KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd - 1
Artikel 4 Gemengd - 2
Artikel 5 Verkeer - Parkeerterrein
Artikel 6 Water
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Bestemmingsplan
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied En Het Voornemen
2.1 Historie Van Het Plangebied
2.2 Gebiedscontext
2.3 Huidige Situatie In Het Plangebied
2.4 Gewenste Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Verkeer En Parkeren
4.2 Wegverkeerslawaai
4.3 Luchtkwaliteit
4.4 Bedrijven En Milieuzonering
4.5 Akoestisch Onderzoek Milieuzonering
4.6 Industrielawaai
4.7 Geurhinder
4.8 Externe Veiligheid
4.9 Ecologie
4.10 Water
4.11 Bodem- En Grondwaterkwaliteit
4.12 Archeologie En Cultuurhistorie
4.13 Kabels En Leidingen
4.14 Vormvrije Mer-beoordeling
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Wettelijke Randvoorwaarden
5.2 Uitgangspunten Op Hoofdlijnen
5.3 Toelichting Op De Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
6.3 Grondexploitatie
Bijlage 1 Lijst Met Toelaatbare Beroepen En Vormen Van Bedrijvigheid Bij Woningen
Bijlage 2 Geluidswering Per Gevel
Bijlage 1 Structuurontwerp En Ontwerp Openbare Ruimte
Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 3 Distributieplanologisch Onderzoek
Bijlage 4 Onderzoek Verkeersafwikkeling
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 6 Wateradvies
Bijlage 7 Historisch Bodemonderzoek
Bijlage 8 Archeologisch Onderzoek 2006
Bijlage 9 Aanvullend Archeologisch Onderzoek
Bijlage 10 Reactienota Overleg En Inspraak Flexaterrein
Bijlage 11 Bezonningstudie
Bijlage 12 Onderzoek Stikstofdepositie
Bijlage 13 Reactienota Zienswijzen

Sneek - Flexaterrein

Bestemmingsplan - Gemeente Súdwest Fryslân

Vastgesteld op 19-12-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Sneek - Flexaterrein met identificatienummer NL.IMRO.1900.2014oostBPflexate-vast van de gemeente Súdwest Fryslân;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:

de uitoefening van een beroep of bedrijf (dan wel het verlenen van diensten) op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 1, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.8 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.9 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.10 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.11 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.12 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.13 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.14 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.15 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.16 brutovloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van gebouwen ten dienste van de bedrijfsactiviteiten, met inbegrip van de daartoe behorende opslag en overige dienstruimten;

1.17 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.18 dienstverlening:

werkzaamheden die bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.19 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.20 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.21 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg;

1.22 geluidsgevoelige functies:

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

1.23 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.24 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.25 horecabedrijf:

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt in overwegend een- en tweepersoonskamers tegen boeking per nacht, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.26 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.27 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.28 nutsvoorzieningen:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.29 ondersteunend horecabedrijf

een horecabedrijf dat ondersteunend is aan de hoofdfunctie, in hoofdzaak gericht op het verstrekken van kleinere maaltijden, geringe eetwaren en zwak- en niet-alcoholische dranken en dat uitsluitend is geopend gedurende de openingstijden van de ter plaatse aanwezige hoofdfunctie;

1.30 peil:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

1.31 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.32 prostitutiebedrijf:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht.

Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een erotische-massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.33 supermarkt:

een detailhandelsbedrijf dat zich in hoofdzaak richt op het verkopen van voedings- en genotmiddelen en dagelijkse levensbenodigdheden in een algemeen assortiment, in de vorm van een zelfbedieningszaak;

1.34 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    1. 1. een supermarkt, al dan niet in combinatie met een ondersteunende horeca, in de eerste bouwlaag;
    2. 2. woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, in de tweede en hogere bouwlagen;

met de daarbijbehorende:

  1. b. erven en terreinen;
  2. c. nutsvoorzieningen;
  3. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  1. a. een goede woonsituatie;
  2. b. een goede milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid; en
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca, met uitzondering van ten hoogste één ondersteunende horecavoorziening met een brutovloeroppervlakte van ten hoogste 300 m²;
  2. b. het exploiteren van een afzonderlijke detailhandel in een supermarkt, met uitzondering van een slijterij en een bloemist.

Artikel 4 Gemengd - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van (zorg)woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf en al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    1. 1. maatschappelijke voorzieningen;
    2. 2. parkeervoorzieningen in de eerste bouwlaag;

met de daarbijbehorende:

  1. b. erven en terreinen;
  2. c. nutsvoorzieningen;
  3. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  1. a. een goede woonsituatie;
  2. b. een goede milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid; en
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca.

Artikel 5 Verkeer - Parkeerterrein

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Parkeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. c. groenvoorzieningen;
  2. d. wegen, straten en paden;
  3. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder een overkapping als geluidswerende voorziening.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de sociale veiligheid; en
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van parkeren - voorwaardelijke verplichting' voor parkeervoorzieningen, zonder de realisatie van een overkapping als geluidswerende, conform de situering en dimensies zoals weergegeven in figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2014oostBPflexate-vast_0021.png"

Figuur 1. Situatie en dimensies overkapping als geluidswerende voorziening

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de waterhuishouding en waterberging;
  2. b. waterwegen, grachten en singels;
  3. c. aanleggelegenheid;

met de daarbij behorende:

  1. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder steigers en daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van ligplaatsen van woonschepen.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de regels, uitsluitend worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;
  2. b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. gebruik van gronden voor de opslag van schroot en afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar-, of vliegtuigen;
  3. c. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  4. d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  5. e. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot ten hoogste 25 m;
  4. d. de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10 m;
  5. e. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak in die zin dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde met niet meer dan 1,5 m worden overschreden door:
    1. 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    2. 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    3. 3. erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen.

10.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning mag alleen worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de sociale veiligheid; en
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 11 Overige Regels

11.1 Voldoende parkeergelegenheid

  1. a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  2. b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  3. c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%.
  3. c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

Bestemmingsplan Sneek - Flexaterrein

van de gemeente Súdwest Fryslân.

Behorend bij besluit van 19 december 2019.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Bestemmingsplan

Na beëindiging van de verffabriek AKZO Coatings/Flexa-fabriek in 2007 zijn de gronden aan de Oppenhuizerweg aangekocht door drie partijen met het doel hier een stedelijke ontwikkeling tot stand te brengen. De gronden zijn tijdelijk verhuurd als parkeerterrein aan de gemeente Súdwest-Fryslân (en de voormalige gemeente Sneek).

Nu zijn de plannen voor deze locatie dusdanig uitgewerkt, dat deze juridisch-planologisch kunnen worden verankerd. Het beoogde programma past niet binnen het geldende bestemmingsplan. De gemeente Súdwest-Fryslân staat positief tegenover deze plannen en wil hieraan medewerking verlenen door het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan.

Naar aanleiding van inspraakreacties op het voorontwerpbestemmingsplan is het structuurontwerp voor de locatie aangepast. Hierop wordt in hoofdstuk 6 nader ingegaan. Dit bestemmingsplan biedt een juridisch-planologisch kader waarbinnen het aangepaste ontwerp mogelijk is.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied betreft de locatie van de voormalige Flexa verffabriek. Het projectgebied is een langgerekt terrein dat begrensd wordt door de Houkesloot aan de oostzijde, de Oppenhuizerweg aan de westzijde en bebouwing (kantoren en appartementen) aan de noord- en zuidzijde. De begrenzing van het plangebied is globaal weergegeven in figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2014oostBPflexate-vast_0001.png"

Figuur 1. Plangebied Oppenhuizerweg

1.3 Geldend Bestemmingsplan

De ontwikkellocatie is niet meegenomen in het bestemmingsplan Zomerrak van 2011. Het geldende bestemmingsplan voor deze locatie is daarom het bestemmingsplan Sneek-Zomerrak uit 1995. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Sneek op 18 april 1995 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 24 november 1995. Op grond van dat bestemmingsplan, heeft de locatie de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden'.

Deze gronden mogen worden gebruikt voor bedrijven met de bijbehorende gebouwen en bouwwerken. Uit de beschrijving van de 'Hoofdlijnen van beleid' blijkt dat geluidszoneringsplichtige bedrijven en risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan. Er is geen woning of dienstwoning toegestaan binnen deze bestemming.

Gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd (zie figuur 2). Het bouwvlak mag voor 90% worden bebouwd. De bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen mag ten hoogste 13 m bedragen. Bouwwerken zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan. Binnen het bouwvlak bedraagt de maximale bouwhoogte 13 m, buiten het bouwvlak 3 m.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2014oostBPflexate-vast_0002.png"

Figuur 2. Fragment geldende plankaart

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgezet:

  • in hoofdstuk 2 volgt een beschrijving van de huidige en de toekomstige situatie;
  • hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders;
  • in hoofdstuk 4 vindt een toetsing plaats aan de wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten;
  • hoofdstuk 5 gaat in op de juridische regeling van het plan;
  • in hoofdstuk 6 tot slot, wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan aan de orde gesteld.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied En Het Voornemen

In dit hoofdstuk wordt de huidige situatie en de context van het plangebied beschreven. Daarna wordt het beoogde plan beschreven.

2.1 Historie Van Het Plangebied

Op korte afstand ten noordwesten van het plangebied ligt het stadshart van Sneek. Vanaf de 19e eeuw werd de stad uitgebreid buiten de grachten. De woonbuurt Sperkhem, direct ten oosten van het projectgebied, werd in de jaren 30 gebouwd. Vanaf de jaren 50 is de zone langs het de Houkesloot in gebruik genomen als industriegebied. In die jaren is in het plangebied ook de verffabriek gebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2014oostBPflexate-vast_0003.png"

Figuur 3. Sneek op de kaart in 1652 (rode cirkel is locatie projectgebied)

In de jaren 90 van de 20e eeuw zijn verschillende fabrieken uitgeplaatst en zijn delen van het gebied opnieuw ontwikkeld met woonfuncties (appartementen) en bedrijfsfuncties zoals het ING-kantoor. Sinds de verhuizing van de verffabriek is het plangebied ingericht als parkeerterrein. Dit was bedoeld als een tijdelijke oplossing voorafgaand aan een nieuwe invulling.

2.2 Gebiedscontext

Het plangebied ligt net ten oosten van de binnenstad van Sneek (zie figuur 4). Ten zuidoosten van het plangebied ligt de wijk Sperkhem. Deze wijk bestaat voornamelijk uit grondgebonden woningen uit de jaren 30. Tegenover het plangebied bevindt zich echter ook een autobedrijf (showroom) en een verzorgingstehuis. Aan de overzijde van de Houkesloot ligt de wijk het Eiland (voornamelijk woningen).

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2014oostBPflexate-vast_0004.png"

Figuur 4. Sneek op de kaart in 2016 (rode cirkel is locatie projectgebied)

Herontwikkeling langs het Zomerrak

In de jaren 90 is de herontwikkeling van het industriegebied langs het Zomerrak in gang gezet. Direct ten noordwesten en ten zuidoosten van het plangebied zijn nieuwe functies gerealiseerd. Beide deelgebieden worden 'Het Hoofd' en 'Het Venster' genoemd. 'Het Hoofd' markeert het begin van de vaar-as vanaf de Oppenhuizerbrug.

De bedoeling van de herontwikkeling was om tot een beeldbepalende toegangspoort voor de stadskern te komen. Voor dit gebied is de beeldkwaliteit langs het waterfront en langs de Oppenhuizerweg van belang. Daarbij is ingestoken op een combinatie hoogwaardige woon- en werkvoorzieningen aan het water, toeristisch-recreatieve voorzieningen en een hotelaccommodatie.

De stedenbouwkundige opzet wordt gekenmerkt door een stevige bebouwingswand langs het waterfront (zie figuur 5 en 6). De bouwhoogtes variëren, maar bestaan uit meerdere bouwlagen. In het deelgebied 'Het Hoofd', direct grenzend aan het plangebied, staat een kiosk van één bouwlaag.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2014oostBPflexate-vast_0005.png"

Figuur 5. 'Het Hoofd' gezien vanaf de 1e Oosterkade

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2014oostBPflexate-vast_0006.png"

Figuur 6. 'Het Venster' gezien vanuit de Frederik Hendrikstraat

Industriegebied Houkesloot/'t Ges

In zuidoostelijke richting langs de Oppenhuizerweg kent het gebied nog een industriefunctie. Het gaat hier om een industrieterrein met een geluidszone. De zonegrens ligt daarbij niet over het plangebied. Het industrieterrein heeft daarom geen gevolgen voor de planvorming.

Verkeersstructuur/ontsluiting

De Oppenhuizerweg vormt een belangrijke ontsluiting van de binnenstad in de richting van de A7. De Oppenhuizerweg loopt parallel naast de A7 en verbindt Sneek met de dorpen Oppenhuizen, Uitwellingerga en Joure. Aan de andere zijde van het plangebied ligt het Somerrak. Dit water verbindt de stadsgrachten van Sneek met het Sneekermeer.

2.3 Huidige Situatie In Het Plangebied

Het plangebied zelf wordt sinds 2008 door de gemeente Súdwest-Fryslân gebruikt als parkeerterrein. Bezoekers van het centrum kunnen tegen betaling langere tijd parkeren (lager tarief). Er zijn 300 parkeerplaatsen beschikbaar. Langs de grens van het plangebied loopt een aanlegsteiger. De steiger voorziet in ligplaatsen voor passanten en wordt op dit moment met een rood hekwerk gescheiden van het parkeerterrein (zie figuur 7).

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2014oostBPflexate-vast_0007.png"

Figuur 7. Huidige situatie in het plangebied, met rechts de Houkesloot en de bebouwing van Het Eiland

2.4 Gewenste Situatie

Ontwikkeling op hoofdlijnen

Voor het plangebied is een schetsplan gemaakt. Na het schetsplan zijn verschillende aanpassingen doorgevoerd in de stedenbouwkundige opzet. Er is gekozen voor een opzet met twee gebouwen, waarbij het grootste gebouw met een supermarkt op de begane grond zo wordt geplaatst dat deze een onderbreking vormt voor de onbebouwde ruimte langs de Oppenhuizerweg.

De contouren voor het stedenbouwkundig plan en de inrichting van de openbare ruimte zijn weergegeven in figuur 8. De exacte invulling van de gebouwen wordt nog verder uitgewerkt. Het bestemmingsplan biedt hiervoor enige flexibiliteit (zie hoofdstuk 5).

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2014oostBPflexate-vast_0008.png"

Figuur 8. Stedenbouwkundig plan

Stedenbouwkundig opzet

Het schetsplan voorziet in een stedenbouwkundige opzet met twee bouwblokken. De bouwblokken hebben de volgende werktitels meegekregen:

  1. 1. Havengebouw;
  2. 2. Botenhuis.

De beoogde bebouwingswand langs het waterfront – waarvan een deel is gerealiseerd in de eerder ontwikkelde deelgebieden 'Het Hoofd' en het 'Venster' – wordt in het plangebied doorgezet. De bebouwing kent eigen accenten, maar sluit qua situering en bouwhoogte aan bij de bestaande bebouwing.

Van groot belang is de relatie met het water. De bebouwing is georiënteerd op het water, maar sluit het waterfront niet af voor andere gebruikers. De oevers langs het waterfront blijven openbaar toegankelijk. Langs de supermarkt wordt een robuuste looproute naar het water gerealiseerd en aan de westkant van het plangebied een secundaire route. Het rode hek langs de rand van het plangebied wordt verwijderd, zodat de relatie met het water kan worden versterkt.

Benadrukt wordt dat het stedenbouwkundig programma nog niet definitief is. De vormgeving en bouwmassa van de gebouwen kunnen nog wijzigen. Dit is mede afhankelijk van de wensen van de beoogde gebruikers (zie onderstaand). Wel legt dit bestemmingsplan de positie en maximale bouwhoogte van de gebouwen vast. Dit met het oog op de rechtszekerheid van omwonenden. Tevens zijn de gewenste beeldkwaliteitseisen voor het plan vastgelegd.

Beoogde invulling

De gebouwen krijgen voor een belangrijk deel een woonfunctie. Voor bouwblok 1 is het uitgangspunt dat er een zorgformule wordt toegepast. De begane grond van bouwblok 2 wordt ingevuld door een supermarkt. In de plint van het andere bouwblok wordt parkeergelegenheid gerealiseerd. Dit wordt op zodanige wijze ontworpen dat dit geen afbreuk doet aan de levendigheid van het gebied.

Voor de invulling van de gebouwen zijn gesprekken gaande met verschillende partijen. Benadrukt wordt dat de invulling van de gebouwen nog niet definitief is. Het bestemmingsplan biedt daarom flexibiliteit om in te kunnen spelen op de wensen van de toekomstige gebruikers. Dat is een belangrijk uitgangspunt voor de regels van dit bestemmingsplan.

Tabel 1. Voorlopig programma en flexibiliteit in het bestemmingsplan

Bouwblok Deelproject In het schetsplan Flexibiliteit in het bestemmingsplan
Het havenhuis (bouwblok 1) Begeleid wonen, met parkeren in de plint, eventueel met dagbesteding en zorgfuncties 32 zorgappartementen van ca. 35 m2
4 tweepersoons appartementen, ruimtes voor kantoren, dagbesteding (ca. 600 m2)
(Zorg)woningen in combinatie met maatschappelijke voorzieningen en parkeren. Hoogte maximaal 19 meter.
Het botenhuis (bouwblok 2) Supermarkt ca. 2.800 m2 Supermarkt in de eerste bouwlaag. Bouwhoogte maximaal 6 meter, plaatselijk te verhogen tot 12 meter.
Zelfstandige appartementen (met lichte zorg) 32 appartementen van ca. 70 m2 Woningen in de tweede en hogere bouwlaag. Bouwhoogte maximaal 21 meter.

Ruimtelijke kwaliteit openbare ruimte

Vanuit gemeente Súdwest-Fryslân is een hoogwaardige ruimtelijke kwaliteit een belangrijke voorwaarde om mee te werken aan het plan. Daarbij zijn de volgende uitgangspunten van belang:

  • tussen de wijk Sperkhem en het waterfront langs de Houkesloot ontstaat een ruimtelijke relatie. Er komen twee looproutes (waarvan de één wat robuuster wordt aangekleed dan de andere);
  • er moet een goede aansluiting zijn van het plangebied op de openbare ruimte (de Oppenhuizerweg);
  • het parkeerterrein krijgt een groene uitstraling en een duidelijk herkenbare inrichting;
  • de verkeersafwikkeling op de Oppenhuizerweg wordt gewaarborgd (zie paragraaf 4.1).

Deze voorwaarden hebben geresulteerd in het structuurontwerp in figuur 8. Het ontwerp wordt nader omschreven in Bijlage 1, maar omvat op hoofdlijnen de volgende elementen:

  • er komen twee looproutes naar het waterfront. Deze liggen in het verlengde van de Maria Louisestraat en de Willem Lodewijkstraat;
  • op het parkeerterrein wordt de verharding opengebroken en beplanting gerealiseerd (zie figuur 9);
  • de aansluiting op het openbaar gebied wordt gemarkeerd door een groene haag;
  • in de aanduiding looproutes komen de kleuren geel/zwart van de stad Sneek en de Jumbo terug (zie figuur 10 en 11).

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2014oostBPflexate-vast_0009.png"

Figuur 9. Het asfalt wordt opengebroken ten behoeve van groen

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2014oostBPflexate-vast_0010.png"

Figuur 10. De geleiding van voetgangers via een 'menselijk' patroon

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2014oostBPflexate-vast_0011.png"

Figuur 11. Toepassen van de kleuren geel en zwart uit het stadswapen van Sneek

Beeldkwaliteit gebouwen

In het schetsplan is de situering van gebouwen en de bouwmassa van het bouwplan afgebakend. Deze aspecten worden juridisch-planologisch geborgd in het bestemmingsplan. Overige welstandsaspecten als materialisering, kleur en detaillering zijn niet opgenomen in de juridische regels van het bestemmingsplan. Deze aspecten zijn van belang voor de verdere uitwerking van het bouwplan. Daarom is voor het plangebied een beeldkwaliteitsplan gemaakt. Het beeldkwaliteitsplan is opgenomen als Bijlage 2 bij deze toelichting.

Het beeldkwaliteitsplan heeft als doel een samenhangende ruimtelijke kwalitatieve inrichting voor de locatie te realiseren. Het plan is richtinggevend voor de architectonische uitwerking van de gebouwen.

Gezocht wordt naar evenwicht tussen de gemeenschappelijke identiteit en de individuele uitstraling per gebouw. Het principe 'vrijlaten wat kan en vastleggen wat moet' is daarbij leidend. Elk planonderdeel heeft enkele bijzondere en onderscheidende kenmerken.

Het beeldkwaliteitsplan geeft per gebouw richtlijnen voor:

  • oriëntatie van de gebouwen;
  • architectonische uitstraling en vormgeving, samenhang en variatie;
  • materiaal en kleurgebruik;
  • het daklandschap - afdekking van gebouwen;
  • kleur- en materiaalgebruik;
  • overgangen naar openbaar gebied.

Specifiek aandachtspunt vormt de uitwerking van de supermarktgevel langs de Oppenhuizerweg. Aan deze kant vindt namelijk ook het laden en lossen plaats. Voor deze gevel is een uitwerking gemaakt waarbij met gemonteerd hout en groene planten een groene gevel wordt gemaakt. Daarmee wordt de blinde gevel en de functie van laden en lossen aan het zicht onttrokken en kunnen eventueel voorzieningen worden aangebracht om de geluidsbelasting te reduceren. In de navolgende figuren zijn een aantal (referentie)beelden voor de uitwerking van deze gevel opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2014oostBPflexate-vast_0012.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2014oostBPflexate-vast_0013.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2014oostBPflexate-vast_0014.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2014oostBPflexate-vast_0015.png"

Figuur 12. Uitwerking en referentiebeelden voor de supermarktgevel langs de Oppenhuizerweg

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan wordt het beeldkwaliteitsplan vastgesteld als welstandskader voor dit gebied.

Verkeersontsluiting

Het plangebied wordt op twee punten ontsloten op de Oppenhuizerweg. Dit is een belangrijke ontsluitingsroute voor Sneek, die met name in de spits behoorlijk druk is. Op basis van onderzoek naar de verkeersafwikkeling is besloten om ter hoogte van het plangebied een linksafvak toe te voegen, zodat de doorstroming op de Oppenhuizerweg gewaarborgd is. In paragraaf 4.1 wordt verder ingegaan op de verkeersgeneratie en de verkeersafwikkeling.

Ten aanzien van de parkeersituatie en de ontsluiting van het plangebied zijn verschillende varianten onderzocht. Voor het grote parkeerterrein is gekeken naar een model met meerdere in- en uitritten en verschillende routes over het parkeerterrein. Uiteindelijk is gekozen voor een model met twee uitritten en twee inritten (twee slagbomen) op gescheiden locaties. Dit model geniet de voorkeur, omdat daarmee:

  • het grootste mogelijke aantal parkeerplaatsen wordt gerealiseerd;
  • de routing over het parkeerterrein eenduidig is;
  • de opstelling voor de in- en uitrit het meest optimaal is.

De gekozen variant is weergegeven in figuur 13.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2014oostBPflexate-vast_0016.png"

Figuur 13. Beoogde inrichting van het grote parkeerterrein

Parkeren

Op basis van parkeerkengetallen (CROW-publicatie 317) is berekend dat voor de realisatie van de maximale bouwmogelijkheden in het bestemmingsplan 217 parkeerplaatsen nodig zijn op het moment dat een piek in het parkeergebruik ontstaat (de koopavond). Daarbij is rekening gehouden met de flexibiliteit in het bestemmingsplan, het gebiedstype en het gegeven dat de gebruikers in het plangebied bij voorkeur een afgescheiden parkeerterrein willen (geen dubbelgebruik). Zie ook paragraaf 4.1.

In het schetsplan zijn 217 parkeerplaatsen voorzien (zie figuur 13). Het parkeerterrein ten zuiden van de supermarkt zal worden gebruikt voor de bewoners van de appartementen boven de supermarkt en voor personeel van de supermarkt (bouwblok 2), terwijl het grote parkeerterrein bedoeld is voor de bezoekers van de supermarkt (bouwblok 2), en de bewoners en begeleiders van de (zorg)appartementen (bouwblok 1). Daarmee wordt in het plangebied in voldoende parkeergelegenheid voorzien. De gemeente maakt afspraken met de ontwikkelaars over het parkeerregime dat in het plangebied wordt toegepast.

Het bestemmingsplan bevat overigens de mogelijkheid om aanvullende parkeergelegenheid te realiseren, indien dat noodzakelijk blijkt. In paragraaf 4.1 wordt nader ingegaan op het aspect parkeerbehoefte.

Laden en lossen

Het bevoorradend vrachtverkeer kan vanaf het oosten via de Oppenhuizerweg vooruit de expeditiestraat inrijden en vervolgens in het verlengde richting het noorden via de Oppenhuizerweg de expeditiestraat weer verlaten. De vrachtwagen hoeft hierdoor niet op de openbare weg te manoeuvreren. De vrachtwagen rijdt vervolgens in westelijke richting de Oppenhuizerweg af. Het laden en lossen zal alleen in de dagperiode plaatsvinden, om overlast voor omwonenden te voorkomen.

Met betrekking tot het laden en lossen van vrachtwagens is met behulp van rijcurves in beeld gebracht welke ruimte beschikbaar is. Tussen de opening van het gebouw (ca. 17 m breed) en het fietspad zit een ruimte van ca. 3,40 m. Daardoor kan de vrachtwagen een stuk het gebouw uitrijden, voordat deze het fietspad kruist (zie onderstaande figuur). Hieruit blijkt dat een vrachtwagen voldoende zicht heeft om een fietspad te overzien. Omgekeerd is het ook belangrijk dat fietsers vrachtwagens zelf kunnen zien en (qua snelheid) kunnen anticiperen op de vrachtwagen. De verkeersveiligheid zal hier verder worden geoptimaliseerd door het gebruik van spiegels en/of camera's.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk behandelt het ruimtelijk beleid van Rijk, provincie en gemeente voor zover dat concreet betrekking heeft op dit plangebied.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Met de SVIR zet het Rijk in op een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Meer dan bij de voorgaande nota's legt het Rijk het primaat van de ruimtelijke ordening bij provincies en gemeenten ('decentraal, tenzij ...').

In het Barro zijn de nationale belangen uit de SVIR vertaald in concrete juridische regels die moeten worden opgenomen in bestemmingsplannen. Deze 14 nationale belangen zijn:

  1. 1. rijksvaarwegen;
  2. 2. mainportontwikkeling Rotterdam;
  3. 3. kustfundament;
  4. 4. grote rivieren;
  5. 5. Waddenzee en waddengebied;
  6. 6. defensie;
  7. 7. hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  8. 8. elektriciteitsvoorziening;
  9. 9. buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  10. 10. Ecologische Hoofdstructuur;
  11. 11. primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  12. 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  13. 13. erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
  14. 14. De Noordzeekust.

In het plangebied en in de directe omgeving daarvan is geen van deze nationale ruimtelijke belangen in het geding.

Duurzame verstedelijking

In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Het artikel is op 12 mei 2017 gewijzigd. Deze wijziging treedt op 1 juli 2017 in werking. Voor dit plan wordt getoetst aan deze nieuwe regeling, die inhoudt dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

In dit ruimtelijk plan is, op basis van het aantal woningen dat gerealiseerd wordt, sprake van een stedelijke ontwikkeling. De onderbouwing van de behoefte is nog volgens de 'oude' ladder onderbouwd:

  1. 1. beoordelen of de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale behoefte;
  2. 2. beoordelen of deze vraag ook binnen bestaand bebouwd gebied gerealiseerd kan worden;
  3. 3. en een beoordeling of – indien het voorgaande niet het geval is – de locatie buiten bestaande bebouwd gebied wel multimodaal is of kan worden ontsloten.

Ad 1.

Het realiseren van woonfuncties met lichte zorgondersteuning sluit aan bij de ontwikkeling van extramuralisering in de zorg. Door het scheiden van wonen en zorg ontstaat behoefte aan huisvesting, waarbij ouderen in staat worden gesteld om zo lang mogelijk zelfstandig te wonen. De toevoeging van woningen in de vorm van appartementen past binnen het gemeentelijk woonbeleid (zie paragraaf 3.3).

In het Streekplan Fryslân heeft Sneek de status 'stedelijk centrum'. In verband hiermee is het gewenst op relatief korte termijn woningbouwcapaciteit beschikbaar te hebben wanneer daaraan behoefte is in dit bundelingsgebied. De woningbouwafspraken met de provincie kunnen worden verlengd tot 2020, omdat de woningbouw stagneert en de geplande aantallen woningen zoals genoemd in het woningbouwprogramma 2011-2016 niet gehaald worden. Omdat het bestemmingsplan een planperiode kent van 10 jaar en de woningbouwafspraken zijn verlengd tot 2020, kan worden gesteld dat binnen de planperiode behoefte is aan de realisatie van deze woningen.

De realisatie van een nieuwe supermarkt sluit aan bij de trend van schaalvergroting. Supermarkten hebben daarbij een groter oppervlak nodig om te kunnen voorzien in de behoefte van klanten aan meer service. In een distributieplanologisch onderzoek (DPO) wordt ingegaan op de effecten van de nieuwe supermarkt in het plangebied voor de verzorgingsstructuur in Sneek (Bijlage 3). Ook zijn daarbij de effecten van de vergroting van de AH-supermarkt in de wijk Stadsfenne meegenomen.

Uit het DPO wordt geconstateerd dat:

  1. 1. de supermarkt geen afbreuk doet aan het kernwinkelgebied van Sneek (zie ook paragraaf 3.3);
  2. 2. de realisatie van de beoogde supermarkt geen afbreuk zal doen aan de dagelijkse voorzieningenstructuur. Bovendien krijgt de wijk Sperkhem op kortere afstand een supermarkt. In die zin is ook sprake van een versterking van de verzorgingsstructuur;
  3. 3. de realisatie van de supermarkt leidt niet tot structurele leegstand. De supermarkt wordt juist gevestigd op een plek waar voorheen een fabriek stond.

Zodoende wordt geconstateerd dat de behoefte aan de beoogde ontwikkelingen voldoende is aangetoond en dat er geen negatieve (ruimtelijke) neveneffecten zijn te verwachten zoals leegstand of afbreuk aan het kernwinkelgebied of de verzorgingsstructuur.

Ad 2.

De ontwikkelingen worden gerealiseerd op een transformatielocatie binnen bestaand gebied die al lange tijd in beeld was voor herontwikkeling. Daarmee voldoet de locatie aan de voorkeursvolgorde voor verstedelijking en het principe van zorgvuldig ruimtegebruik.

Ad 3.

Gezien het voorgaande is toetsing aan de derde stap van de ladder niet noodzakelijk. Het plangebied is overigens goed ontsloten voor de auto en de fiets. Daarnaast stopt ter hoogte van het plangebied de regionale buslijn van Harlingen naar Heerenveen (lijn 99) en Makkum naar Heerenveen (lijn 98).

Conclusie rijksbeleid

In het plangebied zijn geen nationale ruimtelijke belangen in het geding. Het programma speelt in op de vraag naar servicegerichte supermarkten en sluit aan bij het gemeentelijk woonbeleid. Het gaat om de herontwikkeling van een locatie binnen bestaand bebouwd gebied. Tot slot is het plangebied multimodaal bereikbaar. De plannen sluiten daarmee aan op de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal Beleid

Streekplan Fryslân 2007

Algemeen

Het provinciaal beleid is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân 2007 'Om de kwaliteit fan de romte', vastgesteld op 13 december 2006. De provincie Fryslân zet meer dan voorheen in op de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit bij veranderingen in het gebruik en de inrichting van de ruimte. Met ruimtelijke kwaliteit wordt bedoeld dat in ruimtelijke plannen expliciet de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde worden toegevoegd aan de omgeving.

Met de invulling van het plangebied wordt de ruimtelijke kwaliteit in het gebied aanzienlijk verhoogd. De stedenbouwkundige ontwikkeling die met 'Het Hoofd' en 'Het Venster' is ingezet langs het waterfront, wordt daarmee doorgezet. De belevingswaarde wordt daarmee vergroot. Doordat het gebied meerdere functies krijgt, wordt ook de gebruikswaarde van het gebied verhoogd. Voor de vitaliteit van het gebied is het van belang dat het waterfront openbaar gebied blijft. Tot slot wordt in het bestemmingsplan voldoende flexibiliteit ingebouwd om ook de toekomstwaarde te waarborgen.

Detailhandel

Door veranderende wensen van de consument komt het steeds vaker voor dat detailhandel ook buiten het kernwinkelgebied of buiten de binnenstad gevestigd wordt. Dit hoeft geen probleem te zijn, zolang dit geen leegloop van het kernwinkelgebied betekent. Vanwege een aantal regionale factoren zijn de vestigingsmogelijkheden voor detailhandel buiten de centra daarom in Friesland niet wenselijk, aangezien dit een leegloop van het bestaande kernwinkelgebied zou betekenen. Zodoende heeft de provincie een vestigingsbeleid uitgewerkt (zie onderstaand).

Voor 'perifere detailhandel' geldt specifiek beleid. Dit zijn voorzieningen die vanwege bevoorrading en de volumineuze aard van de goederen minder geschikt zijn voor vestiging in binnensteden of centra. Voor het type kern waar Sneek onder valt, is de vestiging van perifere detailhandel buiten het centrum toegestaan, mits er aangetoond wordt dat deze detailhandel binnen het centrum geen afbreuk zou doen aan de kwaliteit van het centrum, of moeilijk inpasbaar is.

Verordening Romte Fryslân

Algemeen

De Verordening Romte Fryslân is de juridische vertaling van de structuurvisie. De structuurvisie is alleen bindend voor de provincie zelf, de verordening is daarentegen algemeen bindend en werkt dus ook door op gemeentelijk niveau.

Bestaand bebouwd gebied

Een belangrijk instrument van de verordening is de definitie van het bestaand bebouwd gebied. Deze grens geeft aan waar de stedelijke uitbreidingen plaats mogen vinden (en waar niet). De locatie ligt binnen het bestaand stedelijk gebied.

Wonen

Op grond van de Provinciale Verordening werkt de provincie mee aan woningbouwplannen voor zover de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.

Het meest recente woningbouwprogramma 2011-2016 is van 2012. Het Flexaterrein is daarbij genoemd als potentiële ontwikkellocatie voor de periode na 2016. In het woonprogramma zijn echter nog geen aantallen voor dit project opgenomen. De aantallen moeten worden opgenomen in het nieuwe woningbouwprogramma.

Detailhandel

In hoofdstuk 5 van de Verordening, onder 5.4 'detailhandel' staat beschreven dat een ruimtelijk plan uitsluitend detailhandel buiten het bestaande kernwinkelgebied kan toestaan indien het perifere detailhandel betreft. Daarbij moet in de toelichting gemotiveerd worden dat:

  • de detailhandel geen afbreuk doet aan de verzorgingsfunctie van het bestaande kernwinkelgebied;
  • de detailhandel qua schaal en verzorgingsfunctie aansluit bij de aard en schaal van de kern;
  • vestiging in het kernwinkelgebied of in de centrumrand redelijkerwijs niet mogelijk is, voor zover sprake is van detailhandel in fietsen, auto-accessoires en supermarkten.

De locatie ligt aan de rand van het centrum en werkt daarom versterkend ten opzichte van het kernwinkelgebied. Mensen die bij de supermarkt hun boodschappen doen, bevinden zich immers op loopafstand van het kernwinkelgebied. Daarnaast ligt de locatie uit het oogpunt van bevoorrading en ontsluiting gunstig.

Vaarwegenverordening Fryslân

Op grond van de Vaarwegenverordening Fryslân geldt langs de Houkesloot een bebouwingsvrije zone van 15 m. Voor nieuwe gebouwen in deze zone moet een ontheffing worden verleend op grond van de vaarwegenverordening. Over deze ontheffingsaanvraag heeft afstemming plaatsgevonden met provincie Fryslân. Hieruit blijkt dat de situatie 'onthefbaar' is, mede omdat:

  • in de Houkesloot reeds aanlegplaatsen aanwezig. Het bestemmingsplan wijzigt daar niets aan;
  • de gebouwen komen in de lengterichting van de vaarweg te staan en maken belemmeren daardoor het overzicht over de vaarroute niet;
  • de nieuwe gebouwen staan op enkele meters afstand van de vaarweg en komen in dezelfde rooilijn te staan als de bestaande gebouwen aan weerszijden van het plangebied.

De ontheffing wordt aangevraagd aan de hand van de definitieve bouwplannen.

Conclusie provinciaal beleid

Invulling van het plangebied leidt tot een aanzienlijke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Realisering van een supermarkt aan de rand van het kernwinkelgebied leidt tot een versterking van de winkelfunctie van dit gebied. De supermarkt is qua schaal en verzorgingsfunctie passend bij een regionaal centrum als Sneek. De woningbouwaantallen zullen worden verantwoord in het nieuwe gemeentelijke woningbouwprogramma. Daarmee past het bestemmingsplan binnen het provinciale ruimtelijke beleid. Op grond van de vaarwegenverordening wordt een ontheffing aangevraagd.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Ontwikkelingsvisie gemeente Súdwest-Fryslân 2011-2021

Bij de start van de nieuwe gemeente Súdwest-Fryslân is een ontwikkelingsvisie gemaakt waarin 10 jaar vooruit wordt gekeken. Met de visie wordt koers gegeven aan de verschillende beleidsterreinen.

In de visie zijn zes pijlers opgenomen waarin de gemeente van nature sterk is. Dit zijn de zes pijlers:

1. verscheidenheid in kernen;

2. weidsheid van het landschap, hoge ruimtelijke kwaliteit;

3. economische verscheidenheid;

4. grote sociale verbondenheid;

5. grote rijkdom aan cultuur en erfgoed;

6. sterke aantrekkingskracht voor toeristen.

Voor dit plan zijn meerdere pijlers relevant.

Ad.2 Om de landschappelijke kwaliteiten van het landelijk gebied te behouden, worden nieuwe bedrijfsfuncties vooral in en bij de steden Sneek en Bolsward gerealiseerd. Daarnaast moet worden ingezet op efficiënt en meervoudig ruimtegebruik;

Ad.3 Bij deze pijler wordt het belang van vitale binnensteden en bedrijfslocaties vermeld. Daarnaast wordt ingegaan op een aantal sleutelsectoren. Er wordt geen specifieke aandacht besteed aan detailhandelsvoorzieningen. In de voorgaande paragraaf is al beschreven dat de beoogde invulling op de locatie Oppenhuizerweg leidt tot een versterking van het kernwinkelgebied.

Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de Ontwikkelingsvisie van de gemeente Súdwest-Fryslân.

Visie ruimtelijke kwaliteit 'Mei soarch foar ús lânskip' (2013)

In de gemeentelijke visie ruimtelijke kwaliteit 'Mei soarch foar ús lânskip' ligt het accent sterk op het behouden en versterken van de landschappelijke kwaliteiten in het landelijke gebied. Aan de stedelijke context wordt beperkt aandacht besteed. De passages over de inpassing van stedelijk functies gaan vooral over de toevoeging van nieuwe bedrijventerrein. De volgende uitspraken zijn relevant:

  • 'Bedrijven moeten zoveel mogelijk geconcentreerd worden op de daarvoor aangewezen locaties. De Ontwikkelvisie van de gemeente beschrijft een verdeling van het grondgebied van de gemeente in een stedelijke cluster Sneek-Bolsward en daarnaast nog vijf landelijke clusters.'
  • 'De stedenbouwkundige kwaliteit en de landschappelijke inpassing verdienen veel aandacht. Bedrijvenlocaties moeten niet langer anonieme, op zichzelf staande gebieden zijn die niets doen met het omliggende landschap c.q. de onderliggende landschappelijke dragers.'

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in herontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied. Er is geen sprake van aantasting van het landschap. Parallel aan het bestemmingsplan is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Met beide plannen wordt de stedenbouwkundige kwaliteit gewaarborgd. Daarmee voldoet de ontwikkeling aan de visie ruimtelijke kwaliteit.

Detailhandelsvisie Súdwest-Fryslân

De detailhandelsstructuurvisie moet als een katalysator functioneren voor de detailhandel in de komende jaren. De visie is toetsingsdocument voor nieuwe ontwikkelingen en ruimtelijk beleid. De detailhandelsstructuurvisie is opgesteld in de lijn van de gemeentelijke Ontwikkelvisie. Hierin staan een sterke stedelijke zone en landelijke clusters met een goed voorzieningenniveau voor de inwoners centraal.

De binnenstad van Sneek wordt gezien als het recreatieve winkel- en voorzieningengebied van de gemeente en de regio. De gemeente streeft er naar in dit kernwinkelgebied een kwalitatief hoogstaand en gevarieerd detailhandelsaanbod te handhaven. Naast de binnenstad zijn er nog drie typen winkelgebieden gedefinieerd:

  1. 1. schillocaties (boodschappen en doelgericht);
  2. 2. solitaire supermarktlocaties (boodschappen doen);
  3. 3. bedrijventerrein (doelgericht, laagfrequent).

Schillocaties zijn de vooruitgeschoven posten van het kernwinkelgebied en vormen een schakel tussen centrum en periferie. Gemak en voldoende parkeergelegenheid vormen een belangrijke bezoekersmotief voor deze locatie. Het Antoniusplein, Boschplein en het Normandiaplein zijn duidelijke schillocaties. Locatie Oppenhuizerweg vormt een schillocatie zonder bestaande (detailhandels)functies.

Toevoeging van grote oppervlaktes detailhandelsfuncties is op deze locaties niet aan de orde. Ten aanzien van nieuwe supermarkten op schillocaties geldt dat 'vestiging bij voorkeur een versterking van het kernwinkelgebied moeten betekenen. Schillocaties (bestaand en nieuw) kunnen daarom in beginsel wel in aanmerking komen mits deze locaties ruimtelijk geschikt zijn. Daarbij speelt nadrukkelijk ook parkeergelegenheid een belangrijke rol.'

Gezien de ligging van het plangebied, betekent de realisatie van een supermarkt een aanzienlijke versterking van het kernwinkelgebied. Het plangebied bevindt zich immers op een transferlocatie: de locatie is makkelijk te bereiken via de stedelijke hoofdinfrastructuur (A7/Oppenhuizerweg) en ligt tegelijkertijd op loopafstand van het kernwinkelgebied (<300 m).

Woningbouwprogramma 2011-2016

Tijdens de raadsvergadering van 21 juni 2012 heeft de gemeenteraad het woningbouwprogramma 2011-2016 vastgesteld. Het programma voorziet in een harmonisatie van de 5 woningbouwprogramma's van de herindelingsgemeenten die samen Súdwest-Fryslân vormen. In de bijlage van het woningbouwprogramma zijn 94 concrete projecten of mogelijke locaties voor de ontwikkeling van woningbouw opgenomen. Het Flexaterrein (of CPS-color) is daarbij genoemd als potentiële ontwikkellocatie voor de periode na 2016.

In het woningbouwprogramma zijn woningaantallen toegedeeld aan vijf landelijke woningbouwclusters en één stedelijke woningbouwcluster. Onderhavig plangebied maakt deel uit van het stedelijke woningbouwcluster. Bij een huishoudensgroei van 192 huishoudens per jaar, is in dit cluster voorlopig een woningbouwopgave van 125 woningen per jaar aan de orde. Door te streven naar meer schaarste op de woningmarkt zullen woningbouwprojecten naar verwachting kansrijker worden. In kwalitatief opzicht ligt het accent in het nieuwe woningbouwprogramma op seniorenhuisvesting, starters, betaalbaarheid en duurzaamheid.

Realisatie van wooneenheden in het plangebied levert kwantitatief een bijdrage aan de realisatie van het afgesproken woningbouwprogramma in dit stedelijke cluster. Kwalitatief vormt het programma een aanvulling op de grondgebonden woningen die op de uitbreidingslocaties aan de rand van de stad worden gerealiseerd. De inzet op seniorenwoningen en zorgwoningen sluit goed aan bij speerpunten van het nu nog lopende woningbouwprogramma.

Nieuw woningbouwprogramma

Voor de komende periode is een nieuw Woningbouwprogramma in voorbereiding. De 32 appartementen in “Het Botenhuis” (in gebouw 2 boven de supermarkt) en de 32 (zorg) appartementen in het “Havenhuis” (gebouw 1) worden in dit programma opgenomen. De aan het woningbouwprogramma voorafgaande Woonvisie waarin het woningbouwbeleid wordt vastgelegd wordt 15 juni 2017 besproken in de gemeenteraad. Na vaststelling wordt in het vervolg daarop het Woningbouwprogramma vastgesteld. Dit bestemmingsplan wordt vastgesteld na de vaststelling van het nieuwe woningbouwprogramma.

Parkeervisie (2013)

Het parkeerbeleid van de gemeente Súdwest-Fryslân is nader uitgewerkt in de Parkeervisie van 6 juni 2013. In de kernen Sneek en Bolsward wordt betaald parkeren ingezet om verkeer- en parkeerdruk te reguleren. In de historische kern zijn de parkeerplaatsen bedoeld voor kort parkeren. In een schil daar omheen worden verschillende terreinen ingericht voor lang parkeren.

De locatie Oppenhuizerweg (het voormalige Flexaterrein) wordt (tijdelijk) ook gebruikt als langparkeerterrein. Het terrein heeft op dit moment een capaciteit van 300 plaatsen. Zolang er nog geen ontwikkeling op dit terrein plaatsvindt, blijft de gemeente het terrein huren. Op de lange termijn blijft behoefte aan parkeercapaciteit aan de oostzijde van het centrum. Uit de parkeervisie blijkt dat ook zonder het parkeren op het Flexaterrein voldoende parkeergelegenheid aanwezig is voor het centrum van Sneek.

Duurzaamheidsvisie (2005)

In de Duurzaamheidsvisie 'Duurzaamheid duurt het langst . . . . ' Duurzame ontwikkelingen in Sneek (2005) voor de voormalige gemeente Sneek is uiteengezet op welke manier zij vitaliteit en leefbaarheid wil verbeteren voor nu levende en ook toekomstige generaties. Daarbij worden de volgende doelen nagestreefd:

  • minder afval en beter scheiden;
  • reduceren van CO2-uitstoot;
  • duurzaamheidsaspecten meenemen in ruimtelijke ontwikkelingen;
  • betere bodemkwaliteit en een betere waterkwaliteit;
  • bescherming waardevolle natuur- en landschapselementen;
  • groter naleefgedrag milieuregels;
  • meer duurzaam bouwen en meer aandacht voor milieuvriendelijker vervoer en gedrag.

Waar mogelijk wordt bij de uitvoering van het bestemmingsplan invulling gegeven aan de bovengenoemde duurzaamheidsaspecten. Dit moet in overleg met de gebruikers van het gebied plaatsvinden. Op dit moment is geen sprake van een bovenwettelijk ambitieniveau.

Erfgoedvisie (2012) en Erfgoednota (2013)

Met het vaststellen van de 'Erfgoedvisie Silhouet' (juni 2012) heeft de gemeente haar visie en missie op behoud en ontwikkeling van het erfgoed vastgesteld.

De gemeente stelt zich hierbij ten doel om het culturele erfgoed op een evenwichtige, en duurzame manier in stand te houden en draagvlak hiervoor te ontwikkelen. Op basis van deze visie is de 'Erfgoednota gemeente SWF 2013-2016: De basis op orde' opgesteld (januari 2013). Een belangrijk speerpunt van de nota is dat de basis op orde wordt gebracht. Dit betekent dat de gemeentelijke organisatie haar kerntaken op het gebied van erfgoed zorgvuldig gaat uitvoeren. Het is namelijk een wettelijke taak voor gemeenten om te komen tot een zorgvuldige planbehandeling en besluitvorming wat betreft cultuurhistorie.

In het Bro is vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Dit was al verplicht voor archeologie. Met de Erfgoednota is het gemeentelijk erfgoedbeleid hierop aangepast. Zo gaat de gemeente bij de bescherming van archeologische (verwachtings)waarden in ruimtelijke plannen nu formeel uit van de gemeentelijke FAMKE (Friese Archeologische Monumentenkaart Extra), een uitsnede van de provinciale FAMKE. Voor de bekende en de te verwachten cultuurhistorische waarden gaat de gemeente uit van de provinciale cultuurhistorische kaart (CHK). De kaart is daarmee onderlegger voor het in de erfgoednota geformuleerde beleid. Echter, niet alle waarden aangegeven op deze kaart kunnen bij voorbaat behouden blijven, hier zal een gemeentelijke afweging aan te pas komen. In de erfgoednota is verder uiteengezet hoe in het kader van ruimtelijke plannen omgegaan dient te worden met het erfgoed. In het kader van voorliggend bestemmingsplan is daarmee rekening gehouden (zie ook paragraaf 4.12).

Conclusie gemeentelijk beleid

Het versterken van de stedenbouwkundige en ruimtelijke kwaliteit langs de Houkesloot sluit goed aan bij het structuurbeleid van de gemeente. Met de geprojecteerde (zorg)woningen past het plan binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma. Realisatie van een supermarkt op deze schillocatie leidt tot een versterking van het kernwinkelgebied en sluit daardoor goed aan bij het gemeentelijk detailhandelsbeleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Bij realisatie van nieuwe ontwikkelingen moet, met het oog op de uitvoerbaarheid van het plan, worden onderzocht of in de toekomst sprake is van een goede omgevingssituatie. Daarbij wordt getoetst aan de sectorale wet- en regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.

4.1 Verkeer En Parkeren

Voor de afwikkeling van het verkeer en het parkeren zijn geen wettelijke normen vastgelegd. In het kader van een ruimtelijke ordening zijn dit wel relevante aspecten. Bij bouwplannen met een stedelijk programma moet er sprake zijn van een ontsluiting met voldoende capaciteit en voldoende parkeergelegenheid.

Daarom is de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte van het programma in beeld gebracht en onderzoek welke gevolgen dit heeft voor de verkeersafwikkeling en de parkeercapaciteit van het centrum. Daarbij is rekening gehouden met kengetallen en richtlijnen van het CROW en het beleid van de gemeente Súdwest-Fryslân.

Verkeersaantrekkende werking

De verkeersgeneratie van de nieuwe ontwikkelingen wordt berekend op basis van de CROW-publicatie 317 (CROW 2012). In deze publicatie zijn kencijfers opgenomen voor het bepalen van de verkeersaantrekkende werking van diverse functies. De verkeersgeneratie wordt onderverdeeld naar type stedelijkheidsgraad en gebiedstypologie binnen de bebouwde kom.

Voor onderhavige locatie wordt uitgegaan van een matig stedelijk gebied in het schilgebied van het centrum. De CROW-kencijfers voor het berekenen van de verkeersgeneratie en de parkeerbehoefte kennen een bandbreedte 'minimaal-maximaal'. De gemeente Súdwest-Fryslân hanteert voor de kern Sneek de maximale kencijfers. In tabel 2 is de verkeersaantrekkende werking van de verschillende functies weergegeven. Daarbij is gekeken naar de maximale mogelijkheden die het nieuwe bestemmingsplan biedt. Daarbij is uitgegaan van het programma uit de onderstaande tabel met bijbehorende normfunctie uit CROW-publicatie 317.

Tabel 2. Verkeersgeneratie nieuwe ontwikkeling

functie normfunctie eenheden kengetal verkeersgeneratie verkeersgeneratie (weekdag) omrekenfactor weekdag werkdag verkeersgeneratie (werkdag)
per
Het botenhuis
supermarkt full service – laag/middellaag prijsniveau 2.800 m2 bvo 117,8 100 m2 bvo 3.298 1,2 3.958
appartementen – lichte zorg huur etage midden/goedkoop 32 3,8 app. 122 1,11 135
Het havengebouw
zorg-
appartementen
aanleunwoning/serviceflat 32 2,7 app. 86 1,11 96
2-pers. appartementen koop etage goedkoop 4 5,0 app. 20 1,11 22
Totaal 3.526 4.211

Uit tabel 2 blijkt dat de verkeersgeneratie op een gemiddelde weekdag 3.526 mvt/etmaal bedraagt. Om de gemiddelde werkdag te bepalen, gelden per functie verschillende omrekenfactoren, welke in tabel 2 zijn weergegeven. De werkdagintensiteit bedraagt 4.211 mvt/etmaal. Verder wordt ervan uitgegaan dat het spitsuurpercentage maximaal 10% van de verkeersgeneratie op etmaalbasis betreft en dat het verkeer gelijkmatig via de beide wegvakken van de Oppenhuizerweg afwikkelt.

Ontsluiting

De ontsluiting van het plangebied vindt plaats via de Oppenhuizerweg. De Oppenhuizerweg is een gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom van Sneek met een maximumsnelheid van 50 km/h. In zuidoostelijke richting biedt de Oppenhuizerweg aansluiting op de A7/N7 Bolsward-Sneek-Joure en op de stadsring van Sneek. In noordwestelijke richting biedt de weg toegang tot het centrum van Sneek, de Prins Hendrikkade richting Ijlst en de Leeuwarderweg richting Leeuwarden. De locatie is via de Oppenhuizerweg goed ontsloten en ligt tevens in de directe nabijheid van het centrum van Sneek. De ontwikkeling is daardoor vanuit alle windrichtingen goed bereikbaar.

in de onderstaande tabel worden de verkeersintensiteiten op de wegen in de omgeving van het plangebied weergegeven. De cijfers zijn gebaseerd op verkeerstellingen uit 2013 en met een autonome verkeersgroei van 1% doorgerekend naar het jaar 2027. De verkeersintensiteiten zijn gebaseerd op de invulling inclusief de maatschappelijke functies (huisartsenpraktijk, apotheek en fysiotherapie) die in het voorontwerpbestemmingsplan nog werden toegestaan. De verkeersgeneratie als gevolg van de nu voorgestelde functies is circa 300 mvt/etmaal per weekdag en ruim 400 mvt/etmaal per werkdag minder. Deze aanpassing is niet doorgerekend in de onderzoeken, omdat dit niet tot significant andere uitkomsten zal leiden en in ieder geval tot een betere situatie (als het meerdere kan, kan het mindere ook).

Tabel 3.Verkeersintensiteiten inclusief ontwikkeling (weekdag, werkdag en spitsuur)

2027 Oppenhuizerweg Leeuwarderweg Jousterkade
ri. noord ri. zuid totaal ri. west ri. oost totaal ri. noord ri. zuid totaal
weekdaggemiddelde 6.252 6.257 12.509 4.775 5.288 10.063 5.638 5.924 11.562
werkdaggemiddelde 6.744 6.858 13.671 5.077 5.593 10.670 6.184 6.520 12.704
maatgevend avondspitsuur 619 633 1.253 370 468 838 522 550 1.073

Verkeersafwikkeling Oppenhuizerweg

Omdat de nieuwe ontwikkelingen veel verkeersbewegingen genereren op de Oppenhuizerweg en deze weg een belangrijke functie heeft als ontsluitings- en calamiteitenroute, zijn de verkeerseffecten van het plan door middel van een micro-simulatie in beeld gebracht. Een beschrijving van deze micro-simulatie en de uitkomsten daarvan zijn beschreven in Bijlage 9.

De micro-simulatie is uitgevoerd voor de ochtend- (van 06:00-10:00 uur) en de avondspitsperiode (van 15:00-19:00 uur) in het prognosejaar 2030. Daarbij zijn de volgende verkeerssituaties doorgerekend:

  1. 1. referentiesituatie 2030 (toekomstige situatie zonder realisatie van het plan);
  2. 2. basisscenario 2030 (toekomstige situatie met realisatie van het plan);
  3. 3. basisscenario 2030 met brugopening Oppenhuizerweg;
  4. 4. basisscenario 2030 met extra linksafstrook op Oppenhuizerweg richting Flexaterrein (vanuit noordelijke richting);
  5. 5. basisscenario 2030 met extra linksafstrook op Oppenhuizerweg richting Flexaterrein (vanuit noordelijke richting) en met brugopening Oppenhuizerweg.

Uit de micro-simulatie komt naar voren:

  • in het basisscenario ontstaan op de Oppenhuizerweg wachtrijen op het moment dat verkeer links- of rechtsaf het plangebied in wil rijden. Verkeer moet daarbij voorrang verlenen aan gemotoriseerd verkeer op de Oppenhuizerweg in noordelijke richting en/of passerend fietsverkeer. De beperkte opstelruimte voor de slagboom zorgt ervoor dat verkeer op de Oppenhuizerweg moet wachten op het moment dat beide toegangspoort zijn bezet. Door opstoppingen op de Oppenhuizerweg, moet ook het verkeer wachten dat vanuit het plangebied wil vertrekken;
  • bij het scenario met een extra linksafstrook verbetert de verkeersdoorstroming. Omdat linksafslaand verkeer over een aparte opstelstrook beschikt, belemmeren zij de doorgaande verkeersstroom op de Oppenhuizerweg niet. Dit zorgt er ook voor dat het verkeer uit het plangebied makkelijker weg kan rijden;
  • in de scenario's waarbij de brug openstaat is uiteraard sprake van opstopping van het verkeer. Het toevoegen van een linksafstrook op de Oppenhuizerweg zorgt ervoor dat, op het moment dat de brug weer wordt geopend voor gemotoriseerd verkeer, de verkeersafwikkeling in een beperktere tijd weer is genormaliseerd. In deze situatie duurt het ca. 5 minuten. Dit wordt gezien als een acceptabele 'hersteltijd', omdat het verkeersbeeld overeenkomt met het verkeersbeeld bij brugopening in de bestaande situatie.

Na afstemming met veiligheidsdiensten en de wegbeheerder is vastgesteld dat met het realiseren van een linksaf strook voor ca. 5-6 auto's sprake is van een acceptabele verkeersafwikkeling. Zodoende vormt dit het uitgangspunt voor de plannen. Daarnaast wordt gezorgd voor een systeem waarbij de wachttijd voor de slagbomen tot een minimum wordt beperkt. Dit zorgt ervoor dat het verkeer vlot kan oprijden.

Belasting kruispunten

De omliggende kruispunten zijn uitgevoerd als enkelstrooks rotondes. Dergelijke rotondes hebben een maximale capaciteit van ca. 25.000 mvt/etmaal. Hieronder volgen de bevindingen ten aanzien van de capaciteit van de rotondes.

  • Het kruispunt Jousterkade/Prins Hendrikkade/Leeuwarderweg is thans met verkeerslichten geregeld, maar wordt gereconstrueerd tot een rotonde. De som van de toeleidende wegen (conflictbelasting) bedraagt ca. 18.000 mvt/etmaal. Hierbij is aangenomen dat de verkeersintensiteit op de Prins Hendrikkade gelijk is aan die op de Jousterkade. In werkelijkheid zal deze lager liggen, waardoor er sprake is van een worstcasebenadering. De maximale capaciteit van 25.000 mvt/etmaal wordt in geen geval overschreden, waardoor een goede verkeersafwikkeling op de lange termijn gewaarborgd is.
  • De toeleidende verkeersintensiteit op de rotonde Oppenhuizerweg/Oude Oppenhuizerweg bedraagt op grond van de bovenstaande tabel 6.535 mvt/etmaal vanuit het zuiden en 6.580 mvt/etmaal vanuit het noorden. Op de zijwegen zal de verkeersintensiteit nooit hoger liggen dan ca. 3.000 mvt/etmaal per rijbaan, waardoor de totale conflictbelasting maximaal 16.500 mvt/etmaal bedraagt. De rotonde kan het verkeer afwikkelen.

Ontsluiting vrachtverkeer

Aan het eind van paragraaf 2.4 wordt ingegaan op het vrachtverkeer.

Ontsluiting langzaam verkeer

Fietsverkeer wordt via fietsstroken op de Oppenhuizerweg afgewikkeld. Deze weginrichting past bij de minimale inrichting voor een gebiedontsluitingsweg conform CROW-publicatie 315. Langs de Oppenhuizerweg zijn trottoirs aanwezig. Ter hoogte van de Maria Louisestraat is een oversteekvoorziening voor langzaam verkeer met een zebrapad. Op het parkeerterrein zijn aparte looproutes voorzien die ook zorgen voor een verbinding met het water. De ontsluiting voor langzaam verkeer is redelijk en past bij de minimale richtlijnen van Duurzaam Veilig.

Ontsluiting openbaar vervoer

Ter hoogte van het plangebied is een bushalte aanwezig die frequent wordt aangedaan door streekbussen tussen Harlingen/Bolsward en Sneek/Heerenveen. Het treinstation van Sneek is binnen een kwartier lopen bereikbaar. De ontsluiting per openbaar vervoer is goed.

Parkeren

De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van de kengetallen uit publicatie 317 (CROW 2012). Daarbij gelden de volgende uitgangspunten:

  • de parkeerkencijfers worden ontleend aan publicatie 317 (CROW-2012);
  • uitgegaan moet worden van een matig stedelijke gemeente, schilgebied van het centrum en de maximale parkeerkencijfers;
  • rekening moet worden gehouden met parkeerregulering. Het is wenselijk om de bewoners een exclusieve parkeerplaats te bieden. Ook is het wenselijk om het parkeren voor de supermarkt op een exclusief terrein op te lossen.

Op basis van bovenstaande uitgangspunten gelden de parkeerkencijfers zoals opgenomen in tabel 4. Daarnaast is het berekende programma weergegeven.

Tabel 4. Gehanteerde parkeerkencijfers

functie omvang functietype publicatie 317 parkeerkencijfer eenheid
supermarkt 2.800 m2 bvo full service laag/middellaag 5,7 100 m2 bvo
appartementen lichte zorg 32 wooneenheden etage, huur, midden/goedkoop 1,6 wooneenheid
zorgappartementen 32 wooneenheden verpleeg-/verzorgingstehuis 0,7 wooneenheid
2-pers. appartementen 4 wooneenheden koop, etage, goedkoop 1,8 wooneenheid

Het gehanteerde functietype is als volgt te onderbouwen.

  • Supermarkt: de beoogde supermarktketen is een Jumbo. Conform publicatie 317 behoort deze supermarkt in de categorie 'full service laag/middellaag'. Bij een winkelvloeroppervlak (wvo) van = 2.500 m2 dient uitgegaan te worden van de categorie 'grote supermarkt'. De omrekenfactor wvo-bruto vloeroppervlak (bvo) is 1,25. De beoogde supermarkt heeft op basis hiervan een winkelvloeroppervlak van 2.240 m2 bvo en valt daarom niet in de categorie 'grote supermarkt'.
  • Appartementen lichte zorg: voor dit type is geen toegesneden kencijfer beschikbaar. De kencijfers voor aanleunwoning/serviceflat geven een te lage parkeerbehoefte, gezien het mobiliteitsprofiel van de categorie 'lichte zorg'. Daarom is aangesloten bij het laagste kencijfer voor reguliere woningen (etage, huur, midden/goedkoop).
  • Zorgappartementen: deze appartementen hebben een relatief zware zorgindicatie. Het betreft intramurale zorg, waardoor ervan uitgegaan mag worden dat de patiënten zelf geen autorijden. De parkeerbehoefte wordt daarom alleen veroorzaakt door personeel en bezoekers. Er wordt daarom uitgegaan van het kencijfer voor verpleeg- en verzorgingstehuis met een parkeerkencijfer van 0,7 pp.
  • Tweepersoons appartementen: dit zijn reguliere (kleine) appartementen. Daarom is aangesloten bij het laagste kencijfer voor koopappartementen.

Op basis van bovenstaande kencijfers en uitgangspunten is de parkeerbalans berekend. De normatieve parkeerbehoefte is weergegeven in tabel 5.

Tabel 5. Normatieve parkeerbehoefte

functie parkeerbehoefte
supermarkt 159,6
appartementen lichte zorg 51,2
zorgappartementen 22,4
2-pers. appartementen 7,2
totaal 240

De totale parkeerbehoefte bedraagt 240 parkeerplaatsen. In het totale plan wordt voorzien in 295 parkeerplaatsen, waarvan 242 parkeerplaatsen op het grote parkeerterrein. In principe zijn 172 parkeerplaatsen primair voor de supermarkt bedoeld. Op het kleine parkeerterrein worden 53 parkeerplaatsen aangelegd, waarmee wordt voorzien in de behoefte voor de appartementen lichte zorg. De overige parkeerplaatsen zijn voor de andere functies beschikbaar. Geconcludeerd wordt dat het terrein voorziet in voldoende parkeercapaciteit om de parkeerbehoefte te accommoderen.

Conclusie

De bereikbaarheid van het plangebied is vanuit alle windrichtingen goed voor gemotoriseerd verkeer. De ontsluiting voor langzaam verkeer is redelijk en de locatie is goed bereikbaar per openbaar vervoer. De verkeersafwikkeling op de ontsluitingsroutes wordt gewaarborgd door het realiseren van een linksafstrook. De capaciteit van kruispunten in de omgeving is voldoende om het verkeer af te wikkelen. Er kan worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen voor het beoogde programma, waardoor de parkeerbalans sluitend is.

4.2 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader en beleid

Op grond van de Wet geluidhinder geldt een geluidszone rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/h, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidshinder veroorzaken'. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidszones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag – in de meeste gevallen de gemeente – hogere grenswaarden vaststellen.

Toetsing en conclusie

Door middel van akoestisch onderzoek is de geluidsbelasting van de Oppenhuizerweg in beeld gebracht (zie Bijlage 5). Uit het onderzoek komt de volgende geluidsbelasting naar voren.

Tabel 6. Geluidsbelasting vanwege de Oppenhuizerweg

gebouw westgevel zuidgevel oostgevel noordgevel
Botenhuis 55 dB 52 dB 39 dB 52 dB
Havengebouw 57 dB 53 dB 37 dB 52 dB

Uit de berekeningen blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt echter niet overschreden. Omdat bron- en overdrachtsmaatregelen op deze locatie niet doelmatig of wenselijk zijn, wordt voor de locatie een hogere grenswaarde vastgesteld. Deze afweging van maatregelen ten aanzien van het wegverkeer is opgenomen in Bijlage 5.

4.3 Luchtkwaliteit

Toetsingskader en beleid

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang (zie onderstaande figuur).

Tabel 7. Grenswaarden enkele stoffen uit de Wet milieubeheer

stof toetsing van grenswaarde
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
uurgemiddelde concentratie
max. 18 keer per jaar
200 µg/m³
fijnstof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
24-uurgemiddelde concentratie
max. 35 keer per jaar
50 µg/m³
benzeen jaargemiddelde concentratie 10 µg/m³
jaargemiddelde concentratie 5 µg/m³

Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) daarbij vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
  • kantoorlocaties met een vloeroppervlak van minder dan 100.000 m2;
  • projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Uit de Grootschalige Concentratiekaart Nederland (RIVM, 2014) wordt afgeleid dat de huidige concentratie stikstofdioxide en fijn stof ter plaatse van het plangebied in 2015 in de orde van 10-15 µg/m³ en < 18 µg/m³ liggen. Deze waarden liggen ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer.

Het project heeft betrekking op de herontwikkeling van een bestaande locatie. Er worden nieuwe functies ontwikkeld, maar de functie van parkeerterrein komt deels te vervallen. Per saldo is de verkeersaantrekkende werking beperkt. Wanneer (worst-case) alleen wordt uitgegaan van de realisatie van het programma (4.632 mvt/etmaal) is de bijdrage luchtverontreinigende stoffen uit de onderstaande figuur aan de orde.

Tabel 8. Berekening op basis van de nibm-tool (versie 01-05-2014)

worstcaseberekening voor de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van een plan op de luchtkwaliteit
extra verkeer als gevolg van het plan
extra voertuigbewegingen (weekdaggemiddelde) 4.632
aandeel vrachtverkeer 2%
maximale bijdrage extra verkeer NO2 in µg/m3 5
PM10 in µg/m3 1,11
grens voor 'niet In betekenende mate' in µg/m3 1,2

De bijdrage van het plan overschrijdt het criterium 'niet in betekenende mate', waardoor een toets aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit wenselijk is. Op basis van de bestaande achtergrondconcentratie in het plangebied en de berekende bijdrage wordt geconstateerd dat de grenswaarden voor fijn stof en stikstofdioxide in geen geval worden overschreden. Het aspect luchtkwaliteit vormt daarmee geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

4.4 Bedrijven En Milieuzonering

Toetsingskader en beleid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Milieuzonering vanuit het plangebied

In het plangebied worden alleen functies mogelijk gemaakt met een lichte hinderuitstraling (supermarkt, zorgfuncties). Deze functies zijn in principe goed te combineren met woonfuncties. Specifiek aandachtspunt vormt de geluidsbelasting van de supermarkt. De volgende paragraaf (4.5) gaat hier nader op in.

Zonering ten opzichte van functies in de omgeving

In de directe omgeving van het plangebied komt een aantal bedrijfsactiviteiten voor (zie onderstaande tabel). Op grotere afstand ligt een suikerwarenfabriek, waarbij geurhinder een specifieke rol speelt (zie paragraaf 4.6). Uit de onderstaande tabel blijkt dat bedrijfsactiviteiten op grotere afstand liggen dan de richtafstand uit de VNG-brochure. Onaanvaardbare milieuhinder is daardoor niet aan de orde.

Tabel 9. Bedrijfsactiviteiten in de omgeving van het plangebied

naam bedrijf adres Sbi-code milieucategorie en richtafstand afstand tot woonfuncties in het plangebied
motor en Scooterservice Sneek Maria Louisestraat 20-a 561, 452 en 454 milieucategorie 2, 30 m > 50 m
Het Dr. Wumkeshûs Maria Louisestraat 7 871 milieucategorie 2, 30 m > 50 m
kantoor van de ING-bank Oppenhuizerweg 2 64, 66, 66 milieucategorie 1, 10 m > 30 m
Cafetaria Albatros Oppenhuizerweg 52 561 milieucategorie 1, 10 m > 30 m
Quick uitzendbureau Oppenhuizerweg 58 63, 69 t/m 71, 73, 74 ,77, 78, 80 t/m 82 milieucategorie 1, 10 m > 30 m
Cloetta Oude Oppenhuizerweg 6 10821.4 milieucategorie 3.2, 100 m ca. 400 m

4.5 Akoestisch Onderzoek Milieuzonering

In Bijlage 5 is een akoestisch onderzoek opgenomen waarbij de ontwikkeling is getoetst aan de normstelling van het Activiteitenbesluit. Hierin zijn tevens de akoestisch aspecten in het kader van een goede ruimtelijke ordening beoordeeld.

Toetsingskaders

Activiteitenbesluit

In het Activiteitenbesluit zijn algemene regels opgenomen voor inrichtingen met een beperkte hinderuitstraling. Er gelden onder andere regels voor de opslag van goederen, het lozen van afvalwater en energiebesparing. Voor het aspect geluid gelden de onderstaande normen voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAR,LT) en het maximale geluidsniveau (LAmax). Er gelden verschillende normen voor de dag-, avond- en nachtperiode.

Tabel 10. Geluidsnormen Activiteitenbesluit

norm (dB(A)) periode (uur)
07-19 19-23 23-07
LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen 50 45 40
LAr,LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen 35 30 25
LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen 70 65 60
LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen 55 50 45

Het besluit biedt de mogelijkheid om in specifieke gevallen maatwerkvoorschriften op te leggen.

Akoestisch planologische aspecten

Bij de toetsing aan de normen van het Activiteitenbesluit worden verschillende aspecten buiten beschouwing gelaten die in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel van belang zijn. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de volgende aspecten wel getoetst:

  • het rijden met winkelwagens;
  • het in- en uit elkaar schuiven van de winkelwagens;
  • het dichtslaan van autoportieren;
  • het rijden van personenauto's op het terrein;
  • het rijden van vrachtwagens op het terrein.

Voor deze aspecten geldt geen wettelijke norm. Daarom wordt er indicatief getoetst aan de normen uit het Activiteitenbesluit.

Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Activiteitenbesluit

Voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau is de geluidsbelasting op geluidsgevoelige objecten binnen de invloedsfeer van de ontwikkeling (beoordelingspunten) berekend. Deze zijn weergeven in paragraaf 6.1 van het onderzoek. Geconcludeerd is dat voor alle beoordelingspunten wordt voldaan aan de geluidsvoorschriften van het Activiteitenbesluit. Ook de maximale geluidsniveaus zijn berekend. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 6.2 van het onderzoek. Ook voor de maximale geluidsniveaus wordt voldaan aan de normen.

Akoestisch planologische aspecten (goede ruimtelijke ordening)

In het kader van een goede ruimtelijke ordening worden ook geluidsbronnen beschouwd die in het kader van het Activiteitenbesluit niet worden getoetst (laden en lossen, winkelwagens en personenauto's). Hoofdstuk 5 van het onderzoek gaat hierop in. De geluidsbelasting van alle activiteiten is weergegeven in tabel 11. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen het langtijdgemiddeld / maximale beoordelingsniveau (piekgeluiden).

Tabel 11. Langtijdgemiddeld en maximaal beoordelingsniveau akoestisch planologische aspecten (LAR,TR)

beoordelingspunt dag (50 / 70 dB) avond (45 / 65 dB) nacht (40 / 60 dB)
Botenhuis 55 / 74 50 / 74 30 / 26
Havengebouw 60 / 77 55 / 77 32 / 16
Maria Louisestraat 7 53 /66 48 / 62 25 / 18
Maria Louisestraat 20 48 / 61 43 / 56 19 / 15
1e Oppenhuizerdwarsstraat 2 50 / 61 47 / 61 24 / 11
Oppenhuizerweg 19 48 / 67 37 / 62 27 / 23
Oppenhuizerweg 48 48 / 61 43 / 61 22 / <10
Oppenhuizerweg 98 47 / 79 42 / 76 35 / 22

Voor de toetsing in het kader van een goede ruimtelijke ordening gelden geen wettelijke grenswaarden. Er wordt getoetst aan de stappen uit de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering'. Daarbij worden de richtlijnen voor gemengd gebied gehanteerd (etmaalwaarde 50 dB(A) en maximaal geluidsniveau 70 dB(A)). Daarnaast wordt gekeken naar de wettelijk vereiste binnenwaarde die op basis van het Bouwbesluit moet worden gehaald.

Beoordeling nieuwe appartementen

Uit het voorgaande blijkt dat de de geluidsbelasting op de appartementen in de dag- en avondperiode hoger ligt dan de richtwaarden. Vanwege het feit dat de geluidsbelasting wordt veroorzaakt door de parkeerterreinen, welke direct voor de appartementen zijn gelegen, zijn er redelijkerwijs geen maatregelen te treffen om de geluidsbelasting te reduceren. Gecumuleerd met de geluidsbelasting van het wegverkeer, gaat het om een waarde van 64 dB(A).

Omdat het hier gaat om nieuwbouw en in de gevelwering rekening kan worden gehouden met voldoende geluidswering, kan toch een acceptabel binnenniveau worden gegarandeerd. Met een geluidwering van 29 dB(A) kan namelijk worden voldaan aan een binnenniveau van 35 dB(A). Met een dergelijke geluidswering zullen de maximale geluidsniveaus in de appartementen niet meer bedragen dan 77 – 29 = 48 dB(A). Hiermee wordt voldaan aan de toelaatbare maximale geluidsniveau in de appartementen van LAmax = 55 dB(A) in de dagperiode en LAmax = 50 dB(A) in de avondperiode. De genoemde geluidswering is voor de relevante gevels van de gebouwen vastgelegd in de regels van dit bestemmingsplan.

Beoordeling bestaande woningen

Voor de langetijdgemiddeld beoodelingsniveau geldt ter plaatse van de woningne Maria Louisestraat 7 en 1e OH Dwarsstraat 2 kleine overschrijdingen ten opzichte van de streefwaarden aan de orde zijn. Het gaat om ten hoogste 3 dB en in de dag- en avondperiode. Voor een dergelijke overschrijding is vrijstelling mogelijk, mits gemotiveerd kan worden de gemeente deze geluidsbelasting acceptabel vindt.

Omdat de Oppenhuizerweg tussen de parkeerplaatsen en de betreffende woningen ligt, is een overschrijding van 3 dB(A) ten gevolge van het rijden van de personenauto’s op de parkeerplaatsen niet significant te noemen. Een dergelijke overschrijding zal in deze stedelijke omgeving niet tot ontoelaatbare hinder leiden en wordt zodoende acceptabel geacht.

De streefwaarden voor maximale geluidsniveaus worden alleen ter plaatse van de woning aan de Oppenhuizerweg 98 overschreden met 9 dB in de dagperiode en 11 dB in de avondperiode. De overschrijdingen zijn van dien aard dat dat afgewogen en onderbouwd moet worden of en waarom deze aanvaardbaar zijn.

De overschrijding is het gevolg van dichtslaande autoportieren op het kleine parkeerterrein ten zuiden van de supermarkt. Het gaat om 58 auto's in de dagperiode en 7 auto's in de avondperiode. Het maximaal geluidsniveau is in de dagperiode terug te brengen tot de voorkeursgrenswaarde door het plaatse van een twee meter hoog scherm langs de terreingrens ter plaatse van de woning. Dit heeft geen effect op de geluidsbelasting in de avondperiode, omdat in deze periode wordt getoetst op verdiepingshoogte. Door het scherm te voorzien van een luifel tot op een hoogte van drie meter is het maximaal geluidsniveau in de avondperiode te reduceren tot 69 dB. Het gaat dan nog om een relatief beperkte overschrijding van de voorkeursgrenswaarde, met ten hoogste 4 dB.

De woning aan de Oppenhuizerweg 98 ligt in de huidige situatie al naast een parkeerterrein, langs een belangrijke doorgaande route door Sneek en bovendien naast een locatie die op basis van het geldende bestemmingsplan nog kan worden ingevuld met een bedrijfsfunctie. Gelet op dit al relatief intensief stedelijk karakter van de omgeving, wordt een overschrijding van de piekgeluiden met ten hoogste 4 dB in de avondperiode als gevolg van dichtstlaande portieren van 7 auto's, aanvaardbaar geacht. De realisatie van de luifel is in dit bestemmingsplan via een voorwaardelijke verplichting gewaarborgd.

Indirecte hinder

Ten aanzien van indirecte hinder wordt getoetst aan de circulaire 'Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting; beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer'. Met betrekking tot indirecte hinder geldt een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) en een maximale grenswaarde van 65 dB(A).

Ten aanzien van de indirecte hinder van verkeersbewegingen van en naar het plangebied is op een aantal objecten (zie hiervoor paragraaf 7.3 van het onderzoek) een geluidsbelasting van meer dan 50 dB(A) berekend (ten hoogste 53 dB(A)).

In deze situatie zijn bron- en overdrachtsmaatregelen niet doelmatig zijn. Daarom kan een hogere geluidsbelasting acceptabel worden geacht indien een binnenniveau van 35 dB(A) (etmaalwaarde) wordt gewaarborgd. De geluidwering van de gevels van de maatgevende woningen dient dan tenminste 53 – 35 = 18 dB te bedragen. Het ligt in de verwachting dat de geluidwering van de woningen toereikend zal zijn.

Vanwege het feit dat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden dient tevens rekening te worden gehouden met de geluidsbelasting ten gevolge van het totale wegverkeer. De geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer op de Oppenhuizerweg (excl. verkeersaantrekkende werking van het bouwplan) bedraagt circa 65 dB(A). Door de bijdrage van het verkeer van en naar het bouwproject zal de geluidsbelasting met circa 0,3 dB(A) toe gaan nemen en is er geen sprake van akoestische herkenbaarheid. Het isoleren van de woningen op basis van de gecumuleerde geluidsbelasting wordt daarom niet nodig geacht.

Conclusie

Uit het onderzoek blijkt dat wordt voldaan aan de normen uit het Activiteitenbesluit. Voor de nieuwe woningen worden de streefwaarden voor 'een goede ruimtelijke ordening' overschreden. Deze overschrijdingen zijn aanvaardbaar, mits de woningen voldoende worden geïsoleerd. Voor bestaande woningen geldt dat alleen ter plaatse van de woning aan de Oppenhuizerweg 98 een relevante overschrijding aan de orde is. Hiervoor worden maatregelen genomen in de vorm van een geluidswering, die de piekgeluiden tot een aanvaardbaar niveau brengen. Vanuit indirecte hinder van extra verkeersbewegingen is geen significante toename van geluid aan de orde.

4.6 Industrielawaai

Het plangebied ligt net buiten de geluidszone van het gezoneerde industrieterrein Houkesloot/'t Ges. Er is daarom geen nader onderzoek nodig naar geluidsbelasting van bedrijven op dit industrieterrein.

4.7 Geurhinder

Rond het bedrijf Cloetta aan de Oppenhuizerweg is een geurcontour van toepassing. Het plangebied ligt voor een klein deel in het gebied met een geurwaarde van 3 geureenheden/m3 en 10 geureenheden/m3. Dit betekent dat er wel sprake is van enige mate van geurhinder, maar dat de beleidsmatige grenswaarde (10 geureenheden/m3) zeker niet wordt overschreden (zie figuur 14). Nader onderzoek naar dit aspect is niet aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2014oostBPflexate-vast_0017.png"

Figuur 14. Geurhindercontouren rondom het bedrijf Cloetta

4.8 Externe Veiligheid

Toetsingskader en beleid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, lpg en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transport (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het PR geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Bevi.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Uit een eerste verkenning van het plangebied blijkt dat het plangebied is gelegen aan de rand van het invloedsgebied van de A7. Het plangebied ligt ruim buiten de 200 meter zone van het Basisnet. Zodoende is een berekening van dit risico niet noodzakelijk. Omdat een verandering van de personendichtheid op grote afstand van de weg niet leidt tot een relevante verandering van het groepsrisico, is kwantitatieve verantwoording van het GR niet aan de orde.

4.9 Ecologie

Toetsingskader en beleid

Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming. De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten en soorten is geregeld in de Wet natuurbescherming.

Gebiedsbescherming

De wet bepaald dat, indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, een vergunning moet worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS). Ten aanzien van ontwikkelingen binnen de EHS geldt het 'nee, tenzij-principe'.

Soortenbescherming

Op grond van de wet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode Lijstsoorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Gebiedsbescherming

Beschermde natuurgebieden liggen op ruimte afstand van het plangebied. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn het de Witte en Zwarte Brekken en het Sneekermeergebied op 2.800 respectievelijk 2.900 m. De grens van de EHS ligt iets dichterbij (ca. 2 km). Tussen het plangebied en deze gebieden bestaan geen ecologische relaties. Zodoende staat het aspect gebiedsbescherming de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2014oostBPflexate-vast_0018.png"

Figuur 15. Begrenzing van Natura 2000 (rood) en de ecologische hoofdstructuur (groen)

Soortenbescherming

In het plangebied worden geen gebouwen gesloopt, bomen gekapt of sloten gedempt. Aantasting van beschermde plant- of diersoorten is daardoor niet aan de orde. Het uitvoeren van ecologisch veldonderzoek is dan ook niet nodig.

4.10 Water

Toetsingskader en beleid

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening moet in ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.

Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Watertoets

Ter invulling van de watertoets is het bestemmingsplan aangemeld via www.dewatertoets.nl. Na het doorlopen van een aantal standaardvragen is gebleken dat voor het plan de normale procedure moet worden doorlopen. In dit kader heeft het waterschap een wateradvies voor het plan uitgebracht (zie Bijlage 6). Onderstaand worden de uitgangspunten van het waterschap beschreven.

Drooglegging/wateroverlast

Bij het realiseren van bebouwing en het aanleggen van de verharding wordt rekening gehouden met voldoende drooglegging om bijvoorbeeld opdrijven van verharding te voorkomen. Het Wetterskip adviseert voor bebouwing met kruipruimte een drooglegging van 1,1 m en voor bebouwing zonder kruipruimte een drooglegging van 0,7 m gerekend vanaf de te realiseren bovenkant van de vloer. Voor de verharding wordt een drooglegging van 0,7 m geadviseerd.

Het plangebied ligt in een peilgebied met het boezempeil van N.A.P -0,52 m. De geschatte gemiddelde maaiveldhoogte ligt tussen de +0,05 m N.A.P en de +0,3 m N.A.P.

Het plangebied ligt vrij voor de boezem. Dit betekent dat het plangebied niet door een boezemkade is beschermd tegen hoge waterstanden in de Friese boezem. Daarom moet rekening worden gehouden rekening houden met hoogwater in het kader van wateroverlast. Het bijbehorende maatgevend boezempeil is hier N.A.P -0,18 m. Dit peil, behorend bij een situatie met een kans van voorkomen van 1/100 per jaar, mag tot 1 m voor de gevel voorkomen.

Waar nodig wordt het terrein opgehoogd om voldoende drooglegging te realiseren en wateroverlast te voorkomen.

Waterkwantiteit

Het plangebied is in de huidige situatie al geheel verhard. Het realiseren van bebouwing in het plangebied leidt daardoor niet tot een versnelde afvoer van hemelwater. Voor het voorliggende plan hoeft dan ook geen compensatie te worden gerealiseerd.

Waar de mogelijkheid zich voordoet ziet Wetterskip Fryslân graag dat de nieuwe verharding zoveel mogelijk wordt afgekoppeld of wordt uitgevoerd met een waterbergende verharding (een bestrating die hemelwater bergt, zuivert en vertraagd afvoert).

Grondwater

In veel gevallen is het voor de realisatie van een kelder nodig om het grondwater te verlagen. Voor het onttrekken van grondwater is een vergunning of melding nodig. Ook het lozen van onttrokken grondwater is meldingsplichtig. Zodra de uitwerking van het plan verder gevorderd is, wordt in overleg met het Wetterskip gekeken of een vergunning of melding noodzakelijk is.

Riolering

Bij voorkeur wordt het hemelwater afgekoppeld op het oppervlaktewater, zodat het riool niet onnodig wordt belast. Een uitbreiding van het rioolstelsel moet worden gemeld bij Wetterskip Fryslân. Bij de uitwerking van het bouwplan wordt bepaald of dit het geval is.

Waterkering(en)

De Oppenhuizerweg vormt boezemkade en is in beheer bij Wetterskip Fryslân. Voor deze gronden is de Keur van het Wetterskip van toepassing. Voor werkzaamheden aan of op de boezemkade is een watervergunning benodigd. Het plan voorziet niet in een aanpassing van de boezemkade, waardoor een watervergunning niet noodzakelijk is.

Het Somerrak is een hoofdwatergang die in beheer is van Wetterskip Fryslân. Ook hier zijn geen werkzaamheden voorzien.

De kade langs het Somerrak is in beheer bij de gemeente. Met de gemeente wordt afgestemd of het bouwplan gevolgen kan hebben voor deze kademuur.

Conclusie

Het bestemmingsplan heeft geen relevante gevolgen voor de waterhuishouding.

4.11 Bodem- En Grondwaterkwaliteit

Toetsingskader en beleid

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient ingeval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Ten behoeve van de planvorming is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd (NEN 5725). In dit onderzoek zijn alle uitgevoerde bodemonderzoeken en evaluaties van bodemsaneringen geïnventariseerd (Bijlage 7).

Uit het onderzoek blijkt dat op het terrein diverse bodemverontreinigingen aanwezig zijn in de bovengrond, de ondergrond en het grondwater. In de grond zijn eveneens sporen van asbest aangetroffen. In de jaren 90 zijn een aantal deelsaneringen uitgevoerd, waarbij wordt geconcludeerd dat een aantal verontreinigingen niet gesaneerd zijn. De verontreinigingen zijn niet van dusdanige aard dat er sprake is van een urgente saneringsplicht.

Over de bodemkwaliteit is afstemming gezocht met de provincie Fryslân/FUMO. Om uit te sluiten dat er tijdens en na de uitvoering van het plan risico's voor de volksgezondheid aan de orde zijn, is afgesproken dat de volgende stappen worden gezet voor de uitvoering van grondwerkzaamheden:

  • bij grondverzet ter plaatse van ernstige verontreinigingen met minerale olie en aromaten, wordt ten minste de verontreiniging binnen de interventiewaardecontour verwijderd. Hiervoor wordt een saneringsplan gemaakt;
  • sanering van de heterogene verontreinigen met PAK en zware metalen is niet nodig. Dit wordt niet gezien als een geval van ernstige verontreiniging. Bovendien blijft de asfaltverharding op het terrein gesloten, waardoor er geen rechtstreeks contact met de verontreiniging noodzakelijk is;
  • voorafgaand aan het grondverzet wordt bekeken of aanvullend asbestonderzoek noodzakelijk is. Dergelijk onderzoek kan achterwege blijven bij terreindelen waar geen grondverzet plaatsvindt en wanneer op basis van historische (bouw)informatie kan worden geconcludeerd dat er geen asbestverdacht puin aanwezig is.

Omdat de verschillende bodemonderzoeken gedateerd zijn, wordt een actualiserend onderzoek naar de bodemkwaliteit uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek worden in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt.

Conclusie bodemkwaliteit

Door de uitvoering van het bovenstaande stappenplan, staat het aspect bodemkwaliteit het bestemmingsplan niet in de weg.

4.12 Archeologie En Cultuurhistorie

Toetsingskader en beleid

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

Friese Archeologische Monumentenkaart Extra

De provincie Fryslân heeft haar eigen archeologiebeleid uitgewerkt. Op grond van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) kan worden vastgesteld welke archeologische waarden in het plangebied aanwezig zijn en op welke manier de aanwezige waarden beschermd moeten worden. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in de perioden Steentijd-Bronstijd en Ijzertijd-Middeleeuwen.

Beleidsnota Archeologie 2006-2010: Sporen van het verleden (2005)

De voormalige gemeente Sneek kent haar eigen archeologiebeleid. De uitgangspunten van dit beleid zijn als volgt:

  • de gemeente neemt actief verantwoordelijkheid voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden;
  • archeologie maakt deel uit van bestemmingsplannen, wordt in een vroeg stadium betrokken en waar mogelijk ingezet als inspiratiebron bij ruimtelijke ontwikkelingen;
  • gemeentelijk archeologiebeleid volgt vooralsnog de provinciale richtlijnen van de FAMKE;
  • het publiek wordt betrokken bij archeologische activiteiten om draagvlak en betrokkenheid te vergroten;
  • archeologie zal worden ingezet om het cultuurtoerisme een impuls te geven;
  • financieel gezien wordt het principe van 'de verstoorder betaald' zoveel mogelijk toegepast.

Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Archeologische verwachtingswaarde

Op basis van de FAMKE wordt geconstateerd dat het gebied de volgende archeologische verwachtingswaarde heeft:

  • voor waarden uit de periode Steentijd-Bronstijd geldt dat onderzoek naar archeologische waarden noodzakelijk is door middel van een 'Karterend onderzoek 3'. De provincie beveelt daarom aan om bij ruimtelijke ingrepen van meer dan 5.000 m² een karterend (boor)onderzoek uit te laten voeren, waarbij minimaal drie boringen per hectare worden gezet, met een minimum van drie boringen voor gebieden kleiner dan een hectare;
  • voor de periode Ijzertijd-middeleeuwen wordt het gehele plangebied aangemerkt met het onderzoeksadvies 'Karterend onderzoek 1'. De provincie beveelt aan om ter plaatse bij ingrepen van meer dan 500 m² een karterend (boor)onderzoek uit te laten voeren, waarbij minimaal zes boringen per hectare worden gezet, met een minimum van zes boringen per plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2014oostBPflexate-vast_0019.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2014oostBPflexate-vast_0020.png"

Figuur 16. Archeologische verwachtingswaarde in de periode Steentijd-Bronstijd (links) en Ijzertijd-Middeleeuwen (rechts)

Archeologisch veldonderzoek

In 2006 is in een groot deel van het plangebied archeologisch veldonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 8). Dit onderzoek is in 2014 geactualiseerd en aangevuld. In een deel van het plangebied is puin aangetroffen (Bijlage 9). De bodem is hier dusdanig verstoord dat er geen archeologische resten zijn aangetroffen. Op plekken waar de natuurlijke ondergrond is aangeboord, zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Nader archeologisch onderzoek wordt daarom niet noodzakelijke geacht. De gemeentelijke archeoloog heeft tevens aangegeven geen opmerkingen te hebben op de conclusies van het rapport (advies d.d. 3 augustus 2015).

4.13 Kabels En Leidingen

In het plangebied zijn voor zover bekend geen planologische relevante kabels en/of leidingen aanwezig. Een planologische regeling is hiervoor niet nodig. Voorafgaand aan de graafwerkzaamheden zal overigens een KLIC-melding plaatsvinden.

4.14 Vormvrije Mer-beoordeling

Toetsingskader

In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusies

In het plangebied wordt stedelijke functies gerealiseerd. Op basis van categorie D11.2 van het Besluit milieueffectrapportage is een stedelijk ontwikkelingsproject merplichtig in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:

  1. 1. een oppervlakte van 100 ha of meer;
  2. 2. een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of;
  3. 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Het plangebied is 1,5 ha groot. Het plangebied voorziet in ca. 65 wooneenheden en kent een bedrijfsvloeroppervlakte < 5.000 m2. Daarmee worden de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. in geen geval gehaald.

Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de plandrempels uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken voor de verschillende aspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan: de verbeelding en de planregels. Er wordt uitgelegd welke opzet is gekozen voor de juridische regeling en waarom.

5.1 Wettelijke Randvoorwaarden

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied. Het gebruik van de gronden wordt vastgelegd in de bestemmingsregels en op een digitale verbeelding. Dit vormt het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting wordt de keuze voor bestemmingen gemotiveerd.

In de Wro en Bro is vastgelegd dat bestemmingsplannen eens in de 10 jaar moeten worden geactualiseerd en dat nieuwe bestemmingsplannen digitaal moeten worden ontsloten. In de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro) is voorschreven aan welke inhoudsvereisten de juridische regeling van een bestemmingsplan moet voldoen. De vormgeving van bestemmingen is verder uitgewerkt in de 'Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). Het bestemmingsplan voldoet hieraan. Het bestemmingsplan sluit ook aan op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

5.2 Uitgangspunten Op Hoofdlijnen

Voor de opzet van de juridische regeling is er voor gekozen om:

  • de stedenbouwkundige hoofdstructuur in het plan vast te leggen door bouwvlakken op de verbeelding te tekenen. Gebouwen moeten binnen deze bouwvlakken worden gebouwd, waardoor de structuur van bebouwing langs de Houkesloot wordt voortgezet;
  • in het plan blijft een zichtrelatie met het water en looproute behouden;
  • in het plan is een ruime mate van flexibiliteit in de bouwmogelijkheden ingebouwd, zodat bij de verdere uitwerking van plannen niet te weinig ruimte beschikbaar is. Ten opzichte van het schetsplan kunnen de gebouwen aan alle zijden 2 meter worden uitgebreid. Met afwijkingsregels zit ook in de bouwhoogte enige flexibiliteit;
  • in de plint van de beoogde gebouwen is een bredere invulling mogelijk (zie onderstaand).

5.3 Toelichting Op De Bestemmingen

In het bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen.

Gemengd - 1

De bestemming 'Gemengd - 1' is van toepassing op het zuidelijk gelegen gebouw. In de eerste bouwlaag mag een supermarkt worden gebouwd en vanaf de tweede bouwlaag is de woonfunctie toegestaan. Dat zorgt ervoor dat op de begane grond een levendige functie ontstaat. De maximale bouwhoogte van het gebouw is op de verbeelding vastgelegd. Deze bouwhoogte van 21 meter sluit aan bij de maximale bouwhoogte van het ING-gebouw.

Voor het deel van het gebouw waar geen appartementen op komen is het gebouw uit een bouwlaag van maximaal 6 meter opgetrokken. Hierop worden ten behoeve van technische ruimten wel een of twee verhogen aangebracht. Hiervoor is een specifieke bouwaanduiding opgenomen, waarbinnen 20% van de oppervlakte tot 12 meter hoog mag worden.

Zelfstandige horeca is in deze bestemming niet toegestaan. Wel mag er ondergeschikt aan de supermarktfunctie een koffiecorner of iets vergelijkbaars worden gerealiseerd.

In de bouwregels is tevens opgenomen dat op een aantal gevels de geluidswering ten minste 29 dB moet bedragen, om zodoende een aanvaardbaar binnenniveau in de geluidsgevoelige functies (woningen) te waarborgen.

Gemengd - 2

De bestemming 'Gemengd - 2' is van toepassing op het noordelijk gelegen gebouw. Het zorgwonen is hier de primaire functie, eventueel in combinatie met maatschappelijke voorzieningen. Omdat deze functies (ruimtelijk) ondergeschikt moeten blijven, is een oppervlakte van maximaal 300 m2 toegestaan. Het grootste deel van de eerste laag van het gebouw wordt ingevuld met parkeervoorzieningen. Deze functie is ook specifiek geregeld.

In de bestemming worden ook woondoeleinden mogelijk gemaakt, zodat het bestemmingsplan ruimte biedt om de zorgappartementen om te bouwen tot 'reguliere' appartementen. Bijvoorbeeld wanneer veranderingen in de zorg daartoe aanleiding geven.

De maximale bouwhoogte van het gebouw (19 meter) is op de verbeelding vastgelegd.

In de bouwregels is tevens opgenomen dat op een aantal gevels de geluidswering ten minste 29 dB moet bedragen, om zodoende een aanvaardbaar binnenniveau in de geluidsgevoelige functies (woningen) te waarborgen.

Verkeer - Parkeerterrein

Voor het overige gebied in het plangebied wordt de bestemming 'Verkeer - Parkeerterrein' aangehouden. De bestemming is bedoeld voor de realisatie van parkeervoorzieningen. Er zijn geen gebouwen toegestaan.

Op een zone van 10 meter vanaf de erfgrens met de woning Oppenhuizerweg 98 is de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - voorwaardelijke verplichting' van toepassing. De parkeerplaatsen binnen deze aanduiding mogen alleen gebruikt worden wanneer een geluidsscherm zoals aangegeven in het akoestisch onderzoek (zie paragraaf 4.5) aanwezig is. De afstand van 10 meter komt voort uit de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering, waarin dit als richtafstand tussen parkeerterreinen en woningen in een gemengde omgeving geldt.

Water

Een klein deel van het plangebied heeft de bestemming 'Water' gekregen. Het gaat om een klein stuk water binnen de aanlegsteigers. Binnen deze bestemming zijn water en kademuren en bouwwerken als aanlegsteigers toegestaan. Er mogen binnen deze bestemming geen gebouwen worden gebouwd.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop omwonenden en belanghebbenden bij het bestemmingsplan worden betrokken.

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Voor de ruimtelijke afweging is het van belang om inzicht te geven in het maatschappelijk draagvlak van ontwikkelingen. Om hierin inzicht te geven worden belanghebbenden op verschillende momenten in de gelegenheid gesteld om op het plan te reageren. Het bestemmingsplan doorloopt hiertoe de volgende fasen:

Overleg en inspraak

Overeenkomstig artikel 3.1.1 van het Bro heeft het vooroverleg plaatsgevonden met de betrokken overleginstanties. Het voorontwerpbestemmingsplan is in dat kader toegezonden aan provincie Fryslân, Wetterskip Fryslân, het Ministerie van I&M, Gasunie, KPN, Nuon-Liander en Vitens. Van provincie Fryslân en Gasunie zijn reacties ontvangen. De ingekomen reacties zijn samengevat en beantwoord in de reactienota overleg en inspraak, die is opgenomen in Bijlage 10.

Voorafgaand aan het ter inzage leggen van het voorontwerpbestemmingsplan voor inspraak is een inloopavond georganiseerd. Tijdens deze avond was er voor belanghebbenden de gelegenheid om zich te laten informeren over het plan en om vragen te stellen. Met de direct omwonenden zijn de plannen een aantal keren besproken voorafgaand aan de ter inzage legging van het voorontwerp. Het plan heeft van 4 november tot en met 15 december 2016 ter inzage gelegen. Belanghebbenden konden in deze periode inspraakreacties indienen. Er zijn 69 inspraakreacties ingediend. Hiervan zijn 60 reacties identiek. De ingekomen reacties zijn samengevat en beantwoord in de reactienota overleg en inspraak, die is opgenomen in Bijlage 10.

De ingekomen inspraakreacties zijn aanleiding geweest om het plan op een aantal onderdelen aan te passen. De belangrijkste wijziging is het verschuiven van het gebouw van de supermarkt in noordelijke richting en het laten vervallen van het parkeerdek hierop. Het gevolg daarvan is dat onderin het noordelijk gelegen gebouw parkeervoorzieningen aangelegd moeten worden. Het programma van zorgfuncties in de eerste bouwlaag is daarmee vervallen. Verder zijn de regels voor shop-in-shop en horeca bij de supermarkt aangescherpt. Tot slot is de maximum bouwhoogte van de verschillende gebouwdelen teruggebracht.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan Sneek – Flexaterrein heeft met ingang van 23 juni tot en met 3 augustus 2017 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens de ter inzagelegging zijn er vijf afzonderlijke zienswijzen ingediend. Deze zijn samengevat en beantwoord in de reactienota zienswijzen, welke is opgenomen in Bijlage 13. De indieners van de zienswijzen zijn hiervan op de hoogte gesteld.

Vaststelling

In 2018 is het ontwerp-bestemmingsplan in het kader van de vaststellingsprocedure besproken in de commissie DSO. Het was de bedoeling dat de gemeenteraad het bestemmingsplan op 4 oktober 2018 zou vaststellen. De commissie heeft het voorstel echter van de agenda gehaald. De meerderheid van de commissie vond namelijk dat er in verband met de parkeerproblematiek als gevolg van het plan, eerst een besluit moest worden genomen over de toen nog op handen zijnde Parkeervisie. Daarnaast werd het ook wenselijk geacht eerst de Detailhandelsstructuurvisie te evalueren en waar wenselijk te herijken.

Ondertussen werd de gemeente geconfronteerd met de stikstofproblematiek. Door een uitspraak van de Raad van State over de PAS (Programma Aanpak Stikstof) kwam het project noodzakelijkerwijs wederom stil te liggen. Sinds eind september is er een nieuwe versie van de Aerius calculator die toegepast mag worden om te berekenen of de stikstofdepositie als gevolg van de ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt een negatieve invloed heeft op de Natura 2000-gebieden. Deze berekening is voor het bestemmingsplan uitgevoerd en de uitkomst daarvan was dat dat niet het geval is. Stikstof vormt daarom geen belemmering voor dit plan. Het uitgevoerde onderzoek is opgenomen in Bijlage 12.

Met dit plan wordt een positieve bijdrage geleverd aan de omvorming van dit gebied van voormalig industrieterrein naar uiteindelijk een hoogwaardige stedelijke ontwikkeling. Beide genoemde beleidstukken zijn inmiddels door de gemeenteraad vastgesteld. Op basis hiervan is het bestemmingsplan op 19 december 2019 ongewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad. De raadstukken zijn opgenomen bij dit bestemmingsplan.

Uiteindelijk is tegen het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wro beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor planschade. Indien sprake is van bepaalde bouwplannen, moet de gemeente in beginsel een exploitatieplan vaststellen. Hier kan van worden afgezien als voornoemde kosten 'anderszins verzekerd' zijn en het stellen van eisen met betrekking tot kwaliteit en fasering niet noodzakelijk wordt geacht.

In dit bestemmingsplan wordt de realisatie van meerdere wooneenheden en hoofdgebouwen mogelijk gemaakt. Dit zijn bouwplannen in de zin van het Bro. Tussen de initiatiefnemers en de gemeente wordt een anterieure overeenkomst gesloten waarin het verhaal van kosten geregeld is.

Doordat het kostenverhaal 'anderszins' geregeld is en er geen locatie-eisen of eisen aan de fasering hoeven te worden gesteld, wordt de gemeenteraad voorgesteld geen exploitatieplan vast te stellen.

6.3 Grondexploitatie

Het plan betreft een particulier initiatief. De gronden zijn al in eigendom van drie ontwikkelende partijen. Er zijn privaatrechtelijke afspraken gemaakt met toekomstige gebruikers van het gebied (de supermarktondernemer, zorgpartijen, etc.). De ontwikkelende partijen beschikken over voldoende mogelijkheden om het plannen (voor) te financieren. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid voldoende aangetoond.

Bijlage 1 Lijst Met Toelaatbare Beroepen En Vormen Van Bedrijvigheid Bij Woningen

Uitoefening van (para-)medische beroepen, waaronder:

individuele praktijk voor huisarts, medisch specialist, apotheker, psychiater, psycholoog, fysiotherapie of bewegingsleer, voedingsleer, mondhygiëne, tandheelkunde, logopedie, verloskundige, enz.

individuele praktijk dierenarts

Kledingmakerij

(maat)kledingmakerij en kledingverstelbedrijf

woningstoffeerderij

Kantoorfunctie ten behoeve van bedrijvigheid die elders wordt uitgeoefend,

zoals:

schoonmaakbedrijf, schoorsteenveegbedrijf, glazenwasserij, maar ook ten behoeve van bijvoorbeeld een groothandelsbedrijf

Reparatiebedrijfjes, waaronder:

schoen-/lederwarenreparatiebedrijf

uurwerkreparatiebedrijf

goud- en zilverwerkreparatiebedrijf

reparatie van kleine (elektrische) gebruiksgoederen

reparatie van muziekinstrumenten

In ieder geval zijn autoreparatiebedrijven en las- en montagebedrijven uitgezonderd.

Advies- en ontwerpbureaus

reclame ontwerp

grafisch ontwerp

(bouwkundig, interieur- of tuin- en landschaps-) architect

stedenbouwkundige - ingenieur

(Zakelijke) dienstverlening, waaronder:

notaris

advocaat

gerechtsdeurwaarder

(register of belasting-) accountant

assurantie-/verzekeringsbemiddeling

exploitatie en handel in onroerende zaken

administratieconsulent

organisatie-adviseur

Overige dienstverlening

kappersbedrijf

schoonheidssalon

nagelstudio

tattooshop

Onderwijs

autorijschool

onderwijs niet in te delen naar specificatie, mits zonder werkplaats of laboratorium

Ateliers

ateliers van beeldend kunstenaars, pottenbakkers, glazeniers e.d.

Webwinkel

Een winkel op een perceel waarbij de verkoop van op de eindgebruiker gerichte goederen uitsluitend plaatsvindt via internet, waarbij geen klanten op het perceel langskomen (om goederen af te halen of uit te proberen of te betalen) en er geen ruimtelijke uitstraling uitgaat

Bijlage 2 Geluidswering Per Gevel

Bijlage 2 Geluidswering per gevel

Bijlage 1 Structuurontwerp En Ontwerp Openbare Ruimte

Bijlage 1 Structuurontwerp en ontwerp openbare ruimte

Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 3 Distributieplanologisch Onderzoek

Bijlage 3 Distributieplanologisch onderzoek

Bijlage 4 Onderzoek Verkeersafwikkeling

Bijlage 4 Onderzoek verkeersafwikkeling

Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 5 Akoestisch onderzoek

Bijlage 6 Wateradvies

Bijlage 6 Wateradvies

Bijlage 7 Historisch Bodemonderzoek

Bijlage 7 Historisch bodemonderzoek

Bijlage 8 Archeologisch Onderzoek 2006

Bijlage 8 Archeologisch onderzoek 2006

Bijlage 9 Aanvullend Archeologisch Onderzoek

Bijlage 9 Aanvullend archeologisch onderzoek

Bijlage 10 Reactienota Overleg En Inspraak Flexaterrein

Bijlage 10 Reactienota overleg en inspraak Flexaterrein

Bijlage 11 Bezonningstudie

Bijlage 11 Bezonningstudie

Bijlage 12 Onderzoek Stikstofdepositie

Bijlage 12 Onderzoek stikstofdepositie

Bijlage 13 Reactienota Zienswijzen

Bijlage 13 Reactienota zienswijzen