KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Groen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Planologische Regeling
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plan
2.1 Huidige Situatie
2.2 Voorgenomen Initiatief
2.3 Landschappelijke Inpassing
2.4 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Milieuzonering
4.2 Geluid
4.3 Water
4.4 Bodem
4.5 Archeologie
4.6 Cultuurhistorie
4.7 Ecologie
4.8 Externe Veiligheid
4.9 Luchtkwaliteit
4.10 Kabels, Leidingen En Zoneringen
4.11 Mer-beoordeling
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
5.1 Algemeen
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Bedrijvenlijst
Bijlage 2 Sloopkaart
Bijlage 1 Uitgangspuntennotitie
Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan Bedrijventerrein De Poel
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Inrichtingslwaai
Bijlage 4 Wateradvies Korte Procedure
Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 6 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 7 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 8 Nota Zienswijzen

Koudum - Slaperdijk 2

Bestemmingsplan - Gemeente Súdwest Fryslân

Vastgesteld op 17-05-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Koudum - Slaperdijk 2 met identificatienummer NL.IMRO.1900.2017zuidBPkouslpd2-vast van de gemeente Súdwest Fryslân;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van gebouwen uitgedrukt in procenten van de nader aangegeven gronden;

1.8 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.9 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.13 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden

1.18 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.19 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;

1.20 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.21 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.22 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel architectonisch dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken, met inbegrip van aan- en uitbouwen;

1.23 overkapping:

een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet, óf

met ten hoogste twee wanden is omsloten;

1.24 peil:

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;

1.25 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.26 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.27 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.28 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.29 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.30 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.31 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en

overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de

bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handelsonderneming': perifere detailhandel in de vorm van agri-retail en de verkoop van gereedschap en bouwmaterialen, met daaraan ondergeschikt:
      • reparatie van en onderhoud aan gereedschappen en machines;
      • groothandel in kleine ijzer- en metaalwaren en hout en bouwmaterialen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - afschermend groen', zullen de gronden worden ingericht met opgaande beplanting;

met de daarbijbehorende:

  1. d. bedrijfsgebouwen;
  2. e. parkeervoorzieningen;
  3. f. groenvoorzieningen;
  4. g. water;
  5. h. nutsvoorzieningen;
  6. i. tuinen, erven en terreinen;
  7. j. andere bouwwerken.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een goede woonsituatie;
  2. b. de sociale veiligheid;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de verkeersveiligheid; en
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Mits de noodzaak daartoe wordt aangetoond en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de milieusituatie, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 sub b en toestaan dat de onderlinge afstand tussen bedrijfsgebouwen wordt verkleind.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, tenzij de gronden zijn aangeduid als 'specifieke vorm van bedrijf - handelsonderneming', in welk geval de in lid 3.1, sub b genoemde bedrijfsactiviteiten zijn toegelaten;
  3. c. het gebruik van de gronden voor buitenopslag van goederen en producten, met uitzondering van de opslag van hout- en bouwmaterialen, ten behoeve van de in lid 3.1, sub b genoemde bedrijfsactiviteiten;
  4. d. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraakmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  5. e. het gebruik van de gronden en bouwwerken zonder de aanleg en/of instandhouding een opgaande, afschermde beplanting in de vorm van een groenblijvende haag met een hoogte van ten minste 2,00 m, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - afschermend groen', binnen de bestemming 'Groen';
  6. f. het gebruik van de bedrijfsgebouwen, niet zijnde de bestaande bedrijfsgebouwen, zonder de sloop van de op de in Bijlage 2 opgenomen sloopkaart als 'te slopen bebouwing' aangegeven bebouwing.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5 sub b in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, op de voorwaarde dat het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplanting;
  3. c. paden;
  4. d. water;
  5. e. de aanleg en/of instandhouding een afschermde haag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - afschermend groen'.

4.2 Bouwregels

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte van een nutsvoorziening zal ten hoogste 3,00 m bedragen, tenzij de hoogte is de bestaande situatie meer bedraagt, in welk geval dit de maximaal toegestane bouwhoogte betreft;
  2. b. de inhoud van een nutsvoorziening zal ten hoogste 30,00 m³ bedragen.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de in dit plan gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  2. b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden en buitenopslag die krachtens de bestemming is toegelaten;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  4. d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dit om bouwtechnische redenen of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;
  2. b. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. het bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. het bestemmingsvlak met ten hoogste 1,50 m worden overschreden door:
    1. 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    2. 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    3. 3. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen.

Artikel 9 Overige Regels

9.1 Voldoende parkeergelegenheid

  1. a. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden - al dan niet gecombineerd - , waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
  2. b. bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan wordt op basis van de door de CROW vastgestelde richtlijnen zoals opgenomen in publicatie 317, dan wel aan de hand van de op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
  3. c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  3. c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

bestemmingsplanKoudum - Slaperdijk 2

Behorend bij het besluit van 17 mei 2018.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Handelsonderneming Munniksma is gevestigd aan de Slaperdijk 2 te Koudum. Op dit perceel was voorheen een agrarisch veredelingsbedrijf gevestigd en heeft ook nog een agrarische bestemming. Het ging hier in eerste instantie om een tijdelijke situatie. In 2013 heeft de eigenaar van de onderneming een verzoek bij de gemeente Súdwest-Fryslân ingediend om de bedrijfsactiviteiten op de Slaperdijk te mogen voortzetten. Tevens is verzocht om de verouderde bedrijfsgebouwen op het perceel te slopen en een nieuw bedrijfsgebouw te realiseren. Hiermee kan ook de opslag zoveel mogelijk inpandig worden gebracht.

De gemeente staat in principe positief tegenover de permanente vestiging van het bedrijf op deze locatie en tegenover vervangende nieuwbouw op het terrein. Op 5 juni 2014 heeft de gemeenteraad een uitgangspuntennotitie voor het op te stellen bestemmingsplan vastgesteld. Deze uitgangspuntennotitie is opgenomen in Bijlage 1. Dit bestemmingsplan is opgesteld om een juridisch-planologisch kader te bieden waarbinnen de ontwikkelingsmogelijkheden van Munniksma geregeld zijn overeenkomstig kaders van de uitgangspuntennotitie.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied betreft het perceel Slaperdijk 2 te Koudum. Dit perceel ligt aan de zuidelijke rand van Koudum, aansluitend op het bedrijventerrein De Poel. De begrenzing is afgestemd op de kadastrale perceelsgrenzen. De ligging en begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2017zuidBPkouslpd2-vast_0001.png"

Figuur 1.1 De ligging van het plangebied

1.3 Planologische Regeling

Het plangebied is op dit moment geregeld in de beheersverordening Buitengebied Nijefurd, die op 5 juni 2015 is vastgesteld door de gemeenteraad van Súdwest-Fryslân. In deze beheersverodening zijn het daarvoor geldende bestemmingsplan Buitengebied Nijefurd en de herzieningen daarop van toepassing verklaard. Het plangebied is daardoor bestemd als 'Agrarisch Veredelingsbedrijf'. Munniksma heeft op basis van de beheersverordening (en het voormalige bestemmingsplan) geen ontwikkelingsmogelijkheden. Daarom is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan nodig.

1.4 Leeswijzer

Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Daarbij wordt ingegaan op de gewenste ontwikkeling en op de ruimtelijke en functionele inpassing daarvan in de bestaande structuur. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het van belang zijnde beleidskader, waarna in Hoofdstuk 4 een toetsing aan de milieuaspecten volgt. Wanneer deze van toepassing zijn, worden daarbij de uitgangspunten voor het bestemmingsplan genoemd. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de werking van het bestemmingsplan en de daarin opgenomen juridische regeling. Het laatste hoofdstuk gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, waarbij aandacht wordt besteed aan de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plan

2.1 Huidige Situatie

Het plangebied ligt in een gemengd gebied dat de overgang vormt van de bebouwde kom van Koudum naar het landelijk gebied. Rondom het plangebied zijn diverse functies aanwezig. Aan de overzijde van de Slaperdijk, waar het plangebied ligt, liggen twee woonpercelen en het terrein van het politiebureau en de brandweer. Aan de noordoostzijde is een manege gevestigd en ten zuiden van het plangebied ligt het bedrijventerrein De Poel. Dit relatief nieuwe bedrijventerrein is nog niet geheel uitgegeven.

Het plangebied betreft het bedrijfsperceel van Handelsonderneming Munniksma. Munniksma is in hoofdzaak een bouwmarkt met een zwaartepunt op agri-retail. In de winkel annex magazijn worden allerlei (hand-) gereedschappen, hulpmiddelen en materialen voor de metaalnijverheid verkocht. Het klantenbestand bestaat voornamelijk uit particulieren en kleinere loon- en aannemersbedrijven. De overige goederen worden aangevoerd door vrachtwagens. Het interne transport wordt verzorgd door twee elektrische heftrucks. Achterop het terrein wordt ook gebruik gemaakt van een mobiele kraan. Particulieren en aannemers bezoeken in personenwagens of bestelbusjes (met of zonder aanhanger) het bedrijf. Op de zuidoosthoek van het terrein worden werkzaamheden aan ijzer en metaal verricht.

In het verleden was ter plaatse een agrarisch veredelingsbedrijf gevestigd. Het terrein is nog steeds als zodanig bestemd. Op het terrein staan twee schuren uit de jaren '60 en een bedrijfsgebouw uit de jaren '90 van de vorige eeuw. Voorop het perceel staat een bedrijfswoning die uitsluitend als kantoor wordt gebruikt. Het noordwestelijk deel van het terrein wordt momenteel nog gebruik voor de opslag van bouwmaterialen en ingezamelde agrarische plastics. Centraal op dit deel van het terrein staat nog een relatief klein bedrijfsgebouw.

Het terrein is voor een groot deel omgeven door een boomsingel. Aan de noord- en voorzijde is een schutting en een heg aanwezig die de buitenopslag grotendeels afschermt.

Een luchtfoto van het plangebied en de directe omgeving is weergegeven in figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2017zuidBPkouslpd2-vast_0002.png"

Figuur 2.1 Luchtfoto plangebied

2.2 Voorgenomen Initiatief

Het initiatief dat dit bestemmingsplan mogelijk maakt is het definitief vestigen van Munniksma op de locatie en de herinrichting van het bedrijfsperceel. Uitgezonderd de bedrijfshal op de zuidelijke rand van het perceel wordt alle bedrijfsbebouwing en de bedrijfswoning gesloopt. Hiervoor in de plaats komt één grote bedrijfshal aan de zuidoostzijde van het perceel. Het noordwestelijk deel van het terrein blijft in gebruik voor de opslag van hout.

De gewenste inrichting van het bedrijfsperceel is weergegeven in figuur 2.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2017zuidBPkouslpd2-vast_0003.jpg"

Figuur 2.2 Gewenste inrichting bedrijfsperceel

Om de sloop van de huidige bedrijfsgebouwen (met uitzondering van de zuidelijk gelegen loods) en bedrijfswoning te waarborgen, is in de regels van dit bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen.

2.3 Landschappelijke Inpassing

Algemeen

Het plangebied ligt in zachte dorpsrand; de bebouwingsdichtheid vanaf de kom naar het landelijk gebied neemt in een geleidelijke gradiënt af. Het plangebied ligt aan de rand van dit overgangsgebied en grenst aan de zuidzijde aan het open agrarisch landschap ten zuiden van Koudum. In de structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte' heeft de provincie Fryslân aangegeven dat zij hecht aan een goede verankering van ontwikkelingen in het landschap. Grutsk beschrijft de kernkwaliteiten van de verschillende landschapstypen. Het is van belang dat een ontwikkeling zich niet alleen voegt, maar waar mogelijk ook bijdraagt aan deze kernkwaliteiten.

De provinciale belangen zijn vastgelegd in de Verordening Romte. Hierin is bepaald dat de kernkwaliteiten uit Grutsk alleen een voorwaardelijk toetsingskader zijn voor ontwikkelingen buiten het bestaand stedelijk gebied. Het plangebied van dit bestemmingsplan valt binnen het bestaand stedelijk gebied. Hierop wordt in paragraaf 3.2 nader ingegaan. Gelet op de ligging van het plangebied aan de rand van het landelijk gebied, is het wel van belang dat het bedrijf zich voegt binnen de kernkwaliteiten van het landschap. De uitgangspunten ten aanzien van de kwaliteiten van het landschap zijn op gemeentelijk niveau verder uitgewerkt in de Visie Ruimtelijke Kwaliteit Súdwest-Fryslân.

Het plangebied ligt landschappelijk gezien in het deelgebied Gaasterlân, in het stuwwallenlandschap. Voor dit gebied zijn een aantal kernkwaliteiten van toepassing. Voor dit plan is de ligging op een bebouwde, smalle glaciale rug van Koudum van belang. Geadviseerd wordt het behouden en versterken van de kleinschaligheid van het gebied, die zowel zichtbaar is in de smalle ruggen met bebouwing als in de ruimtelijke opbouw van het gebied in het algemeen. In het klei-op-veengebied zijn de open ruimten te beperkt van maat om grootschalige ontwikkelingen te (ver)dragen.

Dit plan stelt geen uitbreiding van een bedrijfsperceel voor, maar een herinrichting en planologische functiewijziging van een bestaand perceel. Dit perceel is ingepast binnen de bestaande de landschappelijke structuren van het gebied. De ontwikkelingen doet zodoende geen afbreuk aan de kwaliteiten van de glaciale rug.

Het plangebied ligt in het verlengde van het bedrijventerrein De Poel. Ruimtelijk gaat het bedrijf deel uitmaken van dit bedrijventerrein. De regeling van het bestemmingsplan is daarom afgestemd op de regeling die voor de bedrijven op De Poel geldt. De geldt ook voor de landschappelijke inpassing in de vorm van een opgaande groenstrook. Deze is rondom het perceel al grotendeels aanwezig. Alleen aan de noordwestzijde zijn er gaten in deze boomsingel aanwezig. Het opgaand groen rondom het plangebied wordt waar nodig hersteld en aangevuld, waarmee het plangebied op een verantwoord wijze in het landschap is ingepast.

Nieuwe bedrijfsbebouwing

Op de zuidoostzijde van het bedrijfsperceel wordt een nieuwe bedrijfshal gebouwd. Hiermee wordt aangesloten op het bedrijventerrein De poel en wordt de noordzijde, die aansluit op het extensief bebouwde overgangsgebied, gevrijwaard van bebouwing. De bouwmogelijkheden zijn afgestemd op de mogelijkheden voor het bedrijventerrein De Poel. In dit bestemmingsplan geldt een maximum bebouwingspercentage van 80% en een minimale afstand van 5 meter tussen de bebouwing en de erfgrenzen. De goot- en bouwhoogte mag 6, respectievelijk 8 meter bedragen. Deze voorwaarden gelden ook voor de bebouwing binnen het plangebied.

Ook wordt dezelfde beeldkwaliteit zoals die geldt op het bedrijventerrein nagestreefd. Voor het bedrijventerrein De Poel in Koudum is een afzonderlijk beeldkwaliteitplan opgesteld. Het beeldkwaliteitplan vormt onderdeel van de gemeentelijke welstandsnota en bevat een aantal specifieke welstands- en beeldkwaliteitsbepalingen voor het (toen nog) te ontwikkelen bedrijventerrein De Poel. Het beeldkwaliteitplan gaat in eerste instantie in op de landschappelijke inpassing van het terrein. Vervolgens wordt ingegaan op de bebouwing op het bedrijventerrein, waarbij gekeken word naar de situering, maat, schaal, vormgeving, materiaaltoepassing en architectuur van de bedrijfsgebouwen. Tot slot worden criteria gegeven ten behoeve van het gebruik en de inrichting van de niet-bebouwde delen van het bedrijventerrein. Het beeldkwaliteitsplan en is opgenomen in Bijlage 2. De regeling van dit bestemmingsplan is voor zover mogelijk afgestemd op de uitgangspunten van het beeldkwaliteitsplan. Het zal ook worden toegepast als welstandskader voor de bouwaanvragen binnen het plangebied. De gemeenteraad zal hiervoor een apart besluit nemen. Hiermee zijn ook de uitgangspunten met betrekking tot beeldkwaliteit en de inrichting van het terrein zoals opgenomen in Bijlage 1 geborgd.

Buitenopslag

Het aansluiten bij de regels en het wensbeeld van het bedrijventerrein De Poel brengt voor Munniksma een aandachtspunt met zich mee. Dit bedrijventerrein ligt direct aan een belangrijke ontsluitingsweg voor Koudum en vormt aan de zuidzijde een duidelijk 'gezicht' voor het dorp, gelet op de ligging aan de entree. Er wordt hier daarom een relatief hoog kwaliteitsniveau nagestreefd. Daarom is buitenopslag, zowel voor als achter de gebouwen, uitgesloten. Alleen uitstalling ten behoeve van verkoop is toegestaan.

Op het bedrijfsperceel van Munniksma is wel enige buitenopslag noodzakelijk. Het gaat hier om de opslag van hout ten behoeve van de handelsonderneming. Hoewel dit hout hier ligt ten behoeve van de verkoop, is er geen sprake van uitstalling. De buitenopslag vindt plaats op het noordwestelijk deel van het perceel en wordt aan het zicht onttrokken door de bestaande, plaatselijk aan te vullen, groenstrook. De buitenopslag wordt ten opzichte van de huidige situatie wel verminderd, in die zin dat de opslag van metaal in de toekomst inpandig plaatsvindt. Dit komt de geluidsuitstraling van het bedrijf ten goede.

Buitenopslag van houtmateriaal kan voor dit specifieke bedrijf in afwijking van hetgeen geldt voor het bedrijventerrein De Poel wel worden toegestaan, omdat:

  • het perceel niet direct aan de ontsluitingsweg van Koudum ligt, zoals het bedrijventerrein;
  • het perceel als geheel een kwaliteitsimpuls krijgt en beter aansluit bij het bedrijventerrein;
  • de opslag vanuit de omgeving niet zichtbaar is;
  • buitenopslag op basis van het geldende bestemmingsplan en het nieuwe bestemmingsplan voor het buitengebied ook niet uitgesloten wordt;
  • er geen onevenredige hinder ontstaat voor milieugevoelige functies in de omgeving (zie paragraaf 4.1).

2.4 Verkeer En Parkeren

Verkeersafwikkeling

Het bedrijfsperceel is via de Slaperdijk ontsloten op de Tjalke van der Walstraat. Deze weg vormt de zuidelijke ontsluiting voor Koudum en heeft voldoende capaciteit voor de verkeersafwikkeling van het bedrijf. De Slaperdijk betreft een smalle weg die geen functie heeft voor doorgaand verkeer. Vanaf de uitrit van het bedrijf sluit deze weg vrijwel direct aan op de Tjalke van der Walstraat. Verkeer van en naar het bedrijf passeert geen andere functies aan de Slaperdijk. Daardoor ontstaat er hier geen onveilige verkeerssituatie of verkeersoverlast.

Parkeren

Op basis van het parkeerbeleid van de gemeente of de kencijfers van CROW kan berekend worden hoeveel parkeerplaatsen er benodigd zijn. Vervolgens moet aangetoond worden dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is of gerealiseerd kan worden. Tot voor kort waren de parkeernormen geregeld in de bouwverordening. Met de inwerkingtreding van de Reparatiewet BZK 2014 (op 29 november 2014) is de Woningwet gewijzigd. De wijziging heeft betrekking heeft op de intrekking van de grondslag voor de stedenbouwkundige voorschriften in een bouwverordening. De stedenbouwkundige voorschriften, zoals het parkeren, moeten nu in het bestemmingsplan zelf geregeld worden.

Aan het Besluit ruimtelijke ordening is mede in verband met het intrekken van toetsing aan de bouwverordening de mogelijkheid opgenomen om voor de invulling van de eis van voldoende parkeren in concrete situaties gebruik te maken van beleidsregels (zie artikel 3.1.2 lid 2 onder a Bro), zoals dit ook onder de werking van de bouwverordening mogelijk was.

Zowel gemeentelijk parkeerbeleid als de CROW-normen kunnen van toepassing worden verklaard op basis van het bestemmingsplan. Indien van een toepassing zijnde norm wordt afgeweken, dient dit goed gemotiveerd te worden.

De gemeente Súdwest-Fryslân wil binnenkort een Parkeernormennota op gaan stellen, waarin de inhoud van het begrip 'voldoende parkeergelegenheid' wordt uitgewerkt. Tot het gemeentelijke parkeerbeleid is vastgesteld wordt op basis van de door de CROW vastgestelde richtlijnen (de op dat moment geldende versie noemen) bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;

Volgens de CROW richtlijnen heeft een gemiddelde bouwmarkt in een niet stedelijke omgeving een parkeerbehoefte van 2,1 tot 2,6 parkeerplaatsen 100 m2 brutovloeroppervlak (b.v.o.). In de nieuwe situatie is er circa 3.000 m2 aan bebouwing op het terrein aanwezig. Het nieuwe gebouw (circa 2.000 m2) wordt als bouwmarkt gebruikt. Het bestaande te behouden gebouw dient uitsluitend voor opslag. De parkeerbehoefte van de bouwmarkt zou volgens deze uitgangspunten 42-52 parkeerplaatsen zijn. Op het terrein is voldoende ruimte om in deze behoefte te voorzien.

In dit geval is er geen sprake van een gemiddelde bouwmarkt, maar van een bredere handelsonderneming, waarbij de (verkeersintensiteve) detailhandelsfunctie slechts een deel van de bedrijfsvoering vormt. Bij de entree van het bedrijf worden 16 parkeerplaatsen aangelegd. Uit de praktijk is gebleken dat dit aantal ruim voldoende is. Wanneer in de toekomst blijkt dat parkeerbehoefte groter is, dan kan het aantal parkeerplaatsen worden vergroot. Op deze manier wordt parkeerhinder in de omgeving voorkomen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Duurzame verstedelijking

In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Het artikel is op 12 mei 2017 gewijzigd. Deze wijziging is op 1 juli 2017 in werking getreden. Voor dit plan is getoetst aan deze nieuwe regeling, die inhoudt dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Dit bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor het permanent vestigen van een bedrijf op een bestaand bedrijfsperceel. Aangezien het ruimtebeslag in het landelijk gebied en ook de bouwmogelijkheden niet toenemen, is er geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Het bedrijfsperceel is gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied, zoals bedoeld in artikel 1.1.1 van het Bro. Er is sprake van een concrete behoefte voor een permanente vestigingsplaats van het bedrijf. Dit is nodig voor de voortzetting van het bedrijf. In deze behoefte wordt voorzien in bestaand stedelijk gebied. Het is daarom niet nodig om te overwegen het bedrijf te verplaatsen naar een andere locatie.

Met de herontwikkeling van een bestaande bedrijfslocatie die gepaard gaat met een kwaliteitsverbetering is overigens sprake van duurzame verstedelijking.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt niet alleen regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen. Er worden geen rijksbelangen geraakt.

3.2 Provinciaal Beleid

Streekplan Fryslân 2007

Het Streekplan Fryslân 2007 is op 13 december 2006 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Streekplan wordt het provinciaal omgevingsbeleid verwoord. Met betrekking tot dit bestemmingsplan worden enkele beleidsuitgangspunten genoemd.

Het vestigingsbeleid van de provincie richt zich op het sturen van vestigingsmogelijkheden naar typen kernen. Koudum is in het streekplan aangemerkt als 'compleet dorp'. Dit zijn overige kernen met een breed voorzieningenniveau. Voor overige kernen moeten bedrijven qua aard en omvang passen bij de betreffende kern. Het gaat hier om een lokaal gedeeltelijke agrarisch gericht bedrijf dat reeds is gevestigd op deze locatie.

Bij de ruimtelijke inpassing van werkfuncties dient aandacht te worden besteed aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Dit kan door efficiënt ruimtegebruik, bijvoorbeeld door de mogelijkheden van herstructurering te onderzoeken. Ook zijn een goede beeldkwaliteit en een zorgvuldige landschappelijke inpassing van groot belang.

De inrichting van het terrein is ontworpen met respect voor de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische kenmerken van de omgeving. Op deze aspecten wordt in paragraaf 2.3 ingegaan.

In de Verordening Romte Fryslân zijn de beleidsuitgangspunten van de provincie vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen.

Structuurvisie Grutsk op 'e Romte

In het Streekplan worden de kernkwaliteiten van het cultuurhistorisch erfgoed en het landschap beschreven. Onder kernkwaliteiten wordt verstaan: 'die ruimtelijke eigenschappen die zo typisch zijn voor het Friese landschap, dat zij tezamen de ruimtelijke identiteit van Fryslân vormen'. Het Streekplan bevat een beschrijving van welke kernkwaliteiten er zijn en kondigt een nadere uitwerking en waardering aan van deze kernkwaliteiten. De thematische structuurvisie Grutsk op 'e Romte, zoals vastgesteld op 26 maart 2014, vormt deze uitwerking en geeft de provinciale belangen en ontwikkelingsrichting ten aanzien van de kernkwaliteiten.

Volgens de kaart bij de structuurvisie ligt het plangebied in Gaasterlân. Voor dit gebied zijn een aantal kernkwaliteiten c.q. provinciale belangen beschreven. In paragraaf 2.3 is hieraan getoetst.

Verordening Romte Fryslân 2014

Op 18 juni 2014 is de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. In de verordening zijn regels opgenomen die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen.

Bundeling

In artikel 1 van de verordening worden regels gegeven gericht op het bundelen van stedelijke functies in stedelijk gebied. Is dit niet mogelijk is, kan aansluitend op bestaand stedelijk gebied een uitbreidingslocatie worden toegestaan. Het plangebied ligt volgens de begrenzing van bestaand bebouwd gebied binnen het 'bestaand stedelijk gebied'. Hier kunnen bouwmogelijkheden voor het bedrijf worden geboden. Een fragment van de betreffende kaart is weergegeven in figuur 3.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2017zuidBPkouslpd2-vast_0004.png"

Figuur 3.1 Fragment kaart begrenzing bestaand bebouwd gebied

Werkfuncties en voorzieningen per type kern

Een bestemmingsplan voor een overige kern, zoals Koudum, mag niet voorzien in bedrijven uit milieucategorie 3.1 of hoger en/of met een kavelomvang groter dan 2.500 m2. Voor een incidenteel bedrijf kan hiervan worden afgeweken, mits is onderbouwd dat de aard en schaal van de functie aansluiten bij de aard en schaal van de kern.

Dit bestemmingsplan staat bedrijven tot en met milieucategorie 2 toe. Daar bovenop worden specifiek mogelijkheden geboden voor Munniksma. Dit bedrijf voert bedrijfsactiviteiten uit milieucategorie 3.1 uit. Het betreft hier een incidenteel lokaal bedrijf met een binding aan het buitengebied (agrarische sector). Het bedrijf is relatief grootschalig, maar passend bij het agrarisch gebied en heeft een goede ontsluiting op een provinciale weg. Op basis van het voorgaande is beoordeeld dat het bedrijf past bij de aard en schaal van de kern.

Conclusie

Er wordt voldaan aan de regels uit de Verordening Romte Fryslân 2014.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Ontwikkelvisie gemeente Súdwest-Fryslân

Op 22 maart 2012 heeft de gemeenteraad de Ontwikkelvisie gemeente Súdwest-Fryslân vastgesteld. In de visie staan de ambities van de gemeente op het gebied van sociale, ruimtelijke en economische ontwikkelingen. De visie vormt een belangrijke basis voor nieuw beleid en plannen. In de ontwikkelvisie wordt uitgegaan van zes peilers:

  1. 1. Verscheidenheid in kernen
  2. 2. Weidsheid van het landschap
  3. 3. Economische verscheidenheid
  4. 4. Grote sociale verbondenheid
  5. 5. Grote rijkdom aan cultuur en erfgoed
  6. 6. Sterke aantrekkingskracht voor toeristen

Voor dit plan zijn de peilers 'weidsheid van het landschap' en 'Economische verscheidenheid' relevant.

Ten aanzien van het landschap stelt de gemeente hoge eisen aan de ruimtelijke kwaliteit en landschappelijke inpassing. Het uitgangspunt is het zoveel mogelijk realiseren van nieuwe ontwikkelingen binnen de bestaande bebouwing via herstructurering of inbreiding. Dat heeft de voorkeur boven uitbreiding in het landelijk gebied. De gemeente wil verder dat nieuwe ontwikkelingen in zich onderscheiden door een hoge ruimtelijke kwaliteit en goede landschappelijke inpassing. Zoals beschreven in paragraaf 2.3 wordt hieraan voldaan.

Ook op het gebied van de ruimtelijk economische ontwikkeling maakt de gemeente keuzes over waar zij welke ontwikkeling stimuleren en waar niet. Een gebiedsgerichte aanpak via de indeling in clusters vormt de leidraad. Koudum is de belangrijkste plaats in het landelijk cluster Koudum. Het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor een lokaal gebonden bedrijf past goed in de algemene beleidslijn van de gemeente op het gebied van economische ontwikkeling.

Visie ruimtelijke kwaliteit 'Mei soarch foar ús lânskip' (2013)

De gemeenteraad heeft in juni 2013 de gemeentelijke visie Ruimtelijke kwaliteit 'Mei soarch foar ús lânskip' vastgesteld. De visie gaat vooral over de ruimtelijke kwaliteit van het landschap. Hoofduitgangspunt is dat bij alle ruimtelijke ontwikkelingen de kenmerken en kernkwaliteiten van de verschillende landschapstypen leidend zijn.

Het plangebied ligt volgens de visie in het stuwwallenlandschap. Kenmerkt hierin zijn de kliffen, gaasten, essen en esdorpen en de overgang van de hoge stuwwallen naar de lage veen- en meergebieden. Het herkenbaar houden van deze kenmerken wordt als speerpunt aangemerkt. Door middel van beplanting langs randen kan de hoogte van gaast of es worden benadrukt en waardevolle uitzichten van hoog naar laag en vice versa moeten open worden gehouden of open worden gemaakt.

Het plangebied ligt in de rand van een duidelijke gradiënt in het landschap. Dit is gevisualiseerd in een fragment van de Algemene Hoogtekaart Nederland (AHN) in figuur 4.2. Vanaf het noordelijk deel van de Slaperdijk is er een goed uitzicht op deze gradiënt. Gelet op de huidige inrichting zijn er binnen het plangebied geen mogelijkheden om dit uitzicht verder open te maken. De gradiënt wordt wel gerespecteerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2017zuidBPkouslpd2-vast_0005.png"

Figuur 4.2 Fragment AHN

Dit plan is met respect voor het landschap tot stand gekomen en doet geen afbreuk aan de kwaliteiten van het stuwwallenlandschap. Daarmee voldoet de ontwikkeling aan de visie ruimtelijke kwaliteit.

Welstandsnota gemeente Súdwest-Fryslân en beeldkwaliteitsplan bedrijventerrein De Poel

De gemeentelijke welstandsnota is een samenvoeging van de welstandsnota's en reclamenota's van de vijf voormalige fusiegemeenten. Voor het plangebied geldt de Welstandsnota Nijefurd uit 2010. Het plangebied ligt volgens de gebiedsindeling van de welstandsnota in het buitengebied. Omdat het de bedoeling is dat het plangebied zich gaat manifesteren als een onderdeel van bedrijventerein De Poel, vormen de welstandscriteria voor het buitengebied geen adequaat toetsingskader.

Voor het bedrijventerrein De Poel is een afzonderlijk beeldkwaliteitplan is opgesteld. Het beeldkwaliteitplan vormt onderdeel van de welstandsnota en bevat een aantal specifieke welstands- en beeldkwaliteitsbepalingen voor het bedrijventerrein. Het beeldkwaliteitplan gaat in eerste instantie in op de landschappelijke inpassing van het terrein. Vervolgens wordt ingegaan op de bebouwing op het bedrijventerrein, waarbij gekeken word naar de situering, maat, schaal, vormgeving, materiaaltoepassing en architectuur van de bedrijfsgebouwen. Tot slot worden criteria gegeven ten behoeve van het gebruik en de inrichting van de niet-bebouwde delen van het bedrijventerrein.

Het beeldkwaliteitsplanplan, dat is opgenomen in Bijlage 2, zal ook het toetsingskader voor het plangebied gaan vormen.

Detailhandelsstructuurvisie

De detailhandelsstructuurvisie moet als een katalysator functioneren voor de detailhandel in de komende jaren. De visie is toetsingsdocument voor nieuwe ontwikkelingen en ruimtelijk beleid. De detailhandelsstructuurvisie is opgesteld in de lijn van de gemeentelijke Ontwikkelvisie. Hierin staan een sterke stedelijke zone en landelijke clusters met een goed voorzieningenniveau voor de inwoners centraal. Koudum is in de detailhandelsvisie één van de regionale kernen die de hoofdkernen van de landelijke clusters vormen. Deze hoofdkernen vervullen een belangrijke functie voor de kernen en omliggende verzorgingsgebieden binnen het cluster en hebben voldoende lokale draagkracht om een dagelijks voorzieningenniveau in stand te houden.

De gemeente streeft naar sterke kernwinkelgebieden met kwaliteit. Detailhandelsontwikkelingen elders mogen geen afbreuk doen aan dit streven. Onder afbreuk wordt in dit geval afkalving en leegstand van het winkelbestand in de binnensteden en dorpskernen verstaan. Er wordt in de detailhandelsstructuurvisie een duidelijke ruimtelijke keuze gemaakt voor kernwinkelgebieden als dé plek als breed, recreatief winkelgebied. Buiten deze gebieden is wel perifere detailhandel mogelijk. Uitgangspunt is dat perifeer alleen branches zijn toegestaan die vanwege aard en omvang van de artikelen (volumineuze goederen) en groot oppervlak een uitstekende autobereikbaarheid nodig hebben. Dit kan in de binnensteden en dorpskernen niet worden geboden. Het gaat dan onder andere om bouwmarkten. Voor dergelijke functies geldt een minimumeis voor oppervlakte (1.000 m2) van vestigingen in de periferie. Hieraan voldoet Munniksma ruimschoots.

Detailhandel op bedrijventerreinen is in de visie alleen toekomstbestendig wanneer voldoende massa, aanbod, (ruimtelijke) kwaliteiten op (thematische) clustering van perifere detailhandel en sfeer kan worden geboden. Er wordt ingezet op de kwaliteit van bestaande sterke perifere detailhandelsclusters. Verdere uitbreiding van solitaire detailhandelslocaties op bedrijventerreinen leidt tot versnippering en mogelijk leegstand op de bestaande locaties. De ruimtelijke kwaliteit en een doelmatig gebruik van bedrijventerreinen is niet gebaat bij verdere, versnipperde ontwikkeling van perifere detailhandel en deze wordt daarom tegengegaan. Voor Koudum geldt dat er onvoldoende draagkracht is voor dergelijke clusters, maar wel voor de onderhavige bouwmarkt van Munniksma. Het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden, die zijn gericht op een kwaliteitsverbetering en niet op uitbreiding en bovendien niet leiden tot versnippering, past binnen de kaders van de detailhandelsvisie.

Duurzaamheidsvisie 'Op-stap nei duorsumens'

De duurzaamheidsvisie geeft richting aan de missie van de gemeente om een duurzame toekomstbestendige gemeente te worden. De gemeente wil duurzaamheid voor iedereen in Súdwest-Fryslân praktisch en toepasbaar maken. De gemeente wil samen met burgers en bedrijven werken aan een duurzame samenleving. Hiertoe gelden een aantal spelregels, namelijk dat ten opzichte van nu meer in de menselijke basisbehoeften moet worden voorzien, de bodem minder uitgeput moet worden, minder schadelijke chemische stoffen worden gebruikt en de natuur minder wordt aantast.

In de visie stelt de gemeente zichzelf een aantal strategische doelen. Uit deze doelen volgen geen concrete uitgangspunten voor de gewenste bedrijfsvoering en terreininrichting van Munniksma. In algemene zin kan gesteld worden dat het hergebruiken van een bestaand bedrijfsperceel een duurzame ontwikkeling is. Het vervangen van oude gebouwen door een modern bedrijfsgebouw dat aan de huidige eisen voldoet, is ook een duurzame ontwikkeling.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Milieuzonering

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingen van bedrijven en de gevels van geluidsgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

Het plangebied maakt deel uit van een gebied waarin meerdere functies voorkomen. Er zijn voornamelijk bedrijven en voorzieningen aanwezig, waaronder de brandweerkazerne en het politiebureau ten noorden van het plangebied, de manege richting het oosten en het bedrijventerrein aan de zuidzijde. Aan de overzijde van de Slaperdijk liggen twee woonpercelen. De woningen staan op minimaal 20 meter vanaf het plangebied.

De bedrijfsactiviteiten van Munniksma vallen ten hoogste in milieucategorie 3.2, waarbij een richtafstand van 50 meter geldt tot woningen in een gemengd gebied. De bepalende factor hiervoor is geluidhinder. Omdat niet aan de richtafstand wordt voldaan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De rapportage hiervan is opgenomen in Bijlage 2.

In het onderzoek zijn de geluidseffecten vanwege de bedrijfsactiviteiten inzichtelijk te maken. Deze geluidseffecten beïnvloeden het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen. Voor de beoordeling van de rekenresultaten is de systematiek van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering gebruikt. Het bedrijf moet ook voldoen aan de geluidsvoorschriften van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Naast de toetsing aan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is daarom ook een toetsing uitgevoerd aan de geluidsvoorschriften uit het Activiteitenbesluit. In het onderzoek is uitgegaan van het toetsingskader voor een rustige woonomgeving. Er wordt dan ook ruimschoots voldaan aan het toetsingskader voor de gemengde omgeving waarin de woningen zijn gelegen.

Uit het onderzoek volgt dat de optredende geluidsbelastingen voldoen aan de toetswaarden voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in een rustige woonomgeving. Ook voldoet het bedrijf aan de geluidsvoorschriften van het Activiteitenbesluit. Het handelsbedrijf Munniksma vanuit het geluidsaspect inpasbaar is op de locatie. De ontwikkeling leidt dus tot een verantwoorde milieusituatie.

4.2 Geluid

Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen. Er zijn er geen spoorwegen of geluidszoneringsplichtige industrie aanwezig, dus alleen het aspect 'wegverkeerslawaai' is aan de orde.

Binnen het plangebied worden geen geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Het is daarom niet nodig om de ontwikkeling te toetsen aan de geluidszones van de nabijgelegen wegen.

4.3 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.

Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap. Op het plan is de korte watertoetsprocedure van toepassing. Het plan heeft geen grote gevolgen voor de waterhuishouding. Er is namelijk geen sprake van verhardingstoename, noch van toename van afvalwater of lozingen. Ook worden er geen ingrepen in watergangen voorgesteld.

Dit betekent dat de beperkte invloed van het plan kan worden opgevangen met standaard maatregelen. Deze zijn opgenomen in het standaard wateradvies, dat is opgenomen in Bijlage 4. De hierin vermelde adviezen worden opgevolgd bij de verdere planvorming en uitvoering. De watertoetsprocedure is hiermee afgerond. Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet tijdig een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.

4.4 Bodem

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

In het kader van dit bestemmingsplan is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Met de resultaten van het onderhavige bodemonderzoek, is de eindsituatie vastgelegd met betrekking tot de beëindiging van de activiteiten ten aanzien van de opslag en verwerking van oud ijzer. De resultaten dienen tevens als vastlegging van de nulsituatie van de milieuhygiënische bodemkwaliteit in het kader van de bestemmingswijziging. De bodemkwaliteit vormt volgens het onderzoeksbureau geen belemmering voor de ontwikkelingen binnen het plangebied. De rapportage van het onderzoek is (zonder bijlagen) opgenomen in Bijlage 5.

4.5 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Voor Súdwest-Fryslân wordt gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Uit deze kaarten blijkt dat er in het plangebied een kans is op de aanwezigheid archeologische resten uit de ijzertijd tot de middeleeuwen. Onderzoek is nodig bij ingrepen van meer dan 500 m2. Omdat de ingrepen binnen het plangebied groter zijn, is een verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd. De bijbehorende rapportage is opgenomen in Bijlage 6.

Uit het onderzoek blijkt dat de bodem ter plaatse van de twee stallen in de zuidoostzijde verstoord is. De bouw van de bedrijfshal is op deze plek voorzien. Bovendien bevind de ongeroerde bodem zich in het zuidelijk deel op grotere diepte. De verwachting is dat de bodemverstoring bij de voorziene bedrijfshal geen bedreiging vormt voor het archeologisch erfgoed. Op basis van de huidige inrichtingsplannen wordt daarom aanbevolen om geen archeologisch vervolgonderzoek uit te voeren binnen het plangebied.

Mochten er in de toekomst plannen zijn die leiden tot een (grootschalige) bodemverstoring dieper dan 50 cm-mv in het noordwestelijk deel van het plangebied, dan wordt aangeraden om vooraf een archeologisch gravend onderzoek uit te voeren om na te gaan of zich onder de geroerde lagen nog grondsporen bevinden. Omdat het nieuwe bestemmingsplan op deze plek niet in bouwmogelijkheden voorziet, is het uitvoeren van vervolgonderzoek of het opnemen van een beschermende regeling nu niet nodig.

4.6 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Binnen het plangebied zijn geen specifieke cultuurhistorische waarden aanwezig. Wel kunnen de structuren en kenmerken van het landschap als van cultuurhistorische betekenis worden aangemerkt. Zoals beschreven in paragraaf 2.3 worden deze structuren en kenmerken gerespecteerd. Het is niet noodzakelijk om nadere eisen ten aanzien van de bescherming van cultuurhistorische waarden te stellen.

4.7 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), nu Natuurnetwerk Nederland (NNN). De bescherming van gebieden en de bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Wet natuurbescherming.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet in een beschermd natuurgebied. Ook maakt het plangebied geen deel uit van de EHS/NNN. Wel liggen nabij Koudum enkele beschermde gebied, namelijk de Natura 2000-gebieden het IJsselmeer (op 2,5 kilometer afstand) en de Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving (op 1 kilometer afstand). Gelet op de ligging van het plangebied binnen stedelijk gebied, de aard omvang van de ontwikkeling en de afstand tot beschermde gebieden kunnen directe effecten, zoals verstoring of verontreiniging, op de Natura 2000-gebieden worden uitgesloten.

Aangezien het gaat om de voortzetting van een bestaand bedrijf, dat is gevestigd op een locatie die is bestemd voor bedrijvigheid (een veredelingsbedrijf) zijn significante gevolgen voor beschermde natuurwaarden als gevolg van een toename in stikstofdepositie uitgesloten. De verkeersgeneratie van het bedrijf is relatief beperkt (op basis van het akoestisch onderzoek gaat het om 60 personenauto's en 5 vrachtwagens) en gaat vrijwel direct op in het heersende verkeersbeeld (N359). Het bestemmingsplan is daarom uitvoerbaar in het kader van de Wet natuurbescherming.

Soortenbescherming

Voor een inzicht in de (potentieel) aanwezige beschermde soorten in het plangebied is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. De bijbehorende rapportage is opgenomen in Bijlage 7. Uit het onderzoek blijkt dat er binnen het plangebied geen geschikte vaste verblijfplaatsen voor beschermde soorten zijn, die als gevolg van dit plan mogelijk worden geschaad. Het plan heeft ook geen invloed op vliergroutes en foerageergebieden van vleermuizen. Het plan is dus uitvoerbaar binnen de kaders van de Wet Natuurbescherming. Voor de uitvoering geldt dat de zorgplicht in acht moet worden genomen. Bovendien moeten (sloop)werkzaamheden binnen het broedseizoen zoveel mogelijk worden voorkomen.

4.8 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op een risicokaart die per provincie wordt bijgehouden (www.risicokaart.nl). Uit de risicokaart blijkt dat er in de omgeving van het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn. Het plangebied ligt ook niet in het invloedsgebied van risicobronnen die op grotere afstand liggen. Ook worden er geen risicobronnen, zoals opslag van gevaarlijke stoffen, mogelijk gemaakt. Als gevolg van dit plan ontstaan dus geen externe risico's.

4.9 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

In Friesland zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat er in Koudum en omgeving sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit.

Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Het plan valt binnen de Nibm-regeling. Er is sprake van een kleinschalige ontwikkeling, waarvan de verkeersgeneratie (circa 65 mvt/etmaal) niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit (o.b.v. Nibm-rekentool). Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan. Dit aspect heeft geen gevolgen voor het bestemmingsplan.

4.10 Kabels, Leidingen En Zoneringen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Wel ligt over het plangebied een straalpad. Binnen deze zone geldt een beperking voor de toegestane bouwhoogte van gebouwen, namelijk 15 meter. Omdat dergelijk hoge gebouwen binnen het plangebied niet mogelijk worden gemaakt, is het niet nodig om deze zone in dit bestemmingsplan op te nemen.

4.11 Mer-beoordeling

In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen.

In bijlagen D van het Besluit m.e.r. (D11.3) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein genoemd als mer-beoordelingsplichtige activiteit bij een oppervlakte van meer dan 75 hectare.

Het plangebied heeft een oppervlakte van minder dan één hectare. De ontwikkeling vindt niet plaats in een gevoelig gebied. Het is gezien de omvang en kenmerken van het plan niet noodzakelijk om een mer-beoordeling of planMER op te stellen. De voorgaande paragrafen hebben aangetoond dat de ontwikkeling geen belangrijke effecten op het milieu hebben. Hierdoor is er geen aanleiding om een volledige mer-beoordeling uit te voeren.

Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting Op De Bestemmingen

De regels van dit bestemmingsplan zijn qua systematiek afgestemd op de actuele bestemmingsplannen in de gemeente Súdwest-Fryslân. Qua inhoudelijke mogelijkheden geldt de door de gemeenteraad vastgestelde uitgangspuntennotitie (Bijlage 1) als basis.

Bedrijf

Gebruiksmogelijkheden

Het bedrijf is geregeld in de bestemming 'Bedrijf'. Binnen deze bestemming wordt voorzien in lichte bedrijvigheid, tot en met milieucategorie 2 alsmede de feitelijke bedrijfsactiviteiten van Munniksma. Hiervoor is de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handelsonderneming' opgenomen. Binnen deze aanduiding is in eerste plaats perifere detailhandel in de vorm van agri-retail en de verkoop van gereedschap en bouwmaterialen toegestaan. In ondergeschikte maten is daarbij de reparatie van gereedschappen en machines toegelaten. Dit zijn werkzaamheden die ten dienste staan van de handelsonderneming. Ook is in ondergeschikte mate groothandel in kleine ijzer- en metaalwaren (kettingen, draadeinden, bouten, bevestigingsmateriaal en dergelijke) en hout en bouwmaterialen.

De mogelijkheden voor een bedrijfswoningen vervallen, waarmee de bestaande woning onder het overgangsrecht wordt gebracht. Wanneer de herontwikkeling is uitgevoerd kan er niet een nieuwe bedrijfswoning worden gebouwd. Tot die tijd kan de bedrijfswoning nog worden gebruikt.

Bouwmogelijkheden

Het bebouwingspercentage van het perceel mag op grond van de uitgangspuntennotitie niet meer dan 80% zijn. Omdat het vanuit landschappelijk en archeologisch oogpunt gewenst is om de bebouwing op het zuidoostelijk deel te concentreren, is gekozen voor een bouwvlak. De bedrijfsgebouwen moeten in dit bouwvlak worden gebouwd. Het bouwvlak heeft een oppervlakte van circa 5.400 m2. Het bedrijfsperceel heeft een oppervlakte van 9.700 m2, waarmee het bebouwingspercentage maximaal 55% is. Hiermee wordt ook voldaan aan de uitgangspunten. Het bouwvlak ligt overeenkomstig de uitgangspunten op minimaal 5 meter vanaf de naar de weg gekeerde en de zijdelingse perceelsgrenzen. Er geldt een maximale goot- en bouwhoogte van 6, respectievelijk 8 meter. De bedrijfsgebouwen moeten minimaal 5 meter uit elkaar worden gesitueerd.

Buitenopslag

Het uitgangspunt is het voorkomen van opslag van goederen en producten op het terrein. Ook niet toegestaan is het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil. Uitstalling ten behoeve van verkoop is wel toegestaan.

Op het terrein van Munniksma worden bouwmaterialen (hout) opgeslagen. Dit is een essentieel onderdeel van de bedrijfsvoering. Dit hout ligt hier ten behoeve van de verkoop, maar is eveneens de opslag van bouwmaterialen. Voor deze afwijking van de uitgangspuntennotitie is een uitzonderingsregel opgenomen. Dit is nader onderbouwd in paragraaf 2.3. In de specifieke gebruiksregels is alle buitenopslag uitgesloten, behalve de opslag van hout en bouwmaterialen ten behoeve van de handelsonderneming.

Waarborging landschappelijke inpassing

De gedeeltelijk aan te vullen groenstrook aan de noordzijde van het bedrijfsperceel is aangeduid als 'specifieke vorm van groen - afschermend groen'. Het is niet toegestaan de bedrijfsactiviteiten uit te voeren zonder de aanleg en/of instandhouding een opgaande, afschermde beplanting binnen deze aanduiding. Deze beplanting moet bestaan uit een groenblijvende haag van tenminste 2 meter hoog. De bestaande groensingel is gewaarborgd door het vergunningenstelsel dat is opgenomen in de bestemming 'Groen'.

Waarborging sloop bedrijfsgebouwen

De te slopen gebouwen zijn aangegeven op een sloopkaart die als bijlage bij de regels is opgenomen. Het is niet toegestaan de nieuwe bedrijfsloods in gebruik te nemen zonder de sloop van de op deze kaart aangegeven gebouwen.

Groen

De bestaande groenstroken rondom het bedrijfsperceel zijn onder de bestemming 'Groen' gebracht. Binnen deze bestemming staat het behoud van de aanwezige afschermde beplanting voorop. Voor het verwijderen van opgaande beplanting is een vergunning nodig, waarvoor geldt dat dit geen afbreuk mag doen aan de afschermde werking van de groenstrook.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Vooroverleg en inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan 'Koudum – Slaperdijk 2' is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Bro voorgelegd aan diverse (overheids)instanties. Van deze instanties is geen inhoudelijke reactie ontvangen. Daarnaast heeft het voorontwerpbestemmingsplan in het kader van inspraak, van 3 februari t/m 16 maart 2017 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is één reactie voor dit plan ontvangen. Deze reactie is in de navolgende tekst samengevat en beantwoord.

Beantwoording inspraakreactie

Ad. 1: Het bestemmingsplan is in strijd met de provinciale Verordening Romte 2014. Op grond van deze verordening mag een bestemmingsplan niet voorzien in bedrijven uit milieucategorie 3.1 of hoger en/of met een kavel groter dan 2500 m². Voor een incidenteel bedrijf kan hiervan worden afgeweken, mits is onderbouwd dat de aard en schaal van de functie aansluiten bij de aard en schaal van de kern.

Beantwoording:Het gaat hier om het planologisch mogelijk maken van een bedrijf dat sinds 2006 op deze locatie is gevestigd. De bedrijfsactiviteiten vallen ten hoogste in milieucategorie 3.2. de kavel is 8010 m². De locatie sluit aan op het bedrijventerrein De Poel. Daarnaast zijn in de directe nabijheid van het perceel het politiebureau c.q. brandweerkazerne, een manege en twee woningen gesitueerd. De locatie maakt daarmee onderdeel uit van een gebied met diverse functies. Ook is Koudum een kern dat omringd wordt door het buitengebied waar veel agrarische bedrijven zijn gevestigd. Het bedrijf van initiatiefnemer is grotendeels gericht op de agrarische sector. Al met al vinden wij het bedrijf daarom passend in het gebied.

Ad. 2: Er is geen sprake van een rustig, aanvaardbaar en goed woon- en leefklimaat omdat maximale geluidsniveaus in het Activiteitenbesluit niet worden getoetst.

Beantwoording: In het akoestisch onderzoek is gebruik gemaakt van de VNG-publicatie. Hierin is geen uitsluiting voor de maximale geluidsniveaus van laden en lossen opgenomen. Uit jurisprudentie blijkt dat de hier gehanteerde wijze van toetsen (VNG-publicatie en bij de gevel van woningen) gebruikt mag worden om aan te tonen dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Er is getoetst aan de normen die gelden voor een rustige woonomgeving. Dit is gedaan om er zeker van te zijn dat het bedrijf passend is in het gebied. Het geluidsniveau voldoet aan de normen van een rustige woonomgeving.

Ad. 3: Er wordt dagelijks geluid- dan wel geuroverlast ervaren vanwege de dieselmotor van de heftrucks, de hoogwerkers en de kranen die worden gebruikt op het bewust perceel.

Beantwoording: De overlast is vooral een gevolg van de gangbare bedrijfsactiviteiten. Het laden/lossen, het verplaatsen van bouwmateriaal ten bate van de verkoop en het vullen van containers. Deze activiteiten vallen binnen de gestelde geluidsnormen. Wij kunnen ons wel voorstellen dat deze activiteiten als hinderlijk kunnen worden ervaren. De initiatiefnemer heeft toegezegd dat hij zal onderzoeken of de buitenopslag voor de verkoop op een andere wijze zal worden ingericht. Materiaal welke vaker bij verplaatsing hinder kan veroorzaken kan op een andere opslagplaats worden opgeslagen zodanig dat er minder geluidshinder ontstaat. Zo zullen de metalen hekwerken en ander ijzermateriaal binnen worden opgeslagen c.q. worden uitgestald ten behoeve van de verkoop.

De dieselheftruck is inmiddels verkocht en vervangen door een elektrische heftruck.

Ad. 4: Er zijn problemen te verwachten met parkeren en een toename van de verkeersdruk op de Slaperdijk.

Beantwoording: DE CROW-publicatie geeft kengetallen. Lokale omstandigheden kunnen aanleiding geven om af te wijken van deze kengetallen. Het betreft hier een bestaande inrichting waarvan de bezoekersaantallen bekend zijn. Het terrein wordt wel heringericht maar er vindt geen uitbreiding van bedrijfsactiviteiten plaats. Het blijkt dat in de huidige situatie op een drukke dag circa 60 personenwagens het bedrijf bezoeken. Deze bezoekers komen verspreid over de dag en blijven slechts korte tijd op het terrein. Met de 16 parkeerplaatsen kan iedere plek vier maal per dag bezet worden. Daarmee is met 16 parkeerplaatsen voldoende parkeergelegenheid aanwezig voor dit bedrijf. Overigens is op het terrein voldoende ruimte om zo nodig in extra parkeerruimte te voorzien.

Een toename van de verkeersdruk wordt niet verwacht omdat het bedrijf sinds 2006 op de betreffende locatie is gevestigd. Ook na de herinrichting vindt er geen uitbreiding plaats van de bedrijfsactiviteiten. Overigens zijn ons ook geen problemen bekend met de huidige verkeerssituatie.

Ad. 5: De gemeente hoort alternatieve locaties te onderzoeken. Niet in woonwijk maar op bedrijventerrein.

Beantwoording: Er is naar de verschillende milieuaspecten gekeken of het bedrijf inpasbaar is op deze locatie. Daarbij is getoetst aan de strengste normen. Het resultaat van dit onderzoek is dat het bedrijf aan de gestelde normen voldoet.

Op basis van het nu geldende bestemmingsplan is het perceel bestemd voor agrarisch veredelingsbedrijf. Een dergelijk bedrijf valt onder milieucategorie 3.2. Milieutechnisch gezien is er sprake van een verbeterde situatie omdat de bedrijfsactiviteiten vallen onder een lager milieucategorie.

Aanpassing regels

Art. 4: Binnen de bestemming groen moeten de voorschriften 4.1 f t/m i worden verwijderd, evenals 4.2.2.

Beantwoording: De bedoelde voorschriften zijn verwijderd.

Art. 10: Het bestaande gebruik en de bestaande opstallen, voor zover deze niet zijn gerealiseerd, moeten worden uitgesloten van het overgangsrecht.

Beantwoording: Het plan is dat met uitzondering van de bedrijfshal op de zuidelijke rand van het perceel alle bedrijfsbebouwing en de bedrijfswoning wordt gesloopt. Hiervoor in de plaats komt één grote bedrijfshal aan de zuidoostzijde van het perceel. Om de sloop van deze opstallen te borgen is in artikel 3.5 onder f een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Er is een verband tussen artikel 10 en het nieuw opgenomen artikel 3.5 onder f. Dit artikel kan daarom niet worden geschrapt.

Zienswijzen

Vervolgens heeft het ontwerpbestemmingsplan van 30 juni tot en met 10 augustus 2017 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het bestemmingsplan kenbaar te maken. Tegen het ontwerpbestemmingsplan is één zienswijze ingediend. Deze zienswijze is verwoord en door de gemeente beantwoord in de nota zienswijzen, die is opgenomen in Bijlage 8.

Met de indiener van de zienswijze is meermaals overleg geweest. Naar aanleiding van de bezwaren van de indiener heeft de initiatiefnemer een inrichtingstekening opgesteld. Deze is tussen beide partijen besproken. Ook een vertegenwoordiger van de gemeente was bij dat overleg aanwezig. De indiener van zienswijze heeft aangegeven akkoord te zijn met de beoogde inrichting van het terrein. Ook zijn tussen initiatiefnemer en de indiener van de zienswijzen nadere afspraken gemaakt over een aantal bedrijfsactiviteiten. Deze staan beschreven in de nota zienswijzen.

Vaststelling

De ingediende zienswijze heeft geen aanleiding gegeven het bestemmingsplan niet of in gewijzigde vorm vast te stellen. Op 17 mei 2018 is het bestemmingsplan ongewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad. Uiteindelijk is tegen het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een plan wordt in eerste instantie bepaald door de financiële haalbaarheid ervan. Daarnaast is de grondexploitatieregeling uit de Wro van belang voor de economische uitvoerbaarheid. Deze regeling bepaalt dat de gemeente de door haar gemaakte kosten kan verhalen. Het kostenverhaal heeft dus ook invloed op de haalbaarheid van het plan.

Financiële haalbaarheid

De ontwikkeling is een particulier initiatief. De gemeente heeft hiermee geen directe financiële bemoeienis. De kosten voor de procedure worden verhaald via leges. De investeringen zijn nodig om het bedrijf ontwikkelingsmogelijkheden te bieden. De kosten en baten van deze investering zijn in beeld gebracht. Het plan is daarmee financieel haalbaar.

Grondexploitatie

De grondexploitatieregeling uit de Wro is van toepassing op dit bestemmingsplan, omdat het bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro mogelijk maakt. De grondexploitatieregeling bepaalt dat de gemeente in beginsel samen met dit bestemmingsplan een exploitatieplan moet vaststellen. Hiervan kan worden afgezien als de kosten 'anderszins verzekerd' zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten. Daarbij moet het stellen van eisen en een fasering niet noodzakelijk zijn.

Met de initiatiefnemer wordt een anterieure overeenkomst gesloten. Hierin worden naast het kostenverhaal (waaronder planschade) ook afspraken met betrekking tot de opwaardering van het terrein vastgelegd. Anders dan is opgenomen in de uitgangspuntennotitie biedt het bestemmingsplan in beperkte mate mogelijkheden voor de opslag van bouwmaterialen. De gemeenteraad besluit dan ook bij de vaststelling van dit bestemmingsplan geen exploitatieplan vast te stellen.

Bijlage 1 Bedrijvenlijst

Bijlage 1 Bedrijvenlijst

Bijlage 2 Sloopkaart

Bijlage 2 Sloopkaart

Bijlage 1 Uitgangspuntennotitie

Bijlage 1 Uitgangspuntennotitie

Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan Bedrijventerrein De Poel

Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan bedrijventerrein De Poel

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Inrichtingslwaai

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek inrichtingslwaai

Bijlage 4 Wateradvies Korte Procedure

Bijlage 4 Wateradvies korte procedure

Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 6 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 6 Archeologisch onderzoek

Bijlage 7 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 7 Quickscan flora en fauna

Bijlage 8 Nota Zienswijzen

Bijlage 8 Nota zienswijzen