KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Grondgebonden
Artikel 4 Wonen
Artikel 5 Leiding - Hoogspanning
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
Artikel 7 Waarde - Archeologie 4
Artikel 8 Waterstaat - Beschermingszone Watergang
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 15 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
Artikel 17 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Opstellen Nieuw Bestemmingsplan
1.2 Doel
1.3 Plangebied En Begrenzingen
1.4 Vigerend Bestemmingsplan In Plangebied
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis
2.2 Bestaande Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid Peel En Maas
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Doelstellingen En Uitgangspunten
4.2 Stedenbouwkundige En Ruimtelijke Effecten
Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden / Resultaten Onderzoeken
5.1 Inleiding
5.2 Milieu
5.3 Kabels En Leidingen
5.4 Ecologie
5.5 Waterhuishouding
5.6 Archeologie En Cultuurhistorie
5.7 Verkeer En Parkeren
5.8 Duurzaamheid
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Planstukken
6.2 Toelichting Op De Verbeelding
6.3 Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Overleg
8.2 Inspraak
Hoofdstuk 9 Procedure
9.1 Algemeen
9.2 Ontwerp Bestemmingsplan
9.3 Vastgesteld Bestemmingsplan
Bijlage 1 Overzicht Beroep Of Bedrijf Aan Huis
Bijlage 2 Landschappelijk Inpassingsplan
Bijlage 1 Historisch Bodemonderzoek

Omzetten bedrijfswoning naar reguliere woning Rijksweg 50 te Kessel

Bestemmingsplan - gemeente Peel en Maas

Vastgesteld op 07-05-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Omzetten bedrijfswoning naar reguliere woning Rijksweg 50 te Kessel' met identificatienummer NL.IMRO.1894.BPL0194-VG01 van de gemeente Peel en Maas.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 verbeelding:

de verbeelding van het bestemmingsplan 'Omzetten bedrijfswoning naar reguliere woning Rijksweg 50 te Kessel'.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.7 aangebouwd bijbehorend bouwwerk:

een met het hoofdgebouw verbonden gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw dan wel in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.8 abiotische waarden:

het geheel van waarden in verband met de abiotische of niet-levende natuur, in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van ontwikkelingsmogelijkheden voor een waardevolle biotische of levende natuur die wordt gevormd door organismen en leefgemeenschappen.

1.9 agrarisch:

het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.10 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren. Hieronder valt ook een viskwekerij.

1.11 agrarisch bedrijfsmatig gebruik:

het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, ten behoeve van een agrarisch bedrijf met een omvang van minimaal 12 NGE.

1.12 agrarisch gebruik:

het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.13 agrarisch hobbymatig gebruik:

het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren met omvang van maximaal 12 NGE.

1.14 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingsvergunning ex paragraaf 5.1 van de Erfgoedwet (of voor de betreffende werkzaamheden een vergunning heeft van de minister van OCW) en werkend volgens de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.15 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten (resten uit het verleden).

1.16 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten (resten uit het verleden).

1.17 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde.

1.18 bebouwingsoppervlakte:

het oppervlak van het bouwvlak, bestemmingsoppervlak, dan wel van het bouwvlak, dat ten hoogste met gebouwen mag worden bebouwd.

1.19 bebouwingspercentage:

een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte of het percentage van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.20 bed en breakfast:

het bedrijfsmatig, ondergeschikt aan de woonfunctie en op kleine schaal tegen betaling aanbieden van logies/overnachting in een daarvoor geschikte woning (hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk) gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met ontbijtmogelijkheid. Deze voorziening is nadrukkelijk niet bedoeld voor het laten overnachten van tijdelijke arbeiders of seizoensarbeiders.

1.21 bedrijf:

een inrichting of instelling die is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten - met uitzondering van beroepen aan huis -, daaronder niet begrepen een seksinrichting of een daaraan gerelateerde activiteit.

1.22 bedrijf aan huis:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot de beroepsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat op kleine schaal in een woning of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse, welke zijn opgenomen in Bijlage 1 Overzichtberoep of bedrijf aan huis.

1.23 bedrijfsmatig:

deelnemen aan het economisch verkeer al dan niet met winstoogmerk, en activiteiten die hiermee naar aard, omvang en regelmaat zijn gelijk te stellen.

1.24 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één bedrijf.

1.25 bedrijfswoning:

een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op dan wel bij een terrein, dienend voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen, wiens huisvesting ter plaatse, gelet op de bedrijfsvoering, noodzakelijk is.

1.26 beeldkwaliteit:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde met betrekking tot de bouwkundige vormgeving en ruimtelijke en functionele aspecten.

1.27 begane grond:

een bouwlaag waarvan het vloerniveau (nagenoeg) ter hoogte van het aansluitende peil ligt.

1.28 beroep aan huis:

een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in een woning of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse, welke zijn opgenomen Bijlage 1 Overzicht beroep of bedrijf aan huis.

1.29 bestaand:

situatie ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.30 bestaande intensieve veehouderij:

een bestaande intensieve veehouderij ten tijde van inwerkingtreding van het Reconstructieplan Noord- en Midden Limburg, zoals vastgesteld door Provinciale Staten van de gemeente Limburg op 5 maart 2004.

1.31 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.32 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.33 bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.34 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak, met uitzondering van een overkapping.

1.35 bodemingreep:

werken of werkzaamheden die een bodemverstorende werking kunnen hebben op het aanwezige (archeologisch) bodemarchief.

1.36 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel en/of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.37 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.38 bouwvlakgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.39 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten en waarbinnen silo's en waterbassins dienen en verhardingen en parkeervoorzieningen kunnen worden gerealiseerd. Indien twee of meer bouwvlakken middels de aanduiding 'relatie' op de verbeelding aan elkaar zijn gekoppeld gelden deze bouwvlakken gezamenlijk als één bouwvlak.

1.40 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.41 buitenopslag:

het opslaan van goederen anders dan in gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.42 caravanstalling:

een stallingsruimte voor caravans, campers en vouwwagens.

1.43 coffeeshop:

een horecabedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders.

1.44 containerveld:

grond welke is afgedekt met plastic, antiworteldoek en/of beton, eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten.

1.45 cultuurhistorische waarde:

de waarde die aan een natuurobject, gebouw, bouwwerk of gebied is toegekend en wordt gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat natuurobject, gebouw, bouwwerk of gebied.

1.46 dagrecreatie:

het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats zonder overnachtingsmogelijkheden.

1.47 dak:

een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk c.q. gebouw.

1.48 dakhelling:

de hoek gemeten tussen het dakvlak en het horizontale vlak.

1.49 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg:

een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van senior archeoloog.

1.50 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden met inbegrip van de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van zaken aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van horeca-activiteiten.

1.51 egaliseren:

het vlak of gelijk maken van de grond.

1.52 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt.

1.53 erfafscheiding:

afscheiding welke op een grens tussen twee erven is geplaatst.

1.54 evenement:

elk voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak die een bijdrage levert aan het culturele, sociale en/of sportieve leven.

1.55 extensieve dagrecreatie:

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals fietsen, vissen, wandelen, paardrijden, roeien en fietsen.

1.56 extensiveringsgebied:

een gebied waarbinnen de woonbestemming of de natuurbestemming het primaat heeft en waarbinnen uitbreiding, hervestiging, nieuwvestiging en omschakeling niet mogelijk is.

1.57 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.58 glastuinbouw:

een bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen, waarbij de productie in glazen (schuur)kassen, kasschuren, bollentrekkassen en/of warenhuizen plaatsvindt.

1.59 grondgebonden bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de open grond die bij het bedrijf hoort en waaronder ook begrepen grond met tijdelijke tunnels of andere teeltondersteunende voorzieningen, waaronder:

  • akkerbouwbedrijf;
  • boomkwekerij;
  • melkveehouderij;
  • productiegebonden paardenhouderij.

1.60 hartlijn:

het midden van een leiding.

1.61 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.62 hoofdverblijf:

het centrum van iemands sociaal maatschappelijk leven.

1.63 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.64 horeca van categorie 1:

een horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar, naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren, in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt.

1.65 horeca van categorie 2:

een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse kunnen worden genuttigd, waaronder:

  • cafetaria/snackbar;
  • fastfood en broodjeszaken;
  • lunchroom;
  • ijssalon, ijswinkel;
  • koffie- en/of theeschenkerij;
  • afhaalcentrum;
  • eetwinkels;
  • restaurant.

1.66 huishouden:

een of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren.

1.67 intensieve veehouderij:

een niet grondgebonden agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, waaronder een rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen.

1.68 internetverkoop:

verkoop van artikelen via internet, waarbij op het perceel alleen opslag/magazijnruimte voor deze artikelen aanwezig is en waarbij de artikelen (eventueel per post) bij de klant worden thuis bezorgd.

1.69 kamerverhuur:

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.

1.70 kampeermiddel:

een onderkomen dat of een voorziening die onder welke benaming ook uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot tijdelijk recreatief gebruik als logies-, dag- of nachtverblijf van één of meer personen, niet zijnde een bouwwerk waarvoor bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een vergunning vereist is, waaronder een stacaravan/chalet, camper, kampeerauto, stacaravan inclusief voortent, tent met bijzettent, tentwagen of enig ander onderkomen of voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze kampeermiddelen geheel of ten dele blijvend zijn bedoeld of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor tijdelijk recreatief nachtverblijf.

1.71 kleinschalig kampeerterrein:

terrein met daarbij horende voorzieningen en blijkens de inrichting bestemd en geschikt om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van maximaal 25 kampeermiddelen.

1.72 landschappelijke waarde:

een waarde die aan een gebied is toegekend op grond van de bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid, identiteit en diversiteit bestaande uit abiotische, geologische, bodemkundige, biologische elementen en cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden afzonderlijk of in onderlinge samenhang die in dat gebied voorkomen.

1.73 logies:

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft.

1.74 maaiveld:

hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op het bouwwerk.

1.75 mantelzorg:

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving en waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

1.76 mestbassin:

reservoir bestemd voor het bewaren van dunne mest, dat niet geheel of gedeeltelijk is gelegen onder een stal.

1.77 natuurwaarde:

een waarde die aan een gebied is toegekend in verband met de aanwezige biotopen, bijzondere flora en fauna, ecologische samenhang en structuren van dat gebied.

1.78 nederlandse grootte eenheden (nge's):

een economische maatstaf waarin de omvang van een agrarisch bedrijf en de afzonderlijke productierichtingen binnen een bedrijf worden uitgedrukt. Een nge is gebaseerd op de saldi per dier of per hectare gewas.

1.79 niet-grondgebonden bedrijf:

een agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij of een glastuinbouwbedrijf, waarvan de productie geheel of in overwegende mate plaatsvindt in gebouwen of los van het voortbrengend vermogen van de open grond, waaronder:

  • champignonkwekerij;
  • viskwekerij.

1.80 Nota Parkeernormen

Nota Parkeernormen Peel en Maas 2018 vastgesteld op 3 juli 2018 en in werking getreden op 3 juli 2018.

1.81 nutsvoorziening:

een voorziening voor het op het openbare net aangesloten voorziening van algemeen nut, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, alsmede containers voor glas, kleding, afval, plastic etc.

1.82 omgevingsvergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.83 omschakeling:

de algehele of gedeeltelijke overstap binnen een bestaand agrarisch bedrijf naar een andere volwaardige agrarische bedrijfsvorm.

1.84 ondergeschikt:

een functie die qua omvang en uitstraling ten dienste staat van een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie.

1.85 ondergronds bouwen:

bouwen onder peil.

1.86 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat is omsloten door maximaal één wand en is voorzien van een gesloten dak.

1.87 paardrijbak:

een onoverdekte, als zodanig herkenbare ruimte, al dan niet omsloten, bedoeld voor het trainen, rijden en berijden van paarden en pony's.

1.88 peil:

  1. a. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld ter plaatse van de bouw;
  4. d. voor bouwwerken in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het bouwwerk;
  5. e. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil;
  6. f. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld na egalisatie.

1.89 permanente teeltondersteunende voorziening:

een teeltondersteunende voorziening die permanent, dat wil zeggen gedurende een periode van meer dan zes maanden per jaar aanwezig is, waaronder:

  • kassen in de vorm van ondersteunend glas bij een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • containervelden.

1.90 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.91 recreatie:

activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.

1.92 recreatief nachtverblijf:

een (deel van een) gebouw dat dient als verblijf gedurende de nachtperiode voor recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.93 recreatiewoning:

woning die blijkens de bestemming is bedoeld voor tijdelijk recreatief verblijf.

1.94 schuilgelegenheid:

een open overkapping die aan maximaal drie zijden is omsloten door wanden en waarvan dieren gebruik moeten kunnen maken in geval van weidegang met als doel bescherming tegen weersomstandigheden gedurende het gehele jaar, met dien verstande dat opslag niet is toegestaan.

1.95 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden, waaronder:

  1. a. bordeel;
  2. b. erotische-massagesalon;
  3. c. parenclub;
  4. d. prostitutiebedrijf;
  5. e. seksautomatenhal;
  6. f. seksbioscoop;
  7. g. sekssauna;
  8. h. sekstheater.

1.96 teeltondersteunende voorziening:

voorziening of constructie welke dient ter ondersteuning van de teelt van een agrarisch bedrijf met als doel het gewas te forceren tot meer groei, de oogst te spreiden en meer opbrengsten te genereren, met uitzondering van afdekfolie. Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlaten ten opzichte van normale teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen om een kwalitatief beter product te verkrijgen. Deze constructies of voorzieningen kunnen zowel hoog als laag zijn, met dien verstande dat:

  1. a. een lage lage teeltondersteunende voorziening een hoogte heeft van maximaal 1,50 m;
  2. b. een hoge teeltondersteunende voorziening een hoogte heeft van minimaal 1,50 m of hoger.

1.97 tijdelijke teeltondersteunende voorziening:

een teeltondersteunende voorziening die korter dan 6 al dan niet aaneengesloten maanden per jaar aanwezig is, waaronder:

  1. a. acryldoek;
  2. b. hagelnetten;
  3. c. insectengaas;
  4. d. plastic tunnels;
  5. e. regenkappen;
  6. f. schaduwhallen.

1.98 verblijfsrecreatie:

het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats waarbij recreatief nachtgebruik centraal staat.

1.99 verwevingsgebied:

een gebied dat is gericht op de verweving van landbouw, wonen en natuur. In een verwevingsgebied is hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderij mogelijk mits de ruimtelijke kwaliteit of de functies van het gebied zich daartegen niet verzetten.

1.100 volwaardig agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat de arbeidsomvang heeft van ten minste één volledige arbeidskracht en waarvan het behoud en het voortbestaan ook op lange termijn in voldoende mate is verzekerd. Daaronder wordt verstaan een bedrijfseconomische en milieuhygiënische en -technische verantwoorde bedrijfsvoering. Een agrarisch bedrijf is volwaardig als het samenstel van de economische waarde van de agrarische productie tenminste 70 NGE betreft.

1.101 voorgevel:

gevel aan de voorzijde van een gebouw die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

1.102 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van het hoofdgebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.

1.103 vrijstaand bijbehorend bouwwerk:

een van het hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.104 waterbassin:

een voorziening bij een (agrarisch) bedrijf, geen bouwwerk zijnde, bedoeld voor het opvangen van regenwater.

1.105 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.106 weg:

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerplaatsen.

1.107 wet/wettelijke regelingen:

indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wetten of wettelijke regelingen, dienen deze te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.108 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen.

1.109 woningsplitsing:

het treffen van voorzieningen in bestaande al dan niet gedeeltelijk of geheel te vernieuwen woningen, zodanig dat binnen de bestaande of te vernieuwen of te vergroten bouwmassa meerdere zelfstandige woningen ontstaan. De zelfstandigheid blijkt uit de aanwezigheid per woning van een eigen toegang, keuken, badkamer, woon- en slaapkamers. In de bouwmassa is/zijn één of meer geheel gesloten woningscheidende wand(-en) aanwezig.

1.110 zelfvoortgebrachte en streekeigen producten:

producten die zijn geproduceerd op een functionerend agrarisch bedrijf en zowel qua grondstoffen als qua productieproces afkomstig zijn uit Noord- of Midden Limburg of Zuidoost Noord-Brabant, met uitzondering van mest.

1.111 zwembad:

een private voorziening behorende bij een woning waarin mensen voor hun plezier zwemmen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de bouwvlakgrens:

tussen de grens van het bouwvlak en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 de afstand tussen hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken:

tussen de grens van het hoofdgebouw en een bepaald punt van het bijbehorend bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.3 de bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte gemeten aan de binnenzijde van die ruimte(n) binnen een functie die wordt/worden gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

2.4 de oppervlakte van een bouwvlak/bestemmingsvlak:

de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en de onbebouwde gronden binnen een bouwvlak/bestemmingsvlak.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 de lengte, breedte en hoogte van een bouwwerk:

buitenwerks, dit is de afstand gemeten tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.

2.10 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van een bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.11 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.12 de oppervlakte van een bodemingreep:

het gebied (zone) waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden die een verstorende werking kunnen hebben op het (archeologisch) bodemarchief.

2.13 de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.14 de vloeroppervlakte van een bouwwerk:

de totale vloeroppervlakte gemeten aan de binnenzijde van die ruimte(n).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Grondgebonden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Grondgebonden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarisch bedrijfsmatig gebruik, in de vorm van een grondgebonden bedrijf, al dan niet met als nevenactiviteit;
    1. 1. een niet-grondgebonden bedrijfstak;
    2. 2. een bestaande intensieve veehouderij;
  2. b. wonen in een bedrijfswoning;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. mestverwerking van mest afkomstig van het eigen bedrijf;
  2. d. een recreatiewoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  3. e. caravanstalling;
  4. f. uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.4.3;
  5. g. verkoop van zelfvoortgebrachte of streekeigen producten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.4.4;
  6. h. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.4.2;
  7. i. paardrijbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden;
  8. j. tuinen, erven en terreinen;
  9. k. groenvoorzieningen;
  10. l. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  11. m. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de
bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. paardrijbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden;
  3. c. uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.5.3;
  4. d. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.5.2;
  5. e. bestaande mantelzorgvoorzieningen;
  6. f. groenvoorzieningen;
  7. g. tuinen, erven en terreinen;
  8. h. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  9. i. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' de landschappelijke inpassing van de woning en bijgebouwen in de vorm van groenvoorzieningen, zoals hagen en gebiedseigen bomen, een en ander overeenkomstig het Landschappelijk inpassingsplan in Bijlage 2 bij de regels en het bepaalde in artikel 4.5.4.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Leiding - Hoogspanning

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van een bovengrondse 150-kV hoogspanningsverbinding, met dien verstande dat:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanning 1' de hartlijn van de 150-kV hoogspanningsleiding is gelegen.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in artikel 5.2.1 ten behoeve van het bouwen van gebouwen, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  2. b. geen onevenredige schade aan de andere aan de gronden gegeven bestemmingen wordt of kan worden toegebracht;
  3. c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de desbetreffende leidingbeheerder.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Waarde - Archeologie 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder gebieden met een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden wijzigen zodanig dat de bestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 4

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden wijzigen zodanig dat de bestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Artikel 8 Waterstaat - Beschermingszone Watergang

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het beheer van de watergang met inachtneming van de Keur van het Waterschap.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in artikel 8.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, mits:

  1. a. de veiligheid en het functioneren van de watergang niet wordt geschaad;
  2. b. voldaan wordt aan regels behorende bij de ter plaatse geldende andere bestemming(en);
  3. c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij het Waterschap.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Bouwregels

10.1 Ondergronds bouwen

10.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen maximaal 1 meter bedraagt.

10.3 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten

Artikel 11 Algemene Gebruiksregels

11.1 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

11.2 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  1. a. een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  2. b. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  3. c. straatprostitutie;
  4. d. nieuwvestiging van een intensieve veehouderij;
  5. e. nieuwvestiging van een glastuinbouwbedrijf;
  6. f. als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.

Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels

12.1 provinciale ontwikkelingszone groen

12.2 reconstructiewetzone - extensiveringsgebied

12.3 reconstructiewetzone - verwevingsgebied

12.4 wro - zone - wijzigingsgebied 1 ob

12.5 wro - zone - wijzigingsgebied 3 bd

12.6 wro - zone - wijzigingsgebied 4 go

Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels

13.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken:

  1. a. van de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  2. b. van de desbetreffende bepalingen in het plan voor het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van de goot- en bouwhoogten met ten hoogste 10%;
  3. c. van de bepalingen in het plan voor het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van de afstand van 5 meter van de bouwvlakgrens tot maximaal 1 meter van de bouwvlakgrens, met dien verstande dat landschappelijke inpassing in voldoende mate is verzekerd;
  4. d. van de bepalingen omtrent voorgevelrooilijn ten behoeve van het bouwen van (bedrijfs)woningen en/of bedrijfsgebouwen voor of achter de bestaande voorgevelrooilijn, met dien verstande dat:
    1. 1. de afstand tot de bestemming 'Verkeer', 'Water', 'Water - Rivier' of 'Natuur' minimaal 3 meter bedraagt;
    2. 2. geen aantasting plaatsvindt van:
      • de verkeersveiligheid;
      • het woon- en leefklimaat;
      • de milieusituatie;
      • de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
      • de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.

13.2 Afwijken ten behoeve van de sloop-bonus regeling

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.3 ten behoeve van het toestaan van nieuwe bebouwing krachtens de bestemming 'Wonen', mits het overschot aan bestaande bebouwing wordt gesloopt, waarbij maximaal 2/3e van de te slopen bebouwing mag worden teruggebracht tot een maximale inhoud van 1.500 m³, met dien verstande dat:

  1. a. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  2. b. wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 4, met dien verstande dat de afstand tussen de woning en bijbehorende bouwwerken maximaal de bestaande afstand dient te bedragen.

13.3 Afwijken ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de woning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen in het plan ten aanzien van en toestaan dat de bestaande inhoud van de (bedrijfs)woning en/of bijbehorende bouwwerken éénmalig met 100 m³ wordt vergroot, met dien verstande dat:

  1. a. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  2. b. geen aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. de verkeersveiligheid;
    2. 2. het woon- en leefklimaat;
    3. 3. de milieusituatie;
    4. 4. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    5. 5. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.

13.4 Afwijken ten behoeve van nevenactiviteiten en verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4.1 ten behoeve van nevenactiviteiten en verbrede landbouw binnen de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:

  1. a. de agrarische bedrijvigheid als hoofdfunctie aanwezig is en blijft;
  2. b. het gezamenlijk oppervlak van de bedrijfsbebouwing van het desbetreffende agrarisch bedrijf niet mag worden vergroot;
  3. c. dagrecreatie is toegestaan tot maximaal 100 m²;
  4. d. een educatiefunctie is toegestaan tot maximaal 100 m²;
  5. e. verblijfsrecreatie is toegestaan:
    1. 1. tot maximaal 25% van het bouwvlak, dan wel tot maximaal 30 bedden/slaapplaatsen, met dien verstande dat de totale oppervlakte van de hiervoor benodigde gebouwen maximaal 100 m² bedraagt;
    2. 2. ondergeschikte horeca van categorie 1 en 2 is toegestaan tot maximaal 100 m²;
  6. f. aan het agrarisch bedrijf verbonden zorgfuncties zijn toegestaan in de bestaande bebouwing;
  7. g. de hierboven genoemde maximaal toegestane oppervlakten zijn cumulatief van aard, wat impliceert dat bij cumulatie van meerdere vormen van verbrede landbouw en/of nevenactiviteiten het maximum van 100 m² niet mag worden overschreden. Zorgfuncties zijn van de cumulatie uitgesloten;
  8. h. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
  9. i. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  10. j. geen aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. de verkeersveiligheid;
    2. 2. het woon- en leefklimaat;
    3. 3. de milieusituatie;
    4. 4. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    5. 5. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing;
  11. k. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte.

13.5 Afwijken ten behoeve van tijdelijke hoge teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 ten behoeve van het bouwen en gebruiken van het bestemmingsvlak voor tijdelijke hoge teeltondersteunende voorzieningen, mits:

  1. a. de voorzieningen niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wro - zone - wijzigingsgebied 3 bd';
  2. b. de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
  3. c. de oppervlakte aan teeltondersteunende voorzieningen maximaal 1,5 ha bedraagt inclusief de reeds aanwezige tijdelijke hoge teeltondersteunende voorzieningen in het bestemmingsvlak;
  4. d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van actuele en bestaande natuur, landschappelijke, cultuurhistorische, abiotische en archeologische waarden;
  5. e. de teeltondersteunende voorzieningen maximaal 6 maanden per jaar aanwezig mogen zijn, met dien verstande dat de constructie ten behoeve van de tijdelijke teeltondersteunende voorziening permanent aanwezig mag zijn;
  6. f. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie.

13.6 Afwijken ten behoeve van kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4.1 en 4.5.1 ten behoeve van het gebruik van gronden voor kleinschalig kamperen, mits:

  1. a. het kleinschalig kampeerterrein mag uitsluitend als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf;
  2. b. het kleinschalig kampeerterrein mag uitsluitend in een bouwvlak, dan wel direct aansluitend aan het bouwvlak met dien verstande dat in dit laatste geval aangetoond wordt dat binnen het bouwvlak geen reële mogelijkheden zijn voor realisering van het kleinschalig kampeerterrein;
  3. c. het totaal aantal kampeermiddelen op het kleinschalig kampeerterrein maximaal 25 bedraagt, met dien verstande dat stacaravans/chalets niet zijn toegestaan;
  4. d. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein;
  5. e. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  6. f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. de verkeersveiligheid;
    2. 2. het woon- en leefklimaat;
    3. 3. de milieusituatie;
    4. 4. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing;
  7. g. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden.

13.7 Afwijken ten behoeve van bed en breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de inrichting en het gebruik van (bedrijfs)woningen ten behoeve van bed en breakfast, mits:

  1. a. het gebruik uitsluitend plaatsvindt in de (bedrijfs)woning en de bijbehorende bouwwerken die op maximaal 15 meter van de woning zijn gelegen;
  2. b. de exploitant van het bed en breakfast de hoofdbewoner is van de (bedrijfs)woning;
  3. c. maximaal 80 m² mag worden ingericht voor bed en breakfast, met dien verstande dat de (bedrijfs)woning een inhoud heeft van minimaal 450 m³ en een bewoonbare oppervlakte van minimaal 120 m²;
  4. d. er per bouwvlak maximaal 4 slaapplaatsen in maximaal twee slaapkamers worden toegestaan;
  5. e. het ontbijt wordt in de slaapkamer of in een gezamenlijke ruimte genuttigd;
  6. f. door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering mag de bed en breakfast-voorziening niet functioneren als een zelfstandige woning;
  7. g. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  8. h. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
  9. i. overnachting en of logies in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden arbeid valt niet binnen de omschrijving bed en breakfast;
  10. j. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  11. k. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein;
  12. l. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. de verkeersveiligheid;
    2. 2. het woon- en leefklimaat;
    3. 3. de parkeerbalans in de directe omgeving;
    4. 4. de milieusituatie;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

13.8 Afwijken ten behoeve van mantelzorg en inwoning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van mantelzorg en inwoning in de (bedrijfs)woning en/of bijbehorende bouwwerken, mits:

  1. a. mantelzorg en inwoning slechts is toegestaan in de (bedrijfs)woning en/of de bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat mantelzorg en inwoning in vrijstaande bijbehorende bouwwerken slechts is toegestaan indien het vrijstaande bijbehorend bouwwerk betreft welke gelegen is op een afstand van maximaal 15 meter van het hoofdgebouw en de de vloeroppervlakte maximaal 60 m² bedraagt;
  2. b. er geen tweede woning ontstaat;
  3. c. de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;
  4. d. er geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen mogen worden getroffen;
  5. e. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte, op eigen terrein;
  6. f. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
  7. g. geen aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. de verkeersveiligheid;
    2. 2. het woon- en leefklimaat;
    3. 3. de milieusituatie;
    4. 4. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  8. h. de omgevingsvergunning na beëindiging van de situatie zal worden ingetrokken en het bijbehorend bouwwerk niet meer mag worden gebruikt voor bewoning/mantelzorg.

13.9 Afwijken ten behoeve van schuilgelegenheden

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 en 4.2 voor het bouwen van schuilgelegenheden in het bouw-/bestemmingsvlak ten behoeve van een aangrenzend agrarisch perceel, mits:

  1. a. per aangrenzend kadastraal perceel met een minimale oppervlakte van 0,5 hectare maximaal één schuilgelegenheid wordt gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
  3. c. de oppervlakte van de schuilgelegenheid maximaal bedraagt:
    1. 1. 25 m² bij een aangrenzend kadastraal perceel met een oppervlakte van 0,5 hectare tot 1 hectare;
    2. 2. 40 m² bij een aangrenzend kadastraal perceel met een oppervlakte groter dan 1 hectare;
  4. d. de noodzaak van de schuilgelegenheid uit oogpunt van dierenwelzijn is aangetoond;
  5. e. de schuilgelegenheid inpasbaar is ten opzichte van de ter plaatse aanwezige natuurlijke, landschappelijke, abiotische, archeologische en/of cultuurhistorische waarde van de gronden;
  6. f. de schuilgelegenheid niet mag worden uitgevoerd in de vorm van een (zee)container;
  7. g. de schuilgelegenheid zoveel mogelijk wordt geclusterd bij de bestaande bebouwing of aan de randen van het perceel;
  8. h. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. de verkeersveiligheid;
    2. 2. het woon- en leefklimaat;
    3. 3. de milieusituatie;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels

14.1 Algemene wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  1. a. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  2. b. het aanpassen van opgenomen regels in de voorgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan worden gewijzigd.

14.2 Algemene wijzigingsbevoegdheid naar 'Natuur', 'Water', 'Water - Rivier'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen in de bestemmingen 'Natuur', 'Water' of 'Water - Rivier', mits:

  1. a. wijziging vindt pas plaats nadat verzekerd is dat een aaneengesloten natuur- of bosgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan dat de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden;
  2. b. de regels van de bestemmingen 'Natuur' (artikel 19), 'Water' (artikel 25), danwel 'Water - Rivier' (artikel 26) van het bestemmingsplan 'Buitengebied Peel en Maas (met identificatienummer NL.IMRO.1894.BPL0048-VG03) van overeenkomstige toepassing worden verklaard, met dien verstande dat wanneer gewijzigd wordt in de bestemming 'Water', dit uitsluitend ten behoeve van de beekdalontwikkeling mag geschieden.

14.3 Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van vergroten/verkleinen dubbelbestemming Leiding

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' te vergroten of verkleinen, mits:

  1. a. de noodzaak van de aanleg/verplaatsing van leidingen is aangetoond;
  2. b. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de doelen van de betreffende bestemming;
  3. c. bij de keuze van een traject rekening wordt gehouden met de (externe) veiligheid van andere nabijgelegen bestemmingen.

14.4 Algemene wijzigingsbevoegdheid archeologie

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde -Archeologie 4', ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden, wijzigen zodanig dat de bestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

14.5 Wijziging in de bestemming 'Wonen'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch - Grondgebonden' met een bouwvlak en de bestaande bedrijfswoning te wijzigen in:

  1. a. de bestemming 'Wonen';
  2. b. de bestemming 'Agrarisch' waarin het bestemmingsvlak ligt voor de resterende grond;

mits:

  1. c. de woonfunctie slechts is toegestaan in de hoofdbebouwing;
  2. d. aangetoond wordt dat het huidige gebruik als (agrarisch) bedrijf/ de huidige voorziening niet meer mogelijk is;
  3. e. het huidige gebruik als (agrarisch) bedrijf/ van de huidige voorziening dient te zijn beëindigd;
  4. f. het aantal woningen mag niet toenemen;
  5. g. in voldoende mate wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, dan wel in een andere vorm van kwaliteitsverbeterende maatregelen;
  6. h. overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;
  7. i. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd dat als bijlage bij de regels wordt opgenomen, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing wordt in de vorm van een voorwaardelijke verplichting opgenomen met een daaraan gekoppelde aanleg- en instandhoudingsverplichting;
  8. j. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het woon- en leefklimaat;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    4. 4. gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing;
  9. k. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
  10. l. voldaan wordt aan de voorwaarden van artikel 4.

14.6 Wijziging in de bestemming 'Wonen' en woningsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch - Grondgebonden' met een bouwvlak en de bestaande bedrijfswoning te wijzigen in:

  1. a. de bestemming 'Wonen';
  2. b. de bestemming 'Agrarisch' waarin het bestemmingsvlak ligt voor de resterende grond;

mits:

  1. c. de woonfunctie slechts is toegestaan in de hoofdbebouwing;
  2. d. aangetoond wordt dat het huidige gebruik als (agrarisch) bedrijf/ de huidige voorziening niet meer mogelijk is;
  3. e. het huidige gebruik als (agrarisch) bedrijf/ van de huidige voorziening dient te zijn beëindigd;
  4. f. het een pand betreft met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' ofwel aangetoond wordt dat het gaat om een pand met cultuurhistorische waarde;
  5. g. de maatvoering van de woning niet wordt vergroot en daartoe een aanduiding wordt opgenomen;
  6. h. hoofdgebouwen tot een inhoud van 1.000 m³ kunnen worden gesplitst in maximaal 2 woningen en hoofdgebouwen die groter zijn dan 1.000 m³ kunnen worden gesplitst in maximaal 3 woningen;
  7. i. de inhoud per woning minimaal 350 m³ bedraagt en er twee aparte bouwvlakken worden toegekend;
  8. j. de bouw- en goothoogte bedraagt maximaal de bestaande bouw- en goothoogte;
  9. k. de bestaande (agrarische) verschijningsvorm gehandhaafd blijft;
  10. l. de cultuurhistorische waarde van de woning behouden blijft en/of versterkt wordt;
  11. m. ter plaatse van de woningen de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' met de nadere aanduiding 'karakteristiek' wordt opgenomen;
  12. n. indien van toepassing dient overtollige bedrijfsbebouwing te worden gesloopt, behalve wanneer het een monument betreft;
  13. o. per woning mag maximaal 60 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig zijn;
  14. p. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd dat als bijlage bij de regels wordt opgenomen, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing wordt in de vorm van een voorwaardelijke verplichting opgenomen met een daaraan gekoppelde aanleg- en instandhoudingsverplichting;
  15. q. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het woon- en leefklimaat;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing;
  16. r. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden.

14.7 Wijziging in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch - Grondgebonden' te wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' met de nadere aanduiding 'recreatiewoning' ten behoeve van de vestiging van vakantieappartementen en/of een kleinschalig kampeerterrein, mits:

  1. a. er maximaal 5 vakantieappartementen mogen worden gerealiseerd van maximaal 50 m2 per appartement;
  2. b. het totaal aantal kampeermiddelen op het kleinschalig kampeerterrein maximaal 25 bedraagt, met dien verstande dat stacaravans niet zijn toegestaan;
  3. c. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein.
  4. d. aangetoond wordt dat het gebruik als (agrarisch) bedrijf redelijkerwijs niet meer mogelijk is;
  5. e. het (agrarisch) bedrijf dient te zijn beëindigd;
  6. f. uitsluitend het deel van het perceel met de voor de recreatievoorziening benodigde bedrijfsgebouwen en de daarbij behorende bedrijfswoning en bijbehorend erf/tuin mag worden gewijzigd in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. De resterende grond moet gelijktijdig worden gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch' waarin het bestemmingsvlak ligt voor de resterende grond;
  7. g. de nadere aanduiding aantal toegestane bedrijfswoningen mag niet wordt gewijzigd;
  8. h. het hergebruik zich uitsluitend beperkt tot de voormalige (agrarische) bedrijfslocatie;
  9. i. hergebruik uitsluitend plaatsvindt in de bestaande bebouwingsmassa;
  10. j. overtollige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt;
  11. k. er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  12. l. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd dat als bijlage bij de regels wordt opgenomen, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing wordt in de vorm van een voorwaardelijke verplichting opgenomen met een daaraan gekoppelde aanleg- en instandhoudingsverplichting;
  13. m. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
  14. n. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het woon- en leefklimaat;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.
  15. o. voldaan wordt aan de voorwaarden van artikel 22 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Peel en Maas' (met identificatienummer NL.IMRO.1894.BPL0048-VG03).

Artikel 15 Overige Regels

15.1 Wetten/wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

15.2 Parkeerregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  3. c. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

16.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Omzetten bedrijfswoning naar reguliere woning Rijksweg 50 te Kessel'.


Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van


.............................


De voorzitter, De griffier,


.......... ..........

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Opstellen Nieuw Bestemmingsplan

Het voornemen bestaat om de bestaande agrarische bedrijfswoning aan de Rijksweg 50 in Kessel om te zetten naar een burgerwoning. De voormalige stal ten oosten van de woning zal hierbij tevens worden gesloopt.

De locatie is in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Peel en Maas' bestemd tot 'Agrarisch - Grondgebonden'. Op basis van deze bestemming mag de woning uitsluitend worden gebruikt als bedrijfswoning bij een ter plaatse gevestigd grondgebonden agrarisch bedrijf. Gebruik van de woning als burgerwoning is niet toegestaan. Het bestemmingsplan bevat weliswaar een algemene wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming 'Wonen' (artikel 56.5), maar voor de voorliggende situatie kan hiervan geen gebruik worden gemaakt. De reden hiervoor is dat het perceel aan de Rijksweg 50 in hetzelfde bestemmingsvlak en bouwvlak is opgenomen als het naastgelegen agrarisch bedrijf met bedrijfswoning aan de Bosakkerweg 1. Gezamenlijk hebben zij de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden: 2'. Op basis van artikel 56.5 gelden onder andere als voorwaarden om de bestemming te mogen wijzigen in 'Wonen' dat het aantal woningen niet mag toenemen en dat het agrarisch bedrijf ter plaatse beëindigd dient te zijn. Om aan de eerstgenoemde voorwaarde te kunnen voldoen, dient de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden: 2' ter plaatse van Bosakkerweg 1 te worden geschrapt. Daarmee is de algemene regel van toepassing dat maximaal één bedrijfswoning is toegestaan op dit perceel. Daarnaast blijft sprake van een agrarisch bedrijf aan de Bosakkerweg 1, waardoor niet aan de voorwaarde voldaan kan worden dat het agrarische bedrijf ter plaatse is beëindigd. De beoogde functiewijziging van de agrarische bedrijfswoning aan de Rijksweg 50 naar burgerwoning is gezien het bovenstaande uitsluitend mogelijk middels het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan, waarin zowel het perceel aan de Rijksweg 50 als het perceel aan de Bosakkerweg 1 zijn meegenomen.

Hierbij dient te worden opgemerkt dat voor Bosakkerweg 1 de huidige planologische regeling een op een wordt overgenomen, met dien verstande dat op dit perceel één agrarische bedrijfswoning mogelijk wordt gemaakt (conform de bestaande situatie).

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0194-VG01_0001.png"
Luchtfoto plangebied (rood omlijnd) en omgeving

1.2 Doel

De belangrijkste algemene uitgangspunten die gelden voor het nieuwe bestemmingsplan zijn:

  • Uniformiteit: aansluitend bij de planregels voor het buitengebied in de gemeente;
  • Digitaal raadpleegbaar: conform wettelijke eisen en gebruiksvriendelijk;
  • Flexibel: zo veel mogelijk vrijheid voor de initiatiefnemers met zo min mogelijk procedures (vermijden van wijzigings- of uitwerkingsplannen).

Het nieuwe bestemmingsplan geeft uitvoering aan de beoogde functiewijziging van de agrarische bedrijfswoning aan de Rijksweg 50 naar burgerwoning.

1.3 Plangebied En Begrenzingen

Het plangebied is gelegen in het buitengebied ten noordoosten van de kern Kessel in de gemeente Peel en Maas. De omgeving heeft een hoofdzakelijk agrarisch karakter, bestaande uit agrarische percelen en -bedrijven, met daarbinnen diverse landschapselementen/bosjes. Daarnaast zijn verspreid gelegen agrarische bedrijfswoningen en burgerwoningen aanwezig. Ten noorden van het plangebied ligt een horecagelegenheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0194-VG01_0002.png"
Topografische kaart met globale ligging plangebied (rode cirkel)

Het plangebied omvat de percelen, kadastraal bekend als gemeente Kessel, sectie F, nummers 235, 287, 495, 496 (ged.), gelegen aan de Rijksweg 50 en Bosakkerweg 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0194-VG01_0003.png"
Kadastrale situatie plangebied

Het plangebied grenst aan de noordwestzijde aan de Rijksweg en de Tasbeek. Aan de overzijde van de Rijksweg liggen voornamelijk agrarische percelen, bos, enkele burgerwoningen, een horecagelegenheid en verblijfsrecreatie. Aan de noordzijde grenst het plangebied aan agrarische percelen en de Bosakkerweg. Ten oosten van het plangebied ligt een grondgebonden agrarisch bedrijf aan de Bosakkerweg 2 en een bovengrondse hoogspanningsverbinding. Aan de zuidzijde grenst het plangebied aan enkele agrarische percelen.

1.4 Vigerend Bestemmingsplan In Plangebied

Het plangebied is gelegen in het plangebied van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Peel en Maas', dat op 24 december 2014 is vastgesteld door de gemeenteraad van Peel en Maas. In dit bestemmingsplan is het plangebied bestemd tot 'Agrarisch - Grondgebonden', met een bouwvlak ter grootte van het volledige bestemmingsvlak. De voor 'Agrarisch - Grondgebonden' aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarisch bedrijfsmatig gebruik, in de vorm van een grondgebonden bedrijf, al dan niet met als nevenactiviteit een niet-grondgebonden bedrijfstak. Daarnaast is wonen in een bedrijfswoning toegestaan. Op het plangebied ligt de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden: 2', waardoor twee agrarische bedrijfswoningen zijn toegestaan. Deze zijn ook als zodanig aanwezig (een woning aan de Rijksweg 50 en een aan de Bosakkerweg 1). De bestaande woningen zijn gelegen binnen het bouwvlak en passend binnen de geldende bouwregels.

Op het perceel aan de Bosakkerweg 1 ligt daarnaast de functieaanduiding 'recreatiewoning'. Ter plaatse zijn twee recreatiewoningen toegestaan met een maximale bebouwde oppervlakte van 327 m2.

Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' voor het grootste deel van het plangebied. De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Binnen deze dubbelbestemming geldt een archeologische onderzoeksplicht voor bodemingrepen met een diepte vanaf 40 centimeter en een oppervlakte van minimaal 250 m2.

Ter plaatse van Bosakkerweg 1 geldt deels de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. De voor 'Waarde - Archeologie 2' bestemde gronden zijn mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder gebieden met een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde. Binnen deze dubbelbestemming geldt een archeologische onderzoeksplicht voor bodemingrepen met een diepte vanaf 40 centimeter en een oppervlakte van minimaal 100 m2. In paragraaf 5.6.1 wordt verder ingegaan op het aspect archeologie.

Een kleine strook op het meest noordwestelijke deel van het plangebied heeft de dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone watergang', ten behoeve van de Tasbeek, die ten noorden van het plangebied stroomt. Ter plaatse van de beschermingszone is de Keur van het Waterschap Limburg van toepassing. In paragraaf 5.5 wordt hier nader op ingegaan. Ter plaatse van de beschermingszone van de Tasbeek vinden geen ontwikkelingen plaats.

Over een kleine strook op het meest oostelijke deel van het plangebied ligt de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning', ten behoeve van de bovengrondse hoogspanningsverbinding die ten oosten van het plangebied is gelegen. In paragraaf 5.3 wordt nader ingegaan op deze hoogspanningsverbinding. Ter plaatse van deze dubbelbestemming vinden geen ontwikkelingen plaats.

Voor het grootste deel van het plangebied (met uitzondering van het meest oostelijke deel) geldt de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'. Ter plaatse van deze aanduiding zijn de gronden tevens bestemd als verwevingsgebied. Dit is een gebied dat is gericht op de verweving van landbouw, wonen en natuur. De gebiedsaanduidingen 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' en 'provinciale ontwikkelingszone groen' zijn van toepassing op het meest oostelijke deel van het plangebied. De provinciale ontwikkelingszone groen is tevens bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van groen. Het extensiveringsgebied betreft een gebied waarbinnen de woonbestemming of de natuurbestemming het primaat heeft en waarbinnen uitbreiding, hervestiging, nieuwvestiging en omschakeling van intensieve veehouderij niet mogelijk is.

Tot slot gelden de gebiedsaanduidingen 'wro - zone - wijzigingsgebied 4 go', 'wro - zone - wijzigingsgebied 1 ob' en 'wro - zone - wijzigingsgebied 3 bd' voor delen van het plangebied. Ter plaatse van de aanduiding 'wro - zone - wijzigingsgebied 3 bd', die over de oostelijke helft van het plangebied ligt, zijn de gronden tevens bestemd voor instandhouding van beekdalen/rivierdal. Ter plaatse van de aanduiding 'wro - zone - wijzigingsgebied 1 ob', die op het meest zuidelijke deel van het plangebied ligt, zijn de gronden tevens bestemd voor instandhouding van oude verdichte/besloten bouwlanden. Ter plaatse van de aanduiding 'wro - zone - wijzigingsgebied 4 go', die over het noordwestelijk deel van het plangebied ligt, zijn de gronden tevens bestemd voor instandhouding van grootschalige open ontginningslandschappen. Vanuit deze gebiedsaanduidingen bestaan er geen belemmeringen voor de functiewijziging van de agrarische bedrijfswoning aan de Rijksweg 50 naar een burgerwoning. De gebiedsaanduidingen worden overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0194-VG01_0004.png"
Uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied Peel en Maas', met aanduiding plangebied (rood omlijnd)

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis

De omgeving van het plangebied is tot het midden van de 19e eeuw grotendeels onbebouwd geweest. Het gebied ten noorden van het plangebied bestond hoofdzakelijk uit bos. Het gebied ten zuiden van het plangebied kende voornamelijk een agrarisch gebruik. Op de topografische kaart van circa 1850 is voor het eerst bebouwing te zien aan de Bosakkerweg 1. In de jaren '20 van de vorige eeuw is de eerste bebouwing aan de Rijksweg 50 opgericht. De bebouwing op dit perceel in zijn huidige omvang stamt uit circa eind jaren '60.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0194-VG01_0005.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0194-VG01_0006.png"
Topografische kaarten omstreeks 1850 (links) en 1926 (rechts)

2.2 Bestaande Situatie

Het plangebied is gelegen ten noordoosten van de kern Kessel aan de Rijksweg 50 en Bosakkerweg 1. Het perceel aan de Rijksweg 50 is bebouwd met een agrarische bedrijfswoning en een aantal voormalige bedrijfsgebouwen. Daarnaast is bij de woning een tuin aanwezig. Het perceel is ontsloten via de Rijksweg.

Aan de Bosakkerweg 1 is Vakantieboerderij De Pannekooi gevestigd. Deze bestaat uit twee recreatiewoningen. Daarnaast zijn een agrarische bedrijfswoning met tuin en enkele agrarische bedrijfsgebouwen aanwezig. Op deze locatie worden echter geen agrarische bedrijfsmatige activiteiten (meer) uitgevoerd. Het perceel is ontsloten via de Bosakkerweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0194-VG01_0007.png"
Foto bestaande woning Rijksweg 50, gezien vanuit de Rijksweg. Bron: Google Streetview

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. In deze Structuurvisie staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om zelf oplossingen te creëren. Het Rijk richt zich met name op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen.

Het Rijk zet zich voor wat betreft het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte worden drie hoofddoelen genoemd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  1. 1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  2. 2. Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  3. 3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de drie rijksdoelen worden de onderwerpen van nationaal belang benoemd, waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Relevante nationale belangen voor onderhavig plangebied zijn als volgt:

  1. 1. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water), bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
  2. 2. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
  3. 3. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.

Afweging Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Voor het plangebied geldt dat er, gezien de kleinschaligheid en bestaande woonsituatie, geen nationale belangen uit de Structuurvisie in het geding zijn. Zoals elders uit deze toelichting blijkt, bestaan er verder ook vanuit milieuhygiënisch oogpunt, zoals geluid en externe veiligheid, geen belemmeringen in het gebied. De nationale belangen zijn dan ook niet in het geding als gevolg van onderhavig nieuw bestemmingsplan.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 30 december 2011 is het Barro in werking getreden. Voor de nationale belangen die kaderstellend zijn voor besluiten van gemeenten zijn in het Barro regels opgenomen die direct het bestemmingsplan en daarmee gelijk te stellen besluiten betreffen. Zij strekken ertoe dat de nationale ruimtelijke afweging, die door het kabinet in samenspraak met de Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal is gemaakt, bij besluitvorming over bestemmingsplannen wordt gerespecteerd.

Onderwerpen waarvoor het Rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken.

In oktober 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, het Natuurnetwerk Nederland (NNN), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer. Ook is het onderwerp duurzame verstedelijking in de regelgeving opgenomen.

Afweging Barro

Op dit bestemmingsplan zijn geen van de belangen uit het Barro van toepassing. Het initiatief is kortom niet in strijd met de beleidsregels zoals deze zijn opgenomen in het Barro.

3.1.3 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro)

De Rarro is gebaseerd op het Barro. In het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen en objecten, hoofdwegen en NNN-gebieden worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. In de Rarro wordt daar uitvoering aan gegeven. Als gevolg van de gewijzigde regelgeving beslaat het radarverstoringsgebied behorende bij de radar op de militaire vliegbasis Volkel ook de gemeente Peel en Maas.

Afweging Rarro

Aangezien het bestemmingsplan geen windturbines of andere bouwwerken hoger dan 114 meter toestaat, vormt dit geen belemmering voor het radarverstoringsgebied.

3.1.4 Besluit ruimtelijke ordening (Ladder voor duurzame verstedelijking)

Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen is per 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 Bro) opgenomen. De ladder ziet op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is een motiveringsinstrument dat verplicht moet worden toegepast bij elk ruimtelijk besluit dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt. Wat er onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan, is in artikel 1.1.1 Bro bepaald: “De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.” Uit de jurisprudentie komt naar voren dat het wel een nieuwe stedelijke ontwikkeling van enige omvang moet zijn (o.a. ABRS 1 juni 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1503), ABRS 18 februari 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:428) en ABRS 24 augustus 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2319)).

Per 1 juli 2017 is een gewijzigde ladder in werking getreden. Hierin is de tekst van de ladder teruggebracht naar de essentie, namelijk de noodzaak om aan te geven dat de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte plus een motivering indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd: “De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.” (artikel 3.1.6 lid 2 Bro).

Afweging Ladder voor duurzame verstedelijking

Aangezien het initiatief uitsluitend de functiewijziging van een bestaande agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning behelst, waarbij geen sprake is van een toename van het aantal woningen ter plaatse, voorziet het plan niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro. De ladder voor duurzame verstedelijking is dan ook niet van toepassing op dit initiatief.

3.1.5 Wet milieubeheer

In artikel 7.2, lid 1 van de Wet milieubeheer is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur de activiteiten worden aangewezen:

  1. a. die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu;
  2. b. ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

In het Besluit milieueffectrapportage zijn in artikel 2, lid 1 als activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (en waarvoor op grond van de Wet milieubeheer dus de verplichting geldt om een milieueffectrapportage op te stellen), aangewezen de activiteiten die behoren tot een in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit genoemde categorie.

In lid 2 van hetzelfde artikel zijn als activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (en waarvoor op grond van de Wet milieubeheer dus een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt), aangewezen de activiteiten die behoren tot een in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit genoemde categorie.

In artikel 2, lid 5, aanhef en onder b. van het Besluit milieueffectrapportage, is vastgelegd dat de m.e.r.-beoordelingsplicht ook geldt voor plannen die weliswaar vallen onder een van de in onderdeel D genoemde activiteiten maar waarbij het project valt onder de drempelwaarden zoals genoemd in onderdeel D, indien: 'op grond van selectiecriteria als bedoeld in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben'.

De afweging met betrekking tot de m.e.r.-(beoordelings)plichtigheid van dit bestemmingsplan, is opgenomen in paragraaf 5.2.7.

3.1.6 Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Met het Nationaal Waterplan 2016-2021 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van het watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij wordt gestreefd naar een integrale benadering, door natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie, cultureel erfgoed en economie (inclusief verdienvermogen) zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan 2016-2021 dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.

Afweging Nationaal Waterplan

Het voorliggend bestemmingsplan is niet in strijd met nationale waterbelangen uit het Nationaal Waterplan 2016-2021. Zoals blijkt uit de navolgende paragrafen, alsmede paragraaf 5.5 van deze toelichting, is bij de functiewijziging sprake van een hydrologisch positieve ontwikkeling, aangezien de hoeveelheid bebouwing afneemt vanwege de sloop van de voormalige stal.

3.1.7 Duurzaam waterbeheer 21e eeuw

De kern van het Waterbeleid 21e eeuw is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. Het water de ruimte geven, betekent dat in het landschap en in de stad ruimte gemaakt wordt om water op te slaan. Dat betekent bijvoorbeeld dat toegelaten wordt dat rivieren bij hoge waterstanden gecontroleerd buiten hun oevers treden, op plekken waar daar ruimte voor is gemaakt. Daarmee worden problemen in andere, lager gelegen gebieden voorkomen.

Vasthouden, bergen, afvoeren

De waterbeheerders hebben samen gekozen voor een strategie, die uitgaat van het principe dat een overvloed aan water wordt opgevangen waar deze ontstaat. Dat betekent dat het water niet meer zo snel mogelijk wordt afgevoerd, maar dat het water zolang mogelijk wordt vastgehouden onder andere in de bodem. Is vasthouden niet meer mogelijk, dan bergen de waterbeheerders het in gebieden die daarvoor zijn uitgekozen. Door het water zo lang mogelijk vast te houden wordt tevens verdroging voorkomen. Pas als het niet anders kan, wordt het water afgevoerd.

Afweging duurzaam waterbeheer 21e eeuw

De voorgenomen functiewijziging betreft een hydrologisch positieve ontwikkeling en is daarom niet in strijd met de uitgangspunten van het duurzaam waterbeheer in de 21e eeuw.

3.1.8 Waterwet 2009

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. In deze wet is een achttal wetten samengevoegd tot één wet. Het Waterbesluit is de uitwerking bij algemene maatregel van bestuur van bepalingen van de Waterwet. De Waterregeling is de uitwerking bij ministeriële regeling van bepalingen van de Waterwet en het Waterbesluit. De Waterwet, het Waterbesluit en de Waterregeling zijn het resultaat van de in 2004 aangekondigde integratie van waterwetgeving.

Wat betreft de oppervlaktewaterlichamen geeft het Waterbesluit een grondslag om de grenzen hiervan in de Waterregeling vast te leggen en een grondslag voor de grenzen van de gebieden die zijn vrijgesteld van de vergunningplicht voor het gebruik van waterstaatswerken (vergelijkbaar met het voormalige Besluit rijksrivieren op grond van art. 2a Wbr).

Afweging Waterwet 2009

De Waterwet, het Waterbesluit en de Waterregeling vormen geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014

Op 12 december 2014 hebben Provinciale Staten van Limburg als onderdeel van een integrale omgevingsvisie het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014) 'Voor de kwaliteit van Limburg' vastgesteld. De grote variatie in omgevingskwaliteiten is een kenmerk en sterk punt van Limburg. Om daaraan recht te doen, worden in het POL2014 zeven globaal afgebakende gebiedstypen onderscheiden. Dit zijn zones met elk een eigen karakter, herkenbare eigen kernkwaliteiten, en met heel verschillende opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden.

Binnen het bebouwd gebied worden de volgende zones onderscheiden:

  • stedelijk centrum,
  • bedrijventerrein,
  • overig bebouwd gebied.

In het landelijk gebied gaat het om de zones:

  • goudgroene natuurzone,
  • zilvergroene natuurzone,
  • bronsgroene landschapszone,
  • buitengebied.

Het plangebied is grotendeels gelegen binnen de zone buitengebied. Het meest noordelijke deel van het plangebied ligt binnen de bronsgroene landschapszone. Ter plaatse van deze zone zijn geen ontwikkelingen voorzien. Onderstaand wordt daarom niet nader ingegaan op deze zone.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0194-VG01_0008.png"
Uitsnede POL-kaart Integrale zonering Limburg met aanduiding plangebied (rood omlijnd)

Het buitengebied omvat alle gronden in het landelijk gebied die niet behoren tot de goudgroene en zilvergroene natuurzone of de bronsgroene landschapszone. Deze zone omvat een breed scala aan gebieden variërend van landbouwgebieden in algemene zin, glastuinbouwgebieden, ontwikkelingsgebieden intensieve veehouderij, verblijfsrecreatieve terreinen, stadsrandzones tot linten en cluster van bebouwing. Het beleid is gericht op:

  • Ontwikkelingsmogelijkheden voor nieuwe bedrijfslocaties landbouw;
  • Terugdringen milieubelasting vanuit landbouw;
  • Kwaliteit en functioneren ondergrond.

Afweging POL 2014

Dit bestemmingsplan voorziet in de functiewijziging van een bestaande agrarische bedrijfswoning met tuin naar een burgerwoning. De overtollige voormalige bedrijfsbebouwing wordt hierbij gesloopt. Er wordt geen nieuwe woning toegevoegd. De functiewijziging is hiermee passend binnen de zone buitengebied volgens het POL2014.

3.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014

Op 12 december 2014 is de Omgevingsverordening Limburg 2014 vastgesteld en in werking getreden. De verordening is daarna nog enkele malen op onderdelen gewijzigd. De Omgevingsverordening bevat de regels die nodig zijn om het omgevingsbeleid van POL2014 juridische binding te geven.

Afweging Omgevingsverordening Limburg 2014

Blijkens de kaarten bij de Omgevingsverordening Limburg 2014 ligt het meest noordelijke deel van het plangebied binnen een extensiveringsgebied voor intensieve veehouderij. Aangezien het voorliggende bestemmingsplan hier geen intensieve veehouderij mogelijk maakt, vormt deze ligging geen belemmering.

Voor het overige ligt het plangebied niet binnen milieubeschermingsgebieden of beschermingszones ten behoeve van natuur en landschap. Vanuit het hoofdstuk Ruimte zijn er geen rechtstreeks doorwerkende regels die een belemmering vormen voor de voorgenomen ontwikkeling. De voorgenomen ontwikkeling past dan ook binnen de Omgevingsverordening Limburg 2014.

3.3 Regionaal Beleid

3.3.1 Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg

De Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg, vastgesteld op 20 april 2016, is een visie waarmee de bestuurders van de gemeenten Beesel, Bergen, Gennep, Horst aan de Maas, Mook en Middelaar, Venlo, Venray en Peel en Maas en de provincie Limburg sturing geven aan de regionale woningmarkt. De structuurvisie heeft de status van intergemeentelijke structuurvisie op grond van artikel 2.1, lid 3 Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarmee heeft het document een juridische status met een zelfbindend karakter.

Samen met alle woonpartners zijn vijf inhoudelijke pijlers geïdentificeerd die de kern vormen van de visie. De pijlers rusten idealiter op een stevig fundament: krachtige gemeenten en een sterke regio. De inhoudelijke pijlers zijn:

  1. 1. Een gezonde woningmarkt in balans: nieuwbouw naar behoefte;
  2. 2. De juiste woning op de juiste plek en dynamisch voorraadbeheer;
  3. 3. Goed wonen voor iedereen, maar met extra aandacht voor onder andere arbeidsmigranten;
  4. 4. Kwaliteit bestaande voorraad en kernen meer centraal;
  5. 5. Een levensloopvriendelijke en duurzame regio.

Afweging Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg

De voorgenomen ontwikkeling betreft de functiewijziging van een agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning. Hiermee wordt er geen woning toegevoegd aan de bestaande voorraad. Verdere toetsing aan de Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg is dan ook niet nodig. Vanuit het regionaal beleid bestaan er geen belemmeringen voor de voorgenomen functiewijziging.

3.4 Gemeentelijk Beleid Peel En Maas

3.4.1 Structuurvisie Buitengebied Peel en Maas

In februari 2015 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Buitengebied Peel en Maas vastgesteld en op 27 januari 2016 is de gewijzigde versie vastgesteld. In de Structuurvisie Buitengebied wordt het beleid dat ten grondslag ligt aan het bestemmingsplan Buitengebied Peel en Maas samengebracht. Voor een groot gedeelte betreft het bestaand beleid met enkele aanvullingen en uitwerkingen. De Structuurvisie vormt de grondslag voor het toepassen van bovenplanse verevening en bijdragen in de ruimtelijke ontwikkeling in het kader van de ontwikkelingsplanologie. In de Structuurvisie Buitengebied zijn de volgende plannen opgenomen:

  • Structuurplan Buitengebied 2008;
  • Structuurvisie Intensieve Veehouderij en Glastuinbouw;
  • Streefkwaliteiten Geur;
  • Kwaliteitskader;
  • Archeologiebeleid.

Volgens het structuurplan is het plangebied gelegen binnen de gebiedstypen 'Beekdal/rivierdal' (oostelijk deel), 'Oude verdichte bouwlanden' (zuidelijk deel) en 'Grootschalige open ontginningslandschappen' (westelijk deel). Het perceel waarop de functiewijziging plaatsvindt (Rijksweg 50), ligt grotendeels binnen het grootschalige open ontginningslandschap. Dit gebiedstype is gelegen op de hogere zandgronden. Deze gebieden zijn pas laat (na 1890) ontgonnen. De kavels hebben een rationele grootschalige indeling en het gebied heeft een open karakter met lange rechte wegen. De agrarische functie domineert in dit gebiedstype. De beleidsuitgangspunten voor dit gebiedstype zijn behoud en versterking van de openheid, verdere landschappelijke aankleding door weg- en erfbeplantingen in een grootschalige structuur en het behoud van karakteristieke lijnen in het gebied.

Het meest zuidelijke perceel aan de Rijksweg 50 ligt binnen het gebiedstype oude verdichte bouwlanden. Deze gronden behoren tot de vroegste ontginningen, waarbij mensen stukken land geschikt maakten voor landbouw. In de nabijheid van deze oude bouwlanden werden kleine nederzettingen gesticht. Deze nederzettingen zijn uitgegroeid tot de huidige kernen. De verkaveling in deze gebieden is onregelmatig en niet al te grootschalig. Dit geeft het gebied zijn openheid. Hiermee in contrast staat de verdichting langs de linten.

Binnen het gebiedstype beekdal/rivierdal vinden geen ontwikkelingen plaats. Dit gebiedstype ligt ter plaatse van de agrarische bedijfskavel aan de Bosakkerweg 1, en wordt daarom niet nader toegelicht.

Wat betreft bestaande woningen in het buitengebied die gebruikt worden als burgerwoning is het uitgangspunt dat deze (wanneer deze niet binnen de planperiode worden gesaneerd) positief worden bestemd tot burgerwoning. Hierbij wordt gekozen voor één totale maximale inhoudsmaat voor hoofdgebouwen en bijgebouwen van 1.000 m3 per bouwperceel. Daarnaast wordt een maximale afstand van 15 meter tussen hoofd- en bijgebouwen aangehouden. Dit is om onnodige verstening van het buitengebied tegen te gaan.

Afweging structuurvisie Buitengebied Peel en Maas

Dit bestemmingsplan voorziet in de functiewijziging van een bestaande agrarische bedrijfswoning met tuin naar een burgerwoning. Het voormalige grondgebonden agrarisch bedrijf is ter plaatse niet meer aanwezig. De overtollige voormalige bedrijfsbebouwing wordt hierbij gesloopt. Er wordt geen nieuwe woning toegevoegd. Deze functiewijziging is passend binnen de gebiedstypen 'grootschalige open ontginngingslandschappen' en 'oude verdichte bouwlanden' en oefent geen negatieve invloed uit op de aanwezige kwaliteiten van deze landschapstypen. De voorziene landschappelijke inpassing van het plangebied sluit bovendien aan bij de karakteristieken van deze landschapstypen. De bovenstaande regeling voor woningen in het buitengebied is overgenomen in de bouwregels van de bestemming 'Wonen' in het voorliggende bestemmingsplan.

Samengevat is de voorgenomen functiewijziging hiermee passend hiermee binnen de structuurvisie Buitengebied Peel en Maas.

3.4.2 Nota Ruimtelijke Kwaliteit

Het fuseren van de gemeente en het inwerkingtreden van de Wabo en het daarbij behorende vergunningvrij bouwen is mede aanleiding geweest voor de gemeente om nieuw welstandsbeleid op te stellen. Hiertoe is op 31 mei 2011 de Nota Ruimtelijke Kwaliteit vastgesteld.

Basisprincipe: welstandsvrij

De gemeente stelt alleen eisen aan de uiterlijke kwaliteit van bouwwerken als dit ook echt nodig is. Hiermee wordt getracht de 'belasting' of eisen aan de klant zo gering mogelijk te houden waarbij wel het algemeen belang wordt gerespecteerd. Daarom wordt er uitgegaan van een basis van welstandsvrijheid.

Bescherming: alleen in uitzonderingsgebieden

De gemeente Peel en Maas staat voor zelfsturing en diversiteit. In bepaalde gebieden blijft sturing echter toch nodig. Sommige gebieden zijn beeldbepalend voor een gemeenschap. De gemeente wil voorkomen dat dit beeld wordt aangetast, dit is in het belang van de gehele gemeenschap.

Daarnaast zijn er (nieuwbouw)plannen waarin een bepaalde sfeer, thema of kwaliteit wordt nagestreefd. Ook hierin is het niet gewenst om gehele vrijheid te geven. Om de directe omgeving te beschermen is het gewenst om sturing te geven aan bouwplannen die (grote) invloed hebben op de kwaliteit van de omgeving. Middels een beeldkwaliteitplan kan worden gestuurd op een gewenste uitstraling.

In principe geldt het welstandsvrij beleid voor het gehele grondgebied van de gemeente, maar om bepaalde ruimtelijke en esthetische kwaliteiten beter te beschermen of waarborgen, worden er twee uitzonderingssituaties gemaakt. Deze gebieden zijn dus niet welstandsvrij. Het betreft de beeldbepalende dorpsgezichten en de in- en uitbreidingslocaties.

Afweging Nota Ruimtelijke Kwaliteit

Het plangebied is gelegen in een welstandsvrij gebied. Bovendien is uitsluitend sprake van een functiewijziging van de bestaande agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning. De overtollige voormalige bedrijfsgebouwen zullen worden gesloopt en er vinden geen bouwwerkzaamheden plaats. Vanuit het aspect welstand zijn er hierdoor geen belemmeringen.

3.4.3 Beleidsplan archeologie gemeente Peel en Maas

In het archeologiebeleid geeft de gemeente een kader op basis waarvan in de toekomst archeologisch-inhoudelijk, maar ook economisch verantwoorde beslissingen kunnen worden genomen hoe om te gaan met het bodemarchief. De gemeente Peel en Maas stelt met dit beleidsplan vast:

  • De archeologische waarden- en verwachtingenkaart;
  • Ondergrenzen (uitgedrukt in oppervlakte en diepte) die duidelijk aangeven of een initiatiefnemer dan wel vergunningaanvrager verplicht is archeologisch vooronderzoek te laten verrichten;
  • Archeologie als conditie op te nemen bij herzieningen van bestemmingsplannen;
  • De archeologische beleidskaart.

In bestemmingsplannen en bij omgevingsvergunningen dient de gemeente aan te geven welke archeologische waarden in het geding zijn en hoe daarmee omgegaan moet worden. Het archeologiebeleid levert de archeologische eisen op die gesteld kunnen worden bij de toekomstige afgifte van omgevingsvergunningen.

Afweging Beleidsplan archeologie gemeente Peel en Maas

In onderhavig bestemmingsplan is rekening gehouden met het gemeentelijk archeologiebeleid. In paragraaf 5.6 wordt nader ingegaan op de archeologische waarden in het plangebied.

3.4.4 Evenementenvisie

De evenementenvisie van de gemeente Peel en Maas kent twee centrale uitgangspunten: de drie doelstellingen en de hiervan afgeleide visie over samenwerking. De drie doelstellingen zijn vastgesteld in de visie en luiden als volgt:

  1. 1. Door middel van het creëren van goede randvoorwaarden worden initiatiefnemers gestimuleerd om evenementen te organiseren die bijdragen aan de leefbaarheid in de gemeente.
  2. 2. Door middel van het stimuleren van 'goede' evenementen wil de gemeente het imago van een levendige en diverse gemeente versterken, teneinde een aantrekkende werking te hebben op bezoekers van buiten de gemeente.
  3. 3. Door middel van een werkbaar kader moeten de lasten voor de initiatiefnemers en gemeente zo beperkt mogelijk zijn, waarbij de harmonie met de overlast en veiligheid gegarandeerd blijft.

De evenementenvisie geeft aan waar evenementen plaatsvinden. Bestaande evenementenlocaties, zowel op pleinen als in bijvoorbeeld hallen, worden in de nieuwe bestemmingsplannen overgenomen ten behoeve van de koppeling met de evenementenvergunning.

Afweging Evenementenvisie

Het evenementenbeleid is begin 2012 vastgesteld en opgenomen in onderhavig bestemmingsplan. Het beleid biedt mogelijkheden om binnen het plangebied evenementen te organiseren. Die evenementen dienen ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie ter plaatse en zijn maximaal drie keer per jaar toegestaan voor de duur van maximaal drie aaneengesloten dagen per evenement, inclusief op- en afbouw.

3.4.5 Dorpsontwikkelingsplan Kessel 2025 - Mien dörp, ich haoj van dich

Het Dorpsoverleg Kessel heeft in samenspraak met de inwoners het Dorpsontwikkelingsplan Kessel 2025 - Mien dörp, ich haoj van dich opgesteld. De inwoners zijn over het algemeen zeer tevreden over Kessel, maar er zijn wel enkele verbeterpunten voor de toekomst. Om het dorp vitaal en leefbaar te houden moet worden ingesprongen op ontwikkeling als een daling van het aantal inwoners en een toename van het toerisme.

Wat betreft wonen sluit het huidige woningaanbod niet volledig aan bij de woonbehoefte, bijvoorbeeld de behoefte aan starters- en levensloopbestendige woningen. Verder moet het mogelijk zijn voor inwoners om in Kessel te kunnen blijven wonen. In het dorpsontwikkelingsplan worden geen specifieke uitspraken gedaan over het gebruik van voormalige agrarische bedrijfswoningen in het buitengebied als burgerwoning.

Afweging Dorpsontwikkelingsplan Kessel 2025 - Mien dörp, ich haoj van dich

Dit bestemmingsplan voorziet in de functiewijziging van een bestaande agrarische bedrijfswoning met tuin naar een burgerwoning. Het plan voorziet hiermee in een nieuwe invulling voor de bestaande woning en voorkomt leegstand van voormalige agrarische bebouwing. Het plan wordt hierdoor passend geacht binnen het Dorpsontwikkelingsplan Kessel 2025 - Mien dörp, ich haoj van dich.

3.4.6 Bestemmingsplan 'Buitengebied Peel en Maas'

Het plangebied is gelegen in het plangebied van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Peel en Maas', zoals in paragraaf 1.4 reeds is toegelicht.

In de bestemmingsplan is het plangebied bestemd tot 'Agrarisch - Grondgebonden', met een bouwvlak ter grootte van het volledige bestemmingsvlak. De voor 'Agrarisch - Grondgebonden' aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarisch bedrijfsmatig gebruik, in de vorm van een grondgebonden bedrijf, al dan niet met als nevenactiviteit een niet-grondgebonden bedrijfstak. Daarnaast is wonen in een bedrijfswoning toegestaan. Op het plangebied ligt de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden: 2', waardoor twee agrarische bedrijfswoningen zijn toegestaan. Deze zijn ook als zodanig aanwezig (een woning aan de Rijksweg 50 en een aan de Bosakkerweg 1). De bestaande woningen zijn gelegen binnen het bouwvlak en passend binnen de geldende bouwregels.

Het bestemmingsplan 'Buitengebied Peel en Maas' kent een wijzigingsbevoegdheid voor het college om onder andere de bestemming 'Agrarisch – Grondgebonden' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' (artikel 56.5). In de algemene wijzigingsregels van dit bestemmingsplan zijn hiervoor de volgende voorwaarden opgenomen:

  1. a. wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'concentratiegebied glastuinbouw 1' en 'concentratiegebied glastuinbouw 2';
  2. b. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' of 'maximum aantal wooneenheden 0';
  3. c. de woonfunctie slechts is toegestaan in de hoofdbebouwing;
  4. d. aangetoond wordt dat het huidige gebruik als (agrarisch) bedrijf/ de huidige voorziening niet meer mogelijk is;
  5. e. het huidige gebruik als (agrarisch) bedrijf/ van de huidige voorziening dient te zijn beëindigd;
  6. f. het aantal woningen mag niet toenemen;
  7. g. in voldoende mate wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, dan wel in een andere vorm van kwaliteitsverbeterende maatregelen;
  8. h. overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, tenzij deze bebouwing valt onder de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie';
  9. i. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd dat als bijlage bij de regels wordt opgenomen, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing wordt in de vorm van een voorwaardelijke verplichting opgenomen met een daaraan gekoppelde aanleg- en instandhoudingsverplichting;
  10. j. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het woon- en leefklimaat;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    4. 4. gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing;
  11. k. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
  12. l. voldaan wordt aan de voorwaarden van artikel 27 (in dit artikel zijn de regels opgenomen voor de bestemming 'Wonen').

Wat betreft de voorwaarden onder a. en b. wordt opgemerkt dat het plangebied niet binnen deze aanduidingen is gelegen. De woonfunctie vindt plaats in het hoofdgebouw (woning), waardoor aan de voorwaarde onder c. wordt voldaan. Het voormalige grondgebonden agrarische bedrijf is reeds beëindigd, en gezien de omvang van de locatie (ca. 5.500 m2) wordt niet verwacht dat zich hier een nieuw grondgebonden agrarisch bedrijf zal vestigen. Hiermee wordt voldaan aan de voorwaarden onder d. en e.

Daarnaast geldt dat het aantal woningen niet mag toenemen (voorwaarde onder f.). De locaties aan de Rijksweg 50 en de Bosakkerweg 1 zijn gezamenlijk in één bestemmingsvlak opgenomen, met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden: 2'. Wanneer de bestemming van het perceel aan de Rijksweg 50 wordt gewijzigd naar 'Wonen', dient daarom ook de aanduiding op het perceel aan de Bosakkerweg 1 te worden aangepast naar 'maximum aantal wooneenheden: 1'. Doordat deze aanduiding op het perceel aan de Bosakkerweg 1 moet worden gewijzigd, kan de beoogde functiewijziging van de woning aan de Rijksweg 50 niet mogelijk worden gemaakt door middel van de afwijkingsbevoegdheid. Daarom is voorliggend nieuw bestemmingsplan opgesteld voor beide locaties. Hiermee kan aan de voorwaarde onder f. worden voldaan.

Wat betreft de landschappelijke inpassing (voorwaarden onder g. en i.) is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld, dat als Bijlage 2 bij de regels is gevoegd. In de navolgende afbeelding is de te realiseren landschappelijke inpassing weergegeven. In de planregels is middels een voorwaardelijke verplichting (artikel 4.5.4) geborgd dat de landschappelijke inpassing gerealiseerd en in stand gehouden dient te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0194-VG01_0009.png"
Landschappelijke inpassing Rijksweg 50

Aan de voorwaarde onder h. wordt voldaan, aangezien de overtollige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. In de navolgende afbeelding is het te slopen gebouw aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0194-VG01_0010.png"
Te slopen bedrijfsbebouwing (rode pijl)

In hoofdstuk 5 van deze toelichting is onderbouwd dat er geen sprake is van onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat, de milieusituatie, de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden en de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing. Aan de voorwaarde onder j. wordt hiermee voldaan. Daarnaast is in paragraaf 5.4 onderzocht dat er geen effecten zijn op Natura 2000-gebieden, waarmee wordt voldaan aan de voorwaarde onder k.

Tot slot is voor de regels van de bestemming 'Wonen' van dit bestemmingsplan aangesloten bij de regeling voor 'Wonen' in het bestemmingsplan 'Buitengebied Peel en Maas', waarmee aan de voorwaarde onder l. is voldaan.

Samengevat wordt met dit plan aan alle voorwaarden voldaan die de gemeente stelt om medewerking te verlenen aan een wijziging naar de bestemming 'Wonen'.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Doelstellingen En Uitgangspunten

Het voorliggende plan betreft de functiewijziging van de bestaande agrarische bedrijfswoning aan de Rijksweg 50 in Kessel naar een burgerwoning. De bestaande woning met tuin worden hierbij niet gewijzigd. De voormalige stal wordt gesloopt.

De locatie aan de Bosakkerweg 1 ligt in hetzelfde bestemmingsvlak als de locatie aan de Rijksweg 50 en wordt daarom ook meegenomen in het voorliggende bestemmingsplan. Op deze locatie vinden geen ontwikkelingen plaats. De huidige bestemmingsregeling voor deze locatie wordt een op een overgenomen. De enige wijziging op dit perceel is dat de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden: 2', die van toepassing is op beide locaties samen, wordt gewijzigd naar 'maximum aantal wooneenheden: 1' voor de Bosakkerweg 1, overeenkomstig de bestaande feitelijke situatie.

4.2 Stedenbouwkundige En Ruimtelijke Effecten

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een functiewijziging van de bestaande agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning. De bestaande bouwvlakken en bouwhoogtes worden hierbij niet gewijzigd. Doordat de voormalige stal wordt gesloopt en de bebouwing landschappelijk wordt ingepast op basis van het landschappelijk inpassingsplan, is er sprake van positieve ruimtelijke en stedenbouwkundige effecten bij dit initiatief.

Functioneel gezien past de functiewijziging bij de omliggende functies, aangezien hier naast agrarische bedrijfswoningen ook reeds meerdere burgerwoningen zijn gelegen. Bovendien is er in de huidige situatie geen sprake (meer) van een agrarisch bedrijf in het plangebied, waardoor een gebruik van de bestaande bedrijfswoning als burgerwoning meer voor de hand ligt.

Samengevat treden er geen negatieve ruimtelijke en stedenbouwkundige effecten op voor de omgeving als gevolg van de voorgenomen functiewijziging.

Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden / Resultaten Onderzoeken

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op verschillende onderzoeks- en milieuaspecten welke van belang zijn in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Hierbij dient opgemerkt te worden dat dit hoofdstuk alleen ziet op de locatie aan de Rijksweg 50. Op het perceel aan de Bosakkerweg 1 vinden namelijk geen ontwikkelingen plaats. Dit perceel wordt in het voorliggende bestemmingsplan bestemd conform de vigerende planologische regeling.

5.2 Milieu

5.2.1 Geluid

5.2.2 Luchtkwaliteit

5.2.3 Bodem- en grondwaterkwaliteit

5.2.4 Milieu-invloed bedrijvigheid

5.2.5 Geurhinder veehouderijen

5.2.6 Externe veiligheid

5.2.7 Milieueffectrapportage

5.3 Kabels En Leidingen

Op circa 15 meter ten zuidoosten van het plangebied en op circa 88 meter van het perceel waarop de voorliggende functiewijziging plaatsvindt, is een bovengrondse hoogspanningsverbinding gelegen. Dit betreft een 150 kV-verbinding die in beheer is bij TenneT. Voor deze hoogspanningsverbinding is een indicatieve magneetveldzone van 75 meter aan beide zijden van toepassing, gerekend vanuit het hart van de verbinding. Deze zone ligt over een deel van het plangebied, maar reikt niet tot het perceel waarop de functiewijziging van de agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning plaatsvindt. Op het deel van het plangebied waar de indicatieve zone wel overheen ligt, vinden geen ontwikkelingen plaats. Vanwege de ligging ten opzichte van de hoogspanningsverbinding bestaan er hiermee geen belemmeringen voor de functiewijziging.

Voor het overige bevinden zich binnen of in de directe omgeving van het plangebied geen planologisch te beschermen kabels en leidingen.

5.4 Ecologie

5.4.1 Algemeen

Bij ruimtelijke planvorming is een toetsing aan de natuurwetgeving verplicht. In het kader van het plan is een beoordeling gemaakt van de effecten die het plan zal hebben op beschermde natuurwaarden. Hierdoor wordt duidelijk of het plan in overeenstemming is met de natuurwetgeving. Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht.

5.4.2 Gebiedsbescherming

Het plangebied is niet gelegen binnen een Natura 2000-gebied. Niet alleen activiteiten in een Natura 2000-gebied hebben echter invloed op de staat van instandhouding van het gebied, ook activiteiten buiten het gebied kunnen de natuurwaarden in een gebied beïnvloeden. Dit wordt 'externe werking' genoemd. Er bestaat geen ruimtelijke grens voor externe werking: bepalend zijn de effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de soorten en habitattypen in het Natura 2000-gebied, ongeacht de afstand tot het beschermde gebied.

Het plangebied is gelegen op een afstand van ruim 6,8 kilometer tot het Natura 2000-gebied 'Swalmdal'. Gezien deze grote afstand, en gezien het feit dat uitsluitend sprake is van een functiewijziging van een bestaande agrarische bedrijfswoning naar burgerwoning, zijn eventuele negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied uitgesloten.

Vanuit provinciaal beleid vindt daarnaast ook gebiedsbescherming plaats. De provinciale groenstructuur, bestaande uit beschermingszones van verschillende typen (waaronder de Goudgroene en Zilvergroene natuurzones), is ruimtelijk vastgelegd in het POL2014. De Goudgroene natuurzone vormt het netwerk aan bestaande natuurgebieden (voormalige EHS) en nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. De beheergebieden voor agrarisch natuurbeheer behoren tot de Zilvergroene natuurzone. In het Provinciaal Natuurbeheerplan zijn de na te streven doelen weergegeven op het gebied van (agrarisch) natuur- en landschapsbeheer. De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats middels de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen.

Binnen en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen provinciaal beschermde natuurgebieden gelegen. Het meest dichtbij gelegen provinciaal beschermde gebied ligt op circa 150 meter ten noorden van het plangebied en op circa 250 meter van het perceel waarop de functiewijziging van de agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning plaatsvindt. Deze natuur maakt deel uit van de Goudgroene natuurzone. Gezien deze afstand, en gezien het feit dat uitsluitend sprake is van een functiewijziging van een bestaande agrarische bedrijfswoning naar burgerwoning, zijn negatieve effecten op dit natuurgebied uitgesloten. Vanuit provinciaal natuurbeleid zijn er hiermee geen belemmeringen voor de functiewijziging.

5.4.3 Flora en fauna

In het plangebied is sprake van een functiewijziging van de bestaande agrarische bedrijfswoning met tuin naar burgerwoning. De voormalige stal zal hierbij worden gesloopt. Omdat sprake is van sloop van bestaande bebouwing, dient wel voldaan te worden aan de algemene zorgplicht vanuit de Wet natuurbescherming. In het kader van de sloop van dit gebouw dient de eventuele aanwezigheid van beschermde soorten daarom beschouwd te worden. Een nader onderzoek naar flora en fauna wordt in het kader van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk geacht. Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering in het kader van het voorliggend bestemmingsplan.

5.5 Waterhuishouding

5.5.1 Algemeen

Vanuit Rijks- en provinciaal beleid wordt steeds meer nadruk gelegd op duurzaam waterbeheer in de bebouwde omgeving. Vernieuwing in het provinciaal waterbeheer wordt gestalte gegeven door onder andere een (grensoverschrijdende) stroomgebiedbenadering, een brongerichte aanpak, het solidariteitsprincipe (niet afwentelen) en het vooraf betrekken van water bij ruimtelijke ontwikkelingen en afwegingen.

Vertaling van het landelijk en provinciaal beleid naar gemeentelijk beleid houdt op hoofdlijnen het volgende in: binnen nieuwe in- en uitbreidingsgebieden moet 'slimmer' en 'creatiever' met schoon hemelwater worden omgegaan. Het principe van vasthouden, bergen en afvoeren van hemelwater is hierbij van groot belang.

5.5.2 Kenmerken van het watersysteem

5.5.3 Overleg waterbeheerder

Een belangrijk instrument bij de uitvoering van het waterbeleid is de Watertoets. Het toepassen van de Watertoets bij ruimtelijke ingrepen is verplicht en heeft als uitgangspunt dat de situatie voor het watersysteem door de ruimtelijke ingreep niet mag verslechteren (stand-still-beginsel). Bovendien wordt er bij de toepassing van de Watertoets naar gestreefd de kansen om bestaande ongewenste situaties te verbeteren, zoveel mogelijk te benutten.

Aangezien het voorliggende bestemmingsplan geen nieuwe bebouwing en/of verharding mogelijk maakt in het plangebied die in de huidige situatie niet ook al is toegestaan, is sprake van een hydrologisch neutrale ontwikkeling. Omdat de beschermingszone van de primaire watergang de Tasbeek tot in het plangebied reikt, wordt het bestemmingsplan wel in het kader van het vooroverleg aan het Waterschap Limburg voorgelegd.

5.6 Archeologie En Cultuurhistorie

5.6.1 Archeologie

5.6.2 Cultuurhistorie

Binnen het plangebied en in de directe nabijheid zijn geen rijks- of gemeentelijke monumenten gelegen. Volgens de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Limburg zijn in het plangebied ook geen andere cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. De Rijksweg is ter hoogte van het plangebied aangeduid als een 'weg uit periode 1806-1890' en als 'napoleonsweg'. De Bosakkerweg is aangeduid als een 'andere weg ouder dan 1806'. De voorgenomen functiewijziging heeft geen invloed op het verloop en profiel van deze wegen.

5.7 Verkeer En Parkeren

5.7.1 Verkeer

Het plangebied is en blijft ontsloten via een in- en uitrit op de Rijksweg. Er is uitsluitend sprake van een functiewijziging van de bestaande agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning. Het aantal verkeersbewegingen blijft hierbij gelijk ten opzichte van de huidige situatie. De omliggende wegen rond het plangebied kunnen dit beperkte aantal verkeersbewegingen zonder problemen verwerken.

5.7.2 Parkeren

Er is geen sprake van een wijziging in de parkeerbehoefte als gevolg van de functiewijziging. Parkeren vindt reeds op eigen terrein plaats. Hiervoor is voldoende ruimte aanwezig.

5.8 Duurzaamheid

Op 18 juni 2013 heeft de gemeenteraad van Peel en Maas een startdocument met gezamenlijke uitgangspunten voor duurzaamheid vastgesteld. Hierin zijn de volgende uitgangspunten vastgelegd:

  1. 1. Duurzaamheid is een toetssteen voor het gemeentelijk handelen.
  2. 2. Duurzaamheid moet worden geïntegreerd in beleid en vervolgens in de praktijk worden gebracht.
  3. 3. Duurzaamheid moet in ieder voorstel aan de gemeenteraad en het college meegenomen worden. Hierbij vormen People (mens) - Planet (omgeving) - Profit (economie) gezamenlijk de afweging voor duurzaamheid.
  4. 4. Het inspiratiekader ontstaat door dialoog in de samenleving.
  5. 5. Een WOW-project is een project wat de samenleving enthousiasmeert en mobiliseert.
  6. 6. Een revolverend fonds is een duurzame inzet van middelen.
  7. 7. De gemeente beperkt zich niet tot alleen een revolverend fonds
  8. 8. Naast de inzet van een revolverend fonds wordt ook inzet gepleegd op het creëren van een kenniscentrum (digitaal en fysiek).
  9. 9. Er is sprake van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van burgers en overheid.
  10. 10. Er moet onderscheid gemaakt worden tussen de kracht van de burger en de verantwoordelijkheid van de overheid.

In het plangebied vindt uitsluitend de functiewijziging van de bestaande agrarische bedrijfswoning naar burgerwoning plaats. Hierbij wordt geen bebouwing opgericht. Wel wordt de voormalige stal gesloopt. Maatregelen in relatie tot duurzaamheid zijn hierbij niet aan de orde.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten

6.1 Planstukken

Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de SVBP2012 alsmede de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Het bestemmingsplan 'Omzetten bedrijfswoning naar reguliere woning Rijksweg 50 te Kessel' is vervat in een verbeelding, regels en toelichting.

6.2 Toelichting Op De Verbeelding

De analoge verbeelding is getekend op een bijgewerkte en digitale kadastrale ondergrond, schaal 1:1000. Op de verbeelding zijn weergegeven:

  1. a. De bestemming 'Agrarisch - Grondgebonden' is toegekend aan het perceel aan de Bosakkerweg 1, overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Peel en Maas'. Binnen deze bestemming is agrarisch bedrijfsmatig gebruik, in de vorm van een grondgebonden bedrijf, en wonen in een bedrijfswoning toegestaan. Als nevenactiviteit is een niet-grondgebonden bedrijfstak en/of een bestaande intensieve veehouderij toegestaan. Op deze locatie is een bouwvlak opgenomen ter grootte van het gehele bestemmingvlak. De maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden: 2' op deze locatie is vervallen, waardoor hier op basis van de regels één agrarische bedrijfswoning is toegestaan. Op dit perceel ligt tot slot de functieaanduiding 'recreatiewoning', op basis waarvan twee ondergeschikte recreatiewoningen zijn toegestaan met een totale oppervlakte van maximaal 327 m2.
  2. b. De bestemming 'Wonen' is opgenomen voor de bestaande agrarische bedrijfwoning en bijgebouwen aan de Rijksweg 50. Daarbinnen is, overeenkomstig het bestaande bouwvlak, de aanduiding 'bouwvlak' opgenomen voor dit gehele bestemmingsvlak. Binnen de bestemming 'Wonen' is wonen met o.a. een beroep of bedrijf aan huis en paardrijbakken voor het hobbymatig houden van paarden toegestaan. Daarnaast is voor dit deel van het plangebied de functieaanduiding 'specfieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' opgenomen, op basis waarvan de benodigde landschappelijke inpassing gerealiseerd dient te worden. Voor een zone van 10 meter, gemeten vanuit de bestemmingsgrens van het naastgelegen grondgebonden agrarisch bedrijf aan de Bosakkerweg 1, is de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - hindercontour' opgenomen Ter plaatse van deze aanduidng mogen geen bouwwerken ten behoeve van geluid- en geurgevoelige functies en/of objecten mogen worden gebouwd. Tot slot is de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bodemonderzoek' opgenomen voor de delen van de locatie, die op basis van het uitgevoerde historisch bodemonderzoek, nader onderzocht dienen te worden wanneer hier ingrepen in de bodem plaatsvinden.
  3. c. De dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' is opgenomen voor de meest oostelijke strook van het plangebied, ten behoeve van de beschermingszone van de ten oosten van het plangebied gelegen hoogspanningsverbinding.
  4. d. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' is overeenkomstig de archeologische beleidskaart en het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Peel en Maas' opgenomen voor het gebied rond de boerderij aan de Bosakkerweg 1.
  5. e. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' is opgenomen voor het overige deel van het plangebied, overeenkomstig de archeologische beleidskaart en het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Peel en Maas'.
  6. f. De dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' is opgenomen voor de meest noordwestelijke strook van het plangebied, ten behoeve van de beschermingszone van de primaire waterloop 'Tasbeek', die ten noordwesten van het plangebied is gelegen.
  7. g. De gebiedsaanduidingen 'provinciale ontwikkelingszone groen', 'reconstructiewetzone -extensiveringsgebied', 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied', 'wro - zone - wijzigingsgebied 1ob', 'wro - zone - wijzigingsgebied 3 bd' en 'wro - zone - wijzigingsgebied 4 go' zijn opgenomen voor delen van plangebied, overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Peel en Maas'.

6.3 Toelichting Op De Regels

Bij het opstellen van de regels is uitgegaan van het rapport Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012), de Handreiking Ruimtelijke plannen gemeente Peel en Maas en de Standaardregels bestemmingsplan 'Buitengebied Peel en Maas', vastgesteld op 24 december 2014.

Gekozen is voor de bestemming 'Wonen' voor het perceel aan de Rijksweg 50. Aan het perceel aan de Bosakkerweg 1 is, overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Peel en Maas' de bestemming 'Agrarisch - Grondgebonden' toegekend.

De regels zijn verdeeld in 4 hoofdstukken, te weten:

Hoofdstuk 1: Inleidende regels met daarin de begrippen en de wijze van meten;
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels. Hierin worden de regels voor de op de verbeelding opgenomen bestemmingen gegeven;
Hoofdstuk 3: Algemene regels, waaronder zijn opgenomen de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels en algemene wijzigingsregels;
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels, waarin het overgangsrecht en de slotregel zijn opgenomen.

Het belangrijkste doel van de planregels is om de bouw- en gebruiksregels van de verschillende bestemmingen aan te geven.

6.3.1 Inleidende regels

6.3.2 Bestemmingsregels

Bestemmingen

De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  1. 1. Bestemmingsomschrijving
  2. 2. Bouwregels
  3. 3. Nadere eisen
  4. 4. Afwijken van de bouwregels
  5. 5. Specifieke gebruiksregels
  6. 6. Afwijken van de gebruiksregels
  7. 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  8. 8. Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  9. 9. Wijzigingsbevoegdheid

Duidelijk zal zijn dat een bestemming niet alle elementen hoeft te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen. In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functies. Als eerste wordt de hoofdfunctie aangegeven. Indien nodig worden vervolgens de andere aan de grond toegekende functies genoemd. In de bouwregels wordt bepaald aan welke voorwaarden de bebouwing moet voldoen.

In het onderstaande worden de regels van de opgenomen bestemmingen nader toegelicht.

Agrarisch - Grondgebonden (artikel 3)

De bestemming 'Agrarisch - Grondgebonden' is toegekend aan het perceel Bosakkerweg 1, overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Peel en Maas'. De voor 'Agrarisch -Grondgebonden' aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarisch bedrijfsmatig gebruik in de vorm van een grondgebonden bedrijf. Als nevenactiviteit is een niet-grondgebonden bedrijfstak en een bestaande intensieve veehouderij toegestaan. Daarnaast is het wonen in een bedrijfswoning toegelaten. Volgens de regels is binnen het bouwvlak maximaal één bedrijfswoning toegestaan. Op de locatie ligt daarnaast de functieaanduiding 'recreatiewoning', op basis waarvan twee ondergeschikte recreatiewoningen zijn toegestaan met een totale oppervlakte van maximaal 327 m2.

Wonen (artikel 4)

De bestemming 'Wonen' is toegekend aan het perceel aan de Rijksweg 50. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. paardrijbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden;
  3. c. uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis;
  4. d. evenementen;
  5. e. bestaande mantelzorgvoorzieningen;
  6. f. groenvoorzieningen;
  7. g. tuinen, erven en terreinen;
  8. h. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  9. i. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' (die over dit hele bestemmingsvlak is gelegen) de landschappelijke inpassing van de woning en bijgebouwen in de vorm van groenvoorzieningen, zoals hagen en gebiedseigen bomen, overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan.

Voor het gehele bestemmingsvlak van de woonbestemming is een bouwvlak opgenomen. De woning en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen dit bouwvlak worden gebouwd. Middels een omgevingsvergunningstelsel is geregeld dat ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bodemonderzoek' bepaalde bodemingrepen slechts toelaatbaar zijn wanneer uit een bodemonderzoek blijkt dat ter plaatse geen bodemverontreiniging aanwezig is, dan wel wanneer de aanwezige bodemverontreiniging is verwijderd / gesaneerd. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - hindercontour' mogen geen bouwwerken ten behoeve van geluid- en geurgevoelige functies en/of objecten mogen worden gebouwd. Deze aanduiding is opgenomen om een goed woon- en leefklimaat te kunnen waarborgen vanwege de hinderzone van het naastgelegen grondgebonden agrarisch bedrijf aan de Bosakkerweg 1.

Leiding - Hoogspanning (artikel 5)

De bestemming 'Leiding - Hoogspanning' is overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Peel en Maas' toegekend aan de meest zuidoostelijke strook van het plangebied. De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van een bovengrondse 150-kV hoogspanningsverbinding.

Waarde - Archeologie 2 (artikel 6)

De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' is overeenkomstig de archeologische beleidskaart en het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Peel en Maas' opgenomen voor het deel van het plangebied rond de boerderij aan de Bosakkerweg 1. De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder gebieden met een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde. Op basis van de dubbelbestemming geldt een onderzoeksplicht voor bodemingrepen met een diepte van meer dan 40 cm en een oppervlakte van meer dan 100 m2.

Waarde - Archeologie 4 (artikel 7)

De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' is overeenkomstig de archeologische beleidskaart en het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Peel en Maas' opgenomen voor het overige deel van het plangebied. De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Op basis van de dubbelbestemming geldt een onderzoeksplicht voor bodemingrepen met een diepte van meer dan 40 cm en een oppervlakte van meer dan 250 m2.

Waterstaat - Beschermingszone watergang (artikel 8)

Deze dubbelbestemming is, overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Peel en Maas' toegekend aan de meest noordwestelijke strook van het plangebied, die grenst aan de primaire watergang de Tasbeek. De voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het beheer van de watergang met inachtneming van de Keur van het Waterschap.

6.3.3 Algemene regels

In de Anti-dubbeltelregel (artikel 9) wordt bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, deze bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing blijft. Het nog overgebleven terrein mag dus niet nog eens meegenomen worden bij het toestaan van een ander bouwwerk.

In de Algemene bouwregels (artikel 10) is een bepaling opgenomen met betrekking tot ondergronds bouwen, ondergeschikte bouwdelen en een regeling over bestaande maten en afstanden opgenomen.

In de Algemene gebruiksregels (artikel 11) is het strijdig gebruik benoemd.

In de Algemene aanduidingsregels (artikel 12) is de regeling omtrent de diverse van toepassing zijnde gebiedsaanduidingen opgenomen. Dit betreft de volgende aanduidingen, die voor delen van het plangebied zijn opgenomen overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Peel en Maas':

  • 'provinciale ontwikkelingszone groen';
  • 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied';
  • 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied';
  • 'wro - zone - wijzigingsgebied 1 ob';
  • 'wro - zone - wijzigingsgebied 3 bd';
  • 'wro - zone - wijzigingsgebied 4 go'.

De Algemene afwijkingsregels (artikel 13) en Algemene wijzigingsregels (artikel 14) verschaffen het bevoegd gezag de gewenste beleidsruimte om bij de uitvoering van het plan te kunnen inspelen op gegevens of situaties die vooraf niet bekend kunnen zijn.

In de Overige regels (artikel 15) is tot slot een verwijziging naar de geldende wet- en regelgeving opgenomen.

6.3.4 Overgangs- en slotregels

In de bepaling Overgangsrecht (artikel 16) is geregeld in hoeverre en onder welke voorwaarden bestaande gebouwen en het bestaand gebruik van gronden en bouwwerken mogen afwijken van het plan.

In de Slotregel (artikel 17) is aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening rust op de gemeente de verplichting tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan. Volgens artikel 6.12, lid 2 Wro kan de gemeente hiervan afzien in bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen, of indien:

  • het kostenverhaal anderszins is verzekerd;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels aan werken en werkzaamheden met betrekking tot bouwrijp maken, aanleg van nutsvoorzieningen, inrichten van de openbare ruimte en uitvoerbaarheid niet noodzakelijk is.

De functiewijziging binnen het plangebied betreft geen bouwplan, zoals bedoeld in artikel 6.12, lid 1 Wro in samenhang met artikel 6.2.1. onder a Bro. Hierdoor geldt geen verplichting tot kostenverhaal. Wel zal tussen de gemeente en de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst worden gesloten, op basis waarvan de sloopverplichting van de stal en het verhaal van eventuele planschade wordt vastgelegd.

7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het voorliggende bestemmingsplan maakt uitsluitend de functiewijziging van de bestaande agrarische bedrijfswoning naar burgerwoning mogelijk. Voor het overige blijven de (bouw)mogelijkheden in dit bestemmingsplan gelijk ten opzichte van de huidige situatie.

De plannen zijn reeds in een vroeg stadium gedeeld met de omgeving. De initiatiefnemer heeft de plannen laten zien en toegelicht aan de direct omwonenden. De vragen van omwonenden zijn hierbij beantwoord. Hierdoor, en gezien de aard van het initiatief, worden geen problemen verwacht met betrekking tot het draagvlak zijn voor dit plan.

Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak

8.1 Overleg

Voordat het plan op grond van artikel 3.8 Wro in procedure wordt gebracht, dient het plan ter advies te worden aangeboden aan de diensten van het Rijk en de provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn, aan de betrokken waterschapsbesturen en aan de besturen van bij het plan een belang hebbende gemeenten. Aangezien bij onderhavig plan geen belangen van het Rijk, de provincie of omliggende gemeenten in het geding zijn, hoeft geen vooroverleg met deze instanties plaats te vinden volgens artikel 3.1.1 Bro. Omdat de beschermingszone van de primaire watergang de Tasbeek tot in het plangebied reikt, is het plan in het kader van het vooroverleg wel voorgelegd aan het Waterschap Limburg.

8.2 Inspraak

De facultatieve inspraakmogelijkheid wordt overgeslagen. Het plan wordt direct als ontwerp ter inzage gelegd omdat voorafgaande inspraak wordt gezien als een dubbeling van procedures. Gedurende de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan krijgt eenieder de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen.

Hoofdstuk 9 Procedure

9.1 Algemeen

De wettelijke procedure volgens de Wet ruimtelijke ordening ziet er als volgt uit:

  • Vooroverleg met betrokken instanties;
  • Openbare kennisgeving van het ontwerp-bestemmingsplan;
  • Terinzagelegging van het ontwerp en bijbehorende stukken gedurende 6 weken en toezending aan gedeputeerde staten en de betrokken rijksdiensten, waterschappen en gemeenten;
  • Gedurende de termijn van terinzagelegging kunnen door een ieder schriftelijk of mondeling zienswijzen worden ingebracht;
  • Vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad binnen 12 weken;
  • Algemene bekendmaking van het bestemmingsplan door terinzagelegging met voorafgaande kennisgeving en toezending aan gedeputeerde staten en betrokken rijksdiensten, waterschappen en gemeenten: binnen 2 weken dan wel, indien gedeputeerde staten of de inspecteur zienswijzen hebben ingebracht of het bestemmingsplan gewijzigd is vastgesteld, vanaf 6 weken na vaststelling;
  • Mogelijkheid tot beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen 6 weken na bekendmaking voor belanghebbenden;
  • Inwerkingtreding op de dag na afloop van de beroepstermijn, zijnde 6 weken na de bekendmaking, tenzij binnen deze termijn een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

9.2 Ontwerp Bestemmingsplan

Het ontwerp bestemmingsplan 'Omzetten bedrijfswoning naar reguliere woning Rijksweg 50 te Kessel' heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.8 van de Wro ter inzage gelegen van 22 januari 2019 tot en met 5 maart 2019.

9.3 Vastgesteld Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is op PM door de gemeenteraad vastgesteld.

Bijlage 1 Overzicht Beroep Of Bedrijf Aan Huis

Bijlage 1 Overzicht beroep of bedrijf aan huis

Bijlage 2 Landschappelijk Inpassingsplan

Bijlage 2 Landschappelijk inpassingsplan

Bijlage 1 Historisch Bodemonderzoek

Bijlage 1 Historisch bodemonderzoek