KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 4 Waarde - Archeologie - 3
Artikel 5 Waarde - Archeologie - 4
Artikel 6 Waarde - Archeologie - 5
Artikel 7 Waarde - Archeologie - 6
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Bouwregels
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 14 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
Artikel 16 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Opstellen Nieuw Bestemmingsplan
1.2 Doel
1.3 Plangebied En Begrenzingen
1.4 Overzicht Vigerende Bestemmingsplan In Plangebied
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis
2.2 Bestaande Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid Peel En Maas
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Doelstellingen En Uitgangspunten
4.2 Toekomstige Situatie
4.3 Landschappelijke Inpassing En Kwaliteitsverbetering
Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden / Resultaten Onderzoeken
5.1 Inleiding
5.2 Milieu
5.3 Kabels En Leidingen
5.4 Geurhinder Veehouderijen
5.5 Ecologie
5.6 Waterhuishouding
5.7 Archeologie En Cultuurhistorie
5.8 Verkeer En Parkeren
5.9 Duurzaamheid
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Planstukken
6.2 Toelichting Op De Verbeelding
6.3 Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Overleg
8.2 Inspraak
Hoofdstuk 9 Procedure
9.1 Algemeen
9.2 Ontwerp Bestemmingsplan
9.3 Vastgesteld Bestemmingsplan
Bijlage 1 Landschapsinpassingsplan
Bijlage 2 Tekeningen Landschapsinpassingsplan
Bijlage 3 Referentielijst Van Bedrijven
Bijlage 4 Nota Parkeernormen 2018
Bijlage 5 Overzicht Beroep Of Bedrijf Aan Huis
Bijlage 1 Advies Kwaliteitscommissie
Bijlage 2 Historisch Bodemonderzoek
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 4 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 5 Vergunningchecker Waterschap Limburg

Bloemencamping de Hazenakker

Bestemmingsplan - Gemeente Peel en Maas

Vastgesteld op 08-10-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Bloemencamping de Hazenakker' met identificatienummer NL.IMRO.1894.BPL0193-VG01 van de gemeente Peel en Maas.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage 5Overzicht beroep of bedrijf aan huis.

1.3 verbeelding:

de verbeelding van het bestemmingsplan 'Bloemencamping de Hazenakker', bestaande uit de verbeelding NL.IMRO.1894.BPL0193-VG01.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aangebouwd bijbehorend bouwwerk:

een met het hoofdgebouw verbonden gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw dan wel in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.7 abiotische waarden:

het geheel van waarden in verband met de abiotische of niet-levende natuur, in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van ontwikkelingsmogelijkheden voor een waardevolle biotische of levende natuur die wordt gevormd door organismen en leefgemeenschappen.

1.8 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.9 agrarisch:

het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.10 agrarisch gebruik:

het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.11 agrarisch verwant bedrijf:

een niet-industrieel bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten of producten aan particulieren of bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden en derhalve door de aard van de activiteiten nauw verbonden is met het buitengebied. De activiteiten hebben betrekking op bewerking, verwerking, opslag, overslag, vervoer of verhandeling van agrarische producten voor derden. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn:

  1. a. groencomposteringsbedrijven;
  2. b. hoveniersbedrijven;
  3. c. proefbedrijven;
  4. d. agrarisch loonbedrijf;
  5. e. bijenhouderij.

1.12 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet (of voor de betreffende werkzaamheden een vergunning heeft van de minister van OCW) en werkend volgens de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.13 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten (resten uit het verleden).

1.14 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten (resten uit het verleden).

1.15 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde.

1.16 bebouwingsoppervlakte:

het oppervlak van het bouwvlak, bestemmingsoppervlak, dan wel van het bouwvlak, dat ten hoogste met gebouwen mag worden bebouwd.

1.17 bebouwingspercentage:

een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte of het percentage van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.18 bedrijf:

een inrichting of instelling die is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten - met uitzondering van beroepen aan huis -, daaronder niet begrepen een seksinrichting of een daaraan gerelateerde activiteit.

1.19 bedrijfsmatig:

deelnemen aan het economisch verkeer al dan niet met winstoogmerk, en activiteiten die hiermee naar aard, omvang en regelmaat zijn gelijk te stellen.

1.20 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één bedrijf.

1.21 bedrijfswoning:

een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op dan wel bij een terrein, dienend voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen, wiens huisvesting ter plaatse, gelet op de bedrijfsvoering, noodzakelijk is.

1.22 beeldkwaliteit:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde met betrekking tot de bouwkundige vormgeving en ruimtelijke en functionele aspecten.

1.23 bestaand:

situatie ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.24 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.25 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.26 bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.27 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden gebouw of ander bouwwerk met een dak.

1.28 bodemingreep:

werken of werkzaamheden die een bodemverstorende werking kunnen hebben op het aanwezige (archeologisch) bodemarchief.

1.29 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.30 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.31 bouwlaag:

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de kelder en de zolder.

1.32 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.33 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.34 bouwvlakgrens

de grens van een bouwvlak.

1.35 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.36 buitenopslag:

het opslaan van goederen anders dan in gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.37 coffeeshop:

een horecabedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders.

1.38 dak:

een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk c.q. gebouw.

1.39 dakhelling:

de hoek gemeten tussen het dakvlak en het horizontale vlak.

1.40 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg:

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van senior archeoloog.

1.41 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden met inbegrip van de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van een internetwinkel en/of horeca.

1.42 diepte bodemingreep:

de diepte van de bodemverstorende ingreep, gemeten ten opzichte van het maaiveld ter plaatse (straat- of terreinniveau).

1.43 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt.

1.44 erfafscheiding:

afscheiding welke op een grens tussen twee erven is geplaatst.

1.45 evenement:

elk voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak die een bijdrage levert aan het culturele, sociale en/of sportieve leven.

1.46 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.47 hartlijn:

het midden van een leiding.

1.48 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.49 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.50 inrichting:

een op grond van de Wet milieubeheer als volgt gedefinieerd begrip: "elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht".

1.51 internetverkoop:

verkoop van artikelen via internet, waarbij op het perceel alleen opslag/magazijnruimte voor deze artikelen aanwezig is en waarbij de artikelen (eventueel per post) bij de klant worden thuis bezorgd.

1.52 kampeermiddel:

een onderkomen dat of een voorziening die onder welke benaming ook uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot tijdelijk recreatief gebruik als logies-, dag- of nachtverblijf van één of meer personen, niet zijnde een bouwwerk waarvoor bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een vergunning vereist is, waaronder een stacaravan/chalet, camper, kampeerauto, stacaravan inclusief voortent, tent met bijzettent, tentwagen of enig ander onderkomen of voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze kampeermiddelen geheel of ten dele blijvend zijn bedoeld of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor tijdelijk recreatief nachtverblijf.

1.53 kleinschalig kampeerterrein:

terrein met daarbij horende voorzieningen en blijkens de inrichting bestemd en geschikt om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van maximaal 25 kampeermiddelen.

1.54 landschappelijke waarden:

waarden die aan een gebied zijn toegekend op grond van de bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid, identiteit en diversiteit bestaande uit abiotische, geologische, bodemkundige, biologische elementen en cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden afzonderlijk of in onderlinge samenhang die in dat gebied voorkomen.

1.55 maaiveld:

hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op het bouwwerk.

1.56 natuurkampeerterrein:

een terrein of plaats geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaats of geplaatst houden van tenten, tentwagens, kampeerauto's en caravans ten behoeve van recreatief nachtverblijf gedurende het zomerseizoen (periode van 15 maart t/m 31 oktober = 7,5 maand) en dat zich kenmerkt door een kleinschalige opzet in een natuurlijke omgeving en een dichtheid van maximaal 30 kampeerplaatsen per hectare.

1.57 natuurwaarden:

waarden die aan een gebied zijn toegekend in verband met de aanwezige biotopen, bijzondere flora en fauna, ecologische samenhang en structuren van dat gebied.

1.58 nok:

horizontale snijlijn van twee dakvlakken/ bovenste rand van een dak.

1.59 nutsvoorziening:

een voorziening voor het op het openbare net aangesloten voorziening van algemeen nut, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, alsmede containers voor glas, kleding, afval, plastic etc.

1.60 omgevingsvergunning

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.61 ondergeschikt:

een functie die qua omvang en uitstraling ten dienste staat van een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie.

1.62 ondergronds bouwen:

bouwen onder peil.

1.63 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.64 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat is omsloten door maximaal één wand en is voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport en een luifel.

1.65 paardrijbak:

een onoverdekte, als zodanig herkenbare ruimte, al dan niet omsloten, bedoeld voor het trainen, rijden en berijden van paarden en pony's.

1.66 peil:

  1. a. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld ter plaatse van de bouw;
  4. d. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld na egalisatie.

1.67 parkeerbehoefte:

deze wordt bepaald door de parkeernorm te combineren met het aantal te realiseren functies in een bepaald plan. Uit de berekening volgt het totale aantal benodigde parkeerplaatsen.

1.68 parkeernorm:

een getal waarmee de parkeerbehoefte wordt berekend. Met een parkeernorm wordt een objectieve berekening gemaakt van het aantal parkeerplaatsen bij een bepaalde functie (dus bijvoorbeeld woning, kantoor of opslag).

1.69 permanente bewoning:

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door eenzelfde persoon of een zelfde groep personen die niet elders over een hoofdverblijf beschikken en waardoor die ruimte als reguliere woning is aan te merken.

1.70 pipowagen:

een bouwwerk in de vorm van een woonwagen of schaftkeet dat bedoeld is om ter plaatse te functioneren als voorziening voor recreatief verblijf en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.71 plat dak:

een dak zonder dakhelling.

1.72 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.73 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.74 recreatie:

activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.

1.75 risicovolle inrichting:

een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit.

1.76 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden, waaronder:

  1. a. bordeel;
  2. b. erotische-massagesalon;
  3. c. parenclub;
  4. d. prostitutiebedrijf;
  5. e. seksautomatenhal;
  6. f. seksbioscoop;
  7. g. sekssauna;
  8. h. sekstheater.

1.77 teeltondersteunende voorziening:

voorziening of constructie welke dient ter ondersteuning van de teelt van een agrarisch bedrijf met als doel het gewas te forceren tot meer groei, de oogst te spreiden en meer opbrengsten te genereren, met uitzondering van afdekfolie/acryldoek. Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlaten ten opzichte van normale teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen om een kwalitatief beter product te verkrijgen. Deze constructies of voorzieningen kunnen zowel hoog als laag zijn, met dien verstande dat:

  1. a. een lage lage teeltondersteunende voorziening een hoogte heeft van maximaal 1,50 m;
  2. b. een hoge teeltondersteunende voorziening een hoogte heeft van minimaal 1,50 m of hoger.

1.78 tijdelijke teeltondersteunende voorziening:

een teeltondersteunende voorziening die korter dan 6 al dan niet aaneengesloten maanden per jaar aanwezig is, waaronder:

  1. a. hagelnetten;
  2. b. insectengaas;
  3. c. plastic tunnels;
  4. d. regenkappen;
  5. e. schaduwhallen.

1.79 verblijfsrecreatie:

het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats waarbij recreatief nachtgebruik centraal staat.

1.80 verkoopvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van het gedeelte van de bedrijfsvloeropppervlakte waarin de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank zich bevinden.

1.81 verwevingsgebied:

een gebied dat is gericht op de verweving van landbouw, wonen en natuur. In een verwevingsgebied is hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderij mogelijk mits de ruimtelijke kwaliteit of de functies van het gebied zich daartegen niet verzetten.

1.82 voorgevel:

gevel aan de voorzijde van een gebouw die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

1.83 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van het hoofdgebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.

1.84 waterhuishoudkundige voorziening:

een voorziening die nodig is ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.85 weg:

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerplaatsen.

1.86 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen.

1.87 zwembad

een private voorziening behorende bij een woning waarin mensen voor hun plezier zwemmen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de bouwvlakgrens:

tussen de grens van het bouwvlak en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 de afstand tussen hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken:

tussen de grens van het hoofdgebouw en een bepaald punt van het bijbehorend bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.3 de bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte gemeten aan de binnenzijde van die ruimte(n) binnen een functie die wordt/worden gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

2.4 de oppervlakte van een bouwvlak/bestemmingsvlak:

de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en de onbebouwde gronden binnen een bouwvlak/bestemmingsvlak. Daar waar op de verbeelding twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, als bedoeld in artikel 9.2.

2.6 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane-grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 de lengte, breedte en hoogte van een bouwwerk:

buitenwerks, dit is de afstand gemeten tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.

2.10 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van een bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.11 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.12 de oppervlakte van een bodemingreep:

het gebied (zone) waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden die een verstorende werking kunnen hebben op het (archeologisch) bodemarchief.

2.13 de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.14 de vloeroppervlakte van een bouwwerk:

de totale vloeroppervlakte gemeten aan de binnenzijde van die ruimte(n).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie - Verblijfsrecreatie

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een kampeerterrein met de daarbij behorende (sanitaire) voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
  2. b. recreatiewoningen, chalets en vakantieappartementen met de daarbij behorende (sanitaire) voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', uitsluitend een parkeerterrein;
  4. d. dagrecreatieve voorzieningen;
  5. e. een visvijver, al dan niet in combinatie met een hengelsportvereniging, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vijver';
  6. f. een midgetgolf, een jeu de boulesvoorziening en een handboogschietbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 21';
  7. g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein' is een natuurkampeerterrein toegestaan met maximaal 24 standplaatsen;
  8. h. wonen in een bedrijfswoning;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing Hazenakkerweg 12', de landschappelijke inpassing aan de Hazenakkerweg 12 in de vorm van groenvoorzieningen en andere maatregelen, overeenkomstig het als bijlagen 1 en 2 bij deze regels gevoegde landschapsinpassingsplan;

met daaraan ondergeschikt:

  1. j. ondergeschikte horeca van categorie 1 en 2 al dan niet in combinatie met een bar ten dienste van de verblijfsrecreatieve functie welke is gericht op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse;
  2. k. ondergeschikte detailhandel in de vorm van een campingwinkel ten behoeve van een kampeerterrein;
  3. l. uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis overeenkomstig het bepaalde in lid 3.5.4;
  4. m. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in lid 3.5.3;
  5. n. paardrijbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden;
  6. o. groenvoorzieningen;
  7. p. tuinen, erven en terreinen;
  8. q. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend parkeervoorzieningen en een winterstalling zijn toegestaan;
  9. r. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Middels een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.5, sub b, met dien verstande dat:

  1. a. verlichting beperkt blijven tot naar beneden gerichte armaturen
  2. b. aangetoond wordt dat met de te realiseren verlichting directe uitstraling op bomen en ander groen wordt vermeden.

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Middels een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van afgeweken van het bepaalde in lid 3.5.2 en kan een andere landschappelijke inpassing en/of andere kwaliteitsverbeterende maatregelen worden toegestaan dan zoals opgenomen in de bijlagen 1 en 2 bij deze regels, onder de voorwaarden dat:

  1. a. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een aangepast landschappelijk inrichtingsplan overlegd dat als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  2. b. de omvang van de landschappelijke inpassing en/of andere kwaliteitsverbeterende maatregelen ten minste gelijk blijft danwel het equivalent in andere vormen van kwaliteitsverbetering;
  3. c. geen aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. de verkeersveiligheid;
    2. 2. het woon- en leefklimaat;
    3. 3. de milieusituatie;
    4. 4. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    5. 5. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.

Artikel 4 Waarde - Archeologie - 3

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde en AMK-terreinen met een (hoge) archeologische verwachtingswaarde.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3' ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden wijzigen zodanig dat de bestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Artikel 5 Waarde - Archeologie - 4

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie - 4' ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden wijzigen zodanig dat de bestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologischew aarde voorziet.

Artikel 6 Waarde - Archeologie - 5

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor gebieden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie - 5' ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden wijzigen zodanig dat de bestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologischew aarde voorziet.

Artikel 7 Waarde - Archeologie - 6

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde waar een diepere grondbewerking heeft plaatsgevonden.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie - 6' ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden wijzigen zodanig dat de bestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Bouwregels

9.1 Ondergronds bouwen

9.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

9.3 Algemene regel over bestaande afstanden en andere maten

Artikel 10 Algemene Gebruiksregels

10.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  1. a. een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  2. b. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  3. c. (straat)prostitutie;
  4. d. nieuwvestiging van een intensieve veehouderij; nieuwvestiging van een glastuinbouwbedrijf;
  5. e. als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.

Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels

11.1 reconstructiewetzone - verwevingsgebied

11.2 wetgevingzone - wijzigingsgebied 1 ob

11.3 wetgevingzone - wijzigingsgebied 4 go

Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels

12.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken:

  1. a. van de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  2. b. van de desbetreffende bepalingen in het plan voor het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van de goot- en bouwhoogten met ten hoogste 10%;
  3. c. van de bepalingen in het plan voor het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van de afstand van 5 meter van de bestemmingsvlakgrens tot maximaal 1 meter van de bestemmingsvlakgrens, met dien verstande dat landschappelijke inpassing in voldoende mate is verzekerd;
  4. d. van de bepalingen omtrent voorgevelrooilijn ten behoeve van het bouwen van (bedrijfs)woningen en/of bedrijfsgebouwen voor of achter de bestaande voorgevelrooilijn, met dien verstande dat:
    1. 1. de afstand tot de bestemming 'Verkeer', 'Water' of 'Natuur' minimaal 3 meter bedraagt;
    2. 2. geen aantasting plaatsvindt van:
      • de verkeersveiligheid;
      • het woon- en leefklimaat;
      • de milieusituatie;
      • de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
      • de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.

Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels

13.1 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen voor:

  1. a. het overschrijden van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  2. b. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Artikel 14 Overige Regels

14.1 Wetten/wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

14.2 Parkeren

  1. a. Het is verboden te bouwen dan wel het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen indien er onvoldoende parkeerplaatsen op eigen terrein beschikbaar zijn voor de nieuwe bebouwing en/of functie;
  2. b. Het bepaalde onder a. geldt niet indien door burgemeester en wethouders met toepassing van de hardheidsclausule in hoofdstuk 4 van de 'Nota Parkeernormen Peel en Maas 2018' ontheffing is verleend van de onder a. genoemde parkeereis;

Er is sprake van voldoende parkeerplaatsen, indien wordt voldaan aan de parkeernormen, zoals die zijn opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Peel en Maas 2018', die als bijlage 4 bij deze regels is gevoegd;

  1. c. De onder b. genoemde parkeerplaatsen dienen op eigen terrein te worden gerealiseerd, tenzij door burgemeester en wethouders op grond van hoofdstuk 4 van de 'Nota Parkeernormen Peel en Maas 2018', ontheffing is verleend van de verplichting om parkeerplaatsen op eigen terrein aan te leggen;
  2. d. Ruimte(n) voor het parkeren van voertuigen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimte(n) krachtens deze parkeerregels is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik;
  3. e. Indien de 'Nota Parkeernormen Peel en Maas 2018' gedurende de planperiode wijzigt of wordt vervangen, geldt de gewijzigde c.q. de vervangende nota.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Bloemencamping de Hazenakker'.



Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van


………………………


De voorzitter, De griffier,


………. ………

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Opstellen Nieuw Bestemmingsplan

Aan de Hazenakkerweg 12 in Kessel is de bloemencamping De Hazenakker gelegen. De camping is in 1999 gestart als minicamping bij een destijds bestaande plantenkwekerij en in de loop van de tijd uitgebreid met diverse voorzieningen, zoals een eigen visvijver, jeu-de-boule banen, midgetgolf en terrassen en -naast de standplaatsen voor kampeermiddelen- drie vakantieappartementen. Een aantal voorzieningen is niet op het campingterrein zelf, maar op enige afstand gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0193-VG01_0001.png"
Afbeelding 1.1 Luchtfoto camping aan de Hazenakkerweg 12

De camping wil het bestaande voorzieningniveau uitbreiden. Het gaat daarbij om drie verschillende deelgebieden:

  1. 1. Deelgebied 1: Uitbreiding van het bouwvlak aan de Hazenakkerweg 12 met het perceel, kadastraal bekend gemeente Kessel, sectie G, nr. 413, direct grenzend aan de noordzijde van het huidige bouwvlak. Binnen deze uitbreiding is ruimte voor circa 10 trekkershutten en/of pipowagens voor verblijfsrecreatieve doeleinden. Tevens wordt op dit perceel parkeercapaciteit gerealiseerd;
  2. 2. Deelgebied 2: Realisering van een handboogschietbaan met een schuilhut op het aan de overzijde van de Hazenakkerweg gelegen perceel, kadastraal bekend gemeente Kessel, sectie I, nr. 131. Op dit tot recreatie bestemd perceel is in de bestaande situatie reeds een jeu de boulesbaan en een midget-golfbaan aanwezig;
  3. 3. Deelgebied 3: Realisering van een natuurcamping met 25 standplaatsen op het perceel, kadastraal bekend gemeente Kessel, sectie I, nr. 112, gelegen aan de Hazenakkerweg. Op dit perceel is momenteel een forellenvisvijver aanwezig.

De beoogde ontwikkelingen zijn volgens het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Peel en Maas' niet toegestaan (zie par. 1.4)

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0193-VG01_0002.png"
Afbeelding 1.2. Kadastrale situatie met aanduiding drie deelgebieden

Middels het onderhavige bestemmingsplan worden de hiervoor onder 1 tot en met 3 genoemde ontwikkelingen juridisch-planologisch mogelijk gemaakt.

1.2 Doel

De belangrijkste algemene uitgangspunten welke gelden voor het nieuwe bestemmingsplan zijn:

  • uniformiteit: aansluitend bij de planregels voor het buitengebied van de gemeente Peel en Maas;
  • digitaal raadpleegbaar: conform wettelijke eisen en gebruiksvriendelijk;
  • flexibel: zo veel mogelijk vrijheid voor het bedrijf met zo min mogelijk procedures (vermijden van wijzigings- of uitwerkingsplannen).

Het nieuwe bestemmingsplan geeft uitvoering aan de vraag naar een uitbreiding van het voorzieningenniveau op een bestaande camping met dagrecreatieve mogelijkheden en daarmee aan een kwaliteitsverbetering van het bestaande product in het buitengebied van de gemeente Peel en Maas.

1.3 Plangebied En Begrenzingen

Het plangebied is gelegen in het buitengebied ten noorden van de kern Kessel van de gemeente Peel en Maas. De locatie is gelegen aan de Hazenakkerweg 12 en op twee nabijgelegen percelen aan de Hazenakkerweg, op een afstand van ca. 410 meter vanaf deelgebied 1 tot de ten zuiden van het plangebied gelegen N273 (Rijksweg) en op een afstand van ca. 155 meter vanaf deelgebied 3 tot de ten noorden gelegen Keizersbaan.

In de nabije omgeving van het plangebied bevinden zich veel akkers en weilanden, alsmede een aantal bosschages. Direct aansluitend ten noorden van deelgebied 1 is een gebied gelegen dat in het geldende bestemmingsplan mede is bestemd tot 'Waarde - Cultuurhistorie'. Hier is sprake van een archeologisch monument ('overige AMK-terrein' volgens de gemeentelijke archeologische beleidskaart (zie par. 5.7) alsmede provinciaal archeologisch aandachtsgebied).

Het plangebied omvat de percelen, kadastraal bekend gemeente Kessel:

  1. a. sectie G, nrs. 174 en 413, gelegen aan de Hazenakkerweg 12 (deelgebied 1);
  2. b. sectie I, nr. 131, gelegen aan de Hazenakkerweg (deelgebied 2);
  3. c. sectie I, nr. 112, gelegen aan de Hazenakkerweg (deelgebied 3).

Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Peel en Maas.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0193-VG01_0003.png"
Afbeelding 1.3. Topografische kaart met aanduiding ligging plangebied (rood gearceerd)

1.4 Overzicht Vigerende Bestemmingsplan In Plangebied

Het plangebied is gelegen in het op 24 december 2014 vastgestelde bestemmingsplan 'Buitengebied Peel en Maas' (NL.IMRO.1894.BPL0048-VG03).

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0193-VG01_0004.png"
Afbeelding 1.4 Uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied Peel en Maas'.

Het plangebied is in het geldende bestemmingsplan bestemd tot:

Deelgebied 1:

  • Perceel nr. 174: bestemming 'Recreatie-Verblijfsrecreatie' met een bouwvlak (gehele perceel) en de functieaanduidingen 'recreatiewoning' en 'specifieke vorm van recreatie - 1' (kleinschalig kamperen met de daarbij behorende (sanitaire) voorzieningen voor maximaal 25 kampeermiddelen), alsmede de maatvoeringsaanduiding maximum aantal recreatiewoningen 3;
  • Perceel nr. 413: bestemming 'Natuur'.

Deelgebied 2:

Bestemming 'Recreatie' voor dagrecreatie en -omdat voor het gehele bestemmingsvlak tevens de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 21'- is opgenomen, specifiek óók voor een midgetgolf en jeu de boulesvoorziening. Tevens is de maatvoeringsaanduiding maximum bebouwd oppervlak is 0 m² opgenomen.

Deelgebied 3:

Bestemming 'Recreatie' voor dagrecreatie en -omdat voor het gehele bestemmingsvlak de functieaanduiding 'vijver' is opgenomen- specifiek óók voor een visvijver, al dan niet in combinatie met een hengelsportvereniging. Binnen het bestemmingsvlak is een bouwvlak opgenomen. Voor het gehele bestemmingsvlak geldt de maatvoeringsaanduiding maximum bebouwd oppervlak is 50 m².

Gebouwen, een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Binnen deelgebied 1 is reeds een bedrijfswoning gelegen binnen het bouwvlak. Omdat binnen deelgebied 2 geen bouwvlak is opgenomen zijn hier geen gebouwen toegestaan. Binnen deelgebied 3 zijn bedrijfsgebouwen toegestaan binnen het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 50 m².

Binnen alle drie de deelgebieden zijn daarnaast bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan met een maximale bouwhoogte van 12 meter.

Daarnaast gelden binnen het plangebied de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie - 4' (deelgebied 2 en een deel van deelgebied 1), 'Waarde - Archeologie - 5' (deelgebied 3) en 'Waarde - Archeologie - 6' (een deel van deelgebied 1), alsmede de gebiedsaanduidingen 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied', 'wro-zone - wijzigingsgebied 3 bd' (deelgebied 1 en een deel van deelgebied 2) en 'wro-zone - wijzigingsgebied 4 go' (een deel van deelgebied 2 en deelgebied 3).

Conclusie bestemmingsplan:

  1. a. Realisering van parkeerplaatsen en van standplaatsen voor pipowagens/trekkershutten binnen deelgebied 1 is niet toegestaan binnen de bestemming 'Natuur';
  2. b. Realisering van een handboogschietbaan voor dagrecreatie is reeds toegestaan binnen de bestemming 'Recreatie', maar een schuilhut ten behoeve van deze functie is binnen dit bestemmingsvlak niet toegestaan;
  3. c. Realisering van een natuurkampeerterrein binnen deelgebied 3 is binnen de bestemming 'Recreatie' niet toegestaan, aangezien het verblijfsrecreatie betreft, terwijl alleen dagrecreatie is toegestaan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Kessel is een oud Maasdorp dat ontstaan is rond een wachttoren uit de 10e eeuw. De oudste geschriften over Kessel stammen mogelijk uit het eind van de elfde eeuw. De graven van Kessel, wonende in het vroegere kasteel Keverberg (sinds 1945 een ruïne en in 2015 gerestaureerd), zijn ook de stichters van de Duitse stad Grevenbroich bij Düsseldorf (omstreeks 1300). In 1279 kwam Kessel bij het Overkwartier van Gelder en werd daar het ambt Land van Kessel. In 1312 verkreeg Kessel marktrechten. Na 1648 behoorde het tot Spaans Opper-Gelre. Tijdens de Spaanse Successieoorlog werd het door Staatse troepen bezet, waarna het in 1713 werd overgedragen aan de Pruisische bondgenoot. Zo bleef het als deel van Pruisisch Opper-Gelre ongeveer een eeuw lang Duits (tot 1814).

Kessel wordt vermeld in het oudst bewaarde archiefstuk van Nederland: een akte gedateerd 7 oktober 950, waarin koning Otto I (de latere keizer Otto I de Grote) aan zijn leenman Ansfried het markt- en muntrecht van Cassalum (Kessel) schenkt.

Tot en met 2009 maakte de kern Kessel deel uit van de voormalige gemeente Kessel, die per 1 januari 2010 samen met de voormalige gemeenten Helden, Maasbree en Meijel is opgegaan in de gemeente Peel en Maas.

Op een topografische kaart van 1979 is voor het eerst bebouwing te zien binnen deelgebied 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0193-VG01_0005.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0193-VG01_0006.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0193-VG01_0007.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0193-VG01_0008.png"
Afbeelding 2.1. Topografische kaarten 1890 (linksboven), 1900 (rechtsboven), 1950 (linksonder) en 1979 (rechtsonder)

2.2 Bestaande Situatie

2.2.1 Algemeen

Bloemencamping 'De Hazenakker' is een kleinschalig kampeerterrein waar volgens het geldende bestemmingsplan maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan. Feitelijk zijn er echter slechts 19 standplaatsen gerealiseerd. Binnen de inrichting zijn ook drie recreatieappartementen gelegen (twee 2-4 persoons- en één 2-persoons), alsmede een 'kantine'/ruimte voor workshops e.d.. De zone ten noorden van de bestaande camping (deelgebied 1) is ingericht als bos/natuur. De camping is gelegen aan de Hazenakkerweg 12 - hoek Heikampweg.

Op het tegenover gelegen perceel (deelgebied 2) is een jeu de boulesbaan, alsmede een midgetgolfbaan gelegen. Deze voorzieningen zijn zowel voor campinggasten als voor dagrecreatieve activiteiten beschikbaar.

Binnen deelgebied 3 is een forellenvisvijver gelegen, eveneens voor campinggasten én voor dagrecreatieve activiteiten.

2.2.2 Landschap

(Bron: Paletadvies Kwaliteitscommissie gemeente Peel en Maas d.d. 24 juni 2018)

De bestaande locaties inclusief beide uitbreidingsrichtingen zijn gelegen ten noordoosten van de Heldenseweg. De bestaande locatie is op basis van de gebiedsindelingen zoals geformuleerd in de Structuurvisie Buitengebied Peel en Maas gelegen in de gebiedstypologie halfopen ontginningslandschap.

De initiatieflocatie ligt op een hoger gelegen rivierterras, ontstaan in de tijd dat de Maas nog ongestoord een vlechtend systeem van rivierarmen was. Nadat de Maas zich steeds verder had ingesneden in het landschap zorgde de wind hier voor een zandpakket, die uiteindelijk leidde tot het licht glooiende landschap in de directe omgeving van het initiatief. In dit landschap stroomden beken richting de lager gelegen Maas en er ontstonden lage natte moerasjes op plekken waar het water niet wegkwam. De locatie van de visvijver is een plek waar van oudsher moeras voorkwam. Ook in de huidige situatie trekt het water, ondanks het veel lagere peil van het grondwater, niet weg.

Het gebied rondom de initiatieflocatie heeft lange tijd bestaan uit bos- en heidegebieden en is stapsgewijs ontgonnen. De initiatieflocatie ligt zelfs in een (noord – zuid gerichte) strook waarin nog veel bosjes zijn overgebleven. De camping, het dagrecreatieterrein en de visvijver liggen allen in een gebied met veel opgaande beplanting en natuurlijk reliëf. De bestaande camping ligt zelfs in zijn geheel onder een steilrand van enkele meters hoog. Deze steilrand wordt nog eens versterkt door de boomsingel. De uitbreiding van de huidige camping ligt op een bijzonder plek, juist bovenop de steilrand met uitzicht op een open akker, welke omringd is door bos en boomsingels.

Afweging landschap

Als de bestaande kwaliteiten zoveel mogelijk worden gebruikt, zichtbaarder gemaakt en vernieuwd, kunnen alle onderdelen van het initiatief bijna moeiteloos worden opgenomen in het bestaande landschap.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. In deze Structuurvisie staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om zelf oplossingen te creëren. Het Rijk richt zich met name op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen.

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's, zoals de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de agenda Landschap en de agenda Vitaal platteland.

Het Rijk zet zich voor wat betreft het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. In de Structuurvisie Infrastructuur en Milieu worden drie hoofddoelen genoemd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  1. 1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  2. 2. het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  3. 3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de drie rijksdoelen worden de onderwerpen van nationaal belang benoemd, waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Relevante nationale belangen voor onderhavig plangebied zijn als volgt:

  1. 1. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water), bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
  2. 2. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
  3. 3. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.

Afweging Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Met de genoemde nationale belangen is rekening gehouden in dit plan. Er is geen sprake van grootschalige nieuwe bebouwing maar van een ontwikkeling die leidt tot kwaliteitsverbetering van een bestaande toeristisch/recreatieve voorziening. In het plangebied is verder geen sprake van specifieke natuurlijke of cultuurhistorische waarden waarmee in de planvorming rekening gehouden moet worden, behoudens het aangrenzend gelegen AMK-terrein. de ontwikkeling is echter niet van invloed op behoude van de archeologische waarden binnen dat terrein.

Zoals elders uit deze toelichting blijkt, bestaan er verder ook vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen in het gebied. De nationale belangen zijn dan ook niet in het geding als gevolg van onderhavig nieuw bestemmingsplan.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 30 december 2011 is het Barro in werking getreden. Voor de nationale belangen die kaderstellend zijn voor besluiten van gemeenten zijn in het Barro regels opgenomen die direct het bestemmingsplan en daarmee gelijk te stellen besluiten betreffen. Zij strekken ertoe dat de nationale ruimtelijke afweging, die door het kabinet in samenspraak met de Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal is gemaakt, bij besluitvorming over bestemmingsplannen wordt gerespecteerd.

Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken.

In oktober 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de ecologische hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer. Ook is het onderwerp duurzame verstedelijking in de regelgeving opgenomen.

Afweging Barro

Op dit bestemmingsplan zijn geen van de belangen uit het Barro van toepassing.

3.1.3 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro)

De Rarro is gebaseerd op het Barro. In het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen en objecten, hoofdwegen en EHS-gebieden worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. In het Rarro wordt daar uitvoering aan gegeven. Als gevolg van de gewijzigde regelgeving beslaat het radarverstoringsgebied behorende bij de radar op de militaire vliegbasis Volkel ook de gemeente Peel en Maas.

Afweging Rarro

Aangezien het bestemmingsplan geen bebouwing hoger dan 114 meter toestaat, vormt dit geen belemmering voor het radarverstoringsgebied.

3.1.4 Besluit ruimtelijke ordening (Ladder voor duurzame verstedelijking)

Artikel 3.1.6 van het Bro bevat een motiveringsplicht voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in bestemmingsplannen. De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Een in een bestemmingsplan voorziene ontwikkeling dient voldoende substantieel te zijn om als stedelijke ontwikkeling te kunnen worden aangemerkt. Wanneer een bestemmingsplan voorziet in kleinschalige bedrijfsbebouwing, het plandeel met de bedrijfsbestemming beperkt van omvang is en beperkte gebruiksmogelijkheden biedt, voorziet dit plan in zoverre niet in een stedelijke ontwikkeling

De AbRS heeft een aantal uitgangspunten benoemd, die zij hanteert voor de beoordeling of een voorziene ontwikkeling voldoende substantieel is om als stedelijke ontwikkeling te kunnen gelden.

Wanneer een bestemmingsplan voorziet in een van de in het Bro genoemde stedelijke voorzieningen (anders dan woningen) in de vorm van een terrein met een ruimtebeslag van minder dan 500 m2 of van een gebouw met een bruto vloeroppervlakte van minder dan 500 m², kan deze ontwikkeling in beginsel niet als een stedelijke ontwikkeling worden aangemerkt.

Een kampeerterrein van beperkte omvang (3 ha), waar ruimte wordt geboden aan uitsluitend tenten, tentwagens, kampeerauto’s, caravans of stacaravans, dan wel andere daarmee vergelijkbare voertuigen of onderkomens, wordt in de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) niet beschouwd als een stedelijke ontwikkeling waarop de Ladder voor duurzame verstedelijking van toepassing is (uitspraak van 5 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:943 (Ermelo)). De realisering van een natuurcamping binnen deelgebied 3 is niet Ladderplichtig, aangezien deze beduidend kleiner is dan 3 hectare. Het totale deelgebied heeft namelijk een oppervlakte circa 8.000 m2.

In de uitspraak van de AbRS 17-09-2014, nr. 201308656, ECLI:NL:RVS:2014:33981, overwoog de Afdeling dat de oprichting van enkele gebouwen voor verblijfsrecreatie, geen stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder voor duurzame verstedelijking betreft. De 'enkele gebouwen voor verblijfsrecreatie' die het bestemmingsplan mogelijk maakten waren:

  1. a. een groepsaccommodatie, bestaande uit maximaal 2 gebouwen met een gezamenlijke oppervlakte van 1.000 m², danwel
  2. b. recreatiewoningen met een gezamenlijke oppervlakte van 600 m².

In dit geval is binnen deelgebied 1. sprake van het toevoegen van 10 trekkershutten en/of pipowagens met een oppervlakte die minder is dan de genoemde ondergrens van 600 m². Dit betekent dat de ontwikkeling binnen deelgebied 1 niet Ladderplichtig is.

Een in een bestemmingsplan voorziene ontwikkeling dient voldoende substantieel te zijn om als stedelijke ontwikkeling te kunnen worden aangemerkt

De ontwikkeling binnen deelgebied 2 leidt tot een beperkt nieuw ruimtebeslag en/of nieuw bebouwing in de vorm van een schuilhut voor de handboogschietbaan. Wanneer een bestemmingsplan voorziet in een stedelijke voorziening (niet zijnde woningen) en in de vorm van een gebouw met een bruto-vloeroppervlakte kleiner dan 500 m2, kan deze ontwikkeling in beginsel niet als een stedelijke ontwikkeling worden aangemerkt. Deze ontwikkeling is derhalve eveneens niet Ladderplichtig.

Conclusie Ladder voor duurzame verstedelijking.

De te realiseren voorzieningen zijn geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Hiermee wordt voldaan aan de Ladder duurzame verstedelijking als opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening.

3.1.5 Wet milieubeheer

In artikel 7.2, lid 1 van de Wet milieubeheer is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur de activiteiten worden aangewezen:

  1. a. die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu;
  2. b. ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

In het Besluit milieueffectrapportage zijn in artikel 2, lid 1 als activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (en waarvoor op grond van de Wet milieubeheer dus de verplichting geldt om een milieueffectrapportage op te stellen), aangewezen de activiteiten die behoren tot een in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit genoemde categorie.

In lid 2 van hetzelfde artikel zijn als activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (en waarvoor op grond van de Wet milieubeheer dus een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt), aangewezen de activiteiten die behoren tot een in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit genoemde categorie.

In artikel 2, lid 5, aanhef en onder b. van het Besluit milieueffectrapportage, is vastgelegd dat de m.e.r.-beoordelingsplicht ook geldt voor plannen die weliswaar vallen onder een van de in onderdeel D genoemde activiteiten maar waarbij het project valt onder de drempelwaarden zoals genoemd in onderdeel D, indien: 'op grond van selectiecriteria als bedoeld in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben'.

De afweging met betrekking tot de m.e.r.-(beoordelings)plichtigheid van dit bestemmingsplan, is opgenomen in paragraaf 5.2.6.

3.1.6 Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Met het Nationaal Waterplan 2016-2021 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van het watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij wordt gestreefd naar een integrale benadering, door natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie, cultureel erfgoed en economie (inclusief verdienvermogen) zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan 2016-2021 dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.

Afweging Nationaal Waterplan

Zoals blijkt uit de navolgende paragrafen, alsmede paragraaf 5.6 van deze toelichting, geldt duurzaam waterbeheer als uitgangspunt voor de gewenste voorzieningen.

3.1.7 Duurzaam waterbeheer 21e eeuw

De kern van het Waterbeleid 21e eeuw is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. Het water de ruimte geven, betekent dat in het landschap en in de stad ruimte gemaakt wordt om water op te slaan. Dat betekent bijvoorbeeld dat toegelaten wordt dat rivieren bij hoge waterstanden gecontroleerd buiten hun oevers treden, op plekken waar daar ruimte voor is gemaakt. Daarmee worden problemen in andere, lager gelegen gebieden voorkomen.

Vasthouden, bergen, afvoeren

De waterbeheerders hebben samen gekozen voor een strategie, die uitgaat van het principe dat een overvloed aan water wordt opgevangen waar deze ontstaat. Dat betekent dat het water niet meer zo snel mogelijk wordt afgevoerd, maar dat het water zolang mogelijk wordt vastgehouden onder andere in de bodem. Is vasthouden niet meer mogelijk, dan bergen de waterbeheerders het in gebieden die daarvoor zijn uitgekozen. Door het water zo lang mogelijk vast te houden wordt tevens verdroging voorkomen. Pas als het niet anders kan, wordt het water afgevoerd.

Afweging duurzaam waterbeheer 21e eeuw

Voor de wijze waarop wordt omgegaan met hemelwater zie par. 5.6. Daarmee wordt aangesloten bij de uitgangspunten van het duurzaam waterbeheer in de 21e eeuw.

3.1.8 Waterwet 2009

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. In deze wet is een achttal wetten samengevoegd tot één wet. Het Waterbesluit is de uitwerking bij algemene maatregel van bestuur van bepalingen van de Waterwet. De Waterregeling is de uitwerking bij ministeriële regeling van bepalingen van de Waterwet en het Waterbesluit. De Waterwet, het Waterbesluit en de Waterregeling zijn het resultaat van de in 2004 aangekondigde integratie van waterwetgeving.

Wat betreft de oppervlaktewaterlichamen geeft het Waterbesluit een grondslag om de grenzen hiervan in de Waterregeling vast te leggen en een grondslag voor de grenzen van de gebieden die zijn vrijgesteld van de vergunningplicht voor het gebruik van waterstaatswerken (vergelijkbaar met het voormalige Besluit rijksrivieren op grond van art. 2a Wbr).

Afweging Waterwet 2009

De Waterwet, het Waterbesluit en de Waterregeling vormen geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014

Op 12 december 2014 hebben Provinciale Staten van Limburg als onderdeel van een integrale omgevingsvisie het POL 2014 'Voor de kwaliteit van Limburg' vastgesteld. Op 16 januari 2015 is het POL 2014 in werking getreden.

De grote variatie in omgevingskwaliteiten is een kenmerk en sterk punt van Limburg. Om daaraan recht te doen, worden in het POL zeven globaal afgebakende gebiedstypen onderscheiden. Dit zijn zones met elk een eigen karakter, herkenbare eigen kernkwaliteiten, en met heel verschillende opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden.

Binnen het landelijk gebied worden de volgende zones onderscheiden:

  • Goudgroene natuurzone,
  • Zilvergroene natuurzone,
  • Bronsgroene landschapszone en
  • Buitengebied

Het plangebied is geheel gelegen binnen de zone buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0193-VG01_0009.png"
Afbeelding 3.1. Uitsnede POL-kaart Integrale zonering Limburg met globale aanduiding ligging plangebied (rode lijnen)

Voor de zone Buitengebied gelden de volgende doelstellingen:

  • Terugdringen milieubelasting vanuit landbouw
  • Faciliteren landschap en cultuurhistorie
  • Ontwikkeling landbouw

Voor wat betreft verblijfsaccommodaties wordt aangegeven dat het aanbod aan vrijetijdsparken en campings in Limburg ruim is, dat de behoefte aan groei beperkt is en dat de markt verzadigd is en het karakter heeft van een verdringingsmarkt. Wel is er een forse kwaliteitsslag nodig om in te spelen in de sterke veranderingen in de vraag, zoals de toenemende vraag naar luxe en ruimte, en om terreinen beter te profileren. Kortom: het nieuwe groeien. Leisure/vrijetijdseconomie wordt als topsector aangewezen en het in stand houden en bevorderen van de werkgelegenheid in de vrijetijdssector als belangrijke werkgever wordt als provinciaal belang aangemerkt.

POL 2014 staat een aanpak voor waarmee wordt gewerkt aan vernieuwing van vakantieparken en kampeerterreinen, met aandacht voor nieuwe doelgroepen, de vraag naar ruime en luxe accommodaties, ruimere opzet van terreinen en goede landschappelijke inpassing. Uitbreiding van het bestaande aanbod is alleen mogelijk als het kwalitatief echt goed is en extra vraag genereert. Meer van hetzelfde leidt tot verdringing en leegstand. Initiatieven die niet het gewenste kwaliteitsniveau hebben, die een bedreiging voor landschappelijke kwaliteiten vormen of versnippering vergroten,worden niet ondersteund. Gelet op de teruglopende vraag en het overaanbod op met name huisjesterreinen wordt een saneringsslag verwacht bij verouderde accommodaties, met een verkleuring van functies tot gevolg.

Afweging POL 2014.

Aan het buitengebied gerelateerde toeristisch-recreatieve voorzieningen passen binnen de doelstelingen voor de zone buitengebied in het POL.

De beoogde ontwikkelingen passen bovendien binnen de doelstellingen voor verblijfsaccommodaties, aangezien met deze ontwikkelingen het bestaande aanbod wordt vergroot, waarmee tevens plaats wordt geboden aan een nieuwe doelgroep (gebruik van de trekkershutten en natuurcamping) en het bestaande aanbod aan dagrecreatieve voorzieningen wordt vergroot. Dit leidt tot een kwaliteitsverbetering van het bestaande product en daarmee tot een versterking van de economische positie van het bedrijf.

De ontwikkeling past daarmee binnen de uitgangspunten van POL 2014.

3.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014

Op 12 december 2014 is de Omgevingsverordening Limburg 2014 vastgesteld en in werking getreden. De verordening is daarna nog enkele malen op onderdelen gewijzigd. Op 30 december 2016 is een geconsolideerde versie van de Omgevingsverordening Limburg 2014 gepubliceerd op www.ruimtelijkeplannen.nl.

De voorheen geldende Omgevingsverordening Limburg was een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening. De Omgevingsverordening Limburg is op 1 januari 2011 in werking getreden. De Omgevingsverordening is opnieuw gewijzigd, vanwege de vaststelling van POL 2014, waarin is bepaald dat er een nieuw hoofdstuk Ruimte aan de Omgevingsverordening wordt toegevoegd. Dat hoofdstuk Ruimte is gericht op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van POL 2014 naar gemeentelijke ruimtelijke plannen. Behalve de toevoeging van het hoofdstuk Ruimte zijn in de Omgevingsverordening Limburg 2014 ook de verordeningen Veehouderijen en Natura 2000 (van oktober 2013) en Wonen Zuid-Limburg (van juli 2013) opgenomen. Hiermee zijn alle verordeningen die betrekking hebben op het omgevingsbeleid ondergebracht in één document. Tenslotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om diverse technische aanpassingen en verbeteringen in de overige onderdelen aan te brengen.

De Omgevingsverordening bevat regels over diverse onderwerpen, zoals de aanwijzing van milieubeschermingsgebieden.

Op grond van artikel 2.2.2 van de Omgevingsverordening Limburg 2014 houdt een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, rekening met het bepaalde in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (Ladder voor duurzame verstedelijking). Tevens dienen de mogelijkheden van herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen te worden onderzocht. De toelichting bij het ruimtelijk plan bevat een verantwoording over de wijze waarop invulling is gegeven aan beide aspecten.

Afweging Omgevingsverordening Limburg 2014.

Voor wat betreft de toepassing van de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt verwezen naar paragraaf 3.1.4. Vanuit het hoofdstuk Ruimte zijn er ook overigens geen rechtstreeks doorwerkende regels die een belemmering vormen voor de voorgenomen ontwikkeling.

Het plangebied ligt niet binnen milieubeschermingsgebieden of beschermingszones ten behoeve van natuur en landschap.

De voorgenomen ontwikkeling past dan ook binnen de Omgevingsverordening Limburg 2014.

3.2.3 Beleidsregel Limburgs Kwaliteitsmenu

In januari 2010 hebben Gedeputeerde Staten het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM) vastgesteld. Doel van het LKM is om ontwikkelingen in het buitengebied die een inbreuk op de waarden van het buitengebied betekenen te compenseren met een kwaliteitsverbetering die ten goede komt aan hetzelfde buitengebied, waarmee de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied wordt verhoogd.

Het kwaliteitsmenu is van toepassing op (niet onaanvaardbare) ontwikkelingen buiten de, rond de plattelandskernen getrokken, contour die middels een bestemmingsplanwijziging mogelijk worden gemaakt. Het kenmerkende voor de bedoelde ontwikkelingen is dat het functies zijn die met bebouwing gepaard gaan en extra ruimtebeslag leggen op het buitengebied. Het LKM is derhalve op deze ontwikkeling van toepassing. De gemeente Peel en Maas heeft het LKM 'vertaald' naar eigen beleid door in de Structuurvisie Buitengebied Peel en Maas een gemeentelijk kwaliteitskader op te nemen. Voor een nadere afweging hieromtrent zie paragraaf 3.3.1.2.

3.3 Gemeentelijk Beleid Peel En Maas

3.3.1 Structuurvisie Buitengebied Peel en Maas

In december 2011 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Buitengebied Peel en Maas vastgesteld. In de Structuurvisie Buitengebied wordt het beleid dat ten grondslag ligt aan het bestemmingsplan Buitengebied Peel en Maas samengebracht. Voor een groot gedeelte betreft het bestaand beleid met enkele aanvullingen en uitwerkingen. De Structuurvisie vormt de grondslag voor het toepassen van bovenplanse verevening en bijdragen in de ruimtelijke ontwikkeling in het kader van de ontwikkelingsplanologie.

In de Structuurvisie Buitengebied is opgenomen:

  • Structuurplan Buitengebied Peel en Maas, inclusief aanvullingen;
  • Beleidsnotitie nieuwe denkrichting Vrijkomende (Agrarische) Bebouwing in het buitengebied;
  • Reparatie beleid huisvesting tijdelijke arbeidskrachten gemeente Peel en Maas;
  • Structuurvisie Intensieve veehouderij en glastuinbouw. Inclusief bijhorend MER en zienswijzennota;
  • Kwaliteitskader buitengebied Peel en Maas;
  • Beleidsplan archeologie Gemeente Peel en Maas, inclusief archeologische waarden- en beleidskaart.

3.3.2 Nota Ruimtelijke Kwaliteit (Welstandsnota)

Het fuseren van de gemeente en het inwerkingtreden van de Wabo en het daarbij behorende vergunningvrij bouwen is mede aanleiding geweest voor de gemeente om nieuw welstandsbeleid op te stellen. Hiertoe is op 31 mei 2011 de Nota Ruimtelijke Kwaliteit vastgesteld.

Basisprincipe: welstandsvrij

De gemeente stelt alleen eisen aan de uiterlijke kwaliteit van bouwwerken, als dit ook echt nodig is. Hiermee wordt getracht de 'belasting' of eisen aan de klant zo gering mogelijk te houden waarbij wel het algemeen belang wordt gerespecteerd. Daarom wordt er uitgegaan van een basis van welstandsvrijheid.

Bescherming: alleen in uitzonderingsgebieden

De gemeente Peel en Maas staat voor zelfsturing en diversiteit. In bepaalde gebieden blijft sturing echter toch nodig. Sommige gebieden zijn beeldbepalend voor een gemeenschap. De gemeente wil voorkomen dat dit beeld wordt aangetast, dit is in het belang van de gehele gemeenschap.

Daarnaast zijn er (nieuwbouw)plannen waarin een bepaalde sfeer, thema of kwaliteit wordt nagestreefd. Ook hierin is het niet gewenst om gehele vrijheid te geven. Om de directe omgeving te beschermen is het gewenst om sturing te geven aan bouwplannen die (grote) invloed hebben op de kwaliteit van de omgeving. Middels een beeldkwaliteitplan kan worden gestuurd op een gewenste uitstraling.

In principe geldt het welstandsvrij beleid voor het gehele grondgebied van de gemeente, maar om bepaalde ruimtelijke en esthetische kwaliteiten beter te beschermen of waarborgen, worden er twee uitzonderingssituaties gemaakt. Deze gebieden zijn dus niet welstandsvrij. Het betreft de beeldbepalende dorpsgezichten en de in- en uitbreidingslocaties.

Afweging Nota Ruimtelijke Kwaliteit

Het plangebied is niet gelegen in een beeldbepalend dorpsgezicht en er is ook geen sprake van een in- of uitbreidingslocatie. Aangezien bovendien geen beeldkwaliteitsplan geldt voor het gebied waarin het plangebied is gelegen, is de Nota ruimtelijke Kwaliteit niet van toepassing op het onderhavige plan.

3.3.3 Evenementenvisie

De evenementenvisie van de gemeente Peel en Maas kent twee centrale uitgangspunten: de drie doelstellingen en de hiervan afgeleide visie over samenwerking. De drie doelstellingen zijn vastgesteld in de visie en luiden als volgt:

  1. 1. door middel van het creëren van goede randvoorwaarden worden initiatiefnemers gestimuleerd om evenementen te organiseren die bijdragen aan de leefbaarheid in de gemeente.
  2. 2. door middel van het stimuleren van 'goede' evenementen wil de gemeente het imago van een levendige en diverse gemeente versterken, teneinde een aantrekkende werking te hebben op bezoekers van buiten de gemeente.
  3. 3. door middel van een werkbaar kader moeten de lasten voor de initiatiefnemers en gemeente zo beperkt mogelijk zijn, waarbij de harmonie met de overlast en veiligheid gegarandeerd blijft.

De evenementenvisie geeft aan waar evenementen plaatsvinden. Bestaande evenementenlocaties, zowel op pleinen als in bijvoorbeeld hallen, worden in de nieuwe bestemmingsplannen overgenomen ten behoeve van de koppeling met de evenementenvergunning.

Afweging Evenementenvisie

Het evenementenbeleid is begin 2012 vastgesteld en is -overeenkomstig de regels van de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' in het geldende bestemmingsplan '1e Reparatieherziening bestemmingsplan Buitengebied Peel en Maas' opgenomen in onderhavig bestemmingsplan. Evenementen dienen ondergeschikt te zijn aan de bedrijfsfunctie ter plaatse en zijn maximaal drie keer per jaar toegestaan voor de duur van maximaal drie aaneengesloten dagen per evenement, inclusief op- en afbouw.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Doelstellingen En Uitgangspunten

Doel van dit bestemmingsplan is om een adequaat juridisch-planologisch kader te bieden voor:

  1. a. de uitbreiding van het voorzieningenniveau binnen de deelgebieden die deel uitmaken van de bestaande dag- en verblijfsrecreatieve inrichting aan de Hazenakkerweg 12 in Kessel;
  2. b. de uitbreiding van de gronden die zijn bestemd tot 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aan de Hazenakkerweg 12 met het perceel, kadastraal bekend gemeente Kessel, sectie G, nr. 413, direct grenzend aan de noordzijde van het huidige bouwvlak

4.2 Toekomstige Situatie

Binnen de drie deelgebieden (zie afbeelding 1.2), worden de volgende ontwikkelingen gerealiseerd:

  1. a. Deelgebied 1: Uitbreiding van het bouwvlak aan de Hazenakkerweg 12 met het perceel, kadastraal bekend gemeente Kessel, sectie G, nr. 413, direct grenzend aan de noordzijde van het huidige bouwvlak. Binnen deze uitbreiding is ruimte voor circa 10 trekkershutten en/of pipowagens voor verblijfsrecreatieve doeleinden. Tevens wordt op dit perceel parkeercapaciteit gerealiseerd;
  2. b. Deelgebied 2: Realisering van een handboogschietbaan met een schuilhut op het aan de overzijde van de Hazenakkerweg gelegen perceel, kadastraal bekend gemeente Kessel, sectie I, nr. 131. Op dit tot recreatie bestemd perceel is in de bestaande situatie reeds een jeu de boulesbaan en een midget-golfbaan aanwezig;
  3. c. Deelgebied 3: Realisering van een natuurcamping met 25 standplaatsen op het perceel, kadastraal bekend gemeente Kessel, sectie I, nr. 112, gelegen aan de Hazenakkerweg. Op dit perceel is momenteel een forellenvisvijver aanwezig. De mogelijkheid om een bedrijfswoning te kunnen bouwen binnen dit deelgebied wordt geschrapt. Dit is een fout in het bestemmingsplan volgens de gemeente.

4.3 Landschappelijke Inpassing En Kwaliteitsverbetering

Voor de gewenste ontwikkelingen op de locatie geldt dat er kwaliteitsverbetering zal moeten plaatsvinden, volgens het gemeentelijk Kwaliteitsmenu. Dit betekent dat de ontwikkeling landschappelijk dient te worden ingepast.

4.3.1 Landschappelijke inrichting en -inpassing

Bij het toestaan van een ruimtelijke ontwikkeling is het van belang dat alle ruimtelijke waarden worden meegewogen. Een bouwplan kan immers afbreuk doen aan bestaande landschappelijke of cultuurhistorische waarden. Elke ontwikkeling dient bij te dragen aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving, waaronder in ieder geval een goede landschappelijke inpasbaarheid. In de landschappelijke inpassing wordt de omgeving bestudeerd en aan de hand daarvan worden ruimtelijke randvoorwaarden opgesteld. Als aan deze voorwaarden wordt voldaan kan de voorgestelde ontwikkeling op een natuurlijke en verzorgde wijze worden ingepast en aansluiten op de aanwezige landschapsstructuren.

Op 18 juni 2018 heeft de gemeentelijke kwaliteitscommissie het plangebied bezocht. Op basis van dit bezoek heeft de commissie 24 juni 2018 een paletadvies uitgebracht. Dit paletadvies schetst een 'palet' aan mogelijkheden hoe de voorgenomen ontwikkeling op een passende wijze in het landschap ingepast kan worden. Het advies op hoofdlijnen is om de bestaande kwaliteiten zoveel mogelijk te gebruiken, zichtbaarder te maken en te vernieuwen.

Op basis van het paletadvies, kennis van het landschap en van de betreffende locatie, is door BRO een plan voor landschappelijke inpassing opgesteld1. Dit plan is als bijlagen 1 en 2 bij de regels van dit bestemmingsplan gevoegd.

De inpassing en vormgeving van de percelen van camping de Hazenakker richt zich op de overgang van het perceel naar het omliggende landschap en de openbare weg. Om de planontwikkeling mogelijk te maken is een aantal inrichtingsmaatregelen voorgesteld. Onderstaande schets illustreert de voorgestelde maatregelen. Voor de argumentatie en tekeningen op schaal wordt verwezen naar de bijlagen 1 en 2 bij de regels van dit bestemmingsplan.

Concreet zijn de volgende ingrepen voorgesteld:

  1. 1. Bestaand hekwerk en doek verwijderen
  2. 2. Aanplanten haag met verschillende hoogtes
  3. 3. Parkeren op gras, omringd door haag
  4. 4. Aanplanten haag rond schietbaan
  5. 5. Loofbomen aanplanten in dennenbos
  6. 6. Nieuwe schuilhut bouwen met nieuwe materialen
  7. 7. Aanleggen twee trappen naar bovenzijde steilrand
  8. 8. Bestaande bomenrand met onderbeplanting behouden
  9. 9. Oevers van vijver natuurlijker maken
  10. 10. Overbodige bebouwing slopen
  11. 11. Uitheemse beplanting uit bos verwijderen
afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0193-VG01_0011.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0193-VG01_0012.png"
Afbeelding 4.1. Tekeningen landschappelijke inpassing deelgebieden 1 en 2 (boven) en deelgebied 3 (onder)

In de gebruiksregels van de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' (artikel 3.5.2) zijn voorwaardelijke regels opgenomen, waarmee juridisch is geborgd dat de inrichtings-/inpassingsmaatregelen ook daadwerkelijk gerealiseerd zullen worden.

  1. 1. Landschappelijke inpassing Bloemencamping De Hazenakker - Kessel, BRO d.d. 31 juli 2018, projectnr. P00053

4.3.2 Toetsing aan kwaliteitskader

Op grond van het Kwaliteitskader buitengebied Peel en Maas, welke onderdeel is van de Structuurvisie Buitengebied, dient er voor een ontwikkeling in het buitengebied een compensatie plaats te vinden. In dit geval gaat het om uitbreiding van Recreatie. In dit geval betekent dit dat er sprake is van Basiskwaliteit Plus; er moet een omvang van 10% van de oppervlakte van de gehele ontwikkeling ingepast worden. Dat wil zeggen 10% van de oppervlakte van de bestemmingsvlakken van de locaties Boezeven, midgetgolfterrein en de bestaande camping samen.

Daarnaast is er aanvullende kwaliteit (AK) van toepassing. Deze aanvullende kwaliteit kan op diverse manieren ingevuld worden. Voor gebiedseigen recreatie geldt een bijdrage van 80% van het bebouwd oppervlak dat wordt uitgebreid of dat een functiewijziging ondergaat. Er moet een bijdrage van 80 % van de oppervlakte aan nieuwe bebouwing en verharding en van bebouwing waar een functieverandering plaatsvindt worden gecompenseerd. Dat betekent dat er een omvang van 80% van de oppervlakte van de trekkershutten/ pipowagens, parkeerplaatsen (locatie Hazenakkerweg), schuilhut (locatie Jeu de Boulesbaan), kampeerplaatsen en toilet/ doucheruimte (locatie Boezeven) moet worden gecompenseerd bovenop de 10% Basiskwaliteit Plus. Dit resulteert in:

Basiskwaliteit Plus:

  1. 1. Locatie Hazenakker: 3.977 m² + 1.955 m² (uitbreiding) = 5.932 m²
  2. 2. Locatie midgetgolfbaan: 5.134 m²
  3. 3. Locatie Boezeven: 8.160 m²

Op dit moment is er een oppervlakte van 17.271 m² en daar komt 1955 m² uitbreiding bij (locatie Hazenakker). Totaal Basiskwaliteit plus: 19.226 m² x 10% = 1.922 m²

Aanvullende kwaliteit:

Er moet een bijdrage van 80 % van de oppervlakte aan nieuwe bebouwing en verharding en van bebouwing waar een functieverandering plaatsvindt worden gecompenseerd.

Nieuwe bebouwing en verharding/ gebruikswijziging:

  1. 1. Locatie Hazenakker: Trekkershutten/ pipowagens: 10 stuks x 10 m² = 100 m² en parkeerplaatsen geen verharding
  2. 2. Locatie midgetgolfbaan: Schuilhut en handboogschietbaan: 45 m² schuilhut
  3. 3. Locatie Boezeven: Douche/ toiletruimte: 50 m² in bestaande bebouwing

Totaal aanvullende kwaliteit: 195 m2 x 80% = 156 m²

Totale Basiskwaliteit en aanvullende kwaliteit: 1.922 m² + 156 m² = 2.078 m²

Met de voorgestelde inrichtingsmaatregelen wordt aangesloten bij het advies van de kwaliteitscommissie voor dit initiatief. Daarnaast wordt ook ruim voldaan aan de minimale oppervlakte van 2.078 m², die landschappelijk ingericht moet worden op basis van het voorziene initiatief en het kwaliteitskader. Met de voorgestelde inrichtingsmaatregelen wordt namelijk een oppervlakte van 2.402 m² ingericht. Op deze wijze wordt het initiatief op een goede manier in het landschap ingepast en worden de landschapskarakteristieken rond het plangebied versterkt.

4.3.3 Advies gemeentelijke kwaliteitscommissie

De Kwaliteitscommissie Buitengebied Peel en Maas heeft op 20 november 2018 geadviseerd om in te stemmen met het landschapsinpassingsplan.

De commissie is van mening dat met de uitvoering van het landschapsplan een goede inpassing en kwaliteitsbijdrage in het landschap ter plaatse bewerkstelligd wordt. De ontwikkeling wordt ingepast door het nemen van de volgende maatregelen: bestaand hekwerk en doek verwijderen, aanplanten haag met verschillende hoogtes, parkeren op gras, omringd door haag, aanplanten haag rond schietbaan, loofbomen aanplanten in dennenbos, nieuwe schuilhut bouwen met nieuwe materialen, aanleg twee trappen naar bovenzijde steilrand, bestaande bomenrand met onderbeplanting behouden, oevers van vijver natuurlijker maken, overbodige bebouwing slopen en uitheemse beplanting uit bos verwijderen. Door het nemen van de maatregelen wordt ruim voldaan aan de eisen voor een landschappelijke inpassing en worden de landschapskarakteristieken rond het plangebied versterkt.

De commissie is onder de indruk van het mooi gebalanceerd palet aan investeringen over het hele terrein en heeft er alle vertrouwen in dat er voldoende kwaliteit wordt geleverd passend bij het landschap ter plaatse. Het plan voldoet daarmee naar mening van de Kwaliteitscommissie aan het gemeentelijk Kwaliteitskader Buitengebied. Een punt van aandacht is nog, om de benodigde parkeercapaciteit waar te kunnen maken, het op een subtiele manier aanduiden van de parkeervakken op het trapeziumvormig parkeerterrein.

Het advies van de commissie is als bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd.

Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden / Resultaten Onderzoeken

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op verschillende onderzoeks- en milieuaspecten welke van belang zijn in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

Voor diverse milieuaspecten zijn aanvullende onderzoeken uitgevoerd. Die onderzoeken zijn uitgevoerd op basis van de op het moment van uitvoering bekende informatie. Dit kan betekenen dat in de rapportages nog afbeeldingen voorkomen die inmiddels zijn achterhaald, zoals afbeeldingen van het stedenbouwkundig plan. Latere wijzigingen in het stedenbouwkundig plan hebben echter geen consequenties voor de conclusies in de diverse onderzoeksrapportages.

5.2 Milieu

5.2.1 Bodem- en grondwaterkwaliteit

5.2.2 Externe veiligheid

5.2.3 Geluid

5.2.4 Luchtkwaliteit

5.2.5 Milieu-invloed bedrijvigheid

5.2.6 Milieueffectrapportage

5.3 Kabels En Leidingen

In (of in de directe omgeving van) het plangebied komen geen leidingen voor met een planologisch-juridische beschermingszone die van invloed zijn op het onderhavige plan.

5.4 Geurhinder Veehouderijen

5.4.1 Wet geurhinder en veehouderij

De Wgv geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning). De gemeente Peel en Maas heeft geen geurverordening vastgesteld. Dit betekent dat de gemeente aanvragen in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening toetst aan de wettelijke normen uit de Wet geurhinder en veehouderijen. De normen voor de voorgrondbelasting geur zijn 3 OUe/m³ voor geurgevoelige objecten in de bebouwde kom en 14 OUe/m³ voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom. De afstand tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld, en een geurgevoelig object bedraagt:

  1. a. ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en
  2. b. ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.

5.4.2 Toets

Uit de vastgestelde Structuurvisie Intensieve veehouderij en glastuinbouw buitengebied gemeente Peel en Maas (d.d. 7 december 2011) en uit het vigerende bestemmingsplan buitengebied blijkt dat in de directe nabijheid van het plangebied een veehouderij is gelegen aan de aan de Hazenakkerweg 10.

Uit de kaart 'Beoordeling leefklimaat op basis van de indicatieve achtergrondbelasting ten aanzien van geurhinder', behorende bij de voornoemde structuurvisie, blijkt dat ter plaatse van het plangebied (deelgebied 1), sprake is van een matig tot redelijk goed woon- en leefklimaat. Voor de veehouderij zelf levert de ontwikkeling geen belemmeringen op voor de bedrijfsvoering, aangezien het plan niet voorziet in nieuwe geurgevoelige objecten.

Voor deelgebied 2 geldt dat volgens voornoemde kaart sprake is van een redelijk goed leefklimaat en voor deelgebied 3 is zelfs sprake van een goed leefklimaat. Ook voor deze twee deelgebieden geldt overigens dat hier geen nieuwe geurgevoelige objecten mogelijk worden gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0193-VG01_0014.png"
Afbeelding 5.2. Uitsnede uit kaart 'Structuurvisie Intensieve veehouderij en glastuinbouw - Beoordeling leefklimaat op basis van de indicatieve achtergrondbelasting ten aanzien van geurhinder' (Arcadis d.d. 5 juli 2011)

5.4.3 Conclusie geurhinder veehouderijen

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen belemmering voor de realisering van het plan.

5.5 Ecologie

5.5.1 Algemeen

Bij ruimtelijke planvorming is een toetsing aan de natuurwetgeving verplicht. In het kader van het plan is een beoordeling gemaakt van de effecten die het plan zal hebben op beschermde natuurwaarden4. Hierdoor wordt duidelijk of het plan in overeenstemming is met de natuurwetgeving.

  1. 4. Quickscan flora en fauna 'Bloemencamping De Hazenakker te Kessel', BRO d.d. 22 mei 2018, projectnr. P00053

5.5.2 Toetsing

In onderstaande tabel is samengevat of de voorgenomen ontwikkeling negatieve effecten kan hebben op beschermde soorten en/of gebieden, en wat de eventuele vervolgstappen zijn, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningtrajecten. In de tabel is tevens weergegeven of maatregelen noodzakelijk zijn om overtreding van de Wet natuurbescherming voor bepaalde soortgroepen te voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0193-VG01_0015.png"
Overzicht (potentiele) aanwezigheid beschermde soorten/gebieden en te nemen vervolgstappen

5.5.3 Conclusie ecologie

Op basis van de uitgevoerde quickscan wordt vervolgonderzoek naar het voorkomen van verschillende soortgroepen of effecten op beschermde gebieden niet noodzakelijk geacht. Evenmin is er sprake van een noodzaak tot het indienen van een ontheffingsaanvraag voor overtreding van verbodsbepalingen in de Wet natuurbescherming ten aanzien van soorten dan wel een vergunningsaanvraag in het kader van gebiedsbescherming. Het onderdeel houtopstanden is bij dit plan niet aan de orde.

Gelet op de potentiele ecologische waarden kan het voorgenomen plan in overeenstemming met de nationale natuurwetgeving en het provinciale natuurbeleid worden uitgevoerd, mits voorafgaand aan en tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden het bepaalde in de Wet natuurbescherming, onderdeel soorten, in acht te worden genomen:

  1. a. Ten aanzien van broedvogels zonder jaarrond beschermde nesten dient, om overtreding op voorhand redelijkerwijs te voorkomen, het verwijderen van nestgelegenheid buiten het broed-seizoen te worden uitgevoerd, of een controle moet de aanwezigheid van een broedgeval kunnen uitsluiten;
  2. b. Ten aanzien van met name vleermuizen dient (nieuwe) verlichting beperkt te blijven en naar beneden te worden gericht om directe uitstraling op bomen en ander groen te vermijden. Deze voorwaarde is opgenomen in de Bouwregels voor Bouwerken, geen gebouwen zijnde binnen de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'
  3. c. Ten behoeve van (incidenteel) aanwezige algemene soorten dient de zorgplicht in acht te worden genomen.

5.6 Waterhuishouding

5.6.1 Algemeen

Vanuit Rijks- en provinciaal beleid wordt steeds meer nadruk gelegd op duurzaam waterbeheer in de bebouwde omgeving. Vernieuwing in het provinciaal waterbeheer wordt gestalte gegeven door onder andere een (grensoverschrijdende) stroomgebiedbenadering, een brongerichte aanpak, het solidariteitsprincipe (niet afwentelen) en het vooraf betrekken van water bij ruimtelijke ontwikkelingen en afwegingen.

Vertaling van het landelijk en provinciaal beleid naar gemeentelijk beleid houdt op hoofdlijnen het volgende in: binnen nieuwe in- en uitbreidingsgebieden moet 'slimmer' en 'creatiever' met schoon hemelwater worden omgegaan. Het principe van vasthouden bergen en afvoeren van hemelwater is hierbij van groot belang.

5.6.2 Kenmerken van het watersysteem

5.6.3 Overleg waterbeheerder

Een belangrijk instrument bij de uitvoering van het waterbeleid is de Watertoets. Het toepassen van de Watertoets bij ruimtelijke ingrepen is verplicht en heeft als uitgangspunt dat de situatie voor het watersysteem door de ruimtelijke ingreep niet mag verslechteren (stand-still-beginsel). Bovendien wordt er bij de toepassing van de Watertoets naar gestreefd de kansen om bestaande ongewenste situaties te verbeteren, zoveel mogelijk te benutten.

Het concept ontwerp-bestemmingsplan wordt in het kader van het vooroverleg aan het Waterschap Limburg voorgelegd.

5.7 Archeologie En Cultuurhistorie

5.7.1 Archeologie

5.7.2 Cultuurhistorie

Op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Limburg zijn zowel de Hazenakkerweg als de Heikampweg aangeduid als een 'weg ouder dan 1806'. Het onderhavige plan is echter niet van invloed op het tracé en/of de inrichting van deze weg.

Verder zijn de gronden die ten noorden direct aansluiten aan deelgebied 1 ('Hoeve St. Jan, Hazenakkerweg'), aangeduid als terrein van hoge archeologische waarde (monument nr. 8669).

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0193-VG01_0017.png"
Afbeelding 5.4. Uitsnede uit cultuurhistorische waardenkaart provincie Limburg, met aanduiding gebieden met hoge archeologische waarde.

Het terrein is aangeduid is als complex aangeduid met 'urnenveld' en 'nederzetting, onbepaald'. Hier is sprake van een terrein met sporen van bewoning (vuursteenvindplaats) uit het Mesolithicum en Neolithicum en sporen van begraving (aangeploegd urnenveld) uit de Late Bronstijd en IJzertijd. Het terrein maakt deel uit van een rijtje min of meer aaneen sluitende monumenten (mon.nrs 8670, 8671; in het verlengde ligt 8668). Volgens waarneming 29240 zou er in 1971 sprake zijn geweest van aspergevelden, waardoor de archeologische waarde van het terrein mogelijk is verstoord. De beoogde ontwikkelingen binnen het plangebied leiden niet tot een verstoring van archeologische waarden op het aangrenzende perceel.

Voor het overige is er in of nabij het plangebied geen sprake van cultuurhistorische waarden.

5.8 Verkeer En Parkeren

5.8.1 Verkeer

De drie deelgebieden zijn vanuit zuidelijke richting vanaf de rijksweg N273 (Napoleonsweg) bereikbaar. In noordelijke richting gaat de Hazenakkerweg over in een zand-/grindweg, die aansluit op de Heldenseweg tussen Kessel en Helden. Daarmee is de locatie vanuit noordelijke richting ook bereikbaar voor fietsers en wandelaars.

Er wordt een zeer beperkte toename van het aantal verkeersbewegingen voorzien. De doelgroep voor de pipowagens bestaat voornamelijk uit fietsers.

De huidige verkeersstructuur is voldoende om deze beperkte toename van verkeersbewegingen te kunnen opvangen.

5.8.2 Parkeren

Voor de toe te passen parkeernorm dient te worden uitgegaan van de 'Nota Parkeernormen Peel en Maas 2018'. Indien een parkeernorm niet voorkomt in de parkeernormennota wordt aansluiting gezocht bij de CROW-kengetallen. Wanneer een parkeernorm ook niet voorkomt in de CROW-kengetallen moet de parkeerbehoefte door initiatiefnemer nader onderbouwd worden.

In de 'Nota parkeernormen Peel en Maas 2018' is bepaald dat voor een camping/kampeerterrein buiten de bebouwde kom een parkeernorm geldt van 1,2 parkeerplaatsen per standplaats. Binnen deelgebied 1 worden 10 pipowagens voor verblijfsrecreatief gebruik geplaatst. De doelgroep voor deze pipowagens bestaat grotendeels uit fietsers/wandelaars. Voor de incidentele bezoeker die tóch met de auto komt worden in de noordoosthoek van het plangebied 10 - 15 parkeerplaatsen gerealiseerd. Daarmee is voor deze doelgroep voldoende parkeercapaciteit besachikbaar.

De bezoekers aan het natuurkampeerterrein kunnen hun auto op de standplaats parkeren. Met de parkeernorm van 1,2 parkeerplaatsen per standplaats betekent dit dat er -naast één parkeerplaats op de standplaats- in totaal nog 25x0,2=5 parkeerplaatsen extra gerealiseerd moeten worden. Deze worden gerealiseerd direct bij de ingang naar het terrein en zullen onverhard worden uitgevoerd.

Voor een handboogschietbaan, of een daarmee vergelijkbare activiteit, zijn geen parkeernormen opgenomen in de Nota parkeernormen. De handboogschietbaan zal in de meeste gevallen worden gebruikt door bezoekers aan de camping en/of in combinatie met bezoeken aan de andere dagrecreatieve voorzieningen in het plangebied, zoals de midgetgolfbaan en de jeu de boulesbaan. Hierdoor zal de extra parkeerbehoefte die ontstaat door de ontwikkeling van de handboogschietbaan zeer beperkt zijn. Voor de incidentele bezoekers die uitsluitend een bezoek brengen aan de handboogschietbaan en daarbij met de auto komen, kan gebruik worden gemaakt van de bestaande en de bovengenoemde nog te realiseren parkeerplaatsen bij de camping.

5.8.3 Conclusie verkeer en parkeren

Vanuit een oogpunt van verkeer en parkeren zijn er geen belemmeringen voor realisering van de beoogde uitbreiding van het bedrijf.

5.9 Duurzaamheid

Op 18 juni 2013 heeft de gemeenteraad van Peel en Maas een startdocument met gezamenlijke uitgangspunten voor duurzaamheid vastgesteld. Hierin zijn de volgende uitgangspunten vastgelegd:

  1. 1. Duurzaamheid is een toetssteen voor het gemeentelijk handelen.
  2. 2. Duurzaamheid moet worden geïntegreerd in beleid en vervolgens in de praktijk worden gebracht.
  3. 3. Duurzaamheid moet in ieder voorstel aan de gemeenteraad en het college meegenomen worden. Hierbij vormen People (mens) - Planet (omgeving) - Profit (economie) gezamenlijk de afweging voor duurzaamheid.
  4. 4. Het inspiratiekader ontstaat door dialoog in de samenleving.
  5. 5. Een WOW-project is een project wat de samenleving enthousiasmeert en mobiliseert.
  6. 6. Een revolverend fonds is een duurzame inzet van middelen.
  7. 7. De gemeente beperkt zich niet tot alleen een revolverend fonds
  8. 8. Naast de inzet van een revolverend fonds wordt ook inzet gepleegd op het creëren van een kenniscentrum (digitaal en fysiek).
  9. 9. Er is sprake van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van burgers en overheid.
  10. 10. Er moet onderscheid gemaakt worden tussen de kracht van de burger en de verantwoordelijkheid van de overheid.

Voor de nieuwbouw van het sanitairgebouw op de natuurcamping en voor de te bouwen schuilhut bij de handboogschietbaan zullen de bepalingen omtrent duurzaamheid uit het Bouwbesluit worden gevolgd. Er zullen geen uitlogende materialen worden gebruikt zoals lood, koper en zink.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten

6.1 Planstukken

Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de SVBP2012 alsmede de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Het bestemmingsplan 'Bloemencamping de Hazenakker' is vervat in een verbeelding, regels en toelichting.

6.2 Toelichting Op De Verbeelding

De analoge verbeelding is getekend op een bijgewerkte en digitale kadastrale ondergrond, schaal 1:1000. Op de verbeelding is het plangebied weergegeven.

6.3 Toelichting Op De Regels

Bij het opstellen van de regels is uitgegaan van het rapport Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012), de Handreiking Ruimtelijke plannen gemeente Peel en Maas en de regels van de bestemmingsplannen 'Buitengebied' en '1e Reparatieherziening bestemmingsplan Buitengebied Peel en Maas'.

De regels zijn verdeeld in 4 hoofdstukken, te weten:

Hoofdstuk 1: Inleidende regels met daarin de begrippen en de wijze van meten;
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels. Hierin worden de regels voor de op de verbeelding opgenomen bestemming gegeven;
Hoofdstuk 3: Algemene regels, waaronder zijn opgenomen de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels en algemene wijzigingsregels;
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels, waarin het overgangsrecht en de slotregel zijn opgenomen.

Het belangrijkste doel van de planregels is om de bouw- en gebruiksregels van de verschillende bestemmingen aan te geven.

6.3.1 Inleidende regels

6.3.2 Bestemmingsregels

De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  1. 1. Bestemmingsomschrijving
  2. 2. Bouwregels
  3. 3. Nadere eisen
  4. 4. Afwijken van de bouwregels
  5. 5. Specifieke gebruiksregels
  6. 6. Afwijken van de gebruiksregels
  7. 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  8. 8. Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  9. 9. Wijzigingsbevoegdheid

Duidelijk zal zijn dat een bestemming niet alle elementen hoeft te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen.

In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functies. Als eerste wordt de hoofdfunctie aangegeven. Indien nodig worden vervolgens de andere aan de grond toegekende functies genoemd.

In de bouwregels wordt bepaald aan welke voorwaarden de bebouwing moet voldoen. Voor zover nodig wordt een onderscheid gemaakt in woningen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waardoor de toetsing van aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen aanmerkelijk vereenvoudigd en inzichtelijker is.

In het onderstaande worden de regels van de opgenomen bestemmingen nader toegelicht.

6.3.3 Algemene regels

In de Anti-dubbeltelregel (artikel 8) wordt bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, deze bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing blijft.

In de Algemene bouwregels (artikel 9) is een bepaling opgenomen met betrekking tot ondergronds bouwen, ondergeschikte bouwdelen en een regeling over bestaande maten en afstanden opgenomen.

In de Algemene gebruiksregels (artikel 10) is een algemeen gebruiksverbod opgenomen en is het strijdig gebruik benoemd.

In de Algemene aanduidingsregels (artikel 11) zijn overeenkomstig het geldende bestemmingsplan regels opgenomen voor de gebiedsaanduidingen 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' en 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1 ob' en 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 4 go'.

In de Algemene afwijkingsregels (artikel 12) is een mogelijkheid opgenomen om af te kunnen wijken van het plan voor geringe overschrijdingen, voor het eventueel in de toekomst bouwen van een bedrijfswoning, alsmede voor het realiseren van schuilgelegenheden.

De Algemene wijzigingsregels (artikel 13) verschaffen het bevoegd gezag de gewenste beleidsruimte om bij de uitvoering van het plan te kunnen inspelen op gegevens of situaties die vooraf niet bekend kunnen zijn.

In de Overige regels (artikel 14) is bepaald dat, indien wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., deze regelingen dienen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. Tevens zijn hierin regels omtrent parkeren opgenomen.

6.3.4 Overgangs- en slotregels

In de bepaling Overgangsrecht (artikel 15) is geregeld in hoeverre en onder welke voorwaarden bestaande gebouwen en het bestaand gebruik van gronden en bouwwerken mogen afwijken van het plan.

In de Slotregel (artikel 16) is aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening rust op de gemeente de verplichting tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan. Volgens artikel 6.12, lid 2 Wro kan de gemeente hiervan afzien in bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen, of indien:

  • het kostenverhaal anderszins is verzekerd;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels aan werken en werkzaamheden met betrekking tot bouwrijp maken, aanleg van nutsvoorzieningen, inrichten van de openbare ruimte en uitvoerbaarheid niet noodzakelijk is.

Binnen het plangebied wordt geen bouwplan, zoals bedoeld in artikel 6.12, lid 1 Wro in samenhang met artikel 6.2.1. onder a Bro gerealiseerd. Het project is derhalve niet exploitatieplanplichtig.

Met de initiatiefnemer zal wel een overeenkomst planschade worden gesloten, op basis waarvan eventueel door de gemeente toe te kennen tegemoetkomingen in planschade kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer.

7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De eigenaren van de camping en initiatiefnemers van het onderhavige plan hebben de plannen nader toegelicht aan de directe buren aan de Hazenakkerweg 10 en aan de Hazenakkerweg 8. Beide belanghebbenden hebben aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de voorgenomen ontwikkelingen.

Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak

8.1 Overleg

Voordat het plan op grond van artikel 3.8 Wro in procedure is gebracht, is het plan ter advies aan verschillende instanties aangeboden.

8.2 Inspraak

De facultatieve inspraakmogelijkheid wordt overgeslagen. Het plan wordt direct als ontwerp ter inzage gelegd omdat voorafgaande inspraak wordt gezien als een dubbeling van procedures. Gedurende de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan krijgen burgers, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen.

Hoofdstuk 9 Procedure

9.1 Algemeen

De wettelijke procedure volgens de Wet ruimtelijke ordening ziet er als volgt uit:

  • Vooroverleg met betrokken instanties;
  • Openbare kennisgeving van het ontwerp-bestemmingsplan;
  • Terinzagelegging van het ontwerp en bijbehorende stukken gedurende 6 weken en toezending aan gedeputeerde staten en de betrokken rijksdiensten, waterschappen en gemeenten;
  • Gedurende de termijn van terinzagelegging kunnen door een ieder schriftelijk of mondeling zienswijzen worden ingebracht;
  • Vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad binnen 12 weken;
  • Algemene bekendmaking van het bestemmingsplan door terinzagelegging met voorafgaande kennisgeving en toezending aan gedeputeerde staten en betrokken rijksdiensten, waterschappen en gemeenten: binnen 2 weken dan wel, indien gedeputeerde staten of de inspecteur zienswijzen hebben ingebracht of het bestemmingsplan gewijzigd is vastgesteld, vanaf 6 weken na vaststelling;
  • Mogelijkheid tot beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen 6 weken na bekendmaking voor belanghebbenden
  • Inwerkingtreding op de dag na afloop van de beroepstermijn, zijnde 6 weken na de bekendmaking, tenzij binnen deze termijn een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

9.2 Ontwerp Bestemmingsplan

Het ontwerp bestemmingsplan 'Bloemencamping de Hazenakker' heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.8 van de Wro ter inzage gelegen van 6 juni tot en met 18 juli 2019.

9.3 Vastgesteld Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is op 8 oktober 2019 door de gemeenteraad vastgesteld.

Bijlage 1 Landschapsinpassingsplan

Bijlage 1 Landschapsinpassingsplan

Bijlage 2 Tekeningen Landschapsinpassingsplan

Bijlage 2 Tekeningen landschapsinpassingsplan

Bijlage 3 Referentielijst Van Bedrijven

Bijlage 3 Referentielijst van bedrijven

Bijlage 4 Nota Parkeernormen 2018

Bijlage 4 Nota parkeernormen 2018

Bijlage 5 Overzicht Beroep Of Bedrijf Aan Huis

Bijlage 5 Overzicht beroep of bedrijf aan huis

Bijlage 1 Advies Kwaliteitscommissie

Bijlage 1 Advies kwaliteitscommissie

Bijlage 2 Historisch Bodemonderzoek

Bijlage 2 Historisch bodemonderzoek

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek

Bijlage 4 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 4 Quickscan flora en fauna

Bijlage 5 Vergunningchecker Waterschap Limburg

Bijlage 5 Vergunningchecker Waterschap Limburg