Uitbreiding Neptunus Kessel
Bestemmingsplan - Gemeente Peel en Maas
Vastgesteld op 13-11-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Uitbreiding Neptunus Kessel' met identificatienummer NL.IMRO.1894.BPL0169-VG01 van de gemeente Peel en Maas.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage 2Overzicht beroep of bedrijf aan huis.
1.3 verbeelding:
de verbeelding van het bestemmingsplan 'Uitbreiding Neptunus Kessel', bestaande uit de verbeelding NL.IMRO.1894.BPL0169-VG01.
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 achtererfgebied:
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.
1.7 archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet (of voor de betreffende werkzaamheden een vergunning heeft van de minister van OCW) en werkend volgens de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
1.8 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten (resten uit het verleden).
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde.
1.10 bebouwingsoppervlakte:
het oppervlak van het bouwvlak, bestemmingsoppervlak, dan wel van het bouwvlak, dat ten hoogste met gebouwen mag worden bebouwd.
1.11 bebouwingspercentage:
een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte of het percentage van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.12 bedrijf:
een inrichting of instelling die is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten - met uitzondering van beroepen aan huis -, daaronder niet begrepen een seksinrichting of een daaraan gerelateerde activiteit.
1.13 bedrijfsmatig:
deelnemen aan het economisch verkeer al dan niet met winstoogmerk, en activiteiten die hiermee naar aard, omvang en regelmaat zijn gelijk te stellen.
1.14 bedrijf aan huis:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot de beroepsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat op kleine schaal in een woning of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse, welke zijn opgenomen in bijlage 2 Overzichtberoep of bedrijf aan huis.
1.15 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één bedrijf.
1.16 bedrijfswoning:
een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op dan wel bij een terrein, dienend voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen, wiens huisvesting ter plaatse, gelet op de bedrijfsvoering, noodzakelijk is.
1.17 beeldkwaliteit:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde met betrekking tot de bouwkundige vormgeving en ruimtelijke en functionele aspecten.
1.18 beroep aan huis:
een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in een woning of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse, welke zijn opgenomen bijlage 2 Overzicht beroep of bedrijf aan huis.
1.19 bestaand:
situatie ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.20 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.21 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.22 bevoegd gezag:
bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.23 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden gebouw of ander bouwwerk met een dak.
1.24 bodemingreep:
werken of werkzaamheden die een bodemverstorende werking kunnen hebben op het aanwezige (archeologisch) bodemarchief.
1.25 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.26 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.27 bouwlaag:
een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de kelder en de zolder.
1.28 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.29 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.30 bouwvlakgrens
de grens van een bouwvlak.
1.31 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.32 buitenopslag:
het buiten de bebouwing opslaan van goederen, grondstoffen, andere stoffen en materialen.
1.33 coffeeshop:
een horecabedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders.
1.34 dak:
een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk c.q. gebouw.
1.35 dakhelling:
de hoek gemeten tussen het dakvlak en het horizontale vlak.
1.36 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg:
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van senior archeoloog.
1.37 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden met inbegrip van de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van een internetwinkel en/of horeca.
1.38 diepte bodemingreep:
de diepte van de bodemverstorende ingreep, gemeten ten opzichte van het maaiveld ter plaatse (straat- of terreinniveau).
1.39 dove gevel:
- a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede
- b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
1.40 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt.
1.41 erfafscheiding:
afscheiding welke op een grens tussen twee erven is geplaatst.
1.42 evenement:
elk voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak die een bijdrage levert aan het culturele, sociale en/of sportieve leven.
1.43 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.44 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.45 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.46 hartlijn:
het midden van een leiding.
1.47 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.48 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.49 inrichting:
een op grond van de Wet milieubeheer als volgt gedefinieerd begrip: "elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht".
1.50 internetverkoop:
verkoop van artikelen via internet, waarbij op het perceel alleen opslag/magazijnruimte voor deze artikelen aanwezig is en waarbij de artikelen (eventueel per post) bij de klant worden thuis bezorgd.
1.51 kampeermiddel:
een onderkomen dat of een voorziening die onder welke benaming ook uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot tijdelijk recreatief gebruik als logies-, dag- of nachtverblijf van één of meer personen, niet zijnde een bouwwerk waarvoor bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een vergunning vereist is, waaronder een stacaravan/chalet, camper, kampeerauto, stacaravan inclusief voortent, tent met bijzettent, tentwagen of enig ander onderkomen of voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze kampeermiddelen geheel of ten dele blijvend zijn bedoeld of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor tijdelijk recreatief nachtverblijf.
1.52 kelder:
een ruimte in een gebouw welke geheel of in overwegende mate ondergronds gelegen is.
1.53 maaiveld:
hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op het bouwwerk.
1.54 nok:
horizontale snijlijn van twee dakvlakken/ bovenste rand van een dak.
1.55 nota parkeernormen:
Nota Parkeernormen Peel en Maas 2018, vastgested op 3 juli 2018 en in werking getreden op 3 juli 2018.
1.56 nutsvoorziening:
een voorziening voor het op het openbare net aangesloten voorziening van algemeen nut, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, alsmede containers voor glas, kleding, afval, plastic etc.
1.57 omgevingsvergunning
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.58 ondergeschikt:
een functie die qua omvang en uitstraling ten dienste staat van een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie.
1.59 ondergronds bouwen:
bouwen onder peil.
1.60 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.61 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat is omsloten door maximaal één wand en is voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport en een luifel.
1.62 paardrijbak:
een onoverdekte, als zodanig herkenbare ruimte, al dan niet omsloten, bedoeld voor het trainen, rijden en berijden van paarden en pony's.
1.63 peil:
- voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld ter plaatse van de bouw;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld na egalisatie.
1.64 parkeerbehoefte:
deze wordt bepaald door de parkeernorm te combineren met het aantal te realiseren functies in een bepaald plan. Uit de berekening volgt het totale aantal benodigde parkeerplaatsen.
1.65 parkeernorm:
een getal waarmee de parkeerbehoefte wordt berekend. Met een parkeernorm wordt een objectieve berekening gemaakt van het aantal parkeerplaatsen bij een bepaalde functie (dus bijvoorbeeld woning, kantoor of opslag).
1.66 permanente bewoning:
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door eenzelfde persoon of een zelfde groep personen die niet elders over een hoofdverblijf beschikken en waardoor die ruimte als reguliere woning is aan te merken.
1.67 plat dak:
een dak zonder dakhelling.
1.68 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.69 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.70 recreatie:
activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.
1.71 risicovolle inrichting:
een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit.
1.72 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden, waaronder:
- a. bordeel;
- b. erotische-massagesalon;
- c. parenclub;
- d. prostitutiebedrijf;
- e. seksautomatenhal;
- f. seksbioscoop;
- g. sekssauna;
- h. sekstheater.
1.73 short-stay:
verblijfsaccommodatie voor huisvesting van tijdelijke arbeidskrachten waarbij een arbeidskracht gedurende maximaal 6 maanden per jaar in de accommodatie verblijft.
1.74 verblijfsrecreatie:
het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats waarbij recreatief nachtgebruik centraal staat.
1.75 voorgevel:
gevel aan de voorzijde van een gebouw die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
1.76 voorgevelrooilijn:
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van het hoofdgebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.
1.77 waterhuishoudkundige voorziening:
een voorziening die nodig is ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
1.78 weg:
een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerplaatsen.
1.79 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen.
1.80 zwembad
een private voorziening behorende bij een woning waarin mensen voor hun plezier zwemmen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de bouwvlakgrens:
tussen de grens van het bouwvlak en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.2 de afstand tussen hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken:
tussen de grens van het hoofdgebouw en een bepaald punt van het bijbehorend bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.3 de bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte gemeten aan de binnenzijde van die ruimte(n) binnen een functie die wordt/worden gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
2.4 de oppervlakte van een bouwvlak/bestemmingsvlak:
de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en de onbebouwde gronden binnen een bouwvlak/bestemmingsvlak. Daar waar op de verbeelding twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.
2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, als bedoeld in artikel 11.2.
2.6 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.7 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.8 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane-grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.9 de lengte, breedte en hoogte van een bouwwerk:
buitenwerks, dit is de afstand gemeten tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.
2.10 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van een bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.11 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.12 de oppervlakte van een bodemingreep:
het gebied (zone) waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden die een verstorende werking kunnen hebben op het (archeologisch) bodemarchief.
2.13 de oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
2.14 de vloeroppervlakte van een bouwwerk:
de totale vloeroppervlakte gemeten aan de binnenzijde van die ruimte(n).
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten welke zijn opgenomen in milieucategorie 1 t/m 2 van de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein - 1' (bijlage 1 bij de regels) , groothandelsbedrijven, en/of daarmee naar aard, omvang en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3', uitsluitend bedrijven en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten welke zijn opgenomen in milieucategorie 1 t/m 3 van de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein - 1' (bijlage 1 bij de regels), groothandelsbedrijven, en/of daarmee naar aard, omvang en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'groen', uitsluitend groenvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. productiegebonden detailhandel overeenkomstig het bepaalde in lid 3.4.3;
- e. buitenstalling van ter plaatse vervaardigde of verhandelde producten, overeenkomstig het bepaalde in lid 3.4.4;
- f. buitenopslag overeenkomstig het bepaalde in lid 3.4.5;
- g. horeca van categorie 1 en 2 ondergeschikt aan de functie;
- h. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in lid 3.4.2;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. tuinen, erven en terreinen;
- k. groenvoorzieningen;
- l. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
- m. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 4 Natuur
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke-, cultuurhistorische- en landschappelijke waarden;
- b. de verbetering van het milieu voor de natuurlijke levensgemeenschappen;
- c. beperkt recreatief medegebruik;
- d. groenvoorzieningen;
- e. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. paardrijbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden;
- c. uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis overeenkomstig het bepaalde in artikel 22.5.3;
- d. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 22.5.2;
- e. groenvoorzieningen;
- f. tuinen, erven en terreinen;
- g. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
- h. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 6 Leiding - Gas
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden
6.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een hogedrukgastransportleiding, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas' de hartlijn van de leiding voor gastransport is gelegen.
- b. In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang krijgt
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in lid 6.2.1 ten behoeve van het bouwen van gebouwen, mits:
- a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
- b. geen schade aan de andere aan de gronden gegeven bestemmingen wordt of kan worden toegebracht;
- c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de desbetreffende leidingbeheerder.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Leiding - Hoogspanning
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van een bovengrondse hoogspanningsverbinding, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanning' de hartlijn van de hoogspanningsleiding is gelegen.
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in lid 7.2.1 ten behoeve van het bouwen van gebouwen, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
- b. geen onevenredige schade aan de andere aan de gronden gegeven bestemmingen wordt of kan worden toegebracht;
- c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de desbetreffende leidingbeheerder.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Waarde - Archeologie - 6
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5 Wijzigingsbevoegdheid
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde waar een diepere grondbewerking heeft plaatsgevonden.
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie - 6' ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden wijzigen zodanig dat de bestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.
Artikel 9 Waterstaat - Beschermingszone Waterkering
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Beschermingszone waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het beheer van de waterkering met inachtneming van de Keur van het Waterschap.
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in lid 9.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, mits:
- a. de veiligheid en het functioneren van de watergang niet wordt geschaad;
- b. voldaan wordt aan regels behorende bij de ter plaatse geldende andere bestemming(en);
- c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij het Waterschap.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene Bouwregels
11.1 Ondergronds bouwen
11.2 Ondergeschikte bouwdelen
11.3 Algemene regel over bestaande afstanden en andere maten
11.1 Ondergronds bouwen
11.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
11.3 Algemene regel over bestaande afstanden en andere maten
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
12.1 Strijdig gebruik
Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
- a. een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
- b. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
- c. (straat)prostitutie;
- d. als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels
13.1 geluidzone - industrie
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
14.1 Algemeen
14.2 Afwijken ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de woning
14.3 Afwijken ten behoeve van bed en breakfast
14.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- b. van de desbetreffende bepalingen in het plan voor het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van de goot- en bouwhoogten met ten hoogste 10%;
- c. van de bepalingen in het plan voor het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van de afstand van 5 meter van de bestemmingsvlakgrens tot maximaal 1 meter van de bestemmingsvlakgrens, met dien verstande dat landschappelijke inpassing in voldoende mate is verzekerd;
- d. van de bepalingen omtrent voorgevelrooilijn ten behoeve van het bouwen van (bedrijfs)woningen en/of bedrijfsgebouwen voor of achter de bestaande voorgevelrooilijn, met dien verstande dat:
- 1. de afstand tot de bestemming 'Verkeer', 'Water' of 'Natuur' minimaal 3 meter bedraagt;
- 2. geen aantasting plaatsvindt van:
- de verkeersveiligheid;
- het woon- en leefklimaat;
- de milieusituatie;
- de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
- de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.
14.2 Afwijken ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de woning
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen in het plan ten aanzien van en toestaan dat de bestaande inhoud van de (bedrijfs)woning en/of bijbehorende bouwwerken éénmalig met 100 m³ wordt vergroot, met dien verstande dat:
- a. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
- b. geen aantasting plaatsvindt van:
- 1. de verkeersveiligheid;
- 2. het woon- en leefklimaat;
- 3. de milieusituatie;
- 4. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
- 5. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.
14.3 Afwijken ten behoeve van bed en breakfast
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de inrichting en het gebruik van (bedrijfs)woningen ten behoeve van bed en breakfast, met dien verstande dat:
- a. het gebruik uitsluitend plaatsvindt in de (bedrijfs)woning en de bijbehorende bouwwerken die op maximaal 15 meter van de woning zijn gelegen;
- b. de exploitant van het bed en breakfast de hoofdbewoner is van de (bedrijfs)woning;
- c. maximaal 80 m² mag worden ingericht voor bed en breakfast, met dien verstande dat de (bedrijfs)woning een inhoud heeft van minimaal 450 m³ en een bewoonbare oppervlakte van minimaal 120 m²;
- d. er per bouwvlak maximaal 4 slaapplaatsen in maximaal twee slaapkamers worden toegestaan;
- e. het ontbijt in de slaapkamer of in een gezamenlijke ruimte wordt genuttigd;
- f. door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering de bed en breakfast-voorziening niet functioneert als een zelfstandige woning;
- g. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
- h. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
- i. geen overnachting en of logies plaats vindt in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden arbeid;
- j. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
- k. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein;
- l. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de verkeersveiligheid;
- 2. het woon- en leefklimaat;
- 3. de parkeerbalans in de directe omgeving;
- 4. de milieusituatie;
- 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels
15.1 Algemene wijzigingen
15.2 Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van vergroten/verkleinen dubbelbestemming Leiding
15.1 Algemene wijzigingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen voor:
- a. het overschrijden van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- b. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
- c. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
15.2 Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van vergroten/verkleinen dubbelbestemming Leiding
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dubbelbestemming 'Leiding - Gas' en 'Leiding -Hoogspanning' te vergroten of verkleinen, mits:
- a. de noodzaak van de aanleg/verplaatsing van leidingen is aangetoond;
- b. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de doelen van de betreffende bestemming;
- c. bij de keuze van een traject rekening wordt gehouden met de (externe) veiligheid van andere nabijgelegen bestemmingen.
Artikel 16 Overige Regels
16.1 Wetten/wettelijke regelingen
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
16.2 Parkeerregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
17.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 18 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Uitbreiding Neptunus Kessel'.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van
………………………
De voorzitter, De griffier,
………. ………
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein - 1
Bijlage 2 Overzicht Beroep Of Bedrijf Aan Huis
Bijlage 3 Landschappelijke Inrichting En -Inpassing (Toelichting)
Bijlage 4 Landschappelijke Inrichting En -Inpassing (Verbeelding)
Bijlage 5 Landschappelijke Inpassing Noordzijde
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Opstellen Nieuw Bestemmingsplan
Neptunus BV te Kessel is voornemens om haar bedrijfsterrein aan de Karreweg-Noord in Kessel uit te breiden. Neptunus is gevestigd op het bedrijventerrein De Kruisberg in Kessel, maar de beoogde uitbreiding valt buiten de grens van dit bedrijventerrein. Het voornemen bestaat om ten noordwesten van de Karreweg-Noord, direct aansluitend aan de huidige bedrijfspercelen van Neptunus, een uitbreiding te realiseren met een minimale oppervlakte van 9.000 m².
Volgens bestaande beleidskaders is er in beginsel geen behoefte meer aan uitbreiding van capaciteit bedrijventerrein in de regio. Zowel het provinciaal beleid (Omgevingsverordening Limburg en bijlage Bestuursafspraken POL-uitwerkingen Noord-Limburg) als het gemeentelijk beleid (structuurvisie Buitengebied) bieden echter de mogelijkheid om een kavel op een bedrijventerrein éénmalig beperkt uit te breiden met maximaal 10%. Om de plannen te kunnen realiseren is echter een grotere oppervlakte bedrijfsterrein nodig. Neptunus is om die reden voornemens om een deel van haar gronden, gelegen aan de Haagweg 58, te herinrichten. De op dit perceel aanwezige bedrijfswoning wordt gesloopt en van het perceel wordt een deel bestemd tot 'Wonen' met het doel om hierop –ter vervanging van de huidige bedrijfswoning- een burgerwoning te realiseren die aan de oostzijde direct grenst aan de bestaande woningen ten noorden van de Haagweg binnen de kern Kessel. Per saldo neemt de oppervlakte met de bestemming 'Bedrijventerrein' daarmee toe met maximaal de hiervoor genoemde 10% van de bestaande oppervlakte, waarmee wordt gebleven binnen de maximale uitbreidingsmogelijkheden volgens het geldende beleid.
![]() |
Afbeelding 1. Luchtfoto plangebied met aanduiding uitbreidingslocatie (rode lijn) en locatie Haagweg 58 (gele lijn) |
1.2 Doel
De belangrijkste algemene uitgangspunten welke gelden voor het nieuwe bestemmingsplan zijn:
- uniformiteit: aansluitend bij de planregels voor de bedrijventerreinen in de gemeente;
- digitaal raadpleegbaar: conform wettelijke eisen en gebruiksvriendelijk;
- flexibel: zo veel mogelijk vrijheid voor het bedrijf met zo min mogelijk procedures (vermijden van wijzigings- of uitwerkingsplannen).
Het nieuwe bestemmingsplan geeft uitvoering aan de vraag naar uitbreidingsruimte voor een bestaand bedrijf op het bedrijventerrein in Kessel.
1.3 Plangebied En Begrenzingen
Het plangebied betreft twee deellocaties:
- a. de locatie voor de uitbreiding van het bedrijf is gelegen in het buitengebied van de gemeente Peel en Maas, tussen Kessel-Eik en Kessel, direct aansluitend aan de bestaande bedrijfslocatie van Neptunus aan de Karreweg-Noord. De omgeving van het plangebied is voor het overige agrarisch. De rivier de Maas is gelegen op een afstand van circa 520 meter van deze planlocatie;
- b. de herstructureringslocatie aan de Haagweg 58 is gelegen op het bedrijventerrein 'De Kruisberg'. De woning op dit perceel is in de bestaande situatie een bedrijfswoning, behorende bij de ter plaatse aanwezige bedrijfskavel, die deel uitmaakt van Neptunus. Dit perceel ligt op een kortste afstand van ca. 210 meter van de Maas.
![]() |
Afbeelding 2. Topografische kaart met aanduiding ligging plangebied (rode lijnen) |
Het plangebied omvat de percelen, kadastraal bekend gemeente Peel en Maas, sectie K, nr. 757 (ged.), gelegen aan de Karreweg-Noord en sectie K, nrs. 574 en 575, gelegen aan de Haagweg 58 en 56a.
1.4 Overzicht Vigerende Bestemmingsplan In Plangebied
Het plangebied is gelegen in de volgende bestemmingsplannen:
Perceel nrs. | Bestemmingsplan | Bestemmingen/aanduidingen | |
574 en 575 | 'Bedrijventerreinen', vastgesteld bij raadsbesluit van 25 juni 2013 | - Bestemming 'Bedrijventerrein - 1' - Functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3' - - Gebiedsaanduiding 'wro-zone - ontheffingsgebied 2' - Gebiedsaanduiding 'wro-zone - ontheffingsgebied 4' - Gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' | |
757 (ged.) | 'Buitengebied Peel en Maas', vastgesteld bij raadsbesluit van 24 december 2014 | - Bestemming 'Agrarisch' - Dubbelbestemming 'Leiding - Gas' - Dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' - Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6' - Gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' - Gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1ob' |
![]() |
Afbeelding 3. Uitsnede bestemmingsplannen 'Buitengebied Peel en Maas' en 'Bedrijventerreinen', met aanduiding ligging plangebied (blauwe stippellijnen) |
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis
Kessel is een oud Maasdorp dat ontstaan is rond een wachttoren uit de 10e eeuw. De oudste geschriften over Kessel stammen mogelijk uit het eind van de elfde eeuw. De graven van Kessel, wonende in het vroegere kasteel Keverberg (sinds 1945 een ruïne en in 2015 gerestaureerd), zijn ook de stichters van de Duitse stad Grevenbroich bij Düsseldorf (omstreeks 1300).
In 1279 kwam Kessel bij het Overkwartier van Gelder en werd daar het ambt Land van Kessel. In 1312 verkreeg Kessel marktrechten.
Na 1648 behoorde het tot Spaans Opper-Gelre. Tijdens de Spaanse Successieoorlog werd het door Staatse troepen bezet, waarna het in 1713 werd overgedragen aan de Pruisische bondgenoot. Zo bleef het als deel van Pruisisch Opper-Gelre ongeveer een eeuw lang Duits (tot 1814).
Kessel wordt vermeld in het oudst bewaarde archiefstuk van Nederland: een akte gedateerd 7 oktober 950, waarin koning Otto I (de latere keizer Otto I de Grote) aan zijn leenman Ansfried het markt- en muntrecht van Cassalum (Kessel) schenkt.
Kessel-Eik ontstond vermoedelijk in de 17e eeuw. Eik was een gehucht onder Kessel totdat het in 1950 een zelfstandige parochie werd. De kern Kessel-Eik behoorde tot 1 januari 2010 tot de gemeente Kessel. Vanaf 1 januari 2010 maakt de voormalige gemeente Kessel deel uit van de gemeente Peel en Maas.
Het tussen de kernen Kessel en Kessel-Eik gelegen bedrijventerrein De Kruisberg is een lokaal bedrijventerrein met een totale bruto oppervlakte van 13 ha. Er zijn geen vrije kavels meer beschikbaar.
Rond 1950 waren de gronden aan weersziijden van de Karreweg nog volledig onbebouwd. Begin jaren vijftig van de vorige eeuw werd in eerste instantie woningbouw gerealiserd aan de zuidzijde van de Karreweg. Vanaf 1958 is gestart met de realisering van bedrijfsgebouwen langs de Karreweg. Het bedrijfsgebouw aan de Haagweg is voor het eerst zichtbaar op een topografische ondergrond van 1979. Op de ondergrond van 1988 is voor het eerst bedrijfsbebouwing van Neptunus aan de Karreweg zichtbaar.
![]() | ![]() | |
![]() | ![]() | |
Afbeelding 4. Topografische kaarten 1950 (linksboven), 1958 (rechtsboven), 1979 (linksonder) en 1988 (rechtsonder) |
In 2009 is voor de laatst gerealiseerde uitbreiding van het bedrijf aan de zuidzijde van de Karreweg-Noord een bestemmingsplan vastgesteld, waarin tevens de verlegging van de Neptunuslaan is geregeld. De nieuwe verbindingsweg tussen de Karreweg en de Haagweg vormt daarmee, samen met de groene inrichting langs die weg, de grens van het bedrijventerrein in zuidwestelijke richting. Met het onderhavige plan wordt die grens in noordwestelijke richting aan de overzijde van de Karreweg doorgetrokken, zodat weer een rechte doorlopende grens ontstaat tussen het landschappelijk ingepaste bedrijventerrein en het agrarisch gebied.
2.2 Bestaande Situatie
Neptunus BV is opgericht in 1937. Op dit moment heeft het bedrijf vestigingen in 5 verschillende Europese landen, waaronder Polen.
Met meer dan 75 jaar ervaring is Neptunus dé specialist in het ontwerpen, verhuren en bouwen van tenten voor evenementen en demontabele gebouwen. Van 10m² tot 20.000m² of zelfs meer, van basic tot luxueus: door het uitgebreide productprogramma en de eindeloze mogelijkheden kan de juiste oplossing voor een evenement of huisvestingsvraagstuk worden aangeboden.
Naast tenten/demontabele gebouwen voor evenementen wordt ook (semi-)permanente of tijdelijke huisvesting in iedere denkbare vorm verhuurd. In geval van calamiteit, ter overbrugging van een bepaalde periode of als aanvulling op bestaande faciliteiten in huur, koop of lease. Neptunus biedt totaaloplossingen in huisvesting voor retail, sport, luchtvaart, defensie en vele andere branches.
De bedrijfslocatie op het bedrijventerrein De Kruisberg beslaat de percelen, kadastraal bekend gemeente Kessel, sectie G, nrs.:
- 466, 467, 607, 736, 817, 820 en 828, gelegen aan de Neptunuslaan 2 (ten zuiden van de Karreweg-Noord);
- 637, gelegen aan de Karreweg-Noord 34;
- 574 en 575, gelegen aan de Haagweg 56a en 58.
Op het perceel Haagweg 58 is onder andere een bedrijfswoning gelegen.
Direct ten noorden van het bestaande en uit te breiden bedrijfsterrein is de 150.000 V- bovengrondse hoogspanningsverbinding Buggenum - Baarlo Schafelt gelegen. Daarnaast loopt door zowel het bestaande bedrijfsterrein als het perceelsgedeelte waarop de uitbreiding is gepland de hogedruk aardgasleiding Z -513-01.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. In deze Structuurvisie staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om zelf oplossingen te creëren. Het Rijk richt zich met name op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's, zoals de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de agenda Landschap en de agenda Vitaal platteland.
Het Rijk zet zich voor wat betreft het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. In de Structuurvisie Infrastructuur en Milieu worden drie hoofddoelen genoemd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- 1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- 2. het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- 3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Voor de drie rijksdoelen worden de onderwerpen van nationaal belang benoemd, waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Relevante nationale belangen voor onderhavig plangebied zijn als volgt:
- 1. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water), bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
- 2. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
- 3. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
Afweging Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Het plangebied waar het nieuwe bedrijfsterrein is gepland is weliswaar gelegen in het buitengebied, maar het betreft een ontwikkeling die direct aansluit aan het bestaande bedrijventerrein, waardoor een logische en landschappelijke goede afronding wordt gerealiseerd van het bedrijventerrein ten opzichte van het aangrenzende open agrarisch gebied. Mede in dat kader spelen er geen nationale belangen in het plangebied. In het plangebied is verder geen sprake van specifieke natuurlijke of cultuurhistorische waarden waarmee in de planvorming rekening gehouden moet worden.
Zoals elders uit deze toelichting blijkt, bestaan er verder ook vanuit milieuhygiënisch oogpunt, zoals geluid en externe veiligheid, geen belemmeringen in het gebied. De nationale belangen zijn dan ook niet in het geding als gevolg van onderhavig nieuw bestemmingsplan.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Op 30 december 2011 is het Barro in werking getreden. Voor de nationale belangen die kaderstellend zijn voor besluiten van gemeenten zijn in het Barro regels opgenomen die direct het bestemmingsplan en daarmee gelijk te stellen besluiten betreffen. Zij strekken ertoe dat de nationale ruimtelijke afweging, die door het kabinet in samenspraak met de Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal is gemaakt, bij besluitvorming over bestemmingsplannen wordt gerespecteerd.
Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken.
In oktober 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de ecologische hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer. Ook is het onderwerp duurzame verstedelijking in de regelgeving opgenomen.
Afweging Barro
Het plangebied is voor wat betreft het perceel aan de Haagweg 58 voor een deel gelegen binnen het rivierbed van de Maas. De nieuwe woning zal echter worden opgericht buiten het rivierbed, waardoor er vanwege het beleid voor de grote rivieren geen belemmeringen meer zijn voor dit plan.
![]() |
Afbeelding 5.Uitsnede kaart Grote Rivieren Besluit algemene regels ruimtelijke ordening met aanduiding locatie nieuwe burgerwoning (rode lijn) |
Voor het rivierbed geldt op basis van artikel 2.4.3 van het Barro dat een bestemmingsplan alleen een nieuwe bestemming kan aanwijzen als er:
- a. sprake is van een zodanige situering van de bestemming dat het veilig en doelmatig gebruik van het oppervlaktewaterlichaam gewaarborgd blijft;
- b. geen sprake is van feitelijke belemmering voor de vergroting van de afvoercapaciteit van de rivier;
- c. sprake is van een zodanige situering van de bestemming dat de waterstandverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is, en
- d. sprake is van een zodanige situering van de bestemming dat de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam niet verslechtert.
In het onderhavige plan wordt het bouwvlak voor de nieuwe woning aan de Haagweg zodanig gesitueerd dat er geen bebouwing zal plaatsvinden op het deel van het perceel dat is gelegen binnen het rivierbed. Voor het overige zijn op dit bestemmingsplan geen van de belangen uit het Barro van toepassing.
3.1.3 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro)
De Rarro is gebaseerd op het Barro. In het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen en objecten, hoofdwegen en EHS-gebieden worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. In het Rarro wordt daar uitvoering aan gegeven. Als gevolg van de gewijzigde regelgeving beslaat het radarverstoringsgebied behorende bij de radar op de militaire vliegbasis Volkel ook de gemeente Peel en Maas.
Afweging Rarro
Aangezien het bestemmingsplan geen bebouwing hoger dan 114 meter toestaat, vormt dit geen belemmering voor het radarverstoringsgebied.
3.1.4 Besluit ruimtelijke ordening (Ladder voor duurzame verstedelijking)
Artikel 3.1.6 van het Bro bevat een motiveringsplicht voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in bestemmingsplannen. De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied
Onder een stedelijke ontwikkeling wordt onder andere verstaan een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein.
Op de eerste plaats moet worden aangetoond dat de uitbreiding voorziet in een behoefte. Hierbij kan het gaan om zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten.
De beoogde ontwikkeling voorziet in een verplaatsing van de huidige werkplaats aan de Haagweg naar de beoogde uitbreidingslocatie. In de huidige werkplaats vindt reparatie en productie van kleinere onderdelen en lage aantallen plaats.
Op dit moment word 75% van de materialen in de vestiging in Polen gemaakt. De bedoeling is om dit meer naar Kessel te halen vanwege de stijgende kosten in Polen en de snelheid om te leveren wat de markt vraagt. In het nieuwe plan is dan ook rekening gehouden met verplaatsing van de productie vanuit Polen naar Kessel.
Om slagvaardig te zijn is het noodzaak om alle disciplines dicht bij elkaar en in eigen beheer te hebben. Daarmee is aangetoond dat er sprake is van een behoefte aan uitbreiding van het bedrijfsterrein ter plaatse. Omdat er in de directe nabijheid van de bestaande bedrijfslocatie geen bedrijfskavels meer beschikbaar zijn kan in de behoefte alleen worden voorzien middels de met dit plan beoogde uitbreiding van het bedrijventerrein. Uitbreiding van de bedrijfslocatie elders op een bedrijventerrein in de regio lost immers het probleem van dislocatie niet op. Het plan voorziet echter nou juist in opheffing van bestaande en voorkomen van nieuwe dislocaties, waardoor veel efficiënter kan worden gewerkt en het aantal verkeersbewegingen kan worden beperkt. Daarmee kan worden gesteld dat er kwantitatief gezien elders binnen de regio in bestaand stedelijk gebied weliswaar fysiek ruimte is voor uitbreiding, maar kwalitatief gezien is die ruimte er alleen op een locatie die direct aansluit op de bestaande bedrijfslocatie.
Op de nu gekozen locatie kan wel worden voorzien in de behoefte. Het perceelsgedeelte sluit direct aan aan de bestaande bedrijfslocatie waardoor de interne werkprocessen efficient kunnen worden uitgevoerd. De locatie is bovendien goed ontsloten vanaf de N273 (Napoleonsweg) via de kernen Kessel en Kessel-Eik.
Hiermee wordt voldaan aan de Ladder duurzame verstedelijking als opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening.
3.1.5 Wet milieubeheer
In artikel 7.2, lid 1 van de Wet milieubeheer is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur de activiteiten worden aangewezen:
- a. die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu;
- b. ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.
In het Besluit milieueffectrapportage zijn in artikel 2, lid 1 als activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (en waarvoor op grond van de Wet milieubeheer dus de verplichting geldt om een milieueffectrapportage op te stellen), aangewezen de activiteiten die behoren tot een in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit genoemde categorie.
In lid 2 van hetzelfde artikel zijn als activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (en waarvoor op grond van de Wet milieubeheer dus een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt), aangewezen de activiteiten die behoren tot een in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit genoemde categorie.
In artikel 2, lid 5, aanhef en onder b. van het Besluit milieueffectrapportage, is vastgelegd dat de m.e.r.-beoordelingsplicht ook geldt voor plannen die weliswaar vallen onder een van de in onderdeel D genoemde activiteiten maar waarbij het project valt onder de drempelwaarden zoals genoemd in onderdeel D, indien: 'op grond van selectiecriteria als bedoeld in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben'.
De afweging met betrekking tot de m.e.r.-(beoordelings)plichtigheid van dit bestemmingsplan, is opgenomen in paragraaf 5.2.6.
3.1.6 Nationaal Waterplan
Het Nationaal Waterplan 2016-2021 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Met het Nationaal Waterplan 2016-2021 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van het watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij wordt gestreefd naar een integrale benadering, door natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie, cultureel erfgoed en economie (inclusief verdienvermogen) zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan 2016-2021 dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.
Afweging Nationaal Waterplan
Het plangebied ligt deels in het stroomgebied van de Maas, zoals aangegeven in het Nationaal Waterplan 2016-2021. Dit nieuwe Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het kabinet speelt proactief in op de verwachte klimaatveranderingen op lange termijn, om overstromingen te voorkomen. Binnen de planperiode gaan realistische maatregelen in uitvoering die een antwoord bieden op de opgaven voor de korte termijn en voldoende mogelijkheden openlaten om op langere termijn verdere stappen te zetten.
Nederland heeft voor de vier stroomgebieden de Rijn, de Maas, de Schelde en de Eems een overstromingsrisicobeheerplan opgesteld. Deze beheerplannen geven een overzicht van de risico's, de doelen voor het verminderen van de risico's en de maatregelen in de periode 2016-2021.
Zoals blijkt uit de navolgende paragrafen, alsmede paragraaf 5.6 van deze toelichting, geldt duurzaam waterbeheer als uitgangspunt voor de nieuwbouw.
3.1.7 Duurzaam waterbeheer 21e eeuw
De kern van het Waterbeleid 21e eeuw is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. Het water de ruimte geven, betekent dat in het landschap en in de stad ruimte gemaakt wordt om water op te slaan. Dat betekent bijvoorbeeld dat toegelaten wordt dat rivieren bij hoge waterstanden gecontroleerd buiten hun oevers treden, op plekken waar daar ruimte voor is gemaakt. Daarmee worden problemen in andere, lager gelegen gebieden voorkomen.
Vasthouden, bergen, afvoeren
De waterbeheerders hebben samen gekozen voor een strategie, die uitgaat van het principe dat een overvloed aan water wordt opgevangen waar deze ontstaat. Dat betekent dat het water niet meer zo snel mogelijk wordt afgevoerd, maar dat het water zolang mogelijk wordt vastgehouden onder andere in de bodem. Is vasthouden niet meer mogelijk, dan bergen de waterbeheerders het in gebieden die daarvoor zijn uitgekozen. Door het water zo lang mogelijk vast te houden wordt tevens verdroging voorkomen. Pas als het niet anders kan, wordt het water afgevoerd.
Afweging duurzaam waterbeheer 21e eeuw
Voor de wijze waarop wordt omgegaan met hemelwater zie par. 5.6. Daarmee wordt aangesloten bij de uitgangspunten van het duurzaam waterbeheer in de 21e eeuw.
3.1.8 Waterwet 2009
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. In deze wet is een achttal wetten samengevoegd tot één wet. Het Waterbesluit is de uitwerking bij algemene maatregel van bestuur van bepalingen van de Waterwet. De Waterregeling is de uitwerking bij ministeriële regeling van bepalingen van de Waterwet en het Waterbesluit. De Waterwet, het Waterbesluit en de Waterregeling zijn het resultaat van de in 2004 aangekondigde integratie van waterwetgeving.
Wat betreft de oppervlaktewaterlichamen geeft het Waterbesluit een grondslag om de grenzen hiervan in de Waterregeling vast te leggen en een grondslag voor de grenzen van de gebieden die zijn vrijgesteld van de vergunningplicht voor het gebruik van waterstaatswerken (vergelijkbaar met het voormalige Besluit rijksrivieren op grond van art. 2a Wbr).
Afweging Waterwet 2009
De Waterwet, het Waterbesluit en de Waterregeling vormen geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan.
3.1.9 Beleidsregels Grote Rivieren
Op 14 juli 2006 zijn de herziene Beleidsregels Grote Rivieren vastgesteld. Met de herziening van de beleidsregels wordt meer ruimte geboden aan ontwikkelingsgerichte initiatieven. Zo ontstaan meer mogelijkheden voor ontwikkelingen die de ruimtelijke en economische kwaliteit van het betreffende gebied kunnen verbeteren. Doelstelling van de Beleidslijn grote rivieren is om de beschikbare bergingscapaciteit van het rivierbed te behouden, ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken en het waarborgen van de afvoercapaciteit in het stroomvoerend rivierbed.
Het plangebied is deels gelegen binnen een gedeelte van het rivierbed waar paragraaf 6 van het Waterbesluit niet van toepassing is. Waterstaatkundig worden deze gebieden van ondergeschikt belang geacht Op basis van rivierkundige gronden en via een algemene maatregel van bestuur is het vergunningenregime van de Waterwet hier niet van toepassing. Deze aanduiding betekent dat de betreffende gebieden vanuit rivierkundig oogpunt (vanuit het rivier- en stroombelang) minder van belang worden geacht. Bescherming van dat belang door middel van een vergunningenstelsel in het kader van de Waterwet is daarmee niet noodzakelijk.
![]() |
Afbeelding 6. Uitsnede kaart bij Beleidsregels Grote Rivieren met aanduiding ligging besluitgebied (zwarte lijn) |
Deze gebieden blijven wel deel uit maken van het rivierbed. Dit betekent dat sommige van deze gebieden bij hoogwatersituaties onder water kunnen staan. Bouwen in deze, in het rivierbed gelegen gebieden, geschiedt net als elders in het rivierbed op eigen risico. Ingeval van hoogwaterschade, wordt door zowel het rijk als de gemeente, geen recht op schadevergoeding erkend.
Afweging Beleidsregels Grote Rivieren
De Beleidsregels Grote Rivieren vormen geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling, aangezien de uitbreidingslocatie volledig is gelegen buiten het rivierbed en de locatie waar de nieuwe woning is beoogd weliswaar is gelegen binnen het rivierbed, maar ook binnen het aangewezen gebied waar paragraaf 6 van het Waterbesluit niet van toepassing is en derhalve geen vergunning is vereist op grond van de Waterwet. Bovendien neemt de oppervlakte bebouwing aan de Haagweg per saldo af, aangezien de bestaande bedrijfswoning wordt gesloopt en de nieuwe woning wordt gerealiseerd in een te verbouwen deel van een bestaand bedrijfsgebouw.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014
Op 12 december 2014 hebben Provinciale Staten van Limburg als onderdeel van een integrale omgevingsvisie het POL 2014 'Voor de kwaliteit van Limburg' vastgesteld. Op 16 januari 2015 is het POL 2014 in werking getreden.
De grote variatie in omgevingskwaliteiten is een kenmerk en sterk punt van Limburg. Om daaraan recht te doen, worden in het POL zeven globaal afgebakende gebiedstypen onderscheiden. Dit zijn zones met elk een eigen karakter, herkenbare eigen kernkwaliteiten, en met heel verschillende opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden.
Binnen het bebouwd gebied worden de volgende zones onderscheiden:
- Stedelijk centrum,
- Bedrijventerrein,
- Overig bebouwd gebied
In het landelijk gebied gaat het om de zones:
- Goudgroene natuurzone,
- Zilvergroene natuurzone,
- Bronsgroene landschapszone en
- Buitengebied
Het plangebied is deels gelegen binnen de zone bedrijventerrein (Haagweg 58) en deels binnen de zone buitengebied (uitbreiding aan de Karreweg-Noord).
![]() |
Afbeelding 7. Uitsnede POL-kaart Integrale zonering Limburg met globale aanduiding ligging plangebied (rode lijn) |
Voor de zone Buitengebied gelden de volgende doelstellingen:
- Terugdringen milieubelasting vanuit landbouw
- Faciliteren landschap en cultuurhistorie
- Ontwikkeling landbouw
De zone Bedrijventerreinen betreft specifiek ingerichte gebieden voor grotere bedrijvigheid. Hier ligt het accent op:
- Ruimte voor bedrijvigheid
- Optimale bereikbaarheid
- Duurzame inrichting en gebruik
De ambitie is te zorgen voor voldoende ruimte om de dynamiek van het gevestigde bedrijfsleven te faciliteren. En om de komst van nieuwe bedrijven naar Limburg mogelijk te maken. De kwaliteit van de bedrijventerreinen moet aansluiten bij de wensen van het bedrijfsleven.
Limburg heeft ruim voldoende bedrijventerreinen. De centrale opgave is dan ook: een groei in kwaliteit zonder dat de kwantiteit toeneemt, daarbij meer schaarste creërend, met ruimte voor maatwerk.De opgave moet per regio verder geconcretiseerd worden in een regionaal visie/programma werklocaties. Daarin komen de opgaven voor alle bedrijventerreinen aan bod.
Centraal in de aanpak staat dynamisch voorraadbeheer per regio. Dit principe krijgt vorm en inhoud in regionale bedrijventerreinenvisies. Deze visies bevatten gezamenlijke ambities en opgaven, gezamenlijke principes en spelregels (toegespitst op de regionale situaties) en een gezamenlijke werkwijze. De visies zijn stevig en niet vrijblijvend, maar wel realistisch (rekening houdend met de markt) en flexibel (met ruimte om in overleg in te spelen op nieuwe ontwikkelingen). Aan de visies wordt een programma gekoppeld. Bijzondere aandacht is nodig voor financiële aspecten, transformatie en herstructurering. Ook een eventuele aanpak van leegstaande bedrijfsgebouwen kan onderdeel uitmaken van de afspraken. Belangrijke marktpartijen en stakeholders worden in dit traject betrokken. De basisprincipes uit dit POL vormen vertrekpunt voor de regionale visies.
Afweging POL 2014.
Omdat ten opzichte van de bestaande situatie sprake is van een beperkte uitbreiding en omdat met de herstructurering van het perceel aan de Haagweg 58 een betere overgang wordt gecreëerd tussen de bestaande woonbebouwing en het bedrijventerreinen, waarmee ruimte wordt geboden aan de uitbreidingsbehoefte van een bestaand grootschalig bedrijf, past dit plan binnen de uitgangspunten voor bedrijventerreinen binnen POL 2014.
3.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014
Op 12 december 2014 is de Omgevingsverordening Limburg 2014 vastgesteld en in werking getreden. De verordening is daarna nog enkele malen op onderdelen gewijzigd. Op 30 december 2016 is een geconsolideerde versie van de Omgevingsverordening Limburg 2014 gepubliceerd op www.ruimtelijkeplannen.nl.
De voorheen geldende Omgevingsverordening Limburg was een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening. De Omgevingsverordening Limburg is op 1 januari 2011 in werking getreden. De Omgevingsverordening is opnieuw gewijzigd, vanwege de vaststelling van POL 2014, waarin is bepaald dat er een nieuw hoofdstuk Ruimte aan de Omgevingsverordening wordt toegevoegd. Dat hoofdstuk Ruimte is gericht op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van POL 2014 naar gemeentelijke ruimtelijke plannen. Behalve de toevoeging van het hoofdstuk Ruimte zijn in de Omgevingsverordening Limburg 2014 ook de verordeningen Veehouderijen en Natura 2000 (van oktober 2013) en Wonen Zuid-Limburg (van juli 2013) opgenomen. Hiermee zijn alle verordeningen die betrekking hebben op het omgevingsbeleid ondergebracht in één document. Tenslotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om diverse technische aanpassingen en verbeteringen in de overige onderdelen aan te brengen.
De Omgevingsverordening bevat regels over diverse onderwerpen, zoals de aanwijzing van milieubeschermingsgebieden.
Op grond van artikel 2.2.2 van de Omgevingsverordening Limburg 2014 houdt een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, rekening met het bepaalde in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (Ladder voor duurzame verstedelijking). Tevens dienen de mogelijkheden van herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen te worden onderzocht. De toelichting bij het ruimtelijk plan bevat een verantwoording over de wijze waarop invulling is gegeven aan beide aspecten.
Een ruimtelijk plan voor een gebied gelegen in de regio Noord-Limburg voorziet niet in de toevoeging van vestigingsmogelijkheden voor bedrijventerreinen aan de bestaande voorraad bedrijventerreinen alsmede aan de bestaande planvoorraad bedrijventerreinen anders dan in overeenstemming met de thematische principes zoals beschreven in het POL2014 en de bestuursafspraken regionale uitwerking POL2014 voor de regio Noord-Limburg van april 2016. De toelichting bij het ruimtelijke plan bevat een verantwoording van de wijze waarop hier invulling aan is gegeven.
De toelichting bij een ruimtelijk plan dient verder een beschrijving te bevatten van het proces van voorbereiding van het initiatief, de planvoorbereiding en indien aan de orde de verantwoording van de afstemming in (sub-)regionaal verband.
In de bestuursafspraken POL-uitwerkingen Noord-Limburg zijn onder andere de uitgangspunten voor de bedrijventerreinen vastgelegd. Daarin is onder andere aangegeven dat een bestaand bedrijf altijd gefaciliteerd moet kunnen worden in de regio en bij voorkeur op een bedrijventerreinenlocatie in de eigen gemeente. Als het nodig is om een kavel eenmalig beperkt uit te breiden (bijvoorbeeld met maximaal 10%) om de verplaatsing van een lokaal gebonden bedrijf te voorkomen (en daarmee mogelijk leegstand) zou dat in goede regionale afstemming mogelijk moeten zijn, zonder dat dit verrekend hoeft te worden in het kader van dynamisch voorraadbeheer. Indien bij lokale uitbreidingsbehoefte van grootschalige bedrijven de ruimtevraag niet binnen de bestaande lokale voorraad gefaciliteerd kan worden, zullen de gemeente en de provincie gezamenlijk bezien of er een maatwerkoplossing gevonden kan worden.
Afweging Omgevingsverordening Limburg 2014.
Neptunus is een grootschalig, internationaal opererend bedrijf. In het belang van een efficiënte bedrijfsvoering is het van belang dat een op dit moment elders gevestigd bedrijfsonderdeel wordt verplaatst naar de hoofdvestiging in Kessel. Binnen het bedrijventerrein is hier echter geen ruimte meer voor. Om die reden is gekozen voor een beperkte uitbreiding van de bedrijfskavel en van het bedrijventerrein. Daarbij is gebruik gemaakt van het '10%-criterium' zoals aangegeven in de regionale bestuursafspraken.
Voor wat betreft de toepassing van de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt verwezen naar paragraaf 3.1.4.
Aan het hiervoor genoemde 10%-criterium wordt voldaan. Het plandeel aan de Karreweg-Noord heeft een totale oppervlakte van 10.374 m². Daarvan wordt 1.246 m² bestemd tot 'Natuur' en 9.128 m² tot 'Bedrijventerrein'. De totale oppervlakte van het bestaande bedrijf bedraagt 62.768 m². Dit resulteert in een maximale uitbreiding van 6.276,8 m² (10%). De uitbreiding bedraagt 9.128 m². Dit betekent dat het 10%-criterium daarmee wordt overschreden met 9.128 m² - 6.276,8 m² = 2.852 m². Aan de Haagweg wordt echter een oppervlakte van 3.804 m² met de bestemming 'Bedrijventerrein' omgezet in de bestemming 'Wonen'. Per saldo bedraagt de uitbreiding van de bestemming 'Bedrijventerrein' daarmee 9.128 m² - 3.804 m² = 5.324 m², derhalve minder dan 10% van de totale bestaande oppervlakte van het bedrijf.
Het plangebied ligt niet binnen overige milieubeschermingsgebieden of beschermingszones ten behoeve van natuur en landschap. Vanuit het hoofdstuk Ruimte zijn er geen rechtstreeks doorwerkende regels die een belemmering vormen voor de voorgenomen ontwikkeling.
De voorgenomen ontwikkeling past dan ook binnen de Omgevingsverordening Limburg 2014.
3.2.3 Beleidsregel Limburgs Kwaliteitsmenu
In januari 2010 hebben Gedeputeerde Staten het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM) vastgesteld. Doel van het LKM is om ontwikkelingen in het buitengebied die een inbreuk op de waarden van het buitengebied betekenen te compenseren met een kwaliteitsverbetering die ten goede komt aan hetzelfde buitengebied, waarmee de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied wordt verhoogd.
Het kwaliteitsmenu is van toepassing op (niet onaanvaardbare) ontwikkelingen buiten de, rond de plattelandskernen getrokken, contour die middels een bestemmingsplanwijziging mogelijk worden gemaakt. Het kenmerkende voor de bedoelde ontwikkelingen is dat het functies zijn die met bebouwing gepaard gaan en extra ruimtebeslag leggen op het buitengebied. Het LKM is derhalve op deze ontwikkeling van toepassing. De gemeente Peel en Maas heeft het LKM 'vertaald' naar eigen beleid door in de Structuurvisie Buitengebied Peel en Maas een gemeentelijk kwaliteitskader op te nemen. Voor een nadere afweging hieromtrent zie paragraaf 3.4.1.
3.3 Regionaal Beleid
3.3.1 Regionale visie bedrijventerreinen Noord-Limburg
Op juni/juli 2017 is de Visie bedrijventerreinen Noord Limburg ter vaststelling voorgelegd aan de gemeenteraden in Noord Limburg.
Samenwerking tussen gemeenten in de regio is de sleutel tot een effectievere bedrijventerreinen aanpak. Belangrijk in de samenwerking is dat er nog steeds een lokale rol en verantwoordelijkheid aanwezig is en opgepakt wordt maar er ook regionaal wordt gehandeld en gedacht. Alle gemeenten willen ondernemers een goede omgeving bieden om te ondernemen en zo werkgelegenheid verschaffen aan hun inwoners. Daarvoor is het echter niet nodig om buurgemeenten te beconcurreren voor nieuwe bedrijvigheid. Het lukt juist eerder om nieuwe bedrijvigheid aan te trekken als de regio zich als een geheel presenteert.
Iedere gemeente is verantwoordelijk voor de eigen bestaande bedrijventerreinen en gevestigde bedrijven maar op regionaal vlak kunnen we kennis ontwikkelen en informatie uitwisselen, planning en programmering van bedrijventerreinen afstemmen, marktbenadering gezamenlijk vormgeven en lobby en subsidieaanvragen coördineren.
Tijdens het traject van het POL2014 zijn door de provincie nieuwe richtingen aangegeven die de regio graag willen overnemen. De provincie zet in op dynamisch voorraad beheer en vraagt de regio's een visie vast te stellen waarbij rekening wordt gehouden met dynamisch voorraad beheer.
In de visie wordt beschreven welke ambities, opgaven en principes de regiogemeenten nastreven, rekening houdend met het door de provincie voorgestelde dynamisch voorraad beheer. Ook worden de werkwijze en spelregels beschreven die worden gehanteerd. Er wordt een beschrijving gegeven van de huidige bedrijventerreinvoorraad (vertrekpunt) en hoe de regio wil omgaan met de bestaande bedrijventerrein (herstructurering en uitgifte) en nieuwe bedrijventerreinen (planvorming en acquisitie).
Indien het nodig is een kavel op het bestaande terrein beperkt uit te breiden om het bedrijf op de huidige plek te kunnen laten voortbestaan wil de regio dit niet verrekenen in het dynamisch voorraad beheer. Het moet dan wel om een zeer beperkte uitbreiding gaan die nodig is om bedrijfsprocessen, stromen op het terrein of parkeren te verbeteren. (bv. max 10% van de bestaande kavelomvang). Hier kan eenmalig gebruik van worden gemaakt. Het Regionaal Plannings Overleg wordt geconsulteerd over de beperkte uitbreiding. Deze 10% regeling biedt individuele gemeente de mogelijkheid om zaken zelf te regelen zodat lokaal gebonden bedrijven niet hoeven te verplaatsen.
Om uitbreiding van bestaande bedrijvigheid te faciliteren en nieuwe herstructureringsopgaven te voorkomen kan het wenselijk zijn om lokaal gerichte bedrijventerrein zeer beperkt uit te breiden. Daarbij wordt de 10% uitbreidingsregel gebruikt. Dergelijke uitbreidingen moeten ook altijd een meerwaarde voor de omgeving opleveren door bijvoorbeeld een betere inpassing en afronding van het bedrijventerrein tot stand te brengen.
In alle gevallen van nieuwe ontwikkeling van bedrijventerrein worden hoge duurzaamheidsdoelstellingen nagestreefd. Nadrukkelijk wordt de koppeling gezocht naar het thema Energie. De nieuwe locaties kunnen bijdragen aan het terugdringen van energiegebruik en ingezet worden voor het produceren van energie. Energiebesparende maatregelen zoals bijvoorbeeld isolatie of energie opwekking via zonnecellen of windmolens moeten een onderdeel vormen van nieuwe planontwikkelingen.
Afweging regionale visie bedrijventerreinen.
De beoogde ontwikkelingen zijn getoetst aan de regionale visie bedrijventerreinen:
- Intensiveringsmogelijkheden zijn onderzocht maar blijken niet haalbaar / uitvoerbaar. Verhoging van het bebouwingspercentage zou mogelijk zijn maar dit levert niet de totale gewenste ruimte op. Het verhogen van de bouwhoogte biedt niet direct een oplossing voor het gewenste productieproces.
- Een nieuwe locatie op het bestaande terrein is niet beschikbaar. Daarnaast is een solitaire gelegen ontwikkeling van enkel de uitbreiding niet gewenst.
- Inzet van 10% uitbreidingmogelijkheid: Deze regeling wordt ingezet maar wordt daarbij ruimer geïnterpreteerd dan in de visie is opgenomen. De visie gaat uit van enkel één kavel die aan de rand van een terrein gelegen is en gaat niet uit van een optelling van alle kavels die verspreid over een terrein liggen.
- Het voorstel voorkomt leegstand en een grote herstructureringsopgave doordat het bedrijf gevestigd kan blijven op de huidige locatie.
- Een klein deel van de bedrijfskavels wordt omgezet in een woning die daarmee aansluit op een bestaand woonlint. Terwijl een bedrijfswoning die nu midden tussen bedrijfskavels ligt wordt verwijderd en wordt getransformeerd in een nieuwe bedrijfshal.
- Vanwege de mogelijke omzetting van een bedrijfswoning naar een woning is tevens gekeken naar het POL thema wonen. Daarbij is aangegeven dat de omzetting geen belemmering vormt. Bedrijfswoningen worden al opgenomen in de totale regionale woningvoorraad daardoor is er geen sprake van een toevoeging.
- De combinatie van de 10% regel en de transformatie richting een woning is vrijwel gelijk aan de nieuw uit te geven en toe te voegen locatie van 9.000 m2 en zou daarmee voldoen aan het principe van 1 op 1 salderen.
De behoefte aan de uitbreiding is in par. 3.1.4 reeds onderbouwd. De onderhavige plannen passen binnen het vastgelegde '10%-criterium' (zie par. 3.2.2). Aan de duurzaamheidsdoelstellingen wordt invulling gegeven door gebruik te maken van zonnepanelen en het energieneutraal uitvoeren van het kantoor. De overige dichte gebouwgedeeltes worden isolatie-technisch in hoogwaardige materialen uitgevoerd.
De uitbreiding van het bedrijf geeft daarnaast de mogelijkheid om niet alleen de kavel op zich maar het gehele bedrijventerrein aan de westzijde landschappelijk zodanig in te passen dat dit aansluit op de landschappelijke inpassing ten zuiden van de Karreweg-Noord.
De voorgenomen ontwikkelingen passen daarmee binnen de beleidsdoelen uit de Visie bedrijventerreinen Noord Limburg.
3.4 Gemeentelijk Beleid Peel En Maas
3.4.1 Structuurvisie Buitengebied Peel en Maas
In december 2011 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Buitengebied Peel en Maas vastgesteld. In de Structuurvisie Buitengebied wordt het beleid dat ten grondslag ligt aan het bestemmingsplan Buitengebied Peel en Maas samengebracht. Voor een groot gedeelte betreft het bestaand beleid met enkele aanvullingen en uitwerkingen. De Structuurvisie vormt de grondslag voor het toepassen van bovenplanse verevening en bijdragen in de ruimtelijke ontwikkeling in het kader van de ontwikkelingsplanologie.
In de Structuurvisie Buitengebied is opgenomen:
- Structuurplan Buitengebied Peel en Maas, inclusief aanvullingen;
- Beleidsnotitie nieuwe denkrichting Vrijkomende (Agrarische) Bebouwing in het buitengebied;
- Reparatie beleid huisvesting tijdelijke arbeidskrachten gemeente Peel en Maas;
- Structuurvisie Intensieve veehouderij en glastuinbouw. Inclusief bijhorend MER en zienswijzennota;
- Kwaliteitskader buitengebied Peel en Maas;
- Beleidsplan archeologie Gemeente Peel en Maas, inclusief archeologische waarden- en beleidskaart.
3.4.2 Structuurvisie Kernen en Bedrijventerreinen
Het perceel aan de Haagweg 58 is gelegen binnen het plangebied van de op 31 maart 2015 door de gemeenteraad van Peel en Maas vastgestelde structuurvisie 'Kernen en bedrijventerreinen'.
![]() |
Afbeelding 9. Uitsnede verbeelding structuurvisie 'Kernen en bedrijventerreinen' met aanduiding ligging plangebied (rode lijnen). |
In de structuurvisie wordt aangegeven dat het van oudsher gevestigde bedrijf Neptunus het boegbeeld is van het bedrijventerrein De Kruisberg.
Het is belangrijk om ruimte te blijven bieden aan de huidige verscheidenheid aan werkgelegenheid in Kessel. Het bedrijventerrein De Kruisberg blijft een lokaal bedrijventerrein en blijft gericht op een verscheidenheid aan functies. De in de visie genoemde en op de verbeelding aangegeven uitbreiding aan de zuidoostkant is inmiddels gerealiseerd.
Als een lokaal bedrijf wordt onder andere beschouwd een bedrijf dat van oudsher voorkomt in het dorp en er sterke banden mee heeft. Dat is in dit geval aan de orde.
Randvoorwaarde voor uitbreiding is dat de bedrijven een maximale bedrijfskavel van 5.000 m² nodig hebben en dat ze mee investeren in de kwaliteit van de omgeving. Uitbreiding van bedrijventerreinen is incidenteel mogelijk als het gaat om de uitbreiding van bestaande bedrijven, onder de voorwaarde van een kwaliteitsbijdrage en als uitbreiding op het bestaande bedrijventerrein niet mogelijk is. Hierbij wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking en het dynamisch voorraadbeheer uit het POL 2014 gehanteerd.
Verder wordt aangegeven dat een ontsluiting van het zuidelijke deel van het bedrijventerrein naar de Napoleonsbaan wenselijk is.
Afweging structuurvisie Kern en bedrijventerreinen.
De uitbreiding van het bedrijventerrein is niet opgenomen in de structuurvisie, maar sluit wel aan op de hiervoor genoemde beleidsdoelstellingen.
3.4.3 Nota Ruimtelijke Kwaliteit (Welstandsnota)
Het fuseren van de gemeente en het inwerkingtreden van de Wabo en het daarbij behorende vergunningvrij bouwen is mede aanleiding geweest voor de gemeente om nieuw welstandsbeleid op te stellen. Hiertoe is op 31 mei 2011 de Nota Ruimtelijke Kwaliteit vastgesteld.
Basisprincipe: welstandsvrij
De gemeente stelt alleen eisen aan de uiterlijke kwaliteit van bouwwerken, als dit ook echt nodig is. Hiermee wordt getracht de 'belasting' of eisen aan de klant zo gering mogelijk te houden waarbij wel het algemeen belang wordt gerespecteerd. Daarom wordt er uitgegaan van een basis van welstandsvrijheid.
Bescherming: alleen in uitzonderingsgebieden
De gemeente Peel en Maas staat voor zelfsturing en diversiteit. In bepaalde gebieden blijft sturing echter toch nodig. Sommige gebieden zijn beeldbepalend voor een gemeenschap. De gemeente wil voorkomen dat dit beeld wordt aangetast, dit is in het belang van de gehele gemeenschap.
Daarnaast zijn er (nieuwbouw)plannen waarin een bepaalde sfeer, thema of kwaliteit wordt nagestreefd. Ook hierin is het niet gewenst om gehele vrijheid te geven. Om de directe omgeving te beschermen is het gewenst om sturing te geven aan bouwplannen die (grote) invloed hebben op de kwaliteit van de omgeving. Middels een beeldkwaliteitplan kan worden gestuurd op een gewenste uitstraling.
In principe geldt het welstandsvrij beleid voor het gehele grondgebied van de gemeente, maar om bepaalde ruimtelijke en esthetische kwaliteiten beter te beschermen of waarborgen, worden er twee uitzonderingssituaties gemaakt. Deze gebieden zijn dus niet welstandsvrij. Het betreft de beeldbepalende dorpsgezichten en de in- en uitbreidingslocaties.
Het vaststellen van het welstandsvrij beleid kan leiden tot ontwikkelingen die niet passen in de gemeentelijk visie of wensbeelden betreffende dit bedrijventerrein. Een bedrijventerrein met hoogwaardige bedrijfsbebouwing kan worden verstoord door laagwaardige bebouwing. Dit gaat ten koste van de uitstraling van een bedrijventerrein.
Het beeldkwaliteitplan heeft tot doel een kader te bieden waarbinnen de gewenste stedenbouwkundige en architectonische uitwerking en planbeoordeling kan plaatsvinden. Het gaat hier met name om de beoogde ruimtelijke kwaliteit van de bebouwing en de inrichting van de openbare ruimte. Het beeldkwaliteitplan geeft richtlijnen om de ruimtelijke en esthetische kwaliteit te bevorderen. Hierbij gaat het om richtlijnen ten aanzien van stedenbouw, landschap, architectuur en de inrichting van het openbaar gebied.
Afweging Nota Ruimtelijke Kwaliteit
Het plangebied is niet gelegen in een beeldbepalend dorpsgezicht en er is ook geen sprake van een in- of uitbreidingslocatie. De Nota ruimtelijke Kwaliteit is echter toch van invloed op de voorgenomen ontwikkeling, aangezien voor de bedrijventerreinen een beeldkwaliteitsplan geldt (zie par. 3.4.4).
3.4.4 Beeldkwaliteitsplan bedrijventerreinen Peel en Maas
In 2012 is de gemeente gestart met de herziening van alle bestemmingsplannen voor de bedrijventerreinen in Peel en Maas. Parallel aan dat bestemmingsplan is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Op basis van de volgende uitgangspunten is het beeldkwaliteitsplan uitgewerkt tot een beknopt en beeldend plan:
- Nieuwe bedrijfsgebouwen dienen qua ruimtelijke kwaliteit te passen in de omgeving
- Op zichtlocaties en entreegebieden is extra sturing op ruimtelijke kwaliteit wenselijk
- De overgang tussen openbare ruimte en bedrijfskavel bepaalt in grote mate de ruimtelijke kwaliteit en verdient extra aandacht
- De openbare ruimte bepaalt mede de ruimtelijke kwaliteit van bedrijventerreinen en ook hiervoor gelden kwaliteitseisen
Er is nadrukkelijk gekozen voor een globaal beeldkwaliteitsplan om de dialoog met de initiatiefnemer te kunnen aangaan om een kwaliteitsniveau te realiseren dat aansluit bij de omgeving.
De ruimtelijke kwaliteit in een gebied is een optelsom van gebouwen en openbare ruimte. Op alle bedrijventerreinen zijn gebouwen aanwezig en is de openbare ruimte (grotendeels) ingericht. De ruimtelijke kwaliteit is dus al grotendeels bepaald. Onderstaande kwaliteitsregels nemen dit gegeven dan ook als uitgangspunt:
- a. Nieuwe bedrijfsgebouwen moeten qua ruimtelijke kwaliteit passen in de omgeving.
- b. Op zichtlocaties en entreegebieden is extra sturing op ruimtelijke kwaliteit wenselijk.
- c. De overgang tussen openbare ruimte en de bebouwing op de bedrijfskavel verdient extra aandacht.
- d. De inrichting van de openbare ruimte dient aan te sluiten bij de kwaliteit van het bedrijventerrein.
- e. Opslag dient zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg plaats te vinden, dan wel zo goed mogelijk ingepast.
- f. Bebouwing in de zijdelingse perceelsgrens is alleen mogelijk als er visueel geen aaneengesloten bebouwing ontstaat.
- g. Hoge objecten dienen zo ver mogelijk op het achterste gedeelte van de bebouwing of het perceel gesitueerd te worden. Dit betreft o.a. schoorstenen en installaties.
- h. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt dienen karakteristieke panden behouden te blijven.
![]() |
Afbeelding 10. Uitsnede uit bijlage bij beeldkwaliteitsplan bedrijventerreinen |
Neptunus is gelegen aan de westzijde van het bedrijventerrein De Kruisberg en daarmee op een zichtlocatie.
Op het moment dat de uitbreiding van het bedrijfsperceel wordt gerealiseerd en hiervoor een omgevingsvergunning voor het bouwen (omgevingsvergunning ex artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo) wordt aangevraagd, wordt het beeldkwaliteitsbeleid betrokken in de welstandsbeoordeling, die nodig is ten behoeve van het verlenen van die vergunning. Voorts wordt het beeldkwaliteitsplan betrokken in de besluitvorming over aanvragen voor (binnenplanse en buitenplanse) omgevingsvergunningen, waarmee nadere invulling wordt gegeven aan het bestemmingsplan of daarvan wordt afgeweken (omgevingsvergunning ex artikel 2.1 lid 1 onder c jo art. 2.12 Wabo). Voor deze situaties werkt het beeldkwaliteitsplan als beleidsregel.
3.4.5 Evenementenvisie
De evenementenvisie van de gemeente Peel en Maas kent twee centrale uitgangspunten: de drie doelstellingen en de hiervan afgeleide visie over samenwerking. De drie doelstellingen zijn vastgesteld in de visie en luiden als volgt:
- 1. door middel van het creëren van goede randvoorwaarden worden initiatiefnemers gestimuleerd om evenementen te organiseren die bijdragen aan de leefbaarheid in de gemeente.
- 2. door middel van het stimuleren van 'goede' evenementen wil de gemeente het imago van een levendige en diverse gemeente versterken, teneinde een aantrekkende werking te hebben op bezoekers van buiten de gemeente.
- 3. door middel van een werkbaar kader moeten de lasten voor de initiatiefnemers en gemeente zo beperkt mogelijk zijn, waarbij de harmonie met de overlast en veiligheid gegarandeerd blijft.
De evenementenvisie geeft aan waar evenementen plaatsvinden. Bestaande evenementenlocaties, zowel op pleinen als in bijvoorbeeld hallen, worden in de nieuwe bestemmingsplannen overgenomen ten behoeve van de koppeling met de evenementenvergunning.
Afweging Evenementenvisie
Het evenementenbeleid is begin 2012 vastgesteld en is -overeenkomstig de regels van de bestemming 'Bedrijventerrein' in het geldende bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen' opgenomen in onderhavig bestemmingsplan. Hoewel daarvoor geen concrete plannen bestaan biedt het beleid mogelijkheden om binnen het plangebied evenementen te organiseren. Die evenementen dienen ondergeschikt te zijn aan de bedrijfsfunctie ter plaatse en zijn maximaal drie keer per jaar toegestaan voor de duur van maximaal drie aaneengesloten dagen per evenement, inclusief op- en afbouw.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Doelstellingen En Uitgangspunten
Doel van dit bestemmingsplan is om een adequaat juridisch-planologisch kader te bieden voor de uitbreiding van het bedrijventerrein De Kruisberg in het algemeen en van de bedrijfslocatie van Neptunus in het bijzonder, een en ander in combinatie met de herstructurering van de bedrijfslocatie aan de Haagweg 58.
Voor de inrichting van de percelen en de toekomstige bebouwing gelden de volgende uitgangspunten:
Locatie Karreweg Noord:
- a. De uitbreiding ligt aan de entree van het bedrijventerrein, komende vanuit Kessel-Eik. Mede hierom dient het perceel te worden voorzien van een goede landschappelijke inpassing.
- b. Er dient rekening te worden gehouden met de over het perceel lopende gasleiding en met de direct ten noorden van het perceel gelegen hoogspanningsverbinding.
- c. De uitbreiding is uitsluitend mogelijk indien gelijktijdig de oppervlakte bedrijventerrein op de locatie aan de Haagweg 58 zodanig wordt verminderd dat de uitbreiding aan de Karreweg-Noord niet meer bedraagt dan 10% van de totale oppervlakte van het bestaande bedrijf:
Locatie Haagweg 58:
- a. De bestaande bedrijfswoning dient te worden gesloopt en wordt juridisch-planologisch ook niet meer mogelijk gemaakt.
- b. Op het perceel kan een burgerwoning worden gebouwd, mits deze direct aansluit op het bestaande bebouwingslint met burgerwoningen.
- c. In de te bouwen woning dient sprake te zijn van een goed woon- en leefklimaat.
- d. Er dient rekening te worden gehouden met de ligging van een deel van het perceel binnen het rivierbed van de Maas.
4.2 Toekomstige Situatie
Op het uitbreidingsperceel wordt -rekening houdend met de aan te houden afstand tot de hoogspanningsverbinging en met de over het perceel lopende gasleiding- het volgende gerealiseerd:
- een bedrijfsgebouw met twee werkplaatsen, magazijn, kantoor, techniekruimte en kantine;
- een open overkapping (overdekte opslag);
- parkeer voorzieningen;
- landschappelijke inpassing (zie par.4.3).
![]() |
Afbeelding 11. Concept terreininrichting locatie Karreweg-Noord |
Op het perceel aan de Haagweg 58 wordt een deel van het perceel bestemd tot 'Wonen', waar de bouw van één burgerwoning mogelijk wordt gemaakt, binnen een bouwvlak dat is gelegen buiten het rivierbed van de Maas en op voldoende afstand tot de aangrenzende bebouwing op het bedrijventerrein (zie hiervoor par. 5.2.4). De woning wordt gerealiseerd middels het verbouwen van een bestaand bedrijfsgebouw. Een deel van de daarachter gelegen bedrijfsloods wordt gesloopt en het resterende deel wordt verbouwd tot hobbyruimte (stalruimte / opslag hooi). Een impressie van de bouwmassa in de nieuwe situatie is weergegeven in afbeelding 13. Referentiebeelden van de 'schuurwoning' zijn weergegeven in bijlage 17 bij deze toelichting.
In het bestemmingsplan 'Kernen Kessel en Kessel-Eik' dat geldt voor de ten oosten van het plangebied gelegen woonbebouwing is geen maximale oppervlakte- en/of inhoudsmaat opgenomen voor woningen/hoofdgebouwen. De beoogde oppervlakte (357,5 m²) en inhoud (1.644,5 m³) passen derhalve binnen de bouwmogelijkheden zoals die gelden voor de woonbebouwing waarop het perceel aansluit. Voor bijbehorende bouwwerken geldt in genoemd bestemmingsplan een maximale oppervlakte van 200 m². De te handhaven stal/hooiopslag van 148,5 m². De nieuwe c.q. te handhaven bebouwing voldoet daarmee aan de regels zoals die gelden voor de woonpercelen ten oosten van het plangebied.
De huidige bedrijfswoning en een deel van de overige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. Binnen het te handhaven deel met de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn uitsluitend nog activiteiten toegestaan in maximaal de milieucategorie 2. Ter plaatse vindt in de nieuwe situatie opslag plaats van materialen die slechts sporadisch nodig zijn. Er vinden geen productieactiviteiten meer plaats en er zullen ook geen machines worden gebruikt.
![]() |
Afbeelding 12. Perceelsindeling locatie Haagweg 58 met in groene kleur het vlak dat wordt bestemd tot 'Wonen' |
![]() |
Afbeelding 13. Impressie bouwmassa woonperceel Haagweg |
4.3 Landschappelijke Inpassing En Kwaliteitsverbetering
Voor de gewenste ontwikkelingen op de locatie geldt dat er kwaliteitsverbetering zal moeten plaatsvinden, volgens het gemeentelijk Kwaliteitsmenu. Dit betekent dat de ontwikkeling dient te voorzien in kwaliteitverbeterende maatregelen en dat de nieuwe bebouwing landschappelijk dient te worden ingepast.
4.3.1 Landschappelijke inrichting en -inpassing
4.3.2 Toetsing aan kwaliteitskader
Uitbreiding van bedrijventerrein in het buitengebied is alleen mogelijk indien een kwaliteitsbijdrage wordt geleverd. Deze kwaliteitsbijdrage komt bovenop de goede ruimtelijke en landschappelijke inpassing. Voor de uitbreiding van van bedrijventerrein geldt als drempelwaarde voor de kwaliteitsbijdrage een bedrag van € 5,- per m² exploitatiegebied. In dit geval betreft het een uitbreiding van de bestemming 'Bedrijventerrein' met 9.128 m², hetgeen resulteert in een kwantitatieve kwaliteitsbijdrage van
€ 45.640,-.
De globale schatting is dat de voorgestelde maatregelen een kwaliteitsbijdrage van ca. € 45.000,- vertegenwoordigen. Hiermee kan aan de vereiste kwaliteitsbijdrage (€ 45.640,-) worden voldaan. De kosten voor de uitvoering van de maatregelen voor landschappelijke inpassing (maatregelen A, B en C en 1, 2 en 3) vallen hier buiten.
4.3.3 Advies gemeentelijke kwaliteitscommissie
Op 11 oktober 2017 heeft de Kwaliteitscommissie Peel en Maas een eerdere versie van het landschapsinpassingsplan beoordeeld. Aangegeven wordt dat de maatregelen zoals die zijn besproken in een voorafgaand terreinbezoek en verwoord in een paletadvies van de commissie, goed zijn opgepakt, maar duidelijker moeten worden beschreven en gevisualiserd in tekeningen. Samen met de keuzes van de architect kan op die manier een prima totaalplan ontstaan.
Op 14 mei 2018 heeft de Kwaliteitscommissie ingestemd met de gekozen gevelinvulling, zoals weergegeven in bijlage 3 bij deze toelichting.
Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden / Resultaten Onderzoeken
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op verschillende onderzoeks- en milieuaspecten welke van belang zijn in het kader van een goede ruimtelijke ordening.
Voor diverse milieuaspecten zijn aanvullende onderzoeken uitgevoerd. Die onderzoeken zijn uitgevoerd op basis van de op het moment van uitvoering bekende informatie. Dit kan betekenen dat in de rapportages nog afbeeldingen voorkomen die inmiddels zijn achterhaald, zoals afbeeldingen van het stedenbouwkundig plan. Latere wijzigingen in het stedenbouwkundig plan hebben echter geen consequenties voor de conclusies in de diverse onderzoeksrapportages.
5.2 Milieu
5.2.1 Geluid
5.2.2 Luchtkwaliteit
5.2.3 Bodem- en grondwaterkwaliteit
5.2.4 Milieu-invloed bedrijvigheid
5.2.5 Externe veiligheid
5.2.6 Milieueffectrapportage
5.3 Kabels En Leidingen
In (of in de directe omgeving van) het plangebied komen de volgende leidingen voor met een planologisch-juridische beschermingszone die van invloed is op het onderhavige plan:
- hogedruk aardgasleiding Z-513-01, met een belemmeringenstrook van 4 meter aan weerszijden van de leiding;
- 150.000 V- bovengrondse hoogspanningsverbinding Buggenum - Baarlo Schafelt, met een belemmeringsstrook aan weerszijden van de hartlijn van de hoogspanningsverbindingen van 20 meter (totale breedte 40,00 meter).
Voor de gronden binnen de belemmerde strook van de hoogspanningsverbinding gelden de volgende voorwaarden:
- a. De belemmerde strook langs de hoogspanningsverbinding dient vrij te blijven van bebouwing en hoog opgroeiende beplanting (bomen).
- b. Er wordt, ten tijde van het verlenen van een toestemming, een maximale vrije werkhoogte afgegeven voor de werkzaamheden binnen de belemmerde strook voor het gebruik van (hulp-) werktuigen, gereedschappen en voertuigen en dergelijke.
- c. De aanleg van parkeergelegenheid voor personenauto's en de inrichting van een groenstrook is toegestaan.
- d. Het plaatsen van straatmeubilair e.d. binnen de belemmerde strook, zoals lichtmasten en vlaggenmasten, is alleen toegestaan met toestemming van TenneT.
- e. De inrichting van het perceel binnen de belemmerde strook dient altijd in overleg met TenneT te gebeuren.
- f. Buiten de belemmerde strook zullen materialen en/of werktuigen zodanig worden gebruikt dat bij eventueel omvallen de geleiders (spanning voerende draden) niet dichter genaderd worden dan een afstand van 4,00 meter bij de 150 kV- hoogspanningsverbinding. Indien dit niet kan worden gegarandeerd dient men maatregelen ter stabilisatie aan te brengen, bijvoorbeeld door het tuien van het werktuig.
Met de genoemde belemmeringenstroken is rekening gehouden bij de opstelling van het bestemmingsplan. Bij de uitwerking van de bouw- en inrichtingsplannen zal hier eveneens rekening mee worden gehouden.
Magnetische velden
Langs een hoogspanningsverbinding ligt een magnetisch veld. De sterkte van een magneetveld wordt uitgedrukt in microtesla. Op grond van het voorzorgbeginsel, heeft het ministerie van VROM in oktober 2005 (kenmerk SAS/2005183118) gemeenten, provincies en netbeheerders geadviseerd om nieuwe situaties waarbij kinderen worden blootgesteld aan een magneetveld hoger dan 0,4 microTesla (jaargemiddelde) zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden. De gevoelige bestemmingen die hieronder vallen zijn woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen. Het advies heeft in beginsel betrekking op:
- a. nieuwe bovengrondse hoogspanningslijnen of wijzigingen aan bestaande lijnen;
- b. nieuwe gevoelige bestemmingen bij bestaande bovengronde hoogspanningslijnen.
Afweging hoogspanningverbinding
De belemmerde strook is dit bestemmingsplan opgenomen binnen de bestemming 'Leiding -Hoogspanning' (artikel 7). Het magneetveld van de hoogspanningsverbinding vormt geen belemmering voor het plan, aangezien er geen gevoelige functies mogelijk worden gemaakt middels dit bestemmingsplan.
5.4 Geurhinder Veehouderijen
5.4.1 Wet geurhinder en veehouderij
De Wgv geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning). De gemeente Peel en Maas heeft geen geurverordening vastgesteld. Dit betekent dat de gemeente aanvragen in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening toetst aan de wettelijke normen uit de Wet geurhinder en veehouderijen. De normen voor de voorgrondbelasting geur zijn 3 OUe/m³ voor geurgevoelige objecten in de bebouwde kom en 14 OUe/m³ voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom. De afstand tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld, en een geurgevoelig object bedraagt:
- a. ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en
- b. ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.
5.4.2 Toets
Uit de vastgestelde Structuurvisie Intensieve veehouderij en glastuinbouw buitengebied gemeente Peel en Maas (d.d. 7 december 2011) en uit het vigerende bestemmingsplan buitengebied blijkt dat in de nabijheid van het plangebied één veehouderijen is gelegen aan de Rijksweg 22a. Uit de kaart 'Beoordeling leefklimaat op basis van de indicatieve achtergrondbelasting ten aanzien van geurhinder' blijkt dat ter plaatse van de uitbreidingslocatie in de bestaande situatie sprake is van een goed woon- en leefklimaat. In het worst-case scenario is voor een deel van het perceel sprake van een goed- en voor een ander deel een redelijk goed woon- en leefklimaat. Ter plaatse van de te bouwen woning is zowel in de bestaande situatie als in het worst-case scenario sprake van een zeer goed woon- en leefklimaat.
Er is dan ook binnen het plangebied sprake van een zeer goed woon- en leefklimaat voor wat betreft het aspect geur veehouderij en.
![]() |
Afbeelding 22. Uitsnede uit kaart 'Structuurvisie Intensieve veehouderij en glastuinbouw - Beoordeling leefklimaat op basis van de indicatieve achtergrondbelasting ten aanzien van geurhinder' (Arcadis d.d. 5 juli 2011) |
5.4.3 Conclusie geurhinder veehouderijen
Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen belemmering voor de realisering van het plan.
5.5 Ecologie
5.5.1 Algemeen
Bij ruimtelijke planvorming is een toetsing aan de natuurwetgeving verplicht. In het kader van het plan is een beoordeling gemaakt van de effecten die het plan zal hebben op beschermde natuurwaarden8. Hierdoor wordt duidelijk of het plan in overeenstemming is met de natuurwetgeving.
In de quickscan zijn de gevolgen van de ruimtelijke ingreep afgezet tegen de aanwezige natuurwaarden vanuit de Wet Natuurbescherming en planologisch beschermde natuurwaarden. Deze werkwijze vloeit voort uit de brochure 'Soortenbescherming bij ruimtelijke ingrepen' van het Ministerie van Economische Zaken van december 2016.
In de volgende paragrafen is een overzicht weergegeven van de (potentiele) aanwezigheid van beschermde soorten/gebieden en te nemen vervolgstappen.
In de quickscan is in een tweetal tabellen samengevat of de voorgenomen ontwikkeling negatieve effecten kan hebben op beschermde soorten en/of gebieden, en wat de eventuele vervolgstappen zijn, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningtrajecten. In de tabellen is tevens weergegeven of maatregelen noodzakelijk zijn om overtreding van de Wet natuurbescherming voor bepaalde soortgroepen te voorkomen.
De beide tabellen zijn in de navolgende paragrafen 5.5.2 en 5.5.3 weergegeven. De volledige rapportage is als bijlage 11 bij deze toelichting gevoegd.
- 8. Quickscan flora en fauna 'Uitbreiding Neptunus Structures Kessel', BRO d.d. 10 juli 2017, projectnr. 211x08754
5.5.2 Gebiedsbescherming
![]() |
Tabel Overzicht (potentiele) aanwezigheid beschermde gebieden en te nemen vervolgstappen |
Conclusie gebiedsbescherming:
Gezien de afstand tot een Natura 2000-gebied (circa 3 km) en de aard van de ingreep, (verplaatsing bedrijfsbebouwing binnen bedrijventerrein en sloop/nieuwbouw van één woning), zijn negatieve effecten op Natura 2000-gebieden uitgesloten. Aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Limburg, gelegen op minimaal 350 m, is eveneens niet aan de orde.
5.5.3 Flora en fauna
![]() |
Tabel Overzicht (potentiele) aanwezigheid beschermde soorten en te nemen vervolgstappen |
Conclusie flora en fauna:
- a. Gelet op de potentiele ecologische waarden zijn de voorgenomen plannen uitvoerbaar, mits voorafgaand en tijdens het uitvoeren van de (sloop)werkzaamheden het bepaalde in de Wet natuurbescherming in acht te worden genomen.
- b. Vanwege de sloop van de woning zijn negatieve effecten op vaste nest- en/of verblijfplaats voor de huismus en/of een vleermuizensoort niet uitgesloten. Nader onderzoek naar de functionaliteit van de woning voor huismus en/of vleermuizen wordt noodzakelijk geacht. Indien van toepassing kan, middels het tijdig treffen van de juiste maatregelen en het aanvragen van een ontheffing, de sloop en vervolgens nieuwbouw alsnog worden uitgevoerd. De beoogde nieuwbouw heeft geen ecologisch effect op de eventuele aanwezigheid van de huismus of een vleermuissoort, omdat deze niet ter plaatse van de te slopen woning staat gepland
- c. Het verwijderen van tuinbeplanting en sloop van bebouwing dient buiten het broedseizoen in verband met eventuele broedvogels te worden uitgevoerd en daarnaast dient de zorgplicht in acht te worden genomen ten behoeve van mogelijk (incidenteel) aanwezige algemene soorten.
Het onder b. genoemde aanvullende onderzoek is als voorwaarde opgenomen aan een in de regels opgenomen vergunningsplicht voor het slopen van bouwwerken. Als voorwaarde is opgenomen dat de vergunning pas kan worden verleend nadat uit nader onderzoek is gebleken dat er geen sprake is van vaste nest- en/of verblijfplaatsen voor huismus en/of vleermuizen, danwel nadat verzekerd is dat tijdig adequate mitigerende maatregelen zijn getroffen.
Een soortgelijke bepaling is opgenomen binnen de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de sloop van het deel van het te slopen bedrijfsgebouw dat binnen deze bestemming is opgenomen. Ten tijde van de uitvoering van de quickscan flora en fauna bestond het plan eruit om dit bedrijfsgebouw volledig te handhaven en te bestemmen tot 'Bedrijventerrein'. Om die reden is dit niet specifiek meegenomen in het rapport quickscan.
5.6 Waterhuishouding
5.6.1 Algemeen
Vanuit Rijks- en provinciaal beleid wordt steeds meer nadruk gelegd op duurzaam waterbeheer in de bebouwde omgeving. Vernieuwing in het provinciaal waterbeheer wordt gestalte gegeven door onder andere een (grensoverschrijdende) stroomgebiedbenadering, een brongerichte aanpak, het solidariteitsprincipe (niet afwentelen) en het vooraf betrekken van water bij ruimtelijke ontwikkelingen en afwegingen.
Vertaling van het landelijk en provinciaal beleid naar gemeentelijk beleid houdt op hoofdlijnen het volgende in: binnen nieuwe in- en uitbreidingsgebieden moet 'slimmer' en 'creatiever' met schoon hemelwater worden omgegaan. Het principe van vasthouden bergen en afvoeren van hemelwater is hierbij van groot belang.
5.6.2 Kenmerken van het watersysteem
5.6.3 Overleg waterbeheerder
Een belangrijk instrument bij de uitvoering van het waterbeleid is de Watertoets. Het toepassen van de Watertoets bij ruimtelijke ingrepen is verplicht en heeft als uitgangspunt dat de situatie voor het watersysteem door de ruimtelijke ingreep niet mag verslechteren (stand-still-beginsel). Bovendien wordt er bij de toepassing van de Watertoets naar gestreefd de kansen om bestaande ongewenste situaties te verbeteren, zoveel mogelijk te benutten.
Het concept ontwerp-bestemmingsplan wordt in het kader van het vooroverleg aan het Waterschap Limburg voorgelegd.
5.7 Archeologie En Cultuurhistorie
5.7.1 Archeologie
5.7.2 Cultuurhistorie
Blijkens de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Limburg is de Karreweg-Noord een 'andere weg, ouder dan 1806'. Tevens is op die kaart in noordelijke richting over het bestaande bedrijfsterrein
aan de Karreweg-Noord 34 een weg aangegeven met dezelfde aanduiding. Deze weg is feitelijk echter
niet meer aanwezig in het landschap en kan ook niet meer worden hersteld zolang ter plaatse sprake is van bedrijventerrein.
Voor het overige is er in of nabij het plangebied geen sprake van cultuurhistorische waarden.
5.8 Verkeer En Parkeren
5.8.1 Verkeer
Hoewel een rechtstreekse ontsluiting vanaf het bedrijventerrein naar de N273 (Napoleonsweg) wellicht de voorkeur verdient is de bereikbaarheid van het bedrijventerrein goed. Vanaf de Napoleonsweg is het terrein zowel via de kern Kessel als via de kern Kessel-Eik bereikbaar.
Volgens de CROW-publicatie 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (publicatie 317) bedraagt de verkeersgeneratie voor een arbeids- en bezoekersextensief bedrijf in niet stedelijk gebied maximaal 5,7 verkeersbewegingen per etmaal per 100 m² bvo. De oppervlakte bvo van de beoogde uitbreiding bedraagt -uitgaande van de voorlopige plannen- circa 4.305 m². Dit is inclusief 2.070 m² opslagruimte. Dit resulteert in een worst-case scenario van 245 voertuigbewegingen per etmaal op een gemiddelde weekdag. Ervan uitgaande dat de meeste voertuigbewegingen plaatsvinden tussen 6.00 en 20.00 uur betekent dit 17,5 verkeersbewegingen per uur. Dit zijn minder dan 1,5 verkeersbewegingen per 5 minuten.
In werkelijkheid zal de toename van de verkeersgeneratie aanzienlijk beperkter zijn. Uitgaande van de circa 30 medewerkers die ter plaatse werkzaam zijn en twee keer per dag aankomen en vertrekken, en rekening houdend met maximaal tien extra bezoekers als gevolg van de uitbreiding, zal maximaal sprake zijn van circa 140 extra verkeersbewegingen per gemiddelde werkdag, d.w.z. 105 extra verkeersbewegingen per gemiddelde weekdag per etmaal. Dit is inclusief 10 verkeersbewegingen per gemiddelde werkdag voor vrachtwagens.
De huidige verkeersstructuur is voldoende om deze beperkte toename van verkeersbewegingen te kunnen opvangen.
Er zal geen sprake zijn van een toename van overstekende bewegingen tussen de bedrijfslocaties aan de noordzijde en de zuidzijde van de Karreweg; eerder van een afname. Het vrachtverkeer dat nu naar de locatie aan de Haagweg gaat zal nu direct naar de uitbreidingslocatie gaan. Er vinden dus geen verkeersbewegingen meer plaats van de locatie Haagweg naar de locatie Karreweg-Noord. Er zal hoogstens sprake zijn van voetgangers (personeel) dat de weg zal oversteken.
Op de locatie aan de Haagweg zal sprake zijn van een afname van verkeersbewegingen, aangezien de oppervlakte bvo bedrijfsbebouwing hier wordt verkleind. De verkeersbewegingen van en naar de te bouwen woningen zijn gelijk aan de verkeersbewegingen van en naar de bestaande woning.
5.8.2 Parkeren
Voor de toe te passen parkeernorm kan uit worden gegaan van de parkeernorm voor een arbeids- en bezoekersextensief bedrijf. De parkeernorm bedraagt op grond van de in par. 5.8.1 genoemde CROW publicatie 0,8 tot 1,3 parkeerplaats per 100 m² bvo. Uitgaande van een bvo van 4.305 m² zou dit een extra parkeerbehoefte betekenen van 34,4 - 55,9 parkeerplaatsen. Omdat er maximaal circa 30 mensen werkzaam zullen zijn ter plaatse en een aantal daarvan per fiets of met busjes naar het werk komt, kan worden uitgegaan van de minimale norm van 0,8 parkeerplaatsen en derhalve van een extra parkeerbehoefte van 35 parkeerplaatsen. In de bestaande situatie zijn 108 parkeerplaatsen aanwezig. Door een herinrichting van het terrein direct aansluitend ten noordoosten van de uitbreidingslocatie en door realisering van parkeerplaatsen langs de zuidoostzijde van de Karreweg, worden er 32 extra parkeerplaatsen gerealiseerd. Die capaciteit is voldoende om de extra parkeerbehoefte voor de beoogde uitbreiding op te vangen, temeer daar bezoekers hier geen gebruik van maken. Bezoekers parkeren bij het kantoor aan de Neptunuslaan 2.
![]() |
Afbeelding 28. Uitsnede situatietekening Neptunus met weergave van het heringerichte parkeerterrein aan de noordwestzijde en de parkeerplaatsen langs de zuidoostzijde van de Karreweg. |
Voor wat betreft de woning geldt een parkeernorm van twee parkeerplaatsen. Op eigen terrein is voldoende ruimte aanwezig om deze parkeerbehoefte te kunnen opvangen.
5.8.3 Conclusie verkeer en parkeren
Vanuit een oogpunt van verkeer en parkeren zijn er geen belemmeringen voor realisering van de beoogde uitbreiding van het bedrijf.
5.9 Duurzaamheid
Op 18 juni 2013 heeft de gemeenteraad van Peel en Maas een startdocument met gezamenlijke uitgangspunten voor duurzaamheid vastgesteld. Hierin zijn de volgende uitgangspunten vastgelegd:
- 1. Duurzaamheid is een toetssteen voor het gemeentelijk handelen.
- 2. Duurzaamheid moet worden geïntegreerd in beleid en vervolgens in de praktijk worden gebracht.
- 3. Duurzaamheid moet in ieder voorstel aan de gemeenteraad en het college meegenomen worden. Hierbij vormen People (mens) - Planet (omgeving) - Profit (economie) gezamenlijk de afweging voor duurzaamheid.
- 4. Het inspiratiekader ontstaat door dialoog in de samenleving.
- 5. Een WOW-project is een project wat de samenleving enthousiasmeert en mobiliseert.
- 6. Een revolverend fonds is een duurzame inzet van middelen.
- 7. De gemeente beperkt zich niet tot alleen een revolverend fonds
- 8. Naast de inzet van een revolverend fonds wordt ook inzet gepleegd op het creëren van een kenniscentrum (digitaal en fysiek).
- 9. Er is sprake van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van burgers en overheid.
- 10. Er moet onderscheid gemaakt worden tussen de kracht van de burger en de verantwoordelijkheid van de overheid.
Voor de realisatie van de nieuwe bebouwing zullen de bepalingen omtrent duurzaamheid uit het Bouwbesluit worden gevolgd. Er zullen geen uitlogende materialen worden gebruikt zoals lood, koper en zink.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Planstukken
Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de SVBP2012 alsmede de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Het bestemmingsplan 'Uitbreiding Neptunus Kessel' is vervat in een verbeelding, regels en toelichting.
6.2 Toelichting Op De Verbeelding
De analoge verbeelding is getekend op een bijgewerkte en digitale kadastrale ondergrond, schaal 1:1000. Op de verbeelding is het plangebied weergegeven.
6.3 Toelichting Op De Regels
Bij het opstellen van de regels is uitgegaan van het rapport Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012), de Handreiking Ruimtelijke plannen gemeente Peel en Maas en de regels van de bestemmingsplannen 'Bedrijventerreinen Peel en Maas' en '1e Reparatieherziening bestemmingsplan Buitengebied Peel en Maas'.
De regels zijn verdeeld in 4 hoofdstukken, te weten:
Hoofdstuk 1: | Inleidende regels met daarin de begrippen en de wijze van meten; |
Hoofdstuk 2: | Bestemmingsregels. Hierin worden de regels voor de op de verbeelding opgenomen bestemming gegeven; |
Hoofdstuk 3: | Algemene regels, waaronder zijn opgenomen de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels en algemene wijzigingsregels; |
Hoofdstuk 4: | Overgangs- en slotregels, waarin het overgangsrecht en de slotregel zijn opgenomen. |
Het belangrijkste doel van de planregels is om de bouw- en gebruiksregels van de verschillende bestemmingen aan te geven.
6.3.1 Inleidende regels
6.3.2 Bestemmingsregels
De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:
- 1. Bestemmingsomschrijving
- 2. Bouwregels
- 3. Nadere eisen
- 4. Afwijken van de bouwregels
- 5. Specifieke gebruiksregels
- 6. Afwijken van de gebruiksregels
- 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- 8. Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- 9. Wijzigingsbevoegdheid
Duidelijk zal zijn dat een bestemming niet alle elementen hoeft te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen.
In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functies. Als eerste wordt de hoofdfunctie aangegeven. Indien nodig worden vervolgens de andere aan de grond toegekende functies genoemd.
In de bouwregels wordt bepaald aan welke voorwaarden de bebouwing moet voldoen. Voor zover nodig wordt een onderscheid gemaakt in woningen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waardoor de toetsing van aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen aanmerkelijk vereenvoudigd en inzichtelijker is.
In het onderstaande worden de regels van de opgenomen bestemmingen nader toegelicht.
6.3.3 Algemene regels
In de Anti-dubbeltelregel (artikel 10) wordt bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, deze bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing blijft. Het nog overgebleven terrein mag dus niet nog eens meegenomen worden bij het toestaan van een ander bouwwerk.
In de Algemene bouwregels (artikel 11) is een bepaling opgenomen met betrekking tot ondergronds bouwen, ondergeschikte bouwdelen en een regeling over bestaande maten en afstanden opgenomen.
In de Algemene gebruiksregels (artikel 12) is een algemeen gebruiksverbod opgenomen en is het strijdig gebruik benoemd.
In de Algemene aanduidingsregels (artikel 13)
In de Algemene afwijkingsregels (artikel 14) is een mogelijkheid opgenomen om af te kunnen wijken van het plan om voor geringe overschrijdingen, alsmede voor het vergroten van de maximaal toegestane inhoud van de bedrijfswoning.
De Algemene wijzigingsregels (artikel 15) verschaffen het bevoegd gezag de gewenste beleidsruimte om bij de uitvoering van het plan te kunnen inspelen op gegevens of situaties die vooraf niet bekend kunnen zijn.
In de Overige regels (artikel 16) is bepaald dat, indien wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., deze regelingen dienen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
6.3.4 Overgangs- en slotregels
In de bepaling Overgangsrecht (artikel 17) is geregeld in hoeverre en onder welke voorwaarden bestaande gebouwen en het bestaand gebruik van gronden en bouwwerken mogen afwijken van het plan.
In de Slotregel (artikel 18) is aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening rust op de gemeente de verplichting tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan. Volgens artikel 6.12, lid 2 Wro kan de gemeente hiervan afzien in bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen, of indien:
- het kostenverhaal anderszins is verzekerd;
- het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is;
- het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels aan werken en werkzaamheden met betrekking tot bouwrijp maken, aanleg van nutsvoorzieningen, inrichten van de openbare ruimte en uitvoerbaarheid niet noodzakelijk is.
Binnen het plangebied wordt geen bouwplan, zoals bedoeld in artikel 6.12, lid 1 Wro in samenhang met artikel 6.2.1. onder a Bro gerealiseerd. Het project is derhalve niet exploitatieplanplichtig.
Met de initiatiefnemer zal wel een overeenkomst planschade worden gesloten, op basis waarvan eventueel door de gemeente toe te kennen tegemoetkomingen in planschade kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer.
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Op 11 december 2017 heeft Neptunus haar uitbreidingsplannen tijdens een informatiebijeenkomst gepresenteerd aan veertien belanghebbenden, welke waren geselecteerd door de dorpsraad uit Kessel-Eik. Het overgrote deel van de aanwezigen heeft vanaf de woning zicht op het bedrijf van Neptunus. Alle aanwezigen waren betrokken en belangstellend.
Tijdens de bijeenkomts is door de directie van Neptunus een beeld gegeven van het waarom en hoe van de uitbreiding. Tevens is antwoord gegeven op een aantal vragen/opmerkingen van de zijde van de omwonenden:
De verwachting is dat het aantal overstekende bewegingen ter plaatse van de Karreweg slechts minimaal zal toenemen, aangezien nu ook al bedrijfsonderdelen, inclusief opslag, parkeercapaciteit en toegang tot de bestaande garageboxen en de bouwerskantine, zijn gesitueerd aan de noordzijde van de weg
Het profiel van de Karreweg blijft ongewijzigd, met dien verstande dat het beeld tussen de bestaande gebouwen en de nieuwbouw een ruimer en groener beeld krijgt (zie ook afbeeldingen 18. en 19. in par. 4.3.1.2).
Het parkeren van wachtende vrachtwagens is in de bestaande situatie prima opgelost. In de nieuwe situatie is hiervoor ook aandacht. Net zoals langs de nieuwe Anton Eilerslaan is gebeurd zullen ook langs de Karreweg namelijk oprijblokkades worden aangebracht. Verder is er reeds beduidend meer parkeerplaats voor vrachtwagens gecreëerd op het eigen terrein.
Gezien het terrein en de bedrijfsfilosofie voor de toekomst lijkt een volgende uitbreiding van het bedrijfsterrein niet waarschijnlijk, hoewel dit op voorhand niet uit te sluiten is.
Omdat een gedeelte van de nieuwbouw uit een werkplaats bestaat is de vraag of daar geluidsoverlast uit kan ontstaan, mogelijk in combinatie met het werken in meer ploegen. Het van Kessel-Eik afgekeerde deel van de werkplaats, dus richting bestaand industrieterrein, zal dienstdoen als aluminium- en staalwerkplaats. De gebouwen zijn goed geïsoleerd en voor werken in ploegendienst wordt geen noodzaak gezien .
Naar aanleiding van de beelden waarop de WADI zichtbaar is waarop het hemelwater wordt geloosd, is aangegeven dat het hemelwater wordt opgevangen in putten en wordt gebruikt voor het wassen van panelen e.d.. Het resterende hemelwater wordt dan op de WADI afgevoerd waarin het in de bodem verzinkt. De WADI is middels een overstort aangesloten op de bestaande afvoeren naar de Maas.
Voor wat betreft de planning heeft Neptunus de hoop uitgesproken dat eind oktober 2018 de uitbreiding opgeleverd kan worden, mits de bestemmingsplanwijziging en daarna de omgevingsvergunning in lijn verloopt met de positieve verwachtingen.
De bijeenkomst werd afgesloten met complimenten uit de totale groep, zowel voor de plannen zelf als voor de wijze waarop gepresenteerd en geïnformeerd is.
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Overleg
Voordat het plan op grond van artikel 3.8 Wro in procedure is gebracht, is het plan ter advies aan verschillende instanties aangeboden.
8.1.1 Algemeen
De resultaten van het overleg zijn in onderstaande paragraaf opgenomen.
8.1.2 Uitkomsten vooroverleg
Het concept bestemmingsplan is ten behoeve van het overleg volgens artikel 3.1.1 Bro toegezonden aan de provincie Limburg, aan Rijkswaterstaat en aan het waterschap Limburg.
Door de provincie Limburg is meegedeeld dat het plan is beoordeeld op de adequate doorwerking van de provinciale belangen. De beoordeling van het plan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
Rijkswaterstaat heeft meegedeeld dat het plan is beoordeeld op de beheersaspecten, zoals deze door Rijkswaterstaat Zuid-Nederland worden behartigd. Het bestemmingsplan geeft Rijkswaterstaat geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
8.2 Inspraak
De facultatieve inspraakmogelijkheid wordt overgeslagen. Het plan wordt direct als ontwerp ter inzage gelegd omdat voorafgaande inspraak wordt gezien als een dubbeling van procedures. Gedurende de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan krijgen burgers, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen.
Wel is initiatiefnemer een omgevingsdialoog aangegaan in het kader van de voorbereiding van de plannen. Een verslag van deze omgevingsdialoog is opgenomen in par. 7.2 (Maatschappelijkeuitvoerbaarheid).
Hoofdstuk 9 Procedure
9.1 Algemeen
De wettelijke procedure volgens de Wet ruimtelijke ordening iet er als volgt uit:
- Vooroverleg met betrokken instanties;
- Openbare kennisgeving van het ontwerp-bestemmingsplan;
- Terinzagelegging van het ontwerp en bijbehorende stukken gedurende 6 weken en toezending aan gedeputeerde staten en de betrokken rijksdiensten, waterschappen en gemeenten;
- Gedurende de termijn van terinzagelegging kunnen door een ieder schriftelijk of mondeling zienswijzen worden ingebracht;
- Vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad binnen 12 weken;
- Algemene bekendmaking van het bestemmingsplan door terinzagelegging met voorafgaande kennisgeving en toezending aan gedeputeerde staten en betrokken rijksdiensten, waterschappen en gemeenten: binnen 2 weken dan wel, indien gedeputeerde staten of de inspecteur zienswijzen hebben ingebracht of het bestemmingsplan gewijzigd is vastgesteld, vanaf 6 weken na vaststelling;
- Mogelijkheid tot beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen 6 weken na bekendmaking voor belanghebbenden
- Inwerkingtreding op de dag na afloop van de beroepstermijn, zijnde 6 weken na de bekendmaking, tenzij binnen deze termijn een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
9.2 Ontwerp Bestemmingsplan
Het ontwerp bestemmingsplan 'Uitbreiding Neptunus Kessel' heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.8 van de Wro ter visie gelegen van 12 juli tot en met 22 augustus 2018. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.
9.3 Vastgesteld Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan is op 13 november 2018 door de gemeenteraad vastgesteld.
Bijlage 1 Landschapsinpassingsplan
Bijlage 1 Landschapsinpassingsplan
Bijlage 2 Bijlage Bij Landschapsinpassingsplan
Bijlage 2 Bijlage bij landschapsinpassingsplan
Bijlage 3 Landschappelijke Inpassing Noordzijde
Bijlage 3 Landschappelijke inpassing noordzijde
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 4 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai
Bijlage 5 Akoestisch onderzoek industrielawaai
Bijlage 6 Besluit Hogere Waarden Wet Geluidhinder
Bijlage 6 Besluit hogere waarden Wet geluidhinder
Bijlage 7 Verkennend Bodemonderzoek Karreweg-noord
Bijlage 7 Verkennend bodemonderzoek Karreweg-Noord
Bijlage 8 Verkennend Bodemonderzoek Haagweg
Bijlage 8 Verkennend bodemonderzoek Haagweg
Bijlage 9 Onderzoek Bedrijven En Milieuzonering
Bijlage 9 Onderzoek bedrijven en milieuzonering
Bijlage 10 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 10 Onderzoek externe veiligheid
Bijlage 11 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 11 Quickscan flora en fauna
Bijlage 12 Infiltratieonderzoek
Bijlage 12 Infiltratieonderzoek
Bijlage 13 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 13 Archeologisch onderzoek
Bijlage 14 Verklaring Archeologie Kuijpers Kessel Infra
Bijlage 14 Verklaring archeologie Kuijpers Kessel Infra
Bijlage 15 Tekening Hemelwaterafvoer En Droogweerafvoer Deelgebied Karreweg
Bijlage 15 Tekening hemelwaterafvoer en droogweerafvoer deelgebied Karreweg
Bijlage 16 Tekening Lava-buffer Deelgebied Haagweg
Bijlage 16 Tekening lava-buffer deelgebied Haagweg