Bodegraven Centrum 2022
Bestemmingsplan - Gemeente Bodegraven-Reeuwijk
Vastgesteld op 23-02-2022 - vastgesteld
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Bodegraven Centrum 2022 met identificatienummer NL.IMRO.1901.Bodegravencentrum-BP80 van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen.
Verdere begrippen in alfabetische volgorde:
1.3 aan- of uitbouw:
een aan een hoofdgebouw gebouwde, en vanuit dat hoofdgebouw rechtstreeks toegankelijke ruimte, die in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw, maar daaraan ruimtelijk (door zijn constructie en/of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag, al dan niet met kap - met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is, toegankelijk vanuit het hoofdgebouw en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is.
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aangebouwd of vrijstaand gebouw:
een vrijstaand of aan het hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat zowel ruimtelijk (door zijn constructie en/of afmetingen) als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw maar van daaruit niet rechtstreeks toegankelijk is en ten dienste staat van dat hoofdgebouw.
1.7 afhaalhoreca:
detailhandelsbedrijf in ter plaatse bereide etenswaren zonder zitgelegenheid.
1.8 Algemene wet bestuursrecht:
Wet van 4 juni 1992, Stb. 315, houdende algemene regels van bestuursrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.10 bebouwingspercentage:
het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.11 bedrijfsvloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.12 begane grond:
de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau danwel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1 m boven peil is gelegen, niet zijnde een kelder.
1.13 bedrijfsgebonden kantoor:
een deel van een bedrijf (al dan niet in hetzelfde gebouw als waar de bedrijfsactiviteiten plaatsvinden), waarbinnen administratieve en daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten ten behoeve van dat bedrijf worden uitgeoefend.
1.14 beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis:
- a. publieksgericht: een min of meer publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;
- b. niet publieksgericht: een niet-milieuvergunning- c.q. meldingsplichtige beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke en/of architectonische uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.
1.15 Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer:
besluit van 19 oktober 2007, houdende algemene regels voor inrichtingen, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
1.16 bestaand:
- a. bij gebruik: legaal aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van dit plan;
- b. bij bouwwerken: legaal aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
1.17 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.18 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.20 bijgebouw:
een vrijstaand of aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat door zijn situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en die vanuit het hoofdgebouw niet rechtstreeks toegankelijk is.
1.21 bijzonder woongebouw:
Een op zorg gericht wooncomplex dat bestaat uit meerdere wooneenheden, al dan niet zelfstandig, waarbij gemeenschappelijke voorzieningen, zorgvoorzieningen en verpleegvoorzieningen zijn toegestaan.
1.22 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.23 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.24 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.25 bouwperceelsgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.26 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.27 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1.28 cultuur- en ontspanning:
functies in de vorm van kleinschalige uitoefening van culturele activiteiten, zoals filmvoorstellingen, theatervoorstellingen, lezingen, exposities en cursussen, muziekschool, dans-/ balletschool en museum.
1.29 daghoreca:
Een horecafunctie die uitsluitend tussen 9:00 en 19:00 uur geopend mag zijn. In de zomerperiode mag de horecafunctie tot 20:00 uur geopend zijn. In deze zaken wordt geen alcohol geschonken.
1.30 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en waarbij een showroom en/of verkoopruimte ter plaatse aanwezig is; horeca-activiteiten zijn hieronder niet begrepen.
1.31 detailhandel in volumineuze goederen:
detailhandel die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen, keukens, badkamers en sanitair en detailhandel in meubels, woninginrichting en tuininrichtingsartikelen.
1.32 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij een onderscheid gemaakt kan worden in:
Publieksgerichte dienstverlening:
Consumentverzorgende dienstverlening (persoonlijke verzorging van consumenten, waaronder kapperszaken, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven) en/of maatschappelijke dienstverlening (het verlenen van publieksgerichte diensten op het gebied van overheids-, educatieve, welzijns- (para)medische, sociaal-medische, levensbeschouwelijke, sociaal-culturele voorzieningen), waarvan de uitoefening in grote mate plaatsvindt in een rechtstreeks contact met het publiek, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven.
Zakelijke dienstverlening:
Het verlenen van economische of commerciële diensten aan derden, waarvan de uitoefening in mindere mate dan bij publieksgerichte dienstverlening plaatsvindt in een rechtstreeks contact met het publiek, zoals banken, reisbureaus, hypotheekverstrekker, makelaarskantoor, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven.
1.33 erf- en terreinafscheiding:
een bouwwerk dat dient ter gehele of gedeeltelijke omheining van een bouwperceel, bouwvlak of ander stuk grond.
1.34 erotisch getint bedrijf c.q. seksinrichting:
bedrijf c.q. inrichting, waarvan voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard plaatsvinden. Hieronder worden mede begrepen:
- seksautomatenhal: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid, waarin door middel van automaten filmvoorstellingen van porno-erotische aard wordt gegeven;
- seksbioscoop: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid, waarin filmvoorstellingen van porno-erotische aard worden gegeven;
- seksclub: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid, waarin vertoningen van porno-erotische aard worden gegeven c.q. gelegenheid wordt geboden voor het verrichten van handelingen van porno-erotische aard, al dan niet gecombineerd met het bedrijfsmatig ten behoeve van gebruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken en/of kleine etenswaren;
1.35 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.36 geluidsgevoelige functies of terrein:
geluidsgevoelige gebouwen of terreinen als bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.37 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.38 horecacategorie:
horecabedrijven zijn in drie categorieën te onderscheiden:
- horecacategorie 1: vormen van horeca-activiteiten waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans geen aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt: restaurants, kookstations, hotels, pensions, wijnkelder/wijnproeflokaal, bistro, café-restaurants;
- horecacategorie 2: vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen en waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije dranken worden verstrekt en waarvan de exploitatie onder omstandigheden een aantasting van het woon- en leefklimaat met zich mee kan brengen: broodjeszaken, cafetaria's, ijssalons, eethuisjes, lunchrooms, automatiek, internetcafé voor zover een horeca-activiteit wordt ontplooid, afhaalhoreca. Met betrekking tot de gerichtheid van de horeca-activiteiten kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
- a. vormen die zich qua exploitatie en qua openingstijden richten op de winkelactiviteiten en geen druk op de omgeving veroorzaken;
- b. vormen die zich qua exploitatie en qua openingstijden richten op de reguliere horeca en druk op de omgeving kunnen veroorzaken;
- horecacategorie 3: vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt: café, bars, dancings, discotheken en nachtclubs, alsmede horeca met zaalaccommodatie.
1.39 horecaterras:
een buiten een gebouw gelegen gebied, behorend bij een horecabedrijf, waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of etenswaren verstrekt. Hieronder worden uitsluitend gevelterrassen verstaan.
1.40 huishouden:
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daar niet onder verstaan;
1.41 kantoor:
een gebouw, dat dient voor het verlenen van diensten met een administratief karakter en/ of het verrichten van handelingen met een overwegend administratief karakter door bedrijven en (semi)overheidsinstellingen, zonder een publieksgerichte baliefunctie.
1.42 kap:
een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een nader in de regels bepaalde helling. De dakschilden dienen tenminste 60% van de bebouwde oppervlakte te beslaan.
1.43 maatschappelijk:
voorzieningen ten behoeve van medische, sociale, culturele, spirituele of religieuze activiteiten, voorzieningen ten dienste van onderwijs, kinderopvang, alsmede overheidsdiensten met een overwegend openbaar karakter.
1.44 muziekspectra:
muziekspectra afkomstig uit de richtlijn muziekspectra in horecabedrijven van maart 2015 opgesteld door Nederlandse Stichting Geluidshinder.
1.45 niet-zelfstandige kantoren:
een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft.
1.46 nutsvoorzieningen:
gebouwde voorzieningen van openbaar nut ten behoeve van water, elektriciteit, gas en dergelijke, met inbegrip van laadpalen voor elektrische voertuigen.
1.47 ondergeschikte bouwdelen:
ondergeschikte delen aan een gebouw zoals, trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen, technische installaties en andere ondergeschikte (dak)opbouwen.
1.48 ondersteunende horeca:
een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren, ten dienste aan de hoofdfunctie binnen de bestemming.
1.49 onzelfstandige woonruimte:
een woonruimte die geen eigen toegang heeft en die niet beschikt over een eigen keuken en toilet, met dien verstande dat de gebruiksoppervlakte minimaal 12 m2 bedraagt (exclusief sanitair en keuken).
1.50 overkapping:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde met één dakvlak en maximaal één gesloten wand.
1.51 peil:
- a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang maximaal 5 m van de weg is gelegen; de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein dat het bouwwerk omgeeft (maaiveld).
- c. indien in of op het water wordt gebouwd: het plaatselijk gemiddelde oppervlaktewaterpeil.
1.52 plat dak:
een dak met dakhelling van minder dan 30º.
1.53 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.54 representatieve zijde:
de (van oudsher) representatieve zijde(n) van een gebouw die zowel in architectuur als functie en toegankelijkheid het meest van betekenis is/zijn voor de omgeving.
1.55 risicovolle inrichtingen:
een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.56 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.57 supermarkt:
een detailhandelsbedrijf in de vorm van een zelfbedieningswinkel waar in hoofdzaak levensmiddelen, voedingsmiddelen inclusief versartikelen zoals groente, brood, vlees en zuivel en in beperkte mate huishoudelijke artikelen worden verkocht, met een winkelvloeroppervlak (wvo) groter dan 200 m².
1.58 sportvoorzieningen:
voorzieningen die sportactiviteiten mogelijk maken in de vorm van sportschool/fitness, al dan niet met bijbehorende diensten zoals fysiotherapie, sportbegeleiding, medische begeleiding, stress management, meditatie en voedingsadvies.
1.59 verdiepingen:
de bouwlagen van een gebouw gelegen boven de begane grondlaag.
1.60 voorgevel:
een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw.
1.61 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het opvangen en lokaal verwerken van hemelwater afkomstig van verhard oppervlak op perceel. Hierbij valt te denken aan reservoirs voor opvang en hergebruik van hemelwater en voorzieningen infiltratie van hemelwater met toebehoren (leidingen, zandvangputten en dergelijke).
1.62 Wet geluidhinder:
Wet van 16 februari 1979, Stb. 99, houdende regels inzake het voorkomen of beperkten van geluidhinder, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
1.63 Wet ruimtelijke ordening:
Wet van 20 oktober 2006, (Stb. 2006, nr. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
1.64 winkelvloeroppervlakte:
de oppervlakte van een ruimte, die uitsluitend gebruikt wordt voor het verkopen van producten, niet zijnde de ruimte voor opslag of het vervaardigen/ bewerken van producten.
1.65 woning:
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
1.66 wonen:
het gebruik van een woning door één huishouden;
1.67 woon-/werkeenheid:
een ruimte, in en in combinatie met een woning, waarin een al dan niet publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis wordt uitgeoefend.
1.68 zaalaccommodatie:
een bedrijf dat gelegenheid biedt tot het houden van bruiloften, feesten en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is.
1.69 zeer kwetsbare groepen:
verminderd zelfredzame mensen, zoals bedoeld in de 'Visie Externe Veiligheid Bodegraven-Reeuwijk 2013'; hieronder vallen in ieder geval bassischolen, buitenschoolse opvang, kinderdagverblijven en verzorgingstehuizen.
1.70 zelfstandig kantoor:
een kantoor dat op zichzelf het bedrijf vormt.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
in afwijking van het bepaalde onder a, geldt voor een bouwwerk gelegen in een molenbiotoop: vanaf het peil de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen.
2.2 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 diepte van aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw
de diepte van een aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw wordt loodrecht vanaf de gevel van het hoofdgebouw, waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd, gemeten tot het uiterste punt van de achtergevel van de aanbouw.
2.4 goothoogte van een bouwwerk:
- a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
- b. indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen of vergelijkbare constructies bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte van de betreffende gevel, wordt de goothoogte, druiplijnhoogte of boeiboordhoogte van de dakkapel of vergelijkbare constructies als goothoogte aangemerkt. Indien de goot/de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel lager zijn gemonteerd dan het snijvlak van de gevel en het dakvlak, geldt de hoogte tot aan het snijvlak.
2.5 hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
2.6 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven indien deze behoren tot de categorieën 1 en/of 2 als opgenomen in Bijlage 1 Staat vanBedrijfsactiviteiten en uitsluitend voor zover deze in de kolom 'verkeer' een '1' scoren;
- b. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen;
- c. bestaande zelfstandige kantoren;
- d. bedrijfsgebonden kantoren;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1': tevens voor een reinigingsbedrijf voor gebouwen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2': tevens voor groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eisen en spijsoliën;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3': tevens voor een aannemers-/ stucadoorsbedrijf;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kleinschalige brouwerij': tevens voor een kleinschalige brouwerij: met een productiecapaciteit van maximaal 30.000 hectoliter per jaar, alsmede voor een restaurant en andere restauratieve voorzieningen zoals een gastenontvangstruimte, en bijbehorende ondergeschikte detailhandel;
met daaraan ondergeschikt:
- i. (ontsluitings)wegen, paden en bermen;
- j. waterlopen en waterpartijen;
- k. groenvoorzieningen;
- l. parkeervoorzieningen;
- m. nutsvoorzieningen;
- n. speelvoorzieningen;
één en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals tuinen, terreinen, erven, luifels en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. openbare nutsvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. (ontsluitings)wegen, paden en bermen;
- c. groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Centrum
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel op de begane grond, niet zijnde een 'supermarkt';
- b. publieksgerichte dienstverlening op de begane grond;
- c. wonen op de verdieping;
- d. daghoreca, met bijbehorende horecaterrassen, uitsluitend in de vorm van gevelterrassen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt': tevens voor een supermarkt, uitsluitend op de begane grond;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'drukkerij': een drukkerij uitsluitend op de begane grond;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 2a': tevens voor een horecabedrijf uit categorie 1 of 2a op de begane grond met bijbehorende horecaterrassen;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 2b': tevens voor een horecabedrijf uit categorie 1, 2a of 2b op de begane grond met bijbehorende horecaterrassen;
- i. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 3': tevens voor een horecabedrijf uit categorie 1, 2a, 2b of 3 op de begane grond;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor een kantoor;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'sport': tevens voor een sportvoorziening op de begane grond;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens voor een ondergrondse parkeergarage;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor wonen op de begane grond;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - onzelfstandige woonruimte': tevens voor onzelfstandige woonruimte op de verdieping;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' in ieder geval voor een onderdoorgang;
- p. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor een kantoor;
- q. ter plaatse van de aanduiding 'gebedshuis': tevens een levensbeschouwelijk ontmoetingscentrum;
- r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - verdieping': tevens detailhandel, tevens op de verdieping;
met daaraan ondergeschikt:
- s. (ontsluitings)wegen, paden en bermen;
- t. waterlopen en waterpartijen;
- u. groenvoorzieningen;
- v. parkeervoorzieningen;
- w. nutsvoorzieningen;
- x. speelvoorzieningen;
- y. ondergrondse ondersteunende functies, zoals opslag, toilet en garderobe;
één en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals tuinen, terreinen, erven, luifels en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Detailhandel
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel (niet zijnde een supermarkt:), op de begane grond;
- b. ondersteunende horeca op de begane grond, met bijbehorende horecaterrassen;
- c. wonen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - onzelfstandige woonruimte': tevens voor onzelfstandige woonruimte op de verdieping;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt': tevens voor een supermarkt;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'sport': tevens voor een sportvoorziening op de begane grond;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - volumineuze detailhandel': tevens voor een detailhandelsbedrijf in volumnieuze goederen als bedoeld in lid 1.31;
met daaraan ondergeschikt:
- h. (ontsluitings)wegen, paden en bermen;
- i. waterlopen en waterpartijen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. parkeervoorzieningen;
- l. nutsvoorzieningen;
- m. speelvoorzieningen;
één en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals tuinen, terreinen, erven, luifels en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 7 Gemengd - 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. zakelijke of publieksgerichte dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 2a': horeca tot en met categorie 2a, als bedoeld in lid 1.38, met bijbehorende horecaterrassen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 2b': horeca tot en met categorie 2b, als bedoeld in lid 1.38, met bijbehorende horecaterrassen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 3': horeca tot en met categorie 3 als bedoeld in lid 1.38, met bijbehorende horecaterrassen en met dien verstande dat ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van horeca - uitsterfregeling' op het moment dat gedurende een jaar geen horeca-activiteiten in categorie 3 uitgeoefend worden, de aanduiding horeca categorie 3 van rechtswege komt te vervallen en uitsluitend horeca-activiteiten behorend tot categorie 1 zijn toegestaan;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens voor een ondergrondse parkeergarage;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'zagerij': tevens voor een zagerij;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'atelier': tevens voor een atelier;
- j. In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2, mag gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan of viel onder het algemeen overgangsrecht van het voorheen geldende bestemmingsplan op het perceel waar de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - persoonsgebonden overgangsrecht is opgenomen, te weten Prins Hendrikstraat 31 te Bodegraven, uitsluitend worden voortgezet door de eigenaar ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan, diens rechtsopvolgers uitgesloten. Onder gebruik wordt hier verstaan: het gebruik van gronden en opstallen voor een bioscoop.
- k. ter plaatse van de aanduiding 'dansschool': tevens voor een dansschool;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor een kantoor op de begane grond;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - onzelfstandige woonruimte': tevens voor onzelfstandige woonruimte op de verdieping;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend voor nutsvoorzieningen;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - kunst, cultuur en ambacht': tevens voor functies ten behoeve van kunst, cultuur en ontspanning;
- p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - verdieping': tevens voor horeca op de verdieping en uitsluitend in de categorie die voor de begane grond is toegestaan;
- q. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' in ieder geval voor een onderdoorgang;
- r. er plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - zaalaccommodatie': tevens voor een zaalaccommodatie als bedoeld in lid 1.68;
- s. maatschappelijke functies zijn toegestaan, met dien verstande dat nieuwe geluidsgevoelige functies of terreinen uitsluitend toegestaan zijn na verlening van ontheffing als opgenomen in artikel 7.5.2;
met daaraan ondergeschikt:
- t. beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis;
- u. (ontsluitings)wegen, paden en bermen;
- v. waterlopen en waterpartijen;
- w. groenvoorzieningen;
- x. parkeervoorzieningen;
- y. nutsvoorzieningen;
- z. speelvoorzieningen;
- aa. ondergrondse ondersteunende functies, zoals opslag, toilet en garderobe;
één en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals tuinen, terreinen, erven, luifels en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 8 Gemengd - 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel in volumineuze goederen;
- b. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die vallen onder de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en uitsluitend voor zover deze in de kolom 'verkeer' een '1' scoren;
- c. kantoren, uitsluitend op de verdieping;
- d. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - sportzaak' is een sportzaak toegestaan met dien verstande dat het gebruik als sportzaak van rechtswege vervalt op het moment dat deze gedurende één jaar niet in gebruik is als sportzaak;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'sport': tevens voor een sportvoorziening op de begane grond;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'viswinkel': uitsluitend een detailhandelsvestiging in de verkoop van vis(producten) en aanverwante producten voor consumptie op de begane grond;
met daaraan ondergeschikt:
- g. (ontsluitings)wegen, paden en bermen;
- h. waterlopen en waterpartijen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. nutsvoorzieningen;
- l. speelvoorzieningen;
één en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals tuinen, terreinen, erven, luifels en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 9 Gemengd - 3
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. zakelijke of publieksgerichte dienstverlening;
- b. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
- c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning': tevens voor functies ten behoeve van cultuur en ontspanning zoals bepaald in lid 1.28;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens voor detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': tevens voor maatschappelijke voorzieningen in de vorm van openbaar bestuur, dienstverlening van overheidswege, volksgezondheid en sociale en culturele voorzieningen, niet zijnde geluidsgevoelige maatschappelijke functies;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf': tevens voor het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die vallen onder de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, uitsluitend op de begane grond;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': een kantoor, uitsluitend op de begane grond;
met daaraan ondergeschikt:
- h. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': ondergeschikte en/of ondersteunende horeca met bijbehorende horecaterrassen, uitsluitend in de vorm van gevelterrassen;
- i. ondergrondse ondersteunende functies, zoals opslag, toilet en garderobe;
- j. beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis;
- k. (ontsluitings)wegen, paden en bermen;
- l. waterlopen en waterpartijen;
- m. groenvoorzieningen;
- n. parkeervoorzieningen;
- o. nutsvoorzieningen;
- p. speelvoorzieningen;
één en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals tuinen, terreinen, erven, luifels en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 9.1, niet zijnde het genoemde in 9.3.1 onder b tot en met f, teneinde geluidsgevoelige maatschappelijke functies of terreinen binnen de bestemming Gemengd - 3 toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen is niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een reeds verkregen hogere grenswaarde ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
- b. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
- c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
- d. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
Artikel 10 Gemengd - 4
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd - 4 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. daghoreca met bijbehorende horecaterrassen, uitsluitend in de vorm van gevelterrassen;
- b. kantoren;
- c. maatschappelijke functies;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 1': tevens horeca van categorie 1 als bedoeld in lid 1.38; met bijbehorende horecaterrassen, uitsluitend in de vorm van gevelterrassen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 2a': tevens horeca van categorie 2a als bedoeld in lid 1.38; met bijbehorende horecaterrassen, uitsluitend in de vorm van gevelterrassen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel ten dienste van het treinstation;
met daaraan ondergeschikt:
- g. (ontsluitings)wegen, paden en bermen;
- h. waterlopen en waterpartijen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. nutsvoorzieningen;
- l. speelvoorzieningen;
- m. ondergrondse ondersteunende functies, zoals opslag, toilet en garderobe;
één en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals tuinen, terreinen, erven, luifels en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 11 Groen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. beplantingen;
- b. paden;
- c. speelvoorzieningen met bijbehorende verhardingen;
- d. beeldende kunstwerken;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. geluidwerende voorzieningen;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij'': tevens voor een kinderboerderij;
één en ander met de daarbij behorende voorzieningen, zoals ondergrondse retentievoorzieningen, ondergrondse afvalcontainers, bergzinkbassins, tuinen, terreinen en erven en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.4.2 voor het gebruik van parkeervoorzieningen, mits dit naar oordeel van het college geen onevenredige afbreuk doet aan de hoofdgroenstructuur binnen de gemeente.
Artikel 12 Horeca
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecacategorie 1 en 2a, met bijbehorende horecaterrassen;
- b. wonen, uitsluitend op de verdieping(en);
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 'horeca tot en met categorie 2b': tevens voor horeca van categorie 2b als bedoeld in lid 1.38, met bijbehorende horecaterrassen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 3': tevens voor horeca van categorie 3 als bedoeld in lid 1.38;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - cafe-zaalverhuur': tevens voor een cafe met zaalaccommodatie:
- f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens voor detailhandel op de begane grond;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor wonen op de begane grond;
met daaraan ondergeschikt:
- h. de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en bedrijf;
- i. (ontsluitings)wegen en paden;
- j. groenvoorzieningen;
- k. parkeervoorzieningen;
- l. nutsvoorzieningen;
- m. speelvoorzieningen;
één en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals tuinen, terreinen, erven, luifels en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
Artikel 13 Kantoor
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren, uitsluitend op de begane grond;
- b. wonen, uitsluitend op de verdieping;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor wonen op de begane grond;
met daaraan ondergeschikt:
- d. de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;
- e. (ontsluitings)wegen en paden;
- f. groenvoorzieningen;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. speelvoorzieningen;
één en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals tuinen, terreinen, erven, luifels en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
Artikel 14 Maatschappelijk
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. speelterreinen;
- c. in afwijking van het bepaalde onder a, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - begane grond': uitsluitend voor maatschappelijke functies op de begane grond;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - zaalaccommodatie': tevens voor een zaalaccommodatie als bedoeld in lid 1.68;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens voor een bedrijfswoning met een maximale inhoud van 650 m3;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor wonen;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': uitsluitend voor een begraafplaats;
met daaraan ondergeschikt:
- h. ondergeschikte en/of ondersteunende horeca met bijbehorende horecaterrassen in de vorm van gevelterrassen;
- i. de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
- j. (ontsluitings)wegen en paden;
- k. groenvoorzieningen;
- l. parkeervoorzieningen;
- m. nutsvoorzieningen;
- n. speelvoorzieningen;
één en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals tuinen, terreinen, erven, luifels en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
14.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, voet- en fietspaden;
- b. ongebouwde parkeervoorzieningen;
- c. horecaterrassen;
- d. standplaatsen;
- e. groen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. verblijfsvoorzieningen;
- h. beeldende kunstwerken;
- i. geluidwerend voorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend voor garageboxen;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens voor een ondergrondse parkeergarage;
één en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals ondergrondse retentievoorzieningen; ondergrondse afvalcontainers, bergzinkbassins, rioolgemalen, tuinen, terreinen en erven.
15.2 Bouwregels
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 16 Water
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'brug': in ieder geval voor een brug ten behoeve van gemotoriseerd wegverkeer;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'brugwachtershuis': in ieder geval een brugwachtershuis;
met daaraan ondergeschikt:
- d. (ontsluitings)wegen en paden;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. met de daarbij behorende:
- h. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beschoeiingen;
- i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels
Artikel 17 Wonen
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen;
- b. bijzonder woongebouw;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - onzelfstandige woonruimte': tevens voor onzelfstandige woonruimte, uitsluitend op de verdieping(en);
- d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens voor detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': tevens voor zakelijke of publieksgerichte dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor een kantoor op de begane grond;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - begane grond': tevens voor zakelijke of publieksgerichte dienstverlening, uitsluitend op de begane grond
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - schoonheidssalon': tevens voor een schoonheidssalon, uitsluitend op de begane grond;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - begane-grond': tevens voor daghoreca, uitsluitend op de begane grond en met bijbehorende horecaterrassen in de vorm van gevelterrassen;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens voor een ondergrondse parkeergarage;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'weg': uitsluitend voor de ontsluiting van bouwpercelen;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - garageboxen': tevens voor garageboxen;
met daaraan ondergeschikt:
- m. (ontsluitings)wegen, paden en bermen;
- n. waterlopen en waterpartijen;
- o. groenvoorzieningen;
- p. parkeervoorzieningen;
- q. nutsvoorzieningen;
- r. speelvoorzieningen;
- s. beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis;
- t. ondergrondse ondersteunende functies, zoals opslag, toilet en garderobe;
één en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals tuinen, terreinen, erven, luifels en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2 Bouwregels
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.4 Specifieke gebruiksregels
17.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 18 Leiding - Riool
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een riooltransportleiding.
18.2 Bouwregels
Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, zoals meet- en regelkasten en afsluiterputten.
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Artikel 19 Waarde - Archeologie 1
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
19.2 Bouwregels
Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- b. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
19.3 Afwijking van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.2 van dit artikel en toestaan dat in de andere bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, mits wordt voldaan aan één van onderstaande voorwaarden:
- a. de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- c. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waaruit blijkt dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad, of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden die gericht zijn op:
- 1. het treffen van maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. het doen van opgravingen;
- 3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
- d. op basis van een archeologische onderbouwing van het bevoegd gezag geconcludeerd kan worden dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Artikel 20 Waarde - Archeologie 2
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
20.2 Bouwregels
Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- b. een bouwwerk met een oppervlakte van niet meer dan 100 m2;
- c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
20.3 Afwijking van de bouwregels
Bouwwerken in andere bestemmingen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2 van dit artikel en toestaan dat in de andere bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, mits wordt voldaan aan één van onderstaande voorwaarden:
- a. de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- c. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waaruit blijkt dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad, of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden die gericht zijn op:
- 1. het treffen van maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. het doen van opgravingen;
- 3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
- d. op basis van een archeologische onderbouwing van het bevoegd gezag geconcludeerd kan worden dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.
20.4 Afwijking van de bouwregels
Artikel 21 Waarde - Cultuurhistorie
21.1 Bestemmingsomschrijving
Percelen met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en behoud van cultuurhistorische waarden.
21.2 Bouwregels
Op deze gronden mag ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd indien:
- a. de vergroting of verandering geen afbreuk doet aan de cultuurhistorische waarde van het gebouw of bouwwerk, waarbij de meest recente versie van de "Beleidsnota Cultuurhistorie" in acht wordt genomen;
- b. voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning schriftelijk advies bij de Erfgoedcommissie van de gemeente Bodegaven-Reeuwijk is ingewonnen, dan wel een adviescommissie voor ruimtelijke kwaliteit.
21.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van gebouwen of bouwwerken
21.4 Omgevingsvergunning voor extra zelfstandige wooneenheid in cultuurhistorisch waardevol object
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 21.1 t/m 21.3.3, teneinde de toevoeging van een zelfstandige wooneenheid in een gebouw met een cultuurhistorische waarde toe te staan, met inachtneming van het volgende:
- a. voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning schriftelijk advies bij de Erfgoedcommissie dan wel een adviescommissie voor ruimtelijke kwalitei van de gemeente Bodegaven-Reeuwijk is ingewonnen, waarbij de meest actuele versie van de “Beleidsnota Cultuurhistorie” in acht wordt genomen;
- b. in de objecten opgenomen in Bijlage 2 Panden met een cultuurhistorische waarde binnen hetwinkelgebied van Bodegraven centrum - is het niet toegestaan wooneenheden op de begane grond te realiseren die georiënteerd zijn op de straatzijde;
- c. de wijziging wordt uitsluitend toegepast indien de zelfstandige wooneenheid bijdraagt aan het behoud of verbetering van het oorspronkelijke en cultuurhistorische waardevolle karakter van de bebouwing;
- d. het hergebruik dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume: het uitwendige karakter van het hoofdgebouw en het zomerhuis- zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting - dient behouden te blijven;
- e. in het geval van woningsplitsing van het hoofdgebouw dient het dak afgedekt te blijven met één aaneengesloten dak;
- f. er is sprake van voldoende parkeergelegenheid;
- g. ter plaatse van de nieuwe woning(en) dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Artikel 22 Waarde - Monument
22.1 Bestemmingsomschrijving
Percelen met de bestemming 'Waarde - Monument' zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en behoud van cultuurhistorische waarden.
22.2 Bouwregels
Op deze gronden mag ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd indien:
- a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte;
- b. de vergroting of verandering geen afbreuk doet aan de cultuurhistorische waarde van het gebouw of bouwwerk;
- c. voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning schriftelijk advies bij de Erfgoedcommissie dan wel een adviescommissie voor ruimtelijke kwaliteit van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk is ingewonnen of wanneer het initiatief betrekking heeft op een Rijksmonument schriftelijk advies is ingewonnen bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed .
22.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van gebouwen of bouwwerken
22.4 Omgevingsvergunning voor toevoeging zelfstandige wooneenheid in monumentaal object
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde artikel 22.1 t/m 22.3, teneinde de toevoeging van een zelfstandige wooneenheid in een gebouw met een cultuurhistorische waarde toe te staan, met inachtneming van het volgende:
- a. voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning schriftelijk advies bij de Erfgoedcommissie van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk is ingewonnen of wanneer het initiatief betrekking heeft op een Rijksmonument schriftelijk advies is ingewonnen bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
- b. in de objecten opgenomen in Bijlage 2 Panden met een cultuurhistorische waarde binnen hetwinkelgebied van Bodegraven centrum – is het niet toegestaan wooneenheden op de begane grond te realiseren die georiënteerd zijn op de straatzijde;
- c. de wijziging wordt uitsluitend toegepast indien de zelfstandige wooneenheid bijdraagt aan het behoud of verbetering van het oorspronkelijke en cultuurhistorische waardevolle karakter van de bebouwing;
- d. het hergebruik dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume: het uitwendige karakter van het hoofdgebouw en het zomerhuis- zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting - dient behouden te blijven;
- e. de inpandige verbouwingen die noodzakelijk zijn voor het hergebruik mogen geen afbreuk doen aan de cultuurhistorische waarde van het bouwwerk;
- f. in het geval van woningsplitsing van het hoofdgebouw dient het dak afgedekt te blijven met één aaneengesloten dak;
- g. de toevoeging van een zelfstandige wooneenheid mag niet leiden tot beperkingen voor omliggende (agrarische) bedrijven (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
- h. er is sprake van voldoende parkeergelegenheid;
- i. ter plaatse van de nieuwe woning(en) dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Artikel 23 Waterstaat - Waterkering
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. het treffen van voorzieningen ten behoeve van de waterkering;
- b. behoud, bescherming en het vervullen van een waterkerende functie, onder meer door middel van de aanleg en instandhouding van een dijklichaam.
23.2 Bouwregels
23.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 23.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) mits het belang van de rivierdijk in voldoende mate is gewaarborgd. Hieromtrent wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.
Artikel 24 Waterstaat - Waterlopen
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg en onderhoud van een watergang.
24.2 Bouwregels
24.3 Afwijken van de bouwregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 25 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 26 Algemene Bouwregels
26.1 Bestaande afstanden en maten
- a. Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wabo, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
- b. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wabo, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
- c. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in sub a en b uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
26.2 Voorwaardelijke verplichting parkeren
- a. In het geval van de oprichting of uitbreiding van een gebouw dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- b. er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien voldaan wordt aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de Nota Parkeernormen, zoals die geldt ten tijde van de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen.
26.3 Voorwaardelijke verplichting mechanische ventilatie
Een omgevingsvergunning voor het bouwen van nieuwe hoofdgebouwen wordt uitsluitend verleend indien het gebouw wordt voorzien van centraal afsluitbare mechanische ventilatie en dat deze ventilatie in stand wordt gehouden tenzij er op een andere wijze in voldoende ventilatie wordt voorzien.
26.4 Bestaand aantal woningen
Het bestaand aantal woningen mag niet worden vermeerderd, met dien verstande dat het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" niet meer mag bedragen dan aangegeven.
Artikel 27 Algemene Gebruiksregels
27.1 Gebruiksverbod publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van ruimten binnen de (bedrijfs)woning of aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis. Daarnaast is binnen bedrijfswoningen het gebruik van ruimten voor niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten niet toegestaan.
27.2 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
- a. als opslagplaats voor bagger en grondspecie;
- b. als opslagplaats voor vaten en kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
- c. als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen, waaronder caravans;
- d. als seksinrichting;
- e. het in gebruik hebben van een gebouw als onzelfstandige woonruimte.
27.3 Geen strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
- a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 27.2, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
- b. vormen van gebruik die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt; dan wel onderdeel vormen van de op grond van de bestemming toegestane bedrijfsvoering;
- c. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
- d. de stalling van ten hoogste één boot op het bij een woning behorende perceel.
27.4 Verbod op lozen van hemelwater op de riolering
- a. De eigenaar van een perceel heeft de verplichting om minimaal 50 mm hemelwater van een piekbui (70 mm in één uur) op eigen terrein op te vangen en vertraagd af te voeren. De hemelwaterberging mag niet binnen 24 uur leeg zijn en dient uiterlijk binnen 48 uur leeg te zijn.
- b. De eigenaar heeft een vrije keuze over de toe te passen voorzieningen voor hemelwaterberging waarbij bijvoorbeeld het waterbergend vermogen van een groen dak meegenomen mag worden in de berekening van de noodzakelijk hemelwatervoorziening.
- c. Bij elke activiteit geldt dat de reeds aanwezige totale hoeveelheid hemelwaterberging niet af mag nemen.
27.5 Klimaattoets
Een omgevingsvergunning voor bouwen van een hoofdgebouw wordt slechts verleend indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat de initiatiefnemer voldoet aan het Programma van Eisen (bijlage A.1) uit het convenant Klimaatadaptief bouwen in Zuid-Holland zoals opgenomen in bijlage 3. Dit betekent in ieder geval dat de bestaande situatie op het gebied van wateroverlast, hitte, droogte, overstroming, biodiversiteit en bodemdaling als gevolg van het bouwen gelijk blijft of beter wordt vervangen. Dit moet worden aangetoond door middel van een klimaattoets.
27.6 Horeca categorie 1
Indien op grond van Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS horeca van categorie 1 als bedoeld in lid 1.38 wordt gerealiseerd met een overnachtingsmogelijkheid, is deze horeca tevens op de verdieping toegestaan.
27.7 Bestaand aantal woningen
Het bestaand aantal woningen mag niet worden vermeerderd, met dien verstande dat het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" niet meer mag bedragen dan aangegeven.
Artikel 28 Algemene Aanduidingsregels
28.1 Evenementen
28.2 Molenbiotoop
28.3 Overige zone - Waarde - Karakteristiek
- a. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding "Overige zone - Waarde - Karakteristiek" is het verboden om gebouwen te slopen zonder toestemming van burgemeester en wethouders.
- b. Gebouwen dienen in de figuur 'gevellijn' te worden gebouwd.
28.4 Gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - weg' en 'veiligheidszone - buisleiding'
Artikel 29 Algemene Afwijkingsregels
29.1 Afwijking goothoogte en bouwhoogte
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in Hoofdstuk 2 teneinde een grotere goothoogte en/of bouwhoogte toe te staan, mits:
- a. de op grond van Hoofdstuk 2 toegestane goot- en/of bouwhoogte met niet meer dan 3 m wordt verhoogd;
- b. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
- c. bij de afwijking het behoud van de stedenbouwkundige karakteristiek van de desbetreffende straat in acht wordt genomen, waarbij de afwisseling in goot- en bouwhoogtes als een kwaliteit wordt beschouwd.
29.2 Afwijking maatvoering erfafscheidingen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in Hoofdstuk 2 teneinde voor erf- en terreinafscheidingen buiten de aanduiding 'bouwvlak' en buiten de aanduiding 'bijgebouwen' een bouwhoogte toe te staan van maximaal 2 m, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. uit veiligheidsoverwegingen en/of beveiligingsoogpunt is de verhoging noodzakelijk;
- b. tenminste het deel van de erf-/ terreinafscheiding tussen 1 m en 2 m hoogte dient een open constructie te zijn;
- c. het uitzicht wordt niet dusdanig belemmerd dat daardoor de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht;
- d. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast.
29.3 Afwijking bebouwde oppervlakte
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in Hoofdstuk 2 teneinde een grotere bebouwde oppervlakte toe te staan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', mits:
- a. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
- b. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast.
29.4 Maten en bouwgrenzen
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
- c. de omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend, indien:
- 1. de afwijking van maten en/of de overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, noodzakelijk is omwille van bouwtechnische, architectonische of bedrijfstechnische redenen, energiebesparende redenen en;
- 2. met de afwijking geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
29.5 Afwijking aan huis verbonden inrichting type b
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 17.4.4 teneinde een inrichting type b conform het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer toe te staan mits het bedrijf qua aard, milieubelasting en uitstraling past in een woonomgeving.
29.6 Afwijking publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 27.1 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/ of uit- en aanbouwen en bijgebouwen voor een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste en in totaal 50 m² mag worden gebruikt voor publieksgerichte beroep- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
- b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
- c. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd of in de directe omgeving mits hierdoor geen overlast wordt veroorzaakt;
- d. uitsluitend is toegestaan een inrichting type a of b conform het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
- e. het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
- f. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit.
Artikel 30 Algemene Procedureregels
30.1 Procedureregels afwijken bij omgevingsvergunning
Op de voorbereiding van een omgevingsvergunning voor afwijken is de procedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
30.2 Procedureregels bij wijzigen
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is de procedure als bedoeld in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
30.3 Procedureregels bij het stellen van nadere eisen
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eisen is de volgende procedure van toepassing.
- a. Het voornemen, waarbij toepassing wordt gegeven aan het stellen van nadere eisen, ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken ter gemeentesecretarie ter inzage.
- b. Burgemeester en wethouders maken de nederlegging te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend.
- c. De bekendmaking houdt in mededeling van de mogelijkheid voor belanghebbenden tot het indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het voornemen gedurende de onder a genoemde termijn.
- d. Indien tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit met redenen omkleed.
- e. Burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent met redenen omkleed mede en maken het besluit op de voorgeschreven wijze bekend.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 31 Overgangsrecht
31.1 Overgangsrecht bouwwerken
31.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 32 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Bodegraven Centrum 2022.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan “Bodegraven Centrum 2022” bestaat uit bestemmingen en regels. De bestemming van de gronden (en wateren) is geometrisch bepaald door middel van lijnen, coderingen en arceringen. In de bestemmingen zijn regels ten aanzien van het bouwen en het gebruik opgenomen. Het plan gaat gepaard met deze toelichting. In de toelichting worden de keuzes die zijn gemaakt bij het opstellen van de geometrische plaatsbepaling en de regels verantwoordt en verduidelijkt. Vervolgens wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.
1.2 Aanleiding En Doel
Voorliggend bestemmingsplan van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk biedt een juridisch-planologische regeling voor het centrum van Bodegraven en de naastgelegen gronden van brouwerij De Molen (waar de bestaande, vergunde bedrijfsactiviteiten worden vastgesteld) en het terrein van Versluys. Inhoudelijk zijn de volgende aspecten van belang.
Centrumvisie: compact kernwinkelgebied
De belangrijkste aanleiding voor een nieuw bestemmingsplan voor het centrum van Bodegraven is het verankeren van de Centrumvisie in het bestemmingsplan, waarin wordt beoogd om een compacter en daarmee beter functionerend winkelgebied te creëren.
Om dit resultaat te bereiken verandert de gemeente de bestemming van panden buiten het kernwinkelgebied met detailhandelsmogelijkheden, naar een andere passende bestemming. Zo wordt voorkomen dat nieuwe detailhandel zich buiten het winkelgebied vestigt. Het uitoefenen van de bestaande detailhandelsvestigingen buiten het kernwinkelgebied blijft, op basis van de uitsterfregeling, wel mogelijk voor de huidige detaillisten.
Voor de functie 'dienstverlening' is in het bestemmingsplan, naar aanleiding van het beleid uit de Centrumvisie, een nadere detaillering opgenomen. Er wordt nu onderscheid gemaakt in publieksgerichte dienstverlening en zakelijke dienstverlening. In het kernwinkelgebied is in beginsel alleen maar publieksgerichte dienstverlening toegestaan.
Verder zal de gemeente alle initiatieven, die passen binnen het beleid uit de Centrumvisie, positief beoordelen en via een buitenplanse procedure van een toereikende juridisch-planologische grondslag voorzien. Het gaat op dit moment te ver om specifieke zaken al te regelen in het bestemmingsplan.
Bestemmingsplan met verbrede reikwijdte
De gemeente Bodegraven-Reeuwijk vindt het belangrijk om alvast zoveel mogelijk te handelen conform het gedachtegoed van de Omgevingswet. Voorliggend bestemmingsplan is daarom eind januari 2019 aangemeld als project op basis van de Crisis- en Herstelwet (Chw). Op basis daarvan kan de raad het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte vaststellen. De Chw was aanvankelijk vooral bedoeld om tijdens de economische crisis ruimtelijke investeringsprojecten te vereenvoudigen en versnellen, o.a. door kortere procedures en minder strenge eisen aan onderzoeksrapporten. De laatste jaren is de Chw echter steeds meer een proeftuin geworden waarbij, via een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte, kan worden geëxperimenteerd met de mogelijkheden die de Omgevingswet in de nabije toekomst gaat bieden.
Voor gebieden waar grootschalige transformatie plaatsvindt (vaak van bedrijvigheid naar wonen) biedt een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte de meeste mogelijkheden. Maar ook in het gebied als het centrum van Bodegraven zijn er mogelijkheden. Voor transformatiegebieden, herontwikkelingslocaties en afwijkingsregels kan namelijk het uitvoeren van de benodigde onderzoeken (b.v. geluid, bodem) worden doorgeschoven naar het moment dat er voor een concreet plan een aanvraag wordt ingediend. In het huidige systeem is het zo dat alle onderzoeken bij de vaststelling van het bestemmingsplan moeten zijn uitgevoerd. Op dat moment is vaak nog niet duidelijk hoe een concreet plan er uit komt te zien.
Ook hoeft er niet meer strikt gekeken te worden of onderwerpen 'ruimtelijk relevant zijn', voldoende is als er een relatie is met de fysieke leefomgeving. We onderzoeken of voor het plangebied voor de onderwerpen die raken aan de fysieke leefomgeving de betreffende regeling in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) kan worden ingetrokken. Deze onderwerpen krijgen dan een plek in het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Als de Omgevingswet in werking treedt (naar verwachting 1 januari 2023) dienen alle bepalingen in de APV die een relatie hebben met de fysieke leefomgeving (b.v. regeling voor terrassen, uitrit) te worden opgenomen in het omgevingsplan. Alleen aspecten die de openbare orde en veiligheid betreffen, staan nog in de afzonderlijke verordeningen. Het is juridisch onmogelijk om die ook naar het bestemmingsplan over te hevelen.
Tot slot is een van de doelstellingen van een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte om de voorspelbaarheid van de besluitvorming te verbeteren. Dit bestemmingsplan draagt bij aan deze doelstelling doordat per onderwerp dat raakt aan de fysieke leefomgeving is benoemd hoe dit onderwerp is verwoord in de centrumvisie, hoe het is verwerkt in het bestemmingsplan en wat het afwegingskader is om ontwikkelingen toe te staan die het bestemmingsplan niet rechtstreeks mogelijk maakt. Vooral met de laatste wordt de voorspelbaarheid vergroot en het besluitvormingsproces transparanter. De gemeente maakt inzichtelijk wat de kaders zijn waaraan verzoeken / bouwplannen worden getoetst die het bestemmingsplan niet rechtstreeks toestaat. In het document 'Visie op het winkelgebied van Bodegraven', opgenomen als Bijlage 1, zijn deze kaders uitgebreid toegelicht.
Ontwikkellocaties
Voor het zogenaamde Versluysterrein is woningbouw denkbaar, maar hiervoor is in het bestemmingsplan nog geen concrete (juridische) regeling opgenomen. Voor de locatie aan de Prins Hendrikstraat 7-9 is dat wel hel geval. Hier is een concreet bouwplan aanwezig voor de bouw van een appartementengebouw met 5 appartementen. Voor deze locatie is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld, welke als bijlage 2 bij deze toelichting is gevoegd.
Kamerverhuur (onzelfstandige woonruimten)
Het bestemmingsplan legt, in het verlengde van het voorgaande plan, de locaties waar kamerverhuur (onzelfstandige woonruimte) is toegestaan, strikt vast. De mogelijkheden voor het verruimen van het aantal bewoners en het toevoegen van nieuwe panden waar dit is toegestaan, zijn komen te vervallen. De begrippen omtrent dit onderwerp zijn in het bestemmingsplan aangescherpt en afgestemd op de gemeentelijke Huisvestingsverordening.
Actualisatie
Daarnaast is het van belang om het huidige bestemmingsplan, dat dateert uit 2010, te actualiseren.Kleine foutjes en ondergeschikte zaken zijn aangepast. Postzegelplannen, die de afgelopen jaren zijn vastgesteld, zijn geïntegreerd. Verder zijn reeds verleende vergunningen en het in 2018 vastgestelde parapluplan Cultuurhistorie in het plan verwerkt.
Duurzaamheid en klimaatadaptatie
De gemeente Bodegraven-Reeuwijk vindt het belangrijk om alvast zoveel mogelijk te handelen naar de ambitie op het gebied van duurzaamheid en klimaatadaptatie, zoals vastgelegd in de routekaart en het actieplan voor een klimaatneutraal Bodegraven-Reeuwijk in 2035. Om een bijdrage te leveren aan de gestelde doelen heeft de gemeente uitgebreid gekeken naar de mogelijkheden om duurzaamheid in het centrum van Bodegraven zoveel mogelijk te stimuleren, en nadelige niet of minder duurzame activiteiten tegengaan. Hiertoe zijn concrete regels opgenomen die het lozen van hemelwater op het riool verbieden en krijgt het bevoegd gezag de afwijkingsmogelijkheid om, indien een gebouw een EPC=0 heeft, de initiatiefnemer aanvullende ruimte te geven op de in het plan toegestane maten, afmetingen en percentages. Zo wordt duurzame ontwikkeling gestimuleerd. De doelstellingen op het gebied van duurzaamheid en klimaatadaptatie en de doorwerking in voorliggend plan zijn uitgebreid beschreven in Hoofdstuk 3.
Samenvattend
Het voorliggende bestemmingsplan regelt:
- een kleiner kernwinkelgebied, ondersteund door bestemmingsverruiming van publieksgerichte functies; de functie 'dienstverlening' is nader verfijnd; alle initiatieven die passen binnen de Centrumvisie worden door de gemeente positief beoordeeld en zullen buitenplans worden geregeld;
- buiten het kernwinkelgebied de inperking van detailhandel;
- een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte, anticiperend op de Omgevingswet, met daarbinnen specifieke regels voor klimaatadaptatie;
- aanscherping regeling voor onzelfstandige woonruimten (kamerbewoning);
- een actuele regeling met betrekking tot cultuurhistorie en één dekkend plan voor het gehele centrum (inclusief verleende vergunningen);
- doorwerking van de gemeentelijke duurzaamheidsdoelstellingen.
1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied betreft het centrum van Bodegraven (afbeelding 1.1). De noord- en oostzijde van het plangebied grenzen aan de bebouwde kom van Bodegraven. De zuidzijde van het gebied wordt begrensd door de spoorlijn, met centraal het station Bodegraven. Aan de westzijde is bedrijvenpark Rijnhoek gelegen. De Oude Rijn doorkruist het plangebied in oost-westelijke richting.
Afbeelding 1.1 Ligging plangebied in de kern Bodegraven (plangebied is rood omkaderd)
1.4 Voorgaande Bestemmingsplannen
Met voorliggend bestemmingsplan worden de hierna genoemde bestemmingsplannen vervangen (in volgorde van vaststelling):
Bestemmingsplan | Vastgesteld |
Oud-Bodegraven - Dammekant | 13-11-1968 |
Overtocht | 22-12-1994 |
Kern Bodegraven (deels) | 20-05-2010 |
Hoek Oud-Bodegraafseweg | 06-03-2013 |
Voormalig Domburgterrein (deels) | 06-03-2013 |
Supermarkten Bodegraven | 10-04-2013 |
Markthof Bodegraven | 29-03-2017 |
Parapluplan Parkeren (deels) | 21-11-2018 |
Parapluplan Cultuurhistorie (deels) | 29-05-2019 |
De globale ligging en begrenzing van de voorgaande bestemmingsplannen ter plaatse van het plangebied zijn aangeduid in afbeelding 1.2. Bij de vaststelling van bestemmingsplan Overtocht in 1994 is aan een klein gedeelte goedkeuring onthouden. Voor dit deel vigeert het voorgaande bestemmingsplan 'Oud-Bodegraven - Dammekant'.
Afbeelding 1.2 Ligging en begrenzing voorgaande bestemmingsplannen
1.5 Leeswijzer
Deze toelichting bestaat uit de volgende hoofdstukken. Hoofdstuk 1 omvat de inleiding, waarin wordt ingegaan op de aanleiding, ligging van de planlocatie en de voorgaande bestemmingsplannen. Hoofdstuk 2 geeft de planbeschrijving, met daarbij een begrenzing van het plangebied, de historische context van Bodegraven, een beschrijving van de bestaande situatie en de toekomstige ontwikkelingen. Hoofdstuk 3 gaat vervolgens in op duurzaamheid. In hoofdstuk 4 zijn de relevante beleidsuitgangspunten en regelgeving van zowel de gemeente, provincie, het rijk als de waterschappen beschreven. In hoofdstuk 5 worden de relevante milieuaspecten doorlopen. Hoofdstuk 6 beschrijft de uitvoerbaarheid van het plan, waarna in hoofdstuk 7 en de inspraak- en overlegmethoden worden toegelicht. Tot slot wordt in hoofdstuk 8 een planologisch-juridische toelichting op het plan gegeven.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Inleiding En Uitgangspunten
Het plangebied bevat het centrum van Bodegraven in ruime zin. Bij de begrenzing is ook het aan- of uitloopgebied rondom het kernwinkelgebied meegenomen. Tot slot is om praktische redenen ook een klein deel van het aangrenzende bedrijventerrein opgenomen in het plangebied. Deze gronden hebben geen directe relatie met het centrum, maar hebben momenteel een gedateerd bestemmingsplan uit respectievelijk 1968 (Oud-Bodegraven - Dammekant) en 1994 (bestemmingsplan 'Overtocht') en worden met voorliggend bestemmingsplan voorzien van een actueel juridisch-planologisch kader.
De grenzen van het plangebied zijn (globaal): het station(splein), de Burg. Le Coultrestaat, Oranjelaan, Burg. Vonklaan, Vlietkade, Oud Bodegraafseweg. Rivier de Oude Rijn doorkruist het plangebied in oost-westelijke richting (afbeelding 2.1). De ontwikkelingslocatie Van Tolstraat is buiten het plangebied gelaten.
Afbeelding 2.1 Ligging en begrenzing van voorgaande bestemmingsplannen binnen het globale plangebied (wit omkaderd)
2.2 Bestaande Situatie
2.2.1 Ontstaan en ontwikkeling kern Bodegraven
De kern Bodegraven is ontstaan op de zuidelijke oever van de Rijn, oorspronkelijk als Romeinse versterking. Rond 900 werd een begin gemaakt met de ontginning van het veengebied ter weerszijden van de Oude Rijn, volgens een vast patroon van evenwijdige sloten, de zogenaamde cope-ontginningen. De percelen werden recht het land ingetrokken vanaf de (bochtige) rivier, waardoor waaiers van breed- en smal uitlopende kavels zijn ontstaan. Op de ruggen van de kavels werd een houtkade met een afvoersloot aangelegd. Dit heeft geresulteerd in het huidige slagenlandschap rondom de kern.
De Oude Rijn vormt sinds de 17e eeuw een belangrijke vaarweg tussen Utrecht en Leiden. De ligging op het raakvlak van rivier en polder bracht een belangrijke bron van inkomsten met zich mee: de open overslag van landbouwgoederen. De kaaspakhuizen langs de Oude Rijn herinneren hier nog aan.
Langs de Oude Rijn is (nog steeds) karakteristieke lintbebouwing aanwezig die zich uitstrekt tussen Bodegraven en Nieuwerbrug en zich ter plaatse van deze kernen verdicht. Buiten de kernen is de bebouwing minder dicht en is er veelal vrij zicht op het open polderlandschap.
Tot in de 19e eeuw bestond Bodegraven uit een tweetal nederzettingen aan weerszijden van de Oude Rijn. Door de barrièrewerking van de Oude Rijn functioneerden deze nederzettingen relatief zelfstandig. In die tijd was er al wel een verbinding tussen de beide nederzettingen, namelijk op dezelfde plek waar nu de Brugstraat ligt. De Goudseweg, evenwijdig aan de Goudse Vaart/Emmakade, vormt de oude verbindingsweg tussen Bodegraven en Gouda. Het functioneert nog steeds als een belangrijke directe route naar het centrum van Bodegraven.
Door aanleg van de spoorlijn in 1869 groeide de nederzetting ten zuiden van de Oude Rijn naar het spoor toe, waarbij het oorspronkelijke landschap de structuur van de straten bepaalde. In 1938 is de Rijksweg A12 aangelegd, die de oost-west structuur versterkt en de nadruk legt op de zuidzijde van Bodegraven.
Bodegraven is in de tweede helft van de vorige eeuw gegroeid tot een aanzienlijke vestigingsplaats voor mensen en bedrijven, met de ontwikkeling van uitbreidingswijk Weideveld en bedrijventerrein Rijnhoek. Ook vindt vanaf het begin van de 21e eeuw herstructurering plaats van diverse locaties in de bestaande kern, waarmee het ruimtegebruik wordt geïntensiveerd.
De historische bebouwingsstructuur wordt hieronder nader beschreven aan de hand van drie deelgebieden: de Oude Rijnzone, het Centrumgebied en de Molenvliet.
2.2.2 Oude Rijnzone
Bodegraven heeft haar oorsprong door en langs de Oude Rijn. Hierlangs is in de loop van de tijd aan beide zijden een lintstructuur ontstaan met (voormalige) agrarische bebouwing en arbeiderswoningen. In de kern heeft in dit lint verdere verdichting en uitbreiding plaatsgevonden, van waaruit Bodegraven is gegroeid. Met name langs de Zuidzijde is het oorspronkelijke karakter nog goed herkenbaar. Hier is sprake van (voormalige) karakteristieke agrarische bebouwing op ruime kavels. Aan de Overtocht (zijde Oude Rijn) vormt molen De Arkduif een karakteristiek element in de stedenbouwkundige en cultuurhistorische structuur. Rondom het centrum is sprake van meer aanééngesloten bebouwing, hoewel panden individueel herkenbaar zijn. Naar de randen van de kern toe wordt de bebouwingsdichtheid lager.
Afbeelding 2.2: Deelgebied Oude Rijnzone is aangegeven in rood, voorliggend plangebied (globaal) is zwart omkaderd.
2.2.3 Centrumgebied
Het centrumgebied van Bodegraven heeft zich haaks op de Oude Rijn ontwikkeld, op de as tussen het NS-station - Raadhuisplein. Mede vanwege de fysieke scheiding door de Oude Rijn bestaat het centrum uit een noordelijk en zuidelijk deel.
Het noordelijk deel van het centrum kenmerkt zich door een over het algemeen grootschalig karakter en uniforme architectuur. Dit deel is herkenbaar door de situering van het gemeentehuis, het Raadhuisplein en de Hervormde Dorpskerk (Galluskerk). Het centrumgebied is hier rondom het Raadhuisplein, gedeeltelijk getransformeerd tot een modern winkelgebied. De bouwhoogte varieert van 2 tot maximaal 4 bouwlagen, met winkels op de begane grond en appartementen daarboven. Het Raadhuisplein heeft onder andere een functie voor de weekmarkt.
Het zuidelijk deel van het centrum is kleinschaliger en vertoont wat betreft architectuur meer verscheidenheid. De meeste bebouwing stamt uit de periode 1930 tot 1940 (Oud West), en richting het NS-station uit begin 20e eeuw. De Prins Hendrikstraat is de hoofdwinkelstraat in dit gebied, en vormt een passage van noord naar zuid. Centraal in het gebied is een openbare pleinruimte gelegen. De bebouwing bestaat hoofdzakelijk uit twee à drie bouwlagen met kap.
Oud Oost is gelegen ten oosten van de Spoorstraat en stamt voornamelijk uit de jaren '1930 tot '1940. De structuur van dit gebied volgt de onderliggende landschappelijke structuur (slotenpatroon). De straten liggen daarmee ook evenwijdig aan de Goudse Vaart. De buurt heeft een organisch gegroeid karakter, en de bebouwing is veelal individueel herkenbaar. De bebouwing staat hoofdzakelijk direct aan de straat en heeft het karakter van (voormalige) arbeidershuisvesting. De bebouwingsstructuur is kleinschalig, haaks op de straat met een hoogte van overwegend twee lagen met kap.
Afbeelding 2.3: Deelgebied centrum is aangegeven in rood, voorliggend plangebied (globaal) is zwart omkaderd.
2.2.4 Molenvliet
Het gebied Molenvliet is gelegen aan de westzijde van de kern, tussen de Overtocht en de spoorlijn. Het gebied heeft nu een grote verscheidenheid aan functies. Door het gebied loopt de Doortocht, een weg die door het instellen van eenrichtingsverkeer in het centrum een belangrijke verbinding vormt door het gebied naar de aangrenzende woonbuurten binnen de bebouwde kom van Bodegraven.
De gemeente Bodegraven-Reeuwijk is al geruime tijd bezig om het gebied “Molenvliet” in fasen te herontwikkelen; hiertoe is op 16 september 2004 een ontwikkelingsplan vastgesteld. Bij de beoogde transformatie wordt een accent gelegd op de versterking van de woonfunctie. De nieuwe woningen grenzen aan bestaande in de woonomgeving, passende bedrijven en voorzieningen (rood aangegeven op afbeelding 2.4). Molenvliet behoudt hierdoor een zeker gemengd karakter.
Afbeelding 2.4 Deelgebied Molenvliet is aangegeven in rood, het plangebied (globaal) is zwart omkaderd.
2.3 Ontwikkelingen
Voorliggend plan biedt een actueel juridisch-planologisch kader voor het centrum van Bodegraven. In de eerste plaats wordt de centrumvisie verankerd in het bestemmingsplan. Daarnaast worden de vigerende bestemmingplannen herzien, met het oog op nieuwe beleidsstukken op het gebied van archeologie, parkeren en kamerverhuur. Ook enkele kleine afwijkingen, zoals bestemmingen, plangrenzen, aanduidingen en maatvoeringen worden vastgelegd conform de feitelijke situatie. Hiermee worden geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt, slechts enkele concrete, op locatie afgestemde mogelijkheden tot sloop-nieuwbouw.
In het plangebied zijn twee (potentiële) ontwikkelingslocaties gelegen: de Van Tolstraat 25-29 en het Versluys-terrein (afbeelding 2.5). Voor beide locaties zijn nog geen concrete juridische mogelijkheden voor transformatie opgenomen. Ten aanzien van de locatie aan de Prins Hendrikstraat 7-9 is een concreet bouwplan aanwezig voor de bouw van een appartementengebouw met 5 appartementen. Voor deze locatie is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld, welke als bijlage 2 bij deze toelichting is gevoegd.
De verschillende onderdelen en doorwerking in het bestemmingsplan worden hieronder nader beschouwd.
Juridisch-planologisch kader voor de uitvoering van de centrumvisie
De belangrijkste aanleiding voor een nieuw bestemmingsplan voor het centrum van Bodegraven is het verankeren van de centrumvisie in het bestemmingsplan. De vertaling van de centrumvisie heeft de volgende weerslag op voorliggend bestemmingsplan:
- Het kernwinkelgebied wordt ingeperkt ten opzichte van de in het vorige plan bestemde situatie. Alle andere functies die passen binnen het beleid uit de Centrumvisie, zijn in het gebied ook toegestaan. Dit wordt buiten het bestemmingsplan om getoetst (en indien gewenst vergund met omgevingsvergunningen).
- De panden buiten het kernwinkelgebied worden omgezet naar een woonfunctie, maar behouden middels een aanduiding hun detailhandelsfunctie (huidige vestigingen blijven mogelijk onder het overgangsrecht). De gemeente biedt binnen het 'transformatiegebied' (afbeelding 2.5) onder andere een verhuispremie en gevelsubsidie voor detaillisten die verhuizen van het transformatiegebied naar het kernwinkelgebied. Specifiek voor het pand aan de Wilhelminastraat 29 is een uitsterfregeling opgenomen.
- De begrenzing van het kernwinkelgebied is op grond van de kaart (zie afbeelding 2.5) specifiek ingetekend. In de praktijk kan er echter toch behoefte ontstaan aan het toestaan van een specifieke detailhandelszaak buiten het kernwinkelgebied. Daarom is het wenselijk dat het gebied een zogenaamde in- en uitdeukregeling kent. Als dit aan de orde is, kan dit buiten het bestemmingsplan om (met omgevingsvergunning) worden geregeld.
- Voor de functie 'dienstverlening' is in het bestemmingsplan, naar aanleiding van het beleid uit de Centrumvisie, een nadere detaillering opgenomen. Er wordt nu onderscheid gemaakt in publieksgerichte dienstverlening en zakelijke dienstverlening. In het kernwinkelgebied is in beginsel alleen maar publieksgerichte dienstverlening toegestaan.
Plangebied buiten het winkelgebied
Het gebied dat niet tot winkelgebied is ook onderdeel van het centrum en behoort tot het oude dorpshart van Bodegraven. De nadruk in dit deel van het plangebied ligt op de leefbaarheid en minder op de levendigheid. Dit betekent dat er weinig reden is om aanpassingen van de huidige planologische regeling. De ruimtelijke ontwikkelingen waarmee rekening wordt gehouden zijn:
De aanloop/uitloopstraten tot het centrum verkleuren steeds meer naar wonen. Dit verdraagt zich minder met functies die overlast kunnen veroorzaken, vooral kamerbewoning, restaurants en nachthoreca. Ook is er in de veel gebieden rondom een centrum sprake van een relatief hoge parkeerdruk. Gelet daarop wordt terughoudend omgegaan met het toestaan van functies die een verkeersaantrekkende werking hebben. Gelet op de relatief hoge bebouwingsdichtheid in het oude dorpshart van Bodegraven is het namelijk meestal niet haalbaar de parkeerbehoefte volledig op eigen terrein wordt opgelost. In de straten rondom het centrum blijft ruimte voor andere vormen van gebruik dan wonen, vandaar de gemengde bestemmingen. Het gaat dan om functies als dienstverlening (o.a. kapperszaken) en maatschappelijke functies.
Buiten het winkelgebied richt het beleid zich op het verplaatsen van detailhandel naar het winkelgebied of, bij beëindiging van detailhandel, langdurige leegstand voorkomen door geschikte vervolgfuncties mogelijk te maken waarbij wonen de meest passende en aantrekkelijke is.
Het gebied Molenzicht, grofweg het gebied tussen de Oud Bodegraafseweg, de Doortocht, Overtocht en Vlietkade is van oudsher een gemengd gebied dat zich de laatste jaren steeds meer ontwikkeld tot woongebied. Dit betekent dat er terughoudend wordt omgegaan met nieuwe bedrijfsfuncties die voor meer milieubelasting kunnen zorgen. Bijvoorbeeld, bij verzoeken om gebruikswijzigingen van de bedrijfspanden aan de Doortocht zal het uitgangspunt zijn dat de bedrijfsactiviteiten niet leiden tot aantasting van het woon-en leefklimaat in de omgeving.
Afbeelding 2.5 Plangebied met diverse ontwikkelgebieden
Versluys-terrein en Van Tolstraat 25-29
Op de gronden van het Versluys-terrein en aan de Van Tolstraat 25-29 is de planvorming niet tot stand gekomen binnen de periode tot vaststelling van dit bestemmingsplan. Voor deze ontwikkelingen zal een separate planologische procedure worden gevolgd. De Van Tolstraat en het Versluysterrein zijn conserverend bestemd in lijn met de bestaande situatie.
Van Tolstraat (achterzijde Prins Hendrikstraat 7 en 9)
De ontwikkeling aan de Van Tolstraat omvat de nieuwbouw van een appartementengebouw voor 5 appartementen. Op de locatie is op grond van het voorgaande bestemmingsplan "Kern Bodegraven" een Gemengde bestemming van toepassing, met een aanduiding voor bijgebouwen. Het bouwplan past niet binnen de maatvoering die hiervoor geldt. Ook mag het bestaande aantal woningen niet toenemen. In voorliggend plan wordt een bouwvlak en een maximaal aantal woningen (5) op de locatie aangeduid, waarmee de bouw van het appartementengebouw wordt gelegaliseerd.
Het gebouw is gesitueerd aan de achterzijde van de percelen Prins Hendrikstraat 7 en 9, maar gericht op de Van Tolstraat ('Willemsplein'). De locatie in nu onbebouwd en in gebruik als tuin / achtererf. Het bouwplan past binnen de Centrumvisie van de gemeente en voldoet aan de stedenbouwkundige uitgangspunten voor de locatie. Het gebouw vult een 'gat' op aan het Willemsplein, waardoor het plein beter wordt omkaderd. De bebouwing wordt maximaal 3 bouwlagen hoog en krijgt aansluiting op omliggende panden. Daarbij voldoet het plan aan milieukundige voorwaarden, heeft participatie plaatsgevonden en wordt de parkeerbehoefte op eigen terrein opgelost. Een uitgebreide toelichting op het plan en de diverse aspecten zijn opgenomen in de Ruimtelijke onderbouwing, opgenomen als bijlage 2.
Afbeelding 2.6 Ontwikkeling Van Tolstraat, oude en nieuwe situatie (bron: ruimtelijke onderbouwing, bijlage 2)
Anticiperen op de Omgevingswet
Naar verwachting zal in 2023 de Omgevingswet in werking treden en de huidige Wet ruimtelijke ordening vervangen. Alle bestemmingsplannen binnen een gemeente samen worden dan van rechtswege omgevingsplannen. De gemeente Bodegraven-Reeuwijk vindt het belangrijk om alvast zoveel mogelijk te handelen conform het gedachtegoed van de nieuwe wet. Voor onderwerpen als 'klimaat' is daarom, conform het gemeentelijke beleid dat al bestond voor deze onderwerpen, een regeling opgenomen in het voorliggende plan. Grofweg alle bepalingen die het fysiek domein betreffen, worden straks geregeld in het omgevingsplan in plaats van in afzonderlijke verordeningen. Alleen aspecten die de openbare orde en veiligheid betreffen, staan nog in de afzonderlijke verordeningen. Het is juridisch onmogelijk om die ook naar het bestemmingsplan over te hevelen. In paragraaf 8.3 wordt dit nader toegelicht. Verder worden specifieke regels voor duurzaamheid opgenomen; dit wordt in Hoofdstuk 3 Duurzaamheid nader toegelicht.
Kamerverhuur (onzelfstandige woonruimten)
Het huidige kamerverhuurbeleid wordt momenteel herzien. Vanuit het project 'huisvesting arbeidsmigranten' is reeds de ambitie uitgesproken om kamerverhuur in het centrum te beperken. Wel is het college bereid om na de beëindiging van kamerverhuur medewerking te verlenen aan vervolgfuncties zoals zelfstandige woningen in de vorm van appartementen of studio's om eigenaren te stimuleren hun panden voor andere functies dan kamerbewoning te gebruiken. Gelet op deze ambities zijn alleen de locaties waar in het voorgaande plan reeds kamerverhuur was toegestaan in het nieuwe (voorliggende) plan opnieuw als zodanig bestemd. De mogelijkheden uit het vorige plan voor het vergroten van het aantal bewoners en het toevoegen van de betreffende aanduiding zijn echter wel komen te vervallen.
De begrippen omtrent kamerbewoning zijn duidelijker afgebakend in de regels van het bestemmingsplan, in lijn met de Huisvestingsverordening Bodegraven-Reeuwijk 2015.
Archeologie
In de Kadernota Erfgoed is de archeologische beleidskaart uit 2012 opgenomen. In de periode 2020-2021 is de beleidskaart geactualiseerd. De gegevens uit de nieuwe beleidskaart zullen worden verwerkt in een paraplubestemmingsplan Archeologie en zijn derhalve ook verwerkt in het voorliggende bestemmingsplan. De archeologische waarden binnen het plangebied zijn opgenomen conform de actuele archeologische beleidskaart.
Hoofdstuk 3 Duurzaamheid
3.1 Kader
Nationaal klimaatakkoord
De afgelopen jaren heeft de nationale overheid haar duurzaamheidsdoelen en de benodigde acties in verschillende documenten en afspraken vastgelegd. In 2013 zijn er afspraken gemaakt met het bedrijfsleven over onder andere besparing en meer duurzame opwekking in het Energieakkoord. In 2015 is er tijdens een VN-klimaattop in Parijs een nieuw internationaal klimaatakkoord opgesteld. Het doel hiervan is om de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder de 2 graden Celsius en minimaal 1,5 graden. In 2016 heeft de overheid vervolgens in de Energie-agenda vastgelegd hoe een CO2-arme energievoorziening in 2050 gerealiseerd kan worden. In 2018 zijn deze afspraken verder uitgebreid met een nationale Klimaatwet. Deze stelt dat in 2030 een CO2-reductie van 49% ten opzichte van 1990 gerealiseerd moet zijn. In 2050 moet dit minimaal 95% zijn. In een nationaal klimaatakkoord worden afspraken gemaakt hoe deze doelen gehaald gaan worden. Op 28 juni 2019 heeft het kabinet het klimaatakkoord gepubliceerd.
Als onderdeel van het nationale klimaatakkoord is ook afgesproken om op regionaal niveau samen te werken aan de energietransitie. Daarbij gaat het specifiek over lokale duurzame opwekking, besparing en de warmtetransitie. Dit resulteert in dertig regionale energiestrategieën (de RES). De regio's krijgen ondersteuning van het Nationaal Programma RES. Via de RES kan de besluitvorming omtrent de ruimtelijke inpassing van de duurzame energieopwekking en de energie-infrastructuur worden voorbereid in goed overleg met alle maatschappelijke partners en betrokkenen binnen de regio.
Met de klimaatopgaven is in Midden-Holland een voortvarende start gemaakt door in de periode 2016 – 2017 te fungeren als één van de nationale pilots voor de ontwikkeling van een regionale energiestrategie (RES). Door de uitvoering van de pilotfase heeft de regio een flinke voorsprong op regio’s die pas in 2019 konden beginnen met een RES. De pilotfase heeft niet alleen geleid tot gezamenlijke ambities, zodat makkelijker kan worden samengewerkt in het vervolg, maar ook voor een flinke hoeveelheid data, waarmee in de vervolgfase goed kan worden verder gewerkt.
De uitkomsten van de RES zijn als opgave erkend door een groot aantal partijen in de regio met de ondertekening van het Convenant 2018-2025 Regionale Energiestrategie Midden-Holland op 5 april 2018. Binnen de regio Midden-Holland is de bestuurlijke tafel Duurzaamheid de verbindende schakel in het proces tussen de gemeenten en de verschillende bestuurlijke domeinen in de regio.
Energiezuinig bouwen
De energiezuinigheid van woningen en utiliteitsgebouwen wordt uitgedrukt in de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). Het Bouwbesluit stelt bepaalde eisen aan de energiezuinigheid van gebouwen en daarmee de EPC-waarde van een gebouw. Voor een woning geldt een eis van 0,4 terwijl voor utiliteitsbouw een variatie aan normen wordt gehanteerd op basis van de functie. De EPC-eisen zijn in 2020 vervangen door de eisen voor Bijna EnergieNeutrale Gebouwen (BENG). Alle vergunningaanvragen vanaf 1 januari 2021 moeten voldoen aan deze BENG-norm.
Duurzame ontwikkeling onder de Omgevingswet
Een belangrijk deel van het op dit moment geldende omgevingsrecht is voortgekomen uit de behoefte het lokale milieu en de burger te beschermen tegen hinder en verontreiniging. Inmiddels spelen bovenlokale gevolgen op het gebied van klimaatverandering een grote maatschappelijke rol, en krijgen steeds meer doorwerking in het omgevingsrecht. De Omgevingswet, die naar verwachting in 2023 in werking treedt, verankert dan ook het principe dat als er ontwikkelingen plaatsvinden, deze ontwikkelingen duurzaam moeten zijn. Bestuursorganen van een gemeente, provincie, het Rijk of een Waterschap moeten hun taken en bevoegdheden op grond van deze wet uitoefenen met oog op de belangrijke doelen van deze wet, waaronder duurzame ontwikkeling. Voor burgers en bedrijven geldt een zorgplicht voor een goede leefomgeving.
De wetgever heeft daarbij in gedachten dat een kerninstrument bij het bereiken van duurzame ontwikkeling de omgevingsvisie is. De omgevingsvisie vormt een integrale visie waarin strategische hoofdkeuzen van beleid voor de fysieke leefomgeving voor de langere termijn staan verwoord. Daarbij focust de omgevingsvisie niet op één sector of één aspect, maar wordt gevormd door een integrale blik op alle onderdelen van het gebiedsgericht beleid.
Een ander instrument van de Omgevingswet betreft de omgevingswaarden, die deels centraal worden vastgelegd in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en waarbij op onderdelen bepaalde afwegings-/afwijkingsruimte voor het lokale bestuur mogelijk is. Dit zorgt ervoor dat een integrale afweging mogelijk blijft, maar dat er ook plaats is voor innovatie. De keuzes worden naast elkaar gelegd en afgewogen, waarna ze worden neergelegd in het burgers bindende omgevingsplan of een projectbesluit.
In het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) is meer concreet de nieuwe mogelijkheid opgenomen om in een omgevingsplan maatwerkregels op te nemen met betrekking tot energieprestatie en milieuprestatie bij nieuwbouw van gebouwen en daarbij strengere grenswaarden op te nemen dan de in het Bbl geformuleerde landelijke normen. Als een dergelijke maatwerkregel in een omgevingsplan is opgenomen, is voor iedereen vooraf kenbaar dan in het betreffende gebied een strengere duurzaamheidseis geldt.
Klimaatneutraal Bodegraven-Reeuwijk 2035
In de raadsvergadering op 6 juli 2017 heeft de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk uitgesproken om een ambitie aan te houden van 25% boven de landelijke doelstelling. In navolging hierop zijn in april 2017 de “Routekaart Klimaatneutraal Bodegraven-Reeuwijk 2035” en het bijbehorende actieplan vastgesteld. Beide zijn een uitwerking van de motie “Klimaatneutrale gemeente” die in november 2014 werd aangenomen. Deze motie en de routekaart en het actieplan doorleven dat als we nu niet doen om klimaatverandering tegen te gaan, we de gevolgen op financieel en ecologisch vlak doorschuiven naar volgende generaties.
De ambitie van de Gemeente Bodegraven-Reeuwijk is om toe te werken naar klimaatneutraliteit in combinatie en samenhang met het behalen van doelstellingen op andere gebieden. Met de routekaart en het actieplan worden alle thema’s zichtbaar gemaakt waar de gemeente aan wil werken om klimaatneutraliteit te behalen en doelgerichte acties uit te voeren, afgestemd op locatie specifieke kenmerken. Dit zal gedaan worden door technologische en maatschappelijke ontwikkelingen te volgen en daarop te anticiperen. Gedurende de looptijd van het actieplan zal door middel van monitoring en evaluatie gekeken worden of en hoe op deze ontwikkelingen kan worden ingespeeld.
De gemeente zet in op de thema's energie, water, afval, transport, wonen, maatschappelijk vastgoed, economie, voedsel, leefbaarheid en recreatie. Het handelen van de mens heeft direct (CO2 uitstoot) en indirect (overige broeikasgassen) effect op de versterking van het broeikaseffect. Door te kiezen voor deze tien thema’s worden alle onderwerpen die bij zullen moeten dragen aan klimaatneutraliteit meegenomen en wordt de integraliteit in de aanpak naar klimaatneutraliteit geborgd.
3.2 Onderzoek En Conclusie
Voorliggend bestemmingsplan 'Bodegraven Centrum 2022' is aangemeld als een 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte'. Het plan is daarmee een experimenteel plan zoals bedoeld in artikel 2.4 van de Crisis- en herstelwet (Chw). Hierdoor is het toegestaan om af te wijken van wetten en besluiten die zijn genoemd in artikel 7c van het Besluit uitvoering Chw. Het experiment heeft onder andere als doel om vooruitlopend op de komst van de Omgevingswet alvast gebruik te maken van enkele mogelijkheden die de wet gaat bieden.
De gemeente Bodegraven-Reeuwijk geeft duurzaamheidsambities een belangrijke plek in het voorliggende bestemmingsplan. Duurzaamheid is een diffuus en veelomvattend onderwerp. Een gezonde en prettige leefomgeving wordt door allerlei factoren beïnvloed. Voor ruimtelijke aspecten kan er gestuurd worden middels het bestemmingsplan. Hiervoor zijn verschillende mogelijkheden. In een bestemmingsplan kunnen in principe de volgende maatregelen worden opgenomen:
- Positief bestemmen en belonen:
- 1. Belemmerende regels voor duurzame ontwikkelingen opheffen (zonder dat daarbij andere kwaliteiten onder druk komen te staan)
- 2. Duurzame ontwikkelingen mogelijk maken door ze expliciet te bestemmen
- 3. Initiatieven belonen door extra ruimte voor ontwikkelingen te geven
- Niet of minder duurzame activiteiten tegengaan door:
- 1. Bepaalde activiteiten verbieden
- 2. Het stellen van zwaardere eisen aan deze ontwikkelingen of compensatie te eisen.
- Het opnemen van voorwaardelijke verplichtingen.
De gemeente heeft ervoor gekozen een aantal maatregelen uit te werken en op te nemen in de regels van voorliggend bestemmingsplan. Het betreft concrete regels voor klimaatadaptatie (duurzame waterhuishouding en het tegengaan van hittestress) en het belonen van duurzame ruimtelijke ontwikkelingen.
Het stedelijk gebied van Bodegraven heeft te maken met doorlopende ontwikkelingen en de transitie naar een klimaatneutrale gemeente. Door het opnemen van specifieke regels die een duurzame leefomgeving bevorderen en minder duurzame activiteiten tegengaan, kan de gemeente sturen op de beoogde duurzaamheidsdoelstellingen. Zo geeft de Routekaart Bodegraven-Reeuwijk 2035 concrete actiepunten voor het stimuleren van bestendigheid tegen hitte en neerslag en de verduurzaming van particuliere woningen, maatschappelijk vastgoed en bedrijven. Op het gebied van water heeft het stimuleren en faciliteren van het afkoppelen van hemelwater van de riolering prioriteit. Het bestemmingsplan draagt met bovengenoemde regelgeving bij aan een klimaatneutraal Bodegraven-Reeuwijk in 2035.
Hoofdstuk 4 Ruimtelijke Ordening
4.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte. De structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op Rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw Rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028.
Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland door een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit te bereiken, brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven), laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…') en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. De belangen zijn vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (BARRO). Het Rijk richt zich daarbij op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer (waaronder buisleidingen), energie en natuur, alsook ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten. Ook waterveiligheid en milieukwaliteit (lucht, geluid, bodem, water en externe veiligheid) horen daarbij, evenals de bescherming van ons werelderfgoed (zoals de Waddenzee en de Nieuwe Hollandse Waterlinie). Het Barro bevat geen specifieke uitspraken met betrekking tot het voorliggende plangebied.
Buiten de nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en laat verstedelijkings- en landschapsbeleid over aan de provincies en gemeenten. De gemeente is in dat opzicht de overheid die het dichtst bij de burger staat en zorg draagt voor een veilige en leefbare woon- en werkomgeving. In het ruimtelijk domein gaat het om de ruimtelijke ontwikkeling van stad en platteland in brede zin, waarbij onder meer belangen ten aanzien van mobiliteit, milieu, natuur, water, economie en wonen worden afgewogen. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei geënt op het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Op 1 juli 2017 is de Nieuwe Ladder voor Duurzame Verstedelijking in werking getreden (artikel 3.1.6 lid twee en drie Bro). De nieuwe Ladder is ten opzichte van de voorgaande Ladder vereenvoudigd. De drie treden zijn komen te vervallen en er is een nieuwe bepaling toegevoegd. De Laddertoets geldt alleen voor plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
Toetsing aan de nieuwe Ladder houdt in dat een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Indien een bestemmingsplan wijzigingsbevoegdheden of uitwerkingsplichten bevat, kan bij het moederplan worden bepaald dat de Laddertoets zich niet richt op de toelichting bij het moederplan, maar op de toelichting bij het wijzigings- of uitwerkingsplan.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet grotendeels in een actualiserend juridisch-planologisch kader conform de feitelijke situatie. Voor deze wijzigingen is toetsing aan milieukundige aspecten niet benodigd.
In het bestemmingsplan wordt vooralsnog geen rekening gehouden met mogelijke herontwikkelingslocaties, zoals de voormalige Welkooplocatie en de panden aan de Van Tolstraat 25-29. Plannen voor herontwikkeling en sloop-nieuwbouw projecten zijn in overleg met de gemeente mogelijk. Zoals toegelicht in paragraaf 2.3 worden nieuwe initiatieven in de eerste plaats getoetst aan de kaders die de gemeente heeft opgesteld in de 'Visie op het winkelgebied' (bijlage 1). De wettelijke onderzoeksverplichtingen voor deze ontwikkelingen zijn, anticiperend op de Omgevingswet, doorgeschoven naar de vergunningfase. Voor mogelijke ontwikkelingen is in de regels behorend bij het bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen, die de laddertoets verplicht stelt bij de vergunningfase.
Afhankelijk van de zekerheid die er komt over de uitvoerbaarheid van de plannen worden de ontwikkelingen gedurende de looptijd van voorliggend plan gefaciliteerd. In dat geval zal ook de voorliggende paragraaf worden aangevuld met een laddertoets voor het beoogde programma.
4.2 Provinciaal Beleid
Omgevingsbeleid Zuid-Holland
Op 20 februari 2019 heeft de provincie Zuid-Holland het nieuwe Omgevingsbeleid vastgesteld. Het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland omvat al het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving. Het bestaat uit twee kaderstellende instrumenten: de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. Daarnaast zijn in het Omgevingsbeleid operationele doelstellingen opgenomen, die deel uit maken van verschillende uitvoeringsprogramma's en -plannen, zoals het programma Ruimte en het programma Mobiliteit. De ruimtelijke hoofdstructuur maakt met een integraal kaartbeeld inzichtelijk hoe de strategische beleidskeuzes uit de Omgevingsvisie ruimtelijk samenkomen.
Met het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Uit de provinciale opgaven worden samenhangende beleidskeuzes gemaakt, die doorwerken naar uitvoeringsprogramma's en naar regels in de verordening. De ruimtelijke hoofdstructuur maakt met een integraal kaartbeeld inzichtelijk hoe de strategische beleidskeuzes uit de Omgevingsvisie ruimtelijk samenkomen.
Omgevingsvisie Zuid-Holland
Door het samenvoegen van verschillende beleidsplannen voor de fysieke leefomgeving sorteert de provincie voor op de Omgevingswet. De Omgevingswet verplicht het Rijk, de provincies en gemeenten een omgevingsvisie te maken. De provinciale Omgevingsvisie bestaat uit de volgende onderdelen:
- 1. Een beschrijving en kaartbeelden van de ruimtelijke hoofdstructuur;
- 2. De ontwikkelrichting van het omgevingsbeleid: ambities en sturing;
- 3. Een beschrijving van de omgevingskwaliteit van Zuid-Holland, waaronder de provinciale inzet voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
- 4. De samenhangende beleidskeuzes voor de fysieke leefomgeving.
Ad. 1 Ruimtelijke hoofdstructuur
Ad. 2 Omgevingsbeleid: ambities en sturing
De ambitie van de provincie is een slim, schoon en sterk Zuid-Holland. De Provincie gaat uit van zes richtinggevende ambities, waarbinnen een aantal opgaven zijn geformuleerd:
- Naar een klimaatbestendige delta;
- Naar een nieuwe economie: the next level;
- Naar een levendige meerkernige metropool;
- Energievernieuwing;
- Best bereikbare provincie;
- Gezonde en aantrekkelijke leefomgeving.
Ad. 3 Omgevingskwaliteit
Centraal doel van het integrale omgevingsbeleid is het verbeteren van de omgevingskwaliteit. Onder 'omgevingskwaliteit' wordt verstaan: het geheel aan kwaliteiten die de waarde van de fysieke leefomgeving bepalen. Ofwel een samenvoeging van ruimtelijke kwaliteit (belevingswaarde, gebruikswaarde en toekomstwaarde) en milieukwaliteit (gezondheid en veiligheid).
De Omgevingskwaliteit bestaat uit de unieke kwaliteiten van Zuid-Holland, het toepassen van de leefomgevingstoets (beleidscyclus en monitoring) en een nadere uitwerking van het provinciale beleid. Dit laatste gebeurt door middel van een 'kwaliteitskaart' en bijbehorende 'richtpunten ruimtelijke kwaliteit'.
Kwaliteitskaart, richtpunten en gebiedsprofielen
De provincie geeft richting en ruimte aan een optimale wisselwerking tussen ruimtelijke ontwikkelingen en omgevingskwaliteit. In de gehele provincie, zowel in het stedelijk gebied als in het landelijk gebied, beoogt het kwaliteitsbeleid een 'ja, mits-beleid'; ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit.
Het ruimtelijk kwaliteitsbeleid bestaat uit een viertal kwaliteitskaarten (de laag van de ondergrond, de laag van de cultuur- en natuurlandschappen, de laag van de stedelijke occupatie en de laag van de beleving), samengevat in één integrale kwaliteitskaart, bijbehorende richtpunten en een aantal bepalingen in de verordening. Ontwikkelingen moeten rekening houden met deze richtpunten. De kwaliteiten zijn uitgewerkt in de gebiedsprofielen.
Gebiedsprofiel 'Gouwe Wiericke''
De gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit vormen een uitwerking van de kwaliteitskaart en de richtpunten op gebiedsniveau. Zij zijn opgesteld in samenwerking met regionale partijen en bieden een gebiedsspecifieke handreiking voor het omgaan met ruimtelijke kwaliteit bij ruimtelijke ontwikkelingen.
De provincie Zuid-Holland heeft op 16 december 2014 het gebiedsprofiel 'Hollandse Plassen' opgesteld. In overleg met de regio en de gemeenten zijn de kernkwaliteiten uit de kwaliteitskaart uitgewerkt in het gebiedsprofiel. Het profiel is een gezamenlijk vertrekpunt ten aanzien van de karakteristiek, de ruimtelijke kwaliteit en de ambitie voor dit specifieke gebied. Het profiel verbeeldt en beschrijft wat wordt verstaan onder 'ruimtelijke kwaliteit', welke elementen aan die kwaliteit ten grondslag liggen in relatie tot de kwaliteitskaart en hoe sturing gegeven kan worden aan behoud en ontwikkeling van ruimtelijke kwaliteit.
Gouwe Wiericke heeft een rijk palet aan polders met ieder zijn eigen karakteristieke verkavelingspatroon. Kenmerkend voor Gouwe Wiericke is het samenspel tussen het oorspronkelijke ontginningspatroon en de vervening die onder andere tot het ontstaan van de Reeuwijkse Plassen hebben geleid. De eerste ruimtelijke ambitie voor het palet van polders is behoud van de grote maat. Gouwe Wiericke heeft een open landschap dat op zijn beurt weer deel uitmaakt van het veel grotere geheel van het Groene Hart. Juist de kwaliteit van een uitgestrekt polderlandschap ‘dat eindeloos doorgaat’ moet overeind blijven. Een tweede ruimtelijke ambitie is dat de polders de basis zijn voor nieuwe ontwikkelingen. De karakteristieke poldereenheden met hun verkavelingspatronen en de dijken als heldere randen, moeten behouden worden. Tot slot gaat het om het herkenbaar houden van de vele nuances in het polderpalet: van de waaiervormige verkavelingen tot de rationele droogmakerijen en van veenweides tot veenplassen.
De linten, waaraan de verschillende polders binnen de Gouwe Wiericke ‘hangen’, zijn de structuurdragers van het gebied. Gouwe Wiericke wordt dooraderd door boezemwater en de waterpatronen van de polders met daartussen de opstrekkende verkaveling. De planlocatie ligt in de Noordzijderpolder en de Zuidzijderpolder, van elkaar gescheiden door de Oude Rijn.
Een samenhangende visie op de droogmakerij als geheel in relatie met zijn omgeving is nodig als basis voor de opgaven die spelen. De ambities van het gebiedsprofiel richten zich onder andere op:
- Koesteren van de heldere begrenzing van de droogmakerijen.
- Zichtbaar houden van het hoogteverschil met omliggende veenweidegebied en het boomkwekerijgebied bij Boskoop.
- Zo veel mogelijk concentreren van eventueel nieuwe bebouwing aan de Middelburgseweg en de Zijdeweg zodat het middengebied open blijft.
- Toekomstige ontwikkelingen leveren een bijdrage aan een duurzame waterhuishouding.
- Toekomstige ontwikkelingen houden rekening met de openheid en de typerende opbouw van het gebied.
Het gebiedsprofiel 'Gouwe Wiericke' is voornamelijk opgesteld om bij ontwikkelingen sturing te geven op kwaliteit. Het voorliggende bestemmingsplan neemt uitsluitend de bestaande rechten over. Uitgangspunt van dit bestemmingsplan is dan ook het vastleggen van de aanwezige kwaliteiten van het gebied, hetgeen bijdraagt aan de ambitie van het gebiedsprofiel om de bestaande kwaliteiten te behouden. Het voorliggende bestemmingsplan is daarmee in lijn met het gebiedsprofiel.
Ad. 4 Beleidskeuzes
De provincie heeft 12 provinciale opgaven gedefinieerd, die elk bestaan uit samenhangende beleidskeuzes. Deze beleidskeuzes werken door naar uitvoeringsprogramma's en regels in de verordening.
Een belangrijke opgave in het kader van ruimte en verstedelijking is het zorgen voor een zorgvuldig ruimtegebruik en een compact, samenhangend en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied. In lijn met de maatschappelijke behoefte zet de provincie in op het beter benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied. Indien een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen.
Uitgangspunt van de Ladder is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Nieuwe verstedelijking moet daarom passen in regionale visies, de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit en andere in de visie en verordening aangegeven ruimtelijke kaders. De Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in nationale wet- en regelgeving, zoals beschreven en getoetst in paragraaf 4.1. Toepassing is van provinciaal belang, daarom is in de verordening een verwijzing opgenomen naar de Rijksladder.
Omgevingsverordening Zuid-Holland
De Omgevingsverordening is vastgesteld in samenhang met de Omgevingsvisie en onderliggende programma's. De verordening is vastgesteld met het oogmerk van juridische doorwerking van een deel van het ruimtelijk beleid en bevat daarom regels voor bestemmingsplannen en daarmee gelijkgestelde ruimtelijke plannen. Het document omvat regels over de fysieke leefomgeving op provinciaal niveau, die voorheen waren opgenomen in onder andere de milieuverordening, planologische verordening en ontgrondingenverordening. De verordening gaat gepaard met een 17 kaartbeelden. De relevante kaartbeelden zijn hieronder toegelicht.
Afbeelding 4.1 uitsnede Kaart 15 'Cultureel erfgoed', Omgevingsverordening Zuid-Holland'
Molenbiotoop
Uit de Omgevingsverordening blijkt dat molen 'De Arkduif' is aangemerkt als cultureel erfgoed (kaart 15). De molenbiotoop van deze molen, gelegen aan de Overtocht 45, overlapt een deel van het voorliggende plangebied. Om de windvang van de molen te beschermen is in dit bestemmingsplan de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone – molenbiotoop 400 m' opgenomen. De regeling die hieraan gekoppeld is voorkomt dat er nieuwe bebouwing en beplanting wordt opgericht met een grootte die de vrije windvang en het zicht op de molen beperkt.
Hiertoe moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. binnen een straal van 100 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, wordt geen nieuwe bebouwing opgericht of beplanting aangebracht, hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
- b. binnen een straal van 100 tot 400 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, gelden de volgende hoogtebeperkingen voor bebouwing en beplanting: voor zover dit gebied is gelegen binnen bestaand stads- en dorpsgebied bedraagt de maximale hoogte van bebouwing en beplanting niet meer dan 1/30ste van de afstand tussen bouwwerk en beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek.
Afbeelding 4.2 uitsnede Kaart 3 'Regionale Waterkeringen', Omgevingsverordening Zuid-Holland'
Regionale waterkeringen
Tot slot zijn in de Omgevingsverordening diverse regionale waterkeringen aangeduid (zie afbeelding 4.2), waaronder de Overtocht, Van Tolstraat, Noordstraat en de Vlietkade. Deze waterkeringen zijn in dit bestemmingsplan voorzien van een dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterkering', waarmee de waterkerende functie primair is gesteld ten opzichte van de andere aangegeven bestemmingen.
4.3 Gemeentelijk Beleid
Centrum Bodegraven in cijfers
Bevolkingsopbouw
De gemeente Bodegraven-Reeuwijk had op 1 januari 2021 ruim 35.000 inwoners, waarvan 2.795 inwoners in het centrum wonen.
Afbeelding 4.3: Aantal inwoners buurt Centrum, jaren 2013 tot en met 2020. (bron: www.allecijfers.nl)
Het centrum heeft daarmee een relatief bescheiden rol als woongebied. Van de inwoners van het centrum is 51 % man en 49 % vrouw. Voor wat betreft de verdeling in leeftijdsgroepen valt ruim de helft van de inwoners in het centrum in de leeftijdscategorie tussen de 25 en 65 jaar. De afwijkingen van het landelijke gemiddelde zijn beperkt. De verdeling van leeftijdsgroepen is weergegeven in afbeelding 4.4.
Afbeelding 4.4: Verdeling leeftijdsgroepen Bodegraven Centrum - Nederland (Bron: CBS)
Afbeelding 4.5: verdeling type huishouden Bodegraven centrum – Nederland (bron: CBS)
De gemiddelde huishoudensgrootte in het centrum van Bodegraven is 1,9, dit tegenover een gemiddelde van 2,2 in Nederland. Grafiek 1.2 geeft de verdeling in huishoudens weer. Hieruit blijkt dat het centrum van Bodegraven redelijk past in het landelijk gemiddelde. Het aantal huishoudens met kinderen is iets lager dan het landelijk gemiddelde.
Winkelbestand in het centrum van Bodegraven
Wat betreft het percentage aan leegstand van winkels zit het centrum van Bodegraven op het peil van 2014. Er is sprake van een behoorlijke daling in het aantal winkels over de gehele linie en een stijging op Leisure. Geheel in lijn met landelijke trends. Zie onderstaande grafiek in afbeelding 4.6.
Afbeelding 4.6: verdeling winkelbestand Bodegraven centrum
Bestedingen in het centrum van Bodegraven
Het centrum van Bodegraven heeft iets minder dan 40.000 m2 aan winkelvloeroppervlak. Hieronder vallen ook de horecabedrijven. De oppervlakte aan horeca in het centrum van Bodegraven bedraagt in totaal circa 2.700 m2 (gegevens gebaseerd op het aantal verleende horecavergunningen, exclusief terrassen). Het voorzieningenniveau in het centrum van Bodegraven beperkt zich voornamelijk tot de bewoners van het dorp Bodegraven. Dit heeft deels te maken met de omvang van het grondgebied van de gemeente met relatief veel buitengebied en een aantal dorpen die (ook) georiënteerd zijn op voorzieningencentra buiten de gemeente zoals Gouda, Woerden, Alphen a/d Rijn, Waddinxveen en Oudewater.
In het centrum van Bodegraven worden door de inwoners van de gemeente vooral boodschappen gedaan voor de dagelijkse behoefte. Het percentage bestedingen aan dagelijkse goederen in Bodegraven Centrum ligt een stuk hoger als je de cijfers vergelijkt met het centrum van vergelijkbare gemeente (benchmark). In 2018 werd door de eigen inwoners van de in het centrum van Bodegraven gedane boodschappen, 38 % besteed aan dagelijkse goederen. In een dorpskern met een vergelijkbaar inwonertal bedraagt dit percentage 23 %.
Dit beeld sluit aan bij het scenario waarvoor is gekozen voor het centrum van Bodegraven in de centrumvisie uit 2016: shop & service. Dit betekent een centrum dat zich hoofdzakelijk recht op eigen bewoners richt: focus op boodschappen doen, huiskamergevoel ('knus') en veel gemak.
Afbeelding 4.7: Overzicht dagelijkse bestedingen in Bodegraven Centrum, Bron: KSO, Randstadkoopstromenonderzoek 2018
Toekomstvisie Bodegraven-Reeuwijk
Op 15 december 2021 is door de gemeenteraad van Bodegraven-Reeuwijk de Toekomstvisie Bodegraven-Reeuwijk vastgesteld. De Toekomstvisie geeft aan hoe we onze gemeente in de toekomst zien en hoe we omgaan met de verschillende vraagstukken, ontwikkelingen en ruimtevragers die op ons afkomen. En dat afgezet tegen onze schaarse ruimte. Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de Toekomstvisie een omgevingsvisie.
In de gemeente en in de regio hebben we nu en in de toekomst te maken met verschillende grote opgaven. Daar moeten we goed mee omgaan en ons op voorbereiden. Ook inwoners, organisaties en ondernemers vragen daar aandacht voor. Samengevat zijn dat de volgende zes opgaven, waarop onze toekomstvisie een passend antwoord geeft. We moeten hiermee aan de slag om net zo'n fijne en goede leefomgeving te blijven als nu!
- Klimaatverandering, energie, grondstoffen en de landbouwtransitie
- Stijgend zorggebruik en ongelijke kansen
- Kwaliteit van de leefomgeving wordt steeds belangrijker
- Meer mensen en vraag naar ruimte
- Vraag om een betere samenwerking en andere rolverdeling
- Digitalisering en individualisering, maar ook behoefte aan ontmoeting
De Toekomstvisie is uitgewerkt in deelgebieden. Voor het centrum van Bodegraven is het deelgebied Oude Rijnzone relevant.
Deelgebied Oude Rijnzone
Het oudste gedeelte van Bodegraven bevindt zich aan de noordkant van het water. In de 20e eeuw breidde het dorp zich uit naar het zuiden, richting de snelweg. Bodegraven telt nu zo'n 19.000 inwoners. Het is de grootste kern van de gemeente. Dankzij de gunstige ligging aan de snelweg en aan het spoor, is het een goede vestigingsplaats met meerdere bedrijventerreinen. Bodegraven is van oudsher bekend om de kaashandel. Langs de Oude Rijn vind je nog de oude, karakteristieke kaaspakhuizen waar de kaas vroeger opgeslagen werd. Bodegraven heeft het grootste winkel- en horeca-aanbod van de gemeente, vooral in het centrum.
De komende jaren werken we aan het versterken van de Oude Rijnzone rondom Bodegraven. Als uitvoering van de toekomstvisie en de dorpsvisie. We werken aan:
1) Gezond dorp: ontwikkeling met wonen, bedrijven, recreatie en groen
De vraag naar woningen en ruimte voor bedrijven in Bodegraven is groot. Dat geven inwoners en ondernemers ook duidelijk aan. De woningnood is hoog; lokale bedrijven hebben steeds minder ruimte om zich te ontwikkelen. We willen ruimte creëren voor een flinke groei van het woningaanbod in Bodegraven, met name voor jongeren en ouderen. Lokale bedrijven geven we ruimte om te groeien en zo de werkgelegenheid te behouden. Het gaat met name om kleinschalige bedrijven met meerwaarde voor het dorp.Voor deze ontwikkelingen is in het dorp zelf niet veel ruimte meer. We moeten op zoek naar nieuwe locaties, zoveel mogelijk in de nabijheid van het station en het centrum. Zo versterken we het centrum, de voorzieningen én het OV, en beperken we de druk op de snelwegen en op het open buitengebied. Belangrijk daarbij is het behoud van het dorpse, historische karakter en het toevoegen van voldoende groen en water: een gezonde leefomgeving. De uitstraling en de vitaliteit van het centrum, met de winkels en voorzieningen, is ook een punt van aandacht. Meer groen is gewenst in het centrum en in het dorp, net als meer aandacht voor fietsers en voetgangers.
2) Duurzaam landschap: relatie tussen dorp en landschap versterken
De Oude Rijn is heel belangrijk geweest voor de ontwikkeling van Bodegraven. Het water maakte handel mogelijk. Bovendien is de grond langs de rivier hoger dan het omliggende polderlandschap. Deze kleibodem is van oorsprong goede grond om op te bouwen. De Oude Rijn is nog steeds belangrijk: deze verbindt het dorp met het landschap en is belangrijk voor de recreatie: monumenten,
erfgoed, fiets- en wandelpaden. Bij nieuwe ontwikkelingen van Bodegraven verliezen we de Oude Rijn niet uit het oog. Langs de rivier vind je straks groene recreatieve fiets-,wandel- en vaarroutes naar het buitengebied, monumenten én nieuwe architectuur, nieuwe woningen en bedrijven en het vernieuwde historische centrum als middelpunt. Ook aan de randen van Bodegraven willen we de relatie met het omliggende landschap versterken. Toegankelijke groene plekken dragen bij aan klimaatadaptatie en onze gezondheid.
3) Sterke samenleving: veilige wijken voor iedereen
Ondernemers, verenigingen, kerken, moskee, dorpsteams: in Bodegraven zijn veel betrokken mensen en organisaties actief. In het dorp lopen ook verschillende burgerinitiatieven. Belangrijk voor een sociale toekomst! Inwoners geven aan behoefte te hebben aan verbinding en betrokkenheid tussen mensen.
Visie Bodegraven Centrum
In op 23 november 2016 is de visie voor het centrum van Bodegraven vastgesteld. De uitwerking hiervan in het bestemmingsplan is toegelicht in bijlage 1. Het centrum van Bodegraven heeft een belangrijke economische en maatschappelijke functie. Door de economische crisis moesten de afgelopen jaren diverse winkels de deuren sluiten en zijn woningbouwprojecten niet tot uitvoering gekomen. De grote mate aan leegstand in het centrum zorgt ervoor de de aantrekkelijkheid van het centrum is afgenomen.
Met het aantrekken van de economie ontstaan nieuwe kansen het centrum weer tot bloei te laten komen. De unieke historische bebouwing, de ligging aan de Oude Rijn en het brede aanbod aan voorzieningen maken dat het centrum van Bodegraven veel potentie heeft. De visie heeft als doelstelling om te komen tot een aantrekkelijk en toekomstbestendig centrum. De visie gaat gepaard met een dynamische uitvoeringsagenda met acties op zowel korte als middellange termijn.
De visie is opgebouwd aan de hand van drie overkoepelende thema's, die beknopt worden toegelicht:
- 1. Winkelgebied
- 2. Verblijfskwaliteit
- 3. Organisatiestructuur
Winkelgebied
De gemeente heeft ervoor gekozen om te sturen op een compacter winkelgebied, zodat een aantrekkelijker en toekomstbestendig centrum kan worden gerealiseerd. Dit betekent winkels zoveel mogelijk concentreren in het winkelgebied en daarnaast het omzetten van (voormalige) winkelpanden naar woningen of andere binnen het gebied passende functies. De rol van de gemeente is het bieden van duidelijke kaders zodat ondernemers en pandeigenaren gericht tot plannen kunnen komen die bijdragen aan een aantrekkelijk en economisch vitaal centrum. Hiermee moet leegstand en verpaupering worden bestreden en in de toekomst worden voorkomen.
Om resultaat te bereiken zal de gemeente toekomstige leegstaande panden buiten het winkelgebied met een detailhandelsbestemming herbestemmen naar een andere passende functie. Zo wordt voorkomen dat nieuwe detailhandel zich buiten het winkelgebied vestigt. Per casus worden de mogelijkheden in kaart gebracht voor nieuwe functies of ontwikkelingen. Dit is maatwerk en telkens moet worden onderzocht op welke wijze de eigenaar gefaciliteerd kan worden. Belangrijk hierin is een flexibele opstelling en het bieden van reëel perspectief voor een pandeigenaar. Het gesprek aangaan met een pandeigenaar vormt hierbij de basis.
Voorliggend bestemmingsplan is één van de juridische instrumenten om te sturen op de gewenste functies in het centrum. Daarnaast hout het plan rekening met mogelijkheden tot herontwikkeling.
Verblijfskwaliteit
Vanuit het rapport van De Nieuwe Winkelstraat (DNWS) is voor Bodegraven aanbevolen om het concept van Service & Shop verder gestalte te geven. Een gemakscentrum met karakter, een plek om wat langer naar toe te gaan. Het centrum dient een huiskamergevoel uit te stralen voor de eigen inwoners: veel gemak, goede bereikbaarheid, comfort (bankjes, kindvriendelijk etc.) en allerlei diensten om het verblijf zo vertrouwd, comfortabel en gemakkelijk mogelijk te maken.
Daarnaast kenmerkt het centrum zich door een aantal unieke elementen, zoals de Oude Rijn, de Rijnkadehaven, het Raadhuisplein en de Oude Markt. Deze bieden kansen en kunnen beter benut worden. Ook wat betreft parkeren en verkeer kunnen verbeteringen worden doorgevoerd.
Organisatiestructuur
Een goede samenwerking tussen gemeente, ondernemers en vastgoedeigenaren is een randvoorwaarde om gestelde doelen te verwezenlijken. Door een goede organisatiestructuur neer te zetten kunnen belangen een plek krijgen en kunnen gezamenlijk acties worden uitgevoerd en continuïteit gewaarborgd.
Welstandsbeleid
Het welstandsbeleid van de voormalige gemeenten Bodegraven en Reeuwijk is in 2016 geïntegreerd en waar nodig geactualiseerd. Met de herziening van 2016 heeft de gemeente het welstandsbeleid gedereguleerd, vereenvoudigd en afgestemd op de beleving van de inwoners en bedrijven. Dit sluit aan bij de wens voor een praktische, goed leesbare en uitnodigende nota, die consistent is met ander ruimtelijk beleid. De welstandsnota is door de gemeenteraad op 15 augustus 2017 vastgesteld.
Doel van de welstandstoets is het behartigen van het publieke belang door de lokale overheid, waarbij de individuele vrijheid van de burger of ondernemer wordt afgewogen tegen het aanzien van hun omgeving als algemene waarde. Met de verschijningsvorm van een bouwwerk wordt iedere voorbijganger geconfronteerd. Het beleid is opgesteld vanuit de gedachte dat welstand een bijdrage levert aan de totstandkoming en het beheer van een aantrekkelijke bebouwde omgeving. Gemeentelijk welstandsbeleid vormt het beoordelingskader voor deze welstandstoets, en bevat zodoende criteria voor het bespreken en beoordelen van ruimtelijke plannen.
Het welstandsbeleid van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk heeft als doel om het gemeentelijk welstandstoezicht helder onder woorden te brengen, en op een effectieve en controleerbare wijze in te richten. Op die manier zijn aanvragers door middel van de welstandsnota vroegtijdig op de hoogte van de aspecten die een rol spelen bij de welstandsbeoordeling. Het welstandsbeleid geeft de gemeente de mogelijkheid om cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden een rol te geven bij de ontwikkeling en beoordeling van bouwplannen.
In de welstandsnota is de gemeente Bodegraven-Reeuwijk onderverdeeld in meerdere welstandsgebieden, bijvoorbeeld (historische) dorpskernen, landelijk gebied, woongebieden en bedrijventerreinen. Per gebied zijn welstandscriteria opgesteld met het daarbij behorende beoordelingsniveau. Er zijn vier beoordelingsniveaus: 'bijzonder', 'gewoon', 'soepel' en 'vrij'. Zo wordt bij het niveau 'soepel' veel ruimte geboden voor bouwen en verbouwen (bijvoorbeeld in woonwijken en op bedrijventerreinen). Bij gebieden met het niveau 'bijzonder', zoals historische dorpskernen en het plassengebied worden juist hogere kwaliteitseisen gesteld om het aanwezige, karakteristieke beeld te behouden. Een vrij welstandsbeleid is overigens enkel van toepassing voor volkstuincomplexen. Deze komen niet voor in dit bestemmingsplangebied.
Evenementenbeleid
Het evenementenbeleid voorziet in randvoorwaarden voor het organiseren van evenementen en recreatieve activiteiten. Daarnaast dient het kaders te creëren die voor organisatoren helder maken welke mogelijkheden er zijn binnen de gemeente. De doorwerking van het evenementenbeleid in voorliggend plan is nader toegelicht onder hoofdstuk 5 en in hoofdstuk 8.
Parkeerbeleid
Parkeren is een belangrijk aspect bij nieuwe ontwikkelingen in het centrum van Bodegraven. Het gemeentelijk parkeerbeleid wordt momenteel herzien. Uitgangspunt is dat het beleid nieuwe ontwikkelingen in het centrum beter faciliteert door niet alleen normen te stellen maar ook mogelijkheden biedt voor maatwerk. De Nota Parkeren maakt, via de dynamische verwijzing in de regels, onderdeel uit het bestemmingsplan. Dat betekent ook dat het parkeerbeleid in rechterlijke procedures getoetst wordt op redelijkheid.
Beeldkwaliteiten waarde karakteristiek
Een goede beeldkwaliteit voor het dorpshart van Bodegraven draagt bij aan een aantrekkelijk centrum. De openbare ruimte in het centrum draagt bij aan de ruimtelijk identiteit van Bodegraven. Deels gaat het om een reeks van historische gebouwen, deels gaat het om de ruimtelijke opbouw van het gebied. Naast aandacht voor individuele gebouwen met een cultuur-historische aanduiding is het daarom van belang oog te hebben voor de samenhang tussen gebouwen en openbare ruimte. Dit is nader uitgewerkt door voorwaarden te stellen aan de beeldkwaliteit.
Beeldkwaliteit geldt ook voor het winkelgebied. Veranderingen op de begane grond, de plint, hebben op diverse plekken de samenhang met de bouwlagen daarboven aangetast. Voorwaarden voor verbetering van de beeldkwaliteit zijn:
- Herstellen van de oorspronkelijke (voor)gevel die door onsamenhangende ingrepen in het verleden op veel plaatsen is aangetast;
- Opknappen van panden als gevolg van achterstallig onderhoud als gevolg van langdurige leegstand;
- Geen medewerking verlenen aan uitbundige reclame-uitingen en rommelige uitstallingen van verkoopwaar op straat vanwege het veroorzaken van een onrustig straatbeeld.
Het bestemmingsplan kan aan deze doelstellingen een bijdrage leveren. In relevante bestemmingen, vooral (Verkeer-verblijfsgebied) zullen uitstallingen voor verkoop niet rechtstreeks worden toegestaan. Tevens zullen luifels / overkappingen aan de straatzijde bij winkelpanden niet rechtstreeks worden toegestaan. In de welstandsnota zijn criteria opgenomen voor reclame-uitingen: o.a. afstemmen op de architectuur van de gevel, één reclame vlak aangebracht tegen de gevel, lichtreclame ingetogen uitvoeren.
Specifieke regeling voor gebied Oude Markt/Kerkstraat
De regeling in het bestemmingsplan richt zich qua beeldkwaliteit specifiek op de omgeving van de Oude markt / Kerkstraat. Dit gebied vertoont een samenhangende beeldkwaliteit in de kleinschalige opbouw en diversiteit aan bebouwing waaronder kaaspakhuizen. Voor dit gebied is op de verbeelding van het bestemmingsplan een waarde 'karakteristiek' opgenomen. Het dorpsplein met de centraal gelegen Dorpskerk is, vanuit uit cultuur-historisch oogpunt, het meest waardevolle deel van Bodegraven. Bewoners beleven dit ook zo.
Bij voorwaarden die worden gesteld aan beeldkwaliteit in het gebied rondom de Oude Markt gaat het om aspecten als:
- de positionering van de gevels op de voorrooilijn,
- de kap als dakvorm,
- een overwegend gebruik van baksteen als hoofdmateriaal,
- de directe oriëntatie van voordeuren aan de straat (actieve plint),
- de gevelopbouw met ramen en deuren
- de kleinschalige korrel van de gebouwen en de kavels (maat, volume, vorm),
- de inpasbaarheid van een parkeeroplossing.
Speciale aandacht gaat uit naar het winkelgebied. Uitgangspunten voor verbetering van de beeldkwaliteit zijn:
- Herstellen van de oorspronkelijke (voor)gevel die door onsamenhangende ingrepen in het verleden op veel plaatsen is aangetast;
- Opknappen van panden als gevolg van achterstallig onderhoud als gevolg van langdurige leegstand.
Deze aspecten zijn belangrijk om de beeldkwaliteit te behouden en te verbeteren. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wordt dit ook meegegeven aan en besproken met de initiatiefnemers. Het gaat te ver om alle hierboven genoemde aandachtspunten als regel op te nemen in het bestemmingsplan. Voor twee aspecten zijn regels in het bestemmingsplan opgenomen.
Verwerking in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan is voor het gebied Oude Markt / Kerkstraat een waarde 'karakteristiek' opgenomen. Het betreft het gebied afgebakend door de Kerkstraat – Marktstraat – Raadhuisplein – Nieuwe Markt - Burg. Vonk – Oude Markt en de Oude Rijn (afbeelding 4.8).
Afbeelding 4.8: gebied met waarde 'Karakteristiek'
Voor het deel van het plangebied waaraan deze waarde is toegekend zijn twee regels opgenomen:
- 1. Het is niet toegestaan hoofdgebouwen te slopen zonder toestemming van burgemeester en wethouders. Het gaat daarbij niet alleen om panden met een cultuur-historische aanduiding maar om het geheel aan bebouwing. Het doel is de uitstraling van de totale bebouwing (de ensemblewaarde) te behouden.
- 2. Gebouwen dienen in de voorgevelrooilijn te worden gebouwd. De voorgevelrooilijn is met een aanduiding opgenomen op de verbeelding. Het doel is om de bestaande gevellijn te houden. Terugliggende bebouwing tast het gevelbeeld aan.
Stedenbouwkundige visie met Beeldkwaliteit
De raad van de (voormalige) gemeente Bodegraven heeft op 20 mei 2010 de Stedenbouwkundige visie met Beeldkwaliteit vastgesteld. De identiteit van het gebied wordt bepaald door het gebieds-DNA: de specifieke ruimtelijke kenmerken die het gebied rondom Bodegraven typeren.
De hoofdstructuur van Bodegraven wordt gevormd door de dragers en de geledingen. De dragers in noord-zuid richting vinden hun oorsprong in de opstrekkende verkaveling loodrecht op de Oude Rijn. De geledingen in oost-west richting vormen de overgangen tussen de verschillende wijken en buurten in Bodegraven. Zowel de dragers als de geledingen dragen bij aan de hoofdstructuur van het dorp. De identiteit wordt bepaald door de typerende groenstructuur, waterstructuur en infrastructuur en de karakteristieke bebouwing, ook wel genoemd: de groene, blauwe, grijze en rode dragers.
De kaders van de stedenbouwkundige visie worden gevormd door de in de kern van Bodegraven beoogde ruimtelijke en functionele structuur. Een van de onderdelen van de stedenbouwkundige visie heeft betrekking op het versterken van de identiteit van het centrum van Bodegraven.
Identiteit van het centrum van Bodegraven
Hogere bebouwing, waaronder wordt verstaan, hoger dan 2 bouwlagen met een kap, kan worden ingezet als accent ten behoeve van de oriëntatie in het dorp. Voorwaarde is het respecteren en versterken van het historische karakter van Bodegraven. Door hoger te bouwen kunnen voor bepaalde doelgroepen aantrekkelijke woon- en werkmilieus met goede parkeeroplossingen en kan hoogwaardige openbare ruimte worden gerealiseerd. Hoger bouwen kan leiden tot hoogwaardig en efficiënt gebruik van de schaarse ruimte. Het kan echter ook leiden tot hinder voor omwonenden en een onwenselijke aantasting van het beeld. Het onderwerp 'bouwhoogten', betreft nadrukkelijk niet alleen 'hoogbouwontwikkeling': het grotendeels transformeren van de ruimtelijke structuur, het gaat ook om 'optoppen': het toevoegen van een of twee bouwlagen aan de bebouwing. Hoogbouw en optoppen tezamen kunnen leiden tot een ongewenste 'verrommeling' van de kern als geheel.
Afbeelding 4.9: Illustratie uit de Stedenbouwkundige visie met Beeldkwaliteit
Andere aandachtspunten in het centrum zijn:
- het betrekken van de Romeinse Limes bij ontwikkelingen in het centrum;
- het versterken van de as Raadhuisplein-Station;
- 'wonen en werken aan het water' te stimuleren door meervoudig ruimtegebruik. Dit biedt ruimte om, mits dit inpasbaar is, voor hoofdfuncties gericht op de Oude Rijn om de beleving vanaf het water te verstrekken: niet alleen zicht op achterkantsituaties en ondergeschikte bebouwing (schuurtjes) en gebruik (opslag);
- de oude verkavelingstructuur van de Spoorstraat en Nieuwstraat oppakken bij nieuwe ontwikkelingen
- de relaties leggen tussen de verschillende verblijfsgebieden (met name de pleinen) in het centrum en de pleinen verbijzonderen;
- in de openbare ruimte onderscheid maken in de dragers en geledingen: dragers in rode (gebakken) klinkers en geledingen in grijze (gebakken) klinkers uitvoeren;
- aandacht voor kaaspakhuizen: Bodegraven en kaas zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De wekelijkse kaasmarkt die meer dan 120 jaar midden in het dorp gehouden werd, is daar de oorzaak van. Ook de karakteristieke kaaspakhuizen herinneren aan de kaashandel. In de loop der tijd zijn veel van deze pakhuizen afgebroken of is de functie van het gebouw veranderd waardoor de herkenbaarheid van Bodegraven als centrum van de kaashandel afneemt en daarmee ook de identiteit. Herontwikkeling en functieverandering van de kaaspakhuizen kan hier verandering in brengen.
Het bestemmingsplan kan aan deze doelstellingen een bijdrage leveren. Cultuurhistorische bebouwing en archeologische waarden worden als zodanig aangeduid op de verbeelding en voorzien van een juridische regeling voor behoud en herstel van de unieke karakteristiek. Daarbij geeft het bestemmingsplan door middel van diverse gemengde bestemmingen richting aan de wenselijke functies in diverse deelgebieden (zie hoofdstuk 2.3).
4.4 Waterschapsbeleid
Het plangebied is voor wat betreft water in beheer bij twee hoogheemraadschappen. Ten noorden van de Oude Rijn val het plangebied onder beheer van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Ten zuiden van de Oude Rijn onder het Hoogheemraadschap van Rijnland (zie afbeelding 4.10).
Afbeelding 4.10.: overzichtskaart beheersgebieden Hoogheemraadschap Rijnland en De Stichtse Rijnlanden
Hoogheemraadschap van Rijnland
Taken en bevoegdheden van Rijnland als waterbeheerder
Het Hoogheemraadschap van Rijnland is in het plangebied het bevoegd gezag voor het beheer van waterkeringen, oppervlaktewater en (ondiep) grondwater. De drie hoofddoelen van dit beheer zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water.
Wat betreft de veiligheid is het cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Voor voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten en te beheren. Daarbij wil Rijnland dat watergangen en kunstwerken, zoals gemalen, duikers en stuwen, op orde zijn en toekomstbestendig worden gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering.
Rijnlands taken en bevoegdheden op het gebied van gezond water betreffen het zuiveren van afvalwater en het reguleren van lozingen op oppervlaktewater. Europese regelgeving (de Kaderrichtlijn Water) is hierbij kaderstellend. Het voorkómen van verontreiniging en een goede inrichting van oppervlaktewateren dragen in belangrijke mate bij aan gezond water. Met het oog op het zuiveren van afvalwater beheert Rijnland rioolgemalen, persleidingen en zuiveringsinstallaties.
In het Waterbeheersplan (WBP5) geeft Rijnland richting aan het waterbeheer in de periode 2016 – 2021. Dit is een uitwerking van het coalitieakkoord (2015), waarin het bestuur van Rijnland de koers voor de komende jaren heeft uitgezet. In maart 2016 is het WBP5 vastgesteld (zie http://www.rijnland.net/plannen/waterbeheerplan) In het proces van ruimtelijke planvorming heeft Rijnland een adviserende rol. In de uitvoerings- en beheersfase van ruimtelijke plannen heeft Rijnland een regelgevende rol.
Keur en beleidsregels
Op grond van de Waterwet is Rijnland als waterschap bevoegd via een eigen verordening, de Keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beïnvloeden. Denk hierbij aan handelingen in of nabij:
- waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden);
- watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken);
- andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen);
- de bodem van kwelgevoelige gebieden.
Maar ook aan:
- onttrekken en lozen van grondwater;
- aanbrengen van verhard oppervlak.
Per 1 juli 2015 is een nieuwe Keur in werking getreden met daarbij horende uitvoeringsregels. De Keur gaat uit van een “ja, tenzij” benadering; handelingen met een klein risico vallen onder de zorgplicht en kunnen zonder vergunning of melding worden uitgevoerd. Voor handelingen met een groter risico of in expliciet benoemde situaties zijn er algemene regels met voorwaarden van kracht of is een watervergunning vereist (zie http://www.rijnland.net/regels/keur-en-uitvoeringsregels)
De Keur vermeldt expliciet welke handelingen vergunningplichtig zijn en welke aan algemene regels of aan de zorgplicht moeten voldoen. Raadpleeg daarvoor de vergunningencheck via www.rijnland.net.
Hemelwater
Indien een toename van het verhard oppervlak plaats vindt, dient de initiatiefnemer een oppervlak ter grootte van minimaal 15% van het nieuw aan te leggen verhard oppervlak te reserveren voor extra open water. Het nieuwe open water moet aangesloten worden op het bestaande watersysteem. Uitgangspunt is dat de aanleg van verhard oppervlak geen negatieve gevolgen mag hebben op het watersysteem.
In overleg met het hoogheemraadschap is het mogelijk om de compensatie-eis voor verhard oppervlak te verminderen door alternatieve maatregelen toe te passen.
Riolering en afkoppelen
Voor zover het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is het van belang dat er met Rijnland afstemming plaatsvindt over het omgaan met afvalwater en hemelwater. Overeenkomstig het rijksbeleid gaat Rijnland uit van een voorkeursvolgorde voor de omgang met deze waterstromen. Deze houdt in dat allereerst geprobeerd moet worden het ontstaan van (verontreinigd) afvalwater te voorkomen, bijv. door het toepassen van niet uitlogende bouwmaterialen en het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en chemische onkruidbestrijding. Vervolgens is het streven vuil water te scheiden van schoon water, bijvoorbeeld door het afkoppelen van hemelwaterafvoeren van gemengde rioolstelsels. De laatste stap in de voorkeursvolgorde is het zuiveren van het afvalwater. De doelmatigheid daarvan wordt vergroot door het scheiden van de schone en de vuile stromen.
De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP), waarin de uiteindelijke afweging wordt gemaakt en waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal staat.
Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden
In bestemmingsplannen dient aandacht te worden besteed aan het aspect waterhuishouding. Hiervoor dient de 'watertoets' te worden doorlopen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke plannen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied deels ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Waterschapsbeleid: Waterkoers 2016-2021
Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden heeft haar ambities en langetermijnvisie vastgelegd in het waterbeheerplan Waterkoers 2016–2021 (http://www.waterschaponline.nl/hdsr/). De Waterkoers is een koersdocument om te sturen op hoofdlijnen met als overkoepelende doel 'Samen werken aan een veilige, gezonde en prettige leefomgeving'. In de Waterkoers wordt op een niet-planmatige manier over het waterschapswerk gesproken. Waterschapswerk is hierbij breder dan enkel beheer van water.
Water is een belangrijke pijler van een veilige, gezonde en prettige leefomgeving. Vanuit die achtergrond werkt Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden samen met de ruimtelijke ordening aan bescherming tegen overstromingen, een gezond grond- en oppervlaktewatersysteem en het zuiveren van afvalwater.
Voor ruimtelijke ontwikkelingen geldt het principe van ruimtelijke adaptatie (Deltabeslissing, www.ruimtelijkeadaptatie.nl):
- De bebouwde omgeving is in 2050 nog steeds aantrekkelijk om te leven;
- Uiterlijk in 2020 zijn ruimtelijke ingrepen klimaatbestendig opgebouwd en getoetst.
Het minimale uitgangspunt voor planontwikkelingen is dat het plan hydrologisch neutraal moet worden ontwikkeld met als doel geen gevolgen voor de waterveiligheid, het grond- en oppervlaktewater en de waterkwaliteit en ecologie. Daarmee wordt geborgd dat de ontwikkeling van het gebied met betrekking tot wateraspecten duurzaam is.
Ruimtelijke adaptatie
Het klimaat verandert: Hogere temperaturen, een sneller stijgende zeespiegel, nattere winters, heftigere buien en kans op drogere zomers. Daar moeten we ook volgens het KNMI, in de toekomst in Nederland rekening mee houden. De verwachting van het KNMI is dat het klimaat in Nederland in 2050 ongeveer overeen zal komen met het huidige klimaat in Zuid-Frankrijk. Maar ook nu al is de klimaatverandering merkbaar.
Extreme neerslag, droogte en hitte kunnen leiden tot maatschappelijke ontwrichting. Dit geeft aanleiding om aanpassing van de inrichting van de bebouwde omgeving aan het veranderende klimaat te agenderen en aan te werken. Dit beleid is in 2015 vastgelegd in de Deltabeslissing voor Nederland. In de deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie heeft het Deltaprogramma voorstellen opgenomen om de ruimtelijke inrichting van Nederland klimaatbestendig en waterrobuust te maken. Alle overheden en marktpartijen zijn daar samen verantwoordelijk voor.
Klimaatverandering heeft effecten op grote schaal maar ook op de kleine schaal van een stad. Door de toenemende hoeveelheid verharding in steden wordt het steeds moeilijker om water makkelijk weg te krijgen.
Keur en uitvoeringsregels
Per 1 mei 2019 is de nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe beleidsregels. In de Keur Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2018 staan verboden en geboden die betrekking hebben op oppervlaktewaterlichamen, waterkeringen en grondwater. Ten opzichte van de vorige Keur is de Keur 2018 een 'ja, mits-Keur' waarin het Hoogheemraadschap er vanuit gaat dat mensen die plannen maken voor op of aan het water, daar verantwoordelijk mee om gaan. Dit nieuwe principe betekent overigens niet dat alles is toegestaan. Het blijft nodig om regels te stellen voor het beschermen van onder andere waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken (waaronder stuwen en gemalen). Dit om schade aan dijken en oevers te voorkomen. Maar ook zijn er regels ter voorkoming van wateroverlast, watertekort en problemen bij afvoer en onderhoud in dit oppervlaktewater.
Voor oppervlakken tot 500 m² in stedelijk gebied en 1.000 m² in niet stedelijk gebied gelden algemene regels (zie Algemene regels Keur nr.14). Wordt er nieuwe verharding of uitbreiding van bestaande verharding aangebracht boven de gestelde ondergrens (500 m² in stedelijk gebied en 1.000 m² in niet stedelijk gebied), moeten er compenserende maatregelen worden getroffen. In de watervergunning worden hierover voorwaarden opgenomen. De algemene richtlijn is dat er 15% van de toename aan verhard oppervlak gecompenseerd wordt, door het graven van extra waterberging. Plannen waarbij de toename aan verhard oppervlak onder de grenswaarden blijft, of waarbij het verhard oppervlak afneemt hebben geen compensatieplicht. Indien het nieuw aan te leggen verhard oppervlak meer dan 10.000 m² bedraagt, moeten afspraken worden gemaakt met het waterschap over de maatwerkberekening van de noodzakelijke compensatie.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel.
Toekomstige ontwikkelingen
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet vergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.
Vanwege de consoliderende aard van het bestemmingsplan en het feit dat deze niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen, wordt de waterhuishouding niet verstoord. Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Voor de onderhavige woningbouw is dan ook een ontheffing noodzakelijk. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Water en Waterstaat in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen.
Hoofdstuk 5 Leefomgeving
5.1 Inleiding
In dit bestemmingsplan is waar mogelijk geanticipeerd op de principes van de Omgevingswet (Ow). Dit komt onder andere naar voren bij een meer integrale afwijking van belangen die verder reiken dan het begrip een goede ruimtelijke ordening en het anticiperen op klimaatadapatie. Gedurende het bestemmingsplan proces is gebleken dat een dichtbebouwd gebouw als het centrum van Bodegraven met weinig nieuwe ontwikkelingen beperkt ruimte biedt voor een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. De principes van de omgevingswet zijn: minder toetsen aan landelijke sectorale regelgeving, meer afwegen van verschillende belangen in de leefomgeving, met het oog op de maatschappelijke doelen van de wet:
"Deze wet is, met het oog op duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu gericht op het in onderlinge samenhang:
- a. bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, ook vanwege de intrinsieke waarde van de natuur, en
- b. doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften." (Omgevingswet, Art. 1.3)
Daarom kent dit hoofdstuk van de toelichting een andere indeling dan bij een traditioneel bestemmingsplan. Er is nog steeds een paragraaf per aspect (geluid, bodem, enz.), maar deze paragrafen vallen nu onder thema's die overeenkomen met één van de hierboven genoemde maatschappelijke doelen:
- 5.2 Thema Omgevingskwaliteit – gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit
- 5.3 Thema Veiligheid - Waarborgen van de veiligheid
- 5.4 Thema Erfgoed – Beschermen en beheren van ons materieel erfgoed
- 5.5 Thema Natuur – Beschermen van de intrinsieke waarde van de natuur
- 5.6 Thema Klimaatadaptatie - met een veranderend klimaat wordt het een uitdaging om het land ook op termijn bewoonbaar te houden
- 5.7 Thema Energietransitie – een belangrijke voorwaarde voor duurzame ontwikkeling
Tenslotte is er een bespreking van procedurele aspecten van een bestemmingsplan, zoals milieueffectrapportage.
Per thema kent het hoofdstuk de volgende opbouw:
- 1. Beschrijving huidige situatie plangebied
- 2. Kaders en beleidsdoelen (zowel voor dit gebied als algemeen)
- 3. Beschrijving gewenste situatie plangebied
- 4. Verwerking in het bestemmingsplan
Deze opbouw is deels gebaseerd op het stappenplan dat ten grondslag ligt aan de staalkaarten omgevingsplan van de VNG. Deze staalkaarten zijn een handreiking hoe een omgevingsplan kan worden opgesteld. Tenslotte volgt een hoofdstuk waarin toelichting staat op de procedurele aspecten, zoals de vraag of een milieueffectrapport nodig is.
Afbeelding 5.1: Stappenplan
Omdat de Ow nog niet in werking is bij de vaststelling van dit bestemmingsplan, geldt de wetgeving van vóór de Ow als juridisch kader. Bij inwerkingtreding van de Ow, gaat dit bestemmingsplan van rechtswege op in het omgevingsplan (tijdelijke deel). Het omgevingsplan moet uiterlijk 2030 geheel voldoen aan het juridisch kader van de Ow. Dit betekent dat het omgevingsplan, dus ook de regeling voor het centrum van Bodegraven, op onderdelen moet worden herzien om aan de Ow te voldoen.
5.2 Gezondheid En Omgevingskwaliteit
Doelen van de Ow zijn een gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Hieronder vallen aspecten als geluidhinder, luchtverontreiniging, geurhinder, trillingen en bodemverontreiniging. Deze aspecten hebben ook gevolgen voor een doelmatig beheer en gebruik van de leefomgeving, een ander doel van de Ow.
5.2.1 Beschrijving huidige situatie plangebied
Verschillende bronnen zijn van invloed op de gezondheid en omgevingskwaliteit:
- Weg en spoor (geluidhinder en luchtverontreiniging)
- Bedrijven en andere activiteiten die op een vaste locatie gebeuren
- Evenementen en terrassen
- Bodemverontreiniging
Weg en spoor
Wegverkeerslawaai
Onderstaand is de gecumuleerde geluidsbelasting van alle wegen in het plangebied weergegeven. Dit geeft een eerste indruk van de geluidsbelasting in het gebied. De contouren zijn berekend op 1,5 meter hoogte, dit is maatgevend.
Afbeelding 5.2: Gecumuleerde geluidsbelasting wegen
Spoorweglawaai
In afbeelding 5.3 is de geluidsbelasting ten gevolge van de spoorlijn in het plangebied weergegeven. Dit geeft een eerste indruk van de geluidsbelasting in het gebied. De contouren zijn berekend op 1,5 meter hoogte, dit is maatgevend.
Afbeelding 5.3: Geluidsbelasting spoorlijn
Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit samen met de AMvB "Niet in betekenende mate bijdragen" (NIBM), de ministeriele regeling NIBM, de ministeriele regeling Projectsaldering en de ministeriele regeling Beoordeling luchtkwaliteit in werking getreden.
Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging, hoeven volgens de nieuwe wet niet meer afzonderlijk getoetst te worden aan de grenswaarden voor de buitenlucht. Het Besluit NIBM omschrijft het begrip nader: een project dat minder dan 3% van de grenswaarden bijdraagt is NIBM. Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor fijn stof en NO2. Voor woningbouw ligt de 3%-grens op 1.500 woningen.
Vanuit een goede ruimtelijke ordening is het wel zinvol om inzicht te hebben in de luchtkwaliteit om te beoordelen of de toekomstige bewoners niet worden blootgesteld aan te hoge concentraties luchtvervuiling. De grenswaarden voor de jaargemiddelde concentraties van zowel NO2 als PM10 bedragen 40 µg/m3. Ook voor PM2,5 geldt 25 µg/m3 als grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie. Deze concentraties worden niet overschreden.
Derhalve kan worden geconcludeerd dat uit het oogpunt van de 'Wet luchtkwaliteit' er geen belemmeringen zijn voor de realisatie van het plan.
Bedrijven
In het centrum van Bodegraven zijn allerlei activiteiten aanwezig, die hinder kunnen veroorzaken voor de leefomgeving. Het gaat om o.a. winkels, horeca, een dansschool en een aantal bedrijven. Maar ook een kinderboerderij en een schoolplein, die naast plezier ook geluid en geurhinder kunnen veroorzaken.
Aan de rand van het plangebied, langs de Overtocht en de Doortocht, ligt een aantal bedrijfspercelen. Dit is het restant van het bedrijventerrein Doortocht/Overtocht, dat stapsgewijs wordt omgezet naar een meer gemengd gebied.
Afbeelding 5.4: Overzicht bedrijven en wonen, Doortocht en Overtocht. De cijfers staan hieronder toegelicht.
Aan de Doortocht/Overtocht zijn de volgende bedrijven gevestigd:
- 1. Versluysterrein. Dit staat nu grotendeels leeg, afgezien van verhuurde garageboxen. De locatie wacht op herontwikkeling.
- 2. Brouwerij De Molen. Deze ambachtelijke brouwerij is de laatste jaren een aantal keer uitgebreid. Ook is een bezoekerscentrum toegevoegd. Omdat een brouwerij niet in het huidige, verouderde bestemmingsplan past is elke uitbreiding met een aparte omgevingsvergunning mogelijk gemaakt. Daarbij is de verwachte geluid- en geurbelasting berekend.
- 3. Bedrijvenunits Doortocht. In deze eenheden zijn kleine ambachtelijke bedrijven en detailhandel gevestigd
- 4. Rioolgemaal (buiten plangebied)
In het gebied zijn ook de volgende woningbouwontwikkelingen aanwezig:
- 5. Welkooplocatie (buiten plangebied). Hiervoor wordt in een aparte procedure de bestemming gewijzigd naar wonen.
- 6. Hart van Bodegraven (voormalig terrein Slachterij Domburg, buiten plangebied) – Hier worden nu woningen gebouwd volgens een bestemmingsplan uit 2013 en 2018.
Vanwege de ontwikkeling van het Hart van Bodegraven zijn voor een aantal bedrijven maatwerkvoorschriften vastgesteld op grond van de Wet milieubeheer. Hierdoor kunnen zij meer geluid maken op de nieuwe woningen zonder in overtreding te zijn. Deze maatwerkvoorschriften zijn gebaseerd op de beleidsregel “Geluidsbeleid bedrijven Doortocht 2018” die door B&W is vastgesteld.
Elders in het plangebied zijn enkele losse bedrijven gelegen tussen andere bestemmingen. Dit is vooral in de Nieuwstraat.
Evenementen en terrassen
Voor het organiseren van evenementen in Bodegraven-Reeuwijk geldt de Algemene plaatselijke verordening. In de meeste gevallen is een evenementenvergunning nodig tenzij het om een kleinschalig evenement gaat. Bij vergunningverlening wordt getoetst aan het dan geldende evenementenbeleid. In aanvulling hierop is ook de Oude Markt aangewezen als evenementenlocatie. Alle evenementen worden één keer per jaar geïnventariseerd door middel van een evenementenkalender waarop evenementen worden aangemeld. Een aanmelding kan niet worden gezien als een aanvraag maar kan meespelen bij de toewijzing van locaties en werkt volgens het principe wie het eerst komt wie het eerst maalt.
Er geldt nog een bijzondere categorie evenementen zoals kermissen, circussen en braderieën. Hieraan zijn regels gesteld omtrent de frequentie in de vorm van een maximumstelsel.
In de Algemene plaatselijke verordening Bodegraven – Reeuwijk geldt een vergunningplicht voor het exploiteren van openbare inrichtingen. Terrassen worden als onderdeel daarvan gezien. Op dit moment kunnen terrassen niet zonder meer in het centrum worden ingericht, hiervoor is een exploitatievergunning nodig.
Bodemverontreiniging en ruimtelijke ontwikkelingen
Het bestemmingsplan “Bodegraven Centrum 2022” is grotendeels een conserverend bestemmingsplan zonder nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Voor de oude Welkoop locatie aan de Doortocht 1 wordt een apart bestemmingsplan opgesteld voor het woningbouwplan. Deze locatie maakt dan ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan Bodegraven Centrum 2022. Ook voor het Versluysterrein bestaan plannen voor woningbouw. Deze plannen zijn op dit moment nog in een verkennende fase waardoor voor deze locatie het bestaande gebruik, te weten bedrijventerrein, wordt gehandhaafd. Ook voor het perceel Van Tolstraat 25-29 wordt onderzocht of woningbouw mogelijk is. Op dit moment is er nog geen duidelijkheid over de (financiële) uitvoerbaarheid van het plan. Met betrekking tot de bodemkwaliteit is het daarom van belang om te bepalen of er knelpunten zijn met betrekking tot de huidige functie van het plangebied.
Uit de inventarisatie blijkt dat er geen directe vervolgactie op het gebied van de bodem dient te worden uitgevoerd ten behoeve van het bestemmingsplan.
In verband met de diffuse bodemverontreiniging in de oude lintbebouwing in het centrum (zone 1C) wordt uit voorzorg geadviseerd een moestuin op een halve meter (schone) teelaarde aan te leggen. Er is nog geen reden om deze maatregel via de planregels voor te schrijven. Voor het overige plangebied zijn geen beperkingen ten aanzien van het huidige gebruik.
5.2.2 Kaders en beleidsdoelen voor het plan
Weg en spoor
Voor omzetting naar geluidgevoelige functies zoals wonen geldt de Beleidsregel hogere waarden. Die is door het college van B&W vastgesteld op 19 februari 2019.
Bedrijven
Bedrijfsmatige en andere milieugevoelige activiteiten kunnen gevolgen hebben voor de gezondheid van omwonenden. Dat kan als deze activiteiten geluid- trillings- of geurhinder veroorzaken.
De overheid probeert gezondheidsschade door activiteiten te voorkomen of anders te beperken. Dat gebeurt op twee manieren:
- 1. de gemeente bepaalt in het bestemmingsplan welke activiteiten waar zijn toegestaan;
- 2. landelijke milieuregelgeving beperkt de milieuhinder van activiteiten die al in het bestemmingsplan zijn toegestaan.
Wanneer de Omgevingswet in werking treedt gaat de milieuregelgeving voor bedrijfsmatige activiteiten samen met het bestemmingsplan op in het Omgevingsplan. Daardoor kan de gemeente een betere afweging maken tussen het beschermen van de leefomgeving en het gebruik van de omgeving voor gewenste activiteiten. In dit bestemmingsplan wordt al zo veel mogelijk geregeld in de geest van de Omgevingswet.
De gemeente heeft de volgende relevante beleidskaders:
- Centrumvisie (Doortocht/Overtocht valt hier buiten)
- Ontwikkelingsplan Molenvliet 16 september 2004
- Structuurvisie 2011
- Geluidsbeleid bedrijven Doortocht 2018
De provincie bepaalt in zijn Omgevingsverordening dat een bestemmingsplan voor een bedrijventerrein de hoogst mogelijke milieucategorie toestaat gezien de bestaande en geprojecteerde gevoelige bestemmingen in de omgeving. De Doortocht staat in de omgevingsverordening aangewezen als bedrijventerrein.
Terrassen
De centrumvisie heeft de ambitie voor meer levendigheid in het centrum van Bodegraven uitgesproken. In het licht van deze ambitie noemt de visie een aantal locaties waar meer ruimte wordt geboden aan activiteiten. Voor het Raadhuisplein spreekt de visie uit dat het faciliteren van extra terrassen past binnen deze ontwikkelrichting.
Bodemverontreiniging
Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen.
Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft (Wbb).
De gemiddelde bodemkwaliteit op onverdachte percelen binnen het plangebied is vastgelegd in de bodemkwaliteitskaart van Midden-Holland. Binnen het plangebied is sprake van vier zones:
1C: Kern Bodegraven;
4A: Oude bebouwing 1;
5: Uitbreidingen 1;
7: Recente uitbreidingen.
Voor de ligging van de zones zie afbeelding 5.5.
Afbeelding 5.5: Ligging zones bodemkwaliteit
Voor het toepassen van grond van buiten het plangebied moet worden aangesloten bij de functie die het gebied heeft.
5.2.3 Beschrijving gewenste situatie plangebied
Weg en spoor
Er zijn voor dit aspect geen gemeentelijke doelen.
Bedrijven
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk conserverend van aard. Voor wat betreft de binnen het plangebied gevestigde bedrijven betekent dit:
- Het Versluysterrein behoudt de bestemming Bedrijf totdat de haalbaarheid voor een woonfunctie is onderzocht.
- Postzegelplannen en omgevingsvergunningen worden in het plan opgenomen, waaronder de vestiging en uitbreiding van brouwerij De Molen.
- Bestaande bedrijfsactiviteiten mogen worden voortgezet, of vervangen door een activiteit met dezelfde of kleinere gevolgen voor de leefomgeving.
De transformatie van het gebied Molenvliet, rondom Overtocht en Doortocht, naar woongebied wordt toegelaten door middel van aparte bestemmingsplannen (Doortocht-Zuid, Welkooplocatie). Niet door middel van het bestemmingsplan Bodegraven Centrum. Dit plan is dus niet in strijd met de omgevingsverordening.
Evenementen en terrassen
Inmiddels is de stoep aan de oostkant van het Raadhuisplein verbreed, waardoor daar gevelterrassen zijn gerealiseerd. Een nieuw terras midden op het Raadhuisplein is daardoor niet meer nodig.
In de centrumvisie Bodegraven zet de gemeente in op meer levendigheid in het centrum onder voortzetting van het huidige beleid. De regeling voor evenementen in het bestemmingsplan ziet op drie gebieden: Raadhuisplein, Oude Markt en overige deel van het plangebied. Er is akoestisch onderzoek gedaan om te beoordelen wat de gevolgen van deze evenementen voor omwonenden zijn.
Geluid kan de leefkwaliteit van een locatie sterk beïnvloeden. Mensen die veelvuldig worden blootgesteld aan een hoog geluidsniveau kunnen hier lichamelijke en psychische klachten door oplopen. Hoewel met betrekking tot het aspect geluid tijdens evenementen diverse beleidskaders en meerdere weten, regels en verordeningen van toepassing zijn, wordt veelal geen specifieke onderbouwing voor de geluidsaspecten gegeven. Daarom is met name aansluiting gezocht bij de nota 'Evenementen met een luidruchtig karakter' van de inspectie Milieuhygiëne Limburg (de Nota Limburg). Uitgangspunt van de Nota Limburg voor de normstelling is de bescherming van de binnenruimte van geluidsgevoelige objecten tegen geluidshinder. Daarbij dient in een woning, bij gesloten ramen en deuren, een normaal gesprek mogelijk te zijn. Gedurende de dag- en avondperiode mag het geluidsniveau ten gevolge van een evenement in de woning daarom niet hoger zijn dan 50 dB(A). Gedurende de nachtperiode speelt niet alleen de spraakverstaanbaarheid een rol, maar is ook het wel of niet kunnen slapen een belangrijk toetsingscriterium.
Op het terrein van bierbrouwerij De Molen wordt jaarlijks een bierfestival georganiseerd. Omdat dit op het eigen terrein van het bedrijf plaatsvindt wordt het niet gezien als evenement in de openbare ruimte. De hinder valt onder de Wet milieubeheer, de brouwerij mag een festiviteit organiseren mits die voldoet aan de regels uit het Activiteitenbesluit. Ook moet de festiviteit gemeld worden.
5.2.4 Verwerking in het bestemmingsplan
Weg en spoor
Het plan maakt nieuwe woningen mogelijk achter Prins Hendrikstraat 7-9 (bijlage 2). De toetsing of deze ontwikkeling in zijn algemeenheid ruimtelijk aanvaardbaar is heeft plaats gevonden in het kader van het bestemmingsplan. De nadere onderzoeken worden uitgevoerd in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning. Dit is mogelijk omdat onderhavig bestemmingsplan een plan is met verbrede reikwijdte en het concrete bouwplan op dit moment nog niet bekend is.
Bedrijven
De bedrijfsunits aan de Doortocht krijgen de bestemming Gemengd 2. Binnen deze bestemming zijn meerdere functies mogelijk, zoals detailhandel, kantoorruimte en bedrijven tot en met milieucategorie 2 uit de staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1 bij de regels).
De terreinen van Brouwerij de Molen en het Versluysterrein krijgen de bestemming Bedrijf. Binnen deze bestemming zijn bedrijven toegelaten tot en met milieucategorie 2 uit de staat van bedrijfsactiviteiten. Ook de bedrijfsgebouwen aan de Nieuwstraat krijgen de bestemming Bedrijf. Bestaande bedrijfsactiviteiten die niet binnen milieucategorie 2 uit de staat van bedrijfsactiviteiten passen, zijn aangeduid op de verbeelding en vermeld in de regels. Het gaat om:
- Een reinigingsbedrijf voor gebouwen (Nieuwstraat 10-12);
- Groothandels in kaas (in de regels: vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eisen en spijsoliën) (Nieuwstraat 8, Nieuwstraat 29a en Nieuwstraat 30).
Terrassen/evenementen
Horecaterrassen zijn overal toegestaan binnen de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied. Hier gaat het dan om terrassen vóór een horecabedrijf.
Op de verbeelding van het plan zijn de locaties Raadhuisplein, het plangebied en de Oude Markt aangewezen als evenemententerrein. In de planregels (artikel 28.1.3. a t/m c) staat bij elk van deze locaties welk soort evenementen er mogen komen, hoeveel van deze evenementen, aantal dagen, tijden, e.d. Deze begrenzing is gebaseerd op het akoestisch onderzoek, dat heeft uitgewezen hoeveel geluid er binnen in de omliggende woningen optreedt. Binnen deze voorwaarden zijn evenementenactiviteiten toegestaan na voorafgaande melding.
5.3 Omgevingsveiligheid
Bij omgevingsveiligheid gaat het om de risico's van het gebruik en transport van gevaarlijke stoffen, de veiligheid van inrichtingen en de veiligheid van nieuwe, zich snel ontwikkelende technologieën. Hierbij moet een evenwicht worden gevonden tussen gezond en veilig leven, en behouden van ruimte voor economische groei. Deze blijvende zoektocht naar een optimaal gebruik van de beperkte ruimte is het onderwerp van omgevingsveiligheid.
De regelgeving over omgevingsveiligheid verandert met de Omgevingswet. Waar relevant wordt hier alvast rekening mee gehouden. Een uitgebreide beschrijving van de situatie in het plangebied en het wettelijke kader is toegevoegd als bijlage 3.
5.3.1 Beschrijving huidige situatie plangebied
Inrichtingen
Binnen en nabij het plangebied zijn geen Externe Veiligheid relevante inrichtingen gelegen (zie afbeelding 5.6). De omgevingsvergunning van het voormalige LPG vulpunt op het Versluysterrein is inmiddels ingetrokken.
Transport over de weg
N11
Ten westen van het plangebied, op een afstand van ongeveer 75 meter (kortste afstand), ligt de N11 gelegen. Over de N11 worden gevaarlijke stoffen vervoerd.
Uit de tabel 'Basisnet weg' (bijlage 1 Regeling Basisnet) blijkt dat ter hoogte van het plangebied geen sprake is van een plaatsgebonden risicocontour 10-6 is. Uit diezelfde tabel blijkt dat er ter hoogte van het plangebied geen sprake is van een 'plasbrandaandachtsgebied' (PAG) is. Ook al zou dat wel het geval zijn dan, dan ligt het plan op meer dan 30 meter afstand. Het plaatsgebonden risico en PAG levert geen belemmering op voor het plan.
In het 'Eindrapport Basisnet weg', okt. 2009, bijlage 7 is voor het wegvak ter hoogte van het plangebied (Z20) aangegeven dat het groepsrisico kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.
Afbeelding 5.6: Ligging plangebied t.o.v. EV relevante inrichtingen en wegen
Burgemeester Kremerweg (N258)
Ten noorden van het plangebied is de provinciale weg N458 (Burgemeester Kremerweg) gelegen. Over de provinciale weg worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Het gaat om brandbare vloeistoffen (benzine, diesel) en brandbare gassen (LPG, propaan). Gezien de afstand van het plangebied tot deze weg (meer dan 300 meter) levert dit geen beperkingen op voor het plangebied.
Transport over het spoor
Ten zuiden westen van het plangebied, is het spoor Alphen aan den Rijn – Woerden gelegen. Deze spoorlijn valt niet onder het Basisnet Spoor en is dus niet relevant wat betreft transport van gevaarlijke stoffen.
Transport per buisleiding
Ten westen van het plangebied is de hogedruk aardgasleiding A515 gelegen. Het plangebied ligt voor een deel binnen het invloedsgebied (onder de Omgevingswet heet dit brandaandachtsgebied) (zie afbeelding 5.7).
Afbeelding 5.7: Ligging plangebied t.o.v. EV gasleidingen
Het plan ligt voor een deel binnen het brandaandachtsgebied van de hogedruk aardgasleiding A-515 (zie afbeelding 5.7). Binnen het brandaandachtsgebied moet rekening worden gehouden met de effecten van een fakkelbrand bij de gasleiding (oorzaak schade door derden) met enorme warmtestraling in de omgeving tot gevolg.
Afbeelding 5.8: Kwetsbare gebouwen binnen aandachtsgebieden
In afbeelding 5.8 is weergegeven dat op dit moment al een 'zeer kwetsbare gebouw' aanwezig is in het brandaandachtsgebied. Dit is het pand Overtocht 24-32, i.v.m. aanwezigheid kinderopvang/peuterspeelzaal. Omdat het gaat om een bestaande situatie hoeven hier geen maatregelen te worden genomen.
Transport over het water
In de nabijheid van het plangebied zijn geen vaarwegen waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Aandachtspunt veiligheidsregio
Bij de startbijeenkomst voor het bestemmingsplan centrum gaf de veiligheidsregio aan dat de bereikbaarheid voor hulpdiensten in bepaalde delen van het centrum lastig is. Vooral bij de diepe kavels langs de Oude Rijn. Dit is een aandachtspunt bij herontwikkeling van deze kavels.
5.3.2 Kaders en beleidsdoelen voor het plan
Landelijk
Activiteiten met gevaarlijke stoffen leveren risico's op voor de omgeving. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het Besluit externe veiligheid transport (Bevt) vormen het wettelijk kader voor het omgaan met deze risico's. Door het stellen van eisen aan afstanden tussen de activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten (woningen, kantoren, scholen, enz.) worden de eventuele gevolgen van deze risico's zoveel mogelijk beperkt. Er zijn twee eisen:
Plaatsgebonden risico (PR)
Als “harde” afstandseis voor externe veiligheid geldt een contour voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6), die wordt aangegeven als een afstand ten opzichte van de activiteit met gevaarlijke stoffen (risicobron). Binnen deze PR 10-6 contour mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn of worden geprojecteerd.
Groepsrisico (GR)
Afhankelijk van de aard van de risicobron is er sprake van een bepaald invloedsgebied. Binnen dit invloedsgebied moet worden onderzocht hoe groot de kans per jaar is dat een groep van ten minste 10 (zich binnen dit invloedsgebied bevindende) personen overlijdt ten gevolge van een ramp of zwaar ongeval met de betreffende risicobron. Bij het vaststellen van het bestemmingsplan moet de Raad afwegen of het GR verantwoord is. Hierbij wordt rekening gehouden met de situatie in het gebied: bereikbaarheid voor hulpdiensten, zelfredzaamheid e.d..
Provincie
De provincie heeft haar beleid op het gebied van externe veiligheid verwoord in de Omgevingsvisie, met instructieregels voor gemeenten in de Omgevingsverordening.
Daarnaast hanteert GS de Beleidsregel groepsrisico en ruimtelijke ordening. Daarin staat in welke gevallen GS gebruik maakt van zijn aanwijzingsbevoegdheid ten aanzien van de groepsrisico verantwoording door gemeenten. GS geven aan dat bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen minimaal op orde moeten zijn om het groepsrisico bij ruimtelijk plannen te kunnen verantwoorden.
Gemeente
Bodegraven-Reeuwijk heeft in 2013 de 'Visie Externe Veiligheid Bodegraven-Reeuwijk 2013' opgesteld. In deze visie zijn planologische kaders opgenomen die aangeven hoe moet worden omgegaan met ruimtelijke ontwikkelingen in bepaalde gebieden nabij EV relevante risicobronnen. Hierin wordt o.a. vastgelegd dat 'zeer kwetsbare groepen' (bassischolen, BSO, kinderdagverblijven, verzorgingstehuizen, enz.) niet worden toegestaan binnen het invloedsgebied van een risicobron.
5.3.3 Beschrijving gewenste situatie plangebied, inclusief verantwoording groepsrisico
Zowel in het kader van het huidige EV beleid van de gemeente als in het kader van de Omgevingswet is het van belang om extra aandacht te hebben voor kwetsbare groepen, omdat zij niet- of verminderd zelfredzaam zijn. Voor het plangebied Bodegraven Centrum betekent dit:
- In het bestemmingsplan worden de gebiedsaanduidingen 'veiligheidszone – weg' en 'veiligheidszone – buisleiding' opgenomen. Binnen deze zones is de vestiging van nieuwe 'zeer kwetsbare groepen' niet toegestaan.
Daarnaast zegt het EV beleid dat nieuwe gebouwen moeten worden voorzien van mechanische ventilatie die met één druk op de knop kan worden uitgeschakeld.
De gemeenteraad van Bodegraven-Reeuwijk heeft kennis genomen van de inhoud van dit hoofdstuk Externe Veiligheid en achten het groepsrisico, na het nemen van de voorgestelde maatregelen, aanvaardbaar.
5.3.4 Verwerking in het bestemmingsplan
Op de verbeelding zijn twee gebiedsaanduidingen opgenomen:
- 'veiligheidszone – weg'
- 'veiligheidszone – buisleiding'
Binnen deze gebiedsaanduidingen gelden de regels dat voorzieningen voor 'zeer kwetsbare groepen' (bassischolen, BSO, kinderdagverblijven, verzorgingstehuizen, enz.) niet worden toegestaan. Voor bestaande voorzieningen voor 'zeer kwetsbare groepen' geldt het overgangsrecht.
5.4 Erfgoed
Beschermen en benutten van ons materieel erfgoed wordt ook genoemd in de Omgevingswet en in de huidige Erfgoedwet. Het gaat hier om ondergronds erfgoed (archeologie) en cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en structuren boven de grond.
5.4.1 Beschrijving huidige situatie plangebied
De ruime omgeving van Bodegraven is in vele opzichten archeologisch waardevol. Op grond van onderzoek elders wordt aangenomen dat de oeverwallen van de Oude Rijn al in de prehistorie bewoond waren. De noordgrens van het Romeinse Rijk (Limes) lag op de zuidoever van de Oude Rijn. In het gebied bestaat dus een hoge tot zeer hoge kans op het aantreffen van archeologische sporen vanaf de prehistorie. De nadruk van archeologische resten ligt echter op de periode Romeinse tijd – Nieuwe Tijd.
5.4.2 Kaders en beleidsdoelen voor het plan
Erfgoedwet
In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. Overbodige regels zijn geschrapt en de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het cultureel erfgoed ligt waar mogelijk bij het erfgoedveld zelf. Onderdelen van de Monumentenwet die de fysieke leefomgeving betreffen, worden overgeheveld naar de Omgevingswet die naar verwachting in 2023 van kracht wordt.
Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland
De provincie Zuid-Holland hanteert het beleidsinstrument “Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS)”. In de CHS heeft de provincie bestaande en mogelijk te verwachten archeologische waarden in beeld gebracht. In het bijbehorende “Beleidskader Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland” zijn per waarderingscategorie algemene beleidsuitgangspunten geformuleerd. De waardering zoals vastgelegd in de cultuurhistorische hoofdstructuur geldt als uitgangspunt van beleid. De cultuurhistorische kaart van Zuid-Holland geeft een overzicht van cultuurhistorische kenmerken en waarden in deze provincie. Het is een overzicht op hoofdlijnen, bijvoorbeeld van waardevolle verkavelingspatronen, gebieden met een archeologische verwachtingswaarde of monumentale boerderijlinten.
Omgevingsverordening provincie
Afbeelding 5.9: Archeologische waardenkaart provincie Zuid Holland (uitsnede Omgevingsverordening, kaart 12)
Het plangebied wordt doorkruist door de Romeinse Limes. De Limes is de aanduiding van de noordgrens van het voormalige Romeinse rijk, die zich in Europa uitstrekt van de Balkan tot in Engeland. In Nederland vormt de Rijn de noordgrens. De kernwaarden van de Limes betreffen: verspreide, losse militaire complexen en infrastructuur (forten, wachttorens, militaire kampementen, havens, scheepswrakken en aanlegplaatsen); steden, grafvelden en (water)infrastructuur die redelijkerwijs behoren tot de militaire centra; verbindende structurerende elementen als de rivier, de Limesweg en enkele andere stukken infrastructuur. De Limes kan gebruikt worden als inspiratiebron voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen deze zone, waar mogelijk door een koppeling te leggen met (nieuwe) recreatieve routes.
Afbeelding 5.10: Uitsnede cultuurhistorische atlas provincie Zuid Holland
Op de kaart cultureel erfgoed in de Omgevingsverordening (afbeelding 5.9) en in de Cultuurhistorische Atlas van de provincie Zuid-Holland (afbeelding 5.10) is aangegeven dat het plangebied in de molenbiotoop van de stellingmolen aan de Overtocht 45 en binnen de Romeinse Limes ligt. Voor de zone van de Limes, de noordgrens van het voormalige Romeinse Rijk, zijn archeologische waarden en te verwachten archeologische waarden gericht op de zogenaamde kernwaarden van het Werelderfgoed Frontiers of the Roman Empire. Uitgangspunt van Europees, landelijk en provinciaal beleid is behoud in situ van archeologische waarden; dat wil zeggen dat het archeologisch erfgoed in principe onverstoord behouden blijft, tenzij andere belangen prevaleren. Dan kan gekozen worden voor het opgraven van het archeologisch erfgoed, of voor behoud 'ex situ'.
Kadernota Erfgoed
De kadernota Erfgoed is op 4 juli 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. De nota is bedoeld om op hoofdlijnen het erfgoed van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk status te geven en richting te geven aan het beleid daaromtrent. Met erfgoed wordt bedoeld monumenten, archeologie en cultuurhistorie en (ontstaan van het) (veenweide)landschap. De gemeente Bodegraven-Reeuwijk streeft ernaar dat elementen en structuren die nauw verbonden zijn met de ontstaansgeschiedenis van het landschap en het nederzettingenpatroon, ook in de toekomst herkenbaar en ervaarbaar blijven.
Archeologische beleidskaart
In de Kadernota Erfgoed is de archeologische beleidskaart uit 2012 opgenomen. In de periode 2020-2021 is de beleidskaart geactualiseerd. De gegevens uit de nieuwe beleidskaart zullen worden verwerkt in een paraplubestemmingsplan Archeologie en zijn derhalve ook verwerkt in het voorliggende bestemmingsplan.
Op de beleidskaart wordt aangegeven in welke mate met archeologie in de ruimtelijke ordening rekening gehouden moet worden. Het archeologiebeleid van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk onderscheidt zes categorieën van archeologische waarden (Waarde Archeologie 1 t/m 6). Per categorie is aangegeven welke bekende en verwachte waarden zijn onderscheiden en wat de vastgestelde vrijstellingsgrens is. Een vrijstellingsgrens bestaat uit een oppervlaktemaat en een dieptemaat. Wordt zowel de oppervlakte als de diepte overschreden, dan moet de aanvrager een (archeologisch) rapport overleggen waarin aangegeven is of er archeologische waarden aanwezig zijn en hoe hier rekening mee wordt gehouden tijdens de voorgenomen ontwikkelingen.
Afbeelding 5.11: uitsnede van de nieuwe archeologische beleidskaart
Beleidsnota Cultuurhistorie (gemeente)
In januari 2018 is door de gemeenteraad van Bodegraven-Reeuwijk de “Beleidsnota Cultuurhistorie” vastgesteld. De beleidsnota richt zich op de cultuurhistorische waarden van bouwkundige objecten binnen de gemeente Bodegraven-Reeuwijk. De beleidsnota is opgesteld op basis van inventarisaties uit het verleden en empirische waarnemingen door een ervaringsdeskundige. Aan de hand hiervan zijn de objecten beschreven en gewaardeerd met de waardering ‘laag’, ‘redelijk’, ‘hoog’ en ‘hoog-plus’.
Bij elkaar zijn 400 objecten en ensembles, waaronder woonhuizen, boerderijen, kaaspakhuizen en winkelpanden geïnventariseerd. In de loop van het proces is een aantal objecten afgevallen. Ook de objecten met de waardering ‘laag’ zijn niet nader opgenomen in de beleidsnota. Het doel van de gemeente is het beschermen van deze cultuurhistorisch waardevolle objecten. De ‘hoog plus’ objecten zijn aangewezen als gemeentelijk monument en toegevoegd aan de gemeentelijke monumentenlijst.
De cultuurhistorisch waardevolle objecten binnen de gemeente Bodegraven-Reeuwijk zijn nader verankerd in een paraplubestemmingsplan (zie navolgende paragraaf) met als doel deze te beschermen en mogelijkheden te bieden voor de pandeigenaren.
Paraplubestemmingsplan cultuurhistorie
Op 29 mei 2019 is het bestemmingsplan ‘Parapluplan Cultuurhistorie Bodegraven – Reeuwijk’ vastgesteld. Het plan vervangt de voorgaande en ontbrekende regels omtrent cultuurhistorische waardevolle panden binnen alle geldende bestemmingsplannen van de gemeente Bodegraven – Reeuwijk. Op die manier heeft de gemeente een eenduidige regelgeving gerealiseerd en de cultuurhistorische waarde binnen de gemeente beschermd. Het betreft percelen en gebouwen die zijn aangeduid als cultuurhistorisch waardevolle panden binnen de gemeente, zoals vastgelegd in de Beleidsnota Cultuurhistorie.
Paraplubestemmingsplan archeologie
De gewijzigde archeologische beleidskaart wordt verankerd in een paraplubestemmingsplan archeologie, dat de hele gemeente bestrijkt. Wanneer dat is vastgesteld vervangt het parapluplan de dubbelbestemmingen archeologie uit het bestemmingsplan Bodegraven Centrum 2023.
Beleidsnota Cultuurhistorie
De beleidsnota cultuurhistorie wordt regelmatig herzien. Bepaalde panden kunnen in de loop der tijd worden verwijderd van de lijst. Objecten die bijvoorbeeld eerder wel een cultuurhistorische waarde hebben gehad, maar deze door omstandigheden (sloop, nieuwbouw) en herwaardering tijdens de recente inventarisatie, hebben verloren. De laatste versie van de Beleidsnota cultuurhistorie is verwerkt in het paraplubestemmingsplan.
In de regels is bepaald dat vergroting, verandering of (gedeeltelijke) sloop van de objecten is toegestaan, mits de cultuurhistorische waarde van de objecten niet wordt aangetast. In dit verband moet voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning een advies worden ingewonnen bij de Erfgoedcommissie van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk. De Erfgoedcommissie zal o.a. aan de hand van de beschrijving en waardering in de “Beleidsnota Cultuurhistorie” een advies uitbrengen over de vraag of een vergroting, verandering of gedeeltelijke sloop geen afbreuk doet aan de cultuurhistorische waarde van het object. Als het initiatief betrekking heeft op een Rijksmonument moet advies worden ingewonnen bij de Rijkdienst voor Cultureel Erfgoed.
5.4.3 Beschrijving gewenste situatie plangebied
Conform de bovengenoemde beleidskaders is het doel om het archeologisch erfgoed in het plangebied te beschermen. Dat gebeurt net als in het vigerende bestemmingsplan door middel van een dubbelbestemming Archeologie. Deze verplicht tot het doen van onderzoek bij werkzaamheden in de bodem vanaf een bepaalde oppervlakte en diepte. Deze dubbelbestemming wordt toegelicht in paragraaf 5.4.4.
Daarnaast is voor de ontwikkellocatie aan de Prins Hendrikstraat 7-9 een archeologisch bureauonderzoek (BO) en inventariserend veldonderzoek (IVO) uitgevoerd. Dit onderzoek is bijgevoegd bij de ruimtelijke onderbouwing (bijlage 2). Uit het onderzoek blijkt dat hier een zeer hoge archeologische verwachting aanwezig is op resten vanaf een diepte van 70 cm beneden maaiveld. Daarom wordt vervolgonderzoek geadviseerd voor de voorgenomen graafwerkzaamheden in het kader van de aan te legen funderingen. Enkel wanneer de fundering binnen 50 cm beneden maaiveld kan worden gerealiseerd en er met heipalen (tussenafstand 4 m) gebouwd kan worden, zijn geen aanvullende maatregelen nodig.
De gemeente Bodegraven-Reeuwijk heeft het rapport beoordeeld. In tegenstelling tot bovenstaande conclusie van het adviesbureau, moet vervolgonderzoek plaatsvinden bij ingrepen dieper dan 30 cm beneden maaiveld. Gezien de omvang van het plangebied en de bekende archeologische waarden in de directe omgeving is vervolg onderzoek nodig conform protocol opgraven. Dit onderzoek wordt bij voorkeur ruim voor de uitvoering van de bouwwerkzaamheden en de aanvraag van de omgevingsvergunning uitgevoerd.
5.4.4 Verwerking in het bestemmingsplan
Tot de vaststelling van het paraplu bestemmingsplan archeologie zijn de archeologische waarden in de regels van het bestemmingsplan Centrum geborgd door middel van een dubbelbestemming en opgenomen op de verbeelding. De indeling in zones gaat wel alvast uit van de nieuwe archeologische beleidskaart. Elk van de waarden heeft bijbehorende bestemmingsplanregels, waarbinnen vrijstellingsgrenzen zijn opgenomen. De vrijstellingsgrenzen worden getoetst aan de hand van de diepte van bodemingrepen en de grootte van het plangebied.
Het plangebied valt op grond van de archeologische waardenkaart binnen de medebestemmingen Waarde Archeologie 1 en 2 (afbeelding 5.11). Het castellumgebied is voorzien van de hoogste archeologische waarde (Waarde Archeologie 1). Hiervoor zijn door de Provincie Zuid-Holland criteria vastgesteld om de archeologie goed te kunnen beschermen. Op deze gronden geldt dat ontwikkelingen met bodemingrepen dieper dan 30 cm onder het maaiveld onderzoeksplichtig zijn, tenzij er naar oordeel van het bevoegd gezag al voldoende beschikbare informatie is vastgesteld.
De zone van Waarde Archeologie 2 bevat de oeverafzettingen de Oude Rijn en de historische bebouwing, In deze zone kunnen archeologische resten aanwezig zijn vanaf de Romeinse Tijd. Theoretisch gezien kunnen ook oudere resten aanwezig zijn, maar deze zijn in Bodegraven nog nooit aangetroffen. Bouwplannen en werkzaamheden zijn vergunningplichtig wanneer ze plaatsvinden over een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm.
5.5 Natuur
De intrinsieke waarde van de natuur wordt ook genoemd als belang in de Omgevingswet en in de huidige Wet natuurbescherming. Hieronder wordt beschreven hoe het plan zich verhoudt tot het belang van natuurwaarden.
5.5.1 Beschrijving huidige situatie plangebied
Het plangebied is een dichtbebouwd dorpscentrum met veelal oudere bebouwing. Uit gegevens van ODMH blijkt dat in het plangebied enkele bomen aanwezig zijn die een habitat kunnen vormen voor beschermde soorten:
- Overtocht 18-20 (terrein kerk)
- Tuinen Spoorstraat
De afgelopen 3 jaar zijn geen waarnemingen van beschermde soorten gedaan.
Het plangebied ligt op 2,1 km van Natura 2000 gebied de Nieuwkoopse plassen en op ruim 4 km van Natura 2000 gebied Polder Stein.
5.5.2 Kaders en beleidsdoelen voor het plan
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden, met wetgeving ten aanzien van soortenbescherming en Natura 2000-gebieden. Vanwege de stikstofproblematiek zijn deze regels de laatste jaren regelmatig aangepast. Sinds 1 juli 2021 hoeft voor de bouw van woningen geen stikstofberekening meer te worden uitgevoerd. Dat moet wel voor de gebruiksfase (verkeer van en naar de woning). Deze wijziging volg uit de Wet stikstofreductie en natuurverbetering.
Daarnaast hebben provincies eigen beleid ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland (NNN; de voormalige Ecologische Hoofdstructuur of EHS) en overige natuurwaarden buiten het NNN.
De gemeente heeft voor dit plangebied geen eigen beleidsdoelen op het gebied van natuur.
5.5.3 Beschrijving gewenste situatie plangebied
Volgens de regels van Rijk en provincie mag vaststellen van dit bestemmingsplan niet leiden tot schade aan beschermde soorten of aan Natura 2000 gebieden. Dit bestemmingsplan maakt geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk. Het plan maakt slechts één nieuwe ontwikkeling mogelijk, een gebouw met 5 appartementen aan de Van Tolstraat (Willemsplein). In bijlage 2 is onderbouwd dat deze ontwikkeling geen schade veroorzaakt aan beschermde soorten en geen stikstofdepositie veroorzaakt op Natura 2000 gebieden.
5.5.4 Verwerking in het bestemmingsplan
Het thema natuur heeft geen invloed op de regels of verbeelding van dit plan.
5.6 Klimaatadaptatie
Door klimaatverandering neemt de kans op hittestress, wateroverlast, droogte en overstromingen toe. Dat levert risico's op voor onze gezondheid, veiligheid en economie. Het is van groot belang dat Nederland zich aanpast aan deze veranderingen. De overheid, maatschappelijke organisatie, inwoners en bedrijven werken aan de benodigde passingen voor het omgaan met extreme weersomstandigheden, zodat dit het nieuwe normaal wordt. Klimaatadaptatie grijpt in op verschillende aspecten in het ruimtelijk domein, de invulling van klimaatadaptatie komt dan ook terug in vele aspecten in het ruimtelijk en sociale domein.
5.6.1 Beschrijving huidige situatie plangebied
De gemeente heeft in juni 2020 het Ambitiedocument Klimaatadaptatie vastgesteld. Dit document geeft op hoofdlijnen aan welk ambitieniveau de raad heeft ten aanzien van klimaatadaptatie en stelt onder meer dat bij elk ruimtelijk plan een klimaattoets moet worden uitgevoerd. Deze toets gaat in op de onderwerpen hitte, droogte, overstroming en wateroverlast.
Voor het plangebied 'Bodegraven Centrum' spelen o.a. de volgende knelpunten en kansen:
- Hitte: dichtbebouwd gebied warmt sneller op, geen verkoelend groen.
- Wateroverlast: overtollig regenwater kan moeilijk in de grond zakken doordat vrijwel alle grond verhard is. Hierdoor raakt het riool overbelast.
- Overstroming: de oevers van de Oude Rijn liggen hoger dan alles in de wijde omgeving. Ook het centrum ten noorden van de oude Rijn ligt relatief hoog. Dit zijn veilige gebieden om naar toe te vluchten in geval van overstroming.
- Droogte: panden op houten palen kunnen bij droogte schade krijgen door paalrot. In de oudere delen van het centrum van Bodegraven speelt dit meer dan in nieuwe wijken.
- Biodiversiteit: in het gebied is weinig openbaar groen
- Bodemdaling: in het gebied is de bodemdaling zeer beperkt.
5.6.2 Kaders en beleidsdoelen voor het plan
Het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie is een gezamenlijk plan van gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk om Nederland klimaatbestendig en water robuust in te richten. In het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie is aangegeven dat elke gemeente in 2020 een strategie en uitvoeringsagenda klimaatadaptatie opgesteld moet hebben. Doelstelling van het programma is dat Nederland in 2050 klimaatadaptief is.
Klimaatadaptatie is de ontwikkeling waardoor de samenlevingen de kwetsbaarheid voor klimaatverandering verminderen of waardoor zij profiteren van de kansen die een veranderend klimaat biedt.
In juni 2020 is de strategie klimaatadaptatie vastgesteld. Hierbij is gekozen voor scenario 2: 'Handen uit de mouwen'. Op basis van deze keuze is eind 2020 de uitvoeringsagenda klimaatadaptatie opgesteld. In het uitvoeringprogramma zijn onder het thema “klimaat adaptief bouwen en inrichten” verschillende maatregelen opgenomen om klimaat adaptatie te implementeren in het ruimtelijk domein.
Klimaatadaptatie richt zich op de vier aspecten wateroverlast, hitte, droogte en overstroming. De gemeenteraad heeft op 24 juni 2020 het rapport Klimaatadaptatiestrategie en scenario's vastgesteld en daarbij gekozen voor scenario 2 met de bijbehorende inzet van middelen.
Volgens het rapport kan de gemeente op zes manieren zorgen dat Bodegraven-Reeuwijk zich aanpast aan de klimaatverandering:
- Informeren van inwoners en bedrijven
- Stimuleren inzet van anderen. Dit betreft ontwikkelaars, woningbouwcorporaties, bedrijven en particulieren
- Verankeren in het gemeentelijk beleid en de uitvoering van projecten
- Verplichten van klimaatadaptief handelen door middel van
- a. voorwaarden bij het afgeven van een vergunning
- b. een 'klimaattoets' bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen.
- c. het gemeentelijk rioleringsplan (GRP)
- Meekoppelen in de reguliere werkzaamheden van overheden, bedrijven en particulieren
- Onderzoeken
Het doel van de gemeente is om in 2050 klimaatadaptief te zijn. De gemeente heeft het convenant klimaatadaptief bouwen ondertekend. Hiermee wordt invulling gegeven aan de wijze waarop de gemeente klimaatadaptatie verankert in het gemeentelijk beleid. In het convenant zijn naast de aspecten wateroverlast, hitte, droogte en overstromingen ook bodemdaling en biodiversiteit aandachtspunten.
De minimale eisen van het convenant klimaatadaptief bouwen vormen bij ieder nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen het uitgangspunt. Bij dit bestemmingsplan, dat vrijwel geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, vindt de toetsing ook plaats op de bestaande situatie.
Aspect | Doel | Eis | Range | ||
Neerslag | Hevige neerslag leidt niet tot schade aan infrastructuur, gebouwen, eigendommen of groen in de bebouwde omgeving. | N1: Een groot deel van de neerslag (50 mm) van een korte hevige bui (1/100 jaar, 70 mm in 1 uur) op privaat terrein wordt op dit terrein opgevangen en vertraagd afgevoerd. De berging is niet eerder dan in 24 uur leeg en is in maximaal 48 uur weer beschikbaar, of wordt gestuurd. | 40-70 mm | ||
N2: In het plangebied treedt geen schade op aan bebouwing en voorzieningen bij extreem hevige neerslag (1/250 jaar, 90 mm/u). | |||||
Droogte | Langdurige droogte leidt niet tot verdroging of schade aan de bebouwde omgeving. | D1: De inrichting van het plangebied is afgestemd op de verwachte grondwaterstanden en de zoetwaterbeschikbaarheid tijdens droogte. | |||
D2: In het plangebied wordt 50% (450 mm) van de jaarlijkse neerslag geïnfiltreerd. | 20-100% | ||||
Hitte | Tijdens hitte biedt de bebouwde omgeving een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving. | H1: Tenminste 50% schaduw in het plangebied op de hoogste zonnestand voor verblijfsplekken en gebieden waar langzaam verkeer zich verplaatst. | 20-60% | ||
H2: Tenminste 40% van alle oppervlakken wordt warmtewerend of verkoelend ingericht/gebouwd om opwarming van het stedelijk gebied verminderen. | 30-80% | ||||
H3: Koeling van gebouwen leidt niet tot opwarming van de (verblijfs-)ruimte in de directe omgeving. | |||||
Bodemdaling | Bodemdaling in bebouwd gebied blijft beperkt en betaalbaar. | Bo1: Maatregelen die schade door bodemdaling tegengaan en kosteneffectief zijn over de levensduur van 60 jaar worden in het ontwerp opgenomen. | |||
Biodiversiteit | Groenblauwe structuur en biodiversiteit worden versterkt op de planlocatie en in de directe stedelijke omgeving. | B1: Het horizontale en verticale oppervlak wordt in samenhang met de groenblauwe structuren in de bredere omgeving ingericht en creëert een hoogwaardige habitat voor ten minste gebouw bewonende soorten. | 1-3 Soortencategorieën | ||
Overstromingen | De bebouwde omgeving is bestand tegen overstromingen. | V1: Voor overstromingen met een waterdiepte tot 20 cm treedt geen schade aan gebouwen op en blijven hoofdwegen begaanbaar. | |||
V2: Voor overstromingen met een waterdiepte tot 50 cm worden maatregelen getroffen om schade aan gebouwen te beperken, als deze doelmatig zijn. | |||||
V3: Voor overstromingen met een waterdiepte tot 200 cm worden maatregelen getroffen om vitale infrastructuur en kwetsbare objecten te beschermen. | |||||
V4: Voor overstromingen met een waterdiepte boven 200 cm worden maatregelen getroffen om veilig te kunnen schuilen in het overstroomde gebied. |
5.6.3 Beschrijving gewenste situatie plangebied
Het centrum van Bodegraven is een bestaand, volgebouwd, dorpsgebied. Klimaatadaptieve maatregelen dienen te worden afgewogen tegen andere belangen, zoals stedenbouw, parkeren, inrichting van de openbare ruimte en veiligheid.
Ontwikkelingen in het plangebied bieden de kans om maatregelen te nemen die bijdragen aan de minimale eisen van het convenant. In dit gebied zijn de volgende maatregelen wenselijk:
- Hittestress
Dichtbebouwd gebied warmt sneller op, omdat er vaak geen of weinig verkoelend groen aanwezig is. Maatregelen om dit tegen te gaan zijn bijvoorbeeld het zorgen voor schaduwwerking van gebouwen en groen op de openbare ruimte. In de planregels worden geen uitgewerkte maatregelen opgelegd maar een doelvoorschrift
- Wateroverlast
Overtollig regenwater kan moeilijk in de grond zakken doordat vrijwel alle grond verhard is. Hierdoor raakt het riool overbelast en blijft water staan op straat. Aangezien het straatpeil afloopt richting spoor verzamelt het water zich daar. Bij slimmer inrichting en verharding te vervangen door groen of halfverharding vermindert het probleem. Bij nieuwbouw zal de waterberging op het perceel moeten plaats vinden zoals ook in het convenant is opgenomen. Hiervoor wordt in de planregels geen uitgewerkte maatregelen opgelegd maar een doelvoorschrift
- Droogte
Bij droogte kunnen panden op houten palen schade krijgen door paalrot. In de oudere delen van het centrum van Bodegraven speelt dit meer dan in nieuwe wijken. Maatregelen kunnen niet in het bestemmingsplan worden geregeld, maar wel via integrale waterbeheer van het plangebied. Dit valt buiten de mogelijkheden van een bestemmingsplan.
- Maatregelen overstroming
De oevers van de Oude Rijn liggen hoger dan de wijde omgeving. Ook het centrum ten noorden van de Oude Rijn ligt relatief hoog. Dit zijn veilige gebieden om naar toe te vluchten in geval van een overstroming.
5.6.4 Verwerking in het bestemmingsplan
De gemeente heeft ervoor gekozen een aantal maatregelen uit te werken en op te nemen in de regels van dit bestemmingsplan (artikel 27.5). Hulpmiddel hierbij is het convenant klimaatadaptief bouwen. De minimale eisen van het convenant vormen de basis van een klimaattoets bij ontwikkelingen. Alle nieuwe ontwikkelingen moeten invulling aan het convenant geven zodat de situatie op het gebied van wateroverlast, hitte, droogte, overstroming, biodiversiteit en bodemdaling niet verslechtert.
In artikel 27.5 worden voor klimaatadaptatie doelvoorschriften i.p.v. middelvoorschriften in de planregels opgenomen om de initiatiefnemer ruimte te geven om klimaatadaptatie te integreren in de ontwikkeling.
5.7 Energietransitie
De transitie naar een duurzame (niet-fossiele) energievoorziening is een belangrijke voorwaarde voor duurzame ontwikkeling.
5.7.1 Beschrijving huidige situatie plangebied
Het centrum van Bodegraven bestaat uit bestaande gebouwen van verschillende leeftijden, vanaf ca. 1900 tot zeer recent. Deze worden hoofdzakelijk met aardgas verwarmd. In het deelgebied 'Hart van Bodegraven' worden nieuwe gasloze woningen gebouwd. Deze worden verwarmd met behulp van een warmtepomp. In de regionale energiestrategie (RES) bepaalt de gemeente samen met buurgemeenten en andere belanghebbenden hoe de regio Midden-Holland in de toekomst in zijn energiebehoefte zal voorzien.
5.7.2 Kaders en beleidsdoelen voor het plan
Op 1 juli 2018 is de Wet Voortgang Energie Transitie (VET) in werking getreden. Deze Wijzigingswet heeft een aantal aanpassingen doorgevoerd in de Gaswet en de Elektriciteitswet. Door de wijziging van de Gaswet mag een netbeheerder geen aardgasaansluiting meer verzorgen voor nieuwbouw. De aansluitplicht is dus vervallen, waarmee nieuwbouw niet meer aangesloten kan worden op het aardgasnet. Een belangrijk aandachtspunt is dat dit alleen geldt voor kleinverbruikers. Kleinverbruikers hebben een gasmeter tot en met G25 (een doorlaatwaarde tot en met 40 m³ per uur). Veel grotere kantoorpanden en bedrijven hebben een grotere aansluiting en hebben dus nog steeds recht op een aardgasaansluiting. Daarnaast biedt de Wet VET het college de ruimte om gebieden aan te wijzen waar netbeheerders geen nieuwe aardgasaansluitingen meer mogen verzorgen. Van deze bevoegdheid mag alleen gebruik worden gemaakt als er is voorzien in alternatieve voorzieningen. Dit heeft echter alleen invloed op kleingebruikers. Voor grootverbruikers vervalt het recht op een gasaansluiting hiermee dus niet. De wetgeving biedt ook ruimte aan het college van B&W om bij zwaarwegende redenen van algemeen belang uitzonderingen te maken en toch in een gasaansluiting te voorzien.
5.7.3 Beschrijving gewenste situatie plangebied
Het stedelijk gebied van Bodegraven heeft te maken met doorlopende ontwikkelingen en de transitie naar een klimaatneutrale gemeente. Door het opnemen van specifieke regels die een duurzame leefomgeving bevorderen en minder duurzame activiteiten tegengaan, kan de gemeente sturen op de beoogde duurzaamheidsdoelstellingen. Zo geeft de Routekaart Bodegraven-Reeuwijk 2035 concrete actiepunten voor het stimuleren van bestendigheid tegen hitte en neerslag en de verduurzaming van particuliere woningen, maatschappelijk vastgoed en bedrijven. Op het gebied van water heeft het stimuleren en faciliteren van het afkoppelen van hemelwater van de riolering prioriteit. Het bestemmingsplan draagt met bovengenoemde regelgeving bij aan een klimaatneutraal Bodegraven-Reeuwijk in 2035.
5.7.4 Verwerking in het bestemmingsplan
Maatregelen om de bestaande gebouwde omgeving te voorzien van duurzame energie zijn grotendeels vergunningvrij en hoeven dus niet aan het bestemmingsplan getoetst te worden.
Voor de mogelijke aanleg van een lokaal warmtenet in het centrum zal het nodig zijn de ruimte hiervoor in het bestemmingsplan te reserveren. Dat kan echter nu nog niet, omdat deze plannen nog onvoldoende zijn uitgewerkt.
5.8 Procedurele Aspecten
5.8.1 Kader
Besluit milieueffectrapportage
Op grond van hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is het noodzakelijk om ten behoeve van een bestemmingsplan dat kaderstellend is voor projecten met grote milieugevolgen, een plan-m.e.r. of m.e.r.-beoordeling op te stellen. De bijlage bij het Besluit m.e.r. geeft aan om welke soorten projecten het gaat en vanaf welke omvang een plan-m.e.r. of m.e.r.-beoordeling nodig is. Hierbij geldt sinds de aanpassing van het Besluit m.e.r. per 1 april 2011 de omvang als richtwaarde en niet als absolute drempelwaarde. Daarom is altijd een toets noodzakelijk om na te gaan of sprake is van een project met grote milieugevolgen. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria van Bijlage III, van de EU-richtlijn m.e.r. De hoofdcriteria waaraan moet worden getoetst zijn: kenmerken van de projecten, plaats van de projecten en kenmerken van het potentiële effect. Het mag duidelijk zijn dat wanneer een project ruim beneden de omvang uit de bijlage van het Besluit m.e.r. blijft, deze beoordeling beknopt kan zijn.
Wet natuurbescherming
Volgens de Wet natuurbescherming moet een zgn. 'passende beoordeling' worden uitgevoerd voor een plan, als significante negatieve effecten op Natura 2000 gebieden niet kunnen worden uitgesloten. Een passende beoordeling leidt automatisch tot de plicht om een plan-mer uit te voeren.
5.8.2 Onderzoek
Besluit milieueffectrapportage
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichting is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op 2000 of meer woningen. Het bestemmingsplan "Bodegraven Centrum 2022"maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het gebied 'Hart van Bodegraven wordt momenteel ontwikkeld, hiervoor is al een m.e.r.-beoordeling gedaan bij het bestemmingsplan Doortocht Zuid. Dit betekent dat geen nieuwe m.e.r.-beoordeling nodig is.
Wet natuurbescherming
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Daarom zijn significante negatieve effecten op Natura 2000 gebieden uitgesloten. Er is geen passende beoordeling nodig.
5.8.3 Conclusie
Voor het bestemmingsplan Bodegraven Centrum hoeft geen MER te worden opgesteld.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het voorliggende bestemmingsplan betreft een bestaand plangebied met een overwegend conserverend karakter. Voor zover er in het plan ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, zijn deze gebaseerd op de centrumvisie, die breed gedragen wordt.
6.2 Handhaving
De aandacht voor handhaving neemt de laatste jaren sterk toe. Zowel de hogere overheden als de burgers spreken de gemeente in toenemende mate aan op het handhaven van de eigen regels en de rechter spreekt zich nadrukkelijk uit over de verplichtingen die gemeentebesturen hebben om de eigen regelgeving te handhaven. Het bestemmingsplan vervult een aantal functies op het gebied van handhaving. Een bestemmingsplan is toekomstgericht. Het geeft een beeld van te verwachten ruimtelijke ontwikkelingen en verwoordt het gemeentelijk beleid ten opzichte van die ontwikkelingen. Het bestemmingsplan geeft richting aan het gemeentelijk beleid: het vertaalt beleid naar juridische regels. Eveneens functioneert het bestemmingsplan als toetsingskader voor bouwplannen en andere werkzaamheden. Hierdoor is het bestemmingsplan voor burger en overheid bindend. Daarnaast geeft het ook rechtszekerheid: wat is wel en niet toegestaan.
Om ervoor te zorgen dat handhaving van het bestemmingsplan in de praktijk met succes kan worden afgedwongen, dient aan het volgende te worden voldaan:
- De voorschriften en het kaartmateriaal moeten duidelijk en overzichtelijk zijn;
- Regels moeten zodanig zijn dat duidelijk is wanneer sprake is van een overtreding en overtredingen moeten herkenbaar / zichtbaar én controleerbaar zijn;
- Het plan dient uitvoerbaar te zijn.
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan zoals hierboven omschreven, heeft geen zin indien na de vaststelling van het bestemmingsplan geen handhaving plaatsvindt. Handhaving begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die dit moeten naleven. Het sluitstuk van een goede basis voor handhaving is voldoende controle van de feitelijke situatie in het bestemmingsplangebied. Daarnaast moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de regels worden overtreden.
Hoofdstuk 7 Inspraak En Overleg
7.1 Inspraak En Vooroverleg
Het voorontwerpbestemmingsplan is voor inspraak ter inzage gelegd, en tegelijkertijd is wettelijk vooroverleg gevoerd. Van de Provincie Zuid-Holland, Veiligheidsregio Hollands Midden (VRHM), ProRail, de Gasunie, en de hoogheemraadschappen De Stichtse Rijnlanden (HDSR) en hoogheemraadschap van Rijnland zijn
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 18 juni tot en met 29 juli 2020 ter inzage gelegen. In deze periode heeft eenieder de mogelijkheid gehad om te reageren op de inhoud van het voorontwerpbestemmingsplan. Vanwege het Corona-virus is er voor gekozen geen fysieke informatie- of inloopavond te organiseren.
Het voorontwerpbestemmingsplan is daarnaast in het kader van het overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegezonden aan de overleginstanties. Er is van 6 overlegpartners een reactie ontvangen, te weten de Provincie Zuid-Holland, Veiligheidsregio Hollands Midden (VRHM), ProRail, de Gasunie, het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) en het Hoogheemraadschap van Rijnland. Daarnaast zijn in totaal 62 inspraakreacties ingediend, waarbij met name aandacht werd gevraagd voor de aspecten verkeer en parkeren, de bouwplannen in de Kerkstraat, Brouwerij De Molen en de inspraakprocedure.
De inspraak- en vooroverlegreacties zijn samengevat en beantwoord in de Nota inspraak- en overlegreacties (bijlage 5). Per reactie is aangegeven of en in welke mate de reactie heeft geleid tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan 'Bodegraven Centrum 2022'.
7.2 Zienswijzen
Na het verwerken van de inspraak- en vooroverlegreacties is het ontwerpbestemmingsplan opgesteld. Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 25 november 2021 tot en met woensdag 5 januari 2022 gedurende 6 weken ter visie gelegen. In deze periode heeft eenieder de mogelijkheid gehad om te reageren op de inhoud van het ontwerpbestemmingsplan. De ontvangen zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de Nota zienswijzen (bijlage 6). Per reactie is aangegeven of en in welke mate de reactie heeft geleid tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan 'Bodegraven Centrum 2022'. Daarnaast zijn twee amendementen aangenomen, waarbij is besloten de aanduiding voor horeca ter plaatse van de Wilhelminastaat 8 te verwijderen en de begraafplaats bij het Sint Gallushof aan te merken als cultuurhistorisch waardevol. De amendementen zijn tevens opgenomen als bijlage bij de regels.
Het bestemmingsplan zal binnen 12 weken na terinzagelegging door de gemeenteraad moeten worden vastgesteld. Het vaststellingsbesluit en het bestemmingsplan worden vervolgens voor zes weken ter inzage gelegd. Gedurende de ter inzagelegging kan beroep tegen het plan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dit kan uitsluitend wanneer ook een zienswijze tegen het ontwerp is ingediend of tegen die onderdelen die de gemeenteraad gewijzigd heeft vastgesteld.
Hoofdstuk 8 Juridische Plantoelichting
8.1 Inleiding
Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld conform de gemeentelijke standaard met inachtneming van de bestaande rechten uit het voorgaande plan. Daarnaast wordt voldaan aan de bepalingen die zijn opgenomen in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro), zoals de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) en het coderingssysteem Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO). In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de regels en verbeelding van voorliggend plan zijn opgebouwd.
8.2 Planmethodiek
Het op te stellen bestemmingsplan omvat een reeds ontwikkeld centrumgebied, met een beperkt aantal (deels) te herontwikkelen locaties. De voorgaande regeling is zoveel mogelijk vereenvoudigd, en, waar nodig, afgestemd op de nieuwe beleidsdocumenten van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk.
8.3 Regels
De regels bestaan uit vier hoofdstukken:
- Inleidende regels (hoofdstuk 1);
- Bestemmingsregels (hoofdstuk 2);
- Algemene regels (hoofdstuk 3);
- Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4).
Hierna wordt een korte toelichting gegeven op de in het plan voorkomende hoofdstukken.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In dit hoofdstuk is een aantal begrippen verklaard dat wordt gebruikt in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel "Wijze van meten” opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden. Tevens zijn, waar mogelijk, flexibiliteitsbepalingen opgenomen.
Voor alle bestemmingen die de functie 'wonen' mogelijk maken is een bepaling opgenomen dat het bestaand aantal woningen niet mag toenemen. Deze bepaling volgt uit het feit dat de gemeente per verzoek of aanvraag een afweging wil maken wat de gevolgen zijn van het toevoegen van woningen, vooral ten aanzien van de parkeereis en het woningbouwprogramma.
Hieronder wordt kort ingegaan op de verschillende bestemmingen. De meeste bestemmingen zijn volgens de voorgaande regeling opgenomen.
Bedrijf
De bestemming 'Bedrijf' is opgenomen voor de verspreid binnen het plangebied aanwezige bedrijven. De bestemming richt zich op bedrijven die behoren tot de categorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met een lage verkeersaantrekkende werking. Aanvullend hierop zijn middels functieaanduidingen specifieke bedrijfsvormen en buitenopslag mogelijk gemaakt. Ook de aanwezige cultuurhistorische waarden zijn beschermd door middel van een functieaanduiding. Tot slot is een bouwaanduiding opgenomen voor bijgebouwen.
Bedrijf - nutsvoorziening
Deze bestemming is opgenomen ten behoeve van de openbare nutsvoorzieningen binnen het plangebied.
Centrum
De centrumbestemming is opgenomen voor het grootste deel van de panden binnen het kernwinkelgebied. Binnen deze bestemming is detailhandel op de begane grond (en publieksgerichte dienstverlening) uiteraard bij recht toegestaan. Een belangrijk onderscheid ten opzichte van andere bestemmingen is dat hier niet op de begane grond gewoond mag worden. Diverse andere functies die mogelijk zijn binnen de bestemming zijn met een aanduiding aangegeven op de verbeelding. Ook zijn diverse bouwaanduidingen opgenomen voor bijvoorbeeld bijgebouwen en een onderdoorgang.
Detailhandel
De gronden met de bestemming 'Detailhandel' zijn opgenomen voor enkele individuele detailhandelsvestigingen buiten het centrum. Voor grootschalige supermarkten is een aanduiding opgenomen. Binnen de bestemming is detailhandel en ondersteunende horeca uitsluitend op de begane grond mogelijk. Wonen mag zowel op de begane grond als de bovengelegen verdiepingen.
Gemengd 1, 2, 3 en 4
De gemengde bestemmingen zijn verspreid door het gebied opgenomen en zijn primair bedoeld voor gemengde doeleinden, zoals wonen, dienstverlening, (ondersteunende) horeca en detailhandel. Ook zijn ondergrondse ondersteunende functies zijn mogelijk, zoals opslag, toilet en garderobe.
De bestemmingen zijn aangepast ten opzichte van de voorgaande regeling uit het bestemmingsplan 'Kern Bodegraven'. De regelingen zijn aangepast op de uitgangspunten die volgen uit de Visie op hetwinkelgebied van Bodegraven. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen het kernwinkelgebied (centrum), de aan- en uitloopstraten van het centrum, de overige gemengde bestemmingen en de panden rond het stationsplein. Er zijn diverse functieaanduidingen opgenomen die ervoor zorgen dat het voorgaande planologisch gebruik ook onder de nieuwe regeling blijft toegestaan. De nieuwe gemengde bestemmingen zijn hieronder nader toegelicht.
Gemengd 1 - De aan- en uitloopstraten van het kernwinkelgebied
De bestemming 'Gemengd - 1' is opgenomen voor panden die zijn gelegen in de aanloopstraten van het centrum. In tegenstelling tot de centrumbestemming is binnen de bestemming Gemengd - 1 detailhandel niet langer bij recht mogelijk. Panden waar nu detailhandel is gevestigd, behouden middels een aanduiding hun detailhandelsfunctie (huidige vestigingen blijven mogelijk onder het overgangsrecht).
Uitsluitend wonen, zakelijke of publieksgerichte dienstverlening en horeca van categorie 1 zijn bij recht mogelijk. Behalve wonen zijn deze functies beperkt tot de begane grond. Overige en aanvullende functies (al dan niet uitsluitend op de begane grond) zoals detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, ateliers, bioscopen, dansscholen en hogere horecacategorieën zijn uitsluitend mogelijk ter plaatse van gelijknamige aanduidingen.
Voor één locatie binnen de bestemming 'Gemengd - 1' is een zogenoemde 'uitsterfregeling' opgenomen. Voor de horecazaak van categorie 3 aan de Wilhelminastraat 29 is bepaald dat indien ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van horeca - uitsterfregeling' gedurende een jaar geen horeca-activiteiten in categorie 3 worden uitgeoefend, dit gebruik van rechtswege vervalt. Op dat moment zijn bij recht binnen de bestemming uitsluitend horeca-activiteiten van categorie 1 toegestaan.
Tot slot is voor één locatie binnen het plangebied een persoonsgebonden overgangsrecht van toepassing. Het betreft een bioscoopfunctie aan de Prins Hendrikstraat 31. Door middel van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - uitsterfregeling' is hier bepaald dat het bij inwerkingtreding van dit bestemmingsplan bestaande gebruik uitsluitend onder de huidige eigenaren mag worden voortgezet.
Gemengd 2 - Panden aan de Doortocht
Deze gemengde bestemming is opgenomen voor de panden aan de Doortocht. Hier zijn detailhandel in volumnieuze goederen en bedrijfsmatige activiteiten die vallen onder de categorieën 1 en 2 van de staat van bedrijfsactiviteiten mogelijk. Kantoren zijn uitsluitend op de verdieping toegestaan. Voor de viswinkel en de sportzaak zijn aanduidingen opgenomen.
Voor de hardloopwinkel aan de Doortocht 3a, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - sportzaak', is een zogenoemde 'uitsterfregeling' opgenomen. Het gebruik als sportzaak vervalt van rechtswege op het moment dat dit pand gedurende een jaar niet in gebruik is als sportzaak.
Gemengd 3 - Verzamelbestemming
Gemengd 3 is een verzamelbestemming voor percelen waar meerdere functies mogelijk zijn en waarbij minder samenhang is dan bij de gemengde bestemmingen 1, 2 en 4. De percelen waren in het voorgaande bestemmingsplan bestemd voor onder meer cultuur en ontspanning, sport, maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening. De voorgaande rechten zijn met aanduidingen overgenomen in dit plan. Bij recht zijn dienstverlening en wonen op de begane grond mogelijk gemaakt.
Gemengd 4 - Stationslocaties
De bestemming 'Gemengd - 4' is opgenomen voor de panden rondom het stationsplein. Binnen deze bestemming zijn functies mogelijk gemaakt die passend zijn bij het station, zoals daghoreca, kantoren en maatschappelijke functies. Het gaat om het stimuleren van publieksgerichte gebruiksmogelijkheden met uitzondering van detailhandel. Dit heeft als doel het stationsgebied aan de centrumzijde een meer levendige en uitnodigende uitstraling te geven. De functies rondom het station dienen niet te concurreren met de centrumvoorzieningen. Vandaar dat detailhandel niet is toegestaan.
Groen
De bestemming is opgenomen voor de (openbare) groenvoorzieningen in het plangebied. De gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, alsmede de daarbij behorende dan wel ondergeschikte voorzieningen. Binnen de bestemming mogen in principe uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming en gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning parkeervoorzieningen realiseren binnen de groenbestemming, mits de hoofdgroenstructuur binnen de gemeente niet onevenredig wordt aangetast.
Horeca
De indeling van verschillende horecacategorieën komt overeen met de indeling uit het voorgaande plan. Categorie 1 omvat vormen van horeca-activiteiten waar in hoofdzaak maaltijden worden versterkt, zoals restaurants, bistro's, café-restaurants, hotels en pensions. De tweede categorie omvat vormen van horeca die aansluiten bij winkelvoorzieningen, en die naast kleine etenswaren ook alcoholvrije dranken verstrekken. Deze horeca geeft mogelijk druk op de omgeving. Binnen horecacategorie 2 wordt onderscheid gemaakt in subcategorie a en b. Categorie 2a omvat vormen van horeca die zich qua exploitatie en qua openingstijden richten op de winkelactiviteiten en geen druk op de omgeving veroorzaken. Categorie 2b is opgenomen voor vormen van horeca die zich qua exploitatie en qua openingstijden richten op de reguliere horeca en mogelijk druk op de omgeving kunnen veroorzaken. De hoogste horecacategorie, te weten horecacategorie 3, is bedoeld voor zaken waar in hoofdzaak alcohol wordt verstrekt zoals cafés, bars, discotheken, nachtclubs en zaalaccommodaties.
Binnen de bestemming 'Horeca' zijn horecacategorie 1 en 2a bij recht toegestaan, evenals wonen op de verdieping(en). Horecacategorie 2b en 3 zijn uitsluitend mogelijk ter plaatse van een gelijknamige aanduiding. Ook detailhandel en wonen op de begane grond is enkel mogelijk als hiertoe aanduidingen zijn opgenomen op de verbeelding.
Kantoor
De individuele kantoorlocaties in het plangebied zijn voorzien van de kantoorbestemming. Wonen is in principe uitsluitend mogelijk op de verdiepingen, tenzij de aanduiding 'wonen' is opgenomen. In dat geval is wonen op de begane grond ook toegestaan. Ook bijgebouwen zijn aangeduid.
Maatschappelijk
Deze bestemming richt zich op de binnen het plangebied aanwezige kerken, begraafplaats, school en andere maatschappelijke functies. Ondergeschikte horeca is toegestaan. Aanduidingen voor onder andere wonen, bedrijfswoningen en een maatschappelijke bestemming op de begane grond zijn één-op-één overgenomen uit de voorgaande plannen. Aanvullend hierop is een aanduiding opgenomen die een bedrijfswoning mogelijk gemaakt ter plaatse van de bestaande pastoriewoning aan de Overtocht 18.
Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' is opgenomen voor de pleinen, wegen en andere openbare ruimtes binnen het plangebied. De gronden zijn hiermee bestemd voor verblijfsgebied, met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen. Horecaterrassen zijn overal toegestaan binnen de bestemming Verkeer-verblijfsgebied.
Tevens zijn bij de bestemming horende voorzieningen toegestaan, zoals nutsvoorzieningen, groen, water, reclame-uitingen, speel- en verblijfsvoorzieningen, (ondergrondse) containers en parkeervoorzieningen. Er mogen enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met uitzondering van (parkeer)garages die als zodanig zijn aangeduid.
Water
De bestemming is opgenomen voor de in het plangebied aanwezige (hoofd)watergangen, waaronder de Oude Rijn. De gronden zijn bestemd voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen en bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen. Er is één bouwvlak aanwezig binnen de bestemming: ter plaatse van het brugwachtershuis. Hiervoor is de bestaande maatvoering vastgelegd door middel van maatvoeringsaanduidingen op de verbeelding. Ter plaatse van bruggen waar gemotoriseerd verkeer passeert, is een aanduiding 'brug' opgenomen. In principe mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, mits de water- en verkeersveiligheid gewaarborgd is. Tot slot is er een afwijkmogelijkheid voor het bouwen van andere bouwwerken. De bestemming is inhoudelijk één-op-één overgenomen uit het voorgaande plan.
Wonen
De woonbestemming is opgenomen voor de bestaande woningen in het plangebied, voor een aantal panden net buiten de centrumbestemming en voor een aantal specifieke detailhandelsvestigingen. Conform de gemeentelijke standaard gelden er standaardregels voor erfbebouwing en beroep & bedrijf aan huis.
Leiding - Riool
De in het plangebied aanwezige rioolleidingen zijn voorzien van beschermende dubbelbestemmingen.
Waarde - Archeologie 1 en 2
Deze dubbelbestemmingen zijn opgenomen ter bescherming van de aanwezige archeologische waarden ter plaatse. De dubbelbestemmingen zijn conform de archeologische beleidskaart van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk aangegeven op de verbeelding.
In de regels zijn in totaal 2 dubbelbestemmingen voor archeologie opgenomen, afhankelijk van de archeologische verwachtingswaarde van de betreffende gronden. Het verschil tussen de dubbelbestemmingen zit in de diepte van de bodemingrepen en de oppervlakte van het plangebied.
Waarde - Cultuurhistorie
Deze dubbelbestemming is opgenomen in lijn met het parapluplan Cultuurhistorie Bodegraven - Reeuwijk, vastgesteld op 21-11-2018. De bestemming bepaalt dat het slopen, veranderen en vergroten van cultuurhistorisch waardevolle objecten pas mogelijk is indien het behoud van relevante cultuurhistorische waarden wordt geborgd. In dit verband moet voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning een advies worden ingewonnen bij de Erfgoedcommissie van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk.
Waarde - Monument
Deze dubbelbestemming bepaalt dat het slopen, veranderen en vergroten van monumenten pas mogelijk is indien het behoud van relevante cultuurhistorische waarden wordt geborgd. In dit verband moet voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning een advies worden ingewonnen bij de Erfgoedcommissie van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk of wanneer nodig van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Er is daarnaast een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om een extra zelfstandige wooneenheid/wooneenheden mogelijk te maken binnen een bestaand object met cultuurhistorische waarden, mits aan enkele voorwaarden is voldaan.
Waterstaat - Waterkering
Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de gronden die een waterkerende functie hebben. Het betreft de waterkeringen langs de Oude Rijn. Er is sprake van een dubbelbestemming waarbij de waterkerende functie primair is gesteld ten opzichte van de andere voorkomende bestemmingen. De gronden zijn primair bestemd voor voorzieningen ten behoeve van de waterkering en de waterhuishouding.
Op deze gronden zijn tevens de Keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland en de Keur van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden van toepassing. Er mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de andere voorkomende bestemmingen is afhankelijk gesteld van een door burgemeester en wethouders te verlenen omgevingsvergunning voor afwijking. De bouwregels van de betreffende bestemming moeten daarbij in acht worden genomen en de waterstaatsbelangen moeten de afwijking gedogen. Alvorens bij omgevingsvergunning een afwijking te verlenen wordt advies ingewonnen bij het Hoogheemraadschap.
Waterstaat - Waterlopen
De bescherming van de hoofdwatergangen vindt plaats via de dubbelbestemming Waterstaat - Waterlopen. Binnen deze dubbelbestemming is de beschermingszone van de hoofdwatergang opgenomen. De gronden zijn primair bestemd voor de aanleg en het onderhoud van een watergang. De dubbelbestemming zorgt ervoor dat de instandhouding van de hoofdwatergang is gewaarborgd.
Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de waterlopen toegestaan. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken voor het oprichten van gebouwen en bouwwerken. Er wordt getoetst of het bouwen ten behoeve van de onderliggende bestemming de hoofdwatergang of het onderhoud hiervan zal schaden. Alvorens bij omgevingsvergunning een afwijking te verlenen wordt advies ingewonnen bij het Hoogheemraadschap.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
In hoofdstuk 3 worden de regels inzake terrassen, evenementen en standplaatsen, en de veiligheidszones weg en buisleiding geregeld. Hieronder volgt een toelichting.
Evenementen
Huidige situatie
Voor het organiseren van evenementen in Bodegraven-Reeuwijk geldt de Algemene plaatselijke verordening. In de meeste gevallen is een vergunning nodig tenzij het om een kleinschalig evenement gaat. Bij vergunningverlening wordt getoetst aan het dan geldende evenementenbeleid. Alle evenementen worden één keer per jaar geïnventariseerd door middel van een evenementenkalender waarop evenementen worden aangemeld. Een aanmelding kan niet worden gezien als een aanvraag maar kan meespelen bij de toewijzing van locaties en werkt volgens het principe wie het eerst komt wie het eerst maalt.
Er geldt nog een bijzondere categorie evenementen zoals kermissen, circussen en braderieën. Hieraan zijn regels gesteld omtrent de frequentie in de vorm van een maximumstelsel.
Kader en beleid
De rijksoverheid is bezig met een grondige herziening van het stelsel van omgevingsrecht: de Omgevingswet. In aanloop naar de inwerkingtreding van de Omgevingswet kan al veel met de nieuwe mogelijkheden gewerkt worden onder vigeur van de Crisis en herstelwet. Dit bestemmingsplan is in het kader van de laatstgenoemde wet aangemeld voor een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Het aanwijzen van een evenemententerrein met bijbehorende regels is noodzakelijk als gevolg van jurisprudentie. Een aantal regels staan nog in de APV die van toepassing blijft als het gaat om regels die betrekking hebben op de openbare orde. De veiligheidsregio Hollands-Midden heeft voor risicobeheersing een Kader Evenementenveiligheid vastgesteld waarbij evenementen worden onderverdeeld in klassen.
Gewenste situatie
In de centrumvisie Bodegraven zet de gemeente in op meer levendigheid in het centrum onder voortzetting van het huidige beleid. Voorwaarde daarbij is dat er voor bewoners in het centrum sprake blijft van een prettige woonomgeving zonder te veel overlast.
Vertaling in de regels
De regels in dit bestemmingsplan nemen de APV als uitgangspunt. Vanuit de ambitie om meer levendigheid in het centrum te stimuleren en te dereguleren wordt een locaties aangewezen waar onder specifieke voorwaarden een evenement gehouden kan worden, te weten de Oude Markt, het Raadhuisplein en overige locaties binnen het plangebied. Evenementen hebben te allen tijde een meldingsplicht. Dat gebeurt via een door het college van Burgemeester en wethouders vastgesteld formulier. Indien een evenement niet voldoet aan de gestelde voorwaarden die gelden op de beoogde locatie, dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd en verleend, alvorens het evenement kan plaatsvinden. Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning of bij de melding worden de volgende documenten overlegd: een draaiboek, situatietekening, veiligheidsplan, verkeersplan en akkoordverklaring van de rechtmatige eigenaar van de gronden waarop de activiteit wordt verricht. Wanneer wordt gesproken over de grootte van evenementen wordt onderscheid gemaakt in kleinschalige (250 tot 500 bezoekers) en grootschalige evenementen (500 tot 1500 bezoekers).
1. Raadhuisplein
Het Raadshuisplein is de belangrijkste evenementenlocatie van Bodegraven. Voor relevante evenementen op het Raadhuisplein is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. In het akoestisch onderzoek “Geluid in de omgeving ten gevolge van evenemententerreinen te Bodegraven” (bijlage 4) zijn de geluidsniveaus binnen woningen bepaald. Hiertoe zijn metingen verricht aan de geluidswering van gevels van 17 woningen gelegen rondom het Raadhuisplein. Met behulp van een akoestisch rekenmodel is de geluidsbelasting op de gevels van omliggende woningen berekend waarna door middel van de gemeten geluidswering het binnenniveau bepaald is. De gemeten geluidswering van de gevels van omliggende woningen varieert tussen de 22 en 29 dB(A). Vervolgens zijn voor verschillende (podium)locaties de geluidsniveaus op de gevel berekend en uitgaande van de gemeten geluidswering het binnengeluidsniveau vastgesteld. Met een geluidsniveau van 90 dB(A) op het publieksvlak treedt bij diverse podiumlocaties een overschrijding op van een normaliter maximaal geluidsniveau van 50 dB(A) tijdens een muziekevenement.
Om geluidshinder van evenementen op het Raadhuisplein te beperken, dient het aantal evenementen te worden gelimiteerd. Hiervoor is aansluiting gezocht bij jurisprudentie. In het algemeen wordt toegestaan dat de standaardgrenswaarden maximaal 12 keer per kalenderjaar voor bepaalde typen activiteiten worden overschreden. Op het Raadhuisplein wordt 75 dagen per kalenderjaar de mogelijkheid gegeven om een evenement (grootschalig of kleinschalig) te organiseren. Deze dagen worden verdeeld over maximaal 5 grootschalige en maximaal 10 kleinschalige evenementen. Van die 75 dagen wordt tijdens 4 dagen het binnengeluidsniveau van omliggende woningen van 50 dB(A) overschreden. Het gaat daarbij om ten hoogste 4 uur per dag waarbij het binnengeluidsniveau 60 dB(A) bedraagt. Hiermee wordt voldaan aan het maximale aantal van 12 dagen overschrijding. In de regels wordt dit geborgd door het opnemen van onder andere het aantal evenementendagen, de geluidsniveaus en de tijden.
Evenementen op het Raadhuisplein mogen gehouden worden op maandag, dinsdag, woensdag en donderdag tussen 07:00 en 23:00 uur en op vrijdag en zaterdag tussen 07:00 en 24:00 uur en op zondag tussen 13:00 en 20:00 uur.
In de regels wordt het geluidsniveau in een dB(A)- en een dB(C)-waarde vastgelegd. Het geluidsniveau in dB(A) geeft de sterkte van het geluid voor de gevoeligheid van het menselijk oor weer. Het geluidsniveau in dB(C) is bedoeld om hinder door dreunende bassen (lagere tonen) in het muziekgeluid te beperken. Hierdoor wordt het binnengeluidsniveau van 50 dB(A) geborgd. De geluidsniveaus ter plaatse van woningen in de regels wijken af van de geluidsniveaus zoals berekend in het akoestisch rapport. Dit komt omdat de gevelreflectie in de geluidsnorm is verdisconteerd.
Uit de rekenresultaten blijkt dat het binnengeluidsniveau minder dan 12x per jaar boven de 50 dB(A) uitkomt. In de regels zijn aanvullende beperkingen voor deze evenementen opgenomen. De evenementenlocatie van het Raadhuisplein is gelegen in het centrum van Bodegraven waar tevens de warenmarkt wordt gehouden en ook horeca is gevestigd. Dit speelt tevens een rol bij de afweging om enkele keren per jaar af te wijken van de waarde van 50 dB(A) binnengeluidsniveau.
Op basis van het voorgaande is beoordeeld dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Afbeelding 8.1: Aanduiding raadhuisplein (blauw)
2. Oude Markt
Ook op de Oude Markt zijn zowel kleinschalige als grootschalige evenementen mogelijk.
Voor relevante evenementen op de Oude Markt is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. In het akoestisch onderzoek “Geluid in de omgeving ten gevolge van evenemententerreinen te Bodegraven” (bijlage 4) zijn de geluidsniveaus binnen woningen bepaald. Hiertoe zijn metingen verricht aan de geluidswering van gevels van 6 woningen gelegen rondom de Oude Markt. Met behulp van een akoestisch rekenmodel is de geluidsbelasting op de gevels van omliggende woningen berekend waarna door middel van de gemeten geluidswering het binnenniveau bepaald is. De gemeten geluidswering van de gevels van omliggende woningen varieert tussen de 16 en 32 dB(A). Dit resulteert, rekening houdend met de gemeten geluidswering van de gevels van omliggende woningen, tot een binnengeluidsniveau van ten hoogste 50 dB(A) voor alle omliggende woningen.
Om geluidshinder van evenementen op de Oude Markt te beperken, dient het aantal evenementen te worden gelimiteerd. Hiervoor is aansluiting gezocht bij jurisprudentie. In het algemeen wordt toegestaan dat de standaardgrenswaarden maximaal 12 keer per kalenderjaar voor bepaalde typen activiteiten worden overschreden. Op de Oude Markt wordt 32 dagen per kalenderjaar de mogelijkheid gegeven om een evenement (kleinschalig of grootschalig) te organiseren. Deze dagen worden verdeeld over maximaal 4 grootschalige en maximaal 4 kleinschalige evenementen. Dit betekent dat het binnengeluidsniveau van omliggende woningen ten hoogste 50 dB(A) mag bedragen in de dag- en avondperiode. In de regels wordt dit geborgd door het opnemen van onder andere het aantal evenementendagen, de geluidsniveaus en de tijden.
Op zondag zijn geen evenementen toegestaan op de Oude Markt.
In de regels wordt het geluidsniveau in een dB(A)- en een dB(C)-waarde vastgelegd. Het geluidsniveau in dB(A) geeft de sterkte van het geluid voor de gevoeligheid van het menselijk oor weer. Het geluidsniveau in dB(C) is bedoeld om hinder door dreunende bassen (lagere tonen) in het muziekgeluid te beperken. Hierdoor wordt het binnengeluidsniveau van 50 dB(A) geborgd. De geluidsniveaus ter plaatse van woningen in de regels wijken af van de geluidsniveaus zoals berekend in het akoestisch rapport. Dit komt omdat de gevelreflectie in de geluidsnorm is verdisconteerd.
Uit de rekenresultaten blijkt dat het binnengeluidsniveau aan de 50 dB(A) kan voldoen. Tijdens de 32 evenementendagen per jaar kan worden gesproken van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ten aanzien van geluid. In de regels worden het aantal evenementendagen, het geluidsniveau en de tijden opgenomen om te waarborgen dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Afbeelding 8.2: Aanduiding Oude Markt (rood)
3. Overige locaties in het centrum
Deze bepaling geldt specifiek voor het deel van het (plangebied, niet zijnde de locaties Raadhuisplein en Oude Markt. Jaarlijks mogen 5 grootschalige evenementen plaatsvinden. Voor kleinschalige evenementen is het maximum van 10 opgenomen. Tijdens de evenementen op deze locatie worden geen muziekoptredens toegestaan. Achtergrondmuziek wordt wel toegestaan bij de evenementen. Daarnaast wordt 2x per jaar bij een evenement op de locatie kermisattracties toegestaan.
Op deze locatie zijn op maandag tot en met donderdag tussen 07:00 en 23:00 uur of op vrijdag en zaterdag tussen 07:00 en 24:00 uur, op zondag tussen 13:00 en 20:00 uur evenementen mogelijk. Omdat op deze locatie geen relevante evenementen plaatsvinden is deze locatie niet in het akoestisch onderzoek meegenomen. Om te waarborgen dat sprake blijft van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat worden in de regels onder andere het aantal evenementendagen, de geluidsniveaus en de tijden dat de evenementen mogen plaatsvinden vastgelegd.
Horecaterrassen
Huidige situatie
In de Algemene plaatselijke verordening Bodegraven – Reeuwijk geldt een vergunningplicht voor het exploiteren van openbare inrichtingen. Terrassen worden als onderdeel daarvan gezien. Op dit moment kunnen terrassen niet zonder meer in het centrum worden ingericht.
Kader en beleid
Het bestemmingsplan heeft een verbrede reikwijdte gekregen onder de crisis- en herstelwet waardoor er meer regels in het plan opgenomen kunnen worden. De APV stelt een vergunningplicht in voor horeca en dus ook voor terrassen als onderdeel daarvan. De crisis- en herstelwet en de Omgevingswet brengt met zich mee dat een aantal regels overgaan van APV naar bestemmings- en omgevingsplan. Het gedeelte dat ziet op openbare orde valt nog steeds onder de APV.
Gewenste situatie
De centrumvisie heeft de ambitie voor meer levendigheid in het centrum van Bodegraven uitgesproken. In het licht van deze ambitie noemt de visie een aantal locaties waar meer ruimte wordt geboden aan activiteiten. Voor het Raadhuisplein spreekt de visie uit dat het facilitairen van een extra terras past binnen deze ontwikkelrichting. Ook de Oude Markt wordt genoemd als een plek van ontmoeting.
Vertaling in de regels
De regels in het bestemmingsplan nemen de APV als uitgangspunt. Vanwege de ambitie wordt op de in de visie genoemde locaties een terras toegestaan onder voorwaarden.
Een terras is omschreven als een buiten een gebouw gelegen gebied, behorend bij een horecabedrijf, waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of etenswaren verstrekt. Een gevelterras is een horecaterras dat direct tegen de gevel van het gebouw, waarin een horecabedrijf wordt geëxploiteerd, is gepositioneerd. Deze terrassen zijn overal toegestaan binnen de bestemming Verkeer-verblijfsgebied. Hier gaat het dan om gevelterrassen vóór een horecabedrijf. Buiten deze locaties geldt een vergunningplicht waarbij aangesloten wordt op de APV.
Veiligheidszones weg en buisleiding
Huidige situatie
Een deel van het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het vervoer van gevaarlijke stoffen van de N11 en van de gasleiding A-515.
Kader/beleid
Volgens de Nota externe veiligheid 2013 is het niet wenselijk om gebouwen voor zeer kwetsbare groepen (basisscholen, zorgcentra, e.d.) te hebben binnen het invloedsgebied van wegen of buisleidingen met gevaarlijke stoffen.
Gewenste situatie
De gemeente heeft de ambitie om het huidige beleid door te laten werken in bestemmingsplannen.
Vertaling in de regels
In de begrippenlijst wordt het begrip 'zeer kwetsbare groepen' uitgelegd.
Op de verbeelding zijn twee gebiedsaanduidingen opgenomen, 'veiligheidszone – weg' en 'veiligheidszone – buisleiding'. Binnen deze gebiedsaanduidingen is verboden om gebouwen te gebruiken voor nieuwe voorzieningen voor zeer kwetsbare groepen. Bestaande voorzieningen voor zeer kwetsbare groepen mogen worden voortgezet mits het bruto vloeroppervlak niet toeneemt. B&W kunnen ontheffing verlenen van dit verbod mits de veiligheid voldoende gewaarborgd is.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slot regels
In dit hoofdstuk zijn enkele overgangs- en slotregels bepaald. In het overgangsrecht voor gebruik is bepaald dat het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. Het overgangsrecht voor bouwwerken regelt dat bouwwerken die bij inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering zijn, of gebouwd worden met een verkregen omgevingsvergunning en daarmee afwijken van het voorliggende plan zijn toegestaan.
Parkeren
Met ingang van 1 juli 2018 zijn de bepalingen in de bouwverordening over voldoende parkeergelegenheid vervallen. Vanaf deze datum worden de parkeernormen geborgd in het bestemmingsplan. De gemeente Bodegraven-Reeuwijk kiest voor een zogenaamde 'dynamische verwijzing' in bestemmingsplannen. Dat betekent dat er geen parkeernormen worden opgenomen in het bestemmingsplan zelf omdat dit te weinig flexibiliteit biedt, maar dat voor de parkeereis wordt verwezen naar het actuele parkeerbeleid. In voorliggend plan is deze regeling opgenomen in artikel 27.
Het dynamische karakter houdt in dat als het parkeerbeleid wordt gewijzigd gedurende de planperiode van het bestemmingsplan, er ook rekening wordt gehouden met deze wijziging. Doordat in bestemmingsplannen wordt verwezen naar het parkeerbeleid, maakt het beleid indirect onderdeel uit van de rechterlijke toetsing. Het parkeerbeleid vormt daardoor een verlengstuk van de regels in het bestemmingsplan over parkeren.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Panden Met Een Cultuurhistorische Waarde Binnen Het Winkelgebied
Bijlage 2 Panden met een cultuurhistorische waarde binnen het winkelgebied
Bijlage 3 Convenant Klimaatadaptief Bouwen Incl. Programma Van Eisen (Bijlage A.1)
Bijlage 3 Convenant Klimaatadaptief bouwen incl. Programma van Eisen (Bijlage A.1)
Bijlage 4 Amendementen
Bijlage 1 Visie Op Het Winkelgebied Van Bodegraven
Bijlage 1 Visie op het winkelgebied van Bodegraven
Bijlage 2 Ruimtelijke Onderbouwing En Archeologisch Onderzoek Prins Hendrikstraat
Bijlage 2 Ruimtelijke onderbouwing en archeologisch onderzoek Prins Hendrikstraat
Bijlage 3 Externe Veiligheid
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Evenementen
Bijlage 4 Akoestisch onderzoek evenementen
Bijlage 5 Nota Inspraak En Overleg
Bijlage 5 Nota inspraak en overleg