Partiële herziening Parkeren Nieuwerbrug
Beheersverordening - gemeente Bodegraven-Reeuwijk
Vastgesteld op 21-11-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1. plan
De beheersverordening “Partiële herziening Parkeren Kern Nieuwerbrug” met identificatienummer NL.IMRO.1901.BVparkNieuwerbrug-BV80 van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk.
1.2. beheersverordening
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3. aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.'
1.4. aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5. bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.6. bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.7. Bevoegd gezag
Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.8. bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.9. bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.10. bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.11. bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.12. bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
1.13. bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.14. bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.15. gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.16. hoofdgebouw
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.17. laden en lossen
Onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht bij voortduring inladen of uitladen van goederen van enige omvang of enig gewicht, gedurende de tijd die daarvoor nodig is. Uitgezonderd zijn het incidenteel laden en lossen van goederen met gebruikmaking van personenauto's.
1.18. omgevingsvergunning
Vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
1.19. overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.20. pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.21. parkeren
Het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen.
1.22. voldoende laad- en losvoorzieningen
Voldoende ruimte voor het laden en lossen van goederen, zoals dit is aangegeven in het geldende parkeerbeleid van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk.
1.23. voldoende parkeergelegenheid
Parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, waarvan het aantal parkeerplaatsen en de omvang daarvan voldoet aan het geldende parkeerbeleid van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk.
Hoofdstuk 2 Algemene Regels
Artikel 2 Ani-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 3 Algemene Bouw- En Gebruiksregels
3.1. Voorwaardelijke verplichting parkeren
Het planologisch toegelaten gebruik van gronden, zoals na oprichting van een gebouw en bij verandering van functie of uitbreiding van bestaand gebruik, is slechts toegestaan als voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen en in stand wordt gehouden. Bij een aanvraag omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag pas een omgevingsvergunning verlenen voor de activiteiten bouwen en/of het gebruiken van gronden en/of de activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening als er sprake is van voldoende parkeergelegenheid en voldoende laad- en losvoorzieningen. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen, indien:
- a. voldaan wordt aan de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren en laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning;
- b. voldaan wordt aan de verdere eisen die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren en laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning.
3.2. Nadere eis
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van het bepaalde in 3.1, indien dit noodzakelijk is om een goede verkeersstructuur en/of bereikbaarheid voor een bouwwerk, perceel, straat (of deel daarvan) dan wel een andere ruimtelijke functionele structuur te waarborgen.
Artikel 4 Overige Regels
4.1. Van toepassing verklaren
Artikel 3 van de regels van voorliggende beheersverordening “Partiële herziening Parkeren Kern Nieuwerbrug” vervangt de parkeerregeling uit artikel 10.1.2 onder c en artikel 10.5 van de beheersverordening “Kern Nieuwerbrug”, vastgesteld op 19 juni 2013. Alle overige regels uit de beheersverordening “Kern Nieuwerburg” blijven ongewijzigd.
Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels
Artikel 5 Overgangsrecht Bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a. met maximaal 10%;
het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan
Artikel 6 Overgangsrecht Gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a., na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met de voorheen geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 7 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: “Regels van de Partiële herziening Parkeren Kern Nieuwerbrug”.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
Op 29 november 2014 is de Reparatiewet BZK 2014 in werking getreden, waardoor de Woningwet is gewijzigd. Deze wijziging heeft ervoor gezorgd dat vanaf 1 juli 2018 de stedenbouwkundige voorschriften, waaronder voor parkeren en laden en lossen, uit de Bouwverordening komen te vervallen. Als gevolg hiervan hebben deze voorschriften geen aanvullende werking meer op bestemmingsplannen en beheersverordeningen.
De gemeente Bodegraven-Reeuwijk heeft één beheersverordening vastgesteld, namelijk “Kern Nieuwerbrug”, vastgesteld op 19 juni 2013. Naast het paraplubestemmingsplan “Parapluplan Parkeren Bodegraven-Reeuwijk” wordt daarom ook voorliggende beheersverordening “Partiële herziening Parkeren Kern Nieuwerbrug” opgesteld.
Het doel van de beheersverordening is om een uniforme regeling vast te stellen die dynamisch verwijst naar het parkeerbeleid. Hiermee kan de gemeente bij nieuwbouwplannen of functieveranderingen plannen toetsen aan het geldende parkeerbeleid.
1.2 Plangebied
Het plangebied heeft betrekking op de kern van Nieuwerbrug aan den Rijn. Het gebied is weergegeven in figuur 1.
Figuur 1 Plangebied
1.3 Geldende Beheersverordening
De parkeerregeling uit artikel 10.1.2 onder c en artikel 10.5 van de beheersverordening “Kern Nieuwerbrug”, vastgesteld op 19 juni 2013, komt te vervallen en wordt vervangen door artikel 3 van de regels van voorliggende beheersverordening “Partiële herziening Parkeren Kern Nieuwerbrug”. Alle overige regels uit de beheersverordening “Kern Nieuwerburg” blijven ongewijzigd.
1.4 Leeswijzer
Deze toelichting is als volgt opgebouwd. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met een beschrijving van het huidige parkeerbeleid. De juridische aspecten van de beheersverordening worden beschreven in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 en 5 wordt tenslotte ingegaan op de beschrijving van de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Nota Parkeernormen
Het huidige parkeerbeleid is beschreven in de 'Nota parkeernormen', vastgesteld op 16 juli 2013 en voor het laatst gewijzigd op 10 mei 2016. In de Nota Parkeernormen wordt beschreven welke kwantitatieve parkeernormen de gemeente hanteert en hoe deze parkeernormen worden gebruikt om de parkeereis voor een bouwplan vast te stellen. De factoren die daarbij een rol spelen zijn: mogelijkheden tot dubbelgebruik, de maatgevende vraag (piek gedurende verschillende momenten van de week), het benutten van de restcapaciteit en vrijstellingen. De gemeente Bodegraven-Reeuwijk hanteert hierbij het principe dat de parkeereis in eerste instantie op het eigen terrein wordt gerealiseerd. Parkeren buiten het eigen terrein kan worden toegestaan of geëist als er aanleiding is om de parkeercapaciteit optimaal te benutten of als dat gewenst is in verband met de kwaliteit op de openbare ruimte en/of indien het de haalbaarheid van een bouwplan vergroot. Samenvattend worden de volgende stappen doorlopen om tot een parkeereis te komen:
- a. vaststellen basiseis in geval van 100% parkeren op eigen terrein;
- b. differentiatie parkeereis naar parkeren op eigen terrein en openbare parkeerplaatsen;
- c. aanpassen parkeereis voor openbare parkeerplaatsen;
- d. vaststellen financiële compensatie voor benutting restcapaciteit openbare ruimte.
Het doel van de Nota parkeernormen is het vermijden van een (groot) overschot aan parkeerplaatsen of een tekort aan parkeerplaatsen. Daarnaast worden parkeerplaatsen optimaal benut door uitwisselbaarheid (gebruik meerdere functies) en het gebruik van de restcapaciteit. Tot slot moet de nota financiële redelijkheid en uniformiteit bewerkstelligen. Momenteel is een actualisatie van de 'Nota parkeernormen' in voorbereiding.
Partiële herziening
In deze partiële herziening wordt een dynamische verwijzing gemaakt naar het geldende parkeerbeleid. Het dynamisch verwijzen houdt in dat het mogelijk is om in een beheersverordening te verwijzen naar beleidsregels voor parkeren en laden en lossen. Als deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd dient er rekening te worden gehouden met het gewijzigde beleid. Zodra de 'Nota parkeernormen' is geactualiseerd, worden nieuwe ontwikkelingen of functieveranderingen dus aan dit geactualiseerde beleid getoetst.
Hoofdstuk 3 Juridische En Bestuurlijke Aspecten
3.1 Algemeen
De Beheersverordening “Partiële herziening Parkeren Kern Nieuwerbrug” is een partiële herziening van de eerder vastgestelde beheersverordening “Kern Nieuwerbrug”, vastgesteld op 19 juni 2013. In overeenstemming met de parapluherziening “Parapluplan Parkeren Bodegraven-Reeuwijk” wordt voorliggende beheersverordening opgesteld om een nieuwe, uniforme regeling m.b.t. parkeren en laden en lossen te hebben, die dynamisch verwijst naar het parkeerbeleid.
Voor de beheersverordening is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). De beheersverordening bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van de beheersverordening. Beiden worden nader onderbouwd met de toelichting.
3.2 Verbeelding
De verbeelding bestaat uitsluitend uit een plancontour waarvoor de partiële herziening van toepassing is. Deze contour is overeenkomstig de kern Nieuwerbrug aan den Rijn.
3.3 Opbouw Van De Regels
De regels zijn onderverdeeld in drie hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels
- 2. Algemene regels
- 3. Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1: 'Inleidende regels' bevat de begripsbepalingen (artikel 1). De begripsbepalingen zijn in alfabetische volgorde opgesomd en dienen als referentiekader voor de overige regels.
Hoofdstuk 2: 'Algemene regels' bevat regels die algemeen gelden en die vanwege de algemeenheid gegroepeerd zijn. Artikel 2 bevat de Anti-dubbeltelbepaling. In artikel 3 is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor parkeren en laden en lossen, waarin wordt verwezen naar het op dat moment geldende parkeerbeleid. Het gebruik van gronden dat is toegelaten op grond van de andere geldende beheersverordening, is slechts toegestaan als wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen en dit ook in stand wordt gehouden. Hierbij wordt aan de op dat moment van toepassing zijnde beleidsnota bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid. Er kan ook pas omgevingsvergunning worden verleend als wordt voldaan aan de op dat moment van toepassing zijnde beleidsnota. In artikel 4 'Overige regels' is bepaald, dat de beheersverordening “Kern Nieuwerbrug” voor wat betreft de onderwerpen parkeren en laden en lossen wordt gewijzigd en dat alle overige regels in de beheersverordening ongewijzigd blijven.
Hoofdstuk 3: 'Overgangs- en slotregels' omvat de overgangsbepalingen van de beheersverordening. Deze twee artikelen zijn opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening met de verplichting deze over te nemen in de beheersverordening.
Hoofdstuk 4 Economische Uitvoerbaarheid
Bij het opstellen van een beheersverordening dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Deze partiële herziening voorziet in het planologisch-juridisch borgen van het parkeerbeleid binnen de beheersverordening “Kern Nieuwerbrug”. Aan deze herziening zijn, behoudens de (ambtelijke) kosten van het opstellen van het plan, geen kosten verbonden. De wijzigingen in de planregels die met deze herziening worden doorgevoerd, leiden niet tot een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het is daarom niet nodig om een exploitatieplan conform artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening op te stellen. Gesteld wordt dat de partiële herziening economisch uitvoerbaar is.
Hoofdstuk 5 Inspraak En Vooroverleg
5.1 Vooroverleg
Deze beheersverordening voorziet uitsluitend in een juridische regeling voor parkeren en laden en lossen conform het geldende parkeerbeleid van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk. Er is geen sprake van nieuw parkeerbeleid. Daarom zijn er geen instanties waarvan de belangen in het geding komen met de vaststelling van dit plan en is er gekozen om geen vooroverleg te voeren.
5.2 Terinzagelegging
De ontwerp beheersverordening is overeenkomstig met de inspraakverordening gedurende zes weken ter inzage gelegd. De ter inzage periode heeft plaats gevonden vanaf donderdag 03 mei 2018 tot en met woensdag 13 juni 2018.Tijdens deze termijn kan eenieder een inspraakreactie indienen. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingediend. De beheersverordening is ongewijzigd vastgesteld.