Bruisterbosch 9 Sint Geertruid
Wijzigingsplan - Gemeente Eijsden-Margraten
Vastgesteld op 20-02-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaand onder:
1.1 plan:
het wijzigingsplan 'Bruisterbosch 9 Sint Geertruid' van de gemeente Eijsden-Margraten;
1.2 wijzigingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1903.WPBUI6265NK9-VG01 met de bijbehorende regels.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Toepassingsverklaring
2.1 Toepassingsverklaring bestemmingsregels
- a. Op dit wijzigingsplan zijn de bestemmingsregels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Margraten 2009 (inclusief 1e herziening)' van de gemeente Eijsden-Margraten (identificatienummer NL.IMRO.1903.BPBUI01004-GC05), zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 14 december 2012, van toepassing, met toevoeging van artikel 24.5.2:
Artikel 24.5.2 Sloop (voorwaardelijke verplichting)
- b. Het gebruiken van de nieuwe woning is alleen dan toegestaan als de sloop van de bijgebouwen conform de tekening zoals opgenomen in Bijlage 1 bij de regels volledig is uitgevoerd binnen één jaar na het onherroepelijk worden van voorliggend wijzigingsplan.
- c. Op dit wijzigingsplan zijn de regels van het 'Parapluplan Parkeren Eijsden-Margraten' van de gemeente Eijsden-Margraten (identificatienummer NL.IMRO.1903.BPPAR101-VG01) onverkort van toepassing.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 3 Toepassingsverklaring
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
3.1 Toepassingsverklaring verbeelding
Dit wijzigingsplan wijzigt de verbeelding op de locatie Bruisterbosch 9 te Margraten behorende bij het bestemmingsplan 'Buitengebied Margraten 2009 (identificatienummer NL.IMRO.1903.BPBUI01004-GC05), zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 14 december 2012, overeenkomstig de wijze, zoals vervat in de verbeelding behorende bij onderhavig wijzigingsplan.
3.2 Toepassingsverklaring algemene regels
Op dit wijzigingsplan zijn de bestemmingsregels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Margraten 2009 (inclusief 1e herziening)' van de gemeente Eijsden-Margraten (identificatienummer NL.IMRO.1903.BPBUI01004-GC05), zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 14 december 2012, van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 4 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan 'Bruisterbosch 9 Sint Geertruid'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
Ter plaatse van de Bruisterbosch 9 te Sint Geertruid is een Rijksmonumentale boerderij gelegen, geregistreerd onder monumentennummer: 34647. Deze agrarische bedrijfslocatie wordt niet meer als zodanig gebruikt. Dientengevolge wensen initiatiefnemers de bestemming te wijzigen naar 'Wonen' ten behoeve van eigen bewoning.
Uitsnede topografische kaart met aanduiding plangebied
Het gebruiken van onderhavige locatie voor reguliere woondoeleinden is op grond van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' (inclusief 1e herziening) niet toegestaan. De gemeente Eijsden-Margraten heeft kenbaar gemaakt principemedewerking te willen verlenen aan het voornemen.
Binnen de planregels van het geldende bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming 'Agrarisch - Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' teneinde het planvoornemen te kunnen faciliteren. Om voorliggend planvoornemen mogelijk te maken dient een wijzigingsplan in procedure te worden gebracht.
Voorliggend document voorziet in een toelichting op bijbehorende regels en verbeelding voor de bestemmingsplanwijziging.
Hoofdstuk 2 Plangebied En Planontwikkeling
In dit hoofdstuk worden het plangebied, de huidige situatie en het plan beschreven. Tevens wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de ruimtelijke effecten van het plan.
2.1 Ligging Plangebied
Het plangebied is gelegen ter plaatse van de locatie Bruisterbosch 9 te (6265 NK) Sint Geertruid.
Luchtfoto met aanduiding plangebied
Onderhavige locatie staat kadastraal bekend als gemeente Sint Geertruid - sectie A - nummers 1881, 1928, 134 en 135.
Kadastrale kaart met aanduiding plangebied
2.2 Bestaande Situatie
In de bestaande situatie is ter plaats van deze voormalige agrarische bedrijfslocatie in de noordwest hoek één bedrijfswoning aanwezig met aan weerszijde aansluitend een berging en een ruimte voor opslag. Verder zijn in de zuidvleugel van de U-vormige bebouwing twee (voormalige) stallen voor vee en tevens een ruimte voor opslag aanwezig. Voorts bevindt zich achter op het perceel een half-open werktuigenstalling.
Vanwege beëindiging van de agrarische bedrijfsactiviteiten zijn alle bedrijfsgebouwen niet meer als zodanig in gebruik. De bebouwing is toegankelijk via een oprit aan de zuidzijde van de Bruisterbosch. Ter verduidelijking is de bestaande situatie in onderstaande tekening schematisch weergeven.
Bestaande situatie met aanduiding plangebied
De bestaande situatie wordt weergegeven aan de hand van navolgende obliek foto's.
Zuid aanzicht
Noord aanzicht
2.3 Beoogde Planontwikkeling
Het voornemen is om de bedrijfswoning, inclusief het daarbij behorende privégedeelte (tuin) te bestemmen voor reguliere woondoeleinden. Het plangebied van voorliggend wijzigingsplan betreft het tot 'Wonen' te bestemmen gedeelte van de bestemming 'Agrarisch - bedrijf'. Daarbij is de wens om de sterk verouderde werktuigenstalling aan de achterzijde van het perceel volledig te amoveren. Ter verduidelijking is de toekomstige situatie in onderstaande afbeelding gevisualiseerd.
Ontwerp - nieuwe situatie
Naast de bestemming 'Wonen' worden de huidige reeds van kracht zijnde dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen één op één van toepassing verklaard. Dit betreffen de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie', 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht', 'Waarde - Cultuurhistorie', 'Waarde - Landschapselement' en de gebiedsaanduidingen 'milieuzone - bodembeschermingsgebied' en 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied'.
2.4 Ruimtelijk-visuele Effecten
Voorliggend plan voorziet primair in een planologische bestemmingswijziging. Concreet betreft dit naast het gebruiken van het bestaande woonhuis voor reguliere bewoning, het gebruik van de bijbehorende buitenruimte als (privé)tuin. Niet wordt voorzien in nieuwe bebouwingsmogelijkheden, bovenop de op de grond van het ter plekke geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Margraten 2009' bestaande bebouwingsmogelijkheden. Voorts wordt ten behoeve van voorliggend plan een gedeelte van de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt. Dit komt enkel de ruimtelijke kwaliteit ten goede. Gelet op vorenstaande overwegingen wordt geconcludeerd dat de ruimtelijk-visuele effecten vanwege voorliggende planontwikkeling aanvaardbaar zijn.
Hoofdstuk 3 Planologisch-juridische Situatie
3.1 Bestemmingsplan 'Buitengebied Margraten 2009'
Ter plaatse van onderhavige locatie Bruisterbosch 9 te Sint Geertruid is het bestemmingsplan 'Buitengebied Margraten 2009'(inclusief 1e herziening), vastgesteld door de gemeenteraad op 14 december 2012, van kracht. Op grond van dit bestemmingsplan heeft de locatie de bestemming 'Agrarisch - Bedrijf' met daarin opgenomen bouwvlak en maatvoeringsaanduiding 'maximaal aantal wooneenheden: 1. Voorts zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie', Waarde - Beschermd Dorpsgezicht', 'Waarde - Cultuurhistorie' en 'Waarde - Landschapselementen' en de gebiedsaanduidingen 'milieuzone - bodembeschermingsgebied' en 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' van toepassing.
Uitsnede bestemmingsplan met aanduiding plangebied
Voorliggend plan voorziet in het wijzigen van een agrarische bedrijfslocatie naar woondoeleinden ten behoeve van één reguliere woning. Op grond van het geldende bestemmingsplan is het gebruik van de bebouwing voor reguliere woondoeleinden niet rechtstreeks toegestaan.
In het bestemmingsplan is weliswaar een wijzigingsbevoegdheid geboden voor het college van burgemeester en wethouders om de bestemming 'Agrarisch - Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. de agrarische functie geheel is komen te vervallen;
- b. het betreft karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, respectievelijk handhaving van de bestaande bebouwing noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur, dan wel een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand gebracht wordt. In dat laatste geval dient de initiatiefnemer tot wijziging aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de woon- respectievelijk woon+cultuur en ontspanningsfunctie. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
- c. de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het complex behouden blijven;
- d. de wijziging niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
- e. de toename van het aantal woningen past binnen het woningbouwprogramma behorende bij de Regionale Woonvisie, of een daarvoor in de plaats tredend beleidskader;
- f. er sprake is van inpandig bouwen, i.c. de woningen en bijgebouwen zijn gelegen binnen de bestaande hoofdbebouwing (de voormalige bedrijfswoning met aangebouwde of inpandige bedrijfsruimte);
- g. de totstandkoming van een aanvaardbaar woonmilieu in de te realiseren woningen gegarandeerd kan worden;
- h. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
- i. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
- j. er sprake is van een substantiële verbetering van de ruimtelijke kwaliteit,
met dien verstande, dat:
- k. de bouwmassa niet mag toenemen, wat tot uitdrukking zal worden gebracht door een op de functie afgestemd bouwvlak;
- l. per agrarisch bedrijfscomplex binnen de hoofdbebouwing, zijnde dat deel van de bebouwing waarin ook reeds de bestaande bedrijfswoning is gelegen, meerdere woningen of 1 woning in combinatie met verblijfsrecreatie, wellness, culturele, educatieve en/of sociale doeleinden mogen worden gerealiseerd;
- m. indien meerdere woningen worden gerealiseerd, voorafgaand aan de realisatie, het oppervlak aan bijgebouwen teruggebracht is tot ten hoogste 100 m² per woning, uitgezonderd bijgebouwen met landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden met een groter oppervlak, welke geheel behouden mogen worden;
- n. indien sprake is van de stalling van kampeermiddelen, de desbetreffende aanduiding gehandhaafd blijft binnen de bestemming 'wonen', respectievelijk 'wonen-cultuur en ontspanning';
- o. bij wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 24 respectievelijk artikel 25 van deze regels.
Ad a.
De agrarische bedrijfsactiviteiten zijn reeds langere tijd beëindigd. De bedrijfsbebouwing ter plaatse van onderhavige locatie werd enkel nog verhuurd aan derden voor agrarische opslag en het stallen van vee. Deze verhuur is inmiddels beëindigd.
Ad b.
De Rijksmonumentale boerderij ter plaatse van onderhavige locatie, geregistreerd als monumentnummer 34647, is gelegen in de lintbebouwing van Bruisterbosch. Het straatbeeld ter plekke wordt gevormd door een uitgestrekt bebouwingslint dat her en der wordt afgewisseld met open plekken en agrarisch gebied. Onderhavige bebouwing maakt deel uit van dit lint. Als gevolg van onderhavig plan blijft deze uitstraling ongewijzigd.
Voorts wordt op het achterterrein van onderhavige locatie de verouderde bedrijfsbebouwing gesloopt welke een ruimtelijke kwaliteitsverbetering impliceert. De overige bebouwing ter plekke maakt onderdeel uit van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' en is daarmee onlosmakelijk verbonden de Rijksmonumentale boerderij ter plekke. Dientengevolge is het wenselijk om de bebouwing zoveel mogelijk in stand te houden en op termijn op te knappen en een nieuwe invulling te geven.
Voorts wordt middels het niet opnemen van een bouwaanduiding 'bijgebouwen' voorkomen dat nieuwe bijgebouwen gerealiseerd mogen/kunnen worden en is het realiseren van bouwwerken op het erf - op basis van het vergunningsvrij bouwen - niet meer mogelijk. Dit komt enkel de ruimtelijke kwaliteit ten goede.
Ad c.
Onderhavige ontwikkeling voorziet primair in het wijzigen van de bestemming naar 'Wonen'. Deze ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en architectonische waarden ter plekke. Feitelijk draagt onderhavig plan bij aan duurzame onderhouding van de Rijksmonumentale hoeve door het toekennen van een nieuwe functie binnen vrijkomende agrarische bebouwing.
Ad d.
Onderhavige ontwikkeling ziet op het wijzigen van het gebruik van een voormalige agrarische bedrijfslocatie tot een reguliere woonlocatie. Deze ontwikkeling leidt niet tot een aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap. In paragraaf 5.2.5 wordt hierop nader ingegaan.
Ad e.
Als gevolg van onderhavig plan wordt geen nieuwe woning toegevoegd. Ter plekke is immers sprake van één woning zijnde de voormalige bedrijfswoning. Onderhavige ontwikkeling ziet op het handhaven van deze woning en het planologisch verankeren van het gebruik hiervan ten behoeve van reguliere woondoeleinden.
Ad f.
De hoofdbebouwing betreft de bestaande rijksmonumentale bebouwing gelegen rondom de U-vormige binnenplaats. Voorliggend plan voorziet primair in een planologische functiewijziging en ziet niet op het verrichten van bouwactiviteiten.
Ad g.
In paragraaf 5.1.3 van voorliggend wijzigingsplan wordt nader ingegaan op het feit dat in de beoogde reguliere woning een aanvaardbaar woonmilieu aanwezig is. Geen sprake is van het toevoegen van een nieuwe woning ter plekke.
Ad h.
In Hoofdstuk 5 van voorliggend wijzigingsplan wordt omschreven dat geen milieuhygiënische bezwaren tegen het realiseren van een reguliere woning bestaat en een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden.
Ad i.
Onderhavig plan ziet op het doorvoeren van een inpandige functiewijziging waardoor de waterhuishouding ter plekke niet wordt beïnvloed.
Ad j.
Het plan ziet op het weg bestemmen van de bestemming 'Agrarisch - Bedrijf' waardoor de bedrijfsactiviteiten permanent worden beëindigd. Als gevolg hiervan verbetert het woon- en leefklimaat in de directe omgeving. Voorts wordt een gedeelte van de agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt waardoor de openheid van het achtergelegen open agrarisch gebied word geborgd.
Ad k.
Als gevolg van onderhavig plan neemt de bouwmassa niet toe maar juist af door sloop van bestaande bedrijfsgebouwen. In de nieuwe situatie is het bouwvlak afgestemd op de ter plaatse van de Rijksmonumentale bebouwing opgenomen dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'.
Ad l.
Op basis van het geldend planologisch-juridisch kader is ter plekke één bedrijfswoning toegestaan. Onderhavig plan ziet op het omvormen van deze bedrijfswoning naar één reguliere woning. Er worden geen wooneenheden toegevoegd.
Ad m.
Het plan ziet niet op het realiseren van meerdere woningen. Deze voorwaarde is niet aan de orde.
Ad n.
Ter plaatse van onderhavige locatie is geen sprake van stalling van kampeermiddelen. Dientengevolge is deze voorwaarde niet aan de orde.
Ad e.
Onderhavig plan voorziet in het wijzigen van de bestemming 'Agrarisch - Bedrijf' naar de bestemming 'Wonen'. De vigerende bouw- en gebruiksregels van de bestemming 'Wonen' uit het bestemmingplan 'Buitengebied Margraten 2009' zullen één op één van toepassing worden verklaard.
3.2 Parapluplan Parkeren Eijsden-margraten
Onderhavige locatie is gelegen binnen het plangebied van het facetbestemmingsplan 'Parapluplan Parkeren Eijsden-Margraten', vastgesteld door de gemeenteraad van Eijsden-Margraten op 25 september 2018.
In het bestemmingsplan 'Buitengebied Margraten 2009' is nog geen parkeerregeling opgenomen en wordt verwezen naar de (aanvullende) stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening. Na de inwerkingtreding van de Reparatiewet BZK (Staatsblad 2014 Jaargang 2014, Nr. 458), zijn de parkeervoorschriften niet meer in de verordening opgenomen maar worden deze geregeld in het bestemmingsplan. Met het facetbestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan Parkeren Eijsden-Margraten' is het mogelijk om in één keer de onderliggende bestemmingsplannen gedeeltelijk te herzien, zodat bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen of afwijkend gebruik de aanvraag omgevingsvergunning getoetst kan worden aan het bestemmingsplan als het gaat om het onderdeel parkeren.
Op het aspect parkeren in relatie tot voorliggende planontwikkeling wordt nader ingegaan in paragraaf 5.2.3.
Hoofdstuk 4 Beleid
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het Rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid. Het Rijksbeleid wordt besproken aan de hand van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Voor de beschrijving van het provinciaal beleid is gebruik gemaakt van de Provinciale Omgevingsvisie (POVI) en de Omgevingsverordening Limburg 2014 (OvL2014/OvL2021). Voor wat betreft het regionaal beleid wordt ingegaan op de Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg. Het gemeentelijke beleid is ontleend aan de woonvisie 'Samen bouwen aan de toekomst' vastgesteld door de raad op 23 april 2019.
4.1 Rijksbeleid
4.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: 'NOVI') vastgesteld. In de NOVI staat de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal, waarmee wordt bedoeld dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden.
In de NOVI wordt gebruik gemaakt van afwegingsprincipes bij het maken van keuzes:
- 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies,
- 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en
- 3. Afwentelen wordt voorkomen.
In de NOVI zijn de volgende belangrijkste keuzes opgenomen:
- een klimaatbestendige inrichting van Nederland. Dat betekent dat Nederland zodanig wordt ingericht dat het land de klimaatverandering aan kan. Daarvoor is nodig dat functies meer in evenwicht met natuurlijke systemen (bodem en water) worden ingepast;
- de verandering van de energievoorziening. Bij de inpassing van duurzame energie dient oog te zijn voor omgevingskwaliteit;
- de overgang naar een circulaire economie, waarbij Nederland tegelijk goed kan blijven concurreren en een aantrekkelijk vestigingsklimaat kan bieden;
- de ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland, waarmee wordt gestuurd op een goed bereikbaar netwerk van steden;
- het bij elkaar plaatsen van zogenaamde logistieke functies (bijvoorbeeld distributiecentra, datacenters) om hiermee de openheid en de kwaliteit van het landschap te behouden;
- het toekomstbestendig maken van het landelijk gebied in goed evenwicht met de natuur en landschap.
Daarbij wordt bijvoorbeeld gewerkt aan de overgang naar de kringlooplandbouw zodat gebruik van de grond meer wordt afgestemd op de natuurlijke water- en bodemsystemen.
Ter uitvoering van de in de NOVI gemaakte keuzes is een Uitvoeringsagenda opgesteld. Daarin staat hoe samen met mede overheden en de samenleving uitvoering zal moeten worden gegeven aan de NOVI. In de Uitvoeringsagenda staat een overzicht van instrumenten voor de verschillende beleidskeuzes uit de NOVI. De NOVI wordt uitgewerkt in algemene rijksregels, bestuurlijke afspraken, beleidsprogramma's, inzet van financiële middelen en kennisontwikkeling. Daarnaast wordt gebiedsgericht gewerkt met Omgevingsagenda's en NOVI-gebieden.
In de NOVI wordt ten aanzien van Zuid-Limburg aangegeven dat de regio sociaaleconomische en fysieke opgaven heeft die van betekenis zijn in een bijzondere grensoverschrijdende omgeving (met regio's rond het Duitse Aken, het Waalse Luik en het Vlaamse Hasselt). De opgaven die te maken hebben met bereikbaarheid (drielandentrein), circulaire economie (Chemelot) en bevolkingsdaling (voormalige mijnstreek) zijn stuk voor stuk fors en vragen alle drie internationale afstemming en overleg. Een rijksrol is daarbij noodzakelijk.
4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Barro voorziet in de juridische borging van het nationale ruimtelijke beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Navolgende onderwerpen met nationaal belang zijn opgenomen in het Barro en de eerste aanvulling (Stb. 2012, nr. 388):
- project Mainportontwikkeling Rotterdam;
- kustfundament en de daarbuiten gelegen primaire waterkeringen;
- grote rivieren en rijksvaarwegen en de veiligheid daarom heen;
- toekomstige rivierverruiming van de Maastakken;
- Waddenzee en Waddengebied, en IJsselmeergebied;
- verstedelijking in het IJsselmeer;
- defensie;
- erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
- hoofdwegen en landelijke spoorwegen;
- elektriciteitsvoorziening;
- ecologische hoofdstructuur.
4.1.3 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro)
Naast het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) in werking getreden. In het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen, gebieden, objecten en zones worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. In de Rarro wordt daar uitvoering aan gegeven.
4.1.4 Conclusie Rijksbeleid
Onderhavig plan levert geen strijd op met de NOVI, het Barro en de Rarro. Het Rijksbeleid is niet aan de orde, omdat sprake is van een kleinschalige ontwikkeling en er geen onderwerpen vanuit de NOVI en Barro op het plangebied van toepassing zijn. Ook gelden er vanuit de Rarro geen beperkingen ten aanzien van het plan.
4.2 Provinciaal Beleid
4.2.1 Provinciale Omgevingsvisie Limburg (POVI)
Na inwerkingtreding van de omgevingswet dient de Provincie te beschikken over een Provinciale Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. De provincie heeft in dat verband het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014) vervangen door de Omgevingsvisie Limburg (hierna 'POVl'). De POVI richt zich op de langere termijn (2030-2050) en beschrijft onderwerpen zoals wonen, bodem, infrastructuur, milieu, ruimtelijke economie, water, natuur, luchtkwaliteit, landschap en cultureel erfgoed. Maar ook de aspecten gezondheid en een gezonde leefomgeving worden in de Omgevingsvisie meegenomen.
De zoneringen op grond van het POL2014 zijn in de POVI vertaald op de kaart 'Limburgse principes'. In de POVI is onderhavig plangebied gelegen in een 'buitengebied'.
Uitsnede provinciale kaart met aanduiding ligging plangebied
Buitengebied
De als 'buitengebied' aangewezen gebieden bieden voor volgens POVl kansen voor een breed scala aan vormen van landbouw maar ook voor andere functies. Het provinciale beleid is er op gericht om de stad-land relaties te versterken en de landschappelijke kernkwaliteiten te behouden, te beheren, te ontwikkelen en te beleven. Vanuit de principes 'Meer stad, meer land' en 'Zorgvuldig omgaan met onze ruimte en voorraden' streeft de provincie naar functiecombinaties en het optimaal benutten van bestaande functies.
Buitengebied - Wonen
De provincie stelt in haar omgevingsvisie als opgave 'kwaliteiten buitengebied uitbouwen en versterken landschap en natuur'. De kwaliteiten moeten goed worden goed beschermd, beheerd en ontwikkeld door in te zetten op kwaliteit, kleinschaligheid en innovatie en het ondersteunen van inwoners, ondernemer en maatschappelijke partners. Onderhavige plan draagt bij aan duurzame onderhouding van een Rijksmonumentale hoeve door het hergebruik van een bestaande bebouwing binnen een bestaand bebouwingslint.
4.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014
Naast de indeling in zoneringen is tevens sprake van diverse provinciale beschermingsgebieden, waartoe op grond van de Omgevingsverordening Limburg 2014 specifieke regelgeving geldt.
Uitsnede kaart 'milieubeschermings-gebieden' Omgevingsverordening Limburg 2014 met ligging plangebied
Beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg
Onderhavig plangebied is blijkens de kaart 'Milieubeschermingsgebieden' gelegen in het beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg.
In Nederland zijn in totaal 20 zogenaamde nationale landschappen aangewezen. Dit zijn landschappen met elk een unieke combinatie van cultuurhistorische en natuurlijke elementen. De Nationale Landschappen kenmerken zich door de specifieke samenhang tussen de verschillende onderdelen van het landschap, zoals natuur, reliëf, grondgebruik en bebouwing.
De kernkwaliteiten voor het Nationaal Landschap Zuid-Limburg betreffen: 'schaalcontrast van zeer open naar besloten', 'het groene karakter', 'reliëf en ondergrond' en 'rijk en gevarieerd cultuurhistorisch erfgoed'. Bij (ruimtelijke) ontwikkelingen binnen een nationaal landschap dienen de geformuleerde kernkwaliteiten in acht te worden genomen.
Op grond van de omgevingsverordening geldt primair een verbod op het verrichten van handelen in beekdalen, bronnen of bronzones, graften en holle wegen. Hiervan is ter plaatse van onderhavig plangebied wel sprake. In paragraaf 5.2.5 wordt nader ingegaan op het Nationaal Landschap Zuid-Limburg.
Grondwaterbeschermingsgebied
Voorts is blijkens de kaart 'milieubeschermingsgebieden' van de Omgevingsverordening Limburg 2014 de locatie gelegen binnen een grondwaterbeschermingsgebied. De grondwaterbeschermingsgebieden zijn beschermingszones voor de onttrekkingen voor de openbare drinkwatervoorziening. In de Omgevingsverordening 2014 zijn specifieke regels opgenomen voor de (nieuw)vestiging of uitbreiding van diverse soorten inrichtingen of constructies en voor het (verbod op het) gebruik of vervoer van diverse (schadelijke) stoffen. Grondwaterbeschermingsgebieden zijn tevens kwetsbare gebieden in het kader van de vrijstelling rioleringsverplichting. Bij voorliggend voornemen is echter geen sprake van het realiseren een (bedrijfsmatige) inrichting zoals opgenomen in de Omgevingsverordening Limburg 2014. Omdat ook geen sprake is van grondwerken dieper dan 3 meter beneden maaiveld, is voorliggend plan niet strijdig met regels omtrent grondwaterbeschermingsgebieden.
4.2.3 Omgevingsverordening Limburg 2021 (OvL 2021)
Met de komst van de Omgevingswet is een nieuwe (provinciale) omgevingsverordening nodig die past binnen de kaders en het instrumentarium van de Omgevingswet. Daartoe hebben Provinciale Staten van Limburg in december 2021 de Omgevingsverordening Limburg 2021 (OvL2021) vastgesteld. In hoofdzaak is de nieuwe OvL2021 een beleidsneutrale omzetting van de OvL2014. Weliswaar is sprake van een aantal gewijzigde onderwerpen. Dit betreft instructieregels aan gemeenten op het gebied van wonen, zonne-energie, na-ijlende effecten van de steenkoolwinning en huisvestingsnormen voor internationale werknemers.
De inwerkingtreding van de OvL2021 zal gelijktijdig met inwerkingtreding van de Omgevingswet gaan plaatsvinden. Weliswaar worden nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen door de provincie in de geest van de nieuwe OvL2021 beoordeeld.
4.2.4 Ladder voor duurzame verstedelijking
De zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' is opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid, Besluit ruimtelijke ordening en stelt dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Conform artikel 2.2.1 van de Omgevingsverordening Limburg 2014 (OvL2014) is de definitie van een stedelijke ontwikkeling een 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties (indien twaalf of meer woningen worden gerealiseerd) of andere stedelijke voorzieningen'. Van een dergelijke stedelijke ontwikkeling is bij voorliggende planontwikkeling geen sprake, waardoor de verdere toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking niet aan de orde is.
De ladder voor duurzame verstedelijking is door de provincie verankerd in de Omgevingsverordening Limburg 2014 (OvL2014) in artikel 2.2.2, lid 1. Aanvullend op deze ladder heeft de provincie bepaald dat tevens de mogelijkheden van herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen worden onderzocht.
4.2.5 Limburgs Kwaliteitsmenu
Voor (ruimtelijke) ontwikkelingen buiten de zogenaamde 'rode contouren' is het Limburgs Kwaliteitsmenu van kracht. In dit Kwaliteitsmenu geeft de provincie de Limburgse gemeenten een handreiking op welke wijze deze om moeten gaan met ontwikkelingen in het buitengebied. Gemeenten dienen in een structuurvisie dit provinciale beleidskader te verwerken en aan te geven op welke wijze zij toepassing geven aan het Limburgs Kwaliteitsmenu.
In z'n algemeenheid betreft het Limburgs Kwaliteitsmenu een beleidsregel die onder voorwaarden ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Limburg toestaat. Daarbij dient sprake te zijn van 'kwaliteitswinst'. Deze kwaliteitswinst kan op diverse wijze tot stand komen, zoals bijvoorbeeld het realiseren van een landschappelijke inpassing, het slopen van bedrijfsbebouwing of glasopstanden, het realiseren van natuur of het leveren van een financiële bijdrage in een (gemeentelijk) 'groenfonds'. De provincie geeft in het Limburgs Kwaliteitsmenu richtlijnen en drempelwaarden voor het bepalen van de hoogte van de tegenprestatie bij verschillende soorten ruimtelijke ontwikkelingen.
Voorliggende planontwikkeling voorziet niet in toevoeging van nieuwe bebouwing of verharding. Derhalve is toepassing van het Limburgs Kwaliteitsmenu niet aan de orde.
4.2.6 Conclusie provinciaal beleid
Gelet op vorenstaande uiteenzetting van het vigerende provinciale beleid, bestaan er geen onoverkomelijke belemmeringen met betrekking tot voorliggende planontwikkeling. De ter plaatse van onderhavig plangebied van toepassing zijnde provinciale zonering(en) 'buitengebied' impliceert geen belemmeringen vanuit beleidsoogpunt. Voorts is geen sprake van strijdigheid met de uitgangspunten van het beschermingsgebied 'Nationaal Landschap Zuid-Limburg' en eventuele andere beschermingsgebieden. Ook voldoet onderhavige planontwikkeling aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
4.3 Regionaal Beleid
4.3.1 Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg
De Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg is een gezamenlijke, Zuid-Limburgse ruimtelijke visie op de woningmarkt, opgesteld door de Zuid-Limburgse gemeenten, vanuit het besef dat ruimtelijke ontwikkelingen in één gemeente direct invloed hebben op andere gemeenten. Ook erkennen gemeenten met deze gemeenschappelijke aanpak, dat onderlinge concurrentie, zeker met de huidige bevolkingsontwikkeling en de ambities die Zuid-Limburg als kennisregio heeft, leidt tot negatieve effecten die uiteindelijk ten koste gaan van de kracht van de regio. Een overschot aan woningen is niet in het gezamenlijke belang, want dat kan negatieve gevolgen hebben voor de bestaande woningvoorraad, met alle gevolgen van dien voor leefbaarheid, doorstroming en betaalbaarheid. Doel van deze visie is het creëren van een excellent woon- en leefklimaat in Zuid-Limburg door een goed functionerende woningmarkt met aantrekkelijke, elkaar aanvullende woonmilieus. Dit is een voorwaarde voor het benutten van de economische potentie van de regio, een ambitie die Zuid-Limburg hoog in het vaandel heeft staan.
De SVWZL bevat een driedelige opgave voor gemeenten, namelijk:
- a. het verdunnen van de bestaande voorraad waar sprake is van een overschot;
- b. het terugdringen van de ongewenste planvoorraad tot het niveau van de transformatieopgave;
- c. het toevoegen van woonproducten waar een tekort van is, passend binnen de uitgangspunten van de SVWZL.
Om invulling te geven aan deze opgave hebben de Zuid-Limburgse gemeenten in totaal dertien beleidsafspraken met elkaar gemaakt. Één van de afspraken luidt als volgt:
"Op een uniforme wijze dient een afweging te worden gemaakt om kwalitatief goede nieuwe woningbouw initiatieven aan de woningmarkt programmering toe te voegen. Nieuwe woningbouw initiatieven moeten op grond van Beleidsafspraak VI van de structuurvisie worden gecompenseerd."
Het omvormen van een bedrijfswoning naar een reguliere woning is uitgezonderd van compensatie. Geen sprake is van de toevoeging van een (nieuwe) woning aan de woningvoorraad. Dat neemt niet weg dat aangetoond moet worden dat sprake is van een goed woningbouwplan. Hierover wordt nader ingegaan in de navolgende paragraaf.
4.3.2 Beleidsregel 'Ruim baan voor goede woningbouwplannen 2021'
Het actuele woningbouwbeleid is vastgelegd in de Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg (hierna: 'SVWZL'), aangevuld met de op 15 december 2021 door de gemeenteraad van Eijsden-Margraten vastgestelde - en op 23 februari 2021 in werking getreden - beleidsregel 'Ruim baan voor goede woningbouwplannen 2021'.
Of sprake is van een goed woningbouwplan wordt bepaald aan de hand van drie criteria:
- 1. Criterium 1: Het plan heeft maatschappelijke meerwaarde
Een woningbouwplan heeft maatschappelijke meerwaarde wanneer bijvoorbeeld sprake is van één van de volgende situaties:
- Aantoonbare verbetering van de leefbaarheid in centra en kernen;
- Herstructurering/vervangingsbouw van woningen;
- Hergebruik van winkels of (ander) bestaand waardevol vastgoed met passende woningbouw;
- Aantoonbare bijdrage aan de transformatie van de bestaande woningvoorraad.
Daarbij wordt aangesloten op het ruimtelijke uitgangspunt dat inbreiding boven uitbreiding gaat.
- 2. Criterium 2: Het plan is planologisch aanvaardbaar
Een plan is (ruimtelijk) planologisch aanvaardbaar als het voldoet aan de Ladder van Duurzame verstedelijking (Besluit ruimtelijke ordening; artikel 3.1.6. lid 2) voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Dit betekent dat een beschrijving van de kwalitatieve en kwantitatieve behoefte nodig is:
- Criterium 2a: Het plan sluit aan bij de kwantitatieve behoefte
- Criterium 2b: Het plan sluit aan bij de kwalitatieve behoefte
- 3. Criterium 3: Het plan is (sub)regionaal afgestemd
Het derde criterium betreft subregionale afstemming, zodat gezamenlijke oordeelsvorming plaatsvindt en het gemeenschappelijk belang voorop blijft staan (geen onderlinge concurrentie en overschotten op subregionale niveau). De sub regio bepaalt of het plan aan de subregionale woningmarktprogrammering wordt toegevoegd.
Ad 1. Maatschappelijke meerwaarde
Onderhavig plan voorziet in het hergebruik van een voormalige agrarische bedrijfslocatie welke gekenmerkt is als Rijksmonument. Dientengevolge heeft onderhavig plan maatschappelijk meerwaarde.
Ad 2. Het plan is planologisch aanvaardbaar
Het plan voorziet feitelijk niet het toevoegen van een woning omdat reeds één bedrijfswoning is toegestaan. Derhalve is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in de Ladder voor Duurzame Verstedelijking niet aan de orde. Gelet op de speerpunten van het gemeentelijke woningbouwbeleid, waarop verderop in dit schrijven wordt ingegaan, sluit onderhavig plan aan bij het gemeentelijke woningbouwbeleid.
Ad 3. (Sub) regionale afstemming
Onderhavig plan voorziet niet in de toevoeging van een woning aan de woningvoorraad. Dientengevolge hoeft het plan niet te worden afgestemd met de regio.
4.3.3 Conclusie regionaal beleid
Gelet op vorenstaande uiteenzetting van het regionale beleid wordt geconcludeerd dat onderhavig plan niet strijdig is met dit beleid.
4.4 Gemeentelijk Beleid
4.4.1 Woonvisie 'Samen bouwen aan de toekomst'
In de lokale woonvisie 'Samen bouwen aan de toekomst 2019 - 2025', vastgesteld door de raad in april 2019, heeft de gemeente vier speerpunten geformuleerd:
- De gemeente wil zorg dragen voor voldoende woningen voor alle doelgroepen die nu en in de nabije toekomst in de gemeente woonachtig zijn. De aandacht gaat daarbij vooral uit naar de bestaande woningvoorraad.
- De gemeente wil zich inspannen dat starters, oudere doorstromers en bijzondere doelgroepen optimaal toegang hebben tot de woningvoorraad. Betaalbaarheid en functionaliteit is hierbij een belangrijke randvoorwaarde.
- De gemeente geeft hoge prioriteit aan levensloopbestendigheid en verduurzaming van de bestaande woningvoorraad.
- De gemeente wil de leefbaarheid in alle gemeentelijke woonkernen waarborgen, zo veel mogelijk met behoud van de onderscheidende identiteiten en de waardevolle woonmilieus.
De bebouwing ter plaatse van Bruisterbosch 9 is gekenmerkt als Rijksmonument en gelegen in een gebied aangewezen als 'Beschermd dorpsgezicht'. Onderhavig plan waarborgt de duurzame onderhouding van het pand en daarmee de onderscheidende identiteit en woonmilieu ter plekke. Hiermee sluit onderhavig plan aan bij de visie van de gemeente Eijsden-Margraten.
4.4.2 Conclusie gemeentelijk beleid
Gelet op het vorenstaande uiteenzetting van het gemeentelijke beleid wordt geconcludeerd dat onderhavige planontwikkeling niet strijdig is met dit beleid.
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
Bij de realisering van een planontwikkeling moet rekening worden gehouden met aspecten uit de omgeving die een negatieve invloed kunnen hebben op het plangebied. Dit geldt omgekeerd ook voor de uitwerking dat het plan heeft op zijn omgeving.
5.1 Milieutechnische Aspecten
5.1.1 Bodem
Indien sprake is van een planologische functiewijziging, dient te worden bezien of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Bij voorliggend planontwikkeling is sprake van een planologische functiewijziging. Dientengevolge is een bodemonderzoek uitgevoerd. De rapportage van dit onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 1. Op grond van het verrichte onderzoek zijn de volgende conclusies aanbevelingen gedaan:
Grond
Op basis van de onderzoeksresultaten zijn ter plaatse van onderhavig plangebied enkele 'verdachte' deellocaties. Echter de lichte verontreinigingen zijn van dien aard dat ze geen belemmeringen veroorzaken voor de bestemmingsplanwijziging.
Asbest
Zowel zintuiglijk als analytisch is met betrekking tot asbest voor de tot de onderzoekslocatie behorende drupzones en het overige terrein onverdacht. Voor de drupzone gelegen buiten de onderzoekslocatie is de locatie verdacht. In dat kader dient voor werken in en met verontreinigde bodem rekening te worden gehouden met de genoemde veiligheidsklasses.
Voor wat betreft de onderzoekslocatie, is er geen aanleiding om over te gaan tot het uitvoeren van een nader onderzoek. Vanwege de diversiteit in bodemlagen, dient men er rekening mee te houden, dat voornoemde bodemlagen niet onderling vermengd mogen worden.
Conclusie bodem
Gelet op de uitkomsten van het uitgevoerde bodemonderzoek vormt het aspect bodem geen onoverkomelijke belemmeringen voor voorliggende planontwikkeling.
5.1.2 Geluid
Indien sprake is van het realiseren van (nieuwe) geluidgevoelige objecten (zoals woningen), dient te worden beoordeeld of sprake kan zijn van geluidbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai, industrielawaai en spoorweglawaai.
Onderhavig plangebied is gelegen aan de weg Bruisterbosch, alwaar een maximum snelheidsregime van 30 km/u geldt. Dergelijke wegen zijn op grond van de Wet geluidhinder niet gezoneerd, waardoor als gevolg van deze weg geen akoestisch onderzoek is vereist. Voor wordt bij voorliggende planontwikkeling primair een planologische functiewijziging doorgevoerd waarbij in beginsel niet wordt voorzien in het realiseren van nieuwe geluidgevoelige ruimten. Het wegverkeerslawaai vormt dan ook geen belemmeringen voor de bestemmingswijziging.
Conclusie geluid
Gelet op vorenstaande vormt het aspect geluid geen belemmering voor onderhavig plan.
5.1.3 Milieuzonering
Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat (andersom) nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden. Het waar mogelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:
- het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
- het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
De gemeente beslist zelf of zij op een bepaalde locatie bedrijven of woningen wil mogelijk maken. Dit besluit dient echter wel zorgvuldig te worden afgewogen en te worden verantwoord.
Verordening Wet geurhinder en veehouderij Eijsden-Margraten
Als gevolg van voorliggend plan worden de agrarische bedrijfsactiviteiten ter plekke duurzaam beëindigd. De beëindiging leidt daarmee tot een aanzienlijke milieuwinst voor de (directe) woonomgeving. Ten behoeve van de (voormalige) agrarische bedrijfswoning kan toepassing worden verleend aan Artikel 3 van de verordening Wet geurhinder en veehouderij Eijsden-Margraten op grond waarvan de afstand tot een veestalling minimaal 25 meter moet zijn (buiten de bebouwde kom). Hiervan is in onderhavig geval sprake waardoor een V-stacks berekening niet aan de orde is.
Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij is echter Artikel 5 altijd van toepassing, ongeacht over welk soort woning het gaat. Conform dat artikel geldt voor een woning buiten de bebouwde kom tevens een afstand van 25 meter. Gelet op bovenstaande is hiervan sprake ter plekke sprake.
Bruiterbosch 1 - 3 'Woonzorgboerderij'
Ter plaatse van Bruisterbosch 1 - 3 is een 'Herehoeve Bruisterbosch' gelegen, alwaar een omgevingsverunning is verleend voor het realiseren van woonzorgappartementen. Deze woonzorgappartementen betreffen geen zelfstandige wooneenheden, maar zorgwoningen. Uitgaande van de categorie 'Verpleeghuis' genoemd in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)' dient voor deze bedrijvigheid een grootste richtafstand van 30 meter (vanwege geluid) in acht te worden genomen tussen de grens van de inrichting en de gevel van een (geluid)gevoelig object.
Onderhavige planlocatie is gelegen op meer dan 30 meter afstand waardoor deze bedrijvigheid geen belemmering vormt voor een woonontwikkeling ter plekke.
Bruisterbosch 5-7 'Vakantieboerderij Bruisterbosch'
De direct aangrenzende bebouwing aan de noordzijde van het plangebied is Bruisterbosch 5-7 alwaar het agrarische bedrijf 'Vakantieboerderij Bruisterbosch' is gelegen. Ter plekke is naast logeren in de vakantiewoningen sprake van een mini-kampeerterrein. Uitgaande van de categorie 'kampeerterrein, vakantiecentra, e.d. (met keuken)' genoemd in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)' dient voor deze bedrijvigheid een grootste richtafstand van 50 meter (vanwege geluid) in acht te worden genomen tussen de grens van de inrichting en de gevel van een (geluid)gevoelig object.
De planlocatie is direct aansluitend aan bovengenoemde agrarische bedrijfslocatie. In beginsel zou dit betekenen dat mogelijk niet aan de richtafstand kan worden voldaan.
De voormalige (bedrijfs)woning ter plaatse van onderhavig plangebied vormt op het moment al een gevoelige functie ten opzichte van de bestaande bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de Bruisterbosch 5-7. Dientengevolge is deze woning reeds maatgevend voor de activiteiten van de vakantieboerderij. Voorliggende planontwikkeling verandert deze situatie niet. In de bestaande situatie dient de bedrijfsvoering van het naastgelegen bedrijf te voldoen aan de algemene regels van het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Als gevolg van onderhavig plan wijzigt in feitelijke situatie niks. Het heersende woon- en leefklimaat in de tot burgerwoning op te vormen voormalige bedrijfswoning blijft gelijk. Andersom impliceert voorliggende planologische functiewijziging geen (extra) belemmeringen voor de naastgelegen bedrijfsactiviteiten.
Spuitzones
Onderhavig plangebied is gelegen direct grenzend aan agrarische gronden. Hoewel daarvan in de feitelijke situatie geen sprake van is, is het op basis van het aldaar vigerende bestemmingsplan toegelaten om fruitteelt te exploiteren. Bij fruitteelt wordt gebruik gemaakt van chemische bestrijdingsmiddelen die, vanwege drift, slecht voor de gezondheid kunnen zijn voor de mens.
Als gevolg van voorliggende planontwikkeling is in essentie geen sprake van een verandering; het is en blijft toegestaan om de locatie Bruisterbosch 9 te bewonen door één huishouden. Feitelijk is geen verschil tussen wonen in een bedrijfswoning of in een reguliere burgerwoning. Beiden verschillen niet wat betreft het risico om te worden blootgesteld aan gewasbeschermingsmiddelen.
In dit verband is het verder van belang dat de ontwikkeling ziet op het wijzigen van de bestemming 'Agrarisch - Bedrijf' naar de bestemming 'Wonen'. De huidige bestemming maakt dat ter plaatse onder anderen een agrarisch bedrijf mag worden gecploiteerd. Met onderhavige ontwikkeling wordt het exploiteren van bedrijfsactiviteiten onmogelijk gemaakt.
Dat heeft als gevolg dat de locatie minder intensief zal worden gebruikt, hetgeen de goede ruimtelijke ordening positie beïnvloedt. Daarnaast verbetert het woon- en leefklimaat ter plaatse. Met onderhavige ontwikkeling ontstaat dan ook een betere situatie ten aanzien van het aspect spuitzones.
Conclusie milieuzonering
Gelet op vorenstaande vormt het aspect milieuzonering geen belemmering voor onderhavig plan.
5.1.4 Externe veiligheid
Indien sprake is van het realiseren van een zogenaamd (beperkt) kwetsbaar object dient er een afweging te worden gemaakt of de planontwikkeling ertoe leidt dat er een onaanvaardbaar risico ontstaat in het kader van extern veiligheid.
Het beleid in het kader van de externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving voor wat betreft handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen, als op het vervoer van deze stoffen.
Onderhavig planontwikkeling voorziet primair in de wijziging van de ter plekke aanwezige agrarische bestemming naar een reguliere woonbestemming en impliceert geen significante verandering in de personendichtheid ten opzichte van de huidige bestemde situatie. De locatie mocht worden bewoond door één huishouden (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering) en mag op grond van voorliggend wijzigingsplan opnieuw door maximaal één huishouden worden bewoond (voor reguliere woondoeleinden). Gelet hierop mag worden geconcludeerd dat er geen (extra) risico's ontstaan in het kader van externe veiligheid.
Conclusie externe veiligheid
Gelet op vorenstaande vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor onderhavig plan.
5.2 Overige Ruimtelijke Aspecten
5.2.1 Archeologie en cultuurhistorie
Ter plaatse van onderhavige locatie zijn dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie', 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' en 'Waarde - Cultuurhistorie' van toepassing.
Waarde - Archeologie
De voor deze aangewezen gronden zijn primair bestemd voor instandhouding en bescherming van oudheidkundige waardevolle elementen en terreinen. Sprake is van, op basis van de erfgoedverordening van de gemeente Eijsden-Margraten, de ligging in het gebied kenmerkt als 'monumenten van hoge waarde, niet beschermd volgens de Monumentenwet'. In beginsel dient voor bodemverstorende activiteiten dieper dan 0,30 meter en groter dan 2500 m² van te voren eerst archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Van dergelijke activiteiten is als gevolg van onderhavig plan geen sprake.
Waarde - Cultuurhistorie
Vanwege de rijksmonumentale status van de ter plekke aanwezige boerderij is bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' van toepassing. De voor deze aangewezen gronden zijn primair bestemd voor instandhouding en versterking van de cultuurhistorische waardevolle elementen (monument en karakteristieke bebouwing) en patronen (verkavelingen, wegenpatronen, beplantingspatronen en stedenbouwkundig beeld). Onderhavig plan voorziet primair in het wijzigen van de bestemming naar reguliere bewoning. Dientengevolge is geen sprake van (bouw)activiteiten die invloed mogelijk van invloed zijn op de ter plekke aanwezige cultuurhistorische waarde.
Waarde - Beschermd dorpsgezicht
De voor deze aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van ter plaatse bestaande bebouwing, bouwwerken en bebouwde gronden. Omdat de bestaande Rijksmonumentale boerderij behouden blijft, heeft dit geen invloed op de samenhangende cultuurhistorische waarden en is het stedenbouwkundige beeld van de straatwanden.
Conclusie archeologie en cultuurhistorie
Gelet op vorenstaande vorm het aspect archeologie en cultuurhistorie geen belemmering voor onderhavig plan. De hiervoor genoemde dubbelbestemmingen en bijbehorende regels worden in voorliggend wijzigingsplan één op één van toepassing verklaard.
5.2.2 Kabels en leidingen
Door het plangebied lopen geen boven- en/of ondergrondse leidingen. Er is op dat gebied derhalve geen sprake van bijbehorende (planologische) beschermingszones en/of belangen van derden op dit punt.
De aanwezigheid van kabels en leidingen met betrekking tot de nutsvoorzieningen in de omgeving is evident. Bij het eventueel nader uitwerken van de aansluitingen, dient met de verschillende netwerkbeheerders contact te worden opgenomen.
Conclusie kabels en leidingen
Gelet op vorenstaande vormt het aspect kabels en leidingen geen belemmeringen voor het plan.
5.2.3 Verkeer en parkeren
Voorliggend planvoornemen zal geen gevolgen hebben voor de verkeersstructuur ter plekke. De bestaande ontsluiting(en) van het terrein zal worden gebruikt. Ter plekke is reeds een (bedrijfs)woning aanwezig. Gelet op de beoogde bestemmingswijziging zal geen sprake zijn van een zodanige toename van de verkeersgeneratie waardoor problemen optreden in de verkeersafwikkeling, -veiligheid, en –doorstroming.
Bij het realiseren van nieuwe functies dient de parkeerbehoefte hiervan inzichtelijk te worden gemaakt. Deze parkeerbehoefte dient in beginsel op eigen terrein te worden gerealiseerd. Ter plaatse van onderhavige locatie is reeds één (bedrijfs)woning aanwezig. Deze parkeerplaatsen zijn reeds voorzien op eigen terrein, welk terrein ruimschoots afdoende groot is. Als gevolg van onderhavig plan wijzigt dit niet.
Conclusie verkeer en parkeren
Gelet op vorenstaande vormt het aspect verkeer en parkeren geen belemmering voor het plan.
5.2.4 Waterhuishouding
Voorliggend planontwikkeling voorziet naast de inpandige functiewijziging tevens in een afname van de totale oppervlakte dakverharding, hetgeen een verbetering voor de verwerking van hemelwater ten opzichte van de bestaande situatie impliceert. Immers, er bestaat meer mogelijkheid binnen het plangebied om met hemelwater ter plekke te kunnen laten infiltreren. Voorts wordt gekeken naar de mogelijkheid voor het afkoppelen van het hemelwater. Gelet op de aanwezige buitenruimte is hiervoor afdoende ruimte beschikbaar op eigen terrein.
Conclusie waterhuishouding
Het aspect waterhuishouding vormt geen belemmering.
5.2.5 Natuurbescherming
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Artikel 1.11 Wet natuurbescherming voorziet in een algemene verplichting voor een ieder om voldoende zorg te dragen voor Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving
Kernkwaliteiten
Zoals reeds geconstateerd in paragraaf 4.2.2 is het plangebied gelegen in het beschermingsgebied 'Nationaal Landschap Zuid-Limburg'.
In de Omgevingsverordening Limburg 2014 wordt ten aanzien van het beschermingsgebied 'Nationaal Landschap Zuid-Limburg' voorgeschreven dat de toelichting bij een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op een gebied gelegen in deze gebieden – waarvan in casu sprake is – een beschrijving bevat van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten, de wijze waarop met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten is omgegaan en hoe de negatieve effecten zijn gecompenseerd.
Schaalcontrast van zeer open naar besloten
Onderhavig plangebied is gelegen in een gebied met doorkijken over het Zuid-Limburgse kleinschalige heuvellandschap. Voorliggende planontwikkeling voorziet niet in toevoeging van nieuwe bebouwing ten opzichte van de feitelijke situatie. Juist is sprake van sloop van een ouder vervallen werktuigenberging waardoor het schaalcontrast van zeer open naar besloten verbetert.
Het groene karakter
De (directe) omgeving van het plangebied wordt gekenmerkt door weilanden en kleinschalige landschapselementen. De bestaande beplanting in en rond het plangebied zal worden gehandhaafd. Hierdoor wordt de vrijgekomen ruimte van de te slopen bebouwing ingevuld met nieuw groen waardoor het groene karakter binnen het plangebied wordt versterkt.
Uitsnede kaart landschapselementen met aanduiding plangebied
Noemenswaardig in dit verband is dat op grond van het ter plekke geldende bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Landschapselement' van toepassing is. Uit de daarbij behorende kaart (zie hiervoor) blijkt dat binnen het plangebied geen landschapselementen behoudenswaardig zijn.
Reliëf en ondergrond
Ter plaatse van het plangebied is sprake van een sterk aanwezig heuvellandschap. Als gevolg van voorliggende planontwikkeling wordt het bestaande reliëf, als ook de ondergrond, weliswaar niet gewijzigd.
Rijk en gevarieerd cultuurhistorisch erfgoed
De bebouwing ter plaatse van onderhavige locatie is gekenmerkt als een Rijksmonument. Als gevolg van onderhavig plan wordt een nieuwe invulling gegeven aan deze locatie. Dientengevolge draagt onderhavig plan aan duurzame onderhouding van cultuurhistorisch erfgoed.
Flora & fauna
Als gevolg van onderhavig plan wordt de sloop van de half open werktuigenberging (circa 250 m²) mogelijk gemaakt. Dientengevolge kan sprake zijn van de aanwezigheid van nestplaatsen van beschermde diersoorten. In dat kader is een quickscan flora en fauna uitgevoerd om de aanwezigheid van eventuele beschermde diersoorten al dan niet uit te sluiten. De rapportage van het onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 2. Op grond van het uitgevoerde onderzoek kunnen de volgende conclusies en aanbevelingen worden gedaan:
PM
Natura2000
Ten behoeve van onderhavig plan zou in beginsel inzichtelijk te moeten worden gemaakt of de woning in de gebruiksfase kan leiden tot een significante stikstofdepositie op omliggende Natura2000 gebieden. Gelet echter op het huidige planologische toegestane gebruik, zijnde een agrarische bedrijfslocatie, kan worden verwacht dat in totaliteit de stikstofdepositie als gevolg van onderhavig plan aanzienlijk afneemt. Immers, de ter plaatse mogelijke toegestane bedrijfsactiviteiten zullen permanent worden beëindigd. Gelet op vorenstaande mag worden aangenomen dat als gevolg van onderhavig plan geen sprake is van een significante nadelige verandering van de stikstofdepositie op omliggende de Natura2000 gebieden.
Conclusie natuurbescherming
Gelet op vorenstaande vormt het aspect natuurbescherming geen belemmering voor onderhavig plan.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
De uitvoerbaarheid van de planontwikkeling dient in relatie tot de gemeentelijke financiën te zijn gewaarborgd. Daarbij dient ook te worden onderzocht of en in hoeverre de voorgenomen afwijkingen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan aanleiding kunnen geven tot aanspraken om planschade als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening.
6.1 Grondexploitatie
6.1.1 Algemeen
Afdeling 6.2 van de Wet ruimtelijke ordening draagt de titel 'Grondexploitatie'. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de mogelijkheden voor gemeenten (en ook provincie en Rijk indien deze als planwetgever optreden) om langs publiekrechtelijke weg eisen te stellen aan het in exploitatie brengen van gronden. Het gaat dan onder andere om eisen op het gebied van kostenverhaal, sociale woningbouw, particulier opdrachtgeverschap en fasering van de invulling van den openbare ruimte. Ook zijn in afdeling 6.2 Wro twee bepalingen opgenomen over de wijze waarop langs privaatrechtelijke weg eisen gesteld kunnen worden aan het in exploitatie brengen van gronden.
6.1.2 Exploitatieplan
Afdeling 6.4 Wro beschrijft een publiekrechtelijk stelsel waarbinnen door gemeenten (en in voorkomend geval provincie of Rijk) eisen gesteld kunnen worden aan de grondexploitatie. Dit publiekrechtelijk instrumentarium is aanvullend van aard. Het primaat ligt bij vrijwillige civielrechtelijke afspraken. Deze civielrechtelijke afspraken worden gemaakt in hetzij een anterieure overeenkomst (er is nog geen exploitatieplan vastgesteld) hetzij een posterieure overeenkomst (er is al een exploitatieplan vastgesteld).
Artikel 6.12, lid 1 Wro bepaalt dat de gemeenteraad wordt verplicht om de gronden, waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen, een exploitatieplan op te stellen. Artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening geeft aan om welke bouwplannen het gaat.
Hoofdregel is dat er een plicht bestaat voor het opstellen van een exploitatieplan. Onder artikel 6.12, lid 2 Wro wordt hierop echter een aantal uitzonderingsmogelijkheden geboden:
- het verhaal van kosten over de in het plan of besluit begrepen kosten is anderszins verzekerd;
- het is niet nodig een tijdvak te bepalen waarbinnen de grondexploitatie zal plaatsvinden;
- het is niet nodig een fasering op te nemen waarbinnen werken, werkzaamheden en bouwplannen uitgevoerd moeten worden;
- het is niet nodig eisen en/of regels omtrent de uitvoering te stellen aan het bouwrijp maken en/of de inrichting van de openbare ruimte en/of de aanleg van nutsvoorzieningen;
- het is niet nodig regels te stellen omtrent de uitvoering van de in het bestemmingsplan opgenomen bepalingen omtrent sociale huur en/of koopwoningen, kavels voor particulier opdrachtgeverschap of branches in de detailhandel.
Voorliggende planontwikkeling betreft geen bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1, waardoor het opstellen van een exploitatieplan of het aangaan van een anterieure overeenkomst niet noodzakelijk is.
6.2 Planschade
Artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening biedt de grondslag voor de vergoeding van zogenoemde planschade. Deze schadevergoeding wordt (in beginsel) door het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente toegekend aan degene die als gevolg van een planontwikkeling schade lijdt.
Artikel 6.4a Wro bepaalt dat de gemeente de mogelijkheid heeft om met een initiatiefnemer van een planontwikkeling een overeenkomst te sluiten. De strekking van dergelijke planschadeovereenkomst is dat de door derden geleden schade geheel (of gedeeltelijk) voor rekening komt van de initiatiefnemer, omdat de schade voortvloeit uit het op zijn of haar verzoek ten behoeve van een planontwikkeling wijzigen van het bestemmingsplan of verlenen van een omgevingsvergunning.
Tussen de gemeente Eijsden-Margraten en de initiatiefnemer zal een planschade-verhaalsovereenkomst worden afgesloten. De kosten van eventuele voor vergoeding in aanmerking komende planschadeverzoeken zijn dan ook niet voor rekening van de gemeente Eijsden-Margraten.
Hoofdstuk 7 Planstukken
Het wijzigingsplan 'Bruisterbosch 9 Sint Geertruid' van de gemeente Eijsden-Margraten bestaat uit voorliggende toelichting, regels en een verbeelding.
7.1 Algemeen
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Behalve een vernieuwd stelsel voor processen voor de ruimtelijke ordening in Nederland, worden met de inwerkingtreding van de Wro ook de resultaten van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen) wettelijk verankerd. Dit houdt in dat nagenoeg alle instrumenten uit de Wro door bronhouders digitaal beschikbaar zijn, waardoor de bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar worden. Hiervoor is het pakket 'RO Standaarden 2012' ontwikkeld, dat wettelijk is vastgelegd in de bij de Wro behorende 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening'.
Vergelijkbaarheid van bestemmings- en inpassingsplannen wordt door de SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012) op drie manieren gerealiseerd:
- er is een begrippenkader gegeven dat in de plannen toegepast moet worden. Het gaat dan bijvoorbeeld om lijsten van bestemmingshoofdgroepen met mogelijke gebruiksdoelen, dubbelbestemmingen, aanduidingen, indeling van regels etc. Voor het hanteren van het begrippenkader is geen specifieke software vereist;
- er is een verplichte 'analoge verbeelding' voorgeschreven, hetgeen inhoudt de manier waarop het plan op papieren kaarten moet worden getoond. Er zijn dwingende regels inzake de opmaak van het plan. Voor het opmaken van plannen is in de praktijk speciale software benodigd;
- er is een verplichte 'digitale verbeelding' voorgeschreven, waarmee wordt gedoeld op het tonen van het plan in een digitale omgeving (website).
Vanaf 1 januari 2010 dient een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar te zijn. Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan deze digitaliseringverplichting.
7.2 Toelichting, Regels En Verbeelding
Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. De regels en verbeelding vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderling verband te worden bezien. De regels en de verbeelding zijn namelijk onlosmakelijk met elkaar verbonden, aangezien op de verbeelding de bestemmingen visueel zijn weergegeven en de regels onder andere het gebruik en de bouwmogelijkheden bij deze bestemmingen geven.
7.2.1 Toelichting
De toelichting van het bestemmingsplan heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het totale plan. De toelichting geeft namelijk een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten zoals deze aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting een belangrijk hulpmiddel bij de interpretatie van het bestemmingsplan.
7.2.2 Regels
Conform de SVBP2012 dienen de regels van een bestemmingsplan volgens een bepaalde opbouw te worden opgesteld, waarbij opgemerkt dient te worden dat niet elk bestemmingsplan alle elementen van navolgende opbouw bevat:
- 1. Hoofdstuk 1: Inleidende regels
- Begrippen
- Wijze van meten
- 2. Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
- Bestemmingen
- Voorlopige bestemmingen
- Uit te werken bestemmingen
- Dubbelbestemmingen
- 3. Hoofdstuk 3: Algemene regels
- Anti-dubbeltelregel
- Algemene bouwregels
- Algemene gebruiksregels
- Algemene aanduidingsregels
- Algemene afwijkingssregels
- Algemene wijzigingsregels
- Verwezelijking in de naaste toekomst
- Algemene procedureregels
- Overige regels
- 4. Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
- Overgangsrecht
- Slotregel
De regels van de verschillende bestemmingen worden als volgt opgebouwd, waarbij eveneens geldt dat een bestemmingsregel niet alle elementen hoeft te bevatten:
- Bestemmingsomschrijving
- Bouwregels
- Nadere eisen
- Afwijken van de bouwregels
- Specifieke gebruiksregels
- Afwijken van de gebruiksregels
- Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- Wijzigingsbevoegdheid
Bij voorliggend wijzigingsplan zijn de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Margraten 2009, inclusief 1e herziening' één op één van toepassing verklaard.
7.2.3 Verbeelding
De 'vroegere' plankaart wordt in het kader van het huidige planologische regime aangeduid als 'verbeelding'. Op een verbeelding wordt de grens van het plangebied weergegeven waarbinnen onder meer de verschillende (dubbel)bestemmingen, bouwvlakken en bouw-/functie-/maatvoeringsaanduidingen (en de ligging daarvan) visueel zijn weergegeven.
De verbeelding met betrekking tot voorliggend bestemmingsplan is digitaal raadpleegbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl.
Verder voorziet bijbehorende verbeelding in de naam van voorliggend bestemmingsplan en een tekeningnummer. Dit zijn verplichtingen in het kader van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.
De verbeelding is direct (juridisch) verbonden met de bijbehorende regels. In deze regels worden de condities en voorwaarden gesteld behorende bij de verschillende bestemmingen.
Hoofdstuk 8 Vooroverleg, Inspraak En Formele Procedure
8.1 Inleiding
De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan is door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerp bestemmingsplan ter visie kan worden gelegd. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
8.2 Vooroverleg
Artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, waar nodig, overleg plegen andere betrokken overheden en overheidsdiensten (wettelijke adviseurs). Daarbij moet worden gedacht aan naburige gemeenten, het waterschap, en de diensten van het Rijk en de provincie. Overleg met het waterschap is altijd verplicht, terwijl het tot de verantwoordelijkheid van de gemeente behoort om te beoordelen of overleg met de desbetreffende diensten van het Rijk en de provincie nodig is. Artikel 3:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is van overeenkomstige toepassing.
De bedoeling van dit vooroverleg is voornamelijk om de opstellers van het plan tijdig de mogelijkheid te geven het plan desgewenst aan opmerkingen van andere overheden aan te passen.
8.3 Inspraak
Ingevolge artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening dienen burgemeester en wethouders te besluiten en te publiceren of er terinzagelegging van het bestemmingsplan plaatsvindt, of er zienswijzen kunnen worden ingediend en of een onafhankelijke adviesinstantie advies uitbrengt. Ook is in voornoemd artikel bepaald dat het voornemen tot het voorbereiden van een bestemmingsplan, waarbij geen MER wordt opgesteld, dient te worden gepubliceerd conform artikel 3:12, lid 1 en 2 van de Algemene wet bestuursrecht en langs elektronische weg.
Ten behoeve van voorliggend planvoornemen wordt de wettelijke voorgeschreven zienswijze procedure gevolgd.
8.4 Formele Procedure
8.4.1 Algemeen
De wettelijke (formele) wijzigingsplanprocedure bestaat uit navolgende stappen:
- 1. Openbare kennisgeving van het ontwerp wijzigingsplan.
- 2. Ter inzage legging van het ontwerp wijzigingsplan met alle bijbehorende stukken gedurende 6 weken. Tevens wordt de bekendmaking toegezonden aan Gedeputeerde Staten, belanghebbenden en betrokken Rijksdiensten.
- 3. Gedurende de termijn van ter inzage legging kan een ieder zienswijzen naar voren brengen.
- 4. Vaststelling van het wijzigingsplan door het college van burgemeester en wethouders binnen 8 weken.
- 5. Algemene bekendmaking van het wijzigingsplan door ter inzage legging binnen 2 weken.
- 6. Mogelijkheid tot beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen 6 weken na bekendmaking.
- 7. Inwerkingtreding op de dag na afloop van de beroepstermijn, zijnde 6 weken na de bekendmaking, tenzij binnen deze termijn een verzoek om voorlopige voorziening is ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
8.4.2 Zienswijzen
Het ontwerp van voorliggend bestemmingsplan heeft vanaf donderdag 14 december 2023 tot en met woensdag 24 januari 2024 voor zienswijzen ter visie gelegen. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingekomen.
Bijlage 1 Voorwaardelijke Verplichting Bruisterbosch 9
Bijlage 1 Voorwaardelijke verplichting Bruisterbosch 9
Bijlage 1 Rapportage Bodemonderzoek
Bijlage 1 Rapportage bodemonderzoek