noorden van de uitbreidingslocatie zoals opgenomen in onderhavig bestemmingsplan, ten hoogste milieucategorie 3.1 in plaats van 3.2 toe te staan.

Behoudens de bedrijven Dekker Zevenhuizen BV, Nijverheidscentrum 2, Fijan & Mostert Logistics, Nijverheidscentrum 6, Koerts Services, Nijverheidscentrum 8 en Gekas & Boot BV, Nijverheidscentrum 36 passen de bestaande bedrijven op het Nijverheidscentrum binnen de aangegeven inwaartse zonering en zullen derhalve niet worden belemmerd in hun bedrijfsvoering, wanneer deze zonering wordt toegepast. Voor de percelen waar Dekker, Fijan & Mostert, Koerts en Gekas & Boot zijn gevestigd, is een maataanduiding opgenomen, op grond waarvan de huidige bedrijfsfunctie kan worden voortgezet.

Zuidplasweg 7 en 9

In figuur 6.3 zijn de richtafstanden weergegeven vanaf de bestaande woningen Zuidplasweg 7 en 9, welke onderdeel uitmaken van onderhavig bestemmingsplan. Deze woningen hebben enige invloed op het inwaarts zoneren in de zuidelijke punt van het bestaande bedrijventerrein. Vanuit Bedrijven en Milieuzonering kan worden gesteld dat deze woningen liggen in een gebied dat wordt gekarakteriseerd als een gemengd gebied. Richtafstanden tussen gemengd gebied en bestemmingen met bedrijfscategorieën zijn weergegeven in tabel 6.4.

Milieucategorie Richtafstand (meters) tot woningen in
Rustige woonwijk Gemengd gebied
2 30 10
3.1 50 30
3.2 100 50
4.1 200 100

Tabel 6.4: richtafstanden volgens Bedrijven en milieuzonering

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpNijverheidscentr-On01_0010.jpg"

Figuur 6.3: Inwaarts zoneren bedrijventerrein Nijverheidscentrum nabij woningen Zuidplasweg

Volgens tabel 6.4 dienen bedrijven onder categorie 3.1 op 30 meter afstand te blijven en bedrijven onder categorie 3.2 op 50 meter te blijven. Binnen de (in figuur 6.3 roze gekleurde) bedrijvenstrook nabij de woningen wordt zoals gezegd ten hoogste categorie 3.1 toegestaan. Binnen de gele cirkel zoals aangeduid op figuur 6.3 wordt op grond van het milieuadvies maximaal categorie 2 toegestaan.

6.3.2 Conclusie ten aanzien van plan

Gekozen is voor een inwaartse zonering, waarbij het conserverend karakter en de toekomstige woningbouw als uitgangspunten zijn genomen. Behoudens de bedrijven Dekker Zevenhuizen BV, Fijan & Mostert Logistics, Koerts Services en Gekas & Boot BV passen de bestaande bedrijven binnen deze inwaartse zonering en zullen derhalve niet worden belemmerd in hun bedrijfsvoering. Voor de percelen waar genoemde bedrijven zijn gevestigd is een maataanduiding opgenomen.

In bijlage 1 bij de regels is de Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen.

6.4 Externe Veiligheid

Activiteiten met gevaarlijke stoffen leveren risico's op voor de omgeving. Door het stellen van eisen aan afstanden tussen de activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten (woningen, kantoren, scholen, enz.) worden de eventuele gevolgen van deze risico's zoveel mogelijk beperkt.

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vormt het wettelijk kader voor het omgaan met risico's ten gevolge van bedrijven (inrichtingen) met gevaarlijke stoffen. Het wettelijk kader voor de risico's ten gevolge van transport van gevaarlijke stoffen wordt gevormd door de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Daarnaast is, voor zover van toepassing, gebruik gemaakt van gegevens uit het Basisnet Weg (definitief ontwerp 2009) en het Basisnet Water (definitief ontwerp 2008).

6.4.1 Plaatsgebonden risico (PR)

Als 'harde' afstandseis voor externe veiligheid geldt een contour voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6), die wordt aangegeven als een afstand ten opzichte van de activiteit met gevaarlijke stoffen (risicobron). Binnen deze PR 10-6 contour mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn of worden geprojecteerd.

6.4.2 Groepsrisico (GR)

Afhankelijk van de aard van de risicobron is er sprake van een bepaald invloedsgebied. Binnen dit invloedsgebied moet worden onderzocht hoe groot de kans per jaar is dat een groep van ten minste 10 (zich binnen dit invloedsgebied bevindende) personen overlijdt ten gevolge van een ramp of zwaar ongeval met de betreffende risicobron. De uitkomst van dit onderzoek geeft de hoogte van het GR weer en wordt uitgedrukt in een curve, waarbij als norm voor het GR een oriënterende waarde is vastgesteld.

6.4.3 Onderzoek

Ter voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan is onderzocht of er risicobronnen binnen of nabij het plangebied zijn gelegen die hierop van invloed zijn.

Mogelijke risicobronnen zijn inrichtingen, waar activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden of transportmodaliteiten bestemd voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals (spoor-, vaar-)wegen en buisleidingen. Bij dit onderzoek is de 'Visie Externe Veiligheid' (Visie EV) van de gemeente Zuidplas betrokken, welke in de raadsvergadering van 19 april 2011 is vastgesteld.

6.4.4 Resultaten onderzoek

Inrichtingen

Ten noorden van het plangebied, aan de Noordelijke Dwarsweg, is op 250 meter afstand een vuurwerkverkoop gelegen (zie figuur 6.4 nr.1). Voor deze vuurwerkopslag geldt een veiligheidsafstand van 8 meter vanaf de opslagvoorziening, waarin het vuurwerk wordt bewaard, ten opzichte van de woningen van derden. Gezien de afstand tot het plangebied vormt dit vuurwerkverkooppunt geen belemmering voor het plangebied.

Ten zuiden van het plangebied is een gasdrukregelstation gelegen (zie figuur 6.4, nr. 2). Dit gasdrukregelstation heeft een PR 10-6 contour van 15 meter en er is geen sprake van een invloedsgebied. Het dichtstbijzijnde kwetsbare object is op 35 meter afstand gelegen (Zuidplasweg 18). Dit gasdrukregelstation levert dus geen beperkingen op voor het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpNijverheidscentr-On01_0011.jpg"

Figuur 6.4: Externe Veiligheid op en rond het Nijverheidscentrum

Transport over de weg

Nabij het plangebied zijn de A12 en de N219 gelegen. Over deze wegen worden gevaarlijke stoffen getransporteerd. Hieronder worden deze wegen nader beschouwd.

  • A 12

Het plangebied ligt op 1.260 meter afstand van de snelweg A12. Over de A12 worden gevaarlijke stoffen getransporteerd. Gezien de afstand zou alleen een toxisch scenario relevant kunnen zijn. Uit de gegevens van het Basisnet weg (okt. 2009) blijkt dat over het weggedeelte ter hoogte van het plangebied toxische vloeistoffen worden getransporteerd. Het invloedsgebied van deze stofcategorie bedraagt 880 meter vanaf de snelweg. Transport van gevaarlijke stoffen over de A12 is dus niet relevant voor het plangebied.

  • Provinciale weg N 219

Ten zuiden van het plangebied is op 480 meter afstand de (verlegde) N219 gelegen. Voor ruimtelijke plannen op meer dan 200 meter afstand van de N219 is het plaatsgebonden risico en groepsrisico geen item. Op een dergelijke afstand speelt alleen het toxisch scenario. Bij nieuwbouw binnen het plangebied wordt geadviseerd om deze uit te voeren met afschakelbare ventilatie, zodat toxisch gas niet naar binnen kan worden gezogen.

Transport over het spoor

In de nabijheid van het plangebied zijn geen spoorlijnen gelegen waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Transport van gevaarlijke stoffen over het spoor vormt dus geen belemmering voor het plangebied.

Transport per buisleiding

Ten zuidwesten van het plangebied, parallel aan de Zuidplasweg, is een hogedruk aardgasleiding gelegen, leiding W 521-25 (zie figuur 6.4). Deze leiding eindigt bij een gasdrukregelstation ter hoogte van Nijverheidscentrum. Deze leiding is op ongeveer 25 meter afstand van het plangebied gelegen. Ten oosten van het plangebied, op 1.090 meter is de gasleiding A 553 gelegen. Ten westen van het plangebied, op 1.020 meter is de gasleiding A 518 gelegen. De specificaties van deze gasleidingen zijn in tabel 6.5 opgenomen.

Leiding Diameter
(inch)
Druk (bar) Belemmeringen-trook PR 10-6 Invloedsgebied GR
W 521-25 4 40 4 0 45
A 553 36 66,2 5 0 430
A 518 30 66,2 5 0 380

Tabel 6.5: Hogedruk aardgasleiding

In verband met deze gasleidingen moet getoetst worden aan het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (Bevb). In het kader van dit besluit moet getoetst worden aan het plaatsgebonden risico en groepsrisico. Gezien de afstanden van de gasleidingen A 553 en de A 518 tot het plangebied, leveren deze leidingen geen belemmeringen op voor het plangebied.

  • Gasleiding W 521-25

Uit gegevens van de Gasunie blijkt dat het plaatsgebonden risico, PR 10-6 contour, voor deze leiding in ieder geval binnen de belemmeringenstrook is gelegen. Het plaatsgebonden risico vormt dus geen belemmering voor het plangebied. De belemmeringenstrook van 4 meter overlapt niet met het plangebied.

In het kader van het bestemmingsplan Zuidplas West is het groepsrisico voor deze leiding berekend voor de huidige situatie als de toekomstige situatie. Gezien het minimale aantal personen binnen het invloedsgebied is er geen sprake van een groepsrisico voor zowel de huidige als toekomstige situatie.

Het invloedsgebied overlapt minimaal met onderhavig plangebied (zie figuur 6.4). Voor deze zone is de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' opgenomen. In de regels is opgenomen dat (beperkt) kwetsbare objecten slechts gerealiseerd mogen worden binnen deze zone nadat het groepsrisico is verantwoord. Gezien de minimale overlap van het invloedsgebied met het plangebied zal de toename van het groepsrisico nihil zijn. Mochten er binnen het plangebied, binnen het invloedsgebied, ontwikkelingen plaatsvinden dan moet het groepsrisico nader worden beschouwd.

  • Nieuw aan te leggen gasleiding A803

Ten noordoosten van het plangebied is, parallel aan de huidige gasleiding A 553, een nieuw tracé van een gasleiding beoogd. Volgens het beoogde tracé zal de leiding op ongeveer 1.100 meter afstand van het plangebied komen te liggen. Het invloedsgebied van deze nieuwe leiding bedraagt 580 meter. Hiermee vormt deze nieuwe gasleiding dus geen belemmering voor het plangebied.

Transport over het water

In de nabijheid van het plangebied is geen vaarwater gelegen waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.

Hoogspanningslijnen

Ten westen van het plangebied is op 730 meter afstand een hoogspanningslijn gelegen (380 kV Krimpen – Bleiswijk). De indicatieve magneetveldzone voor deze hoogspanningslijn bedraagt 215 meter. Deze zone overlapt niet met het plangebied en vormt dus geen belemmering voor het plangebied.

Rotterdam - The Hague Airport

Het vliegverkeer van en naar de luchthaven Rotterdam – The Hague Airport (RtHA) levert veiligheidsrisico's op voor mensen die nabij de luchthaven wonen, werken of recreëren. Hoewel dit niet direct met gevaarlijke stoffen te maken heeft, vallen de risico's in verband met het neerstorten van vliegtuigen rond vliegvelden onder externe veiligheid.

De Provincie Zuid-Holland is momenteel bezig met een nieuw beleidskader: 'Externe veiligheid: Beleidslijn groepsrisico in de omgeving van Rotterdam – The Hague Airport' (concept 17 oktober 2011).

In de Beleidslijn geeft de Provincie aan hoe met het groepsrisico moet worden omgegaan bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen nabij de luchthaven RtHA. Onder andere bij het vaststellen van bestemmingsplannen binnen het verantwoordingsgebied is de Beleidslijn van toepassing. Het plangebied is slechts voor een minimaal gedeelte binnen het beoogde verantwoordingsgebied gelegen (zie figuur 6.5). Binnen het verantwoordingsgebied vinden geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Er hoeft geen verdere verantwoording van het groepsrisico te worden opgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpNijverheidscentr-On01_0012.jpg"

Figuur 6.5: Ligging invloedsgebied RtH Airport t.o.v. plangebied

6.4.5 Conclusie ten aanzien van plan

Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen inrichtingen, spoor(wegen) of vaarwegen gelegen die in het kader van externe veiligheid een beperking vormen voor het plangebied. Ook zijn er geen hoogspanningslijnen nabij het plangebied die een beperking vormen.

Als er ontwikkelingen plaatsvinden binnen het invloedsgebied van de gasleiding W 521-25, dan moet het groepsrisico nader worden beschouwd. Hiertoe is de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' met bijbehorende regels opgenomen.

6.5 Bodem

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen.

Tevens is bij de realisatie van ruimtelijke plannen vaak grondverzet noodzakelijk. Dit grondverzet is middels het Besluit bodemkwaliteit aan regels gebonden. De gemeente Zuidplas beschikt over een vastgestelde bodemkwaliteitskaart en bijbehorend grondstromenbeleid. Uitgangspunt is dat grondverzet niet mag leiden tot verslechtering van de bodemkwaliteit ter plaatse. Alle grondverzet dient te worden gemeld bij het Meldpunt Bodemkwaliteit.

6.5.1 Onderzoek

Omdat binnen het plangebied alleen in het zuidoostelijke deel ontwikkelingen gepland zijn, is er sprake van een overwegend conserverend bestemmingsplan. Met betrekking tot de bodemkwaliteit is het daarom voornamelijk van belang om te bepalen of er knelpunten zijn met betrekking tot de huidige functie van het plangebied. Het gebied van de ontwikkelingsstrook wordt apart besproken.

Tanks

Binnen het plangebied zijn meerdere tanks bekend in het bodeminformatiesysteem bij de Omgevingsdienst. Ze zijn niet verdacht voor het veroorzaken van potentiële spoedeisende verontreinigingen.

Voormalige bedrijven

Uit het voormalige bedrijfsbestand (HBB) van de provincie Zuid-Holland blijkt dat er in het verleden binnen het plangebied meerdere bedrijven, waar potentieel bodembedreigende activiteiten zijn uitgevoerd, gevestigd zijn geweest. Binnen het plangebied zijn alle voormalige bedrijfsactiviteiten waarbij mogelijk spoedeisende verontreinigingen konden ontstaan, reeds onderzocht. Locaties waar eventueel nog vervolgonderzoek noodzakelijk is, zijn meegenomen onder het kopje Bodemonderzoeklocaties.

Huidige bedrijven

Uit de BIS-toets blijkt dat er binnen het plangebied diverse bedrijven zijn gevestigd. De huidige bedrijven vallen onder een melding of omgevingsvergunning voor het onderdeel milieu, waarmee voorwaarden ten aanzien van voorkoming van bodemverontreiniging zijn vastgelegd. Voor meer informatie over de bedrijven zie paragraaf 6.3 Bedrijven en milieuzonering.

Bodemonderzoekslocaties

Uit het Bodem Informatie Systeem blijkt dat binnen of overlappend met het plangebied diverse onderzoeken naar de bodem zijn uitgevoerd. Op sommige locaties daarvan is een vermoeden van bodemverontreiniging en moet nog een historisch of nader bodemonderzoek plaatsvinden op basis van de voormalige verdachte activiteit of voorgaand onderzoek. Dit onderzoek kan plaatsvinden bij een ruimtelijke ontwikkeling of in het kader van de vigerende milieuwetgeving (vergunning). Voor enkele locaties geldt dat deze voldoende zijn onderzocht danwel voldoende zijn gesaneerd.

Gedempte sloten

Uit het bestand met slootdempingen blijkt dat er in het verleden binnen het plangebied meerdere sloten zijn gedempt. Het betreffen dempingen met onbekend materiaal. Ze zijn niet verdacht voor het veroorzaken van potentiële spoedeisende verontreinigingen.

Te ontwikkelen gebied

In het zuidelijk deel van het plangebied zal ontwikkelling plaatsvinden. Dit gedeelte heeft vigerend de bestemming agrarisch, maar zal bij bedrijventerrein betrokken worden. Op deze locatie is een slootdemping aanwezig en zijn meerdere onderzoeken uitgevoerd. Het laatste onderzoek is uitgevoerd door Geofox-Lexmond (kenmerk 20061721/IDIJ, d.d. 13 september 2006) in het kader van de geplande ontwikkeling van het gebied tot bedrijventerrein. Er zijn ten hoogste lichte verontreinigingen aangetroffen. Ter plaatse van de demping zijn geen afwijkingen aangetroffen. De locatie is geschikt voor het gebruik als bedrijventerrein. Gezien de ouderdom van het laatst uitgevoerde onderzoek zal voor een omgevingsvergunning voor bouwen op het terrein tenminste een actualiserend historisch onderzoek uitgevoerd moeten worden.

Grondverzet

De gemiddelde bodemkwaliteit op onverdachte percelen binnen het plangebied is vastgelegd in de bodemkwaliteitskaart. Het plangebied is grotendeels gelegen in zones 3 (historische bebouwing 3 Zuidplas), 7 (recente uitbreidingen), 14 (nieuwe industrie/bedrijven en 16 (buitengebied Zuidplas incl. Zoetermeer).

6.5.2 Conclusie ten aanzien van plan

Uit het onderzoek blijkt dat er geen directe vervolgactie op het gebied van de bodem dient te worden uitgevoerd ten behoeve van het conserverende bestemmingsplan.

Ten behoeve van de ontwikkelingslocatie in het zuidelijk deel zijn er eveneens geen acties op het gebied van bodem noodzakelijk. De locatie is geschikt voor het toekomstige gebruik als bedrijventerrein. Wel zal er voor de aanvraag van een omgevingsvergunning voor bouwen tenminste een actualiserend historisch onderzoek uitgevoerd moeten worden.

Onacceptabele humane risico's als gevolg van de in de bodem aan te treffen verontreinigingen in combinatie met een gevoelig gebruik worden niet verwacht.

6.6 Archeologie

Het archeologisch erfgoed wordt binnen Nederland als zeer waardevol beschouwd. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) legt de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het archeologische erfgoed bij de gemeente. De taken in het kader van de Wamz behelzen o.a. het integreren van archeologie in de RO-procedures (zoals vergunningen en Projectbesluiten) en de koppeling tussen bestemmingsplannen en archeologische waarden en verwachtingen (art. 38 en 41 Wamz).

De Wamz verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan of bij een omgevingsvergunning rekening te houden met in de bodem aanwezige of te verwachten archeologische waarden. De feitelijke bescherming daarvan krijgt gestalte door het opnemen van voorschriften in het bestemmingsplan ten aanzien van de afgifte van omgevings- en aanlegvergunningen in die gebieden die als archeologisch waardevol zijn aangemerkt. Aan de vergunning zelf kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden, met als uiterste de verplichting tot planaanpassing of het laten verrichten van een opgraving.

De gemeente Zuidplas heeft per 23 november 2010 vastgesteld beleid. Aan de hand van de hiervan onderdeel uitmakende archeologische verwachtingenkaart en beleidskaart is per gebied bepaald of en wanneer archeologisch (voor)onderzoek verplicht is.

6.6.1 Onderzoek

Volgens de verwachtingenkaart en de beleidsadvieskaart gelden er voor het conserverend bestemmingsplan Nijverheidscentrum de volgende vijf zones met een archeologische verwachting (zie figuur 6.6):

  • Zeer hoge archeologische verwachting: deze verwachtingswaarde betreft de locaties van een drietal voormalige historische boerderijen en een voormalige molenlocatie op of langs de westgrens van het plangebied. De boerderij- en molenlocatie maakten deel uit van een oud bewoningslint. De kans is groot dat in de directe omgeving ervan sporen zijn te vinden van voorgangers van deze boerderijen en molen waarvan de resten terug kunnen gaan tot de 16e eeuw of ouder. In een straal van 50 m rondom de voormalige boerderijen en molen wordt de kans dan ook zeer groot geacht op de aanwezigheid van sporen en resten die mogelijk terug gaan tot de Middeleeuwen. Archeologische waarden vanaf de Middeleeuwen tot en met de Nieuwe Tijd kunnen vanaf het maaiveld aangetroffen worden.
  • Hoge archeologische verwachting: deze verwachtingswaarde betreft een zone langs de westgrens en de noordwestelijke hoek van het plangebied. De westgrens valt samen met de ligging van een oud bewoningslint waarin resten verwacht worden die teruggaan tot de vroegste ontginning in de Middeleeuwen. Archeologische waarden kunnen vanaf het maaiveld aangetroffen worden. Daarnaast bevinden zich in de noordwestelijke hoek van het plangebied de zandige afzettingen van de Gouderak stroomgordel. Deze afzettingen bevinden zich in de diepere ondergrond (dieper dan 2,5 m onder maaiveld) en hierop kunnen vindplaatsen uit de prehistorie aanwezig zijn.
  • Middelhoge archeologische verwachting: deze verwachtingswaarde geldt hoofdzakelijk voor een zone in het oostelijke deel van het plangebied. Deze verwachting is gebaseerd op het voorkomen van zandige afzettingen (crevassewaaiers) in de diepere ondergrond (dieper dan 2,5 m onder maaiveld) waarop resten uit de vroege prehistorie verwacht worden.
  • Lage archeologische verwachting: deze verwachtingswaarde geldt voor het centrale deel van het plangebied. De bodem is opgebouwd uit wadafzettingen (zand en klei) die onder water zijn afgezet. De kans op het aantreffen van archeologische (bewonings)resten in deze afzettingen wordt gering geacht. Eventueel aanwezige archeologische resten uit de prehistorie tot en met de Nieuwe tijd worden aan vanaf het maaiveld verwacht. In het centrale deel van het plangebied bestaat de bodem tot grote diepte uit wadafzetti ngen, in de overige delen dekken deze afzettingen de dieper gelegen stroomgordel- en crevasseafzettingen af.
  • Combinatie lage en hoge archeologische verwachting: In het centrale deel van het plangebied is een zone aanwezig waarin in de zeer diepe ondergrond (dieper dan 7 m beneden maaiveld) een zogenaamde terrasrand aanwezig is. Het gaat hier om een markant hoogteverschil in het oude en diepgelegen landschap en de kans is groot dat hier resten uit de zeer vroege prehistorie aanwezig zijn. Eventueel aanwezige vindplaatsen uit de vroege prehistorie zijn echter zeer moeilijk op te sporen vanwege de geringe omvang ervan. De terrasrand wordt geheel afdekt met wadafzettingen met een lage archeologische verwachting.

Volgens het Archeologisch Informatie Systeem zijn binnen het plangebied geen archeologische waarden bekend. In de directe omgeving zijn wel waarden bekend: het gaat hier om verschillende vondstlocaties binnen de oude kern van Zevenhuizen waar de vondsten teruggaan tot de 14e eeuw.

Het plangebied is voor een groot deel bebouwd. Voor de westgrens geldt een zeer hoge en hoge verwachting op het voorkomen van sporen vanaf de Middeleeuwen direct onder het maaiveld. De bebouwing is hier relatief extensief en de hoge verwachting kan hier gehandhaafd blijven. Voor het overige deel van het plangebied is de bebouwing meer intensief en grootschaliger. De verwachting is dat bij de bouw de bovengrond dusdanig geroerd/verstoord is, dan de kans zeer gering is op de aanwezigheid van intacte archeologische waarden vanaf het maaiveld. De dieper gelegen afzettingen van de stroomgordel, de crevasse en de diepgelegen terrasrand zijn zeer waarschijnlijk wel intact.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpNijverheidscentr-On01_0013.jpg"

Figuur 6.6: Uitsnede archeologische beleidskaart

6.6.2 Conclusie ten aanzien van plan

De gebieden met een zeer hoge, hoge en middelhoge verwachtingswaarde zijn middels dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie - 1' (middelhoog), 'Waarde - Archeologie - 2' (hoog) en 'Waarde - Archeologie - 3' (zeer hoog) op de verbeelding weergegeven. Daarbij geldt dat de grotendeels geroerde gronden op het centrale deel van het bedrijventerrein en de begraafplaats geen dubbelbestemming hebben gekregen, aangezien de kans gering is op aanwezigheid van intacte archeologische waarden vanaf het maaiveld.

Voor eventuele ontwikkelingen binnen het plangebied gelden er op voorhand geen belemmeringen van archeologische aard. Indien er bij een project archeologisch onderzoek noodzakelijk is (op grond van de dubbelbestemmingen), dient men rekening te houden dat een dergelijk onderzoek uit verschillende fasen kan bestaan.

Indien bij de uitvoering van werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht. In de praktijk kunnen meldingen van vondsten ook bij de bevoegde overheid, de gemeente, gedaan worden.

6.7 Ecologie

Meer en meer wordt onderkend dat goed werkende ecosystemen voor mensen verschillende onmisbare functies hebben. Ter bescherming van deze eigenschappen van de natuurlijke omgeving en vanuit de gedachte dat alle levende wezens een intrinsieke waarde hebben, geldt een drietal landelijke wetten en beleidsplannen: de Flora- en Faunawet, de Natuurbeschermingswet en het Natuurbeleidsplan 1990 (Nota Ruimte met daarin de Ecologische Hoofdstructuur). Daarnaast geldt provinciaal beleid, te weten: Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland en Provinciaal Compensatiebeginsel (Rode lijst).

Bij een ruimtelijke ontwikkeling dient middels een quickscan (combinatie van bureauonderzoek en één veldbezoek) te worden vastgesteld of:

  • Er overtreding van de verbodsbepalingen voor beschermde soorten plaatsvindt (toetsing Flora- en faunawet (FF-wet), maar ook Provinciaal compensatiebeleid met betrekking tot biotopen van Rode Lijst soorten);
  • Er mogelijke significante gevolgen zijn voor beschermde gebieden (toetsing NB-wet);
  • Er wezenlijke waarden en kenmerken voor Ecologische Hoofdstructuur-gebieden aangetast worden.

Indien deze typen effecten niet optreden wordt de ruimtelijke ontwikkeling conform de eerder genoemde regelgeving toelaatbaar geacht.

Indien deze effecten wel optreden gelden verschillende werkwijzen om deze effecten te voorkomen of beheersen.

6.7.1 Onderzoek

Soortbescherming - conserverende plandeel

Het grootste gedeelte van het plangebied wordt conserverend bestemd. Door dit conserverende karakter, waarbij geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien, worden geen effecten verwacht op mogelijk aanwezige beschermde soorten en is een overtreding van de Flora- en faunawet door het vaststellen van het plan uit te sluiten.

Een aantal beschermde soorten, zoals vogels en vleermuizen zijn waarschijnlijk wel in het plangebied aanwezig. Bij alle ruimtelijke ontwikkelingen in de toekomst moet hiermee rekening worden gehouden. Dit geldt ook voor ontwikkelingen die mogelijk zijn binnen het conserverende plan. Daarbij moet in acht worden genomen dat ook kleine ruimtelijke wijzigingen zoals slopen, bouwen, kappen en snoeien van groen, plaatsen van straatverlichting en profielwijziging van watergangen een overtreding van de Flora- en faunawet kan betekenen. In dergelijke gevallen moet door de initiatiefnemer altijd een natuurtoets worden uitgevoerd voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning.

Soortbescherming - ontwikkelingslocatie

Voor de ontwikkelingslocatie is op basis van luchtfoto's ingeschat of het terrein geschikt kan zijn voor beschermde soorten. Omdat zeer weinig begroeiing aanwezig is en het terrein intensief gebruikt wordt, is dit deel van het plangebied niet heel geschikt voor beschermde soorten. Er kan echter niet uitgesloten worden dat er beschermde vissen in de sloten voorkomen en / of er mogelijkheden zijn voor vogels om te broeden. Ook de rugstreeppad kan mogelijk voorkomen. Voor andere beschermde soorten lijkt het plangebied ongeschikt. Eventuele effecten op beschermde soorten kunnen tijdens de uitvoering voorkomen worden, er zijn daarom geen ecologische bezwaren tegen het bestemmingsplan. Voorafgaand aan de werkzaamheden en het aanvragen van een omgevingsvergunning moet wel een natuurtoets met veldbezoek plaatsvinden om definitief de geschiktheid voor beschermde soorten te bepalen en te bekijken of eventueel nader soortgericht onderzoek nodig is en mitigatiemaatregelen genomen moeten worden.

Gebiedsbescherming

Op basis van literatuuronderzoek is bepaald of het plangebied zich in (de nabijheid van) een Natura 2000-gebied bevindt, danwel in een Beschermd Natuurmonument. Tevens is bepaald of het plangebied binnen de groene gebieden van de Provinciale Structuurvisie (EHS, weidevogelgebied) ligt.

Het plangebied ligt niet in Natura 2000-gebied. Directe effecten op Natura 2000-gebieden worden daarom uitgesloten. Het plangebied ligt op een afstand van ruim 10,5 kilometer van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, te weten het gebied 'Broekvelden, Vettenbroek en Polder Stein' (zie figuur 6.7). Het bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard en het plangebied is in zijn huidige vorm als habitat ongeschikt (weiland is te veel verstoord en versnipperd) voor de vier aangewezen vogelsoorten Kleine zwaan, Smient, Krakeend en Slobeend. Dit betekent dat externe effecten op de vogels van het Natura 2000-gebied met zekerheid uitgesloten kunnen worden.

Ook van een toename van stikstof (heeft vaak een grote invloedssfeer met een grote reikwijdte) door een grotere verkeersintensiteit en/of een toename van vervuilende industrie wordt uitgesloten vanwege het conserverende karakter van het plan. Samengevat hoeft bij dit conserverende plan geen rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet 1998.

Op het moment dat er nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen met een zeer grote invloedssfeer (stikstofemissie) plaats gaan vinden in het plangebied, dienen deze getoetst te worden aan de Natuurbeschermingswet 1998.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpNijverheidscentr-On01_0014.jpg"

Figuur 6.7: Natura 2000-gebied in de omgeving van het plangebied (rode contour)

Ten westen van het plangebied ligt, op een afstand van ruim 1,5 kilometer, het EHS-gebied met de naam 'Koornmolengat e.o.', behorende bij het gebied 'Rottemeren'. Daarnaast ligt het plangebied op een afstand van circa 500 meter van de dichtstbijzijnde ecologische verbindingszone (evz), onderdeel van de EHS (zie figuur 6.8). Omdat het bestemmingsplan grotendeels conserverend is, blijft de huidige situatie gehandhaafd. Effecten op de EHS zijn daarom, voor het conserverende deel, niet mogelijk, en worden daarom uitgesloten. Voor het te ontwikkelen plandeel worden negatieve effecten op de EHS eveneens uitgesloten, omdat de ruimtelijke ontwikkelingen die hier gaan plaatsvinden geen aantasting van de EHS-gebieden, verbindingszones en bijbehorende doelen veroorzaken. De geplande ontwikkeling is daarvoor te kleinschalig van aard en het type habitat dat in het plangebied wordt aangetast is niet van belang van de EHS-gebieden.

Andere provinciaal beschermde gebieden, zoals weidevogelgebied, zijn niet aanwezig nabij het plangebied. Het dichtstbijzijnde belangrijke weidevogelgebied is gelegen op circa 5 kilometer afstand (zie figuur 6.8). Op basis van deze grote afstand en het feit dat het bestemmingsplan voor het grootste deel conserverend van aard is, worden effecten hierop uitgesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpNijverheidscentr-On01_0015.jpg"

Figuur 6.8: EHS-gebieden in de omgeving van het plangebied (rode contour).

6.7.2 Conclusie ten aanzien van plan

Omdat geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden binnen het conserverende bestemmingsplandeel is schade aan door Flora- en faunawet beschermde soorten niet mogelijk. Ruimtelijk verandert er namelijk niets. Voor het agrarische deel worden geen effecten op beschermde soorten verwacht en gelden er geen aanvullende beperkingen voor de beoogde ontwikkeling. De afwezigheid van effect op beschermde soorten moet nog wel bevestigd worden door een natuurtoets inclusief een veldbezoek bij de omgevingsvergunningen die voor dit gebied worden aangevraagd.

Door het grotendeels conserverende karakter van het plan, het type habitat in het plangebied en de relatief grote afstand tot beschermde gebieden zijn ook geen effecten op beschermde gebieden mogelijk. Samengevat zijn er vanuit de discipline ecologie geen planologische bezwaren tegen het conserverende gedeelte van het bestemmingsplan.

Bij alle nieuwe ontwikkelingen in het plangebied, ook diegenen die mogelijk zijn binnen het conserverende plan, moet echter rekening worden gehouden met de Natuurwetgeving. Initiatiefnemers moeten voorafgaand aan de aanvraag van een omgevingsvergunning een natuurtoets uitvoeren. Vooral bij sloopmeldingen, renovatie en nieuwbouw moet de gemeente beoordelen of beschermde soorten (met name vogels en vleermuizen) geschaad kunnen worden.

Vanwege de relatief grote afstand tot beschermde gebieden, hoeft in sterk verminderde mate rekening gehouden te worden met Natura 2000-, EHS- en weidevogelgebieden. Alleen bij ruimtelijke ontwikkelingen met een (zeer) grote invloedssfeer moet toetsing van effecten op beschermde gebieden plaats vinden.

6.8 Milieueffectrapportage

De wet- en regelgeving voor milieueffectrapportage (m.e.r.) is vastgelegd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in de AMvB Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In de Wet milieubeheer zijn vooral de procedurele verplichtingen opgenomen. In Besluit m.e.r. is opgenomen wanneer een m.e.r. verplicht is.

6.8.1 Onderzoek

Het bestemmingsplan biedt geen ruimtelijk kader voor activiteiten die zijn opgenomen in onderdeel D11.3 'Aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein'. Aangezien de ontwikkeling van de strook bedrijfsfuncties, ruim 25 hectare in totaal, ver onder de getalsmatige drempelwaarden van 75 hectare (Kolom 2) blijft kan gesteld worden dat belangrijke nadelige milieugevolgen uitgesloten kunnen worden. De uitwerking van de overige omgevingsonderzoeken in onderhavige rapportage onderschrijft dit standpunt.

6.8.2 Conclusie ten aanzien van plan

Op onderhavig bestemmingsplan rust geen plicht tot het uitvoeren van een MER, MER-beoordeling of een vormvrije MER-beoordeling.

6.9 Provinciaal Milieubelang

Provincie Zuid-Holland heeft in de Provinciale Structuurvisie en in de Provinciale Milieuverordening het provinciaal milieubelang beschreven. Ruimtelijke plannen worden doorgaans na publicatie van het ontwerpbesluit aan de Provincie toegestuurd. De Provincie toetst dan of het provinciaal belang in het geding is en of er mogelijk in strijd met het provinciaal belang wordt gehandeld.

6.9.1 Onderzoek

  • bescherming van stiltegebieden

Het plangebied is niet gelegen in de nabijheid van stiltegebieden 'Reeuwijkse plassen en omstreken' of 'Krimpenerwaard-Alblasserwaard'. Het aspect bescherming van stiltegebieden is niet relevant.

  • windenergie stimuleren

In de nabijheid van het plangebied zijn geen plaatsingsgebieden voor windmolens gelegen. Het aspect windenergie is niet relevant.

  • beschermen bedrijventerreinen voor HMC-bedrijven

Bij dit toetsingsaspect gat het er om dat er geen afname van fysieke ruimte en milieuruimte voor bedrijven in milieucategorie 4.1 en hoger plaats vindt. In de vigerende situatie is op het gehele bedrijventerrein Nijverheidcentrum milieucategorie 4 toegestaan. Door de beoogde inwaartse zonering zal in de toekomstige situatie het areaal voor categorie 4.1 en 4.2 afnemen of vervallen. Hoewel deze categorieën theoretisch mogelijk zijn conform het voorgaande bestemmingsplan, zijn er geen bedrijven in deze hoge categorieën aanwezig.

Het bovengenoemde Provinciaal belang is daardoor in het geding. De planaanpassing dient gedegen onderbouwd te worden. Deze onderbouwing is gelegen in de ontwikkeling van woonbebouwing rond het plangebied, zoals mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan Zuidplas-West (2011), waarin een uitwerkingsverplichting Wonen is opgenomen voor het woongebied. In dit bestemmingsplan is de afweging gemaakt voor de keuze tussen ruimte voor wonen of bedrijven.

6.9.2 Conclusie ten aanzien van plan

Het provinciaal belang is potentieel in geding vanwege de afname van milieuruimte voor HMC-bedrijven. Deze keuze is onderbouwd in onderhavig bestemmingsplan in samenhang met het bestemmingsplan Zuidplas-west, waarin de rondom gelegen woningbouwontwikkeling mogelijk wordt gemaakt.

Hoofdstuk 7 Juridische Toelichting

7.1 Regels

De beschrijving en uitwerking van de regels is afgestemd op de Wro. Dit betekent dat enkele regels anders geformuleerd zijn dan tot op heden gebruikelijk was dan wel achterwege blijven omdat hierin op andere wijze wordt voorzien. Zo wordt bijvoorbeeld niet meer gesproken over vrijstellingen of ontheffingen, maar over afwijkingen bij omgevingsvergunning.

De opbouw van het bestemmingsplan isconform de SVBP2008 (standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen). Gesproken wordt in de Wro en het Bro over bestemmingen en regels. De regels in het bestemmingsplan staan in vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgang- en slotregels aan de orde komen.

7.1.1 Inleidende regels

In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Alleen die begripsbepalingen zijn opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

Om op een eenduidige manier afstanden en oppervlakten te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de plankaart/verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.

7.1.2 Bestemmingsregels

Bedrijf

Gebruik

De nieuw te ontwikkelen bedrijfsstrook aan de zuidzijde van het plangebied heeft de bestemming 'Bedrijf' gekregen, evenals een perceel in de nooroosthoek van het plangebied en de gemeentewerf aan de westzijde van de Zuidplasweg. Binnen deze bestemming zijn bedrijven tot ten hoogste milieucategorie 2 (en met afwijking bij een omgevingsvergunning tot categorie 3.1) toegestaan. De gemeentewerf is specifiek aangeduid. Bedrijfswoningen worden niet mogelijk gemaakt.

Bouwen

Gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken opgericht worden. Op de verbeelding is het maximale bebouwingspercentage opgenomen. Binnen de te ontwikkelen bedrijfsstrook mag maximaal 70% van het perceel bebouwd worden. Op de verbeelding is tevens de maximaal toegestane goot- en/of bouwhoogte opgenomen. Voor het nieuwe gedeelte geldt een maximale bouwhoogte van 10 meter. Middels diverse beeldkwaliteitcriteria wordt een goede aansluiting gecreëerd op het tegenoverliggende nieuw te ontwikkelen woongebied. Door de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidwerende functie' aan de achterzijde van de percelen zo veel mogelijk over de volle breedte van de kavel te bouwen, heeft de bebouwing een geluidwerende functie ten opzichte van de toekomstige woonwijk Zevenhuizen Zuid.

Onder de nadere eisenregeling is een verwijzing naar het beeldkwaliteitplan opgenomen, dat als bijlage bij regels is gevoegd en dient ter toetsing van voorgenomen nieuwbouwplannen op het gebied van beeldkwaliteit.

Bedrijventerrein

Gebruik

Het grootste gedeelte van het plangebied heeft, overeenkomstig haar functie, de bestemming 'Bedrijventerrein' gekregen. Daarbij is een milieuzonering aangebracht, welke recht doet aan de gebruiksrechten uit de nu geldende bestemmingsplannen en het milieukundig onderzoek (hoofdstuk 5). Aan de zuidzijde, aansluitend aan de te ontwikkelen bedrijfsstrook zijn, door de aanwezigheid van (toekomstige) woningen, bedrijven met een maximale milieucategorie 3.1 toegestaan. Aan de noordzijde zijn, door de aanwezigheid (op iets grotere afstand) van (toekomstige) woningen, eveneens bedrijven met een maximale milieucategorie 3.1 toegestaan. Op het centrale gedeelte van het bedrijventerrein worden bedrijven mogelijk gemaakt tot ten hoogste milieucategorie 3.2. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' (klein gedeelte), 'bedrijf tot en met categorie 3.1' en 'bedrijf tot en met categorie 3.2' zijn bedrijven toegestaan, welke vermeld staan in de categorieën 1 tot en met 2, respectievelijk 1 tot en met 3.1, respectievelijk 1 tot en met 3.2. Daarnaast zijn een viertal bedrijven aanwezig (Dekker, Nijverheidscentrum 2, Fijan&Mostert Logistics, Nijverheidscentrum 6, Koerts, Nijverheidscentrum 8 en Gekas en Boot, Nijverheidscentrum 36) die in een hogere categorie vallen dan ter plaatse toegestaan op grond van de zonering. Deze bedrijven zijn specifiek aangeduid. Hier mag ter plaatse uitsluitend het bestaande of een gelijksoortig bedrijf worden gevestigd, of een bedrijf als passend binnen de zonering.

Tevens zijn een aantal specifieke functies binnen het bedrijventerrein aangeduid, te weten de dierenkliniek op Nijverheidscentrum 10 en sport- en beweegcentrum Fit First, Nijverheidscentrum 42. Ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', ten westen van de woonwinkel, zijn daarnaast een schakelcentrale en antennemast voor telefonie toegestaan. De enkele bestaande bedrijfswoning die op het terrein aanwezig is, is specifiek aangeduid. Nieuwe bedrijfswoningen worden niet mogelijk gemaakt. Het plan voorziet in een tweetal afwijkingbevoegdheden, waarmee onder voorwaarden afgeweken kan worden van de staat van bedrijfsactiviteiten en waarmee onder voorwaarden webshops mogelijk gemaakt worden.

Bouwen

Gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken opgericht worden. Op de verbeelding is het maximale bebouwingspercentage opgenomen. Daarbij is aangesloten bij de bestaande rechten. Voor het overgrote deel van het bedrijventerrein betekent dit dat maximaal 80% van het perceel bebouwd mag worden. Op de verbeelding is tevens de maximaal toegestane bouwhoogte opgenomen. Op het bestaande gedeelte van Nijverheidscentrum mag de bebouwing maximaal 10 meter hoog zijn. Voor de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken zijn specifieke bouwregels opgenomen.

Detailhandel

Gebruik

Voor de woonwinkel 'Voorbrood' aan de Zevenhuizenweg is de bestemming 'Detailhandel - Perifeer' opgenomen, met de nadere aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - woonwinkel'. Ter plaatse is de woonwinkel specifiek mogelijk gemaakt, met ondergeschikte horeca en een inpandige bedrijfswoning. Daarnaast zijn binnen de bestemming onder meer parkeervoorzieningen en water- en groenvoorzieningen toegestaan.

Bouwen

Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht, met inachtneming van de maatvoeringsbepalingen zoals deze zijn opgenomen op de verbeelding en in de regels.

Groen

Gebruik

De gronden met de bestemming 'Groen' zijn bestemd voor groenvoorzieningen. Daarnaast mogen de gronden gebruikt worden ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzamelpunten, fiets- en voetpaden, voorzieningen van openbaar nut, parkeervoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, objecten van beeldende kunst, speelvoorzieningen, tuinen en kunstwerken.

Bouwen

Op of in de gronden mogen gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

Horeca

Gebruik

Ten behoeve van restaurant/zalencentrum/discotheek 'La Baraque' is de bestemming 'Horeca' opgenomen, waarbinnen horeca tot en met horecacategorie 4, zoals opgenomen in het horecabeleid van de gemeente Zuidplas (zie bijlage 2 de regels) is toegestaan, alsmede onder meer parkeervoorzieningen en niet-overdekte terrassen.

Bouwen

Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht, met inachtneming van de maatvoeringsbepalingen zoals deze zijn opgenomen op de verbeelding en in de regels.

Maatschappelijk

Gebruik

De begraafplaats en de naastgelegen (gemeente-)werf hebben de bestemming 'Maatschappelijk' gekregen. Binnen deze bestemming is de begraafplaats specifiek mogelijk gemaakt, alsmede ondergeschikte horeca.

Bouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen en overkappingen uitsluitend binnen het bouwvlak gesitueerd worden, met inachtneming van de maatvoeringsbepalingen zoals opgenomen op de verbeelding en in de regels.

Recreatie

Gebruik

De volkstuintjes aan de noordzijde van het plangebied hebben de bestemming 'Recreatie' gekregen, met de specifieke aanduiding 'volkstuin'. Ook het naastgelegen clubgebouw van de postduiven- en vogelvereniging heeft de bestemming 'Recreatie' gekregen, met een specifieke aanduiding.

Bouwen

Binnen deze bestemming mogen ter plaatse van de volkstuinen uitsluitend tuinhuisjes, bergkasten, hobbykassen en overkappingen worden gebouwd, tot een gezamenlijke oppervlakte van 14 m2 per tuin en met een bouwhoogte van maximaal 3 meter. Voor het clubgebouw van de postduiven- en vogelvereniging is een bouwvlak opgenomen, met bijbehorende maatvoeringsbepalingen.

Tuin

Gebruik

De gronden voor de voorgevels van de woningen aan de Zuidplasweg hebben de bestemming 'Tuin' gekregen. Deze gronden mogen gebruikt worden als tuin, water, toegangspaden en in- en uitritten en parkeervoorzieningen.

Bouwen

Op of in de gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming. Voor wat betreft bebouwing zijn erkers toegestaan over een breedte van maximaal 50% van de voorgevel en/of de zijgevel. De bouwhoogte van deze erker bedraagt de hoogte van de eerste volledige bouwlaag vermeerderd met 0,25 meter, met een maximum van 4 m. De diepte van een aan- en/of uitbouw bedraagt maximaal 25% van de diepte van de gronden met de bestemming 'Tuin', met een maximum van 1 meter.

Verkeer

Gebruik

Alle wegen en straten binnen het plangebied hebben de bestemming 'Verkeer' gekregen. Ook het gebruik ten behoeve van fiets- en voetpaden, ongebouwde parkeervoorzieningen, in- en uitritten, ondergrondse afvalverzamelpunten, voorzieningen van openbaar nut, water, waterstaatsdoeleinden, oevervoorzieningen en kunstwerken ten behoeve van weg- en waterbouw is binnen deze bestemming toegestaan. De weegbrug, nabij de hoofdontsluiting van het Nijverheidscentrum, is voorzien van een specifieke aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - weegbrug'. Ook de brandweerstraat tussen het bestaande bedrijventerrein en de uitbreidingsstrook is specifiek aangeduid.

Bouwen

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. De maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is per type bouwwerk gespecificeerd in de regels.

Water

Gebruik

De belangrijkste waterlopen en -partijen hebben de bestemming 'Water' gekregen. Binnen deze bestemming zijn watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen toegestaan, alsmede voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging, bermen en groenvoorzieningen en kunstwerken, waaronder bruggen.

Bouwen

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. De maximale bouwhoogte van deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is per type bouwwerk gespecificeerd in de regels.

Wonen

Gebruik

De twee woningen langs de Zuidplasweg hebben in het bestemmingsplan de bestemming 'Wonen' gekregen. Op grond van de aanduiding op de verbeelding zijn ter plaatse uitsluitend halfvrijstaande en vrijstaande woningen toegestaan. Naast wonen mogen deze gronden ook gebruikt worden voor aan-huis-verbonden beroepen, woongroepen, tuinen, bijbehorende bouwwerken, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, speeltoestellen, water en kunstwerken. Het plan voorziet in afwijkingsbevoegdheden om onder voorwaarden ook aan-huis-verbonden bedrijven en mantelzorg toe te staan.

Bouwen

Binnen deze bestemming dienen de hoofdgebouwen binnen de aangegeven bouwvlakken gerealiseerd te worden. Bijbehorende bouwwerken mogen ook buiten de bouwvlakken opgericht worden, mits ze voldoen aan de opgenomen regeling qua oppervlakte, hoogtes en afstand tot de voorgevelrooilijn. Het plan voorziet in een afwijkingsbevoegdheid om ten behoeve van mantelzorg onder voorwaarden extra bijbehorende bouwwerken mogelijk te maken.

Waarde – Archeologie

Uit de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart blijkt dat delen van het plangebied een hoge of een middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben. Omdat in grote delen van het plangebied de gronden reeds geroerd zijn, is uitsluitend een beschermende regeling voor deze mogelijke waarden opgenomen op onbebouwde gronden. Bouwactiviteiten kunnen die mogelijke waarden namelijk verstoren, zodat deze activiteiten niet zonder meer zijn toegestaan in deze gebieden. Bescherming van deze mogelijk aanwezige waarden vindt plaats door middel van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' (middelhoge verwachtingswaarde).

In de gebieden waar de archeologische waarde wordt verwacht, is een beschermingsregime van toepassing. Indien bebouwing wordt gerealiseerd waarbij de diepte van het regime en de oppervlakte van het regime niet worden overschreden, kan de bebouwing zonder voorwaarden plaatsvinden. Indien er sprake is van overschrijding van de in het regime vastgelegde maximale diepte en maximale oppervlakte, zal er een omgevingsvergunning (voorheen bekend als aanlegvergunning) verkregen moeten zijn. Aan deze vergunning kunnen voorwaarden gesteld worden, zoals het treffen van technische maatregelen, het verplichten tot het doen van opgravingen of het instellen van begeleiding door een deskundige.

Waterstaat - Waterkering

De dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' is bedoeld ter bescherming van de waterkerende functie van de dijk langs de Ringvaart. De bestemming maakt dat alvorens omgevingsvergunningen voor bouwen kunnen worden verleend, een omgevingsvergunning moet worden verleend door burgemeester en wethouders en schriftelijk advies moet zijn ingewonnen bij de beheerder van de waterloop en de waterkering.

7.1.3 Algemene regels

Antidubbeltelregel

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meegeteld mag worden bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels

In de algemene bouwregels zijn algemene bepalingen opgenomen ten aanzien van (beperkte) overschrijdingen van bouwgrenzen en toegelaten bouwwerken met afwijkende maten. Daarnaast is de Bouwverordening deels buiten toepassing verklaart.

Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een verbodsbepaling opgenomen voor strijdig gebruik.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij omgevingsvergunning af te wijken van de regels ten behoeve van maximum toegestane maten, percentages en oppervlaktes. De criteria voor toepassing van deze afwijking zijn hierin tevens opgenomen.

Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor beperkte overschrijdingen of verschuivingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van (technisch) betere realisatie van projecten of correctie van afwijkingen. Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee, onder voorwaarden, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied' een doorsteek gerealiseerd kan worden vanuit de nieuw te ontwikkelen wijk Zevenhuizen Zuid naar het Nijverheidscentrum en verder naar het dorp. Het gaat daarbij om een mogelijke langzaamverkeersverbinding nabij de Zuidplasweg. Tevens kan middels deze wijzigingsbevoegdheid de te ontwikkelen bedrijfsstrook ter plaatse worden verbreed en/of verdiept.

Overige regels

In dit artikel zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van ondergronds bouwen, het bouwen van zwembaden en het uitvoeren van ondergrondse werken.

7.1.4 Overgangs- en slotregels

Overgangsregels

In dit artikel wordt inhoud gegeven aan het overgangsrecht betreffende bouwwerken en het gebruik, met de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

Slotregel

Als laatste is de slotregel opgenomen, welke de titel van het plan bevat.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Economische Uitvoerbaarheid

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de financiële haalbaarheid van het plan aangetoond te worden. Dit om te voorkomen dat recht gaat gelden dat niet realistisch blijkt te zijn. Op grond van artikel 6.12, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) moet voor een bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld indien er sprake is van een 'bouwplan'. Artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschrijft wat een 'bouwplan' is. De raad kan bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, wanneer:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is (art. 6.12 Wro);
  • er geen kosten te verhalen zijn (art 6.2.1a Bro).

De 'Grex-wet' is erop gericht dat de overheid kosten kan verhalen die gemaakt worden naar aanleiding van een bouwplan. Indien er geen kosten gemaakt worden, hoeven deze ook niet verhaald te worden.

Voorliggend bestemmingsplan is grotendeels conserverend van karakter. De gronden waarop ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt zijn alle in gemeentelijk eigendom. Het kostenverhaal als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening vindt plaats via de vastgestelde grondprijzen voor de uit te geven gronden. Er bestaat op basis van het bovenstaande geen aanleiding tot kostenverhaal middels een exploitatieplan. Het vaststellen van een exploitatieplan is dan ook niet nodig. Anders dan voor het opstellen zijn met de uitvoering van dit nieuwe bestemmingsplan geen gemeentelijke middelen gemoeid. Derhalve wordt gesteld dat het voorliggende plan financieel-economisch haalbaar en uitvoerbaar is.

8.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

8.2.1 Inspraak en vooroverleg

Per 1 juli 2005 is de Wet Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Wet UOV) in werking getreden. Artikel 6a van de Wet ruimtelijke ordening is daarmee vervallen en daarmee ook de inspraakverplichting. Dat betekent dat ruimtelijke plannen (o.a. bestemmingsplannen) worden voorbereid met toepassing van de UOV (Awb). Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.

De inspraakverordening van de gemeente Zuidplas geeft aan dat het college besluit of er inspraak verleend wordt bij bestemmingsplannen. Het college van de gemeente Zuidplas heeft besloten om het voorontwerp bestemmingsplan niet ter inzage te leggen voor inspraak. Hier is voor gekozen omdat sprake is van een grotendeels conserverend plan waarbinnen een reeds lange tijd voorziene, relatief beperkte ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Wel zal er een informele inloopavond worden gehouden. Tijdens deze avond wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om kennis te nemen van de inhoud van het voorontwerp bestemmingsplan danwel vragen te stellen.

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de diverse overlegpartners. De resultaten van de reacties van de overlegpartners zijn verwoord in de Nota van Beantwoording en wijziging.

8.2.2 Ontwerp terinzagelegging

Het ontwerpbestemmingsplan 'Nijverheidscentrum' heeft overeenkomstig artikel 3.8 Wro vanaf 7 maart 2013 tot en met 17 april 2013 ter inzage gelegen. In deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om mondeling danwel schriftelijk zienswijzen in te dienen. De ingekomen zienswijzen zijn samengevat en van een beantwoording voorzien in de Nota van beantwoording en wijziging 'Nijverheidscentrum', welke als bijlage 2 bij deze toelichting is gevoegd.

8.2.3 Uitspraak Raad van State

Het bestemmingsplan 'Nijverheidscentrum' is op 11 juni 2013 vastgesteld door de gemeenteraad van Zuidplas. Tegen dit vastgestelde plan is door twee appellanten beroep ingesteld bij de Raad van State. Op 3 september 2014 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in deze.

Het beroep van één der appellanten is volledig ongegrond verklaard. Op grond van het beroep van de andere appellant heeft de Raad van State het besluit tot vaststelling vernietigd, voor zover het betreft de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied", zoals deze was opgenomen over het perceel van appellant ten behoeve van de mogelijke realisatie van een doorsteek vanuit de nieuw te ontwikkelen wijk Zevenhuizen Zuid naar het Nijverheidscentrum en verder naar het dorp. Het ging daarbij om een mogelijke langzaamverkeersverbinding nabij de Zuidplasweg. Tevens kon middels deze wijzigingsbevoegdheid de te ontwikkelen bedrijfsstrook ter plaatse worden verbreed en/of verdiept. De "wro-zone - wijzigingsgebied" is op grond van deze uitspraak uit het bestemmingsplan gehaald, voor zover gelegen op het perceel van appellant.

De uitspraak van de Raad van State is opgenomen in Bijlage 3 bij deze toelichting.

Bijlagen Bij De Toelichting

Bijlage 1 Milieukundig Advies

Bijlage 2 Nota Van Beantwoording En Wijziging

Bijlage 3 Uitspraak Raad Van State