Swanladriehoek in Zevenhuizen
Bestemmingsplan - Gemeente Zuidplas
Vastgesteld op 18-10-2022 - geheel onherroepelijk in werking
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan Swanladriehoek in Zevenhuizen van de Gemeente Zuidplas als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1892.BpSwanlaZhn-Va01.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 verbeelding
de verbeelding van het bestemmingsplan Swanladriehoek in Zevenhuizen, met de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1892.BpSwanlaZhn-Va01.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aan-huis-verbonden bedrijf
beroeps- of bedrijfsactiviteit waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn en dat op kleine schaal in een woning en of in het bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend, in ten hoogste categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten-functiemenging (zie bijlagen bij de regels, bijlage 1),
1.7 aan-huis-verbonden beroep
het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch gebied, die door hun beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en de bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;
1.8 antenne-installatie
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.10 bestaand
- voor bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, dan wel mag worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (of de Woningwet);
- voor gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan met de daarbij behorende gebruiksregels;
1.11 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.12 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.13 beperkt kwetsbaar object
object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.14 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.15 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.16 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.17 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.18 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.19 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.20 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.21 calamiteitenontsluiting
Een weg of verhard oppervlak die bedoeld en geschikt is als ontsluiting voor nood- en hulpdiensten (waarbij te denken is aan o.a. ambulances en brandweerwagens);
1.22 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw die zich boven de dakvoet bevindt waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke daknok uitkomt en de onderzijden van de constructie in een of beide dakvlakken is/zijn geplaatst;
1.23 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.24 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.25 hoofdgebouw
gebouw, of bouwkundig en functioneel te onderscheiden gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor het verrichten van andere activiteiten dan bouwactiviteiten die op grond van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit op het perceel zijn toegestaan en, als meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die toegestane activiteiten het belangrijkst is;
1.26 horeca
een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van een nachtverblijf en/of het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, een en ander gepaard gaande met dienstverlening;
1.27 huishouden
persoon of groep personen die een huishouden voert waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, die binnen een woning gebruik maakt van dezelfde voorzieningen;
1.28 kunstwerk
bouwwerken ten behoeve van weg- en waterbouw;
1.29 kwetsbaar object
object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.30 ondergeschikte detailhandel
een detailhandelsactiviteit die voor wat betreft omzet ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit, welke uitsluitend toegankelijk is via de hoofdactiviteit en waarvan de openingstijden van de detailhandelsactiviteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
1.31 ondergeschikte horeca
een horeca-activiteit die ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit, welke uitsluitend toegankelijk is via de hoofdactiviteit en waarvan de openingstijden van de horeca-activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
1.32 onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.
1.33 peil
- voor hoofdgebouwen: het bouwkundig peil dat maximaal 0,1 m boven of onder de wegkruin van de voorliggende weg ligt;
- voor aan - en uitbouwen: de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van het hoofdgebouw;
- in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
- indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil;
1.34 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.35 voorgevel
de gevel van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
1.36 wonen
het houden van verblijf of het gehuisvest zijn in een woning;
1.37 woning of wooneenheid
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden; onder woning wordt mede een zorgwoning begrepen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, zoals bewassings- en klimaatinstallaties.
2.3 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 de breedte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.
2.5 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 de verticale bouwdiepte van een gebouw
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer.
2.8 het bruto vloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten van een vastgoedobject gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen. Ter aanvulling op bovenstaande geldt het volgende:
- Indien een binnenruimte aan een andere binnenruimte grenst, moet worden gemeten tot het hart van de betreffende scheidingsconstructie;
- Indien een gebouwgebonden buitenruimte aan een binnenruimte grenst, moet het grondvlak van de scheidingsconstructie volledig worden toegerekend aan de bruto-vloeroppervlakte van de binnenruimte.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bestaande agrarische bedrijven;
- weidegrond;
- agrarisch natuur- en landschapsbeheer;
- agrarisch waterbeheer;
met daarbij behorend(e):
- wegen en paden;
- parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- recreatief medegebruik;
- waterbassins;
- tuinen, erven en terreinen.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- een tankstation, inclusief elektrische laadpunten;
- bijbehorende ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca;
met daarbij behorend(e):
- wegen en paden;
- parkeervoorzieningen;
- geluidwerende voorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- opslag en stalling ten behoeve van de aanwezige bedrijvigheid;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- tuinen, erven en terreinen.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Ter uitvoering en met inachtneming van het bepaalde in artikel 4 lid 2 is het college van burgemeester en wethouders bevoegd bij de toepassing van de in dit artikel opgenomen bouwregels – mits een doelmatig gebruik niet onevenredig wordt geschaad – nadere eisen te stellen, ten einde een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke situering (bebouwings- en verkavelingkarakteristiek) van zowel de bebouwing onderling als ten opzichte van het landschap te verzekeren. Deze nadere eisen mogen uitsluitend betrekking hebben op:
- de situering van nieuw op te richten bebouwing;
- de nokrichting van de kappen van gebouwen.
4.4 Afwijken van de bouwregels
- Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.1 sub a en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, met dien verstande dat:
- een doelmatige bedrijfsvoering een overschrijding van de maatvoering noodzakelijk maakt; deze noodzaak is in ieder geval aanwezig, wanneer overschrijding van het bouwvlak noodzakelijk is om aan milieuregels te kunnen voldoen;
- de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt;
- de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen met niet meer dan 10% wordt vergroot;
- Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.2 onder a en b en toestaan dat de goot- en bouwhoogte wordt vergroot met niet meer dan 2 meter, met dien verstande dat:
- een doelmatige bedrijfsvoering een overschrijding van de maatvoering noodzakelijk maakt;
- vooraf advies wordt ingewonnen bij een onafhankelijk bedrijfsdeskundige;
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
- Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Bedrijf’ te wijzigen ingeval van bedrijfsbeëindiging, naar de bestemming ‘Wonen’ voor de bouw van extra woningen (ruimte-voor-ruimte woningen), waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- nieuwbouw mag alleen plaatsvinden indien de ruimtelijke kwaliteit van het gebied verbetert;
- er mag geen aantasting plaatsvinden van de bestaande of te ontwikkelen bijzondere waarden op en in de directe omgeving van het perceel;
- het aantal woningen mag na wijziging niet meer dan vier bedragen, waarbij geldt dat voor elke woning 1.000 m² bedrijfsbebouwing is gesloopt en deze gebouwen zijn gebouwd voor 1 januari 2003;
- indien sprake is van sloop op meerdere percelen dient per perceel minimaal 250 m² bebouwing te worden gesloopt;
- op het perceel dient alle (voormalige) bedrijfsbebouwing te zijn gesloopt;
- de bestaande bedrijfswoning mag worden omgezet in ‘Wonen’, deze woning telt mee voor het totale aantal toegestane woningen;
- de inhoud van de extra woningen mag niet meer bedragen dan 1000 m³ per woning;
- de extra woning moet voldoen aan het gestelde onder de bestemming ‘Wonen’;
- het gebruik als woondoeleinden moet aanvaardbaar zijn vanuit een goed woonmilieu en er mogen als gevolg van de wijziging geen (milieuhygiënische) belemmeringen ontstaan met betrekking tot het functioneren van omliggende (agrarische) bedrijven;
- Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Bedrijf’ te wijzigen ten behoeve van vormverandering van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden;
- de oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot;
- de vormverandering moet noodzakelijk zijn vanuit bedrijfseconomisch oogpunt;
- de gebruiksmogelijkheden, overeenkomstig de bestemmingen op naastgelegen percelen, mogen niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groenvoorzieningen;
- water;
- buitensport, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - buitensport';
- een sportveld, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – zesde veld’;
met de daarbij behorende:
- voet- en fietspaden;
- calamiteitenroutes, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - calamiteitenroute' uitsluitend een calamiteitenroute is toegelaten;
- wadi's en kunstwerken;
- objecten van beeldende kunst;
- speelvoorzieningen;
- voorzieningen van openbaar nut;
- ondergrondse afvalinzameling.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 6 Sport
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- sportactiviteiten en daarbij behorende voorzieningen;
- ondergeschikt gebruik voor buitenschoolse activiteiten;
met de daarbij behorende:
- ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;
- terrassen;
- speelvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- fiets- en voetpaden;
- groen en speeltoestellen;
- water en kunstwerken;
- kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
- voorzieningen van openbaar nut;
- ondergrondse afvalinzameling.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 2.2 sub b en toestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - veldverlichting uitgesloten' lichtmasten worden gerealiseerd, met dien verstande dat uit een lichthinderonderzoek blijkt dat ter plaatse van de woningen Swanlaweg 46 en 48 sprake is van een goed woon- en leefklimaat, waarbij getoetst wordt aan de richtlijnen van de NSVV met betrekking tot lichthinder.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen, straten en paden;
- parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- voet- en fietspaden;
- groen- en speelvoorzieningen;
- straatmeubilair;
- water en kunstwerken;
- voorzieningen van openbaar nut;
- ondergrondse afvalinzameling.
7.2 Bouwregels
7.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 8 Water
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- watergangen en waterpartijen;
met de daarbij behorende:
- voorzieningen ten behoeve van waterafvoer en waterberging;
- bermen en groenvoorzieningen;
- kunstwerken, waaronder begrepen bruggen en dammen, onder andere in verband met calamiteitenroutes.
8.2 Bouwregels
8.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 9 Wonen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- woningen;
- aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven;
met de daarbij behorende:
- tuinen;
- ontsluiting en parkeervoorzieningen;
- fiets- en voetpaden;
- groenvoorzieningen;
- water;
- kunstwerken.
9.2 Bouwregels
9.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 10 Waarde - Archeologie 2
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
10.2 Bouwregels
Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- een bouwwerk met een oppervlakte van niet meer dan 100 m²;
- een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Bouwwerken in andere bestemmingen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10 lid 2 en toestaan dat in de andere bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, mits wordt voldaan aan één van onderstaande voorwaarden:
- de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waaruit blijkt dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad, of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden die gericht zijn op:
- het treffen van maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
- op basis van een archeologische onderbouwing van het bevoegd gezag geconcludeerd kan worden dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:
- uit archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse géén archeologische waarden aanwezig zijn en de gronden daarom géén bescherming behoeven;
- de archeologische waarden in voldoende mate zijn opgegraven en/of gedocumenteerd.
Artikel 11 Waarde - Archeologie 3a
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
11.2 Bouwregels
Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- een bouwwerk met een oppervlakte van niet meer dan 1.000 m²;
- een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 2,3 m en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Bouwwerken in andere bestemmingen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11 lid 2 en toestaan dat in de andere bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, mits wordt voldaan aan één van onderstaande voorwaarden:
- de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waaruit blijkt dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad, of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden die gericht zijn op:
- het treffen van maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
- op basis van een archeologische onderbouwing van het bevoegd gezag geconcludeerd kan worden dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:
- uit archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse géén archeologische waarden aanwezig zijn en de gronden daarom géén bescherming behoeven;
- de archeologische waarden in voldoende mate zijn opgegraven en/of gedocumenteerd.
Artikel 12 Waterstaat - Waterkering
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- waterkeringen;
- waterstaatkundige voorzieningen;
- het onderhoud en instandhouding van dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering;
- watersystemen als fysiek systeem van waterlopen en andere met de waterhuishouding samenhangende voorzieningen.
Waar een basisbestemming samenvalt met een dubbelbestemming, zoals aangegeven, geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn uitsluitend van toepassing/toelaatbaar voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming en het voor zover zulks, gehoord de beheerder van de waterkering, verenigbaar is met het belang van de waterkering/het waterstaatsbelang.
12.2 Bouwregels
12.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12 lid 2.1 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
- het waterstaatsbelang niet onevenredig wordt geschaad;
- vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerders van de betreffende waterkering.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 14 Algemene Bouwregels
14.1 Toegestane overschrijding
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, entreepartijen, dakranden, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftopbouwen, antennes, zonnepanelen en andere installaties op het dak, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 2 meter bedraagt.
Artikel 15 Algemene Gebruiksregels
15.1 Verboden gebruik
Het is verboden de in de bestemmingsregels bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de doeleinden.
15.2 Afwijking
Burgemeester en Wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15 lid 1 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
15.3 Voorwaardelijke verplichting beeldkwaliteit
Het oprichten van bouwwerken en het gebruik van gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemmingen 'Groen', 'Sport', 'Wonen', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Water' is uitsluitend toegestaan indien uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de beeldkwaliteitsrichtlijnen van het Projectboek Stedenbouwkundig Plan, dat als bijlage 1 bij de toelichting is gevoegd.
Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels
16.1 Veiligheidszone – weg
Binnen de aanduiding ‘veiligheidszone – weg’ mogen geen ‘zeer kwetsbare gebouwen’ worden gebouwd of gebruikt als ‘zeer kwetsbaar gebouw’.
Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels
17.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- de bestemmingsregels voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bouwgrenzen met maximaal 3 meter, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
- de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de ruimtelijke kwaliteit, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
17.2 Waterstaatkundige objecten
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels in de bestemmingsregels voor het aanbrengen, plaatsen, wijzigen of vervangen van waterstaatkundige objecten zoals hoofdwatergangen, overige watergangen, peilscheidingen, stuwen, inlaten, kleine gemalen en overige bouwwerken geen gebouwen zijnde. Voor maatvoering en onderhoud dient te worden voldaan aan de Keur en Legger van Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.
Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), ten aanzien van het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 3 m mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding.
Artikel 19 Overige Regels
19.1 Parkeren en laden en lossen
19.2 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
- bestaande ondergrondse bouwwerken zijn toegestaan;
- in afwijking van het bepaalde onder a, zijn nieuwe afvalinzamelpunten en randvoorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding toegestaan binnen de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied';
- de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m onder peil, met dien verstande dat een randvoorziening ten behoeve van de waterhuishouding (bergbassins) tot maximaal 6 m onder peil gebouwd mag worden;
- bij het berekenen van de bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen voor zover deze buiten de buitenwerkse gevelvlakken van een bovengronds gebouw gelegen zijn.
19.3 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 20 Overgangsrecht
20.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
- het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
20.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 21 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Swanladriehoek in Zevenhuizen van de gemeente Zuidplas.
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In verband met de verstedelijkingsopgaves in en om Zevenhuizen is de gemeente Zuidplas voornemens een tweetal locaties in Zevenhuizen te herontwikkelen, namelijk de Swanladriehoek en de locatie van sportpark Van 't Verlaat. Het voornemen is om de sportvelden die nu gelegen zijn op de locatie Van 't Verlaat te verplaatsen naar de Swanladriehoek. Tevens zullen er in de Swanladriehoek woningen worden gerealiseerd. De vrijkomende locatie van sportpark Van 't Verlaat kan vervolgens worden herontwikkeld ten behoeve van woningbouw en een nieuwe locatie van woonzorgcentrum De Zevenster. In dit kader is op 3 juli 2019 door het college van de gemeente Zuidplas de 'Ontwikkelstrategie Sportpark Van ‘t Verlaat, Swanladriehoek en locatie Leliestraat' vastgesteld. Vervolgens is de ontwikkelstrategie verder uitgewerkt in een 'Nota van Uitgangspunten Ontwikkeling Van ’t Verlaat, verplaatsing sportpark en ontwikkeling Swanladriehoek' en in het 'Projectboek Stedenbouwkundig Plan'.
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op herontwikkeling van de Swanladriehoek. Het voornemen is om ter plaatse een sportpark bestaande uit voetbalvelden, tennisbanen en een sporthal te realiseren. Verder zullen er ca. 212 woningen worden gerealiseerd. De beoogde ontwikkeling past niet binnen de mogelijkheden van het bestemmingsplan 'Zuidplas Noord', derhalve is een nieuw bestemmingsplan vereist.
Verder maakt het tankstation aan de Swanlaweg 1 onderdeel uit van het voorliggende bestemmingsplan. Volgens het bestemmingsplan 'Tweemanspolder en polder De Wilde Veenen (herziening)' is binnen de bestemming 'Bedrijf' de verkoop van lpg toegestaan. Echter op dit moment wordt er geen lpg verkocht. Middels het voorliggende bestemmingsplan wordt de mogelijkheid om lpg te verkopen wegbestemd.
Het voorliggende bestemmingsplan heeft als doel een nieuw en actueel planologisch-juridisch kader te bieden dat de realisatie van het voorgenomen plan mogelijk maakt.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied is gelegen aan de noordkant van het dorp Zevenhuizen. Zevenhuizen is onderdeel van de gemeente Zuidplas. Het plangebied wordt begrensd door de spoorlijn Utrecht – Den Haag en rijksweg A12 aan de noordzijde, de Swanlaweg aan de westzijde, kassenbedrijven en woonwijk Groot Swanla aan de zuidoostzijde en de aansluiting op de rotonde aan de zuidzijde. Dit gebied heeft een omvang van ca. 23 hectare en is momenteel voornamelijk in gebruik als landbouwgrond.
Verder maakt het tankstation aan de Swanlaweg 1, met de bijbehorende lpg-contour, onderdeel uit van het voorliggende bestemmingsplan.
Op de volgende afbeeldingen is de globale begrenzing en ligging van het plangebied weergegeven.

Globale ligging plangebied, rood omkaderd (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Globale begrenzing plangebied, rood omkaderd (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
1.3 Geldend Planologisch Regime
Voor de planlocatie geldt het bestemmingsplan ‘Zuidplas Noord’, vastgesteld op 16 juni 2009 door de gemeenteraad van de gemeente Zuidplas en voor een klein deel het bestemmingsplan ‘Tweemanspolder en polder De Wilde Veenen (herziening)’ (vastgesteld op 30 oktober 2012).
Voorts geldt voor het gehele plangebied het bestemmingsplan 'Parapluherziening Archeologie' (vastgesteld op 6 maart 2018) en het bestemmingsplan 'Parapluherziening Parkeren' (vastgesteld op 24 april 2018).
De volgende afbeelding toont een uitsnede van de verbeelding ter plaatse van het plangebied.

Uitsnede geldend planologisch regime, plangebied rood omkaderd (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Binnen het bestemmingsplan ‘Zuidplas Noord’ geldt voor de planlocatie hoofdzakelijk de bestemming ‘Glastuinbouwbedrijvenlandschap – Uit te werken 3’. Deze uit te werken bestemming is gericht op een grootschalig gesloten glastuinbouwgebied met volwaardige tuinbouwbedrijven en sierteeltbedrijven voor alle typen glastuinbouwteelt. De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en kassen mag maximaal 15 meter bedragen. Een zone aan de zijde van de Swanlaweg heeft tevens de gebiedsaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kwaliteitszone', waar geen kassen mogen worden gebouwd en een lagere bouwhoogte (10 m) geldt.
Zones in het verlengde van de Knibbelweg zijn voorzien van de bestemming ‘Lintzone – Uit te werken 1’, terwijl de doorgetrokken Knibbelweg de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer 3' heeft. De voor 'Lintzone - uit te werken 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor lintbebouwing met vrijstaande en halfvrijstaande woningen, woon-werkcombinaties en kleinschalige bedrijfsactiviteiten.
In de meest zuidelijke punt van het plangebied gelden nu de bestemmingen 'Groen', 'Verkeer - Wegverkeer 3' en 'Water'.
Voorts gelden diverse gebiedsaanduidingen: 'geluidszone - weg', 'geluidszone - spoor', 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen - weg - risicozone 1', 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen - weg - risicozone 2', 'Veiligheidszone - leiding - gas - risicozone 2' en 'Veiligheidszone - bevi - risicozone'.
Onderdeel van het plangebied is het tankstation aan de Swanlaweg 1. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan 'Tweemanspolder en polder De Wilde Veenen (herziening)' (vastgesteld op 30 oktober 2012). Voor het tankstation geldt de bestemming 'Bedrijf', in de regels (artikel 4.1 sub a) is bepaald dat een tankstation met lpg is toegestaan. Vanwege de verkoop van lpg geldt tevens de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg'. Ter plaatse van die gebiedsaanduidingen gelden de bestemmingen 'Agrarisch', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Groen'.
Tevens geldt ter plaatse het bestemmingsplan 'Parapluherziening Archeologie'. Voor de zuidkant van het plangebied gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie - 2' en 'Waarde - Archeologie - 3', waarbij de gronden mede bestemd zijn voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
Ook is de 'Parapluherziening Parkeren' van kracht, waarin het parkeren en het laden en lossen gemeentebreed is geregeld.
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt een algemene beschrijving van het plan weergegeven. De huidige ruimtelijke en functionele structuur van het gebied en de eventuele verschillen tussen het geldende planologische regime en de toekomstige manier van bestemmen wordt beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid opgenomen. In hoofdstuk 4 komen alle voor het bestemmingsplan relevante milieu- en overige aspecten aan de orde, waarna het geheel wordt vertaald in een juridische bestemmingsregeling die in hoofdstuk 5 wordt toegelicht. Hoofdstuk 6 betreft de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 7 bevat de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van de participatie en overlegmomenten zijn opgenomen. Tot slot bevat hoofdstuk 8 een handhavingsparagraaf.
2 Planomschrijving
2.1 Huidige Situatie
Het plangebied is gelegen aan de noordkant van Zevenhuizen en wordt thans ontsloten vanaf de parallelweg van de Swanlaweg en via de rotonde (aansluiting Ambachtssingel) aan de zuidzijde van het gebied. De Knibbelweg loopt dood op het plangebied. De Knibbelweg betreft een gevarieerd (woon)lint, met aan de ene zijde de recent ontwikkelde woonwijk Groot Swanla en aan de andere zijde overwegend glastuinbouwbedrijven. Aan de westkant van het plangebied, aan de Swanlaweg is een tankstation (zonder LPG) gelegen. Aan de overzijde van die weg gaat het gebied over in agrarische gronden en de zone van natuurgebied De Rotte met diverse recreatieve voorzieningen. Ten noorden van het plangebied, aan de overzijde van de spoorlijn en de A12, overheerst glastuinbouw.
Het plangebied is in de huidige situatie in gebruik als akker en betreft een onbebouwd gebied.
De navolgende afbeeldingen tonen het aanzicht in de richting van het plangebied. De bovenste afbeelding toont het aanzicht van de Swanlaweg in de richting van het plangebied, met daaronder het aanzicht vanaf de Knibbelweg in de richting van het plangebied. De onderste afbeelding toont het plangebied gezien vanaf de Swanlaweg.

Bestaande situatie plangebied. Bovenste afbeelding toont het aanzicht vanaf de Swanlaweg, ter hoogte van het tankstation, in noordelijke richting. De onderste afbeelding toont het aanzicht vanaf de Knibbelweg in noordelijke richting. (bron: Google Earth)

Bestaande situatie vanaf de Swanlaweg in zuidoostelijke richting (bron: Blom Ecologie, 2021)
2.2 Toekomstige Situatie
2.2.1 Algemeen
In 2020 is in opdracht van Synchroon en de gemeente Zuidplas voor het gebied door ECHO Urban Design een Structuurontwerp opgesteld, dat begin 2021 is vastgesteld door de gemeenteraad. Vervolgens is een stedenbouwkundig plan vervaardigd dat als basis dient voor het voorliggende bestemmingsplan: het 'Projectboek Stedenbouwkundig Plan' (ECHO Urban Design, 15 augustus 2022): zie bijlagen bij toelichting, bijlage 1.
Planprincipes
Een viertal principes vormen de basis voor het ruimtelijke concept voor de Swanladriehoek:
- De huidige landschappelijke kwaliteiten bevinden zich in de drie landschappelijke randen, die sterk van karakter verschillen. Het stedenbouwkundige plan reageert op alle drie de randen verschillend door aansluiting of juist afstand te zoeken.
- De van oudsher aanwezige lijnen van de droogmakerij vormen de belangrijkste structuurdragers van het stedenbouwkundige plan. Het gaat daarbij primair om twee verschillende richtingen, ingegeven door de Ringdijk en de Knibbelweg. De Knibbelweg is onderdeel van de Derde Tocht die een ruim zes kilometer lange lijn vormt dwars door de Zuidplaspolder. In de Swanladriehoek komen beide structuren samen.
- De verschillende programmatische onderdelen van het stedenbouwkundige plan worden als ‘kamers’ gepositioneerd aan beide zijden van het plangebied. Deze ruimtes worden omsloten met beplanting en waterlopen.
- Centraal in het plangebied bevindt zich de parkscheg, die de verschillende kamers met elkaar verbindt. In het hart van deze parkzone loopt een fietspad dat een aantrekkelijke recreatieve route vormt tussen het sportpark en de nieuwe en de bestaande woonbuurten van Zevenhuizen.

Planprincipes (bron: ECHO Urban Design, 15 augustus 2022)
De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van verschillende sportvoorzieningen en een woonbuurt, waarbij middels een centrale parkscheg een geïntegreerd geheel zal ontstaan. In totaal wordt voorzien in de realisatie van ca. 212 woningen. De sportvoorzieningen bestaan uit een voetbalvereniging en een tennispark. In de toekomst zal hier mogelijk ook een sporthal worden gerealiseerd.
De navolgende afbeelding toont een impressie van de toekomstige situatie. 
Situatietekening (bron: ECHO Urban Design, 15 augustus 2022)
Parkscheg
Centraal in het plangebied is een Parkscheg voorgesteld, die doorloopt naar de oostelijke punt van het plangebied en de woonwijk met de sportvelden verbindt. Een fietsroute leidt vanaf de rotonde aan de Swanlaweg rechtstreeks naar de sportvelden. Er wordt een inrichting van het park beoogd met kruidenrijke gras- en ligweiden, met slenterpaden, natuuroevers, bosschages en boomgroepen. Dit wordt nader uitgewerkt in een Inrichtingsplan.

Impressies toekomstige situatie Parkscheg (bron: ECHO Urban Design, 15 augustus 2022)
Ontsluiting
De woonbuurt en sportpark hebben ieder een eigen aansluiting op de Swanlaweg. Hierdoor zal de piekdrukte van de sportvoorzieningen (met name in het weekend) niet leiden tot ongewenst zoekverkeer naar parkeerplekken in de woonbuurt. Vanwege de eigen aansluiting op de Swanlaweg zal de woonbuurt voorzien zijn van een eigen representatieve entree.
In de woonbuurt worden voor de ontsluiting van het autoverkeer twee langere doodlopende wegen gerealiseerd. Aan de noordkant komt de doodlopende weg uit op het sociale appartementengebouw, waar een keervoorziening wordt gerealiseerd. In de zuidzijde van het plangebied komt de doodlopende weg uit bij een parkeerkoffer, waar ook door bijvoorbeeld vrachtverkeer gekeerd kan worden. Tevens wordt voorzien in calamiteitenroutes, waaronder aan aansluiting op de Knibbelweg die uitsluitend bedoeld is voor hulpdiensten.
In de Swanladriehoek zijn twee vrijliggende fietsroutes: één gaat buitenom langs de Swanlaweg, de ander centraal door de parkscheg. Beide sluiten in het zuiden aan bij de bestaande rotonde.
De volgende afbeelding toont de toekomstige ontsluitingsstructuur binnen het plangebied.

Ontsluitingsstructuur binnen het plangebied
Tevens wordt voorzien in een veilige route naar het tankstation aan de Swanlaweg (zie ook in toelichting paragraaf 4.11.1). Die route past binnen de mogelijkheden van het ter plaatse geldende bestemmingsplan.
Parkeren
In het plangebied worden de parkeerterreinen die gelegen zijn tussen de sportparken en de woonbuurt door zowel de appartementen als de gebruikers van de sportfaciliteiten gebruikt. In toelichting paragraaf 4.11.2 wordt nader ingegaan op de parkeerbehoefte in de toekomstige situatie. Met het voorgenomen plan worden er voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd.
2.2.2 De Woonbuurt
Het zuidelijke deel van het plangebied is beoogd als woonbuurt. Binnen de woonbuurt zijn hiermee vier deelgebieden te onderscheiden waarin accentverschillen in de uitwerking van de kavels aangebracht zullen worden. Op navolgende afbeelding zijn deze vier woonbuurten weergegeven, met de beoogde typering.

Woonbuurt (bron: ECHO Urban Design, 15 augustus 2022)
Kenmerkend in de opzet van de woonbuurt is dat de voorkanten van de woningen gericht zijn naar de vier kwalitatieve buitenruimtes: de Parkscheg, de Swanlaweg, de Knibbelweg en het Achterhof. De achtertuinen van de woningen grenzen aan de woonstraten die vooral een functioneel karakter krijgen ten behoeve van de auto-ontsluiting en het parkeren. Twee appartementengebouwen markeren de stedenbouwkundige noordrand van de woonbuurt.
Er zal worden voorzien in de realisatie van in totaal ca. 212 woningen in een mix van verschillende woningtypen. Het gaat hierbij om appartementen, rijwoningen, twee-onder-één-kapwoningen en vrijstaande woningen. Aan de westzijde van het plangebied worden overwegend rijwoningen gerealiseerd om een duidelijke dorpsrand te maken richting de Swanlaweg. Aan de zuidzijde worden met name vrijstaande en twee-onder-één-kapwoningen gerealiseerd in aansluiting op de bestaande woonwijk Groot Swanla en op de lintbebouwing aan de Knibbelweg.
De navolgende afbeelding toont de situatietekening, ingezoomd op de toekomstige woonbuurt.

Situatietekening de Woonbuurt (bron: ECHO Urban Design, 15 augustus 2022)
Programma
Het voorgenomen plan voorziet in de realisatie van ca. 212 woningen bestaande uit appartementen, rijwoningen, twee-onder-één-kapwoningen en vrijstaande woningen.
De sociale huurwoningen zijn aan de noordzijde van het plangebied voorzien in een appartementengebouw. Dit appartementengebouw zal bestaan uit 5 bouwlagen en 60 wooneenheden. Het andere appartementengebouw aan de noordzijde van het plangebied voorziet in betaalbare koopappartementen (ca. 29 eenheden). Dit appartementengebouw zal bestaan uit 4 bouwlagen. Daarnaast wordt voorzien in 8 betaalbare grondgebonden koopwoningen.
De navolgende afbeelding toont een overzichtstekening van het woningbouwprogramma.

Overzichtstekening woningbouwprogramma (bron: ECHO Urban Design, 15 augustus 2022)
2.2.3 Sportpark
In het noordelijk deel van het parkgebied wordt een sportpark voorgesteld in de vorm van landschappelijke kamers aan weerszijden van een groene parkscheg. Het westelijke deel is ten behoeve van de voetbalvereniging en biedt ruimte aan een vijftal sportvelden, waarbij er nu sprake is van een investeringskrediet-dekking voor de aanleg van vier voetbalvelden. Centraal in dit deelgebied is het clubgebouw voor de voetbalvereniging voorzien. In het noordoostelijke deel van het plangebied is bovendien rekening gehouden met een reservering voor toekomstige uitbreiding met een zesde veld.
Het oostelijke deel is bedoeld voor de tennisvereniging en zal bestaan uit een combinatie van tennisbanen en padelcourts. Ook hier is een clubgebouw voor de tennis- en padelvereniging voorzien.
Ten noordoosten van de beoogde tennisvelden is ruimte gereserveerd voor een sporthal, die hier mogelijk op termijn ingepast wordt. In de tijdelijke situatie wordt op die plek gedacht aan een beachvolleybalveld. Bovendien is hier ruimte voor het eerdergenoemde zesde (voetbal-)veld.
Daarnaast wordt gedacht aan buitensportvoorzieningen in de vorm van een skatepark en een bmx parcours. Hiervoor is in het voorliggende bestemmingspan de aanduiding 'specifieke vorm van groen - buitensport' opgenomen, waarbij ook kleinschalige gebouwen voor beheer en onderhoud zijn toegelaten.
De navolgende afbeelding toont de situatietekening, ingezoomd op de het toekomstige sportpark, met de mogelijke functies.

Situatietekening sportpark (bron: ECHO Urban Design, 15 augustus 2022)
2.2.4 Beeldkwaliteitplan
Met het oog op het voorgenomen plan is door ECHO Urban Design een hoofdstuk 'Beeldkwaliteit' opgenomen in het 'Projectboek Stedenbouwkundig Plan', waarin de ruimtelijke randvoorwaarden voor de beoogde ontwikkeling zijn vastgelegd. Dit beeldkwaliteitplan wordt separaat door de gemeenteraad vastgesteld, zodat het als toetsingskader voor de welstandsbeoordelingen wordt gehanteerd. Daarnaast is in de Algemene gebruiksregels een regeling opgenomen die juridisch vastlegt dat uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de beeldkwaliteitsrichtlijnen van het 'Projectboek Stedenbouwkundig Plan', dat als bijlage 1 bij de toelichting is gevoegd.
De inspiratie voor de gebiedseigen ontwikkeling is gevonden in de directe omgeving. Daaruit vloeien een aantal ontwerpkeuzes voort die richting geven aan de verdere uitwerking van de beeldkwaliteit. Het ontwerp bouwt voort op de volgende identiteitsdragers:
- De dorpse structuren van de Swanlaweg en Knibbelweg worden voortgezet en gebruikt om de dorpsrand vorm te geven. Dit komt terug in de straatwanden, de architectuur, de korrelgrootte en de positionering ten opzichte van de openbare ruimte.
- Het open en groene landschap met de vergezichten en de beplante randen is een drager aan de binnenzijde van het gebied.
Om de woningen langs de Swanlaweg en de Knibbelweg goed aan te laten sluiten op het bestaande beeld van Zevenhuizen wordt hier gezocht naar formaliteit en een dorpse identiteit. Andere kernwoorden die hierbij passen zijn eenheid, rust, geborgenheid, stevigheid en traditionele bouw, met baksteen als hoofdmateriaal.
Binnenin de wijk zit de verrassing: een onverwachts groene kwaliteit die als Parkscheg vanuit het noorden tot in de woonbuurt doordringt. Dit is een landschappelijke identiteit waarbij in de uitwerking wordt gezocht naar informaliteit. Dit komt tevens terug in de gebouwen die naar deze binnenzijde gericht zijn. Andere kernwoorden die hierbij passen zijn openheid, reuring, ontmoeting, zachtheid en innovatieve bouw. Het materiaalgebruik van de woningen dient het informele en landschappelijke karakter te versterken, dit kan bijvoorbeeld met de inzet van hout. Bij de woningen wordt uitgegaan van helder voorkanten en bijzondere accenten. Ook zijn er beeldkwaliteitseisen opgesteld voor de Parkscheg.

Binnen en buiten (bron: ECHO Urban Design, 15 augustus 2022)
3 Beleidskader
3.1 Nationaal Beleid
3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) in werking getreden. Deze visie bevat de hoofdzaken van het strategisch rijksbeleid voor de fysieke leefomgeving. Dit is een combinatie van beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, en nieuw strategisch beleid. De grote en complexe opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw zullen Nederland gaan veranderen. De NOVI schrijft een toekomstperspectief met de ambities van het Rijk. In de NOVI zijn 21 nationale belangen met bijbehorende opgaven geformuleerd. Deze nationale belangen komen samen in vier prioriteiten:
- ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
- duurzaam economisch groeipotentieel;
- sterke en gezonde steden en regio's;
- toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Voor de vier NOVI-prioriteiten geldt steeds dat zowel voor de lange als de korte termijn maatregelen nodig zijn. Deze maatregelen dienen in de praktijk voortdurend op elkaar in te spelen. Bij de afweging van de belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving centraal voor zowel de boven- als de ondergrond.
Planspecifiek
Gezien de aard en omvang is de NOVI verder niet specifiek van belang. Wel wordt er aangesloten op de ambities en belangen van het Rijk zoals het realiseren en behouden van een goede leefomgevingskwaliteit en het realiseren van nieuwe woningen wat bijdraagt aan sterke en gezonde regio's.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens provinciale verordening respectievelijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn 13 nationale belangen opgenomen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Een en ander is nader uitgewerkt in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro).
Planspecifiek
In de Rarro zijn ten noorden en ten westen van het plangebied twee voorkeurstracés buisleidingen aangegeven. Het invloedsgebied van het noordelijke tracé reikt net topt in het noordelijke deel van het onderhavige plangebied (zie onderstaande afbeelding).

Voorkeurstracés buisleidingen (bron: Regeling algemene regels ruimtelijke ordening)
De sportvelden en de sporthal zijn buiten het betreffende deel geprojecteerd. Er zijn hier verder geen werkzaamheden voorzien. Het plan valt niet binnen één van de andere projecten uit het Barro/Rarro. Derhalve vormt het geen belemmering voor het onderhavige initiatief.
3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.
De 'stappen van de ladder' worden in artikel 3.1.6, leden 2 - 4 Bro als volgt omschreven:
- De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
- Indien in een bestemmingsplan, als bedoeld in het tweede lid, toepassing is gegeven aan artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de wet kan bij dat bestemmingsplan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering als bedoeld in het tweede lid eerst wordt opgenomen in de toelichting bij het wijzigings- of het uitwerkingsplan als bedoeld in dat artikel.
- Een onderzoek naar de behoefte als bedoeld in het tweede lid, heeft, in het geval dat een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid, ziet op de vestiging van een dienst als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet en dit onderzoek betrekking heeft op de economische behoefte, de marktvraag of de beoordeling van de mogelijke of actuele economische gevolgen van die vestiging, slechts tot doel na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
Planspecifiek
Stedelijke ontwikkeling
Conform artikel 1.1.1, eerste lid onder i van het Bro wordt onder een stedelijke ontwikkeling verstaan: een 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of overige stedelijke voorzieningen.' In de 'Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking' (Ministerie van Infrastructuur en Milieu) is aangegeven dat de zogenaamde ‘overige stedelijke voorzieningen’ betrekking hebben op accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling, in relatie tot de omgeving. Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat de ondergrens van wat als nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden gezien, ligt tussen de 9 en 14 nieuwe woningen, of een ruimtebeslag van meer dan 500 m².
Het voorgenomen plan voorziet in de realisatie van een sportcomplex bestaande uit voetbal- en tennisvelden met een ruimtebeslag van ca. 10 hectare. Daarnaast worden er aansluitend op de kern van Zevenhuizen ca. 212 woningen gerealiseerd. De voorgenomen ontwikkeling wordt gezien de omvang aangemerkt als stedelijke ontwikkeling.
Behoefte
Bij een stedelijke ontwikkeling dient aangetoond te worden dat er behoefte is aan de ontwikkeling binnen het ruimtelijk verzorgingsgebied. De aard en de omvang van de stedelijke ontwikkeling bepaalt op welk niveau de afweging moet worden gemaakt. De omvang van de stedelijke ontwikkeling betreft ca. 212 woningen en een sportcomplex bestaande uit voetbal- en tennisvelden.
Behoefte aan woningen
De behoefte aan de woningen komt nader aan bod in de Woonvisie 2025 van de gemeente Zuidplas, zie toelichting paragraaf 3.3.2. Hierin wordt gesteld dat er tot 2030 behoefte is aan 3.250 woningen, bestaande uit 70% koopwoningen, 27% sociale huurwoningen en 3% aan middenhuur woningen. Met het voorgenomen plan wordt een bijdrage geleverd aan de behoefte aan woningen. Tevens voorziet de beoogde ontwikkeling in een divers woningbouwprogramma.
De behoefte aan de woningen komt nader aan bod in de Woonvisie 2025 van de gemeente Zuidplas (zie toelichting paragraaf 3.3.2). Hierin wordt gesteld dat er tot 2030 behoefte is aan 3.250 woningen, bestaande uit 70% koopwoningen, 27% sociale huurwoningen en 3% aan middenhuur woningen. Met het voorgenomen plan wordt een bijdrage geleverd aan de behoefte aan woning. Tevens voorziet de beoogde ontwikkeling in een divers woningbouwprogramma.
Behoefte aan sportcomplex
De huidige locatie van sportpark Van 't Verlaat heeft, met het oog op de toekomst, te maken met een capaciteitsprobleem op de huidige locatie, waarbij er op de huidige locatie beperkte uitbreidingsmogelijkheden meer zijn. Ter plaatse van de voorliggende planlocatie is voldoende ruimte aanwezig om te voorzien in de behoefte, met ook nog ruimte voor mogelijke toekomstige uitbreidingsmogelijkheden. Daarnaast ontstaat de mogelijkheid om ter plaatse van de huidige locatie van het sportpark de gronden te herontwikkelen ten behoeve van woningbouw.
Op basis hiervan is de conclusie gerechtvaardigd dat er behoefte is aan de ontwikkeling binnen het plangebied.
Bestaand stedelijk gebied
Het bestaand stedelijk gebied wordt volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) als volgt gedefinieerd: ’bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur’. De gronden in het plangebied zijn gelegen buiten het bestaand stedelijk gebied, maar het onderhavige gebied is inmiddels opgenomen op de 3 hectare-kaart van de provincie Zuid-Holland (zie toelichting paragraaf 3.2.2).
Conclusie
Gelet op het voorgaande wordt geconcludeerd dat voorgenomen ontwikkeling past binnen de ladder voor duurzame verstedelijking.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie Zuid-Holland
De Omgevingsvisie van de provincie Zuid-Holland bestaat uit vier onderdelen:
- Ruimtelijke hoofdstructuur
De ruimtelijke hoofdstructuur toont de essentie en de samenhang van verschillende ruimtelijke beleidskeuzes uit de Omgevingsvisie. Het integrale kaartbeeld van de ruimtelijke hoofdstructuur is opgebouwd uit de volgende kaartbeelden:
- het dagelijks stedelijk systeem, dat bestaat uit de stedelijke agglomeratie en de daarmee via hov (hoogwaardig openbaar vervoer) verbonden regiokernen;
- de hoogstedelijke zone tussen Leiden en Dordrecht;
- het logistiek-industriële systeem van mainport, greenports langs vaarwegen en zware infrastructuur;
- de samenhang van grote landschappelijke eenheden met de stedelijke agglomeratie;
- de groene ruimte en de groenblauwe structuur;
- het bodem- en watersysteem;
- energie.
- Ambities en sturing
De provincie wil meer vertrouwen geven aan maatschappelijke initiatieven. De provincie werkt daarom vanuit een aantal sturingsprincipes: opgavegericht, provinciaal belang en maatwerk.
De provincie heeft zes richtinggevende ambities in de fysieke leefomgeving. Deze ambities zijn geworteld in de historie, ligging en economische structuur van Zuid-Holland en zijn gekoppeld aan de strategische uitdagingen waar de regio voor staat. De provincie heeft de volgende ambities:
- naar een klimaatbestendige delta;
- naar een nieuwe economie: the next level;
- naar een levendig meerkernige metropool;
- energievernieuwing;
- best bereikbare provincie;
- gezonde en aantrekkelijke leefomgeving.
- Omgevingskwaliteit
Onder 'omgevingskwaliteit' wordt verstaan: het geheel aan kwaliteiten die de waarde van de fysieke leefomgeving bepalen. De volgende onderdelen vormen de basis van de omgevingskwaliteit:
- een beschrijving van de unieke kwaliteiten van Zuid-Holland: de drie deltalandschappen, de Zuid-Hollandse steden en de strategische ligging in internationale netwerken;
- een beschrijving van de bestaande omgevingskwaliteit op basis van de leefomgevingstoets, met aandacht voor aspecten van milieukwaliteit. Hiertoe implementeert de provincie de beleidscyclus en monitor Omgevingskwaliteit;
- een nadere uitwerking van het provinciale beleid voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit, op basis van de 'kwaliteitskaart' en de 'richtpunten ruimtelijke kwaliteit'.
- Beleidskeuzes
De provincie heeft in de Omgevingsvisie een overzicht gemaakt van samenhangende beleidskeuzes. De ruimtelijke hoofdstructuur maakt met een integraal kaartbeeld inzichtelijk hoe de strategische beleidskeuzes uit de Omgevingsvisie ruimtelijk samenkomen. De voor onderhavig plan relevante beleidsuitgangspunten uit de Omgevingsvisie worden hierna behandeld.
De ontwikkeling sluit aan bij de beleidskeuze: 'Behoud en versterking ruimtelijke kwaliteit'. Met deze beleidskeuze geeft de provincie richting en ruimte aan een optimale wisselwerking tussen ruimtelijke ontwikkelingen en gebiedskwaliteit. In de gehele provincie, zowel in het stedelijk gebied als in het landelijk gebied, beoogt het kwaliteitsbeleid een ‘ja, mits-beleid’: ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit (waarborg ruimtelijke kwaliteit). Het ruimtelijk kwaliteitsbeleid bestaat uit een viertal kwaliteitskaarten, samengevat in één integrale kwaliteitskaart. Dit beleid maakt naar zijn aard meerdere uitleg mogelijk. Vanuit de nieuwe sturingsfilosofie is dit een kans en geen bedreiging. Gelet op het gezamenlijke belang is een gedeelde opvatting over de uitleg en interpretatie van het kwaliteitsbeleid per concreet gebied wenselijk. De kwaliteitskaart en de richtpunten geven richting aan de interpretatie van ruimtelijke kwaliteit. Onderstaand zullen de relevante kaartlagen van de kwaliteitskaart en de bijbehorende richtpunten nader worden omschreven.
Laag van de ondergrond
Een groot deel van Zuid-Holland bestaat uit veengronden met een hoge waterstand. Het veen kent een geringe draagkracht. Daarnaast vinden we hier een groot aantal bestaande en voormalige plassen. De voormalige plassen zijn drooggemalen en staan bekend als droogmakerijen. Ontwikkelingen in droogmakerijen leveren een bijdrage aan een duurzame waterhuishouding. Het plangebied heeft in de huidige situatie grotendeels een agrarisch gebruik. Zoals uit toelichting paragraaf 4.10 blijkt wordt er met het voorgenomen plan een bijdrage geleverd aan een duurzame waterhuishouding.
Laag van de cultuur- en natuurlandschappen
De nieuwe ontwikkeling bevindt zich in het 'Droogmakerijenlandschap'. Droogmakerijen zijn ontstaan uit natuurlijke meren en uit verveningen. Ze hebben een duidelijke begrenzing door een ringdijk, ringvaart of oude hoge oeverlanden. Het landschap is visueel open (tenzij het is verstedelijkt), grootschalig en ligt gemiddeld enkele meters lager dan de omgeving. Nieuwe ontwikkelingen in de droogmakerij worden vormgegeven als eigentijdse objecten aan de ontginningslijnen, passend bij de schaal en het patroon van de rechthoekige verkaveling, met strakke groene omzoming en behoud van ruime doorzichten. De beoogde ontwikkeling heeft weliswaar effect op de herkenbaarheid en openheid van het gebied, maar in de planontwikkeling wordt rekening gehouden met bestaande (en nieuwe) zichtlijnen. Zo wordt het patroon van de karakteristieke Knibbelweg voortgezet in het plangebied. tevens worden de centrale Parkscheg en de randen passend bij het omliggende landschap ingericht, waarbij omliggende sloten in tact blijven en er ook nieuwe watergangen en waterpartijen zijn voorzien.
Laag van de stedelijke occupatie
Het plangebied is deels gelegen binnen de kaartlaag 'Steden en dorpen' en deels binnen de kaartlaag 'Stads- en dorpsranden'. Voor de 'Steden en dorpen' geldt dat elk dorp bij ontwikkelingen rekening houdt met de eigen identiteit en voort bouwt op haar karakteristieke structuur en ligging aan en in het landschap. Het dorp is deel van het omringende landschap, doordat onderliggende patronen herkenbaar zijn in de structuur van het dorp. Het voorliggende initiatief borduurt daar op voort.
Conclusie
Met de beoogde ontwikkeling zijn er geen belemmeringen vanuit de Omgevingsvisie. De ruimtelijke kwaliteit wordt niet aangetast. De beoogde ontwikkeling past binnen de Omgevingsvisie en is in lijn met de provinciale ambities.
3.2.2 Omgevingsverordening Zuid-Holland
Tegelijk met de Omgevingsvisie is de Omgevingsverordening in werking getreden. De Omgevingsverordening omvat in aanvulling op de Omgevingsvisie toetsbare criteria waaraan planvorming moet voldoen.
Ruimtelijke kwaliteit
In artikel 6.9 van de Omgevingsverordening is opgenomen dat een bestemmingsplan, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit, kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling:
- de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
- als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar wijziging op structuurniveau voorziet (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
- zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
- het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid;
- als de ruimtelijke ontwikkeling niet past bij de bestaande gebiedsidentiteit (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
- een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht is besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
- het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid.
Ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit is sprake van een vorm van aanpassen (sub b). De relevante richtpunten van de kwaliteitskaart zijn in toelichting paragraaf 3.2.1 toegelicht. Hieruit blijkt dat de beoogde plannen aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart voldoen.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In artikel 6.10 van de Omgevingsverordening is opgenomen dat een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voldoen aan de volgende eisen:
- de toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening;
- indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van grote buitenstedelijke bouwlocaties waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 19 in bijlage II en wordt rekening gehouden met de voor deze locaties opgenomen gegevens en criteria in bijlage X.
Bij het voorgenomen plan is in toelichting paragraaf 3.1.3 ingegaan op de ladder voor duurzame verstelijking. De beoogde ontwikkeling vindt plaats buiten het bestaand stads- en dorpsgebied. Hiervoor geldt dat indien een stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en de locatie groter is dan 3 hectare, de locatie verbeeld dient te zijn op kaart 19 in bijlage II. Hierover heeft reeds overleg plaatsgevonden: voorliggende locatie wordt opgenomen op deze 3 hectare-kaart (kaart 19, bijlage II). In maart 2022 treedt de herziening 2021 van de Omgevingsverordening Zuid-Holland in werking. In deze herziening is voorliggende locatie opgenomen op de 3 hectare-kaart (kaart 19, bijlage II van de Omgevingsverordening Zuid-Holland).
Greenports
Het plangebied is gelegen binnen het 'greenports'-gebied. Deze kaartlaag dient op dit punt te worden aangepast vanwege de nu beoogde ontwikkeling. In maart 2022 zal de herziening 2021 van de Omgevingsverordening Zuid-Holland in werking treden. In deze herziening is de kaartlaag Greenports aangepast en ligt het plangebied niet meer binnen het 'greenports'-gebied.
Risico's van klimaatverandering
In artikel 6.50 van de Omgevingsverordening is opgenomen dat rekening gehouden moet worden met de gevolgen van de risico’s van klimaatverandering, tenminste voor zover het betreft de risico’s ten aanzien van:
- wateroverlast door overvloedige neerslag;
- overstroming;
- hitte;
- droogte.
Om de risico's van klimaatverandering in het plangebied in kaart te brengen is de klimaatatlas van Zuid-Holland geraadpleegd.
Wateroverlast door overvloedige neerslag
Uit raadpleging van deze klimaatatlas blijkt dat er geen informatie beschikbaar is over de waterdiepte in het plangebied bij extreme neerslag. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt het gehele gebied herontwikkeld en daarmee ook de waterhuishouding verbeterd. Er zal sprake zijn van voldoende mogelijkheden om het regenwater op te vangen bij zware weersomstandigheden.
Overstroming
Uit raadpleging van de klimaatatlas blijkt dat ter plaatse van het plangebied een zeer kleine kans (1/3.000 tot 1/30.000 per jaar) op overstromingen bestaat. Bij een overstroming van de regionale keringen bedraagt de waterdiepte ca. 0 - 1,5 m. Bij een overstroming van de primaire kering bedraagt de waterdiepte ca. 1,0 - 2,5 m. Gezien de geringe kans op een overstroming worden maatregelen niet noodzakelijk geacht.
Hitte
In de klimaatatlas wordt aangegeven dat het in het gehele plangebied koeler is dan in de omgeving. Dit komt o.a. doordat het plangebied aan de rand van het dorp ligt en volledig onverhard is. In de toekomstige situatie is er veel groen en water aanwezig, dit komt het voorkomen van hittestress ten goede. Er worden geen belemmeringen verwacht vanuit hittestress.
Droogte
Vanuit droogte worden geen belemmeringen verwacht. De grondwaterstand is vergelijkbaar met de omgeving en er zal voldoende waterinfiltratie mogelijk gemaakt worden.
Conclusie
Gezien het voorgaande dient er geconcludeerd te worden dat er geen belemmeringen zijn vanuit de Omgevingsverordening voor de onderhavige nieuwe ontwikkelingen.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Omgevingsvisie Zuidplas
De gemeenteraad van de gemeente Zuidplas heeft op 13 juli 2021 de 'Omgevingsvisie Zuidplas' vastgesteld voor een groot deel van het gemeentelijk grondgebied. In de omgevingsvisie staan de ambities voor de lange termijn, tot 2040. Met de omgevingsvisie wordt richting gegeven aan toekomstige ontwikkelingen die plaatsvinden in een veilige en gezonde fysieke leefomgeving met een goede omgevingskwaliteit voor inwoners. De fysieke leefomgeving gaat over bijna alles buiten, dus: gebouwen, bodem, water, natuur, lucht, maar ook wegen en duurzame opwek van energie.
In de omgevingsvisie staan de volgende ambities centraal:
- Aantrekkelijk Zuidplas: Ingezet wordt op het bouwen van inbreidingslocaties binnen de dorpen. Daarnaast wordt ingezet op aanpassingen van de bestaande woningvoorraad. Als dorpen in Zuidplas uit willen breiden kan dat, maar alleen als een bijdrage wordt geleverd aan hogere doelen.
- Duurzaam Zuidplas: Nieuwe ontwikkelingen zijn zoveel mogelijk energieneutraal. Voor bestaande gebouwen wordt ook hierop ingezet, hoewel dit niet overal haalbaar zal zijn. Naast de energiedoelstellingen wordt gewerkt aan een klimaatbestendige omgeving. Klimaatadaptatie, onder andere het tegengaan van hittestress, verdroging en wateroverlast, heeft daarbij nadrukkelijk aandacht.
- Ondernemend Zuidplas: Zuidplas wil in 2040 een aantrekkelijk gemeente zijn voor ondernemers en ervoor zorgen dat er voldoende eigen werkgelegenheid is. Een gemeente met een aantrekkelijk vestigingsklimaat en belangrijke speler in de regio.
- Gezond Zuidplas: Zuidplas wil in 2040 een sociale en vitale gemeente zijn. Een gemeente met een gezonde en veilige leefomgeving én met aandacht voor de gezondheid van onze inwoners.
De omgevingsvisie is uitgewerkt in een visie per dorp. Hierin is aangegeven hoe een aantrekkelijk, duurzaam, ondernemend en gezond Zuidplas eruitziet per dorp. De omgevingsvisie geeft per thema, voor heel Zuidplas en per deelgebied en per dorp ambities, opgaven, kansen en te maken keuzes weer.
Planspecifiek
Voor de gemeente Zuidplas geldt dat er voor de positionering van de dorpen primair ingezet wordt op het realiseren van inbreidingslocaties binnen de bestaande dorpen. Indien een dorp hiervan wil afwijken kan dat slechts als er een bijdrage wordt geleverd aan hogere doelen. Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op de herontwikkeling van de gronden aan de noordkant van Zevenhuizen. De planlocatie is gelegen buiten het bestaand stads- en dorpsgebied, waardoor er sprake is van een uitbreidingslocatie. De beoogde ontwikkeling binnen het plangebied maakt onderdeel uit van een bredere verstedelijkingsopgaves in en om Zevenhuizen, in samenhang met een herontwikkeling van sportpark Van 't Verlaat en woonzorgcentrum De Zevenster. Hierdoor wordt met het voorgenomen plan een bijdrage geleverd aan een hoger doel binnen Zevenhuizen.
Door de gronden binnen het plangebied tevens te herontwikkelen ten behoeve van woningen wordt er een bijdrage geleverd aan de behoefte van woningen binnen Zuidplas. Er worden ca. 212 woningen mogelijk gemaakt, bestaande uit verschillende woningtypen. Hiermee wordt aangesloten op de ambitie van de gemeente om een divers, betaalbaar en flexibel woningaanbod te realiseren.
Nieuwe ontwikkelingen zijn zoveel als mogelijk energieneutraal. Om dit mogelijk te maken moet energie opwek integraal onderdeel zijn van het plan. Naast de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn, wordt er door de gemeente ook ingezet op het tegengaan van hittestress, verdroging en wateroverlast. De woningen die met het voorliggende plan worden gerealiseerd dienen te voldoen aan de BENG-normen. Ze worden gasloos uitgevoerd en voorzien van duurzame installaties en een goede isolatie. Op het gebied van klimaatadaptatie wordt rekening gehouden met de afvoer en het opvangen van regenwater. Bestaande watergangen blijven behouden en waar nodig worden deze verbreed en worden nieuwe watergangen toegevoegd.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het beoogde initiatief in lijn is met de ambities van de Omgevingsvisie Zuidplas.
3.3.2 Woonvisie 2025
De 'Woonvisie 2025 - Dorps wonen in Zuidplas, nu en in de toekomst' is op 23 januari 2019 door de gemeenteraad vastgesteld. In de woonvisie wordt een doorkijk naar het wonen in Zuidplas rond het jaar 2025 gegeven en is richtinggevend van karakter. De woonvisie is tevens het programmatische toetsingskader voor nieuwbouwlocaties. In de woonvisie wordt gekozen voor de volgende strategie:
- Sociale huursector op peil.
- Identiteit vasthouden.
- Langer thuis wonen.
- Duurzaam wonen en leven.
- Innovatieve woonvormen.
Om de visie te realiseren zijn de stappen verwoord in drie speerpunten:
- Een divers en betaalbaar woningaanbod voor alle doelgroepen.
- Duurzaam wonen.
- Experimenten in wonen en ontmoeten.
Met het eerste speerpunt wordt de visie van een evenwichtige bevolkingsopbouw verwezenlijkt. De andere twee dragen bij aan het realiseren van dat divers en betaalbaar woningaanbod.
Woningbouwopgave
Zuidplas bouwt volop nieuwe woningen om bij te dragen aan de woningbouwopgave in de Zuidvleugel van de Randstad. Uit onderzoek blijkt dat de vraag naar diverse woningtypen toeneemt. In de woonvisie staan uitgangspunten voor de omvang van de diverse woon- en prijssegmenten die in Zuidplas nodig zijn. Deze uitgangspunten voor de woningvoorraad die in de Woonvisie staan, bieden houvast in de onderhandelingen over nieuwbouw met projectontwikkelaars en woningcorporaties.
In de woonvisie staat geen woningverdeling per dorp. Nieuwbouwontwikkeling is maatwerk en daarom komen er randvoorwaarden voor elk nieuwbouwproject. Daarin wordt op basis van de locatie (het dorp), de marktomstandigheden en de grootte van het project aangegeven hoeveel woningen van welk type, prijsklasse, eigendomsverhoudingen (huur of koop) en kwaliteitsniveau gewenst zijn.
Planspecifiek
Voor de periode tot 2030 is er een behoefte aan 3.250 nieuwe woningen in de gemeente Zuidplas. Van deze woningen is er een behoefte aan 70% koopwoningen, 27% sociale huurwoningen en 3% middenhuur woningen.
Met de beoogde ontwikkeling, de realisatie van ca. 212 woningen, wordt voorzien in een divers en betaalbaar woningaanbod voor alle doelgroepen. Daarnaast blijkt uit toelichting paragraaf 3.3.3 dat er wordt voorzien in duurzame woningen.
Conclusie
Gesteld kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de kaders van de Woonvisie 2025. Met het plan wordt een bijdrage geleverd aan de woningbouwopgave binnen de gemeente Zuidplas.
3.3.3 Programma Duurzaamheid en Klimaatadaptatie
De gemeente Zuidplas heeft in het programma Duurzaamheid & Klimaatadaptatie 2019 – 2025 het doel gesteld om in 2050 een duurzame en toekomstbestendige gemeente te zijn. De gemeente Zuidplas wil echter verder kijken dan de energietransitie. Er wordt ook gekeken naar het veranderende klimaat en hoe gemeente Zuidplas een aantrekkelijke leefomgeving kan ontwikkelen en behouden. Het programma Duurzaamheid & Klimaatadaptatie 2019 – 2025 bestaat uit de volgende thema’s:
- Energie en warmte: het besparen van energie, het opwekken van hernieuwbare energie en de bebouwde omgeving loskoppelen van aardgas.
- Klimaatadaptatie: inrichten van de openbare ruimte om de gevolgen van klimaatverandering te beperken.
- Circulaire economie: Het bestaande lineaire systeem omzetten naar een nieuw circulair systeem.
- Leefomgeving: De leefomgeving wordt vooral vorm gegeven in de inrichting van de fysieke (openbare) buitenruimte door beplanting en gebruik van materialen. Voor een gezonde leefomgeving is een goede kwaliteit van bodem, lucht en water van belang.
Planspecifiek
De gemeente Zuidplas streeft naar duurzame ontwikkelingen. Met de voorgenomen ontwikkeling zal worden aangesloten bij dit streven, waarbij minimaal voldaan dient te worden aan de normen van Bijna Energie-Neutrale Gebouwen (BENG). De woningen worden dan ook gasloos uitgevoerd en voorzien van duurzame installaties en een goede isolatie. Daarnaast wordt het plangebied klimaatadaptief ingericht. Er zal sprake zijn van voldoende mogelijkheden om het regenwater op te vangen bij zware weersomstandigheden. De watergangen rond het plangebied blijven behouden en worden plaatselijk verbreed en in het plangebied worden nieuwe watergangen en -partijen voorgesteld. Grotere waterpartijen in de Parkscheg kunnen zorgen voor buffercapaciteit bij hevige regenval.
Conclusie
Gesteld kan worden dat het plan in lijn is met de ambities op het gebied van duurzaamheid van de gemeente Zuidplas.
3.3.4 Welstandsnota Zuidplas 2015
De welstandsnota is, kort gezegd, het beleidsdocument dat moet voorzien in de criteria die burgemeester en wethouders hanteren bij het beoordelen van een aanvraag omgevingsvergunning op welstandsvereisten. Middels de Welstandsnota Zuidplas 2015 geeft de gemeente Zuidplas aan hoe de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd. De gemeente hanteert het principe 'welstandsvrij, tenzij...'. Dat betekent dat de gemeente in principe welstandsvrij is. Uitzondering daarop zijn kwetsbare gebieden.
Met de invoering van de Omgevingswet verdwijnt de term 'welstand'. Daarom heeft de gemeente Zuidplas als opvolger de Nota Omgevingskwaliteit Zuidplas in de maak. Hierin wordt aangegeven hoe de gemeente Zuidplas met omgevingskwaliteit om wil gaan. Er worden vier regieniveaus onderscheiden: minimaal (ca. gelijk aan welstandsvrij), basisregie, maatwerkregie (ca. gelijk aan zwaar regime) en eigen regie (ca. gelijk aan beeldkwaliteitplan).
Planspecifiek
Uit het raadplegen van de welstandskaart van de gemeente Zuidplas blijkt dat de planlocatie in een gebied ligt met het welstandsniveau 'Vrij'. In de basis is Zuidplas welstandsvrij. Wel dient voor diverse nieuwe projecten een beeldkwaliteitdocument opgesteld te worden die de beoogde kwaliteit voor een nieuwe ontwikkeling borgt.
Met het voorliggende plan worden er op een relatief grote planlocatie beoogde woningen en de nieuwe locatie van het sportpark gerealiseerd. Hiervoor is dan ook een hoofdstuk 'Beeldkwaliteit' opgenomen in het 'Projectboek Stedenbouwkundig Plan' (ECHO Urban Design, 11 november 2021), die in toelichting paragraaf 2.2.4 is behandeld.
Het beeldkwaliteitsplan wordt parallel aan het bestemmingsplan vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Zuidplas. In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning zal de aanvraag getoetst worden aan het beeldkwaliteitsplan. Dit gebeurt hoofdzakelijk door de welstandscommissie. Tevens wordt een Q-team ingesteld om de kwaliteit te bewaken.
Middels een voorwaardelijke verplichting is het beeldkwaliteitsplan geborgd in de regels van het voorliggende bestemmingsplan (artikel 15 lid 3).
4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Milieueffectrapportage
De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Een m.e.r. is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De m.e.r. is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Naast de Wet milieubeheer is het Besluit m.e.r. belangrijk om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan of een besluit de m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. Bij toetsing aan het Besluit m.e.r. zijn er vier mogelijkheden:
- het plan of besluit is direct m.e.r.- plichtig;
- het plan of besluit bevat activiteiten uit kolom 1 van onderdeel D, en ligt boven de (indicatieve) drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 ‘gevallen’, van onderdeel D. Het besluit moet eerst worden beoordeeld om na te gaan of er sprake is van m.e.r.-plicht: het besluit is dan m.e.r.- beoordelingsplichtig. Voor een plan in kolom 3 ‘plannen’ geldt geen m.e.r-beoordelingsplicht, maar direct een (plan-)m.e.r.-plicht;
- het plan of besluit bevat wel de activiteiten uit kolom 1, maar ligt beneden de drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 ‘gevallen’, van onderdeel D: er dient in overleg met de aanvrager van het bijbehorende plan of besluit beoordeeld te worden of er aanleiding is voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling (als sprake is van een besluit) of het direct uitvoeren van een m.e.r. (als sprake is van een plan). Deze keuze wordt uiteindelijk in het bijbehorende plan of besluit gemotiveerd;
- de activiteit(en) of het betreffende plan en/of besluit worden niet genoemd in het Besluit m.e.r.: er geldt geen m.e.r.- (beoordelings)plicht.
Sinds 16 mei 2017 geldt er een directe werking van het Europees recht. Daarom is per 7 juli 2017 het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. In de gewijzigde Besluit m.e.r. staat de nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor elke aanvraag, waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde is, moet:
- Door de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie worden opgesteld;
- Het bevoegd gezag binnen 6 weken een m.e.r.-beoordelingsbesluit nemen. Dit besluit hoeft niet in de Staatscourant gepubliceerd te worden;
- De initiatiefnemer het (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsbesluit bij de vergunningaanvraag voegen (Artikel 7.28 Wet milieubeheer).
De artikelen 7.16 tot en met 7.20a Wm zijn in de nieuwe wetgeving voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst van toepassing.
Planspecifiek
Het bestemmingsplan bevat een activiteit die genoemd wordt in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Het realiseren van woningen valt onder onderdeel D.11.2 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen', (drempelwaarde: een aangesloten gebied dat 2.000 woningen of meer omvat) van het Besluit milieueffectrapportage.
Met de voorgenomen ontwikkeling worden in totaal 212 nieuwe woningen gerealiseerd. Voorliggend plan valt onder sub c: het plan wordt wel genoemd maar voldoet niet aan de drempelwaarde van 2.000 woningen of meer. Dit betekent dat het Besluit milieueffectrapportage niet van toepassing is en dat er geen m.e.r.-(beoordelings)plicht geldt.
Desondanks zijn in het kader van dit ruimtelijk plan de belangrijkste milieuaspecten waaronder bodem, luchtkwaliteit, geluid, externe veiligheid en ecologie in beeld gebracht. Hieruit is niet gebleken dat er sprake is van een ontwikkeling die een forse invloed heeft op het milieu. Belangrijke milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. De huidige onderzoeken geven voldoende inzicht in de milieugevolgen om een gewogen besluit omtrent dit ruimtelijke plan te nemen. Het opstellen van een milieueffectrapportage zal geen verder inzicht verschaffen op de relevante milieuaspecten. De kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zijn niet van dien aard dat er aanleiding bestaat tot het opstellen van een milieueffectrapportage.
4.2 Bodem
In het kader van een ruimtelijk plan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een functiewijziging zal er soms een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd in het plangebied. Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem waarop deze ontwikkelingen plaatsvinden geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel.
Bij een bestemmingswijziging is een bodemonderzoek slechts noodzakelijk, indien de bestemmingswijziging tevens een wijziging naar een strenger bodemgebruik inhoudt. Bij een bestemmingswijziging die een gelijkblijvend of minder streng bodemgebruik oplevert, is de bodemkwaliteit in het kader van de bestemmingswijziging niet relevant en is bodemonderzoek niet noodzakelijk.
Planspecifiek
Met het voorliggende plan wordt de bestemming van het plangebied gewijzigd. Om die reden is in maart 2021 door ATKB B.V. een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: zie bijlagen bij toelichting bijlage 2. Onderstaand worden resultaten weergegeven.
- De bodem op de locatie bestaat tot de maximale boordiepte van 3,25m-mv uit klei. De stijghoogte van het grondwater is vastgesteld tussen 0,49 en 1,42m-mv. In de bodem zijn geen bodemvreemde bestanddelen aangetroffen.
- Op het maaiveld en in het opgeboorde materiaal is geen asbestverdacht materiaal waargenomen. Daarnaast is geen (bijmenging met) bodemvreemd materiaal vastgesteld en is de locatie op basis van historische gegevens niet verdacht voor het voorkomen van asbest.
- De kleiige bovengrond is licht verontreinigd OCB, lood en plaatselijk met minerale olie. In de zintuiglijk schone ondergrond zijn geen verontreinigingen vastgesteld. De lichte verontreinigingen zijn waarschijnlijk gerelateerd aan de agrarische activiteit op locatie. De herkomst van het lood en de minerale olie is niet bekend.
- Het grondwater is grotendeels licht verontreinigd met barium. De verontreiniging is vermoedelijk van nature aanwezig. Verder zijn lichte minerale olie en metalen-verontreinigingen aangetoond. De herkomst hiervan is onbekend, de resultaten komen overeen met het voorgaand onderzoek op locatie door Van der Helm b.v. het is de verwachting dat de lichte verontreinigingen van historische aard zijn.
- De gehanteerde onderzoekshypothese “De grond en het grondwater zijn niet tot licht verontreinigd met parameters uit het standaard pakket (NEN 5740) en OCB” is bevestigd. Nader onderzoek wordt in het kader van de doelstelling van het onderzoek niet noodzakelijk geacht.
Conclusie
Op basis van de verkregen resultaten wordt de bodemkwaliteit op de locatie geschikt geacht voor het voorgenomen gebruik. De bevoegde instantie in deze is gemeente Zuidplas. Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan voor vrijkomende grond alleen indicatief een uitspraak worden gedaan over de toepassingsmogelijkheden. Het is niet uit te sluiten dat door het bevoegde gezag aanvullende eisen worden gesteld, bijvoorbeeld het verrichten van een partijkeuring conform de eisen uit het Besluit bodemkwaliteit.
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van reeds aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.
Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:
- het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige bestemmingen;
- het bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld bedrijven) zodat zij de activiteiten duurzaam, en binnen aanvaardbare voorwaarden, kunnen uitoefenen.
Op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering 2009' (hierna: VNG brochure) wordt onder milieugevoelige functies verstaan: woningen, woongebieden, ziekenhuizen, scholen en verblijfsrecreatie. Sommige functies kunnen zowel milieubelastend als milieugevoelig zijn (bijvoorbeeld ziekenhuizen en scholen).
Planspecifiek
Door de ligging van het plangebied in de omgeving van (glastuinbouw)bedrijven en woningen, kan het plangebied beschouwd worden als een gemengd gebied. Ook vallen gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur zoals spoorlijnen, liggen onder het omgevingstype gemengd gebied. Dit betekent dat de richtafstanden met één afstandsstap kunnen worden verminderd, met uitzondering van het aspect gevaar.
Navolgende tabel geeft weer welke inrichtingen/bedrijven in de omgeving van het plangebied aanwezig zijn.
Bedrijf/ activiteit | Adres | SBI 2008 | Milieucat. | Richtafstand gemengd gebied (m) | Afstand tot de woningen(m) |
Tankstation zonder LPG | Swanlaweg 1 | 473 3 | 2 | 10 | 35 |
Glastuinbouw | Knibbelweg | 011, 012, 013 | 2 | 10 | 20 |
Glastuinbouwbedrijven
De gronden aan de Knibbelweg, ten oosten van het plangebied zijn in gebruik ten behoeve van glastuinbouw. Voor glastuinbouw geldt milieucategorie 2 (SBI: 0,11, 012, 013), met een richtafstand van 10 m. Het plangebied is gelegen op een afstand van ca. 20 m, waarmee wordt voldaan aan de richtafstand.
Swanlaweg 1
Aan de Swanlaweg 1 is een tankstation zonder LPG gevestigd. Voor een benzineservicestation zonder LPG geldt milieucategorie 2 (SBI: 473 3), met een richtafstand van 10 m. Het plangebied is gelegen op een afstand van ca. 35 m, waarmee wordt voldaan aan de richtafstand.
Verder moet worden nagegaan of de beoogde ontwikkeling milieubelastende activiteiten omvat. In onderhavig plan gaat het tevens om de ontwikkeling van verschillende sportvoorzieningen bestaande uit een voetbalvereniging, een tennispark en een tijdelijk beachvolleybalveld. In de toekomst zal ter plaatse van het beachvolleybalveld mogelijk een sporthal worden gerealiseerd.
Sportvoorzieningen
In onderhavig plan gaat het naast de ontwikkeling van een woonfunctie onder andere om de ontwikkeling van een sportpark bestaande uit voetbal- en tennisvelden en een tijdelijk beachvolleybalveld. Een sportpark valt in de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' onder milieucategorie 3.1 (veldsportcomplex met verlichting). Hiervoor geldt in gemengd gebied een minimale afstand van 30 m voor het aspect geluid. Dit betekent dat voor alle gevoelige functies rekening gehouden dient te worden met een afstand vanaf de sportvelden van 30 m. De afstand tot de meest nabije woning is ca. 50 m, waarmee ruimschoots aan de richtafstand wordt voldaan. Verder zal in de toekomst mogelijk worden voorzien in de realisatie van een sporthal ter plaatse van het beachvolleybalveld. Een sporthal valt in de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' onder milieucategorie 3.1 (sporthallen). Hiervoor geldt in gemengd gebied een minimale afstand van 30 m voor het aspect geluid. De sporthal is op voldoende afstand gelegen ten opzichte van de beoogde woningen binnen het plangebied en bestaande woningen in de direct omgeving van het plangebied.
Conclusie
Hiermee vormt het aspect milieuzonering geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling.
4.4 Lichthinder
Door de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV) zijn richtlijnen voor lichthinder opgesteld. In het Activiteitenbesluit wordt ook verwezen naar deze richtlijnen. De tijden waarop de verlichting aan mag zijn, zijn geregeld in artikel 3.148 van het Activiteitenbesluit. De verlichting moet zijn uitgeschakeld:
- tussen 23.00 uur en 07.00 uur;
- als er geen sport wordt beoefend;
- als er geen onderhoud plaatsvindt.
Met de zorgplicht van artikel 2.1 Activiteitenbesluit kan lichthinder worden voorkomen of verminderd tot een aanvaardbaar niveau. Schijnwerpers en armaturen goed afstellen en richten kan helpen tegen de intensiteit van directe en indirecte lichtstraling.
Planspecifiek
Het voorgenomen plan voorziet mede in de realisatie van een sportpark. De hierbij horende sportvelden zullen voorzien zijn van lichtmasten met een maximale hoogte van 15 m. Deze lichtmasten kunnen leiden tot lichthinder ten opzichte van de bestaande omliggende en beoogde woningen in de nabijheid van het sportcomplex.
De beoogde nieuwe woningen komen op ruime afstand van ruim ca. 50 m van de voetbalvelden en tennisbanen met bijbehorende verlichting te liggen. In het kader van de omgevingsvergunning dient voor wat betreft de sportveldverlichting aangetoond te worden dat er wordt voldaan aan de grenswaarden van de Richtlijn Lichthinder 2020 van de NSVV. Het voornemen is om gebruik te maken van moderne LED-lampen, deze LED-lampen zijn beter in te stellen en te richten met een lagere verstrooiing tot gevolg. Daarmee is ook de impact op de beoogde nieuwe woningen minimaal.
Voorts dient rekening te worden gehouden met de bestaande woningen aan de noordwestzijde van het plangebied (Swanlaweg 46 en 48). Deze bevinden zich op relatief korte afstand tot de geprojecteerde sportvelden. Hier dient eerst met een lichthinderonderzoek te worden aangetoond dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Om die reden is in een straal van 50 m rondom de betreffende woonbestemming de aanduiding 'specifieke vorm van sport - veldverlichting uitgesloten' opgenomen. Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om hier veldverlichting toe te staan als uit een lichthinderonderzoek blijkt dat ter plaatse van de woningen sprake is van een goed woon- en leefklimaat. In dat verband wordt getoetst aan de richtlijnen van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV) met betrekking tot lichthinder.
Op deze wijze vormt het aspect licht geen belemmering voor het onderhavige initiatief.
4.5 Geluid
De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):
- woningen;
- geluidsgevoelige terreinen (terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan categorale en academische ziekenhuizen, verpleeghuizen, woonwagenstandplaatsen);
- andere geluidsgevoelige gebouwen, waaronder onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen die zijn aangegeven in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh):
- verzorgingstehuizen;
- psychiatrische inrichtingen;
- medisch centra;
- poliklinieken;
- medische kleuterdagverblijven.
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.
Planspecifiek
De planlocatie ligt binnen de bebouwde kom van Zevenhuizen binnen de geluidzone van de A12 en de Swanlaweg. De Ambachtssingel is een 30 km weg zonder geluidzone. Tevens ligt de planlocatie binnen de geluidszone van spoorweg Gouda - Den Haag. Ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh) dienen de geluidsbelastingen op de gevels van de woningen te worden onderzocht en getoetst. Door Adviesburo van der Boom is een akoestisch onderzoek weg- en railverkeerlawaai uitgevoerd (rapport d.d. 28 februari 2022): zie bijlagen bij toelichting, bijlage 3).
Toetsing wegverkeer
De geluidbelasting ligt op nagenoeg de gehele locatie boven de voorkeursgrenswaarde van 48 dB door wegverkeer op de A12. De maximale hogere waarde van 53 dB wordt overschreden op de twee appartementengebouwen en drie blokjes rijwoningen aan de noordzijde van de locatie. De geluidbelasting voor wegverkeer op de overige wegen overschrijdt de voorkeursgrenswaarde niet.
Maatregelen wegverkeer
Hieronder zijn maatregelen beschreven om de geluidbelasting ten gevolge van de A12 op de geluidbelaste locatie zo mogelijk tot de voorkeursgrenswaarde te doen afnemen.
- Maatregelen aan de bron: stil asfalt. De weg is reeds voorzien van een stil wegdek. De A12 is heeft een wegdek uit 1-laags ZOAB.
- Maatregelen aan de bron: verlagen van de maximumsnelheid. Het terugbrengen van de verkeersnelheid is een taak van de wegbeheerder (Rijkswaterstaat). De maximumsnelheid op de A12 bedraagt 100 km/uur. Gezien het doorgaande karakter van de weg ligt het niet voor de hand de snelheid op deze weg terug te brengen om daarmee de geluidbelasting op de locatie van de woningen terug te brengen.
- Afscherming van de woningen: geluidscherm. Het afschermen van de locatie met een geluidscherm zou de geluidbelasting omlaag kunnen brengen. Door de verhoogde ligging van de A12 is een scherm nodig met een hoogte van 5 verdiepingen aan de noordzijde van de woningen. Deze oplossing is stedenbouwkundig niet haalbaar.
- Afscherming van de woningen: gebouwgebonden afscherming. De langsgevels van de appartementen kunnen worden voorzien van een gebouwgebonden afscherming met een reductie van ten minste 2 dB. Deze kan bijvoorbeeld bestaan uit een borstwering/gevel die voor 30% open is in combinatie met een geluidabsorberend plafond (niet nodig op de hoogste woonlaag indien daar geen plafond aanwezig is). Door de gebouwgebonden afscherming daalt de geluidbelasting op de betreffende woninggevels tot 53 dB na aftrek.
- Dove gevels. De geluidbelasting wordt bepaald op de gevel van een woning. Een uitzondering daarop vormt de zgn. dove gevel van een woning. Voor een dove gevel hoeft geen hogere waarde te worden verleend. De kopgevels en gevel op de 3de woonlaag een met een geluidbelasting van meer dan 57 dB zonder aftrek door wegverkeer van de A12 kunnen worden uitgevoerd als dove gevel. Hiervoor is dan geen hogere waarde nodig.
Hogere waarde wegverkeer
Voor de woningen op de locatie dient een hogere waarde te worden verleend voor de geluidbelasting door wegverkeer op de A12. Op de betreffende hogere waarden dient de aftrek ex. art 110g Wgh nog te worden toegepast. Deze bedraagt:
- 3 dB indien de geluidbelasting 56 dB bedraagt;
- 4 dB indien de geluidbelasting 57 dB bedraagt;
- 2 dB bij alle overige geluidbelastingen.
De noordelijke gevels van de beide appartementengebouwen dienen te worden voorzien van een gebouwgebonden afscherming waardoor de geluidbelasting op de gevel met ten minste 2 dB afneemt. Hiervoor is op de verbeelding de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gebouwgebonden afscherming' opgenomen, met een daaraan gekoppelde regeling. Voor de gevels in deze rekenpunten kan dan een hogere waarde worden verleend van 53 dB, na aftrek.
De (kop-)gevels met een geluidbelasting van meer dan 57 dB zonder aftrek door wegverkeer van de A12 dienen te worden uitgevoerd als dove gevel. Hiervoor is op de verbeelding de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dove gevel' opgenomen, met een daaraan gekoppelde regeling. Voor deze geveldelen is dan geen hogere waarde voor wegverkeer nodig.
Toetsing railverkeer
De voorkeursgrenswaarde van 55 dB door railverkeer wordt zonder maatregelen overschreden op de appartementengebouwen en op de kopgevel van één blok rijwoningen aan de noordzijde van de locatie.
Voor de door railverkeer geluidbelaste rekenpunten zijn reeds maatregelen nodig ten gevolge van geluidbelasting door wegverkeer (de hiervoor genoemde gebouwgebonden afscherming en dove gevels). Na het toepassen van deze maatregelen zijn geen hogere waarden voor railverkeer nodig.
Omdat er geen hogere waarden worden verleend van meer dan 53 dB voor wegverkeer en meer dan 60 dB voor railverkeer stelt het geluidbeleid van de gemeente Zuidplan geen eis ten aanzien van een geluidluwe gevel en buitenruimte. Het aantal dove gevels per woning blijft beperkt tot maximaal één. Daarmee wordt voldaan aan de eisen uit het geluidbeleid.
De woningen ondervinden een geluidbelasting van meer dan 53 dB zonder aftrek. Voor de geluidbelaste gevels zijn aanvullende geluidwerende voorzieningen nodig. De hoogste geluidbelasting door wegverkeer bedraagt 60 dB zonder aftrek. De benodigde karakteristieke geluidwering voor deze gevels bedraagt dan GA;k 27 dB, waarmee de geluidbelasting binnenshuis in de verblijfsgebieden van een woning wordt beperkt tot 33 dB.
Voor geveldelen met een geluidbelasting van ten hoogste 53 dB zonder aftrek, bedraagt de benodigde karakteristieke geluidwering GA;k 20 dB. Dit is de minimale waarde conform het Bouwbesluit. Voor deze gevels zijn geen aanvullende geluidwerende voorzieningen nodig.
Besluit hogere waarden
Door de Omgevingsdienst Midden-Holland is een ontwerpbesluit hogere waarden Wet geluidhinder opgesteld. Dit ontwerpbesluit zal gelijktijdig met het bestemmingsplan ter inzage gelegd worden en vastgesteld worden.
Conclusie
Er zijn hogere waarden nodig vanwege wegverkeerslawaai. Voorts zijn aanvullende geluidwerende voorzieningen noodzakelijk voor alle gevels met een geluidbelasting van meer dan 53 dB zonder aftrek. Wanneer voornoemde maatregelen getroffen worden is het plan uitvoerbaar wat betreft het aspect geluid.
Aangezien dit aspect afdoende is onderzocht, zijn de gebiedsaanduidingen 'geluidszone - weg' en 'geluidszone - spoor' uit het geldende bestemmingsplan niet overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.
4.6 Externe Veiligheid
Activiteiten met gevaarlijke stoffen leveren risico’s op voor de omgeving. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het Besluit externe veiligheid transport (Bevt) vormen het wettelijk kader voor het omgaan met deze risico’s. Door het stellen van eisen aan afstanden tussen de activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten (woningen, kantoren, scholen, enz.) worden de eventuele gevolgen van deze risico’s zoveel mogelijk beperkt.
Plaatsgebonden risico (PR)
Als “harde” afstandseis voor externe veiligheid geldt een contour voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6), die wordt aangegeven als een afstand ten opzichte van de activiteit met gevaarlijke stoffen (risicobron). Binnen deze PR 10-6 contour mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn of worden geprojecteerd.
Groepsrisico (GR)
Afhankelijk van de aard van de risicobron is er sprake van een bepaald invloedsgebied. Binnen dit invloedsgebied moet worden onderzocht hoe groot de kans per jaar is dat een groep van ten minste 10 (zich binnen dit invloedsgebied bevindende) personen overlijdt ten gevolge van een ramp of zwaar ongeval met de betreffende risicobron. De uitkomst van dit onderzoek geeft de hoogte van het GR weer en wordt uitgedrukt in een curve, waarbij als norm voor het GR een oriënterende waarde is vastgesteld.
De hoogte van het GR moet door middel van een bestuurlijke afweging worden verantwoord. Als binnen het invloedsgebied (beperkt) kwetsbare bestemmingen worden geprojecteerd, geldt ook voor de hiermee samenhangende toename van het GR een bestuurlijke verantwoordingsplicht.
In de ‘Visie Externe Veiligheid’ van de gemeente Zuidplas (maart 2011) is per gebiedstype aangegeven hoe om te gaan met ruimtelijke ontwikkelingen nabij risicobronnen.
Omgevingsveiligheid onder de Omgevingswet (anticiperen op)
Met de komst van de Omgevingswet (verwachting 01-07-2022) komt er ook een gemoderniseerde aanpak van het externe veiligheidsbeleid. Belangrijk element hierin is de introductie van zogenaamde aandachtsgebieden. Het uitgangspunt is dat mensen, zonder aanvullende maatregelen, binnen deze aandachtsgebieden onvoldoende zijn beschermd (ook binnen). Het is aan de gemeente om de kernvraag te beantwoorden:
Is de veiligheid voldoende gewaarborgd en zijn milieu en gezondheid voldoende beschermd?
Om deze vraag te beantwoorden moet de gemeente de volgende punten overwegen:
- afstand houden tot de risicobron;
- risicocommunicatie;
- beperken personendichtheden in de omgeving van de risicobron;
- vlucht- en schuilmogelijkheden;
- omgevingsmaatregelen;
- aanvullende bouwmaatregelen (verplicht voor nieuwe ‘zeer kwetsbare gebouwen’, zoals basisscholen, kinderdagverblijven, ziekenhuizen, verzorgingstehuizen, enz..).
De kern is dat het bevoegd gezag veiligheid, veel meer dan nu het geval is, meeneemt als ontwerpvariabele in de planvorming.
Planspecifiek
Door Kragten is een inventarisatie uitgevoerd van de externe veiligheidsrisico’s ten behoeve van de realisatie van woningbouw en het nieuwe sportcomplex in de vorm van voetbal- en tennisvelden, zie bijlagen bij toelichting bijlage 4. In het kader van externe veiligheid worden sportvelden aangemerkt als beperkt kwetsbare objecten, woningen zijn aangewezen als kwetsbare objecten.
Transport over het water en het spoor
De planlocatie bevindt zich niet binnen het invloedsgebied van een waterweg of spoorweg waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De risico’s als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over het water en het spoor vormen derhalve geen belemmering voor het plan. Een verantwoording is niet aan de orde.
Transport over de weg
Op ca. 100 m van het plangebied is de rijksweg A12 gelegen, waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het plaatsgebonden risico en het PAG vormen geen aandachtspunt voor de planontwikkeling. Gezien de ligging binnen 200 m van de weg, is middels de vuistregels van de HART aangetoond dat de hoogte van het groepsrisico als gevolg van de weg lager is dan 0,1 maal de oriënterende waarde. Een RBMII-berekening is derhalve niet noodzakelijk.
Wel ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van de A12. De risico’s als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg (toxisch en BLEVE-scenario) dienen meegenomen te worden in een beperkte verantwoording van het groepsrisico.
Buisleidingen
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van twee hogedrukaardgasleidingen. De invloed van de beoogde ontwikkeling op de hoogte van het groepsrisico dient kwantitatief te worden bepaald met behulp van het rekenprogramma CAROLA. Door Kragten is middels een CAROLA-berekening bepaald welke effecten de beoogde ontwikkeling heeft op de hoogte van het groepsrisico van de betreffende buisleiding, zie bijlagen bij toelichting bijlage 5.
Uit de berekeningen volgt dat het plangebied niet is gelegen binnen een plaatsgebonden 10-6 risicocontour van een buisleiding. Het plangebied ligt wel (deels) binnen de 1% letaliteitsafstand voor externe veiligheid van de buisleidingen A-553-deel-1 en A-803-deel-1, zodat de invloed van het plan op de hoogte van het groepsrisico voor deze buisleidingen is bepaald. Het plangebied ligt buiten de 100% letaliteitsafstand van beide buisleidingen.
Voor beide buisleidingen geldt dat, ter hoogte van het plangebied, zowel in de huidige als in de toekomstige situatie, geen groepsrisico wordt berekend. Het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen vormt derhalve geen belemmering voor de planrealisatie. In artikel 12 lid 3 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen juncto artikel 8 van de Regeling externe veiligheid buisleidingen is opgenomen wanneer sprake is van het verantwoorden van het groepsrisico. In onderhavige situatie is sprake van een beperkte verantwoordingsplicht. Voor een verantwoording van het groepsrisico moet door het bevoegd gezag advies worden gevraagd bij de regionale brandweer/Veiligheidsregio. Hierbij kan vanuit goede ruimtelijke ordening opgemerkt worden dat de woonwijk binnen het plangebied, met een concentratie van personen aan de zuidzijde, reeds zo ver mogelijk van de risicobronnen is gesitueerd. Bovendien is vluchten van de risicobron af mogelijk.
Aan de noordzijde van het plangebied bevindt zich bovendien een buisleiding van Defensie Pijpleiding Organisatie (DPO). Door deze buisleiding vindt transport van kerosine plaats. Deze leiding is reeds in het vigerende bestemmingplan ‘Zuidplas Noord’(vastgesteld 16-06-2009) opgenomen. Hierbij is tevens een gebiedsaanduiding – veiligheidszone leiding – brandstof -risicozone 1 en -risicozone 2 opgenomen. Binnen deze zones worden geen (beperkt) kwetsbare objecten gerealiseerd.
Inrichtingen
In de omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig waarvan het invloedsgebied tot over het plangebied reikt. De risico’s als gevolg van inrichtingen vormen geen belemmering voor de planontwikkeling. Een verantwoordingsplicht is derhalve niet aan de orde.
Hoogspanningslijn
Het plangebied is niet gelegen in een indicatieve magneetveldzone van een hoogspanningslijn.
Kwetsbare groepen
Bijzondere aandacht gaat uit naar kwetsbare groepen. Zoals aangegeven in het Besluit kwaliteit leefomgeving is daarvan bijvoorbeeld sprake in het geval van kinderopvang, zoals dat in het voorliggende bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt binnen de bestemming 'Sport'. Hiervoor wordt op advies van de Omgevingsdienst Midden-Holland en ook gezien de Visie Externe Veiligheid van de gemeente Zuidplas uitgegaan van de 100% letaalzone gasleidingen en van 200 meter vanaf de A12. Op onderstaande afbeelding zijn de betreffende contouren weergegeven.

Contouren Externe Veiligheid: 200 meter contour A12 (blauwe lijn) en 100% letaalzone gasleidingen (blauwe stippellijn) (bron: ODMH, 17 maart 2022)
In het voorliggende bestemmingsplan wordt op deze reden de 200 meter zone van A12 aangehouden voor de aanduiding ‘veiligheidszone – weg’. Hierbij is de regels opgenomen dat binnen die aanduiding geen ‘zeer kwetsbare gebouwen’ mogen worden gebouwd of gebruikt als ‘zeer kwetsbaar gebouw’.
Verantwoording van het groepsrisico
Door Kragten is een notitie omtrent de verantwoording van het groepsrisico opgesteld, zie bijlagen bij toelichting bijlage 6. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen.
Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) geeft de regionale brandweer/Veiligheidsregio een wettelijke adviestaak bij het invullen van de verantwoordingsplicht. Het advies van de regionale brandweer/ Veiligheidsregio gaat vooral over het groepsrisico en mogelijkheden om een ramp of zwaar ongeval te voorkomen of de omvang ervan te beperken en de zelfredzaamheid van personen te vergroten. De verantwoording van het groepsrisico heeft betrekking op de ligging in de nabijheid van een buisleiding en de ligging binnen het invloedsgebied van de A12.
De verantwoording wordt beoordeeld door de Veiligheidsregio.
Conclusie
Gezien het voorgaande vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Wel is de aanduiding ‘veiligheidszone – weg’ opgenomen, waar geen ‘zeer kwetsbare gebouwen’ mogen worden gebouwd of gebruikt als ‘zeer kwetsbaar gebouw’.
De diverse gebiedsaanduidingen uit het geldende bestemmingsplan zijn, nu het aspect externe veiligheid nader is onderzocht, niet meer overgenomen. Dat betreft: 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen - weg - risicozone 1', 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen - weg - risicozone 2', 'Veiligheidszone - leiding - gas - risicozone 2' en 'Veiligheidszone - bevi - risicozone'.
4.7 Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer gaat paragraaf 5.2 over luchtkwaliteit en staat ook wel bekend als de ‘Wet luchtkwaliteit’. Deze wet maakt onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in een de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 % bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) (1,2 µg/m³) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 % bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 woningen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen'.
Een belangrijk onderdeel voor de verbetering van de luchtkwaliteit is het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Binnen dit NSL, dat sinds 1 augustus 2009 in werking is, werken het Rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.
Vanaf 1 januari 2015 geldt er ook een grenswaarde voor een kleinere fractie van fijn stof namelijk PM2,5. De grenswaarde voor PM2,5 bedraagt 25 µg/m³. Gezien het grote verschil tussen de grenswaarde en de achtergrondconcentratie zullen overschrijdingen van deze grenswaarde niet vaak voorkomen. Het blijkt dat als de grenswaarde voor PM10 niet wordt overschreden, er geen overschrijding van de grenswaarde voor PM2,5 zal zijn. Het is de verwachting dat door het schoner worden van de autotechniek de concentratie van met name stikstofdioxide in de toekomst nog verder afneemt.
Besluit gevoelige bestemmingen
Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Het Besluit gevoelige bestemmingen is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer. Met het Besluit wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale- en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening.
Het Besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), in het bijzonder kinderen, ouderen en zieken. Indien een project betrekking heeft op een gevoelige bestemming en geheel of gedeeltelijk is gelegen op een afstand van 300 m aan weerszijden van rijkswegen en 50 m langs provinciale wegen (gemeten vanaf de rand van de weg) mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een gevoelige bestemming niet toenemen als overschrijding van de grenswaarden voor PM10 of NO2 dreigt/plaatsvindt.
De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming:
- scholen;
- kinderdagverblijven;
- verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen.
Het gaat niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten.
In het kader van het opstellen van een bestemmingsplan moeten er twee aspecten in beeld gebracht worden. Ten eerste of de luchtkwaliteit de nieuwe functie toelaat. Ten tweede moet bekeken worden of het plan de luchtkwaliteit ‘niet in betekenende mate’ verslechtert. Indien het plan wel ‘in betekenende mate’ bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit, is het van belang om te toetsen of de grenswaarden niet overschreden worden. Indien geen overschrijding van de grenswaarden plaatsvindt, kan het plan alsnog gerealiseerd worden.
Planspecifiek
De ontwikkeling kan gezien de beperkte omvang, aangemerkt worden als een NIBM-project. Toetsing van het aspect luchtkwaliteit is daardoor, op grond van artikel 4 van de Regeling NIBM, niet noodzakelijk. Het project heeft ‘niet in betekenende mate’ invloed op de luchtkwaliteit ter plaatse.
Door SWECO is een onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteit (SWECO, 21 september 2020, zie bijlagen bij toelichting bijlage 7). Op basis van de GCN-kaarten en de gegevens uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in het plangebied voldaan wordt aan de grenswaarden voor NO2, PM10 en PM2,5 De hoogste concentraties zijn berekend vlak langs de rijksweg A12.
Conclusie
Gezien de uitkomsten uit het luchtonderzoek, kan geconcludeerd worden dat er in het plangebied sprake is van een acceptabele luchtkwaliteit.
4.8 Ecologie
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is per 1 januari 2017 de huidige Flora- en faunawet samen met de Boswet en Natuurbeschermingswet vervangen door de Wet natuurbescherming (Wnb). Onder de Wet natuurbescherming vervallen de huidige tabellen 1, 2 en 3 waarin de beschermde soorten zijn opgenomen. Tevens zijn er circa 200 soorten niet langer beschermd en worden enkele bedreigde soorten toegevoegd. De soortenbescherming binnen de Wet natuurbescherming is opgedeeld in de volgende beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Voor alle beschermde soorten geldt een ontheffingsplicht. Het bevoegd gezag (de provincie) kan voor de soorten die zijn opgenomen in het ‘beschermingsregime andere soorten’ een vrijstellingsbesluit nemen en hierin onderscheid maken tussen meer en minder strikt beschermde soorten.
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
Planspecifiek
De beoogde ontwikkeling heeft mogelijk een negatief effect op beschermde flora en fauna (soortenbescherming), beschermde natuurgebieden (gebiedsbescherming) en/of beschermde houtopstanden. Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling geldt de wettelijke verplichting onderzoek te verrichten naar de aanwezigheid van beschermde flora en fauna en de mogelijke effecten van de ruimtelijke ingreep daarop. Derhalve is een quickscan flora en fauna uitgevoerd (Blom Ecologie B.V., 30 april 2021, zie bijlagen bij toelichting bijlage 8).
Soortenbescherming
De planlocatie heeft geen essentiële betekenis voor beschermde soorten. De planlocatie is mogelijk geschikt leefgebied voor algemene zoogdieren, foeragerende vleermuizen, amfibieën, insecten en broedvogels welke niet beschermd zijn (behoudens de Algemene zorgplicht) onder de Wet natuurbescherming.
Gebiedsbescherming
De planlocatie maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied, het Natuurnetwerk Nederland of een Belangrijk weidevogelgebied en er zijn geen karakteristieke landschapselementen aanwezig. Gelet op de aard van de werkzaamheden, de afstand tot de gebieden en de beoogde situatie is van externe werking op omliggende Natura 2000-gebieden geen sprake.
Stikstofdepositie
De onderhavige ontwikkelingen gaan gepaard met een stikstofuitstoot. Op een afstand van 10 km bevindt zich het Natura 2000-gebied 'De Wilck', maar in dit gebied komen geen stikstofgevoelige habitattypen voor. Het Natura 2000-gebied 'Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein' bevindt zich op een afstand van ca. 11,4 km tot het plangebied. De effecten van stikstofemissie zijn inzichtelijk gemaakt middels een AERIUS-berekening.
Uit de berekening met de AERIUS Calculator versie 2021 (Buro SRO, 31 januari 2022, zie bijlagen bij toelichting, bijlage 9) blijkt dat de stikstofdepositie als gevolg van de beoogde ontwikkelingen geen significante gevolgen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden. Daarmee is er geen vergunning nodig in het kader van de Wet natuurbescherming. Met het oog op de Wet natuurbescherming is het plan uitvoerbaar.
Houtopstanden
Op de planlocatie zijn geen houtopstanden aanwezig waarvoor bij kap een meldingsplicht geldt in het kader van de Wet natuurbescherming.
Uitvoerbaarheid
De beoogde ontwikkeling leidt niet tot overtreding van soortenbescherming, gebiedsbescherming en houtopstanden in het kader van de Wnb. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de (mogelijke) aanwezigheid van foeragerende vleermuizen en algemene broedvogels (in het kader van Algemene zorgplicht). Voor deze soorten dienen onderstaande maatregelen te worden getroffen om effecten te voorkomen:
- Tijdens de werkzaamheden moet voorzichtig worden gehandeld met alle voorkomende flora en fauna (Algemene zorgplicht).
- Wanneer ondanks zorgvuldig handelen, onderzoek en advies schade lijkt te ontstaan voor beschermde flora en fauna, dient direct contact opgenomen te worden met een ter zake deskundige.
- Er wordt gelegenheid gegeven aan dieren, die tijdens de werkzaamheden worden gevonden, te vluchten of zich te verplaatsen naar een schuilplaats buiten het bereik van de werkzaamheden.
- De planlocatie tijdens de werkzaamheden en in de nieuwe situatie bij voorkeur niet verlichten en in de periode april-oktober de werkzaamheden tussen zonsopgang en zonsondergang uitvoeren (buiten schemerperiodes). Mocht verlichting noodzakelijk zijn hierbij een vleermuisvriendelijke verlichtingswijze toepassen (amberkleurig licht, lichtbundel nederwaarts richten, toepassen geconvergeerde lichtbundel).
- De werkzaamheden opstarten/uitvoeren buiten het broedseizoen van vogels (medio maart t/m medio juli). Als de werkzaamheden in het broedseizoen worden uitgevoerd dient voor de aanvang door een ter zake deskundig gecontroleerd te worden of er broedvogels aanwezig zijn. E.e.a. op aanwijzing van deskundige. Als dit niet mogelijk is dienen de potentiële nestlocaties buiten het broedseizoen ongeschikt gemaakt te worden.
Conclusie
Het realiseren van een sportpark, ca. 212 woningen en bijbehorende landschapsinrichting aan de Swanlaweg te Zevenhuizen is uitvoerbaar zoals bepaald in de Wro (art. 3.1.6 Bro).
4.9 Archeologie
In 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet ingegaan totdat de Omgevingswet in werking treedt. De Erfgoedwet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Onder andere de Monumentenwet is hierin opgegaan. Op basis van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Artikel 5.10 lid 1 van de Erfgoedwet stelt namelijk: 'Degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, meldt dit zo spoedig mogelijk bij Onze Minister'.
Archeologische beleidsadvieskaart
Voor de verschillende archeologische verwachtingswaarden is een archeologie beleid opgesteld. De archeologische beleidsadvies kaart is afgeleid uit de archeologische verwachtingskaart, waarbij de beleidsadviezen in de legenda zijn opgenomen. Door nieuwe inzichten, ontwikkelingen en uitgevoerde onderzoeken is deze kaart aan verandering onderhevig en hebben diverse actualisaties plaatsgevonden. Het meest recente geactualiseerde archeologiebeleid is vastgelegd in de in juni 2017 opgestelde nota “Actualisatie archeologische beleidskaart gemeente Zuidplas”, dat als aanvulling op de in 2010 vastgestelde beleidsnota gezien dient te worden. In januari 2018 zijn nog enkele redactionele wijzigingen aan deze nota aangebracht. Op 6 maart 2018 is het paraplubestemmingsplan 'Parapluherziening Archeologie' vastgesteld. Dit paraplubestemmingsplan vormt de juridische vertaling van het geactualiseerde archeologiebeleid, waarbij de vastgestelde archeologische beleidskaart de basis vormt voor de bij deze parapluherziening behorende verbeelding.
Aan de hand van de archeologische verwachtingenkaart en beleidskaart is per gebied bepaald of en wanneer archeologisch (voor)onderzoek verplicht is. Het gemeentelijk archeologisch beleid voorziet in vier categorieën, met bijbehorende oppervlakte- en dieptecriteria.
Planspecifiek
Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is er een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (Jongste Projectmanagement & Advies, d.d. 10-01-2021, zie bijlagen bij toelichting bijlage 10).
Het gebied is in de nieuwe tijd grotendeels afgegraven ten behoeve van turfwinning en tot in de 19e eeuw was sprake van open water (Waddinxveener- en Nieuwkerkerplas). Hierdoor zijn naar alle waarschijnlijk mogelijke resten uit de late prehistorie ingebed in het oorspronkelijke veenpakket verdwenen. Wel moet rekening worden gehouden met resten uit het laat-mesolithicum en het vroeg-neolithicum ingebed in de top van de Gouderakse stroomgordel waarop elders in het gebied van Zuidplas en Gouda vindplaatsen uit die periode zijn vastgesteld.
De diepte waarop deze vindplaatsen zijn aangetroffen bedraagt 2-2,5 m beneden maaiveld. In beide gevallen gaat het om locaties waar geen of nauwelijks veenafgraving heeft plaatsgevonden. Vermoedelijk is dat wel het geval in het plangebied. Daarom is het van belang ook de NAP-waarde in het onderzoek mee te nemen. Uitgedrukt in NAP kunnen archeologische resten worden aangetroffen op 7,90 m – NAP en ca. 8,5 m – NAP ligt. Het maaiveld in het plangebied ligt op 4,70 m – NAP, zodat de top van de Gouderakse stroomgordel kan worden aangetroffen tussen 3,2 en 3,8 m beneden maaiveld.
Onduidelijk is of bij het afvenen van het gebied in de 17e en 18e eeuw het complete veenpakket is verdwenen. Op basis van de AHN bestaat het vermoeden dat in ieder geval langs de Swanlaweg mogelijk nog resten van het veen aanwezig zijn. In dat geval kunnen er archeologische resten uit de late prehistorie of vroeg-historische tijden te verwachten zijn.
Inventariserend veldonderzoek
Er is ten behoeve van de beoogde ontwikkeling een inventariserend veldonderzoek, verkennende fase uitgevoerd (IDDS, d.d. 14 mei 2021, zie bijlagen bij toelichting, bijlage 11).
Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat er in het plangebied één potentieel archeologisch niveau aanwezig is. Dat niveau betreft de top van de oeverwal die behoort bij de stroomrug Zuidplas. De top van de oever(wal)afzettingen ligt tussen 2,3 en 3,4 m -mv (-6,8 tot -7,8 m NAP).
In tegenstelling tot het bureauonderzoek blijkt uit het booronderzoek dat de afzettingen in het plangebied die zijn geïnterpreteerd als behorende tot de stroomgordel Zuidplas verder noordelijk liggen. Dat betekent dat de hoge archeologische verwachting niet in het zuidelijk deel van het plangebied ligt, maar verder noordelijk. Namelijk op de plek van de oever(wal)afzettingen die behoren tot de stroomgordel Zuidplas. Daarnaast blijkt uit het booronderzoek dat eventuele archeologische waarden minder diep kunnen liggen (vanaf ca. 2,3 m -mv/ -6,8 m NAP) dan werd verwacht op basis van het bureauonderzoek (3,2 tot 3,8 m). Op basis van het huidige onderzoek kan echter het volledige landschap en de vorm en ligging van alle eenheden niet exact worden gereconstrueerd. In het onderzoek is in de bijlage een mogelijke ligging van de restgeul en oeverzone van de stroomgordel Zuidplas weergegeven in het plangebied.
Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek adviseert IDDS Archeologie om vervolgonderzoek uit te laten voeren. IDDS Archeologie adviseert om de exacte omvang en vorm van de oever(wal)zones van de stroomgordel Zuidplas binnen het plangebied in kaart te brengen door middel van een aanvullend verkennend archeologisch booronderzoek. Dit onderzoek moet bestaan uit boringen in een dicht boorgrid binnen het gebied waar de oever(wal)zones van de stroomgordel worden verwacht. Daarmee kan nauwkeurig worden bepaald welke geplande ontwikkelingen samenvallen met deze oever(wal)zones en of deze ontwikkelingen een bedreiging vormen voor eventuele archeologische waarden.
Daarnaast adviseert IDDS Archeologie om, nadat de ligging van de oever(wal)zones van de stroomgordel Zuidplas in kaart zijn gebracht, een karterend archeologisch booronderzoek uit te voeren voor alleen die locaties waar de oever(wal)zones worden bedreigd door de geplande ingrepen. Het doel van het karterende booronderzoek is om na te gaan of er archeologische resten aanwezig zijn in die oever(wal)afzettingen.
Archeologie-duurzaam bouwen
Door Green Archaeology is het 'Preadvies archeologie-duurzaam bouwen Swanla Driehoek Zevenhuizen' (d.d. 16 juli 2021) opgesteld: zie bijlagen bij toelichting, bijlage 12. Deze notitie gaat in op de verschillende bodemverstorende activiteiten die naar verwachting zullen plaatsvinden, waarbij per activiteit wordt aangegeven met welke factoren rekening moet worden gehouden en welke eisen er worden gesteld aan de werkzaamheden. Deze eisen zijn gebaseerd op overleg met het bevoegd gezag (Omgevingsdienst Midden-Holland, d.d. 5 juni 2021), de Handreiking archeologievriendelijk bouwen van de Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed (Roorda et al. 2016), de in Gouda gehanteerde richtlijnen voor archeologieduurzaam bouwen (Groenendijk 2011) en de expertise op het gebied van archeologieduurzaam bouwen.
Het preadvies dient als richtlijn voor het verdere technische ontwerp van het bouwplan en als onderbouwing voor het nieuwe bestemmingsplan voor het gebied. Het betreft dan alleen het gedeelte van het bouwplan dat binnen het tijdens het vooronderzoek vastgestelde archeologische gebied valt. Daarbuiten gelden geen archeologische eisen.
Omgevingsdienst Midden-Holland heeft geadviseerd om vooralsnog geen karterende en waarderende onderzoeksfase te laten plaatsvinden en om in te zetten op archeologievriendelijk funderen, zoals bedoeld in de notitie van Green Archaeology. Op basis van het technische ontwerp van de woningen, inclusief palenplan en funderingsdiepte, zal een tweede notitie worden opgesteld, waarin specifiek voor deze locatie en deze werkzaamheden wordt onderbouwd waarom het bouwplan geen noemenswaardige verstoring van de archeologische waarden oplevert. Die notitie zal bij het aanvragen van de omgevingsvergunning worden gebruikt om te beargumenteren dat er verder geen archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Conclusie
Er wordt ingezet op archeologievriendelijk/archeologieduurzaam bouwen, waarvoor in het kader van de omgevingsvergunningen de benodigde onderbouwingen worden geleverd. Om die reden wordt in het toekomstige woon- en sportgebied een archeologische dubbelbestemming opgenomen. Deze is gebaseerd op het inventariserend veldonderzoek, verkennende fase van IDDS. In het voorliggende bestemmingsplan is dit vertaald naar de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3a'. De bestemmingsregeling is gebaseerd op de 'Parapluherziening Archeologie', maar aangepast omdat eventuele archeologische waarden minder diep kunnen liggen dan verwacht (ca. 2,3 m -mv) en dan opgenomen in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' (3 m).
In de zone ten westen van de Swanlaweg geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'.
Het aspect archeologie vormt geen belemmering in het kader van het bestemmingsplan.
4.10 Waterparagraaf
Op Rijksniveau en Europees niveau, maar ook op regionaal en lokaal niveau zijn veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport ‘Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21e eeuw’ (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
- vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd.
- schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
Waterwet
Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de ‘watersysteembenadering’. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Het doel van de Waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water. Via de Waterwet gelden verschillende algemene regels. Niet alles is onder algemene regels te vangen en daarom is er de integrale watervergunning. In deze integrale watervergunning zijn zes vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) opgegaan in één aparte watervergunning.
Nationaal Water Programma
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Water Programma vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Water Programma geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2022-2027 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Water Programma richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2022-2027 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Waterbeheerprogramma 2022-2027
Het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard is verantwoordelijk voor het waterbeheer in het gebied tussen Zoetermeer, Gouda, Schoonhoven en Rotterdam. Op 26 januari 2022 heeft het algemeen bestuur van het hoogheemraadschap het Waterbeheerprogramma 2022-2027 vastgesteld. In het Waterbeheerprogramma worden de ambities van het hoogheemraadschap voor de komende jaren weergegeven. Met het waterbeheerprogramma worden allereerst veel van de taken van het waterschap op dezelfde wijze voortgezet. Het waterschap gaat zich de komende jaren richten op ook op de lange termijn te voldoen aan de doelen waarvoor waterschappen zijn opgericht:
- het voorkomen en waar mogelijk beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste;
- het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen;
- vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen;
- het zuiveren van afvalwater.
Het waterbeheer staat daarnaast voor een grote veranderopgave als gevolg van tal van grote ontwikkelingen. Om te kunnen blijven werken aan ‘droge voeten en schoon water’, moet het hoogheemraadschap zich nog nadrukkelijker en soms met nog meer inzet richten op deze ontwikkelingen. Het hoogheemraadschap gaat aan de hand van drie thema's voor de toekomst aan de slag met deze veranderopgave:
- Een veilige en aantrekkelijke leef- en werkomgeving voorbereid op de verandering van het klimaat in 2027
- Een duurzaam waterschap voor de wereld van morgen in 2027
- Water en waterschap als onderdeel van de samenleving in 2027
Beleid Waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen 2012
De Verenigde Vergadering van het hoogheemraadschap heeft op 27 juni 2012 het Beleid Waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen 2012 vastgesteld. Dit beleid heeft tot doel om ongewenste effecten van verhardingstoename op het watersysteem te voorkomen. Een belangrijk ongewenst effect van verhardingstoename is de versnelde afvoer van neerslag. Voor verschillende ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorwaarden beschreven om de te verwachten effecten op het watersysteem te compenseren.
Er wordt onderscheid gemaakt in drie typen plannen: kleine, middelgrote en grote ruimtelijke ontwikkelingen. Onderstaand is per type toegelicht hoe HHSK omgaat met de typen ruimtelijke ontwikkelingen:
- Kleine plannen: Plannen met een verhardingstoename tot 500 m²
- Middelgrote plannen: Plannen met een verhardingstoename groter dan 500 m² en
kleiner dan 10 hectare bruto planoppervlak - Grote plannen: Een plan groter dan 10 hectare bruto planoppervlak
Keur en Beleidsregels
Op grond van de Waterwet is van Schieland en de Krimpenerwaard als waterschap bevoegd via een eigen verordening, de Keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beïnvloeden. Denk hierbij aan handelingen in of nabij:
- waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden);
- watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken);
- andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen);
- de bodem van kwelgevoelige gebieden;
Maar ook aan:
- Onttrekken en lozen van grondwater;
- Het aanbrengen van verhard oppervlak.
De Keur vermeldt expliciet welke handelingen vergunningplichtig zijn en welke aan algemene regels of aan de zorgplicht moeten voldoen. Wie bv. op een waterkering wil bouwen, moet een watervergunning aanvragen bij hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (én een omgevingsvergunning bij de gemeente). In de uitvoeringsregels die bij de Keur horen is dit nader uitgewerkt.
Waterplan Zuidplas
Het waterplan, een gezamenlijk project van de gemeente Zuidplas en het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, is opgesteld om maatregelen te nemen die zorgen voor droge voeten en een goede waterkwaliteit in de gemeente Zuidplas. Dat laatste is belangrijk voor de in en om het water levende planten en dieren, de landbouw en het recreatief medegebruik.
Het waterplan heeft als resultaat een gezamenlijke visie en de uitwerking van de visie tot een concreet maatregelenprogramma met hierin een tijdsplanning, kostenraming en kostenverdeling. Ook de ruimtelijke consequenties van het waterbeleid worden aangegeven in het waterplan.
In het waterplan wordt ingegaan op de bouwstenen: waterkwantiteit, waterveiligheid, waterketen en riolering, grondwater, oppervlaktewater en ecologie, beheer en onderhoud stedelijk water, waterbeleving en recreatie en water en Ruimtelijke Ordening.
Watertoets
De watertoets omvat het afstemmingproces tussen de planontwikkelaar en de waterbeheerder. Het doel van deze afstemming is het element water een volwaardige plek te geven bij ruimtelijke ontwikkelingen. Dit is nodig om eventuele negatieve effecten op de waterhuishouding te voorkomen en kansen voor een betere waterhuishouding te benutten. De meest belangrijke onderdelen van de watertoets zijn: een advies van de waterbeheerder bij ruimtelijke ontwikkelingen en een waterparagraaf.
Planspecifiek
Watersysteem
In de Swanladriehoek krijgt de nieuwe woonbuurt het zelfde waterpeil als de bestaande woonbuurt Groot Swanla. Dit betekent dat een bestaande houten waterkering (stuw) ter hoogte van de bestaande rotonde zal komen te vervallen zodat er een doorlopende sloot met het zelfde waterpeil rondom kan komen te liggen. Dit heeft gunstige effecten op de bestaande waterkwaliteit. Het waterpeil van het noordelijk gelegen sportdeel blijft conform bestaande situatie. De nieuwe sloten en waterpartijen in dit deel van het plangebied zullen op dit bestaande waterpeil worden aangelegd. Midden door de woonbuurt worden tevens watergangen geïntroduceerd, zoals het doortrekken van de watergang langs de Knibbelweg en de watergeul die door de parkscheg loopt en uitkomt bij de watertuin. Grotere waterpartijen in de Parkscheg kunnen zorgen voor buffercapaciteit bij hevige regenval.
De navolgende afbeelding toont de peilgebieden voor het project.

Peilgebieden (bron: ECHO Urban Design, bewerkt door: Waalpartners)
Watercompensatie
Het voorliggende plan valt onder de categorie 'middelgrote plannen'. Voor middelgrote plannen past HHSK een gestandaardiseerde berekeningsmethode toe op basis van de normen voor waterkwantiteit. Door middel van de volgende berekening kan de benodigde watercompensatie bepaald worden: netto norm (%) = bruto norm (%) * oppervlakte plangebied (m²) / oppervlakte verhardingstoename (m²). Om de toename van de verharding en de benodigde watercompensatie te bepalen is een verhardingsbalans opgesteld. Dit is ook nader afgestemd met het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.
De navolgende tabel toont de verhardingsbalans voor het woningbouwdeel van het project.
Oppervlak (m²) | Totalen (m²) | |
Uitgeefbaar | 28.745 | |
Daken | 10.712 | |
Tuinen (waarvan 50% verhard) | 18.033 | |
Openbare infrastructuur | 17.119 | |
Wegen | 6.336 | |
Parkeren | 2.340 | |
Fietspad | 1.417 | |
Voetpad | 5.260 | |
Woonhof (erf) | 1.300 | |
Wandelpad | 466 | |
Water & groen | 19.282 | |
Nieuw water te graven | 5.174 | |
Bestaand water te handhaven | 743 | |
Dempen/graven water | 0 | |
Groenoppervlak | 13.365 | |
Totaal oppervlak | 65.146 | |
Verhard oppervlak | 36.848 | |
Percentage verhard oppervlak | 57% | |
Benodigde compensatie | 5.159 | |
Surplus water | 15 |
In totaal is er een toename aan verharding van 36.848 m². Daarvan dient conform de eisen van het hoogheemraadschap minimaal 14% (per m² toename verharding) gecompenseerd te worden, wat neerkomt op 5.159 m² aan oppervlaktewater. Het voorgenomen plan voorziet in de realisatie van 5.174 m² aan oppervlaktewater. De invulling hiervan wordt gerealiseerd in de bestemming groen in het woongedeelte (het hogere peilvak), zoals tevens op bovenstaande afbeelding weergegeven. Hiermee wordt er voldaan aan de benodigde compensatie-opgave.
De navolgende tabel toont de verhardingsbalans voor het sportparkdeel van het project.
Oppervlak (m²) | Totalen (m²) | |
Uitgeefbaar | 0 | |
Daken | 0 | |
Tuinen (waarvan 50% verhard) | 0 | |
Openbare infrastructuur | 17.107 | |
Wegen | 6.828 | |
Parkeren | 4.569 | |
Fietspad | 3.147 | |
Voetpad | 517 | |
Wandelpad (park) | 2.046 | |
Sportinvulling (verhard) | 41.644 | |
Sportcomplex | 1.410 | |
Verharding sportcomplex | 8.791 | |
Sportvelden tennis en sporthal | 8.253 | |
Sportveld voetbal 50% | 23.190 | |
Water & groen | 100.549 | |
Nieuw water te graven | 7.079 | |
Bestaand water te handhaven | 1.219 | |
Dempen/graven water | 0 | |
Groenoppervlak | 69.066 | |
Sportveld voetbal (onverhard) | 23.185 | |
Totaal oppervlak | 159.300 | |
Verhard oppervlak | 58.751 | |
Percentage verhard oppervlak | 37% | |
Benodigde compensatie | 2.938 | |
Surplus water | 4.141 |
In totaal is er een toename aan verharding van 58.751 m². Daarvan dient conform de eisen van het hoogheemraadschap minimaal 5% (per m² toename verharding) gecompenseerd te worden, wat neerkomt op 2.938 m² aan oppervlaktewater. De invulling hiervan wordt gerealiseerd in de bestemming groen van het sportparkdeel (het lagere peilvak). Hiermee wordt er voldaan aan de benodigde compensatie-opgave.
Afstemming met hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Het hoogheemraadschap heeft ten behoeve van deze ontwikkeling de notitie 'Inrichting watersysteem ’t Verlaat in Zevenhuizen' (d.d. 27 januari 2022) opgesteld, waarbij de herontwikkelingen van zowel de Swanladriehoek als die van Van 't Verlaat-Leliestraat in samenhang in ogenschouw zijn genomen. HHSK constateert dat de duiker bij de kruising van de Knibbelweg en de Noordelijke Dwarsweg nu al een knelpunt vormt en niet voldoet aan de afvoernormen van het hoogheemraadschap. Om het water op een verantwoorde wijze richting het noorden af te voeren zijn aanpassingen nodig, zoals het verbreden van de watergang tussen de Swanladriehoek en de kassen tot een breedte van minimaal 4 meter en met een diepte van minimaal 0,6 m. In het stedenbouwkundige plan en in het voorliggende bestemmingsplan is rekening gehouden met deze verbreding.
De watercompensatie en algehele waterparagraaf is afgestemd met het hoogheemraadschap en zij kunnen instemmen met het voorliggende initiatief.
Waterafvoer
Het voornemen is om de toekomstige bebouwing aan te sluiten op een gescheiden rioleringsstelsel, waarbij het afvalwater aangesloten wordt op het gemeentelijk rioolstelsel. Het hemelwater wordt geïnfiltreerd in de bodem en afgevoerd naar de naastgelegen watergangen. Hierbij worden geen uitlogende materialen gebruikt.
Waterkeringen
Uit het raadplegen van de legger van hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard blijkt dat de Ringvaart van de Zuidplaspolder een primaire waterkering betreft. Voor zover gelegen binnen het plangebied is hieraan de dubbelbestemming ‘Waterstaat – Waterkering’ toegekend. Verder zijn er binnen en in de directe omgeving van de planlocatie geen regionale en/of primaire waterkeringen aanwezig.
De navolgende afbeelding toont een uitsnede van de legger van hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.

Uitsnede legger hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (bron: hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard)
Conclusie
Gelet op het voorgaande kan gesteld worden dat het aspect water geen belemmeringen veroorzaakt voor de beoogde ontwikkeling.
4.11 Verkeer En Parkeren
Onderdeel van een goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogde nieuwe project op de verkeersstructuur en het parkeren in en rondom het plangebied.
4.11.1 Verkeer
Voor het maken van een inschatting van de hoeveelheid autoverkeer dat wordt gegenereerd bij ruimtelijke ontwikkelingen, zijn kencijfers verkeersgeneratie ontwikkeld. Onder verkeersgeneratie wordt hierbij verstaan de totale hoeveelheid gemotoriseerd verkeer (exclusief openbaar vervoer) die gedurende een gekozen tijdsperiode naar de beoogde ontwikkeling toe rijdt en hiervan wegrijdt.
Het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte (CROW) geeft in publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren, van parkeerkencijfers naar parkeernormen' kencijfers voor verkeersgeneratie. In de richtlijnen wordt onderscheid gemaakt op basis van de functie van de ontwikkeling (wonen, bedrijf, etc.) en op basis van de locatiekenmerken. Zodoende kan bij ruimtelijke ontwikkelingen voor vrijwel elke locatie een goed beeld worden verkregen wat de totale verkeersaantrekkende werking bedraagt.
Planspecifiek
Voor de beoogde ontwikkeling is door DTV Consultants B.V. de verkeersgeneratie inzichtelijk gemaakt en advies gegeven over de toekomstige verkeersontsluiting van het plangebied (DTV Consultants B.V., d.d. 10-03-2021, zie bijlagen bij toelichting bijlage 12).
De beoogde ontwikkeling in vorm van een sportpark en ca. 212 woningen zorgt voor een verkeersgeneratie van in totaal 2.382 motorvoertuigbewegingen per etmaal, waarvan 1.332 behorend tot de woningbouw en 1.050 behorend tot het sportpark. In het drukste uur van de avondspits zorgt de beoogde ontwikkeling voor een totale extra verkeersgeneratie van 263 motorvoertuigbewegingen, waarvan 147 behorend tot de woningbouw en 116 behorend tot het sportpark.
Zoals uit toelichting paragraaf 2.2 blijkt zal er worden voorzien in twee ontsluitingswegen op de Swanlaweg, namelijk één voor de woonbuurt en één voor de sportvoorzieningen. Door het scheiden van de ontsluitingswegen zal ongewenst zoekverkeer naar parkeerplekken in de woonbuurt zoveel mogelijk worden voorkomen. Over de beoogde ontsluiting van het plangebied middels twee nieuwe ontsluitingen op de Swanlaweg is door DTV Consultants B.V. beoordeeld op leefbaarheid, verkeersveiligheid en verkeersafwikkeling.
Doordat de woonbuurt wordt voorzien van een eigen ontsluiting zal er geen sprake zijn van doorgaand verkeer door de woonwijk. Dit komt de leefbaarheid van de woonwijk ten goede. Echter zullen de twee te realiseren kruispunten zorgen voor een hoge kruispuntdichtheid wat niet past bij de functie van de wegen en een negatief effect kan hebben op de verkeersveiligheid. Een rotonde kan dit negatieve effect beperken, maar gezien de intensiteit per ontsluiting en de afstand tussen de kruispunten is het aanleggen van twee rotondes niet wenselijk. Wat betreft
de afwikkeling, voldoet een voorrangskruispunt. Met het nieuwe ontwerp voor de ontsluiting van het plangebied wordt ook aandacht besteed aan de verkeersveiligheidsrisico's op de Swanlaweg.
In het plan voor de Swanladriehoek is voorzien in een aantal calamiteitenontsluitingen. Dat betreft in ieder geval een calamiteitenontsluiting in het verlengde van de Knibbelweg, maar ook nog in het plangebied tussen de beide delen en aan het einde van de lange doodlopende straten. De calamiteitenroutes zijn in het voorliggende bestemmingsplan toegelaten binnen de bestemming 'Groen'.
Tevens wordt voorzien in een veilige route naar het tankstation aan de overzijde van de Swanlaweg. Hiertoe wordt de oversteekplaats bij de rotonde Swanlaweg-Ambachtssingel gerealiseerd aan de noordzijde van de rotonde (zie onderstaande afbeelding). Dit past binnen de mogelijkheden van het ter plaatse geldende bestemmingsplan.

Voorstel pad naar tankstation (bron; gemeente Zuidplas)
Conclusie
Gezien het voorgaande vormt het aspect verkeer geen belemmering.
4.11.2 Parkeren
Het benodigde of gewenste aantal parkeerplaatsen bij ruimtelijke ontwikkelingen kan worden bepaald op basis van parkeerkencijfers of op basis van parkeernormen. Parkeerkencijfers zijn op de praktijk gebaseerde cijfers van de verwachte parkeerbehoefte. Parkeernormen staan voor het aantal vereiste parkeerplaatsen per type bestemming. Op basis van deze parkeernormen wordt parkeerbeleid veelal vormgegeven.
Het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte (CROW) geeft in publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' richtlijnen voor parkeernormen. In de richtlijnen wordt onderscheid gemaakt op basis van de functie van de ontwikkeling (wonen, bedrijf, etc.) en op basis van de locatiekenmerken. Zodoende kan bij ruimtelijke ontwikkelingen voor vrijwel elke locatie een goed beeld worden verkregen of voorzien wordt in voldoende (auto)parkeerplaatsen. Voorts voorziet de publicatie in minimale voorwaarden voor parkeervoorzieningen.
De gemeenteraad van Zuidplas heeft op 5 november 2019 de 'Nota Parkeernormen 2019' vastgesteld. Deze nota vervangt de Beleidsnota Parkeernormen uit 2013. Er is rekening gehouden met de nieuwe parkeerkencijfers van het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte (CROW). Bovendien zet de nieuwe nota in op meer flexibiliteit in de toepassing van kencijfers en parkeernormen door meer gebiedsgerichte en meer doelgroep specifieke normen.
Planspecifiek
In het plangebied worden de parkeerterreinen die gelegen zijn tussen de sportparken en de woonbuurt door zowel de appartementen als de gebruikers van de sportfaciliteiten gebruikt. Door middel van de aanwezigheidspercentages uit de gemeentelijke 'Nota Parkeernormen 2019' is aan de hand van verschillende tijdstippen de maximale reductie op de parkeernorm bepaald. De zondagmiddag blijkt hierin maatgevend. Bij de parkeerbehoefte van het sportdeel is uitgegaan van de (eind)situatie wanneer ook een sporthal in gebruik is. In de tussenliggende fase met een beachvolleybal op die plek, kan met minder parkeerplaatsen worden volstaan.
Uit de navolgende afbeelding blijkt dat de toekomstige parkeerbehoefte volgens de parkeernormen van de gemeente Zuidplas 623,1 parkeerplaatsen betreft. Hierbij is rekening gehouden met een reductie van de parkeernormen door het dubbelgebruik van parkeerplaatsen. Het voorgenomen plan voorziet in voldoende parkeerplaatsen binnen het plangebied om te voorzien in de parkeerbehoefte. Bij de definitieve uitwerkingen zal eveneens aangetoond worden dat voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid.
Voor wat betreft het parkeren op eigen terrein geldt een instandhoudingsplicht. De betreffende parkeerplaatsen zijn op de verbeelding voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - parkeren' en hiervoor is een regeling opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.
Overzichtstabel parkeerbehoefte (bron: ECHO Urban Design d.d. 15 augustus 2022)
Ook zal voorzien worden in voldoende fietsparkeerplekken, zoals bedoeld in de 'Nota Parkeernormen 2019'. Rekening houdend met de bezettingsgraad is de behoefte aan fietsparkeerplekken berekend op 679 stuks.

Overzichtstabel fietsparkeren (bron: ECHO Urban Design d.d. 15 augustus 2022)
Het stedenbouwkundige plan voorziet in het benodigde aantal, met een concentratie bij de twee sportverenigingen en de twee appartementengebouwen. Verder zijn de fietsparkeervoorzieningen verspreid over het woongebied. Hierbij dient ook te worden voldaan aan de kwaliteitseisen van de Leidraad Fietsparkeren (CROW publicatie 291), ten aanzien van toegankelijkheid, inrichting en bruikbaarheid.
Conclusie
Gezien het voorgaande vormt het aspect auto- en fietsparkeren geen belemmering.
4.12 Niet Gesprongen Explosieven
Uit ervaring blijkt dat circa 10 tot 15% van de gebruikte Conventionele Explosieven (CE) uit de WOll-tijd niet functioneerde en als blindganger in de bodem is achtergebleven. Een blindganger vormt een wezenlijk risico tijdens grondroerende werkzaamheden. Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is een Risicoanalyse Ontplofbare Oorlogsresten (bureauonderzoek) uitgevoerd (Bodac B.V., d.d. 28 juli 2022, zie bijlagen bij toelichting bijlage 14). Hierin wordt het onderstaande geconcludeerd.
Naar aanleiding van de Risicoanalyse is vastgesteld dat het werkgebied en het op Ontplofbare Oorlogsresten (OO) verdacht verklaarde gebied elkaar overlappen. De locatie is vanwege eerder uitgevoerd luchtfoto-onderzoek verdacht verklaard op het aantreffen van geallieerde afwerpmunitie. Specifiek worden kalibers van 250 lbs (libra pounds), 500 lbs en 1000 lbs verwacht. Uit het contra-indicatieonderzoek blijkt dat er marginale naoorlogse grondroerende werkzaamheden hebben plaatsgevonden in een groot deel van het werkgebied.
Bodac B.V. heeft een inschatting gemaakt van de te nemen vervolgstappen. Er wordt geadviseerd om na te gaan waar binnen het werkgebied, en met name het verdachte gebied, dieper geroerd gaat worden dan 4.00 m¹ minus maaiveld. De mogelijk aan te treffen afwerpmunitie kan in vergelijkbare kleibodems als in het werkgebied dieper doordringen dan de bovenste paar meters. Bodac B.V. adviseert daarom om ter plaatse van de diepere geplande werkzaamheden dieptedetectie uit te voeren. Voor de overige werkzaamheden, in de ‘toplaag’ van de bodem, wordt passieve non-realtime oppervlaktedetectie geadviseerd.
De conclusies zijn in de onderstaande afbeelding weergegeven. Voor het groene gebied (conclusie I) kunnen de werkzaamheden regulier uitgevoerd worden. Voor het paarse gebied zal (conclusie III) zal op een later moment nader onderzoek uitgevoerd worden.

Conclusie I en III (bron: Bodac B.V.)
Conclusie
Uit het onderzoek kan geconcludeerd worden dat NGE geen belemmering vormt in het kader van het bestemmingsplan.
4.13 Duurzaamheid
Het belangrijkste doel uit het Klimaatakkoord is de CO2-uitstoot in 2030 met 49% verminderd ten opzichte van 1990. In 2050 is de uitstoot van broeikasgassen zelfs met 95% afgenomen. Om de klimaatdoelen voor 2030 te behalen moet het tempo van verduurzaming omhoog.
Nederland in 2050 vrij van aardgas
Op 7 december 2016 is de energieagenda gepubliceerd door minister Kamp. De agenda schetst het beleid na 2023 dat moet leiden tot een vrijwel CO2-neutrale economie in Nederland in 2050. De agenda beschrijft de overgang naar een gasloze maatschappij. Verwarming van huizen en kantoren zal worden overgenomen door duurzame energiebronnen en koken zal in de toekomst uitsluitend nog elektrisch gebeuren.
De Wet Voortgang Energietransitie (Wet VET) schrijft voor dat nieuwbouw per 1 juli 2018 gasloos uitgevoerd dient te worden.
Energie (BENG)
De rijksoverheid stimuleert duurzaam bouwen vooral op het aspect energie. Sinds 1995 worden in het Bouwbesluit eisen gesteld ten aanzien van de energiezuinigheid van een gebouw. Vanaf 1 januari 2021 moeten alle gebouwen voldoen aan de eisen van Bijna Energieneutrale Gebouwen (BENG).
MilieuPrestatie Gebouwen (MPG)
De MilieuPrestatie Gebouwen (MPG) is een belangrijke maatstaf voor de duurzaamheid van een gebouw en is bij elke aanvraag voor een omgevingsvergunning verplicht. De MPG geeft aan wat de milieubelasting is van de materialen die in een gebouw worden toegepast. Het gaat hierbij om nieuwbouwwoningen en nieuwe kantoorgebouwen die groter zijn dan 100 m². Hoe lager de MPG, hoe duurzamer het materiaalgebruik.
De gebruikte impact van de gebruikte materialen wordt in kaart gebracht aan de hand van productiewijze van de gebruikte bouwmaterialen, het transport, de levensduur van de materialen en de manier van afdanken. Vervolgens worden alle materialen bij elkaar opgeteld. Het resultaat van een dergelijke analyse wordt uitgedrukt in de zogenaamde ‘schaduwkosten’ van het materiaal. Hoe lager de schaduwkosten, hoe duurzamer het gekozen materiaaltype. Per 1 januari 2018 geldt een maximale totale schaduwprijs van 1,0€ / m² bvo.
Provinciaal energiebeleid
Het provinciaal beleid is vastgelegd in de Provinciale Structuurvisie. Bijbehorende kaders zijn vastgelegd in de Omgevingsvisie Zuid-Holland. Het plangebied is gelegen binnen stedelijk gebied. Ten aanzien hiervan geldt dat bij de toelichting op een ruimtelijk plan een beschrijving bevat op welke wijze rekening is gehouden met energiebesparing en het toepassen van duurzame energiebronnen.
Programma van Eisen Klimaatbestendig BouwenDe provincie Zuid-Holland heeft een bouwopgave van 100.000 nieuwe woningen tot 2025. Deze grote bouwopgave biedt de kans om deze woningen klimaatbestendig te ontwikkelen en hiermee schade of duurdere herstelmaatregelen in de toekomst te voorkomen. De provincie heeft daarom in 2018 procesafspraken gemaakt met overheden, organisaties en marktpartijen in het 'Convenant Klimaatadaptief Bouwen'. Het doel van het convenant is het verminderen van wateroverlast, hittestress, droogte en bodemdaling en het vergroten van de biodiversiteit.
Eén van de convenantafspraken is het ontwikkelen van een instrumentarium om de klimaatbestendigheid van nieuwbouw te beoordelen en te bevorderen. Vooruitlopend daar op is alvast een “Minimaal Programma van Eisen” ontwikkeld, met praktische eisen om op korte termijn klimaatbestendig te kunnen ontwikkelen.
Planspecifiek
Uit toelichting paragraaf 3.3.3 blijkt dat het voorgenomen plan past binnen het 'Programma Duurzaamheid en Klimaatadaptatie' van de gemeente Zuidplas. Daarnaast zullen de woningen minimaal voldoen aan de BENG-normen en zal er gebruik gemaakt worden van duurzame installaties, goede isolatie en duurzame materialen. De woningen worden gasloos uitgevoerd.
Het openbaar gebied wordt klimaatadaptief ingericht, waarbij ook rekening wordt gehouden met het Programma van Eisen Klimaatbestendig Bouwen. Zo zorgen de grotere waterpartijen in de Parkscheg voor buffercapaciteit bij hevige regenval en is er aandacht voor biodiversiteit.
5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
5.2 Bestemmingen
De planregels van het bestemmingsplan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de geldende bestemmingsplannen.
De regels van het voorliggende bestemmingsplan zijn afgestemd op de gemeentelijke standaarden en sluiten aan op geldende en recente bestemmingsplannen van de gemeente Zuidplas. Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:
Agrarisch
Een klein deel met de bestemming 'Agrarisch', waar de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - lpg' overheen lag, is opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan. De regeling is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan 'Tweemanspolder en polder De Wilde Veenen (herziening)', afgestemd op de voorliggende situatie.
Bedrijf
Het tankstation aan de Swanlaweg 1 is opgenomen, waarbij de mogelijkheden voor de verkoop van lpg zijn komen te vervallen. Het is nu een toegespitste bestemmingsomschrijving voor een tankstation, inclusief elektrische laadpunten. Tevens is een snackshop toegelaten (bijbehorende ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca). Voorts is een regeling opgenomen voor de bestaande overkapping. Hiervoor is de ‘specifieke vorm van bedrijf – overkapping’ opgenomen, waarbij bepaald is dat de bouwhoogte maximaal 8 m mag bedragen.
Voor de rest volgt het vooral de mogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan 'Tweemanspolder en polder De Wilde Veenen (herziening)'.
Groen
De groenzones in het plangebied zijn veiliggesteld via de bestemming 'Groen'. De gebruikelijke gebruiksmogelijkheden worden geboden. Daarnaast zijn er uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - buitensport' mogelijkheden voor buitensporten, zoals een eventueel skatepark en bmx parcours, met bijbehorende kleinschalige gebouwen voor beheer en onderhoud. Daarnaast is een reservering voor een zesde veld voor de voetbalvereniging opgenomen, middels de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – zesde veld’.
Tevens zijn voet- en fietspaden en calamiteitenroutes mogelijk binnen deze bestemming, waarbij geregeld is dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - calamiteitenroute' uitsluitend een calamiteitenroute is toegelaten.
Ten behoeve van de buitensportactiviteiten zijn kleinschalige gebouwen (voor beheer en onderhoud) toegestaan, tot een maximale bebouwde oppervlakte van 25 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 4 m.
Verder zijn in verband met de bestemming, alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegelaten, zoals terreinafscheidingen en lichtmasten. Verder zijn specifieke bepalingen opgenomen voor ballenvangers, lichtmasten en reclameborden ter plaatse van aanduiding ‘specifieke vorm van groen – zesde veld’.
Op enkele plaatsen in het plangebied grenst een waterpartij of watergang direct aan een achtererf van woningen. In die gevallen worden binnen de bestemming 'Groen' mogelijkheden geboden voor vlonders ten dienste van de bestemming ‘Wonen’.
Sport
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor sportactiviteiten en daarbij behorende voorzieningen. Bovendien worden mogelijkheden geboden om buitenschoolse activiteiten te ontplooien.
Binnen de bestemming zijn ook parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden en groen- en speelvoorzieningen toegelaten. Ook ondergeschikte horeca en terrassen zijn mogelijk gemaakt, alsmede ondergeschikt gebruik voor buitenschoolse activiteiten.
In de regels zijn de bouwmogelijkheden weergegeven; de maximaal te bebouwen oppervlakte en de maximale goot- en bouwhoogten. Hierbij gelden de volgende maximale bebouwde oppervlakten: ten behoeve van voetbal 750 m², ten behoeve van tennis en padel 600 m² en voor een sporthal 1.750 m².
Er mag slechts ten dienste van de bestemming worden gebouwd en er zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten, zoals lichtmasten, speeltoestellen e.d. Voor wat betreft lichtmasten zijn deze ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - veldverlichting uitgesloten' niet toegestaan. Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om daar toch lichtmasten toe te staan, als uit een lichthinderonderzoek blijkt dat ter plaatse van de woningen Swanlaweg 46 en 48 sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Verkeer - Verblijfsgebied
Ten behoeve van de ontsluiting en parkeerplaatsen wordt de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gehanteerd. Binnen deze bestemming zijn bijvoorbeeld ook groenvoorzieningen en straatmeubilair e.d. toegelaten. Er zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals lichtmasten e.d. toegelaten.
Water
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor watergangen en waterpartijen, voorzieningen ten behoeve van de waterafvoer en waterberging, bermen en groenvoorzieningen en kunstwerken, waaronder begrepen bruggen en dammen ter ontsluiting van woonpercelen in het plangebied en calamiteitenroutes. Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Wonen
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen. Er wordt voor de bewoner ruimte geboden voor aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven, tot maximaal 30% van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m².
Tevens zijn de daarbij behorende tuinen, bijbehorende bouwwerken, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, speeltoestellen, water en kunstwerken toegestaan.
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, waarbij ook de woningtypologie (vrijstaand, twee-aaneen, aaneengebouwd en gestapeld), het maximum aantal wooneenheden per bouwvlak en de maximum goot- en/of bouwhoogten zijn vastgelegd. In de regels wordt verder geregeld dat de inhoud van een hoofdgebouw van vrijstaande en twee-aaneengebouwde woningen niet meer mag bedragen dan 750 m³. Dit is exclusief uitbouw/aanbouw/kelder. Voorts is een regeling opgenomen voor bijbehorende bouwwerken, inclusief een regeling voor erkers. Ook is een regeling opgenomen voor het overschrijden van de maximale goothoogte met 2,5 meter, mits het niet meer dan 50% van de totale gevellengte van het bouwvlak betreft.
Verder zijn in verband met de akoestische situatie voorwaardelijke verplichtingen opgenomen. Daarmee is geregeld dat de twee appartementengebouwen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gebouwgebonden afscherming' op de verdiepingen/ bouwhoogtes waar de maximale hogere waarde wordt overschreden, worden voorzien van een gebouwgebonden afscherming waarmee de geluidbelasting op de gevel met ten minste 2 dB afneemt, zoals aangegeven in het akoestische rapport. Daarnaast is vastgelegd dat de gevels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dove gevel' als dove gevels worden uitgevoerd.
Waarde - Archeologie 2 en Waarde - Archeologie 3a
De bestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3a' zijn opgenomen. De bestemmingsregelingen zijn gebaseerd op de 'Parapluherziening Archeologie'. Voor wat betreft 'Waarde - Archeologie 3a' is de diepte-eis aangepast, omdat eventuele archeologische waarden minder diep kunnen liggen dan verwacht (ca. 2,3 m -mv) en dan opgenomen in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' (3 m).
Deze bestemmingen kunnen geheel of deels komen te vervallen, als uit het archeologisch onderzoek blijkt dat geen archeologische waarden in het geding zijn. Voorts wordt hier ingezet op archeologievriendelijk/ archeologieduurzaam bouwen, waarvoor in het kader van de omgevingsvergunningen dan de benodigde onderbouwingen worden geleverd.
Waterstaat - Waterkering
Deze dubbelbestemming is toegekend aan de gronden binnen de beschermingszone van de waterkering. Op deze gronden mogen ten behoeve van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen mogen - op enkele uitzonderingen na - uitsluitend met een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag worden gebouwd. Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de betreffende waterkering, omtrent de vraag of de belangen van de waterkering niet onevenredig worden geschaad. Verder is op een vergelijkbare wijze een omgevingsvergunning vereist voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
Enkele overige regelingen
In de Algemene regels is een regeling voor het parkeren opgenomen, met een verwijzing naar de op 5 november 2019 vastgestelde 'Nota Parkeernormen 2019'. Er is bovendien bepaald dat op de gronden die op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - parkeren' een instandhoudingsplicht voor parkeervoorzieningen op eigen terrein rust.
Tevens is onder de Algemene gebruiksregels een regeling opgenomen die regelt dat uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de beeldkwaliteitsrichtlijnen van het Projectboek Stedenbouwkundig Plan, dat als bijlage 1 bij de toelichting is gevoegd.
In de Algemene aanduidingsregels is een bepaling opgenomen met betrekking tot een 200 meter zone vanaf het hart van de weg (rijksweg A12), waarvoor de aanduiding ‘veiligheidszone – weg’ is opgenomen. Hier mogen geen ‘zeer kwetsbare gebouwen’ worden gebouwd of gebruikt als ‘zeer kwetsbaar gebouw’.
6 Economische Uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan.
Planspecifiek
De betreffende gronden zijn eigendom van de gemeente Zuidplas en de ontwikkelaar Synchroon. Voor de ontwikkeling van dit plan is een grondexploitatie vastgesteld, waarin alle gronden worden ingebracht. De investeringen worden grotendeels gedekt door de verkoop van de uitgeefbare gronden. Het resterende tekort is afgedekt in de gemeentelijke reserve.
De plankosten van het bestemmingsplan komen ten laste van deze grondexploitatie. Hiermee is het kostenverhaal geborgd. Het is dus niet nodig om een exploitatieplan vast te stellen, omdat het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Dit is gebaseerd op artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening.
7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Algemeen
Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van Provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.
Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens de dag na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt vervolgens met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
7.2 Participatie
Informatieavond 13 januari 2021
Op 13 januari 2021 heeft de gemeente Zuidplas samen met initiatiefnemers; De Zevenster, Woonpartners en Synchroon een online-informatieavond georganiseerd voor Swanladriehoek en voor Van ‘t Verlaat/Leliestraat. Tijdens deze informatieavond werden geïnteresseerden bijgepraat over de ontwikkelingen, de huidige status én stonden medewerkers klaar om vragen te beantwoorden. Dat leidde tot positieve reacties, maar ook tot zorgen, met name ten aanzien van de hoogte van de appartementen en de ontsluiting van de Swanladriehoek. De tijdens deze avond gestelde vragen zijn verwerkt in 'Vragen en antwoorden - informatieavond Swanla' op de gemeentelijke website. Daarop zijn ook de presentatie van het stedenbouwkundige plan en de opname van die avond terug te vinden.
Informatieavond 29 november 2021
Tijdens de bewonersavond van 29 november 2021 werd het stedenbouwkundig plan voor de Swanladriehoek gepresenteerd. In de uitwerking van dit plan is de input meegenomen die is opgehaald tijdens de eerste informatiebijeenkomst en tijdens de gesprekken met de klankbordgroep. Tijdens deze avond waren de leden van de projectgroep van Synchroon, ECHO Urban Design en de gemeente Zuidplas aanwezig. De presentatie van het stedenbouwkundig plan en de opname van die avond zijn te vinden op de gemeentelijk website, evenals het Consultatiedocument waarin ingegaan wordt op de vragen en antwoorden zoals die aan bod zijn gekomen.
7.3 Vooroverleg
In het kader van het vooroverleg, zoals bedoeld in artikel 3.1.1 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening, is het voorontwerpbestemmingsplan verstuurd naar verschillende vooroverlegpartners.
Tot op heden zijn reacties ontvangen van gemeente Lansingerland, Liander, Tennet en Veiligheidsregio Hollands Midden. De opmerkingen zijn hieronder samengevat en van een gemeentelijke reactie (in cursief) voorzien.
1. Gemeente Lansingerland (reactie d.d. 8 februari 2022)
De gemeente Lansingerland geeft aan geen opmerkingen op het plan te hebben.
Deze opmerking geeft geen aanleiding tot aanpassingen in het bestemmingsplan.
2. Liander (reactie d.d. 9 februari 2022)
Liander geeft aan geen opmerkingen op het plan te hebben.
Deze opmerking geeft geen aanleiding tot aanpassingen in het bestemmingsplan.
3. Tennet (reactie d.d. 21 februari 2022)
Tennet, komt tot de conclusie dat Tennet noch bovengrondse-, noch ondergrondse hoogspanningsverbindingen binnen het plangebied in beheer heeft.
Deze opmerking geeft geen aanleiding tot aanpassingen in het bestemmingsplan.
4. Veiligheidsregio Hollands Midden (reactie d.d. 7 maart 2022)
De Veiligheidsregio richt zich op het optimaliseren van de veiligheidssituatie, om de kans op incidenten te verkleinen, de effecten te beperken en/of de zelfredzaamheid van de aanwezigen en het optreden van de hulpdiensten te verbeteren.
• externe veiligheid buisleidingen
De Veiligheidsregio wijst er op dat bij een incident met de gasleiding een groot effectgebied het gevolg zal zijn, met slachtoffers en schade. Vanuit de goede ruimtelijke ordening kan aan het College worden meegegeven dat de woonwijk in het ontwerp binnen het aangewezen grondoppervlak zo ver mogelijk van de risicobronnen is gesitueerd (concentratie van personen aan de zuidzijde). En daarnaast is op te merken dat vluchten van de risicobron af mogelijk is.
Deze opmerkingen geven aanleiding tot aanpassingen in het bestemmingsplan: de toelichting in paragraaf 4.6 is aangevuld met de genoemde motieven.
• Kwetsbare personen
Doorgaans worden bij sportfaciliteiten ook opvang van kinderen (buitenschoolse opvang e.d.) als ook meerdaagse kinderkamp/zomerkamp mogelijk gemaakt. Gezien de nabijgelegen risicobronnen is dit voor deze locatie vanwege de langdurige aanwezigheid van grotere groepen kwetsbare personen niet mogelijk. We adviseren u dit met de toekomstige verenigingen te delen.
Dit zal worden meegegeven aan de betreffende verenigingen. Deze opmerking geeft geen aanleiding tot aanpassingen in het bestemmingsplan.
Geadviseerd wordt aanvullende tekeningen aan te leveren zodat getoetst kan worden of voldaan wordt aan de uitgangspunten zoals die gelden voor calamiteitenroute. Tevens ontvangt de Veiligheidsregio graag te zijner tijd een voorstel met de projecteringstekeningen van de brandkranen, eventuele andere bluswaterwinmogelijkheden en met de benodigde defensieve bluswatervoorziening, inclusief de gereserveerde opstelplaats van het brandweervoertuig.
Dit komt nader aan bod in het kader van het inrichtingsplan.
• Bestrijdbaarheid gebouwbrand
Er heeft geen totale beoordeling van de bestrijdbaarheid van een gebouwbrand kunnen plaatsvinden. Dit komt omdat op enkele locaties nog onduidelijkheid is over de maatvoering/bochtstralen binnen het plangebied als ook de verwachtte wijzigingen in de ligging van de drinkwaterleidingen. Om die reden adviseer ik u de ontbrekende gegevens aan te vullen en ons voor deze onderdelen om advies te vragen.
Dit komt nader aan bod in het kader van de benodigde Omgevingsvergunningen. Deze opmerking geeft geen aanleiding tot aanpassingen in het bestemmingsplan.
• Nieuwe initiatieven
In de toegezonden documenten is te lezen dat de LPG-voorziening bij het nabijgelegen tankstation komt te vervallen. Bij nieuwe initiatieven zoals LNG/CNG adviseren wij u om ons vooraf te betrekken aangezien deze ontwikkelingen nieuwe risico’s met zich meebrengen. Ditzelfde geldt voor buurtbatterijen in het kader van de energietransitie.
Zoals gebruikelijk zal de Veiligheidsregio worden betrokken bij de bedoelde initiatieven. Deze opmerking geeft geen aanleiding tot aanpassingen in het bestemmingsplan.
7.4 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van donderdag 7 april 2022 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze inzageperiode zijn 30 zienswijzen ingediend.
In de als bijlagen bij toelichting, bijlage 15 bijgevoegde 'Nota van Beantwoording Zienswijzen (en Wijziging) bestemmingsplan Swanladriehoek in Zevenhuizen' zijn de ingediende zienswijzen samengevat. Tevens is de reactie van gemeentewege hierop opgenomen, alsmede of het leidt tot een aanpassing van het bestemmingsplan. Ook is in de betreffende nota een overzicht van ambtshalve wijzigingen opgenomen.
8 Handhaving
Handhaving kan worden omschreven als elke handeling die erop gericht is de naleving van regelgeving te bevorderen of een overtreding te beëindigen.
Het doel van handhaving is om de duurzame bescherming van mens en omgeving te waarborgen. Binnen het kader van het bestemmingsplan heeft regelgeving met name betrekking op de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Woningwet.
Bij overtreding van deze regelgeving moet gedacht worden aan bouwen zonder vergunning, bouwen in afwijking van een verleende vergunning, het handelen zonder of in afwijking van een noodzakelijke aanlegvergunning en het gebruik van gronden en opstallen in strijd met de gebruiksregels van het bestemmingsplan of een ontheffing.
Handhaving wordt onderscheiden in preventieve en repressieve handhaving. Preventieve handhaving bestaat uit actief toezicht door of namens de gemeente door bijvoorbeeld regelmatige controles op de uitvoering van vergunningen. Voorts bestaat preventieve handhaving uit het opstellen van duidelijke en maatschappelijk geaccepteerde regels en uit communicatie en voorlichting.
Repressieve handhaving bestaat uit de aanwending van publiekrechtelijke middelen bij geconstateerde overtredingen, zoals het opleggen van een dwangsom of het uitoefenen van bestuursdwang. Daarnaast is het mogelijk strafrechtelijke middelen toe te passen en privaatrechtelijke actie te ondernemen bij inbreuk op het eigendomsrecht van de gemeente. Repressieve handhaving heeft als primaire doel een einde te maken aan een specifieke overtreding van de Wro of de Woningwet.