Glastuinbouwgebied Tangbroek
Bestemmingsplan - gemeente Peel en Maas
Vastgesteld op 05-11-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Tangbroek' van de gemeente Peel en Maas.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1894.BPL0067-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 verbeelding:
de verbeelding van het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Tangbroek', bestaande uit de verbeelding NL.IMRO.1894.BPL0067-VG01.
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 abiotische waarden:
het geheel van waarden in verband met de abiotische of niet-levende natuur, in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van ontwikkelingsmogelijkheden voor een waardevolle biotische of levende natuur die wordt gevormd door organismen en leefgemeenschappen.
1.7 afdekfolie:
voorziening direct op de grond welke dient ter bescherming van de vollegrondsteelt tegen weersinvloeden.
1.8 agrarisch:
het telen van gewassen en/of het houden van dieren.
1.9 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren. Hieronder valt ook een viskwekerij.
1.10 agrarisch bedrijfsmatig gebruik:
het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, ten behoeve van een agrarisch bedrijf met een omvang van minimaal 12 NGE.
1.11 agrarisch gebruik:
het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.
1.12 agrarisch hobbymatig gebruik:
het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren met omvang van maximaal 12 NGE.
1.13 agrarisch loonbedrijf:
een bedrijf, dat uitsluitend dan wel overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met daaraan ondergeschikt onderhoudswerkzaamheden aan (openbare) groenvoorzieningen en grond-/onderhoudswerkzaamheden aan (infrastructurele) voorzieningen, met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur, alsmede het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud en reparatie van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur.
1.14 agrarisch verwant bedrijf:
een niet-industrieel bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten of producten aan particulieren of bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden en derhalve door de aard van de activiteiten nauw verbonden is met het buitengebied. De activiteiten hebben betrekking op bewerking, verwerking, opslag, overslag, vervoer of verhandeling van agrarische producten voor derden. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn:
- a. groencomposteringsbedrijven;
- b. hoveniersbedrijven;
- c. proefbedrijven;
- d. agrarisch loonbedrijf;
- e. bijenhouderij.
1.15 agrarische waarden:
de waarden die rechtstreeks verband houden met de mogelijkheden voor de uitoefening van een doelmatige agrarische bodem-, en/of bedrijfsexploitatie.
1.16 archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet (of voor de betreffende werkzaamheden een vergunning heeft van de minister van OCW) en werkend volgens de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
1.17 archeologische verwachting:
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten (resten uit het verleden).
1.18 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten (resten uit het verleden).
1.19 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde.
1.20 bebouwingspercentage:
een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte of het percentage van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.21 bedrijf:
een inrichting of instelling die is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten - met uitzondering van beroepen aan huis -, daaronder niet begrepen een seksinrichting of een daaraan gerelateerde activiteit.
1.22 bedrijf aan huis:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot de beroepsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat op kleine schaal in een woning of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse, welke zijn opgenomen in Bijlage 2 Overzicht beroep of bedrijf aanhuis.
1.23 bedrijfsmatig:
deelnemen aan het economisch verkeer al dan niet met winstoogmerk, en activiteiten die hiermee naar aard, omvang en regelmaat zijn gelijk te stellen.
1.24 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.
1.25 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één bedrijf.
1.26 bedrijfswoning:
een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op dan wel bij een terrein, dienend voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen, wiens huisvesting ter plaatse, gelet op de bedrijfsvoering, noodzakelijk is of een dergelijke woning die voorheen als zodanig is gebouwd maar inmiddels wordt bewoond door niet functioneel aan het bedrijf verbonden personen.
1.27 beeldkwaliteit:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde met betrekking tot de bouwkundige vormgeving en ruimtelijke en functionele aspecten.
1.28 begane grond:
een bouwlaag waarvan het vloerniveau (nagenoeg) ter hoogte van het aansluitende peil ligt.
1.29 beroep aan huis:
een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in een woning of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse, welke zijn opgenomen in Bijlage 2 Overzicht beroep of bedrijf aanhuis.
1.30 bestaand:
situatie ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.31 bestaande intensieve veehouderij:
een bestaande intensieve veehouderij ten tijde van inwerkingtreding van het Reconstructieplan Noord- en Midden Limburg, zoals vastgesteld door Provinciale Staten van de gemeente Limburg op 5 maart 2004.
1.32 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.33 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.34 bevoegd gezag:
bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.35 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak, met uitzondering van een overkapping.
1.36 boomkwekerij:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters, een en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel containerteelt.
1.37 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel en/of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.38 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.39 bouwlaag:
een boven peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de kelder en de zolder.
1.40 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten en waarbinnen silo's en waterbassins dienen en verhardingen en parkeervoorzieningen kunnen worden gerealiseerd. Indien twee of meer bouwvlakken middels de aanduiding 'relatie' op de verbeelding aan elkaar zijn gekoppeld gelden deze bouwvlakken gezamenlijk als één bouwvlak.
1.41 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.42 caravanstalling:
een stallingsruimte voor caravans en vouwwagens.
1.43 coffeeshop:
een horecabedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders.
1.44 containerveld:
grond welke is afgedekt met plastic, antiworteldoek en/of beton, eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten.
1.45 cultuurhistorische waarde:
de waarde die aan een natuurobject, gebouw, bouwwerk of gebied is toegekend en wordt gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat natuurobject, gebouw, bouwwerk of gebied.
1.46 dagrecreatie:
het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats zonder overnachtingsmogelijkheden.
1.47 dak:
een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk c.q. gebouw.
1.48 dakhelling:
de hoek gemeten tussen het dakvlak en het horizontale vlak.
1.49 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg:
een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van senior archeoloog.
1.50 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden met inbegrip van de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van zaken aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van horeca-activiteiten.
1.51 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.52 egaliseren:
het vlak of gelijk maken van de grond.
1.53 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt.
1.54 erfafscheiding:
afscheiding welke op een grens tussen twee erven is geplaatst.
1.55 evenement:
elk voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak die een bijdrage levert aan het culturele, sociale en/of sportieve leven.
1.56 evenemententerrein:
een terrein dat is bedoeld voor en dat qua ligging, toegankelijkheid, ondergrond en omvang geschikt is voor het houden van eenmalige dan wel periodiek terugkerende tijdelijke evenementen die een grote verkeersaantrekkende werking kunnen hebben.
1.57 extensieve dagrecreatie:
die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals fietsen, vissen, wandelen, paardrijden, roeien en fietsen.
1.58 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.59 gebruiksgerichte paardenhouderij:
een paardenhouderij waar het gebruik van paarden voorop staat, dat wil zeggen ten behoeve van recreatie en sport.
1.60 glastuinbouw:
een bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen, waarbij de productie in glazen (schuur)kassen, kasschuren, bollentrekkassen en/of warenhuizen plaatsvindt.
1.61 glastuinbouwgebied:
een gebied waar het primaat ligt bij glastuinbouw. Een glastuinbouwgebied voorziet geheel of gedeeltelijk in de mogelijkheid tot uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van glastuinbouw, of zal daar in voorzien.
1.62 grondgebonden bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de open grond die bij het bedrijf hoort en waaronder ook begrepen grond met tijdelijke tunnels of andere teeltondersteunende voorzieningen, waaronder:
- a. akkerbouwbedrijf;
- b. boomkwekerij;
- c. melkveehouderij;
- d. productiegebonden paardenhouderij.
1.63 hartlijn:
het midden van een leiding.
1.64 hervestiging:
de vestiging van een bestaand agrarisch bedrijf op een agrarisch bouwvlak als gevolg van het verplaatsen van dat bedrijf.
1.65 hervestiging van een intensieve veehouderij:
de vestiging van een bestaande intensieve veehouderij op een agrarisch bouwvlak als gevolg van het verplaatsen van dat bedrijf.
1.66 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.67 hoofdverblijf:
het centrum van iemands sociaal maatschappelijk leven.
1.68 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.69 horeca van categorie 1:
een horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar, naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren, in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt.
1.70 horeca van categorie 2:
een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse kunnen worden genuttigd, waaronder:
- a. cafetaria/snackbar;
- b. fastfood en broodjeszaken;
- c. lunchroom;
- d. ijssalon, ijswinkel;
- e. koffie- en/of theeschenkerij;
- f. afhaalcentrum;
- g. eetwinkels;
- h. restaurant.
1.71 horeca van categorie 3:
een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede de gelegenheid bieden tot dansen, waaronder:
- a. café;
- b. bar;
- c. grand-café;
- d. eetcafé;
- e. danscafé;
- f. pubs.
1.72 horeca van categorie 4:
een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het bieden van vermaak, ontspanning, entertainment en/of het geven van gelegenheid tot dansen en het geven van feesten al dan niet met live muziek en waarbij alcoholische en niet-alcoholische dranken en kleine etenswaren en voedingsmiddelen ter plaatse kunnen worden versterkt en ter plaatse worden genuttigd, waaronder:
- a. dancing;
- b. danscafé;
- c. dans- en zalencentra met nachtvergunning;
- d. discotheek;
- e. party- of zalencentrum met regulier gebruik voor feesten, muziek en dansevenementen.
1.73 horeca van categorie 5:
een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van logies en nachtverblijf waarbij niet-alcoholische dranken en kleine etenswaren en voedingsmiddelen ter plaatse kunnen worden verstrekt en ter plaatse worden genuttigd, waaronder:
- a. hotel;
- b. motel;
- c. pension.
1.74 huishouden:
een of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren.
1.75 inrichting:
een op grond van de Wet milieubeheer als volgt gedefinieerd begrip: "elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht".
1.76 intensieve veehouderij:
een niet grondgebonden agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, waaronder een rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen.
1.77 internetverkoop:
verkoop van artikelen via internet, waarbij op het perceel alleen opslag/magazijnruimte voor deze artikelen aanwezig is en waarbij de artikelen (eventueel per post) bij de klant worden thuis bezorgd.
1.78 inwoning:
wonen in een deel van een gebouw, waarbij niet beschikt kan worden over een eigen keuken of toilet, maar waar van deze voorzieningen gebruik kan worden gemaakt in de in hetzelfde gebouw aanwezige woning.
1.79 kamerverhuur:
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.
1.80 kampeermiddel:
een onderkomen dat of een voorziening die onder welke benaming ook uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot tijdelijk recreatief gebruik als logies-, dag- of nachtverblijf van één of meer personen, niet zijnde een bouwwerk waarvoor bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een vergunning vereist is, waaronder een caravan, camper, kampeerauto, stacaravan inclusief voortent, tent met bijzettent, tentwagen of enig ander onderkomen of voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze kampeermiddelen geheel of ten dele blijvend zijn bedoeld of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor tijdelijk recreatief nachtverblijf.
1.81 kelder:
een ruimte in een gebouw welke geheel of in overwegende mate ondergronds gelegen is.
1.82 landschappelijke waarde:
een waarde die aan een gebied is toegekend op grond van de bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid, identiteit en diversiteit bestaande uit abiotische, geologische, bodemkundige, biologische elementen en cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden afzonderlijk of in onderlinge samenhang die in dat gebied voorkomen.
1.83 logies:
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft.
1.84 maaiveld:
hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op het bouwwerk.
1.85 maatschappelijk:
het uitoefenen van activiteiten gericht op sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder:
- a. asielzoekerscentra;
- b. begraafplaatsen;
- c. bibliotheken;
- d. crematorium;
- e. dierenasiel;
- f. dierenpension;
- g. hondensport
- h. drugsopvang;
- i. gezondheidszorg;
- j. jeugdopvang;
- k. gemeenschapshuizen;
- l. justitiële inrichtingen;
- m. naschoolse opvang;
- n. onderwijs;
- o. openbare dienstverlening;
- p. praktijkruimten;
- q. religieuze voorzieningen;
- r. uitvaartcentra;
- s. verenigingsleven;
- t. welzijnsinstellingen;
- u. zorgboerderijen;
- v. zorginstellingen.
1.86 mantelzorg:
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving en waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.
1.87 natuurwaarde:
een waarde die aan een gebied is toegekend in verband met de aanwezige biotopen, bijzondere flora en fauna, ecologische samenhang en structuren van dat gebied.
1.88 niet-agrarisch verwant bedrijf:
een niet-industrieel bedrijf of inrichting in het buitengebied, gericht op het verlenen van diensten of producten aan particulieren of bedrijven, dat door de aard van de activiteiten niet verbonden is met het buitengebied en in de regel vooral voorkomt op bedrijventerreinen of in de bebouwde kom.
1.89 niet-grondgebonden bedrijf:
een agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij of een glastuinbouwbedrijf, waarvan de productie geheel of in overwegende mate plaatsvindt in gebouwen of los van het voortbrengend vermogen van de open grond, waaronder:
- a. champignonkwekerij;
- b. viskwekerij.
1.90 nutsvoorziening:
een voorziening voor het op het openbare net aangesloten voorziening van algemeen nut, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, alsmede containers voor glas, kleding, afval, plastic etc.
1.91 omgevingsvergunning:
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.92 ondergeschikt:
een functie die qua omvang en uitstraling ten dienste staat van een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie.
1.93 ondergronds bouwen:
bouwen onder peil.
1.94 ondersteunend glas:
agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden voornamelijk bestaan uit glas of een ander vergelijkbaar materiaal dienend tot het (op)kweken, vermeerderen of overwinteren van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen. Hoge teeltondersteunende voorzieningen, zoals boogkassen en daarmee visueel vergelijkbare voorzieningen welke langer dan 6 maanden aanwezig zijn worden tevens beschouwd als ondersteunend glas. Indien de oppervlakte van deze bedrijfsgebouwen inclusief hoge teeltondersteunende voorzieningen, zoals boogkassen en daarmee visueel vergelijkbare voorzieningen meer bedraagt dan 1/3e van het totale bestemmingsvlak en/of aan de bedrijfskavel aansluitende bouwland, met een maximum van 3 hectare, dan wordt ondersteunend glas beleidsmatig niet meer beschouwd als 'ondersteunend glas’ maar als glastuinbouw.
1.95 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat is omsloten door maximaal één wand en is voorzien van een gesloten dak.
1.96 omschakeling:
de algehele of gedeeltelijke overstap binnen een bestaand agrarisch bedrijf naar een andere volwaardige agrarische bedrijfsvorm.
1.97 paardrijbak:
een onoverdekte, als zodanig herkenbare ruimte, al dan niet omsloten, bedoeld voor het trainen, rijden en berijden van paarden en pony's.
1.98 peil:
- a. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld ter plaatse van de bouw;
- d. voor bouwwerken in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het bouwwerk;
- e. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil;
- f. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld na egalisatie.
1.99 permanente bewoning:
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door eenzelfde persoon of een zelfde groep personen die niet elders over een hoofdverblijf beschikken en waardoor die ruimte als reguliere woning is aan te merken.
1.100 permanente teeltondersteunende voorziening:
een teeltondersteunende voorziening die permanent, dat wil zeggen gedurende een periode van meer dan zes maanden per jaar aanwezig is, waaronder:
- a. kassen in de vorm van ondersteunend glas bij een grondgebonden agrarisch bedrijf;
- b. containervelden.
1.101 plat dak:
een dak zonder dakhelling.
1.102 plattelandswoning:
een voormalige bedrijfswoning waarvan het voorheen bijbehorende bedrijf de bedrijfsactiviteiten heeft gestaakt.
1.103 productiegebonden paardenhouderij:
een agrarisch bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voorbrengen (fokken), africhten en trainen en verhandelen van paarden.
1.104 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.105 recreatie:
activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.
1.106 recreatief medegebruik:
medegebruik houdt in dat de recreatieve activiteiten ondergeschikt dienen te zijn aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan en voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten.
1.107 recreatief nachtverblijf:
een (deel van een) gebouw dat dient als verblijf gedurende de nachtperiode voor recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.108 recreatiewoning:
woning die blijkens de bestemming is bedoeld voor tijdelijk recreatief verblijf.
1.109 risicovolle inrichting:
een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (BRZO'99) of het Vuurwerkbesluit.
1.110 schuilgelegenheid:
een open overkapping die aan maximaal drie zijden is omsloten door wanden en waarvan dieren gebruik moeten kunnen maken in geval van weidegang met als doel bescherming tegen weersomstandigheden gedurende het gehele jaar, met dien verstande dat opslag niet is toegestaan.
1.111 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden, waaronder:
- a. bordeel;
- b. erotische-massagesalon;
- c. parenclub;
- d. prostitutiebedrijf;
- e. seksautomatenhal;
- f. seksbioscoop;
- g. sekssauna;
- h. sekstheater.
1.112 stacaravan:
een kampeermiddel onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen en dat door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over korte afstand naar een vaste standplaats kan worden verreden, doch dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen.
1.113 teeltondersteunende voorziening:
voorziening of constructie welke dient ter ondersteuning van de vollegrondsteelt met als doel het gewas te forceren tot meer groei, de oogst te spreiden en meer opbrengsten te genereren, met uitzondering van afdekfolie. Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlaten ten opzichte van normale teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen om een kwalitatief beter product te verkrijgen. Deze constructies of voorzieningen kunnen zowel hoog als laag zijn, met dien verstande dat:
- a. een lage lage teeltondersteunende voorziening een hoogte heeft van maximaal 1,50 m;
- b. een hoge teeltondersteunende voorziening een hoogte heeft van minimaal 1,50 m of hoger.
1.114 tijdelijke teeltondersteunende voorziening:
een teeltondersteunende voorziening die korter dan 6 al dan niet aaneengesloten maanden per jaar aanwezig is, waaronder:
- a. acryldoek;
- b. folie;
- c. hagelnetten;
- d. insectengaas;
- e. plastic tunnels;
- f. regenkappen;
- g. schaduwhallen.
1.115 verblijfsrecreatie:
het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats waarbij recreatief nachtgebruik centraal staat.
1.116 volwaardig agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf dat de arbeidsomvang heeft van ten minste één volledige arbeidskracht en waarvan het behoud en het voortbestaan ook op lange termijn in voldoende mate is verzekerd. Daaronder wordt verstaan een bedrijfseconomische en milieuhygiënische en -technische verantwoorde bedrijfsvoering. Een agrarisch bedrijf is volwaardig als het samenstel van de economische waarde van de agrarische productie tenminste 70 NGE betreft.
1.117 voorgevel:
gevel aan de voorzijde van een gebouw die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
1.118 voorgevelrooilijn:
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van het hoofdgebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.
1.119 waterbassin:
een voorziening bij een (agrarisch) bedrijf, geen bouwwerk zijnde, bedoeld voor het opvangen van regenwater.
1.120 waterberging:
gebieden die integraal deel uitmaken van het watersysteem en die periodiek vanuit het oppervlaktewatersysteem kunnen overstromen.
1.121 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
1.122 weg:
een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerplaatsen.
1.123 wet/wettelijke regelingen:
indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wetten of wettelijke regelingen, dienen deze te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.124 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen.
1.125 woningsplitsing:
het treffen van voorzieningen in bestaande al dan niet gedeeltelijk of geheel te vernieuwen woningen, zodanig dat binnen de bestaande of te vernieuwen of te vergroten bouwmassa meerdere zelfstandige woningen ontstaan. De zelfstandigheid blijkt uit de aanwezigheid per woning van een eigen toegang, keuken, badkamer, woon- en slaapkamers. In de bouwmassa is /zijn één of meer geheel gesloten woningscheidende wand(-en) aanwezig.
1.126 zelfvoortgebrachte en streekeigen producten:
producten die zijn geproduceerd op een functionerend agrarisch bedrijf en zowel qua grondstoffen als qua productieproces afkomstig zijn uit noord- of midden limburg of zuidoost noord-brabant, met uitzondering van mest.
1.127 zolder:
ruimte(n) onder een kap, voor zover de hoogte van de borstwering ter plaatse van de omtrekmuren minder dan 80 cm boven de vloer is gelegen.
1.128 zwembad:
een private voorziening behorende bij een woning waarin mensen voor hun plezier zwemmen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de bouwgrens
tussen de grens van het bouwvlak en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.2 de afstand tussen hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken:
tussen de grens van het hoofdgebouw en een bepaald punt van het bijbehorend bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.3 de bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte gemeten aan de binnenzijde van die ruimte(n) binnen een functie die wordt/worden gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
2.4 de oppervlakte van een bouwvlak/bestemmingsvlak
de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en de onbebouwde gronden binnen een bouwvlak/bestemmingsvlak. Daar waar op de verbeelding twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.
2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, als bedoeld in artikel X.
2.6 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.7 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.8 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane-grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.9 de lengte, breedte en hoogte van een bouwwerk:
buitenwerks, dit is de afstand gemeten tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.
2.10 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van een bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.11 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.12 de oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
2.13 de vloeroppervlakte van een bouwwerk:
de totale vloeroppervlakte gemeten aan de binnenzijde van die ruimte(n).
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarisch bedrijfsmatig gebruik;
- b. agrarisch hobbymatig gebruik;
met daaraan ondergeschikt:
- c. extensief dagrecreatief medegebruik;
- d. groenvoorzieningen;
- e. paden- en ontsluitingsvoorzieningen;
- f. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 4 Agrarisch - Glastuinbouw
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarisch bedrijfsmatig gebruik in de vorm van een glastuinbouwbedrijf, al dan niet met als nevenactiviteit:
- 1. een grondgebonden bedrijfstak;
- 2. een niet-grondgebonden bedrijfstak;
- 3. wonen in een bedrijfswoning, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
met daaraan ondergeschikt:
- b. verkoop van zelfvoortgebrachte of streekeigen producten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.4.4;
- c. caravanstalling;
- d. uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.4.3;
- e. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.4.2;
- f. paardrijbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden;
- g. tuinen, erven en terreinen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
- j. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
- k. teeltondersteunende voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing;
- d. ter waarborging van aspecten van waterhuishoudkundige aard.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 5 Agrarisch - Grondgebonden
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Grondgebonden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarisch bedrijfsmatig gebruik, in de vorm van een grondgebonden bedrijf, al dan niet met als nevenactiviteit;
- 1. een niet-grondgebonden bedrijfstak;
- 2. een bestaande intensieve veehouderij;
- b. wonen in een bedrijfswoning, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
met daaraan ondergeschikt:
- c. caravanstalling;
- d. uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.4.3;
- e. verkoop van zelfvoortgebrachte of streekeigen producten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.4.4;
- f. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.4.2;
- g. paardrijbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden;
- h. tuinen, erven en terreinen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
- k. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de
bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing;
- d. ter waarborging van aspecten van waterhuishoudkundige aard.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.5 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 6 Agrarisch - Intensieve Veehouderij
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Intensieve veehouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarisch bedrijfsmatig gebruik, in de vorm van een intensieve veehouderij, al dan niet met als nevenactiviteit:
- 1. een grondgebonden bedrijfstak;
- b. wonen in een bedrijfswoning;
met daaraan ondergeschikt:
- c. caravanstalling;
- d. uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.4.4;
- e. verkoop van zelfvoortgebrachte of streekeigen producten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.4.5;
- f. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.4.3;
- g. paardrijbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden;
- h. tuinen, erven en terreinen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
- k. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
- l. teeltondersteunende voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing;
- d. ter waarborging van aspecten van waterhuishoudkundige aard.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.5 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 7 Bedrijf - Agrarisch Verwant
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Agrarisch verwant' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarisch verwante bedrijven in categorie 1 en 2 conform de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' (bijlage 1 bij deze regels), met als nevenactiviteit:
- 1. bestaande grondgebonden bedrijfsactiviteiten;
- b. een hoveniersbedrijf met een bedrijfsvloeroppervlakte van minimaal 500 m², uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 58';
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijkomende agrarische bebouwing', tevens voor bedrijven in voormalige agrarische bebouwing;
- d. wonen in een bedrijfswoning;
met daaraan ondergeschikt:
- e. een zorgboerderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij';
- f. uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis overeenkomstig het bepaalde in artikel 7.4.3;
- g. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7.4.2;
- h. paardrijbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden;
- i. groenvoorzieningen;
- j. teeltondersteunende voorzieningen;
- k. tuinen, erven en terreinen;
- l. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
- m. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing;
- d. ter waarborging van aspecten van waterhuishoudkundige aard.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 8 Bedrijf - Niet Agrarisch Verwant
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Niet agrarisch verwant' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. niet-agrarisch verwante bedrijven in categorie 1 en 2 conform de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' (bijlage 1 bij deze regels);
- b. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', uitsluitend een nutsvoorziening;
- c. een bedrijf in de vorm van stalling van auto's, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 39';
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijkomende agrarische bebouwing', tevens voor bedrijven in voormalige agrarische bebouwing;
- e. wonen in een bedrijfswoning, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
met daaraan ondergeschikt:
- f. uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis overeenkomstig het bepaalde in artikel 8.4.3;
- g. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 8.4.2;
- h. paardrijbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden;
- i. groenvoorzieningen;
- j. tuinen, erven en terreinen;
- k. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
- l. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing;
- d. ter waarborging van aspecten van waterhuishoudkundige aard.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 9 Maatschappelijk
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van een kapel;
met daaraan ondergeschikt:
- b. groenvoorzieningen;
- c. tuinen, erven en terreinen;
- d. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
- e. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing;
- d. ter waarborging van aspecten van waterhuishoudkundige aard.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 10 Natuur
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de instandhouding van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, archeologische en/of abiotische waarden;
- b. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke waarde en/of ecologische waarde, mede in het kader van compensatieverplichtingen elders;
- c. de opbouw van het landschap;
- d. instandhouding van bos met de daarop afgestemde bosbouw en houtproductie;
- e. waterlopen, waterpoelen en waterpartijen;
- f. instandhouding van bos met de daarop afgestemde bosbouw en houtproductie;
- g. zandpaden ten behoeve van extensief dagrecreatief medegebruik en/of onderhoud en beheer;
- h. groenvoorzieningen;
- i. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 11 Recreatie - Verblijfsrecreatie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. recreatiewoningen, chalets en vakantieappartementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
met daaraan ondergeschikt:
- b. dagrecreatie;
- c. paardrijbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden;
- d. groenvoorzieningen;
- e. tuinen, erven en terreinen;
- f. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
- g. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing;
- d. ter waarborging van aspecten van waterhuishoudkundige aard.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 12 Verkeer
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. kunstwerken;
- g. waterlopen en waterpartijen;
- h. vervoersvoorzieningen, zoals bushokjes/abri's;
- i. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 12.4.2;
- j. speelvoorzieningen en -toestellen;
- k. straatmeubilair;
- l. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 13 Water
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging;
- b. waterhuishouding en ecologische en natuurwaarden;
- c. waterlopen en daarbij behorende oevervoorzieningen;
- d. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
- e. beheer- en onderhoudsstroken;
- f. kunstwerken;
- g. nutsvoorzieningen.
13.2 Bouwregels
Artikel 14 Wonen
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor
- a. wonen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. paardrijbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden;
- c. uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis overeenkomstig het bepaalde in artikel 14.5.3;
- d. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 14.5.2;
- e. bestaande mantelzorgvoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. tuinen, erven en terreinen;
- h. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
- i. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing;
- d. ter waarborging van aspecten van waterhuishoudkundige aard.
14.4 Afwijken van de bouwregels
14.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 15 Wonen - Plattelandswoning
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Plattelandswoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in een plattelandswoning;
met daaraan ondergeschikt:
- b. caravanstalling;
- c. paardrijbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden;
- d. uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis overeenkomstig het bepaalde in artikel 15.5.4;
- e. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 15.5.3;
- f. bestaande mantelzorgvoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. tuinen, erven en terreinen;
- i. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
- j. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing;
- d. ter waarborging van aspecten van waterhuishoudkundige aard.
15.4 Afwijken van de bouwregels
15.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 16 Leiding - Hoogspanning
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor: de aanleg, het beheer en het onderhoud van een bovengrondse 150-kV hoogspanningsverbinding, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanning' de hartlijn van de 150-kV hoogspanningsleiding is gelegen.
16.2 Bouwregels
16.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in artikel 16.2.1 ten behoeve van het bouwen van gebouwen, met dien verstande dat:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
- b. geen onevenredige schade aan de andere aan de gronden gegeven bestemmingen wordt of kan worden toegebracht;
- c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de desbetreffende leidingbeheerder.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 17 Waarde - Archeologie 2
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder gebieden met een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde.
17.2 Bouwregels
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden wijzigen zodanig dat de bestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.
Artikel 18 Waarde - Archeologie 4
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde.
18.2 Bouwregels
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden wijzigen zodanig dat de bestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.
Artikel 19 Waarde - Archeologie 5
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor gebieden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde.
19.2 Bouwregels
19.3 Afwijken van de bouwregels
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden wijzigen zodanig dat de bestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.
Artikel 20 Waarde - Archeologie 6
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde waar een diepere grondbewerking heeft plaatsgevonden.
20.2 Bouwregels
20.3 Afwijken van de bouwregels
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden wijzigen zodanig dat de bestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.
Artikel 21 Waarde - Archeologie 7
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 7' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor gebieden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde waar een diepere grondbewerking heeft plaatsgevonden.
21.2 Bouwregels
21.3 Afwijken van de bouwregels
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 7' ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden wijzigen zodanig dat de bestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.
Artikel 22 Waterstaat - Beschermingszone Watergang
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het beheer van de watergang met inachtneming van de Keur van het Waterschap.
22.2 Bouwregels
22.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in artikel 22.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen, met dien verstande dat:
- a. de veiligheid en het functioneren van de watergang niet wordt geschaad;
- b. voldaan wordt aan regels behorende bij de ter plaatse geldende andere bestemming(en);
- c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij het Waterschap.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 23 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 24 Algemene Bouwregels
24.1 Ondergronds bouwen
24.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen maximaal 1 meter bedraagt.
24.3 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten
Artikel 25 Algemene Gebruiksregels
25.1 Algemeen gebruiksverbod
Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).
25.2 Strijdig gebruik
Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
- a. een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
- b. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
- c. straatprostitutie;
- d. mantelzorg en inwoning;
- e. nieuwvestiging van een intensieve veehouderij;
- f. nieuwvestiging van een glastuinbouwbedrijf;
- g. als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels
26.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- b. van de desbetreffende bepalingen in het plan voor het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van de goot- en bouwhoogten met ten hoogste 10%;
- c. van de bepalingen in het plan voor het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van de afstand van 5 meter van de bouwgrens tot maximaal 1 meter van de bouwgrens, met dien verstande dat landschappelijke inpassing in voldoende mate is verzekerd.
26.2 Sloop-bonus regeling
In afwijking van het bepaalde in artikel 24.3 is nieuwe bebouwing krachtens de bestemming 'Wonen' en de bestemmingen 'Maatschappelijk', 'Bedrijf - Agrarisch verwant' en 'Bedrijf - Nietagrarisch verwant', met de nadere aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijkomende agrarische bebouwing' slechts toegestaan, mits het overschot aan bestaande bebouwing wordt gesloopt, waarbij maximaal 2/3e van de te slopen bebouwing mag worden teruggebracht tot een maximale inhoud van 1.500 m³, met dien verstande dat:
- a. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie.
26.3 Afwijken ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de woning
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen in het plan ten aanzien van en toestaan dat de bestaande inhoud van de (bedrijfs)woning éénmalig met 100 m³ wordt vergroot, met dien verstande dat:
- a. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie.
26.4 Afwijken ten behoeve van nevenactiviteiten en verbrede landbouw
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.1, 5.4.1 en 6.4.1 ten behoeve van nevenactiviteiten en verbrede landbouw binnen de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
- a. de agrarische bedrijvigheid als hoofdfunctie aanwezig is en blijft;
- b. het gezamenlijk oppervlak van de bedrijfsbebouwing van het desbetreffende agrarisch bedrijf niet mag worden vergroot;
- c. dagrecreatie is toegestaan tot maximaal 100 m²
- d. een educatiefunctie is toegestaan tot maximaal 100 m²;
- e. verblijfsrecreatie is toegestaan:
- 1. tot maximaal 25% van het bouwvlak, dan wel tot maximaal 30 bedden/slaapplaatsen, met dien verstande dat de totale oppervlakte van de hiervoor benodigde gebouwen maximaal 100 m² bedraagt;
- 2. ondergeschikte horeca van categorie 1 en 2 is toegestaan tot maximaal 100 m²;
- f. aan het agrarisch bedrijf verbonden zorgfuncties zijn toegestaan in de bestaande bebouwing;
- g. de hierboven genoemde maximaal toegestane oppervlakten zijn cumulatief van aard, wat impliceert dat bij cumulatie van meerdere vormen van verbrede landbouw en/of nevenactiviteiten het maximum van 100 m² niet mag worden overschreden. Zorgfuncties zijn van de cumulatie uitgesloten;
- h. in voldoende mate moet worden onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
- i. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
- j. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de verkeersveiligheid;
- 2. het woon- en leefklimaat;
- 3. de milieusituatie;
- 4. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
- 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing;
- 6. aspecten van waterhuishoudkundige aard;
- k. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte.
26.5 Afwijken ten behoeve van ondergeschikte detailhandel
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.4 en 8.4 ten behoeve van het gebruik van gebouwen voor ondergeschikte detailhandel, met dien verstande dat:
- a. maximaal 10% van de binnen het bouwvlak gelegen gebouwen mogen worden gebruikt voor de detailhandelsfunctie tot een maximale oppervlakte van 100 m²;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de verkeersveiligheid;
- 2. het woon- en leefklimaat;
- 3. de milieusituatie;
- 4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing;
- 5. aspecten van waterhuishoudkundige aard;
- c. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte.
26.6 Afwijken ten behoeve van mantelzorg en inwoning
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van mantelzorg en inwoning in de (bedrijfs)woning en/of bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
- a. mantelzorg en inwoning slechts is toegestaan in de (bedrijfs)woning en/of de bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat mantelzorg en inwoning in vrijstaande bijbehorende bouwwerken slechts is toegestaan indien het vrijstaande bijbehorend bouwwerk betreft welke gelegen is op een afstand van maximaal 15 meter van het hoofdgebouw en de de vloeroppervlakte maximaal 60 m² bedraagt;
- b. er geen tweede woning ontstaat;
- c. de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;
- d. er geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen mogen worden getroffen;
- e. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte, op eigen terrein;
- f. in voldoende mate moet worden onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
- g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de verkeersveiligheid;
- 2. het woon- en leefklimaat;
- 3. de milieusituatie;
- 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 5. aspecten van waterhuishoudkundige aard;
- h. de omgevingsvergunning na beëindiging van de situatie zal worden ingetrokken en het bijbehorend bouwwerk niet meer mag worden gebruikt voor bewoning/mantelzorg.
26.7 Afwijken ten behoeve van vergroten bebouwd oppervlak bedrijfsgebouwen
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2, 8.2, 9.2 en 11.2 ten behoeve van het éénmalig vergroten van de bebouwde oppervlakte binnen het bouwvlak ten behoeve van bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat:
- a. de oppervlakte mag eenmalig met maximaal 10% worden vergroot, met dien verstande dat dit niet geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijkomende agrarische bebouwing';
- b. in afwijking van het bepaalde onder a. mag de oppervlakte worden uitgebreid indien alle bebouwing die niet nodig is voor het bedrijf wordt gesloopt. In dat geval mag 2/3e van de inhoud van de te slopen bebouwing worden teruggebouwd tot een maximale inhoud van 1500 m³;
- c. de uitbreiding moet noodzakelijk zijn in verband met de continuïteit van het bedrijf;
- d. in voldoende mate wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, dan wel in een andere vorm van kwaliteitsverbeterende maatregelen;
- e. parkeren ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt op eigen terrein
- f. in voldoende mate moet worden onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
- a. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. het woon- en leefklimaat;
- 2. de milieusituatie;
- 3. de verkeersveiligheid en de parkeerdruk op wegen;
- 4. de bestaande ecologische, cultuurhistorische en milieuwaarden;
- 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing;
- 6. aspecten van waterhuishoudkundige aard.
26.8 Afwijken ten behoeve van schuilgelegenheden
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2, 5.2, 6.2, 7.2, 8.2, 14.2 en 15.2 voor het bouwen van schuilgelegenheden in het bouw-/bestemmingsvlak ten behoeve van een aangrenzend agrarisch perceel, met dien verstande dat:
- a. per aangrenzend kadastraal perceel met een minimale oppervlakte van 0,5 hectare maximaal één schuilgelegenheid wordt gebouwd;
- b. de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
- c. de oppervlakte van de schuilgelegenheid maximaal bedraagt:
- 1. 25 m² bij een aangrenzend kadastraal perceel met een oppervlakte van 0,5 hectare tot 1 hectare;
- 2. 40 m² bij een aangrenzend kadastraal perceel met een oppervlakte groter dan 1 hectare;
- d. de noodzaak van de schuilgelegenheid uit oogpunt van dierenwelzijn is aangetoond;
- e. de schuilgelegenheid inpasbaar is ten opzichte van de ter plaatse aanwezige natuurlijke, landschappelijke, abiotische, archeologische en/of cultuurhistorische waarde van de gronden;
- f. de schuilgelegenheid niet mag worden uitgevoerd in de vorm van een (zee)container;
- g. de schuilgelegenheid zoveel mogelijk wordt geclusterd bij de bestaande bebouwing of aan de randen van het perceel;
- h. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de verkeersveiligheid;
- 2. het woon- en leefklimaat;
- 3. de milieusituatie;
- 4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- 5. aspecten van waterhuishoudkundige aard.
Artikel 27 Algemene Wijzigingsregels
27.1 Algemene wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
- a. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- b. het wijzigen van de in bijlage 1 opgenomen lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
- c. het aanpassen van opgenomen regels in de voorgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan worden gewijzigd.
27.2 Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van vergroten/verkleinen dubbelbestemming 'Leiding'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' te vergroten of verkleinen, met dien verstande dat:
- a. de noodzaak van de aanleg/verplaatsing van leidingen is aangetoond;
- b. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de doelen van de betreffende bestemming;
- c. bij de keuze van een traject rekening wordt gehouden met de (externe) veiligheid van andere nabijgelegen bestemmingen.
27.3 Wijziging in de bestemming 'Verkeer'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied v', te wijzigen in de bestemming 'Verkeer' ten behoeve van het aanleggen van nieuwe wegen, met dien verstande dat:
- a. de wijziging noodzakelijk is voor ontsluiting van in het plan gelegen bedrijven;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. het woon- en leefklimaat;
- 2. de milieusituatie;
- 3. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
- 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 5. aspecten van waterhuishoudkundige aard.
27.4 Wijziging in de bestemming 'Water'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied wa', te wijzigen in de bestemming 'Water' ten behoeve van het laten meanderen/herinrichten van waterlopen en/of het verleggen van waterlopen, met dien verstande dat:
- a. de wijziging noodzakelijk is voor de verdere ontwikkeling van in het plan gelegen bedrijven, dan wel noodzakelijk is voor een natuurlijker inrichting van de waterloop;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. het woon- en leefklimaat;
- 2. de milieusituatie;
- 3. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
- 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 5. aspecten van waterhuishoudkundige aard;
- c. de dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' op overeenkomstige wijze wordt gewijzigd, zodanig dat deze op met de situatie voor de wijziging vergelijkbare wijze is gelegen ten opzichte van de bestemming 'Water';
- d. voldaan wordt aan de voorwaarden van artikel 13.
27.5 Wijziging in de bestemming ' Wonen'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen 'Agrarisch - Glastuinbouw', ' 'Agrarisch - Intensieve veehouderij', 'Bedrijf - Niet agrarisch verwant', 'Maatschappelijk', 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' met een bouwvlak en de bestaande bedrijfswoning te wijzigen in:
- a. de bestemming 'Wonen - Plattelandswoning', met dien verstande dat daar waar de agrarische bedrijfsbestemming wordt gewijzigd in wonen de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' wordt opgenomen;
- b. de bestemming 'Agrarisch' waarin het bestemmingsvlak ligt voor de resterende grond;
met dien verstande dat:
- 1. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
- 2. de woonfunctie slechts is toegestaan in de hoofdbebouwing;
- 3. aangetoond wordt dat het huidige gebruik als (agrarisch) bedrijf/de huidige voorziening niet meer mogelijk is;
- 4. het huidige gebruik als (agrarisch) bedrijf/van de huidige voorziening dient te zijn beëindigd;
- 5. uitsluitend het deel van het perceel met de woning en het daarbij behorende erf mag worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen - Plattelandswoning'. De resterende grond moet gelijktijdig worden gewijzigd de bestemming 'Agrarisch' met de daarbij behorende gebiedsaanduiding;
- 6. het aantal woningen mag niet toenemen;
- 7. in voldoende mate wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, dan wel in een andere vorm van kwaliteitsverbeterende maatregelen;
- 8. overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;
- 9. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd dat als bijlage bij de regels wordt opgenomen, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing wordt in de vorm van een voorwaardelijke verplichting opgenomen met een daaraan gekoppelde aanleg- en instandhoudingsverplichting;
- 10. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het woon- en leefklimaat;
- de milieusituatie;
- de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
- gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing;
- aspecten van waterhuishoudkundige aard;
- 11. in voldoende mate moet worden onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
- 12. voldaan wordt aan de voorwaarden van artikel 15.
27.6 Wijzigingsbevoegdheid van 'Verkeer' naar 'Wonen'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Verkeer' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de vergroting van een aan de bestemming 'Verkeer' grenzende tuin, met dien verstande dat:
- a. de effecten op de omgeving niet zullen toenemen;
- b. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
- c. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht;
- d. voldaan wordt aan het bepaalde in artikel Wonen.
Artikel 28 Overige Regels
28.1 Wetten/wettelijke regelingen
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 29 Overgangsrecht
29.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
- c. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
29.2 Overgangsrecht gebruik
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 30 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Tangbroek'.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 5 november 2013.
De voorzitter, De griffier,
.......... ..........
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Opstellen Nieuw Bestemmingsplan
Het onderhavige bestemmingsplan is opgesteld ten behoeve van de ontwikkeling van het glastuinbouwgebied Tangbroek, gelegen ten noorden van de kern Baarlo, gemeente Peel en Maas. In mei 2012 heeft de gemeenteraad van Peel en Maas ingestemd met de Structuurvisie glasconcentratiegebied Tangbroek voor de verdere ontwikkeling van dit gebied. De Structuurvisie voorziet in de realisering van circa 40 hectare netto nieuw glasoppervlak binnen het in totaal circa 220 hectare grote plangebied.
Omdat de realisering van het glasconcentratiegebied op basis van het vigerende bestemmingsplan niet mogelijk is, is een herziening van het plan noodzakelijk. Voor het buitengebied als geheel is momenteel een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding. Dit betreft echter een meer beheersmatig plan, waarin een ontwikkeling als het glastuinbouwgebied Tangbroek niet wordt meegenomen. Derhalve is ervoor gekozen om voor het glastuinbouwgebied specifiek het onderhavige, op ontwikkeling gerichte bestemmingsplan op te stellen.
1.2 Doel
Het doel van dit bestemmingsplan is een nieuw planologisch-juridisch kader voor het plangebied op te stellen, op basis van het beleid uit de Structuurvisie glasconcentratiegebied Tangbroek. Het bestemmingsplan is gedetailleerder dan een structuurvisie. In het bestemmingsplan is op perceelsniveau aangegeven welke bouw- en gebruiksmogelijkheden er zijn. Het bestemmingsplan is de juridische vertaling van het beleid zoals dat in de Structuurvisie glasconcentratiegebied Tangbroek is vastgelegd. Het bestemmingsplan is bindend voor burgers, bedrijven en gemeenten.
1.3 Plangebied En Begrenzingen
Het plangebied, zoals dat in dit bestemmingsplan wordt geregeld, bestaat uit een gedeelte van het buitengebied van Peel en Maas gelegen ten noorden van Baarlo. In dit gebied zijn op dit moment al veel kassen aanwezig. De begrenzing van het plangebied is dan ook afgestemd op de ligging van de bestaande kassen en de mogelijkheden die bestaan om nieuwe kassen te realiseren op een dusdanige wijze dat een geconcentreerd glastuinbouwgebied ontstaat.
luchtfoto met afgebakend plangebied
Globaal wordt de grens van het plangebied gevormd door de wegen Bongardweide, Aan de Steenoven en Soeterbeek in respectievelijk het westen, noorden en zuiden. De oostelijke plangrens is minder duidelijk afgebakend en wordt min of meer gevormd door recreatieterrein De Berckt aan de noordoostzijde, de Koesdonkerveldweg aan de zuidoostzijde en de kassen aan de Napoleonsbaan Noord (N273) nummer 4b in de zone daartussen. Deze kassen vallen buiten het plangebied, aangezien hier geen ontwikkelingsmogelijkheden meer aanwezig zijn.
1.4 Overzicht Vigerende Bestemmingsplannen
Voor het plangebied zijn de volgende bestemmingsplannen van kracht:
- Buitengebied 1979, vastgesteld door de raad d.d. 27 maart 1979;
- Buitengebied 1997, vastgesteld door de raad d.d. 19 februari 1998.
Daarnaast zijn er diverse bestemmingsplannen, vrijstellingen, projectbesluiten en omgevingsvergunningen voor kleinere gebieden en initiatieven die door het bevoegd gezag zijn vastgesteld. Deze vastgestelde ruimtelijke plannen zijn meegenomen bij het opstellen van dit bestemmingsplan.
Voorts valt op te merken dat voor het buitengebied als geheel een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding is, waarvoor de vaststelling voorzien is op 5 februari 2013. Op het moment dat het onderhavige op ontwikkeling gerichte bestemmingsplan voor het glastuinbouwgebied Tangbroek in werking treedt, zal dat deel van het nieuwe bestemmingplan buitengebied daardoor worden vervangen.
1.5 Opzet Van Het Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Tangbroek' is opgezet conform de eisen die de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de gemeente Peel en Maas daaraan stellen. De leidraad wordt gevormd door het gemeentelijke handboek 'Ruimtelijke plannen en besluiten', versie 1 oktober 2010.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een juridisch bindende verbeelding (plankaart) met bijbehorende regels en uit een (beleidsmatige) plantoelichting, die geen juridisch bindend karakter heeft. De regels zijn opgesteld conform de standaardregels SVBP2008 (werkafspraken Wabo, oktober 2010), de verbeelding voldoet aan de meest actuele digitaliseringseisen conform IMRO2008. De gebruikte plansystematiek is afgestemd op de gemeentelijke voorkeuren (handboek) en het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan voor het buitengebied als geheel.
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op het van toepassing zijnde beleid. In hoofdstuk 3 vindt eerst een beschrijving van de huidige situatie plaats, waarna de door middel van dit bestemmingsplan vast te leggen toekomstige situatie wordt beschreven. Het behandelen van de diverse milieuaspecten, met daarbij tevens de resultaten van uitgevoerde onderzoeken, gebeurt in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 komt de juridische planopzet aan bod en in hoofdstuk 6 wordt stil gestaan bij de uitvoering van het bestemmingsplan en de handhaving. In hoofdstuk 7 en 8 komen respectievelijk de uitvoerbaarheid en het overleg/de inspraak aan bod. Hoofdstuk 8 bevat tot slot de te doorlopen procedure.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Algemeen
Dit hoofdstuk gaat met name in op het beleid dat specifiek ruimtelijk relevant is voor het plangebied. Algemeen beleid ten aanzien van het buitengebied is uitgebreid verwoord in het in voorbereiding zijnde conserverende bestemmingsplan voor het buitengebied. Het onderhavige bestemmingsplan gaat in op de ontwikkeling van het glastuinbouwgebied Tangbroek, vandaar dat ook de beleidsparagraaf zich beperkt tot het ten aanzien hiervan relevante beleid. Het betreft hier zowel ruimtelijk beleid als ruimtelijk relevant sector- en facetbeleid op zowel rijks- ,provinciaal als gemeentelijk niveau, waarbij op het laatstgenoemde niveau met nam de structuurvisie voor glasuinbouwgebied Tangbroek de leidraad vormt.
2.2 Rijksbeleid
2.2.1 Structuurvisie Infrastructuur, Milieu en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze nieuwe structuurvisie vervangt onder andere de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) speelt in op de volgende ontwikkelingen en uitdagingen:
- de veranderende behoefte aan wonen en werken;
- de mobiliteit van personen;
- economische positie tussen de tien meest concurrerende landen vasthouden voornamelijk in de sectoren logistiek, water, hightech, creatieve industrie, chemie en voedsel en tuinbouw;
- de bijzondere waarden (compacte steden omringd door open en natuurrijk landelijk gebied, cultuurhistorie en natuur) koesteren en versterken;
- waterveiligheid en beschikbaarheid van voldoende zoetwater in verband met de klimaatverandering en stedelijke ontwikkeling;
- aandeel duurzame energiebronnen als wind, zon, biomassa en bodemenergie moet worden vergroot;
- deregulering.
De provincies en gemeenten zullen afspraken maken over verstedelijking, groene ruimte en landschap. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Het Rijk verbindt ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit en zet de gebruikers centraal. Het zijn bewoners, ondernemers, reizigers en verladers die Nederland sterk maken. Provincies en gemeenten krijgen de ruimte zelf maatwerk te leveren. Zo werkt het Rijk aan een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland.
Het Rijk benoemt 13 nationale belangen; hiervoor is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Deze belangen zijn gelijkwaardig aan elkaar en beïnvloeden elkaar onderling. In de SVIR is een eerste integrale afweging gemaakt van deze belangen. Dit heeft als gevolg dat het Rijk in gebieden of projecten een gebieds- of projectspecifieke afweging zal maken. Indien nodig maakt het Rijk duidelijk welke nationale belangen voorgaan.
Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een concentratiegebied voor glastuinbouw, in een gebied waar op dit moment al relatief veel kassen zijn gelegen. Naast het uitbreiden van het arsenaal aan kassen, wordt daarbij ook uitgebreid aandacht besteed aan de huidige en toekomstige groen-, water- en infrastructuur. Hiermee wordt voortgegaan op een ontwikkeling die reeds de laatste jaren op gang is gekomen en waarbij al een aantal nieuwe glastuinbouwbedrijven zich in het gebied heeft gevestigd dan wel bestaande bedrijven hebben uitgebreid.
Conclusie
Deze ontwikkeling sluit aan bij de economische ambities die in de de SVIR worden nagestreefd op met name het gebied van de tuinbouw. De SVIR voorziet niet in onderwerpen die specifiek op het plangebied gericht zijn. Dit houdt in dat voor het planvoornemen geen beperkingen vanuit de SVIR gelden.
2.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De SVIR (zie paragraaf 2.2.1) bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Met het Barro geeft het Rijk algemene regels voor bestemmingsplannen. Doel van dit Besluit is bepaalde onderwerpen uit de SVIR te verwezenlijken.
De algemene regels in het Barro hebben vooral een conserverend/beschermend karakter waardoor geformuleerde nationale belangen niet belemmerd worden door ontwikkelingen die middels bestemmingsplannen mogelijk worden gemaakt.
Conclusie
Het Barro voorziet niet in onderwerpen die specifiek op het plangebied gericht zijn. Dit houdt in dat voor het planvoornemen geen beperkingen vanuit het Barro gelden.
2.3 Provinciaal Beleid
2.3.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006
Het POL2006 (actualisatie januari 2011) is een integraal plan. Het is vergelijkbaar met een streekplan, maar is tevens een provinciaal waterhuishoudingsplan, een provinciaal milieubeleidsplan en het bevat ook de hoofdlijnen van het provinciaal verkeers- en vervoersplan. Daarnaast komen er hoofdlijnen naar voren omtrent fysieke elementen van economisch beleid en fysieke elementen van beleid voor zorg, cultuur en sociale ontwikkeling. Het POL2006, inclusief aanvullingen, heeft de status van een structuurvisie en is hierdoor niet direct bindend. Het is echter wel de bedoeling dat het POL2006 zijn doorwerking zal krijgen in beleidsnota's, programma's, verordeningen en bestemmingsplannen.
Perspectieven
Niet voor ieder gebied binnen de provincie Limburg gelden dezelfde beleidsbepalingen als het gaat om de kwaliteiten en ontwikkelingsmogelijkheden van het gebied. Om die reden worden in het POL2006 tien perspectieven onderscheiden, met ieder een eigen benadering met betrekking tot de meest doeltreffende beleidsdoelen voor dat gebied. De westelijke helft van het plangebied is op de perspectievenkaart aangeduid als P4 Vitaal landelijk gebied en de oostelijke helft als P5b Dynamisch landbouwgebied.
Binnen het perspectief Vitaal landelijk gebied (P4) wordt de inrichting van het landschap met name bepaald door de aanwezige landbouw in het gebied. Onderling verschillen de P4 gebieden nogal wat van elkaar qua aard en dichtheden aan omgevingskwaliteiten. Het doel van dit perspectief is het vitaal houden van het landelijk gebied. Dit kan met name geschieden door de mogelijkheden te verruimen voor bijvoorbeeld verbrede landbouw, de toeristische sector of kleinschalige dienstverlenende bedrijvigheid.
De landbouw zelf krijgt ook ruimte om zich door te ontwikkelen. Niet-grondgebonden agrarische bedrijven kunnen echter slechts tot een bepaald niveau doorgroeien. Het ontwikkelen van grootschalige bedrijfslocaties voor intensieve veehouderij of glastuinbouw kan dan ook maar binnen enkele gebieden. Het doorontwikkelen van functies kan conform het Limburgs Kwaliteitsmenu gepaard gaan met respect voor landschappelijke en cultuurhistorische waarden en versterking van omgevingskwaliteiten.
Binnen het perspectief Dynamische landbouwgebied (P5b) is ruimte voor de optimale ontwikkeling van landbouw, en dan met name niet-grondgebonden landbouw, zoals intensieve veehouderij en glastuinbouw. Hierbij gaat het niet alleen om het doorontwikkelen van bestaande bedrijven, maar ook om het opzetten van nieuwe (grootschalige) bedrijven. De ruimte voor ontwikkelingen wordt geboden, mits deze goed ingepast worden in de aanwezige omgevingskwaliteiten en de basiskwaliteiten voor water en milieu worden behaald. Om die reden wordt conform het Limburgs Kwaliteitsmenu een kwaliteitsbijdrage gevraagd bij de ontwikkeling van landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij en concentratiegebieden voor glastuinbouw.
Binnen het perspectief Dynamische landbouwgebied wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden en projectvestigingsgebieden voor glastuinbouw en landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij. Vanwege het intensieve karakter van gebieden binnen dit perspectief is het van groot belang dat hier duidelijke regels voor worden opgesteld en deze vast te leggen in het bestemmingsplan.
uitsnede POL-kaart perspectieven
legenda POL-kaart perspectieven
Concentratiegebieden glastuinbouw
Op de landbouwkaart van het POL zijn ondermeer de gebieden aangewezen waar glastuinbouw zich kan concentreren. Één van deze gebieden betreft het gebied Tangbroek. Het beleid dat gekoppeld is aan de term concentratiegebieden houdt in dat binnen deze gebieden ruimte wordt gelaten voor bestaande glastuinbouwbedrijven. In beperkte mate is er ruimte voor nieuwe vestigingen. Voor de glastuinbouwbedrijven in deze gebieden geldt een bovenmaat van 10 hectare conform het Structuurplan Buitengebied Regio Peel en Maas. Het gebied dient door de gemeente nader te worden begrensd.
In het inmiddels vastgestelde Structuurplan Buitengebied gemeente Peel en Maas is dit concentratiegebied overgenomen. In dit structuurplan is Tangbroek aangewezen als prioritair glasconcentratiegebied, waar het mogelijk is glastuinbouw nieuw te vestigen of uit te breiden. De gemeente heeft het gebied vervolgens nader begrensd en uitgewerkt in een structuurvisie. Hierover meer in paragraaf 2.4.
Voor Tangbroek wordt afgezien van de bovenmaat van 10 hectare. Reden hiervoor is dat Tangbroek nog maar beperkte uitbreidingen (2 á 3 hectare) kent voor de bestaande bedrijven. Door een bovengrens te stellen van 10 hectare kunnen deze uitbreidingen dan niet worden benut. Vaak zijn de bedrijven ook nog op verschillende locaties in het gebied gevestigd. In het gebied zijn verder géén nieuwe vlakken aangegeven die groter zijn dan 6 hectare. Een bovengrens stellen van 10 hectare is daarom niet aan de orde.
uitsnede POL-landbouwkaart
Conclusie
De ontwikkeling van het plangebied tot glasconcentratiegebied sluit aan bij de uitgangspunten van het POL. Het gebied wordt vitaal gehouden door de doorontwikkeling van de niet-grondgebonden landbouw in de vorm van glastuinbouw. Het Tangbroek gebied is als glastuinbouwconcentratiegebied aangewezen en dit provinciale streven wordt via de gemeentelijke structuurvisie in dit bestemmingsplan doorvertaald naar een concrete regeling, op basis waarvan daadwerkelijke ontwikkelingen plaats kunnen vinden.
2.3.2 Beleidsregel Limburgs Kwaliteitsmenu
De POL-aanvulling Verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering (2009) is in het leven geroepen om enkele belangrijke aanpassingen in het POL door te voeren met betrekking tot de verstedelijking in Limburg. Het belangrijkste speerpunt hierbij is de rol van de provincie en de mate waarin ze sturing kan geven bij ontwikkelingen in het kader van verstedelijking.
Deze POL-aanvulling schept een kader voor de beleidsnota Limburgs kwaliteitsmenu (2010), een instrument om noodzakelijke of wenselijke ontwikkelingen in het buitengebied mogelijk te maken zonder dat deze leiden tot een verminderde omgevingskwaliteit. In de beleidsregel worden extra condities en voorwaarden gesteld waaronder bepaalde ontwikkelingen in het landelijk gebied buiten de plattelandskernen dan wel in het stedelijk gebied (perspectieven P2, P3 en P8) mogelijk zijn. Het principe achter de beleidsregel is compensatie van verlies aan omgevingskwaliteit. Beoogde ontwikkelingen binnen de genoemde gebieden dienen dan ook gepaard te gaan met landschappelijke kwaliteitsverbetering, natuurontwikkeling en ontstening.
Het Limburgs Kwaliteitsmenu richt zich primair op relatief kleinschalige ontwikkelingen vanuit het particulier initiatief. De ontwikkeling van het gebied Tangbroek is weliswaar als geheel geen kleinschalige ontwikkeling, maar wel opgebouwd uit een veelheid aan kleinere deelontwikkelingen. De essentie van het LKM is dat de beoogde ontwikkelingen gepaard moeten gaan met landschappelijke kwaliteitsverbetering, natuurontwikkeling en ontstening. Dit ter compensatie van het door de ontwikkeling optredende verlies aan omgevingskwaliteit.
In het plan voor Tangbroek is gekozen voor een robuuste groeninpassing aan de randen van het gebied. Deze inpassing vervangt de individuele maatregelen op locatie. In het gebied zelf is de ruimte voor glas daarom geoptimaliseerd. Uitgangspunt voor de landschapsvisie is dat er wordt gestreefd naar een collectieve totaalinpassing van de glastuinbouw in plaats van inpassing op kavelniveau. Hierdoor kunnen bestaande structuren in het gebied verder worden versterkt en gelden deze als kapstok voor de totale landschappelijke inpassing. Oude BOM+ verplichtingen kunnen in overleg worden omgezet in bijdragen aan de robuuste groenstructuur.
Conclusie
Het kwaliteitsmenu is voor wat betreft het glastuinbouwgebied Tangbroek verankerd in de structuurvisie voor dit gebied. Voor het gebied wordt een kwaliteitsverbetering nagestreefd, waarmee wordt aangesloten bij het provinciale beleid.
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.4.1 Structuurvisie Intensieve veehouderij en glastuinbouw
Het algemene beleid ten aanzien van glastuinbouw is door de gemeente verwoord in de Structuurvisie Intensieve veehouderij en glastuinbouw uit 2011. De Structuurvisie bevat de hoofdlijnen voor het te voeren ruimtelijk beleid voor de sectoren intensieve veehouderij en glastuinbouw en zal als beleidskader dienen voor het stimuleren en toetsen van bestaande en toekomstige initiatieven voor nieuwvestiging en uitbreiding van intensieve veehouderijen en glastuinbouwbedrijven en voor het opstellen van bestemmingsplannen.
De intensieve veehouderij en glastuinbouw zijn voor de gemeente Peel en Maas belangrijke economische functies en van essentieel belang voor ontwikkeling en behoud van werkgelegenheid. Behoefteramingen geven aan dat er een (structurele) behoefte is en blijft aan locaties waar er voor ondernemers ruimte is om te groeien, ondanks de huidige economische crisis welke de behoefte mogelijk wat zal vertragen. Tegelijkertijd zijn er bedrijven gevestigd op locaties waar er vanwege andere belangen of waarden weinig mogelijkheden zijn voor (door)ontwikkeling. Belangrijke vraag voor de gemeente is of en zo ja waar groei, schaalvergroting en verdere intensivering nog mogelijk zijn.
Op rijks- en provinciaal niveau is er beleid vastgesteld rond de ontwikkelingsmogelijkheden voor de intensieve veehouderij en de glastuinbouw. De gemeente heeft de ruimte om binnen deze kaders haar eigen keuzen ten aanzien van de nieuwvestiging en uitbreiding van intensieve veehouderijen en glastuinbouwbedrijven vast te leggen. Dit betreft onder andere een nadere begrenzing van de (zoekgebieden) landbouwontwikkelingsgebieden en concentratiegebieden glastuinbouw en het opstellen van uitgangspunten voor tot de omvang, milieubelasting en landschappelijke inpassing van deze bedrijven.
Conclusie
Het planvoornemen betreft een nadere uitwerking van het gestelde in de structuurvisie veehouderij en glastuinbouw en sluit aan bij het algemene beleid. Het specifieke beleid voor het plangebied is vastgelegd in de hierna behandelde Structuurvisie Glasconcentratiegebied Tangbroek.
2.4.2 Structuurvisie Glasconcentratiegebied Tangbroek
De structuurvisie Glasconcentratiegebied Tangbroek (2e versie februari 2012) voorziet in een visie van de gemeente Peel en Maas omtrent het gebied dat in 1996 door de provincie als doorgroeigebied voor glastuinbouw is aangewezen. In het plangebied is de glastuinbouw door uitbreiding en nieuwvestiging toegenomen. De ontwikkelingen in het gebied hebben er voor gezorgd dat het (glasconcentratie-) gebied ervaren wordt als rommelig. Het ontwikkelgebied voor glastuinbouw heeft daardoor en met het oog op de toekomst een goede en veilige ontsluitingsstructuur en een robuuste groeninpassing nodig. De ontwikkelvlakken voor glas worden in de visie begrensd.
Om het gebied een noodzakelijk impuls te geven zijn er een ontsluitingsplan en een groeninpassingsplan ontwikkeld. Daarnaast is er een Waterparagraaf+ Tangbroek opgesteld om de bestaande problemen in kaart te brengen en de benodigde capaciteit voor het totale gebied vast te stellen. In de Structuurvisie Glastuinbouwconcentratiegebied Tangbroek zijn bovengenoemde onderliggende plannen samengevat.
Het streven is om te komen tot een goede gebiedsindeling voor het Tangbroek waarbij sprake is van een optimale benutting voor de glastuinbouw, een goede in- en externe ontsluiting en een doordachte inpassing in de omgeving. Belangen van bewoners, ondernemers, toerisme, natuur en water dienen in voldoende mate aandacht te hebben in het uiteindelijke inrichtingsplan.
Structuurvisie beleidskaart
De uitgangspunten voor het gebied zijn als volgt:
- in het plan is de ruimte voor verdere glasontwikkeling aangegeven. Door te kiezen voor een robuuste groeninpassing aan de randen van het gebied zijn de mogelijkheden voor glas binnen het gebied geoptimaliseerd. Er hoeft geen individuele inpassing van de glasvlakken plaats te vinden. Voorzieningen voor gietwater liggen binnen de glasvlakken. Natuurlijke opvang en infiltratie vinden plaats in de hiervoor bestemde gebieden. Glasvlakken zijn hierdoor geoptimaliseerd maar tevens ook begrensd. Binnen het projectgebied kunnen géén verdere uitbreidingen meer plaatsvinden;
- het project voorziet in een goede en veilige ontsluitingsstructuur voor het toeleveringsverkeer in en naar het gebied. Hierbij zijn ook de belangen van de bewoners in het gebied gerespecteerd en wordt het vrachtverkeer zoveel als mogelijk uit de woonlinten geweerd. Naast een verbeterde en gedeeltelijk nieuwe wegenstructuur voorziet het plan in een nieuwe aansluiting op het provinciale wegennet (Napoleonsbaan);
- tevens voorziet het plan in een robuuste groeninpassing van het gebied waarbij rekening is gehouden met een drietal belangen in het gebied: wonen, werken en natuur. De (landschappelijke) impuls, groeninpassing, hangt samen met het creëren van ontwikkelingsruimte voor glastuinbouwbedrijven passend binnen het gebied;
- de bestaande waterproblemen in het gebied door de al ingezette ontwikkelingen zijn in kaart gebracht. De benodigde capaciteit voor natuurlijke wateropvang en infiltratie voor het totale gebied is vastgesteld. Door middel van een geschiktheidonderzoek zijn de gebieden waar natuurlijk opvang en infiltratie kan plaatsvinden nader bepaald en vastgelegd op kaart.
In de eerste instantie moet bij een uitbreiding van het glasvlak door middel van een wijzigingsplan zodanig op de bestemming 'Natuur' of de 'wro-zone - wijzigingsgebied n' worden ingepast dat in de directe nabijheid van de (bedrijfs)woning van een derde, een groene buffer wordt gerealiseerd tussen de woonlocatie en de nieuwe kassen.
Conclusie
De geformuleerde uitgangspunten voor de ontwikkeling van het glastuinbouwgebied zijn in dit bestemmingsplan vertaald naar een planologisch-juridische regeling. De op ontwikkeling gerichte aspecten uit de structuurvisie zijn daarbij verweven met de conserverende regeling uit het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan voor het buitengebied als geheel.
2.4.3 Structuurvisie Buitengebied
Het beleid voor het buitengebied als geheel is in de Structuurvisie Buitengebied (vastgesteld d.d. 21 december 2011) samengebracht. Voor een groot gedeelte betreft het bestaand beleid, mede nog vanuit de voormalige gemeenten die samen zijn gegaan in de gemeente Peel en Maas. De structuurvisie vormt daarmee enerzijds het beleidskader voor het buitengebied, maar is anderzijds ook een instrument om kostenverhaal mogelijk te maken.
In navolging van de Structuurvisie Intensieve veehouderij en glastuinbouw zijn op de beleidskaart van de structuurvisie tevens 'Zoekgebieden concentratiegebied glastuinbouw' opgenomen als potentiële ontwikkelingslocaties. De begrenzing van één van deze in totaal 7 gebieden betreft het gebied Tangbroek.
Conclusie
Aangezien het plangebied in de structuurvisie voor het buitengebied wordt genoemd als één van de locaties waar glastuinbouw geconcentreerd kan gaan worden, wordt met het bestemmingsplan aangesloten bij het (gebiedsspecifieke) beleid uit de structuurvisie.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Totstandkoming Huidige Situatie
In de structuurvisie voor het buitengebied wordt (tevens) uitvoerig ingegaan op de ontstaanswijze van het landschap van Peel en Maas en de verschillende gebiedstypologieën met de daarbij behorende waarden van de gebieden. In de structuurvisie zijn de bestaande landschappelijke, abiotische en cultuurhistorische waarden beschreven. Op basis van deze waarden en de kenmerkende eigenschappen van de verschillende te onderscheiden gebieden binnen het plangebied is tevens een indeling in zes gebiedstypen gemaakt.
Een klein gedeelte van het plangebied bestaat uit oude, verdichte bouwlanden. Het betreft de vroegste ontginningen en deze zijn aan de zuidkant van het plangebied gelegen, nabij de kern Baarlo. Het grootste gedeelte van het plangebied bestaat echter uit het gebiedstype kleinschalige half open ontginningslandschappen. Dit zijn de plekken waar individuele boeren zich hebben gevestigd en kleine stukjes land hebben ontgonnen en bebost.
In de laatste paar decennia is dit gebied steeds meer in gebruik genomen door (individuele) glastuinbouwbedrijven. De bestaande kassen zijn bovendien verder uitgebreid. Hierdoor is in de huidige situatie een versnipperd en rommelig beeld ontstaan van het gebied, hetgeen mede de aanleiding is voor het opstellen van de structuurvisie en dit bestemmingsplan.
3.2 Doelstellingen En Uitgangspunten Toekomstige Situatie
3.2.1 Hoofdoelstelling
Met het planvoornemen wordt beoogd het circa 220 hectare grote gebied de noodzakelijke impuls te geven en te komen tot een een goede gebiedsindeling voor Tangbroek. Daarbij is sprake van een optimale benutting voor de glastuinbouw (inpassing 40 hectare nieuw glas), een goede in- en externe ontsluiting en een doordachte inpassing in de omgeving. Belangen van bewoners, ondernemers, toerisme, natuur en water dienen in voldoende mate aandacht te hebben in het uiteindelijke inrichtingsplan.
De uitgangspunten voor de inrichting van het Tangbroek gebied zijn onder te verdelen naar de aspecten ontsluiting, groeninpassing en waterberging. Elk van deze aspecten komt hierna aan bod en heeft specifiek betrekking op de nagestreefde ontwikkelingen in het plangebied. Voor de overige relevante aspecten gelden tevens de doelstellingen en uitgangspunten zoals die zijn geformuleerd in het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan voor het hele buitengebied.
3.2.2 Ontsluiting
De huidige infrastructuur is niet afdoende om het verkeer van en naar dit gebied voldoende vlot en verkeersveilig af te wikkelen. Het verkeer zal gezien de nog voorziene uitbreidingen in de toekomst verder toenemen. De huidige wegenstructuur is niet toereikend (te smal, te lichte constructies) en het toenemende (vracht)verkeer veroorzaakt problemen in en rondom het gebied. De bestaande wegenstructuur en de dimensionering ervan is niet in overeenstemming met de ontwikkelingen in het gebied. Een verbetering moet hand in hand gaan met een goede landschappelijke inpassing van de bedrijven.
De belangrijkste uitgangspunten voor het verbeteren van de bestaande infrastructurele situatie zijn:
- realiseren van een nieuwe externe ontsluiting op de Napoleonsbaan;
- opnieuw aanleggen en verbreden van de weg Tangbroek;
- verbeteren van de wegen Bongardweide, Aan de Steenoven, Berendonkseweg en Moutsdijkweg met grasbetontegels in de bermen;
- aanleggen van nieuwe wegen bij nieuwe toekomstige glastuinbouwvestigingen;
- regulering van vrachtverkeer door afsluitingen van wegen voor zwaar verkeer.
De regeling in het bestemmingsplan draagt bij aan het kunnen realiseren van deze uitgangspunten. Door middel van een opgenomen wijzigingsbevoegdheid kunnen nieuwe verkeersbestemmingen ten behoeve van de nagestreefde ontsluiting worden toegekend. Door de verkeersbestemming ruimer te bepalen dan alleen ter plaatse van de bestaande rijbaan, kunnen de bestaande wegen eenvoudig worden verbreed, zonder dat daarvoor een wijziging van het bestemmingsplan nodig is. De regulering van vrachtverkeer kan niet door middel van het bestemmingsplan worden geregeld. Hiervoor zijn civieltechnische maatregelen nodig. Het bestemmingsplan legt evenwel geen beperkingen op aan de uitvoering van deze maatregelen.
De onderbouwing voor de nagestreefde ontsluiting is gelegen in het rapport Ontsluiting glastuinbouwconcentratie gebieden Tangbroek en Vlasrooth (DHV BV, januari 2010, B2692-01-001). Dit rapport is als Bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd.
3.2.3 Groeninpassing
Naast het ontwikkelen van een oplossing voor de ontsluiting is er parallel hieraan ook een groeninpassingsplan opgesteld. Het Groen-inpassingsplan Glasconcentratiegebied Tangbroek (Arcadis, 19 juli 2011 c01024.00045.001) geeft invulling aan de landschappelijke inpassing van het glastuinbouwgebied en verbetert de kwaliteit van het woon- en leefklimaat aan de in het gebied aanwezige woonlinten. Uitgangspunt voor de landschapsvisie is dat er wordt gestreefd naar een collectieve totaalinpassing van de glastuinbouw in plaats van inpassing op kavelniveau.
Het uitgangspunt voor het inpassingsplan is dat de karakteristieke structuren in het landschap worden versterkt. Als belangrijke elementen hierin kunnen worden aangegeven:
- bestaande steilranden blijven behouden en waar mogelijk versterkt;
- de karakteristieke boomgaarden en hoogstamfruit worden gehandhaafd en versterkt;
- inpassen van de woonlinten; versterken van de karakteristiek van een woonlint;
- scheiden van de buurtschappen door verleggen van de aan- en afvoerroute voor de glastuinbouw;
- toevoegen van landschappelijke beplanting langs de wegen;
- verbinden van bestaande groenstructuren;
- versterken van bestaande groenstructuren alsmede het natuurgebied Dubbroek.
In het bestemmingsplan is de natuurbestemming toegekend aan de aanwezige natuurlijke en landschappelijke waarden in het plangebied. Deze zijn voor een groot deel gekoppeld aan de van zuid naar noord door het plangebied lopende waterloop, welke de waterbestemming heeft. De aanleg van afschermende beplanting en beplanting die de visuele kwaliteit van het gebied moet verhogen is binnen de verschillende bestemmingen toegestaan. Boomgaarden worden binnen de agrarische bestemmingen geregeld. Door middel van in de regels opgenomen wijzigingsbevoegdheden bij diverse bestemming wordt het tevens mogelijk gemaakt nieuwe natuurbestemmingen toe te kennen.
In de eerste instantie moet bij een uitbreiding van het glasvlak door middel van een wijzigingsplan zodanig op de bestemming 'Natuur' of de 'wro-zone - wijzigingsgebied n' worden ingepast dat in de directe nabijheid van de (bedrijfs)woning van een derde, een groene buffer wordt gerealiseerd tussen de woonlocatie en de nieuwe kassen.
Het groeninpassingsplan is als Bijlage 2 bij deze toelichting gevoegd.
3.2.4 Waterberging en infiltratie
Voor het Glastuinbouwgebied is het een minimale eis om nieuwe glastuinbouw ontwikkeling water neutraal te bouwen. Uitgangspunt is dat deze maatregelen in het plangebied zelf plaatsvinden. Het doel is om zoveel mogelijk piekberging te realiseren. Dit dient zowel voor de nieuwe kassen voor het faciliteren van het gecombineerde ruimtebeslag, als voor de bestaande kassen ten behoeve van oplossen van bestaande hydrologische knelpunten.
In het ontwerp is in totaal aan nieuwe 'natuurlijke waterberging / infiltratie' een oppervlakte van 4,78 ha ingetekend. Deze zijn vooral in te richten als piekberging (zware regenval / overvolle gietwaterbassins) of ten behoeve van infiltratie van regenwater van verhard oppervlak. Voor het bergen van gietwater ten behoeve van de eigen bedrijfsvoering komen er nog enkele bassins bij. Gericht op de bedrijfsvoering is het niet wenselijk om de gietwaterbassins van verschillende glastuinbouwbedrijven te combineren. De gietwaterbassins liggen op de kavels waar glastuinbouw is gelokaliseerd.
Waterberging is mogelijk binnen de verschillende afzonderlijke bestemmingen. De locaties waar waterbergende voorzieningen zijn niet specifiek vastgelegd, hetgeen de ruimte geeft om flexibel om te gaan met de aanleg daarvan.
Het verleggen van bestaande waterlopen is mogelijk aan de orde bij de toekomstige uitbreiding van bestaande of de inpassing van nieuwe glastuinbouwbedrijven. Deze mogelijkheid wordt in het bestemmingsplan geboden door middel van een wijzigingsbevoegdheid. Een voorwaarde daarbij is ondermeer dat het waterschap hierbij wordt betrokken.
De maatregelen met betrekking tot waterberging en infiltratie zijn beschreven en onderbouwd in de Waterparagraaf+ Tangbroek (Arcadis, juli 2011 075079761:0.12! C01024.000045). De waterparagraaf+ is als Bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd.
3.2.5 Hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn in het buitengebied niet wenselijk buiten het bouwvlak van agrarische bedrijven. Lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn daarentegen wel mogelijk buiten een dergelijk bouwvlak, voor zover gelegen binnen een agrarische bestemming. Gelet op het karakter van het buitengebied in samenhang met de systematiek om glas en andere teeltondersteunende voorzieningen binnen een bestaand bouwvlak onder te brengen, of door middel van een uitbreiding van een bestaand bouwvlak (gekoppeld aan een tegenprestatie) mogelijk te maken, is deze keus gemaakt. Waar uitbreidingen van glas en inpassingen (van tegenprestaties) kunnen plaatsvinden is, evenals verbetering van de infrastructuur, in de Structuurvisie Glasconcentratiegebied Tangbroek verankerd en uitgewerkt tot een regeling in dit bestemmingsplan. Gelet daarop is het principe van het bouwen binnen de daartoe vastgestelde bouwvlakken ook van toepassing op de hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.
3.2.6 Bedrijfswoningen
Het plangebied van Tangbroek is bij uitstek aangewezen voor de verdere ontwikkeling van glastuinbouw. Dat maakt het tot een ander gebied dan de rest van het buitengebied van de gemeente Peel en Maas. Het toevoegen van (bedrijfs)woningen wordt niet in het belang geacht van het ontwikkelingsgerichte karakter van het glastuinbouwconcentratiegebied. Enerzijds omdat er in Tangbroek voornamelijk sprake kan zijn van het uitbreiden van bestaande bedrijven (veelal met bestaande (bedrijfs)woningen) met een enkele nieuwvestiging. Anderzijds omdat een bedrijfswoning ter plaatse van de bedrijven vaak niet meer nodig is dankzij moderne technieken. Uiteraard worden de bestaande (bedrijfs)woningen in het plan en de daarbij behorende regelingen gerespecteerd.
3.2.7 Plattelandswoningen
In dit bestemmingsplan voor het glastuinbouwgebied Tangbroek wordt ten aanzien van plattelandswoningen de lijn uit het recent vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied doorgezet. Dit betekent dat bedrijfswoningen bij nog functionerende agrarische bedrijven als plattelandswoning in aanmerking komen voor bewoning door derden.
Door de gemeente Peel en Maas is daarnaast mogelijk gemaakt dat voormalige bedrijfswoningen van inmiddels niet meer in bedrijf zijnde agrarische bedrijven als plattelandswoning kunnen worden bewoond. Deze woningen en bijbehorende percelen worden onder een afzonderlijke bestemming 'Wonen - Plattelandswoning' gebracht. Belangrijk kenmerk van die bestemming is dat weliswaar sprake is van een woonbestemming, maar daat daarbij is bepaald dat de daaronder vallende gronden en daarop gelegen bouwwerken niet worden beschermd tegen de milieugevolgen van agrarische bedrijven.
3.2.8 Kinderopvang
In lijn met het bestemmingsplan Buitengebied worden dergelijke voorzieningen vooral gedacht in de nabijheid van sport- of maatschappelijke voorzieningen. In Tangbroek is daarvan geen sprake. Daarnaast leent het gebied met deze specifieke vorm van bedrijvigheid zich evenmin voor kinderopvang. Derhalve is de mogelijkheid voor kinderopvang niet in het bestemmingsplan voor Tangbroek opgenomen.
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden / Resultaten Onderzoeken
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op verschillende onderzoeks- en milieuaspecten welke van belang zijn in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Aangezien dit bestemmingsplan gericht is op het realiseren van nieuwe ontwikkelingen, is het voor een aantal aspecten noodzakelijk gebleken onderzoek uit te voeren. De resultaten van die onderzoeken zijn opgenomen in deze toelichting en en de onderzoeksrapportages zijn in de bijlagen opgenomen. Voor wat betreft de algemeen voor het buitengebied van toepassing zijnde milieuaspecten, wordt verwezen naar het bestemmingsplan buitengebied.
4.2 Milieu
4.2.1 Algemeen
Milieubeleid wordt steeds meer geïncorporeerd in andere beleidsvelden. Verbreding van milieubeleid naar andere beleidsterreinen is dan ook een belangrijk uitgangspunt. Ook in de ruimtelijke planvorming is structureel aandacht voor milieudoelstellingen nodig. De milieudoelstellingen worden daartoe integraal en vanaf een zo vroeg mogelijk stadium in het planvormingsproces meegewogen. Een duurzame ontwikkeling van de gemeente is een belangrijk beleidsuitgangspunt dat zijn doorwerking heeft in meerdere beleidsterreinen.
4.2.2 Milieueffectrapportage
Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is verplicht voor besluiten van de overheid over initiatieven van particulieren of marktpartijen, zoals bij de bouw van woonwijken, de aanleg van auto(snel)wegen, spoorwegen, vliegvelden, pijpleidingen voor gas of olie en (stuw)dammen. Een m.e.r. kan ook verplicht zijn voor plannen van de overheid, zoals een bestemmingsplan. Ingevolge het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.) wordt getoetst of het bestemmingsplan voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Hiervoor zijn in de bijlage bij het Besluit m.e.r. lijsten opgenomen waarin activiteiten zijn aangewezen die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (lijst C) of ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (lijst D). In de lijsten zijn (indicatieve) drempelwaarden opgenomen.
Het planvoornemen gaat uit van het uitbreiden van het areaal aan glastuinbouw van circa 40 hectare. Op grond van het Besluit m.e.r. is in dat geval geen MER-rapport of m.e.r.-beoordelingsplicht noodzakelijk, aangezien de drempelwaarde hiervoor een uitbreiding van minimaal 50 hectare aan glastuinbouwgebied betreft (lijst D 9).
4.2.3 Geluid
Bij het opstellen of herzien van een bestemmingsplan worden de regels van de Wet geluidhinder (Wgh) toegepast. Deze wet heeft betrekking op geluid dat veroorzaakt wordt door wegen, spoorwegen, gezoneerde industrieterreinen en luchthavens. De Wgh bevat geluidsnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidsniveaus als gevolg van voorgenoemde geluidsbronnen. Indien het bestemmingsplan een geluidsgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron, of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt, dient volgens de Wgh een akoestisch onderzoek plaats te vinden bij het voorbereiden van de vaststelling van het bestemmingsplan.
In het onderhavige geval worden geen nieuwe geluidgevoelige objecten opgericht. Het plangebied ligt evenmin binnen de zone van een spoorweg of binnen de contouren van een vliegveld. Ook ligt Tangbroek niet binnen de zone van een gezoneerd dan wel niet-gezoneerd industrieterrein. Het uitvoeren van onderzoek naar wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai, vliegtuiglawaai of industrielawaai is in in dat opzicht niet nodig. Het bestemmingsplan voorziet niet in een definitieve invulling.
De inpassing van nieuwe of reconstructie van bestaande wegen is in het bestemmingsplan indirect mogelijk door middel van de opgenomen wijzigingsbevoegdheden. Ook kan het areaal glastuinbouw worden uitgebreid. In de voorwaarden voor een wijzigingsplan wordt opgenomen dat in dat geval, door het betreffende bedrijf al dan niet door middel van onderzoek, aangetoond moet worden dat aan de van toepassng zijnde wet- en regelgeving wordt voldaan en het aspect geluid geen belemmering vormt.
4.2.4 Luchtkwaliteit
Op basis van de Wet luchtkwaliteit, welke onderdeel uitmaakt (hoofdstuk 5) van de Wet Milieubeheer, gelden milieukwaliteitseisen voor de luchtkwaliteit. Deze kwaliteitseisen zijn middels grenswaarden vastgelegd voor de luchtverontreinigingcomponenten stikstofdioxide (NO2), zwevende deeltjes (PM10 of fijnstof), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb), benzeen (C6H6) en koolmonoxide (CO). De grenswaarden gelden overal in de buitenlucht.
Hoofdstuk 5 van de Wet Milieubeheer maakt onderscheid tussen projecten die 'Niet in betekenende mate' (NIBM) en 'In betekenende mate' (IBM) bijdragen aan de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen. In de regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die NIBM zijn. Deze NIBM projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Als een project ervoor zorgt dat de concentratie fijn stof of CO2 met meer dan 3% van de grenswaarde verhoogd, draagt het project in betekenende mate bij aan luchtvervuiling en dient er een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd te worden. Deze regel komt voort uit het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Daarbinnen werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.
In het geval een planvoornemen strekt tot het realiseren of wijzigen van bronnen van luchtverontreiniging, die leiden tot een toename van de hoeveelheid luchtverontreiniging, dient onderzoek naar de exacte gevolgen voor de luchtkwaliteit uitgevoerd te worden. Voor het onderhavige planvoornemen geldt dat de eventuele luchtverontreiniging ten gevolge van het plan wordt veroorzaakt door de toename aan het kassenarsenaal en door verkeersbewegingen van en naar het plangebied.
Teneinde in beeld te brengen of, en zo ja, in welke mate sprake is van een significante verslechtering van de luchtkwaliteit als gevolg van het planvoornemen, is een quickscan luchtkwaliteit uitgevoerd (Tritium Advies, 1207/072/JS-03, 13 december 2012). Hieruit is naar voren gekomen dat de Wet luchtkwaliteit geen beperkingen oplegt aan de beoogde uitbreiding van het glastuinbouwgebied Tangbroek te Baarlo. De volledige quick scan is als Bijlage 4 bij deze toelichting opgenomen.
4.2.5 Bodemkwaliteit
Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan moet op basis van artikel 3.1.6. Besluit ruimtelijke ordening worden onderzocht of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de bodem. Het uitgangspunt is dat een eventuele aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico mag opleveren voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet.
Met betrekking tot bodemonderzoek bij ruimtelijke ontwikkelingen is in de nota bodembeheer van de gemeente Peel en Maas opgenomen dat voor locaties/gebieden die gezoneerd zijn in de bodemkwaliteitskaart volstaan kan worden met een historisch onderzoek NEN 5725, mits hieruit blijkt dat de locatie/gebied kan worden aangemerkt als onverdacht. Wanneer uit het historisch onderzoek blijkt dat er sprake is van een verdachte locatie, dan dient de initiatiefnemer een volledig verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 uit te voeren.
Voor zover bekend bevinden zich in de te ontwikkelen gebieden geen boven- of ondergrondse tanks en hebben zich in het verleden geen calamiteiten of (bedrijfs)activiteiten voorgedaan, waardoor de bodem verontreinigd zou kunnen zijn geraakt.
Gelet hierop wordt de in de nota bodembeheer geformuleerde aanpak gevolgd. In eerste instantie is derhalve een historisch bodemonderzoek uitgevoerd voor het gehele plangebied (Tritium Advies, 1207/072/JS-04, 8 januari 2013). Uit dit onderzoek is gebleken dat binnen het plangebied Tangbroek een vijftal locaties aanwezig is waar de bodem matig tot ernstig verontreinigd is. Voor één van deze locaties (Hert 3b) is mogelijk sprake van een spoedeisende bodemverontreiniging die een belemmering kan vormen voor de toekomstige ontwikkeling in het plangebied. Het wordt noodzakelijk geacht om op deze locatie een aanvullend bodemonderzoek uit te voeren naar de omvang en spoedeisendheid van de verontreiniging met minerale olie in de grond en in het grondwater. Het volledige historische bodemonderzoek is als Bijlage 5 bij deze toelichting opgenomen.
Voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan wordt geen aanvullend bodemonderzoek ter plaatse van de locatie Hert 3b noodzakelijk geacht, omdat het bestemmingsplan pas nkieuwe bestemmingen, zoals retentievoorzieningen en kassen, mogelijk maakt, die op een afstand van 55 m in westelijke richting en 100 m in oostelijke richting zijn gelegen ten opzichte van de locatie van de calamiteit. De invloed van de aangetoonde grondwaterverontreiniging in 1998 van 910 ug/l minerale olie zal derhalve geen belemmering kunnen vormen voor de toekomstige ontwikkelingen in het plangebied. Verder is door de Provincie Limburg per brief van 22 november 1999 aangegeven dat de locatie Hert 3b te Baarlo is opgenomen in de lijst van in eigen beheer aan te pakken gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het bodemsaneringsprogramma.
4.2.6 Milieu-invloed bedrijvigheid
Binnen het plangebied zijn diverse bedrijven en instellingen aanwezig welke een zonering conform de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering kennen. In deze brochure is een bedrijvenlijst opgenomen die informatie geeft over de milieukenmerken van verschillende typen bedrijven. In de lijst is op basis van een aantal factoren (waaronder geluid, geur en gevaar) een indicatie gegeven van de afstand tussen bedrijven en hindergevoelige functies (zoals woningen) waarmee gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening moeten houden.
Voor de uitbreiding van de bestaande glastuinbouwbedrijven en de eventuele oprichting van nieuwe bedrijven moet vastgesteld worden of ten opzichte van de bestaande woningen wordt voldaan aan de richtafstanden uit de publicatie bedrijven en milieuzonering. Hiervoor is een onderzoek bedrijven en milieuzonering uitgevoerd (Tritium Advies, 1208/110/JS, 17 december 2012. Eindconclusie van het onderzoek is dat inpassing van nieuwe glastuinbouwbedrijven en eventuele bedrijfswoningen mogelijk is, maar er bij elke nieuwe inpassing een aantal aspecten opnieuw bekeken dienen te worden. Tevens kan geconcludeerd worden dat het herinrichten of aanleggen van wegen een akoestisch onderzoek vereist. Het volledige onderzoek bedrijven en milieuzonering is als Bijlage 6 bij deze toelichting opgenomen.
4.2.7 Externe veiligheid
Algemeen
Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport. Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Daarbij gaat het om de risico's verbonden aan 'risicovolle inrichtingen', waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, opgeslagen of gebruikt, om het 'vervoer van gevaarlijke stoffen' via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen en om natuurrampen.
Quick scan externe veiligheid
Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een quick scan externe veiligheid uitgevoerd (Tritium Advies, 1207/072/JS-02, 13 december 2012). Hierin wordt gesteld dat het aspect externe veiligheid globaal gezien weinig beperkingen oplegt aan de beoogde uitbreiding van het glastuinbouwgebied Tangbroek te Baarlo. Voor een eventuele realisatie van gevoelige situaties (nieuwe bedrijfswoningen) geldt dat wordt afgeraden om deze binnen de indicatieve zone van 80 meter aan weerszijde van de aanwezige hoogspanningslijnen te situeren. Het volledige onderzoek bedrijven en milieuzonering is als Bijlage 7 bij deze toelichting opgenomen.
uitsnede Risicokaart IPO
Risicovolle inrichtingen
De huidige situatie met betrekking tot externe veiligheid wijzigt niet als gevolg van het bestemmingsplan, aangezien geen nieuwe risicovolle inrichtingen worden mogelijk gemaakt en geen nieuwe kwetsbare objecten voorzien zijn. In en direct rond het plangebied zijn geen inrichtingen gelegen die zijn opgenomen in de lijst met risicovolle bedrijven in de gemeente Peel en Maas en die van invloed kunnen zijn op het plangebied. Het plangebied is evenmin gelegen binnen het invloedsgebied van buisleidingen. De Risicokaart van het Interprovinciaal Overleg (IPO) bevestigt dit.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Ten oosten van het plangebied loopt de Napoleonsbaan (N273), waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Voor deze weg is echter geen plaatsgebonden risicocontour 10-6 opgenomen. De N273 is ook geen aandachtspunt in het kader van het groepsrisico. Er zijn dan ook geen knelpunten met betrekking tot het plaatsgebonden en het groepsrisico ten aanzien van de N273.
Verder komen in (de nabijheid van) het plangebied geen rail- , weg- en vaartransportroutes voor uit de lijsten met aandachtspunten of knelpunten voor het plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). In deze situatie zijn evenmin veranderingen voorzien. Het doen van onderzoek naar externe veiligheid is derhalve niet aan de orde in onderhavige situatie.
4.2.8 Kabels en leidingen
Door het plangebied lopen enkele bovengrondse hoogspanningsleidingen. Deze beschikken over een zogenaamde belemmeringenstrook, welke als dubbelbestemming in dit bestemmingsplan wordt opgenomen. De breedte van de belemmeringenstrook van deze leidingen, welke hoofdzakelijk in noord-zuidrichting lopen, bedraagt 40 meter. De belemmeringenstroken betreffen een bebouwingsvrije zone.
Naast deze duidelijk zichtbare hoogspanningsleidingen zijn ook ondergrondse kabels en leidingen aanwezig. Deze liggen overwegend ter plaatse van de verkeersbestemming en worden in die bestemming geregeld. De aanplant van (diep wortelend) groen boven deze leidingen is ongewenst.
4.2.9 Licht
De concentratie van een groot areaal aan kassen brengt met zich mee dat hierdoor tevens een grote (potentiële) bron van licht ontstaat. In het Besluit Glastuinbouw zijn regels opgenomen met betrekking tot afscherming van licht voor ‘permanente opstanden van glas’. Hierin staat dat vanaf het tijdstip van zonsondergang tot het tijdstip van zonsopgang de gevel moet worden afgeschermd, zodat de lichtuitstraling op een afstand van ten hoogste 10 meter van die gevel met ten minste 95% wordt gereduceerd. De gebruikte lampen mogen buiten de inrichting niet zichtbaar zijn. Vanaf 1 januari 2018 is voor alle gevallen, dus ook voor overgangssituaties, 98% bovenafscherming verplicht.
Teneinde in beeld te brengen of door de toegepaste assimilatieverlichting in de kassen mogelijk sprake kan zijn van lichthinder, is een lichtonderzoek uitgevoerd (Arcadis, .07866700:A, 4 januari 2013). De eindconclusie van het onderzoek luidt dat dat het glasconcentratiegebied Tangbroek aan de gestelde norm voldoet. Het aspect lichthinder vormt derhalve geen belemmering voor de planvorming. Het volledige lichtonderzoek is als Bijlage 8 bij deze toelichting opgenomen.
4.3 Geurhinder En Veehouderijen
Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder veehouderijen (Wgv) in werking getreden. In deze wet zijn normen opgenomen die moeten worden gehanteerd bij de verlening van een milieuvergunning aan een agrarisch bedrijf waarin vee wordt gehouden. Echter ook in de omgekeerde situatie, waarbij in de omgeving van agrarische bedrijven een nieuw geurgevoelig object wordt gesitueerd of uitgebreid, dient aan de wet te worden getoetst (de zogenoemde 'omgekeerde werking').
In de nabijheid van en binnen het plangebied bevindt zich enkele veehouderijen. De geurcontouren van deze omliggende veehouderijen dienen te worden onderzocht in het kader van de Wgv. In eerste instantie is daarbij uitgegaan van het berekenen van de voorgrondbelasting van de maatgevende veehouderijen binnen het plan. Verder is de achtergrondbelasting van alle veehouderijen in een straal van twee kilometer om het plangebied in kaart gebracht.
Uit het uitgevoerde geuronderzoek (G&O consult, 3132go0112 v1, 10 december 2012) blijkt dat in de omgeving van de te realiseren kassen in het glasconcentratiegebied Tangbroek te Baarlo niemand onevenredig in zijn belangen geschaad wordt en een acceptabel woon- en leefklimaat gewaarborgd wordt. Het geuronderzoek is in zijn geheel als Bijlage 9 bij deze toelichting opgenomen.
4.4 Waterhuishouding
Ten behoeve van de Structuurvisie Glasconcentratiegebied Tangbroek is in 2011, als onderdeel van het groeninpassingsplan, de waterparagraaf+ Tangbroek (Arcadis, juli 2011 075079761:0.12! C01024.000045) opgesteld. In dit rapport is de bestaande waterhuishouding in het plangebied beschreven, waaronder de bestaande knelpunten, en is de toekomstige waterhuishouding (waterbalans) uitgewerkt. In dit kader is in het gebied ook een viertal doorlatendheidsmetingen uitgevoerd.
Bij de uitwerking van de waterhuishouding is ingezet op de volgende hoofddoelen:
- het creëren van voldoende retentie- en infiltratievoorzieningen voor toekomstig te bouwen kassen;
- het aandragen van oplossingen voor de bestaande knelpunten in de waterhuishouding in het plangebied;
- invulling van de wegafwatering.
Gezien de ligging valkbij het prioritaire verdrogingsgebied Dubbroek dient waterneutraal bouwen zo veel als mogelijk toegepast te worden. Daarnaast betreft het een verdrogingsgevoelig natuurgebied waarop een bufferzone is ingesteld ten aanzien van grondwaterbeïnvloeding. Het plangebied ligt voor een groot deel binnen deze zone. Ten aanzien van grondwateronttrekkingen geldt een Standstill-beleid. Bestaande putten en pompen zijn bij het waterschap aangemeld. Wijzigingen in deze registratie dienen door de vergunninghouder aan het waterschap te worden voorgelegd ter beoordeling.
De waterparagraaf+ voorziet in korte termijn oplossingen welke de actuele overlastsituatie in het centrale deel van het gebied kunnen oplossen. Daarnaast zijn ook langere termijin oplossingen voorzien voor genoemde overlastsituatie. Ten behoeve van de retentie en infiltratievoorzieningen is een waterbalans opgesteld en is de benodigde inhoud en ruimte voor retentie en infiltratie in beeld gebracht. Uitgaande van de voorziene uitbreiding van het oppervlak aan kassen zijn concreet de locaties aangegeven, waar voorzieningen voor retentie en infiltratie dienen te worden gerealiseerd. Voor de wegafwatering is gekozen voor het middels goten en kolken opvangen en via ondergrondse leidingen afvoeren naar een retentievoorzieningen van het wegwater.
De waterparagraaf uit 2011 is op hoofdlijnen nog actueel en derhalve grotendeels overgenomen in dit bestemmingsplan, maar geactualiseerd op de volgende punten:
- aanpassing aan de meest recente planvariant met gewijzigde oppervlakten van kavels;
- verdere uitwerking op detailniveau (dimensionering).
De actualisatie waterparagraaf+ Tangbroek (Tritium Advies, 26 maart 2013 1207/072/JS-04) laat zien dat de (per kavel) berekende oppervlakte van de retentievoorziening in vergelijking met de eerder opgestelde waterparagraaf+ groter is geworden. Binnen het plangebied is echter voldoende ruimte aanwezig voor deze benodigde (extra) oppervlakte.
De waterparagraaf+ Tangbroek en de Actualisatie waterparagraaf+ Tangbroek zijn in hun geheel als Bijlage 3 en Bijlage 10 bij deze toelichting opgenomen.
Het bestemmingsplan met deze paragraaf waterhuishouding is ter beoordeling voorgelegd aan het waterschap Peel en Maasvallei. In het wateradvies d.d. 10 juni 2013, dat als Bijlage11 bij deze toelichting is opgenomen, is een aantal opmerkingen gemaakt. Het bestemmingsplan is hierop aangepast.
4.5 Archeologie En Cultuurhistorie
4.5.1 Archeologische waarden
Bij de opstelling en de uitvoering van ruimtelijke plannen moet rekening gehouden worden met bekende archeologische waarden. De gemeente Peel en Maas beschikt over een eigen 'Beleidsplan archeologie Peel en Maas', dat door de gemeenteraad is vastgesteld op 28 juni 2011. In dit beleidsplan archeologie Peel en Maas zijn de beleidsuitgangspunten en haar achtergronden beschreven. In hoofdlijnen komt het erop neer dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is in gebieden met een middelhoge en hoge verwachtingswaarde en in gebieden met archeologische resten. Dit geldt enkel en alleen indien de verstoring dieper reikt dan 0,4 meter beneden maaiveld.
uitsnede gemeentelijke archeologische beleidskaart
legenda archeologische beleidskaart
Het plangebied heeft grotendeels een middelhoge tot hoge archeologische verwachting, waardoor onderzoek noodzakelijk is. In eerste instantie is een bureauonderzoek voor het gehele plangebied Tangbroek uitgevoerd (Archeodienst, rapport 215, 19 december 2012). Op basis van het historische onderzoek is vast komen te staan dat voor een aantal locaties aanvullend archeologisch onderzoek wordt geadviseerd. Voor de meeste locaties zal dat zijn in de vorm van een verkennend booronderzoek, mogelijk gevolgd door een karterend booronderzoek.
Het in het rapport opgenomen advies vormt een zogenaamd selectieadvies, hetgeen nog niet betekent dat reeds bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten kunnen worden ondernomen. De resultaten van dit onderzoek zijn daartoe beoordeeld door de bevoegde overheid (gemeente Peel en Maas), die vervolgens een selectiebesluit neemt. Uit deze beoordeling is gebleken dat archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk is. Het volledige definitieve bureauonderzoek (Archeodienst, rapport 215, 3 september 2013) is inclusief beoordeling en advies als Bijlage 12 bij deze toelichting opgenomen.
Door de gemeente Peel en Maas is in overleg met de ondernemers in het plangebied de keuze gemaakt om niet thans dit vervolgonderzoek uit te voeren, maar dit te doen op het moment dat een omgevingsvergunning voor uitbreiding van een (glastuinbouw)bedrijf gedaan wordt. Op dat moment kan concreet afgestemd op de te bebouwen locatie onderzoek verricht worden. Op grond hiervan heeft het college van Peel en Maas op 2 juli 2013 besloten om pas in het kader van concrete initiatieven in het plangebied archeologisch (voor)onderzoek verplicht te stellen op terreinen met een dubbelbestemming archeologie. Een inventarisatie door amateur-archeologen uit de gemeente Peel en Maas heeft er in overleg met de gemeentelijk adviseur archeologie niet toe geleid dat er dubbelbestemmingen vervallen zijn. Op grond van jurisprudentie blijft de dubbelbestemming ook van kracht op de reeds bebouwde gedeelten. In het bestemmingsplan worden daartoe dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' opgenomen met algemene regels en maatregelen voor het gehele plangebied. Op basis van deze regeling zijn nieuwe ontwikkelingen pas mogelijk als (via onderzoek) is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) in het geding zijn.
4.5.2 Cultuurhistorische waarden
Binnen het plangebied zijn geen bestaande archeologische monumenten aanwezig. In het plangebied liggen evenmin rijksmonumenten of gebouwen die zijn opgenomen in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP). Op de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Limburg is te zien dat een aantal percelen en wegen een bepaalde cultuurhistorische waarde zijn toegekend. Verder bevinden zich 2 kapellen en 1 veldkruis binnen het plangebied en zijn direct aangrenzend aan het plangebied nog 1 kapel en 1 hagelkruis aanwezig. Tenslotte zijn enkele oude akkergrenzen nog zichtbaar in het landschap, al dan niet met steilranden.
Ten behoeve van de bescherming van de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische elementen worden beschermende voorwaarden opgenomen in het bestemmingsplan.
Geconcludeerd kan worden dat met het planvoornemen de aanwezige cultuurhistorische waarden afdoende worden beschermd, dan wel niet in het geding komen.
4.6 Verkeer En Parkeren
4.6.1 Algemeen
De huidige infrastructuur is niet afdoende om het verkeer van en naar dit gebied voldoende vlot en verkeersveilig af te wikkelen. Het verkeer zal gezien de nog voorziene uitbreidingen in de toekomst verder toenemen. De huidige wegenstructuur is te smal en niet berekend op de grote hoeveelheid vrachtverkeer. In het verleden is reeds de rapportage 'ontsluiting glastuinbouwconcentratiegebieden Tangbroek en Vlasrooth' opgesteld, waarin oplossingsrichtingen zijn aangedragen. Aangezien andere varianten op onderdelen niet haalbaar waren, is ervoor gekozen om zoveel mogelijk gebruik te maken van de bestaande wegenstructuur en deze te verbeteren.
4.6.2 Externe ontsluiting
Een aansluiting via een rotonde op de Napoleonsbaan zorgt ervoor dat het bestemmingsverkeer de beoogde ontsluitingsroute via Aan de Steenoven en Bongardweide als vanzelfsprekend zal kiezen. Hiermee is een belangrijk probleem opgelost, omdat de andere ontsluitingen op de Napoleonsbaan worden ontzien: Berckterheidelaan, Braamhorst en de Bong. Tevens worden hierdoor sluipwegen als het Dubbroek en de route naar het Rooth en Grote Winkelsteeg ontlast. De gemeenteraad heeft in oktober 2010 ingestemd met het gezamenlijk met de provincie ontwikkelen van een rotonde op de Napoleonsbaan, welke inmiddels is aangelegd. Deze situatie wordt in het bestemmingsplan vastgelegd, waarmee de externe ontsluitingsstructuur gereed is voor de toekomstige ontwikkelingen.
4.6.3 Interne ontsluiting
De interne ontsluitingsstructuur wijzigt niet als gevolg van het planvoornemen. Wel wordt het nodig geacht een aantal van de bestaande wegen te verbreden of te verzwaren. Hiervoor is een 'plan op maat' opgesteld voor het glastuinbouwgebied Tangbroek. Dit plan is in het bestemmingsplan doorvertaald, hoofdzakelijk door het opnemen van een ruime verkeersbestemming. Deze aanpassing van de bestaande wegenstructuur is daarmee binnenplans eenvoudig mogelijk.
Daarnaast is het door middel van in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheden mogelijk om toekomstige noodzakelijk aanpassingen ten gevolge van de uitbreiding van de glastuinbouw (onder voorwaarden) te kunnen realiseren.
4.7 Natuur, Landschap En Ecologie
4.7.1 gebiedsbescherming
Ten aanzien van flora en fauna dient in eerste instantie rekening gehouden te worden met gebiedsbescherming. Deze bescherming geschiedt op basis van de Natuurbeschermingswet 1998. Sinds 2005 zijn hierin ook alle Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijn-gebieden opgenomen als Natura 2000-gebieden.
Binnen de invloedssfeer van het planvoornemen is een aantal Natura 2000-gebieden aanwezig. Ook grenst het onderzoeksgebied aan Het Dubbroek. De habitatsoorten die in dit, van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) deel uitmakende gebied voorkomen zullen echter niet verstoord worden als gevolg van de voorgenomen ontwikkelingen. Bij de realisatie van de plannen zal bovendien voldoende aandacht worden besteed aan het beperken van nadelige effecten van lichthinder (assimilatiebelichting) op mensen en natuur. Hierdoor is er geen noodzaak voor toetsing aan zowel de Natuurbeschermingswet 1998 als de Ecologische Hoofdstructuur (gebiedsbescherming).
Door de ligging nabij diverse Natura 2000-gebieden is het wel noodzakelijk de effecten van de uitstoot van stikstof door glastuinbouw inzichtelijk te maken. Hiertoe is een stikstofonderzoek uitgevoerd (Aelmans, 13/25048/B/M/SJ, 17 juni 2013). Als eindconclusie wordt in het onderzoek gegeven dat de lichte toename aan stikstofdepositie als gevolg van de voorgenomen ontwikkelingen slechts 0,018% van de kritische depositiewaarde bedraagt. Een passende beoordeling wordt met betrekking tot het planvoornemen inzake de stikstofdepositie niet noodzakelijk geacht. Het stikstofonderzoek is in zijn geheel als Bijlage13 bij deze toelichting opgenomen.
4.7.2 Soortenbescherming
Naast gebiedsbescherming is de soortenbescherming van belang. De soortbeschermingsregeling uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn is geïmplementeerd in de Flora- en faunawet. In verband met de uitvoerbaarheid van ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met soortbescherming en dan met name de aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied. In bestemmingsplannen mogen geen mogelijkheden worden geboden voor ruimtelijke ontwikkelingen waarvan op voorhand redelijkerwijs kan worden ingezien dat in het kader van de Flora- en faunawet geen ontheffing zal worden verleend.
Gezien de aard, omvang en ligging van het plangebied kan niet worden uitgesloten dat zich beschermde planten- en diersoorten bevinden binnen het plangebied. Ten behoeve van het planvoornemen is daarom een quickscan flora en fauna uitgevoerd (Tritium Advies, 1207/072/JS-01, 21 november 2012). Dit onderzoek is als Bijlage 14 bij deze toelichting gevoegd.
Op basis van de bevindingen uit het literatuuronderzoek en het veldbezoek is in de onderzoeksrapportage de volgende eindconclusie opgenomen:
- de in de rapportage omschreven werkwijze (protocol) ten aanzien van vogels dient in acht te worden genomen zodat een overtreding van de natuurwetgeving wordt voorkomen;
- de werkzaamheden in relatie tot het planvoornemen zullen voor de overige soortgroepen eveneens geen overtreding van de natuurwetgeving tot gevolg hebben.
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Planstukken
5.1.1 Wettelijk kader
In een bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een bepaald gebied opgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan regelt de inrichting van het gebied op hoofdlijnen door de gronden te beleggen met een bestemming.
Het wettelijk kader wordt gevormd door de Wet ruimtelijke ordening (Wro, 1 juli 2008) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo, 1 oktober 2010). De wettelijke regeling voor bestemmingsplannen is vervolgens verder ingevuld door het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. Het bestemmingsplan gaat uit van de als bijlage bij de voornoemde Regeling opgenomen Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) en de Werkafspraak SVBP begrippen vs. Wabo. Aangezien bestemmingsplannen hieraan moeten voldoen, zullen bestemmingsplannen voortaan kwalitatief gelijkwaardig zijn en uniform in aanpak, uitvoering, uitwisseling van gegevens en raadpleging daarvan.
Vanaf 1 juli 2013 zijn de RO Standaarden 2012 verplicht. Ook de plannen die op 1 juli 2013 al in procedure zijn, moeten voldoen aan de RO Standaarden 2012. Daarom mogen deze standaarden vanaf 1 juli 2012 gebruikt worden. Omdat naar verwachting het bestemmingsplan na 1 juli 2013 zal worden vastgesteld, is het wenselijk deze nieuwe standaarden toe te passen bij het opstellen van dit bestemmingsplan, zodra de noodzakelijke software daarvoor beschikbaar is. Vooralsnog is dat niet het geval, waardoor dit bestemmingsplan in eerste instantie op basis van de RO Standaarden 2008 wordt opgesteld. In een later stadium is het vervolgens eenvoudig mogelijk een conversie naar de RO Standaarden 2012 te maken.
5.1.2 Planonderdelen
Het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Tangbroek' bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.
Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels. Een gedeelte van de informatie op de verbeelding heeft geen juridisch betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een kadastrale/GBKN ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding.
De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de bouw- en gebruiksmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan. De regels van het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Tangbroek' zijn opgebouwd conform de door de SVBP2008 voorgeschreven systematiek en omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels, en ten slotte de overgangs- en slotregels.
5.2 Toelichting Op De Verbeelding
De analoge verbeelding is getekend op een bijgewerkte en digitale kadastrale ondergrond, schaal 1:2000. Op de analoge verbeelding wordt door middel van matrices per bestemming specifieke informatie weergegeven, zoals het toegestane maximum bebouwd oppervlak en het toegestane aantal wooneenheden.
5.3 Toelichting Op De Regels
5.3.1 Inleidende regels
In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om onduidelijkheid door interpretatieverschillen te voorkomen. Er zijn alleen begripsbepalingen opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Een gedeelte van de begrippen is omschreven in het SVBP en dient letterlijk daaruit te worden overgenomen. Deze begrippen en de voorgeschreven omschrijvingen zijn overgenomen.
Ook over de bepaling van afstanden, hoogtes en oppervlaktes kunnen interpretatieverschillen ontstaan. Om op een eenduidige manier afstanden, hoogtes en oppervlakten te bepalen, wordt in de 'wijze van meten' uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden. Ook voor de wijze van meten worden in de SVBP2008 regels gegeven, welke in het plan letterlijk zijn overgenomen.
5.3.2 Bestemmingsregels
Per bestemming, die op de verbeelding wordt gebruikt, worden gebruiks- en bouwregels opgenomen. De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:
- Bestemmingsomschrijving
- Bouwregels
- Nadere eisen
- Afwijken van de bouwregels
- Specifieke gebruiksregels
- Afwijken van de gebruiksregels
- Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
- Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- Wijzigingsbevoegdheid
Niet alle onderdelen komen bij elke bestemming voor. Van de meest gebruikte onderdelen volgt hieronder een korte toelichting.
Bestemmingsomschrijving
In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie(s) worden als eerste genoemd. Indien van toepassing worden ook de aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies genoemd. De ondergeschiktheid kan worden aangegeven door de woorden 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie binnen de betreffende bestemming.
Bouwregels
In de bouwregels is bepaald welke bouwwerken mogen worden opgericht, waarbij in ieder geval een onderscheid wordt gemaakt tussen de regeling van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en daar waar van toepassing ook tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen. Voorts bevatten de bouwregels, voor zover van toepassing, minimale en maximale maatvoeringen voor de diverse bouwwerken zoals goothoogtes, bouwhoogtes, oppervlaktes.
Nadere eisen
Nadere eisen kunnen worden gesteld aan bijvoorbeeld de situering van bouwwerken ten behoeve van bepaalde criteria, zoals een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen sturend op te treden door het opnemen van nadere eisen in de omgevingsvergunning. Nadere eisen kunnen alleen worden gesteld als er in de regels ook een primaire eis wordt gesteld. De nadere eisen moeten verband houden met deze eis. De nadere eisenregeling hoeft niet in alle bestemmingen te worden geregeld.
Afwijken van de bouwregels
Door het opnemen van afwijkingsbevoegdheden wordt flexibiliteit in bestemmingsregels gecreëerd door mogelijkheden te bieden om in beperkte mate af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Deze bevoegdheden zijn niet bedoeld voor afwijkingen van de bouwregels, waarvan de verwachting is, dat ze veelal kunnen worden verleend. In dat geval zijn de bouwregels hierop aangepast. Voor elke afwijking is aangegeven waarvan een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels wordt verleend, de maximale afwijking die met de omgevingsvergunning kan worden toegestaan en meestal de situaties of voorwaarden waaronder een omgevingsvergunning wordt verleend. Het gaat hier om afwijkingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in Hoofdstuk 3 van de regels (zijnde algemene regels).
Specifieke gebruiksregels
Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening vervallen. In dit artikel was het verbod opgenomen om gronden te gebruiken op een manier die in strijd is met het bestemmingsplan. Derhalve moeten in de specifieke gebruiksregels bepaalde functies concreet worden genoemd als zijnde verboden gebruik. Ook het laten gebruiken moet specifiek worden genoemd.
Afwijken van de gebruiksregels
Door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels kan van de gebruiksregels in het plan worden afgeweken ten behoeve van een concrete vorm van grondgebruik. Dit mag echter niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen dat wel kan worden afgeweken van de gebruiksregels ten behoeve van functies die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies, maar dat via het afwijken geen 'nieuwe' functies kunnen worden toegestaan. Het afwijken van de gebruiksregels dient te zien op kleinere, planologisch minder ingrijpende onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ruimtelijke ingrepen dienen te worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid of een afzonderlijke bestemmingsplanherziening.
Wijzigingsbevoegdheid
Door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om het bestemmingsplan te wijzigen (binnenplanse wijziging). In de meeste gevallen zal het gaan om het wijzigen van de op een perceel gelegde bestemming. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien wijzigingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in Hoofdstuk 3 van de regels (zijnde algemene regels).
5.3.3 Bestemmingen
Hierna zijn de binnen het plangebied gelegen bestemmingen afzonderlijk opgenomen. Daarbij wordt ingegaan op het van toepassing zijnde beleid en de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen de desbetreffende bestemming.
Agrarisch
Deze agrarische gronden betreffen overwegend weilanden en akkerbouwgronden. De grond mag worden gebruikt voor agrarisch bedrijfsmatig gebruik en agrarisch hobbymatig gebruik, zoals bijvoorbeeld het hobbymatig laten grazen van een aantal pony’s. Op deze gronden mag in beginsel niet worden gebouwd, met uitzondering van bepaalde bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals bestaande paardrijbakken en daarbij behorende lichtmasten en erf- en terreinafscheidingen met een open constructie.
Er zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor een aantal specifieke gebouwen en gebruiksvormen. Wijzigingsbevoegdheden zijn er voor het vergroten van bestemmings- en bouwvlakken (bouwkavels) van agrarische bedrijven grenzend aan de bestemming Agrarisch.
Agrarisch - Glastuinbouw
Dit is eigenlijk de belangrijkste bestemming binnen het plangebied, waarbinnen glastuinbouwbedrijven zoveel mogelijk gefaciliteerd worden. Het bestemmingsplan, en dat geldt dus ook voor de andere bestemmingen, is zoveel mogelijk toegesneden op ruimte voor glastuinbouwbedrijven. Binnen deze bestemming zijn bestaande en nieuwe glastuinbouwbedrijven toegestaan. Aangezien in de praktijk vaak gemengde bedrijven voorkomen is vastgelegd dat een glastuinbouwbedrijf ook een bestaande andere agrarische bedrijfstak kan hebben. Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen, waterbassins, teeltondersteunende voorzieningen en sleuf- en mestsilo’s zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
Afwijkingsmogelijkheden zijn opgenomen voor nevenactiviteiten en verbrede landbouw, mantelzorg en inwoning. Wijzigen van het bestemmingsplan is mogelijk ten behoeve van de vergroting van een bouwvlak van een glastuinbouwbedrijf.
Agrarisch - Grondgebonden
Binnen deze bestemming zijn de bestaande grondgebonden agrarische bedrijven toegestaan. Aangezien in de praktijk vaak gemengde bedrijven voorkomen, zijn ook de voorkomende nevenactiviteiten geregeld. Gebouwen, inclusief de bedrijfswoning, en de daarbijbehorende bouwwerken mogen, met uitzondering van bepaalde teeltondersteunende voorzieningen, uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht.
Er zijn enkele afwijkingsmogelijkheden opgenomen en een wijzigingsbevoegdheid voor vergroting van het bouwvlak.
Agrarisch - intensieve veehouderij
Binnen deze bestemming zijn de bestaande intensieve veehouderijen toegestaan, met de grondgebonden neventak. Gebouwen, inclusief de bedrijfswoning, en de daarbijbehorende bouwwerken mogen, met uitzondering van bepaalde teeltondersteunende voorzieningen, uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht.
Er zijn enkele afwijkingsmogelijkheden opgenomen en een wijzigingsbevoegdheid voor vergroting van het bouwvlak.
Bedrijf - Agrarisch verwant
Binnen deze bestemming zijn de agrarisch verwante bedrijven toegestaan zoals in de lijst met bedrijfsactiviteiten genoemd in milieucategorie 1 en 2. Specifieke bedrijven zijn met een speciale aanduiding opgenomen, waarbij is aangesloten bij de nummering in het bestemmingsplan Buitengebied. Gebouwen, inclusief de bedrijfswoning, en de daarbijbehorende bouwwerken mogen, met uitzondering van bepaalde teeltondersteunende voorzieningen, uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht.
Er zijn enkele afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Een wijzigingsbevoegdheid voor vergroting is niet opgenomen, omdat in het plangebied primair ruimte wordt geboden voor glastuinbouwbedrijven en voor het overige voor specifiek agrarische bedrijven.
Bedrijf - Niet agrarisch verwant
Binnen deze bestemming zijn de niet-agrarisch verwante bedrijven toegestaan zoals in de lijst met bedrijfsactiviteiten genoemd in milieucategorie 1 en 2. Specifieke bedrijven zijn met een speciale aanduiding opgenomen, waarbij is aangesloten bij de nummering in het bestemmingsplan Buitengebied. Gebouwen, inclusief de bedrijfswoning, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht.
Maatschappelijk
De in het plangebied aanwezige kapel valt specifiek onder deze bestemming, waarbij het bouwvlak gelijk is aan het bestemmingsvlak en volledig mag worden bebouwd. De regeling is gericht op het behoud van de cultuurhistorisch waardevolle kapel.
Natuur
Deze bestemming is toegekend aan de gronden die een bepaalde natuurwaarde vertegenwoordigen. Dit betreft overwegend de natuurzones langs de binnen het plangebied aanwezige waterlopen, maar ook enkele individuele percelen aan de oostrand van het plangebied.
Er zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor een aantal specifieke gebouwen en gebruiken.
Recreatie - Verblijfsrecreatie
Ten behoeve van de in het plangebied aanwezige recreatiewoningen is deze bestemming opgenomen. Ondergeschikte horeca van categorie 1 en 2, dagrecreatie is rechtstreeks toegestaan. Het maximaal toegestane oppervlak aan bebouwing is specifiek aangeduid.
Verkeer
Deze bestemming is toegekend aan de aanwezige openbare verkeerswegen ten behoeve van de ontsluiting van het plangebied, met inbegrip van enige speelruimte voor de bestaande wegen. Naast verkeersvoorzieningen zijn hier ook andere in de openbare ruimte aanwezige voorzieningen zoals groen en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan, alsmede leidingen. Op plaatsen waar belangrijke leidingtracé's liggen, wordt de aanplant van groenvoorzieningen niet toegestaan dan wel aan voorwaarden verbonden. Er bestaan slechts beperkte bouwmogelijkheden, inherent aan de primaire verkeersfunctie.
Water
Binnen deze bestemming liggen alle bestaande waterlopen. Mogelijk wordt ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling een waterloop verlegd. Hiervoor wordt in de van toepassing zijnde bestemming(en) een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om deze gronden te wijzigen naar de bestemming water. Één van de voorwaarden daarbij is in ieder geval dat het waterschap bij deze ontwikkeling wordt betrokken.
Wonen
Alle woningen die feitelijk in gebruik zijn als burgerwoning hebben deze bestemming. In woningen zijn onder bepaalde voorwaarden rechtstreeks aan huis gebonden beroepen en bedrijven toegestaan. Woningen en bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
Wonen - Plattelandswoning
Er is voorzien in een aparte bestemming voor plattelandswoningen. Dit betreft voormalige agrarische bedrijfswoningen die wel als burgerwoning mogen worden gebruikt, maar die niet worden beschermd tegen de milieugevolgen (met name gaat het om geurhinder) van de omliggende agrarische bedrijven. Dit is gebaseerd op de op 1 januari in werking getreden 'Wet Plattelandswoningen' die de Wet algemene bepalingen omgevingswet en enkele andere wetten heeft gewijzigd. Voor het overige zijn de regels van deze bestemming grotendeels gelijkluidend aan die van de bestemming 'Wonen'.
5.3.4 Dubbelbestemmingen
Dubbelbestemmingen zijn veelal een toevoeging op de onderliggende bestemming. Een dubbelbestemming is primair. Dit houdt in dat indien het bepaalde in de dubbelbestemming op gespannen voet staat met de regels van de onderliggende bestemming, het bepaalde in de dubbelbestemming voor gaat.
Leiding - Hoogspanning
De door het plangebied lopende hoogspanningsleiding is onder deze dubbelbestemming gebracht, waarbij een bouwverbod is opgenomen met daaraan gekoppeld een afwijkingsbevoegdheid. Daarnaast is er een omgevingsvergunningstelsel opgenomen.
Waarde - Archeologie
In het plangebied zijn gronden aanwezig met zeer hoge, hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarde en met een hoge en middelhoge verwachtingswaarde waar diepere grondbewerking heeft plaatsgevonden. Deze gronden zijn voorzien van respectievelijk de dubbelbestemmingen 'Waarde- Archeologie 2', 'Waarde- Archeologie 4', 'Waarde- Archeologie 5', 'Waarde- Archeologie 6' en 'Waarde- Archeologie 7'. Een en ander volgt uit het gemeentelijke archeologiebeleid en de verstoringenkaart zoals opgenomen in de Structuurvisie Buitengebied.
Waarde - Archeologie 2
Voor gebieden aangewezen met deze dubbelbestemming geldt een bouwverbod, met uitzondering van het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken waarbij de bestaande bebouwing wordt vergroot met een oppervlakte van minder dan 100 m2 en minder diep reikt dan 40 cm, voor bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken waarvoor reeds een vergunning is verleend. Onder voorwaarden is het mogelijk om af te wijken van de bouwregels. In het gebied is tevens een omgevingsvergunningen- stelsel opgenomen voor wat betreft het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden.
Waarde - Archeologie 4
Voor gebieden aangewezenmet deze dubbelbestemming geldt een bouwverbod, met uitzondering van het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken waarbij de bestaande bebouwing wordt vergroot met een oppervlakte van minder dan 250 m2 en minder diep reikt dan 40 cm, voor bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken waarvoor reeds een vergunning is verleend. Onder voorwaarden is het mogelijk om af te wijken van de bouwregels. In het betreffende gebied is tevens een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen voor wat betreft het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden.
Waarde - Archeologie 5
Voor gebieden aangewezen met deze dubbelbestemming geldt een bouwverbod, met uitzondering van het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken waarbij de bestaande bebouwing wordt vergroot met een oppervlakte van minder dan 2500 m2 en minder diep reikt dan 40 cm, voor bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken waarvoor reeds een vergunning is verleend. Onder voorwaarden is het mogelijk om af te wijken van de bouwregels. In het gebied is tevens een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen voor wat betreft het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden.
Waarde - Archeologie 6
In deze gebieden is gebleken dat er reeds sprake is of sprake is geweest van een diepere akkerbewerking dan 40 cm. Derhalve is voor deze gebieden een andere diepte opgenomen van 60 cm. Voor gebieden aangewezen met deze dubbelbestemming geldt een bouwverbod, met uitzondering van het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken waarbij de bestaande bebouwing wordt vergroot met een oppervlakte van minder dan 250 m2 en minder diep reikt dan 60 cm, voor bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken waarvoor reeds een vergunning is verleend. Onder voorwaarden is het mogelijk om af te wijken van de bouwregels. In het betreffende gebied is tevens een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen voor wat betreft het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden.
Waarde - Archeologie 7
In deze gebieden is gebleken dat er reeds sprake is of sprake is geweest van een diepere akkerbewerking dan 40 cm. Derhalve is voor deze gebieden een andere diepte opgenomen van 60 cm. Voor gebieden aangewezen met deze dubbelbestemming geldt een bouwverbod, met uitzondering van het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken waarbij de bestaande bebouwing wordt vergroot met een oppervlakte van minder dan 2.500 m2 en minder diep reikt dan 60 cm, voor bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken waarvoor reeds een vergunning is verleend. Onder voorwaarden is het mogelijk om af te wijken van de bouwregels. In het gebied is tevens een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen voor wat betreft het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden.
Waterstaat - Beschermingszone watergang
Rondom de primaire watergangen in het plangebied zijn beschermingszones gelegen. Deze komen voort uit de Keur van het Waterschap. In de dubbelbestemming is een bouwverbod opgenomen met een daaraan gekoppelde afwijkingsbevoegdheid. Tevens bevat de dubbelbestemming een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
5.3.5 Algemene regels
Anti-dubbeltelbepaling
Overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel wordt opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel of een bepaalde oppervlakte van een bouwperceel mogen beslaan, het resterende onbebouwde terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels
Voor het hele plangebied, en dus alle bestemmingen, gelden een aantal algemene bouwregels, conform de Bro. Deze hoeven dus niet opgenomen te worden in de afzonderlijke bestemmingen. In de algemene bouwregels van dit bestemmingsplan is ondermeer een regeling opgenomen omtrent ondergronds bouwen ten behoeve van bijvoorbeeld kelders.
Algemene gebruiksregels
Voor het hele plangebied, en dus alle bestemmingen, gelden eveneens een aantal algemene gebruiksregels, conform het Bro. Deze hoeven dus niet opgenomen te worden in de afzonderlijke bestemmingen.
In de algemene gebruiksregels van dit bestemmingsplan is een algemeen gebruiksverbod opgenomen om de gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de toegekende bestemming. Daaronder wordt in ieder geval verstaan:
- een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
- een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
- straat- en raamprostitutie.
Algemene aanduidingsregels
Dit betreft de nadere aanduiding van samenhangende gebieden gelegen over meerdere bestemmingen waarop een nadere regeling van toepassing is. Deze gebiedsaanduidingen hebben met name betrekking op sectorale aspecten die ruimtelijk relevant zijn en waaraan een zonering (aan te houden afstand) is toegekend.
In het bestemmingsplan buitengebied van de gemeente Peel en Maas zijn diverse van deze gebiedsaanduidingen opgenomen. Kijkende naar het plangebied van onderhavige bestemmingsplanherziening en de hier voorgestane ontwikkeling van de glastuinbouw, is de conclusie gerechtvaardigd dat de betreffende gebiedsaanduidingen (concentratiegebied glastuinbouw, ecologische hoofdstructuur, kernrandzone, ontwikkelingszone bebouwinglinten, Provinciale Ontwikkelingszone Groen, extensiveringsgebied, verwevingsgebied en enkele gebiedstypologieën) geen of vrijwel geen betekenis hebben. De betreffende gebiedsaanduidingen zijn dan ook niet langer opgenomen.
Algemene afwijkingsregels
In deze regels wordt aangegeven in welke gevallen het bevoegd gezag bevoegd is om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om, tenzij anders vermeld, afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.
Algemene wijzigingsregels
In deze regels wordt aangegeven in welke gevallen burgemeester en wethouders bevoegd zijn het bestemmingsplan te wijzigen. De voorwaarden, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.
5.3.6 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
In deze bepaling wordt vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht. Dit is een standaardregel die op grond van het Besluit ruimtelijke ordening verplicht in het bestemmingsplan moet worden opgenomen.
Slotregel
Als laatste wordt de slotregel opgenomen, ook zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel schrijft voor hoe het plan kan worden aangehaald.
Hoofdstuk 6 Uitvoering En Handhaving
6.1 Algemeen
De overheid heeft op basis van artikel 125 van de Gemeentewet alsook andere wetten (bijvoorbeeld artikel 18.2 Wet milieubeheer) een zorgplicht om toezicht te houden en te handhaven. In het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Ministeriele regeling omgevingrecht (Mor) zijn kwaliteitseisen voor toezicht en handhaving opgenomen waaraan gemeenten in Nederland moet voldoen. Het Bor en Mor maken onderdeel uit van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
In het bestemmingsplan voor het buitengebied als geheel is een zeer uitgebreide handhavingsparagraaf opgenomen. Het algemene deel hiervan geldt tevens voor het onderhavige planvoornemen en geldt als standaard gemeentelijk beleid. Derhalve wordt hier volstaan met een verwijzing naar de betreffende paragraaf in het buitengebiedplan.
6.2 Gezamenlijke Uitvoering
De voorgenomen ontwikkeling van het glastuinbouwgebied Tangbroek vindt plaats door de gemeente in samenwerking met de betrokken ondernemers. Hiertoe worden privaatrechtelijke overeenkomsten aangegaan.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Inleiding
Naast het toetsen van een bestemmingsplan aan diverse milieu- en veiligheidsaspecten, dient het bestemmingsplan ook getoetst te worden aan de uitvoerbaarheid van het plan. Hierbij wordt gekeken naar de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
7.2 Economische Uitvoerbaarheid
In de Wet ruimtelijke ordening (artikel 6.12) wordt voorgeschreven dat tegelijk met het vaststellen van een bestemmingsplan een exploitatieplan vastgesteld moet worden voor het plangebied of delen er van. Wanneer aan de volgende criteria is voldaan, kan de gemeente besluiten om af te zien van het opstellen van een exploitatieplan:
- het kostenverhaal is op een andere wijze verzekerd;
- er is geen noodzaak voor het stellen van locatie-eisen of eisen aan type woningbouw;
- er is geen noodzaak voor het bepalen van een tijdvak of fasering;
- voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 6.2.1a Bro.
In onderhavig geval is sprake van nieuwe bouwmogelijkheden waarvoor de noodzaak van het stellen van locatie-eisen of een kostenverhaal aanwezig is.
Voor de uitbreiding van het glastuinbouwgebied Tangbroek wordt uitgegaan van het verkrijgen van overeenstemming met een initiatiefnemer via een anterieure overeenkomst voor de groen- en waterinpassing en voor de infrastructuur.
Ter zekerheidsstelling van feitelijke realisatie van de kwaliteitsverbetering groen en waterinpassing wordt aan de anterieure overeenkomst een Borgingsovereenkomst gehecht. Deze Borgingsovereenkomst wordt voorgelegd aan de Kwaliteitscommisie Peel en Maas.
De gemeente Peel en Maas draagt zorg voor de kosten van het opstellen en vaststellen van het onderhavige bestemmingsplan. Daar waar na vaststelling van het bestemmingsplan gebruik wordt gemaakt van wijzigingsbevoegdheden, zal afzonderlijk moeten worden gekeken naar kostenverhaal, al dan niet via een exploitatieplan of anterieure overeenkomst.
7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Naast de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het ook belangrijk dat het plan maatschappelijk uitvoerbaar is. Daarom zal een bestemmingsplanprocedure worden doorlopen. In het kader van deze procedure zal het plan ter inzage worden gelegd. Eventuele reacties en zienswijzen kunnen tijdens deze inzagetermijn worden ingediend.
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Inleiding
Voordat het plan op grond van artikel 3.8 Wro in procedure wordt gebracht, wordt het plan ter advies aan verschillende instanties aangeboden. De resultaten van het overleg worden in paragraaf 8.2 opgenomen. Aangezien het plan een aantal ontwikkelingsmogelijkheden bevat (aan de hand van wijzigingsbevoegdheden) wordt eenieder in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van het plan en daarop te reageren. Daartoe wordt het bestemmingsplan gepubliceerd op de gemeentelijke website en wordt een bewonersavond gehouden. Er vindt geen officiële inspraakprocedure plaats. De resultaten van de bewonersavond/publicatie worden in paragraaf 8.3 opgenomen.
8.2 Uitkomsten Overleg
Tot de voorbereiding van dit bestemmingsplan behoort het overleg met de daarvoor in aanmerking komende besturen van betrokken gemeenten, provincie en waterschappen en met diensten van het Rijk (indien aan de orde). Instanties die blijkens hun werkterrein, belangen vertegenwoordigen of bevoegdheden krachtens de Wro hebben, worden bij de totstandkoming van bestemmingsplannen betrokken bij het overleg conform artikel 3.1.1. Bro.
Het waterschap Peel en Maasvallei heeft d.d. 10 juni 201 een reactie gegeven op het bestemmingsplan, dat hierop is aangepast. De reactie van het waterschap is opgenomen in Bijlage 11. De provincie Limburg heeft in een brief d.d. 31 juli 2013 laten weten akkoord te gaan met het bestemmingsplan. De reactie van de provincie is opgenomen in Bijlage 15. Ook de Veiligheidsregio Limburg-Noord heeft in een brief d.d. 7 maart 2013 laten weten geen noodzaak te zien tot het uitbrengen van een advies. De brief van de Veiligheidsregio is opgenomen in Bijlage 16.
8.3 Uitkomsten Publicatie/informatieavond
Het bestemmingsplan is gepubliceerd op de gemeentelijke website met ingang van 20 mei 103. Op 29 mei 2013 heeft een informatieavond plaatsgevonden voor de gebruikers en bewoners van het gebied. Van de tijdens de avond gemaakte opmerkingen is ook een verslag beschikbaar. De gemaakte opmerkingen gaven geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
8.4 Ontwerp
Het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Tangbroek' heeft met ingang van 4 juli 2013 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is 1 zienswijze ingediend. Deze zienswijze is door de gemeente Peel en Maas samengevat en van commentaar voorzien. Onderhavig bestemmingsplan is op basis van het betreffende verslag en aanvullende ambtelijke opmerkingen aangepast ten opzichte van het ontwerp-bestemmingsplan.
De Zienswijzennota is als bijlage opgenomen bij het raadsbesluit.
Hoofdstuk 9 Procedure
De bestemmingsplanprocedure is verankerd in de Wet ruimtelijke ordening en ziet er als volgt uit:
- a. Voorbereiding / voorontwerp
- 1. Publicatie planvoorbereiding;
- 2. Vooroverleg met betrokken overheidsinstanties;
- 3. Publicatie gemeentelijke website/bewonersavond.
- b. Ontwerp
- 1. Openbare kennisgeving van het ontwerp bestemmingsplan;
- 2. Terinzagelegging van het ontwerp en bijbehorende stukken gedurende 6 weken en toezending aan gedeputeerde staten en de betrokken overheidsinstanties;
- 3. Gedurende de termijn van terinzagelegging kunnen door een ieder schriftelijk of mondeling zienswijzen worden ingebracht bij de gemeenteraad;
- c. Vaststelling
- 1. Vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad binnen 12 weken;
- 2. Algemene bekendmaking van het bestemmingsplan door terinzagelegging met voorafgaande kennisgeving en toezending aan de betrokken overheidsinstanties: binnen 2 weken dan wel, indien gedeputeerde staten of de inspecteur zienswijzen hebben ingebracht of het bestemmingsplan gewijzigd is vastgesteld, binnen 6 weken na vaststelling, dan wel, indien een reactieve aanwijzing tegen het plan is ingediend, binnen 7 weken na vaststelling;
- 3. Mogelijkheid tot beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen 6 weken na bekendmaking voor belanghebbenden
- d. Inwerkingtreding
- 1. Inwerkingtreding op de dag na afloop van de beroepstermijn, zijnde 6 weken na de bekendmaking, tenzij binnen deze termijn een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
- e. Beroep
- 1. Beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Bijlage 1 Tabel Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Tabel bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Overzicht Beroep Of Bedrijf Aan Huis
Bijlage 2 Overzicht beroep of bedrijf aan huis
Bijlage 1 Ontsluiting Glastuinbouwconcentratie Gebieden Tangbroek En Vlasrooth
Bijlage 1 Ontsluiting glastuinbouwconcentratie gebieden Tangbroek en Vlasrooth
Bijlage 2 Groen Inpassingsplan
Bijlage 2 Groen inpassingsplan
Bijlage 3 Waterparagraaf+ Tangbroek
Bijlage 3 Waterparagraaf+ Tangbroek
Bijlage 4 Quick Scan Luchtkwaliteit
Bijlage 4 Quick scan luchtkwaliteit
Bijlage 5 Historisch Bodemonderzoek
Bijlage 5 Historisch bodemonderzoek
Bijlage 6 Onderzoek Bedrijven En Milieuzonering
Bijlage 6 Onderzoek bedrijven en milieuzonering
Bijlage 7 Quick Scan Externe Veiligheid
Bijlage 7 Quick scan externe veiligheid
Bijlage 8 Lichtonderzoek
Bijlage 9 Geuronderzoek
Bijlage 10 Actualisatie Waterparagraaf+ Tangbroek
Bijlage 10 Actualisatie waterparagraaf+ Tangbroek
Bijlage 11 Wateradvies Waterschap Peel En Maasvallei
Bijlage 11 Wateradvies waterschap Peel en Maasvallei
Bijlage 12 Archeologisch Bureauonderzoek Inclusief Beoordeling En Advies
Bijlage 12 Archeologisch bureauonderzoek inclusief beoordeling en advies
Bijlage 13 Stikstofonderzoek
Bijlage 14 Quick Scan Flora En Fauna
Bijlage 14 Quick scan flora en fauna
Bijlage 15 Brief Provincie Limburg
Bijlage 15 Brief provincie Limburg