KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
Artikel 4 Leiding - Rivierwatertransport
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 6 Overgangsrecht
Artikel 7 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Huidige Situatie
2.2 Beoogde Situatie
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieuonderzoek
4.1 Wegverkeerslawaai
4.2 Luchtkwaliteit
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Kabels En Leidingen
4.6 Bodem
4.7 Archeologie
4.8 Flora- En Fauna
4.9 Water
4.10 Onderzoeksplicht Vanwege Mer-wetgeving
Hoofdstuk 5 Juridische Planvorming
5.1 Vormgeving Van Wijzigingsplan
5.2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsregels
Bijlage 1 Oppervlakteberekeningen Beoogde Bebouwing
Bijlage 2 Overzicht Klantenbestand Stalling Verbindingsweg 5-9
Bijlage 3 Overzicht Klantenbestand Stalling Parallelweg-zuid 191
Bijlage 4 Beplantingsplan
Bijlage 5 Meetgegevens Verkeersgeneratie
Bijlage 6 Quickscan Ecologie
Bijlage 7 Verkennend Bodemonderzoek Verbindingsweg 11-15
Bijlage 8 Vooronderzoek Bodem Verbindingsweg 5-9

Verbindingsweg Zuidwest, Nieuwerkerk aan den IJssel

Wijzigingsplan - Gemeente Zuidplas

Vastgesteld op 04-12-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

De begrippen van het bestemmingsplan 'Zuidplas West' zijn onverkort van toepassing op dit plan.

1.1 plan

het wijzigingsplan Verbindingsweg Zuidwest, Nieuwerkerk aan den IJssel als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1892.WpVerbwegZwNwk-Va01 van de gemeente Zuidplas.

1.2 wijzigingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 bestemmingsplan 'Zuidplas West'

het bestemmingsplan 'Zuidplas West', vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Nieuwerkerk aan de IJssel op 2 juli 2009.

1.4 caravanstalling

een stallingsruimte voor het bedrijfsmatig stallen van caravans en andere kampeer- en vervoersmiddelen zoals vouwwagens, campers, auto's en aanhangwagens, waar eveneens onderschikte en aan de stalling verwante activiteiten plaatsvinden zoals de reparatie en het onderhoud van de gestalde objecten.

Artikel 2 Wijze Van Meten

De regels van bestemmingsplan 'Zuidplas West' zijn onverkort van toepassing op dit plan.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de functieaanduiding 'caravanstalling': uitsluitend een caravanstalling;
  2. b. ter plaatse van de functieaanduiding 'groen': uitsluitend groenvoorzieningen ten behoeve van landschappelijke inpassing alsmede water ten behoeve van watercompensatie;
  3. c. ter plaatse van de functieaanduiding 'ontsluiting': een perceelsontsluiting;

alsmede ook voor:

  1. d. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  2. e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. f. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. g. tuinen, erven en terreinen;
  2. h. parkeervoorzieningen en overige verhardingen;
  3. i. bermen, bermsloten en greppels;
  4. j. (boom)beplanting, oeverbeschoeiingen en overig groen;
  5. k. bouwwerken, werken en werkzaamheden, bruggen, duikers en/of dammen, overige kunstwerken, infiltratievoorzieningen en overige voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming.

3.2 Dubbelbestemmingen

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding - Rivierwatertransport': de aanleg, het herstel en de instandhouding van een ondergrondse rioolwaterpersleiding ten behoeve van het transport van water als bedoeld in artikel 4.

3.3 Bouwregels

3.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van het bepaalde in lid 3.3 aangaande materiaalgebruik, parcelering, reclame en zonnecellen overeenkomstig de beeldkwaliteitsregels zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels.

3.5 Gebruiksregels

Artikel 4 Leiding - Rivierwatertransport

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Rivierwatertransport' aangeduide gronden binnen een afstand van 3 meter ter weerszijden van de aanduiding 'Hartlijn leiding - rivierwatertransport Bal 2' zijn – bij wijze van dubbelbestemming - naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor de aanleg, het herstel en de instandhouding van een ondergrondse rioolwaterpersleiding ten behoeve van het transport van water ter plaatse van de weergegeven 'Hartlijn leiding - rivierwatertransport Bal 2'.

4.2 Regel vanwege samenvallende bestemmingen

Waar een basisbestemming samenvalt met een dubbelbestemming, zoals aangegeven, geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

4.3 Bouwregels

Op de tot 'Leiding – Rivierwatertransport' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen met een maximale hoogte van 3 meter.

4.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.3 en toestaan dat in de andere bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits:

  1. a. door de bouwwerken geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  2. b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

4.5 Aanlegvergunning

4.6 Wijziging - dubbelbestemming 'Leiding - Rivierwatertransport'

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

De algemene regels van het bestemmingsplan 'Zuidplas West' zijn onverkort van toepassing op dit plan.

Artikel 5 Overige Regels

5.1 Voldoende parkeergelegenheid

  1. a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  2. b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde parkeerbeleid bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  3. c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 6 Overgangsrecht

6.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

6.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 7 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het wijzigingsplan Verbindingsweg Zuidwest, Nieuwerkerk aan den IJssel van de gemeente Zuidplas.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De percelen aan Verbindingsweg 5-9 en Parallelweg-Zuid 191 (voormalige adres: Verbindingsweg 11-15) te Nieuwerkerk aan den IJssel zijn (grotendeels) bebouwd met (agrarische) bedrijfsbebouwing en tuinbouwkassen. Het grootste deel van deze bebouwing wordt momenteel gebruikt als caravanstalling. In het vigerende bestemmingsplan heeft deze locatie de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw'. De stalling van caravans en vervoermiddelen is binnen deze bestemming niet toegestaan. Wel is binnen de bestemming 'Agrarisch' een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van het wijzigen van de agrarische bestemming in de bestemming 'Bedrijventerrein' waarbij het bedrijfsmatig stallen van caravans als mogelijke invulling wordt genoemd. De eigenaren van de caravanstallingen wensen gebruik te maken van deze wijzigingsbevoegdheid om het huidige gebruik positief te bestemmen en tegelijkertijd kwaliteitsverbetering en een beperkte uitbreiding mogelijk te maken.

De gemeente Zuidplas is - onder voorwaarden - voornemens medewerking te verlenen aan het legaliseren van de bestaande caravanstallingen. Hiervoor zal de in het geldende bestemmingsplan 'Zuidplas West' opgenomen wijzigingsbevoegdheid worden toegepast. Voorliggend wijzigingsplan voorziet in het juiste juridisch-planologische kader en biedt daarnaast de mogelijkheid de bestaande bebouwing op enkele punten aan te passen.

1.2 Ligging Plangebied

Voorliggend plan heeft betrekking op de percelen gelegen aan de Verbindingsweg 5-9 en Parallelweg 191 te Nieuwerkerk aan den IJssel (hierna: plangebied). Het plangebied ligt aan de noord-oostkant van Nieuwerkerk aan den IJssel en ten zuiden van de A20 ter hoogte van afrit 17. Het dorp wordt gescheiden van het agrarische gebied door de N219 (Schielandweg). De Schielandweg vormt de zuid-westelijke begrenzing van het plangebied. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.WpVerbwegZwNwk-Va01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Vigerende Bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Zuidplas West', vastgesteld op 2 juli 2009 en onherroepelijk op 10 augustus 2011. Het plangebied heeft de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw'. De bestaande tuinbouwkassen zijn tevens voorzien van de functieaanduiding 'glastuinbouw'. Verschillende geluidszones (wegen) en veiligheidszones (vervoer gevaarlijke stoffen) zijn binnen het plangebied aangegeven door middel van gebiedsaanduidingen. De gebiedsaanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 5' maakt het mogelijk om de vigerende bestemming onder voorwaarden te wijzigen in de bestemming 'Bedrijventerrein'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.WpVerbwegZwNwk-Va01_0002.jpg"

Figuur 1.2 Uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan 'Zuidplas West'

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt de bestaande situatie en de visie op de gewenste ontwikkeling beschreven. Daarnaast wordt de huidige verkeersstructuur beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het relevante beleidskader toegelicht. De relevante milieuonderzoeken komen aan de orde in hoofdstuk 4. Een toelichting op de juridische regeling van het plan wordt gegeven in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 ten slotte gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Huidige Situatie

Zuidplaspolder

Het plangebied maakt onderdeel uit van de Zuidplaspolder, een droogmakerij in de provincie Zuid-Holland. De Zuidplaspolder is een overwegend agrarisch gebied dat ligt in de driehoek Rotterdam - Zoetermeer - Gouda. Sinds 2002 werkt de provincie Zuid-Holland samen met andere partijen aan grootschalige gebiedsontwikkeling. In de ontwikkeling staat een juiste combinatie van wonen, werken, leefomgeving en infrastructuur voorop. Het glastuinbouwgebied bij Nieuwerkerk aan den IJssel is in het Streekplan Zuid-Holland Oost van 2003 aangewezen als transformatiegebied. Aan de noordzijde van de A20 betreft de transformatie het omzetten van het verouderde glastuinbouwconcentratiegebied in een woonwijk. Momenteel is nog circa 50% van het gebied in gebruik voor glastuinbouw. De Structuurvisie Zuidplas 2030 borduurt hierop voort en geeft het plangebied aan als 'Werklandschap toekomstig'. De gemeente voorziet hier de realisatie van werklandschap 'A20 Zuid' (zie beleidskader in hoofdstuk 3).

Het plangebied ligt tussen de A20 en de spoorlijn Rotterdam-Gouda, ten noord-oosten van Nieuwerkerk aan den IJssel. De wijk Zuidplaspolder wordt van het plangebied gescheiden door een brede groenstrook, Hotel Nieuwerkerk en de Schielandweg, welke geldt als een belangrijke ontsluitingsweg richting Capelle aan den IJssel en Rotterdam. Ook het agrarische gebied tussen de Schielandweg en de 2e Tochtweg is onderdeel van de beoogde gebiedsontwikkeling. In het bestemmingsplan 'Zuidplas West' is door middel van een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid opgenomen om de ruimtelijke-functionele transformatie van het gebied naar bedrijventerrein vorm te geven. Het betreft het toekomstige bedrijventerrein Nieuwerkerk Noord. De begrenzing van de wijzigingsbevoegdheid is weergegeven in figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.WpVerbwegZwNwk-Va01_0003.png"

Figuur 2.1 Ligging wijzigingsbevoegdheid naar bedrijventerrein

Plangebied

Aan de zuid-westzijde wordt het plangebied begrensd door de Schielandweg. Tussen de Schielandweg en de bestaande tuinbouwkassen ligt een groenstrook met een sloot en een tankstation. De Parallelweg-Zuid en de op- en afritten naar de A20 begrenzen het plangebied aan de noord-westzijde. Aan de noord-oostzijde ligt het plangebied achter de lintbebouwing langs de Verbindingsweg. De lintbebouwing bestaat hoofdzakelijk uit (voormalige) agrarische bedrijfswoningen. Tussen de woningen zijn nog enkele bedrijfsgebouwen aanwezig. De agrarische gronden die het plangebied aan de zuid-oostzijde begrenzen zijn vanwege hun omvang enkel nog hobbymatig in gebruik.

Het plangebied is bijna volledig bebouwd met tuinbouwkassen (zie figuur 2.2). De kassen worden momenteel gebruikt als twee afzonderlijke caravanstallingen (hierna: stallingen). De stalling Verbindingsweg 5-9 beschikt over een capaciteit van 640 plaatsen. De stalling aan de Parallelweg-Zuid 191 heeft in de huidige situatie plaats voor 800 caravans. Ontsluiting van beide stallingen vindt plaats op de Verbindingsweg via de percelen van de stallinghouders. Vanaf begin 2018 zal de stalling Parallelweg-Zuid 191 worden ontsloten de Parallelweg-Zuid. De voor deze nieuwe ontsluiting benodigde dam is vergund en al deels gerealiseerd. De totale bestaande stallingsruimte bedraagt circa 30.550 m2.

Aan de zuid-oostzijde van het plangebied staat een kas die zich in een dermate slechte staat bevindt dat sloop noodzakelijk is. Deze kas heeft een oppervlakte van circa 5.400 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.WpVerbwegZwNwk-Va01_0004.jpg"

Figuur 2.2 Begrenzing plangebied

Een brede groenzone tussen de Parallelweg-Zuid en het kassencomplex maakt eveneens onderdeel uit van het plangebied. De groenstrook omsluit het woonperceel Verbindingsweg 15 en loopt door tot aan de Verbindingsweg.

2.2 Beoogde Situatie

2.2.1 Voornemen

Planologische regeling bestaande caravanstalling

De stallinghouders wensen de bestaande caravanstalling planologisch mogelijk te maken. Dit kan middels de wijzigingsbevoegdheid die in het bestemmingsplan 'Zuidplas West' is opgenomen. Onder voorwaarden kan de vigerende bestemming worden gewijzigd in de bestemming 'Bedrijventerrein'. Het bedrijfsmatig stallen van caravans behoort binnen deze bestemming tot de mogelijkheden. Naast het stallen van caravans wensen de eigenaars ook het stallen van andere kampeer- en vervoermiddelen mogelijk te maken zoals vouwwagens, campers, aanhangwagens, (zeil)bootjes, auto's, motoren etcetera.

Aanpassingen bestaande stalling

Naast het legaliseren van de stalling zijn de stallinghouders voornemens de bestaande stallingen op de volgende punten aan te passen (zie figuur 2.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.WpVerbwegZwNwk-Va01_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.WpVerbwegZwNwk-Va01_0006.png"

Figuur 2.3 Situatietekening beoogde inrichting

  • Overeenkomstig provinciaal beleid worden de kassen omgevormd en voorzien van plaatmateriaal. Hiermee krijgen ze de uitstraling van bedrijfsbebouwing. Uit het oogpunt van duurzaamheid zal de basisconstructie van de kassen worden gebruikt.
  • Ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing worden de bestaande tuinbouwkassen aan de zijde van de Schielandweg met circa 6,4 m (Parallelweg-Zuid 191) respectievelijk 9,6 m (Verbindingsweg 5-9) ingekort. In de vrijkomende strook langs de Schielandweg is een talud, struweel en vrije zone met pad voorzien (zie paragraaf 2.2.2).
  • Ter compensatie van de circa 734 m2 te slopen bebouwing aan de achterzijde van Parallelweg-Zuid 191 is uitbreiding van de stallingsruimte beoogd aan de noordzijde van de bestaande kassen op dit perceel. Daartoe zal een deel van de watergang ter plaatse worden gedempt. Een buitenterrein te gebruiken als opstelruimte zorgt voor een scheiding tussen de beoogde bebouwing en het woonperceel Verbindingsweg 15. De oppervlakte van de nieuwe stallingsruimte bedraagt circa 3.000 m2 en de maximale bouwhoogte 8 m. Deze bouwhoogte biedt de mogelijkheid om caravans en andere vervoermiddelen in twee lagen te stallen zodat sprake is van meervoudig en intensief ruimtegebruik overeenkomstig de wijzigingsregels. De bouwhoogte past eveneens binnen de maximale hoogte van 15 m voor bedrijfsgebouwen zoals opgenomen in de wijzigingsregels.
  • De oude kas ten zuiden van de bestaande kassen Verbindingsweg 5-9 wordt gesloopt vanwege de slechte staat waarin de kas verkeert. De kas met een oppervlakte van circa 5.400 m2 wordt vervangen door een nieuw te bouwen stallingsruimte met een oppervlakte van circa 5.300 m2.
  • Achter het perceel Verbindingsweg 7 wordt de bestaande erfbebouwing (schuur, hobbykas en waterbassins) vervangen door een nieuwe schuur van circa 110 m2. De resterende vrijkomende grond zal worden gebruikt als opstelterrein/erf.

Op basis van de beschreven aanpassingen wordt een totale oppervlakte van circa 6.870 m2 aan kassen gesloopt. De totale oppervlakte vervangende nieuwbouw bedraagt circa 8.300 m2. Voor beide stallingen gecombineerd komt dit neer op een vergroting van de stallingsoppervlakte met 1.430 m2. De oppervlaktematen zijn nader uitgewerkt in bijlage 1. Hierdoor wordt de mogelijkheid geboden circa 315 - 440 extra caravans en andere kampeer-/ vervoermiddelen te stallen, afhankelijk van het aantal bouwlagen ter plaatse van de noordelijke uitbreiding. In de nieuwe situatie biedt de stalling Verbindingsweg 5-9 ruimte aan circa 840 caravans. De stalling Parallelweg-Zuid 191 zal beschikken over circa 915 plaatsen wanneer alle voertuigen op de begane grond worden gestald en circa 1.030 plaatsen wanneer sprake is van een twee laagse uitbreiding.

Zoals eerder beschreven zal de ontsluiting van de stalling Parallelweg-Zuid 191 wijzigen. Momenteel vindt de ontsluiting nog plaats op de Verbindingsweg. Vanaf begin 2018 wordt de stalling via een nieuwe ontsluiting aan de Parallelweg Zuid ontsloten. De aanleg van de benodigde dam is al gestart. Ten noordoosten van deze ontsluiting (naast het woonperceel Verbindingsweg 15) is ruimte voor de watercompensatie die benodigd is voor het dempen van de sloot en de beoogde nieuwbouw.

2.2.2 Landschappelijke inpassing

Het gaat om de legalisering van een reeds bestaande stalling met een beperkt aantal nieuwe bouw- en gebruiksmogelijkheden. Voorwaarde voor de legalisering is dat de bedrijfsbebouwing op een aanvaardbare wijze landschappelijk moet worden ingepast. Ten behoeve van de inpassing is een beplantingsplan opgesteld (zie bijlage 4).

Omdat de (beoogde) bebouwing zichtbaar is vanuit de openbare ruimte, dient eveneens te worden voldaan aan beeldkwaliteitsregels. De beeldkwaliteitsregels zijn opgenomen als bijlage bij de regels zodat nieuwe bouwplannen bij aanvraag van een omgevingsvergunning door de vakgroep stedenbouw van de gemeente Zuidplas aan de beeldkwaliteitseisen zullen worden getoetst.

Schielandweg

In de huidige situatie zijn de kassen met name langs de Schielandweg goed zichtbaar. Om deze situatie te verbeteren en de (toekomstige) bebouwing aan het zicht te onttrekken is een circa 11 m brede groenstrook beoogd tussen de kassen en de Schielandweg. Ruimte voor de groenstrook wordt gecreëerd door het inkorten van de kassen aan de achterzijde. De groenstrook bestaat uit een talud (1 m), struweel (8 m) en een vrije zone met een pad tussen struweel en kas van circa 2 m. In het struweel wordt een aantal gegroepeerde of solitaire bomen geplant. Mogelijke soorten bomen zijn opgenomen in zowel de beeldkwaliteitsregels als het beplantingsplan (zie bijlage 4). De kassen worden voorzien van gevelplaten zodat de kassen de uitstraling krijgen van bedrijfsbebouwing. De nieuwe situatie leidt tot een betere ruimtelijke kwaliteit ten opzichte van de huidige situatie.

Parallelweg-Zuid

Het beplantingsplan voorziet eveneens in een groenstrook evenwijdig aan de Parallelweg-Zuid ten behoeve van de landschappelijke inpassing van de toekomstige uitbreiding. Deze groenstrook is circa 5 m breed en bestaat uit een talud (1 m) en struweel (4 m). Ook hier worden in het struweel een aantal gegroepeerde of solitaire bomen geplant waarbij gebruik wordt gemaakt van de soorten die zijn opgenomen in de beeldkwaliteitsregels en het beplantingsplan.

Perceel Verbindingsweg 15

Rondom het woonperceel Verbindingsweg 15 wordt een groene bufferzone aangelegd. Aan de zijde van het opstelterrein maakt een 3 m hoge terreinafscheiding onderdeel uit van deze bufferzone. De oprichting van een geluidsreducerend scherm is als een voorwaardelijk verplichting in de regels van dit wijzigingsplan opgenomen om eventuele milieuhinder en direct zicht op het opstelterrein te voorkomen. Om de terreinafscheiding aan het zicht te onttrekken, zal tegen het scherm beplanting worden aangebracht.

Aan de zijde van Parallelweg-Zuid is binnen de groenstrook ruimte gereserveerd om de benodigde watercompensatie aan te leggen. Voor de overige in de directe nabijheid van het plangebied gelegen woningen zal uit ruimtelijk oogpunt geen verandering optreden ten opzichte van de huidige situatie.

Conclusie

De functiewijziging van het bestaande kassencomplex naar bedrijfsbebouwing biedt de mogelijkheid de bebouwing ruimtelijk beter in te passen in de omgeving. De transformatie naar bedrijfsbebouwing en het opgestelde beplantingsplan met groenstroken langs de Schielandweg en de Parallelweg-Zuid biedt deze ruimtelijke kwaliteitsverbetering.

2.2.3 Verkeer

Aan de Verbindingsweg in Nieuwerkerk aan den IJssel wordt een deel van de landbouwkassen gebruikt als stalling. Voorliggend plan maakt het mogelijk om de bebouwing op enkele punten te veranderen en te vergroten en het gebruik als stalling van caravans en andere kampeer- en vervoermiddelen te legaliseren. Om de effecten voor het verkeer in beeld te brengen wordt de ontsluiting van het plangebied in kaart gebracht. Daarnaast wordt een berekening van de verkeersgeneratie en de parkeerbehoefte gemaakt.

Toetsingskader

Er zijn geen specifieke kencijfers ten aanzien van stallingen voorhanden in publicatie 317 'kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (CROW 2012). In het gemeentelijke parkeerbeleid 'Beleidsnota parkeernormen' worden eveneens geen normen voor stallingen voorgeschreven. Zodoende wordt gebruik gemaakt van ervaringscijfers van de stallinghouders aan de Verbindingsweg 5-9 en de Parallelweg-Zuid 191.

De aangeleverde ervaringscijfers geven inzicht in onderstaande punten:

  • Gemiddelde haal/breng bewegingen;
  • Onvoorziene extra bezoeken aan de stalling van bestaande klanten (denk aan spullen vergeten);
  • Hoeveelheid nieuwe klanten die de stalling komen bekijken;
  • Werknemers die naar de stalling komen;
  • Leveranciers van onderdelen die op bezoek komen.

Ontsluiting

Het plangebied grenst aan de Verbindingsweg. De percelen met nummers 5-15 worden op deze 30 km/u weg ontsloten. De Verbindingsweg heeft een smal wegprofiel welke is voorzien van een asfaltverharding. Gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer (fietsers) delen hier de rijbaan. De Verbindingsweg sluit aan op de Zuidplasweg (60 km/u) en de Parallelweg Zuid (60 km/u). Deze wegen zijn gecategoriseerd als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom en sluiten aan op de N219. De N219 leidt het verkeer richting de A20 of Nieuwerkerk aan den IJssel.

In de toekomstige situatie is een nieuwe ontsluiting van stalling Parallelweg-Zuid 191 voorzien op de Parallelweg-Zuid. De positie van de uitrit is in samenspraak met de gemeente Zuidplas bepaald. De exacte locatie is door middel van een functieaanduiding aangegeven op de verbeelding. De nieuwe ontsluiting zal leiden tot een vermindering van verkeer op de Verbindingsweg en een vermindering van de snelheid van het verkeer op de Parallelweg-Zuid. Ook komt de uitrit aan de Parallelweg-Zuid de herkenbaarheid van het bedrijf ten goede omdat de langsgevel van de stalling de voorgevel wordt, gericht naar Parallelweg-Zuid.

Verkeersgeneratie

In de huidige situatie heeft de stalling aan de Verbindingsweg 5-9 een capaciteit van 640 plaatsen. De stalling aan de Parallelweg-Zuid 191 heeft in de huidige situatie plaats voor 800 caravans. Samen genereren de stallingen in de huidige situatie maximaal 60 tot 65 motorvoertuigen/etmaal. Dit is op basis van de drukst gemeten haal/breng dagen (zie bijlage 5).

In de toekomstige situatie is een groei voorzien in de capaciteit van de stallingen. De stalling aan de verbindingsweg 5-9 groeit naar 840 plaatsen en de stalling aan de Parallelweg-Zuid 191 groeit naar maximaal 1.030 plaatsen. Voor beide stallingen samen komt dit neer op een uitbreiding van +/- 30%. Om de verkeersgeneratie per etmaal voor de toekomstige situatie te berekenen is dit percentage over de ervaringscijfers van de drukste haal/breng dagen gelegd. In de toekomstige situatie is er voor de drukste maatgevende dagen sprake van 80 tot 85 motorvoertuigen/etmaal.

Ten opzichte van de huidige situatie neemt de verkeersgeneratie gering toe met maximaal 20 extra motorvoertuigen/etmaal. Dit geringe aandeel verkeer van en naar de locatie zal niet tot knelpunten in de verkeersafwikkeling leiden. Te meer omdat de haal/breng bewegingen verspreid over de dag zijn. Ervaringscijfers van de stallinghouders laten zien dat oudere klanten vooral in de ochtend de caravan halen/brengen en de jongere klanten dit bij voorkeur in de avond doen. Daarnaast kent de stalling een reserveringssysteem zodat afspraken niet gelijktijdig kunnen worden gemaakt. Op deze manier is de kans op verkeersopstoppingen minimaal.

Doordat de stalling Parallelweg-Zuid 191 vanaf 2018 ontsloten zal worden op de Parallelweg-Zuid in plaats van op de Verbindingsweg, zal de verkeersdruk op de Verbindingsweg - ondanks de beoogde uitbreiding van de stalling Verbindingsweg 5-9 - zelfs afnemen.

Parkeren

Binnen het plangebied worden de stallingen planologisch mogelijk gemaakt. De functie en het gebruik van de percelen wijzigt hiermee niet. Het halen en brengen van de caravans vindt verspreid over het jaar plaats. Daarnaast zal, door klanten die hun caravan komen stallen of halen, slechts kortstondig geparkeerd worden, waardoor veel uitwisseling van de parkeercapaciteit kan plaatsvinden. Bovendien biedt het terrein aan zowel de Verbindingsweg 5-9 en de Parallelweg-Zuid 191 voldoende ruimte om de eventueel wachtende auto's (in piekperiodes) op eigen terrein te laten wachten. Door het reserveringssysteem zullen maar een beperkt aantal auto's gelijktijdig op het terrein aanwezig zijn.

Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te worden aangetoond dat kan worden voldaan aan het van toepassing zijnde parkeerbeleid. In de Algemene regels (artikel 5.1) is dit geborgd.

Conclusie

Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling van het plangebied niet in de weg. De verkeersgeneratie neemt gering toe met maximaal 20 extra motorvoertuigen/etmaal welke verspreid over de dag worden afgewikkeld. Als gevolg van de nieuwe ontsluiting van de stalling Parallelweg-Zuid 191 zal de verkeersdruk op de Verbindingsweg afnemen. Ten aanzien van parkeren voorziet het terrein op de percelen in voldoende ruimte om aan de, veelal kortstondige, parkeerbehoefte te voldoen.

2.2.4 Duurzaamheid

De bestaande kassen zijn verouderd en voldoen niet meer aan de eisen van deze tijd. De transformatie naar bedrijfsbebouwing betekent een aanzienlijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering. Naast het vervangen van het glas door duurzame gevelplaten zal aan de zuidwest en noordwestzijde van de bestaande kassen een groenstrook worden aangeplant. De bestaande watergangen zullen (deels) in deze groenstroken worden geïntegreerd. In de noordhoek van het plangebied (naast het woonperceel Verbindingsweg 15) is voldoende ruimte voor eventueel benodigde watercompensatie bij uitbreiding van de stalling.

De zuidwest georiënteerde kappen kunnen worden voorzien van zonnecellen. Doordat er een nieuwe gevel rond de oorspronkelijke kassen wordt gezet, kunnen de zonnecellen aan het oog onttrokken worden.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Inleiding

Door middel van een wijzigingsbevoegdheid is bij het opstellen van bestemmingsplan 'Zuidplas West' in 2009 reeds voorzien in de realisatie van een bedrijventerrein op de onderhavige locatie. Toetsing van de wijzigingsbevoegdheid aan het destijds vigerende beleid heeft plaatsgevonden in het kader van dit bestemmingsplan. Ten behoeve van de stallingen wordt (deels) uitvoering gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid. Aanvullend op de toetsing aan het beleid in 2009 wordt de functiewijziging in dit hoofdstuk beknopt getoetst aan nieuw, actueel beleid.

3.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het rijksbeleid voor de ruimtelijke ordening is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). In de SVIR, in werking getreden op 13 maart 2012, schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Deze belangen zijn vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In het Barro heeft het Rijk voor deze onderwerpen regels opgesteld waarmee het SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend verankerd. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Toetsing beoogde ontwikkeling

Het SVIR en het Barro kenmerken zich door een hoog abstractieniveau en bevatten geen concreet beleid ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling. Het rijksbeleid geeft hierdoor geen uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.

Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening, 2012; actualisering 2017)

Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe te borgen is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6). Hieruit volgt dat alle ruimtelijke besluiten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, aandacht moeten besteden aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte in de relevante regio worden beschreven. Voor stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied moet ook worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied kunnen worden gerealiseerd.

Wel of geen stedelijke ontwikkeling

De voorvraag bij de ladder voor duurzame verstedelijking is of de ruimtelijke ontwikkeling moet worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in art. 3.1.6 lid 2 Bro.

In dit geval is sprake van een functiewijziging van een agrarische bestemming naar een (lichte en extensieve) bedrijfsfunctie (stalling van voertuigen). Wanneer een bestemmingsplan voorziet in een nieuw terrein met een ruimtebeslag van meer dan 500 m2 of in een nieuw gebouw met een bruto-vloeroppervlakte groter dan 500 m2, dient deze ontwikkeling in beginsel als een stedelijke ontwikkeling te worden aangemerkt. Wijzigingsplannen met functiewijzigingen naar bedrijventerrein worden ook gezien als nieuwe stedelijke ontwikkeling, omdat geen sprake is van een uitwerkingsplicht. Gelet op het bovenstaande wordt geconcludeerd dat sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van de ladder voor duurzame verstedelijking.

Wel of geen bestaand stedelijk gebied

De tweede vraag die moet worden beantwoord is of de locatie wordt beschouwd als bestaand stedelijk gebied. In artikel 1.1.1 onder h van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip 'bestaand stedelijk gebied' vastgelegd. Als bestaand stedelijk gebied wordt aangemerkt:

'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

Uit de definitie volgt dat er sprake moet zijn van een stedenbouwkundig samenstel van bebouwing. In de Nota van Toelichting wordt opgemerkt dat de kwalificatie bestaand stedelijk gebied afhangt van de omstandigheden van het geval, de specifieke ligging, de feitelijke situatie, het bestemmingsplan en de aard van de omgeving.

In dit geval is sprake een locatie met een agrarische functie die aan minder dan drie zijden grenst aan bestaand stedelijk gebied. Het gebied kan daarom niet worden gezien als bestaand stedelijk gebied, hoewel er wel kassen staan.

Leegstandsaspecten

Achterliggende gedachte bij de ladder is dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen niet mogen leiden tot onaanvaardbare leegstand. Hiertoe moet worden onderzocht of er voor de functie geschikte alternatieven beschikbaar zijn op binnenstedelijke locaties binnen de voor die functie relevante regio. Als dat niet het geval is, dan is een locatie buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk. Een locatie aansluitend aan bestaand stedelijk gebied ligt dan vaak voor de hand.

Relevante regio

De relevante regio (het marktgebied) is per functie verschillend. Geschikte locaties voor voertuigstallingen zijn goed bereikbare locaties aan de rand van grote bevolkingsconcentraties met goede uitvalswegen. Voertuigen mogen niet in de openbare ruimte worden gestald en binnen de steden hebben de meeste mensen geen plaats om voertuigen op eigen terrein te stallen. De grootste vraag naar stallingsmogelijkheden komt daarom uit de steden.

Voor het stallen van een voertuig wordt gezocht naar stallingsmogelijkheid op een acceptabele afstand en binnen een acceptabele reistijd (buiten de spits). Gelet op het klantenbestand van de stallingen (zie bijlage 2 en bijlage 3) wordt geconcludeerd dat circa 15 kilometer en circa 15 minuten reisafstand als maximale acceptabele afstand wordt gezien; 98% van de klanten woont binnen dit gebied. Als primair marktgebied wordt een afstand van circa 10 kilometer en circa 10 minuten reisafstand aangehouden. Klanten zoeken immers een stallingslocatie zo dichtbij mogelijk en het grootste deel van het klantenbestand woont op korte afstand.

Met genoemde reistijden en afstanden is in figuur 3.1 het primaire en secundaire marktgebied van de voertuigstallingen aangegeven (op basis van gegevens van Google Maps en ESRI). Hierbij is sprake van bedrijven met een bovenlokale functie binnen een stedelijk gebied met duidelijke fysieke barrières.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.WpVerbwegZwNwk-Va01_0007.png"

Figuur 3.1 Relevante regio

Behoefte

De behoefte aan stallingsmogelijkheden blijkt uit de groei van het klantenbestand van de bestaande caravanstalling in de afgelopen jaren en uit trends en ontwikkelingen. In de praktijk worden diverse kassen in het buitengebied rond de grote steden gebruikt voor opslag, hoewel kassen door de provincie niet als bestaand stedelijk gebied worden gezien en alleen teelt onder glas wordt toegestaan.

Behoefte

De behoefte is al aangetoond aangezien het een bestaande functie betreft. Het gaat in dit geval niet om nieuwe behoefte aan bedrijventerrein maar om de specifieke ruimtebehoefte van twee bestaande stallingen. De stallingen zijn momenteel gehuisvest in vrijgekomen tuinbouwkassen. Deze kassen worden omgevormd tot een professionele voertuigstalling en voorzien van plaatmateriaal. Hiermee krijgen ze de uitstraling van bedrijfsbebouwing. Uit het oogpunt van duurzaamheid zal de basisconstructie van de kassen worden gebruikt. Ten behoeve van de inpassing is een beplantingsplan opgesteld en zijn beeldkwaliteitsregels geformuleerd. De kassen bieden ruimte aan 1.440 stallingsplaatsen en worden intensief benut. Al verschillende jaren is de stalling Verbindingsweg 5-9 in de wintermaanden vol. In 2010 bood de stalling nog ruimte aan 500 stallingsplaatsen. Door de alsmaar groeiende vraag is de opstelling van de stalling aangepast en is de capaciteit uitgebreid naar 640 stallingsplaatsen. Deze stallingsplaatsen zijn vrijwel allemaal benut (tabel 3.1).

Tabel 3.1 Klantenaantallen stallingen

klanten
Verbindingsweg 5-9
capaciteit klanten
Parallelweg-Zuid 191
capaciteit totaal capaciteit
2009 460 500 500
2010 490 500 500
2011 490 500 500
2012 490 500 500
2013 560 640 640
2014 590 640 640
2015 620 640 640
2016 640 640 280 800 1440
2017 6301 640 600 800 1440
2018 6301 640 630 800 1440

1 Aangezien sprake is van een aantal grote voertuigen is hiermee de gehele stalling gevuld.

Ook het klantenbestand van de stalling aan de Parallelweg-Zuid 191 is groeiende. In de huidige situatie biedt deze stalling plaats aan 800 caravans. Na overname door de huidige stallinghouder in 2016 is het aantal caravans in de stalling gegroeid van circa 280 naar 630. De initiatiefnemers krijgen zeer regelmatig aanvragen voor extra stallingsruimte, niet alleen voor caravans, maar ook voor andere kampeer- en vervoersmiddelen. De stalling Verbindingsweg 5-9 beschikt momenteel over een wachtlijst met 29 potentiële klanten. Daarnaast is de verwachting dat de behoefte aan stallingsmogelijkheden toeneemt. Door deze toename zal ook de stalling aan de Parallelweg-Zuid 191 naar verwachting snel vol staan. Uit actuele cijfers van de stalling aan de Parallelweg-zuid 191 blijkt dat de groeiverwachting ook uitkomt: het klantenbestand is in de periode 1 jan 2018 tot 14 mei 2018 met 60 toegenomen. De restcapaciteit is hierdoor op dit moment nog 110 plaatsen. De stalling op de Verbindingsweg 5-9 is vol.

De lokale behoefte naar stallingsruimte blijkt uit de herkomst van de klanten. In bijlage 2 is de herkomst van klanten van de stalling aan de Verbindingsweg 5-9 opgenomen. Bijlage 3 bevat dezelfde gegeven voor de stalling aan de Parallelweg-Zuid 191. Uit deze gegevens blijkt dat circa 98% van de klanten uit een straal van 15 kilometer rondom de stalling afkomstig is. Slechts enkele klanten wonen verder dan 15 kilometer van de stalling vandaan. Vaak zijn deze klanten in de afgelopen jaren uit de regio verhuisd. Ook klanten die op de wachtlijst staan voor een plek in de stalling aan de Verbindingsweg 5-9 komen bijna allemaal uit de directe regio (<15km). Hieruit blijkt dat de marktregio zich beperkt tot terreinen in de directe omgeving en dat de lokale behoefte aan stallingsruimte in de omgeving van het plangebied groot is.

Trends en ontwikkelingen

Uit cijfers van de BOVAG blijkt verder dat het caravan- en camperbezit explosief groeit. Volgens BOVAG is het lang geleden dat er in Nederland zoveel caravans en campers zijn verkocht als in mei 2017. In één maand konden de dealers een verkoopstijging noteren van maar liefst 25,9% bij de caravans. Ook bij de camperverkopen explodeerden de aantallen. Eind 2006 waren er ongeveer 50.000 en in 2016 ruim 100.000. Ook de eerste vijf maanden van 2017 laten weer een forse verkoopgroei zien van 15,5%, met als uitschieter de maand mei met een plus van bijna 60%.

De komende jaren gaan veel (welvarende) mensen met pensioen. Campers en caravans mogen niet op de openbare weg worden gestald, dus de behoefte aan stalling groeit. Tendensen zijn dat de caravans steeds groter en luxer worden en dat het aantal campers harder stijgt dan het aantal caravans. Naar aanleiding van signalen uit de markt is het zeer aannemelijk dat de stalling snel gevuld zal zijn met klanten uit de regio.

Door handhaving bij kassen in het buitengebied in de gemeente conform provinciaal beleid zal de vraag naar caravanstalling in de regio bovendien verder toenemen. Op de locatie van de stallingen aan de Verbindingsweg is een caravanstalling specifiek opgenomen in de wijzigingsregels van het bestemmingsplan.

Waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied (locatiekeuze)

Goedkope binnenruimte

Binnen de steden is doorgaans geen plek voor grote binnenopslag van voertuigen. Daarom worden rond de steden vaak leegstaande kassen gebruikt. Financiële overwegingen leiden er veelal toe dat stallingen in de praktijk niet op bedrijventerreinen worden gevestigd, hoewel het beleidsmatig meer voor de hand lijkt te liggen om daar bedrijven te vestigen. Het vestigen van een opslag is niet rendabel op bedrijventerreinen. De grondprijs voor agrarische grond met kassen ligt veel lager dan de grondprijs voor grond met een bedrijfsbestemming. Bovendien gaat het om een arbeidsextensief bedrijf, wat om die reden niet in stedelijk gebied past.

Ruimtebehoefte en vestigingsvoorwaarden

Alleen al voor de bestaande stallingen is een bruto-oppervlakte van 4 hectare (1.440 stallingsplaatsen met een gemiddelde oppervlakte van 25 m2 inclusief verkeersruimte = 3,6 ha netto binnenruimte) noodzakelijk om te kunnen voldoen aan de groeiende vraag. In theorie is een binnenparkeerterrein in twee lagen mogelijk, waardoor het ruimtebeslag kan worden gehalveerd. Dit is echter financieel niet haalbaar voor een voertuigstalling.

De alternatieven zijn onderzocht, rekening houdend met de vestigingsvoorwaarden voor de bestaande caravanstallingen:

  • een goed bereikbare plek in het marktgebied van de huidige stallingen (hoe centraler hoe beter in verband met het voorkomen van meer transportbeweging);
  • een locatie op een bedrijventerrein (binnen bestaand stedelijk gebied);
  • een bedrijfsbestemming die geschikt is voor bedrijven in milieucategorie 2;
  • een oppervlakte van 4 hectare.

Onderzoek alternatieven binnen bestaand stedelijk gebied

Bedrijven horen beleidsmatig thuis op bedrijventerreinen, hoewel het beleid op bedrijventerreinen vaak is gericht op voldoende werkgelegenheid en voldoende ruimte voor bedrijven in een zo hoog mogelijke milieucategorie. Een voertuigstalling valt in milieucategorie 2, leidt vrijwel niet tot extra werkgelegenheid en kan in de nabijheid van de woonfunctie worden gerealiseerd. Hoewel de grondprijs op bedrijventerreinen de vestiging van een voertuigstalling financieel onmogelijk maakt en het om een arbeidsextensief bedrijf gaat, wat om die reden niet in stedelijk gebied past, is toch onderzocht waar voldoende geschikte ruimte is.

De bedrijventerreinen zijn door de provincie vastgelegd in haar Programma ruimte op de kaart 'economie'. De beleidsmatige ruimte beperkt de zoektocht naar geschikte alternatieven tot de locaties zoals weergegeven in figuur 3.2 binnen het marktgebied van de bestaande stallingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.WpVerbwegZwNwk-Va01_0008.png"

Figuur 3.2 Beleidsmatig zoekgebied alternatieven

Vervolgens is op basis van de geldende bestemmingsplannen en gegevens van de provincie Zuid-Holland (Bron: phz.eyelocus.com) geïnventariseerd welk deel van de bedrijventerreinen over harde plancapaciteit en direct uitgeefbare kavels beschikt (zie figuur 3.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.WpVerbwegZwNwk-Va01_0009.png"

Figuur 3.3 Harde plancapaciteit

Uit de inventarisatie blijkt dat er wel terreinen met harde plancapaciteit zijn, maar op deze terreinen geen geschikte kavels van voldoende omvang of met de juiste bestemming zijn. Een overzicht is weergegeven in tabel 3.2.

Tabel 3.2 Analyse harde plancapaciteit

Bedrijventerrein Oppervlakte uitgeefbaar Bijzonderheden
Coenecoop III/West, Waddinxveen 2 ha De beschikbare ruimte op dit terrein is ontoereikend.
Distripark A12, Waddinxveen 5 ha Op dit terrein zijn enkele kavels leeg, waarvan 1 met een oppervlakte van ca 20.000 m2. Dit kavel is te klein.
Logistiek Park A12 Waddinxveen 16 ha Dit bedrijventerrein is bedoeld voor logistiek, transport en distributie. Opslag is toegestaan.
Nijverheidscentrum Zevenhuizen 2,5 ha De beschikbare ruimte op dit terrein is ontoereikend.
Gouwe Park, Waddinxveen 15,4 ha Op het terrein is geen geschikte ruimte. Hier is in theorie 1 kavel van bijna 13.000 m2 samen te stellen. Het terrein is bovendien bedoeld voor bedrijven in zwaardere milieu categorieën (bedrijven t/m categorie 4.1.)
Nesselande, Rotterdam 10,1 ha Op dit terrein is met uitzondering van de in gebruik zijnde locatie Onderweg 1 caravanstalling uitgesloten.
Capelle Trade Centre, Capelle ad IJssel 1 ha Op dit terrein is 1 kavel leeg met een oppervlakte van circa 10.000 m2. De beschikbare ruimte is te klein.

Tot slot is in het gebied geïnventariseerd waar daadwerkelijk een kavel met voldoende bouwmogelijkheden of een bestaand bedrijfsgebouw van voldoende omvang wordt aangeboden (bron: Funda-in business, 30 april 2018). Uit de inventarisatie blijkt dat er twee terreinen zijn met beschikbare kavels, maar deze zijn niet bedoeld voor voertuigstallingen (zie tabel 3.3).

Tabel 3.3 Analyse beschikbare kavels

Bedrijventerrein Oppervlakte Bijzonderheden
Bedrijventerrein IJsseldijk, Capelle a/d IJssel 4,7 ha De kavels op dit bedrijventerrein zijn alleen te huur. Het terrein heeft de functieaanduiding scheepswerf.
Logistiek Park A12 Waddinxveen 2 tot 10 ha De opslag is alleen te huur en bedoeld voor logistieke bedrijven.

Conclusie

Uit de inventarisatie van de beschikbare harde plancapaciteit en de te koop staande percelen blijkt dat er binnen de relevante regio voor deze bestaande stallingen geen geschikte alternatieven zijn. Er is voldoende aanbod aan kleine percelen en kleine bedrijfsruimtes, maar niet in de noodzakelijke omvang of met de juiste bestemming. In dat geval ligt een locatie aansluitend aan bestaand stedelijk gebied voor de hand.

3.3 Provinciaal Beleid

Visie Ruimte en Mobiliteit en Verordening Ruimte (geconsolideerde versies 2018)

De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:

  • Ruimte bieden aan ontwikkelingen.
  • Aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit.
  • Allianties aangaan met maatschappelijke partners.
  • Minder toetsen op regels en meer sturen op doelen.

In het VRM zijn vier thema's te onderscheiden;

  1. 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is;
  2. 2. vergroten van de agglomeratiekracht;
  3. 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  4. 4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

In samenhang met de structuurvisie is de Verordening Ruimte vastgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke plannen. De volgende artikelen zijn relevant voor de gewenste ontwikkeling:

Artikel 2.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Lid 1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:

  1. a. de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd;
  2. b. in die behoefte wordt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, of
  3. c. indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stads- en dorpsgebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt gebruik gemaakt van locaties die,
    1. 1. gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld,
    2. 2. passen in de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit, waarbij artikel 2.2.1 van toepassing is, en
    3. 3. zijn opgenomen in het Programma ruimte, voor zover het gaat om locaties groter dan 3 hectare.

Lid 2 Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau

Gedeputeerde Staten kunnen bij de aanvaarding van een regionale visie aangeven in hoeverre de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau geheel of gedeeltelijk is doorlopen. In de toelichting van het bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid, kan in dat geval worden verwezen naar de regionale visie als motivering of gedeeltelijke motivering dat de stedelijke ontwikkeling voldoet aan het eerste lid.

Artikel 2.2.1 Ruimtelijke kwaliteit

Lid 1 Ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen

Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:

  1. a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
  2. b. als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard of schaal niet past binnen het gebied (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
    1. 1. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
    2. 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid;
  3. c. als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard en schaal niet past binnen het gebied (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
    1. 1. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied ook aandacht is besteed aan de overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
    2. 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid.

Lid 2 Uitzonderingen vanwege beschermingscategorieën

  1. a. Een bestemmingsplan voor een gebied met beschermingscategorie 1 kan niet voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in het eerste lid, onder b en c, tenzij het gaat om de ontwikkeling van bovenlokale infrastructuur of van natuur of om een in het Programma ruimte uitgezonderde ruimtelijke ontwikkeling of een zwaarwegend algemeen belang en voorts wordt voldaan aan de onder b en c gestelde voorwaarden.
  2. b. Een bestemmingsplan voor een gebied met beschermingscategorie 2 kan niet voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in het eerste lid, onder c, tenzij het gaat om de ontwikkeling van bovenlokale infrastructuur of van natuur of om een in het Programma ruimte uitgezonderde ruimtelijke ontwikkeling of een zwaarwegend algemeen belang en voorts wordt voldaan aan de onder c gestelde voorwaarden.

Lid 4 Beeldkwaliteitsparagraaf

Een bestemmingsplan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt als bedoeld in het eerste lid bevat een beeldkwaliteitsparagraaf, waarin het effect van deze ontwikkeling op de bestaande kenmerken en waarden wordt beschreven en waaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit ten minste gelijk blijft, voor zover het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling:

  1. a. waarbij de richtpunten van de kwaliteitskaart in het geding zijn, of
  2. b. die is gelegen op gronden binnen een beschermingscategorie als bedoeld in het tweede lid, onder a en b.

Gebiedsprofiel Bentwoud-Rottemeren-Zuidplas

Als uitwerking van de kwaliteitskaart in de provinciale structuurvisie is het 'gebiedsprofiel Bentwoud-Rottemeren-Zuidplas” opgesteld. Het gebiedsprofiel is de schakel tussen de kwaliteitskaart en de beeldkwaliteitsparagrafen van lokale overheden. Het is een uitwerking van de legenda eenheden van de kwaliteitskaart. Het geeft een beschrijving en ambitie voor de kenmerken en kwaliteiten van een gebied.

Het gebied Bentwoud-Rottemeren-Zuidplas is een overwegend open gebied dat zich uitstrekt tussen Rotterdam en het Groene Hart en dat aan beide zijden geflankeerd wordt door glastuinbouw- en woongebieden. Het gebied kent vele identiteiten. Zo is het een recreatiegebied voor de stedelingen in de omgeving, een landbouw- en glastuinbouwgebied voor agrariërs, een werkgebied door de vele bedrijven langs de snelwegen én een buitengebied met natuurbeleving dichtbij de stad. De contrasten in het gebied zijn enorm en de randvoorwaarden en ontwikkelingsdruk vanuit waterveiligheid, recreatie en stedelijke functies zijn groot.

De hoofdambities uit het gebiedsprofiel Bentwoud-Rottemeren-Zuidplas zijn:

  • Versterken van de ringvaart in beleving en gebruik;
  • Identiteit Rotte en Bentwoud behouden en versterken;
  • Kwaliteiten rivieren en bovenland behouden en beleefbaar maken;
  • Verkavelingsstructuur is uitgangspunt bij ontwikkelingen;
  • Concentratie van bedrijventerreinen rondom knooppunten (langs snelweg);
  • Vertelkracht van parels versterken.

Voor deze ontwikkeling zijn de volgende legenda-eenheden van belang:

  1. 1. Restveengebied;
  2. 2. Snelwegpanorama;
  3. 3. OV-panorama;
  4. 4. Overig hoofdwater;
  5. 5. Rand aan infrastructuur;
  6. 6. Verspreide glastuinbouw.

Toetsing provinciaal beleid

De beoogde ontwikkeling sluit goed aan bij de rode draden 'opwaarderen wat er is', 'verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit' en 'bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving'. De oude kassen worden getransformeerd naar bedrijfsbebouwing en door middel van beplantingsstroken en gevelplaten ingepast in de omgeving. Door het plaatsen van zonnecellen worden de kassen omgevormd tot een duurzame stalling voor caravans en andere kampeer-/vervoersmiddelen.

De stallingen betreffen bestaande voorzieningen net buiten bestaand stads- en dorpsgebied die nu planologisch-juridisch mogelijk worden gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.WpVerbwegZwNwk-Va01_0010.png"

Figuur 3.4 Uitsnede visiekaart 'beter benutten bebouwde ruimte'

Toetsing Ladder voor duurzame verstedelijking

Ad a.

Op de behoefte is ingegaan in paragraaf 3.2.

Ad b.

Er is geen geschikte ruimte gevonden binnen bestaand stedelijk gebied. Hierop is in paragraaf 3.2 ingegaan. In dit geval wordt een transformatielocatie aansluitend aan bestaand stedelijk gebied benut voor het stallen van voertuigen. Op deze locatie worden bedrijfsfuncties door de gemeente gewenst en daartoe is ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in het geldende bestemmingsplan 'Zuidplas West' (onherroepelijk in 2011). Het bedrijfsmatig stallen van caravans is hierin expliciet benoemd. Stallingen met en omvang van 4 hectare zijn niet wenselijk in de woongebieden. Het enige alternatief is een groot ruimtebeslag op een bedrijventerrein binnen het marktgebied van de stallingen. Het beleid van de provincie voor bedrijventerreinen is echter gericht op het vestigen van bedrijven in een zo hoog mogelijke milieucategorie. Voertuigstallingen zijn bedrijfsfuncties met een zeer extensief grondgebruik en vallen in milieucategorie 2. Ook is vestiging van een arbeidsextensieve voertuigstalling gelet op de grondprijzen op bedrijventerreinen financieel niet haalbaar en niet wenselijk.

Ad c. onder 1

De locatie is passend ontsloten over de weg. Gezien de aard van het bedrijf zullen alle transportbewegingen over de weg plaatsvinden. Het plangebied is direct bereikbaar via de A20 en de N219 (zie paragraaf 2.2.3). De toekomstige ontsluiting van de stalling Verbindingsweg 11-15 op de Parallelweg Zuid zal verder ten goede komen aan de bereikbaarheid. Openbaar vervoer is eveneens gelegen op korte afstand.

Ad c. onder 2

Het transformeren van verouderde kassen naar bedrijfsbebouwing voldoet op deze locatie aansluitend aan bestaand stedelijk gebied aan de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit. Hierop is hierna bij de toetsing aan ruimtelijke kwaliteit ingegaan.

Ad c. onder 3

Nieuwe locaties met stedelijke functies groter dan 3 hectare moeten worden opgenomen in het Programma ruimte. In dit geval gaat het om bestaande stallingen aan de rand van het bestaand stedelijk gebied. Ook is een wijzigingsbevoegdheid in het geldende bestemmingsplan opgenomen om de bestemming te wijzigen in bedrijventerrein en specifiek een dergelijke stalling te kunnen toestaan. Opgemerkt wordt dat dit bestemmingsplan op 2 juli 2009 is vastgesteld en de provincie met dit plan heeft ingestemd. Gelet op deze bijzondere omstandigheden wordt de provincie verzocht om deze locatie op de 3 hectarekaart op te nemen en de transformatie van de kassenlocatie tot bedrijfslocatie met bedrijfsgebouwen mogelijk te maken. Hiermee wordt precedentwerking voor kassen op andere locaties voorkomen. Het algemene beleid van de provincie is immers dat in kassen in het buitengebied alleen teelt onder glas is toegestaan.

Gezien voorgaande wordt voldaan aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Toetsing ruimtelijke kwaliteit

Op de kwaliteitskaart ligt het plangebied in het veencomplex 'oude zeeklei' (Laag van de Ondergrond) en droogmakerijenlandschap 'veen' (Laag van de Cultuur- en Natuurlandschappen) met als richtpunt dat ontwikkelingen in droogmakerijen een bijdrage leveren aan een duurzame waterhuishouding. Op de waterhuishouding in het plangebied wordt ingegaan in paragraaf 4.9.

In de Laag van de Stedelijke Occupatie ligt het plangebied deels in de 'stads- en dorpsrand' (zie figuur 3.5). Richtpunt is dat ontwikkelingen aan de stads- of dorpsrand bijdragen aan het realiseren van een rand met passende overgangskwaliteit. In paragraaf 2.2.2 is nader ingegaan op de inpassing van de ontwikkeling in de omgeving. Daarbij kan worden opgemerkt dat de geldende planologische regeling al kassen mogelijk maakt in het plangebied. Ook is het plangebied voorzien van een wijzigingsbevoegdheid naar 'Bedrijventerrein'. Met voorliggend wijzigingsplan wordt invulling gegeven aan deze wijzigingsbevoegdheid. De transformatie van de bestaande kassen naar bedrijfsbebouwing levert een significante bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit binnen de dorpsrand.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.WpVerbwegZwNwk-Va01_0011.png"

Figuur 3.5 Uitsnede kwaliteitskaart 'Laag van de Stedelijke Occupatie'

De ruimtelijke ontwikkeling past binnen de aard en schaal van het gebied (inpassen). In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich meerdere bedrijven en grote infrastructuur. Daarnaast rust op de beoogde locatie een wijzigingsbevoegdheid tot bedrijventerrein. Om gebruik te maken van deze wijzigingsbevoegdheid is een beplantingsplan opgesteld ten behoeve van de landschappelijke inpassing van de stallingen. Ook zal voor nieuwe ontwikkelingen aan beeldkwaliteitseisen moeten worden voldaan, welke als bijlage bij de regels zijn opgenomen. De locatie is niet aangemerkt als een gebied met een beschermingscategorie.

Ten slotte voldoet de ontwikkeling aan het regioprofiel (Bentwoud-Rottemeren-Zuidplas). Zowel het snelwegpanorama (A20) als het OV-panorama (spoorlijn Rotterdam-Gouda) worden positief beïnvloed door de transformatie van verouderde kassen naar bedrijfsbebouwing en de landschappelijke inpassing door middel van een nieuw aan te leggen groenstrook. Ook de ligging van de stallingen nabij afrit 17 van de A20 sluit aan op de ambitie om bedrijventerreinen te concentreren bij knooppunten langs snelwegen.

3.4 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie Zuidplas 2030

In deze Structuurvisie presenteert de gemeente Zuidplas op een compacte wijze de ruimtelijke visie tot 2030 en daarna. Hierin wordt op hoofdlijnen beschreven welke ambities Zuidplas heeft en welke koers Zuidplas volgt om die ambities te verwezenlijken. De Structuurvisie biedt een kader voor alle gebieds- en ruimtelijke opgaven die Zuidplas in de komende decennia wil realiseren.

Het plangebied is in de structuurvisie aangegeven als 'Werklandschap toekomstig'. De gemeente voorziet hier de realisatie van werklandschap 'A20 Zuid'. Het nieuwe werklandschap vormt een aanvulling op de beperkte uitbreiding van bedrijventerreinen in Zuidplas en biedt een maatwerkoplossing voor nieuwe ondernemingen en bedrijven van elders in de gemeente. Zuidplas voorziet op deze locaties in vestigingsruimte voor grootschalige detailhandel met een regionale uitstraling. Ook voor de nieuwe werklandschappen geldt dat de initiatieven bij de markt liggen, maar dat de gemeente de kaders stelt.

Toetsing beoogde ontwikkeling

Door de transformatie van de bestaande kassen naar bedrijfsbebouwing wordt invulling gegeven aan het toekomstige werklandschap aan de zuidzijde van de A20. Het betreft een particulier initiatief waarbij de gemeente de kaders heeft aangegeven door middel van de wijzigingsregels in het geldende bestemmingsplan 'Zuidplas West' en de beeldkwaliteitsregels (opgenomen als bijlage bij de regels).

Welstandsbeleid

Donderdag 4 juni 2015 is de welstandsnota Zuidplas 2015 in werking getreden. De nieuwe welstandsnota gaat uit van het principe 'welstandsvrij tenzij', zonder dat daarbij tekort gedaan wordt aan de ruimtelijke kwaliteit van Zuidplas. De Welstandsnota Zuidplas 2015 bevat twee welstandsniveaus. Structuurbepalende elementen, landschappelijke waardevolle gebieden, historische dorpskernen en centrumgebieden worden beschermd c.q. gestuurd met een zwaar welstandsregime. Het gebied dat overblijft met o.a. modale woonwijken en bedrijfsterreinen wordt welstandsvrij.

Toetsing beoogde ontwikkeling

Het plangebied behoort tot het welstandsvrije buitengebied. Ten behoeve van de ontwikkeling zijn beeldkwaliteitsregels opgesteld. Bouwmogelijkheden moeten voldoen aan deze regels.

Conclusie gemeentelijk beleid

Dit bestemmingsplan voldoet aan gemeentelijk beleid. In de structuurvisie is het plangebied reeds aangewezen als werklandschap. Het gebied is welstandsvrij. Bij functiewijzigingen van agrarische bebouwing is ruimtelijke kwaliteitswinst te behalen door het beter in passen van bestaande bebouwing en voorwaarden te stellen aan uitbreidingsmogelijkheden. De ontwikkeling zal op een verantwoorde manier landschappelijk worden ingepast en bij aanvraag van een omgevingsvergunning worden getoetst aan de beeldkwaliteitsregels door de vakgroep stedenbouw van de gemeente Zuidplas.

Hoofdstuk 4 Milieuonderzoek

4.1 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

Langs alle wegen, met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven, liggen geluidszones. Binnen deze geluidzones dient de geluidsbelasting op gevels van geluidsgevoelige gebouwen binnen de in de Wet geluidhinder (Wgh) gestelde eisen te blijven.

Onderzoek en conclusie

Er worden geen nieuwe geluidsgevoelige ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Nader onderzoek naar geluidshinder is niet aan de orde.

4.2 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof Toetsing van Grenswaarde
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³
fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie 25 µg /m³

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

De verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling bedraagt (worst-case) 85 mvt/etmaal (zie paragraaf 2.2.3). Uit de NIBM-tool blijkt dat de maximale bijdrage NO2 0,06 µg/m³ bedraagt en de maximale bijdrage voor PM10 0,01 µg/m³ (figuur 4.1). Hierdoor heeft de beoogde ontwikkeling een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³). De beoogde ontwikkeling draagt dan ook 'niet in betekende mate' bij aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen en is vrijgesteld aan het toetsen aan de grenswaarden. Voldaan wordt aan de luchtkwaliteitswetgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.WpVerbwegZwNwk-Va01_0012.png"

Figuur 4.1 Uitsnede NIBM-tool

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2016 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Verbindingsweg. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2016 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied.

4.3 Bedrijven En Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Onderzoek

Een (caravan)stalling is niet als zodanig genoemd in de VNG-publicatie. Een dergelijke stalling is vergelijkbaar met enerzijds een opslaggebouw en anderzijds een autoparkeerterrein. Voor beide geldt een richtafstand van 30 m (milieucategorie 2) tot een rustige woonwijk. Gezien de diverse activiteiten in de omgeving (waaronder bedrijvigheid en agrarische activiteiten) kan het gebied als gemengd gebied worden getypeerd. In dat geval kan de richtafstand met een stap worden verlaagd naar 10 meter. De dichtstbijzijnde (bedrijfs)woningen van derden zijn gelegen aan de Verbindingsweg (nummers, 5, 7, 9, 11, 13 en 15). De woningen aan de Verbindingsweg 7 en 9 worden bewoond door de eigenaren van de stalling en behoeven dan ook niet getoetst te worden aan de richtafstand. De woningen aan de Verbindingsweg 5, 11, 13 en 15 zijn op meer dan 10 m afstand gelegen van de stalling en voldoen dan ook aan de richtafstand. Er is dan ook sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van deze (bedrijfs)woningen.

Een stalling veroorzaakt met name milieuhinder vanwege de verkeersbewegingen ten gevolge van het stallen en ophalen van caravans en andere kampeer-/vervoermiddelen. In de huidige situatie wordt de stalling via de Verbindingsweg ontsloten waarbij het verkeer met name afkomstig is van Parallelweg-Zuid uit de richting Nieuwerkerk aan den IJssel. In de toekomstige situatie wordt één van de stallingen via een nieuwe ontsluiting aan de Parallelweg-Zuid ontsloten. Hierdoor ondervinden de bewoners van de woningen aan de Verbindingsweg minder geluidsoverlast vanwege de afname van verkeersbewegingen. Zoals gemotiveerd in paragraaf 2.2.3 neemt de verkeersgeneratie op de Parallelweg Zuid gering toe. Woningen aan de Verbindingsweg zullen hiervan geen hinder ondervinden vanwege de goede bereikbaarheid van de A20 via de N219 aan de zuidwestzijde van het plangebied. Hoewel het aantal verkeersbewegingen op de openbare weg rond de woning ter plaatse van Verbindingsweg 15 in de nieuwe situatie zal afnemen als gevolg van de nieuwe ontsluiting, wordt het beoogde opstelterrein verplaatst van de zuidoostzijde van de woning naar de zuidwestzijde van de woning. In de huidige situatie worden caravans kortstondig geparkeerd op het terrein van Verbindingsweg 13, op circa 35 m van de woning Verbindingsweg 15. Het opstelterrein wordt in de huidige situatie niet afgeschermd van de woning. In de nieuwe situatie is het opstelterrein beoogd op circa 32 m ten zuidwesten van de woning Verbindingsweg 15. Geconcludeerd kan worden dat de situatie ten opzichte van deze woning nauwelijks wijzigt. Om eventuele milieuhinder te voorkomen wordt de woning afgeschermd door middel van een 3 m hoog geluidsreducerend scherm achter de reeds (deels) aangeplante haag. Ter plaatse zal dan ook sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de omliggende woningen sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat de stalling niet in de eigen bedrijfsvoering wordt beperkt.

4.4 Externe Veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek en conclusie

Overeenkomstig het Bevi is een stalling voor caravans en andersoortige kampeer-/vervoermiddelen geen (beperkt) kwetsbaar object. Ter plaatse van een stalling zijn immers geen grote aantallen personen aanwezig gedurende een groot gedeelte van de dag. Er hoeft dan ook niet getoetst te worden aan de risicobronnen in de omgeving.

Met betrekking tot brandveiligheid is de beoogde ontwikkeling aan de brandweer voorgelegd. De brandweer adviseert, op basis van de 'Praktijkrichtlijn Bluswatervoorziening' om de primaire bluswatervoorziening te herzien en uit te breiden met een onbeperkte hoeveelheid bluswater met een minimale opbrengst van 60 m3 per uur. Dit kan op verschillende manieren:

  • Het aanbrengen van een ondergrondse brandkraan in het drinkwaterleidingnetwerk;
  • Het beschikbare open water aan de Verbindingsweg beschikbaar maken voor primaire bluswaterwinning. Het huidige aanwezige open water voldoet niet geheel aan de inrichtingseisen van een primaire bluswatervoorziening, maar is voor de brandweer met aanpassingen acceptabel te maken;
  • Het aanbrengen van een grondwaterzuigput.

Met de brandweer zal worden afgestemd op welke manier de primaire bluswatervoorziening wordt uitgebreid. Het aspect (externe) veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.5 Kabels En Leidingen

Toetsingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.

Onderzoek en conclusie

Langs de zuid- en westgrens van het plangebied is een rioolwaterpersleiding gelegen. Overeenkomstig het geldende bestemmingsplan zijn binnen een afstand van 3 meter van de leiding de gronden bestemd voor de aanleg, herstel en instandhouding van de leiding. Op de tot 'Leiding – Rivierwatertransport' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen met een maximale hoogte van 3 meter. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen mits:

  • door de bouwwerken geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

De leiding wordt beschermd middels een dubbelbestemming op de verbeelding. Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn verder geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig.

4.6 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).

Onderzoek

Locatie Parallelweg-Zuid 191

In het kader van een eigendomstransactie is in 2016 een verkennend bodemonderzoek verricht op de locatie Parallelweg-Zuid 191, voorheen Verbindingsweg 11-15 (zie bijlage 7). De weide ter plaatse van de beoogde uitbreiding is in dit onderzoek meegenomen.

Op basis van de resultaten van het uitgevoerde vooronderzoek is een hypothese opgesteld met betrekking tot een mogelijke verontreinigingssituatie in de bodem, namelijk verdacht voor bodemverontreiniging met OCB als gevolg van het voormalig gebruik van bestrijdingsmiddelen. Ook worden vanuit de bodemkwaliteitskaart verhoogde gehalten aan met name zware metalen worden verwacht.

Op basis van het uitgevoerde bodemonderzoek dient de hypothese ‘onverdachte locatie’ (strikt genomen) verworpen te worden, vanwege de aangetoonde licht verhoogde gehalten in de grond en in het grondwater. De licht tot sterk verhoogde concentraties barium in het grondwater worden beschouwd als verhoogde achtergrondconcentraties. Van barium is bekend dat het, als gevolg van natuurlijke processen, vaak verhoogd voorkomt in het grondwater, waarbij zelfs de interventiewaarde overschreden kan worden. De aangetoonde verhoogde gehalten aan zware metalen in de grond zijn zodanig licht verhoogd dat aanvullend onderzoek (eventueel op basis van een aangepaste onderzoeksstrategie) of nadere maatregelen niet noodzakelijk worden geacht. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt is het terrein geschikt voor de huidige en de toekomstige bestemming.

Als op de locatie graafwerkzaamheden gaan plaatsvinden kunnen, afhankelijk van de aangetoonde gehalten in de grond en/of de samenstelling, beperkingen worden gesteld aan het hergebruik van de vrijkomende grond. Bij toepassingsmogelijkheden elders of bij afvoer naar een erkend verwerker dient de vrijkomende grond mogelijk nog conform het Besluit Bodemkwaliteit te worden gekeurd. Bij werkzaamheden in de grond dient rekening gehouden te worden met eventueel te treffen veiligheidsmaatregelen conform de CROW-publicatie 132.

Verbindingsweg 5-9

Voor de locatie Verbindingsweg 5-9 is door Econsultancy een vooronderzoek uitgevoerd (zie bijlage 8). Ten behoeve van het onderzoek is op 25 januari 2017 een terreininspectie uitgevoerd.

Op basis van het uitgevoerde onderzoek is de onderzoekslocatie verdacht voor de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen en dempingsmateriaal in de bodem. Echter, aangezien er in het kader van de bestemmingsplanwijziging geen (noemenswaardige) graafwerkzaamheden voorzien zijn en er, als gevolg van de aanwezigheid van betontegels, betonverhardingen en worteldoek geen contactmogelijkheden zijn met de bodem, wordt niet verwacht dat een eventuele bodemverontreiniging (als gevolg van de aanwezigheid van dempingsmateriaal en het toepassen van bestrijdingsmiddelen) een milieuhygiënische belemmering vormt voor het beoogde gebruik. Indien er graafwerkzaamheden voorzien zijn, dient er mogelijk wel een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd te worden. De uiteindelijke beslissing hierover ligt bij het bevoegd gezag.

Conclusie

Op basis van het uitgevoerde bodemonderzoek kan worden geconcludeerd dat er geen bodemhygiënische redenen zijn, die een beletsel of beperking vormen ten aanzien van de beoogde bestemmingswijziging van agrarisch naar bedrijvigheid op de locatie.

Echter wanneer op de locatie gebouwen worden gerealiseerd waar personen langer dan 2 uur verblijven, dient te worden beoordeeld of er een verkennend bodemonderzoek conform de NEN 5740 dient te worden uitgevoerd. Afhankelijk van de ligging van het gebouw is mogelijk een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk.

Opgemerkt wordt dat de uitgevoerde bodemonderzoeken niet zonder meer rechtsgeldig zijn als bewijsmiddel bij hergebruik van vrijkomende grond. Indien vrijkomende grond op een andere locatie wordt toegepast kan deze mogelijk worden toegepast conform het gestelde in de Nota Bodembeheer Midden-Holland of dient deze te worden gekeurd conform het Besluit bodemkwaliteit. Hergebruik en opslag van grond dient in nagenoeg alle gevallen te worden gemeld. Voor nadere informatie over het keuren, het opslaan en het melden kan de website van de Omgevingsdienst Midden-Holland (www.odmh.nl) worden geraadpleegd.

4.7 Archeologie

Beleid en normstelling

Het archeologisch erfgoed wordt binnen Nederland als zeer waardevol beschouwd. De Erfgoedwet (2016) legt de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het archeologische erfgoed bij de gemeente. De taken in het kader van de Erfgoedwet behelzen onder andere het integreren van archeologie in de RO-procedures (zoals vergunningen en Projectbesluiten) en de koppeling tussen bestemmingsplannen en archeologische waarden en verwachtingen.

De Erfgoedwet verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan of bij een omgevingsvergunning rekening te houden met in de bodem aanwezige of te verwachten archeologische waarden. De feitelijke bescherming daarvan krijgt gestalte door het opnemen van regels in het bestemmingsplan ten aanzien van de afgifte van omgevings- en aanlegvergunningen in die gebieden die als archeologisch waardevol zijn aangemerkt. Aan de vergunning zelf kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden, met als uiterste de verplichting tot planaanpassing of het laten verrichten van een opgraving.

Bestemmingsplan 'Zuidplas West'

Ter plaatse van het plangebied is in het vigerende bestemmingsplan 'Zuidplas West' geen archeologische dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van archeologische waarden. Derhalvewordt archeologisch onderzoek niet noodzakelijk geacht.

Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor het vaststellen van het wijzigingsplan.

4.8 Flora- En Fauna

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan.

Onderzoek

Soortenbescherming

Voor de realisatie van de stalling is door Adviesbureau Mertens een verkennend veldonderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde soorten (Bijlage 6). Er is vastgesteld dat het voorkomen van matig of zwaar beschermde soorten is uitgesloten. Het plangebied bezit geen mogelijkheden voor vleermuizen en broedvogels met vaste rust- en verblijfplaatsen om er te verblijven. Wel vliegen er vleermuizen in lage dichtheid. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven foerageren.

In verband met het de mogelijke aanwezigheid van algemene broedvogels in de sloot ten noordwesten van de bestaande kassen, is het van belang om werkzaamheden aan deze sloot buiten het broedseizoen uit te voeren of te werken op een manier dat vogels niet tot broeden komen (vogelverschrikkers gebruiken, maaien gebied voor broedseizoen). Voor overige soort(groep)en is het gebied verder volledig ongeschikt. Om deze situatie niet te laten veranderen dient het ontstaan van waterplassen op het land in de aanlegfase voorkomen te worden en de werkzaamheden dienen niet langdurig onderbreken te worden.

Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten. De plannen aan de Verbindingsweg 5-9 en Parallelweg-Zuid 191 te Nieuwerkerk aan den IJssel zijn met betrekking tot beschermde soorten niet in strijd met het gestelde binnen de Wet Natuurbescherming.

Beschermde gebieden

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000 (figuur 4.2). Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Nationaal Natuurnetwerk (NNN)/de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het dichtstbijzijnde NNN/EHS gebied is gelegen op circa 480 m ten noordoosten van het plangebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein en is gelegen op circa 9,4 km ten oosten van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.WpVerbwegZwNwk-Va01_0013.png"

Figuur 4.2 Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. beschermde natuurgebieden (bron: geo-loket provincie Zuid-Holland)

Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Ook ligt het plangebied niet in of grenzend aan een door de provincie aangewezen belangrijk weidevogelgebied. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de omvang van de ontwikkeling en afstand tot natuurgebieden kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. Gelet op de beperkte toename van verkeersbewegingen en ruime afstand zijn negatieve effecten als gevolg van toename in stikstofdepositie uitgesloten. Significante negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen derhalve worden uitgesloten.

Conclusie

De Wet Natuurbescherming vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit wijzigingsplan. De volgende maatregelen worden noodzakelijk geacht om te voorkomen dat de Wet natuurbescherming wordt overtreden:

  • in verband met de mogelijke aanwezigheid van algemene broedvogels in de sloot is het van belang om werkzaamheden aan deze sloot buiten het broedseizoen uit te voeren of te werken op een manier dat vogels niet tot broeden komen;
  • het ontstaan van waterplassen op het land dient te worden voorkomen in de aanlegfase;
  • werkzaamheden dienen niet langdurig onderbroken te worden.

4.9 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. De initiatiefnemer heeft het waterschap geïnformeerd door gebruik te maken van de Digitale Watertoets. Deze is uitgevoerd op 20 januari 2017. Naar aanleiding hiervan wordt nader overleg gevoerd met het waterschap.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening Ruimte

Hoogheemraadschapsbeleid

Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan 2016-2021 'Met mensen en water', de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers. Het waterbeheerplan bevat de hoofdlijnen van het beleid voor de taken van het waterschap met betrekking tot de waterveiligheid, het oppervlaktewater- en grondwaterbeheer, het beheer van afvalwaterketen en emissies, en het wegenbeheer in de Krimpenerwaard. Met het nieuwe Waterbeheerplan staat het HHSK voor een doelmatig en duurzaam waterbeheer, in directe verbinding met de omgeving. Per 1 januari 2016 is de geactualiseerde Keur in werking getreden. De Keur geeft met verboden aan welke activiteiten in de buurt van water en waterkeringen niet zijn toegestaan. Daarnaast geeft de Keur met geboden aan welke onderhoudsverplichtingen eigenaren en gebruikers van wateren en waterkeringen hebben.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied ligt aan de noordzijde van de kern Nieuwerkerk aan den IJssel. Het terrein is grotendeels verhard vanwege de aanwezigheid van tuinbouwkassen.

Bodem en grondwater

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit veengronden. Er is sprake van grondwatertrap II. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand minder dan 0,4 m beneden het maaiveld ligt en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen 0,5 en 0,8 m beneden het maaiveld.

Waterkwantiteit

Overeenkomstig de legger van het waterschap is langs de zuidkant van het plangebied een hoofdwatergang gelegen (figuur 4.3). Deze hoofdwatergang heeft aan weerszijden een beschermingszone van 5 meter. Binnen de beschermingszone gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergangen mogelijk te houden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.WpVerbwegZwNwk-Va01_0014.png"

Figuur 4.3 Relevante watergangen (bron: legger waterschap Schieland en de Krimpenerwaard)

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied is niet gelegen binnen de kern- en beschermingszone van een regionale/primaire waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is deels aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel.

Toekomstige situatie

Algemeen

Ter plaatse van het plangebied vinden de volgende wijzigingen plaats:

  • De bestaande tuinbouwkassen worden aan de achterzijde ingekort;
  • Ter compensatie van het inkorten wordt de stallingsruimte aan de noord-westzijde uitgebreid;
  • De verouderde stalling aan de zuidkant wordt gesloopt en vervangen door een nieuwe stalling;
  • Op het perceel Verbindingsweg 7 wordt de bestaande erfbebouwing (schuur, hobbykas en waterbassins) vervangen door een nieuwe schuur;
  • De watergang langs de noordwestzijde van de bestaande kassen zal worden gedempt over een oppervlakte van circa 380 m2;
  • De dempingen moeten geheel worden gecompenseerd binnen hetzelfde peilgebied;
  • De aanvullende waterberging wordt gerealiseerd binnen het peilgebied waar de verharding wordt aangebracht;
  • Een dam met duiker wordt aangebracht ten behoeve van het realiseren van een inrit vanaf Parallelweg-Zuid. De aanleg van de dam is al gestart.

Om te voorkomen dat bij een maatgevende regenbui waterschade ontstaat, wordt in de bestaande kassen/ toekomstige bedrijfsbebouwing het bestaande vloerpeil/maaiveldhoogte gehandhaafd dan wel opgehoogd.

Waterkwantiteit

Bij toename van verharding van meer dan 500 m2 zijn watercompenserende maatregelen noodzakelijk. Indien dit het geval dient 17,2% van de toename in verharding gecompenseerd te worden.

Ter plaatse van de stalling Verbindingsweg 5-9 wordt meer bebouwing gesloopt dan nieuw wordt gebouwd. Per saldo neemt het verhard oppervlak af met circa 200 m2. De beoogde ontwikkeling ter plaatse van de stalling Parallelweg-Zuid 191 voorziet in een toename van het verhard oppervlak van circa 4.130 m2 (uitbreiding aan noordwestzijde inclusief verhard buitenterrein). De oppervlakteberekeningen zijn opgenomen in bijlage 1. Op basis hiervan is 710 m2 aan watercompensatie benodigd. Daarnaast wordt een watergang gedempt over een oppervlakte van circa 380 m2. De totaal benodigde watercompensatie bedraagt daarmee 1.090 m2. Ruimte voor watercompensatie is beschikbaar naast het perceel Verbindingsweg 15.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend Hoogheemraadschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het Hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het Hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Voor de realisatie van de uitbreiding van de stalling Parallelweg-Zuid 191 is een vergunning op basis van de Keur noodzakelijk omdat de verharding toeneemt met meer dan 500 m2. De te dempen watergang betreft geen hoofdwatergang. Een vergunning voor het dempen van deze watergang is niet noodzakelijk.

Conclusie

Voor de realisatie van de uitbreiding van de stalling Parallelweg-Zuid 191 is een vergunning nodig omdat de verharding toeneemt met meer dan 500 m2.

4.10 Onderzoeksplicht Vanwege Mer-wetgeving

Beleid en normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusies

Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Voor dit wijzigingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r..

Hoofdstuk 5 Juridische Planvorming

5.1 Vormgeving Van Wijzigingsplan

Om aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid te kunnen voldoen wordt de bestemming 'Bedrijventerrein' toegevoegd aan het vigerende bestemmingsplan.

Wanneer dit wijzigingsplan rechtskracht heeft verkregen, zal het wijzigingsplan integraal deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Zuidplas West' uit 2009. Als gevolg van het wijzigingsbesluit zijn de volgende artikelen uit het bestemmingsplan 'Zuidplas West' op het plangebied van toepassing:

  • Inleidende regels (hoofdstuk 1);
  • Artikel 20 - Leiding - Rivierwatertransport (dubbelbestemming)
  • Algemene regels (hoofdstuk 3);
  • Overgangs- en slotbepalingen (hoofdstuk 4).

Aan artikel 1 (Begrippen) is een definitie voor caravanstalling toegevoegd. Op basis van deze definitie zijn naast het stallen van caravans en andere kampeer-/vervoersmiddelen ook aanverwante activiteiten zoals reparatie en onderhoud van de gestalde objecten toegestaan.

5.2 Bestemmingsregels

Bedrijventerrein

Overeenkomstig de wijzigingsbevoegdheid in bestemmingsplan 'Zuidplas West' zijn de gronden voorzien van de bestemming 'Bedrijventerrein'. Omdat deze bestemming ontbreekt in bestemmingsplan 'Zuidplas West', is de regeling zoveel mogelijk afgestemd op de bestemming 'Bedrijf' zoals opgenomen in dit bestemmingsplan.

De bedrijfsactiviteiten die zijn toegestaan hebben enkel betrekking op de stalling van caravans, andere kampeer-/vervoermiddelen en daaraan verwante activiteiten. Ten behoeve van deze functie is daarom de aanduiding 'caravanstalling' opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding 'groen' zijn groenvoorzieningen toegestaan ten behoeve van landschappelijke inpassing op basis van het beplantingsplan en water ten behoeve van watercompensatie. Ten behoeve van de nieuwe ontsluiting op de Zuid Parallelweg is de aanduiding 'ontsluiting' opgenomen.

Het bouwvlak dat is opgenomen mag volledig worden bebouwd. Een maximale bouwhoogte van 8 m is opgenomen voor de beoogde uitbreiding. Dit is 2 m hoger dan de toegestane hoogte op basis van het geldende bestemmingsplan om de gestapelde opslag van caravans mogelijk te maken. Voor de bestaande kassen is een maximum bouwhoogte van 6 m opgenomen. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de bebouwing op basis van de beeldkwaliteitsregels die onderdeel uitmaken van de regels.

De hoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen het bouwvlak bedraagt maximaal 2 meter. De afscheiding achter het perceel Verbindingsweg 15 vormt hierop een uitzondering. Om het zicht van dit perceel op de (beoogde) bedrijfsbebouwing te beperken en eventuele milieuhinder te voorkomen is een specifieke bouwaanduiding opgenomen die het mogelijk maakt een geluidsreducerend scherm tot 3 meter hoogte op te richten. Door het opnemen van een voorwaardelijke verplichting is geborgd dat het scherm wordt geplaatst alvorens de nieuwe ontsluiting en daarmee het aangrenzende opstelterrein in gebruik wordt genomen.

Dubbelbestemming Leiding - Rivierwatertransport

Voor deze dubbelbestemming zijn de regels uit het bestemmingsplan 'Zuidplas West' overgenomen.

Parkeerregeling (algemene regels)

In het vigerende bestemmingsplan werd voor de toetsing van de parkeerbehoefte verwezen naar de gemeentelijke bouwverordening. Door de inwerkingtreding van de 'Reparatiewet BZK 2014' (Staatsblad 2014, 458) per 29 november 2014 is de bouwverordening voor dit bestemmingsplan niet meer van toepassing. De regeling van parkeerbepaling in de bouwverordening is daarom materieel overgenomen in dit bestemmingsplan. Een en ander leidt niet tot een inhoudelijke wijziging van de beoogde toetsing. Aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is mede in verband met het intrekken van toetsing aan de bouwverordening de mogelijkheid opgenomen om voor de invulling van de eis van voldoende parkeren in concrete situaties gebruik te maken van beleidsregels (zie artikel 3.1.2 lid 2 onder a Bro), zoals dit ook onder de werking van de bouwverordening mogelijk was.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het project wordt op particulier initiatief gerealiseerd. De kosten in verband met de realisatie van het project zijn dan ook voor rekening van de initiatiefnemers. De kosten voor het volgen van de procedure zullen via de gemeentelijke legesverordening aan de initiatiefnemers worden doorberekend. Het bouwproject wordt gefinancierd uit eigen middelen van de initiatiefnemers.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Overlegreacties

In het kader van het overleg artikel 3.1.1. Bro is het ontwerpwijzigingsplan aan diverse overleginstanties toegezonden. De volgende instanties hebben inhoudelijk op het plan gereageerd:

  1. 1. Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (HHSK)
  2. 2. Veiligheidsregio Hollands Midden
  3. 3. Provincie Zuid-Holland

Daarnaast zijn instemmende reacties zonder inhoudelijk commentaar ontvangen van Gasunie, gemeente Capelle aan den IJssel en Rijkswaterstaat. Hieronder staat een samenvatting van de inhoudelijke reacties met daaronder de reactie vanuit de gemeente.

  1. 1. Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (HHSK)
  1. a. HHSK geeft aan dat er vanuit waterstaatkundig oogpunt geen bezwaren zijn tegen de vaststelling van het plan mits enkele opmerkingen worden verwerkt.
  2. b. Bij een toename van verharding dient niet 5% van de toename te worden gecompenseerd, maar 17,2%.
  3. c. Aan de wijzigingen onder de toekomstige situatie dienen de volgende aspecten te worden toegevoegd:
    1. 1. het aanbrengen van een dam met duiker ten behoeve van het realiseren van een inrit vanaf de Parallelweg-Zuid;
    2. 2. dempingen moeten geheel worden gecompenseerd binnen hetzelfde peilgebied;
    3. 3. de aanvullende waterberging wordt gerealiseerd binnen het peilgebied waar de verharding wordt aangebracht.
  1. d. Verzocht wordt in het plan op te nemen dat in de kas het bestaande vloerpeil/maaiveldhoogte moet worden gehandhaafd, dan wel te worden opgehoogd. Dit om te voorkomen dat bij een maatgevende regenbui waterschade ontstaat.

Reactie gemeente

  1. a. Deze mededeling wordt ter kennisgeving aangenomen.
  2. b. De toelichting wordt hierop aangepast (zowel tekstueel als in de berekening). Met de aanleg van de dam om een inrit vanaf de Parallelweg-Zuid te realiseren is al gestart. Hiervoor is reeds een vergunning verleend.
  3. c. De genoemde wijzigingen worden aan de betreffende paragraaf toegevoegd.
  4. d. Genoemde toevoeging wordt in de waterparagraaf verwerkt.
  1. 2. Veiligheidsregio Hollands Midden

De brandweer adviseert, op basis van de 'Praktijkrichtlijn Bluswatervoorziening' om de primaire bluswatervoorziening te herzien en uit te breiden met een onbeperkte hoeveelheid bluswater met een minimale opbrengst van 60 m3 per uur. Verschillende mogelijkheden zijn hiervoor genoemd.

Reactie gemeente

Maatregelen zullen worden getroffen om aan de eis van de brandweer te kunnen voldoen. De concrete invulling zal nader worden afgestemd met de brandweer. In de toelichting zijn de mogelijke maatregelen opgenomen.

  1. 3. Provincie Zuid-Holland
  1. a. In het wijzigingsplan is nog onvoldoende onderbouwd dat het gaat om lokale behoefte en dat de marktregio zich dus beperkt tot de terreinen in de directe omgeving.
  2. b. Afgesproken is dat de bestaande kassen worden gesloopt om te voldoen aan de bepalingen van de verordening en plaatsmaken voor reguliere bedrijfsbebouwing. In de toelichting staat dat glas blijft staan terwijl glas juist moet worden gesaneerd wanneer dit niet meer wordt gebruikt.

Reactie gemeente

  1. a. Uit bedrijfsgegevens blijkt dat vrijwel alle klanten van de caravanstalling afkomstig zijn uit de directe omgeving (minder dan 15km). Daarnaast wordt de stalling intensief benut wat blijkt uit het feit dat de stalling in de wintermaanden al verschillende jaren vol zit. De onderbouwing met betrekking tot de herkomst van de klanten wordt aan de ladderonderbouwing toegevoegd.
  2. b. De kassen worden voorzien van plaatmateriaal, zodat sprake is van een bedrijfsgebouw. Daarbij zal de basisconstructie van de kassen worden hergebruikt als basis voor de bedrijfsgebouwen. OP deze manier krijgt het geheel de ruimtelijke uitstraling van een bedrijfshal met zonnepanelen op het dak en een groene inpassing. Dit geeft een impuls aan de ruimtelijke kwaliteit. Uit het oogpunt van duurzaamheid is het hergebruiken van de basisconstructie de beste oplossing terwijl toch wordt voldaan aan de regels uit de verordening. De toelichting wordt hierop aangevuld.

6.2.2 Zienswijzen

Het wijzigingsplan heeft vanaf 30 augustus 2018 gedurende zes weken als ontwerp ter visie gelegen. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingediend. Het plan wordt na vaststelling wederom zes weken ter inzage gelegd.

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsregels

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsregels

Bijlage 1 Oppervlakteberekeningen Beoogde Bebouwing

Bijlage 1 Oppervlakteberekeningen beoogde bebouwing

Bijlage 2 Overzicht Klantenbestand Stalling Verbindingsweg 5-9

Bijlage 2 Overzicht klantenbestand stalling Verbindingsweg 5-9

Bijlage 3 Overzicht Klantenbestand Stalling Parallelweg-zuid 191

Bijlage 3 Overzicht klantenbestand stalling Parallelweg-Zuid 191

Bijlage 4 Beplantingsplan

Bijlage 4 Beplantingsplan

Bijlage 5 Meetgegevens Verkeersgeneratie

Bijlage 5 Meetgegevens verkeersgeneratie

Bijlage 6 Quickscan Ecologie

Bijlage 6 Quickscan ecologie

Bijlage 7 Verkennend Bodemonderzoek Verbindingsweg 11-15

Bijlage 7 Verkennend bodemonderzoek Verbindingsweg 11-15

Bijlage 8 Vooronderzoek Bodem Verbindingsweg 5-9

Bijlage 8 Vooronderzoek bodem Verbindingsweg 5-9