KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Water
Artikel 8 Woongebied
Artikel 9 Waarde - Archeologie Landweer
Artikel 10 Waterstaat - Beschermingszone Watergang
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Artikel 12 Algemene Bouwregels
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
Artikel 16 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Ruimtelijke & Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Beleid & Regelgeving
3.1 Nationaal Beleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Gebiedsvisie Giel Peetershof
4.2 Verkeer & Parkeren
4.3 Beeldkwaliteit
Hoofdstuk 5 Milieu- & Omgevingsaspecten
5.1 Milieu
5.2 Waterhuishouding
5.3 Flora & Fauna
5.4 Cultureel Erfgoed
5.5 Leidingen
Hoofdstuk 6 Juridisch Plan
6.1 Algemeen
6.2 Opbouw Regels
6.3 Bestemmingen
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Overleg & Zienswijzen
8.1 Overleg
8.2 Zienswijzen
Bijlage 1 Overzicht Beroep Of Bedrijf Aan Huis
Bijlage 1 Receptenboek Woonsferen
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 3 Vooronderzoek Bodem Ontsluitingsweg
Bijlage 4 Rekenbladen Wegverkeerslawaai
Bijlage 5 Geohydrologisch Onderzoek
Bijlage 6 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 7 Mitigatieplan Das En Steenuil
Bijlage 8 Karterend En Waarderend Proefsleuvenonderzoek
Bijlage 9 Addendum Karterend En Waarderend Proefsleuvenonderzoek
Bijlage 10 Zienswijzenverslag
Bijlage 11 Uitspraak Abrvs

Giel Peetershof Egchel

Bestemmingsplan - Gemeente PeelEnMaas

Onherroepelijk op 01-04-2015 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Giel Peetershof Egchel' van de gemeente Peel en Maas.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1894.BPL0074-OH01 met de bijbehorende regels en bjilagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,0 m van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.6 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet (of voor de betreffende werkzaamheden een vergunning heeft van de minister van OCW) en werkend volgens de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.7 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten (resten uit het verleden).

1.8 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten (resten uit het verleden).

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bed & breakfast

het bedrijfsmatig en op kleine schaal tegen betaling aanbieden van logies/overnachting in een daarvoor geschikte woning gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met ontbijtmogelijkheid. Deze voorziening is nadrukkelijk niet bedoeld voor het laten overnachten van tijdelijke arbeiders of seizoensarbeiders.

1.11 bedrijf aan huis

het bedrijfsmatig verlenen van diensten cq. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot de beroepsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat op kleine schaal in een woning of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse. Voorbeelden zijn opgenomen in de bijlage 'overzicht beroep of bedrijf aan huis'.

1.12 beroep aan huis

een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in een woning of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse. Voorbeelden zijn opgenomen in de bijlage 'overzicht beroep of bedrijf aan huis'.

1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bevoegd gezag

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.16 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.17 bodemingreep

werken of werkzaamheden die een bodemverstorende werking kunnen hebben op het aanwezige (archeologisch) bodemarchief.

1.18 bouwen

het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.22 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.24 bouwwijze

de wijze van bouwen van een hoofdgebouw, waarbij

  1. a. onder 'aaneengebouwd' wordt verstaan een hoofdgebouw, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee hoofdgebouwen, waarvan het hoofdgebouw aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd;
  2. b. onder 'gestapeld' wordt verstaan een woning in een woongebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat.
  3. c. onder 'twee-aaneen' wordt verstaan een hoofdgebouw, waarvan het hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van maximaal twee direct aaneengebouwde hoofdgebouwen (twee-onder-één-kap);
  4. d. onder 'vrijstaand' wordt verstaan een hoofdgebouw, waarvan het hoofdgebouw niet aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen hoofdgebouw is aangebouwd.

1.25 containerveld

grond welke is afgedekt met plastic, antiworteldoek en/of beton, eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten.

1.26 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van senior archeoloog.

1.27 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.28 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt.

1.29 erfafscheiding

afscheiding welke op een grens tussen twee erven is geplaatst.

1.30 evenement

een publiekgerichte activiteit die een bijdrage levert aan het culturele, sociale en/of sportieve leven.

1.31 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.33 huishouden

een alleenstaande dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren.

1.34 kamerverhuur

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.

1.35 kampeermiddel

  1. a. een tent, tentwagen, een kampeerauto, toercaravan, vouwwagen, camper of huifkar;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, een en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtgebruik.

1.36 mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving en waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

1.37 nutsvoorziening

voorzieningen voor het op het openbare net aangesloten voorzieningen van algemeen nut, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, alsmede containers voor glas, kleding, plastic etc.

1.38 omgevingsvergunning

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.39 ondergronds bouwen

bouwen beneden peil.

1.40 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil.

1.41 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat is omsloten door maximaal één wand en is voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport en een luifel.

1.42 peil

  • Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.43 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door eenzelfde persoon of een zelfde groep personen die niet elders over een hoofdverblijf beschikken en waardoor die ruimte als reguliere woning is aan te merken.

1.44 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.45 schuilgelegenheid

een open overkapping die aan maximaal drie zijden is omsloten door wanden en waarvan dieren gebruik moeten kunnen maken in geval van weidegang met als doel bescherming tegen weersomstandigheden gedurende het gehele jaar, met dien verstande dat opslag niet is toegestaan.

1.46 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden, waaronder:

  1. a. bordeel;
  2. b. erotische-massagesalon;
  3. c. parenclub;
  4. d. prostitutiebedrijf;
  5. e. seksautomatenhal;
  6. f. seksbioscoop;
  7. g. sekssauna/seksinrichting;
  8. h. sekstheater.

1.47 voorgevel

de naar de openbare weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw.

1.48 voorgevelrooilijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.49 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarisch bedrijfsmatig gebruik;
  2. b. agrarisch hobbymatig gebruik;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. extensief dagrecreatief medegebruik;
  2. d. groenvoorzieningen;
  3. e. paden- en ontsluitingsvoorzieningen;
  4. f. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsvoorzieningen;
  2. b. paden en groenvoorzieningen;
  3. c. waterberging, waterlopen en waterpartijen, waaronder wadi's;
  4. d. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. parken;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. bermen en beplanting;
  2. d. paden;
  3. e. speelvoorzieningen;
  4. f. nutsvoorzieningen;
  5. g. kunstwerken;
  6. h. dagrecreatief medegebruik;
  7. i. waterberging, waterlopen en waterpartijen, waaronder wadi's;
  8. j. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. kunstwerken;
  7. g. waterlopen en waterpartijen, waaronder wadi's;
  8. h. vervoersvoorzieningen, zoals bushokjes/abri's;
  9. i. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.3.2;
  10. j. terrassen;
  11. k. standplaatsen;
  12. l. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterberging;
  2. b. waterhuishouding en ecologische en natuurwaarden;
  3. c. waterlopen en daarbij behorende oevervoorzieningen;
  4. d. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
  5. e. beheer- en onderhoudsstroken;
  6. f. kunstwerken;
  7. g. nutsvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Artikel 8 Woongebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. een beroep of bedrijf aan huis, overeenkomstig het bepaalde in artikel 8.3.3;
  3. c. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 8.3.2;
  4. d. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  5. e. tuinen en erven;
  6. f. moestuinen;
  7. g. groen- en speelvoorzieningen, met inachtneming van het volgende:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'groen' dient, direct aansluitend op de Gielenhofweg, een groen- en/of speelvoorziening te worden gerealiseerd met een minimale oppervlakte van 2.200 m²,
  8. h. parkeervoorzieningen;
  9. i. nutsvoorzieningen;
  10. j. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.3 Specifieke gebruiksregels

8.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 9 Waarde - Archeologie Landweer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie Landweer' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, en in het bijzonder de landweer.

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie Landweer' ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden wijzigen zodanig dat de bestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Artikel 10 Waterstaat - Beschermingszone Watergang

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het beheer van de watergang met inachtneming van de Keur van het Waterschap.

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in artikel 10.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen, mits:

  1. a. de veiligheid en het functioneren van de watergang niet wordt geschaad;
  2. b. voldaan wordt aan regels behorende bij de ter plaatse geldende andere bestemming(en);
  3. c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij het Waterschap.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene Bouwregels

12.1 Ondergronds bouwen

12.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 12.1.2 onder c voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10,0 m onder peil onder de voorwaarde dat:

  1. a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  2. b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

12.3 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,0 m bedraagt.

Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels

13.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. a. de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10 %;
  2. b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10,0 m.

Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels

14.1 Wro-zone - wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders kunnen de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied' wijzigen ten behoeve van de bouw van maximaal 70 woningen met bijbehorende voorzieningen (wegen, parkeer-, speel-, en groenvoorzieningen e.d.), mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. binnen het plangebied zijn uitsluitend grondgebonden woningen toegestaan;
  2. b. de bouwhoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan 11 meter;
  3. c. uit milieuoogpunt bestaan geen bezwaren tegen de wijziging, waarbij in ieder geval geldt dat voldaan wordt aan de normen die zijn gesteld bij of krachtens de Wet geluidhinder;
  4. d. binnen het plangebied wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en waterberging;
  5. e. in het wijzigingsplan wordt rekening gehouden met de archeologische waarden van de Landweer;
  6. f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

15.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Giel Peetershof Egchel.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In december 2008 heeft de gemeenteraad, als onderdeel van de gebiedsontwikkeling Egchel (bestaande uit het Landbouwontwikkelingsgebied (LOG) Egchelse Heide en het Woongebied Egchel), besloten een optie te nemen op circa 7 ha grond, gelegen aan de zuidoostzijde van de kern Egchel tussen de Jacobusstraat, de Roggelseweg en de Gielenhofweg. De grond is bedoeld voor de realisatie van een woongebied met maximaal 120 woningen. Het plan is opgedeeld in 2 fasen: circa 50 woningen in het noordelijk deel in fase 1 (directe bestemming 'Woongebied') en circa 70 woningen in het zuidelijk deel in fase 2 (wijzigingsbevoegdheid).

Om tot realisatie van deze woningen te komen is er een visie op dit woongebied ontwikkeld onder de titel 'Gebiedsvisie Giel Peetershof', waarbij de wijk is vernoemd naar de gelijknamige pastoor en ereburger van Egchel. De gebiedsvisie Giel Peetershof is een nadere uitwerking van de 'Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Egchel'. De gemeenteraad heeft deze visies vastgesteld op 13 maart 2012 respectievelijk 7 februari 2012.

In de gebiedsvisie geeft de gemeente aan welke ambitie zij heeft voor het toekomstige woongebied Giel Peetershof en welke ruimtelijke en functionele randvoorwaarden zij stelt. Het bijzondere van Giel Peetershof is dat je er welstandsvrij kunt bouwen in zowel collectief als particulier opdrachtgeverschap. Onderdeel daarvan is het samen, met (toekomstige) buren, dorpsgenoten, familie, kinderen en clubgenoten, bepalen van de inrichting van een eigen buurt. Daarnaast zal Giel Peetershof op de toekomst geënt worden door nadrukkelijk in te zetten op duurzaam bouwen. De gemeente Peel en Maas ondersteunt dit traject door bijvoorbeeld experts op het gebied van duurzaam bouwen in te schakelen, veldbezoeken te organiseren aan duurzame woningen en woongebieden, workshops te initiëren, et cetera.

De gebiedsvisie is tot stand gekomen door middel van een intensieve participatie met de inwoners van Egchel. Daarvoor zijn 6 bijeenkomsten georganiseerd in de periode juni tot december 2011: 3 dorpsgesprekken voor alle inwoners van Egchel en omstreken en 3 werkbijeenkomsten met de klankbordgroep. In de klankbordgroep waren omwonenden, potentiële bewoners, een cultuurhistoricus, een flora en fauna specialist en een specialist in duurzaam bouwen vertegenwoordigd.

Het doel van dit bestemmingsplan is om een duurzaam woongebied planologisch mogelijk te maken, dat de leefbaarheid van het dorp Egchel ondersteunt. Daarnaast biedt het de inwoners van de gemeente Peel en Maas en anderen die geïnteresseerd zijn in duurzaam bouwen de mogelijkheid in eigen beheer een duurzame woning te bouwen in een woongebied dat daar specifiek op is ingericht. Uitgangspunten voor de realisatie van dit woongebied zijn verankerd in de 'Perspectievennota voor Peel en Maas (2008)' en de 'Woonvisie Plus 2011 - 2015'.

Onderhavig bestemmingsplan vormt de planologische/ juridische verankering van de gebiedsvisie en maakt de realisatie van het woongebied Giel Peetershof mogelijk.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied is gelegen ten zuidoosten van Egchel, direct grenzend aan de kern. Egchel vormt samen met de dubbelkern Helden-Panningen een bebouwd gebied in de vorm van de triple-kern Egchel-Panningen-Helden.

Het plangebied wordt globaal omgeven door de Linskensweg aan de noordwestzijde, de Gielenhofweg aan de noordoostzijde, de Roggelseweg (N562) aan de zuidoostzijde en de Jacobusstraat aan de zuidwestzijde. Hieronder een impressie van de globale begrenzing van het plangebied (roze omkadering):

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0074-OH01_0001.png"

Voor de exacte begrenzing wordt verwezen naar de verbeelding.

1.3 Geldend Bestemmingsplan

De gronden in het plangebied vallen binnen de grenzen van het bestemmingsplan 'Buitengebied Peel en Maas', vastgesteld door de gemeenteraad van Peel en Maas op 5 februari 2013.

Binnen de geldende bestemming 'Agrarisch' is het niet toegestaan om woningen op te richten, daarom wordt het bestemmingsplan herzien voor de gronden in het plangebied ex artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro).

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting is als volgt opgebouwd:

  • in hoofdstuk 2 wordt de bestaande situatie in het plangebied beschreven;
  • in hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van het ruimtelijke beleidskader dat van toepassing is op het bestemmingsplan;
  • in hoofdstuk 4 wordt het voorgenomen plan beschreven;
  • in hoofdstuk 5 komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan bod;
  • in hoofdstuk 6 volgt de beschrijving van het juridische deel van het plan;
  • in hoofdstuk 7 komt de economische uitvoerbaarheid aan bod;
  • in hoofdstuk 8 tenslotte worden de resultaten uit overleg en inspraak besproken en behandeld.

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

2.1 Ruimtelijke & Functionele Structuur

Het plangebied ligt omsloten door de Linskesweg, de Gielenhofweg, de Roggelseweg en de Jacobusstraat. Aan de zuidwestzijde van het plangebied loopt de Kattesteerterbeek. Het plangebied is nu nog in gebruik als weiland en akkerland. Daarnaast bevindt er zich in het zuidoosten van het plangebied een nutsvoorziening in de vorm van een transformatorhuisje.

Hieronder een impressie van het plangebied vanaf de kruising Gielenhofweg - Roggelseweg (foto in noordelijke richting):

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0074-OH01_0002.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0074-OH01_0003.png"

Overzicht van de zuidwestzijde van het plangebied (foto in noordelijke richting)

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0074-OH01_0004.png"

Overzicht van het plangebied vanuit het noordoosten (foto in zuidelijke richting)

Hoofdstuk 3 Beleid & Regelgeving

3.1 Nationaal Beleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en vervangt enkele ruimtelijke doelen en uitspraken uit andere documenten. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. Anders dan in de Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De wetgever heeft in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen.

Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.

In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is per 1 oktober 2012 op onderdelen gewijzigd. In artikel 3.1.6 van het Bro is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden.

De ladder stelt eisen aan de onderbouwing in ruimtelijke plannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken en kent 3 treden die achter elkaar worden doorlopen:

  1. 1. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  2. 2. als uit 1. blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  3. 3. als uit 2, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Trede 1

Het plan Giel Peetershof is qua duurzaamheid uniek binnen Peel en Maas, maar ook in de regio, waar mogelijkheden zijn om zowel de planinrichting als de bouwmogelijkheden op een duurzame wijze vorm te geven. Bebouwing is mogelijk in (collectief) particulier opdrachtgeverschap, wat ook één van de speerpunten is van de woonvisie van Peel en Maas. Op grond daarvan constateert de gemeente dat het plan voorziet in een actuele zowel lokale als regionale behoefte.

Trede 2

Realisering van een duurzame wijk in de vorm en omvang van het Giel Peetershof is niet realiseerbaar binnen een herstructureringslocatie. Bovendien zijn ook de mogelijke herstructureringslocatie opgenomen in de woningbouwplanning zoals hiervoor nader omschreven. Daarnaast speelt een rol dat Panningen - Helden en Egchel geen echte probleemwijken of locaties kent die thans of in de nabije toekomst in aanmerking komen voor herstructurering met woningbouw. De gemeente denkt voor deze locaties meer aan invulling voor alternatieve doeleinden (bijvoorbeeld maatschappelijke doeleinden of het creëren van extra groenelementen etc.).

Trede 3

Het Plan Giel Peetershof kent via de Gielenhofweg een goede ontsluiting naar de Roggelseweg van waaruit de steden Roermond en Venlo per auto bereikbaar zijn. Daarnaast is Panningen - Helden met alle voorzieningen gemakkelijk bereikbaar via diezelfde Gielenhofweg en de Raadhuisstraat. Verder rijdt er ook een buslijn over de Roggelseweg met een halte op loopafstand van het plangebied van waaruit Venlo en Roermond per openbaar vervoer bereikbaar zijn en ter plaatse vervolgens gebruik kan worden gemaakt van de aldaar aanwezige treinverbindingen. Hiermee is de locatie passend ontsloten.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Provinciaal omgevingsplan Limburg

Het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) 2006, geactualiseerd in 2011, is een integraal plan. Het POL is de samenvoeging van zowel het streekplan, het provinciaal waterhuishoudingsplan, het provinciaal milieubeleidsplan en het bevat de hoofdlijnen van het provinciaal verkeers- en vervoersplan. Tevens vormt het POL een economisch beleidskader op hoofdlijnen, voor zover het de fysieke elementen daarvan betreft, en een welzijnsplan op hoofdlijnen, voor zover het de fysieke aspecten van zorg, cultuur en sociale ontwikkeling betreft.

Landelijk gebied

Uit de kaart 'Perspectieven' van het POL blijkt dat de gronden ter plaatse van het nieuwe woongebied Giel Peetershof (rode cirkel) zijn aangemerkt als 'P4 Vitaal landelijk gebied' en 'P5b Dynamisch landbouwgebied'.

Het perspectief Vitaal landelijk gebied (P4) omvat overwegend landbouwgebieden met een van gebied tot gebied verschillende aard en dichtheid aan landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten. Met respect voor de aanwezige kwaliteiten wordt de inrichting en ontwikkeling van de gebieden in belangrijke mate bepaald door de landbouw. Daarnaast wordt in deze gebieden extra belang gehecht aan verbreding van de plattelandseconomie.

Het streven van de Provincie Limburg is om de verdere ontwikkeling van de niet-grondgebonden landbouw te concentreren in het perspectief P5 Dynamisch landbouwgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0074-OH01_0005.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0074-OH01_0006.png"

Bundelingsbeleid

Het dorp Egchel is aangemerkt als een Plattelandskern Noord- en Midden-Limburg (perspectief P6a). De plattelandskernen zijn overwegend kleinschalig van karakter. De vitaliteit van deze dorpen moet behouden blijven. Met het oog daarop wordt ruimte geboden voor de opvang van woningbehoefte van de eigen bevolking.

Nieuwe activiteiten in het landelijk gebied dienen zoveel mogelijk geconcentreerd te worden binnen de bestaande bebouwing van plattelandskernen. De plattelandskernen zijn daartoe voorzien van contouren (zie bovenstaande kaart). Als dat niet mogelijk of wenselijk is, gaat de voorkeur uit naar ontwikkeling aansluitend aan de plattelandskernen.

Voor de plattelandskernen wordt een terughoudend groeibeleid gehanteerd. Enerzijds op basis van het bundelingsbeleid voor wonen, werken en mobiliteit, anderzijds vanwege de (verwachte) krimpende bevolkingsomvang, de aanwezige omgevingskwaliteiten in het landelijk gebied en de belangen van de landbouw, recreatie en toerisme. Alleen in Noord en Midden Limburg kan nog sprake zijn van uitleglocaties aansluitend aan de contour (peildatum 24 juni 2005) rondom de Plattelandskernen. Indien dat het geval is, dan is aan de hand van het Limburgs Kwaliteitsmenu te bepalen welke kwaliteitsbijdrage gericht op het compenseren, van verloren gegane omgevingskwaliteit, aan de orde is.

Limburgs Kwaliteitsmenu

Bij realisatie van woningen buiten de contour is het Limburgs Kwaliteitsmenu aan de orde (POL-aanvulling Verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering, 2009; verdere uitwerking in de Beleidsregel Limburgs Kwaliteitsmenu, 2010 en door Gedeputeerde Staten op 2 januari 2012 geactualiseerd). Essentie hiervan is dat de beoogde ontwikkelingen gepaard moeten gaan met landschappelijke kwaliteitsverbetering, natuurontwikkeling en ontstening. Dit ter compensatie van het door de ontwikkeling optredende verlies aan omgevingskwaliteit. De beoogde ontwikkelingen moeten niet alleen zelf goed ingepast worden in het landschap en de landbouwstructuur, maar bovendien gepaard gaan met een 'compensatie' van het verlies aan omgevingskwaliteiten. Deze kwaliteitsbijdragen dragen bij aan de realisatie van de Provinciale Ontwikkelingszone Groen of andere door gemeenten aan te geven omgevingskwaliteiten, in Noord- en Midden-Limburg en daarnaast aan de afronding van de Ruimte voor Ruimte-regeling. Naast de realisatie van extra natuur en landschapselementen en het opruimen van ontsierende bouwwerken, worden óók mogelijkheden gezien voor bijdragen aan de realisatie van het gemeentelijke landschapsontwikkelingsplan, recreatieve ontsluiting van de directe dorpsomgeving, herstel van cultuurhistorische waarden e.d.

Op basis van het POL is een aantal mogelijke ontwikkelingen buiten de contouren in modules uitgewerkt. Het plangebied valt binnen de module 'projectmatige woningbouw in uitleggebieden'.

Uitleglocaties kunnen enkel aansluitend aan de contour worden gebouwd (zoals hier het geval). Dit kan alleen onder voorwaarde dat er binnen de contour geen ruimte meer is of kan worden hergebruikt (de SER-ladder dient te worden doorlopen (zie subparagraaf 3.1.3Ladder voor duurzame verstedelijking waarin de opvolger van de SER-ladder is doorlopen)). De uitleglocatie moet planologisch beoordeeld worden. Uitgangspunt daarbij is dat voor een locatie wordt gekozen die zo min mogelijk waarden aantast. Voor de realisering van een uitleglocatie voor woningbouw geldt dat naast een goede ruimtelijke en landschappelijke inpassing van de locatie zelf een kwaliteitsbijdrage dient te worden geleverd. De kwaliteitsbijdrage dient ter compensatie van het verlies aan waarden in het buitengebied die door de ontwikkeling wordt veroorzaakt. Voor de kwaliteitsbijdrage wordt een drempelwaarde gegeven. De kwaliteitsbijdrage dient te worden ingezet voor groen, natuur landschap en herstel van landschappelijke cultuurhistorie, niet zijnde de inpassing of onderdeel van de inrichting van de wijk.

Normering nieuwe uitleggebieden voor woningbouw

De drempelwaarde bedraagt € 5,-- per m2 plangebied ten behoeve van de realisering van groen, natuur, landschap en herstel landschappelijke cultuurhistorie (bij appartementen €25,-- per m2 bvo). De gemeente kan op basis van de minimumhoogte een eigen benadering of berekeningswijze gebruiken, afhankelijk van de lokale situatie.

In subparagraaf 4.1.2 Stedenbouwkundige hoofdopzet wordt ingegaan op wat er gedaan wordt aan landschappelijke kwaliteitsverbetering en natuurontwikkeling.

De gemeente Peel en Maas heeft in aansluiting op het provinciale Limburgs Kwaliteitsmenu een gemeentelijk kwaliteitsmenu vastgesteld voor ontwikkelingen in het buitengebied. Daar is de ontwikkeling Giel Peetershof echter niet in meegenomen. Reden daarvoor is dat deze ontwikkeling, samen met het LOG Egchel, één gebiedsontwikkeling is en de landschappelijke inpassing daarmee in samenhang wordt bezien. De € 5,-- uit het provinciale Limburgs Kwaliteitsmenu wordt voor de invulling daarvan als drempelwaarde aangehouden. De landschappelijke inpassing wordt daarna voorgelegd aan de gemeentelijke kwaliteitscommissie.

Hiermee voldoet het plan aan de bepalingen uit het POL.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Om tot realisatie van het woongebied te komen, is een visie ontwikkeld onder de titel 'Gebiedsvisie Giel Peetershof'. Deze gebiedsvisie is een nadere uitwerking van de 'Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Egchel'. De gemeenteraad heeft deze visies vastgesteld op 13 maart 2012 respectievelijk 7 februari 2012.

De Gebiedsvisie Giel Peetershof valt onder het gemeentelijk beleid, maar wordt besproken in paragraaf 4.1 Gebiedsvisie Giel Peetershof.

3.3.1 Perspectievennota

In de Perspectievennota heeft de fusiegemeente Peel en Maas de strategische koers op sociaal, fysiek en economisch terrein vastgelegd voor de periode 2008 - 2016. De Perspectievennota beoogt netwerksturing, dat wil zeggen, dat burgers, maatschappelijke partners en bedrijven nadrukkelijk worden uitgenodigd om samen invulling te geven aan de gewenste ontwikkelingsrichting. De Perspectievennota bevat de volgende strategische uitgangspunten die doorwerken in de Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Egchel:

  • ontwikkelen van de leefbaarheid vanuit het principe ‘de delen maken het geheel’. Zelfsturing van de kernen is daarbij een middel waarlangs de versterking van de identiteit van kernen kan plaatsvinden;
  • positioneren van de agrarische sector door te zoeken naar innovaties om onderscheidend te zijn bij een toenemende concurrentie en schaalvergroting in de sector.
  • combineren en afwegen van verschillende belangen in ruimtelijke vormgeving op een slimme manier;
  • benutten van het principe van 'Cradle to Cradle' voor een hoogwaardige ontwikkeling.

3.3.2 Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Egchel

De gemeente Peel en Maas heeft het voornemen om een landbouwontwikkelingsgebied en een woongebied te realiseren in de buurt van het dorp Egchel. De gemeenteraad van de voormalige gemeente Helden heeft hierover al enkele besluiten genomen (d.d. 22 december 2008, 16 juli 2009 en 2 november 2009). In de 'Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Egchel' worden deze raadsbesluiten in een planologisch instrument gegoten. De inhoud van deze structuurvisie is dan ook gelijk aan de eerdere raadsbesluiten aangevuld met enkele nieuwe inzichten. In de structuurvisie worden de ambities en uitgangspunten voor de totale gebiedsontwikkeling Egchel vastgelegd.

Specifiek voor het plangebied heeft de gemeenteraad (als onderdeel van de structuurvisie) de volgende visie vastgesteld op 7 februari 2012 :

'De woningmarkt wordt momenteel getypeerd als een kopersmarkt. Daardoor stagneert de woningmarkt en kunnen starters moeilijk toetreden tot de woningmarkt en de doorstroming in zowel koopwoningen als huurwoningen komt niet op gang.

Binnen de gemeente Peel en Maas zijn diverse woningbouwprojecten in ontwikkeling. Door de situatie op de woningmarkt is er op dit moment weinig tot geen beweging in deze projecten. Uit de Woonvisie Plus 2011 - 2015 blijkt dat de vraag naar woonruimte in de komende jaren nog steeds groot is. Op de woningmarkt is een voorkeur waarneembaar voor bouwen in eigen beheer, (collectief) particulier opdrachtgeverschap.

Bij (collectief) particulier opdrachtgeverschap hebben de toekomstige eigenaren/bewoners maximale invloed op het ontwerp en de inrichting van hun woning. Deze kan dan met een behoorlijke besparing worden gerealiseerd. Daarnaast is in de maatschappij een steeds bredere aandacht voor beperking van het energieverbruik, duurzaam bouwen, -wonen en -werken en voor maatschappelijk verantwoord ondernemen.

De gemeente Peel en Maas heeft dan ook de ambitie om een duurzame woonwijk te realiseren die de leefbaarheid van het dorp Egchel ondersteunt en die de inwoners van de gemeente Peel en Maas en de regio de mogelijkheid biedt in eigen beheer hun duurzame woning te bouwen in een woongebied dat daar specifiek op is ingericht.

Het nieuwe woongebied biedt kansen voor het dorp Egchel. Omdat de nieuwe dorpsgenoten ook investeringskracht meebrengen en een impuls zijn kunnen geven voor het onderwijs en het verenigingsleven zoals een muziekvereniging, Jong Nederland en Kindervakantiewerk. Daarmee levert het ook een bijdrage aan het woon- en leefklimaat in Egchel.

Om tot de realisatie van de woningen te komen, wordt er een gebiedsvisie op het woongebied geformuleerd. Gezamenlijk met de huidige dorpsbewoners en (potentiële) toekomstige bewoners worden in de kaders, uitgangspunten en een programma van eisen voor dit duurzame woongebied ontwikkeld. Deze gebiedsvisie wordt vervolgens uitgewerkt in concrete plannen (zoals het bestemmingsplan en het inrichtings- en verkavelingsplan).'

Deze structuurvisie is nader uitgewerkt in de 'Gebiedsvisie Giel Peetershof' (zie paragraaf 4.1 Gebiedsvisie Giel Peetershof).

3.3.3 Woonvisie Plus 2011 - 2015

De gemeenteraad van Peel en Maas heeft de 'Woonvisie Plus 2011 - 2015' vastgesteld op 25 januari 2011. In de woonvisie zijn 6 kaders/ doelen benoemd. Deze kaders/ doelen gaan in op de gewenste ontwikkelingen binnen het programma wonen. Concreet gaan de kaders/doelen in op:

  1. a. het afstemmen van de woningvoorraad op de veranderende bevolkingssamenstelling;
  2. b. het instellen op en bijdragen aan de vermaatschappelijking van de zorg;
  3. c. het inspelen op de nieuwkomers op de woningmarkt;
  4. d. het bieden van maatwerk voor de 11 kernen;
  5. e. het voeren van regie over de woningbouw;
  6. f. zorg dragen voor voldoende aandacht voor het (ver) bouwen in de dialoog tussen de kernen en de aanbiedende partners.

Het dorp Egchel maakt, gezien de ligging in de woonvisie, onderdeel uit van het centrumdorp. De woonvisie zegt hierover:

'Centrumdorp: Helden en Panningen zijn aangrenzende kernen die de afgelopen decennia naar elkaar toe zijn gegroeid. Grenzen tussen deze twee kernen zijn stedenbouwkundig niet direct herkenbaar en het is dan ook niet raar dat Helden-Panningen 'de dubbelkern'. wordt genoemd. In deze kern bevinden zich veel centrumvoorzieningen en woningbouw heeft zich om de dubbelkern uitgebreid in verschillende aangrenzende gebieden, onder meer in de kern Egchel. Deze kern ligt direct ten zuiden van Helden-Panningen en heeft een overloopfunctie voor mensen die graag in de buurt van het centrum van Panningen willen wonen. Zodoende kunnen we gaandeweg spreken van een 'triple-kern' oftewel: 'Egchel-Helden-Panningen'.

De nieuwe uitbreidingslocatie Egchel-Hook (circa 110 woningen aan de noordzijde van de kern) en de gebiedsontwikkeling Egchel (zie subparagraaf 3.3.2 StructuurvisieGebiedsontwikkeling Egchel) zijn 2 grotere nieuwbouwprojecten die in de huidige woningbouwplanning staan opgenomen - naast andere locaties - om vorm te geven aan de uitbreidingsmogelijkheden van het centrumdorp Egchel-Helden-Panningen in zijn totaliteit'.

De gemeente streeft naar levensloopbestendig en duurzaam (ver)bouwen en een optimale inspraak voor de consument in ver(nieuw)bouw.

Blijkens de woonvisie heeft de gemeente Peel en Maas een natuurlijke behoefte van 1430 woningen over een periode van 10 jaar. Daarnaast heeft de gemeente in de woonvisie aangegeven om naast de natuurlijke behoefte een ambitie te willen realiseren. Deze ambitie bestaat uit:

  • 140 extra woningen vanwege de verwachte extramuralisering van de zorg;
  • 145 woningen in het kader van de uitvoering van de ruimte voor ruimte regeling.
  • 150 woningen voor de instroom van nieuwkomers, waaronder ook de arbeidsmigranten worden verstaan.

In totaal komt de gemeente dan uit op 1.865 woningen. Om dit aantal te kunnen realiseren is echter een grotere plancapaciteit nodig. Immers de plannen zijn nog niet allemaal hard en kunnen door allerlei externe omstandigheden niet, later of slechts gedeeltelijk worden uitgevoerd. Door de provincie wordt een overcapaciteit van 30 % in deze redelijk geacht. Dit komt neer op een acceptabele plancapaciteit van 1.865 x 130 % is afgerond 2.425 woningen.

De oorspronkelijke plancapaciteit, zoals aangegeven in de gemeentelijke woonvisie bedroeg ongeveer 2.750 woningen. Door de raad is aan het college op grond van het vorenstaande de opdracht gegeven om dit aantal te reduceren naar ongeveer 2.450 woningen. Door te besluiten een aantal woningbouwgebieden niet (meer) te ontwikkelen is het woningbouwprogramma teruggebracht naar ongeveer 2.450 reguliere woningen, wat overeenkomt met de door de raad gegeven opdracht en nagenoeg overeenkomt met het noodzakelijke aantal dat de gemeente nodig heeft om de natuurlijke behoefte en ambitie waar te kunnen maken.

In dit aantal van 2.450 woningen is ook het plangebied Giel Peetershof opgenomen met 150 woningen. Dit woningbouwgebied ligt op korte afstand van de voorzieningen in Panningen en is daarmee een aantrekkelijk vestigingsgebied voor de invulling van de gemeentelijke ambitie voor zowel de inwoners van Peel en Maas als daarbuiten. Dit laatste ook gezien het onderscheidende karakter van het plan op het gebied van (collectief) particulier opdrachtgeverschap en duurzaamheid.

Het plan Giel Peetershof in Egchel is ook binnen de regio afgestemd. De regio bestaat in deze uit de gemeenten Venlo, Beesel en Peel en Maas. Er is een regionale woonvisie opgesteld die gelijktijdig is vastgesteld met de lokale woonvisie. In beide visies is rekening gehouden met het plan Giel Peetershof. Wel is in de regionale woonvisie aangegeven dat de plancapaciteit in Peel en Maas naar beneden moet worden bijgesteld. Zoals hiervoor omschreven heeft de gemeente daaraan inmiddels voldaan.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Gebiedsvisie Giel Peetershof

4.1.1 Algemeen

De gemeenteraad heeft de Gebiedsvisie Giel Peetershof vastgesteld op 13 maart 2012. Het is een integrale gebiedsvisie voor het nieuwe woongebied Giel Peetershof waarbij zelfsturing, (collectief) particulier opdrachtgeverschap, slim toekomstgericht bouwen van woningen belangrijke pijlers zijn.

Allereerst is een ruimtelijke en functionele analyse gemaakt van het visiegebied in zijn omgeving. Daarnaast hebben de gemeente en de inwoners van het dorp Egchel een ambitie geformuleerd. Vervolgens is op basis van analyse en de gezamenlijke ambitie een interactief ontwerpproces doorlopen, wat heeft geleid tot een stedenbouwkundige hoofdopzet voor het plangebied.

De stedenbouwkundige hoofdopzet heeft als indicatieve invulling gediend voor het bestemmingsplan waarbij een fasering is aangebracht (zie afbeelding hierna). De eerste fase ligt noordelijk van de dwarsverbinding tussen de Jacobustraat en Gielenhofweg. In dit gebied is een directe bestemming voor wonen opgenomen. De vervolgfase(n) liggen ten zuiden van de dwarsverbinding waarin het mogelijk is de agrarische bestemming te wijzigen naar wonen. Aangezien het Giel Peetershof in de toekomst een ruimtelijke eenheid gaat vormen, gaat de beschrijving hierna uit van een transfromatie van het gehele plangebied naar woongebied.

4.1.2 Stedenbouwkundige hoofdopzet

Onderstaand is de stedenbouwkundige hoofdopzet van het plangebied weergegeven. Dit is een indicatieve invulling aangezien immers de definitieve inrichting in nauw overleg met de toekomstige bewoners wrodt bepaald.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0074-OH01_0007.jpg"

Tussen de Gielenhofweg en de Jacobusstraat loopt de ruggengraat van de wijk. Dit is tevens de hoofdontsluiting. Het is een laan met brede bermen en wordt omzoomd door bomen. In het profiel wordt ook de bestaande sloot opgenomen. Haaks op deze dwarsverbinding is een langzaam verkeersroute gedacht (zie afbeelding in 4.1.3 Sectoralerandvoorwaarden).

Daarnaast zijn mogelijke woonsferen geschetst (zie 4.3 Beeldkwaliteit) en zijn 6 bijzondere openbare ruimtes voorzien. Daarvan zijn er 2 duidelijk gedefinieerd in ruimte en inrichting. Dat is allereerst het Rietland met voornamelijk water en riet. In fase 1 maakt dit rietland in de vorm van een helofytenfilter onderdeel uit van het indicatief aangegeven groengebied in de zuidwesthoek van deze fase. In de vervolgfase(n) ligt het Rietland aan de westkant direct aansluitend aan de Jacobusstraat. Hierin wordt de helofytenfilter geïntegreerd. Het is de plek waar het plangebied het laagst is. Het vormt vanuit de Jacobusstraat een ingang met een hele eigen identiteit.

Een andere bijzondere openbare ruimte is de Landweer (alleen in de vervolgfase(n)). Dit wordt uitgevoerd als een dijklichaam en krijgt daarmee een heel eigen uitstraling.

Verder is het de bedoeling aan de Gielenhofweg direct tegenover het erf van de Gielenhof een openbare ruimte te situeren zodat de wijk zich naar buiten toe opent en een directe relatie legt met de boerderij. Aan de noordkant zijn groenvoorzieningen gedacht als overgang naar het bestaande Egchel. Mogelijk kan vanuit hier een toekomstig pad lopen naar de Linskensweg. Evenzo krijgt de zone langs de Roggelseweg, in samenhang met het onderzoek naar wegverkeerslawaai, nog een nadere uitwerking waar de gedachten uit gaan naar een groene buffer aansluitend op het huidige bosje.

4.1.3 Sectorale randvoorwaarden

Tenslotte zijn in de gebiedsvisie ook sectorale aandachtspunten voor het nieuwe woongebied opgenomen. Ter indicatie onderstaand een grafische impressie hiervan:

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0074-OH01_0008.png"

Wonen

In het project wordt maximaal ingezet op (collectief) particulier opdrachtgeverschap. Dat betekent dat de gemeente zelf door middel van verkoop van kavels kan sturen op marktcategorie en doelgroep. Gezocht wordt naar een optimale mix van grote en kleine kavels. Bij (collectief) particulier opdrachtgeverschap is er nadrukkelijk aandacht voor starters en senioren. Daarnaast stimuleert de gemeente dat er een beperkt aantal huurwoningen wordt gebouwd. Op dit punt wordt samenwerking gezocht met een partij die deze woningen kan realiseren. In het kader van zelfsturing zijn geïnteresseerden zelf en het Dorpsoverleg hierin ook actief.

Verkeer en vervoer

De hoofdontsluiting van de wijk is vanaf de Jacobusstraat en Gielenhofweg. Binnen het plangebied worden alle wegen met een 30 km regime ingericht. De Jacobusstraat is deels 30 km/ uur en deels 60 km/ uur. De Gielenhofweg zal ten noorden van de aansluiting op Giel Peetershof ingericht worden als 30 km gebied. Ten zuiden naar de Roggelseweg zal het 60 km/uur blijven. Aan de zuidwestzijde van het plangebied bevindt zich een bestaande bushalte op de Roggelseweg.

Natuur en water

De afwatering van het gebied gaat via de bestaande sloot richting het (zuid)westen. Daar wordt het opgevangen en vastgehouden in het Rietland, waarna het uiteindelijk in de Maas afwatert. Dit kan in de toekomst eventueel via een aantal nieuw te maken vennen gebeuren. Een verdere beschrijving van de waterhuishouding is te vinden onder 5.2Waterhuishouding.

Vanuit flora en fauna-onderzoek (zie paragraaf 5.3 Flora & fauna) is gebleken dat er mogelijk een steenuil foerageert in het plangebied. Bij de inrichting van de openbare ruimte wordt hier rekening mee gehouden, zodat er een goed leef- en foerageergebied aanwezig blijft.

Daarnaast blijkt dat een das zijn burcht heeft aan de zuidkant van de Roggelseweg. Hij steekt sporadisch over (zie ook het eerder genoemde onderzoek).

4.2 Verkeer & Parkeren

4.2.1 Verkeer

De hoofdontsluiting van het plangebied vindt plaats via een nieuwe dwarsverbinding tussen de Jacobusstraat en de Gielenhofweg. Vanaf deze straat wordt op een nader te bepalen wijze de rest van het plangebied ontsloten. In eerste instantie zal dit alleen in het gebied ten noorden van deze dwarsverbinding (fase 1) zijn. Daarnaast komt er mogelijk (op het moment dat de vervolgfase(n) gerealiseerd wordt) een langzaamverkeersverbinding vanaf de zuidoostzijde van het plangebied in noordwestelijke richting naar de Linskensweg.

De Roggelseweg is een provinciale weg (N562) tussen Roggel en Maasbree en vervolgens richting respectievelijk Roermond en Venlo.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0074-OH01_0009.jpg"

4.2.2 Parkeren

Als parkeernorm wordt uitgegaan van 2 parkeerplaatsen per woning (ongeacht het type woning). Daarvan moeten gemiddeld 1,5 parkeerplaatsen per woning op eigen terrein zijn voorzien, en gemiddeld 0,5 parkeerplaatsen per woning in de openbare ruimte.

4.3 Beeldkwaliteit

In de gebiedsvisie zijn woonsferen opgenomen waaruit toekomstige (groepen van) bewoners een keuze kunnen maken. Op wellicht de sfeer vrijheid na, bestaat elk van de genoemde sferen uit een beeld dat uit meer bestaat dan de kavel en het huis op zich. Het is een ruimtelijke eenheid en een samenspel tussen architectuur, landschap, stedenbouw en openbare ruimte.

Voor het maken van de woonsferen is in plaats van welstandseisen of een beeldkwaliteitsplan gekozen voor het opstellen van een receptenboek. Hierin wordt voor zeven woonsferen een aantal essentiële ingrediënten aangereikt voor dit samenspel zodat de gekozen sfeer ook werkelijkheid gaat worden. Simpelweg gaat het om de vraag: wat heb je minimaal nodig om een bepaalde sfeer te maken? Het zijn de basisingrediënten die de sfeer bepalen, als het ware de appels in een appeltaart. De uiteindelijke keuze van de ingrediënten en de verdere bereiding is aan de kopers zelf.

De basisingrediënten bieden een goed vertrekpunt om uit te groeien naar een samenhangend eindbeeld van de sfeer waarvoor gekozen is. Het is dus geen statisch beeld, maar een begin van een ontwerpproces. Ter inspiratie geeft het receptenboek schematisch een aantal voorbeelden van hoe deze ingrediënten te mengen in een verkaveling.

De wijze waarop bepalen de kopers uiteindelijk zelf, net als het 'op smaak brengen' van architectuur en openbare ruimte. Voor dit alles is een aantal 'tips & trucs' opgesteld (variatietips). Deze onderdelen worden vervolgens verder gevuld met eigen referentiemateriaal zoals de sfeerbeelden in de gebiedsvisie.

Ter illustratie is hieronder een voorproefje van een recept voor 'Rietlanden' opgenomen. Het gehele recept en de overige woonsferen zijn te vinden in het receptenboek (zie Bijlage1 Receptenboek woonsferen).

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0074-OH01_0010.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0074-OH01_0011.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0074-OH01_0012.jpg"

Hoofdstuk 5 Milieu- & Omgevingsaspecten

5.1 Milieu

5.1.1 Bodem

5.1.2 Geluid

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling zal een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai worden uitgevoerd. Het plan bestaat de realisatie van circa 120 woningen in een nieuwe woonwijk ten zuidoosten van Egchel.

De te onderzoeken wegen zijn de Roggelseweg (provinciale weg N562 tussen Roggel en Maasbree), de Jacobusstraat en de Gielenhofweg. De wegen hebben 2 rijstroken en zijn buitenstedelijk gelegen; de geluidszones bedragen 250 m. De Gielenhofweg is ook deels binnen de bebouwde kom gelegen en heeft in dat deel een zone van 200 m. Voor nieuwe woningen bedraagt de wettelijke voorkeursgrenswaarde 48 dB. Indien de geluidsbelasting op de gevel van de geprojecteerde woningen uitkomt boven de 48 dB, kan er op bepaalde gronden ontheffing van de wettelijke voorkeursgrenswaarde verkregen worden (door burgemeester en wethouders van Peel en Maas) tot 63 dB.

De verkeersgegevens van de Roggelseweg zijn ontleend aan de website van de provincie Limburg. De verkeersgegevens van de Jacobusstraat en de Gielenhofweg zijn verstrekt door de gemeente Peel en Maas.

De geluidsbelasting als gevolg van de wegen is berekend met standaard rekenmethode II (Reken- en meetvoorschrift 2012), zie Bijlage 4 Rekenbladen wegverkeerslawaai. In de volgende afbeeldingen zijn de 48 dB, 53 dB en 58 dB vrijeveldcontouren op een rekenhoogte van 7,5 m (tweede verdieping) weergegeven van de Roggelseweg, de Jacobusstraat en de Gielenhofweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0074-OH01_0013.jpg"

Afbeelding: 48 dB, 53 dB en 58 dB contouren op een rekenhoogte van 7,5 m (tweede verdieping) ten gevolge van de Roggelseweg (inclusief correctie artikel 100g Wgh).

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0074-OH01_0014.jpg"

Afbeelding: 48 dB en 53 dB contouren op een rekenhoogte van 7,5 m (tweede verdieping) ten gevolge van de Jacobussstraat (inclusief correctie artikel 100g Wgh).

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0074-OH01_0015.jpg"

Afbeelding: 48 dB contour op een rekenhoogte van 7,5 m (tweede verdieping) ten gevolge van de Gielenhofweg (inclusief correctie artikel 100g Wgh).

Uit de berekeningen blijkt dat er in de eerste fase geen maatregelen nodig zijn om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde. In de vervolgfase(n) zal nader onderzoek moeten uitwijzen of hier eventueel maatregelen moeten worden getroffen. Dit onderzoek is als voorwaarde opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid van de agrarische bestemming naar wonen.

5.1.3 Lucht

Op 15 november 2007 is de wijziging van de 'Wet milieubeheer' in werking getreden. Deze wet vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005' en is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:

  • negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken;
  • mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

De paragraaf luchtkwaliteit in de 'Wet milieubeheer' voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;

  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt, wat wil zeggen dat een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging (meer dan 3% ten opzichte van de grenswaarde);
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat op 1 augustus 2009 in werking is getreden, nadat de EU op 7 april 2009 derogatie heeft verleend.

NIBM-grens woningbouwlocatie, 3% criterium:

  • < 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg, met een gelijkmatige verkeersverdeling;
  • < 3.000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Aangezien ter plaatse maximaal 120 nieuwe woningen mogelijk gemaakt worden is sprake van een NIBM-bijdrage aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Dit betekent dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.1.4 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.

Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.

Het groepsrisico (GR) is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

Om de risico's ter plaatse van het plangebied te achterhalen is de provinciale risicokaart geraadpleegd. Zoals te zien op onderstaande uitsnede bevinden er zich geen risicovolle inrichtingen of buisleidingen in of in de directe omgeving van het plangebied. Ook lopen er geen hoogspanningsverbindingen in of in de directe omgeving van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0074-OH01_0016.jpg"

Wel loopt er een transportroute voor gevaarlijke stoffen over de Roggelseweg (N562). Uit de risicokaart blijkt dat de 10-6 plaatsgebonden risicocontour op 0 m van de weg ligt.

Aangezien over de Roggelseweg (N562) vervoer van gevaarlijke stoffen mogelijk is, heeft de Deskundigenpool Externe Veiligheid de risicobenadering toegepast conform de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.

Omvang van het vervoer

Er zijn geen gegevens beschikbaar over de omvang van het vervoer op de Roggelseweg. De dichtstbijzijnde inrichting met gevaarlijke stoffen aan deze weg betreft een LPG-tankstation ten noorden van Helden. De (verplichte) kortste route loopt niet langs het plangebied.

Verspreid in het buitengebied zijn enkele propaantanks aanwezig, die met enige regelmaat bevoorraad worden. Uitgaande van 5 inrichtingen met een gemiddelde bevoorradingsfrequentie van 20 keer per jaar, leidt dat tot ongeveer 200 vervoersbewegingen van tankwagens met propaan. Voor de risicobeoordeling is de robuuste aanname gedaan dat de Roggelseweg voor alle inrichtingen deel uitmaakt van de bevoorradingsroute.

In de omgeving zijn geen andere inrichtingen aanwezig die leiden tot bulkvervoer van gevaarlijke stoffen over de weg.

Omvang van de risico's

Met vuistregels dient in eerste instantie bepaald te worden of een risicoberekening nodig is. Deze noodzaak vervalt als het plaatsgebonden risico lager is dan 10-6/jaar en het groepsrisico lager dan 10 % van de oriëntatiewaarde. Voor een weg buiten de bebouwde kom met een toegestane snelheid van 80 km/uur, luiden de vuistregels:

Toetsing plaatsgebonden risico:

  • Vuistregel: Een weg buiten de bebouwde kom heeft geen 10-5-contour.
  • Vuistregel: Wanneer het aantal GF3 (Lees: LPG of propaan) transporten per jaar lager is dan 500 heeft een weg buiten de bebouwde kom geen 10-6-contour.

Toetsing 10% van de oriëntatiewaarde

  • Vuistregel: Wanneer het aantal GF3 transporten minder is dan de drempelwaarde in Tabel 5 (eenzijdige bebouwing) of in Tabel 6 (tweezijdige bebouwing) wordt 10 % van de oriëntatiewaarde niet overschreden.

Voor de bevolkingsdichtheid die met het bestemmingplan mogelijk wordt gemaakt is uitgegaan van 120 woningen met een gemiddelde bezetting van 2,4 personen per woning in een gebied van 6 ha, oftewel 48 personen per ha. De drempelwaarde die in genoemde tabel 5 wordt genoemd is bij deze dichtheid 1.530 transportbewegingen LPG/ propaan per jaar.

Met toepassing van deze vuistregels op de transportfrequentie van 200 tankauto's propaan per jaar en de (toekomstige) bebouwing kan worden geconcludeerd dat de Roggelseweg heeft geen PR 10-6-contour en het groepsrisico is en blijft lager dan 10 % van de oriëntatiewaarde. De risico's hoeven niet te worden berekend.

De toename van het groepsrisico, beschouwd over een kilometer weglengte, neemt niet noemenswaardig toe. Een verantwoording van het groepsrisico hoeft dan ook niet plaats te vinden. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg levert geen belemmeringen op voor het plan.

Dit betekent dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.1.5 Milieuzonering

In de publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (editie 2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) zijn indicatieve richtafstanden voor woningbouw nabij verschillende typen bedrijven opgenomen. De richtafstanden gelden tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningsvrij bouwen mogelijk is. Binnen deze richtafstanden is hinder ten gevolge van het betreffende bedrijf niet uit te sluiten. Woningbouw binnen deze richtafstand is inpasbaar, indien aangetoond wordt dat (eventueel na het treffen van maatregelen) voor het betreffende bedrijf een kleinere richtafstand van toepassing is.

In de directe omgeving van het plangebied komen geen niet-agrarische bedrijven voor met een hindercontour die een overlap kent met het plangebied.

5.1.6 Geur

Achtergrond gebiedsontwikkeling en Giel Peetershof

Giel Peetershof maakt – samen met de ontwikkeling van landbouwontwikkelingsgebied (LOG) Egchelse Heide – deel uit van de gebiedsontwikkeling Egchel. In 2008 heeft de raad van de voormalige gemeente Helden ingestemd met deze gebiedsontwikkeling. Aanleiding hiervoor is het Reconstructieplan Noord- en Midden Limburg dat haar basis vindt in de Reconstructiewet. Het Reconstructieplan is onderdeel van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg en heeft als doel om conflicterende belangen, zoals de leefbaarheid van de dorpen versus milieueffecten als gevolg van intensieve veehouderijen, ruimtelijk te scheiden. Dat betekent dat de intensieve veehouderij in kwetsbare gebieden (rond dorpen en natuurgebieden) op termijn wordt afgebouwd. In het Reconstructieplan zijn daarom zoekgebieden voor landbouwontwikkelingsgebieden aangewezen. Een LOG biedt ontwikkelingsruimte voor intensieve veehouderij. Dergelijke bedrijven die in de nabijheid van bijvoorbeeld een dorp liggen en daar conflicteren met bepaalde functies en ontwikkelingen krijgen ruimte in een LOG. Aan de zuidkant van het dorp Egchel ligt zo'n zoekgebied voor een LOG. Uit onderzoek bleek dat dit zoekgebied ook daadwerkelijk geschikt was voor de ontwikkeling van LOG Egchelse Heide. Op 16 juli 2009 heeft de raad van de voormalige gemeente Helden dit LOG nader begrensd. Dit LOG is bedoeld om ruimte te bieden voor te verplaatsen agrarische bedrijven die een knelpunt binnen de gemeente vormen. Bij het instemmen met de gebiedsontwikkeling Egchel (22 december 2008) heeft de toenmalige gemeenteraad een aantal randvoorwaarden gesteld waarbij met de ontwikkeling van het LOG rekening gehouden moet worden. Vervolgens zijn met twee ondernemers van intensieve veehouderijen nabij de kern van Egchel afspraken gemaakt omtrent verplaatsing van die bedrijven naar het LOG. Deze bedrijven waren op dat moment een knelpunt voor (de leefbaarheid van) de kern Egchel. Verplaatsing van die bedrijven naar het LOG losten dat knelpunt op. Een andere overweging voor de raad om in te stemmen met de gebiedsontwikkeling was dat het nieuwe woongebied – waar dit onderhavige bestemmingsplan op ziet - bijdraagt aan de leefbaarheid van het dorp Egchel.

Streefkwaliteit geur

Bij de gebiedsontwikkeling staat de leefbaarheid van de kern Egchel voorop. Het woon- en leefklimaat, dat voornamelijk door het aspect geur wordt bepaald, mag in de kern Egchel niet verslechteren als gevolg van deze ontwikkeling (specifiek het LOG). Deze toezegging was een randvoorwaarde voor de gebiedsontwikkeling. Dit kader is vervolgens vertaald in ruimtelijke beleid. Op 21 december 2011 heeft de gemeenteraad van Peel en Maas de structuurvisie Buitengebied vastgesteld. Daarin zijn de beleidsuitgangspunten voor het buitengebied vastgelegd. De gemeenteraad heeft streefkwaliteiten geur opgenomen om de balans tussen de ontwikkeling van intensieve veehouderijen en een goed woon- en leefklimaat te waarborgen.

Het algemene uitgangspunt van geur is dat de huidige situatie niet mag verslechteren, met uitzondering van woningen in glastuinbouwconcentratiegebieden en in landbouwontwikkelingsgebieden. In de structuurvisie is in algemene zin aangegeven dat de streefkwaliteiten voor zogenoemde kleine kernen 'goed' moet zijn. Daarnaast is aangegeven dat specifiek voor de gebiedsontwikkeling Egchel de leefbaarheid van het dorp voorop staat en dat het woon- en leefklimaat in de kern Egchel minimaal gelijk moet blijven. Daarmee wordt gerefereerd aan het raadsbesluit van 22 december 2008, waarin de raad heeft toegezegd dat het woon- en leefklimaat niet mag verslechteren als gevolg van de gebiedsontwikkeling Egchel.

In de structuurvisie Gebiedsontwikkeling Egchel is het geurbeleid uit de Structuurvisie Buitengebied herhaald en nader aangeduid als 'redelijk goed'. Voor wat betreft de kern Egchel geldt dat het woon- en leefklimaat in de kern niet mag verslechteren ten opzichte van 22 december 2008. Uit geurberekeningen blijkt dat de achtergrondbelasting aan de noordoostkant van de kern Egchel destijds varieerde van de milieukwaliteit 'goed' tot 'redelijk goed'. Een klein deel aan de zuidkant had een achtergrondbelasting met een matige kwaliteit. Gemiddeld genomen was de woonkwaliteit in Egchel in 2008 te kwalificeren als 'redelijk goed'. De achtergrondbelasting op de kern Egchel in de situatie 2008 is weergegeven in figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0074-OH01_0017.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0074-OH01_0018.jpg"

figuur 1. achtergrondbelasting Egchel situatie 2008

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan LOG Egchelse Heide (25 juni 2013) is de streefkwaliteit geur voor de kern Egchel in acht genomen. Dit is in de bestemmingsplansystematiek verankerd door de resterende milieuruimte die beschikbaar is voor nieuwe bedrijven in het LOG vast te leggen in de notitie milieuruimte. Bij nieuwe ontwikkelingen in het LOG wordt deze notitie geactualiseerd. Nieuwe bedrijven kunnen pas in het LOG worden gevestigd nadat toepassing is gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid, waarbij als voorwaarde is gesteld dat de beschikbare milieuruimte uit de (geactualiseerde) notitie milieuruimte niet overschreden mag worden. Op die manier wordt gewaarborgd dat volledige ontwikkeling van het LOG niet tot gevolg heeft dat de geurbelasting op de kern Egchel hoger wordt dan de streefkwaliteit. Gezien de ligging van Giel Peetershof (grenzend aan de kern Egchel) en de achtergrond van dit project wordt voor Giel Peetershof aangesloten bij de streefkwaliteit voor geur zoals de raad die voor de kern Egchel heeft vastgesteld. Het is wenselijk dat de streefkwaliteit geur voor de kern Egchel (inclusief Giel Peetershof) niet in het geding komt door ontwikkelingen in het buitengebied Egchel die buiten de reikwijdte van de gebiedsontwikkeling vallen. Om die reden wordt een geurverordening voor de kern Egchel, inclusief Giel Peetershof voorbereid. Deze heeft dan tot doel om de streefkwaliteit te vertalen in een concrete norm en deze vast te leggen in een juridisch instrument dat als toetsingskader geldt voor agrarische ontwikkelingen in het buitengebied van Egchel. In deze verordening wordt een zodanige maximale geurbelasting vastgelegd dat de streefkwaliteit voor de kern Egchel niet wordt overschreden.

Toetsingskader geur: Wet geurhinder en veehouderij en woon- en leefklimaat

De Wet geurhinder en veehouderij

Op dit moment is de Wet geurhinder een veehouderij (verder: Wgv) bij het ontbreken van een geurverordening, toetsingskader voor geur afkomstig van veehouderijen. De Wgv kent verschillende normen voor concentratiegebieden en niet-concentratiegebieden en voor gebieden binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom. In niet-concentratiegebieden en gebieden binnen de bebouwde kom gelden strengere normen dan in concentratiegebieden en gebieden buiten de bebouwde kom. De Wgv kent vervolgens bescherming toe aan zogenaamde geurgevoelige objecten. Hierbij gaat het in het algemeen om gebouwen bestemd voor wonen en verblijf, zoals woningen. Woningen en andere gebouwen worden minder beschermd qua geur, als ze deel uitmaken van een veehouderij of een veehouderij die na een bepaalde datum is beëindigd. De norm voor een geurgevoelig object in de vorm van een burgerwoning binnen de bebouwde kom van een gemeente in een concentratiegebied is door de Wgv vastgesteld op 3 OUe/m3 (odourunits per m3) en de norm voor een geurgevoelig object in de vorm van een burgerwoning buiten de bebouwde kom van een gemeente in een concentratiegebied is vastgesteld op 14 OUe/m3. Dit betekent dat iedere individuele veehouder 3 OUe/m3 geur mag emitteren op een geurgevoelig object (burgerwoning) binnen de bebouwde kom en 14 OUe/m3 op een geurgevoelig object (burgerwoning) buiten de bebouwde kom. De gemeente Peel en Maas ligt binnen zo'n concentratiegebied als bedoeld in de Wgv. De toekomstige woningen in Giel Peetershof worden gelet op de ligging en situering aangemerkt als bebouwde kom.

Ten opzichte van een geurgevoelig object dat onderdeel uitmaakt van een andere veehouderij geldt niet de maximale geurbelasting, maar een vaste afstand van ten minste 100 meter binnen de bebouwde kom en ten minste 50 meter buiten de bebouwde kom. Dezelfde afstanden gelden ten opzichte van geurgevoelige objecten indien dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld. Dat wil zeggen er dan geen geurbelasting worden bepaald.

Woon- en leefklimaat

Een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling die wordt vastgelegd in een ruimtelijk besluit zoals een bestemmingsplan moet voldoen aan een goede ruimtelijke ordening. In dat kader moet een aanvaardbaar woon- en leefklimaat worden gegarandeerd. De Wgv is primair toetsingskader voor geur door veehouderijen (dus voor omgevingsvergunningen voor milieu). Ten aanzien van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling kan niet worden volstaan met enkel een toetsing aan de op grond van de Wgv dan wel geurverordening geldende normen. Wel kan hierbij aansluiting worden gezocht. Uit rechtspraak blijkt dat, indien de voor veehouderijen toepasselijke norm wordt overschreden, niet zonder meer sprake is van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat (o.a. ABRvS 7 oktober 2009, 200900801/1/R3, TBR 2010/28). De toepasselijke normen kunnen normen uit een geurverordening zijn of bij het ontbreken daarvan – zoals in de onderhavige situatie – de normen uit de Wet geurhinder en veehouderij. Andersom geldt hetzelfde: als een toepasselijke geurnorm niet wordt overschreden, betekent dit niet per definitie dat wel sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (o.a ABRvS 6 januari 2010, 200807852/1/R2). De in de Wet geurhinder en veehouderij of – indien van toepassing – in een gemeentelijke geurverordening vastgelegde geurnormen zijn dus niet doorslaggevend bij de beoordeling van het woon- en leefklimaat vanwege geurbelasting.

Voor de motivering of al dan niet sprake is van een goed woon- en leefklimaat binnen het plangebied Giel Peetershof wordt in eerste instantie aansluiting wordt gezocht bij de normen van de Wet geurhinder en veehouderij. Giel Peetershof ligt binnen het concentratiegebied zuid zoals bedoeld in de Wet geurhinder en veehouderij. Op grond van artikel 3, lid 1 onder a van deze wet geldt hiervoor een norm voor de individuele geurbelasting (voorgrondbelasting) van 3,0 OU/m3. Deze wettelijk norm, en de vraag of hier al dan niet aan wordt voldaan, is dus niet (meer) doorslaggevend voor de vraag of een ontwikkeling past in een goede ruimtelijke ordening. Van belang is of een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Een woon- en leefklimaat wordt bepaald door de achtergrondbelasting en de voorgrondbelasting. De achtergrondbelasting is de cumulatieve geurbelasting, d.w.z. de belasting van bedrijven in een gebied tezamen. De voorgrondbelasting is de geurbelasting van een individueel bedrijf. In samenwerking met de rijksoverheid is een handreiking bij de Wet geurhinder en veehouderij uitgebracht. Dit is een hulpmiddel voor het beoordelen van het woon- en leefklimaat bij ruimtelijke plannen. In bijlage 6 en 7 van deze handreiking (1 mei 2007) is een richtlijn gegeven voor het bepalen van geurhinder. Daarin zijn bepaalde geurbelastingen gekwalificeerd in relatie tot het woon- en leefklimaat. Dit is weergegeven in een tabel. De milieukwaliteit correspondeert daarin met de normering van de kwaliteit van het woon- en leefklimaat. In het gemeentelijke geurbeleid wordt bij deze kwalificaties aangesloten. Dat is in de rechtspraak geaccepteerd (o.a. ABRvS 3 april 2013, 201204483/1/A1).

Deze tabel is in figuur 2 hieronder weergegeven.

Voorgrond-
belasting
(Een–bron situatie)
Achtergrondbelasting
(Meer-bron situatie)
Milieu-
kwaliteit
Geur gehinder-den 98 percentiel OUe/m3 98 percentiel OUe/m3
Zeer goed < 5% < 1.5 < 3.1
Goed 5 -10% 1.5 – 3.8 3.1 -7.4
Redelijk goed 10 – 15% 3.8-6.6 7.4 - 13.1
Matig 15 – 20% 6.6 - 10 13.1 - 20
Tamelijk slecht 20 – 25% 10 - 14.2 20 - 28.3
Slecht 25 – 30% 14.2 - 19.2 28.3 - 38.5
Zeer slecht 30 – 35 % 19.2 - 25.3 38.5 - 50.7
Extreem slecht 35 - 40 % 25.3 - 32.8 > 50.7

figuur 2. Milieukwaliteit in relatie tot individuele en cumulatieve geurbelasting

Aanvaardbaar woon- en leefklimaat in Giel Peetershof

In de structuurvisie Buitengebied en, daarna, in de structuurvisie Gebiedsontwikkeling Egchel heeft de gemeenteraad vastgelegd wat de streefkwaliteit geur voor Egchel is. Zoals gezegd wordt hier voor Giel Peetershof bij aangesloten. De geurkwaliteit in de kern Egchel en binnen Giel Peetershof sluit aan bij het geurniveau zoals dat in 2008 was (verwijzing naar het raadsbesluit van 22 december 2008) hetwelk overeen komt met de milieukwaliteit 'redelijk goed'. Dat betekent dat een voorgrondbelasting tot 6,6 OU/m3 en een achtergrondbelasting tot 13,1 OU/m3 binnen de kern Egchel inclusief Giel Peetershof aanvaardbaar wordt bevonden (deze kwalificaties in relatie tot de waarden is af te leiden uit de bovenstaande tabel).

Achtergrondbelasting

Voor Giel Peetershof is berekend wat op dit moment de achtergrondbelasting is. Dit is weergegeven in de onderstaande afbeelding (figuur 3).

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0074-OH01_0019.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0074-OH01_0020.jpg"

figuur 3. huidige achtergrondbelasting

De huidige achtergrondbelasting op het noordoostelijke en zuidelijke deel van het plangebied wordt aangemerkt als een 'goed' woon- en leefklimaat (variërend van 5,1 tot 7,4 OU/m3). De achtergrondbelasting van het westelijke deel van het plangebied komt overeen met de milieukwaliteit 'redelijk goed' (variërend van 7,5 tot 11,3 OU/m3).

Omdat Giel Peetershof onderdeel uitmaakt van de gebiedsontwikkeling Egchel is in de berekeningen van de achtergrondbelasting ook rekening gehouden met een volledige invulling van het LOG (het maximale alternatief) en met andere, buiten de gebiedsontwikkeling vallende (concrete) agrarische ontwikkelingen in de omgeving. De achtergrondbelasting in deze autonome situatie is weergegeven in de onderstaande afbeelding (figuur 4).

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0074-OH01_0021.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0074-OH01_0022.jpg"

figuur 4. achtergrondbelasting autonome situatie

De achtergrondbelasting in het plangebied bij autonome ontwikkeling van het omliggende buitengebied varieert van een 'goed' woon- en leefklimaat aan de noordoostkant van het plangebied (6,5 tot 7,4 OU/m3), tot een 'redelijk goed' woon- en leefklimaat aan de zuidoostkant van het plangebied (7,4 tot 12,5 OU/m3). Ter plaatse van de ontsluitingsweg vanaf de Jacobusstraat is de kwaliteit voor een klein deel aan te merken als 'matig' (max. 14,6 OU/m3).

Voorgrondbelasting

Het plangebied ligt deels binnen de geurcontour (3 OU/m3) van de veehouderij aan de Jacobusstraat 42 en deels binnen de geurcontour ( 3 OU/m3) van de veehouderij aan de Keup 11.

Jacobusstraat 42: De 3 OU/m3- contour van dit bedrijf loopt ongeveer halverwege het plangebied. Een en ander is weergegeven in de onderstaande figuur 5.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0074-OH01_0023.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0074-OH01_0024.jpg"

figuur 5. geurcontour veehouderij Jacobusstraat 42

Voor wat betreft het deel van het plangebied dat buiten deze contour valt is het woon- en leefklimaat als 'goed' aan te merken.

Het zuidwestelijke deel van het plangebied ligt binnen de 3 OU/m3 contour. Hier wordt toch een 'goed' woon- en leefklimaat wordt ondervonden (variërend van 3 tot 3,8 OU/m3). Op een klein deel van het plangebied met de bestemming 'woongebied' (deze bestemming biedt een rechtstreekse bouwmogelijkheid voor woningen) en op een deel van het plangebied met de bestemming 'agrarisch' (waar woningbouw eerst met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid mogelijk is) is sprake van een 'redelijk goed' woon- en leefklimaat (3,8 tot 6,6 OU/m3).Ter plaatse van de ontsluitingsweg aan de zijde van de Jacobusstraat wordt een 'matig' woon- en leefklimaat ondervonden (max. 8,2 OU/m3). Dit deel krijgt in het onderhavige bestemmingsplan de bestemming 'verkeer'.

Keup 11: In de onderstaande afbeelding (figuur 6) is de huidige geurcontour van de veehouderij aan de Keup 11 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0074-OH01_0025.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0074-OH01_0026.jpg"

figuur 6. geurcontour veehouderij Keup 11

Het grootste deel van het plangebied ligt buiten de geurcontour. Hier wordt een 'goed' woon- en leefklimaat ondervonden.

Een deel van het plangebied ligt binnen de geurcontour. De 3 OU/m3 contour van dit bedrijf loopt over het oostelijke deel van het plangebied. Op een klein deel hiervan rust de bestemming 'woongebied', waarvan deels de aanduiding 'groen'. Op het overige deel rust de bestemming 'agrarisch'. Hier is woningbouw eerst mogelijk na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid daartoe. Binnen het gehele plangebied met de bestemming 'woongebied' wordt een 'goed' woon- en leefklimaat ondervonden. De voorgrondbelasting varieert daar van 2,5 tot 3,7 OU/m3. Op het deel van het plangebied dat binnen de geurcontour ligt van de veehouderij aan Keup 11 en waar de bestemming 'agrarisch' op rust varieert het woon- en leefklimaat van 'goed' tot 'redelijk goed'. De voorgrondbelasting varieert hier van 2,5 tot 5,7 OU/m3.

Aanvaardbaar woon- en leefklimaat

In de huidige situatie is de achtergrondbelasting in het plangebied te kwalificeren als 'goed' tot 'redelijk goed'. In de toekomstige situatie - waarbij rekening is gehouden met onder meer een volledige invulling van het LOG - is dat nog steeds het geval, met uitzondering van een klein deel van de ontsluitingsweg vanaf de Jacobusstraat. Daar is de milieukwaliteit in de toekomst (autonome ontwikkeling) als 'matig' aan te merken. Voor de delen van het plangebied die binnen de 3 OU/m3 contour als voorgrondbelasting liggen van de veehouderijen aan de Keup 11 en de Jacobusstraat 42 geldt ook een milieukwaliteit 'goed' tot 'redelijk goed'. Op de delen van het plangebied die buiten de geurcontouren van de twee genoemde veehouderijen ligt wordt een 'goed' woon- en leefklimaat ondervonden.

Met uitzondering van de milieukwaliteit 'matig' voldoet het woon- en leefklimaat in het plangebied - zowel in de huidige situatie als in de toekomstig situatie - aan de streefkwaliteit zoals de gemeenteraad die voor de kern Egchel heeft vastgesteld in de structuurvisie Buitengebied en Gebiedsontwikkeling Egchel. Deze streefkwaliteit is voor de kern Egchel, met een verwijzing naar de toezegging uit 2008, gemiddeld 'redelijk goed'. Een deel van het plangebied heeft zelfs een betere milieukwaliteit. Het woon- en leefklimaat in Giel Peetershof is daarmee aanvaardbaar.

Bovendien past een 'goed' tot 'redelijk goed' woon- en leefklimaat bij het landelijke karakter van de gemeente Peel en Maas en specifiek de kleine kern Egchel. Met de komst van de nieuwe wijk verandert dit karakter niet. De nieuwe wijk zal mede fungeren als overgang naar het buitengebied. Het ligt voor de hand dat woningen in een dergelijk gebied, ook qua geur, rekening moeten houden met een bepaalde geurbelasting van omliggende bedrijven. Dergelijke factoren zijn inherent aan 'landelijk wonen'.

Ter plaatse van de ontsluitingsweg vanaf de Jacobusstraat leidt de cumulatieve geurbelasting en de individuele geurbelasting van de veehouderij aan de Jacobusstraat 42 tot een matige woonkwaliteit. Ook dit is aanvaardbaar, omdat hier de ontsluitingsweg naar het gebied is gepland. Hier ligt ook een waterloop. Dit deel wordt bestemd als 'verkeer' en 'water'. Woningbouw is hier niet mogelijk.

5.2 Waterhuishouding

5.2.1 Inleiding

Algemeen

De gemeente Peel en Maas heeft het voornemen om een nieuw uitbreidingsplan te realiseren aan de rand van het dorp Egchel. Het betreft het gebied dat wordt omsloten door de Roggelseweg, de Gielenhofweg, de Linskensweg en de Jacobusstraat. Dit gebied bestaat nu nog overwegend uit landbouwgronden. De nieuw te realiseren woonwijk Giel Peetershof is ongeveer 7 ha groot en biedt plek aan ongeveer 120 woningen.

Binnen dit nieuwbouwplan is het streven om een zo natuurlijk mogelijk watersysteem te creëren. Regenwater zal zoveel mogelijk binnen het plan worden vastgehouden en geborgen. Ook het huishoudelijk afvalwater zal binnen het plangebied worden gezuiverd. Het regenwater en het vuilwater zullen afzonderlijk worden ingezameld en via een apart systeem worden verwerkt. In de toelichting dient te worden ingegaan op de wateraspecten van het plan. Daarvoor is voorliggende waterparagraaf opgesteld.

Watertoets

Eind 2009 is het eerste Nationale Waterplan vastgesteld. Een goede bescherming tegen overstromingen, het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit zijn de basisvoorwaarden voor welvaart en welzijn. Het uiteindelijke doel is het bereiken van een duurzaam en klimaatbestendig waterbeheer. Tegelijk met het opstellen van het nationaal waterplan zijn ook de regionale waterplannen van de provincies, het Beheer en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren en de waterbeheerplannen van de waterschappen opgesteld.

Om de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing te nemen, zijn deze verplicht gesteld bij een ruimtelijk plan. Vooroverleg over de wateraspecten van het plan tussen de initiatiefnemer en de waterbeheerders is verplicht. In deze paragraaf worden de aspecten die vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een rol spelen naar voren gebracht en wordt aangegeven hoe hier in onderliggend plan mee wordt omgegaan.

5.2.2 Project

Doel van het project is om een duurzame woonwijk te realiseren, die de leefbaarheid van het dorp Egchel ondersteunt en om inwoners van de gemeente Peel en Maas de mogelijkheid te bieden in eigen beheer hun duurzame woning te bouwen in een woongebied dat daar specifiek op is ingericht. Uitgangspunten voor de realisering van deze woonwijk zijn verankerd in de Perspectievennota van de gemeente Peel en Maas en de Woonvisie plus Peel en Maas 2011 - 2015. Één van deze uitgangspunten is: Versterking woon- en leefkwaliteit door toepassing van duurzaam bouwen en duurzame energie (warmte-koude opslag en zonne-energie).

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0074-OH01_0027.png"

Indicatief Schetsontwerp bestemmingsplan Giel Peetershof

Bodemopbouw en geohydrologie

Ten behoeve van het project is in het voorjaar van 2011 een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd. In dit onderzoek is de lokale bodemopbouw en het grondwaterniveau onderzocht. Tevens zijn doorlatendheidsmetingen uitgevoerd in het plangebied.

De bodem bestaat voornamelijk uit zwak siltig, zeer fijn tot plaatselijk matig fijn zand. De bovengrond is bovendien tot maximaal 0,9 m beneden maaiveld zwak humeus. In de ondergrond komt plaatslijk een storende laag voor op het traject 3,0 tot 3,7 m beneden maaiveld. Deze storende laag bestaat uit sterk zandige leem. Tevens is de ondergrond plaatslijk zwak tot matig gleyhoudend.

Het maaiveld is vanuit de zuidhoek oplopend van 31,2 m + N.A.P. tot 33,0 in het noorden van het plan. Ten tijde van het onderzoek lag de grondwaterspiegel op 0,45 tot 2,0 m beneden maaiveld oftewel op 30,8 tot 31,0 m + N.A.P. Door de hoge grondwaterstand is het bergen en infiltreren van regenwater binnen het plan moeilijk.

Tijdens het geohydrologisch onderzoek is tevens de doorlatendheid van de grond bepaald. De gevonden k-waarden (na filtering van afwijkende waarden) liggen overwegend tussen 0,2 en 0,45 m/dag met twee uitschieters naar 0,6 en 0,9 m/dag. Normaal gesproken wordt uitgegaan van een minimaal benodigde k-waarde van 0,4 m/dag, terwijl een k-waarde van 1,0 m/dag wenselijk is.

Door een combinatie van een hoge grondwaterstand en een slecht doorlatende ondergrond behoort het op grote schaal infiltreren van het regenwater niet tot de oplossingsmogelijkheden.

Om het regenwater toch af te koppelen van het riool zijn er echter nog een andere mogelijkheden:

  • Binnen het huidige gebied ligt de Kattesteerterbeek. Deze beek watert af naar het afwateringskanaal in Meijel. Deze beek kan gebruikt worden om overtollig regenwater vertraagd af te voeren.
  • Opvangen en hergebruik van regenwater op het eigen terrein, bijvoorbeeld door toepassing van een grijswatercircuit of groene daken.

Drooglegging

In de huidige situatie is de GHG binnen het plan 0,45 m beneden maaiveld. Deze waterstand is echter te hoog om verantwoord een woonwijk aan te leggen. Voor de diverse bouwwerken gelden standaard droogleggingseisen (GHG ten opzichte van het nieuwe maaiveld). Deze zijn:

  • Woningen zonder kruipruimte 0,5 m beneden peil;
  • Woningen met kruipruimte 0,7 m beneden peil;
  • Wegen 1,0 m beneden peil.

Het woningpeil worden normaal gesproken aangelegd op 0,25 tot 0,35 m boven de wegas. Dit betekent dat de droogleggingseis voor wegen (1,0 m) maatgevend is voor dit plan. Met een GHG van 0,45 m beneden maaiveld betekent dit dat het maaiveld op het laagste punt tenminste met 0,55 m moet worden opgehoogd.

Voordeel van deze ophoging is dat er ook extra ruimte ontstaat voor het bergen van overtollig water boven de grondwaterstand.

5.2.3 Hemelwater

Inleiding

Afkoppelen van hemelwaterafvoer heeft de volgende voordelen:

  • minder overstort van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater;
  • minder regenwater wordt onnodig vermengd met afvalwater hierdoor ontlasting van de zuiveringsinstallaties;
  • het rioolstelsel kan op kleinere debieten worden gedimensioneerd.

Daarnaast kan infiltratie van hemelwater bijdragen aan een beperking van eventuele verdroging en draagt bij aan het op peil houden van de voorraad schoon water.

Het overheidsbeleid gaat uit van afkoppelen, maar wel onder enkele voorwaarden:

  • wateroverlast moet worden verkomen;
  • schoon hemelwater blijft schoon, en licht verontreinigd water wordt gezuiverd voordat het infiltreert;
  • Grondoppervlakken van bedrijven uit milieucategorie 3, 4 en 5 en daken waarop neerslag van stof en roetdeeltjes kunnen terecht komen, zullen in principe worden aangesloten op de riolering;
  • Als hemelwater niet kan worden geïnfiltreerd, dan mag vertraagd worden geloosd op oppervlaktewater met behulp van bijvoorbeeld een dynamische buffer.

De Limburgse waterbeheerders hebben hun visie op het verantwoord afkoppelen neergelegd in een voorkeurstabel. Daarin wordt onderscheid gemaakt tussen oplossingen voor grondoppervlak, dakoppervlak en hergebruik regenwater. Voor nieuwbouwprojecten heeft het de voorkeur om te werken met bovengrondse open infiltratiesystemen, echter ook het ondergronds infiltreren met bodemfilter is een acceptabele oplossing. In alle gevallen zal er bij de bouw van de woningen rekening gehouden moeten worden, met het feit dat er geen uitlogende materialen als koper en zink gebruikt mogen worden bij de materialen die in aanraking komen met het regenwater.

Uitgangspunten

Het waterschap Peel en Maasvallei geeft aan dat voorzieningen moeten worden gedimensioneerd op een regenbui met een herhalingstijd van 10 jaar (50 mm). Tevens zal een doorkijk gemaakt moeten worden voor een regenbui met een herhalingstijd van 100 jaar (84 mm). Daarnaast dienen de voorzieningen na een 10-jaarse bui binnen 24 uur beschikbaar te zijn voor een eventuele volgende bui. Aan de hand bovengestelde eisen is in de volgende subsubparagraaf de benodigde berging bepaald.

Zoals in de vorige subparagraaf omschreven wordt het op grote schaal infiltreren van regenwater binnen dit plan een moeilijk verhaal. Wel zijn er andere mogelijkheden om het regenwater af te koppelen van de riolering.

Vertraagd afvoeren

Zoals uit het schetsontwerp blijkt, zullen een aantal bestaande sloten en greppels gehandhaafd blijven. Deze sloten kunnen worden gebruikt om het regenwater in te verzamelen en via de Kattesteerterbeek vertraagd af te voeren naar het Afwateringskanaal nabij Meijel.

De Kattesteerterbeek bevindt zich aan de westzijde op de grens van dit plan. Deze beek is reeds aangesloten op het Afwateringskanaal. Het waterschap Peel en Maasvallei heeft aangegeven dat de beek en het afwateringskanaal gebruikt kunnen worden om het regenwater van het plan vertraagd af te voeren. De toegestane afvoercapaciteit bedraagt 1 l/s/ha aaneengesloten verhard oppervlak. Het totale verharde oppervlak binnen het plan beslaat een oppervlakte van ongeveer 3,4 ha, waarmee de toegestane afvoer uitkomt op 3,4 l/s.

Berging op eigen terrein

De gemeente Peel en Maas hanteert als uitgangspunt dat bewoners het regenwater van hun eigen terrein zelf moeten opvangen en verwerken. Door de hoge grondwaterstand en de slechte k-waarde is het advies echter om in dit plan van dit uitgangspunt af te wijken en de bewoners de mogelijkheid te bieden het regenwater van het eigen terrein rechtstreeks op de openbare voorziening aan te sluiten.

Indien men toch wil overwegen om regenwater binnen de eigen kavel te houden, kan ervoor gekozen worden om de woningen te voorzien van grijswatertanks of groene daken.

Bij een grijswatercircuit wordt het regenwater dat op het dak valt verzameld in een tank. Dit water zal dan gebruikt worden als spoelwater voor toiletten, wasmachines, douchewater en overige huishoudelijke bezigheden waarvoor geen drinkwater benodigd is. Dit levert een forse besparing op, op het gebruik van drinkwater.

De gemeente stimuleert de aanleg van grijswatertanks en/of groene daken wel, maar neemt dit niet als verplichting op naar de bewoners. Bij de verdere uitwerking van deze waterparagraaf wordt er dan ook vanuit gegaan dat de bewoners het regenwater van de kavels rechtstreeks op de openbare voorziening kunnen aansluiten.

Benodigde berging

Uitgaande van het schetsontwerp zoals dit is weergegeven in de afbeelding in subparagraaf 5.2.2 Project, bedraagt het kaveloppervlak binnen het bestemmingsplan circa 40.370 m². Omdat vooralsnog weinig bekend is van de kavelindeling en woningtypen, wordt het uitgangspunt gehanteerd dat 50 % van het kaveloppervlak verhard zal zijn. Het verharde oppervlak van de openbare verharding komt uit op circa 14.200 m². Dit is inclusief de helft van de verharding van de huidige Gielenhofweg. De totale af te koppelen verharding binnen de bestemmingsplangrens komt daarmee uit op: 50 % x 40.370 + 14.200 = 34.385 m²

Als uitgangspunt is genomen dat de te handhaven watergangen binnen het plan waar mogelijk worden verbreed. Tevens worden in de groenzones greppels en wadi's aangebracht. Het totale oppervlak van deze watergangen komt uit op 4.675 m2. Ook het regenwater van dit oppervlak zal in de berekeningen meegenomen moeten worden. Dit oppervlak komt daarmee uit op 34.385 + 4.675 = 39.060 m2.

De wegen worden 1,0 m boven de GHG aangelegd. Dit betekent dat het maaiveld ter plekke van de groenstroken ten minste op circa 0,9 m boven de GHG ligt. Uitgaande van een waakhoogte van 0,3 m bij een regenreeks met een herhalingstijd van T=10 jaar, betekent dit dat de waterstand in de wadi's bij deze regenreeks maximaal 0,6 m mag bedragen.

Uitgaande van een bui met een herhalingstijd van T=10 jaar (50 mm) en het afwaterende oppervlak inclusief het oppervlak van de waterpartijen, dan komen we tot een benodigde berging van 39.060 x 50 mm = 1.953 m3.

Met een oppervlak van 4.675 m2, een bodemoppervlak van 2.800 m2 en een waterstand van 0,6 m, bedraagt de inhoud van de waterpartij circa 2.250 m3. Dit betekent dat de regenreeks met een herhalingstijd van T=10 jaar geheel in het systeem geborgen kan worden.

De leeglooptijd van de voorziening blijkt ruim 6 dagen te bedragen. Binnen 48 uur is echter wel weer voldoende capaciteit beschikbaar om een volgende regenbui met een herhalingstijd van T=10 jaar op te vangen. De waterstand in de wadi's zal dan wel stijgen tot 0,9 m, waardoor de waakhoogte is afgenomen tot 0.

De doorkijk naar een regenreeks met een herhalingstijd van T=100 jaar laat zien dat deze bui eveneens geborgen kan worden in de waterpartijen. Dan zal de waterstand stijgen tot 0,85 m, waardoor de waakhoogte is afgenomen tot 0,05 m. De leeglooptijd bedraagt nu ruim 10 dagen. Omdat hier sprake is van een calamiteit, is deze situatie toelaatbaar. Na 6 dagen kan een regenreeks met een herhalingstijd van T=10 jaar weer geheel geborgen worden in het systeem.

In het afwateringsplan is de infiltratiecapaciteit van de ondergrond verwaarloosd. Omdat uit de onderzoeken blijkt dat deze zeer laag is (kleiner dan 0,2 m/dag), kan infiltratie op langere termijn niet gegarandeerd worden. Hierdoor ontstaat wel een extra veiligheid in het afwateringsplan.

In onderstaande afbeelding is het schetsontwerp verder uitgewerkt waarbij de benodigde oppervlakte van de waterpartijen is aangegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0074-OH01_0028.png"

Uitgewerkt schetsontwerp (indicatief!) inclusief benodigde watergangen

De berging zoals deze volgt uit bovenstaande redenatie biedt een goede indicatie van de benodigde berging. Opvang en afvoer van regenwater is echter maatwerk en omdat de berging mede afhangt van het daadwerkelijk afwaterend oppervlak, dient de exact benodigde berging bij de verdere uitwerking van de plannen bepaald te worden aan de hand van het daadwerkelijk gerealiseerde verhard oppervlak.

5.2.4 Vuilwater

Het huishoudelijk afvalwater zal conform de gebiedsvisie 'Giel Peetershof' zo veel mogelijk binnen het plangebied worden vastgehouden en gezuiverd. Dit zuiveren kan plaatsvinden door middel van een helofytenfilter.

Een Helofyt is een water- of moerasplant waarvan alleen de knoppen de moeilijker winterperiode doorkomen. Het bijzondere van de helofyten is, dat ze in het water een bijzonder zuiverende werking hebben, waardoor de planten geschikt worden voor het zuiveren van afvalwater.

Werking van het filter

De grootste bijdrage aan de zuivering van het afvalwater wordt niet geleverd door de planten in het helofytenfilters, maar door de bacteriën die in de bodem leven. De planten zorgen wel in hoge mate voor een goed leefklimaat voor die bacteriën. Rondom de wortels van de planten leven talloze bacteriën die zuurstof nodig hebben. In vloeivelden en horizontaal doorstroomde filters werken de planten als een soort zuurstofpomp die via de wortels zuurstof onder het wateroppervlak inbrengen. De bacteriën zetten afvalstoffen uit het water om in voedingsstoffen voor zichzelf en voor de planten. Verder naar beneden en in een helofytenfilter zijn bacteriën die zonder zuurstof leven actief. Deze voeden zich onder andere met de afvalstoffen van de zuurstofminnende bacteriën hoger in het filter. Zo wordt het water op een natuurlijke manier gezuiverd, zonder dat er stoffen behoeven te worden toegevoegd. Het zuiveringsrendement van helofytenfilters is hoog terwijl het energiegebruik laag is, hooguit dient het water eenmalig te worden opgepompt om goed over het filter verdeeld te worden. Dit laatste gebeurt met name bij verticaal doorstroomde filters waarbij de beluchting in belangrijke mate plaatsvindt door onderbrekingen in de bevloeiing.

Omdat het zuiveren van het afvalwater plaatsvindt in of aan de rand van een woonwijk is het toepassen van een verticaal gestroomd helofytenfilter in dit specifieke geval de meest voor de hand liggende oplossing. Het vuile water zakt in ongeveer 3 dagen door het fijna zand waarmee dit filter is gevuld. Als het water uit het filter komt is het geen drinkwater maar wel helder, reukloos en zeker schoon genoeg om het op het oppervlaktewater te lozen.

Dimensionering

Indien gekozen wordt voor dit systeem dan is per persoon ongeveer 3 m2 filter nodig. Binnen het plan zijn 120 woningen gepland. Met gemiddeld 3 personen per huishouden, bedraagt het maximaal aantal personen dat binnen het plan woonachtig is: 120 x 3 = 360 personen. Er is dan 360 x 3 = 1.080 m2 ruimte nodig voor de aanleg van een helofytenfilter.

Op de afbeelding in subparagraaf 5.2.3 Hemelwater zijn 2 locaties aangegeven voor de aanleg van een helofytenfilter. Deze locaties hebben gezamenlijk een oppervlakte die voldoet aan de gestelde eisen.

Ook hier geldt dat de aanleg en werking van het helofytenfilter maatwerk is. Zodra de verkaveling binnen het plan is vastgesteld en het inwoneraantal nauwkeuriger kan worden benaderd, dient dit systeem verder uitgewerkt te worden.

5.3 Flora & Fauna

5.3.1 Quickscan Flora en fauna

Er is een quickscan Flora en fauna (Econsultancy, nr. 10123834, d.d. 22 juni 2011) uitgevoerd in het plangebied.

Waarnemingen en te verwachten soorten

De aangrenzende weides zijn geschikt als foerageerhabitat voor steenuil. De onderzoekslocatie biedt nestgelegenheid aan patrijs en in het vroege voorjaar aan een weide- en akkervogelsoort als kievit en scholekster. De aangrenzende (boom)vegetatie kan onderkomen bieden aan broedvogels, waaronder soorten als koolmees, grote bonte specht en boomkruiper.

Hoofdzakelijk de randen van de kleinschalige bospercelen, grenzend aan de onderzoekslocatie, kunnen door in de omgeving verblijvende vleermuizen worden gebruikt om te foerageren. De ‘donkere’ westzijde kan door vleermuizen worden gebruikt als vliegroute vanuit de bebouwde kom richting zuidelijk gelegen foerageergebieden. Dit geldt tevens voor de ten westen van de onderzoekslocatie gelegen Jacobusstraat. De onderzoekslocatie, met name de perceelsranden, maken deel uit van het leefgebied van das. Daarnaast vormt de onderzoekslocatie geschikt habitat voor een aantal algemene grondgebonden zoogdieren als egel, mol en konijn.

De aanwezige afwateringssloten bieden voortplantingsmogelijkheden voor algemene soorten amfibieën als bruine kikker en gewone pad. Het incidenteel voorkomen van rugstreeppad is niet uitgesloten. Afhankelijk van het permanente waterpijl in de afwateringssloot is het voorkomen van algemene soorten vissen niet volledig uit te sluiten. De aanwezigheid van streng beschermde soorten is echter uitgesloten. De bermen bieden een geschikte groeiplaats voor rapunzelklokje. Voor de overige soorten uit de verschillende soortgroepen vormt de onderzoekslocatie geen geschikt habitat of zijn deze op grond van bekende verspreidingsgegevens of het ontbreken van verblijfsindicaties niet te verwachten.

Maatregelen ter voorkoming van overtredingen van de Flora- en faunawet

Indien de werkzaamheden buiten het broedseizoen wordt uitgevoerd, zullen, vooralsnog met uitzondering van steenuil, geen overtredingen van de Flora- en faunawet plaatsvinden met betrekking tot broedvogels. Het (laten) uitvoeren van een controle op de aanwezigheid van een broedgeval voor aanvang van de werkzaamheden of de locatie ongeschikt maken, kan eveneens voorkomen dat er onnodige vertraging van de plannen en verstoring van broedvogels plaatsvindt.

Indien gedurende de bloeiperiode rapunzelklokje in de bermen langs de onderzoekslocatie aanwezig blijkt, dienen voorafgaand aan de ingreep, maatregelen te worden getroffen om de groeilocatie te behouden. Dit kan onder andere door het verplaatsen van de planten naar een nieuwe geschikte groeiplaats. In dit geval is er geen sprake van een overtreding van de Flora- en faunawet. De details van de werkzaamheden dienen in een werkprotocol te worden vastgelegd.

Vleermuizen kunnen van de ‘donkere’ westzijde gebruik maken als vliegroute van de bebouwde kom richting in zuidelijke richting gelegen foerageergebieden. Een tweede potentiële vliegroute is aanwezig langs de Jacobusstraat waar de aanwezige bomenrij de verbindende functie vervuld.

Bij de inrichting van de onderzoekslocatie dient bij de aanleg van verlichting, doelgerichte uitstraling naar de westzijde van de onderzoekslocatie te worden voorkomen. Indien dit wel het geval is of niet kan worden uitgesloten dient aanvullend onderzoek plaats te vinden naar de aanwezigheid van vliegroutes van vleermuizen.

Algemene zorgplicht

Voor de mogelijk aanwezige algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren, amfibieën en vissen geldt de algemene zorgplicht, die er ondermeer in voorziet dat al het redelijkerwijs mogelijke dient te worden gedaan om het doden van individuen te voorkomen. De grondwerkzaamheden dienen bij voorkeur buiten de winterperiode te worden uitgevoerd in verband met een onverhoopt aanwezige rugstreeppad. Het dempen van de afwateringssloten dient bij voorkeur te worden uitgevoerd gedurende de voor vissen en amfibieën minst ongunstige periode. Deze periode loopt van half augustus en half maart. Er zijn in het kader van de algemene zorgplicht geen verdere specifieke maatregelen noodzakelijk.

Gebiedsbescherming

De EHS zal niet worden aangetast door de herbestemming van de onderzoekslocatie. Externe werking op overige beschermde natuurgebieden (Natura 2000) is niet aan de orde.

Noodzaak tot nader onderzoek

Indien sprake is van doelgerichte lichtuitstraling naar de westzijde van de onderzoekslocatie of niet kan worden uitgesloten dient aanvullend onderzoek plaats te vinden naar de aanwezigheid van vliegroutes van vleermuizen.

Noodzaak aanvraag ontheffing Flora- en faunawet artikel 75c

Uit aanvullende veldinspecties is gebleken dat aangrenzende schapen- en paardenweides deel uitmaken van het leefgebied van de steenuil. Daarnaast maakt de onderzoekslocatie alsmede de aangrenzende percelen deel uit van het leefgebied van de das. Door de realisatie van een woonwijk komt voor beide soorten de leefgebiedfunctie en indirect de verblijfsfunctie in het geding. Om verstoring te voorkomen wordt voorgesteld om een ‘groene buffer’ aan te leggen tussen de te realiseren woonwijk en het potentieel steenuilfoerageergebied / dassenleefgebied. De te treffen maatregelen dienen te worden vastgelegd in een activiteitenplan en kunnen vooraf ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Dienst Regelingen.

Indien uit eventueel aanvullend onderzoek naar vliegroutes van vleermuizen blijkt dat er overtredingen kunnen plaatsvinden door de voorgenomen werkzaamheden en/of inrichting, dient deze functie door het treffen van passende maatregelen behouden te blijven. Deze maatregelen dienen te worden vastgelegd in een activiteitenplan en kunnen vooraf bij Dienst Regelingen ter goedkeuring worden voorgelegd, middels een ontheffingsaanvraag.

Met betrekking tot de overige soort(groep)en is ontheffingsaanvraag voor overtreding van verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet ten aanzien van het verstoren van vaste rust- en verblijfplaatsen niet aan de orde.

Aanbevelingen

Huismus en gierzwaluw zijn op de onderzoekslocatie niet als broedvogel aangetroffen. De directe omgeving is echter potentieel geschikt als leefgebied. De soorten staat onder druk door steeds verder afnemende broedgelegenheid. Met een geringe inspanning, bijvoorbeeld door het plaatsen van nestkasten of 'vogelvides' en het plaatsen van gierzwaluwnestkasten op de te realiseren nieuwbouw, kan de onderzoekslocatie deel gaan uitmaken van het broedbiotoop van beide soorten Gelet op het steeds verder verdwijnen van broedgelegenheid van deze soorten kan deze relatief eenvoudige maatregel een positief effect op de soort in de omgeving hebben.

5.3.2 Mitigatieplan Das en Steenuil

Naar aanleiding van de quickscan Flora en fauna (Econsultancy, nr. 10123834, d.d. 22 juni 2011) is er een mitigatieplan opgesteld voor de Das en de Steenuil (Econsultancy, nr. 11093668, d.d. 4 maart 2013). Het mitigatieplan heeft als doel om de adequate mitigerende maatregelen in kaart te brengen die voldoende zijn om verstoring van steenuilen en dassen, ter plaatse van het plangebied, te voorkomen. In het mitigatieplan worden op basis van een kwalitatieve benadering maatregelen beschreven voor de mitigatie van het reduceren van het leefgebied van dassen en steenuilen.

Het plangebied valt binnen het leefgebied van das en steenuil. Door de voorgenomen plannen kan het leefgebied van dassen en steenuilen reduceren en de aanwezige foerageerroute van dassen worden verstoord. De reductie van het leefgebied en de verstoring van de foerageerroute kan negatieve gevolgen hebben voor het voortplantingssucces met betrekking tot de energetisch veel eisende periode als de voortplantingsperiode, alsmede de gezondheid van de individuen. Het is mogelijk dat het eerst volgende voortplantingsseizoen minder jongen worden groot gebracht dan normaliter het geval is. Indirect kan door de voorgenomen ingreep sprake zijn van verstoring ten aanzien van een vaste rust- en verblijfplaats van das en steenuil.

Om een verstorend effect van het verlies aan oppervlak foerageergebied en de bereikbaarheid hiervan te voorkomen zijn de volgende maatregelen opgenomen in onderhavig mitigatieplan:

  • Aanleg groene buffer langs noordwestzijde plangebied;
  • Lokale kwaliteitsverbetering binnen het te verstoren leefgebied.

Doordat de mitigerende maatregelen binnen de homerange van het te verstoren leefgebied van das en steenuil valt wordt een negatief effect op korte termijn voorkomen en is overtreding van de Flora- en faunawet niet aan de orde.

Voortbordurend op de mogelijke effecten op korte termijn, kunnen de gevolgen op langere termijn van negatieve invloed zijn op de aanwezige dassen en steenuilen in Egchel en omgeving. Door het niet nemen van de onderhavige mitigerende maatregelen treedt er mogelijk een negatief effect op met betrekking tot het voortplantingssucces en worden er mogelijk minder jongen grootgebracht. De lokale gunstige staat van instandhouding komt mogelijk in het geding. Door het treffen van de onderhavige mitigerende maatregelen kunnen dergelijke scenario’s worden voorkomen en is aantasting van de gunstige staat van instandhouding niet aan de orde.

Gebiedsinrichting voor dassen

De te realiseren nieuwbouwwijk kan een verstoring veroorzaken op het leefgebied van dassen. De nieuwbouwwijk wordt ingericht met groene perceelsafscheidingen, hoogstamfruitboomgaarden en een afscheidingswal tussen de woonwijk en de Roggelseweg. Na overleg met Econsultancy zijn de inrichtingsplannen aangepast zodat rekening is gehouden met de foerageerroutes en foerageermogelijkheden van das zodat de functies in minimaal dezelfde hoeveelheid ecologisch duurzaam aanwezig blijven.

Gekozen is om de tuinen van de nieuwbouw langs de noordwestelijke rand te richten op de foerageerroute van de das. Aansluitend aan de tuinen wordt een groene buffer aangelegd. De groene buffer die aansluit aan de achtertuinen zal doorlopen als afscheiding tussen de te handhaven afwateringssloot en de geplande ontsluitingsweg, ten zuiden van de afwateringssloot. De laurierhaag naar het noordwestelijk gelegen bosschage blijft gehandhaafd, waardoor de dassen hun weg in noordelijke richting kunnen blijven vervolgen. Van cruciaal belang is dat de groene buffer wordt gerealiseerd voordat de overige werkzaamheden beginnen om de das tijdig voldoende beschutting te bieden. Door het treffen van deze mitigerende maatregelen kunnen dassen ongestoord gebruik blijven maken van de foerageerroute, zowel tijdens als na de uitvoering. Door de komst van fruitboomgaarden tezamen met groene tuinafscheidingen wordt de afname aan foerageeraanbod opgevangen, omdat het overig foerageergebied betreft, bestaande uit akkerland met een zeer laag geschikt voedselaanbod.

De kans dat binnen of grenzend aan het plangebied zich een bijburcht of hoofdburcht in de toekomst vestigt wordt minimaal geacht gezien de antropogene invloed in de nieuwbouwwijk. Het is echter niet geheel uit te sluiten dat een burcht zich in de toekomst vestigt in de aangrenzende bosschages of de te realiseren afscheidingswal. Indien zich hier in de toekomst een burcht vestigt wordt geadviseerd om een afrastering voor dassen langs de Roggelseweg, langs de zuidoostzijde van het plangebied, te realiseren. In het verleden zijn vaker dassen doodgereden aan de Roggelseweg, ten westen van de onderzoekslocatie. Vrijblijvend wordt geadviseerd om maatregelen te treffen om meer verkeersslachtoffers in de toekomst te voorkomen. Dit kan door bijvoorbeeld door het aanleggen van een dassentunnel ter plaatse van de zwaar belopen dassenwissels.

Gebiedsinrichting voor steenuilen

De te realiseren nieuwbouwwijk kan een negatief effect hebben op de foerageermogelijkheden. Bij de inrichting is hiermee rekening gehouden zodat de foerageermogelijkheden in minimaal dezelfde hoeveelheid aanwezig blijven. Het plangebied zelf betreft marginaal foerageergebied voor de steenuil. De aangrenzende begraasde weides bieden primair foerageeraanbod aan de steenuil; deze blijven gehandhaafd. De nieuwbouwwijk wordt groen ingericht met hoogstamfruitbomen. Hierdoor zal voor de steenuil binnen het plangebied meer beschutting en foerageermogelijkheid komen.

Daarnaast is het realiseren van elementen als uitkijkpaaltjes, struweelranden, een overhoek, een muizenpyramide, een houtstapel of een vlechtheg gewenst om een optimaal leefgebied te creëren. Deze maatregelen ter verbetering van de voedselvoorziening voor steenuil staan beschreven in de maatregelencatalogus Steenuil onder de pannen. Een steenuilenkast dient te worden opgehangen in een fruitboom en een roestplek dient te worden gecreëerd in een 'solitaire' boom, waardoor de mogelijkheid ontstaat tot uitbreiding van het huidige territorium of de vestiging van een nieuw territorium. De plaatsing van de steenuilenkast en realisatie van een roestplek dient te worden uitgevoerd in samenwerking met een ter zake kundige. Dit kan gedaan worden door bijvoorbeeld het IVN Helden. Daarnaast kunnen de nieuwe inwoners gemotiveerd en gestimuleerd worden door bijvoorbeeld de infofolder steenuil onder de pannen, op te vragen bij het SOVON, te verstrekken en indien gewenst de maatregelencatalogus.

Na het nemen van de hierboven aangegeven mitigerende maatregelen, vormt het aspect flora en fauna geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.4 Cultureel Erfgoed

5.4.1 Archeologie

Er is een een inventariserend veldonderzoek (waarderende en karterende fase) in de vorm van proefsleuven (RAAP Archeologisch Adviesbureau, nr. 2547, d.d. 18 december 2012) uitgevoerd in het plangebied. Het karterend en waarderend onderzoek in de vorm van proefsleuven werd aanbevolen naar aanleiding van de resultaten van het vooronderzoek.

In totaal zijn 44 putten aangelegd met een totaal oppervlak van 5.063 m² (waaronder enkele uitbreidingen en één maal een tweede vlak). Dit betekent dat het gehele plangebied uiteindelijk met een gemiddelde dekkingsgraad van 7,4 % is onderzocht. Tijdens het onderzoek zijn in totaal 212 archeologisch relevante sporen aangetroffen, waaronder paalkuilen, kuilen, greppels en karrensporen. Tevens zijn 125 vondsten verzameld, zoals aardewerk, bouwmateriaal, natuursteen en glas.

Uit het totaal aan sporen komen enkele zones naar voren waarvoor geldt dat verschillende categorieën sporen als één complex kunnen worden beschouwd. Het betreft onder andere een zone met prehistorische grondsporen in het noordwesten van het plangebied en een zone met de resten van een landweer en daar mogelijk aan gerelateerde oude landwegen op het zuidelijke perceel van het plangebied. Ook in de rest van het plangebied komen archeologische grondsporen en vondsten voor, die de weerslag vormen van off-site activiteiten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Het gaat bijvoorbeeld om perceelscheidingsgreppels, spitsporen en ontginningskuilen.

Op basis van onderhavig onderzoek stelt RAAP Archeologisch Adviesbureau dat sprake is van 4 behoudenswaardige vindplaatsen:

  • Vindplaats 1 betreft de zone met sporen en vondsten uit de IJzertijd;
  • Vindplaats 2 betreft de zone met de resten van de landweer, met name de eventuele aansluiting met de oude wegen;
  • Vindplaats 3 betreft off-site fenomenen, zoals greppels, kuilen en spitsporen, die ten noorden van de landweer zijn aangetroffen;
  • Vindplaats 4 betreft off-site fenomenen ten zuiden van de landweer.

Op basis van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek wordt aanbevolen de plannen zodanig aan te passen dat de (verwachte) archeologische resten in de bodem behouden kunnen blijven. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan het aanpassen van de locaties van gebouwen en groenstroken, zodat de vindplaatsen ontzien worden bij de toekomstige graafwerkzaamheden. Indien dit niet mogelijk is, wordt geadviseerd om ter plaatse van de behoudenswaardige vindplaatsen nader onderzoek uit te laten voeren.

Ter plaatse van de landweer en wegen (zie blauwe zone op onderstaande kaart (RAAP, nr. 2547) is nader onderzoek (opgraving) noodzakelijk. Dit is de maximale zone waarbinnen archeologisch onderzoek dient uitgevoerd te worden. Ter plaatse van deze zone wordt daarom een archeologische dubbelbestemming opgenomen op de verbeelding.

Uitzondering hierop vormt de locatie waar het helofytenfilter is geprojecteerd in fase 1 (net ten noorden van de dwarsverbinding tussen de Jacobusstraat en de Gielenhofweg). Enkel onderzoek op die locatie is bij een gefaseerde aanleg niet zinvol. Uit de proefsleuf op deze locatie blijkt dat het evident is dat er karresporen (en mogelijk wat andere resten van de landweer) worden gevonden. Gelet op het geheel hoeven die sporen op dit deel niet behouden te blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0074-OH01_0029.png"

De rest van het plangebied wordt vrijgegeven.

5.4.2 Cultuurhistorie

In het plangebied zijn, behoudens de voormalige landweer, geen specifieke (bouwkundige) cultuurhistorische waarden aanwezig.

In het plangebied is in de 14e - 15e eeuw een landweer of Lankert gebouwd. Een landweer was een verdedigingswal opgetrokken door en voor de boeren tegen plunderende soldaten. Het was een soort dijk waar moeilijk over heen te komen was, omdat het beplant was met stekelige meidoorn. Op andere plekken in de regio zijn resten van deze landweer weer zichtbaar gemaakt.

Op onderstaande topografische kaart uit 1922 is duidelijk te zien waar deze landweer gelopen heeft omdat er een weg overheen gelegd is:

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0074-OH01_0030.png"

Globale begrenzing plangebied geprojecteerd op de topografische kaart uit 1922

De schuine lijn van de voormalige landweer zal (deels) weer teruggebracht worden in de wegenstructuur. Tevens wordt het thema landweer gebruikt voor de invulling en het ontwerp van een deel van de openbare ruimte.

5.5 Leidingen

In het plangebied zijn geen leidingen met een planologisch relevante beschermingszone gelegen, noch overlapt een beschermingszone van een planologisch relevante leiding met het plangebied.

Hoofdstuk 6 Juridisch Plan

6.1 Algemeen

De beleidsdoelstellingen zijn juridisch vertaald in de regels en de bijbehorende verbeelding. Op de verbeelding is de grens van het plangebied aangegeven, welke is afgestemd op de grenzen van de gebiedsvisie. Binnen die grenzen zijn de verschillende (dubbel)bestemmingen met verschillende kleuren en letteraanduidingen weergegeven. Voorts zijn aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen.

6.2 Opbouw Regels

De regels zijn als volgt opgebouwd:

  • Hoofdstuk I (Inleidende regels) bevat een artikel 1 met begripsbepalingen. Daarnaast zijn in artikel 2 enkele bepalingen opgenomen omtrent de “wijze van meten”. Deze bepalingen zijn van belang voor een juiste interpretatie van de bouwregels. Voor de meeste begrippen en meetregels is aansluiting gezocht bij het moederplan en/of de gemeentelijke standaardregels.
  • Hoofdstuk II (Bestemmingsregels) vormt de kern van de regels. In dit hoofdstuk zijn artikelsgewijs de regels behorende bij de specifieke bestemming neergelegd. De artikelen zijn opgezet volgens een vast stramien, met bepalingen over het toegestane gebruik en de bouwmogelijkheden. Om flexibiliteit in het ontwikkelingsproces te bieden, is de bestemming 'Woongebied' opgenomen. Binnen deze bestemming vallen zowel de woonfuncties als het openbaar gebied (wegen, groen et cetera), zodat het mogelijk is om in de toekomst flexibel in te spelen op gewijzigde bouwplannen. Het zuidelijk deel is bestemd als Agrarisch met een wijzigingsbevoegdheid naar 'Woongebied'. Over een deel van het plangebied liggen tevens dubbelbestemmingen in verband met de bescherming van archeologische waarden en de A-watergang aan de westzijde van het plangebied.
  • Hoofdstuk III (Algemene regels) bevat bepalingen die van toepassing zijn op het gehele plangebied, zoals een anti-dubbeltelregel, algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels. In de algemene wijzigingsregels is de wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het zuidelijke deel van het plangebied, aangeduid als 'wro-zone - wijzigingsgebied'. Ter plaatse van deze aanduiding kan de bestemming 'Agrarisch' worden gewijzigd ten behoeve van de bouw van maximaal 70 woningen. In de wijzigingsregels zijn nadere voorwaarden waaraan voldaan moet worden, met betrekking tot milieunormen, bouwhoogtes e.d.
  • Hoofdstuk IV (Overgangs- en slotregels) bevat naast de overgangsbepaling (over de status van bestaande gebouwen en rechten) de slotregel, waarin de officiële benaming van het plan is vastgelegd.

6.3 Bestemmingen

Hieronder volgt een toelichting op de afzonderlijke bestemmingen.

Artikel 3 Agrarisch

Het zuidelijke deel van het plangebied is conform het bestaande gebruik bestemd als 'Agrarisch' met een wijzigingsbevoegdheid naar 'Woongebied'.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

De bestaande nutsvoorziening aan de Gielenhofweg is bestemd als 'Bedrijf - Nutsvoorziening'.

Artikel 5 Groen

Aan de noordzijde van het plangebied is een strook van 3 m bestemd als Groen, ten behoeve van de afscherming van het woongebied ten opzichte van de bestaande woningen.

Artikel 6 Verkeer

Wegen binnen het plangebied zijn bestemd als 'Verkeer', waaronder de toekomstige ontsluitingsweg van het te ontwikkelen plangebied.

Artikel 7 Water

De bestaande watergang aan de westzijde van het plangebied is bestemd als 'Water'.

Artikel 8 Woongebied

Deze bestemming bevat regels voor de nieuw te bouwen woningen aan de noordzijde het plangebied, alsmede voor water, openbare wegen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en dergelijke.

Er is gekozen voor een flexibele regeling, die ruimte laat bij de toekomstige ontwikkeling van het plangebied maar die tevens belangrijke randvoorwaarden stelt waar de nieuw te bouwen woningen aan moeten voldoen, zodat geen stedenbouwkundig ongewenste situaties ontstaan en de rechtszekerheid van omwonenden is gewaarborgd. Door deze flexibele regeling kan optimaal worden ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen in de woningbouwmarkt.

De bestemming 'Woongebied' bevat zoals gezegd alle functies die binnen een woonwijk voorkomen, waarbij in het bijzonder regels zijn opgenomen voor de woningen en de maatvoering en situering hiervan.

Voor de woningen geldt dat deze in principe binnen het gehele bestemmingsvlak kunnen worden gerealiseerd (behoudens ter plaatse van de aanduidingen 'verkeer' en 'groen'), met dien verstande dat op basis van de regels enkele nadere regels in acht genomen dienen te worden. Zo is in de regels is de bouwhoogte voor de woningen gemaximeerd op 11,0 m.

Voor de bouwregeling van de bijbehorende bouwwerken (aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) is waar mogelijk aansluiting gezocht bij de regels voor het vergunningvrij bouwen uit bijlage 2 bij het Besluit Omgevingsrecht (BOR). Zo is evenals in het BOR het bouwen van bijbehorende bouwwerken uitsluitend toegestaan in het achtererfgebied. In afwijking van het voorgaande geldt echter dat aan de voorgevel van het hoofdgebouw erkers, veranda's, overkappingen en entrees mogen worden opgericht.

De goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,3 m en 6,0 m en de maximale oppervlakte mag niet meer bedragen dan 200 m², met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het achtererfgebied niet meer mag bedragen dan 75 %.

Op de verbeelding is de aanduiding 'groen' opgenomen ten behoeve van een groenvoorziening aan de Gielenhofweg, die een minimale oppervlakte dient te beslaan.

Artikel 9 Waarde - Archeologie Landweer

Ter bescherming van de mogelijk aanwezige archeologische waarden binnen het plangebied is de dubbelbestemmingen “Waarde - Archeologie Landweer” opgenomen, waarbij de ligging van deze dubbelbestemming is afgestemd op de resultaten uit het archeologisch onderzoek.

Aansluitend op de conclusies in dit onderzoek is, in hoofdlijnen, binnen de dubbelbestemming bepaald dat er nader archeologisch onderzoek nodig is wanneer er dieper wordt gegraven dan 0,5 m (ten opzichte van het bestaande maaiveld).

Naast de dubbelbestemming is ook het uitvoeren van werken en werkzaamheden niet zondermeer toegestaan. Hiervoor is, voor de in regels omschreven situaties, een omgevingsvergunning nodig van het bevoegd gezag. Op deze manier wordt voorkomen dat de mogelijk aanwezige archeologische waarden aangetast worden.

Artikel 10 Waterstaat - Beschermingszone watergang

Deze dubbelbestemming is opgenomen ter bescherming van de watergang aan de westzijde van het plangebied. Binnen deze bestemming is uitsluitend het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze dubbelbestemming toegestaan.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

In artikel 6.12, lid 1 Wro is opgenomen dat het verplicht is om een exploitatieplan vast te stellen op gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. Artikel 6.2.1. onder a Bro geeft aan dat (o.a.) een bouwplan voor de bouw van één of meer woningen als bouwplan wordt aangewezen. Artikel 6.12, lid 2 Wro bepaalt dat in afwijking van het eerste lid de gemeenteraad, naar aanleiding van de omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a, 3°, Wabo, van het bestemmingsplan wordt afgeweken, kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is.

Omdat de gemeente alle gronden in bezit heeft, kan de gemeente door de uitgifte van percelen de reeds gedane en nog uit te voeren investeringen terugverdienen. Uit de opgestelde grondexploitatie blijkt dat deze sluitend is.Tevens blijkt uit een planschaderisicoanalyse dat het planschadeaspect geen belemmering voor het plan vormt. Ook anderszins zijn er geen belemmeringen die de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd kan worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 8 Overleg & Zienswijzen

8.1 Overleg

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is in artikel 3.1.1 opgenomen dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan overleg moet plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

In het kader van het vooroverleg is het plan besproken met volgende partijen:

  • Provincie Limburg;
  • Waterschap Peel en Maasvallei.

De provincie heeft per brief (d.d. 27 mei 2013) aangegeven dat de beoordeling van het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. Indien het plan op deze wijze voortgezet wordt zal er geen aanleiding zijn om in de verdere procedure van het plan een zienswijze in te dienen.

Ook van het waterschap is een reactie ontvangen. Zij hebben de volgende opmerkingen:

  • Het waterschap vraagt zich af of de secundaire watergang nabij het plangebied correct bestemd is? Ze hebben namelijk alleen de waterparagraaf ontvangen en niet de verbeelding.
    Aan de zuidwestzijde van het plangebied ligt een watergang die op de verbeelding als zodanig is bestemd en waar omheen een beschermingszone is opgenomen. Dit is conform de eisen van het waterschap.
  • Het waterschap vraagt zich af of het gekozen afvalsysteem in de praktijk wel haalbaar/uitvoerbaar is?
    Over de helofytenfilters is in een vroegtijdig stadium overleg met het waterschap gevoerd. De helofytenfilters passen in de visie van het waterschap betreffende decentraal zuiveren. De afvoeren van de helofytenfilters zullen voornamelijk lozen op de gemeentelijke hemelwatervoorzieningen. Een nadere uitwerking en onderbouwing van de helofytenfilters wordt gegeven als de inrichting van het gebied meer bekend is. Dit gebeurt in overleg met het waterschap en zo nodig met de provincie.
  • Het waterschap merkt op dat van 3,4 ha verhard oppervlak moet worden uitgegaan en dat de juiste ontwerpnorm moet worden opgenomen.
    Dit is in de waterparagraaf opgenomen.
  • Indien het gekozen vuilwatersysteem wordt gehandhaafd wordt verzocht om een nadere onderbouwing.
    Hierover zal nader overleg met het waterschap plaatsvinden.

8.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 20 juni 2013 tot en met 31 juli 2013. Gedurende de termijn van terinzagelegging is een ieder in de gelegenheid gesteld om mondelinge of schriftelijke zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan in te dienen. De ingekomen zienswijzen zijn samengevat en van een reactie voorzien in het zienswijzenverslag. Deze zienswijzen hebben niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Bijlage 1 Overzicht Beroep Of Bedrijf Aan Huis

Bijlage 1 Overzicht beroep of bedrijf aan huis

Bijlage 1 Receptenboek Woonsferen

Bijlage 1 Receptenboek woonsferen

Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 3 Vooronderzoek Bodem Ontsluitingsweg

Bijlage 3 Vooronderzoek bodem ontsluitingsweg

Bijlage 4 Rekenbladen Wegverkeerslawaai

Bijlage 4 Rekenbladen wegverkeerslawaai

Bijlage 5 Geohydrologisch Onderzoek

Bijlage 5 Geohydrologisch onderzoek

Bijlage 6 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 6 Quickscan flora en fauna

Bijlage 7 Mitigatieplan Das En Steenuil

Bijlage 7 Mitigatieplan Das en Steenuil

Bijlage 8 Karterend En Waarderend Proefsleuvenonderzoek

Bijlage 8 Karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek

Bijlage 9 Addendum Karterend En Waarderend Proefsleuvenonderzoek

Bijlage 9 Addendum karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek

Bijlage 10 Zienswijzenverslag

Bijlage 10 Zienswijzenverslag

Bijlage 11 Uitspraak Abrvs

Bijlage 11 Uitspraak ABRvS