Herontwikkeling voormalig SIF-terrein, Industrieterrein Panningen 4
Bestemmingsplan - gemeente Peel en Maas
Vastgesteld op 15-12-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Herontwikkeling voormalig SIF-terrein, Industrieterrein Panningen 4' met identificatienummer NL.IMRO.1894.BPL0222-VG01 van de gemeente Peel en Maas.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 achtererfgebied:
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.
1.6 achtergevel:
de gevel achter de voorgevel zoals deze oorspronkelijk bij de bouw is gerealiseerd.
1.7 afscheidsruimte:
ruimte waar afscheid genomen kan worden van een overledene en waar nabestaanden hun dierbare kunnen herdenken.
1.8 archeologisch monument:
terrein dat op basis van de Erfgoedwet is aangewezen als beschermd archeologisch monument.
1.9 archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet (of voor de betreffende werkzaamheden een vergunning heeft van de minister van OCW) en werkend volgens de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
1.10 archeologische verwachting:
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten (resten uit het verleden).
1.11 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten (resten uit het verleden).
1.12 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde.
1.13 bebouwingspercentage:
een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.14 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen en niet zijnde een seksinrichting.
1.15 bedrijfsvloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.16 bedrijfswoning:
een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op dan wel bij een terrein, dienend voor de huisvesting van een persoon (en diens huishouden), wiens huisvesting ter plaatse, gelet op de bedrijfsvoering, noodzakelijk is.
1.17 bestaand:
situatie ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.18 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.19 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 bevoegd gezag:
bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.21 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.22 bodemingreep:
werken of werkzaamheden die een bodemverstorende werking kunnen hebben op het aanwezige (archeologisch) bodemarchief.
1.23 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.24 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.25 bouwlaag:
een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de kelder en de zolder.
1.26 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.27 bouwperceelsgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.28 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten.
1.29 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.30 buitenopslag:
het buiten de bebouwing opslaan van goederen, grondstoffen, andere stoffen en materialen.
1.31 compostering:
proces waarbij plantaardige resten en voedselresten bij aanwezigheid van zuurstof door micro-organismen onder gecontroleerde omstandigheden worden afgebroken tot een bruikbare meststof.
1.32 crematorium:
een inrichting voor de verbranding van overleden mensen.
1.33 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg:
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van senior archeoloog.
1.34 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van een internetwinkel en/of horeca.
1.35 diepte bodemingreep:
de diepte van de bodemverstorende ingreep, gemeten ten opzichte van het maaiveld ter plaatse (straat- of terreinniveau).
1.36 educatie:
het aanbieden en organiseren van activiteiten, zoals cursussen en trainingen, met het oog op het vermeerderen van kennis, het vergroten van inzicht, het verbeteren van meningen en opinies en het verhogen van bekwaamheden en vaardigheden.
1.37 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt.
1.38 erfafscheiding:
afscheiding welke op een grens tussen twee erven is geplaatst.
1.39 evenement:
een één- of meerdaagse publiekgerichte activiteit die een bijdrage levert aan het culturele, sociale en/of sportieve leven. Hieronder vallen zowel grootschalige als kleinschalige evenementen:
- kleinschalige evenementen: evenementen met een bezoekersaantal van maximaal 1.000 bezoekers;
- grootschalige evenementen: evenementen met een bezoekersaantal van meer dan 1.000 bezoekers.
1.40 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.41 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.42 gevellijn:
de als zodanig aangegeven lijn waar de voorgevel van het hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd, behoudens voor zover uitdrukkelijk anders bepaald in deze regels.
1.43 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.44 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodaties en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.45 horeca van categorie 1:
een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar, naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren, in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt.
1.46 horeca van categorie 2:
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen of kunnen worden genuttigd, waaronder:
- a. cafetaria/snackbar;
- b. fastfood en broodjeszaken;
- c. lunchroom;
- d. konditorei;
- e. ijssalon/-winkel;
- f. koffie- en/of theeschenkerij;
- g. afhaalcentrum;
- h. eetwinkels;
- i. restaurant.
1.47 horeca van categorie 3:
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede de gelegenheid kan bieden tot dansen, waaronder:
- a. café;
- b. bar;
- c. grand-café;
- d. eetcafé;
- e. danscafé;
- f. pubs.
1.48 horeca van categorie 4:
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met live muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren, waaronder:
- a. discotheek/dancing;
- b. nacht-café;
- c. zalencentrum (met nachtvergunning).
1.49 horeca van categorie 5:
een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, waaronder:
- a. hotel;
- b. motel;
- c. pension;
- d. overige logiesverstrekkers.
1.50 huishouden:
een alleenstaande dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren.
1.51 inrichting:
een op grond van de Wet milieubeheer als volgt gedefinieerd begrip: "elk door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht".
1.52 kamerverhuur:
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.
1.53 kampeermiddel:
- a. een tent, tentwagen, een kampeerauto, toercaravan, vouwwagen, camper of huifkar;
- b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, een en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtgebruik.
1.54 kantoor:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.55 maatschappelijke voorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder:
- a. bibliotheken;
- b. crematoria;
- c. gezondheidszorg;
- d. gemeenschapshuizen
- e. naschoolse opvang;
- f. onderwijs;
- g. openbare dienstverlening;
- h. praktijkruimten;
- i. religieuze voorzieningen;
- j. uitvaartcentra;
- k. verenigingsleven;
- l. welzijnsinstellingen;
- m. zorginstellingen.
1.56 Nota Parkeernormen:
Nota Parkeernormen Peel en maas 2018 vastgesteld op 3 juli 2018 en in werking getreden op 3 juli 2018.
1.57 nutsvoorziening:
voorzieningen voor op het openbare net aangesloten voorzieningen van algemeen nut, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, alsmede containers voor glas, kleding, plastic etc.
1.58 omgevingsvergunning:
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.59 ondergeschikt:
een functie die qua omvang en uitstraling ten dienste staat van een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie.
1.60 ondergronds bouwen:
bouwen beneden peil.
1.61 ondergronds bouwwerk:
een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.
1.62 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport en een luifel.
1.63 peil:
- a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.64 permanente bewoning:
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door eenzelfde persoon of een zelfde groep personen die niet elders over een hoofdverblijf beschikken en waardoor die ruimte als reguliere woning is aan te merken.
1.65 perifere detailhandel:
een detailhandelsbedrijf te onderscheiden in de volgende categorieën:
- a. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, brommers, fietsen, keukens, sanitair, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;
- b. grootschalige meubelbedrijven inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering;
- c. tuincentra en detailhandel in bulk-dierenbenodigdheden/hobby artikelen;
- d. bouwmarkten.
1.66 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.67 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.68 risicovolle inrichting:
een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit.
1.69 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden, waaronder:
- a. bordeel;
- b. erotische-massagesalon;
- c. parenclub;
- d. prostitutiebedrijf;
- e. seksautomatenhal;
- f. seksbioscoop;
- g. sekssauna/seksinrichting;
- h. sekstheater.
1.70 voorgevel:
gevel aan de voorzijde van een gebouw gerelateerd aan de grens van het bouwvlak die is gericht naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
1.71 voorgevelrooilijn:
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
1.72 voorkant van een hoofdgebouw:
staat gelijk aan de voorgevel, met uitzondering van erkers, luifels, overkappingen en dergelijke ondergeschikte bouwdelen.
1.73 weg:
een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerplaatsen.
1.74 wet / wettelijke regelingen:
indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze gelden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.75 wonen:
wonen in een woning, zijnde een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen.
1.76 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen.
1.77 zolder:
ruimte(n) onder een kap, voor zover de hoogte van de borstwering ter plaatse van de omtrekmuren minder dan 80 cm boven de vloer is gelegen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwonderdelen als bedoeld in artikel 7.2.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de oppervlakte van een bodemingreep:
het gebied (zone) waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden die een verstorende werking kunnen hebben op het (archeologisch) bodemarchief.
2.7 de afstand tot de bouwperceelsgrens:
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.8 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.9 de verkoopvloeroppervlakte:
de voor winkelend publiek toegankelijke verkoopruimte van een detailhandelsbedrijf.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein - 2
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten welke zijn opgenomen in milieucategorie 1 t/m 2 van de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' (Bijlage 1 bij de regels), en/of daarmee naar aard, omvang en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2', uitsluitend bedrijven en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten welke zijn opgenomen in milieucategorie 1 t/m 4.2 van de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' (Bijlage 1 bij de regels), en/of daarmee naar aard, omvang en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - compostering uitgesloten' is compostering niet toegestaan en is de bewerking, verwerking en overslag van afvalstoffen uitsluitend inpandig in bedrijfsgebouwen toegestaan.
met daaraan ondergeschikt:
- d. productiegebonden detailhandel overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.4.3;
- e. buitenstalling van ter plaatse vervaardigde of verhandelde producten overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.4.4;
- f. buitenopslag overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.4.5;
- g. horeca van categorie 1 en 2 ondergeschikt aan de functie;
- h. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.4.2;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. tuinen, erven en terreinen;
- k. groenvoorzieningen;
- l. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
- m. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Gemengd
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten welke zijn opgenomen in milieucategorie 1 t/m 2 van de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' (Bijlage 1 bij de regels), en/of daarmee naar aard, omvang en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2', uitsluitend bedrijven en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten welke zijn opgenomen in milieucategorie 1 t/m 4.2 van de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' (Bijlage 1 bij de regels), en/of daarmee naar aard, omvang en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten;
- c. maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van navolgende aanduidingen de desbetreffende maatschappelijke functies zijn toegestaan:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'crematorium', een crematorium met bijbehorende voorzieningen;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - educatie', educatieruimten met bijbehorende voorzieningen;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - evenementen', evenementen met bijbehorende voorzieningen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.4.3;
- d. kantoren;
met daaraan ondergeschikt:
- e. detailhandel, uitsluitend ten dienste van de onder a t/m d genoemde functies tot een maximum van 50 m² verkoopvloeroppervlak;
- f. horeca van categorie 1 en 2, uitsluitend ten dienste van de onder a t/m d genoemde functies;
- g. buitenstalling van ter plaatse vervaardigde of verhandelde producten overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.4.4;
- h. buitenopslag overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.4.5;
- i. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.4.2;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. tuinen, erven en terreinen;
- l. groenvoorzieningen;
- m. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
- n. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Waarde - Archeologie 4
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden wijzigen zodanig dat de bestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Ondergronds bouwen
7.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
7.3 Algemene regel over bestaande afstanden en andere maten
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Strijdig gebruik
Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
- a. een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
- b. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
- c. straatprostitutie;
- d. als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
9.1 Algemene wijzigingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen voor:
- a. het overschrijden van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- b. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
- c. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de terinzagegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
Artikel 10 Overige Regels
10.1 Wetten/wettelijke regelingen
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen en dergelijke, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
10.2 Parkeerregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Herontwikkeling voormalig SIF-terrein, Industrieterrein Panningen 4'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Opstellen Nieuw Bestemmingsplan
Het voornemen bestaat om het voormalige SIF-terrein aan het Industrieterrein Panningen 4 in Panningen te herontwikkelen. Deze herontwikkeling zal grotendeels plaatsvinden binnen de bestaande industriële bebouwing en omvat onder andere de realisatie van een crematorium met een afscheidsruimte, een evenementenlocatie voor kleinschalige evenementen, een educatieruimte en bedrijvigheid (productie en opslag). Daarbij wordt sterk ingezet op duurzaamheid en het zo energieneutraal mogelijk realiseren van de herontwikkeling.
Het bestaande bedrijf aan de noordwestzijde van de SIF-gebouwen, op het adres Industrieterrein Panningen 14B, maakt daarnaast deel uit van het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan. Op deze locatie is het bedrijf Van Happen gevestigd, dat zich bezig houdt met overslag van afvalstoffen. Met dit bedrijf zijn in het verleden afspraken gemaakt met betrekking tot de milieu-invloed van het bedrijf op zijn omgeving, vooruitlopend op de ontwikkeling van eventuele milieugevoelige functies bij het SIF-complex. Afgesproken is dat gelijktijdig met het SIF-bestemmingsplan voor de bedrijfslocatie van Van Happen geregeld wordt dat ter plaatse geen compostering mag plaatsvinden en dat milieubelastende activiteiten (te weten de be- en verwerking en overslag van afvalstoffen) inpandig zullen geschieden. Deze afspraken zijn reeds vastgelegd in de verleende milieuvergunning voor dit bedrijf. Middels het voorliggende bestemmingsplan worden deze afspraken tevens planologisch vastgelegd. Voor het overige zijn er geen wijzigingen voorzien bij dit bedrijf, en wordt de huidige planologische regeling voor dit bedrijf conserverend opgenomen in dit bestemmingsplan.
De locatie is in het geldende bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Peel en Maas' bestemd tot 'Bedrijventerrein - 2' met de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4'. Op het terrein ligt een groot bouwvlak. De beoogde nieuwe functies van het terrein zijn niet allemaal passend binnen de geldende bestemming 'Bedrijventerrein - 2'. Daarom wordt de herontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk gemaakt middels het voorliggend nieuw bestemmingsplan.
![]() |
Luchtfoto plangebied (rood omlijnd) en omgeving |
1.2 Doel
De belangrijkste algemene uitgangspunten die gelden voor het nieuwe bestemmingsplan zijn:
- Uniformiteit: aansluitend bij de planregels voor vergelijkbare plannen in de gemeente;
- Digitaal raadpleegbaar: conform wettelijke eisen en gebruiksvriendelijk;
- Flexibel: zo veel mogelijk vrijheid voor de initiatiefnemers met zo min mogelijk procedures (vermijden van wijzigings- of uitwerkingsplannen).
Het nieuwe bestemmingsplan geeft uitvoering aan de beoogde herontwikkeling van het SIF-terrein, waarbinnen onder andere educatie, evenementen, bedrijvigheid en een afscheidsruimte met een crematorium mogelijk worden gemaakt.
1.3 Plangebied En Begrenzingen
Het plangebied is gelegen op het industrieterrein van Panningen, ten noorden van de kern Panningen in de gemeente Peel en Maas. In de omgeving van het plangebied zijn voornamelijk bedrijven gelegen. Verder in noordelijke richting liggen agrarische gronden.
![]() |
Topografische kaart met globale ligging plangebied (rode cirkel) |
Het SIF-complex bestaat uit de percelen, kadastraal bekend gemeente Helden, sectie G, nummers 1407, 1981, 2348 en 7011 en is gelegen aan het Industrieterrein Panningen 4. Deze gronden zijn in eigendom van de gemeente Peel en Maas. De initiatiefnemer, Rendiz, heeft de gronden in bruikleen van de gemeente.
De gronden die deel uitmaken van het bedrijfsperceel van Van Happen, ten noordwesten van het SIF-complex, bestaan uit de percelen, kadastraal bekend als gemeente Helden, sectie G, nummers 7012, 7013 en 7016.
![]() |
Kadastrale situatie plangebied (blauw omlijnd) |
Het plangebied grenst aan de noordzijde aan de weg Industrieterrein Panningen. Aan de overzijde van deze weg liggen enkele bedrijven en agrarische gronden, waarbij dient te worden opgemerkt dat deze percelen zijn bestemd ten behoeve van bedrijfsdoeleinden. Aan de noordwestzijde en de oostzijde grenst het plangebied aan bedrijven. Ten westen en zuiden grenst het plangebied eveneens aan de weg Industrieterrein Panningen en aan een braakliggend perceel. Aan de overzijde van de weg liggen bedrijven.
1.4 Overzicht Vigerend Bestemmingsplan In Plangebied
Het plangebied is gelegen in het plangebied van het vigerende bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Peel en Maas' (vastgesteld op 25 juni 2013). In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Bedrijventerrein - 2' met de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4'. Voor het plangebied is een groot bouwvlak opgenomen, waarbinnen de bestaande gebouwen zijn gelegen. Het noordelijke deel van het plangebied heeft daarnaast de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Tevens zijn de gebiedsaanduidingen 'wro-zone - ontheffingsgebied 4', 'wro-zone - ontheffingsgebied 5', 'wro-zone - ontheffingsgebied 7' en 'wro-zone - ontheffingsgebied 8' van toepassing op het gehele plangebied.
![]() |
Uitsnede bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen', met aanduiding plangebied (geel omlijnd) |
De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4', bestemd voor bedrijven en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten welke zijn opgenomen in milieucategorie 1 t/m 4 van de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' en/of daarmee naar aard, omvang en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten. Daaraan ondergeschikt zijn de volgende activiteiten toegestaan:
- a. wonen in een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis overeenkomstig het bepaalde in artikel 7.4.3 (deze aanduiding ligt niet op het plangebied);
- b. productiegebonden detailhandel overeenkomstig het bepaalde in artikel 7.4.4;
- c. buitenstalling van ter plaatse vervaardigde of verhandelde producten overeenkomstig het bepaalde in artikel 7.4.5;
- d. buitenopslag overeenkomstig het bepaalde in artikel 7.4.6;
- e. horeca van categorie 1 en 2 ondergeschikt aan de functie;
- f. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7.4.2;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. tuinen, erven en terreinen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
- k. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
Met het voorliggende bestemmingsplan wordt onder andere beoogd een crematorium met afscheidsruimte, een evenementenlocatie en een educatieruimte te realiseren. Deze activiteiten staan niet genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten, maar vallen wel allemaal binnen de ter plaatse toegestane milieucategorieën. Daarmee is echter nog niet per definitie sprake van bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten die 'naar aard, omvang en invloed op de omgeving' gelijk te stellen zijn met de wel toegestane bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten. Het betreft activiteiten die in de regel niet voorkomen op een bedrijventerrein. Daarmee kan worden gesteld dat de activiteiten naar aard in ieder geval niet gelijk te stellen zijn met de wél toegestane soorten bedrijven en dat om die reden vestiging van de activiteiten niet past binnen het geldende bestemmingsplan.
Deze activiteiten kunnen wel mogelijk worden gemaakt wanneer hiervoor een nieuw bestemmingsplan wordt vastgesteld.
Binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' zijn de gronden tevens bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Ter plaatse van deze dubbelbestemming geldt een archeologische onderzoeksplicht voor bodemingrepen met een diepte van meer dan 40 cm en een oppervlakte van meer 250 m2. In paragraaf 5.6 wordt nader ingegaan op het aspect archeologie.
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wro-zone - ontheffingsgebied 4' kan het bevoegd gezag middels een omgevingsvergunning een grotere bouwhoogte van bedrijfsgebouwen toestaan, mits de bouwhoogte maximaal 15 meter bedraagt, de afstand tot de dichtsbijzijnde woning maximaal 50 meter bedraagt en de hoogte vanuit bedrijfs- of milieutechnische overwegingen noodzakelijk is.
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wro-zone - ontheffingsgebied 5' kan het bevoegd gezag middels een omgevingsvergunning een grotere oppervlakte van een bouwperceel toestaan, mits de oppervlakte van het bouwperceel maximaal 10.000 m2 bedraagt, de functie van het bedrijventerrein als regionaal verzamelterrein niet wordt aangetast en sprake is van een substantiële bijdrage aan de werkgelegenheid en/of verplaatsing van een bedrijf uit de regio. Hierbij mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de verkeersveiligheid, het woon- en leefklimaat, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wro-zone - ontheffingsgebied 7' kan het bevoegd gezag middels een omgevingsvergunning een hogere bouwhoogte voor schoorstenen en silo's toestaan, mits de bouwhoogte maximaal 25 meter bedraagt.
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wro-zone - ontheffingsgebied 8' kan het bevoegd gezag middels een omgevingsvergunning de toegestane hoogte voor buitenopslag verhogen tot maximaal 25 meter. Hierbij gelden als voorwaarden dat aangetoond moet worden dat dit noodzakelijk is ten behoeve van de bedrijfsvoering, de opslag fysiek en visueel voldoende is afgeschermd, de buitenopslag zodanig is gesitueerd dat te allen tijde een vrije doorgang van minimaal 3 meter op het perceel achter de bebouwing is gegarandeerd en de buitenopslag is gelegen op minimaal 3,5 meter van de zijdelingse perceelsgrens.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis
Panningen, in de volksmond Kepèl genoemd (naar de in 1643 gebouwde kapel), is de grootste kern in de voormalige gemeente Helden en in de nieuwe gemeente Peel en Maas. De oude kapel die het dorp z'n volksnaam gaf, bestaat inmiddels niet meer. Op het Pastoor Huijbenplein staat tegenwoordig een monument dat de oude kapel symboliseert. Vlakbij de huidige kerk zijn tijdens opgravingen in de 90'er jaren nog resten van de oude kerk gevonden.
Het plangebied en omgeving kende tot de jaren '60 een agrarisch gebruik en was tot die tijd onbebouwd. In de jaren '60 is het industrieterrein Panningen ontwikkeld en zijn de gebouwen van de voormalige SIF-fabriek opgericht. Het meest noordwestelijke gebouw dateert van eind jaren '70. Enkele jaren geleden is SIF gestopt met de bedrijfsactiviteiten op deze locatie. De gebouwen hebben een paar jaar leeg gestaan en zijn sinds januari 2017 in bezit van Rendiz, die de locatie wil herontwikkelen.
![]() | ![]() |
Topografische kaarten omstreeks 1900 (links) en 1967 (rechts) |
2.2 Bestaande Situatie
Het plangebied is gelegen op het industrieterrein van Panningen, ten noorden van de kern Panningen aan de weg Industrieterrein Panningen 4. Het plangebied grenst aan de zuid-, west en noordzijde aan deze weg. Het plangebied is gedeeltelijk bebouwd met de gebouwen van de voormalige SIF-fabriek. Het overige deel van het plangebied was voorheen in gebruik als bedrijfsterrein bij deze fabriek en is deels verhard.
![]() |
Foto bebouwing voormalige SIF-fabriek, gezien vanuit het zuidoosten |
De locatie is ontsloten via vijf bestaande in- en uitritten op de weg Industrieterrein Panningen, waarvan er drie aan de zuidzijde van het plangebied zijn gelegen en twee aan de noordzijde. Het plangebied is gelegen op een bedrijventerrein. In de directe omgeving van het plangebied liggen dan ook hoofdzakelijk bedrijven. Ten noorden van het plangebied zijn daarnaast agrarische percelen gelegen, die grenzend aan de weg zijn voorzien van de bestemming 'Bedrijventerrein - 2'. Verder ten noorden, op circa 300 meter afstand van het plangebied, ligt een bebouwingslint aan de Vosberg, dat bestaat uit woningen en agrarische bedrijven. Verder richting het zuidwesten, op circa 250 meter van het plangebied, liggen sportvelden en op circa 130 tot 180 meter ten zuiden van het plangebied ligt de kern Panningen.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. In deze Structuurvisie staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om zelf oplossingen te creëren. Het Rijk richt zich met name op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen.
Het Rijk zet zich voor wat betreft het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. In de SVIR worden drie hoofddoelen genoemd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- 1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- 2. het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- 3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Voor de drie rijksdoelen worden de onderwerpen van nationaal belang benoemd, waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Relevante nationale belangen voor het plangebied zijn als volgt:
- 1. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water), bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
- 2. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
- 3. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
Afweging Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Het initiatief betreft een herontwikkeling die plaatsvindt binnen de bestaande bebouwing op het voormalige SIF-terrein. Tevens wordt hierbij de functie van de bebouwing verbreed met onder andere educatie, een crematorium met afscheidsruimte en kleinschalige evenementen. Mede in dat kader spelen er geen nationale belangen in het plangebied. In het plangebied is verder geen sprake van specifieke natuurlijke of cultuurhistorische waarden waarmee in de planvorming rekening gehouden moet worden.
Zoals elders uit deze toelichting blijkt, bestaan er verder ook vanuit milieuhygiënisch oogpunt, zoals geluid en externe veiligheid, geen belemmeringen in het gebied. De nationale belangen zijn dan ook niet in het geding als gevolg van onderhavig nieuw bestemmingsplan.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Op 30 december 2011 is het Barro in werking getreden. Voor de nationale belangen die kaderstellend zijn voor besluiten van gemeenten zijn in het Barro regels opgenomen die direct het bestemmingsplan en daarmee gelijk te stellen besluiten betreffen. Zij strekken ertoe dat de nationale ruimtelijke afweging, die door het kabinet in samenspraak met de Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal is gemaakt, bij besluitvorming over bestemmingsplannen wordt gerespecteerd.
Onderwerpen waarvoor het Rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken.
In oktober 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, het Natuurnetwerk Nederland (NNN), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer.
Afweging Barro
Op dit bestemmingsplan zijn geen van de belangen uit het Barro van toepassing. Het initiatief is kortom niet in strijd met de beleidsregels zoals deze zijn opgenomen in het Barro.
3.1.3 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro)
De Rarro is gebaseerd op het Barro. In het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen en objecten, hoofdwegen en NNN-gebieden worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. In de Rarro wordt daar uitvoering aan gegeven. Als gevolg van de gewijzigde regelgeving beslaat het radarverstoringsgebied behorende bij de radar op de militaire vliegbasis Volkel ook de gemeente Peel en Maas. Vanwege de ligging in het radarverstoringsgebied gelden er beperkingen voor de hoogte van windturbines. In Peel en Maas mogen deze niet hoger zijn dan 114 meter.
Afweging Rarro
Aangezien het bestemmingsplan geen windturbines hoger dan 114 meter toestaat, vormt dit geen belemmering voor het radarverstoringsgebied.
3.1.4 Besluit ruimtelijke ordening (Ladder voor duurzame verstedelijking)
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen is per 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 Bro) opgenomen. De ladder ziet op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is een motiveringsinstrument dat verplicht moet worden toegepast bij elk ruimtelijk besluit dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt. Wat er onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan, is in artikel 1.1.1 Bro bepaald: “De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.” Uit de jurisprudentie komt naar voren dat het wel een nieuwe stedelijke ontwikkeling van enige omvang moet zijn (o.a. ABRS 1 juni 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1503), ABRS 18 februari 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:428) en ABRS 24 augustus 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2319)).
Per 1 juli 2017 is een gewijzigde ladder in werking getreden. Hierin is de tekst van de ladder teruggebracht naar de essentie, namelijk de noodzaak om aan te geven dat de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte plus een motivering indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd: “De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.” (artikel 3.1.6 lid 2 Bro).
Afweging Ladder voor duurzame verstedelijking
In het voorliggende geval vindt herontwikkeling plaats in het plangebied, waarbij de functie van het voormalige SIF-terrein wordt verruimd. Binnen het bestaande ruimtebeslag, dat in de huidige situatie is bestemd voor bedrijven, wordt de bestemming verruimd door het mogelijk maken van maatschappelijke functies, o.a. in de vorm van een educatieruimte en afscheidsruimte met crematorium. De bouwmogelijkheden voor de locatie nemen niet toe in vergelijking met het vigerende bestemmingsplan. Daarnaast vinden de nieuwe activiteiten hoofdzakelijk plaats in de bestaande gebouwen.
Doordat uitsluitend sprake is van een functieverruiming, waarbij geen sprake is van nieuw ruimtebeslag en de bouwmogelijkheden niet toenemen, betreft de herontwikkeling in lijn met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 juni 2017 (uitspraak 201608869/1/R3, ECLI:NL:RVS:2017:1724) geen stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro. Volgens deze uitspraak voorziet een bestemmingsplan dat bij recht een stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, maar ten opzichte van het voorgaande planologische regime geen nieuw planologisch ruimtebeslag mogelijk maakt, maar alleen een planologische functiewijziging, in beginsel niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. Voor dit planvoornemen is toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking dan ook niet noodzakelijk.
Desalniettemin voldoet de herontwikkeling aan de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking, aangezien de ontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied voorziet in de behoefte aan de beoogde functies en hierbij leegstaand vastgoed een nieuwe invulling krijgt.
Middels de ontwikkeling van de afscheidsruimte met crematorium wordt voorzien in de behoefte aan het persoonlijk afscheid kunnen nemen van een dierbare. De beoogde afscheidsruimte in het SIF-gebouw biedt de mogelijkheid om alles onder één dak aan te bieden: de afscheidsdienst, de crematie, afscheidsborrel of een combinatie van deze onderdelen. Als gevolg van de demografische ontwikkelingen (vergrijzing, toename van het aantal sterfgevallen) zal de behoefte aan uitvaartcentra en crematoria de komende decennia groeien. Panningen is tot slot een geschikte locatie, omdat het strategisch gunstig gelegen is ten opzichte van andere crematoria in de regio.
De herontwikkeling voorziet daarnaast in de behoefte aan het organiseren van kleinschalige evenementen op een bijzondere locatie. De unieke sfeer en karakter van de industriële bebouwing maken de locatie bijzonder en daarmee aantrekkelijk voor het organiseren van evenementen. In de SIF-hallen is ruimte voor diverse typen evenementen, zoals beurzen, zakelijke congressen, game events en muziek- en theatervoorstellingen. In het toekomstplan voor het SIF-terrein, dat is opgenomen als Bijlage 1 bij deze toelichting, is de behoefte aan het crematorium/ afscheidsruimte en de overige gewenste functies nader toegelicht.
3.1.5 Wet milieubeheer
In artikel 7.2, lid 1 van de Wet milieubeheer is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur de activiteiten worden aangewezen:
- a. die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu;
- b. ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.
In het Besluit milieueffectrapportage zijn in artikel 2, lid 1 als activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (en waarvoor op grond van de Wet milieubeheer dus de verplichting geldt om een milieueffectrapportage op te stellen), aangewezen de activiteiten die behoren tot een in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit genoemde categorie.
In lid 2 van hetzelfde artikel zijn als activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (en waarvoor op grond van de Wet milieubeheer dus een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt), aangewezen de activiteiten die behoren tot een in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit genoemde categorie.
In artikel 2, lid 5, aanhef en onder b. van het Besluit milieueffectrapportage, is vastgelegd dat de m.e.r.-beoordelingsplicht ook geldt voor plannen die weliswaar vallen onder een van de in onderdeel D genoemde activiteiten maar waarbij het project valt onder de drempelwaarden zoals genoemd in onderdeel D, indien: 'op grond van selectiecriteria als bedoeld in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben'.
De afweging met betrekking tot de m.e.r.-(beoordelings)plichtigheid van dit bestemmingsplan is opgenomen in paragraaf 5.2.7.
3.1.6 Nationaal Waterplan
Het Nationaal Waterplan 2016-2021 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Met het Nationaal Waterplan 2016-2021 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van het watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij wordt gestreefd naar een integrale benadering, door natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie, cultureel erfgoed en economie (inclusief verdienvermogen) zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan 2016-2021 dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.
Afweging Nationaal Waterplan
Het voorliggend bestemmingsplan is niet in strijd met nationale waterbelangen uit het Nationaal Waterplan 2016-2021. Zoals blijkt uit de navolgende paragrafen, alsmede paragraaf 5.5 van deze toelichting, is sprake van een hydrologisch neutrale ontwikkeling.
3.1.7 Duurzaam waterbeheer 21e eeuw
De kern van het Waterbeleid 21e eeuw is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. Het water de ruimte geven, betekent dat in het landschap en in de stad ruimte gemaakt wordt om water op te slaan. Dat betekent bijvoorbeeld dat toegelaten wordt dat rivieren bij hoge waterstanden gecontroleerd buiten hun oevers treden, op plekken waar daar ruimte voor is gemaakt. Daarmee worden problemen in andere, lager gelegen gebieden voorkomen.
Vasthouden, bergen, afvoeren
De waterbeheerders hebben samen gekozen voor een strategie, die uitgaat van het principe dat een overvloed aan water wordt opgevangen waar deze ontstaat. Dat betekent dat het water niet meer zo snel mogelijk wordt afgevoerd, maar dat het water zolang mogelijk wordt vastgehouden onder andere in de bodem. Is vasthouden niet meer mogelijk, dan bergen de waterbeheerders het in gebieden die daarvoor zijn uitgekozen. Door het water zo lang mogelijk vast te houden wordt tevens verdroging voorkomen. Pas als het niet anders kan, wordt het water afgevoerd.
Afweging duurzaam waterbeheer 21e eeuw
Bij de beoogde ontwikkeling wordt gebruik gemaakt van de bestaande gebouwen en is sprake van een reeds grotendeels verhard terrein. Hierdoor is sprake van een hydrologisch neutrale ontwikkeling. Daarnaast wordt ernaar gestreefd om bij de herontwikkeling hemelwater af te koppelen. Op welke wijze dit vorm zal krijgen, zal nog nader worden uitgewerkt. Daarmee wordt aangesloten bij de uitgangspunten van het duurzaam waterbeheer in de 21e eeuw.
3.1.8 Waterwet 2009
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. In deze wet is een achttal wetten samengevoegd tot één wet. Het Waterbesluit is de uitwerking bij algemene maatregel van bestuur van bepalingen van de Waterwet. De Waterregeling is de uitwerking bij ministeriële regeling van bepalingen van de Waterwet en het Waterbesluit. De Waterwet, het Waterbesluit en de Waterregeling zijn het resultaat van de in 2004 aangekondigde integratie van waterwetgeving.
Wat betreft de oppervlaktewaterlichamen geeft het Waterbesluit een grondslag om de grenzen hiervan in de Waterregeling vast te leggen en een grondslag voor de grenzen van de gebieden die zijn vrijgesteld van de vergunningplicht voor het gebruik van waterstaatswerken (vergelijkbaar met het voormalige Besluit rijksrivieren op grond van art. 2a Wbr).
Afweging Waterwet 2009
De Waterwet, het Waterbesluit en de Waterregeling vormen geen belemmering voor het voorliggende bestemmingsplan.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014
Op 12 december 2014 hebben Provinciale Staten van Limburg als onderdeel van een integrale omgevingsvisie het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014) 'Voor de kwaliteit van Limburg' vastgesteld. De grote variatie in omgevingskwaliteiten is een kenmerk en sterk punt van Limburg. Om daaraan recht te doen, worden in het POL2014 zeven globaal afgebakende gebiedstypen onderscheiden. Dit zijn zones met elk een eigen karakter, herkenbare eigen kernkwaliteiten, en met heel verschillende opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden.
Binnen het bebouwd gebied worden de volgende zones onderscheiden:
- stedelijk centrum,
- bedrijventerrein,
- overig bebouwd gebied.
In het landelijk gebied gaat het om de zones:
- goudgroene natuurzone,
- zilvergroene natuurzone,
- bronsgroene landschapszone, en
- buitengebied.
Het plangebied is gelegen binnen de zone bedrijventerrein.
![]() |
Uitsnede POL-kaart Zonering Limburg met aanduiding plangebied (rood omlijnd) |
De zone bedrijventerrein bestaat uit specifiek ingerichte gebieden voor grotere bedrijvigheid. Voor deze zone gelden de volgende doelstellingen:
- ruimte voor bedrijvigheid;
- optimale bereikbaarheid;
- duurzame inrichting en gebruik.
Limburg heeft ruim voldoende bedrijventerreinen. De centrale opgave is dan ook: een groei in kwaliteit zonder dat de kwantiteit toeneemt, daarbij meer schaarste creërend, met ruimte voor maatwerk. De opgave moet per regio verder geconcretiseerd worden in een regionaal visie/programma werklocaties. Daarin komen de opgaven voor alle bedrijventerreinen aan bod.
Centraal in de aanpak staat dynamisch voorraadbeheer per regio. Dit principe krijgt vorm en inhoud in regionale bedrijventerreinenvisies. Deze visies bevatten gezamenlijke ambities en opgaven, gezamenlijke principes en spelregels (toegespitst op de regionale situaties) en een gezamenlijke werkwijze. De visies zijn stevig en niet vrijblijvend, maar wel realistisch (rekening houdend met de markt) en flexibel (met ruimte om in overleg in te spelen op nieuwe ontwikkelingen). Aan de visies wordt een programma gekoppeld. Bijzondere aandacht is nodig voor financiële aspecten, transformatie en herstructurering. Ook een eventuele aanpak van leegstaande bedrijfsgebouwen kan onderdeel uitmaken van de afspraken. Belangrijke marktpartijen en stakeholders worden in dit traject betrokken. De basisprincipes uit het POL vormen vertrekpunt voor de regionale visies.
Ten aanzien van maatschappelijke voorzieningen wordt in het POL2014 geconstateerd dat sprake is van toenemende leegstand van maatschappelijke accommodaties. Opschaling van voorzieningen, zoals sporthallen, cultuur- en onderwijsinstellingen, is daarom nodig om een verantwoorde exploitatie en kwaliteit te handhaven. Daarnaast is ten behoeve van de leefbaarheid een ontmoetingsplek in elke wijk of dorp nodig. Multifunctionaliteit van voorzieningen blijft van belang.
Afweging POL2014
Dit bestemmingsplan voorziet in de herontwikkeling van een voormalig fabrieksterrein, waarbij de toegestane functies in het plangebied worden verruimd. De herontwikkeling draagt bij aan een duurzame inrichting en gebruik van de bestaande bedrijfsgebouwen, doordat hieraan nieuwe functies worden toegekend, die passen binnen een bedrijventerrein. Ten aanzien van de beoogde maatschappelijke activiteiten is sprake van multifunctioneel gebruik van de SIF-gebouwen voor maatschappelijke voorzieningen. In de gebouwen worden maatschappelijke activiteiten op het gebied van afscheid (afscheidsruimte met crematorium) en educatie mogelijk gemaakt, in samenhang met de andere activiteiten in het plangebied. De gebouwen zijn hiervoor flexibel inzetbaar. Bovendien wordt bijgedragen aan de aanpak van leegstand, aangezien de voormalige SIF-gebouwen momenteel deels leeg staan.
De beoogde ontwikkeling past hiermee binnen de doelstellingen van het POL2014.
3.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014
Op 12 december 2014 is de Omgevingsverordening Limburg 2014 vastgesteld en in werking getreden. De verordening is daarna nog enkele malen op onderdelen gewijzigd. De Omgevingsverordening bevat regels over diverse onderwerpen, zoals de aanwijzing van milieubeschermingsgebieden.
Op grond van artikel 2.2.2 van de Omgevingsverordening Limburg 2014 houdt een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, rekening met het bepaalde in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (Ladder voor duurzame verstedelijking). Tevens dienen de mogelijkheden van herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen te worden onderzocht. De toelichting bij het ruimtelijk plan bevat een verantwoording over de wijze waarop invulling is gegeven aan beide aspecten.
Volgens artikel 2.4.5. van de Omgevingsverordening voorziet een ruimtelijk plan voor een gebied gelegen in de regio Noord-Limburg niet in de toevoeging van vestigingsmogelijkheden voor bedrijventerreinen aan de bestaande voorraad bedrijventerreinen alsmede aan de bestaande planvoorraad bedrijventerreinen anders dan in overeenstemming met de thematische principes zoals beschreven in het POL2014 en de bestuursafspraken regionale uitwerking POL2014 voor de regio Noord-Limburg van april 2016. De toelichting bij het ruimtelijke plan bevat een verantwoording van de wijze waarop hier invulling aan is gegeven.
De toelichting bij een ruimtelijk plan dient verder een beschrijving te bevatten van het proces van voorbereiding van het initiatief, de planvoorbereiding en indien aan de orde de verantwoording van de afstemming in (sub-)regionaal verband.
Afweging Omgevingsverordening Limburg 2014
De verantwoording aan de Ladder voor duurzame verstedelijking voor deze herontwikkeling is reeds opgenomen in paragraaf 3.1.4. Daaruit is geconcludeerd dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De herontwikkeling vindt plaats in een gedeeltelijk leegstaand voormalig fabrieksgebouw, dat hierdoor opnieuw benut wordt en een nieuwe invulling krijgt. Hoewel dit niet direct een monumentaal pand betreft, wordt hiermee wel een behoudenswaardig industrieel gebouw behouden, met een unieke sfeer en karakter.
Het voorliggende plan voorziet niet in de toevoeging van vestigingsmogelijkheden voor bedrijven, omdat sprake is van bestaand ruimtebeslag voor bedrijven op een bestaand bedrijventerrein. Wel wordt de functie van het bestaande fabrieksterrein verruimd, met onder andere een crematorium, een evenementenlocatie voor kleinschalige evenementen en een educatiefunctie. Omdat er geen sprake is van nieuw ruimtebeslag voor bedrijventerreinen, hoeft dit plan niet regionaal te worden afgestemd.
Het plangebied ligt volgens de kaarten bij de Omgevingsverordening niet binnen milieubeschermingsgebieden of beschermingszones ten behoeve van natuur en landschap. De voorgenomen ontwikkeling past dan ook binnen de Omgevingsverordening Limburg 2014.
3.3 Regionaal Beleid
3.3.1 Regionale visie Bedrijventerreinen Noord-Limburg
In juni/juli 2017 is de Visie Bedrijventerreinen Noord-Limburg ter vaststelling voorgelegd aan de gemeenteraden in Noord-Limburg.
Samenwerking tussen gemeenten in de regio is de sleutel tot een effectievere bedrijventerreinen aanpak. Belangrijk in de samenwerking is dat er nog steeds een lokale rol en verantwoordelijkheid aanwezig is en opgepakt wordt maar er ook regionaal wordt gehandeld en gedacht. Alle gemeenten willen ondernemers een goede omgeving bieden om te ondernemen en zo werkgelegenheid verschaffen aan hun inwoners. Daarvoor is het echter niet nodig om buurgemeenten te beconcurreren voor nieuwe bedrijvigheid. Het lukt juist eerder om nieuwe bedrijvigheid aan te trekken als de regio zich als een geheel presenteert.
Iedere gemeente is verantwoordelijk voor de eigen bestaande bedrijventerreinen en gevestigde bedrijven, maar op regionaal vlak kunnen de gemeenten kennis ontwikkelen en informatie uitwisselen, planning en programmering van bedrijventerreinen afstemmen, marktbenadering gezamenlijk vormgeven en lobby en subsidieaanvragen coördineren.
Tijdens het traject van het POL2014 zijn door de provincie nieuwe richtingen aangegeven die de regio graag willen overnemen. De provincie zet in op dynamisch voorraad beheer en vraagt de regio's een visie vast te stellen waarbij rekening wordt gehouden met dynamisch voorraad beheer.
In de visie wordt beschreven welke ambities, opgaven en principes de regiogemeenten nastreven, rekening houdend met het door de provincie voorgestelde dynamisch voorraad beheer. Ook worden de werkwijze en spelregels beschreven die worden gehanteerd. Er wordt een beschrijving gegeven van de huidige bedrijventerreinvoorraad (vertrekpunt) en hoe de regio wil omgaan met de bestaande bedrijventerrein (herstructurering en uitgifte) en nieuwe bedrijventerreinen (planvorming en acquisitie).
Afweging regionale visie bedrijventerreinen
Een van de uitgangspunten van de regionale visie is om de ruimtevraag aan bedrijvigheid in eerste instantie te faciliteren op bestaande terreinen, bijvoorbeeld door intensiever ruimtegebruik en het verruimen van (planologische) mogelijkheden op bestaande terreinen. Een ander uitgangspunt is om het leegstandsniveau rond frictieleegstand te houden en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken die leiden tot vergroting van de leegstand. De voorliggende herontwikkeling is passend binnen deze uitgangspunten voor bedrijventerreinen, aangezien herontwikkeling van een bestaand voormalig fabriekspand plaatsvindt op een bestaand bedrijventerrein. Hiermee wordt de leegstand op dit terrein teruggebracht.
Daarnaast is het behoud en waar nodig verbetering van de kwaliteit van bestaande bedrijventerreinen een uitgangspunt van het regionale beleid. Door de herontwikkeling van een deels leegstaand bedrijfsgebouw en het terrein eromheen vindt een verbetering van de kwaliteit van dit deel van het bedrijventerrein plaats. Bovendien is sprake van de herbestemming van industrieel erfgoed, omdat een behoudenswaardig industrieel pand, met een unieke sfeer en karakter, wordt herontwikkeld.
Tot slot is de opwekking en besparing van energie een belangrijk thema bij herstructurering van bedrijventerreinen en wordt hierbij getracht dit onderdeel een nadrukkelijke plaats te geven. De regio wil dat de herstructurering van verouderde locaties tevens bijdraagt aan het behalen van de energiedoelstellingen van de regio. De voorliggende herontwikkeling draagt hieraan bij, aangezien wordt gestreefd om deze zoveel mogelijk energieneutraal te laten plaatsvinden. Welke maatregelen hiertoe exact worden genomen, is nog in uitwerking. Het voornemen bestaat om in ieder geval een elektrische crematie-oven te gebruiken en energie op te wekken via een PV installatie.
Samengevat past de voorgenomen herontwikkeling binnen de beleidsdoelen uit de Visie bedrijventerreinen Noord Limburg.
3.4 Gemeentelijk Beleid Peel En Maas
3.4.1 Structuurvisie kernen en bedrijventerreinen Peel en Maas
Op 31 maart 2015 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie kernen en bedrijventerreinen Peel en Maas vastgesteld. Deze structuurvisie bevat het beleid voor de bebouwde kom van alle elf kernen en de bedrijventerreinen in Peel en Maas, met uitzondering van Klavertje 4. In de structuurvisie zijn vier ruimtelijke hoofdkeuzes gemaakt, waarmee de gemeente gericht invulling wil geven aan haar identiteit als groene, dynamische plattelandsgemeente en rol binnen de regio.
- 1. Kleinschalige en diverse woonmilieus;
- 2. Herkenbare dorpen met 'eigen' voorzieningen;
- 3. Goede bereikbaarheid;
- 4. Innovatie en gebondenheid.
Het industrieterrein Panningen is aangewezen als regionaal bedrijventerreinen, dat is gericht op grotere en zwaardere bedrijven (vanaf milieucategorie 3). Voor het oudste gedeelte van het industrieterrein, waaronder het plangebied, is herstructurering nodig. Herstructurering en revitalisering van verouderde bedrijventerreinen gaat voor de uitbreiding ervan. Uitbreiding van bedrijventerreinen is incidenteel mogelijk als het gaat om de uitbreiding van bestaande bedrijven, onder de voorwaarde van een kwaliteitsbijdrage en als uitbreiding op het bestaande bedrijventerrein niet mogelijk is. Hierbij gelden de Ladder voor duurzame verstedelijking en het dynamisch voorraadbeheer uit het POL2014 als uitgangspunt. Er is ruimte voor maatwerk voor bedrijven of netwerken van bedrijven die op het vlak van de vernieuwingsthema's en duurzaamheid of door middel van samenwerkingsverbanden nieuwe bedrijvigheid willen realiseren of uitbouwen.
Kwalitatief gezien is er verspreid over de gemeente sprake van een ruime diversiteit aan bedrijventerreinen, waardoor bedrijven die verbonden zijn aan hun kern of de gemeente gemakkelijk een geschikte vestigingslocatie kunnen vinden. De bedrijventerreinen kennen veelal een mix van grote en kleine bedrijven en een mix van lokale en stuwende bedrijven. Op vrijwel alle bedrijventerreinen zijn ook (bedrijfs)woningen te vinden en op de lokale bedrijventerreinen ook dienstverlenende bedrijvigheid zoals medische functies en bepaalde vormen van detailhandel.
Afweging structuurvisie kernen en bedrijventerreinen Peel en Maas
Dit bestemmingsplan voorziet in de herontwikkeling van het voormalige SIF-terrein. Deze ontwikkeling draagt bij aan de revitalisering van dit oude deel van het industrieterrein Panningen. Tevens wordt hiermee leegstand tegengegaan en wordt de kwaliteit van dit deel van het terrein opgewaardeerd. De voormalige fabrieksgebouwen zijn behoudenswaardig, omdat ze een unieke sfeer en karakter hebben. Dit industrieel erfgoed krijgt een nieuwe invulling en de functie van de voormalige fabrieksgebouwen wordt verruimd. In het toekomstplan voor het SIF-terrein, dat is opgenomen als Bijlage 1 bij deze toelichting, worden de beoogde activiteiten in het SIF-complex nader toegelicht.
De beoogde activiteiten op het gebied van productie zijn reeds mogelijk volgens de geldende bestemming 'Bedrijventerrein'. De bedrijven C3 Living (ontwikkeling en productie van duurzame, modulaire, flexibele woningen) en de Stijlfactorij (productie van o.a. wooninterieurs, tuinhuizen, overkappingen en gepersonaliseerde afscheidskisten) zullen hun werkplaats in de productieruimte gaan vestigen. De productieruimte doet tevens dienst als leer-werkplek voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
Naast de reeds toegelaten bedrijfsactiviteiten worden onder meer educatie, kleinschalige evenementen en een afscheidsruimte met crematorium mogelijk gemaakt. Hierbij is sprake van een samenhangend concept, waarbij productie wordt gecombineerd met educatie en ontmoeting. Het aanbieden van een persoonlijke beleving en het verbinden van diverse aspecten van het leven staan centraal in dit concept. De evenementen en educatieve activiteiten die in het plangebied zullen plaatsvinden, zijn activiteiten van milieucategorie 2. Hoewel het industrieterrein Panningen primair bedoeld is voor bedrijvigheid vanaf milieucategorie 3, zijn activiteiten van milieucategorie 2 als onderdeel van dit totaalconcept aanvaardbaar op deze locatie. Deze maken immers onlosmakelijk deel uit van het totale plan voor de herontwikkeling.
Tot slot wordt de samenwerking met bestaande initiatieven en lokale ondernemers actief opgezocht. Deze samenwerking zal bestaan uit het leveren van diensten en aanbieden van producten tot het vestigen van ondernemers in de SIF-gebouwen. Hierdoor is sprake van een ontwikkeling die is verweven in lokale bedrijfsnetwerken en waarbij in samenwerking met lokale ondernemers en vernieuwend concept wordt gerealiseerd in het voormalige SIF-complex.
Samengevat is de voorgenomen herontwikkeling hiermee passend hiermee binnen de Structuurvisie kernen en bedrijventerreinen Peel en Maas.
3.4.2 Nota Ruimtelijke Kwaliteit
Het fuseren van de gemeente en het inwerkingtreden van de Wabo en het daarbij behorende vergunningvrij bouwen is mede aanleiding geweest voor de gemeente om nieuw welstandsbeleid op te stellen. Hiertoe is op 31 mei 2011 de Nota Ruimtelijke Kwaliteit vastgesteld.
Basisprincipe: welstandsvrij
De gemeente stelt alleen eisen aan de uiterlijke kwaliteit van bouwwerken als dit ook echt nodig is. Hiermee wordt getracht de 'belasting' of eisen aan de klant zo gering mogelijk te houden waarbij wel het algemeen belang wordt gerespecteerd. Daarom wordt er uitgegaan van een basis van welstandsvrijheid.
Bescherming: alleen in uitzonderingsgebieden
De gemeente Peel en Maas staat voor zelfsturing en diversiteit. In bepaalde gebieden blijft sturing echter toch nodig. Sommige gebieden zijn beeldbepalend voor een gemeenschap. De gemeente wil voorkomen dat dit beeld wordt aangetast, dit is in het belang van de gehele gemeenschap.
Daarnaast zijn er (nieuwbouw)plannen waarin een bepaalde sfeer, thema of kwaliteit wordt nagestreefd. Ook hierin is het niet gewenst om gehele vrijheid te geven. Om de directe omgeving te beschermen is het gewenst om sturing te geven aan bouwplannen die (grote) invloed hebben op de kwaliteit van de omgeving. Middels een beeldkwaliteitplan kan worden gestuurd op een gewenste uitstraling.
In principe geldt het welstandsvrij beleid voor het gehele grondgebied van de gemeente, maar om bepaalde ruimtelijke en esthetische kwaliteiten beter te beschermen of waarborgen, worden er twee uitzonderingssituaties gemaakt. Deze gebieden zijn dus niet welstandsvrij. Het betreft de beeldbepalende dorpsgezichten en de in- en uitbreidingslocaties.
Afweging Nota Ruimtelijke Kwaliteit
Het plangebied is niet gelegen in een beeldbepalend dorpsgezicht. De Nota Ruimtelijke Kwaliteit is echter toch van invloed op de voorgenomen ontwikkeling, aangezien voor de bedrijventerreinen een beeldkwaliteitsplan geldt (zie par. 3.4.3).
Bij de voorliggende functiewijziging worden de gebouwen hoofdzakelijk inpandig aangepast aan hun nieuwe gebruik. Daarnaast worden de gebouwen gerenoveerd, waarbij enkele veranderingen in de buitengevels zullen plaatsvinden. Hoe dit er precies zal uitzien, is nog in uitwerking. De renovatie zal worden gebaseerd op de verduurzaming van de gebouwen, het naar binnen brengen van meer daglicht, het werken met natuurlijke materialen zoals hout en het aanplanten van groen. De bestaande maatvoering van de gebouwen blijft hierbij behouden. Op het omliggende terrein wordt voorzien in een verbeterde inrichting met o.a. groen- en parkeervoorzieningen. Als gevolg van de renovatie zal een verbetering van de omgevingskwaliteit optreden.
3.4.3 Beeldkwaliteitsplan bedrijventerreinen Peel en Maas
In 2012 is de gemeente gestart met de herziening van alle bestemmingsplannen voor de bedrijventerreinen in Peel en Maas. Parallel aan dat bestemmingsplan is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Op basis van de volgende uitgangspunten is het beeldkwaliteitsplan uitgewerkt tot een beknopt en beeldend plan:
- Nieuwe bedrijfsgebouwen dienen qua ruimtelijke kwaliteit te passen in de omgeving;
- Op zichtlocaties en entreegebieden is extra sturing op ruimtelijke kwaliteit wenselijk;
- De overgang tussen openbare ruimte en bedrijfskavel bepaalt in grote mate de ruimtelijke kwaliteit en verdient extra aandacht;
- De openbare ruimte bepaalt mede de ruimtelijke kwaliteit van bedrijventerreinen en ook hiervoor gelden kwaliteitseisen.
Er is nadrukkelijk gekozen voor een globaal beeldkwaliteitsplan om de dialoog met de initiatiefnemer te kunnen aangaan om een kwaliteitsniveau te realiseren dat aansluit bij de omgeving.
De ruimtelijke kwaliteit in een gebied is een optelsom van gebouwen en openbare ruimte. Op alle bedrijventerreinen zijn gebouwen aanwezig en is de openbare ruimte (grotendeels) ingericht. De ruimtelijke kwaliteit is dus al grotendeels bepaald. Onderstaande kwaliteitsregels nemen dit gegeven dan ook als uitgangspunt:
- a. Nieuwe bedrijfsgebouwen moeten qua ruimtelijke kwaliteit passen in de omgeving;
- b. Op zichtlocaties en entreegebieden is extra sturing op ruimtelijke kwaliteit wenselijk;
- c. De overgang tussen openbare ruimte en de bebouwing op de bedrijfskavel verdient extra aandacht;
- d. De inrichting van de openbare ruimte dient aan te sluiten bij de kwaliteit van het bedrijventerrein;
- e. Opslag dient zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg plaats te vinden, dan wel zo goed mogelijk ingepast;
- f. Bebouwing in de zijdelingse perceelsgrens is alleen mogelijk als er visueel geen aaneengesloten bebouwing ontstaat;
- g. Hoge objecten dienen zo ver mogelijk op het achterste gedeelte van de bebouwing of het perceel gesitueerd te worden. Dit betreft o.a. schoorstenen en installaties;
- h. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt dienen karakteristieke panden behouden te blijven.
Afweging Beeldkwaliteitsplan bedrijventerreinen Peel en Maas
Bij de voorliggende herontwikkeling wordt gebruikt gemaakt van de bestaande bebouwing van de voormalige SIF-fabriek. Dit sluit aan bij het uitgangspunt om karakteristieke panden te behouden. Er worden geen nieuwe gebouwen opgericht en geen gebouwen gesloopt. Omdat sprake is van bestaande bebouwing, hoeft deze niet nader te worden getoetst aan het beeldkwaliteitsplan.
3.4.4 Beleidsplan archeologie gemeente Peel en Maas
In het archeologiebeleid geeft de gemeente een kader op basis waarvan in de toekomst archeologisch-inhoudelijk, maar ook economisch verantwoorde beslissingen kunnen worden genomen hoe om te gaan met het bodemarchief. De gemeente Peel en Maas stelt met dit beleidsplan vast:
- De archeologische waarden- en verwachtingenkaart;
- Ondergrenzen (uitgedrukt in oppervlakte en diepte) die duidelijk aangeven of een initiatiefnemer dan wel vergunningaanvrager verplicht is archeologisch vooronderzoek te laten verrichten;
- Archeologie als conditie op te nemen bij herzieningen van bestemmingsplannen;
- De archeologische beleidskaart.
In bestemmingsplannen en bij omgevingsvergunningen dient de gemeente aan te geven welke archeologische waarden in het geding zijn en hoe daarmee omgegaan moet worden. Het archeologiebeleid levert de archeologische eisen op die gesteld kunnen worden bij de toekomstige afgifte van omgevingsvergunningen.
Afweging Beleidsplan archeologie gemeente Peel en Maas
In het voorliggende bestemmingsplan is rekening gehouden met het gemeentelijk archeologiebeleid. In paragraaf 5.6 wordt nader ingegaan op de archeologische waarden in het plangebied.
3.4.5 Evenementenvisie
De evenementenvisie van de gemeente Peel en Maas kent twee centrale uitgangspunten: de drie doelstellingen en de hiervan afgeleide visie over samenwerking. De drie doelstellingen zijn vastgesteld in de visie en luiden als volgt:
- 1. Door middel van het creëren van goede randvoorwaarden worden initiatiefnemers gestimuleerd om evenementen te organiseren die bijdragen aan de leefbaarheid in de gemeente.
- 2. Door middel van het stimuleren van 'goede' evenementen wil de gemeente het imago van een levendige en diverse gemeente versterken, teneinde een aantrekkende werking te hebben op bezoekers van buiten de gemeente.
- 3. Door middel van een werkbaar kader moeten de lasten voor de initiatiefnemers en gemeente zo beperkt mogelijk zijn, waarbij de harmonie met de overlast en veiligheid gegarandeerd blijft.
De evenementenvisie geeft aan waar evenementen plaatsvinden. Bestaande evenementenlocaties, zowel op pleinen als in bijvoorbeeld hallen, worden in de nieuwe bestemmingsplannen overgenomen ten behoeve van de koppeling met de evenementenvergunning.
Wat betreft evenementenlocaties wordt indien nodig in het bestemmingsplan een aanduiding ‘evenementen’ toegevoegd. Op deze manier zijn er planologisch gezien geen belemmeringen voor het houden van evenementen, zowel binnen als buiten de bebouwing. Voor evenementen binnen de bebouwing is op deze evenementenlocaties geen evenementenvergunning nodig. Indien men op een daartoe bestemd evenemententerrein een buitenevenement wil organiseren is altijd een evenementenvergunning noodzakelijk, met uitzondering van kleine evenementen en specifiek met reguliere sportwedstrijden op buitensportaccommodaties. Dit is omdat de randvoorwaarden (overlast/veiligheid) bij een buitenevenement anders zijn dan bij een binnenevenement.
Afweging Evenementenvisie
Op de delen van de bebouwing in het plangebied waarin de beoogde evenementen zullen plaatsvinden is in het voorliggende bestemmingsplan de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - evenement' opgenomen. In de regels is vastgelegd welke evenementen hier in welke omvang mogen plaatsvinden.
Daarnaast is de standaard regeling voor het mogen organiseren van evenementen overeenkomstig het evenementenbeleid en de bestemmingsregels van het geldende bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Peel en Maas' opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan. Het beleid biedt mogelijkheden om, aanvullend op de toegestane evenementen binnen de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - evenement', in het gehele plangebied evenementen te organiseren. Op basis van dit beleid zijn evenementen maximaal drie keer per jaar toegestaan voor de duur van maximaal drie aaneengesloten dagen per evenement, inclusief op- en afbouw, met dien verstande dat:
- in voldoende mate moet worden voorzien in de parkeerbehoefte;
- het een evenement is met maximaal 150 bezoekers;
- de geluidsbelasting op omliggende geluidsgevoelige functies maximaal 50 dB bedraagt;
- er geen aantasting voor de verkeersveiligheid ontstaat.
Deze voorwaarden zijn overeenkomstig het geldende bestemmingsplan opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Doelstellingen En Uitgangspunten
In het plangebied vindt de herontwikkeling van het voormalige SIF-complex plaats, waarbij de functie van de voormalige fabrieksgebouwen en het terrein wordt verruimd. Ingezet wordt op vier pijlers:
- Afscheidsruimte met crematorium: gericht op het herinneren van het goede leven en afscheid nemen;
- Evenementenlocatie: het aanbieden van een locatie voor kleinschalige conferenties en evenementen in een bijzondere omgeving;
- Educatieruimte: gericht op preventie, evenementen, educatie en training;
- Productieruimte: productiehal van o.a. C3 Living en Stijlfactorij, met daarnaast ruimte voor opslag ten dienste van deze productiefunctie.
De vier pijlers worden hierna verder toegelicht. Voor meer informatie wordt verwezen naar het plan 'De toekomst van de voormalige SIF Panningen', dat als bijlage 1 bij de toelichting is gevoegd. Hierbij dient te worden opgemerkt dat op basis van voortschrijdend inzicht en de actuele ontwikkelingen in de evenementenwereld is besloten de mogelijkheden voor grootschalige evenementen (met meer dan 1.000 bezoekers) te laten vervallen. Daarnaast is de educatieruimte met 1/3 deel verkleind ten opzichte van dit initiële plan.
Los van deze vier onderdelen blijft de huidige kantoorfunctie behouden. Rendiz heeft haar hoofdkantoor in de SIF gehuisvest. Daarnaast zal een deel van de ruimte gebruikt gaan worden door enkele andere, kleinere bedrijven.
Afscheidsruimte
De afscheidsruimte wordt gerealiseerd in het westelijk deel van het bestaande gebouw. Deze hal heeft een oppervlakte van circa 3.200 m2. De afscheidsruimte zal bestaan uit diverse afscheids- en herdenkingsruimtes, waar mensen afscheid kunnen nemen van en herinneringen kunnen ophalen aan een overleden dierbare. Nabestaanden worden hier in staat gesteld om de uitvaart zo persoonlijk mogelijk vorm te kunnen geven. Hierbij wordt de samenwerking gezocht met ondernemers uit de regio, bijvoorbeeld voor de levering van bloemen, kisten en urnen. Daarnaast wordt in dit deel van het gebouw een crematieoven gerealiseerd, waarin de crematie van overledenen plaatsvindt. Volgens de concept-inrichtingstekeningen is de oven in het midden van dit gebouwdeel geprojecteerd. Voor de crematies wordt een volledig elektrische oven gerealiseerd, waarbij de benodigde stroom wordt opgewekt door middel van zonnepanelen. Naar verwachting zullen er gemiddeld twee afscheidsdiensten per dag plaatsvinden.
Evenementenlocatie
De hoge middenhal krijgt een functie als evenementenlocatie. Wat betreft de beoogde typen evenementen zal deze ruimte worden gebruikt voor onder andere zakelijke congressen en conferenties, beurzen, concerten en theatervoorstellingen. In deze hal zal worden voorzien in een afzonderlijk horecagedeelte, waar eten en drank wordt verzorgd voor de evenementen en bijeenkomsten in het SIF-complex. Deze horecafunctie is ondergeschikt aan de activiteiten die plaatsvinden in het plangebied. De horeca is namelijk altijd gekoppeld aan andere activiteiten die in het plangebied plaatsvinden en zal niet als zelfstandige horecazaak bezoekers trekken. Dit wordt geborgd in de planregels.
De beoogde evenementen variëren in omvang van circa 50 tot maximaal 1.000 bezoekers per evenement. Het merendeel van de evenementen zal kleinschalig van aard zijn. Het aantal grotere evenementen, waarbij maximaal 1.000 bezoekers gelijktijdig aanwezig zullen zijn, is relatief beperkt.
Educatieruimte
De hal ten oosten van de evenementenhal krijgt voor een deel een functie als educatieruimte. Deze hal heeft een totale oppervlakte van circa 4.000 m2, waarvan ongeveer tweederde deel ingezet zal worden voor educatiedoeleinden. Hier zullen groepen worden getraind, met name gericht op preventie en het ervaren van fysieke en geestelijke functiebeperkingen. In de hal wordt een dorp nagebootst, waar praktijksituaties in een veilige omgeving kunnen worden getraind, bijvoorbeeld in het kader van een training BHV of verkeersveiligheid. Hierbij wordt de samenwerking gezocht met bestaande initiatieven.
Uit ervaringscijfers blijkt dat bij het merendeel van de educatieve activiteiten (circa 80%) minder dan 75 bezoekers aanwezig zullen zijn. De overige 20% van deze activiteiten zal een bezoekersaantal van 75 tot maximaal 150 personen hebben.
Het overige deel van deze hal, dat niet wordt gebruikt voor educatiedoeleinden, zal een functie krijgen als opslagruimte ten behoeve van de productie-activiteiten die in het SIF-complex zullen plaatsvinden.
Productie
In de gebouwen aan de noordoostzijde van het plangebied zullen met name productieruimten worden gerealiseerd. Enerzijds zullen hier producten worden geproduceerd, anderzijds wordt ingezet op het aanbieden van leer-werktrajecten voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De bedrijven C3 Living (ontwikkeling en productie van duurzame, modulaire, flexibele woningen) en de Stijlfactorij (productie van o.a. wooninterieurs, tuinhuizen, overkappingen en gepersonaliseerde afscheidskisten) zullen hun werkplaats in de productieruimte gaan vestigen. In de productieruimte wordt tevens ruimte geboden voor het vestigen van bijvoorbeeld zelfstandige ondernemers die gebruik willen maken van de werkplaats. De beoogde productie betreft over het algemeen lichte bedrijvigheid. Er is geen sprake van risicovolle productie of grote lawaaimakers. In het bestemmingsplan worden geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen uitgesloten, zodat dergelijke zware bedrijvigheid planologisch ook niet mogelijk is op deze locatie. Hierdoor zijn de productie-activiteiten ook inpasbaar naast het crematorium en de educatieruimte, waar regelmatig kwetsbare groepen, zoals ouderen of kinderen, aanwezig zullen zijn.
De beoogde activiteiten op het SIF-terrein staan in het teken van verbinden, dromen, het prikkelen van de zintuigen en aandacht voor netwerken. De SIF Panningen is in de toekomst een unieke plek waar alle aspecten van het leven aan elkaar verbonden worden, met de nadruk op de familiebelevenis van jong en oud. De plek voor het vieren van een geboorte tot het respectvol afscheid nemen van het goede leven. Daarnaast is de SIF Panningen de plek waar creatieve ideeën tot uiting komen en de plek waar leren en beleven centraal staat.
Tussen de vier pijlers zijn ook diverse verbindingen zichtbaar, zowel direct (bijvoorbeeld de centrale horeca en het flexibel inzetten van de ruimtes) als indirect (denk hierbij aan het combineren van leer-werk trajecten en netwerken). Daarnaast komt het aanbieden van een persoonlijke belevenis steeds terug. Voor het aanbieden van deze beleving speelt de samenwerking met diverse samenwerkingspartners een essentiële rol. Hierbij wordt tevens de samenwerking gezocht met bestaande initiatieven zoals C3 Living, Stijlfactorij, Toffedag.nl en bestaande verenigingen en bedrijven. Hierdoor ontstaat er een diversiteit aan activiteiten en diensten binnen het voormalige SIF-terrein. De focus van de herontwikkeling ligt daarnaast op het zo duurzaam en energieneutraal mogelijk realiseren van het project.
Middels een nieuw bestemmingsplan wordt de voorgenomen herontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk gemaakt. Dit plan biedt voldoende flexibiliteit om de beoogde activiteiten mogelijk te kunnen maken. Waar nodig is in het bestemmingsplan specifiek aangeduid waar bepaalde activiteiten mogen plaatsvinden. Dit is bijvoorbeeld het geval voor het crematorium. Vanwege de milieu-invloed van deze activiteit is de locatie waar dit mag plaatsvinden specifiek aangeduid op de verbeelding. Voor andere activiteiten, zoals productie, geldt dat deze in het gehele plangebied zijn toegestaan.
4.2 Toekomstige Situatie
De herontwikkeling vindt voor een groot deel inpandig plaats in de bestaande fabrieksgebouwen. Deze zullen hiertoe inpandig worden aangepast aan hun nieuwe functie. Daarnaast worden de gebouwen gerenoveerd, waarbij enkele veranderingen in de buitengevels zullen plaatsvinden. Hoe dit er precies zal uitzien, is nog in bewerking. De renovatie zal worden gebaseerd op de verduurzaming van de gebouwen, het naar binnen brengen van meer daglicht, het werken met natuurlijke materialen zoals hout en het aanplanten van groen. De bestaande maatvoering van de gebouwen blijft hierbij behouden.
Op het omliggende terrein wordt voorzien in een verbeterde inrichting met o.a. groen- en parkeervoorzieningen. Het terrein wordt zodanig ingericht, dat op eigen terrein voorzien kan worden in voldoende parkeerplaatsen voor deze toekomstige functies.
Bij de herontwikkeling is oog voor duurzaamheid. Het voornemen bestaat om een elektrische crematie-oven te gebruiken en energie op te wekken via een PV installatie.
Zoals in de vorige paragraaf is toegelicht, zal in de meest westelijke hal de afscheidsruimte met het crematorium worden gerealiseerd. De centrale hal wordt ingericht als evenementenlocatie met afzonderlijke, ondergeschikte horecavoorzieningen en in een deel van de oostelijke hal wordt een educatiedorp ingericht. Daarnaast zal in een deel van de oostelijke hal en in de hal ten noorden daarvan opslag plaatsvinden ten behoeve van de in het SIF-complex gevestigde en nog te vestigen productiefuncties. De kantoren die in het meest oostelijke deel van het plangebied zijn gevestigd, blijven behouden. Het noordoostelijke gebouw zal worden ingezet als productieruimte. In de onderstaande situatietekening is de situering van de beoogde activiteiten weergegeven.
![]() |
Situatietekening |
Bij de diverse activiteiten die in het plangebied plaatsvinden wordt ook horeca aangeboden. Hierbij is geen sprake van zelfstandige horeca, maar altijd in combinatie met een activiteit die in het SIF-complex plaatsvindt. Bij een afscheidsdienst wordt bijvoorbeeld een koffietafel of borrel aangeboden en bij een congres of cursusdag een lunch of diner. De beoogde horeca-activiteiten zijn van categorie 1 en 2 en zijn op basis van het geldende bestemmingsplan reeds mogelijk als ondergeschikte activiteit. Onder horeca van categorie 1 worden horecabedrijven verstaan die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen en waar, naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren, in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt. Horeca van categorie 2 zijn horecabedrijven die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen of kunnen worden genuttigd, waaronder een lunchroom, ijssalon of restaurant.
Het plangebied zal (net als in de huidige situatie) via diverse in- en uitritten worden ontsloten. Hierbij wordt rekening gehouden met het voorkomen van hinder voor het doorgaand verkeer op de voorliggende weg Industrieterrein Panningen. Wat betreft parkeren worden op eigen terrein parkeerplaatsen aangelegd, aan de noord-, oost- en zuidzijde van de bestaande gebouwen. Hierdoor wordt het verkeer van personeel en bezoekers aan de SIF-gebouwen verspreid over het plangebied en wordt eventuele verkeershinder op de omliggende wegen tot een minimum beperkt. In paragraaf 5.7.2 Parkeren worden de inrichting en capaciteit van de parkeerterreinen nader beschreven.
Doordat de gebouwen hoofdzakelijk inpandig worden gewijzigd, blijft de industriële uitstraling van het gebied behouden. Bovendien zal de beeldkwaliteit van de locatie verbeteren, doordat de (deels) leegstaande gebouwen weer in gebruik worden genomen en hierdoor een levendig gebied ontstaat. Bij de voorliggende herontwikkeling is dan ook geen sprake van negatieve stedenbouwkundige en ruimtelijke effecten op de omgeving.
Samengevat krijgt het SIF-complex in de toekomstige situatie een bedrijfsmatige (o.a. productie) en maatschappelijke (o.a. educatie en afscheid/herdenking) functie. In het voorliggende bestemmingsplan is daarom de bestemming 'Gemengd' opgenomen voor de gehele locatie. Binnen deze bestemming worden zowel de beoogde bedrijfsactiviteiten als de maatschappelijke voorzieningen mogelijk gemaakt. De geldende rechten en bouwmogelijkheden op basis van de huidige bestemming 'Bedrijventerrein' zijn in dit nieuwe bestemmingsplan zoveel mogelijk overgenomen. De gewenste maatschappelijke activiteiten, zoals de afscheidsruimte met crematorium, de educatieve activiteiten en evenementen zijn daaraan toegevoegd. Ondergeschikte activiteiten zoals horeca en detailhandel ten dienste van de bovengenoemde functies, waren op basis van de huidige bestemming reeds toegestaan en worden in het voorliggende bestemmingsplan eveneens toegestaan.
Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden / Resultaten Onderzoeken
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op verschillende onderzoeks- en milieuaspecten welke van belang zijn in het kader van een goede ruimtelijke ordening.
5.2 Milieu
5.2.1 Geluid
5.2.2 Luchtkwaliteit
5.2.3 Bodem- en grondwaterkwaliteit
5.2.4 Milieu-invloed bedrijvigheid
5.2.5 Geurhinder veehouderijen
5.2.6 Externe veiligheid
5.2.7 Milieueffectrapportage
5.3 Kabels En Leidingen
Binnen of in de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen planologisch te beschermen kabels en leidingen. Vanuit dit aspect zijn er dan ook geen belemmeringen voor de herontwikkeling.
5.4 Ecologie
5.4.1 Algemeen
Bij ruimtelijke planvorming is een toetsing aan de natuurwetgeving verplicht. In het kader van het plan is een beoordeling gemaakt van de effecten die het plan zal hebben op beschermde natuurwaarden. Hierdoor wordt duidelijk of het plan in overeenstemming is met de natuurwetgeving. Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht.
5.4.2 Gebiedsbescherming
Het plangebied is niet gelegen binnen een Natura 2000-gebied. Niet alleen activiteiten in een Natura 2000-gebied hebben echter invloed op de staat van instandhouding van het gebied, ook activiteiten buiten het gebied kunnen de natuurwaarden in een gebied beïnvloeden. Dit wordt 'externe werking' genoemd. Er bestaat geen ruimtelijke grens voor externe werking: bepalend zijn de effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de soorten en habitattypen in het Natura 2000-gebied, ongeacht de afstand tot het beschermde gebied.
Het plangebied is gelegen op een afstand van circa 7,35 kilometer tot het Natura 2000-gebied 'Deurnsche Peel en Mariapeel'. Mogelijk verstorende effecten van de ruimtelijke ontwikkeling zijn over de genoemde afstand en gezien de aard en omvang van de herontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, redelijkerwijs uit te sluiten. In de huidige situatie zijn namelijk reeds bedrijven van maximaal milieucategorie 4.2 toegestaan in het plangebied. De potentiële hinder als gevolg van dergelijke bedrijfsactiviteiten (o.a. geluid, licht, uitstoot van stikstof en verkeersaantrekking) is groter dan de mogelijke hinder van de beoogde maatschappelijke activiteiten en bedrijvigheid. Daarnaast is het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied op grote afstand gelegen.
Volledigheidshalve is wel een AERIUS-berekening uitgevoerd om mogelijke negatieve effecten van de voorliggende ontwikkeling ten aanzien van stikstofdepositie in beeld te brengen. Uit deze berekening is geconcludeerd dat in de gebruiksfase de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden niet meer bedraagt dan 0,00 mol/ha/jaar. Negatieve effecten ten aanzien van stikstofdepositie zijn hiermee op voorhand uitgesloten. Voor meer informatie en de gehanteerde uitgangspunten wordt verwezen naar de volledige AERIUS-berekening, die als Bijlage 3 bij deze toelichting is gevoegd. Wat betreft de aanlegfase is geen sprake van grootschalige bouwwerkzaamheden. De voormalige SIF-gebouwen worden hoofdzakelijk inpandig aangepast aan hun nieuwe functie en gerenoveerd. Dergelijke activiteiten zijn dermate kleinschalig dat deze niet vergelijkbaar zijn met reguliere bouwactiviteiten bij nieuwbouw en zullen slechts in beperkte mate stikstofuitstoot tot gevolg hebben. Hierbij is geen sprake van een grotere stikstofuitstoot dan in de gebruiksfase. Een afzonderlijke depositieberekening voor de aanlegfase is daarom niet noodzakelijk.
Vanuit provinciaal beleid vindt daarnaast ook gebiedsbescherming plaats. De provinciale groenstructuur, bestaande uit beschermingszones van verschillende typen (waaronder de Goudgroene en Zilvergroene natuurzones), is ruimtelijk vastgelegd in het POL2014. De Goudgroene natuurzone vormt het netwerk aan bestaande natuurgebieden (voormalige EHS) en nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. De beheergebieden voor agrarisch natuurbeheer behoren tot de Zilvergroene natuurzone. In het Provinciaal Natuurbeheerplan zijn de na te streven doelen weergegeven op het gebied van (agrarisch) natuur- en landschapsbeheer. De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats middels de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen.
Binnen en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen provinciaal beschermde natuurgebieden gelegen. Het meest dichtbij gelegen provinciaal beschermde gebied ligt op circa 420 meter ten noorden van het plangebied. Deze natuur maakt deel uit van de Goudgroene natuurzone. Gezien deze afstand en de aard en omvang van de ontwikkeling in het plangebied zijn negatieve effecten op dit natuurgebied uitgesloten. Vanuit provinciaal natuurbeleid zijn er hiermee geen belemmeringen voor de herontwikkeling.
5.4.3 Flora en fauna
De voorliggende herontwikkeling vindt grotendeels inpandig plaats. Er worden geen sloopwerkzaamheden uitgevoerd aan de bestaande bebouwing. Daarnaast wordt er geen groen verwijderd bij het initiatief. Hierdoor is er redelijkerwijs geen sprake van verstoring van (beschermde) soorten of aantasting van leefgebied. Hierdoor wordt nader onderzoek naar soortenbescherming niet noodzakelijk geacht. Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering in het kader van het voorliggend bestemmingsplan.
5.5 Waterhuishouding
5.5.1 Algemeen
Vanuit Rijks- en provinciaal beleid wordt steeds meer nadruk gelegd op duurzaam waterbeheer in de bebouwde omgeving. Vernieuwing in het provinciaal waterbeheer wordt gestalte gegeven door onder andere een (grensoverschrijdende) stroomgebiedbenadering, een brongerichte aanpak, het solidariteitsprincipe (niet afwentelen) en het vooraf betrekken van water bij ruimtelijke ontwikkelingen en afwegingen.
Vertaling van het landelijk en provinciaal beleid naar gemeentelijk beleid houdt op hoofdlijnen het volgende in: binnen nieuwe in- en uitbreidingsgebieden moet 'slimmer' en 'creatiever' met schoon hemelwater worden omgegaan. Het principe van vasthouden, bergen en afvoeren van hemelwater is hierbij van groot belang.
5.5.2 Kenmerken van het watersysteem
5.5.3 Overleg waterbeheerder
Een belangrijk instrument bij de uitvoering van het waterbeleid is de Watertoets. Het toepassen van de Watertoets bij ruimtelijke ingrepen is verplicht en heeft als uitgangspunt dat de situatie voor het watersysteem door de ruimtelijke ingreep niet mag verslechteren (stand-still-beginsel). Bovendien wordt er bij de toepassing van de Watertoets naar gestreefd de kansen om bestaande ongewenste situaties te verbeteren, zoveel mogelijk te benutten.
Aangezien het plangebied reeds grotendeels is verhard en volgens het geldend bestemmingsplan volledig verhard mag worden, is er planologisch gezien geen sprake van een toename van het verhard oppervlak. Hierdoor is sprake van een hydrologisch neutrale ontwikkeling. Doordat het plangebied daarnaast niet is gelegen in een aandachtsgebied, is vooroverleg met het Waterschap Limburg niet nodig.
5.6 Archeologie En Cultuurhistorie
5.6.1 Archeologie
5.6.2 Cultuurhistorie
Binnen het plangebied en in de directe nabijheid zijn geen rijks- of gemeentelijke monumenten gelegen. Het voormalige fabrieksgebouw in het plangebied betreft wel een behoudenswaardig pand met unieke sfeer en karakter. Middels de herontwikkeling wordt dit industrieel erfgoed behouden en wordt hier een nieuwe invulling aan gegeven. Doordat de ontwikkeling hoofdzakelijk inpandig plaatsvindt, blijft het oorspronkelijke industriële karakter van de bebouwing behouden.
5.7 Verkeer En Parkeren
5.7.1 Verkeer
Het plangebied grenst aan de zuid-, west en noordzijde aan de weg Industrieterrein Panningen en zal dan ook via deze weg worden ontsloten. Het plangebied zal (net als in de huidige situatie) via diverse in- en uitritten worden ontsloten. De exacte ligging van de in- en uitritten wordt nog nader uitgewerkt. Hierbij wordt rekening gehouden met het voorkomen van hinder voor doorgaand verkeer op de voorliggende weg Industrieterrein Panningen.
Als gevolg van de functieverruiming in het plangebied wordt een toename van het aantal verkeersbewegingen verwacht. In de huidige situatie zijn op basis van het geldende bestemmingsplan bedrijven tot en met milieucategorie 4.2 toegestaan in het plangebied. De fabrieksgebouwen hebben een oppervlakte van circa 15.000 m2. Indien uitgegaan wordt van een arbeids- en bezoekersextensief bedrijf (zoals het voormalige SIF), was de verkeersgeneratie van dit bedrijf 719 motorvoertuigbewegingen op een gemiddelde weekdag. Hierbij is uitgegaan van een bedrijf met een bedrijfsvloeroppervlak van 15.000 m2 in de rest van de bebouwde kom in Peel en Maas.
Volgens het geldende bestemmingsplan zijn echter ook arbeidsintensieve en bezoekersextensieve bedrijven toegelaten in het plangebied. De verkeersgeneratie van een dergelijk bedrijf bedraagt 1.500 motorvoertuigbewegingen op een gemiddelde weekdag.
Voor de nieuwe functies in het plangebied is een inschatting gemaakt van het gemiddelde aantal verkeersbewegingen. Hierbij is gebruik gemaakt van de CROW rekentool 'Verkeersgeneratie en parkeren' en ervaringscijfers van vergelijkbare activiteiten.
Afscheidsruimte met crematorium
Voor de afscheidsruimte zal op basis van de CROW-rekentool sprake zijn van een verkeersgeneratie van 83 motorvoertuigbewegingen per etmaal op een gemiddelde weekdag. Hierbij is aangenomen dat er gemiddeld twee afscheidsdiensten per dag plaatsvinden.
Evenementenlocatie
Voor de verkeersgeneratie van de evenementenlocatie is uitgegaan van een gemiddeld evenement. De meest voorkomende evenementen die in het SIF-complex georganiseerd zullen worden, zijn evenementen voor het bedrijfsleven en de zakelijke markt, zoals symposia of banenbeurzen. Voor dergelijke evenementen kan op basis van ervaringscijfers worden uitgegaan van een gemiddeld bezoekersaantal van 500 personen per dag. Indien wordt aangenomen dat elke bezoeker met de auto komt en alle bezoekers alleen rijden (niet carpoolen), is bij dergelijke evenementen sprake van een maximale verkeersgeneratie van 1.000 motorvoertuigbewegingen per etmaal. In de praktijk zullen echter niet alle bezoekers met de auto komen, maar zal een klein deel van de bezoekers gebruik maken van openbaar vervoer en zal een klein deel van de bezoekers samen rijden. De werkelijke verkeersgeneratie van een dergelijk evenement zal daarom iets lager liggen.
Daarnaast is aangenomen dat er één evenement gelijktijdig plaatsvindt. Grotere evenementen of meerdere evenementen op één dag vinden slechts incidenteel plaats en zijn daarom niet meegenomen in deze berekening van de gemiddelde verkeersgeneratie.
Educatieruimte
Op basis van ervaringscijfers zullen de meeste activiteiten in de educatieruimte (circa 80%) minder dan 75 bezoekers trekken. De overige 20% van de activiteiten die hier gaan plaatsvinden trekken meer dan 75 bezoekers, tot een maximum van 150 bezoekers. Voor de educatieruimte kan hiermee worden uitgegaan van een gemiddelde van 55 bezoekers per dag. Indien wordt aangenomen dat elke bezoeker met de auto komt en alle bezoekers alleen rijden, is bij deze activiteiten sprake van een maximale verkeersgeneratie van 110 motorvoertuigbewegingen per etmaal. In de praktijk zullen echter niet alle bezoekers met de auto komen. Schoolklassen van basisscholen of middelbare scholen die een training volgen, zullen naar verwachting per touringcar gebracht en gehaald worden.
Productieruimte
Voor de productieruimte is uitgegaan van gemiddelde bedrijfsactiviteiten. Hiervoor wordt uitgegaan van het kencijfer voor een bedrijfsverzamelgebouw, dat bestaat uit een mix van arbeidsintensieve en arbeidsextensieve bedrijfsactiviteiten. De productieruimte heeft een bvo van circa 2.750 m2. Op basis van de CROW-rekentool bedraagt de verkeersgeneratie hiervan 216 motorvoertuigbewegingen per etmaal op een gemiddelde weekdag. In de opslagruimtes vindt opslag plaats ten dienste van de productie-activiteiten. De opslagfunctie heeft geen afzonderlijke verkeersgeneratie. De eventuele verkeersgeneratie voor het laden en lossen van producten is meegenomen in de verkeersgeneratieberekening voor de productieruimte.
Totale gemiddelde verkeersgeneratie
De totale gemiddelde verkeersgeneratie van de beoogde functies in het plangebied is bepaald door de verkeersgeneratie van deze functies bij elkaar op te tellen. Uit de navolgende tabel blijkt dat de gezamenlijke verkeersgeneratie van de functies in het plangebied gemiddeld 1.409 motorvoertuigbewegingen per etmaal bedraagt.
Bij de berekening van de verkeersgeneratie is ervan uitgegaan dat alle activiteiten afzonderlijk worden bezocht. Combinatiebezoek aan verschillende activiteiten is niet meegenomen in de berekening. In de meeste gevallen zullen bezoekers namelijk één activiteit bezoeken, bijvoorbeeld een cursus, een afscheidsdienst of een symposium.
Functie | Gemiddelde verkeersgeneratie |
Afscheidsruimte met crematorium | 83 motorvoertuigbewegingen per etmaal |
Evenementenlocatie | 1.000 motorvoertuigbewegingen per etmaal |
Educatieruimte | 110 motorvoertuigbewegingen per etmaal |
Productieruimte | 216 motorvoertuigbewegingen per etmaal |
Totaal | 1.409 motorvoertuigbewegingen per etmaal |
Hiermee is sprake van een toename van het aantal verkeersbewegingen ten opzichte van de verkeersgeneratie van de voormalige SIF-fabriek. In verhouding met de bedrijfsactiviteiten die reeds rechtstreeks mogelijk zijn in het plangebied volgens het huidige bestemmingsplan is de verkeersgeneratie van de beoogde activiteiten vergelijkbaar. De weg Industrieterrein Panningen en omliggende wegen kunnen deze verkeersbewegingen goed verwerken. Er worden dan ook geen problemen verwacht met betrekking tot de afwikkeling van verkeer.
Wanneer een grootschaliger evenement (tot maximaal 1.000 bezoekers) wordt georganiseerd in het plangebied, zal de verkeersgeneratie tijdens dat evenement hoger liggen dan het hierboven berekende aantal voertuigbewegingen. Dit betreffen echter geen structurele verkeersbewegingen, maar incidentele verkeersbewegingen voor deze evenementen. Deze zijn daarom niet meegenomen in de berekening van de gemiddelde verkeersgeneratie. Het merendeel van de evenementen betreft namelijk kleinschaligere evenementen; het aantal grotere evenementen is relatief beperkt.
Wat betreft bereikbaarheid met het openbaar vervoer zijn aan de voorzijde (zuidzijde) van het plangebied bushaltes gelegen. Hier zijn busverbindingen in de richtingen Venlo en Roermond.
5.7.2 Parkeren
Wat betreft parkeren is de Nota Parkeernormen Peel en Maas 2018 van toepassing op het plangebied.
Afscheidsruimte met crematorium
Voor de afscheidsruimte met crematorium geldt de parkeernorm voor een 'begraafplaats/crematorium'. Volgens de Nota Parkeernormen geldt voor deze activiteit een parkeernorm van 30 parkeerplaatsen per plechtigheid. Naar verwachting zullen er gemiddeld twee afscheidsdiensten per dag plaatsvinden. Deze vinden echter niet gelijktijdig plaats. Ervan uitgaande dat er één afscheidsdienst gelijktijdig plaatsvindt, zijn er voor de afscheidsruimte dus 30 parkeerplaatsen nodig.
Evenementenlocatie
Voor de evenementenlocatie wordt aangesloten bij de parkeernorm voor een 'evenementenhal/beursgebouw/congresgebouw'. Deze bedraagt in de rest van de bebouwde kom 8,5 parkeerplaats per 100 m2 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo). Het deel van de voormalige fabrieksgebouwen dat zal worden ingezet voor evenementen heeft een bvo van circa 1.150 m2. De parkeerbehoefte hiervan bedraagt (8,5 x 11,50 = 97,75 =) 98 parkeerplaatsen.
Educatieruimte
Voor onderwijsdoeleinden zijn in de Nota Parkeernormen normen opgenomen voor avondonderwijs, basisschool, middelbare school en kinderdagverblijf/peuterspeelzaal. De parkeerbehoefte voor de educatieruimte zal naar verwachting het meest vergelijkbaar zijn met de parkeerbehoefte die is opgenomen voor avondonderwijs. Voor avondonderwijs is een parkeernorm opgenomen van 6,8 parkeerplaatsen per 10 studenten bij een ligging in de rest van de bebouwde kom. Op basis van ervaringscijfers zal sprake zijn van een gemiddeld aantal van 55 bezoekers aan de educatieruimte. De parkeerbehoefte hiervan bedraagt (6,8 x 5,5 = 37,4 =) 37 parkeerplaatsen.
Hierbij dient opgemerkt te worden dat in de educatieruimte ook activiteiten worden georganiseerd voor schoolklassen van basis- en middelbare scholen. Voor dergelijke bezoekers zal de parkeerbehoefte lager liggen, omdat deze bezoekers naar verwachting worden gehaald en gebracht met personenauto's of touringcars.
Productieruimte
Voor de productieruimte is (evenals bij de verkeersgeneratie) uitgegaan van gemiddelde bedrijfsactiviteiten. Hiervoor wordt uitgegaan van de parkeernorm voor een bedrijfsverzamelgebouw, dat bestaat uit een mix van arbeidsintensieve en arbeidsextensieve bedrijfsactiviteiten. Voor een bedrijfsverzamelgebouw geldt in de rest van de bebouwde kom een parkeernorm van 2,0 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo. De productieruimte heeft een bvo van circa 2.750 m2. De parkeerbehoefte hiervan bedraagt (2,0 x 27,50 =) 55 parkeerplaatsen. Ten aanzien van laden en lossen is inpandig ruimte beschikbaar voor laden en lossen bij de productieruimte. De opslagruimtes hebben geen afzonderlijke behoefte aan parkeerplaatsen, aangezien opslag plaatsvindt ten behoeve van de productie die in het plangebied plaatsvindt.
Totale parkeerbehoefte
Wanneer de parkeerbehoefte voor de afzonderlijke functies bij elkaar wordt opgetelt, bedraagt de totale parkeerbehoefte voor de beoogde functies 220 parkeerplaatsen.
Functie | Parkeerbehoefte op basis van de Nota Parkeernormen |
Afscheidsruimte met crematorium | 30 parkeerplaatsen |
Evenementenlocatie | 98 parkeerplaatsen |
Educatieruimte | 37 parkeerplaatsen |
Productieruimte | 55 parkeerplaatsen |
Totaal | 220 parkeerplaatsen |
Dubbelgebruik van parkeerplaatsen door de verschillende functies is in de bovenstaande berekening van de parkeerbehoefte niet meegenomen. In de praktijk zal dubbelgebruik echter wel voorkomen. Als er bijvoorbeeld op enig moment geen evenement plaatsvindt in de SIF-gebouwen, kunnen de parkeerplaatsen die hiervoor zijn bedoeld, worden ingezet ten behoeve van een afscheidsdienst of educatieve activiteiten, en omgekeerd.
Om in de parkeerbehoefte te voorzien, worden op eigen terrein drie parkeerterreinen aangelegd aan de noord-, oost- en zuidzijde van de bestaande gebouwen. In de navolgende afbeelding is de ligging van deze parkeerterreinen weergegeven. Op het terrein aan de noordzijde worden 135 parkeerplaatsen gerealiseerd. Het terrein aan de oostzijde zal bestaan uit 45 parkeerplaatsen. Het terrein aan de zuidzijde, aan de voorzijde van de gebouwen, bestaat uit 40 parkeerplaatsen, die aan weerszijden van de hoofdingang worden gesitueerd. In totaal hebben deze parkeerterreinen hiermee een capaciteit van 220 parkeerplaatsen, hetgeen voldoende is om in de hierboven berekende parkeerbehoefte te kunnen voorzien. Er worden dan ook geen parkeerproblemen verwacht als gevolg van de beoogde ontwikkelingen op het SIF-terrein.
![]() |
Situatietekening parkeerterreinen SIF-complex |
5.8 Duurzaamheid
Op 18 juni 2013 heeft de gemeenteraad van Peel en Maas een startdocument met gezamenlijke uitgangspunten voor duurzaamheid vastgesteld. Hierin zijn de volgende uitgangspunten vastgelegd:
- 1. Duurzaamheid is een toetssteen voor het gemeentelijk handelen.
- 2. Duurzaamheid moet worden geïntegreerd in beleid en vervolgens in de praktijk worden gebracht.
- 3. Duurzaamheid moet in ieder voorstel aan de gemeenteraad en het college meegenomen worden. Hierbij vormen People (mens) - Planet (omgeving) - Profit (economie) gezamenlijk de afweging voor duurzaamheid.
- 4. Het inspiratiekader ontstaat door dialoog in de samenleving.
- 5. Een WOW-project is een project wat de samenleving enthousiasmeert en mobiliseert.
- 6. Een revolverend fonds is een duurzame inzet van middelen.
- 7. De gemeente beperkt zich niet tot alleen een revolverend fonds.
- 8. Naast de inzet van een revolverend fonds wordt ook inzet gepleegd op het creëren van een kenniscentrum (digitaal en fysiek).
- 9. Er is sprake van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van burgers en overheid.
- 10. Er moet onderscheid gemaakt worden tussen de kracht van de burger en de verantwoordelijkheid van de overheid.
De focus van de herontwikkeling ligt op het zo duurzaam en energieneutraal mogelijk realiseren van het project. Welke maatregelen hiertoe exact worden genomen, is nog in uitwerking. Het voornemen bestaat om in ieder geval een elektrische crematie-oven te gebruiken en energie op te wekken via een PV installatie. Hiermee wordt invulling gegeven aan de uitgangspunten voor duurzaamheid zoals die worden nagestreefd in de gemeente Peel en Maas.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Planstukken
Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de SVBP2012 alsmede de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Het bestemmingsplan 'Herontwikkeling voormalig SIF-terrein, Industrieterrein Panningen 4' is vervat in een verbeelding, regels en toelichting.
6.2 Toelichting Op De Verbeelding
De analoge verbeelding is getekend op een bijgewerkte en digitale kadastrale ondergrond, schaal 1:1000. Op de verbeelding zijn weergegeven:
- a. de bestemming 'Bedrijventerrein - 2' ten behoeve van het bedrijf Van Happen in het noordwestelijk deel van het plangebied.
- b. de bestemming 'Gemengd' met daarbinnen de aanduiding 'bouwvlak' en de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2'. Voor diverse functies die in delen van het plangebied zijn toegelaten, zijn functieaanduidingen opgenomen. Dit betreft de volgende functieaanduidingen:
- 'crematorium' (opgenomen voor het westelijk deel van het voormalig fabrieksgebouw ter plaatse van de beoogde crematieoven);
- 'specifieke vorm van gemengd - evenementen' (opgenomen voor het westelijk-, midden- en oostelijk deel van het voormalig fabrieksgebouw);
- 'specifieke vorm van gemengd - educatie' (opgenomen voor het westelijk-, midden- en oostelijk deel van het voormalig fabrieksgebouw);
- c. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' is opgenomen voor het noordelijke deel van het plangebied, overeenkomstig het geldende bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen'.
6.3 Toelichting Op De Regels
Bij het opstellen van de regels is uitgegaan van het rapport Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012), de Handreiking Ruimtelijke plannen gemeente Peel en Maas en de Standaardregels bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Peel en Maas', vastgesteld op 25 juni 2013.
De regels zijn verdeeld in 4 hoofdstukken, te weten:
Hoofdstuk 1: | Inleidende regels met daarin de begrippen en de wijze van meten; |
Hoofdstuk 2: | Bestemmingsregels. Hierin worden de regels voor de op de verbeelding opgenomen bestemmingen gegeven; |
Hoofdstuk 3: | Algemene regels, waaronder zijn opgenomen de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene wijzigingsregels en overige regels; |
Hoofdstuk 4: | Overgangs- en slotregels, waarin het overgangsrecht en de slotregel zijn opgenomen. |
Het belangrijkste doel van de planregels is om de bouw- en gebruiksregels van de verschillende bestemmingen aan te geven.
6.3.1 Inleidende regels
6.3.2 Bestemmingsregels
Bestemmingen
De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:
- 1. Bestemmingsomschrijving
- 2. Bouwregels
- 3. Nadere eisen
- 4. Afwijken van de bouwregels
- 5. Specifieke gebruiksregels
- 6. Afwijken van de gebruiksregels
- 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- 8. Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- 9. Wijzigingsbevoegdheid
Duidelijk zal zijn dat een bestemming niet alle elementen hoeft te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen. In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functies. Als eerste wordt de hoofdfunctie aangegeven. Indien nodig worden vervolgens de andere aan de grond toegekende functies genoemd. In de bouwregels wordt bepaald aan welke voorwaarden de bebouwing moet voldoen.
In het onderstaande worden de regels van de opgenomen bestemmingen nader toegelicht.
Bedrijventerrein - 2 (artikel 3)
De bestemming 'Bedrijventerrein - 2' is opgenomen voor de bestaande bedrijfslocatie van Van Happen aan de noordwestzijde van het plangebied. De geldende planologische regeling voor dit bedrijf is hoofdzakelijk conserverend opgenomen. Daarnaast is de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - compostering uitgesloten' opgenomen voor deze bedrijfslocatie. Middels deze aanduiding is, overeenkomstig de gemaakte afspraken met dit bedrijf en de verleende milieuvergunning, planologisch vastgelegd dat ter plaatse compostering niet is toegestaan en de bewerking, verwerking en overslag van afvalstoffen uitsluitend inpandig in bedrijfsgebouwen is toegestaan.
De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten welke zijn opgenomen in milieucategorie 1 t/m 2 van de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' (Bijlage 1 bij de regels), en/of daarmee naar aard, omvang en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2', uitsluitend bedrijven en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten welke zijn opgenomen in milieucategorie 1 t/m 4.2 van de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' (Bijlage 1 bij de regels), en/of daarmee naar aard, omvang en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - compostering uitgesloten' is compostering niet toegestaan en is de bewerking, verwerking en overslag van afvalstoffen uitsluitend inpandig in bedrijfsgebouwen toegestaan.
met daaraan ondergeschikt:
- d. productiegebonden detailhandel overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.4.3;
- e. buitenstalling van ter plaatse vervaardigde of verhandelde producten overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.4.4;
- f. buitenopslag overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.4.5;
- g. horeca van categorie 1 en 2 ondergeschikt aan de functie;
- h. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.4.2;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. tuinen, erven en terreinen;
- k. groenvoorzieningen;
- l. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
- m. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
Gemengd (artikel 4)
De bestemming 'Gemengd' is opgenomen voor het voormalige SIF-terrein. De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten welke zijn opgenomen in milieucategorie 1 t/m 2 van de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' (Bijlage 1 bij de regels), en/of daarmee naar aard, omvang en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2', uitsluitend bedrijven en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten welke zijn opgenomen in milieucategorie 1 t/m 4.2 van de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' (Bijlage 1 bij de regels), en/of daarmee naar aard, omvang en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten;
- c. maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van navolgende aanduidingen de desbetreffende maatschappelijke functies zijn toegestaan:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'crematorium', een crematorium met bijbehorende voorzieningen;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - educatie', educatieruimten met bijbehorende voorzieningen;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - evenementen', evenementen met bijbehorende voorzieningen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.4.3;
- d. kantoren;
met daaraan ondergeschikt:
- e. detailhandel, uitsluitend ten dienste van de onder a t/m d genoemde functies tot een maximum van 50 m² verkoopvloeroppervlak;
- f. horeca van categorie 1 en 2, uitsluitend ten dienste van de onder a t/m d genoemde functies;
- g. buitenstalling van ter plaatse vervaardigde of verhandelde producten overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.4.4;
- h. buitenopslag overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.4.5;
- i. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.4.2;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. tuinen, erven en terreinen;
- l. groenvoorzieningen;
- m. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
- n. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
Waarde - Archeologie 4 (artikel 5)
De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' ligt over het noordelijke deel van het plangebied, overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen'.
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde.
6.3.3 Algemene regels
In de Anti-dubbeltelregel (artikel 6) wordt bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, deze bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing blijft. Het nog overgebleven terrein mag dus niet nog eens meegenomen worden bij het toestaan van een ander bouwwerk.
In de Algemene bouwregels (artikel 7) zijn regels opgenomen met betrekking tot ondergronds bouwen, ondergeschikte bouwdelen en een regeling over bestaande maten en afstanden opgenomen.
In de Algemene gebruiksregels (artikel 8) is het strijdig gebruik benoemd.
De Algemene wijzigingsregels (artikel 9) verschaffen het bevoegd gezag de gewenste beleidsruimte om bij de uitvoering van het plan te kunnen inspelen op gegevens of situaties die vooraf niet bekend kunnen zijn.
De Overige regels (artikel 10) bevatten een verwijzing naar de geldende wet- en regelgeving. Daarnaast zijn hier de parkeerregels opgenomen, overeenkomstig het geldende Parapluplan Parkeernota Peel en Maas (vastgesteld op 19 juni 2018).
6.3.4 Overgangs- en slotregels
In de bepaling Overgangsrecht (artikel 11) is geregeld in hoeverre en onder welke voorwaarden bestaande gebouwen en het bestaand gebruik van gronden en bouwwerken mogen afwijken van het plan.
In de Slotregel (artikel 12) is aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening rust op de gemeente de verplichting tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan. Volgens artikel 6.12, lid 2 Wro kan de gemeente hiervan afzien in bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen, of indien:
- het kostenverhaal anderszins is verzekerd;
- het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is;
- het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels aan werken en werkzaamheden met betrekking tot bouwrijp maken, aanleg van nutsvoorzieningen, inrichten van de openbare ruimte en uitvoerbaarheid niet noodzakelijk is.
Volgens artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is in de volgende gevallen sprake van een bouwplan:
- a. de bouw van een of meer woningen;
- b. de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
- c. de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1.000 m² bruto-vloeroppervlakte of met een of meer woningen;
- d. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
- e. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.500 m² bruto-vloeroppervlakte bedraagt;
- f. de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m² bruto-vloeroppervlakte.
De voorliggende herontwikkeling binnen het plangebied betreft geen bouwplan, zoals bedoeld in artikel 6.12, lid 1 Wro in samenhang met artikel 6.2.1 Bro. Er is weliswaar sprake van de verbouwing van bestaande gebouwen die voor andere doeleinden (in dit geval bedrijfsdoeleinden) in gebruik waren, maar er is geen sprake van een ruimtebeslag van meer dan 1.500 m2 voor detailhandel-, dienstverlening-, kantoor- of horecadoeleinden. In het plangebied zal in beperkte mate ondergeschikte detailhandel plaatsvinden, maar in het geldende bestemmingsplan was ook reeds productiegebonden detailhandel toegestaan. Daarnaast zal in het plangebied ondergeschikte horeca plaatsvinden, ten dienste van de andere functies en activiteiten. Dit gebruik was op basis van het vigerende bestemmingsplan ook reeds mogelijk. Zelfstandige horeca wordt niet mogelijk gemaakt. De bestaande kantoren in het plangebied blijven behouden en waren op basis van het vigerende bestemmingsplan eveneens reeds toegestaan. Dienstverlening wordt tot slot niet mogelijk gemaakt middels het voorliggende plan. Er is kortom geen sprake van een verbouwing/functiewijziging als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro onder e. Ook van de de andere in artikel 6.2.1 genoemde gevallen is bij het voorliggende plan geen sprake. Er kan hierdoor geconcludeerd worden dat de voorliggende functieverruiming en herontwikkeling geen bouwplan betreft, waardoor er geen verplichting tot kostenverhaal geldt.
Tussen de gemeente en de initiatiefnemer wordt wel een anterieure overeenkomst gesloten. Onderdeel van deze overeenkomst is een overeenkomst planschade, op basis waarvan eventueel door de gemeente toe te kennen tegemoetkomingen in planschade kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer.
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De plannen voor de herontwikkeling van het voormalige SIF-complex zijn reeds in een vroeg stadium besproken met de omgeving. Op 15 november 2018 heeft een informatieavond plaatsgevonden voor de naburige ondernemers op het industrieterrein. Hierbij waren ook andere betrokkenen, zoals de gemeente en een uitvaartverzorger aanwezig. Tijdens deze bijeenkomst heeft Rendiz de plannen voor het SIF-complex gepresenteerd en zijn de ideeën en aandachtspunten vanuit de omgeving op deze plannen verzameld. Het verslag van deze bijeenkomst is bijgevoegd als Bijlage 4 bij deze toelichting.
Vervolgens is op 25 februari 2019 een informatieavond georganiseerd, die was gericht op de omwonenden van de het SIF-complex. Rendiz heeft tijdens deze bijeenkomst eveneens haar plannen gepresenteerd, waarna de buurtbewoners hun vragen en opmerkingen op de plannen kenbaar konden maken. Het verslag van deze bijeenkomst is bijgevoegd als Bijlage 5 bij deze toelichting.
De aandachtspunten en opmerkingen die tijdens deze bijeenkomsten naar voren zijn gekomen, worden meegenomen tijdens de verdere uitwerking van de plannen. Deze hadden voornamelijk betrekking op eventuele hinder en overlast (geluid, geur) van het crematorium en de evenementenruimte en de afwikkeling van verkeer. In de voorliggende toelichting is op deze aspecten ingegaan, en blijken er geen belemmeringen voor de plannen.
Doordat de omgeving in een vroeg stadium is geïnformeerd over de plannen en de zorgen en aandachtspunten vanuit omwonenden worden meegenomen in de verdere planuitwerking, zal er naar verwachting voldoende draagvlak zijn voor de plannen.
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Overleg
Voordat het plan op grond van artikel 3.8 Wro in procedure wordt gebracht, dient het plan ter advies te worden aangeboden aan de diensten van het Rijk en de provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn, aan de betrokken waterschapsbesturen en aan de besturen van bij het plan een belang hebbende gemeenten. Aangezien bij het voorliggende plan geen belangen van het Rijk, omliggende gemeenten of het waterschap in het geding zijn, hoeft geen vooroverleg met deze instanties plaats te vinden volgens artikel 3.1.1 Bro. Wel wordt het plan in het kader van het vooroverleg aangeboden aan de provincie Limburg.
8.2 Inspraak
De facultatieve inspraakmogelijkheid wordt overgeslagen. Het plan wordt direct als ontwerp ter inzage gelegd omdat voorafgaande inspraak wordt gezien als een dubbeling van procedures, zeker gelet op de reeds gevoerde omgevingsdialoog zoals is beschreven in paragraaf 7.2. Gedurende de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan krijgen burgers, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen.
Hoofdstuk 9 Procedure
9.1 Algemeen
De wettelijke procedure volgens de Wet ruimtelijke ordening ziet er als volgt uit:
- Vooroverleg met betrokken instanties;
- Openbare kennisgeving van het ontwerp-bestemmingsplan;
- Terinzagelegging van het ontwerp en bijbehorende stukken gedurende 6 weken en toezending aan gedeputeerde staten en de betrokken rijksdiensten, waterschappen en gemeenten;
- Gedurende de termijn van terinzagelegging kunnen door een ieder schriftelijk of mondeling zienswijzen worden ingebracht;
- Vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad binnen 12 weken;
- Algemene bekendmaking van het bestemmingsplan door terinzagelegging met voorafgaande kennisgeving en toezending aan gedeputeerde staten en betrokken rijksdiensten, waterschappen en gemeenten: binnen 2 weken dan wel, indien gedeputeerde staten of de inspecteur zienswijzen hebben ingebracht of het bestemmingsplan gewijzigd is vastgesteld, vanaf 6 weken na vaststelling;
- Mogelijkheid tot beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen 6 weken na bekendmaking voor belanghebbenden;
- Inwerkingtreding op de dag na afloop van de beroepstermijn, zijnde 6 weken na de bekendmaking, tenzij binnen deze termijn een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
9.2 Ontwerp Bestemmingsplan
Het ontwerp bestemmingsplan 'Herontwikkeling voormalig SIF-terrein, Industrieterrein Panningen 4' zal overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.8 van de Wro ter inzage worden gelegd.
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Toekomstplan Sif-terrein
Bijlage 1 Toekomstplan SIF-terrein
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 3 Aerius-berekening
Bijlage 4 Verslag Informatiebijeenkomst Ondernemers
Bijlage 4 Verslag informatiebijeenkomst ondernemers