KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch - Plattelandsondernemer
Artikel 5 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 6 Waarde - Archeologie - 5
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 13 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Opstellen Nieuw Bestemmingsplan
1.2 Doel
1.3 Plangebied En Begrenzingen
1.4 Overzicht Vigerende Bestemmingsplan In Plangebied
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis
2.2 Bestaande Situatie
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Doelstellingen En Uitgangspunten
3.2 Toekomstige Situatie
3.3 Landschappelijke Inpassing En Kwaliteitsverbetering
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Gemeentelijk Beleid Peel En Maas
Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden / Resultaten Onderzoeken
5.1 Inleiding
5.2 Milieu
5.3 Kabels En Leidingen
5.4 Geurhinder Veehouderijen
5.5 Ecologie
5.6 Waterhuishouding
5.7 Archeologie En Cultuurhistorie
5.8 Verkeer En Parkeren
5.9 Duurzaamheid
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Planstukken
6.2 Toelichting Op De Verbeelding
6.3 Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Overleg
8.2 Inspraak
Hoofdstuk 9 Procedure
9.1 Algemeen
9.2 Ontwerp Bestemmingsplan
9.3 Vastgesteld Bestemmingsplan
Bijlage 1 Landschappelijkinpassingsplan
Bijlage 2 Bijlage Bij Landschapsinpassingsplan
Bijlage 3 Nota Parkeernormen
Bijlage 1 Bodemonderzoek
Bijlage 2 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 3 Infiltratieonderzoek
Bijlage 4 Omgevingsdialoog

Zorgwijngaard Vinea Cura Helden

Bestemmingsplan - Gemeente Peel en Maas

Vastgesteld op 08-10-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Zorgwijngaard Vinea Cura Helden' met identificatienummer NL.IMRO.1894.BPL0200-VG01 van de gemeente Peel en Maas.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.

1.3 verbeelding:

de verbeelding van het bestemmingsplan 'Zorgwijngaard Vinea Cura Helden', bestaande uit de verbeelding NL.IMRO.1894.BPL0200-VG01.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aangebouwd bijbehorend bouwwerk:

een met het hoofdgebouw verbonden gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw dan wel in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.7 abiotische waarden:

het geheel van waarden in verband met de abiotische of niet-levende natuur, in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van ontwikkelingsmogelijkheden voor een waardevolle biotische of levende natuur die wordt gevormd door organismen en leefgemeenschappen.

1.8 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.9 agrarisch:

het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.10 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren. Hieronder valt ook een viskwekerij.

1.11 agrarisch bedrijfsmatig gebruik:

het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, ten behoeve van een agrarisch bedrijf met een omvang van minimaal 12 NGE.

1.12 agrarisch gebruik:

het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.13 agrarisch hobbymatig gebruik:

het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren met omvang van maximaal 12 NGE.

1.14 agrarisch verwant bedrijf:

een niet-industrieel bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten of producten aan particulieren of bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden en derhalve door de aard van de activiteiten nauw verbonden is met het buitengebied. De activiteiten hebben betrekking op bewerking, verwerking, opslag, overslag, vervoer of verhandeling van agrarische producten voor derden. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn:

  1. a. groencomposteringsbedrijven;
  2. b. hoveniersbedrijven;
  3. c. proefbedrijven;
  4. d. agrarisch loonbedrijf;
  5. e. bijenhouderij.

1.15 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet (of voor de betreffende werkzaamheden een vergunning heeft van de minister van OCW) en werkend volgens de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.16 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten (resten uit het verleden).

1.17 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten (resten uit het verleden).

1.18 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde.

1.19 bebouwingsoppervlakte:

het oppervlak van het bouwvlak, bestemmingsoppervlak, dan wel van het bouwvlak, dat ten hoogste met gebouwen mag worden bebouwd.

1.20 bebouwingspercentage:

een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte of het percentage van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.21 bedrijf:

een inrichting of instelling die is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten - met uitzondering van beroepen aan huis -, daaronder niet begrepen een seksinrichting of een daaraan gerelateerde activiteit.

1.22 bedrijfsmatig:

deelnemen aan het economisch verkeer al dan niet met winstoogmerk, en activiteiten die hiermee naar aard, omvang en regelmaat zijn gelijk te stellen.

1.23 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één bedrijf.

1.24 bedrijfswoning:

een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op dan wel bij een terrein, dienend voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen, wiens huisvesting ter plaatse, gelet op de bedrijfsvoering, noodzakelijk is.

1.25 beeldkwaliteit:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde met betrekking tot de bouwkundige vormgeving en ruimtelijke en functionele aspecten.

1.26 bestaand:

situatie ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.27 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.28 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.29 bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.30 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden gebouw of ander bouwwerk met een dak.

1.31 bodemingreep:

werken of werkzaamheden die een bodemverstorende werking kunnen hebben op het aanwezige (archeologisch) bodemarchief.

1.32 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.33 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.34 bouwlaag:

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de kelder en de zolder.

1.35 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.36 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.37 bouwvlakgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.38 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.39 buitenopslag:

het opslaan van goederen anders dan in gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.40 coffeeshop:

een horecabedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders.

1.41 containerveld:

grond welke is afgedekt met plastic, antiworteldoek en/of beton, eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten en eventueel afgedekt met afdekfolie/acryldoek.

1.42 dak:

een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk c.q. gebouw.

1.43 dakhelling:

de hoek gemeten tussen het dakvlak en het horizontale vlak.

1.44 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg:

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van senior archeoloog.

1.45 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden met inbegrip van de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van een internetwinkel en/of horeca.

1.46 diepte bodemingreep:

de diepte van de bodemverstorende ingreep, gemeten ten opzichte van het maaiveld ter plaatse (straat- of terreinniveau).

1.47 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt.

1.48 erfafscheiding:

afscheiding welke op een grens tussen twee erven is geplaatst.

1.49 evenement:

elk voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak die een bijdrage levert aan het culturele, sociale en/of sportieve leven.

1.50 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.51 grondgebonden bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de open grond die bij het bedrijf hoort en waaronder ook begrepen grond met tijdelijke tunnels of andere teeltondersteunende voorzieningen, waaronder:

  1. a. akkerbouwbedrijf;
  2. b. boomkwekerij;
  3. c. melkveehouderij;
  4. d. productiegebonden paardenhouderij.

1.52 hartlijn:

het midden van een leiding.

1.53 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.54 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.55 horeca van categorie 1:

een horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar, naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren, in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt.

1.56 horeca van categorie 2:

een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse kunnen worden genuttigd, waaronder:

  • cafetaria/snackbar;
  • fastfood en broodjeszaken;
  • lunchroom;
  • ijssalon, ijswinkel;
  • koffie- en/of theeschenkerij;
  • afhaalcentrum;
  • eetwinkels;
  • restaurant.

1.57 horeca van categorie 3:

een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede de gelegenheid bieden tot dansen, waaronder:

  • café;
  • bar;
  • grand-café;
  • eetcafé;
  • danscafé;
  • pubs.

1.58 horeca van categorie 4:

een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het bieden van vermaak, ontspanning, entertainment en/of het geven van gelegenheid tot dansen en het geven van feesten al dan niet met live muziek en waarbij alcoholische en niet-alcoholische dranken en kleine etenswaren en voedingsmiddelen ter plaatse kunnen worden versterkt en ter plaatse worden genuttigd, waaronder:

  • dancing;
  • danscafé;
  • dans- en zalencentra met nachtvergunning;
  • discotheek;
  • party- of zalencentrum met regulier gebruik voor feesten, muziek en dansevenementen.

1.59 horeca van categorie 5:

een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van logies en nachtverblijf waarbij niet-alcoholische dranken en kleine etenswaren en voedingsmiddelen ter plaatse kunnen worden verstrekt en ter plaatse worden genuttigd, waaronder:

  • hotel;
  • motel;
  • pension.

1.60 inrichting:

een op grond van de Wet milieubeheer als volgt gedefinieerd begrip: "elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht".

1.61 internetverkoop:

verkoop van artikelen via internet, waarbij op het perceel alleen opslag/magazijnruimte voor deze artikelen aanwezig is en waarbij de artikelen (eventueel per post) bij de klant worden thuis bezorgd.

1.62 kampeermiddel:

een onderkomen dat of een voorziening die onder welke benaming ook uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot tijdelijk recreatief gebruik als logies-, dag- of nachtverblijf van één of meer personen, niet zijnde een bouwwerk waarvoor bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een vergunning vereist is, waaronder een stacaravan/chalet, camper, kampeerauto, stacaravan inclusief voortent, tent met bijzettent, tentwagen of enig ander onderkomen of voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze kampeermiddelen geheel of ten dele blijvend zijn bedoeld of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor tijdelijk recreatief nachtverblijf.

1.63 kleinschalig kampeerterrein:

terrein met daarbij horende voorzieningen en blijkens de inrichting bestemd en geschikt om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van maximaal 25 kampeermiddelen.

1.64 landschappelijke waarden:

waarden die aan een gebied zijn toegekend op grond van de bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid, identiteit en diversiteit bestaande uit abiotische, geologische, bodemkundige, biologische elementen en cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden afzonderlijk of in onderlinge samenhang die in dat gebied voorkomen.

1.65 maaiveld:

hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op het bouwwerk.

1.66 natuurwaarden:

waarden die aan een gebied zijn toegekend in verband met de aanwezige biotopen, bijzondere flora en fauna, ecologische samenhang en structuren van dat gebied.

1.67 niet-agrarisch verwant bedrijf:

een niet-industrieel bedrijf of inrichting in het buitengebied, gericht op het verlenen van diensten of producten aan particulieren of bedrijven, dat door de aard van de activiteiten niet verbonden is met het buitengebied en in de regel vooral voorkomt op bedrijventerreinen of in de bebouwde kom.

1.68 nok:

horizontale snijlijn van twee dakvlakken/ bovenste rand van een dak.

1.69 nutsvoorziening:

een voorziening voor het op het openbare net aangesloten voorziening van algemeen nut, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, alsmede containers voor glas, kleding, afval, plastic etc.

1.70 omgevingsvergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.71 ondergeschikt:

een functie die qua omvang en uitstraling ten dienste staat van een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie.

1.72 ondergronds bouwen:

bouwen onder peil.

1.73 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.74 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat is omsloten door maximaal één wand en is voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport en een luifel.

1.75 paardrijbak:

een onoverdekte, als zodanig herkenbare ruimte, al dan niet omsloten, bedoeld voor het trainen, rijden en berijden van paarden en pony's.

1.76 peil:

  1. a. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld ter plaatse van de bouw;
  4. d. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld na egalisatie.

1.77 parkeerbehoefte:

deze wordt bepaald door de parkeernorm te combineren met het aantal te realiseren functies in een bepaald plan. Uit de berekening volgt het totale aantal benodigde parkeerplaatsen.

1.78 parkeernorm:

een getal waarmee de parkeerbehoefte wordt berekend. Met een parkeernorm wordt een objectieve berekening gemaakt van het aantal parkeerplaatsen bij een bepaalde functie (dus bijvoorbeeld woning, kantoor of opslag).

1.79 permanente bewoning:

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door eenzelfde persoon of een zelfde groep personen die niet elders over een hoofdverblijf beschikken en waardoor die ruimte als reguliere woning is aan te merken.

1.80 pipowagen:

een bouwwerk in de vorm van een woonwagen of schaftkeet dat bedoeld is om ter plaatse te functioneren als voorziening voor dagrecreatief verblijf en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst

1.81 plat dak:

een dak zonder dakhelling.

1.82 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.83 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.84 recreatie:

activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.

1.85 risicovolle inrichting:

een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit.

1.86 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden, waaronder:

  1. a. bordeel;
  2. b. erotische-massagesalon;
  3. c. parenclub;
  4. d. prostitutiebedrijf;
  5. e. seksautomatenhal;
  6. f. seksbioscoop;
  7. g. sekssauna;
  8. h. sekstheater.

1.87 teeltondersteunende voorziening:

voorziening of constructie welke dient ter ondersteuning van de teelt van een agrarisch bedrijf met als doel het gewas te forceren tot meer groei, de oogst te spreiden en meer opbrengsten te genereren, met uitzondering van afdekfolie/acryldoek. Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlaten ten opzichte van normale teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen om een kwalitatief beter product te verkrijgen. Deze constructies of voorzieningen kunnen zowel hoog als laag zijn, met dien verstande dat:

  1. a. een lage lage teeltondersteunende voorziening een hoogte heeft van maximaal 1,50 m;
  2. b. een hoge teeltondersteunende voorziening een hoogte heeft van minimaal 1,50 m of hoger.

1.88 tijdelijke teeltondersteunende voorziening:

een teeltondersteunende voorziening die korter dan 6 al dan niet aaneengesloten maanden per jaar aanwezig is, waaronder:

  1. a. hagelnetten;
  2. b. insectengaas;
  3. c. plastic tunnels;
  4. d. regenkappen;
  5. e. schaduwhallen.

1.89 verblijfsrecreatie:

het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats waarbij recreatief nachtgebruik centraal staat.

1.90 verkoopvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van het gedeelte van de bedrijfsvloeropppervlakte waarin de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank zich bevinden.

1.91 voorgevel:

gevel aan de voorzijde van een gebouw die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

1.92 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van het hoofdgebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.

1.93 waterhuishoudkundige voorziening:

een voorziening die nodig is ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.94 weg:

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerplaatsen.

1.95 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen.

1.96 zwembad:

een private voorziening behorende bij een woning waarin mensen voor hun plezier zwemmen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de bouwvlakgrens:

tussen de grens van het bouwvlak en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 de afstand tussen hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken:

tussen de grens van het hoofdgebouw en een bepaald punt van het bijbehorend bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.3 de bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte gemeten aan de binnenzijde van die ruimte(n) binnen een functie die wordt/worden gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

2.4 de oppervlakte van een bouwvlak/bestemmingsvlak:

de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en de onbebouwde gronden binnen een bouwvlak/bestemmingsvlak. Daar waar op de verbeelding twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, als bedoeld in artikel 8.2.

2.6 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane-grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 de lengte, breedte en hoogte van een bouwwerk:

buitenwerks, dit is de afstand gemeten tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.

2.10 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van een bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.11 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.12 de oppervlakte van een bodemingreep:

het gebied (zone) waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden die een verstorende werking kunnen hebben op het (archeologisch) bodemarchief.

2.13 de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.14 de vloeroppervlakte van een bouwwerk:

de totale vloeroppervlakte gemeten aan de binnenzijde van die ruimte(n).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarisch bedrijfsmatig gebruik in de vorm van een wijngaard;
  2. b. agrarisch hobbymatig gebruik;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. extensief dagrecreatief medegebruik;
  2. d. geleidepalen voor de druiventeelt;
  3. e. groenvoorzieningen;
  4. f. paden- en ontsluitingsvoorzieningen;
  5. g. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Agrarisch - Plattelandsondernemer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Plattelandsondernemer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voorzieningen in het kader van een wijngaard ten behoeve van dagbesteding van mensen die tijdelijk of langdurig niet (kunnen) deelnemen aan het arbeidsproces (zorgwijngaard);
  2. b. een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  3. c. agrarisch hobbymatig gebruik;
  4. d. nevengeschikte detailhandel in zelfvoortgebrachte en streekeigen producten met een maximale verkoopvloeroppervlakte van 100 m2;
  5. e. aan de hoofdfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve activiteiten in de vorm van:
    1. 1. horeca tot en met categorie 2, waaronder een proeflokaal;
    2. 2. het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd dienen te worden met een maximale oppervlakte van 100 m2 bedrijfsvloeroppervlak exclusief terras;
    3. 3. excursies en rondleidingen in het kader van het gebruik als zorgwijngaard;
    4. 4. een al dan niet overdekt terras ten behoeve van de in dit lid toegestane horeca, met een maximale oppervlakte van 120 m2;
    5. 5. een dierenweide;
    6. 6. schuilgelegenheid voor dieren;
    7. 7. kinderboerderij;
    8. 8. een voederberging of voederruif;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing Baarloseweg ong.':
    1. 1. de landschappelijke inpassing van de bedrijfsgebouwen, een en ander overeenkomstig het inrichtingsplan zoals weergegeven in de bijlagen 1 en 2 bij deze regels en overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.4.3;
    2. 2. het plaatsen van 1 pipowagen voor dagrecreatie doeleinden, met dien verstande dat de oppervlakte van de pipowagen maximaal 10 m2 mag bedragen
  7. g. de instandhouding van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. h. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.4.2;
  2. i. mest- en compostopslag, uitsluitend afkomstig van het eigen bedrijf;
  3. j. tuinen, erven en terreinen;
  4. k. extensief dagrecreatief medegebruik;
  5. l. groenvoorzieningen;
  6. m. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  7. n. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. o. teeltondersteunende voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen door middel van het vergroten van het maximum bebouwingspercentage als bedoeld in lid 4.2.2, ten behoeve van de realisering van een productieruimte voor het produceren, bottelen en opslaan van wijn van zelf geteelde druiven, met dien verstande dat:

  1. a. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering is aangetoond;
  2. b. de toelichting van het wijzigingsplan een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, alsmede een motivering waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien;
  3. c. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd dat als bijlage bij de regels wordt opgenomen, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing wordt in de vorm van een voorwaardelijke verplichting opgenomen met een daaraan gekoppelde aanleg- en instandhoudingsverplichting;
  4. d. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  5. e. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
  6. f. aangetoond wordt dat adequate voorzieningen worden getroffen voor de opvang van hemelwater;
  7. g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het woon- en leefklimaat;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.

Artikel 5 Waarde - Archeologie - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder gebieden met een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van been werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden wijzigen zodanig dat de bestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Artikel 6 Waarde - Archeologie - 5

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor gebieden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie - 5' ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden wijzigen zodanig dat de bestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologischew aarde voorziet.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Ondergronds bouwen

8.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

8.3 Algemene regel over bestaande afstanden en andere maten

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  1. a. een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  2. b. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  3. c. (straat)prostitutie;
  4. d. nieuwvestiging van een intensieve veehouderij; nieuwvestiging van een glastuinbouwbedrijf;
  5. e. als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.

Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels

10.1 overige zone - kernrandzone

10.2 wetgevingzone - wijzigingsgebied 3 bd

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

11.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken:

  1. a. van de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  2. b. van de desbetreffende regels in het plan voor het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van de goot- en bouwhoogten met ten hoogste 10%;
  3. c. van de regels in het plan voor het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van de afstand van 5 meter van de bestemmingsvlakgrens tot maximaal 1 meter van de bestemmingsvlakgrens, met dien verstande dat landschappelijke inpassing in voldoende mate is verzekerd;
  4. d. van de regels omtrent voorgevelrooilijn ten behoeve van het bouwen van (bedrijfs)woningen en/of bedrijfsgebouwen voor of achter de bestaande voorgevelrooilijn, met dien verstande dat:
    1. 1. de afstand tot de bestemming 'Verkeer', 'Water' of 'Natuur' minimaal 3 meter bedraagt;
    2. 2. geen aantasting plaatsvindt van:
      • de verkeersveiligheid;
      • het woon- en leefklimaat;
      • de milieusituatie;
      • de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
      • de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.

11.2 Afwijken ten behoeve van schuilgelegenheden

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2 voor het bouwen van schuilgelegenheden in het bouw-/bestemmingsvlak ten behoeve van een aangrenzend agrarisch perceel, mits:

  1. a. per aangrenzend kadastraal perceel met een minimale oppervlakte van 0,5 hectare maximaal één schuilgelegenheid wordt gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
  3. c. de oppervlakte van de schuilgelegenheid maximaal bedraagt:
    1. 1. 25 m² bij een aangrenzend kadastraal perceel met een oppervlakte van 0,5 hectare tot 1 hectare;
    2. 2. 40 m² bij een aangrenzend kadastraal perceel met een oppervlakte groter dan 1 hectare;
  4. d. de noodzaak van de schuilgelegenheid uit oogpunt van dierenwelzijn is aangetoond;
  5. e. de schuilgelegenheid inpasbaar is ten opzichte van de ter plaatse aanwezige natuurlijke, landschappelijke, abiotische, archeologische en/of cultuurhistorische waarde van de gronden;
  6. f. de schuilgelegenheid niet mag worden uitgevoerd in de vorm van een (zee)container;
  7. g. de schuilgelegenheid zoveel mogelijk wordt geclusterd bij de bestaande bebouwing of aan de randen van het perceel;
  8. h. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. de verkeersveiligheid;
    2. 2. het woon- en leefklimaat;
    3. 3. de milieusituatie;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels

12.1 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen voor:

  1. a. het overschrijden van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  2. b. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Artikel 13 Overige Regels

13.1 Wetten/wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

13.2 Parkeren

  1. a. Het is verboden te bouwen dan wel het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen indien er onvoldoende parkeerplaatsen op eigen terrein beschikbaar zijn voor de nieuwe bebouwing en/of functie;
  2. b. Het bepaalde onder a. geldt niet indien door burgemeester en wethouders met toepassing van de hardheidsclausule in hoofdstuk 4 van de 'Nota Parkeernormen Peel en Maas 2018' ontheffing is verleend van de onder a. genoemde parkeereis;

Er is sprake van voldoende parkeerplaatsen, indien wordt voldaan aan de parkeernormen, zoals die zijn opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Peel en Maas 2018', die als bijlage 9 bij deze regels is gevoegd;

  1. c. De onder b. genoemde parkeerplaatsen dienen op eigen terrein te worden gerealiseerd, tenzij door burgemeester en wethouders op grond van hoofdstuk 4 van de 'Nota Parkeernormen Peel en Maas 2018', ontheffing is verleend van de verplichting om parkeerplaatsen op eigen terrein aan te leggen;
  2. d. Ruimte(n) voor het parkeren van voertuigen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimte(n) krachtens deze parkeerregels is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik;
  3. e. Indien de 'Nota Parkeernormen Peel en Maas 2018' gedurende de planperiode wijzigt of wordt vervangen, geldt de gewijzigde c.q. de vervangende nota.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Zorgwijngaard Vinea Cura Helden'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

.

1.1 Aanleiding Opstellen Nieuw Bestemmingsplan

In 2012 is aan de Marisstraat 13A in Beringe zorgwijngaard Vinea Cura geopend. De Latijnse naam 'Vinea Cura' betekent in het Nederlands ‘de wijngaard is de zorg’. Deze naam kan op twee manieren geïnterpreteerd worden: er moet zorg aan de wijngaard besteed worden om deze productief te houden, maar de wijngaard biedt ook allerlei werkzaamheden voor zorgbehoevende deelnemers. Hoewel de wijnbouw de spil in het bedrijf is, hebben ook de facetten toerisme en horeca een aandeel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0200-VG01_0001.png"
Afbeelding 1. Foto wijngaard locatie Marisstraat 13 A Beringe, met achterin de verblijfsruimtes ten behoeve van de zorgwijngaard.

Omdat binnen afzienbare tijd het huurcontract voor de gronden aan de Marisstraat verloopt en niet verlengd kan worden, is de eigenaar van 'Vinea Cura' voornemens de zorgwijngaard te verplaatsen naar een locatie aan de Baarloseweg aan de rand van de kern Helden. Het betreft de percelen, kadastraal bekend gemeente Helden, sectie W, nrs. 93 en 94, gelegen aan de Baarloseweg ong. Op deze locatie was voorheen een varkenshouderij gevestigd. Dit bedrijf is beëindigd en de bedrijfsgebouwen/stallen staan momenteel leeg.

De gronden aan de Baarloseweg zijn in het geldende bestemmingsplan '1e reparatieherziening bestemmingsplan buitengebied Peel en Maas' deels bestemd tot 'Agrarisch' en deels tot 'Agrarisch - Intensieve veehouderij'. Het aanleggen en exploiteren van een wijngaard past binnen de bestemming 'Agrarisch', maar realisering van de bijbehorende functies/voorzieningen, is binnen de geldende bestemmingen niet toegestaan.

Middels het onderhavige bestemmingsplan wordt de verplaatsing van de zorgwijngaard naar de nieuwe locatie aan de Baarloseweg juridisch-planologisch mogelijk gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0200-VG01_0002.png"
Afbeelding 1. Luchtfoto plangebied (gele stippellijn)

1.2 Doel

De belangrijkste algemene uitgangspunten welke gelden voor het nieuwe bestemmingsplan zijn:

  • uniformiteit: aansluitend bij de planregels voor het buitengebied van de gemeente Peel en Maas;
  • digitaal raadpleegbaar: conform wettelijke eisen en gebruiksvriendelijk;
  • flexibel: zo veel mogelijk vrijheid voor het bedrijf met zo min mogelijk procedures (vermijden van wijzigings- of uitwerkingsplannen).

Het nieuwe bestemmingsplan geeft uitvoering aan de vraag naar hervestigingsmogelijkheden voor de zorgwijngaard in het buitengebied van de gemeente Peel en Maas.

1.3 Plangebied En Begrenzingen

Het plangebied omvat de percelen, kadastraal bekend gemeente Helden, sectie W, nrs. 93 en 94, gelegen aan de Baarloseweg ong. in Helden. Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Peel en Maas. De Baarloseweg vormt vanaf de Molenstraat tot ca. 450 m. in oostelijke richting de grens tussen de kern Helden (woongebied 'Onderseveld') en het buitengebied. Het plangebied ligt daarmee op een locatie aan de rand van de kern c.q. bebouwde kom..

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0200-VG01_0003.png"
Afbeelding 2. Topografische kaart met aanduiding ligging plangebied (rode lijn)

1.4 Overzicht Vigerende Bestemmingsplan In Plangebied

Onderhavig plangebied ligt binnen het bestemmingsplan 'Buitengebied Peel en Maas' (NL.IMRO.1894.BPL0048-VG03), die op 5 februari 2013 en deels opnieuw vastgesteld is bij besluit van 5 november 2013.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0200-VG01_0004.png"
Afbeelding 3. Uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied Peel en Maas', met aanduiding ligging plangebied (rode stippellijn)

Het plangebied is gedeeltelijk bestemd tot 'Agrarisch' en gedeeltelijk tot 'Agrarisch - Intensieve veehouderij' met een bouwvlak voor een intensieve veehouderijbedrijf, al dan niet met als nevenactiviteit een grondgebonden bedrijfstak. Binnen het bouwvlak geldt de functieaanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'. Als ondergeschikte activiteiten zijn ter plaatse binnen de bestemming 'Agrarisch - Intensieve veehouderij' toegestaan:

  1. a. mestverwerking van mest afkomstig van het eigen bedrijf;
  2. b. caravanstalling;
  3. c. verkoop van zelfvoortgebrachte of streekeigen producten
  4. d. evenementen,
  5. e. paardrijbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden;
  6. f. tuinen, erven en terreinen;
  7. g. groenvoorzieningen;
  8. h. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  9. i. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
  10. j. teeltondersteunende voorzieningen.

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarisch bedrijfsmatig- en agrarisch hobbymatig gebruik, met daaraan ondergeschikt:

  1. a. extensief dagrecreatief medegebruik;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. paden- en ontsluitingsvoorzieningen;
  4. d. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen met een open constructie, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,50 meter bedraagt.

Daarnaast gelden binnen het plangebied de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie - 2' en 'Waarde - Archeologie - 5', alsmede de gebiedsaanduidingen 'kernrandzone', 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' en 'wro-zone - wijzigingsgebied 3 bd'.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Helden bestaat voornamelijk uit woongebieden met een meer kleinschalig voorzieningencluster. Het is niet precies bekend wat de betekenis van de naam ‘Helden’ is en hoe oud de (voormalige) gemeente is. De oudst bekende schriftelijke bronnen dateren van 1144 en 1230, maar het grondgebied van Helden is al veel eerder bewoond geweest, getuige de prehistorische vondsten (ook uit de brons- en ijzertijd). Bovendien duiden de namen Panningen en Beringe op de Frankische tijd (omstreeks 900). In een oorkonde van 1230 wordt door Willem, heer van Horne, het patronaatsrecht van de kerk van Helden geschonken aan de abdij van Averbode. Deze abdij verkreeg hierbij onder andere het recht om de pastoor van Helden te benoemen. Ook verkreeg de abdij belangrijke inkomsten uit de bijbehorende tiendplichtige boerderijen en landerijen. Wat de naam Helden betreft wordt verwezen naar het woord 'held' -een oude benaming voor moeras en ven- en het woord 'dene', dat nederzetting betekent. Aldus zou de naam Helden verwijzen naar een nederzetting bij een ven of moeras.

Op de topografische kaart van de situatie verkend in1837-1844 is aangegeven dat Helden 2.599 inwoners en 458 huizen telde. Helden is dan ook gekarakteriseerd als een ‘groot dorp’. Duidelijk te zien is de historische wegenstructuur rondom de kerk met de nog bestaande doorgaande wegen richting Stogger (de huidige wegen Van Hövellstraat en Ruijsstraat) van waaruit zich de agglomeratie met Panningen heeft gevormd. Ook de wegen richting Onder-Eindt en Baarlo met daaraan lintbebouwing zijn reeds aanwezig. Helden werd hoofdzakelijk omgeven door bouwland en in zuidoostelijke richting door bosgebied (Heldense Bossen).

In Helden-Dorp is de gemeente Helden ontstaan. Op het 'Gerris Greuske' verwijst een bronzen beeld naar deze 'moederschoot'. Het Mariaplein bij de R.K. kerk heet in de volksmond 'de Pool'. Vroeger lag hier een poel waar vee kon worden gedrenkt. Als baken is hier nu een pomp aanwezig. Omdat Helden-Dorp het oudst is, staan hier nog enkele fraaie monumentale huizen.

Vanaf eind jaren zeventig van de vorige eeuw zijn de kernen Helden en Panningen door realisering van de woongebieden 'De Riet' en 'Houbenslag-Schrames-Onderseveld' aaneen gegroeid tot de 'dubbelkern' Helden-Panningen. Het woongebied 'Onderseveld' is direct ten zuiden van het onderhavige plangebied gelegen, ten zuiden van de Baarloseweg.

Tot en met 2009 maakte de kern Helden deel uit van de voormalige gemeente Helden, die per 1 januari 2010 samen met de voormalige gemeenten Kessel, Maasbree en Meijel is opgegaan in de gemeente Peel en Maas.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0200-VG01_0005.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0200-VG01_0006.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0200-VG01_0007.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0200-VG01_0008.png"
Afbeelding 4. Topografische kaarten 1950 (linksboven), 1950 (rechtsboven), 1975 (linksonder) en 2000 (rechtsonder)

2.2 Bestaande Situatie

Vinea Cura is een bedrijf met een grote variëteit aan mogelijkheden. De specifieke zorgvraag van cliënten bepaalt het aanbod van de interventie en activiteiten. Deze match van vraag en aanbod wordt geregisseerd en begeleid door de oprichters van het bedrijf, die beiden werkzaam waren binnen de zorg en psychiatrie voordat de zorgwijngaard opgericht werd.

Hobbymatig exploiteerden initiatiefnemers voorheen reeds een wijngaard. In 2008 werd het idee geboren om het aanbieden van professionele zorg en het runnen van een wijngaard te combineren. Dit plan werd verwezenlijkt op de huidige locatie aan de Marisstraat 13A in Beringe.

Omdat binnen afzienbare tijd niet meer beschikt kan worden over de gronden aan de Marisstraat hebben de initiatiefnemers de gronden binnen het onderhavige plangebied aan de Baarloseweg in Helden aangekocht. Hierop was voorheen een varkenshouderij gevestigd die inmiddels is beëindigd. De voormalige bedrijfsgebouwen staan leeg. De overige gronden binnen het plangebied zijn in gebruik (geweest) als akkerland.

Het plangebied grenst in het noorden aan de primaire waterloop 'Kwistbeek'.

Op ca. 220 ten noordoosten van het plangebied is de 'Onderse schans' gelegen. De schans is een reconstructie van hoe een boerenschans er rond de zeventiende eeuw uit heeft gezien. Als er plunderaars in de buurt van een dorp kwamen, verscholen de inwoners zich met hun vee binnen de schans. Dankzij de heuvel en de gracht konden de dorpsbewoners weerstand bieden aan de plunderaars die veelal uit huursoldaten bestonden. De oorspronkelijke schans werd waarschijnlijk opgericht tussen 1570 en 1600. Ze was rechthoekig en voorzien van vier bastions. Ze was gelegen in het Broekbemt, een moerassig gebied, vlak bij de Baarloseweg en sloot aan op de Kwistbeek. De toegangsweg met ophaalbrug bevond zich aan de westelijke zijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0200-VG01_0009.png"
Afbeelding 5. Luchtfoto met ligging 'Onderse schans' (rechtsboven) en noordoosthoek plangebied (linksonder)

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Doelstellingen En Uitgangspunten

Doel van dit bestemmingsplan is om een adequaat juridisch-planologisch kader te bieden voor de verplaatsing van de bestaande zorgwijngaard met bijbehorende voorzieningen van de Marisstraat 13A in Beringe, naar de nieuwe locatie aan de Baarloseweg ong. in Helden.

Voor de inrichting van de percelen en de toekomstige bebouwing gelden de volgende uitgangspunten:

  1. a. de gronden die niet nodig zijn voor bebouwing en/of verharding danwel opslag, worden ingericht voor de druiventeelt;
  2. b. overtollige bebouwing wordt gesloopt en de bestaande stallen worden verbouwd ten behoeve van de zorgwijngaard met bijbehorende voorzieningen;
  3. c. het bouwvlak wordt uitgebreid ten behoeve van de hervestiging van alle bestaande voorzieningen aan de Marisstraat, d.w.z. de plaatsing van een pipowagen, realisering van een kinderboerderij met stalruimte voor kleinvee, aanleg van een moestuin met een kleine kas, opslag van nest en compost.

3.2 Toekomstige Situatie

Op de nieuwe locatie wordt het volgende gerealiseerd:

  • verbouw van de meest zuidelijk gelegen bestaande stal tot bedrijfsgebouw met een proeflokaal, streekwinkel en horeca (inclusief al dan niet overdekt terras), alsmede realisering van daarbij behorende voorzieningen (keuken, kantine, kantoor, magazijn, koelcel, toiletgroepen en doucheruimte;
  • verbouw van de noordelijke stal tot kantine/werkplaats, alsmede ruimtes voor opslag van hooi, stro en voer, een machinale werkplaats en stallingsruimte voor materieel;
  • parkeer voorzieningen;
  • een kinderboerderij met stalruimtes voor kleinvee;
  • een moestuin met een kleine kas;
  • parkeerplaatsen;
  • landschappelijke inpassing (zie par.3.3 Landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering).
afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0200-VG01_0010.png"
Afbeelding 9. Concept terreininrichting plangebied
afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0200-VG01_0011.png"
Afbeelding 10. Indeling bestaande stallen na verbouw

3.3 Landschappelijke Inpassing En Kwaliteitsverbetering

3.3.1 Landschappelijke inrichting en -inpassing

Voor de gewenste ontwikkelingen op de locatie geldt dat er kwaliteitsverbetering zal moeten plaatsvinden, volgens het gemeentelijk Kwaliteitsmenu. Dit betekent dat de ontwikkeling dient te voorzien in kwaliteitverbeterende maatregelen en dat de nieuwe bebouwing landschappelijk dient te worden ingepast.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. In deze Structuurvisie staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om zelf oplossingen te creëren. Het Rijk richt zich met name op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen.

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's, zoals de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de agenda Landschap en de agenda Vitaal platteland.

Het Rijk zet zich voor wat betreft het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. In de Structuurvisie Infrastructuur en Milieu worden drie hoofddoelen genoemd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  1. 1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  2. 2. het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  3. 3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de drie rijksdoelen worden de onderwerpen van nationaal belang benoemd, waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Relevante nationale belangen voor onderhavig plangebied zijn als volgt:

  1. 1. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water), bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
  2. 2. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
  3. 3. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.

Afweging Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Het plangebied is weliswaar gelegen in het buitengebied, maar het betreft een ontwikkeling die direct grenst aan de bebouwde kom van de kern Helden. Met de verplaatsing van de zorgwijngaard wordt de definitieve sanering van een intensieve veehouderij aan de rand van de kern mogelijk gemaakt. Dit leidt tot een aanzienlijke verbetering van de milieukwaliteit. In het plangebied is verder geen sprake van specifieke natuurlijke of cultuurhistorische waarden waarmee in de planvorming rekening gehouden moet worden.

Zoals elders uit deze toelichting blijkt, bestaan er verder ook vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen in het gebied. De nationale belangen zijn dan ook niet in het geding als gevolg van onderhavig nieuw bestemmingsplan.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 30 december 2011 is het Barro in werking getreden. Voor de nationale belangen die kaderstellend zijn voor besluiten van gemeenten zijn in het Barro regels opgenomen die direct het bestemmingsplan en daarmee gelijk te stellen besluiten betreffen. Zij strekken ertoe dat de nationale ruimtelijke afweging, die door het kabinet in samenspraak met de Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal is gemaakt, bij besluitvorming over bestemmingsplannen wordt gerespecteerd.

Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken.

In oktober 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de ecologische hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer. Ook is het onderwerp duurzame verstedelijking in de regelgeving opgenomen.

Afweging Barro
Op dit bestemmingsplan zijn geen van de belangen uit het Barro van toepassing.

4.1.3 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro)

De Rarro is gebaseerd op het Barro. In het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen en objecten, hoofdwegen en EHS-gebieden worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. In het Rarro wordt daar uitvoering aan gegeven. Als gevolg van de gewijzigde regelgeving beslaat het radarverstoringsgebied behorende bij de radar op de militaire vliegbasis Volkel ook de gemeente Peel en Maas.

Afweging Rarro
Aangezien het bestemmingsplan geen bebouwing hoger dan 114 meter toestaat, vormt dit geen belemmering voor het radarverstoringsgebied.

4.1.4 Besluit ruimtelijke ordening (Ladder voor duurzame verstedelijking)

Artikel 3.1.6 van het Bro bevat een motiveringsplicht voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in bestemmingsplannen. De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied

Een wijngaard is geen stedelijke ontwikkeling. Weliswaar wordt de wijngaard in dit geval gecombineerd met een zorgcomponent, maar daarmee is nog steeds geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. De voor de zorgwijngaard noodzakelijke voorzieningen worden bovendien inpandig gerealiseerd, behoudens een paar kleine stallen voor kleinvee.

Het onderhavige bestemmingsplan maakt echter middels een wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders het vergroten van het maximaal toegestane bebouwingspercentage mogelijk, waardoor de bouw van een bedrijfsgebouw ten behoeve van de productie van wijn mogelijk wordt gemaakt. Bij de bestaande zorgwijngaard op de huidige locatie is een dergelijke productieruimte niet aanwezig. De druivenopbrengst is te klein om daarvoor een eigen productieruimte te hebben. Dat geldt ook voor de nieuwe situatie. Initiatiefnemers sluiten echter niet uit dat in de toekomst gronden bijgekocht zullen gaan worden. Afhankelijk van de oppervlakte dáárvan is het mogelijk wél rendabel om de druiven ter plaatse te berwerken en zelf wijn te produceren en bottelen.

Het vergroten van het maximaal toegestane bebouwingspercentage ten behoeve van de realisering van een productieruimte kan wél worden gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling, waarvoor de laddertoets doorlopen moet worden. In artikel 3.1.6, lid 3 van het Bro, is echter bepaald dat bij een bestemmingsplan kan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling waarvoor een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen in het bestemmingsplan, pas wordt opgenomen in de toelichting bij een dergelijk wijzigingsplan, waarin dan tevens dient te worden onderbouwd waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien in die behoefte. In de voorwaarden om gebruik te kunnen maken van de wijzigingsbevoegdheid (zie artikel 4.6Wijzigingsbevoegdheid van de regels) is een dergelijke voorwaarde opgenomen.

Conclusie Ladder voor duurzame verstedelijking
De te verplaatsen bestaande voorzieningen zijn geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Een in de toekomst te bouwen productieruimte voor de wijn is in beginsel wél een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De toets aan de Ladder voor duurzame verstedelijking zal worden uitgevoerd in het kader van de opstelling van een wijzigingsplan waarmee de realisering van de productieruimte mogelijk kan worden gemaakt.

Hiermee wordt voldaan aan de Ladder voor duurzame verstedelijking als opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening.

4.1.5 Wet milieubeheer

In artikel 7.2, lid 1 van de Wet milieubeheer is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur de activiteiten worden aangewezen:

  1. a. die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu;
  2. b. ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

In het Besluit milieueffectrapportage zijn in artikel 2, lid 1 als activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (en waarvoor op grond van de Wet milieubeheer dus de verplichting geldt om een milieueffectrapportage op te stellen), aangewezen de activiteiten die behoren tot een in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit genoemde categorie.

In lid 2 van hetzelfde artikel zijn als activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (en waarvoor op grond van de Wet milieubeheer dus een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt), aangewezen de activiteiten die behoren tot een in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit genoemde categorie.

In artikel 2, lid 5, aanhef en onder b. van het Besluit milieueffectrapportage, is vastgelegd dat de m.e.r.-beoordelingsplicht ook geldt voor plannen die weliswaar vallen onder een van de in onderdeel D genoemde activiteiten maar waarbij het project valt onder de drempelwaarden zoals genoemd in onderdeel D, indien: 'op grond van selectiecriteria als bedoeld in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben'.

De afweging met betrekking tot de m.e.r.-(beoordelings)plichtigheid van dit bestemmingsplan, is opgenomen in paragraaf 5.2.6.

4.1.6 Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Met het Nationaal Waterplan 2016-2021 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van het watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij wordt gestreefd naar een integrale benadering, door natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie, cultureel erfgoed en economie (inclusief verdienvermogen) zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan 2016-2021 dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.

Afweging Nationaal Waterplan
Zoals blijkt uit de navolgende paragrafen, alsmede paragraaf 5.6 Waterhuishouding van deze toelichting, geldt duurzaam waterbeheer als uitgangspunt voor de nieuwbouw.

4.1.7 Duurzaam waterbeheer 21e eeuw

De kern van het Waterbeleid 21e eeuw is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. Het water de ruimte geven, betekent dat in het landschap en in de stad ruimte gemaakt wordt om water op te slaan. Dat betekent bijvoorbeeld dat toegelaten wordt dat rivieren bij hoge waterstanden gecontroleerd buiten hun oevers treden, op plekken waar daar ruimte voor is gemaakt. Daarmee worden problemen in andere, lager gelegen gebieden voorkomen.

Vasthouden, bergen, afvoeren
De waterbeheerders hebben samen gekozen voor een strategie, die uitgaat van het principe dat een overvloed aan water wordt opgevangen waar deze ontstaat. Dat betekent dat het water niet meer zo snel mogelijk wordt afgevoerd, maar dat het water zolang mogelijk wordt vastgehouden onder andere in de bodem. Is vasthouden niet meer mogelijk, dan bergen de waterbeheerders het in gebieden die daarvoor zijn uitgekozen. Door het water zo lang mogelijk vast te houden wordt tevens verdroging voorkomen. Pas als het niet anders kan, wordt het water afgevoerd.

Afweging duurzaam waterbeheer 21e eeuw
Voor de wijze waarop wordt omgegaan met hemelwater zie par. 5.6 Waterhuishouding. Daarmee wordt aangesloten bij de uitgangspunten van het duurzaam waterbeheer in de 21e eeuw.

4.1.8 Waterwet 2009

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. In deze wet is een achttal wetten samengevoegd tot één wet. Het Waterbesluit is de uitwerking bij algemene maatregel van bestuur van bepalingen van de Waterwet. De Waterregeling is de uitwerking bij ministeriële regeling van bepalingen van de Waterwet en het Waterbesluit. De Waterwet, het Waterbesluit en de Waterregeling zijn het resultaat van de in 2004 aangekondigde integratie van waterwetgeving.

Wat betreft de oppervlaktewaterlichamen geeft het Waterbesluit een grondslag om de grenzen hiervan in de Waterregeling vast te leggen en een grondslag voor de grenzen van de gebieden die zijn vrijgesteld van de vergunningplicht voor het gebruik van waterstaatswerken (vergelijkbaar met het voormalige Besluit rijksrivieren op grond van art. 2a Wbr).

Afweging Waterwet 2009
De Waterwet, het Waterbesluit en de Waterregeling vormen geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan.

4.2 Provinciaal Beleid

4.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014

Op 12 december 2014 hebben Provinciale Staten van Limburg als onderdeel van een integrale omgevingsvisie het POL 2014 'Voor de kwaliteit van Limburg' vastgesteld. Op 16 januari 2015 is het POL 2014 in werking getreden.

De grote variatie in omgevingskwaliteiten is een kenmerk en sterk punt van Limburg. Om daaraan recht te doen, worden in het POL zeven globaal afgebakende gebiedstypen onderscheiden. Dit zijn zones met elk een eigen karakter, herkenbare eigen kernkwaliteiten, en met heel verschillende opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden.

Binnen het landelijk gebied worfden de volgende zones onderscheiden:

  • Goudgroene natuurzone,
  • Zilvergroene natuurzone,
  • Bronsgroene landschapszone en
  • Buitengebied

Het plangebied is geheel gelegen binnen de zone buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0200-VG01_0013.png"
Afbeelding 6. Uitsnede POL-kaart Integrale zonering Limburg met globale aanduiding ligging plangebied (gele stippellijn)


Voor de zone Buitengebied gelden de volgende doelstellingen:

  • Terugdringen milieubelasting vanuit landbouw
  • Faciliteren landschap en cultuurhistorie
  • Ontwikkeling landbouw

Beekdalen als strategische waterberging
De benodigde ruimte voor water is aanwezig in beekdalen die een open en natuurlijk karakter hebben. Aan de beekdalen is derhalve de functie strategische waterberging toegekend. De functie strategische waterberging betekent dat de ruimte voor natuurlijke inundaties in beekdalen in stand moet blijven en de infiltratiecapaciteit van de bodem niet verder afneemt. Nieuw verhard oppervlak wordt gecompenseerd door extra ruimte te realiseren voor waterberging en infiltratiecapaciteit in de buurt van de ingreep. Daarmee kan het regionale watersysteem blijvend aan de normering voor regionale wateroverlast voldoen, ook bij toekomstige neerslagtoenames. De bescherming van de beekdalen ten behoeve van de functie strategische waterberging is in de omgevingsverordening opgenomen via de aanduiding en regelgeving voor de goud- en zilvergroene natuurzones en de bronsgroene landschapszones binnen de beekdalbegrenzingen op de POL-kaart. In veel beekdalen in Limburg is ruimte voor waterberging; in een aantal beekdalen wordt de functie waterberging verder ontwikkeld. Dat kan goed in combinatie met grondgebonden land- en tuinbouw en natuurontwikkeling (beheerslandbouw, groenblauwe diensten). Nieuwe rode functies worden zoveel mogelijk geweerd uit de beekdalen, zodat de ruimte voor waterberging behouden blijft en er geen nieuwe schadegevallen optreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0200-VG01_0014.png"
Afbeelding 7. Uitsnede POL-kaart Regionaal watersysteem met aanduiding ligging plangebied (gele stippellijn)

Afweging POL 2014
Met de verplaatsing van de zorgwijngaard wordt de sanering van een intensieve veehouderijlocatie aan de rand van de kern mogelijk gemaakt en daarmee wordt milieubelasting vanuit de landbouw teruggedrongen.

Op de kaart 'regionaal watersysteem' (zie afbeelding 7) is de direct ten noorden van het plan gelegen Kwistbeek aangeduid als 'AEF-beek' (beek met een algemene ecologische functie). Het plangebied grenst aan deze beek. Ter plaatse van het plangebied zijn de gronden nabij de beek niet aangeduid als beekdal. De realisering van de zorgwijngaard is niet van invloed op de kwaliteit van de beek met de daarbij behorende beschermingszones, noch op de waterkwantiteit in de beek.

De ontwikkeling past daarmee binnen de uitgangspunten van POL 2014 voor de zone buitengebied.

4.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014

Op 12 december 2014 is de Omgevingsverordening Limburg 2014 vastgesteld en in werking getreden. De verordening is daarna nog enkele malen op onderdelen gewijzigd. Op 30 december 2016 is een geconsolideerde versie van de Omgevingsverordening Limburg 2014 gepubliceerd op www.ruimtelijkeplannen.nl.

De voorheen geldende Omgevingsverordening Limburg was een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening. De Omgevingsverordening Limburg is op 1 januari 2011 in werking getreden. De Omgevingsverordening is opnieuw gewijzigd, vanwege de vaststelling van POL 2014, waarin is bepaald dat er een nieuw hoofdstuk Ruimte aan de Omgevingsverordening wordt toegevoegd. Dat hoofdstuk Ruimte is gericht op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van POL 2014 naar gemeentelijke ruimtelijke plannen. Behalve de toevoeging van het hoofdstuk Ruimte zijn in de Omgevingsverordening Limburg 2014 ook de verordeningen Veehouderijen en Natura 2000 (van oktober 2013) en Wonen Zuid-Limburg (van juli 2013) opgenomen. Hiermee zijn alle verordeningen die betrekking hebben op het omgevingsbeleid ondergebracht in één document. Tenslotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om diverse technische aanpassingen en verbeteringen in de overige onderdelen aan te brengen.

De Omgevingsverordening bevat regels over diverse onderwerpen, zoals de aanwijzing van milieubeschermingsgebieden.

Op grond van artikel 2.2.2 van de Omgevingsverordening Limburg 2014 houdt een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, rekening met het bepaalde in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (Ladder voor duurzame verstedelijking). Tevens dienen de mogelijkheden van herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen te worden onderzocht. De toelichting bij het ruimtelijk plan bevat een verantwoording over de wijze waarop invulling is gegeven aan beide aspecten.

Afweging Omgevingsverordening Limburg 2014
Voor wat betreft de toepassing van de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt verwezen naar paragraaf 4.1.4. Vanuit het hoofdstuk Ruimte zijn er ook overigens geen rechtstreeks doorwerkende regels die een belemmering vormen voor de voorgenomen ontwikkeling.

Het plangebied ligt niet binnen milieubeschermingsgebieden of beschermingszones ten behoeve van natuur en landschap.

De voorgenomen ontwikkeling past dan ook binnen de Omgevingsverordening Limburg 2014.

4.2.3 Beleidsregel Limburgs Kwaliteitsmenu

In januari 2010 hebben Gedeputeerde Staten het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM) vastgesteld. Doel van het LKM is om ontwikkelingen in het buitengebied die een inbreuk op de waarden van het buitengebied betekenen te compenseren met een kwaliteitsverbetering die ten goede komt aan hetzelfde buitengebied, waarmee de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied wordt verhoogd.

Het kwaliteitsmenu is van toepassing op (niet onaanvaardbare) ontwikkelingen buiten de, rond de plattelandskernen getrokken, contour die middels een bestemmingsplanwijziging mogelijk worden gemaakt. Het kenmerkende voor de bedoelde ontwikkelingen is dat het functies zijn die met bebouwing gepaard gaan en extra ruimtebeslag leggen op het buitengebied. Het LKM is derhalve op deze ontwikkeling van toepassing. De gemeente Peel en Maas heeft het LKM 'vertaald' naar eigen beleid door in de Structuurvisie Buitengebied Peel en Maas een gemeentelijk kwaliteitskader op te nemen. Voor een nadere afweging hieromtrent zie paragraaf 4.3.1.

4.3 Gemeentelijk Beleid Peel En Maas

4.3.1 Structuurvisie Buitengebied Peel en Maas

In december 2011 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Buitengebied Peel en Maas vastgesteld. In de Structuurvisie Buitengebied wordt het beleid dat ten grondslag ligt aan het bestemmingsplan Buitengebied Peel en Maas samengebracht. Voor een groot gedeelte betreft het bestaand beleid met enkele aanvullingen en uitwerkingen. De Structuurvisie vormt de grondslag voor het toepassen van bovenplanse verevening en bijdragen in de ruimtelijke ontwikkeling in het kader van de ontwikkelingsplanologie.

In de Structuurvisie Buitengebied is opgenomen:

  • Structuurplan Buitengebied Peel en Maas, inclusief aanvullingen;
  • Beleidsnotitie nieuwe denkrichting Vrijkomende (Agrarische) Bebouwing in het buitengebied;
  • Reparatie beleid huisvesting tijdelijke arbeidskrachten gemeente Peel en Maas;
  • Structuurvisie Intensieve veehouderij en glastuinbouw. Inclusief bijhorend MER en zienswijzennota;
  • Kwaliteitskader buitengebied Peel en Maas;
  • Beleidsplan archeologie Gemeente Peel en Maas, inclusief archeologische waarden- en beleidskaart.

4.3.2 Nota Ruimtelijke Kwaliteit (Welstandsnota)

Het fuseren van de gemeente en het inwerkingtreden van de Wabo en het daarbij behorende vergunningvrij bouwen is mede aanleiding geweest voor de gemeente om nieuw welstandsbeleid op te stellen. Hiertoe is op 31 mei 2011 de Nota Ruimtelijke Kwaliteit vastgesteld.

Basisprincipe: welstandsvrij
De gemeente stelt alleen eisen aan de uiterlijke kwaliteit van bouwwerken, als dit ook echt nodig is. Hiermee wordt getracht de 'belasting' of eisen aan de klant zo gering mogelijk te houden waarbij wel het algemeen belang wordt gerespecteerd. Daarom wordt er uitgegaan van een basis van welstandsvrijheid.

Bescherming: alleen in uitzonderingsgebieden
De gemeente Peel en Maas staat voor zelfsturing en diversiteit. In bepaalde gebieden blijft sturing echter toch nodig. Sommige gebieden zijn beeldbepalend voor een gemeenschap. De gemeente wil voorkomen dat dit beeld wordt aangetast, dit is in het belang van de gehele gemeenschap.

Daarnaast zijn er (nieuwbouw)plannen waarin een bepaalde sfeer, thema of kwaliteit wordt nagestreefd. Ook hierin is het niet gewenst om gehele vrijheid te geven. Om de directe omgeving te beschermen is het gewenst om sturing te geven aan bouwplannen die (grote) invloed hebben op de kwaliteit van de omgeving. Middels een beeldkwaliteitplan kan worden gestuurd op een gewenste uitstraling.

In principe geldt het welstandsvrij beleid voor het gehele grondgebied van de gemeente, maar om bepaalde ruimtelijke en esthetische kwaliteiten beter te beschermen of waarborgen, worden er twee uitzonderingssituaties gemaakt. Deze gebieden zijn dus niet welstandsvrij. Het betreft de beeldbepalende dorpsgezichten en de in- en uitbreidingslocaties.

Afweging Nota Ruimtelijke Kwaliteit
Het plangebied is niet gelegen in een beeldbepalend dorpsgezicht en er is ook geen sprake van een in- of uitbreidingslocatie. Aangezien bovendien geen beeldkwaliteitsplan geldt voor het gebied waarin het plangebied is gelegen, is de Nota ruimtelijke Kwaliteit niet van toepassing op het onderhavige plan.

4.3.3 Evenementenvisie

De evenementenvisie van de gemeente Peel en Maas kent twee centrale uitgangspunten: de drie doelstellingen en de hiervan afgeleide visie over samenwerking. De drie doelstellingen zijn vastgesteld in de visie en luiden als volgt:

  1. 1. door middel van het creëren van goede randvoorwaarden worden initiatiefnemers gestimuleerd om evenementen te organiseren die bijdragen aan de leefbaarheid in de gemeente.
  2. 2. door middel van het stimuleren van 'goede' evenementen wil de gemeente het imago van een levendige en diverse gemeente versterken, teneinde een aantrekkende werking te hebben op bezoekers van buiten de gemeente.
  3. 3. door middel van een werkbaar kader moeten de lasten voor de initiatiefnemers en gemeente zo beperkt mogelijk zijn, waarbij de harmonie met de overlast en veiligheid gegarandeerd blijft.

De evenementenvisie geeft aan waar evenementen plaatsvinden. Bestaande evenementenlocaties, zowel op pleinen als in bijvoorbeeld hallen, worden in de nieuwe bestemmingsplannen overgenomen ten behoeve van de koppeling met de evenementenvergunning.

Afweging Evenementenvisie
Het evenementenbeleid is begin 2012 vastgesteld en is -overeenkomstig de regels van de bestemmingen '3' en '4' in het bestemmingsplan '1e Reparatieherziening Buitengebied Peel en Maas'- opgenomen in onderhavig bestemmingsplan. Evenementen dienen ondergeschikt te zijn aan de bedrijfsfunctie ter plaatse en zijn maximaal drie keer per jaar toegestaan voor de duur van maximaal drie aaneengesloten dagen per evenement, inclusief op- en afbouw.

Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden / Resultaten Onderzoeken

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op verschillende onderzoeks- en milieuaspecten welke van belang zijn in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

Voor diverse milieuaspecten zijn aanvullende onderzoeken uitgevoerd. Die onderzoeken zijn uitgevoerd op basis van de op het moment van uitvoering bekende informatie. Dit kan betekenen dat in de rapportages nog afbeeldingen voorkomen die inmiddels zijn achterhaald, zoals afbeeldingen van het inrichtingsplan. Latere wijzigingen in het stedenbouwkundig plan hebben echter geen consequenties voor de conclusies in de diverse onderzoeksrapportages.

5.2 Milieu

5.2.1 Geluid

5.2.2 Luchtkwaliteit

5.2.3 Bodem- en grondwaterkwaliteit

5.2.4 Milieu-invloed bedrijvigheid

5.2.5 Externe veiligheid

5.2.6 Milieueffectrapportage

5.3 Kabels En Leidingen

In (of in de directe omgeving van) het plangebied komen geen leidingen voor met een planologisch-juridische beschermingszone die van invloed zijn op het onderhavige plan.

5.4 Geurhinder Veehouderijen

5.4.1 Wet geurhinder en veehouderij

De Wgv geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning). De gemeente Peel en Maas heeft geen geurverordening vastgesteld. Dit betekent dat de gemeente aanvragen in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening toetst aan de wettelijke normen uit de Wet geurhinder en veehouderijen. De normen voor de voorgrondbelasting geur zijn 3 OUe/m³ voor geurgevoelige objecten in de bebouwde kom en 14 OUe/m³ voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom. De afstand tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld, en een geurgevoelig object bedraagt:

  1. a. ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en
  2. b. ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.

5.4.2 Toets

Uit de vastgestelde Structuurvisie Intensieve veehouderij en glastuinbouw buitengebied gemeente Peel en Maas (d.d. 7 december 2011) en uit het vigerende bestemmingsplan buitengebied blijkt dat in de nabijheid van het plangebied één veehouderij is gelegen aan de Baarloseweg 14c. Deze is gelegen op een afstand van 200 meter.

Voor wat betreft de locatie aan de Baarloseweg 14c is van belang dat het bedrijf planologisch nog aanwezig is en ook de vergunning is nog intact, echter de voorheen hier gevestigde pluimveehouderij is inmiddels beëindigd. Momenteel is nog alleen een grondgebonden agrarisch bedrijf aanwezig. Een van de voormalige stallen op deze locatie is enkele jaren geleden verbouwd tot logiesvoorziening voor huisvesting van arbeidsmigranten.

Uit de kaart 'Beoordeling leefklimaat op basis van de indicatieve achtergrondbelasting ten aanzien van geurhinder', behorende bij de voornoemde structuurvisie, blijkt dat ter plaatse van het plangebied in de situatie dat de veehouderij binnen het plangebied wordt beëindigd, sprake is van minimaal een redelijk goed woon- en leefklimaat. Indien rekening wordt gehouden met het feit dat de veehouderij aan de Baarloseweg 14c is beëindigd is zelfs sprake van een goed woon- en leefklimaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0200-VG01_0017.png"
Afbeelding 12. Uitsnede uit kaart 'Structuurvisie Intensieve veehouderij en glastuinbouw - Beoordeling leefklimaat op basis van de indicatieve achtergrondbelasting ten aanzien van geurhinder' (Arcadis d.d. 5 juli 2011)

5.4.3 Conclusie geurhinder veehouderijen

Het plangebied is op ruime afstand gelegen van omliggende veehouderijen. Derhalve vormt het aspect geurhinder veehouderijen geen belemmering voor de realisering van het plan. Daarnaast vormt het planvoornemen geen belemmering voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende bedrijven.

5.5 Ecologie

Bij ruimtelijke planvorming is een toetsing aan de natuurwetgeving verplicht. In het kader van het plan is een beoordeling gemaakt van de effecten die het plan zal hebben op beschermde natuurwaarden3. Hierdoor wordt duidelijk of het plan in overeenstemming is met de natuurwetgeving.

Conclusies onderzoek:

Gelet op de potentiele ecologische waarden kan het voorgenomen plan in overeenstemming met de nationale natuurwetgeving en het provinciale natuurbeleid worden uitgevoerd, mits voorafgaand en tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden het bepaalde in de Wet natuurbescherming, onderdeel soorten, in acht wordt genomen:

  • Bij uitvoering van de verbouwing van de stallen zijn negatieve effecten op vaste verblijfplaatsen van een vleermuizensoort niet uitgesloten. Vervolgonderzoek naar de functionaliteit van de bebouwing voor vleermuizen en of de verbouwing hier negatieve gevolgen op heeft wordt noodzakelijk geacht. Indien van toepassing kunnen middels het tijdig treffen van de juiste maatregelen en het aanvragen van een ontheffing de werkzaamheden alsnog doorgang vinden. Een ontheffingsaanvraag bij de provincie Limburg dient te allen tijde te worden onderbouwd met een activiteitplan waar aspecten als de specifieke maatregelen, het wettelijk belang, een alternatievenafweging en de planning in zijn opgenomen;
  • Ten aanzien van broedvogels zonder jaarrond beschermde nesten dient, om overtreding op voorhand redelijkerwijs te voorkomen, het verbouwen van de stallen buiten het broedseizoen te worden uitgevoerd, of een controle moet de aanwezigheid van een broedgeval kunnen uitsluiten;
  • Ten behoeve van (incidenteel) aanwezige algemene soorten dient de zorgplicht in acht te wor-den genomen.

In de bouwregels is naar aanleiding van voornoemd advies bepaald dat bestaande bedrijfsgebouwen niet mogen worden verbouwd zolang er geen aanvullend ecologisch onderzoek is uitgevoerd waaruit blijkt dat er geen sprake is van verstoring, danwel tijdig afdoende mitigerende maatregelen zijn getroffen.

Vervolgonderzoek ten behoeve van Natura 2000-gebieden, het Nationaal Natuurnetwerk (Goudgroene natuurzone) en/of toetsing aan het onderdeel houtopstanden (voormalige Boswet) is bij dit plan verder niet aan de orde.

  1. 3. Quickscan flora en fauna 'Zorgwijngaard Vinea Cura te Helden', BRO d.d. 8 mei 2018, projectnr. P00315

5.6 Waterhuishouding

5.6.1 Algemeen

Vanuit Rijks- en provinciaal beleid wordt steeds meer nadruk gelegd op duurzaam waterbeheer in de bebouwde omgeving. Vernieuwing in het provinciaal waterbeheer wordt gestalte gegeven door onder andere een (grensoverschrijdende) stroomgebiedbenadering, een brongerichte aanpak, het solidariteitsprincipe (niet afwentelen) en het vooraf betrekken van water bij ruimtelijke ontwikkelingen en afwegingen.

Vertaling van het landelijk en provinciaal beleid naar gemeentelijk beleid houdt op hoofdlijnen het volgende in: binnen nieuwe in- en uitbreidingsgebieden moet 'slimmer' en 'creatiever' met schoon hemelwater worden omgegaan. Het principe van vasthouden bergen en afvoeren van hemelwater is hierbij van groot belang.

5.6.2 Kenmerken van het watersysteem

5.6.3 Overleg waterbeheerder

Een belangrijk instrument bij de uitvoering van het waterbeleid is de Watertoets. Het toepassen van de Watertoets bij ruimtelijke ingrepen is verplicht en heeft als uitgangspunt dat de situatie voor het watersysteem door de ruimtelijke ingreep niet mag verslechteren (stand-still-beginsel). Bovendien wordt er bij de toepassing van de Watertoets naar gestreefd de kansen om bestaande ongewenste situaties te verbeteren, zoveel mogelijk te benutten.

Het concept ontwerp-bestemmingsplan wordt in het kader van het vooroverleg aan het Waterschap Limburg voorgelegd.

5.7 Archeologie En Cultuurhistorie

5.7.1 Archeologie

5.7.2 Cultuurhistorie

Op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Limburg is op een afstand van ca. 40 meter ten oosten van het plangebied de aanduiding 'kasteel of omgracht huis verdwenen' opgenomen. In het veld is dit niet meer waarneembaar. Wel is voor een gebied met een straal van 50 meter rondom die locatie in het geldende bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' (AMK-terrein van zeer hoge archeologische waarde) opgenomen. Deze dubbelbestemming blijft in het onderhavige bestemmingsplan gehandhaafd, waarmee de archeologische belangen ter plaatse veilig zijn gesteld.

De Baarloseweg is op de cultuurhistorische waardenkaart aangeduid als 'weg ouder dan 1806'. Het onderhavige plan is niet van invloed op het tracé en/of de inrichting van deze weg.

Voor het overige is er in of nabij het plangebied geen sprake van cultuurhistorische waarden.

5.8 Verkeer En Parkeren

5.8.1 Verkeer

De bereikbaarheid van de zorgwijngaard is goed. Het perceel is direct gelegen aan de Baarloseweg op een afstand van 320 meter ten oosten van de rotonde Molenstraat (N562) - Baarloseweg - Schrames.

Er wordt een zeer beperkte toename van het aantal verkeersbewegingen per auto voorzien. Per dag zullen maximaal 10 cliënten op het terrein aanwezig zijn. Daarnaast zal er aanloop zijn ten behoeve van de handel in streekproducten en ter plaatse gemaakte wijn, alsmede ten behoeve van de kinderboerderij.

De huidige verkeersstructuur is voldoende om deze beperkte toename van verkeersbewegingen te kunnen opvangen.

5.8.2 Parkeren

Voor de toe te passen parkeernorm dient te worden uitgegaan van de 'Nota Parkeernormen Peel en Maas 2018'. Indien een parkeernorm niet voorkomt in de parkeernormennota wordt aansluiting gezocht bij de CROW-kengetallen. Wanneer een parkeernorm ook niet voorkomt in de CROW-kengetallen moet de parkeerbehoefte door initiatiefnemer nader onderbouwd worden.

Uitgaande van de ervaringen van de zorgwijngaard op de huidige locatie aan de Marisstraat in Beringe en de verwachting naar de toekomst, zullen er gemiddeld niet meer dan 6 auto's op het terrein aanwezig zijn. Blijkens de inrichtingstekening is in het plan voorzien in de realisering van 24 parkeerplaatsen.

Bij evenementen zoals een open dag is dat natuurlijk anders, maar in dat geval zal worden gezocht naar tijdelijke extra parkeermogelijkheden in de buurt, wellicht in de vorm van het tijdelijk gebruik maken van een wei. In een aan te vragen evenementenvergunning zal hiermee rekening worden gehouden.

5.8.3 Conclusie verkeer en parkeren

Vanuit een oogpunt van verkeer en parkeren zijn er geen belemmeringen voor realisering van de zorgwijngaard met bijbehorende voorzieningen binnen het plangebied.

5.9 Duurzaamheid

Op 18 juni 2013 heeft de gemeenteraad van Peel en Maas een startdocument met gezamenlijke uitgangspunten voor duurzaamheid vastgesteld. Hierin zijn de volgende uitgangspunten vastgelegd:

  1. 1. Duurzaamheid is een toetssteen voor het gemeentelijk handelen.
  2. 2. Duurzaamheid moet worden geïntegreerd in beleid en vervolgens in de praktijk worden gebracht.
  3. 3. Duurzaamheid moet in ieder voorstel aan de gemeenteraad en het college meegenomen worden. Hierbij vormen People (mens) - Planet (omgeving) - Profit (economie) gezamenlijk de afweging voor duurzaamheid.
  4. 4. Het inspiratiekader ontstaat door dialoog in de samenleving.
  5. 5. Een WOW-project is een project wat de samenleving enthousiasmeert en mobiliseert.
  6. 6. Een revolverend fonds is een duurzame inzet van middelen.
  7. 7. De gemeente beperkt zich niet tot alleen een revolverend fonds
  8. 8. Naast de inzet van een revolverend fonds wordt ook inzet gepleegd op het creëren van een kenniscentrum (digitaal en fysiek).
  9. 9. Er is sprake van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van burgers en overheid.
  10. 10. Er moet onderscheid gemaakt worden tussen de kracht van de burger en de verantwoordelijkheid van de overheid.

Voor de verbouwing van de bestaande bedrijfsgebouwen zullen de bepalingen omtrent duurzaamheid uit het Bouwbesluit worden gevolgd. Er zullen voorzieningen zoals een warmtepomp worden geplaatst, daarnaast wordt gebruik gemaakt van led-verlichting en zullen er geen uitlogende materialen worden gebruikt zoals lood, koper en zink.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten

6.1 Planstukken

Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de SVBP2012 alsmede de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Het bestemmingsplan 'Zorgwijngaard Vinea Cura Helden' is vervat in een verbeelding, regels en toelichting.

6.2 Toelichting Op De Verbeelding

De analoge verbeelding is getekend op een bijgewerkte en digitale kadastrale ondergrond, schaal 1:1000. Op de verbeelding is het plangebied weergegeven.

6.3 Toelichting Op De Regels

Bij het opstellen van de regels is uitgegaan van het rapport Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012), de Handreiking Ruimtelijke plannen gemeente Peel en Maas en de regels van de bestemmingsplannen 'Buitengebied' en '1e Reparatieherziening bestemmingsplan Buitengebied Peel en Maas'.

De regels zijn verdeeld in 4 hoofdstukken, te weten:

Hoofdstuk 1: Inleidende regels met daarin de begrippen en de wijze van meten;
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels. Hierin worden de regels voor de op de verbeelding opgenomen bestemming gegeven;
Hoofdstuk 3: Algemene regels, waaronder zijn opgenomen de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels en algemene wijzigingsregels;
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels, waarin het overgangsrecht en de slotregel zijn opgenomen.

Het belangrijkste doel van de planregels is om de bouw- en gebruiksregels van de verschillende bestemmingen aan te geven.

6.3.1 Inleidende regels

6.3.2 Bestemmingsregels

De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  1. 1. Bestemmingsomschrijving
  2. 2. Bouwregels
  3. 3. Nadere eisen
  4. 4. Afwijken van de bouwregels
  5. 5. Specifieke gebruiksregels
  6. 6. Afwijken van de gebruiksregels
  7. 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  8. 8. Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  9. 9. Wijzigingsbevoegdheid

Duidelijk zal zijn dat een bestemming niet alle elementen hoeft te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen.

In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functies. Als eerste wordt de hoofdfunctie aangegeven. Indien nodig worden vervolgens de andere aan de grond toegekende functies genoemd.

In de bouwregels wordt bepaald aan welke voorwaarden de bebouwing moet voldoen. Voor zover nodig wordt een onderscheid gemaakt in woningen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waardoor de toetsing van aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen aanmerkelijk vereenvoudigd en inzichtelijker is.

In het onderstaande worden de regels van de opgenomen bestemmingen nader toegelicht.

6.3.3 Algemene regels

In de 7 (artikel 7) wordt bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, deze bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing blijft.

In de 8 (artikel 8) is een bepaling opgenomen met betrekking tot ondergronds bouwen, ondergeschikte bouwdelen en een regeling over bestaande maten en afstanden opgenomen.

In de 9 (artikel 9) is een algemeen gebruiksverbod opgenomen en is het strijdig gebruik benoemd.

In de Algemene aanduidingsregels (artikel 10) zijn overeenkomstig het geldende bestemmingsplan regels opgenomen voor de gebiedsaanduidingen 'overige zone - kernrandzone' en 'wetgevingzone -wijzigingsgebied 3 bd'.

In de Algemene afwijkingsregels (artikel 11) is een mogelijkheid opgenomen om af te kunnen wijken van het plan voor geringe overschrijdingen, alsmede voor het realiseren van schuilgelegenheden.

De Algemene wijzigingsregels (artikel 12) verschaffen het bevoegd gezag de gewenste beleidsruimte om bij de uitvoering van het plan te kunnen inspelen op gegevens of situaties die vooraf niet bekend kunnen zijn.

In de Overige regels (artikel 13) is bepaald dat, indien wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., deze regelingen dienen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

6.3.4 Overgangs- en slotregels

In de bepaling Overgangsrecht (artikel 14) is geregeld in hoeverre en onder welke voorwaarden bestaande gebouwen en het bestaand gebruik van gronden en bouwwerken mogen afwijken van het plan.

In de Slotregel (artikel 15) is aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening rust op de gemeente de verplichting tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan. Volgens artikel 6.12, lid 2 Wro kan de gemeente hiervan afzien in bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen, of indien:

  • het kostenverhaal anderszins is verzekerd;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels aan werken en werkzaamheden met betrekking tot bouwrijp maken, aanleg van nutsvoorzieningen, inrichten van de openbare ruimte en uitvoerbaarheid niet noodzakelijk is.

Binnen het plangebied wordt geen bouwplan, zoals bedoeld in artikel 6.12, lid 1 Wro in samenhang met artikel 6.2.1. onder a Bro gerealiseerd. Het project is derhalve niet exploitatieplanplichtig.

Met de initiatiefnemer zal wel een overeenkomst planschade worden gesloten, op basis waarvan eventueel door de gemeente toe te kennen tegemoetkomingen in planschade kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer.

7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Gemeente en initiatiefnemer achten het van belang dat de ontwikkeling van de Zorgwijngaard vroegtijdig aan omwonenden wordt toegelicht en met de omgeving wordt besproken. Daarom is voorafgaand aan de formele voorbereidingsprocedure overleg geweest met de direct omwonenden. Er is gesproken met 9 buurtbewoners en met diverse personen uit de omgeving. Het initiatief en daarbij behorend concept ontwerp en de landschappelijke inpassing zijn tijdens deze gesprekken toegelicht. Door de louter positieve reacties die zijn ontvangen, kan worden geconcludeerd dat er een breed draagvlak is voor onderhavig initiatief.

Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak

8.1 Overleg

Voordat het plan op grond van artikel 3.8 Wro in procedure is gebracht, is het plan ter advies aan verschillende instanties aangeboden.

8.2 Inspraak

De facultatieve inspraakmogelijkheid wordt overgeslagen. Het plan wordt direct als ontwerp ter inzage gelegd omdat voorafgaande inspraak wordt gezien als een dubbeling van procedures. Gedurende de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan krijgen burgers, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen.

Hoofdstuk 9 Procedure

9.1 Algemeen

De wettelijke procedure volgens de Wet ruimtelijke ordening iet er als volgt uit:

  • Vooroverleg met betrokken instanties;
  • Openbare kennisgeving van het ontwerp-bestemmingsplan;
  • Terinzagelegging van het ontwerp en bijbehorende stukken gedurende 6 weken en toezending aan gedeputeerde staten en de betrokken rijksdiensten, waterschappen en gemeenten;
  • Gedurende de termijn van terinzagelegging kunnen door een ieder schriftelijk of mondeling zienswijzen worden ingebracht;
  • Vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad binnen 12 weken;
  • Algemene bekendmaking van het bestemmingsplan door terinzagelegging met voorafgaande kennisgeving en toezending aan gedeputeerde staten en betrokken rijksdiensten, waterschappen en gemeenten: binnen 2 weken dan wel, indien gedeputeerde staten of de inspecteur zienswijzen hebben ingebracht of het bestemmingsplan gewijzigd is vastgesteld, vanaf 6 weken na vaststelling;
  • Mogelijkheid tot beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen 6 weken na bekendmaking voor belanghebbenden
  • Inwerkingtreding op de dag na afloop van de beroepstermijn, zijnde 6 weken na de bekendmaking, tenzij binnen deze termijn een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

9.2 Ontwerp Bestemmingsplan

Het ontwerp bestemmingsplan 'Zorgwijngaard Vinea Cura Helden' heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.8 van de Wro gedurende 6 weken ter inzage gelegen met de mogelijkheid voor een ieder om een zienswijze op het plan in te dienen. Tijdens deze periode van ter inzage legging zijn geen zienswijzen ontvangen.

9.3 Vastgesteld Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is op 8 oktober 2019 door de gemeenteraad vastgesteld.

Bijlage 1 Landschappelijkinpassingsplan

Bijlage 1 Landschappelijkinpassingsplan

Bijlage 2 Bijlage Bij Landschapsinpassingsplan

Bijlage 2 Bijlage bij landschapsinpassingsplan

Bijlage 3 Nota Parkeernormen

Bijlage 3 Nota parkeernormen

Bijlage 1 Bodemonderzoek

Bijlage 1 Bodemonderzoek

Bijlage 2 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 2 Quickscan flora en fauna

Bijlage 3 Infiltratieonderzoek

Bijlage 3 Infiltratieonderzoek

Bijlage 4 Omgevingsdialoog

Bijlage 4 Omgevingsdialoog