KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen (Paragraaf 22a.1)
Artikel 1 Toepassingsbereik
Artikel 2 Algemeen Gebruiksverbod
Artikel 3 Begripsbepalingen
Artikel 4 Meet- En Rekenbepalingen
Artikel 5 Aanvraagvereisten
Hoofdstuk 2 Functies En Activiteiten (Paragraaf 22a.2)
Artikel 6 Woongebied
Hoofdstuk 3 Algemene Regels Over Functies (Paragraaf 22a.3)
Artikel 7 Toepassingsbereik
Artikel 8 Anti Dubbeltelregel
Artikel 9 Bouwactiviteit - Algemeen
Artikel 10 Parkeren
Hoofdstuk 4 Overgangsregels (Paragraaf 22a.4)
Artikel 11 Overgangsrecht
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Huidige Planologisch-juridische Situatie
1.4 Wat Is Een Tam-omgevingsplan
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Het Plangebied En Planvoornemen
2.1 Huidige Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Aspecten Van De Fysieke Leefomgeving
4.1 Algemeen
4.2 Verkeer & Parkeren
4.3 Bodemkwaliteit
4.4 Geluid
4.5 Bedrijven En Milieuzonering
4.6 Luchtkwaliteit
4.7 Geur
4.8 Omgevingsveiligheid (Externe Veiligheid)
4.9 Water
4.10 Ecologie
4.11 Archeologie & Cultuurhistorie
4.12 Leidingen
4.13 Duurzaamheid En Klimaat
4.14 Gezondheid
4.15 Project-mer-beoordeling
4.16 Conclusie Fysieke Leefomgeving
Hoofdstuk 5 Juridisch Bestuurlijke Aspecten
5.1 Inleiding
5.2 Tijdelijke Alternatieve Maatregel (Tam)
5.3 Tam-imro Giel Peetershof Fase 2a
5.4 Juridische Leeswijzer Van Het Tam-imro Plan
5.5 Werkingsbereik/ Toepassingsbereik Omgevingsplan
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
6.1 Inleiding
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
6.3 Kostenverhaal
Hoofdstuk 7 Participatie
7.1 Inleiding
7.2 Participatietraject
7.3 Zienswijzen
Hoofdstuk 8 Procedure
Bijlage 1 Verbeelding
Bijlage 2 Overzicht Beroep Of Bedrijf Aan Huis
Bijlage 1 Situatietekening
Bijlage 2 Situatietekening Tijdelijk Ontwerp
Bijlage 3 Normaalprofielen Wegen
Bijlage 4 Dwarsprofiel Wegen
Bijlage 5 Verkennend Milieukundig Bodemonderzoek
Bijlage 6 Milieukundig Vooronderzoek Jacobusstraat (Ong.)
Bijlage 7 Historisch Onderzoek Giel Peetershof
Bijlage 8 Verkennend Bodemonderzoek Inclusief Asbest
Bijlage 9 Akoestisch Onderzoek Berekening Gevelbelasting
Bijlage 10 Geur- En Stikstofonderzoek
Bijlage 11 Resultaat Digitale Watertoets
Bijlage 12 Ontwerpnotitie
Bijlage 13 Notitie Duurzaamheid
Bijlage 14 Onderzoek Naar De Waterdoorlatendheid Van De (Ondiepe) Ondergrond
Bijlage 15 Ontwerp Riool
Bijlage 16 Rapportage Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 17 Mitigatieplan Giel Peetershof Fase 1
Bijlage 18 Selectiebesluit En Kort Verslag Opgraving
Bijlage 19 Notitie Spuitzones Giel Peetershof
Bijlage 20 Brief Omwonenden
Bijlage 21 Notitie Bijeenkomst 'Wonen-leef-welzijnsmarkt Egchel'
Bijlage 22 Zienswijzennota

TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a - Giel Peetershof Fase 2a te Egchel

Bestemmingsplan - Gemeente Peel en Maas

Vastgesteld op 18-03-2025 - vastgesteld

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen (Paragraaf 22a.1)

Artikel 1 Toepassingsbereik

1.1 Omgevingsplan Peel en Maas

Dit plan wijzigt het omgevingsplan Peel en Maas in die zin dat na hoofdstuk 22 van het omgevingsplan Peel en Maas een hoofdstuk [22a] wordt toegevoegd, bestaande uit de regels van dit plan. De hoofdstukken in dit plan moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk [22a] van het omgevingsplan Peel en Maas. In de artikelkop van de artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '[22a.] gelezen worden. In de kop van de bijlagen moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '[22a.] gelezen worden.

1.2 Tijdelijk omgevingsplan - bestemmingsplan

De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in 1.4.

1.3 Tijdelijk omgevingsplan - bruidsschat

De regels in afdeling 22.2 met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.

1.4 Verwijzing naar verbeelding

De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie , waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand met identificatienummer VG01.

Artikel 2 Algemeen Gebruiksverbod

Met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is het verboden zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan die locatie toegedeelde functies en activiteiten.

Artikel 3 Begripsbepalingen

3.1 van toepassing verklaring

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I bij de Omgevingswet, bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit plan.

3.2 aanvullende begrippen

In aanvulling op het bepaalde in 2.1 worden voor de toepassing van de regels in dit hoofdstuk de begrippen als bedoeld in 3.3 tot en met 3.36 gehanteerd.

3.3 plan

Het plannaam met identificatienummer VG01 van de gemeente bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten zoals vervat in het GML-bestand met identificatienummer VG01 met de in dit plan opgenomen regels en de daarbij behorende bijlagen.

3.4 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,0 m van de voorkant van het hoofdgebouw;

3.5 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten (resten uit het verleden).

3.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

3.7 bebouwingstypologie

Met betrekking op grondgebonden woningen wordt voor dit TAM-IMRO plan de volgende bebouwingstypologie onderscheidden:

  1. a. onder vrijstaand wordt verstaan een woning, waarvan het hoofdgebouw niet aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen gebouw is aangebouwd;
  1. a. onder twee-aaneengebouwd wordt verstaan een woning, waarvan het hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van maximaal twee direct aaneengebouwde hoofdgebouwen (twee-onder-één-kap);
  1. a. onder aaneengebouwd wordt verstaan een woning, die deel uitmaakt van een blok van minimaal drie woningen of meer, waarvan het hoofdgebouw aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd;

3.8 Bed & Breakfast

het bedrijfsmatig en op kleine schaal tegen betaling aanbieden van logies/overnachting in een daarvoor geschikte woning gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met ontbijtmogelijkheid. Deze voorziening is nadrukkelijk niet bedoeld voor het laten overnachten van tijdelijke arbeiders of seizoensarbeiders.

3.9 bedrijf aan huis

het bedrijfsmatig verlenen van diensten cq. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot de beroepsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat op kleine schaal in een woning of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse. Voorbeelden zijn opgenomen in de bijlage 'overzicht beroep of bedrijf aan huis'.

3.10 beroep aan huis

een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in een woning of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse. Voorbeelden zijn opgenomen in de bijlage 'overzicht beroep of bedrijf aan huis'.

3.11 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

3.12 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

3.13 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

3.14 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

3.15 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

3.16 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

3.17 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

3.18 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

3.19 ENG-norm

de geldende energieprestatieeisen voor een 'EnergieNeutraal Gebouw';

3.20 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt;

3.21 erfafscheiding

afscheiding welke op een grens tussen twee erven is geplaatst;

3.22 evenement

een publiekgerichte activiteit die een bijdrage levert aan het culturele, sociale en/of sportieve leven;

3.23 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

3.24 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

3.25 huishouden

  1. a. een alleenstaande dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren;

3.26 kamerverhuur

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft;

3.27 Nota parkeernormen

Nota Parkeernormen Peel en maas 2018 vastgesteld op 3 juli 2018 en in werking getreden op 3 juli 2018;

3.28 nutsvoorziening

voorzieningen voor het op het openbare net aangesloten voorzieningen van algemeen nut, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, alsmede containers voor glas, kleding, plastic etc;

3.29 ondergronds bouwen

bouwen beneden peil;

3.30 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil;

3.31 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat is omsloten door maximaal één wand en is voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport en een luifel;

3.32 peil

het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;

3.33 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door eenzelfde persoon of een zelfde groep personen die niet elders over een hoofdverblijf beschikken en waardoor die ruimte als reguliere woning is aan te merken;

3.34 voorgevel

de naar de openbare weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw;

3.35 voorgevelrooilijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;

3.36 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen.

Artikel 4 Meet- En Rekenbepalingen

4.1 meetbepalingen

In aanvulling op en indien van toepassing in afwijking van het bepaalde in artikel 22.24 van het omgevingsplan van de gemeente , gelden de volgende meetbepalingen:

4.2 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

4.3 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

4.4 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

4.5 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

4.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

4.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

Artikel 5 Aanvraagvereisten

  1. 1. De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit plan. In het bijzonder geldt dat:
    1. a. het bepaalde in artikel 22.284 van toepassing is op een aanvraag om omgevingsvergunning voor een aanlegactiviteit in dit plan; en
    2. b. het bepaalde in 22.286 van toepassing is op een aanvraag om omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit in dit plan.
  2. 2. In aanvulling op het bepaalde onder 1 worden bij de aanvraag om een omgevingsvergunning die gegevens en bescheiden overlegd die naar het oordeel van het bevoegd gezag noodzakelijk zijn voor een toets aan de beoordelingsregels.

Hoofdstuk 2 Functies En Activiteiten (Paragraaf 22a.2)

Artikel 6 Woongebied

6.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer VG01 is aangewezen als Woongebied.

6.2 Functieomschrijving wonen

6.3 Bouwverbod

  1. a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te bouwen, uit te breiden of te veranderen.
  2. b. Het verbod onder a is niet van toepassing indien:
    1. 1. het gaat over een bouwwerk dat staat beschreven in artikel 2.29 Besluit bouwwerken leefomgeving;
    2. 2. de regels zoals beschreven in artikel 2.30 lid 2 Besluit bouwwerken leefomgeving van toepassing zijn;
    3. 3. de betreffende aanduiding zoals beschreven in artikel 2.30 lid 3 Besluit bouwwerken leefomgeving op een locatie van toepassing is en wordt voldaan aan de regels zoals beschreven in lid 3;
    4. 4. het gestelde in paragraaf 22.2.7.2 en paragraaf 22.2.7.3 van dit plan op de bouwactiviteit van toepassing is;
  3. c. Artikel 22.23 van het plan is van toepassing op het gestelde in deze bepaling.

6.4 Beoordelingsregels bouwactiviteit

6.5 Specifieke functieregels

6.6 Beoordelingsregels gebruik

Voor de ingebruikname van een geluidgevoelige functie ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - weg' geldt het volgende:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - weg' geldt dat het verboden is om een geluidgevoelige functie in gebruik te nemen. Het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning voor ingebruikname van een geluidgevoelige functie indien:
    1. 1. door middel van een nadere berekening is aangetoond dat een goed woon- en leefklimaat is geborgd doordat het binnengeluidsniveau 33 dB of minder bedraagt;

6.7 Maatwerkvoorschrift - situering en maatvoering bouwwerken

Bij maatwerkvoorschrift kunnen nadere eisen aan de situering en de afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gesteld, in verband met:

  1. a. het voorkomen van een onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van de naastgelegen gronden;
  2. b. de stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit;
  3. c. de verkeersveiligheid en brandveiligheid.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels Over Functies (Paragraaf 22a.3)

Artikel 7 Toepassingsbereik

De regels van dit hoofdstuk zijn van toepassing binnen het plangebied zoals opgenomen in het GML-bestand met identificatienummer VG01.

Artikel 8 Anti Dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Bouwactiviteit - Algemeen

9.1 Verboden bouwactiviteiten

  1. a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te bouwen, uit te breiden of te veranderen.
  2. b. Het verbod onder a is niet van toepassing indien:
    1. 1. het gaat over een bouwwerk dat staat beschreven in artikel 2.29 Besluit bouwwerken leefomgeving;
    2. 2. de regels zoals beschreven in artikel 2.30 lid 2 Besluit bouwwerken leefomgeving van toepassing zijn;
    3. 3. de betreffende aanduiding zoals beschreven in artikel 2.30 lid 3 Besluit bouwwerken leefomgeving op een locatie van toepassing is en wordt voldaan aan de regels zoals beschreven in lid 3;
    4. 4. het gestelde in paragraaf 22.2.7.2 en paragraaf 22.2.7.3 van dit plan op de bouwactiviteit van toepassing is;
  3. c. Artikel 22.23 van het plan is van toepassing op het gestelde in dit artikel.

9.2 Specifieke beoordelingsregel - algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag is bevoegd om in afwijking van het bepaalde in Paragraaf 22A.2 een omgevingsvergunning voor het bouwen, instandhouden en gebruiken van een bouwwerk te verlenen:

  1. a. voor het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de voorgeschreven afmetingen en afstanden:
  2. b. het bepaalde onder a is uitsluitend op de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken van toepassing indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    1. 1. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
    2. 2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige stedenbouwkundige en/of architectonische waarden;
  3. c. om bij de uitvoering van het plan af te wijken van locatiegrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het GML-bestand als bedoeld in 1.4, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 2,5 meter bedraagt;
  4. d. om bij de uitvoering van het plan af te wijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het in het GML-bestand als bedoeld in 1.4, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt.

9.3 Specifieke beoordelingsregel - In het geval van afwijkende bestaande maatvoering

  1. a. In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, oppervlakte, inhoud en/of de afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die legaal tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de regels in Paragraaf 22A.2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, oppervlakte, inhoud en/of de afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
  2. b. In die gevallen dat een bebouwingspercentage, legaal tot stand is gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de regels in Hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

Artikel 10 Parkeren

10.1 Algemene parkeerregels

Het is verboden te bouwen dan wel het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen indien er niet wordt voldaan aan de op grond van dit artikel gestelde parkeernormen, tenzij er een ontheffing is verleend op grond van hoofdstuk 4 van de nota parkeernormen.

10.2 Specifieke parkeerregels bij bouwplannen

Een bouwplan dient te voorzien in voldoende parkeermogelijkheden. De parkeerbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in de nota parkeernormen. Indien deze nota gedurende de planperiode wijzigt of wordt vervangen, geldt de gewijzigde c.q. de vervangende nota.

10.3 Specifieke parkeerregels bij gebruikswijzigingen

Indien het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken daartoe aanleiding geeft, moet voor wat betreft de toename in de parkeerbehoefte worden voorzien in voldoende parkeermogelijkheden. De parkeerbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in de Nota parkeernormen. Indien deze nota gedurende de planperiode wijzigt of wordt vervangen, geldt de gewijzigde c.q. de vervangende nota.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Ruimte(n) voor het parkeren van voertuigen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimte(n) krachtens deze parkeerregels is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik.

Hoofdstuk 4 Overgangsregels (Paragraaf 22a.4)

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

11.2 Overgangsrecht gebruik

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In december 2008 is als onderdeel van de gebiedsontwikkeling Egchel (bestaande uit het LOG Egchelse Heide en het Woongebied Egchel) door de gemeenteraad van de gemeente Peel en Maas besloten om ca. 7 ha. grond, gelegen tussen de Roggelseweg, Gielenhofweg, Linskensweg en Jacobusstraat, te reserveren voor de realisatie van woningen.

De grond is bedoeld voor de realisatie van een woongebied met maximaal 120 woningen. Het plan is opgedeeld in 2 fasen: circa 50 woningen in het noordelijk deel in fase 1 en circa 70 woningen in het zuidelijk deel in fase 2. Op 1 april 2015 is het bestemmingsplan 'Giel Peetershof Egchel' vastgesteld. Op basis hiervan heeft het noordelijke deel (fase 1) direct de functie 'Woongebied' toegewezen gekregen. De eerste 50 woningen van fase 1 zijn na de vaststelling van het plan, inmiddels gerealiseerd. Het zuidelijke deel (fase 2) heeft op basis van dit bestemmingsplan de functie 'Wro-zone - Wijzigingsgebied'. Het realiseren van woningen op het zuidelijke deel is hierdoor niet rechtstreeks mogelijk.

De gemeente Peel en Maas is nu voornemens om over te gaan tot realisatie van fase 2. De voorliggende motivering is opgesteld ten behoeve van Giel Peetershof fase 2a en maakt onderdeel uit van de wijzing van het Omgevingsplan Peel en Maas met als doel de realisatie van 34 van de resterende 70 woningen van het Giel Peetershof.

Vanwege een aanwezige varkenshouderij is het op dit moment nog niet mogelijk om alle 70 nog resterende woningen van het Giel Peetershof te realiseren. Deze woningen zullen in een volgende fase worden gerealiseerd.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied is gelegen ten zuidoosten van de kern van Egchel en ten zuiden van de kernen Panningen en Helden. De kern Egchel vormt samen met de dubbelkern Helden-Panningen een aaneengesloten bebouwd gebied, dat is omgeven door het buitengebied van de gemeente Peel en Maas.

Te midden van de drie kernen, is ten noordoosten van de Roggelseweg een glastuinbouw concentratiegebied gelegen. Ten oosten van de Roggelseweg zijn de Heldense Bossen gelegen. Ten zuiden van de locatie aan de Gielenhofweg bevinden zich ook de Keuperheide en de Egchelsche Heide, waardoor er rondom de kernen sprake is van een groene omgeving. De Roggelseweg, de N562, vormt de hoofdverbindingsweg tussen Roggel en de Middenpeelweg. Het plangebied wordt omsloten door de Klaassenhof en Catharinahof aan de noordwestzijde, de Gielenhofweg aan de noordzijde, de Roggelseweg (N562) aan de zuidoostzijde en de Jacobusstraat aan de zuidwestzijde.

Giel Peeters (1933-2009) was een pastoor van Egchel die heel veel voor Egchel betekend heeft. De naam Giel Peeters roept dierbare herinneringen op bij veel mensen in de gemeente Peel en Maas. Hij was niet alleen hun pastoor, maar ook een vriend en actief verenigingsmens. In 2009 werd hij voor zijn verdiensten benoemd tot eerste en enige ereburger van Egchel. Deze ereburger krijgt een eigen woonwijk, waardoor zijn naam en idealen voortleven in het Giel Peetershof. Het is dus pastoor Giel Peeters, waaraan de Gielenhofweg en woonwijk Giel Peetershof hun naam te danken hebben. De Klaassenhof en Catharinahof zijn relatief nieuwe straten die onderdeel uitmaken van Giel Peetershof Fase 1.

De locatie is kadastraal bekend als gemeente Helden, sectie G, nummers 349, 707, 1883 en 2580. Samen hebben de percelen een oppervlakte van 4,7 hectare. De geplande ontwikkeling vindt plaats op circa 2,5 hectare van de percelen.

Met de realisatie van het Giel Peetershof fase 2a zal de kern van Egchel worden uitgebreid tot aan de geluidswal langs de Roggelseweg (N562).

Op onderstaande kaart is de ligging van het projectgebied aangeduid met een rood kader.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.TAMOPH22a-VG01_0001.png"

Ligging plangebied in breder verband (Bron: KadViewer Map5)

1.3 Huidige Planologisch-juridische Situatie

De planologisch-juridische situatie van het besluitgebied is vastgelegd in het 'Omgevingsplan gemeente Peel en Maas', dat in werking is vanaf 1 januari 2024.

Het tijdelijke deel van het 'Omgevingsplan gemeente Peel en Maas', komt voort uit het voorgaande bestemmingsplan 'Giel Peetershof Egchel', zoals vastgesteld door de gemeente Peel en Maas op 1 april 2015.

Op basis van dit plan heeft de locatie een agrarische functie. De gronden zijn hiermee in eerste instantie bestemd voor agrarische doeleinden. Naast de agrarische functie heeft de locatie voor een deel de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie landweer'. De voor 'Waarde - Archeologie landweer' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, en in het bijzonder de landweer.

Een landweer of landgraaf betreft een verdedigingslinie uit de late middeleeuwen, vaak bestaande uit één of meer wallen en grachten. Deze zijn te herkennen aan een lijnvormige doorgaande aarden grenswal en/of diepe sloot met vaak een doornenhaag. In dit geval is er sprake van een gracht oftewel sloot die door het agrarische gebruik in de huidige situatie nauwelijks zichtbaar is.

Daarnaast is de locatie voorzien van de gebiedsaanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied'. Hiertoe zijn in artikel 14 onder 14.1 'Wro-zone - wijzigingsgebied' algemene wijzigingsregels opgenomen. Burgemeester en wethouders kunnen de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied' wijzigen ten behoeve van de bouw van maximaal 70 woningen met bijbehorende voorzieningen (wegen, parkeer-, speel-, en groenvoorzieningen e.d.), mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. binnen het plangebied zijn uitsluitend grondgebonden woningen toegestaan;
  2. b. de bouwhoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan 11 meter;
  3. c. uit milieuoogpunt bestaan geen bezwaren tegen de wijziging, waarbij in ieder geval geldt dat voldaan wordt aan de normen die zijn gesteld bij of krachtens de Wet geluidhinder;
  4. d. binnen het plangebied wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en waterberging;
  5. e. in het wijzigingsplan wordt rekening gehouden met de archeologische waarden van de Landweer;
  6. f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.TAMOPH22a-VG01_0002.png"

Uitsnede bestemmingsplan 'Giel Peetershof Egchel' met aanduiding van het projectgebied (Bron: Omgevingsloket)

Conclusie

Op basis van het bepaalde in het tijdelijk deel van het 'Omgevingsplan Peel en Maas', is het gebruiken van de locaties voor de functie "Wonen" ter plaatse van de agrarische functie alleen toegestaan wanneer wordt voldaan aan de voorwaarden, zoals benoemd in de gebiedsaanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied'.

Om de gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken, dient voor dit plangebied het omgevingsplan te worden gewijzigd. Dit kan met een zogenaamd TAM-Omgevingsplan.

1.4 Wat Is Een Tam-omgevingsplan

'TAM' staat voor Tijdelijke Alternatieve Maatregel. Met een TAM-omgevingsplan is het mogelijk om met de IMRO-standaard voor bestemmingsplannen en bijbehorende software het omgevingsplan te wijzigen.

Bij inwerkingtreding van de Omgevingswet is onderkend dat de planapplicaties voor het maken en publiceren van het omgevingsplan in combinatie met het DSO (Digitaal Stelsel Omgevingswet) vaak nog onvoldoende functioneren. Daarom is het TAM-omgevingsplan mogelijk gemaakt.

Dit TAM-omgevingsplan is dus opgesteld op basis van de IMRO-standaard voor bestemmingsplannen. Juridisch is het een wijziging van het omgevingsplan. Dit TAM-omgevingsplan wordt een apart hoofdstuk van het tijdelijke omgevingsplan. Uiteindelijk zal het verwerkt worden in het definitieve omgevingsplan.

1.5 Leeswijzer

  • In Hoofdstuk 2 wordt het planvoornemen omschreven waarbij wordt ingegaan op de vergelijking van de huidige situatie met het planvoornemen.
  • In Hoofdstuk 3 staat het beleidskader centraal.
  • In Hoofdstuk 4 worden de aspecten van de fysieke leefomgeving beschreven met o.a. verkeer & parkeren, bodemkwaliteit, bedrijven en milieuzonering, luchtkwaliteit, geur, omgevingsveiligheid, water, ecologie, archeologie & cultuurhistorie, duurzaamheid & klimaat, gezondheid en de m.e.r.-beoordeling.
  • In Hoofdstuk 5 worden de juridisch bestuurlijke aspecten toegelicht.
  • In Hoofdstuk 6 wordt de economische aanvaardbaarheid van het plan besproken.
  • In Hoofdstuk 7 wordt de maatschappelijke aanvaardbaarheid aan de hand van participatie omschreven.
  • In Hoofdstuk 8 wordt de procedure nader toegelicht.

Hoofdstuk 2 Het Plangebied En Planvoornemen

2.1 Huidige Situatie

Zoals omschreven in 1.2 Ligging plangebied wordt het plangebied omsloten door de Klaassenhof en Catharinahof, de Gielenhofweg, de Roggelseweg en de Jacobusstraat.

Het plangebied is nu nog in gebruik als weiland en akkerland. In de huidige situatie bestaat het perceel voornamelijk uit akkerland. De gemeente verpachtte dit perceel aan agrariërs. In de richting van de Jacobusstraat, loopt aan de zuidwestzijde de Kattesteerterbeek door het plangebied. De beek stroomt via de Egchelhoekerbeek naar het afwateringskanaal. Daarnaast staat langs de Gielenhofweg in het zuidoosten van het plangebied een transformatorhuisje.

Langs de Roggelseweg is bij de realisatie van Giel Peetershof fase 1 een geluidswal aangelegd. Deze geluidswal is voorzien van opgaand groen in de vorm van bomen en struiken. Het groen is in de tussentijd reeds aangegroeid, waardoor de geluidswal zich heeft ontwikkeld tot een groene bosschage.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.TAMOPH22a-VG01_0003.png"

Geo-Obliek van de projectlocatie gemaakt op 9 maart 2024 (bron: Slagboom en Peeters luchtfotografie)

2.2 Toekomstige Situatie

2.2.1 De eindsituatie

2.2.2 De tijdelijke situatie

Naast de realisatie van voorliggend eindplan, zullen er tijdelijke woningen middels een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) worden gerealiseerd. Deze tijdelijke situatie wordt hierna toegelicht, omdat daarmee samenhangende voorzieningen als bijvoorbeeld wadi's en parkeren meteen in het eindplan worden mogelijk gemaakt.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is de opvolger van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), waarin het Rijk een lange termijn visie geeft op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt keuzes te maken. Bij de afweging van keuzes wordt bij voorkeur gekozen voor slimme combinaties van functies, wordt uitgegaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden en worden beslissingen niet uitgesteld of doorgeschoven.

De nationale belangen en opgaven waarop het Rijk wil sturen en richting wil geven, komen samen in de volgende vier prioriteiten:

  1. 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en verandering energievoorziening.
  2. 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
  3. 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
  4. 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Om invulling te kunnen geven aan deze vier prioriteiten hanteert het Rijk de volgende drie afwegingsprincipes:

  1. 1. Combinaties van functies gaat voor enkelvoudige functies.
  2. 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal.
  3. 3. Afwentelen wordt voorkomen.

Binnenstedelijke ontwikkeling wonen

Met de NOVI wordt gebouwd aan sterke, aantrekkelijke en gezonde steden, waarbij wordt gestreefd naar de verdere ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland. De wens is om daar naartoe te groeien en een goed bereikbaar netwerk van steden en regio's te realiseren. De grote actuele woningbehoefte vraagt tegelijkertijd om oplossingen op korte termijn. Het kabinet heeft voor de korte termijn daarom een pakket aan maatregelen voorgesteld om de woningbouw een nieuwe, stevige impuls te geven.

Verstedelijkingsstrategieën

Voor zeven regio’s met de hoogste verstedelijkingsdruk hebben Rijk en regio samen verstedelijkingsstrategieën opgesteld. Het verstedelijkingsconcept beschrijft welke voorwaarden en uitgangspunten er zijn voor de ontwikkeling van nieuwe locaties om te wonen en te werken. Daarvoor zijn vier bouwstenen benoemd:

  • leefomgeving,
  • mobiliteit,
  • economie
  • wonen.

Nieuwe woningen worden bij voorkeur binnen bestaand stedelijk gebied geprogrammeerd en nabij (H)OV-knopen. Daarmee worden bestaande steden, regio- en dorpskernen versterkt en wordt tegelijkertijd het landschap gekoesterd. Het doel is leefomgevingen te maken met een menging van functies (wonen/werken/voorzieningen) en voldoende groen (zoals recreatieve uitloopgebieden, sportvelden, natuur en hydrologische buffers).

Beoordeling

Doordat de locatie in het stedelijk gebied ligt (eerder reeds bepaald in het toenmalige bestemmingsplan met een wijzigingsmogelijkheid voor het integrale plan Giel Peetershof) is het voornemen in lijn met de NOVI. Door de locatiekeuze wordt de bestaande kern en de regio van Egchel versterkt. Doordat de agrarische locatie al bestemd is als het toekomstig Giel Peetershof en het perceel is aangeduid als wijzigingsgebied voor toekomstige woningen, is er sprake van een logische locatiekeuze. Op deze wijze is er sprake van een aaneengesloten groei.

In de groeiende kernen van het verzorgingsgebied Egchel, Panningen en Helden is er een grote vraag naar woningen. Met de realisatie van het Giel Peetershof fase 2a wordt de kern Egchel verder uitbreid tot aan de Roggelseweg. Na de realisatie behoort de locatie tot het bebouwd gebied van Egchel. Met het voornemen wordt hierdoor voorzien in sterke en gezonde regio's, zoals omschreven in de NOVI.

Op basis van de functie van wro-wijzigingsgebied in het tijdelijke deel van het omgevingsplan, voortkomend uit bestemmingsplan 'Giel Peetershof', kan geconcludeerd worden dat het project aansluit bij de NOVI.

3.1.2 Instructieregels Rijks (AMvB's)

De Omgevingswet werkt door in vier algemene maatregelen van bestuur (AMvB's): het Omgevingsbesluit, het Besluit kwaliteit leefomgeving, het Besluit activiteiten leefomgeving en het Besluit bouwwerken leefomgeving. In deze AMvB's staan regels voor het praktisch uitvoeren van de wet.

Omgevingsbesluit

Het Omgevingsbesluit richt zich tot alle partijen die in de fysieke leefomgeving actief zijn: burgers, bedrijven en de overheid. Het Omgevingsbesluit regelt in aanvulling op de wet onder meer welk bestuursorgaan het bevoegd gezag is om een omgevingsvergunning te verlenen en welke procedures gelden. Ook regelt dit besluit wat de betrokkenheid is van andere bestuursorganen bij de besluitvorming en een aantal op zichzelf staande onderwerpen, zoals de milieueffectrapportage en financiële bepalingen.

Besluit activiteiten leefomgeving

Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) bevat, samen met het Besluit bouwwerken leefomgeving, de algemene regels waaraan burgers, bedrijven en overheden zich moeten houden als ze bepaalde activiteiten uitvoeren in de fysieke leefomgeving. Ook bepaalt het besluit voor welke van deze activiteiten een omgevingsvergunning nodig is. Dit besluit bevat regels om het milieu, waterstaatwerken, wegen en spoorwegen, zwemmers en cultureel erfgoed te beschermen. De regels ter bescherming van het spoor en de zwemmers zijn met het Invoeringsbesluit Omgevingswet ingevoegd.

Besluit bouwwerken leefomgeving

Het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) bevat, samen met het Besluit activiteiten leefomgeving, de algemene regels waaraan burgers en bedrijven zich moeten houden als ze bepaalde activiteiten uitvoeren in de fysieke leefomgeving. Dit besluit bevat regels over veiligheid, gezondheid, duurzaamheid en bruikbaarheid bij het (ver)bouwen van een bouwwerk, de staat van het bouwwerk, het gebruik van het bouwwerk en het uitvoeren van bouw- en sloopwerkzaamheden.

Besluit kwaliteit leefomgeving

Het Besluit kwaliteit leefomgeving bevat regels ter bescherming van de nationale belangen instructieregels, waaronder :

  • waarborgen van veiligheid (paragraaf 5.1.2)
  • beschermen van waterbelangen (paragraaf 5.1.3)
  • beschermen van gezondheid en milieu (paragraaf 5.1.4), waaronder instructieregels voor de kwaliteit van de buitenlucht, trillingen, geluid en geur en bodemkwaliteit;
  • beschermen van landschappelijke of stedenbouwkundige waarden en cultureel erfgoed (paragraaf 5.1.5), waaronder de ladder voor duurzame verstedelijking;
  • het behoud van ruimte voor toekomstige functies (paragraaf 5.1.6) voor autowegen, buisleidingen, natuur- en recreatiegebieden;
  • het behoeden van de staat en werking van infrastructuur of voorzieningen voor nadelige gevolgen van activiteiten (paragraaf 5.1.7), waaronder landsverdediging en nationale veiligheid, elektriciteitsvoorziening, rijksvaarwegen en luchtvaart, fiets- en wandelroutes, aanwijzing van woningbouwcategorieën;

Toepassing

Voor onderhavige afwijking van het omgevingsplan zijn de onderstaande categorieën van toepassing:

Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)

Voor het Besluit activiteiten leefomgeving (Bkl) betreft dit:

  • Doordat er sprake is van een functiewijziging en een verandering in het gebruik dient er rekening te worden gehouden met het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal).

Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)

Voor het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) betreft dit:

  • Doordat er naast de functiewijziging is er ook sprake van de activiteit bouwen. Met het project worden nieuwe bouwwerken toegevoegd. Dit dient te worden getoetst aan het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).

Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)

Voor het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) betreft dit:

  • Doordat er sprake is van de toevoeging van nieuwe kwetsbare objecten in de vorm van woningen, dient er ook getoetst te worden aan het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl).

In Hoofdstuk 4 van deze motivering worden de aspecten van de fysieke leefomgeving behandeld. Aan de hand van de aspecten van de fysieke leefomgeving wordt aangetoond dat er wordt voldaan aan de sectorale aspecten die voortvloeien uit het Omgevingsbesluit, het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) en het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl).

Voor zover de instructieregels relevant zijn voor de voorliggende ontwikkeling, worden deze regels in Hoofdstuk 4 Aspecten van de fysieke leefomgeving bij het betreffende aspect behandeld. Uit deze toets blijkt dat de ontwikkeling past binnen de kaders uit deze AMvB's.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Limburg

Op 1 oktober 2021 hebben de Provinciale Staten de omgevingsvisie van de provincie Limburg vastgesteld. De Omgevingsvisie Limburg vervangt het in 2014 vastgestelde Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL2014) en is via een interactief proces met overheden, semioverheden, belangenorganisaties en burgers opgesteld. De Omgevingsvisie Limburg op 25 oktober 2021 in werking getreden.

De Omgevingsvisie is een strategische en lange termijn (2030-2050) visie op de fysieke leefomgeving en beschrijft onderwerpen zoals wonen, infrastructuur, milieu, water, natuur, landschap, bodem, ruimtelijke economie, luchtkwaliteit en cultureel erfgoed. Daarnaast worden ook de aspecten gezondheid, veiligheid en een gezonde leefomgeving in de Omgevingsvisie meegenomen. In de Omgevingsverordening legt de Provincie regels vast voor onder meer natuur, milieu, (grond-)water, ontgronding, wegen, ruimte (verstedelijking, woon- en werklocaties, agrarische bedrijven).

Bovengenoemde onderwerpen worden verdeeld in een drietal hoofdopgaven.

  1. 1. Een aantrekkelijke, sociale, gezonde en veilige leefomgeving;
  2. 2. Een toekomstbestendige, innovatieve en duurzame economie; inclusief landbouwtransitie;
  3. 3. Klimaatadaptatie en energietransitie.

De Omgevingsvisie is geen blauwdruk voor de toekomst. Bij (nieuwe) ontwikkelingen kunnen we nog keuzes maken. Daarbij kiest de provincie Limburg voor maatwerk en dient er rekening gehouden te worden met het karakter en mogelijkheden van een gebied en de afweging van belangen op lokale schaal.

Als er afwegingen gemaakt moeten worden, worden deze gemaakt op basis van onderstaande Limburgse principes:

  1. 1. We streven naar een inclusieve, gezonde en veilige samenleving;
  2. 2. De kenmerken en identiteit van gebieden staan centraal;
  3. 3. Meer stad, meer land;
  4. 4. We gaan zorgvuldig om met onze ruimte voorraden, boven- én ondergronds;
  5. 5. Procesmatige uitgangspunten:
    1. a. de maatschappelijke opgaven en kansen staan centraal
    2. b. (grensoverschrijdende) samenwerking, participatie en eigenaarschap;
    3. c. we werken gebiedsgericht;
    4. d. we werken adaptief aan de opgaven;
    5. e. we werken als één overheid

Beoordeling

Met het planvoornemen wordt gewerkt aan de eerste hoofdopgave, het werken aan een aantrekkelijke, sociale en veilige samenleving. Met de realisatie van het Giel Peetershof wordt hieraan bijgedragen, doordat een aantrekkelijke en veilige woonwijk ontstaat.

Met het plan wordt voldaan aan het tweede principe dat stelt dat de kenmerken en identiteit van gebieden centraal staan. Dit principe houdt in dat nieuwe ontwikkelingen vanuit gebieds- en cultuurkenmerken zoals het historisch perspectief, landschap en erfgoed worden gerealiseerd.

Bij de realisatie van het Giel Peetershof fase 2a wordt gestreefd naar het behoud van deze kenmerken en de identiteit van de kern van Egchel. Dit gebeurt door middel van een doordachte integratie van de nieuwe woonfuncties aan de rand van het buitengebied van Egchel. De dorpsstructuur blijft behouden en in het plan wordt de cultuurhistorische waarde van de landweer geaccentueerd.

Het agrarische perceel tussen Giel Peetershof fase 1 en de Roggelseweg, vormt een geschikte locatie voor een woonwijk. Doordat fase 2a van het Giel Peetershof een logische aanvulling vormt op fase 1, kan worden gesteld dat zorgvuldig wordt omgegaan met de ruimtevoorraden. Hierdoor wordt voldaan aan het vierde Limburgse principe.

Naast het bovenstaande geldt dat de procesmatige uitgangspunten van 'maatschappelijke opgaven', 'gebiedsgericht werken' en het 'adaptief werken aan opgaven' van toepassing zijn.

Conclusie

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat het project in lijn is met de Omgevingsvisie Limburg en er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

3.2.2 Omgevingsverordening Limburg

Wanneer de provincie vindt dat bindende regels noodzakelijk zijn voor de uitvoering van specifieke beleidsaspecten uit de provinciale Omgevingsvisie, worden deze vastgelegd in de omgevingsverordening. Provinciale Staten hebben de nieuwe Omgevingsverordening Limburg vastgesteld in de vergadering van 17 december 2021 en gewijzigd op 16 december 2022.

De omgevingsverordening omvat alle provinciale regels met betrekking tot de fysieke leefomgeving. Deze regels zijn direct van toepassing op alle inwoners, bedrijven en specifieke doelgroepen in de provincie. Deze regels geven aan welke voorwaarden er zijn voor het uitvoeren van bepaalde activiteiten.

In de Omgevingsverordening Limburg staan de provinciale regels op het gebied van milieu, provinciale wegen, (grond-)water, grond, landbouw, natuur, wonen en ruimte. De Omgevingsverordening Limburg bevat twee soorten regels:

  • instructieregels gericht tot gemeenten of het waterschap. Dit zijn opdrachten aan de gemeenten en het waterschap die de gemeenten moeten verwerken in het gemeentelijke bestemmingsplan (Omgevingsplan) en het waterschap moet verwerken in de waterschapsverordening. Pas na het verwerken van de provinciale instructieregels in het gemeentelijke bestemmingsplan, of in de waterschapsverordening krijgen deze regels effect op activiteiten van inwoners en bedrijven.
  • regels voor activiteiten die rechtstreeks voor alle inwoners en bedrijven gelden, of voor specifieke doelgroepen.


Bij de Omgevingsverordening Limburg behoort een aantal thematische kaarten. Deze kaarten zijn digitaal raadpleegbaar, waarbij op perceelsniveau kan worden beoordeeld welke provinciale regels uit de Omgevingsverordening Limburg van toepassing zijn.

Toetsing

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.TAMOPH22a-VG01_0010.png"Uitsnede kaart omgevingsverordening Limburg

De voorgenomen locatie ligt in de zones aangemerkt als 'Landelijke kernen' (grijs) en 'Buitengebied' (lichtgroen). Daarnaast geldt ter plaatse van de aanduiding 'Landelijke Kernen' ook de aanduiding 'Overstromingskansgebied E'. Ter plaatse van de aanduiding 'Buitengebied' geldt ook 'Overstromingskansgebied C'. Daarnaast zijn de regels uit de paragrafen 'wonen' en 'klimaatadaptatie' van belang voor het plan.

  • Wonen

Doordat sprake is van de ontwikkeling van woonlocaties zijn de instructieregels van wonen zwaarstwegend. In paragraaf 12.1.1. 'Wonen' zijn onder artikel 12.1.1. instructieregels voor nieuwe planvoorraad wonen opgenomen.

De motivering bij een omgevingsplan dat betrekking heeft op de realisatie van een of meerdere woningen beschrijft dat:

  1. a. rekening is gehouden met de hoofdstukken 3 (Limburgse principes en algemene zonering) en 5 (wonen en leefomgeving) van de provinciale omgevingsvisie;
  2. b. sprake is van behoefte in kwaliteit en kwantiteit op basis van actueel onafhankelijk regionaal behoefteonderzoek;
  3. c. over de behoefte aan realisatie van deze woningen overeenstemming bestaat binnen de regio Noord-Limburg of Midden-Limburg of Zuid-Limburg. De regio’s bepalen eigenstandig de regionale overeenstemming, organiseren hun eigen regionale overleggen en dragen zorg voor actuele regionale woonvisies en regionale onderzoeken;
  4. d. het omgevingsplan is opgenomen in de Limburgse systematiek van monitoring, bedoeld in afdeling 14.5;
  5. e. realisatie van de woningen beoogd is binnen 5 jaar na vaststelling van het omgevingsplan en dat, als deze termijn niet wordt gehaald, hoe en wanneer de mogelijkheid tot realisatie van deze woningen komt te vervallen.

In paragraaf 3.2.1 is getoetst aan de hoofdstukken uit de provinciale omgevingsvisie. De woningen van het Giel Peetershof fase 2, waren reeds opgenomen in de gemeentelijke omgevingsvisie. Met fase 1 zijn de eerste 50 woningen gerealiseerd. Fase 2 zou ruimte bieden voor een verdere 70 woningen. Met het voorliggende plan wordt gebruik gemaakt van de gereserveerde planvoorraad.

Het voornemen bestaat uit de toevoeging van 34 woningen behorende bij fase 2a. Mogelijk worden er met een latere fase 2b of 3 nog 36 woningen toegevoegd om tot het maximum van 70 woningen te komen. In paragraaf 3.3 en 3.4 wordt aangetoond dat het plan aansluit aan bij de regionale en gemeentelijke visies. In Hoofdstuk4 Aspecten van de fysieke leefomgeving wordt het plan getoetst aan de overige regels uit de Omgevingsverordening.

Het plan is wat betreft 'Wonen' regionaal afgestemd. Het plan is opgenomen in de Plancapaciteitsmonitor Limburg met plancode 18940268. Realisatie van de woningen vindt daarnaast plaats binnen 5 jaar na vaststelling van het omgevingsplan.

Ter motivering van sub e, geldt dat de woningen in dit plan binnen 5 jaar na de vaststelling worden gerealiseerd. Op een aantal plaatsen waar permanente woningen zijn voorzien, worden weliswaar voor de eerste periode tijdelijke woningen voorzien, maar na deze tijdelijke periode worden hier permanente woningen gerealiseerd.

In dat opzicht wordt er dus voldaan aan de Omgevingsverordening Limburg.

  • Klimaatadaptatie

In Paragraaf 3.2.3. worden onder Artikel 3.5 regels genoemd met betrekking tot Klimaatadaptatie.

  1. 1. De motivering bij een omgevingsplan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt bevat een beschrijving van:
  1. a. de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de risico’s en gevolgen van klimaatverandering; en
  2. b. de maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om de risico’s en gevolgen van klimaatverandering te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt
  1. 2. In de beschrijving worden in ieder geval de volgende risico’s betrokken:
  1. a. wateroverlast;
  2. b. overstroming;
  3. c. droogte.
  1. 3. Bij de beschrijving wordt gebruik gemaakt van de informatie van gemeentelijke, regionale en landelijke stresstest- en overstromingskaarten.

De locatie is gelegen in een gebied met een lage klimaatrisicoscore, zie hiertoe 4.13.2 Klimaat. De groene landelijke omgeving biedt voldoende verkoeling. In het plan is daarnaast aandacht besteed aan een goede isolatie en schaduwwerking om de gevolgen van klimaatverandering op te vangen.

Op basis van de waterstresstest blijkt dat met name het lager gelegen zuidwestelijke perceeldeel bij klimaatbuien onder water kan komen te staan. Het water zal hier wegstromen via de bestaande beek. In het plan is rekeningen gehouden met voldoende aanleghoogte en Klimaatadaptatie. Overstromingen zijn door de ligging niet denkbaar. In paragraaf 4.9 Water wordt verder onderbouwd dat in het plan rekening wordt gehouden met klimaatadaptatie en geen sprake is van klimaatrisicos's ter plaatse van het plangebied.

  • Buitengebied en landelijke kern

Het plangebied is aangeduid als 'Buitengebied'. Naast het plangebied bevindt zich de aanduiding 'Landelijke kern'. Dit betreft de kern van Egchel. Na de realisatie van het plan zal het plangebied dat nu aangeduid is als buitengebied onderdeel uitmaken van de landelijke kern.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.TAMOPH22a-VG01_0011.png"Uitsnede kaart 'Landelijke kern' en 'Buitengebied' Omgevingsverordening Limburg

  • Overstromingskansgebied

Omdat het deel van het plangebied met de aanduiding 'Buitengebied' omgezet wordt naar 'Landelijke kern', verandert het overstromingskansgebied ook mee. Het gehele plangebied krijgt daarom de aanduiding 'Overstromingskansgebied E' (1:25 jaar)'.

Vanuit de provincie gelden voor regionale oppervlaktewateren omgevingswaarden, ofwel “normen” voor wateroverlast. Met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht geldt voor overstromingskansgebied E een gemiddelde overstromingskans van 1:100 per jaar als omgevingswaarde. Met betrekking tot het planvoornemen zal het aspect wateroverlast behandeld worden in paragraaf 4.9 Water.

Conclusie

Onderhavig project levert geen strijd op met de Provinciale omgevingsverordening Limburg. Het plan is passend binnen de doelstellingen en het beleid van de provincie en er bestaan geen belemmeringen met betrekking tot voorliggend project. Sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

3.2.3 Woondeal Limburg

De regionale woondeals zijn regionale uitwerkingen van de Nationale Woon- en Bouwagenda. Hierin staan de oorzaken van de wooncrisis en de doelstellingen en de aanpak voor de komende jaren. Het beleid is erop gericht om het woningtekort op te lossen door 900.000 goede nieuwe woningen te bouwen tot 2030.

In maart 2023 hebben zowel minister Hugo de Jonge, de Provincie en gemeenten, als een aantal woningcorporaties en het Waterschap Limburg hun handtekening onder de Woondeal Limburg gezet. In de Woondeal staat dat er in Limburg 26.550 woningen bij komen, waarvan het grootste deel in de sociale huur, de middenhuur en de betaalbare koop. In nauwe samenwerking gaan verschillende partijen aan de slag om deze Woondeal te realiseren.

Beoordeling

In de Woondeal is aangegeven dat nieuwe woningbouwplannen dienen te voorzien voorzien in 2/3 betaalbare woningen, waarvan 30% sociale huur. Iedere gemeente neemt hierin de eigen verantwoordelijkheid. Met deze aanpak moeten dorpen en steden in Limburg leefbaar worden gehouden. Ook de gemeente Peel en Maas neemt haar verantwoordelijkheid.

Op basis van het programma van Giel Peetershof fase 2a, wordt aan de afspraken in de woondeal voldaan.

3.3 Regionaal Beleid

3.3.1 Regiovisie Noord-Limburg

Noord-, Midden- en Zuid-Limburg hebben elk een eigen regiovisie samengesteld binnen de Omgevingsvisie Limburg. In de afzonderlijk Regiovisies wordt het regioprofiel geschetst, een toekomstbeeld voor 2030-2050 gegeven en ingegaan op specifieke, regiogebonden uitdagingen en opgaven per thema.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.TAMOPH22a-VG01_0012.png"Regiokaart Noord-Limburg, de planlocatie is rood omcirkeld

Regio Noord-Limburg

Het projectgebied is op bovenstaande regiokaart aangeduid als landelijk kern aan de rand van hoge zandgronden. De dubbelkern Panningen-Helden is aangeduid als een grote kern met regiofunctie. Egchel vormt samen met de dubbelkern Helden-Panningen het bebouwd gebied omgeven door het buitengebied van de gemeente Peel en Maas, waardoor zij binnen een gezamenlijk verzorgingsgebied vallen.

Rondom deze kernen is het buitengebied van Peel en Maas gelegen. Ten westen van Egchel bevinden zich de Peelvenen. Ten oosten van Egchel bevinden zich de beken met hun beekdalen en de Maas met haar Maasvallei. Aan de ligging van de Peelvenen en Maas, heeft de gemeente Peel en Maas haar naam te danken.

Landbouw en wonen

Het Peelgebied, het landelijk gebied ten westen van de Maas kenmerkt zich verder door een bovengemiddelde aanwezigheid van intensievere landbouwactiviteiten. De nadruk bij de landbouwactiviteiten ligt op (glas)tuinbouw rond Venlo en intensieve (pluim) veehouderij in de Peelgemeenten (Venray, Horst aan de Maas, Peel en Maas, Nederweert, Weert en Leudal). In dit gebied zullen de komende decennia verschillende transities samenkomen. Grote transities, zullen leiden tot grote veranderingen van de fysieke leefomgeving. Zowel in stedelijk als landelijk gebied.

Leefbaarheid van de kernen & duurzame verstedelijking

De ontwikkeling van wonen, bedrijfsruimten, leefbaarheid, regionale voorzieningen, (sociale) veiligheid en gezondheid, openbare ruimte, klimaatadaptie en energie moeten in de centrumgebieden in samenhang benaderd worden. De leefbaarheid en vitaliteit van de kernen in het landelijk gebied is belangrijk. Een aantal kernen vervult op sommige terreinen een regionale verzorgende functie met onderwijs, zorg, cultuur, winkels en werklocaties. De zorg voor een goede kwaliteit van de leefomgeving en een goede bereikbaarheid zijn hier belangrijke uitgangspunten.

De Provincie Limburg vindt het belangrijk dat eerst de kwaliteit van het feitelijk bestaand bebouwd gebied op orde wordt gebracht. Via het principe van de Ladder voor duurzame verstedelijking benutten we de ruimte in bestaand bebouwd gebied optimaal, zowel kwantitatief als kwalitatief. Dat betekent dat eerst leegstaand vastgoed hergebruikt en herbestemd wordt in lijn met de Limburgse principes. Daarvoor werkt de Provincie samen met andere beleidsvelden. Wonen is in beginsel alleen maar toegestaan in bestaand bebouwd gebied.

Om in toekomst tot een optimaal resultaat te komen schetst de Regio Noord-Limburg een vijftal pijlers:

  • Ondernemen & Innoveren (gezond ondernemen en gezonde arbeidsmarkt);
  • Toerisme & Leisure (gezond leven);
  • Vitale en gezonde bewoners en hun leefomgeving;
  • Mobiliteit & Logistiek (gezond verbinden);
  • Energie & Klimaat (gezond leefklimaat).

Beoordeling

Voor het beoogde project is met name de derde pijler van belang 'Vitale en gezonde bewoners en hun leefomgeving'. Opgave drie bestaat in de regiovisie uit twee onderdelen

  • 'Leefomgeving in steden en kernen'
  • 'Leefomgeving in landelijk gebied'.

Na realisatie van het project zal het plangebied onderdeel uitmaken van de kern Egchel. Omdat de projectlocatie gelegen is op de overgang van kern naar landelijk gebied zijn de beschrijving van beide onderdelen opgenomen.

Leefomgeving in steden en kernen

Door de demografische ontwikkelingen in combinatie met de voortdurende schaalvergroting van voorzieningen staan de aantrekkelijkheid, leefbaarheid en de kwaliteit van het woon-, werk- en leefklimaat onder druk. Dit vraagt om zorgvuldige en soms lastige keuzes. Naast aandacht voor detailhandel en een veilige en gezonde leefomgeving (zoals beschreven in de thematische hoofdstukken), moet hierbij in ieder geval aandacht worden besteed aan de volgende zaken:

  1. a. Het behouden van een vitale structuur aan basisvoorzieningen om een aantrekkelijke woon-, werk- en leefomgeving te borgen. Speciale aandacht is nodig voor de bereikbaarheid en toegankelijkheid van voorzieningen voor inwoners in kleine kernen.
  2. b. Een prettige woon- en leefomgeving die ook een actieve en gezonde levenswijze stimuleert. De kracht van de regio met haar afwisselende landschappen, rust en ruimte biedt hierbij perspectief. Daarnaast heeft onze regio vitale en zelforganiserende gemeenschappen van inwoners, bedrijven, organisaties en verenigingen, waarop we gestaag verder kunnen bouwen.
  3. c. Een waardige en passende huisvestingsstrategie voor de (tijdelijke) internationale werknemers, die in de pas moet lopen met de keuzes voor de economische focus van de regio. De maatschappelijke acceptatie en het aanpakken van de maatschappelijke effecten verdient hierin expliciet aandacht.
  4. d. De wijze waarop Noord-Limburg voorop kan lopen als regio met duurzame en klimaatbestendige steden en dorpen door ruimte slim en efficiënt te benutten.
  5. e. Sociale tweedeling in steden en dorpen en het behoud van vitale gemeenschappen. De toegankelijkheid en bereikbaarheid van voorzieningen op het gebied van zorg, educatie, werk en vrije tijd moet niet afhankelijk zijn van de woonplaats, buurt of bestaande collectieve vervoersvoorzieningen. Met name het groeiend aantal ouderen met een kleine portemonnee is een punt van zorg, maar ook het verschil tussen moderne en de juist wat meer traditioneel georiënteerde jongeren.

Conclusie

Middels het voornemen wordt de landelijke kern van Egchel op een gepaste wijze uitgebreid. In paragraaf 3.1.3 is aangetoond dat er behoefte is voor de geplande woningen op deze locatie. De kern Egchel en omliggende kernen beschikken over onvoldoende woningvoorraad en leegstaand vastgoed om de vraag op de vangen. Naast de bestaande behoefte is de beoogde locatie al als woongebied aangewezen met het bestemmingsplan 'Giel Peetershof Egchel'.

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het voornemen in lijn is met de omgevingsverordening Limburg en er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

3.3.2 Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020-2024

De gemeente Peel en Maas heeft samen met de gemeenten in Noord-Limburg (Beesel, Bergen, Gennep, Horst aan de Maas, Mook en Middelaar, Venlo, Venray en Peel en Maas en de provincie Limburg) afspraken gemaakt over de regionale woningmarkt. In 2016 resulteerde dit in de ‘Regionale Structuurvisie wonen Noord-Limburg’. Ondertussen is op 22 september 2020 de geactualiseerde ‘Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020 – 2024’ vastgesteld. De ‘Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020 – 2024’ heeft de status van een intergemeentelijke structuurvisie. Hierdoor heeft het document een juridische status en een zelfbindend karakter.

Voor de gemeente Peel en Maas gold in het kader van de ‘Regionale Structuurvisie wonen Noord-Limburg’ een reductieopgave van bouwplannen voor 156 woningen in de periode 2016-2020. Uit de recent vastgestelde Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020-2024 blijkt dat de gemeente Peel en Maas de gestelde opgave heeft overtroffen. Een van de centrale opgave in de Regionale Woonvisie is de kwalitatieve mismatch tussen de (toekomstige) woningbehoefte en de bestaande woningvoorraad. Hierover staat aangegeven dat bij nieuwbouw bij voorkeur ingezet dient te worden op de realisatie van toekomstbestendige en flexibele woonsegmenten.

Hierbij dient de huishoudensprognose van E’til (Progneff) als referentieprognose ten aanzien van het aantal nog toe te voegen nieuwbouwwoningen. Echter, de kwalitatieve toets is leidend. Progneff wordt daardoor als basis gehanteerd, maar er is (indien kwalitatief wenselijk) ruimte om ‘goede dingen’ te blijven realiseren. Daarvoor gelden de volgende regionale uitgangspunten:

  • Toevoegen van woningen in principe alleen in de kernen;
  • Gekeken dient te worden naar koppelkansen;
  • Toevoegen van woningen leidt niet tot het vergroten van de kwetsbare woningoverschot;
  • Het type toe te voegen woning moet passen binnen de kwalitatieve behoefte;
  • De regio streeft sociale en duurzame woonconcepten na;
  • Er wordt gezocht naar aansluiting op de landelijk, regionale en lokale duurzaamheidsdoelen.

Aanvullend is daarnaast in de Regionale Woonvisie tevens opgenomen dat:

  • Naast nieuwbouw dient er ook gekeken te worden naar de potentie van de bestaande voorraad en hoe deze zich verhoudt tot de veranderende (kwalitatieve) behoefte.
  • Ook dient er aandacht te zijn voor de huisvesting van specifieke doelgroepen, zoals starters en ouderen. Ten aanzien van deze doelgroepen wordt vooral ingezet op het realiseren van geschikte woningen voor ouderen, daar op deze manier de doorstroming wordt bevorderd. Zo ontstaat er tevens ruimte voor de starter op de woningmarkt.
  • Vraag en aanbod dienen in de regio beter met elkaar in evenwicht te zijn. De oplossing hiervoor ligt grotendeels binnen de bestaande woningvoorraad.
  • Leefbaarheid in kleine kernen staat onder druk. Toevoegen van woningen (in kleine mate) kan helpen om de leefbaarheid te verbeteren, maar vooral om de doorstroming te bevorderen.

Beoordeling

Op basis van de Woonvisie is het toevoegen van woningen in principe alleen binnen de kernen mogelijk. Met realisatie van het Giel Peetershof fase 2a, vindt echter een uitbreiding van de kern plaats, waardoor het voornemen in eerste instantie niet overeen komt met de beginselen van de Woonvisie.

Volgens de Regionale Woonvisie is echter aansluiting op de vraag noodzakelijk. De gemeenten voegt in principe alleen plannen toe die aansluiten bij de kansrijke segmenten, passend binnen regionale en lokale kwalitatieve woningbehoefte. De woningbehoefte tot 2030 in Egchel is 59 woningen. Het Giel Peetershof fase 2 valt daar binnen.

Conclusie

Doordat vraag en aanbod in evenwicht zijn, kan worden gesteld dat het voornemen aansluit op de Woonvisie.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Gebiedsvisie Giel Peetershof

Voorafgaand aan de start van het project Giel Peetershof is in 2012 een gebiedsvisie gemaakt voor het totale plangebied. In de visie is o.a. de ruimtelijke gelaagdheid onderzocht en is een stedenbouwkundig en landschappelijk ontwerp gemaakt, waarin de ambities t.a.v. van duurzaamheid, het watersysteem en het aspect flora en fauna zijn meegenomen. Dit heeft geresulteerd in een tekening van de hoofdopzet voor de wijk. In deze hoofdopzet is op hoofdlijnen de landschappelijke inpassing van het plan tegen de rand van het buitengebied verankerd.

In de gebiedsvisie worden naast de robuuste groene ruggengraat door de wijk die fase 1 van fase 2 scheidt een zestal bijzonder openbare ruimtes benoemd. De meest robuuste gebieden liggen in de buitenrand van het plangebied en zijn onderdeel van de landschappelijke inpassing.

De meest dominante structuur uit deze reeks is de in de visie genoemde ‘groene buffer’ aan de Roggelseweg. Deze structuur is een langgerekte hoge grondwal die landschappelijk is beplant en die al vooruitlopend op de realisatie van fase 2 van het plan is gerealiseerd. Hiermee is de nieuwe woonwijk aan de zuidoostelijke-flank voldoende landschappelijk ingebed in zijn omgeving.

De visie voorziet daarnaast in een ander soort landschappelijke inbedding langs de Gielenhofweg. In fase 1 is daar het zogenoemde rietland gerealiseerd: een brede vochtige bespeelbare laagte met enkele hoogstamfruitbomen. In fase 2 zal de groenstructuur met de Gielenhofweg begeleidende laanbomen in combinatie met een robuuste natuurlijk vormgegeven laagte in de richting van de Roggelseweg worden uitgebreid, waardoor de landschappelijke inpassing aan de noord- en aan oost- flank wordt voltooid.

De voltooiing van de wijk aan de Jacobusstraat en de daaraan verbonden de landschappelijke inpassing moet nog wachten op het verdwijnen/ de opheffing van milieucirkels.

3.4.2 Omgevingsvisie Peel en Maas

Op 5 juli 2022 is de Omgevingsvisie Peel en Maas vastgesteld. De gemeente Peel en Maas heeft met deze visie geen nieuwe koers vastgesteld, maar heeft de al ingezette koers uit de bestaande kaderstellingen en beleidsdocumenten samengevoegd in één document: de omgevingsvisie. Het bestaande beleid heeft in dit geval dus geleid tot de omgevingsvisie Peel en Maas. De omgevingsvisie helpt om te blijven werken aan een aantrekkelijke gemeente, zodat er sprake blijft van ‘het goede leven’ in Peel en Maas.

De bestaande uitgangspunten heeft de gemeente Peel en Maas samengebracht in 6 opgaven van beleid, waarvan de eerste 3 overkoepelend zijn:

  1. 1. Zo worden we duurzamer
  2. 2. Een gezonde en veilige leefomgeving
  3. 3. Het versterken van natuur en biodiversiteit
  4. 4. Goed wonen voor iedereen
  5. 5. Toekomstgericht ondernemen
  6. 6. Balans in het buitengebied

Hierbij merkt de gemeente nadrukkelijk op dat deze opgaven niet los van elkaar gezien moeten worden, maar juist in samenhang. De gemeente Peel en Maas ziet met name de eerste drie als overkoepelende leidende principes. Bij elke ontwikkeling moet bekeken worden hoe een bijdrage aan deze drie opgaven kan worden geleverd.

Bij een woningbouwontwikkeling (opgave 4) wil de gemeente dat ook bekeken wordt hoe een bijdrage kan worden geleverd aan duurzaamheid, gezonde en veilige leefomgeving en biodiversiteit. Uitwerking per geval is maatwerk.

Per kern is er in de omgevingsvisie een korte beschrijving opgenomen om de eigen identiteit van elk dorp te duiden. Samen met de dorpen wil de gemeente Peel en Maas aan de slag om de specifieke waarden per dorp in beeld te brengen. Voor Egchel is de onderstaande beschrijving opgenomen.

"Egchel

Egchel combineert het kleinschalige dorpse wonen met de toegang tot alle noodzakelijke voorzieningen in het nabijgelegen Panningen. “Naoberschap” is hét belangrijke principe voor Egchel. Egchel kenmerkt zich door de historische ladderstructuur met verspreid liggende boerderijen. Deze is nog goed zichtbaar. Het structureert ook de later gebouwde woningen."

Beoordeling

Het plan biedt, door de gekozen opzet, kansen voor natuur en diens beleving in een woonomgeving. Dit heeft in de eerste instantie een relatie met de robuuste, landschappelijk ingerichte randen (zoals de geluidswal) van het gebied grenzend aan het buitengebied. De voor het verstedelijkte gebied noodzakelijke wateropvang en infiltratie worden op een landschappelijke wijze vormgegeven en ingericht. Hier ontstaan 'en passant' kansen voor de natuur. Binnen het stedelijk gebied wordt versnippering van het groen zoveel mogelijk vermeden. Het minder versnipperde en meer robuuste openbare groen kan beter fungeren als basis voor bomen op groeiplaatsen, waar ze tot volle wasdom kunnen uitgroeien. Dit draagt in hoge mate bij aan de beleving, klimaatadaptatie en ecologie.

Geconcludeerd kan worden dat het plan in lijn is met de Omgevingsvisie en dat er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

3.4.3 Structuurvisie Buitengebied

De gemeente Peel en Maas heeft in 2011 een bestemmingsplan voor het buitengebied vastgesteld. De Structuurvisie Buitengbied Peel en Maas betreft een overkoepelend document waarin aanvullingen en herzieningen ten opzichte van het voormalige 'structuurplan Buitengebied Peel en Maas 2008' zijn opgenomen. De structuurvisie bevat tevens een uitvoeringsparagraaf conform de Grexwet.

In de Structuurvisie Buitengebied is het beleid dat ten grondslag ligt aan het buitengebied samengebracht. Bij een groot gedeelte van het gebundelde beleid ging het om bestaand en vastgesteld beleid. Door middel van deze Structuurvisie Buitengebied zijn zaken in een integrale context geplaatst. Dit beleid heeft de basis gevormd voor het Bestemmingsplan Buitengebied waarin het beleid juridisch wordt vastgelegd. Het voorgaande bestemmingsplan 'Buitengebied' werkt door in het huidige omgevingsplan van de gemeente Peel en Maas.

Het gewenste effect van het beleid voor het buitengebied is dat er ruimte moet zijn om te ontwikkelen met oog voor kwaliteit. Centraal moet het besef staan dat wanneer er geen ontwikkeling is dit ten koste gaat van de kwaliteit. Aan de andere kant dienen ontwikkeling en kwaliteit gelijk op te trekken.

De doelen voor de structuurvisie kunnen als volgt worden samengevat:

  1. 1. Beleidskader voor het Buitengebied
  • De Structuurvisie is de bundeling van het beleid dat als basis heeft gediend voor de juridische vertaling in het voorgaande Bestemmingsplan Buitengebied
  1. 2. Instrument om kostenverhaal mogelijk te maken
  • De Structuurvisie vormt de grondslag voor het toepassen van bovenplanse verevening en bijdragen in de ruimtelijke ontwikkeling in het kader van de ontwikkelingsplanologie.

Beoordeling

Op basis van de Structuurvisie Buitengebied is het plangebied aangeduid als 'Oude verdichte bouwlanden' binnen de grenzen van 'Gebiedsontwikkeling Egchel'. Voor gebiedsontwikkelingen heeft de Raad specifieke uitgangspunten vastgelegd. In het kader van de Gebiedsontwikkeling Egchel is vastgelegd dat de leefbaarheid in het dorp voorop staat en dat het woon- en leefklimaat minimaal gelijk moet blijven.

In deze structuurvisie is de ontwikkeling van woongebied Giel Peetershof opgenomen. Om uitvoering te geven aan de ambities uit de Structuurvisie Buitengebied zijn voor bepaalde gebieden in het buitengebied (deel-)structuurvisies opgesteld. Dit geldt onder andere voor landbouwontwikkelingsgebied Egchelse Heide in combinatie met het woongebied Giel Peetershof. Zie hiertoe de volgende subparagraaf 3.4.4 Structuurvisiegebiedsontwikkeling Egchel.

Op basis van het bovenstaande is het plan in lijn met de structuurvisie en kan worden gesteld dat sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

3.4.4 Structuurvisie gebiedsontwikkeling Egchel

De structuurvisie 'Structuurvisie gebiedsontwikkeling Egchel' heeft op 07-02-2012 de status vastgesteld gekregen door gemeente Peel en Maas. Het plan bepaalt welk gebruik en welke bebouwingsmogelijkheden van de gronden gewenst zijn . De Structuurvisie gebiedsontwikkeling Egchel doelt onder andere op de realisatie van woongebied 'Giel Peetershof'.

De gemeente Peel en Maas heeft het voornemen om een landbouwontwikkelingsgebied en een woongebied te realiseren in de buurt van het dorp Egchel. Het plangebied van de structuurvisie Gebiedsontwikkeling Egchel ligt ten zuiden en ten westen van het dorp Egchel.

De structuurvisie geeft aan welke ontwikkelingen binnen het plangebied toelaatbaar en wenselijk zijn. Op het kaartje hierna zijn de plangrenzen aangeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.TAMOPH22a-VG01_0013.png"Totale plangebied Gebiedsontwikkeling Egchel

Het plangebied heeft betrekking op twee ontwikkelingen, namelijk het woongebied Giel Peetershof en het Landbouwontwikkelingsgebied Egchelse Heide. Daarnaast heeft het plangebied betrekking op het zogenaamd overige gebied. Het overige gebied bestaat uit het gebied gelegen tussen en deels rondom het dorp en het LOG. De drie gebieden worden hier kort beschreven.

Het woongebied Giel Peetershof

Giel Peetershof is de naam van de te ontwikkelen nieuwe woonwijk ten zuidoosten van Egchel direct grenzend aan de kern. De totale oppervlakte is ca. 7 Ha. Het toekomstige woongebied is nu nog in gebruik als weiland en akkerland. De gemeente wil circa 100 tot 150 woningen bouwen in het gebied. Op het kaartje is het woongebied aangegeven.

Landbouwontwikkelingsgebied Egchelheide (LOG)

Het Landbouwontwikkelingsgebied (LOG) Egchelse Heide is ongeveer 20 ha groot en wordt begrensd door De Horsten, Melkweg en Rongvenweg. In dit landbouwontwikkelingsgebied zijn twee varkenshouderijen gevestigd en uitgebreid: De Horsten 20 en 17 en Rongvenweg 14. Rongvenweg 14 heeft momenteel een aanvraag omgevingsvergunning in procedure om verder te kunnen uitbreiden. Voor de varkenshouderij op De Horsten 20 en 17 is op 18 juli 2023 een kaderstellend bestemmingsplan opgesteld (bestemmingsplan De Horsten). Het bestemmingsplan biedt de planologische kaders voor later aan te vragen omgevingsvergunningen.

Op 21 september 2012 is een omgevingsvergunning verleend voor de varkenshouderij aan De Horsten 20 voor de oprichting van de eerste stal. Op 14 mei 2020 is een omgevingsvergunning fase 1 verleend voor het uitbreiden van de varkenshouderij. Op 22 oktober 2020 is de omgevingsvergunning fase 2 verleend voor de bouw. De eigenaar van deze locatie heeft in 2012 een gedeelte van zijn varkenshouderij aan de Jacobusstraat (gelegen nabij het plangebied van dit plangebied fase 2a, aan de rand van het dorp Egchel) verplaatst naar deze locaties.

Tussen gemeente en ondernemer is er op 20 mei 2021 een overeenkomst gesloten over verkoop van gronden (door de gemeente aan de ondernemer) in het LOG t.b.v. verdere uitbreiding van de varkenshouderij. Bij beëindiging van de varkenshouderij gelegen aan de Jacobusstraat 42 vervalt de belemmering voor de bouw van woningen (geurcontour in relatie tot het respecteren van rechten van deze varkenshouderij), waar in dit omgevingsplan (dat toe ziet op fase 2a) rekening mee is gehouden en nog niet op wordt geanticipeerd.

Overige gebied

Het overige gebied is hoofdzakelijk agrarisch gebied. Verspreid over dit het gebied liggen intensieve veehouderijen. Deze veehouderijen kunnen het woon- en leefklimaat van het Giel Peetershof en Egchel beïnvloeden en daarmee de voorgenomen beleidsvoornemens met betrekking tot de gebiedsontwikkeling Egchel.

Beoordeling

Dit project doelt op de realisatie van het woongebied Giel Peetershof. In een eerder fase zijn 50 woningen mogelijk gemaakt. Het overige gebied biedt ruimte voor maximaal 70 extra woningen. Hierdoor klopt de eerder gemaakte schatting van een woongebied van circa 100 tot 150 woningen. Met de realisatie van het Giel Peetershof fase 2a worden 34 van de 70 woningen gerealiseerd. In toekomst resteren hierdoor nog 36 woningen.

Doordat het dorp Egchel nauw betrokken is geweest bij de gebiedsontwikkeling en het voorliggende plan in lijn is met de structuurvisie gebiedsontwikkeling 2012 kan worden gesteld dat er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

3.4.5 Kaderstelling Ruimte 2035

Op 17 april 2024 is een nieuwe kaderstelling ruimte vastgesteld voor de gemeente Peel en Maas. De gemeente Peel en Maas is een gemeente van gemeenschappen. Hier werken inwoners, ondernemers en organisaties samen aan een Peel en Maas waarin het goede leven nu en in de toekomst beleefd kan worden. Een Peel en Maas waarin gemeenschappen zelf vorm en inhoud geven aan hun eigen leefwereld.

De gemeente is pas effectief wanneer op een respectvolle manier wordt omgegaan met al het waardevolle dat inwoners, ondernemers en organisaties met elkaar samen doen. Dit vraagt om een overheid die zich bewust is van wanneer zij wel en wanneer zij niet aan zet is. Een overheid die zich in het denken en doen laat inspireren door drie kernwaarden: diversiteit, duurzaamheid en zelfsturing. Het concept van de meervoudige overheid, met daarin de rollen van de autoritaire, regelgestuurde en communicatieve overheid, helpt hierbij.

Vanuit deze rolopvatting wordt in de gemeente Peel en Maas beleid gemaakt. Dit betekent dat het beleid wordt opgebouwd op basis van de waardevolle inzichten van inwoners, ondernemers en organisaties die werken aan een Peel en Maas waarin het goed leven is. Dit beleid wordt dus niet ‘vanachter een bureau’ voor de lokale samenleving ontworpen.

De manier waarop men in de gemeente in de wereld staat, is vertaald in de manier waarop in Peel en Maas tot kaderstellend beleid wordt gekomen. Deze kaderstelling kijkt 10 jaar vooruit en geldt daarmee voor de periode 2024 – 2034. Zoals gebruikelijk zal deze kaderstelling na 5 jaar worden herijkt.

Gedeelde ambitie Ruimte (2035)

Door de veelheid aan opgaven en uitdagingen neemt de vraag naar ruimte nog steeds toe. In deze complexiteit worden toekomstbestendige keuzes gemaakt. Op die wijze worden de grote opgaven op het gebied van natuur, recreatie, wonen, industrie en landbouw aangepakt. Uitgangspunt bij de aanpak van de grote opgaven en bij nieuwe ontwikkelingen is dat deze ook daadwerkelijk bijdragen aan de landschappelijke waarden en kwaliteiten en aan vitale gemeenschappen. Gemeenschappen hebben de ruimte om zelf mee vorm en inhoud te geven aan de fysieke leefomgeving waarin inwoners, ondernemers en organisaties gezond wonen, werken en ondernemen

Hieronder staan de gedeelde ambities voor het thema Ruimte. Een ambitie van inwoners, ondernemers en organisaties die met de gemeente willen werken aan een Peel en Maas waarin het goed leven is. Als gemeente onderschrijft men deze ambitie van harte. Hieronder zijn de centrale ambities opgenomen.

  • Ruimte

In Peel en Maas is ruimte voor een energietransitie die passend is bij de kwaliteiten die ons kenmerken. Hier is ruimte voor natuur en biodiversiteit die respectvol beleefd kan worden. Hier is ruimte voor een agrarische sector die zich verder ontwikkelt naar een sector die onderneemt met respect voor de omgeving waar hij onderdeel van uitmaakt.

  • Identiteit van kernen en landschap

De woon- en klimaatopgave vragen, evenals in de afgelopen jaren, aandacht en zorg van de samenleving. De versterking van de identiteit van kernen en de kenmerkende waarden en kwaliteiten van de landschappen blijven hierbij een uitgangspunt. Woningen voor iedereen dragen bij aan de vitaliteit van gemeenschappen en kernen. Woningbouwprojecten dragen bij aan de identiteit van de kernen en een klimaatadaptieve inrichting van de openbare ruimte.

  • Toekomstbestendige openbare ruimte

De openbare ruimte is toekomstbestendig ingericht. Er is ruimte voor ontmoeting, duurzame veranderingen op het gebied van mobiliteit, biodiversiteit, duurzaamheid en klimaat. Gebruikers hebben invloed op het ontwerp en het beheer van deze ruimte, waarbij het niveau van beheer en onderhoud past bij de wijze waarop deze openbare ruimte gebruikt wordt. Zo ontstaat een leef-, werk- en vrijetijdsomgeving die van en voor iedereen is en waar inwoners actief gebruik van maken en zich mentaal eigenaar van voelen.

  • Transitie landelijk gebied

De transitie in het landelijk gebied geven ondernemers, inwoners en organisaties in samenspraak met elkaar vorm, waarbij de landschappelijke waarden een bron van inspiratie vormen. Er is ruimte voor natuurinclusieve landbouw, nieuwe verdienmodellen, natuur, biodiversiteit en de reguliere land- en tuinbouw die zich verder ontwikkelt naar een toekomstbestendige sector die onderneemt met respect voor de omgeving waar hij onderdeel van uitmaakt. Er is ruimte voor ideeën en creativiteit van de inwoners en organisaties die hier wonen, werken en ondernemen.

  • Economie en ecologie in balans

Er wordt gestreefd naar een Peel en Maas waarin de ruimte duurzaam beleefd wordt, waarin economie en ecologie met elkaar in balans zijn. Ten aanzien van het toekomstbestendig houden van onze ecologie vragen bodem- en waterkwaliteit de komende jaren onze gezamenlijke aandacht en inspanning.

Programmadoelen Vitale leefomgeving

Ruimte is schaars. De vele opgaven die spelen, zoals woningbouw, landbouwtransitie, bedrijfsontwikkeling, natuurontwikkeling, energietransitie en klimaatadaptatie, vragen om ruimte. Deze opgaven worden in onderlinge samenhang opgepakt, waarbij kwaliteit en toekomstbestendigheid leidend zijn. Hieronder zijn de programmadoelen voor een vitale leefomgeving opgenomen.

  1. 1. Versterking van de ruimtelijke kwaliteit is het uitgangspunt, met extra aandacht voor natuurinclusiviteit.
  2. 2. Bij ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving zijn vitale gemeenschappen een belangrijk uitgangspunt.
  3. 3. De economische ontwikkeling is ondersteunend aan vitale gemeenschappen, in balans met ruimtelijke waarden en stimuleert een gezonde arbeidsmarkt.
  4. 4. De fysieke leefomgeving draagt bij aan een gezond leven en is klimaatadaptief en klimaatbestendig.
  5. 5. Peel en Maas is energieneutraal in 2050.
  6. 6. Gezonde, veilige, toegankelijke en slimme(re) (collectieve) mobiliteit is beschikbaar in Peel en Maas.
  7. 7. In Peel en Maas zijn per doelgroep voldoende betaalbare duurzame woningen beschikbaar.

Programmadoelen fysieke leefomgeving

De kwaliteit van de openbare ruimte is belangrijk voor het welbevinden, kortom, voor het goede leven in Peel en Maas. Elk dorp heeft zijn eigen karakter, en het buitengebied is divers met landschappelijke kwaliteiten. De gemeente sluit aan op ontwikkelingen in de kernen en op de behoeften van inwoners, bedrijven en organisaties. Zo kan een leef-, werk- en vrijetijdsomgeving ontstaan die van en voor iedereen is, waar iedereen actief gebruik van maakt en zich mentaal eigenaar van voelt. Hieronder zijn de programmadoelen voor het beheer van de fysieke leefomgeving opgenomen.

  1. 1. Een kwalitatief goede, duurzaam ingerichte en onderhouden openbare ruimte die rekening houdt met de karakteristieke eigenschappen van (de kernen in) Peel en Maas.
  2. 2. De openbare ruimte is van en voor iedereen, is veilig en toegankelijk en nodigt uit om te ontmoeten en te bewegen.
  3. 3. De openbare ruimte is klimaatbestendig.
  4. 4. Afval is grondstof

Beoordeling

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling wordt aangesloten bij de gedeelde ambitie ter behoud van de identiteit van de kernen en een klimaatadaptieve inrichting van de openbare ruimte. Naast het feit dat het plan aansluit bij de gedeelde ambities, draagt het ook bij aan het behalen van de programmadoelen van de vitale leefomgeving.

Het voornemen voorziet in de realisatie van 34 woningen, aansluitend aan de kern van Egchel. De ontwikkeling omvat onder andere de realisatie van 15 sociale huurwoningen en 8 CPO-woningen die deels bestemd zijn voor goedkope koop, waardoor betaalbare, duurzame woningen beschikbaar komen. Het voornemen draagt, door de duurzame realisatie van de woningen, bij aan een gezond leven en is klimaatadaptief en klimaatbestendig. Door de eis van de ENG-norm wordt er een bijdrage geleverd aan een energieneutraal Peel en Maas in 2050. Doordat het plan voorziet in de directe woningbehoefte van Egchel, is er bovendien sprake van een toekomstbestendige uitbreiding.

Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de ontwikkeling goed past binnen de uitgangspunten van de gemeente Peel en Maas.

3.4.6 Vitaal wonen, uitwerking kaderstelling thema wonen (2019)

In april 2019 is de uitwerking van de kaderstelling voor het thema wonen vastgesteld. Dit wordt ook wel de lokale woonvisie genoemd. In 2017 zijn reeds de kaderstellingen Ruimte & Economie en Sociaal Domein & Vitale Gemeenschappen vastgesteld. Deze vormen de basis voor de laatste uitwerking, 'Vitaal Wonen'. Met name de 'Kaderstelling Ruimte en Economie' heeft een belangrijke bron van inspiratie gevormd voor deze uitwerking.

De gemeente Peel en Maas wil graag de juiste woning op de juiste plek realiseren. Om dit te bereiken zijn een aantal uitgangspunten vastgelegd, die zijn onderverdeeld in de volgende thema's:

  1. 1. Wonen duurzaam in balans

Het huidige woningbestand komt kwalitatief niet voldoende overeen met de behoefte van morgen. Dit heeft zowel gevolgen voor (de woningen in) bestaande woonwijken als voor nieuwbouw van woningen. Om het woningbestand toekomstbestendig te maken wordt in het bijzonder ingezet op de huisvesting van ouderen en het transformeren van de bestaande voorraad, zowel in het kader van de duurzaamheid als om langer te kunnen blijven wonen in de eigen woonomgeving. Dat betekent:

  • Bestaande woonwijken moeten transformeren naar woningen geschikt voor ouderen, voor kleine huishoudens.
  • Nieuw te bouwen woningen moeten geschikt zijn voor de behoefte van morgen: woningen voor ouderen en voor kleine huishoudens.
  • Met flexibele/tijdelijke woningen wordt ingespeeld op de vraag van vandaag: woningen voor jongeren en andere urgente doelgroepen.
  • De planvoorraad wordt afgestemd op de behoefte, met een ambitie om instromers aan ons te binden.
  1. 2. Zorgen voor elkaar

Dit betreft enerzijds de ondersteuning van groepen die niet in staat zijn zelf in hun huisvesting te voorzien. Anderzijds het aanpassen van woningen en woonomgeving om prettig te wonen met elkaar. Onderdeel daarvan is het zo lang mogelijk in eigen omgeving blijven wonen. Om dit mogelijk te maken faciliteert de gemeente inwoners om hun wooncarrière in hun eigen dorp of wijk te laten doorlopen. Dat betekent:

  • Er is zowel kwantitatief als kwalitatief voldoende woonruimte beschikbaar voor instromers.
  • Er is zowel kwantitatief als kwalitatief voldoende woonruimte beschikbaar voor zorgbehoevenden/ kwetsbare groepen.
  • Er wordt bijgedragen aan het betaalbaar en beschikbaar houden van voldoende kwalitatieve woningen voor inwoners die niet zelf in een woning kunnen voorzien.
  • Er is oog voor voldoende vrije sector huur voor de middeninkomens.
  • Er wordt bijgedragen aan het betaalbaar houden van voldoende woningen voor jongeren.
  • De zorg voor woonwagens en/of standplaatsen wordt overgedragen aan de woningcorporaties.
  • Wijken worden ingericht op ontmoeten en zorgen voor elkaar.
  1. 3. Wonen op de juiste plek

Om de leefbaarheid van de kernen te behouden worden keuzes gemaakt over waar leegstand wel en niet aanvaardbaar is. Herbestemmen met woningen is soms een middel om leegstand op te lossen en verpaupering te voorkomen. Dit is echter niet in alle gevallen wenselijk/mogelijk.

  • Wonen vindt in principe plaats in de kernen.
  • Er wordt gestuurd op hergebruik boven uitbreiding en nieuwvestiging en er wordt tegelijkertijd zorggedragen voor hetgeen achterblijft.

Beoordeling

Wanneer er gekeken wordt naar woningtypes binnen de gemeente Peel en Maas, wordt er een overschot aan eengezinswoningen verwacht. Aan geschikte woningen voor ouderen ontstaat echter een tekort. Daarnaast is er een grote behoefte aan kleinere woningen en een toenemende vraag naar (sociale) huurwoningen.

Het voornemen voorziet in de realisatie van 34 woningen, direct grenzend aan de kern van Egchel. Naast de 11 vrije kavels omvat de ontwikkeling de realisatie van 15 sociale huurwoningen en 8 CPO-woningen. De CPO-woningen zijn deels bestemd voor goedkope koop. Door de realisatie van sociale huur- en CPO-woningen komen betaalbare en duurzame woningen beschikbaar. Dergelijke woningen zijn geschikt voor onder andere starters, ouderen en zorgbehoevenden. Hiermee wordt ingespeeld op een grote groep mensen op de woningmarkt.

Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het voornemen voldoet aan de uitgangspunten van het beleidsstuk 'Vitaal wonen, uitwerking kaderstelling thema wonen'.

Hoofdstuk 4 Aspecten Van De Fysieke Leefomgeving

4.1 Algemeen

4.1.1 Evenwichtige toedeling van functies aan locaties (ETFAL)

Gemeenten moeten ervoor zorgen dat de regels in het omgevingsplan leiden tot een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (ETFAL).

De gemeente mag een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit alleen verlenen met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Bij ‘een evenwichtige toedeling van functies aan locaties’ gaat het om het vinden van een balans tussen ‘beschermen en benutten’. Onder ‘functie’ kan worden verstaan het gebruiksdoel of de status (bijzondere eigenschap) die een onderdeel van de fysieke leefomgeving op een bepaalde locatie heeft.

Het gaat in het omgevingsplan immers niet meer uitsluitend over een goede ruimtelijke ordening, maar over een veilige en gezonde fysieke leefomgeving. Dit brengt een bredere kijk op de leefomgeving met zich mee, onder meer vanuit het oogpunt van milieu, duurzaamheid en gezondheid. De ruimtelijke onderbouwing wordt zodoende opgevolgd door een “onderbouwing van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties ”. Vaak wordt de term Goede Onderbouwing Fysieke Leefomgeving (GOFLO).

In de GOFLO kunnen de volgende onderwerpen aan de orde komen:

  • Ladder voor duurzame verstedelijking
  • Duurzaamheid & gezondheid
  • Verkeersgeneratie, -afwikkeling & parkeren
  • Flora & Fauna
  • Luchtkwaliteit
  • Geluid
  • Geur
  • Omgevingsveiligheid
  • Trilling
  • Welstand
  • Archeologie, cultuurhistorie en landschap
  • Bodem
  • Spuitzone onderzoek
  • Weging van het waterbelang

De relevante onderwerpen komen hieronder aan bod, om aan te tonen dat er sprake is van een goede onderbouwing van de fysieke leefomgeving.

4.1.2 Planspecifieke beoordeling

Op de locatie aan de Gielenhofweg moeten nieuwe woonfuncties in de vorm van 34 woningen mogelijk worden gemaakt. Ter plaatse van de agrarische functie worden nieuwe functies mogelijk gemaakt. De toekomstige functies zijn passend binnen de gegeven beleidskaders en de eisen van de geldende wijzigingsregels. Hieronder zal worden getoetst aan de aspecten van de fysieke leefomgeving.

4.2 Verkeer & Parkeren

4.2.1 Algemeen

In het kader van planvorming dient te worden aangetoond dat het plan niet leidt tot ongewenste situaties ten aanzien van verkeer en parkeren. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dienen verkeers- en parkeeraspecten in kaart te worden gebracht. Daarbij is de parkeerbehoefte, verkeersgeneratie en de ontsluiting van belang. Hiermee kan de realisatie van voldoende parkeerplaatsen worden gewaarborgd en worden ongewenste of onveilige verkeerssituaties tegengegaan.

Voor verkeer en parkeren geldt dat géén omgevingswaarden zijn vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur. Gemeenten hebben de mogelijkheid om gemeentelijke verkeers- en vervoersplannen en parkeerbeleid te vertalen in een gemeentelijke Omgevingsplan. Hiervoor zullen ze zelf invulling moeten geven aan de omgevingswaarden conform artikel 2.9 van de Wet.

4.2.2 Verkeer

4.2.3 Parkeren

4.3 Bodemkwaliteit

4.3.1 Algemeen

Het aspect bodem(kwaliteit) maakt integraal onderdeel uit van de fysieke leefomgeving. Steeds dient te worden gezocht naar de juiste balans tussen enerzijds het beschermen van de gezondheid en het milieu en anderzijds het benutten van de bodem ten behoeve van maatschappelijke activiteiten. Bij het wijzigen van het Omgevingsplan dient te worden aangetoond dat sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (artikel 4.2, eerste lid, Omgevingswet) en uitvoering is gegeven aan de instructieregels vanuit het Rijk (paragraaf 5.1.4.5 Bkl) en de provincie.

Als uitgangspunt geldt dat onaanvaardbare risico's voor de gezondheid van de mens vanwege het gebruik van de bodem dienen te worden voorkomen (artikel 2.28, lid 1 Omgevingswet). In dit kader is het van belang om na te gaan wat de kwaliteit van de bodem binnen het plangebied is en of dit aanvaardbaar c.q. toelaatbaar wordt geacht in relatie tot de gewenste functie.

Bij het bouwen van een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie moet de kwaliteit van de bodem ten minste voldoen aan daarvoor gestelde interventiewaarden (bijlage IIA Bal). De gemeente kan echter in haar Omgevingsplan ook afwijkende lokale waarden vastleggen, voor zover de maximale grenswaarden als bedoeld in artikel 5.89j, tweede lid, van het Bkl niet worden overschreden.

Hierna wordt beschreven welke waarden binnen onderhavig plangebied gelden en of de aanwezige bodemkwaliteit hieraan voldoet.

4.3.2 Toetsing

Met onderhavige afwijking van het Omgevingsplan wordt voorzien in het realiseren van een bodemgevoelig gebouw (artikel 5.89g Bkl) op een bodemgevoelige locatie artikel 5.89h Bkl, namelijk de realisatie van woonfuncties in de vorm van 34 woningen. Hiervoor dient te worden onderzocht of de kwaliteit van de bodem binnen het plangebied als aanvaardbaar c.q. toelaatbaar kan worden aangemerkt.

Aangezien de gemeente Peel en Maas (nog) geen lokale waarden in haar Omgevingsplan heeft vastgelegd, dient te worden getoetst aan de interventiewaarde bodemkwaliteit uit bijlage IIA van het Bal en de bruidsschat (hoofdstuk 22 Omgevingsplan).

Advies

Afhankelijk van de functie en bestemming dient de bodemkwaliteit van het plangebied vastgesteld te worden en dient dit gevrijwaard te zijn van bodemverontreiniging, zodat er geen (financiële)risico's worden opgelopen;

Om daar duidelijkheid over te krijgen, wordt geadviseerd in eerste instantie een zgn. 'Quickscan bodem' uit te voeren. Dit middels een door de initiatiefnemer in te vullen en aan te leveren formulier 'Quickscan bodem'. Zo wordt al in een vroeg stadium duidelijk of het terrein verdacht is van bodemverontreiniging en/of dat er vrijstelling van bodemonderzoek verleend kan worden;

Indien de locatie niet in aanmerking komt voor vrijstelling milieukundig bodemonderzoek dient er (in een later stadium van het planproces) een verkennend bodemonderzoek conform de NEN5740 (en eventueel een asbest-in-grond-onderzoek conform de NEN5707) verricht te worden. Het uiteindelijke onderzoeksrapport dient daarna ter beoordeling voorgelegd te worden bij het bevoegd gezag (de gemeente);

Het milieukundig bodemonderzoek moet worden verricht door een erkend (en hiervoor gecertificeerd) bodemonderzoeksbureau.

4.3.3 Verkennend milieukundig bodemonderzoek

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling van het Giel Peetershof fase 1, is er door BKK Bodemadvies bv een verkennend bodemonderzoek op een aantal percelen, gelegen aan de Gielenhofweg te Egchel (rapportnr. 10216.BKK, d.d. 25 juni 2010, Bijlage 5) uitgevoerd. De strategie is opgesteld volgens de onderzoekshypothese "grootschalige onverdachte locatie". De resultaten van het milieukundig bureau- en verkennend bodemonderzoek zijn hieronder opgenomen.

Grond

Tijdens de uitvoering van de veldwerkzaamheden zijn zowel in het uitkomende boormateriaal als op het maaiveld geen asbestverdachte en materialen aangetroffen.

In de bovengrond zijn er bijmengingen met sporen tot resten baksteen aangetroffen. De bodem bestaat uit zand, uiterst tot zeer grof, zwak tot sterk ziltig, lokaal sporen tot laagjes leem en met in de top zwak hummeus.

De bovengrond is licht verontreinigd met kwik en cadmium. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetoond. De maximale waarden wonen voor kwik en cadmium worden niet overschreden.

Grondwater

Het grondwater is licht verontreinigd met de parameters cadmium, zink, kobalt, nikkel en barium. De overige gemeten parameters zijn niet verhoogd ten opzichte van de streefwaarden.

Asbest

Tijdens de veldwerkzaamheden zijn door de VKB 2018 gecertificeerde veldwerker op het maaiveld van de onderzoekslocatie en in het uitkomende boormateriaal geen asbestverdachte fragmenten waargenomen. De hypothese asbest onverdacht wordt aanvaard.

Samenvatting resultaten

De hypothese 'onverdachte locatie' wordt door de onderzoeksresultaten in principe verworpen. Echter de lichte verontreinigen met zware metalen in de bovengrond en het grondwater zijn zeer marginaal.

In de bovengrond is enkel sprake van een lichte verontreiniging met cadmium en kwik. De parameters kobalt, nikkel, barium worden niet verhoogd aangetoond. Waarschijnlijk zijn de lichte verontreinigingen in het grondwater een gevolg van een diffuus aanwezige grondwaterverontreinigingen met zware metalen die (van nature) in de regio's in Noord­en Midden­Limburg worden aangetroffen.

Conclusie

De aangetroffen lichte verontreiniging met cadmium en zink in de bovengrond en cadmium, nikkel en zink in het grondwater is dusdanig licht van aard dat er geen belemmeringen aanwezig zijn ten aanzien van de voorgenomen functiewijziging en de toekomstige bouwplan op de onderzoekslocatie.

4.3.4 Vooronderzoek Jacobusstraat (ong.)

Voor de onderzoekslocatie voor het perceel gelegen aan de Jacobusstraat (ong.), kadastraal bekend als gemeente Helden, sectie G, nr. 346 [ged], is een vooronderzoek conform de NEN 5725 (rapportnr. 11337.BKK, d.d. 12 oktober 2011) uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd als Bijlage 6 bij deze motivering.

In opdracht van gemeente Peel en Maas heeft BKK Bodemadvies bv te Meijel een vooronderzoek uitgevoerd voor een locatie gelegen aan de Jacobusstraat te Egchel (gemeente Peel en Maas). Een vooronderzoek conform de NEN 5725 dient inzicht te geven in de te verwachten bodemkwaliteit op basis van historische gegevens over het gebruik van de bodem van de onderzoekslocatie. De aanleiding voor het onderzoek betreft de aankoop van grond ten behoeve van de realisatie van de ontsluitingsweg Giel Peetershof naar de Jacobusstraat.

Conclusie

Uit het vooronderzoek zijn geen gegevens naar voren gekomen, welke aanleiding geven een mogelijke bodemverontreiniging op de onderzoekslocatie te verwachten.

Ten aanzien van de aankoopplannen t.b.v. een mogelijk te realiseren van een ontsluitingsweg van de Giel Peetershof naar de Jacobusstraat zijn geen milieuhygiënische beperkingen en/of belemmeringen aanwezig.

4.3.5 Actueel historisch onderzoek

Aanleiding

In 2010 is voor de herontwikkeling van het terrein een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Normaliter wordt, bij gelijkblijvend gebruik en de afwezigheid van bodembelastende activiteiten, een termijn van 10 jaar gehanteerd alvorens het onderzoek opnieuw dient te worden uitgevoerd. In overleg met de gemeente Peel en Maas is overeengekomen dat voor deze situatie volstaan kan worden met een historisch onderzoek. Voor het terrein aan de Giel Peetershof te Egchel is vervolgens een historisch bodemonderzoek uitgevoerd zoals voorgeschreven in de Nederlandse norm NEN 5725 (Aelmans Milieu Asten; rapportnummer AMA230409.005/WGE; d.d. 1 mei 2024; Bijlage 7). De resultaten van dit onderzoek zijn hieronder weergegeven.

Resultaten veldbezoek

Op 4 april 2024 zijn, tijdens het locatiebezoek en verspreid over de locatie, zeven proefboringen geplaatst. De plaatsen van de boringen zijn weergegeven in de bijlage. Een beschrijving van de bodemopbouw is eveneens opgenomen in de boorstaten.

Uit de boringen volgt dat de boven- en ondergrond bestaat uit matig fijn zand, waarin geen bodemvreemde bijmengingen zijn aangetroffen. Dit komt overeen met de resultaten van voorgaand bodemonderzoek (BKK, 2011).

Op het maaiveld of in het opgeboorde materiaal is geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. Evenmin zijn bijmengingen aangetroffen welke, op basis van de NEN5707, aanleiding zouden kunnen geven tot een bodemonderzoek naar asbest.


Resultaten vooronderzoek

De locatie is tussen de jaren ’60 en 2003 (deels) in gebruik geweest als boomgaard. Daarvoor en erna was het terrein in gebruik als landbouwgrond. Door het gebruik als boomgaard is de bovengrond verdacht voor een verontreiniging met persistente bestrijdingsmiddelen (OCB’s). Uit het vooronderzoek volgt dat in het historisch onderzoek de voormalige boomgaarden niet zijn beschreven. Er heeft dan ook in het verleden nog geen analytisch onderzoek plaatsgevonden naar OCB’s (Organochloorbestrijdingsmiddelen).

Aangezien bij het voorgaand onderzoek geen onderzoek heeft plaatsgevonden naar persistente bestrijdingsmiddelen (OCB’s) dient door het bevoegd gezag (gemeente Peel en maas) beoordeeld te worden of hiervoor aanvullend veldonderzoek noodzakelijk is.

Voor het overige zijn er, op basis van bovenstaande gegevens, geen aanwijzingen gevonden welke zouden kunnen duiden op de aanwezigheid van een bodemverontreiniging en wordt het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek derhalve niet noodzakelijk geacht. In bijlage 3 van de rapportage is een tekening van de geografische afbakening van de onderzoekslocatie voor het bodemonderzoek opgenomen.

Conclusie historisch onderzoek

In lijn met het eerder uitgevoerde bodemonderzoek zal sprake zijn van licht verhoogde gehaltes, welke geen aanleiding geven tot restricties voor de beoogde herontwikkeling. Echter is destijds geen aandacht besteed aan de voormalige boomgaarden op de locatie, welke mogelijk geleid hebben tot verhoogde gehalten aan OCB (persistente/ slecht afbreekbare bestrijdingsmiddelen.

Enerzijds zijn dit componenten welke een effect kunnen hebben op de gezondheid en zou een onderzoek wenselijk zijn. Anderzijds is voor fase 1 geen onderzoek naar OCB's uitgevoerd, waardoor ook geconcludeerd zou kunnen worden dat voor deze fase sprake is van eenzelfde situatie en hiervoor (evenals bij fase 1) geen onderzoek naar OCB's hoeft plaats te vinden.

4.3.6 Verkennend bodemonderzoek inclusief asbest

Uit de in het bovenstaande vooronderzoek verzamelde gegevens volgt dat de locatie tussen de jaren ’60 en 2003 (deels) in gebruik is geweest als boomgaard. Daarvoor en erna was het terrein in gebruik als landbouwgrond. Door het gebruik als boomgaard is de bovengrond verdacht voor een verontreiniging met persistente bestrijdingsmiddelen (OCB’s).

Aangezien bij het voorgaande onderzoek geen onderzoek heeft plaatsgevonden naar persistente bestrijdingsmiddelen (OCB’s) heeft de gemeente Peel en Maas besloten om een verkennend bodemonderzoek inclusief asbest (rapportnummer: AMV240948.005/HWO; d.d. 20 augustus 2024; Bijlage 8) ter plaatse van het bouwplan Giel Peetershof te Egchel uit te voeren. Het verkennend bodemonderzoek, inclusief asbest, is uitgevoerd volgens de Nederlandse normen NEN 5725, NEN 5740 en NEN 5707. Een samenvatting van de resultaten is hieronder weergegeven.

Uit de resultaten van de bovengrond blijkt dat deze licht verontreinigd is met enkele zware metalen en bestrijdingsmiddelen. Aangezien de parameters niet de maximale waarde voor de klasse Industrie overschrijden, vormen deze geen directe belemmeringen voor de beoogde bouwplannen. Op basis van een indicatieve toetsing kan de bovengrond c.q. laag als klasse Industriegrond worden bestempeld.

Uit de resultaten van de ondergrond blijkt dat de in eerste instantie aangetroffen verhoogde concentraties minerale olie tijdens de heranalyses niet meer worden aangetroffen. Op basis van een indicatieve toetsing kan de ondergrond van het gehele plangebied als klasse Landbouw/Natuur worden bestempeld.

Ondanks de aangetroffen lichte overschrijdingen in de (boven)grond vormen deze vanuit milieu-hygiënisch oogpunt geen directe belemmeringen voor de beoogde bouwplannen en graafwerkzaamheden ten behoeve van de aanleg van ondergrondse infra. Een aanvullend onderzoek wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.

4.3.7 Conclusie

Op basis van het bovenstaande vormt het aspect 'Bodem' geen belemmering voor het voornemen en sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.4 Geluid

4.4.1 Algemeen

Als gevolg van de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de regels over geluid uit het Activiteitenbesluit milieubeheer komen te vervallen. Deze regels zijn verhuisd naar het tijdelijke deel van het Omgevingsplan van de gemeente ('de bruidsschat'). De bruidsschat en voorliggend wijzigingsbesluit vormen (na vaststelling) samen de regels van het Omgevingsplan. Gemeenten zijn aan zet om gedurende de overgangsperiode (tot 1 januari 2032) eigen regels over geluid op te nemen in het Omgevingsplan, mits daarbij wordt voldaan aan de bepalingen uit het Bkl. Voor niet-lokale infrastructuur stelt het Rijk of de provincie regels in een projectbesluit.

Bij het toelaten van een activiteit, (spoor)weg, industrieterrein of geluidgevoelig gebouw moet het bevoegd gezag het geluid op geluidgevoelige gebouwen beoordelen. Ieder bevoegd gezag heeft de algemene taak ‘evenwichtige toedeling van functies aan locaties’ (artikel 4.2, Omgevingswet) bij de belangenafweging over beschermen en benutten te beoordelen.

4.4.2 Toetsing

Beoordeeld dient te worden of sprake is van het realiseren van een geluidgevoelig gebouw (3.21 Bkl) of geluidgevoelige ruimte (3.22 Bkl). Indien hiervan sprake is, dient tevens te worden beoordeeld of sprake is van de ligging in een geluidaandachtsgebied (3.20 Bkl).

Beoordeling of sprake is van een geluidgevoelig gebouw en/of geluidgevoelige ruimte

Voor de 34 respectievelijk 49 toekomstige woningen geldt dat er sprake is van een woonfunctie. Om de realisatie mogelijk te maken dient de bestaande agrarische functie te worden gewijzigd. In dit geval is er sprake van geluidgevoelige gebouwen en ruimtes.

Beoordeling of sprake is van de ligging in een geluidaandachtsgebied: (spoor)weg of industrie

De locatie is gelegen in het geluidaandachtsgebied van de Gielenhofweg en de Roggelseweg (N562). Op de Gielenhofweg geldt ter plaatse van het projectgebied een maximumsnelheid van 60 km/u. Op de Roggelseweg, de N562, geldt ter hoogte van het projectgebied een maximumsnelheid van 80 km/u.

Naast de beide wegen ligt de locatie niet in het geluidaandachtsgebied van snelwegen, spoorwegen of industrie, zoals nader onderbouwd wordt in paragraaf 4.5 Bedrijven en milieuzonering. Het aspect ‘industrielawaai’ vormt hierdoor geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.4.3 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Middels de realisatie van het Giel Peetershof fase 2a, worden 34 woningen gerealiseerd. In de beginperiode zal er sprake zijn van extra tijdelijke woningen. Ter plaatse van 5 vrije kavels, worden 20 tijdelijke woningen gerealiseerd. Het aantal woningen in de beginperiode bedraagt hierdoor 49 woningen.

Ten behoeve van voorliggende planontwikkeling is uit het oog van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai en de berekening van de gevelbelasting (Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu B.V; rapportnummer M230155.001.001.R2/JME; d.d. 12 juli 2024; Bijlage 9) uitgevoerd. Een samenvatting van het onderzoek en de resultaten is hieronder weergegeven.

In het onderzoek is de geluidbelasting op de gevel (gevelbelasting) berekend ten gevolge van het omliggende wegennet en getoetst aan de normstelling uit het Omgevingsplan. Tevens is bepaald wat de gezamenlijke geluidbelasting ter hoogte van het nieuwbouwproject is, zodat bezien kan worden of extra geluidwerende maatregelen noodzakelijk zijn. Volledigheidshalve is gekeken naar wat de geluidbelasting betekend voor het huidige concept plan dat aangeleverd is en gebruikt is als aangrijpingspunt voor onderhavig akoestisch onderzoek.

Resultaten wegverkeer

De relevante geluidsbronnen in de omgeving van de planlocatie zijn de provinciale weg de Roggelseweg N652 en gemeentelijke wegen Jacobusstraat en Gielenhofweg. De geluidbelasting is als Lden waarde gepresenteerd. In navolgende figuren is de ‘worst-case’ situatie uitgelicht. Dit heeft betrekking op de meethoogte die voor de tweede verdieping, 7,5 meter boven maaiveld.

De Roggelseweg (N562)

De geluidbelasting als gevolg van wegverkeer op de N562 overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de gevels van het bouwplan met maximaal circa 4 dB. De maximale ontheffingswaarde van 53 dB voor nieuwbouw in buitenstedelijk gebied wordt echter nergens overschreden. Derhalve is het mogelijk om een beschikking hogere waarde aan te vragen bij de gemeente indien er overwegende bezwaren zijn de geluidbelasting door overdrachts- en bronmaatregelen terug te brengen tot de voorkeursgrenswaarde. Uit de contouren in de bijlage blijkt dat de voorkeursgrenswaarde op 1,5 meter hoogte en 4,5 meter hoogte niet wordt overschreden bij de woningen. Ter hoogte van de geprojecteerde woningen is de geluidbelasting exclusief aftrek maximaal circa 54 dB op 7,5 meter hoogte.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.TAMOPH22a-VG01_0019.png"

Contourberekeningen op 7,5 meter hoogte, geluidbelasting t.g.v. provinciale weg

De Jacobusstraat en Gielenhofweg

De geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op de gemeentelijke wegen overschrijdt de standaardwaarde van 53 dB op geen van de geprojecteerde woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.TAMOPH22a-VG01_0020.png"Contourberekeningen op 7,5 meter hoogte, geluidbelasting t.g.v. gemeente wegen

Gezamenlijk geluid

Het gezamenlijk geluid dient te worden bepaald indien er sprake is van blootstelling aan meer dan één geluidbron met een geluidbelasting boven de standaardwaarde. De gemeentewegen leiden niet tot een overschrijding van de standaardwaarde. In onderhavige situatie is dit niet aan de orde waardoor dit niet beschouwd is. Daarmee is in dit geval het niet nodig om het gezamenlijke geluid en gecumuleerde geluid te berekenen.

De provinciale weg valt nog onder de Wgh, waardoor deze dus ook op een andere manier beoordeeld en getoetst dient te worden. De karakteristieke geluidwering van de gevels dient dan ook bepaald te worden; zijnde de hogere waarde zonder aftrek van Art. 110 Wgh minus 33 dB binnenniveau. Dit komt erop neer dat, als de geluidbelasting op de woningen meer dan 53 dB (excl aftrek art 110g wgh) bedraagt, aanvullende eisen worden gesteld aan de karakteristieke geluidwering van de gevels. Deze geluidscontouren is buiten het plangebied gelegen dat voor woningbouw is gereserveerd, oftewel voor de woningen binnen het plangebied zijn geen aanvullende eisen benodigd voor de geluidwering van de gevels. Omdat de contour wel het projectgebied deels overlapt, is hiervoor een extra toetsingsvoorschrift opgenomen in dit plan.

Karakteristieke geluidwering van de gevel

De maximaal benodigde geluidwering van de gevel (GA;k), bedraagt volgens het Bouwbesluit 2012 de geluidbelasting exclusief aftrek Artikel 110g minus 33 dB met een minimum van 20 dB. Het is aannemelijk dat een gevel van een nieuwbouwwoning een grotere geluidwering heeft dan de minimale 20 dB uit het Bouwbesluit.

Derhalve is ter waarborging van een binnenniveau van 33 dB een aanvullend onderzoek ter bepaling van de geluidwering van de gevels niet nodig.

4.4.4 Conclusie

Om een aanvaardbaar binnenniveau te borgen, zijn geluidcontouren opgenomen op de verbeelding met de aanduiding 'geluidzone - weg'. Deze contouren werken door in de regels onder 6.6 Beoordelingsregels gebruik.

Op basis van het bovenstaande vormt het aspect 'Geluid' geen belemmering voor het voornemen en is er sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.5 Bedrijven En Milieuzonering

Om aan te tonen dat er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, toetsen wij in onderstaande paragraaf de Bedrijven- en milieuzonering via de oude methode op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en mileuzonering' (2009).

4.5.1 Beleid

Als onderdeel van de overwegingen rondom een evenwichtige toedeling van functies aan locaties en het stellen van regels voor c.q. aan activiteiten dient ook rekening te worden gehouden met geluid en geur door industrieterreinen en bedrijfslocaties. Daarbij kan het rapport 'Milieuzonering nieuwe stijl' van de VNG gehanteerd worden alsook de staalkaart voor bedrijfsmatige activiteiten.

Bij de milieuzonering nieuwe stijl wordt per bedrijfsmatige activiteit een gebruiksruimte opgenomen, die wordt begrensd door concrete milieunormen op een standaard afstand van de activiteit. Toepassing van dit toedelingsprincipe leidt tot milieunormen die niet primair worden gesteld vanuit het belang van de bescherming van het milieu, maar vanuit een ruimtelijk belang, om te komen tot een goede ruimtelijke ordening c.q. een gezonde en veilige fysieke leefomgeving. Er wordt gewerkt met een milieuzonering aan de hand van een gebruiksruimte gekoppeld aan milieunormen. Deze ruimtelijke milieunormen bestaan náást de normen in het milieuspoor.

Het reguleren van gebruiksruimte voor geluid en geur per bedrijf staat centraal in de nieuwe systematiek voor de milieuzonering. De gebruiksruimte van een bedrijf is de milieuruimte die een bedrijf op grond van het Omgevingsplan mag benutten voor het uitoefenen van zijn bedrijfsvoering. Met het oog op een goede ruimtelijke ordening/veilige en gezonde fysieke leefomgeving, is het uitgangspunt: functiescheiding en het aanhouden van voldoende afstand tot gevoelige gebouwen en locaties.

De nieuwe systematiek limiteert de gebruiksruimte voor geluid en geur per bedrijf. Hiermee krijgt ieder bedrijf zijn eigen gebruiksruimte. Dit kan per zone zijn vastgelegd, of bij bedrijven buiten een bedrijventerrein, specifiek per bedrijf.

4.5.2 Toepassing

In het kader van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is het van belang, dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies, zoals woningen, ter plaatse van de woningen sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Daarnaast dient er rekening gehouden te worden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van mogelijk aanwezige bedrijven.

Onder de Omgevingswet wordt een bepaalde mate van gebruiksruimte per bedrijf toegestaan. Deze gebruiksruimte is in de regels van het Omgevingsplan opgenomen. In het Omgevingsplan van de gemeente Peel en Maas zijn nog geen zoneringen in de vorm van interactieve kaarten opgenomen.

Om aan te tonen dat er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, wordt in onderstaande paragraaf getoetst aan de Bedrijven- en milieuzonering via de oude methode op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009).

4.5.3 Toetsing

Om het effect van mogelijke bedrijven te beoordelen is er onderzocht of de locatie binnen een zone van een bedrijf is gelegen of andersom of de ontwikkeling leidt tot een zone over een gevoelige locatie. Voor het project aan de Gielenhofweg is onderzocht of er voldaan wordt aan de richtafstanden van de VNG-brochure en aanwezige bedrijven mogelijk worden beperkt door de ontwikkeling.

Langs de Gielenhofweg is een trafostation gesitueerd. De meest nabij gelegen woningen zullen op circa 30 meter van dit trafostation gerealiseerd worden. Voor elektriciteitsdistributiebedrijven, met een transformatorvermogen onder de 10 MVA, geldt op basis van de VNG een richtafstand van 30 meter. De richtafstand van 30 meter tot aan het trafostation wordt hiermee aangehouden. Voor de overige niet-agrarisch verwante bedrijven wordt ook voldaan aan de richtafstanden.

De dichtstbijzijnde niet-agrarisch verwante bedrijfsfunctie is gelegen op minimaal 400 meter ten zuidoosten. Dit betreft een nutsvoorziening in de vorm van het Hoogspanningsstation Helden. Op meer dan 450 meter ten oosten van het projectgebied is een niet-agrarisch verwant bedrijf gelegen. Dit betreft een bedrijf dat gespecialiseerd is in aanhangwagens.

Rondom de projectlocatie zijn verder alleen agrarisch(-verwante) bedrijven gelegen. In zuidwestelijke richting van het plangebied is aan de Jacobusstraat 42 een intensieve veehouderij gelegen die gericht is op het houden van varkens. Op deze locatie worden op basis van I-Go veehouderijen circa 1343 zeugen, 4 beren, 355 opfokzeugen gehouden. Deze locatie is gelegen op minder dan 200 meter van het plangebied. Voor dit bedrijf is er sprake van een geurcontour. Het aspect 'Geur' wordt behandeld in paragraaf 4.7 Geur.

4.5.4 Conclusie

In eerste instantie vormt de intensieve veehouderijlocatie wel een mogelijke belemmering. De situatie moet daarom middels geurberekeningen worden gemotiveerd. Dit wordt in 4.7 Geur uitgewerkt.

Op basis van het bovenstaande kan echter wel worden geconcludeerd dat in de directe omgeving van het plangebied géén niet-agrarische bedrijven voorkomen met een hindercontour die een overlap kennen met het projectgebied.

Op basis hiervan vormt het aspect 'Bedrijven en milieuzonering' op basis van niet-agrarische bedrijven geen belemmering voor het planvoornemen en is er sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.6 Luchtkwaliteit

4.6.1 Inleiding

Bij een evenwichtige toebedeling van functies in het Omgevingsplan dient ook rekening gehouden te worden met het belang van de bescherming van de gezondheid (artikel 2.1 lid 4 Ow). Omdat luchtverontreiniging kan zorgen voor negatieve gezondheidseffecten bij de mens, is het belangrijk om het thema luchtkwaliteit hierin mee te nemen.

De voorliggende wijziging van het Omgevingsplan kan invloed hebben op de luchtkwaliteit en op de gezondheid van de mens. Daarom dienen deze gevolgen in kaart te worden gebracht. Ten behoeve van deze wijziging van het Omgevingsplan zijn de relevante wijzigingen ten aanzien van luchtkwaliteit geïnventariseerd en is de aanvaardbaarheid van deze wijziging van het Omgevingsplan beoordeeld. De beoordeling hiervan is uitgevoerd aan de hand van de instructieregels vermeld in paragraaf 5.1.4 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (bkl). De resultaten hiervan zijn navolgend beschreven.

4.6.2 Toepassing

In het besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) is aangegeven in welke gevallen een beoordeling van de luchtkwaliteit noodzakelijk is (paragraaf 5.1.4). Of een beoordeling nodig is hangt af van de activiteit, de locatie en het effect van de activiteit en de mate van het effect. Voor de toetsing van het omgevingsplan moet daarom inzichtelijk worden gemaakt welke ontwikkelingen en activiteiten het omgevingsplan faciliteert. Daarna kan worden bepaald of een beoordeling vereist is.

In het Bkl staan aandachtsgebieden voor stikstofdioxide en fijnstof vermeld (paragraaf 5.1.4, artikel 5.51 in het Bkl). Aandachtsgebieden zijn locaties met hogere concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10). Wanneer de activiteiten binnen deze gebieden een verhoging van de concentratie veroorzaken, geldt een beoordelingsplicht. Hiervoor kan het ook voorkomen dat de activiteit zich niet in het aandachtsgebied bevindt, maar daar wel voor een verhoogde concentratie zorgt. De beoordelingsplicht is alleen van toepassing als het gaat om milieubelastende activiteiten waarover in het Besluit activiteiten leefomgeving regels zijn gesteld met het oog op het beperken van verontreiniging van de lucht of wanneer het de aanleg of wijzigingen van wegen, spoorwegen of vaarwegen betreft.

4.6.3 Toetsing

4.6.4 Conclusie

Gezien het feit dat het een kleine ontwikkeling betreft, waarbij in de tijdelijke situatie 49 woningen en in de eindsituatie maar 34 woningen worden gerealiseerd, wordt er niet in betekenende mate bijgedragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het aspect ‘luchtkwaliteit’ geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling vormt.

4.7 Geur

4.7.1 Wettelijk kader

Geur kan hinder veroorzaken en de gezondheid schaden, echter ook geurveroorzakende activiteiten (bedrijven) hebben een plek in de leefomgeving nodig. Eén van de belangrijkste uitgangspunten van de Omgevingswet is een goede balans tussen het benutten en beschermen van de fysieke leefomgeving (artikel 1.3 Ow: 'zorg voor de fysieke leefomgeving').

In het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) zijn in hoofdstuk 3 regels gesteld over milieubelastende activiteiten, waarbij deze activiteiten per bedrijfstak zijn gegroepeerd. Deze regels zijn gesteld ter voorkoming of beperking van onder andere geurhinder. Vervolgens zijn in hoofdstuk 4 van het Bal inhoudelijke regels gesteld aan milieubelastende activiteiten.

In paragraaf 5.1.4.6 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) zijn de instructieregels opgenomen ten aanzien van het aspect geur. De gemeenten moet in het Omgevingsplan rekening houden met de geur door activiteiten op geurgevoelige gebouwen. Dit volgt uit artikel 5.92 lid 1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving. Rekening houden met geur werkt 2 kanten op:

  • Bij het mogelijk maken van het verrichten van activiteiten in de buurt van gevoelige gebouwen;
  • Bij het toelaten van geurgevoelige gebouwen in de buurt van bestaande geurveroorzakende bedrijven.

In artikel 5.92, tweede lid Bkl, is voorgeschreven dat de geur door een activiteit op een geurgevoelig gebouw 'aanvaardbaar' moet zijn. Daarbij dient tevens rekening te worden gehouden met cumulatie. Gemeenten hebben de mogelijkheid om in hun eigen Omgevingsplannen eigen geurregels te formuleren. Daarbij dienen de instructieregels uit het Bkl (artikel 5.90 tot en met 5.127 Bkl) wel te worden gevolgd.

In het Bkl is opgenomen welke geurgevoelige gebouwen, zoals woningen, scholen en ziekenhuizen, altijd geurgevoelig zijn. Een gemeentelijk omgevingsplan kan andere geurgevoelige gebouwen of gedeelten van gebouwen aanwijzen, mits er hoofdzakelijk sprake is van verblijf van mensen. Onder een geurgevoelig gebouw wordt onder de Omgevingswet ook verstaan een gebouw dat nog niet aanwezig is, maar op grond van een omgevingsplan of omgevingsvergunning mag worden gerealiseerd.

4.7.2 Toetsing Geur

Bij voorliggend plan is sprake van realisatie van nieuwe geurgevoelige gebouwen in de vorm van woningen. Uitgangspunt van de beoordeling is dat de nieuw te bouwen woningen onderdeel uitmaken van de (toekomstige) bebouwde kom, dus gelegen zijn binnen de bebouwingscontour geur zoals omschreven is in het Bkl. Met voorliggend plan worden géén nieuwe milieubelastende activiteiten mogelijk gemaakt.

Bij de toetsing van de geurbelasting wordt een onderscheid gemaakt tussen voor- en achtergrondbelasting. De voorgrondbelasting is de geurbelasting veroorzaakt door één veehouderij. Bij de vergunningverlening van veehouderijen wordt getoetst op de hoogte van de voorgrondbelasting en/of de afstand tussen een stal waar dieren worden gehuisvest en de gevel van een geurgevoelig gebouw. De achtergrondbelasting bestaat uit de geurbelasting van alle veehouderijen samen op een geurgevoelig gebouw en wordt gebruikt als belangrijke maat om de effecten van geurhinder uit stallen op het woon- en leefklimaat te kunnen beoordelen, zoals in dit omgevingsplan.

4.7.3 Conclusie

Op basis van het bovenstaande vormt het aspect 'Geur' geen belemmering van het planvoornemen en is sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

Deze conclusie is echter nog niet overeenkomstig met het tot nu toe uitgevoerde beoordelingskader. Hiervoor wordt een beleid opgesteld zoals eerder vermeld. Voordat voorliggende omgevingsplan definitief kan worden vastgesteld, moet er beleid zijn vastgesteld over de beoordeling van aanvaardbaar woon-leefklimaat voor geur.

4.8 Omgevingsveiligheid (Externe Veiligheid)

4.8.1 Inleiding

Als onderdeel van de overwegingen rondom een evenwichtige toedeling van functies aan locaties en het stellen van regels voor c.q. aan activiteiten dient ook rekening te worden gehouden met risico's van branden, rampen en crises (paragraaf 5.1.2 Bkl). We willen in Nederland gezond en veilig leven, maar ook ruimte voor economische groei behouden. Net als geluid, bodemkwaliteit, geur en tal van andere aspecten speelt daarbij ook omgevingsveiligheid een rol. Bij omgevingsveiligheid gaat het om de risico's van het gebruik en transport van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, water of via buisleidingen, de veiligheid van bedrijven en de veiligheid van nieuwe, zich snel ontwikkelende technologieën. Daarbij gaat het om de “feitelijke” risico's (met soms grote onzekerheden), maar ook om hoe risico's worden ervaren.

Ten behoeve van deze afwijking van het Omgevingsplan zijn de relevante risico's geïnventariseerd en is de aanvaardbaarheid van deze afwijking van het Omgevingsplan beoordeeld. De resultaten daarvan worden hierna beschreven. Daarbij wordt ook aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met het voorkomen en bestrijden van branden, rampen en crisis, het beperken en vertragen van de gevolgen van incidenten, de mogelijkheden van personen om zich in veiligheid te brengen in geval van een incident en de gevolgen voor de (continuïteit) van de geneeskundige hulpverlening.

4.8.2 Toetsing

4.8.3 Conclusie

Duidelijk is dat er in de omgeving van het plangebied geen objecten of transportroutes via wegen, spoorwegen en waterwegen zijn gelegen die in het kader van omgevingsveiligheid dienen te worden beschouwd. Het plangebied ligt niet binnen een brand-, explosie- en/of gifwolkaandachtsgebied.

Aangezien het plangebied/projectgebied niet gelegen is binnen een brand-, explosie- en/of gifwolkaandachtsgebied is het vanuit het oogpunt van externe veiligheid niet nodig om advies te vragen aan de Veiligheidsregio Limburg Noord.

Gelet op het voorgaande wordt geconcludeerd dat het aspect omgevingsveiligheid geen belemmeringen oplevert voor onderhavige afwijking van het Omgevingsplan en dat er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.9 Water

4.9.1 Wettelijk kader

In artikel 5.37 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) is bepaald dat in een Omgevingsplan rekening moet worden gehouden met de gevolgen voor het beheer van watersystemen. Daarbij worden, voor een duiding van die gevolgen, de opvattingen van het bestuursorgaan dat is belast met het beheer van die watersystemen betrokken. Voor een aantal specifieke rijksbelangen geldt aanvullende instructieregels:

  • Bescherming van primaire waterkeringen (5.38 Bkl);
  • Behoud waterveiligheid kust (5.39 – 5.40 Bkl);
  • Behoud waterveiligheid grote rivieren (5.41 – 5.47 Bkl);
  • IJsselmeergebied (5.48 – 5.49 Bkl).

Met inwerkingtreding van de Omgevingswet is de Waterwet vervallen. Dit geldt niet voor de diverse beleidsstukken op het gebied van water.

4.9.2 Weging van waterbelang: Voorheen Watertoets

De watertoets is het rekening houden met de gevolgen voor het beheer van watersystemen. De Watertoets is bedoeld om plannen meer waterbestendig te maken, doordat waterbelangen van gemeente, waterschap en eventueel andere waterbeheerders vroegtijdig en expliciet worden meegewogen. Voor het voornemen moet voldoende rekening zijn gehouden met de waterhuishoudingen -voorzieningen.

Met ingang van de Omgevingswet vervangt het begrip 'weging van het waterbelang' de term watertoets.

De weging van het waterbelang geldt bij het vaststellen van het Omgevingsplan. Dit volgt uit artikel 5.37 van het Bkl.

De gemeente moet de opvattingen van de waterbeheerder betrekken bij het Omgevingsplan. Dit geldt in het algemeen voor alle waterbelangen. Voorbeelden zijn:

  • watercompensatie in verband met toenemende verharding
  • bebouwing niet wenselijk in verband met waterwinning

Er gelden geen regels voor hoe de gemeente de waterbeheerder hierbij betrekt. De gemeente is vrij om hier zelf invulling aan te geven.

Digitale Watertoets

Voor dit plan is er op dewatertoets.nl een digitale watertoets uitgevoerd, de resultaten hiervan zijn toegevoegd als Bijlage 11 bij deze motivering. Op basis van het resultaat van de digitale watertoets dient het waterschap Limburg betrokken te worden bij de planvorming. Het waterschap kan de onderdelen die in onderstaande waterparagraaf zijn besproken bij de beoordeling betrekken.

4.9.3 Waterparagraaf

4.9.4 Conclusie Water

Gelet op het voorgaande wordt geconcludeerd dat het aspect 'Water' geen belemmeringen oplevert voor onderhavige afwijking van het omgevingsplan en sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.10 Ecologie

4.10.1 Inleiding

Ter bescherming van de natuur zijn in het Bkl diverse regels opgenomen. Deze regels komen grotendeels overeen met de regels die zijn opgenomen in de huidige Wet natuurbescherming. Het gaat hierbij in de eerste plaats om regels voor de gebiedsbescherming van aangewezen Natura 2000-gebieden, regels voor de soortenbescherming van te beschermen planten diersoorten (waaronder vogels) en regels ter bescherming van houtopstanden.

Het gebieds- en soortenbeschermingsregime vloeit voor een belangrijk deel voort uit twee Europese richtlijnen, te weten de Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en de Habitatrichtlijn (92/43/EEG).

4.10.2 Soortenbescherming

Onder de Omgevingswet zijn veel dier- en plantsoorten beschermd. De bescherming richt zich op soorten van Europees belang, die onder de reikwijdte van de Vogel- en Habitatrichtlijn vallen, als om bepaalde soorten van nationaal belang. Soortenbescherming vindt plaats binnen en buiten het natuurnetwerk Nederland. Het kan de vorm hebben van wet- en regelgeving, maar ook van fysieke maatregelen die bescherming, vestiging of uitbreiding van een soortenpopulatie stimuleren. Op grond van artikel 2.18 lid 1 sub f Omgevingswet zijn in beginsel de provincies hiervoor verantwoordelijk. Echter, ook decentrale overheden kunnen hierover actief beleid voeren. Hierbij kan worden gedacht aan het vaststellen van bijvoorbeeld een programma voor soortenbescherming.

De Omgevingswet definieert wat een flora- en fauna-activiteit is. In de bijlage van de Omgevingswet staat de volgende definitie van een flora- en fauna-activiteit: 'activiteit met mogelijke gevolgen voor van nature in het wild levende dieren of planten'. Door deze brede formulering van een flora- en fauna-activiteit is het bij activiteiten in de fysieke leefomgeving nodig om te controleren of:

  • Óf er soorten aanwezig zijn;
  • En indien aanwezig, welke soorten dat zijn.

Een flora- en fauna-activiteit kan nadelig zijn voor bijvoorbeeld natuurbescherming. Iemand die dat weet of kan weten, moet zich altijd houden aan de specifieke zorgplicht bij het verrichten van de activiteit (artikel 11.27, Bal). De specifieke zorgplicht geldt bij alle dier- en plantensoorten, dus bij (inter-)nationaal beschermde soorten én bij andere soorten.

Toetsing

De Omgevingswet definieert wat een flora- en fauna-activiteit is. Deze definitie zorgt ervoor dat voor het uitvoeren van een activiteit gecontroleerd moet worden of en welke soorten dieren en planten aanwezig zijn. In de bijlage van de Omgevingswet staat de volgende definitie van een flora- en fauna-activiteit:

'Activiteit met mogelijke gevolgen voor van nature in het wild levende dieren of planten'.

Omdat er afgeweken wordt van de agrarische functie en er mogelijk begroeiing wordt verwijderd, dient er een Quickscan Flora & fauna te worden uitgevoerd. Daarmee wordt helder of er, en zo ja welke, beschermde soorten op het terrein aanwezig zijn of het terrein gebruiken. Afhankelijk van de effecten van het plan op de flora en fauna kan het nodig zijn dat compenserende maatregelen worden genomen of dat het plan moet worden aangepast.

4.10.3 Gebiedsbescherming

Als onderdeel van de overwegingen rondom een evenwichtige toedeling van functies aan locaties en het stellen van regels voor c.q. aan activiteiten dient ook rekening te worden gehouden met de ligging van beschermde natuurgebieden. (paragraaf 5.1.2 Bkl). Nederland kent een groot aantal beschermde natuurgebieden. Deze natuurgebieden kunnen beschermd zijn door Europese aanwijzingen of deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland. De provincies zijn in eerste instantie verantwoordelijk voor het Natuurnetwerk Nederland op het land.

4.11 Archeologie & Cultuurhistorie

4.11.1 Algemeen

De gemeente moet bij het vaststellen van het omgevingsplan rekening houden met het belang van het behoud van cultureel erfgoed. Hieronder vallen ook bekend of aantoonbaar te verwachten archeologische monumenten. Dit staat in artikel 5.130 lid 1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

Archeologie

De gemeente kan in het belang van archeologische monumentenzorg regels stellen in het omgevingsplan over archeologisch onderzoek. Deze regels hebben betrekking op beschadiging, het conserven en in stand houden van archeologische monument.

Voor archeologie dient de gemeente projecten kleiner dan 100 m² in beginsel vrij te stellen van de archeologische onderzoeksplicht (artikel 5.130 lid 4 Bkl). De gemeente kan in een omgevingsplan echter grotere of kleinere vrijstellingsgrenzen vastleggen, bijvoorbeeld in historische binnensteden waar de kans op het aantreffen van archeologische sporen heel groot is. Archeologisch onderzoek kan in dergelijke gevallen ook al bij projecten kleiner dan 100 m² vondsten opleveren. In gebieden met een lage verwachtingswaarde kan de gemeente kiezen om een grotere vrijgestelde oppervlakte vast te leggen in het omgevingsplan. Dit om te voorkomen dat de gemeente een initiatiefnemer belast met het doen van archeologisch onderzoek dat naar verwachting niet of nauwelijks zinvol is.

Cultuurhistorie

Uit het Besluit kwaliteit leefomgeving volgt dat gemeenten voor cultureel erfgoed dat voor bescherming in aanmerking komt een toereikend beschermingsregime moeten opnemen in het omgevingsplan. Het Bkl bevat hiervoor instructieregels.

Hieronder wordt beschreven op welke manier wordt omgegaan met archeologie en cultuurhistorische waarden.

4.11.2 Archeologie

4.11.3 Cultureel erfgoed en cultuurhistorie

4.11.4 Conclusie

De aspecten 'Archeologie' en 'Cultuurhistorie' vormen geen belemmering voor het planvoornemen.

4.12 Leidingen

Zoals omschreven in 4.8 Omgevingsveiligheid (Externe Veiligheid) lopen door het projectgebied geen boven- en/of ondergrondse leidingen die een planologische bescherming genieten. Er is dus op dat gebied geen sprake van (planologische) beschermingszones en/of belangen van derden.

Aanwezige leidingen leveren geen belemmeringen op voor onderhavig planvoornemen en het afwijken van het omgevingsplan. Er is sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.13 Duurzaamheid En Klimaat

4.13.1 Duurzaamheid

4.13.2 Klimaat

4.14 Gezondheid

Het bevoegd gezag moet een afweging maken of vanwege (onzekere) gezondheidsrisico's uit voorzorg maatregelen nodig zijn. Een aanleiding om uit voorzorg maatregelen te nemen zijn bijvoorbeeld de gezondheidseffecten van geitenhouderijen. Onduidelijk is nog waar deze effecten precies vandaan komen, maar duidelijk is dat er gezondheidseffecten zijn in de nabijheid van geitenhouderijen. In navolgende paragrafen worden de belangrijkste gezondheidsaspecten, endotoxine en geitenhouderijen beschreven. Daarnaast wordt ook aangegeven op welke wijze het plan bijdraagt aan het bevorderen van een positieve gezondheid.

4.14.1 Endotoxine

4.14.2 Hoogspanningsverbindingen

4.14.3 Geitenhouderijen

4.14.4 Gewasbeschermingsmiddelen

4.14.5 Positieve gezondheid

4.15 Project-mer-beoordeling

4.15.1 Wettelijk kader

Overeenkomstig paragraaf 16.4.2 van de Omgevingswet en afdeling 11.2 van het Omgevingsbesluit dient te worden bepaald of een ontwikkeling m.e.r.-beoordelingsplichtig is. Dit kan worden afgeleid uit bijlage V bij het Omgevingsbesluit, in samenhang met de artikelen 11.6 en 11.8 van het Omgevingsbesluit.

Een milieueffectrapportage (MER) is een procedure die de milieueffecten van een plan of project in beeld brengt. Het doel van de MER is om het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over plannen, programma's en projecten die mogelijk duidelijke milieueffecten hebben. De verwachtte effecten op het milieu en alternatieve oplossingen worden beschreven in een milieueffectrapport (MER). Daarnaast is participatie en kennisgeving een belangrijk onderdeel binnen de MER. Op deze manier vormt de MER een hulpmiddel voor de besluitvorming.

Een omgevingsplan of een afwijking daarvan valt onder een plan of programma waarvoor een milieueffectrapportage van toepassing is (Omgevingswet, Paragraaf 16.4.1, artikel 16.34).

De Motivering van de beslissing (art. 11.11 lid 3 Omgevingsbesluit) bestaat uit:

  1. a. de relevante criteria van bijlage III bij de m.e.r.-richtlijn; en
  2. b. als is beslist dat geen milieueffectrapport moet worden gemaakt
    1. 1. de kenmerken en maatregelen, bedoeld in artikel 11.10, derde lid, als degene die voornemens is het project uit te voeren deze heeft voorgesteld; en
    2. 2. het moment waarop die maatregelen moeten zijn gerealiseerd.

4.15.2 Toepassing

In Bijlage V. bij de artikelen 11.6, 11.7 en 11.8 van het Omgevingsbesluit zijn de projecten en de daarvoor benodigde besluiten aangewezen waarvoor een m.e.r.-(beoordelings)plicht geldt. In deze lijst zijn zowel de m.e.r.-plichtige als de m.e.r.-beoordelingsplichtige gevallen opgenomen en de daarvoor benodigde besluiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.TAMOPH22a-VG01_0058.png"

Beoordelingskader project-mer-beoordeling

Het projectvoornemen valt onder de categorie J11 zoals opgenomen in Bijlage V van het Omgevingsbesluit. Voor deze ontwikkelingen geldt geen mer-plicht. Voor de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject geldt in het kader van een omgevingsplan een mer-beoordelingsplicht.

De regelgeving zoals opgenomen in Bijlage V van het Omgevingsbesluit is de 'Nederlandse vertaling' van Europese regelgeving. In artikel 16.43 lid 3 sub a is opgenomen dat het bevoegd gezag bij beoordeling rekening moet houden met de relevante criteria van bijlage III bij de mer-richtlijn. Dit betreffen de criteria:

  1. 1. Kenmerken van het project;
  2. 2. Plaats van het project;
  3. 3. Kenmerken van het potentiële effect van het project.

In deze paragraaf wordt invulling gegeven aan deze drie criteria.

  1. 1. Kenmerken van het project

De kenmerken van onderhavig project zijn in Hoofdstuk 1 en Hoofdstuk 2 van de voorliggende ruimtelijke motivering uitgebreid omschreven. Er is hierbij geen sprake van cumulatie met andere projecten. De risico's voor de menselijke gezondheid en het risico van zware ongevallen en/of rampen zijn in Hoofdstuk 4 in overweging genomen en vormen geen belemmering voor het projectvoornemen.

  1. 2. Plaats van het project

De locatie is op dit moment in gebruik als agrarische grond en omringd door stedelijke functies. Het projectgebied is niet gelegen binnen een gevoelig gebied dat beschermd wordt op basis van de natuurwaarde, landschappelijke waarde en cultuurhistorische waarde.

  1. 3. Kenmerken van het potentiële effect van het project

In Hoofdstuk 4 van deze motivering zijn de verschillende milieuaspecten afgewogen. Daaruit is gebleken dat onderhavig plan (geen) negatieve effecten heeft ten aanzien van deze aspecten. De locatie, aard en omvang van het voornemen leiden niet tot dusdanige omstandigheden of milieueffecten, op basis waarvan alsnog een nadere project-m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is.

Op basis van de voorgaande wetgeving werden drempelwaarden gegeven, waarmee op voorhand kon worden bepaald of mogelijk effecten te verwachten zijn. In het voormalige Besluit m.e.r. waren twee lijsten (onderdelen C en D) opgenomen in de bijlage bij dat besluit. Om te bepalen of alsnog een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk was, moest worden bepaald (1) of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r. overschreed, (2) of de ontwikkeling in een gevoelig gebied lag (3) of er belangrijke milieugevolgen te verwachten waren. Het planvoornemen ziet toe op de volgende activiteiten die waren genoemd in de Bijlage behorende bij het Besluit m.e.r., Onderdeel D:

  • D11.2 De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject. Drempelwaarden:
    1. 1. 100 ha of meer
    2. 2. 2.000 woningen of meer;
    3. 3. een bedrijfsvloeroppervlak van 200.000 m² of meer.

Overeenkomstig de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (201901439/1/R1) is gezien de zeer beperkte omvang met dit voornemen geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in kolom 1 van categorie J11 van Bijlage V van het Omgevingsbesluit betreft daarmee geen m.e.r.- plichtige activiteit.

Het project voor het realiseren van 34 woningen is een activiteit die niet is genoemd in het Besluit m.e.r. (onderdeel D 11.2). Gezien de zeer beperkte omvang van het project is een M.e.r-beoordeling niet benodigd.

Aanvullend geldt dat bij elke activiteit die leidt tot een toename van stikstofdepositie, dient te worden getoetst of er sprake is van significant negatieve effecten op omliggende Natura 2000-gebieden. Uit de resultaten van de beoordeling van het aspect stikstof ( 4.10.3.3 Stikstof) blijkt dat het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Leudal is op 6,3 km afstand. Uit de Aerius-berekeningen (Bijlage 10) blijkt dat het voornemen niet leidt tot effecten op omliggende op Natura 2000 gebieden. Het opstellen van een passende beoordeling is dan ook niet noodzakelijk.

Gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke nadelige milieugevolgen optreden.

Conclusie

Uit de m.e.r.-beoordeling is gebleken dat de gevolgen van het uitvoeren van de activiteit op de fysieke leefomgeving geen aanleiding geven tot het opstellen van een m.e.r.-rapportage en dat er sprake van een evenwichtige toedeling van functies.

4.15.3 Conclusie

Uit de m.e.r.-beoordeling is gebleken dat de gevolgen van het uitvoeren van de activiteit op de fysieke leefomgeving geen aanleiding geven tot het opstellen van een milieueffectrapportage (MER) en dat er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.16 Conclusie Fysieke Leefomgeving

Met inachtneming van hetgeen omschreven in dit hoofdstuk en de bijbehorende onderzoeksrapportages en resultaten uit eventuele vervolgonderzoeken, is er met uitvoering van voorliggend plan sprake van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving, en daarmee sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

Hoofdstuk 5 Juridisch Bestuurlijke Aspecten

5.1 Inleiding

Vanaf 1 januari 2024 worden geen nieuwe bestemmingsplannen meer in procedure gebracht. Tenzij het gaat over een ontwerp (zoals bedoeld in artikel 4.6 lid 2 Invoeringswet Omgevingswet) dat voor 1 januari 2024 ter inzage is gelegd. Deze plannen worden nog volgens de oude wetgeving behandeld; Wet ruimtelijke ordening [oud].

Nieuwe plannen die niet voor 1 januari 2024 ter inzage zijn gelegd, dienen volgens de nieuwe wettelijke procedures behandeld te worden.

Sinds de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 beschikt iedere gemeente over een omgevingsplan.

Op basis van artikel 4.6 lid 1 Invoeringswet Omgevingswet bestaat een deel van het omgevingsplan o.a. uit: bestemmingsplannen, beheersverordeningen en wijzigingsplannen. Dit gedeelte van het omgevingsplan valt op basis van artikel 22.1 Omgevingswet in het 'tijdelijk deel' van het omgevingsplan. Daarnaast bestaat het 'tijdelijk deel' uit (rijks)regels die voor 1 januari 2024 golden; artikel 22.2 Omgevingswet. Dit gedeelte wordt ook wel de zogenaamde bruidsschat genoemd.

Iedere gemeente dient in de zogenaamde transitiefase het tijdelijk deel aan te passen en 'omgevingsplan proof' te maken. Hiermee wordt bedoeld dat iedere gemeente het tijdelijk deel dient te verwerken in het (definitieve) omgevingsplan. Deze transitiefase geldt tot 1 januari 2032 en deze transitiefase is bij koninklijk besluit vastgelegd; artikel 22.5 Omgevingswet.

5.2 Tijdelijke Alternatieve Maatregel (Tam)

Via de Omgevingswet wordt het mogelijk gemaakt om voor ruimtelijke initiatieven het omgevingsplan te wijzigen. Een wijziging van het omgevingsplan vindt plaats via het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO), de onderhevige wijziging van het omgevingsplan wordt volgens in het Omgevingsloket (de vervanger van ruimtelijkeplannen.nl) opgenomen.

Een (digitale) publicatie van een wijziging van het omgevingsplan wordt (landelijk) geplaatst via de 'Standaard officiële publicaties en Toepassingsprofielen voor omgevingsdocumenten; de zogenaamde STOP/TPOD- methode.

Kortom, een publicatie van een wijziging van het omgevingsplan, dient voor de (digitale) raadpleegbaarheid, aan deze (digitale) werkmethode te voldoen.

Indien een gemeente technisch gezien nog niet in staat is om het omgevingsplan te wijzigen volgens de STOP/TPOD- methode, kan gebruik worden gemaakt van de Tijdelijke Alternatieve Maatregel (TAM).

Deze TAM vormt een alternatieve mogelijkheid voor gemeenten om het omgevingsplan te wijzigen, wanneer zij nog niet aan de nieuwe (publicatie) standaarden kunnen voldoen. De Tijdelijke Alternatieve Maatregel mag worden toegepast tot en met 31 december 2024.

De TAM zorgt ervoor dat bij de wijziging van het omgevingsplan, gebruik mag worden gemaakt van de IMRO-standaard. Deze standaard werd voorheen gebruikt voor het opstellen en publiceren van bestemmingsplannen [oud]. De IMRO standaard houdt in: Informatiemodel Ruimtelijke Ordening.

Dit betekent dat de (digitale) publicatie van een wijziging van het omgevingsplan wordt gevalideerd via de [oude] IMRO standaarden. Daardoor wordt de wijziging van het omgevingsplan via de IMRO standaarden (digitaal) gepubliceerd.

De TAM dient te voorkomen dat gemeenten geen vertragingen krijgen bij gebiedsontwikkelingen. Dit, indien gemeenten nog niet kunnen voldoen aan de standaarden van de STOP/TPOD- methode.

5.3 Tam-imro Giel Peetershof Fase 2a

Om vertragingen in deze plantontwikkeling te voorkomen, is ervoor gekozen om gebruik te maken van de Tijdelijke Alternatieve Maatregel (TAM). Daardoor is voor de planontwikkeling rondom de Gielenhofweg gekozen voor een TAM- IMRO plan.

5.4 Juridische Leeswijzer Van Het Tam-imro Plan

Inleiding:

Een TAM-IMRO plan wordt opgenomen in het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Conform de werkafspraken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) wordt een TAM-IMRO plan toegevoegd als Hoofdstuk 22a van een omgevingsplan. Dit betekent dat conform deze werkafspraken aan hoofdstuk 22 van het omgevingsplan van de gemeente Peel en Maas, een nieuw hoofdstuk wordt toegevoegd; hoofdstuk 22a.

Bij het opstellen van het TAM-IMRO plan is rekening gehouden met: de werkafspraken die de VNG heeft vastgelegd rondom de vormgeving van een TAM- IMRO plan, wettelijke criteria en de lokale regelgeving van de gemeente Peel en Maas.

Hoofdstukken:

De regels van voorliggende planwijziging zijn als volgt opgebouwd:

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

In dit hoofdstuk zijn de algemene bepalingen die voor het gehele plangebied van kracht zijn vastgelegd. Dit is terug te zien in artikel 1.

Artikel 2 bevat een algemeen gebruiksverbod. Dit gebruiksverbod bewerkstelligd dat gronden en bouwwerken binnen dit plangebied op een andere wijze gebruikt mogen worden dan is vastgelegd in dit plan. Met deze bepaling is ander gebruik dan direct toegestaan, uitgesloten.

Artikel 3 bevat de begripsbepalingen van deze planwijziging. De wettelijke begripsbepalingen worden van toepassing verklaard. Hiernaast bevat 3.3 tot en met 3.35 de aanvullende begripsbepalingen welke van toepassing zijn op dit plan. Bij de formulering van deze aanvullende begripsbepalingen is nadrukkelijk aansluiting gezocht bij het oorspronkelijke bestemmingsplan voor de Giel Peetershof fase 1.

Naast het hierboven genoemde bevat dit hoofdstuk tevens de meet- en rekenbepalingen en de aanvraagvereisten.

Hoofdstuk 2: Functies en activiteiten

Dit hoofdstuk kent functies toe aan locaties en stelt regels aan activiteiten. Binnen het plangebied is één functie aangewezen. Deze functie is de functie 'woongebied'. Binnen deze functie zijn een aantal activiteiten toegestaan. Deze activiteiten staan genoemd in 6.2.1. Deze functie is gebaseerd op de bestemming 'woongebied' binnen het bestemmingsplan 'Giel Peetershof Egchel' zoals vastgesteld op 01-04-2015.

In 6.4 zijn de bouwregels binnen deze functie geformuleerd. Bouwen is enkel toegestaan indien voldaan is aan de hier genoemde bepalingen. Binnen de functie zijn twee functieaanduidingen aangebracht. Te weten de aanduiding 'weg' en de aanduiding 'groen'. De aanduiding weg heeft als doel om de toekomstige woningen op een bepaalde afstand van de aan te leggen weg te houden. De aanduiding groen heeft als doel te voorkomen dat binnen een bepaald deel van het plangebied gebouwd kan worden. Binnen de functie zijn geen bouwvlakken aangebracht. Binnen woongebied kan worden gebouwd mits aan de gestelde regels is voldaan.

paragraaf 6.5 bevat specifieke regels over functies en 6.6 bevat de beoordelingsregels voor een omgevingsvergunning voor het toestaan van gebruik ten behoeve van kamerverhuur.

Hoofdstuk 3: Algemene regels over functies

Dit hoofdstuk bevat algemene regels over functie. In dit hoofdstuk zijn onder meer de algemene bouwregels en de parkeerregels opgenomen. .

Hoofdstuk 4: Overgangsregels

Dit hoofdstuk bevat de overgangsregels van deze planwijziging. Er is bewust gekozen voor een overgangsrecht lijkend op het verplicht voorgeschreven overgangsrecht voor inwerkingtreding van de Omgevingswet. Dit betekend dat legaal aanwezig gebruik kan worden voortgezet en legaal aanwezige bebouwing of bebouwing welke op grond van een omgevingsvergunning gebouwd mag worden aanwezig kan blijven.

5.5 Werkingsbereik/ Toepassingsbereik Omgevingsplan

Dit TAM-omgevingsplan (hierna: plan) wijzigt het omgevingsplan van de gemeente Peel en Maas. In die zin dat na hoofdstuk 22 van het omgevingsplan een nieuw hoofdstuk (22a) wordt toegevoegd, bestaande uit de regels van dit plan. De hoofdstukken in de regels moeten gelezen worden als paragrafen van [hoofdstuk 22a] van het omgevingsplan Peel en Maas.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

6.1 Inleiding

In tegenstelling tot de Wet (en het Besluit) ruimtelijke ordening geldt onder de Omgevingswet dat een gemeenteraad bij het toekennen van functies aan locaties niet meer aannemelijk hoeft te maken dat die ontwikkeling (financieel) uitvoerbaar is. In haar Omgevingsplan wordt door de gemeente aangegeven dat een functie op een bepaalde locatie kan komen, wat minder verstrekkend is. Enkel behoeft te worden gemotiveerd dat een ontwikkeling in beginsel mogelijk is ('niet evident onuitvoerbaar'). Pas als zich een concreet initiatief aandient dat past binnen de in het Omgevingsplan toebedeelde functie, moet worden onderzocht hoe dat op een aanvaardbare wijze kan worden gerealiseerd.

In dit hoofdstuk worden de exploitatie van het plan en de eventueel daaruit voortvloeiende nadeelcompensatie besproken.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

In deze motivering is onderbouwd dat met het voorliggende besluit tot wijziging van het omgevingsplan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties wordt bereikt en dat de toegekende functies binnen een redelijke termijn kunnen worden gerealiseerd. Gelet hierop kan aangenomen worden dat de realisatie economisch uitvoerbaar is. Op voorhand is er geen reden om aan te nemen dat de toegekende functies om financiële redenen niet binnen een redelijke termijn kunnen worden gerealiseerd.

6.3 Kostenverhaal

Op grond van artikel 13.11 Omgevingswet is de gemeente verplicht tot kostenverhaal, indien sprake is van één of meerdere aangewezen bouwactiviteiten. Het gaat om zogenaamde kostenverhaalsplichtige activiteiten zoals genoemd in artikel 8.13 Omgevingsbesluit (hierna: ‘een aangewezen bouwactiviteit’). Dit houdt in dat de gemeenteraad kostenverhaalsregels dient vast te stellen in het omgevingsplan, tenzij middels onder andere een anterieure overeenkomst de kosten die het vanwege artikel 8.15 Omgevingsbesluit maakt, anderszins verzekerd zijn dan wel vrijstelling wordt verleend voor de kosten in de gevallen genoemd in artikel 8.14 Omgevingsbesluit.

De gemeenteraad heeft de grondexploitatie vastgesteld. Ook anderszins zijn er geen belemmeringen die de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staan.

Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd kan worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 7 Participatie

7.1 Inleiding

De procedure voor vaststelling van een wijzigingsbesluit op het Omgevingsplan is geregeld in de Omgevingswet, het Omgevingsbesluit en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor het wijzigen van een omgevingsplan geldt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb.

Het is volgens de Omgevingswet (artikel 10.2 Ow) verplicht om vooraf, bij de kennisgeving van het voornemen tot wijziging van (het tijdelijke deel van) het omgevingsplan, aan te geven op welke wijze burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding van worden betrokken. Vervolgens dient achteraf – in dit geval in voorliggende motivering – te worden aangegeven op welke wijze burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding zijn betrokken, wat de resultaten daarvan zijn en op welke wijze invulling is gegeven aan het geldende participatiebeleid.

7.2 Participatietraject

Bij de voorbereiding van onderhavig wijzigingsbesluit is de mogelijkheid geboden tot het voeren van een zogenaamd omgevingsdialoog. Deze omgevingsdialoog heeft feitelijk reeds in 2015 voor de vaststelling van het bestemmingsplan 'Giel Peetershof' plaatsgevonden. Ondanks dat de komst van fase 2 reeds bekend was bij de vaststelling van het plan 2015, wil de gemeente Peel en Maas de omgeving ook nu zo goed mogelijk betrekking bij de besluitvorming.

Om de omwonenden ook bij de realisatie van fase 2 van het Giel Peetershof te betrekken zijn er twee bijeenkomsten georganiseerd voor de omgeving.

Op donderdag 1 februari 2024 is het eerste schetsontwerp van Giel Peetershof fase 2 gepresenteerd aan de directe omwonenden. Na afloop van de bewonersavond, zijn de omwonenden geïnformeerd middels een brief, waarin teruggekeken wordt op een avond met grote opkomst. De na afloop, op 15 april 2024, verstuurde brief aan de omwonenden is toegevoegd als Bijlage 20. In deze brief is beantwoording van de vragen en opmerkingen tijdens de bewonersavond samengevat.

Naast de bewonersavond op 1 februari is op donderdag 29 februari 2024 een markt met de naam 'Wonen-leef-welzijnsmarkt Egchel' georganiseerd. Het was een goed bezochte bijeenkomst. De bijeenkomst heeft niet geleid tot aanpassing van het schetsontwerp Giel Peetershof fase 2a. De notitie van de bijeenkomst is toegevoegd als Bijlage 21.

Tijdens deze bijeenkomst georganiseerd door het dorpsoverleg, werden door diverse partijen alle plannen die in Egchel op stapel staan op het gebied van wonen, leven en welzijn gepresenteerd. De gemeente werd in de gelegenheid gesteld om van Giel Peetershof fase 2a het schetsontwerp te laten zien, toe te lichten en er vragen over te beantwoorden.

Iedereen die belangstelling had kon de bijeenkomst bijwonen en in de uitnodiging was vermeld dat het schetsontwerp gepresenteerd zou worden.

Tijdens de bijeenkomst zijn diverse vragen gesteld die te verdelen zijn in de volgend categorieën:

  • welk type woningen komen er in het plan?
  • Vraag om toelichting op het schetsontwerp
  • hoe kan ik in aanmerking komen voor een kavel?
  • wat gaat het kosten?
  • hoe ziet de planning er uit?

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de omwonenden in voldoende mate zijn betrokken en geïnformeerd over de realisatie van het Giel Peetershof fase 2(a). Nu de omwonenden vroegtijdig in het proces zijn betrokken en mee hebben mogen praten over het ontwerp zijn er geen grote bezwaren tegen het plan naar voren gekomen.

7.3 Zienswijzen

Hoofdstuk 8 Procedure

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van (een tijdelijk deel van) een omgevingsplan is ingevolge artikel 16.30 Omgevingswet de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 Awb van toepassing. De te doorlopen procedure ziet er grofweg als volgt uit.

  1. 1. Voorbereiding: de gemeente geeft op de daartoe voorgeschreven wijze kennis van het voornemen om het omgevingsplan te wijzigen en geeft aan hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding worden betrokken.
  2. 2. Ontwerp: de gemeente geeft op de daartoe voorgeschreven wijze kennis van de terinzagelegging van het ontwerp-omgevingsplan, zodat iedereen gedurende een termijn van 6 weken dat het ontwerp-omgevingsplan ter inzage ligt een zienswijze (schriftelijk of mondeling) kan indienen.
  3. 3. Vaststelling: de gemeente stelt het (gewijzigde) omgevingsplan vast en geeft daarbij aan hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding zijn betrokken, wat de resultaten daarvan zijn en hoe invulling is gegeven aan het geldende participatiebeleid. Het besluit tot vaststelling van het gewijzigde omgevingsplan wordt op de daartoe voorschreven wijze bekendgemaakt, en tegelijkertijd wordt kennisgegeven van de terinzagelegging dit besluit.
  4. 4. Inwerkingtreding: het gewijzigde omgevingsplan treedt in werking op de dag waarop 4 weken zijn verstreken sinds de dag waarop de gemeente het besluit op de daartoe voorgeschreven wijze bekend heeft gemaakt, mits geen verzoek om een voorlopige voorziening wordt gedaan.
  5. 5. Beroep: tegen het besluit tot wijzigen van het omgevingsplan staat beroep open bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Het ontwerp-omgevingsplan heeft met ingang van <DATUM> voor zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze inzagetermijn zijn geen zienswijzen ingediend tegen het ontwerp-omgevingsplan. De gemeente Peel en Maas heeft op <DATUM> besloten om het gewijzigde omgevingsplan (ongewijzigd) vast te stellen.

Bijlage 1 Verbeelding

Bijlage 1 Verbeelding

Bijlage 2 Overzicht Beroep Of Bedrijf Aan Huis

Bijlage 2 Overzicht beroep of bedrijf aan huis

Bijlage 1 Situatietekening

Bijlage 1 Situatietekening

Bijlage 2 Situatietekening Tijdelijk Ontwerp

Bijlage 2 Situatietekening tijdelijk ontwerp

Bijlage 3 Normaalprofielen Wegen

Bijlage 3 Normaalprofielen wegen

Bijlage 4 Dwarsprofiel Wegen

Bijlage 4 Dwarsprofiel wegen

Bijlage 5 Verkennend Milieukundig Bodemonderzoek

Bijlage 5 Verkennend milieukundig bodemonderzoek

Bijlage 6 Milieukundig Vooronderzoek Jacobusstraat (Ong.)

Bijlage 6 Milieukundig vooronderzoek Jacobusstraat (ong.)

Bijlage 7 Historisch Onderzoek Giel Peetershof

Bijlage 7 Historisch onderzoek Giel Peetershof

Bijlage 8 Verkennend Bodemonderzoek Inclusief Asbest

Bijlage 8 Verkennend bodemonderzoek inclusief asbest

Bijlage 9 Akoestisch Onderzoek Berekening Gevelbelasting

Bijlage 9 Akoestisch onderzoek berekening gevelbelasting

Bijlage 10 Geur- En Stikstofonderzoek

Bijlage 10 Geur- en stikstofonderzoek

Bijlage 11 Resultaat Digitale Watertoets

Bijlage 11 Resultaat digitale watertoets

Bijlage 12 Ontwerpnotitie

Bijlage 12 Ontwerpnotitie

Bijlage 13 Notitie Duurzaamheid

Bijlage 13 Notitie duurzaamheid

Bijlage 14 Onderzoek Naar De Waterdoorlatendheid Van De (Ondiepe) Ondergrond

Bijlage 14 Onderzoek naar de waterdoorlatendheid van de (ondiepe) ondergrond

Bijlage 15 Ontwerp Riool

Bijlage 15 Ontwerp riool

Bijlage 16 Rapportage Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 16 Rapportage Quickscan Flora en Fauna

Bijlage 17 Mitigatieplan Giel Peetershof Fase 1

Bijlage 17 Mitigatieplan Giel Peetershof fase 1

Bijlage 18 Selectiebesluit En Kort Verslag Opgraving

Bijlage 18 Selectiebesluit en kort verslag opgraving

Bijlage 19 Notitie Spuitzones Giel Peetershof

Bijlage 19 Notitie Spuitzones Giel Peetershof

Bijlage 20 Brief Omwonenden

Bijlage 20 Brief omwonenden

Bijlage 21 Notitie Bijeenkomst 'Wonen-leef-welzijnsmarkt Egchel'

Bijlage 21 Notitie bijeenkomst 'Wonen-leef-welzijnsmarkt Egchel'

Bijlage 22 Zienswijzennota

Bijlage 22 Zienswijzennota